Parketvloerondernemingen 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID I-SZW Nr. 8569 Bijvoegsel Stcrt. d.d. 27-6-1996, nr. 121 ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR PARKETVLOERONDERNEMINGEN De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Gelezen het verzoek van de Stichting Sociaal Fonds Parket namens de Vereniging van Parketvloeren Leveranciers en de Alliance van Fabrikanten en Importeurs als partijen te ener zijde en de Bouw- en Houtbond FNV en de Hout- en Bouwbond CNV als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor parketvloerondernemingen, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst; Overwegende, dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden; dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Nederlandse Staatscourant; dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bezwaren zijn ingebracht; dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen; Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten; Besluit:
Sdu Uitgevers, ’s-Gravenhage 1996 6C0109
CAO856996
1
I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 30 juni 1997 de navolgende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor Parketvloerondernemingen alsmede de daarbij behorende statuten en het reglement van de Stichting Sociaal Fonds Parket, zulks met inachtneming van hetgeen onder II, III, IV en V is bepaald: Artikel 0 Garantie De bepalingen en afspraken, zoals neergelegd in deze CAO, mogen niet tot een verslechtering leiden in de individuele arbeidsvoorwaarden van de werknemer, vallend onder de werkingssfeer van deze CAO. Met betrekking tot het loon is in artikel 8 een specifieke garantieregeling opgenomen. Artikel 1 Werkingssfeer a. Deze overeenkomst is van toepassing op ondernemingen of afdelingen van ondernemingen, waarin het bedrijf wordt uitgeoefend van vervaardiging, assemblage, import en groothandel van parket en/of andere soortgelijke houten vloeren, alsmede laminaat- en kurkvloeren. b. Deze overeenkomst is eveneens van toepassing op ondernemingen of afdelingen van ondernemingen die tegelijk – niet zijn aangesloten bij de Bedrijfsvereniging Detam en geen lid zijn van de Centrale Bond van Woninginrichters, e´n – het bedrijf uitoefenen van het verkopen en/of het leggen van parketvloeren en/of andere soortgelijke houten vloeren, alsmede laminaat- en kurkvloeren. c. Deze overeenkomst geldt niet voor zover de CAO voor het Bouwbedrijf van toepassing is. Artikel 2 Definitie werknemers Bij deze overeenkomst zijn betrokken die mannelijke en vrouwelijke werknemers, die werkzaam zijn bij een onderneming als in artikel 1 bedoeld. De artikelen 4, 5, 8, 10 en 18 lid 3 zijn niet van toepassing op: – leidinggevend personeel; – administratief personeel; – vertegenwoordigers; 2
Parketvloerondernemingen 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen – winkelpersoneel; – schoonmaakpersoneel, etc. Artikel 3 Bedrijfsreglement 1. De werkgever is bevoegd, met inachtneming van wettelijke voorschriften, een reglement vast te stellen en voorschriften te geven omtrent het verrichten van de arbeid, alsmede voorschriften, welke strekken ter bevordering van de goede orde en de goede zeden in de onderneming. 2. De bepalingen van dit reglement en deze voorschriften mogen niet in strijd zijn met de collectieve arbeidsovereenkomst. Artikel 4 Definitie lonen en inkomen Waar in deze overeenkomst sprake is van ,,loon’’ wordt hieronder verstaan het maandloon, bedoeld in artikel 8. Waar sprake is van ,,inkomen’’ wordt hieronder verstaan de brutoverdienste uit arbeid, doch niet daaronder begrepen een eventuele vergoeding voor reistijden, reis- en verblijfkosten, werkkleding en gereedschap. Artikel 5 Indeling functies De werknemers worden ingedeeld in een der vier navolgende loongroepen. Loongroep 1: Gedurende maximaal het eerste dienstjaar voor werknemers die zonder ervaring en/of opleiding in dienst treden. Loongroep 2: Het onder leiding verrichten van eenvoudige werkzaamheden waarvoor weinig of geen ervaring vereist is. Opleidings-/ervaringsniveau: geen of nagenoeg geen. Voorbeeldfuncties: leerling-parketteur, hulp houtbewerkingsmachines.
3
Loongroep 3: Werkzaamheden die over het algemeen een redelijke ervaring, theoretische kennis en zelfstandigheid vereisen. Opleidings-/ervaringsniveau: LTS met aanvullende gerichte vakopleiding of gelijkwaardige kennis. Voorbeeldfuncties: parketteur, machinaal houtbewerker. Loongroep 4: Werkzaamheden die gevarieerd zijn en een ruime ervaring, alsmede theoretische kennis, zelfstandigheid en eigen initiatief vereisen. Enige leidinggevende en contactuele eigenschappen zijn noodzakelijk. Opleidings-/ervaringsniveau: lagere beroepsopleiding en een zekere specialistische kennis verworven door ervaring en/of studie. Voorbeeldfuncties: all-round parketteur, produktiebaas. Van deze indeling, alsmede van het vast individueel overeengekomen bruto-loon per betalingsperiode, dient de werkgever schriftelijk mededeling te doen aan de werknemer. Deze schriftelijke mededeling zal ook dienen te geschieden bij tussentijdse wijzigingen in de loongroepindeling. Artikel 6 Verplichtingen werknemers 1. De werknemer is verplicht, indien hij door de werkgever daartoe in bijzondere gevallen wordt aangewezen, ook andere dan zijn dagelijkse niet tot zijn functie behorende arbeid te verrichten, voor zover althans deze arbeid verband houdt met de arbeid in de onderneming van de werkgever en de werknemer geacht wordt daartoe in staat te zijn. 2. In dit geval blijft het inkomen van de werknemer hetzelfde. Betreft het arbeid, behorende tot een hogere loongroep, welke gedurende meer dan een week onafgebroken moet worden verricht, dan zal hem het daarvoor vastgesteld loon dienen te worden betaald en hem het inkomen verkregen in zijn eigenlijke loongroep worden gegarandeerd. 3. Indien de werknemer enig, tot het bedrijf behorend goed opzettelijk of door onachtzaamheid beschadigt of verliest, is artikel 1638r van het Burgerlijk Wetboek van toepassing.
4
Parketvloerondernemingen 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen Artikel 8 Lonen 1. Per 31 december 19951) gelden voor werknemers ten minste de navolgende lonen per maand (in guldens): Leeftijd
22 21 20 19 18 17 16
jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar
Perc.
100% 85% 75% 65% 55% 50% 40%
Loongroep 1
2
3
4
2445,52 2078,69 1834,14 1589,59 1345,04 1222,76 978,21
2616,15 2223,72 1962,11 1700,50 1438,88 1308,07 1046,46
2786,76 2368,75 2090,07 1811,39 1532,72 1393,38 1114,70
2957,37 2513,77 2218,03 1922,29 1626,56 1478,69 1182,95
2. Op 1 juli 1996 worden de lonen verhoogd met 1,75% en vervolgens op 1 oktober 1996 en 1 april 1997 met 1,25%. In bijlage I zijn de loontabellen per 1 juli 1996, per 1 oktober 1996 en per 1 april 1997 opgenomen. 3. Verhoging van het loon op grond van het bereiken van een hogere leeftijd zal geschieden met ingang van de loonperiode, direct volgende op de verjaardag van de werknemer. 4. De werkgever verstrekt aan de werknemer een loonstrook welke voldoet aan de wettelijke vereisten. 5. Iedere werkgever is gehouden om een reistijdenregeling, alsmede een overwerkregeling te treffen met de parketteur, die een dienstverband met de werkgever heeft. 6. De in dit artikel aangegeven loonschalen betreffen minimumbedragen. Indien een werknemer op grond van zijn individuele arbeidsovereenkomst een hoger loon geniet dan de werkgever conform de CAO-loonschalen minimaal verplicht zou zijn, dan behoudt de werknemer dit loon en worden de toekomstige CAOloonsverhogingen toegepast op dit overeengekomen loon.
) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
1
5
7. Omrekening van het maandsalaris naar een afwijkende periode geschiedt met de volgende factor: – naar uurloon: delen door 173,92; – naar weekloon: delen door 4,348; – naar vierwekenloon: delen door 1,087. Artikel 9a Arbeidstijd 1. De standaardregeling als bedoeld in de Arbeidstijdenwet geldt als uitgangspunt voor de arbeidstijden met inachtneming van het volgende: a. de normale arbeidstijd ligt tussen 07.00 uur en 18.00 uur van maandag tot en met vrijdag met uitzondering van de volgende categoriee¨n werknemers, waarvoor afwijkende arbeidstijden gelden: – winkelpersoneel: tussen 07.00 uur en 18.30 uur; – fabrieks- en kantoorpersoneel: tussen 07.00 uur en 18.00 uur. b. voor voltijdswerknemers bedraagt de wekelijkse arbeidsduur 40 uur. Daarvan wordt als roostervrije tijd vrijaf gegeven met behoud van loon met ingang van 1 januari 1996: 85 uur per jaar; c. In geval van arbeid op zondag gelden 3 vrije zondagen per periode van 4 weken. 2. De werk- en schafttijden alsmede het overwerk zullen in overleg met de werknemers door de werkgever worden vastgesteld. 3. Bij de verdeling van de te verrichten werkzaamheden zal de werkgever zoveel mogelijk rekening houden met de leeftijd van de werknemer. 4. a. Vaststelling van roostervrije uren geschiedt door de werkgever of een daartoe aangewezen functionaris in overleg met de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging door middel van een jaarrooster. b. Indien het bedrijfsbelang zulks vereist, is de werkgever in overleg met de werknemers gerechtigd het reeds vastgestelde jaarrooster te wijzigen. c. Roostervrije uren worden niet vastgesteld op feestdagen of op collectieve vakantiedagen. d. Roostervrije uren kunnen individueel en roulerend worden vastgesteld, danwel collectief per afdeling, danwel collectief per bedrijf, danwel deels individueel en deels collectief. e. Roostervrije tijd kan per uur, per dagdeel of per dag worden vastgesteld. f. Roostervrije tijd wordt niet vervangen in geval van arbeidsongeschiktheid. 6
Parketvloerondernemingen 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen g. Indien op verzoek van de werkgever in roostervrije tijd wordt gewerkt, wordt ten hoogste binnen twee maanden vervangende roostervrije tijd toegekend. Over de aldus gewerkte tijd wordt geen overwerktoeslag betaald. h. Bij indiensttreding behoeft geen roostervrije tijd te worden opgebouwd. i. Bij uitdiensttreding vindt geen afrekening plaats van de in de toekomst gelegen roostervrije tijd. Artikel 9b Deeltijdwerk De werkgever zal een verzoek van een werknemer om in deeltijd te gaan werken in beginsel honoreren, tenzij bedrijfs(organisatorische) redenen zich daartegen verzetten. Desgevraagd zal de werkgever een afwijzing van zo’n verzoek schriftelijk motiveren. Artikel 10 Overwerk 1. Indien zulks naar het oordeel van de werkgever onvermijdelijk is, kan van de werknemer, die de leeftijd van 55 jaar nog niet heeft bereikt, worden gevorderd dat hij overwerk verricht. Dit overwerk kan echter niet langer gevorderd worden dan gedurende acht uur per week en 100 uur per jaar. 2. Voor overuren boven de voor de werknemer normale arbeidsduur per week zullen de werknemers 25% extra inkomen ontvangen. 3. Overwerk op zaterdag en gedurende de uren tussen 23.00 uur en 05.00 uur zal evenwel met 50% extra inkomen worden betaald. 4. Bij hoge uitzondering zal de werkgever, tenzij de werknemer daartegen bezwaar maakt, op zondag of op een der in artikel 13 genoemde feestdagen, arbeid mogen laten verrichten. De op zondagen en feestdagen gewerkte uren zullen in het maximum van 100 overuren worden meegeteld. 5. a. Voor arbeid op zondag, niet zijnde een in artikel 13 genoemde feestdag, wordt het loon uitbetaald met 100% extra inkomen. b. De zon- en feestdagen duren van middernacht tot middernacht. c. Voor arbeid op een in artikel 12 genoemde feestdag, geen zater7
dag of zondag zijnde, wordt boven de in artikel 17 bedoelde vergoeding het loon uitbetaald met 125% extra inkomen. 6. In een week, waarin overuren zijn gemaakt, zal het aantal uren dat een werknemer door te laat komen of willekeurig verzuim minder heeft gewerkt, mogen worden afgetrokken bij de berekening van het aantal uren, waarover extra inkomen moet worden betaald. Artikel 11 Ploegendienst 1. Indien in twee ploegen wordt gewerkt, een morgen- en een middagploeg, zal aan de werknemers 15% toeslag op het inkomen over de in ploegendienst gewerkte tijd worden betaald. 2. Indien in twee-ploegendienst met een nachtploeg moet worden gewerkt, dan zal aan de werknemers in de nachtploeg 25% toeslag op het inkomen over de gewerkte tijd worden betaald. 3. Indien in een drie-ploegendienst moet worden gewerkt, dan zal aan de werknemers van de morgen- en middagploeg 15% en aan de werknemers van de nachtploeg 25% toeslag op het inkomen over de gewerkte uren worden betaald. 4. Over het invoeren van een ploegendienst zal de werkgever overleg voeren met de werknemers. Artikel 12 Feestdagen 1. Op Nieuwjaarsdag, Paasmaandag, Hemelvaartsdag, Pinkstermaandag, de beide kerstdagen en Koninginnedag wordt niet gewerkt, tenzij het 6e lid van artikel 10 wordt toegepast. 3. De werkgever zal de werknemer die de Herdenkingsdag der Nationale Bevrijding wenst te vieren zulks toestaan, indien de wens hiertoe te kennen is gegeven en de werknemer nog snipperdagen tegoed heeft. Artikel 13 Vakantie 1. Het vakantiejaar loopt gelijk met het kalenderjaar. 2. De vakantie-aanspraken op jaarbasis belopen 24 dagen. 8
Parketvloerondernemingen 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen 3. Van de in lid 2 genoemde vakantie-aanspraken worden 15 dagen aaneengesloten gegeven. Van de resterende acht vakantiedagen zullen drie door de werkgever als collectieve vakantiedagen worden vastgesteld. De resterende vakantiedagen kunnen als individuele snipperdagen worden opgenomen. Een verzoek hiertoe dient ten minste drie weken van tevoren aan de werkgever of diens daartoe aangewezen vertegenwoordiger te worden gedaan. 4. De in lid 2 geregelde vakantie-aanspraken worden verlengd met: a. twee dagen bij 25 jaar onafgebroken dienstverband; b. drie dagen bij 40 jaar onafgebroken dienstverband. De tijd gedurende welke de werknemer de dienstplicht heeft vervuld, wordt betrokken in de berekening van het aantal dienstjaren, mits de betrokken werknemer is teruggekeerd bij dezelfde werkgever na de vervulling van de dienstplicht. c. drie dagen bij het bereiken van de 55-jarige leeftijd; d. zes dagen bij het bereiken van de 60-jarige leeftijd. Als peildatum voor de dagen onder a geldt 1 januari van het betreffende vakantiejaar. De extra dagen onder d worden verworven in het jaar dat de 60-jarige leeftijd wordt bereikt. 5. Voor de bepaling van het aantal vakantie- en snipperdagen waarop de werknemers recht hebben, wordt de tijd, welke zij in militaire dienst hebben doorgebracht, met uitzondering van de tijd voor herhalingsoefeningen voor zover deze niet langer dan een maand duren, niet medegerekend. 6. Voor zover een werknemer de hem toekomende vakantie- en snipperdagen door omstandigheden buiten zijn schuld niet kan opnemen, heeft hij het recht dit alsnog te doen binnen een tijdvak van twee jaar volgend op het tijdstip, waarop de aanspraak op vakantie- en snipperdagen is ontstaan. 7. De werknemer, die op 1 januari minder dan een jaar bij dezelfde werkgever in dienst is geweest, heeft recht op een evenredig gedeelte van de in lid 2 van dit artikel genoemde vakantiedagen met behoud van inkomen. 8. De werkgever is, wanneer hij de werkzaamheden in het bedrijf in verband met de aaneengesloten vakantie tijdelijk stilzet, niet verplicht aan een werknemer, die op grond van de duur van zijn dienstverband geen recht heeft op een volle vakantie, het loon door te betalen over de dagen, waarop deze in verband met de duur van zijn dienstverband geen aanspraak kan maken. 9
Zoveel mogelijk zullen echter deze dagen worden gecompenseerd met de snipperdagen, waarop de betrokkene aanspraak heeft of in de toekomst krijgt. 9. Onder de snipperdagen zijn begrepen alle bijzondere vrije dagen met uitzondering van de in de artikelen 12 en 16 genoemde algemeen erkende christelijke feestdagen en bijzondere verzuimdagen. 10. In geval van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of ongeval kan de werknemer maximaal over de laatste zes maanden van de arbeidsongeschiktheid vakantierechten verwerven. De werknemer die hierdoor in de periode van het begin der arbeidsongeschiktheid tot het einde van het lopende vakantiejaar geen 15 vakantiedagen opbouwt, zal van de werkgever extra vakantiedagen ontvangen teneinde een doorbetaalde aaneengesloten vakantieperiode van drie weken mogelijk te maken. 11. Bij bee¨indiging van de arbeidsverhouding heeft de werknemer aanspraak op uitbetaling van de vakantie-aanspraken over het lopende vakantiejaar, voor zover nog niet genoten in de vorm van vakantieen snipperdagen, zulks onverminderd zijn nog eventuele resterende vakantie-aanspraken op grond van dienstverband gedurende het voorafgaande vakantiejaar. De opzegtermijn mag niet als vakantie gelden. Na e´e´n jaar WAO of bij tussentijdse plaatsing op medisch advies in een ander bedrijf zullen de vakantierechten aan de werknemer worden uitbetaald. 12. Indien de werknemer tijdens de aaneengesloten vakantie arbeidsongeschikt wordt zodat hij van zijn aaneengesloten vakantie gedeeltelijk geen gebruik heeft kunnen maken, zal hij het resterende gedeelte van zijn aaneengesloten vakantie op een ander tijdstip kunnen opnemen, mits de werknemer zich arbeidsongeschikt heeft gemeld bij de werkgever respectievelijk de bedrijfsvereniging en de bedrijfsvereniging tot uitkering is overgegaan. 13. Buitenlandse werknemers uit landen, waarmee een wervingsovereenkomst is gesloten kunnen in overleg met de werkgever twee weken onbetaald verlof, aansluitend aan de opgenomen vakantieperiode, opnemen, mits echtgenoot en kinderen van de werknemer woonachtig zijn in het betreffende land. Artikel 14 Vakantietoeslag 1. De werknemers hebben recht op een vakantietoeslag van 8% van het
10
Parketvloerondernemingen 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen inkomen, dat zij gedurende het vakantiejaar in dienst van dezelfde werkgever hebben genoten. Als inkomen zal hierbij tevens worden aangemerkt het gederfde inkomen wegens ziekte, als bedoeld in artikel 19. 2. De vakantietoeslag wordt uitbetaald bij de laatste loonbetaling voor de vakantie, doch uiterlijk op 31 mei van enig jaar. 3. Bij bee¨indiging der arbeidsverhouding heeft de werknemer recht op een vakantietoeslag van 8% van het inkomen, dat hij in het lopend vakantiejaar heeft genoten, voor zover althans deze vakantietoeslag nog niet werd uitbetaald, alles onverminderd zijn nog resterend recht op vakantietoeslag op grond van zijn dienstverband gedurende het voorafgaande vakantiejaar. Artikel 15 Bee¨indiging arbeidsverhouding 1. Ten aanzien van het aangaan en bee¨indigen van de arbeidsovereenkomst zijn de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek van toepassing met inachtneming van hetgeen in de volgende leden van dit artikel is bepaald. 2. De arbeidsovereenkomst wordt, tenzij schriftelijk anders is overeengekomen, aangegaan voor onbepaalde tijd. Wanneer een proeftijd tussen werkgever en werknemer wordt overeengekomen, dient deze schriftelijk te worden vastgesteld. Een dergelijke proeftijd mag ten hoogste twee maanden bedragen. 3. Het opzeggen van een dienstverband dient zodanig te geschieden, dat het einde van de termijn van opzegging steeds samenvalt met het einde van een loonbetalingsperiode. De opzegging van een dienstverband dient steeds per aangetekend schrijven te geschieden. 4. De termijn van opzegging is voor zowel de werkgever als de werknemer ten minste gelijk aan de tijd, die gewoonlijk tussen twee opeenvolgende uitbetalingen van het in geld vastgestelde loon verstrijkt, doch niet langer dan zes weken. Deze beperking geldt niet, voor zover een langere duur van de termijn van opzegging uit het bepaalde in de leden 3, 5, 6 en 7 voortspruit. 5. Onverminderd het bepaalde in lid 4 worden de termijnen van opzegging als volgt vastgesteld: 11
– voor de werknemer bedraagt de termijn van opzegging e´e´n week voor elke twee gehele jaren dienstverband na zijn meerderjarigheid, met een minimum van e´e´n week en een maximum van 13 weken; – voor de werkgever bedraagt de termijn van opzegging e´e´n week voor elk geheel jaar dienstverband na de meerderjarigheid van de werknemer met een minimum van e´e´n week en een maximum van 13 weken. 6. De termijn van opzegging, die krachtens het vorige lid voor de werkgever geldt, wordt verlengd met e´e´n week voor elk vol jaar gedurende hetwelk de werknemer na het bereiken van de leeftijd van 45 jaar bij hem in dienst is geweest; de duur van deze verlenging bedraagt evenwel ten hoogste tien weken. 7. De termijn van opzegging voor de werkgever bedraagt ten minste drie weken ten aanzien van een werknemer, die op de dag van opzegging de leeftijd van 45 jaar heeft bereikt en ten minste e´e´n jaar bij hem in dienst is geweest. 8. Bij een opzegging om een dringende, aan de wederpartij onverwijld medegedeelde reden, dient de schriftelijke bevestiging van de ontslagreden aangetekend te worden verzonden binnen 24 uren na het tijdstip, waarop het dienstverband werd bee¨indigd. 9. De dienstbetrekking eindigt van rechtswege als de werknemer de leeftijd van 65 jaar bereikt. In deze situatie is geen termijn van opzegging vereist. Artikel 16 Korte verzuimen 1. In geval van verzuim, als bedoeld in artikel 1638c van het Burgerlijk Wetboek, wordt het inkomen niet doorbetaald, behalve in de hierna te noemen bijzondere omstandigheden gedurende ten hoogste de daarbij vermelde tijd: a. bij ondertrouw van de werknemer gedurende e´e´n dag; b. bij huwelijk van de werknemer gedurende twee werkdagen; c. bij huwelijk van e´e´n der (schoon)ouders, kinderen, kleinkinderen, broers of zusters, gedurende een dag, mits de plechtigheid wordt bijgewoond, bij de huwelijken van zusters en broers van de echtgeno(o)t(e) van de werknemer gedurende in totaal maximaal e´e´n dag per jaar, mits de plechtigheid wordt bijgewoond en bij 25- en 40-jarig huwelijk van de werknemer, alsmede bij 50-jarig huwelijk van ouders of schoonouders e´e´n dag vrijaf met behoud van loon mits de feestelijkheden worden bijgewoond; d. bij bevalling van de echtgenote gedurende de dag van de beval12
Parketvloerondernemingen 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen ling, alsmede de daaropvolgende dag mits deze dagen normale werkdagen zijn; e. bij overlijden van de echtgeno(o)t(e) en/of eigen kind(eren) van de dag van het overlijden tot en met de dag van de begrafenis; f. bij overlijden van e´e´n der ouders, stiefouders, schoonouders of aangehuwde kind(eren) gedurende een dag, alsmede gedurende de dag der begrafenis, mits de plechtigheid wordt bijgewoond; g. bij de begrafenis van een der broers, zusters, zwagers, schoonzusters, grootouders van beide zijden of kleinkinderen, gedurende een dag, mits de plechtigheid wordt bijgewoond; h. bij militaire keuring gedurende de eerste keuringsdag; i. bij militaire inspectie indien daarvoor door de overheid geen vergoeding gegeven wordt, gedurende een naar billijkheid te berekenen termijn; j. bij uitoefening van de kiesbevoegdheid of bij het vervullen van andere burgerlijke verplichtingen, indien daarvoor door de overheid geen vergoeding wordt verleend, gedurende de daarvoor onvermijdelijk benodigde tijd; k. bij ontslag, wegens slapte in het bedrijf, van een werknemer, die ten minste drie achtereenvolgende maanden in dienst is gedurende e´e´n dag voor het zoeken van een andere werkgever; l. bij ongeval over de dag waarop het ongeval plaatsvond; m. bij bezoek van dokter, tandarts of specialist een door de werkgever naar redelijkheid en billijkheid te bepalen tijdsduur, indien dit bezoek niet in de vrije tijd van de werknemer kan plaatsvinden. Onder verzuim als bedoeld in dit artikel wordt verstaan het verzuim van de tijd waarin, indien niet verzuimd had moeten worden, zou zijn gewerkt. 2. Bij de toepassing van het bepaalde in dit artikel wordt onder echtgen(o)ot(e) mede verstaan de persoon met wie de werknemer op het oogmerk duurzaam samen te leven een gemeenschappelijke huishouding voert, hetgeen moet blijken uit een notarie¨le mededeling danwel een belastingopgave. 3. Bij de toepassing van het bepaalde in dit artikel zijn de regelingen die van toepassing zijn op pleeg-, klein- of achterkleinkinderen eveneens van toepassing op geadopteerde kinderen. Artikel 17 Vergoeding feestdagen 1. Indien op Nieuwjaarsdag, Paasmaandag, Hemelvaartsdag, Pinkster13
maandag, de Kerstdagen en op de dag als bedoeld in artikel 12 ter viering van de verjaardag van de koningin en van de Nationale Bevrijding door de werknemer niet wordt gewerkt, ontvangt hij het inkomen, dat hij verdiend zou hebben, wanneer deze feestdagen werkdagen zouden zijn geweest, met dien verstande, dat met incidenteel overwerk geen rekening wordt gehouden. Hetzelfde is het geval met vakantie- en snipperdagen, alsmede met de bijzondere verzuimdagen ingevolge artikel 16. 2. Het inkomen wordt in deze gevallen berekend op de grondslag van het door de werknemer gedurende het voorafgaande kalenderkwartaal verdiende gemiddelde inkomen. Voor werknemers, wier gemiddelde inkomen niet op deze grondslag berekend kan worden, omdat zij eerst korte tijd werkzaam zijn geweest, wordt dit gemiddelde gelijk gesteld aan dat van andere overeenkomstige werknemers, die gedurende bedoeld kwartaal in hetzelfde bedrijf werkzaam waren. Voor hen, die gedurende of sedert bedoeld kalenderkwartaal zijn overgegaan naar een hogere loonklasse wordt het inkomen berekend op de grondslag van het voor hen ten tijde van de vrije dag of dagen geldende inkomen. Artikel 18 Vergoeding voor reiskosten, werkkleding en gereedschap 1. Behoudens gevallen, waarin de werkgever zelf het vervoer heeft geregeld op enigerlei wijze, zal aan de werknemer, wiens woonplaats meer dan 10 km van de bedrijfsruimte is gelegen, een vergoeding worden gegeven voor de vervoerskosten ter grootte van de reiskosten openbaar vervoer, laagste tarief en verder met inachtneming van het volgende: a. indien de werknemer tijdens de duur van het dienstverband verhuist naar een verder van de bedrijfsruimte gelegen woonplaats, is de werkgever niet gehouden de reiskostenvergoeding daarop aan te passen; b. de vergoeding is alleen verschuldigd over gewerkte dagen; over werkdagen waarop de werknemer geoorloofd verzuim heeft, zal de vergoeding niettemin worden doorbetaald, indien de werknemer een traject-abonnement kan overleggen. 2. De werkgever zal aan de werknemer een vergoeding betalen voor vervoerskosten ter grootte van de kosten openbaar vervoer op basis van het laagste tarief, indien de werknemer zich over een afstand van meer dan 10 km moet verplaatsen van zijn woonplaats voor controle van zijn ziekteverzuim en de werkgever niet op enigerlei wijze heeft voorzien in vervoer. 3. Behoudens gevallen, waarin de werkgever zelf op enigerlei wijze 14
Parketvloerondernemingen 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen werkkleding heeft geregeld, zal aan de werknemer een vergoeding worden gegeven voor werkkleding ter grootte van f 0,90 per gewerkte dag. 4. Behoudens gevallen, waarin de werkgever zelf op enigerlei wijze het voor het werk benodigde gereedschap heeft geregeld, zal aan de werknemer een vergoeding worden gegeven van 50% van de aanschafwaarde, indien de werknemer vooraf toestemming van de werkgever heeft gekregen voor de aanschaf van het gereedschap. Artikel 19 Uitkering bij ziekte en overlijden 1. Bij ziekte heeft de werknemer jegens zijn werkgever recht op doorbetaling van zijn netto-inkomen, behoudens de inkomsten uit niet roostermatig overwerk, gedurende maximaal e´e´n jaar, op voorwaarde de werknemer recht heeft op de uitkering krachtens de Ziektewet danwel de Wet uitbreiding loondoorbetalingsverplichting bij ziekte (Wulbz), ervan uitgaande dat voornoemde wetten het uitkeringspercentage niet lager vaststellen dan 70%. Bij ziekte zullen twee werk-wachtdagen1) gelden, die vervallen nadat de werknemer langer dan tien werkdagen ziek is. 2. Volledig arbeidsongeschikte werknemers zullen gedurende de eerste vier jaren een aanvulling op hun WAO-uitkering ontvangen. De suppletie bedraagt in het eerste jaar 10% en de jaren twee, drie en vier 5% van het dagloon. 3. In geval van overlijden van een werknemer zullen diens nagelaten betrekkingen over de periode vanaf de dag van overlijden tot en met de laatste dag van de tweede maand na die, waarin het overlijden plaatsvond, een uitkering ontvangen ten bedrage van het loon dat de werknemer laatstelijk rechtens toekwam. Onder nagelaten betrekkingen2) worden verstaan: a. de langstlevende der echtgenoten, indien de overledene niet duurzaam van de andere echtgenoot gescheiden leefde; b. bij ontstentenis van de onder a. bedoelde personen aan de minderjarige wettelijke of natuurlijke kinderen; c. bij ontstentenis van de onder a. en b. bedoelde personen aan degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels in de ) Artikel 1638c, lid 8 Burgerlijk Wetboek blijft onverkort van toepassing. ) Artikel 1639l Burgerlijk Wetboek blijft onverkort van toepassing.
1 2
15
kosten van het bestaan voorzag en met wie hij in gezinsverband leefde. Artikel 21 Vakonderwijs en partie¨le leerplicht 1. De werkgevers zijn verplicht ertoe mede te werken, dat de werknemers, indien zij dit wensen, vakonderwijs volgen aan een school of bedrijfsschool. 2. Indien de vakopleiding voor niet-partieel leerplichtigen plaatsvindt tijdens de werktijd en buiten de werkplaats, zullen aan werknemers de verzuimde uren door de werkgever worden vergoed tot een maximum van acht uur per week. 3. Ook zullen de verzuimde werkuren worden vergoed voor het doen van een examen, verband houdende met de vakopleiding. Artikel 22 Behandeling van geschillen 1. Alle geschillen, welke tussen een werkgever en een werknemer inzake de uitlegging van deze overeenkomst ontstaan, kunnen worden voorgelegd aan de arbitragecommissie (p/a Reitseplein 1, 5037 AA Tilburg), onverlet de wettelijke bevoegdheid van andere organen en op voorwaarde dat werkgever en werknemer een gezamenlijk verzoek tot uitlegging indienen. Iedere partij betrokken bij het geschil heeft te allen tijde de mogelijkheid de zaak aanhangig te maken bij de bevoegde burgerlijke rechter. De arbitragecommissie doet hierover uitspraak, welke bindend is voor de bij het geschil betrokken partijen. 2. Partijen kunnen, hetzij rechtstreeks, hetzij door bemiddeling van de vakorganisaties, een geschil bij de arbitragecommissie aanhangig maken. 3. Geschillen worden geacht te zijn ontstaan op het ogenblik, waarop door een der betrokken partijen uitdrukkelijk een zaak als geschil wordt beschouwd. Aan de secretaris der arbitragecommissie moet binnen zes weken na het ontstaan van een geschil schriftelijk daarvan kennis worden gegeven. Door deze schriftelijke kennisgeving wordt de behandeling van het geschil aanhangig gemaakt. 4. De arbitragecommissie kan partijen oproepen voor een openbare zitting, teneinde nadere informatie van partijen te verkrijgen. Partijen 16
Parketvloerondernemingen 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen kunnen zich tijdens de zitting doen vertegenwoordigen of doen bijstaan. 5. De arbitragecommissie bestaat uit twee leden, e´e´n benoemd door de contracterende werkgeversorganisaties en e´e´n door de contracterende werknemersorganisaties. De arbitragecommissie wordt voorgezeten door een onafhankelijke voorzitter/secretaris. 6. Indien de arbitragecommissie niet tot een beslissing kan komen, wijzen beide arbiters een onafhankelijke derde arbiter aan. 7. De beslissing van de arbitragecommissie wordt schriftelijk vastgesteld door de voorzitter/secretaris en na goedkeuring ondertekend door de beide arbiters. Vervolgens wordt de beslissing aangetekend aan elk der partijen verzonden. De beslissing vermeldt de gronden waarop zij berust. Artikel 24 Sociaal Fonds 1. De werkgever betaalt 0,4% van het in het voorgaande jaar in zijn onderneming uitbetaalde premieloon Werkloosheidswet aan de Stichting Sociaal Fonds Parket. De jaarpremie1) is voor de helft in de maand juli en voor de andere helft in de maand december van het lopende kalenderjaar verschuldigd. De statuten van de Stichting bevatten een bepaling krachtens welke belanghebbenden de mogelijkheid wordt geboden zich te vergewissen van de juiste besteding van de ter beschikking komende gelden. 2. De ter beschikking komende gelden zullen door de Stichting worden gebruikt ter bestrijding van de kosten verbonden aan: a. het financieren van de kosten verbonden aan de Arbitragecommissie voor parketvloerenondernemingen; b. het geven van voorlichting en informaties over bepalingen uit de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor Parketvloerenondernemingen, voortvloeiend uit en liggend op het terrein van de arbeidsvoorwaarden; c. de deelname aan de vakopleidingsorganen, de scholing en vor) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht en evenmin nawerking.
1
17
d. e. f. g.
h.
i. j.
ming ten behoeve van in beginsel iedere werknemer, die valt onder de loonbepalingen van bovengenoemde CAO; het afsluiten van de collectieve ongevallenverzekering ten behoeve van de werknemer; het verrichten en publiceren van onderzoek naar het totstandbrengen en uitvoeren van maatregelen ter verbetering van de arbeidsomstandigheden van de werknemers; het bekostigen van onderzoek naar een VUT-regeling en een pensioenregeling voor de bedrijfstakken, vallende onder bovengenoemde CAO; het verrichten en publiceren van onderzoek naar de gevolgen van door partijen bij het CAO-overleg gemaakte afspraken in het belang van iedere werknemer, vallend onder de werkingssfeer van bovengenoemde CAO; het verrichten en publiceren van onderzoek naar de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de toekomstige behoefte aan arbeidskrachten bij ondernemingen, vallend onder de werkingssfeer van bovengenoemde CAO; de algemene publiciteit inzake arbeidsvoorwaarden voor de betrokken bedrijfstakken; het innen en beheren van gelden ter financiering van de vorengenoemde doeleinden.
3. De gelden zullen door de Stichting niet worden gebruikt ter voldoening van de premie van de collectieve verzekering als bedoeld in artikel 25. 4. De statuten en het reglement van de Stichting maken onderdeel uit van deze CAO. Artikel 25 Collectieve ongevallenverzekering 1. De werkgever is verplicht per 1 januari 1993 voor zijn werknemers een verzekering af te sluiten die een uitkering garandeert in geval van blijvend lichamelijk letsel of dood ten gevolge van een ongeval de werknemers in of buiten dienstverband overkomen. De verzekering dient in te houden een recht van de werknemer op een uitkering van f 27.500,– in geval van overlijden en f 55.000,– in geval van algehele blijvende invaliditeit. De werkgever dient ter voldoening aan deze verplichting deel te nemen aan de door de Stichting Sociaal Fonds Parket afgesloten collectieve verzekering. Ten aanzien van deze deelneming kan de werkgever dispensatie krijgen, indien de werkgever voor zijn werknemers een ongevallenverzekering heeft afgesloten, die ten minste voldoet aan de voorwaar-
18
Parketvloerondernemingen 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen den van de collectieve ongevallenverzekering. Het verzoek tot dispensatie kan worden ingediend bij voornoemde stichting. 2. De algemene en bijzondere voorwaarden van de collectieve ongevallenverzekering zijn verkrijgbaar bij: Stichting Sociaal Fonds Parket, Postbus 90154, 5000 LG TILBURG.
19
BIJLAGE I LOONTABEL PER 1 JULI 1996 Leeftijd
22 21 20 19 18 17 16
jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar
Perc.
100% 85% 75% 65% 55% 50% 40%
Loongroep 1
2
3
4
2488,32 2115,07 1866,24 1617,41 1368,58 1244,16 995,33
2661,93 2262,64 1996,45 1730,25 1464,06 1330,96 1064,77
2835,53 2410,20 2126,65 1843,09 1559,54 1417,76 1134,21
3009,13 2557,76 2256,85 1955,93 1655,02 1504,56 1203,65
LOONTABEL PER 1 OKTOBER 1996 Leeftijd
22 21 20 19 18 17 16
jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar
Perc.
100% 85% 75% 65% 55% 50% 40%
Loongroep 1
2
3
4
2519,42 2141,51 1889,57 1637,63 1385,68 1259,71 1007,77
2695,20 2290,92 2021,40 1751,88 1482,36 1347,60 1078,08
2870,97 2440,33 2153,23 1866,13 1579,03 1435,49 1148,39
3046,74 2589,73 2285,06 1980,38 1675,71 1523,37 1218,70
LOONTABEL PER 1 APRIL 1997 Leeftijd
22 21 20 19 18 17 16
20
jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar
Perc.
100% 85% 75% 65% 55% 50% 40%
Loongroep 1
2
3
4
2550,92 2168,28 1913,19 1658,10 1403,00 1275,46 1020,37
2728,89 2319,56 2046,67 1773,78 1500,89 1364,45 1091,56
2906,86 2470,83 2180,14 1889,46 1598,77 1453,43 1162,74
3084,83 2622,10 2313,62 2005,14 1696,65 1542,41 1233,93
Parketvloerondernemingen 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen BIJLAGE 2 REGLEMENT VAN DE STICHTING SOCIAAL FONDS PARKET Artikel 1 Heffing Betaling van de aan de Stichting Sociaal Fonds Parket verschuldigde heffing dient te geschieden in vier gelijke delen, respectievelijk te voldoen voor 15 februari, 15 mei, 15 augustus en 15 december. Indien e´e´n van de delen niet tijdig is voldaan, wordt de vordering op het geheel voor het heffingsjaar verschuldigde nog openstaande bedrag opeisbaar en is de Stichting Sociaal Fonds Parket bevoegd om de wettelijke rente en de buitengerechtelijke invorderingskosten te vorderen van de debiteur, onverminderd de overige kosten van vervolging verschuldigd volgens de wet. Deze buitengerechtelijke invorderingskosten zijn vastgesteld op 15% van het verschuldigde bedrag met een minimum van f 100,–. Artikel 2 Administrateur Als administrateur treedt op het secretariaat van de Stichting Sociaal Fonds Parket te Tilburg. Artikel 3 Omtrent beslissingen van het bestuur over toekenning van de gelden kan geen beroep worden ingesteld, onverlet de mogelijkheid een nieuwe aanvraag in te dienen.
21
BIJLAGE 3 STATUTEN VAN DE STICHTING SOCIAAL FONDS PARKET Artikel 1 Naam en zetel De stichting draagt de naam: ,,Stichting Sociaal Fonds Parket’’. Zij is gevestigd te Tilburg. Artikel 2 Doel Het doel van deze stichting is het bevorderen van de goede arbeidsverhoudingen in en het geheel of gedeeltelijk doen financieren en subsidie¨ren van activiteiten, gericht op het in sociaal-economisch opzicht optimaal functioneren van bedrijfstakken, vallende onder de bepalingen van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor Parketvloerenondernemingen. Binnen de doelstelling van de stichting valt het bevorderen van: a. het financieren van de kosten verbonden aan de Arbitragecommissie voor parketvloerenondernemingen; b. het geven van voorlichting en informaties over bepalingen uit de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor Parketvloerenondernemingen, terzake van de arbeidsvoorwaarden; c. de deelname aan de vakopleidingsorganen, de scholing en vorming ten behoeve van in beginsel iedere werknemer, die valt onder de loonbepalingen van bovengenoemde CAO; d. het afsluiten van een collectieve ongevallenverzekering ten behoeve van de werknemer; e. het verrichten en publiceren van onderzoek naar het totstandbrengen en uitvoeren van maatregelen ter verbetering van de arbeidsomstandigheden van de werknemers; f. het bekostigen van onderzoek naar een VUT-regeling en een pensioenregeling voor de bedrijfstakken, vallende onder bovengenoemde CAO; g. het verrichten en publiceren van onderzoek naar de gevolgen van door partijen bij het CAO-overleg gemaakte afspraken in het belang van iedere werknemer, vallend onder de werkingssfeer van bovengenoemde CAO; h. het verrichten en publiceren van onderzoek naar de ontwikkeling van werkgelegenheid teneinde de toekomstige behoefte aan arbeidskrachten bij ondernemingen te peilen, die vallen onder de werkingssfeer van bovengenoemde CAO; i. de algemene publiciteit inzake arbeidsvoorwaarden voor de betrokken bedrijfstakken;
22
Parketvloerondernemingen 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen j. het innen en beheren van gelden ter financiering van de vorengenoemde doeleinden. Artikel 3 Bestuur Het bestuur bestaat uit vier leden. Artikel 4 Adviseurs en waarnemers De bestuursleden kunnen zich in de vergadering van het bestuur laten bijstaan door adviseurs. Indien door de minister van Sociale Zaken de wens daartoe te kennen wordt gegeven, wordt in overleg tussen het bestuur en de minister een waarnemer benoemd. De waarnemer is gerechtigd alle vergaderingen van het bestuur bij te wonen. De waarnemer ontvangt alle door het bestuur te behandelen stukken. Artikel 5 Benoeming van leden van het bestuur De leden van het bestuur en voor ieder van hen een vaste plaatsvervanger, worden benoemd door: a. de gezamenlijke werkgeversorganisaties, te weten de Vereniging Parketvloeren Leveranciers-VPL en de Alliance van Parket Fabrikanten en Importeurs, die twee leden en hun plaatsvervangers benoemen; b. de gezamenlijke werknemersorganisaties, te weten de Bouw- en Houtbond FNV en de Hout- en Bouwbond CNV, die twee leden en hun plaatsvervangers benoemen. Artikel 6 Zittingsduur De leden van het bestuur en hun plaatsvervangers worden benoemd voor een periode van drie jaar. Aftredende bestuursleden en hun plaatsvervangers komen voor herbenoeming in aanmerking. Voor benoeming of herbenoeming komen niet in aanmerking zij die de leeftijd van vijfenzestig jaar zijn gepasseerd. De leden van het bestuur en hun plaatsvervangers die voor de eer23
ste keer benoemd worden, kunnen eventueel een kortere zittingsperiode dan drie jaar hebben. Artikel 7 Einde lidmaatschap Het lidmaatschap van een lid van het bestuur eindigt door: a. afloop van een periode van drie jaar als aangegeven in artikel 6; b. overlijden; c. schriftelijk bedanken; d. intrekking van het lidmaatschap door de organisaties welke het lid hebben benoemd. Artikel 8 Voorzitter en vice-voorzitter Telkenjare wijst het bestuur uit zijn midden een voorzitter en een vicevoorzitter aan, met dien verstande dat, indien het voorzitterschap wordt bekleed door e´e´n van de leden benoemd door de gezamenlijke werkgeversorganisaties, bedoeld in artikel 5, het vice-voorzitterschap wordt bekleed door e´e´n van de leden, benoemd door de gezamenlijke werknemersorganisaties, bedoeld in artikel 5 en omgekeerd. Het voorzitterschap en het vice-voorzitterschap zal afwisselend worden bekleed door een bestuurslid benoemd door de gezamenlijke werkgeversorganisaties bedoeld in artikel 5 en een bestuurslid benoemd door de gezamenlijke werknemersorganisaties bedoeld in artikel 5. De algemene vertegenwoordigingsbevoegdheid voor de stichting berust bij voorzitter en vice-voorzitter gezamenlijk, behoudens de bevoegdheid van het bestuur om voor bepaalde (groepen van) gevallen speciale machtigingsvoorzieningen te treffen. Artikel 9 Quorum en stemming 1. Voor het houden van vergaderingen en het nemen van besluiten is de aanwezigheid vereist van ten minste twee bestuursleden en/of plaatsvervangende bestuursleden, op voorwaarde dat de werkgevers- en werknemersorganisaties met minimaal een bestuurslid zijn vertegenwoordigd. 2. De bestuursleden benoemd door de organisaties bedoeld in artikel 5 onder a., brengen bij stemming ieder evenveel stemmen uit als ter vergadering bestuursleden benoemd door de organisaties bedoeld in artikel 5 onder b., aanwezig zijn en omgekeerd.
24
Parketvloerondernemingen 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen 3. Stemmingen kunnen plaatsvinden zonder dat een vergadering wordt gehouden, mits dit schriftelijk geschiedt. In dat geval kan een besluit slechts met e´e´nstemmigheid worden genomen. Artikel 10 Staken der stemmen Bij het staken der stemmen wordt in een volgende vergadering welke ten hoogste e´e´n maand later plaatsvindt, andermaal over hetzelfde onderwerp gestemd. Staken de stemmen in tweede instantie wederom, dan wordt over het betreffende onderwerp een bindende uitspraak gevraagd aan een nader te benoemen commissie ad hoc van drie personen. Artikel 11 Huishoudelijk reglement 1. Het bestuur kan een huishoudelijk reglement vaststellen, waarin de bepalingen worden opgenomen omtrent de vaststelling en invordering onder door de werkgevers verschuldigde bijdragen. 2. Ten aanzien van besluiten tot vaststelling of wijziging van het reglement is het bepaalde in artikel 18 lid 1 van toepassing. 3. De bepalingen van het reglement mogen niet in strijd zijn met deze statuten. Artikel 12 Secretariaat en penningmeesterschap Het bestuur benoemt, al dan niet uit zijn midden, een secretaris en een penningmeester dan wel een secretaris/penningmeester. Artikel 13 Financie¨n 1. De middelen van de stichting bestaan uit: a. het stichtingskapitaal; b. bijdragen, die door de ondernemers in de bedrijfstakken vallende onder de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst
25
voor Parketvloerenondernemingen worden verstrekt, ingevolge het terzake bepaalde in evengenoemde overeenkomsten; c. eventuele andere baten. 2. De begroting van inkomsten en uitgaven wordt ter kennisneming toegezonden aan de organisaties genoemd in artikel 5 a. en b. en kan door het bestuur worden goedgekeurd, indien binnen e´e´n maand na toezending van deze organisaties geen schriftelijke bezwaren zijn ontvangen. Artikel 14 Beheer en administratie De gelden van de stichting worden door het bestuur beheerd. De administratie en de wijze van inning van de bijdragen, verschuldigd aan de stichting, worden onder verantwoordelijkheid van het bestuur verricht door een daarvoor door het bestuur in het reglement aan te wijzen administrateur. Artikel 15 Besteding der gelden De ter beschikking gekomen gelden zullen door de stichting worden gebruikt ter bestrijding van de kosten verbonden aan: a. het financieren van de kosten verbonden aan de Arbitragecommissie voor parketvloerenondernemingen; b. het geven van voorlichting en informaties over bepalingen uit de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor Parketvloerenondernemingen, voortvloeiend uit en liggend op het terrein van de arbeidsvoorwaarden; c. de deelname aan de vakopleidingsorganen, de scholing en vorming ten behoeve van in beginsel iedere werknemer, die valt onder de loonbepalingen van bovengenoemde CAO; d. het afsluiten van de collectieve ongevallenverzekering ten behoeve van de werknemer; e. het verrichten en publiceren van onderzoek naar het totstandbrengen en uitvoeren van maatregelen ter verbetering van de arbeidsomstandigheden van de werknemers; f. het bekostigen van onderzoek naar een VUT-regeling en een pensioenregeling voor de bedrijfstakken, vallende onder bovengenoemde CAO; g. het verrichten en publiceren van onderzoek naar de gevolgen van door partijen bij het CAO-overleg gemaakte afspraken in het belang van iedere werknemer, vallend onder de werkingssfeer van bovengenoemde CAO; h. het verrichten en publiceren van onderzoek naar de ontwikkeling van 26
Parketvloerondernemingen 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen werkgelegenheid teneinde de toekomstige behoefte aan arbeidskrachten bij ondernemingen te peilen, die vallen onder de werkingssfeer van bovengenoemde CAO; i. de algemene publiciteit inzake arbeidsvoorwaarden voor de betrokken bedrijfstakken; j. het innen en beheren van gelden ter financiering van de vorengenoemde doeleinden. Met betrekking tot de besteding van de aangevraagde gelden is de aanvrager verplicht om vooraf een begroting bij het bestuur in te dienen. De toewijzing van gelden geschiedt telkens voor e´e´n jaar. Voorts zal jaarlijks aan het bestuur van de stichting verantwoording omtrent de besteding van de ontvangen middelen worden afgelegd. De ontvangen verantwoordingen worden opgenomen in de door de stichting over te leggen rekening en verantwoording als bedoeld in artikel 16. Artikel 16 Jaarlijks legt het bestuur omtrent het gevoerde beleid een rekening en verantwoording, gecontroleerd door een externe registeraccountant, over aan de organisaties genoemd in artikel 5 a. en b. Deze rekening en verantwoording kan door het bestuur worden goedgekeurd indien binnen e´e´n maand na toezending van de betreffende organisaties geen schriftelijke bezwaren zijn ontvangen. Artikel 17 Duur van de stichting De stichting is aangegaan voor onbepaalde tijd. Artikel 18 Statutenwijziging en ontbinding 1. Wijziging van de statuten kan slechts plaatsvinden door het bestuur nadat een voorstel daartoe door het bestuur aan de gezamenlijke werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties genoemd in artikel 5, is toegezonden en op voorwaarde dat binnen e´e´n maand na toezending geen schriftelijke bezwaren zijn ontvangen. 2. De stichting wordt geacht te zijn ontbonden, indien hetzij de werkgeversorganisaties, hetzij de werknemersorganisaties alle door hen benoemde bestuursleden ontslaan onder mededeling aan de stichting, dat de daardoor ontstane vacatures niet zullen worden vervuld. 27
Het bestuur blijft in functie tot de liquidatie van de stichting door dit college is voltooid en geeft een bestemming aan het vermogen van de stichting, met dien verstande dat het saldo zal worden bestemd voor een doel dat binnen of dichtbij de doelstellingen van deze stichting ligt of komt.
28
Parketvloerondernemingen 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen II. Het is de werkgever toegestaan om in het kader van een verzoek om ontheffing als bedoeld in artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945, af te wijken van de onder I opgenomen bepaling(en) houdende een mutatie van het loon voorzover de onverkorte toepassing van die bepaling(en) de verlening van een ontheffing in de weg zou staan om reden dat de personeelskosten van de betrokken onderneming onvoldoende zijn gematigd. III. Indien en voor zover de onder I opgenomen bepalingen strijdig zijn met (mede) ter zake van de vaststelling van lonen en/of andere arbeidsvoorwaarden bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen. IV. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publicatie in de Nederlandse Staatscourant. V. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant. ’s-Gravenhage, 26 juni 1996 De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Namens de Minister: De Directeur van het Centraal kantoor van de Inspectiedienst SZW, A. van Dijk.
29