Raad van •verleg
Metalékbro Overgoo 13 2266JZLei(jschendam Postbus 407
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving
2260 AK Leidschendam
^ ^ ^
fax.:070-3175805
[email protected]
POStbUS 9 0 8 0 1 2509 LV Den Haag
tel.: 070 - 31 71 900
„
^^^^
„„orn
directeur
www.caometalektro.nl
betreft: verzoek om wijziging verplichtsteliing PME
kenmerk: ROM/PME-JH-2015
contactpersoon; J.3. Holierhoek
070-31 71 918
datum: 15 juli 2015
Geachte heer Van der Goes, Partijen betrokken bij de instandhouding van de Stichting Pensioenfonds van de Metalektro (PME), te weten: - van werkgeverszijde: o Vereniging FME-CWM, ondememersorganisatie voor de technologische industrie; - van werknemerszijde: O FNV Metaal; O CNV Vakmensen; O De Unie, Vakbond voor Industrie en Dienstverlening; O VHP2, geven u het volgende in overweging: Bij besluit van 14 november 1949, nr. 2354, Staatscourant 1949, nr. 223, laatstelijk gewijzigd bij besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 28 november 2008, Staatscourant 2008, nr. 965, is op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds 2000 voor werknemers in dienst bij een werkgever in de Metalektro zoals in het besluit onder L is bepaald, de deelneming in de Stichting Pensioenfonds van de Metalektro (PME) verplicht gesteld. Met ingang van 1 januari 2015 is een minimum leeftijd vastgesteld waarop werknemers gaan deelnemen in de pensioenregeling van PME. Zo ook is de reguliere leeftijd waarop werknemers in de Metalektro met pensioen gaan verhoogd tot de eerste van de maand waarop zij hun AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. In verband hiermee verzoek ik u namens genoemde organisaties om de verplichtstelling te wijzigen. Daarnaast behoeft de verplichtstelling wijziging als gevolg van het in overeenstemming brengen met de werkingssfeerbepalingen van de cao's in de Metalektro. Vervolgens zijn redactionele aanpassingen doorgevoerd en zijn verwijzende teksten betrekking hebbend op externe organisaties of regelingen geactualiseerd.
Met vriendelijke groet, Stichting Raad van Overleg in de Metalektro
mr. R.C. Riemens secretaris
Het bestuur van de Stichting Raad van Overleg In de Metalektro (ROM) twordt gevomid door vertegenwoordigers van de wterkgeversorganisaUe Vereniging FME-CWM en de werknemersorganisaties FNV Metaal, CNV Vakmensen, De Unie en VHP2.
£ Metalektro
Het bestuur van de SUchtIng Raad van Overieg in de Metalektro (ROM) wordt gevormd door vertegenwoordigers van de werkgeversorganisatie Vereniging FME-CWM en de werknemersorganisaties FNV Metaal, CNV Vakmensen, De Unie en VHP2.
Artikel 1 Definities In dit besluit wordt verstaan onder: 1. 'werknemer': de werknenner in de zin van de Pensioenwet (Wet van 7 decen?iber 2006, Staatsblad 2006, 705); 2. 'werkgever': de natuurlijke of rechtspersoon voor wie een wérknemer als bedoeld in lid 1 arbeid pleegt te verrichten; 3. 'PME': Stichting Pensioenfonds van de Metalektro, gevestigd te Amsterdam; 4. 'Raad van Overleg in de Metalektro': de Stichting Raad van Overleg in de Metalektro (ROM) gevestigd te 's-Gravenhage. De Raad van Overleg is gerechtigd tot de taken die hem krachtens dit besluit zijn opgedragen. Artikel 2 Verplichtstelling 1. Het deelnemen in PME is verplicht gesteld voor werknemers in dienst van een werkgever in een onderneming in de Metalektro. 2. Een onderneming die activiteiten verricht als beschreven in de leden 6 tot en met 7 valt onder de werkingssfeer van deze verplichtsteliing als in hoofdzaak Metalektro-activiteiten worden verricht. 3. Of in hoofdzaak activiteiten binnen de Metalektro worden verricht, wordt bepaald aan de hand van het aantal arbeidsuren dat door werknemers van de onderneming aan die activiteiten wordt besteed. Van "in hoofdzaak" is sprake als dat gewoonlijk meer dan 50% is van de in de onderneming met de werknemers overeengekomen arbeidsuren. 4. Tot de Metalektro-activiteiten behoren zowel de specifieke activiteiten genoemd in de leden 6 tot en met 7 als werkzaamheden van werknemers die, in een al dan niet ondersteunende functie - waartoe mede wordt verstaan werknemers in de 'overhead' -, werkzaam zijn ten behoeve van die specifieke activiteiten. 5. Voor zover werknemers al dan niet in een ondersteunende functie - waartoe mede wordt verstaan Werknemers in de 'overhead'- werkzaam zijn zowel ten behoeve van de Metalektro-activiteiten als ten behoeve van andere ondernemingsactiviteiten, wordt het aantal arbeidsuren van deze werknemers naar evenredigheid toegerekend aan de verschillende activiteiten van de onderneming. 6. Tot de bedrijfstak 'Metalektro' behoren - voor zover niet genoemd in lid 7 en 8 - ondernemingen waarin, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, iri de regel gedurende ten minste 1.200 uren per week door bij die onderneming in dienst zijnde werknemers, doch met inachtneming van het gestelde onder 9 tot en met 18, 20 en 21, werkzaamheden worden verricht en waarin: a. uitsluitend ofin hoofdzaak het bedrijfvan be- en/of verwerken van metalen wordt uitgeoefend, waaronder onder meer wordt verstaan: 1e het ontwerpen, ontwikkelen, aanleggen, assembleren, construeren, demonteren, draaien, emailleren, forceren, gieten, herstellen, lassen, monteren, onderhouden, persen, pletten, samenstellen, slopen, verscheuren en/of vermalen, smeden, smelten, trekken, vervaardigen, walsen van metaal (waaronder onder meer te verstaan: aluminium, blik, brons, koper, lood messing, staal, tin, ijzer, zink en legeringen of composities hiervan) of metalen apparaten, drijfwerk, gereedschappen, machines, toestellen, voora/erpen en werktuigen (waaronder mede begrepen kracht- en arbeidswerktuigen, landbouwrtractoren, -machines en -werktuigen), alles in de ruimste zin des woords, zoals appendages, automaten, automobielen, beelden, bliksemafleiders, blikwaren, bouten, brandkasten, bromfietsen, bruggen, buizen, capsules, draad, draadnagels, elektriciteitsmeters, elektroden, gaas, gasmeters, haarden, instrumenten (waaronder optische apparaten), jaloezieën, kachels, ketels (onder andere voor centrale venwarming), kinderwagens, klinknagels, kroonkurken, matrassen, matrijzen, meubelen, moeren, motoren, motorrijwielen, muziekinstrumenten, ovens, radiatoren, ramen, reservoirs, rolhekken, rollend materieel, rolluiken, rijwielen, schaatsen, schepen, schroeven, schuifhekken, sierhekken, sluitingen, stempels, tanks, taximeters, tuben, uunwerken, watermeters, zonweringen; 2e het ontwerpen, ontwikkelen, vervaardigen en/of herstellen van apparaten, installaties, stoffen, toestellen, voonwerpen en dergelijke die elektrische energie of haar componenten afgeven, bewaren, gebruiken, meten, omzetten, overbrengen, schakelen, transformeren, verbruiken, verdelen, voortbrengen of waarneembaar maken; 3e het staalblazen en/of zandstralen; 4e het verzinken en/of vertinnen, voor zover dit niet langs galvanotechnische weg geschiedt; 5e het reviseren van verbrandingsmotoren en onderdelen daarvan in de ruimste zin; b. uitsluitend of in hoofdzaak het elektrotechnische scheepsinstaliatiebedrijf wordt uitgeoefend; c. uitsluitend of in hoofdzaak rechtstreeks voor derden het bedrijf wordt uitgeoefend van het: 1. wikkelen of herstellen van elektrotechnische machines en gebruiks- en verbruikstoestellen voor sterk- en zwakstroominstallaties (elektrotechnisch wikkelbedrijf); 2. monteren en bedraden van elektroteclinische en elektronische apparatuur van bedienings-, schakel- en signaleringspanelen (elektrotechnisch paneelbouwbedrijf);
3.
demonteren, repareren, monteren, vervangen, wijzigen, onderhouden, gebruiksgereed opleveren van apparaten, installaties, toestellen, voorwerpen en dergelijke die elektrische energie afgeven, bewaren, gebruiken, meten, omzetten, overbrengen, schakelen, transformeren, verbruiken, verdelen, voortbrengen of waarneembaar maken (elektrotechnisch reparatiebedrijf); d. uitsluitend of in hoofdzaak werknemers ter beschikking worden gesteld als bedoeld in artikel 7:690 Burgeriijk Wetboek (Wet van 14 mei 1998, Staatsblad 1998, 300) van ondernemingen waarin uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of venwerken van metalen wordt uitgeoefend dan wel die op grond van de overige bepalingen van dit artikel worden geacht te behoren tot de Metalektro; echter, niet tot de Metalektro worden geacht te behoren ondernemingen waarin uitsluitend het bedrijfvan het ter beschikking stellen van werknemers van derden wordt uitgeoefend indien de betreffende onderneming: - werknemers voor vijfentwintig procent of meer van de arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers ter beschikking stelt van derden die niet uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of venwerken van metalen uitoefenen dan wel niet op grond van de overige bepalingen van dit artikel worden geacht te behoren tot de Metalektro; - én voor vijftien procent of meer van het totale premieplichtige loon op jaarbasis werknemers ter beschikking stelt van derden op basis van uitzendovereenkomsten met uitzendbeding als bedoeld in artikel 7:691 lid 2 Burgeriijk Wetboek, zoals laatstelijk nader gedefinieerd in Bijlage 1, behorend bij artikel 5.1 van de Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën van 2 december 2005, Directie Sociale Verzekeringen, SV/F&W/05/96420, ter uitvoering van de Wet financiering sociale Verzekeringen (Regeling Wfsv), gepubliceerd in de Staatscourant nummer 242 van 13 december 2005. De onderneming heeft aan dit criterium voldaan indien en voor zover dit door de uitvoeringsinstelling (Belastingdienst, die voor de sociale verzekeringen is belast met het indelen van ondernemingen bij sectoren) als zodanig is vastgesteld; - én geen onderdeel uitmaakt van een groep van ondernemingen die geacht worden te behoren tot de Metalektro; - én geen door werkgevers- en werknemers(organisatie(s)) tot stand gebrachte arbeidspool is; eveneens worden niet geacht tot de Metalektro te behoren ondernemingen die op de dag voorafgaande aan het inwerkingtreden van deze verplichtstelling lid waren van respectievelijk de Algemene Bond voor Uitzendondernemingen (ABU) en/of de Nederiandsé Bond van Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (NBBU) én die op grond daarvan onder de werkingssfeer van de verplichtstelling van de Stichting Pensioenfonds voor Personeelsdiensten (StiPP) vallen. e. anders dan in hoofdzaak het bedrijfvan het be- en/of venwerken van metalen en/of één of meer van de in lid 3 genoemde bedrijven wordt uitgeoefend en daarnaast anders dan in hoofdzaak werknemers ter beschikking worden gesteld ais bedoeld in artikel 7:690 Burgeriijk Wetboek (Wet van 14 mei 1998, Staatsblad 1998, 300) van ondernemingen waarin uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of ven/verken van metalen wordt uitgeoefend dan wel die op grond van de overige bepalingen van dit artikel worden geacht te behoren tot de Metalektro, indien in de betreffende onderneming het grootste deel van het totale premiejDlichtige loon op jaarbasis wordt aangewend ten behoeve van deze activiteiten gezamenlijk. Onder 'vervaardigen' dient eveneens te worden verstaan het assembleren, monteren en samenstellen uit van derden betrokken onderdelen. Ontwerpen en/of ontwikkelen wordt alleen dan tot de werkingssfeer geacht te behoren indien en voor zo ver dit plaatsvindt ten dienste van een of meer overige zelf te verrichten activiteiten als onder de leden a tot en met d omschreven. Onder ontwerpen, ontwikkelen wordt verstaan, uitgaande van een programma van eisen, het omzetten van dit programma in een technische specificatie, waaronder mede wordt verstaan schets, blauwdruk of prototype, enz.. 7. Ongeacht het aantal arbeidsuren gedurende welke in de regel per week door bij die ondernemingen in dienst zijnde werknemers werkzaamheden worden verricht, worden, behoudens het bepaalde in lid 6 tevens geacht tot de bedrijfstak Metalektro te behoren ondernemingen waarin uitsluitend of in hoofdzaak één of meer van de volgende bedrijven worden uitgeoefend: a. het walsen van staal; b. het ijzer- en staalgietersbedrijf; c. het ontwerpen, ontwikkelen, vervaardigen en/of herstellen van vliegtuigen; d. het ontwerpen, ontwikkelen, vervaardigen en/of herstellen van liften; e. het hoogovenbedrijf met inbegrip van zijn nevenbedrijven. Onder 'vervaardigen' dient eveneens te worden verstaan het assembleren, monteren en samenstellen uit van derden betrokken onderdelen.
Ontwerpen en/of ontwikkelen wordt alleen dan tot de werkingssfeer geacht te behoren indien en voor zo ver dit plaatsvindt ten dienste van een of meer overige zelf te verrichten activiteiten als onder de leden c tot en met d omschreven. Onder ontwerpen, ontwikkelen wordt verstaan, uitgaande van een programma van eisen, het omzetten van dit programma in een technische specificatie, waaronder mede wordt verstaan schets, blauwdruk of prototype, enz.. 8. Niet tot de Metalektro worden gerekend ondernemingen, die weliswaar onder de omschrijving van lid 7 vallen, doch die met goedkeuring van dè daartoe in de Metalektro bevoegde instantie onder de werkingssfeer van de Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek ressorteren. 9. Een onderneming, die in verband met het aantal arbeidsuren van haar werknemers is aangesloten bij PME, is, indien het bedoeld aantal arbeidsuren per week in de onderneming, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, gedurende een ononderbroken periode van onderscheidenlijk 3, 2 of 1 jaar, te rekenen vanaf 1 januari van enig jaar, minder heeft bedragen dan onderscheidenlijk 1.200, 800 of 400, na afloop van die periode, met inachtneming van het hierna in lid 10 bepaalde, voor wat betreft het (vroeg)pensioen aangesloten bij Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek. 10. De aansluiting van de in lid 9 bedoelde onderneming bij Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek gaat in op de eerste dag van het eerstvolgende kalenderjaar aanvangende na afloop van de hiervoor onder lid 9 genoemde perioden. 11. Ondernemingen waarvan de bedrijfsuitoefening uitsluitend of in hoofdzaak behoort tot de in lid 6 genoemde takken van bedrijf waarop het tot 1 januari 1985 geldende criterium van het aantal werknemers van toepassing is en die zijn ingeschreven bij PME doch waarbij op of voornoemde datuni gelet op dat criterium aansluiting bij Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek had moeten plaatsvinden, blijven aangesloten bij PME. 12. In geval van rechtsopvolging van een onderneming als hien/oor in lid 9 en 11 bedoeld, wordt voor de toepassing van het in 9 en 11 bepaalde aangenomen dat sprake is van eenzelfde aansluiting. 13. Indien een onderneming ais bedoeld in lid 11 in het kader van het bepaalde bij of krachtens de Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën van 2 december 2005, Directie Sociale Verzekeringen, SV/F&W/05/96420, ter uitvoering van de Wet financiering sociale Verzekeringen (Regeling Wfsv), gepubliceerd in de Staatscourant nummer 242 van 13 december 2005, overgaat naar de sector Metaal en Technische Bedrijfstakken is die onderneming met ingang van dezelfde datum aangesloten bij Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek. 14. Een onderneming, die in verband met het aantal arbeidsuren van haar werknemers is aangesloten bij Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek, is, indien het bedoeld aantal arbeidsuren per week in de onderneming, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, gedurende een ononderbroken periode van onderscheidenlijk 3, 2 en 1 jaar, te rekenen vanaf 1 januari van enig jaar, ten minste heeft bedragen onderscheidenlijk 1.200, 2.000 of 3.000, na afloop van die periode, met inachtneming van het hierna in lid 15 bepaalde, voor wat betreft het (vroeg)pensioen aangesloten bij PME. 15. De aansluiting van de in lid 14 bedoelde onderneming bij PME gaat in op de eerste dag van het eerstvolgende kalenderjaar aanvangende na~afloop van de hiervoor in lid 14 genoemde perioden. 16. Ondernemingen waan/an de bedrijfsuitoefening uitsluitend of in hoofdzaak behoort tot de in lid 6 genoemde takken van bedrijf waarop het tot 1 januari 1985 geldende criterium van het aantal werknemers van toepassing is en die zijn ingeschreven bij Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek, doch waarbij op of voor genoemde datum gelet op dat criterium aansluiting bij PME had moeten plaatsvinden, blijven aangesloten bij Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek. 17. In geval van rechtsopvolging van een onderneming als hien/oor in lid 14 en 16 bedoeld, wordt voor de toepassing van het in lid 14 en 16 bepaalde aangenomen dat sprake is van eenzelfde aansluiting. 18. Indien een onderneming als bedoeld in lid 16 in het kader van het bepaalde bij of krachtens de Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën van 2 december 2005, Directie Sociale Verzekeringen, SV/F&W/05/96420, ter uitvoering van de Wet financiering sociale Verzekeringen (Regeling Wfsv), gepubliceerd in de Staatscourant nummer 242 van 13 december 2005, overgaat naar de sector Metaalindustrie ofde sector Elektrotechnische Industrie is die onderneming met ingang van dezelfde datum aangesloten bij PME.
19. De Commissie Werkingssfeer ^ ziet toe op de toepassing van de met betrekking tot de indeling en de overgang van ondernemingen in de leden 6 en 9 tot en met 18 gestelde regelen. 20. Deze verplichting geldt niet voor: 1. de bestuurders van naamloze vennootschappen en van besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid; \ 2. de werknemers die als vakantiewerker uitsluitend tijdens de in Nèderiand gangbare en aaneengesloten vakantieperiode van niet langer dan 2 maanden in dienst van een werkgever zijn; 3. werknemers tot de eerste van de maand waarin de 18^ verjaardag valt, alsmede voor de werknemers die op de eerste van de maand de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt; 4. de werknemers die werkzaam zijn in de lithografische afdelingen van ondernemingen in de Metalektro en daar grafische vakarbeid verrichten voor zo ver deze werknemers verplicht zijn tot deelneming in het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Grafische Bedrijven (Staatscourant van 26 maart 2015, nr. 34407-n2).
De Commissie Werkingssfeer Is samengesteld door de Stichting Raad van Overleg in de Metalektro en de Stichting Vakraad Metaal en Techniek. Het secretariaat van de Commissie Werkingssfeer is gevestigd: Postbus 93234, 2509 AE Den Haag, telefoon 070-3160325, In de commissie hebben tevens zitting het Pensioenfonds van de Metalektro (PME) en het Pensioenfonds Metaal en Techniek (PMT).
WERKGEVERiSGEGEVENS
Direct aan het bpf gebonden werkgevers Hoeveel werkgevers vallen direct onder de werkingssfeer van het verplichtgestelde bpf^? 747 Geef aan op welke peildatum dan wel over welke periode de gegevens verzameld zijn. 1 november 2014
2
Werkgevers gebonden door de werkingssfeer van de verplichtstelling Wat is het totale aantal werkgevers dat valt onder de werkingssfeer van het verplichtgestelde bpf?
1.055 Geef aan op welke peildatum dan wel over welke periode de gegevens verzameld zljn. 6 november 2014 De wijze waarop de gegevens zljn verkregen over het aantal werkgevers dat direct en in totaal onder de werkingssfeer van het bpf valt moet worden toegelicht. Daarvoor is onderstaand een aantal aandachtspunten opgenomen. Afhankelijk van de gehanteerde methode kunnen de aandachtspunten al dan nlet relevant zijn. Indien een van de genoemde methoden van toepassing is, dienen de vragen waarvoor een is opgenomen te worden aangekruist en te worden beantwoord. De toelichting kunt u opnemen in het daarvoor opgenomen tekstvak. Als u meer ruimte in fiet tekstvlak nodig heeft klikt u op de rand van het tekstvlak en kunt u door te slepen het tekstvak vergroten. De eerste vraag dient altijd te worden beantwoord. Er zijn globaal 3 methoden, die elkaar overigens nlet uitsluiten: gebruik maken van bestaande bronnen/bestanden, onderzoek en extrapolatie. Daarnaast moet zonodig een toelichting worden gegeven op de actualiteit van de gebruikte gegevens. Achter de genoemde aandachtspunten is een verwijzing opgenomen naar een uitgebreidere toelichting in deel 2 van dit formulier. Dat deel gaat in op de gehanteerde onderzoeksmethode (ad. 1); de gebruikte bronnen (ad. 2); de wijze van meting (ad. 3); de relatie tot de werkingssfeer (ad. 4 ) ; en de actualiteit van de gegevens (ad. 5).
Een werkgever-valt direct onder de werkingssfeer van het verplichtgestelde bpf als hij lld is van een werkgeversorganisatie die betrokken Is bij de aanvraag om verplichtstelling. Pagina 4 van 12
Bestaande bronnen/bestanden Geef voor het uitgevoerde onderzoek naar de bij vraag 1 en 2 opgegeven aantallen een beschrijving van: • de gebruikte bronnen (ad. 2) • de bronnen in relatie tot de werkingssfeer (ad. 4) • de uitgevoerde correctie in de bronbestanden (ad. 4) • • •
ledenlijst werkgeversvereniging FME-CWM centraal werkgeversbestand Metalektro van aangesloten ondernemingen blj de cao-fondsen (ROM) en PME door UWV verrijkt werkgeversbestand met aantal werknemers per onderneming a.d.h.v. doorde Metalektro aangeboden loonheffingennummers van de aangesloten werkgevers
zie bijgevoegde beschrijving en flow-chart
Er is gebruik gemaakt van meerdere bestanden. Geef onderstaand een beschrijving van: • de representativiteit van de bestanden (ad. 2) • uitgevoerde correcties voor dubbeltellingen (ad. 2) • de wijze van 'matching' van de bestanden (ad. 1) • •
•
ledenlijst werkgeversvereniging FME-CWM: peildatum 1 november 2014 centraal werkgeversbestand Metalektro van aangesloten ondernemingen bij de cao-fondsen (ROM) en PME: peildatum 6 november 2014 door UWV verrijkt werkgeversbestand met aantal werknemers per onderneming a.d.h.v. door de Metalektro aangeboden loonheffingennummers van de aangesloten werkgevers: peildatum 1 november 2014
zie bijgevoegde beschrijving en flow-chart
•
De bronnen sluiten niet volledig aan blj de werkingssfeer. Geef een beschrijving van: • de correcties die zljn uitgevoerd (ad. 4) n.v.t.
Onderzoek •
Er is (aanvullend) steekproefonderzoek uitgevoerd, bijvoorbeeld op basis van een enquête. \ Geefeen beschrijving met cijfermatige onderbouwing van: • de gehanteerde methodiek (ad. 1) • het steekproefkadèr in relatie tot de werkingssfeer (ad. 1) • de respons (ad. 1) • de representativiteit van de steekproef (ad. 1) • eventueel gebruikvan aanvullende informatie (ad. 1) • toegepaste berekeningen en schattingen (ad. 1) Pagina 5 van 12
n.v.t.
Extrapolatie •
.
Onderzoeksgegevens zijn middels andere bronnen geëxtrapoleerd. Geef een beschrijving met cijfermatige onderbouwing van: • de hiervoor gebruikte bronnen (ad. 2) • de representativiteit van het verkregen bestand (ad. 2) • de verschillen tussen de bronnen (ad. 2)) • eventueel uitgevoerde correcties (ad. 4) n.v.t.
Peildatum •
Er zijn gegevens gebruikt ouder dan een jaar, (terug)gerekend vanaf de datum van Indiening van de aanvraag. Geefeen beschrijving van: • de reden waarom het niet mogelijk is om gegevens van recenter datum te levei-en (ad. 5) • de aannemelijkheid dat sindsdien binnen de bedrijfstak geen grote fluctuaties in de genoemde aantallen zljn opgetreden. Indien wel sprake is van grote fluctuaties is aanvullend onderzoek of extrapolatie nodig (ad. 5) n.v.t.
Overig •
Overige opmerkingen n.v.t.
Pagina 6 van 12
GEGEVENS WERKZAME PERSONEN
Direct aan het bpf gebonden werknemers^ Hoeveel werknemers worden direct aan het bpf gebonden (In voorkomend geval inclusief personen die in een andere hoedanigheid werkzaam zijn in de bedrijfstak(ken)zoals zzp-ers)?
149.766 In voorkomend geval: het aantal personen dat in een andere hoedanigheid werkzaam is in de bedrijfstak(ken) en direct aan het bpf gebonden is? n.v.t. Geef aan op welke peildatum dan wel over welke periode de gegevens verzameld zijn. 1 november 2014
Werknemers gebonden door de verplichtstelling Wat is het totale aantal werknemers dat valt onder de werkingssfeer van de verplichtstelling (In voorkomend geval inclusief personen die in een andere hoedanigheid wèrkzaam zijn in de bedrijfstak(ken) zoals zzp-ers) ?
166.394 In voorkomend geval: het aantal personen dat In een andere hoedanigheid werkzaam is in de bedrijfstak(ken) en waarop de verpllchtstellingsaanvraag betrekking heeft? n.v.t. Geefaan op welke peildatum dan wel over welke periode de gegevens verzameld zijn. 1 november 2014
De wijze waarop de gegevens zijn verkregen over het aantal werkzame personen, dat direct en in totaal onder de werkingssfeer van het verplichtgestelde bpf valt, moet worden toegelicht. Daarvoor Is onderstaand een aantal aandachtspunten opgenomen. Afhankelijk van de gehanteerde methode kunnen de aandachtspunten al dan nlet relevant zljn. Indien een van de genoemde methoden van toepassing Is, dienen de vragen waarvoor een is opgenomen te worden aangekruist en te worden beantwoord. De toelichting kunt u Een werknemer valt direct onder de werkingssfeer van het bpf als hij werkzaam Is bij een werkgever die lid is van een werkgeversorganisatie betrokken bij het bpf. Pagina 7 van 12
opnemen in het daarvoor opgenomen tekstvak. Als u meer ruimte in het tekstvlak nodig heeft, klikt u op de rand van het tekstvlak en kunt u door te slepen het tekstvak vergroten. De eerste vraag dient altijd te worden beantwoord. Er zijn globaal 3 methoden, die elkaar overigens nlet uitsluiten: gebruik maken van bestaande bronnen/bestanden, onderzoek, en extrapolatie. Daarnaast moet zonodig een toelichting worden gegeven op de actualiteit van de gebruikte gegevens. Achter de genoemde aandachtspunten is een verwijzing opgenomen naar een uitgebreidere toelichting in deel 2 van dit formulier. Dat deel gaat in op de gehanteerde onderzoeksmethode (ad. 1); de gebruikte bronnen (ad. 2 ) ; de wijze van meting (ad. 3); de relatie tot de werkingssfeer (ad. 4 ) ; en de actualiteit van de gegevens (ad. 5).
Bestaande bronnen/bestanden Voor het geef een • de • de • de • de • • •
uitgevoerde onderzoek, beschrijving van: gebruikte bronnen (ad. 2) bronnen in relatie tot de werkingssfeer (ad. 4) uitgevoerde correctie in de bronbestanden (ad. 4) gehanteerde meeteenheid (ad.,3) ledenlijst werkgeversvereniging FME-CWM centraal werkgeversbestand Metalektro van aangesloten ondernemingen bij de cao-fondsen (ROM) en PME door UWV verrijkt werkgeversbestand met aantal werknemers per onderneming a.d.h.v. door de Metalektro aangeboden loonheffingennummers van de aangesloten werkgevers.
Gehanteerde meeteenheid: absolute aantallen werkgevers met hun werknemers op peildatum zie bijgevoegde beschrijving en flow-chart
Indien gebruik is gemaakt van meerdere bestanden, geef een beschrijving van: • de representativiteit van de bestanden (ad. 2) • uitgevoerde correcties voor dubbeltellingen (ad. 2) • de wijze van matching van bestanden (ad. 1) • •
•
ledenlijst werkgeversvereniging FME-CWM: peildatum 1 november 2014 centraai werkgeversbestand Metalektro van aangesloten ondernemingen bij de cao-fondsen (ROM) en PME: peildatum 6 november 2014 door UWV verrijkt werkgeversbestand met aantal werknemers per onderneming a.d.h.v. door de Metalektro aangeboden loonheffingennummers van de aangesloten werkgevers: peildatum 1 november 2014
zie bijgevoegde beschrijving en flow-chart
•
Sluiten de bronnen niet volledig aan bij de werkingssfeer, geefeen beschrijving van:
Pagina 8 van 12
de correcties die zijn uitgevoerd (ad. 4) n.v.t.
Onderzoek •
Is er aanvullend steekproefonderzoek uitgevoerd, bijvoorbeeld op basis van een enquête, geefeen beschrijving van: • de gehanteerde methodiek (ad. 1) • het steekproefkadèr In relatie tot de werkingssfeer (ad. 1) • de respons (ad. 1) ' de representativiteit van de steekproef (ad. 1) • eventueel gebruik van aanvullende informatie (ad. 1) • toegepaste berekeningen en schattingen (ad. 1 ) n.v.t.
Extrapolatie •
Indien onderzoeksgegevens middels andere bronnen zijn geëxtrapoleerd, geef een beschrijving van: • de hiervoor gebruikte bronnen (ad. 2) • de representativiteit van het verkregen bestand (ad. 2) ^ • de verschillen tussen de bronnen (ad. 2) • eventueel uitgevoerde correcties (ad. 4) n.v.t.
Peildatum •
Zljn gegevens gebruikt ouder dan een jaar, (terug)gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag, geefeen beschrijving van: • de reden waarom het nlet mogelijk is om gegevens van recenter datum te leveren (ad. 5) C • de aannemelijkheid dat sindsdien binnen de bedrijfstak geen grote fluctuaties In de genoemde aantallen zijn opgetreden. Indien wel sprake is van grote fluctuaties is aanvullend onderzoek of extrapolatie nodig (ad. 5) n.v.t.
Overig •
Overige opmerkingen
n.v.t.
Pagina 9 van 12
PME
PlH%lO£NfOH0i VAN PE METAUKTRO
Stichting Pensioenfonds van de Metalektro Pensioenreglement 2015 PME
geldend vanaf 1 januari 2015
20150701 PME Pensioen reglement v5
Pagina 1
INHOUDSOPGAVE A. PENSIOENREGELING PER 1 JANUARI 2015
4
I. ALGEMENE BEPALINGEN 1. Definities 2. Deelnemerschap 3. Fiscale begrenzing van pensioenen 4. Pensioenuitkeringen 5. Informatie 6. Wijziging pensioenreglement 7. Geschillenprocedure 8. Klachtenprocedure 9. Hardheidsbepaling
4 4 g 10 10 -10 13 13 14 14
II. PENSIOENAANSPRAKEN EN PENSIOENRECHTEN
15
1. Karakter pensioenregeling 2. Opsomming pensioenaanspraken 3. Ouderdomspensioen 4. Partnerpensioen 5. Wezenpensioen 6. Korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten
15 15 15 16 17 17
III. BEËINDIGING ENIOF VOORTZETTING DEELNEMERSCHAP 1. Tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap 2. Voortzetting deelnemerschap bij werkloosheid met WW-uitkering 3. Voortzetting deelnemerschap zonder WW-uitkering 4. Voortzetting deelnemerschap bij Arbeidsongeschiktheid 5. Waardeoverdracht 6. Scheiding 7. Verlof
18 18 18 21 22 25 26 27
IV. HERSCHIKKING VAN PENSIOEN 1. Algemeen 2. Deeltijdpensionering 3. Ven/roeging of uitstel ten opzichte van de Pensioenrichtdatum 4. Uitruil van pensioenaanspraken 5. Hoog/laag- en laag/hoog -uitkering ouderdomspensioen
29 29 29 30 32 33
V. TOESLAGVERLENING 1. Voorwaarden voor toeslagverlening 2. Wijze van toeslagverlening
34 34 34
VI. A COLLECTIEVE EN INDIVIDUELE AANVULLENDE REGELINGEN 1. Uitleg Mogelijkheden 2. De Werkgever kan de volgende collectieve aanvullende regelingen verzekeren: 3. De Deelnemer kan in overleg met zijn Werkgever de volgende individuele aanvullende regeling verzekeren:
35 35 35
VI. B ANW-HIAATPENSIOEN 1. Definities 2. Verzekering van ANW-hiaatpensioen 3. Ingang en einde Verzekering 4. Verzekerde pensioenbedragen 5. Verplichtingen Deelnemer 6. Medische Acceptatie 7. Uitsluitingen 8. Toekenning en uitbetaling 9. Beëindiging van de uilkering 10. Financiering 11. Arbeidsongeschiktheid 12.0verige bepalingen 13.Voortzetting na einde dienstbetrekking of pensionering 20150701 PME Pensioenreglement v5
36
37 37 37 37 38 38 39 39 40 40 40 !..!'..!!^!'^!".!42 42 42 Pagina 2
VII. FINANCIERING............ 1 . Vaststelling van de premie 2. Hoogte van de premie 3. Bijdrage van de Deelnemer in dé premie
43 ...43 43 43
VIII. VRIJSTELLING VAN VERPLICHTE DEELNEMING 1. Wettelijke vrijstellingsregeling 2. Vrijstèlling wegens gemoedsbezwaren
.44 44 44
IX. OVERGANGSBEPALINGEN 1. Algemene bepaling over afkoop .. 2. Afkoop als de deelneming geëindigd vóór 2005 3. Afkoop als de deelneming geëindigd in 2005 of 2006.. 4. Afkoop bij overlijden vóór 2007 X. INWERKINGTREDING B. OUDE OVERGANGSREGELINGEN....
46 ...46 ..46 ..46 46 46 ..50
C. OVERGANGSREGELING 2015; OMZETTING VAN OUDE AANSPRAKEN IN AANSPRAKEN IN DE PENSIOENREGELING 2015.... 51 1. Definities en toelichtingen 2. Omzetting pensioenaanspraken uit de Pensioenregeling 2006 3. FVP-regeling 4. Inwerkingtreding
51 51 52 52
D. OVERIGE OVERGANGSREGELINGEN GELDENDE VOOR DEELNEMERS OP 31 DECEMBER 2005 ., 53 1. Overgangsregeling prenriievrije deelneming wegens Arbeidsongeschiktheid 2. Overgangsregeling vrijwillige voortzetting 3. Inwerkingtreding....
20150701 PME Pensioenreglement v5
53 53 54
Pagina 3
A. PENSIOENREGELING PER 1 JANUARI 2015 I. ALGEMENE BEPALINGEN Toelichting 1. DEFINITIES In dit pensioenreglement wordt verstaan onder: 1.1
AOW-datum De eerste van de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.
1.2
Arbeidsongeschikt(heid) De situatie waarin de persoon verkeert die recht heeft op een (gedeeltelijke) WAO- of WIAuitkering.
1.3
Bestuur Het bestuur van het Fonds.
1.4
Bezwaarmaker: • een Werkgever, • een (Gewezen Deelnemer, een Gepensioneerde of hun rechtverkrijgende of • een ander die, naar het oordeel van de Commissie Individuele Zaken, rechtstreeks in zijn belang meent te zijn getroffen door een besluil van het Fonds.
1.5
BUO De bedrijfstakuitvoeringsovereenkomst Techniek, waarin de opdrachl van de Sociale Partners is venwoord om de in het Pensioenakkoord voor de Techniek afgesproken pensioenovereenkomst, die is vertaald in de kenmerken van de pensioenregeling, doorde Fondsen PME en PMT te laten uitvoeren.
1.6
CAO De Collectieve Arbeidsovereenkomst die van toepassing is voor de Metalektro.
1.7
Deelnemer: • de Werknemer die onder de verplichtstelling van het Fonds valt; • de Werknemer die werkzaam is bij een bij het Fonds vrijwillig aangesloten Werkgever; • de persoon die pensioenaanspraken bij het Fonds verwerft tijdens arbeidsongeschiktheid; • de persoon die pensioenaanspraken bij het Fonds venA/erft tijdens werkloosheid; • de persoon die de pensioenregeling van het Fonds vrijwillig voortzet.
1.8
Deelnemingsjaren Het aantal jaren tussen het begin en hel einde van het deelnemerschap. Dit aantal wordt verhoogd met de extra deelnemingsjaren die uit een eventuele inkomende waardeoverdracht worden verkregen. De bepaling van hel aantal deelnemingsjaren gebeurt in dagen nauwkeurig, waarbij een jaar op 360 en een maand op 30 dagen wordt gesteld.
1.9
Deeitijdfactor De deeltijdfaclor is de verhouding tussen het overeengekomen aantal arbeidsuren van de Deelnemer per week en hel gebruikelijke aantal arbeidsuren per week bij zijn Werkgever. De aldus bepaalde factor wordt gemaximeerd op één.
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 4
1.10
Ex-partner De persoon die voorafgaand aan de Scheiding als Partner werd aangemerkt
1.11
Fonds Stichting Pensioenfonds van de Metalektro.
1.12
Franchise Het deel van het salaris waarover de Deelnemer geen pensioen opbouwt Deze bedragen zijn voor de periode 2015 tot en met 2019:
Jaar 2015 2016 2017 2018 2019
Franchise € 15.304 €15.104 €14.904 €14.704 €14.554
Waarbij de franchise tenminste gelijk is aan de fiscaal minimale franchise. 1.13
Gepensioneerde De (Gewezen) Deelnemer die de Pensioeningangsdatum heeft bereikt.
1.14
1.15
Gewezen Deelnemer De persoon van wie hel Deelnemerschap is beëindigd, anders dan door het bereiken van de Pensioeningangsdatum of door overlijden en die aanspraken kan ontlenen aan het reglement. Gezamenlijke huishouding Hien/an is sprake als: • vóór de Pensioeningangsdatum een tussen de ongehuwde (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde, en een ander ongehuwd persoon gesloten notarieel verleden samenlevingscontract, waaruit blijkt dat de ongehuwde Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde met de betreffende ongehuwde persoon een gezamenlijke huishouding voert; én O deze andere persoon en de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde onafgebroken zijn ingeschreven in de Basisregistratie personen (BRP), waaruit blijkt dat zij op hetzelfde adres wonen. indien uit hel notarieel verleden samenlevingscontract niet duidelijk blijkl dat er sprake is van een Gezamenlijke huishouding, dan kan dit alsnog door bedoelde de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde en/of deze andere persoon worden aangetoond door middel van aan PME te verstrekken aanvullende documenten. Een opsomming van deze aanvullende documenten is opgenomen in een aparte uitvoeringsrichtlijn.
1.16
Kind/Kinderen Onder kinderen van de (Gewezen) Deelnemer of de Gepensioneerde wordt verslaan: • de kinderen beneden de leeftijd van 18 jaar die in een familierechtelijke betrekking tot hem slaan; wettige, gewettigde, wettig erkende of geadopteerde kind van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde. O de stief- en pleegkinderen beneden de leeftijd van 18 jaar die door hem worden opgevoed en verzorgd. Onder stiefkind wordt verslaan het kind dat de Partner al had bij het aangaan van hel huwelijk of de Gezamenlijke huishouding met de (Gewezen) Deelnemer. Onder pleegkind wordt verstaan een kind zoals gedefinieerd in de Pleegkinderenwet; • de kinderen beneden de leeftijd van 18 jaar waarover hij, anders dan als ouder, gezamenlijk gezag heeft; • de hier genoemde kinderen tussen de leeftijd van 18 en 27 jaar indien zij de voor
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 5
werkzaamheden beschikbare tijd hoofdzakelijk aan een studie of beroepsopleiding besteden. 1.17
Loonindex Het peil van de lonen op 1 januari van enig jaar len opzichie van 1 januari van het voorgaande kalenderjaar. De index is gebaseerd op de in de CAO vastgelegde löononlwikkeling in de bedrijfstakken Metaal en Techniek en Metalektro gezamenlijk. De gemiddelde loonontwikkeling betreft de cumulatieve CAO verhoging in de bedrijfstakken Metaal en Techniek en Metalektro in de periode van 1 januari lot 1 januari van het voorgaande kalenderjaar, gedeeld door 2. Afronding vindt plaats op 2 decimalen nauwkeurig.
1.18
Metalektro De bedrijfstak die beslaat uil alle ondernemingen die zich in hoofdzaak bezighouden met werkzaamheden in de Metaal- en Elektrotechnische Indusirie. Een uitgebreide definitie staat omschreven in het verplichlsteliingsbesluil van hel Fonds.
1.19
Opbouwjaar Het in enig jaar binnen de Opbouwperiode op te bouwen pensioen vanaf 1 januari 2015.
1.20
Opbouwperiode Pensioen wordt opgebouwd vanaf toetreding in de bedrijfstak maar op zijn vroegst vanaf de 18-jarige leeftijd, tot uiterlijk de AOW-datum.
1.21
Overgangsregeling VPL PME Dit betreft de door CAO-parlijen in de Metalektro overeengekomen regeling op basis van artikel 4 van het Uitvoeringsbesluit pensioenaspecten Sociaal Akkoord 2004. De regeling is vastgelegd in de Overeenkomst inzake VPL met betrekking tol de bedrijfstak Metalektro, onder de naam Overgangsregeling VPL-PME.
1.22
Partner De persoon waarmee de (Gewezen) Deelnemer of de Gepensioneerde: • is gehuwd; of • een geregistreerd partnerschap heeft gesloten; of • ten minste een halfjaar een Gezamenlijke huishouding voert De aanvangsdatum van het huwelijk, geregistreerd partnerschap of de Gezamenlijke huishouding moet voor de Pensioeningangsdatum liggen. De aanvangsdatum van de Gezamenlijke huishouding is de datum waarop het in 1.18 bedoelde samenlevingscontract notarieel is verleden. Indien de samenleving is aangevangen vóór de datum waarop de Gezamenlijke huishouding is aangevangen, wordt deze periode meegeteld voor de bepaling van de duur van de Gezamenlijke huishouding.
1.23
Pensioengerechtigde De Gepensioneerde, de (Ex-)Partner en het Kind die rechl hebben op een pensioenuitkering van hel Fonds.
1.24
Pensioengevend salaris Het vaste jaarsalaris van de Werknemer vermeerderd met: • de vakantietoeslag; • de met de Werkgever schriftelijk overeengekomen vaste jaarlijkse uitkeringen zoals 13^ maand, gegarandeerd tantième en dergelijke; • een perceniage van hel vaste jaarsalaris dal de Werknemer als oververdienste in de zin van de CAO ontvangt. Dit percentage wordt jaarlijks door de Werkgever vastgesteld; • provisie, zijnde de gemiddeld over het voorgaande jaar onlvangen provisie. Wanneer de gemiddeld over het afgelopen jaar onlvangen provisie niel vast te slellen is, wordt het gemiddelde van een vergelijkbare Werknemer gehanteerd. • variabele salarisbestanddelen met de eventueel daarover verleende vakantietoeslag.
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 6
De Variabele salarisbeslanddelen met de eventueel daarover verleende vakantietoeslag behoren slechts lot het Pensioengevend salaris indien zulks is overeengekomen in een lussen de Werkgever en Werknemer gesloten (aanvullende) pensioenovereenkomst Welke Variabele salarisbeslanddelen behoren lot het Pensioengevend salaris wordl bepaald door de pensioenovereenkomst tussen Werkgever en Werknemer. Tot de Variabele salarisbeslanddelen kunnen onder meer behoren: O ploegentoeslag; • toeslag afwijkende werktijden; O SAO-toeslag. Voorts kunnen tot het Pensioengevend salaris behoren incidentele Variabele salarisbeslanddelen zoals: • niet gegarandeerde tantième; • winstdeling; • bonus; • gratificatie. Als de Werkgever op de datum van vaststelling van de Pensioengrondslag wegens verzuim geen of niet het normale Pensioengevend salaris verschuldigd is, wordt uitgegaan van het Pensioengevend salaris dat zonder dal verzuim zou gelden. Voor de Deelnemer die gedurende het deelnemerschap in deeltijd werkl, wordt de vaststelling van de pensioenen als volgl bepaald: O De Pensioengrondslag wordl berekend op basis van het voltijd Pensioengevend salaris; • Bij de berekening van het ouderdomspensioen wordt: O de opbouw per jaar vermenigvuldigd met de Deeitijdfactor; O voor hel te bereiken pensioen het aantal toekomstige Deelnemingsjaren vermenigvuldigd met de Deeitijdfactor. Deze deeltijdregeling werkt ook door in hel partner- en wezenpensioen. 1.25
Pensioengrondslag Dil is het bedrag waarover pensioen wordl opgebouwd. De hoogte van de pensioengrondslag is het Pensioengevend salaris, verminderd mei de Franchise. De pensioengrondslag wordt (opnieuw) vastgesteld: • per de begindatum van hel (hernieuwde) Deelnemerschap; • per 1 januari van elk jaar; O per de indiensttredingdatum van een Werknemer die verandert van Werkgever binnen de Metalektro; • per de datum dat aan de Werknemer een incidenteel Variabel salarisbestanddeel wordt uitgekeerd. Hel bepaalde in de laatste bullet geldt slechts indien het incidentele Variabele salarisbestanddeel behoort tot het Pensioengevend salaris. Indien het bepaalde in de laalste bullet toepassing vindt, wordt voor de pensioenopbouw het Variabel salarisbestanddeel geacht te zijn uitgekeerd per 1 januari van dat jaar dan wel de latere datum waarop de pensioenovereenkomsl betreffende de pensioenopbouw over Variabel salaris Is gesloten tussen Werkgever en Werknemer. Voor de berekening van de pensioengrondslag wordt het Pensioengevend salaris afgetopt op de Salarisgrens. De Pensioengrondslag wordt op een hele euro naar beneden afgerond. Een negatieve pensioengrondslag wordl op nul gesleld.
1.26
Pensioeningangsdatum De datum waarop hel pensioen daadwerkelijk ingaat. De pensioeningangsdatum is gelijk aan de Pensioenrichtdatum tenzij de Gepensioneerde kiest voor vervroeging of uitstel van de ingang van het pensioen. In dat geval is de pensioeningangsdatum de eerste dag van de maand waarin het vervroegde of uitgestelde
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 7
pensioen ingaat 1.27
Pensioenreglement 2015 Het pensioenreglement van het Fonds voor werknemers geboren na 1949 dat geldl vanaf 1 januari 2015.
1.28
Pensioenrichtdatum De eerste dag van de maand waarin de Gewezen Deelnemer 67 jaar wordt
1.29
Premie-egalisatiedepot Het depol waarin het deel van de jaarlijkse premie dat hoger is dan de kostendekkende premie wordt toegevoegd. Ten lasle van dit depot komen tekorten op de premie.
1.30
Prijsindex Het peil van de prijzen op 1 juli van enig jaar ten opzichte van 1 juli van hetjaar daarvoor. Deze index wordl jaarlijks door hel Centraal Bureau voor de Statistiek vaslgesteld en gepubliceerd als "Consumentenprijsindexcijfer voor alle huishoudens afgeleid". Uitgegaan wordt van de eerste publicaties. Afronding vindt plaats op twee decimalen nauwkeurig.
1.31
ROM Slichting Raad van overleg in de Metalektro. De ROM is het overlegorgaan van CAO-partijen in de Metalektro, waarbinnen de onderhandelingen plaatsvinden over de CAO Metalektro.
1.32
Salarisgrens De salarisgrens is per 1 januari 2015 € 70.000. Dit maximum wordt jaarlijks per 1 januari aangepast met de voor dat jaar geldende Loonindex verminderd met het bedrag van de franchiseverlaging, indien en voorzover de Franchise per die datum wordt verlaagd en naar beneden afgerond op een heie euro. De franchiseverlaging is het verschil tussen de Franchise in enig jaar ten opzichte van de Franchise In het daaropvolgende jaar.
1.33
Scheiding Hieronder wordl verstaan: • beëindiging van het huwelijk door echtscheiding; • ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed; • beëindiging van het geregistreerd partnerschap; • beëindiging van de Gezamenlijke huishouding. Als scheidingsdalum geldt bij gehuwden en wettig geregistreerden de inschrijvingsdatum van de Scheiding in de registers van de Burgerlijke Stand. Als scheidingsdatum geldt bij ongehuwde en ongeregistreerde partners de datum waarop volgens hel register Basisregistratie personen (BRP), de inschrijving op hetzelfde adres is geëindigd, tenzij uit een aangetekend schrijven aan de andere partner of aan de notaris een andere beëindigingsdatum blijkt.
1.34
Uitvoeringsreglement Het reglement dat de relatie regelt tussen de Werkgevers en hel Fonds.
1.35
Uitvoeringsrichtlijnen De nadere regels die het Bestuur bij onderdelen van dil reglement stelt en die in detail beschrijven de wijze waarop de betreffende zaken worden uitgevoerd. Deze Uitvoeringsrichtlijnen zijn onverbrekelijk verbonden met dil reglement
1.36
Verevening van pensioenrechten Verevening van pensioenrechten bij scheiding is de verdeling van hel ouderdomspensioen. Het gaat om het ouderdomspensioen dal is opgebouwd tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap. Bij standaardverevening is krijgen beiden 50% van het ouderdomspensioen dat is opgebouwd lijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap.
20150701 PME Pensioenreglement v5
PaginaS
1.37
WAO Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
1.38
Wérkgever O De ondérneming die valt onder de verpiichtstellihg tot deelneming aan het Fonds. O De onderneming die de pensioenregeling vrijwillig bij hét Forids heeft ondergebracht.
1.39
Werknemer De persoon die een arbeidsovereenkomsl in de zin vari het Burgerlijk Wetboek met een Werkgever hééft.
1.40
WIA Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
1.41
WIA-uitkering Uitkering ingevolge de WIA.
1.42
WW-uitkering Uilkering ingevolge de Werkloosheidswet
2. DEELNEMERSCHAP 2.1
Deelnemer Als Deelnemer wordt aangemerkt: O de Werknemer die verplicht is tot deelneming aan het Fonds op grond van artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpénsioenfonds 2000; • de Werknenner die werkzaam is blj een Werkgever die zijn pensioenregeling vrijwillig heeft ondergebracht blj het Fonds. « Degene die geen werkzaamheden meer verricht binnen de Metalektro en het deelnemerschap wordl voortgezet in de volgende situaties: O werkloosheid (zie hoofdsluk A.|ll.2) O vrijwillige voortzetting (zie hoofdstuk A.III.3) O arbeidsongeschiktheid (zie hoofdstuk A.III.4) Voortzetting van het deelnemerschap houdt in dat zowel de opbouw van de pensioenaanspraken als de dekking van de risico's worden voortgezet met dien verstande dat de opbouw wordl voortgezet tot uiterlijk de AOW-dalum.
2.2
Begin deelnemerschap Het deélnemerschap gaat in op de dag dat de Werknemer aan de hien/oor genoemde voorwaarden voldoet.
2.3
Einde deelnemerschap Het deelnemerschap eindigt op de dag: « direct voorafgaand aan de Pensioeningangsdatum; O waarop hel dienstbetrekking van de Werknemer met de Werkgever wordt beëindigd, tenzij er voortzetting van het deelnemerschap plaatsvindt; O waarop de voortzetting van het deelnemerschap wordl beëindigd; O van overlijden van de Deelnemer.
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 9
3. FISCALE BEGRENZING VAN PENSIOENEN 3.1
Bij de vaststelling van pensioenaanspraken en ingegane pensioenen worden de in de Wet op de loonbelasting 1964 en het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 aangegeven maxima en begrenzingen in aanmerking genomen.
3.2
Pensioenaanspraken en ingegane pensioenen kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voonverp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet
3.3
De bij de uilvoering van dit reglement gebruikte actuariële tabellen zijn sekseneutraal en gebaseerd op algemeen aanvaarde actuariële grondslagen.
4. PENSIOENUITKERINGEN 4.1
Aanvraag De (Gewezen) Deelnemer dient de uitkering ten minste 3 maanden voor de gewenste ingangsdatum van hel pensioen schriftelijk bij het Fonds aan te vragen. Hel Besluur kan de uitkering afhankelijk stellen van door de (Gewezen) Deelnemer te overieggen stukken waaruit het recht op uitkering blijkt.
4.2
Uitbetaling • Het pensioen wordt - onder aftrek van de wettelijke inhoudingen - uitgekeerd in maandelijkse termijnen aan het eind van iedere kalendermaand. • De maanduitkering bedraagt 1/12 van het jaarlijkse pensioen. • Pensioenaanspraken uil meerdere deelnemingsperioden worden op de Pensioeningangsdatum samengeteld. Vervolgens wordl het totale pensioen uitgekeerd. • De uitkeringen vinden piaals in euro's op een door de Pensioengerechtigde opgegeven Nederlandse bankrekening.
4.3
Uitvoeringsrichtlijn De wijze van aanvraag en uitbetaling is nader vastgelegd in een uitvoeringsrichtlijn.
5. INFORMATIE 5.1
Algemeen De hierna vermelde informatie wordt verstrekt met inachineming van het daaromtrent bepaalde in de Pensioenwet en daarop gebaseerde regelgeving. Het Fonds registreert de Deelnemingsjaren van de Deelnemers. Het Fonds verslrekl overeenkomstig de voorschriften gesteld in de artikelen 2 en 3 van het Uitvoeringsbesluit pensioenaspeclen Sociaal Akkoord 2004, een opgave van de Deelnemingsjaren. In deze opgave zijn ook opgenomen schriftelijke bescheiden die de deelnemingsperioden, voorafgaande aan een vóór 1 januari 2005 gedane waardeoverdracht kunnen staven. Het Fonds kan aan de Deelnemer of Gewezen Deelnemer een vergoeding vragen voor de kosten die aan de verstrekking van de opgave verbonden zijn. Het Fonds verstrekt de informatie schriftelijk tenzij de Gewezen Deelnemer instemt met elektronische verstrekking. Het Fonds mag de informatie die: • jaarlijks aan de Deelnemer; O bij einde deelneming; of • periodiek aan de Gewezen Deelnemer; wordt verstrekt elektronisch ter beschikking stellen, indien de pensioenaanspraken. Inclusief de daarop verleende verhogingen, minder bedragen dan het minimumbedrag, tenzij de (Gewezen) Deelnemer hiertegen bezwaar maakt.
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 10
Bij het verstrekken van de schriflelijke informatie kan hel Fonds zich houden aan het laatst bij hem bekende adres. Blijkt dit adres onjuist le zijn, dan doet het Fonds navraag bij de Basisregistratie personen (BRP). Is ingestemd met elektronische verstrekking van informatie en blijkt het elektronische adres onjuist te zijn, dan moel de informatie schriftelijk worden verstrekt. Het Fonds verstrekt de informatie kosteloos. 5.2
Informatie aan de Deelnemer Bij aanvang deelneming (startbrief) De Werkgever zorgt ervoor dat het Fonds de Deelnemer bij hel begin van hel deelnemerschap een startbrief verstrekt, waarin de volgende informalie is opgenomen: • de inhoud van de pensioenregeling • de toeslagverlening • het recht van de Deelnemer om bij het Fonds het voor hem geldende • pensioenreglement op le vragen • het bestaan van de vrijwillige aanvullende pensioenregelingen • de omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van hel Fonds • hel rechl van de Deelnemer om bij het Fonds een verzoek in te dienen voor een berekening van de effecten van uitruil van zijn pensioenaanspraak. Hel Fonds informeert de Deelnemer binnen drie maanden na een wijziging in de pensioenregeling over die wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement op te vragen bij het Fonds. Blj einde deelneming Het Fonds verstrekt de Deelnemer bij beëindiging van de deelneming; a. een opgave van de tot de beëindigingsdatum opgebouwde pensioenaanspraken b. informatie over toeslagverlening c. informatie die voor de Deelnemer specifiek in het kader van de beëindiging relevant is. d. informalie over omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van het Fonds. Jaarlijkse pensioenopgave doormiddel van een uniform pensioenoverzicht (UPO) De Deelnemer ontvangt na afloop van elk boekjaar een UPO. Hierop staan onder andere vermeld: de pensioenbepalende gegevens; de over dat jaar verworven pensioenaanspraken; de hoogle van de totaal venA'orven pensioenaanspraken; de hoogte van de te bereiken pensioenaanspraken; informatie over toeslagverlening; de fiscale waardeaangroei van pensioenaanspraken in het betreffende of het voorafgaande jaar.
5.3
Informatie aan de Gewezen Deelnemer Periodiek Het Fonds verslrekt de Gewezen Deelnemer ten minste eenmaal in de vijfjaar: a. een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraken b. informalie over toeslagveriening Het Fonds informeert de Gewezen Deelnemer binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging.
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 11
5.4
Informatie aan de Ex-partner Bij Scheiding Het Fonds verstrekt aan degene die Ex-partner wordt en een aanspraak verkrijgt op bijzonder partnerpensioen een opgave waarop het volgende staal vermeld: a. de tot de scheidingsdatum opgebouwde aanspraken op partnerpensioen voor zover bestemd voor de Ex-parlner b. informatie over toeslagverlening c. informatie die voor de Ex-parlner specifiek van belang is. Periodiek Het Fonds verslrekl aan de Ex-partner ten minst een keer in de vijfjaar: a. een opgave van de tol de scheidingsdatum opgebouwde aanspraken op partnerpensioen voor zover bestemd voor de Ex-partner b. informatie over toeslagveriening Het Fonds informeert de Ex-parlner binnen drie maanden na een wijziging van hel toeslagbeleid over die wijziging.
5.5
informatie aan de Pensioengerechtigde Bij pensioeningang Hel Fonds verstrekt degene die Pensioengerechtigde wordt: a. een opgave van zijn pensioenrecht b. een opgave van de opgebouwde aanspraken op partner- en wezenpensioen c. informatie over toeslagverlening Jaaropgave aan de Pensioengerechtigde De Pensioengerechtigde ontvangt na afloop van elk boekjaar een jaaropgave. Hierop staan onder andere vermeld: • de hoogle van de in dal boekjaar uitgekeerde bedragen; • de hoogte van de in dat boekjaar gepleegde wettelijke inhoudingen. Periodiek Het Fonds verstrekt aan de Pensioengerechtigde jaarlijks de volgende informatie: a. een opgave van zijn pensioenrecht b. een opgave van de opgebouwde aanspraken op partner- en wezenpensioen c. informalie over toeslagverlening. Het Fonds informeert de Pensioengerechtigde binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging.
5.6
Informatie op verzoek Hel Fonds verstrekt de Deelnemer, de Gewezen Deelnemer de Ex-partner en de Pensioengerechtigde op verzoek: a. hel voor hem geldende pensioenreglement b. het jaarverslag en de jaarrekening van het Fonds c. het Uitvoeringsreglement en BUO van het Fonds d. de voor hem relevante informatie over beleggingen; en e. informatie over de volgende ondenwerpen; kortetermijnherstelplan langetermijnherstelplan hoogte van de dekkingsgraad het van toepassing zijn van een aanwijzing van De Nederlandsche Bank of de Autoriteit Financiële markten als het Fonds niet voldoet aan de Pensioenwet het aanstellen van een bewindvoerder in geval van het voeren van wanbeleid door het Fonds of als het Besluur is komen te ontbreken.
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 12
Het Fonds verstrekt de Deelnemer, Gewezen Deelnemer en Ex-partner op verzoek informalie die specifiek voor hem relevant is. Het Fonds verstrekt de Gewezen Deelnemer op verzoek een opgave van de hoogte van zijn opgebouwde pensioenaanspraken. Het Fonds verstrekt de informalie bedoeld onder a tol en met e op verzoek ook aan vertegenwoordigers van Deelnemers, van Gewezen Deelnemers, van Ex-partners of van Pensioengerechtigden. Het Fonds verstrekt de Deelnemer of Gewezen Deelnemer op verzoek informatie over de consequenties van uitruil van partnerpensioen voor een hoger of eerder ingaand ouderdomspensioen, van ouderdomspensioen in partnerpensioen of van andere vormen van uitruil. 5.7
Informatieplicht van de (Gewezen) Deelnemer en Pensioengerechtigde De (Gewezen) Deelnemer en de Pensioengerechtigde zijn verplicht tijdig alle stukken te overleggen die het Fonds voor de uitvoering nodig achl. Aan deze verplichtingen moel worden voldaan binnen de door het Bestuur vastgestelde termijnen. In het algemeen geldt als lermijn 1 maand, ingaand op de datum waarop een wijziging van de pensioen- of premiebepalende gegevens plaatsvindt Bij het niet voldoen aan de verplichtingen Is het Fonds bevoegd de benodigde gegevens naar eigen inzicht vast le slellen. Tevens is het Fonds bevoegd een nader door het Bestuur vast te stellen boete op te leggen. De (Gewezen) Deelnemer en de Pensioengerechtigde dienen elke hen bekende onjuistheid of onvolledigheid in de door het Fonds verstrekle Informatie, zo spoedig mogelijk aan het Fonds door le geven.
6. WIJZIGING PENSIOENREGLEMENT Het Besluur is bevoegd om dekkingen, aanspraken en regelingen uil hoofde van dit reglement te wijzigen of te verminderen. Dit gebeurt met inachineming van ariikel A.II.6 van het pensioenreglement, artikel 22 van de statuten van het Fonds en hoofdstuk 1, ariikel 3 van het Uitvoeringsreglement 7. GESCHILLENPROCEDURE 7.1
De Bezwaarmaker die bezwaar heeft tegen een beslissing op grond van het reglement of een Aanvullend reglement kan zijn bezwaar schriftelijk voorleggen aan de Commissie Individuele Zaken.
7.2
Indien de Bezwaarmaker zich niet kan verenigen met de uitspraak van de Commissie Individuele Zaken kan hij zich wenden lol de burgerlijke rechter. Dat is ook het geval als de in het derde lid bedoelde bemiddelingspoging van de Ombudsman Pensioenen voor de Bezwaarmaker niet hel gewenste effect heeft.
7.3
Voor zover het geschil betrekking heeft op de uitvoering van het reglement of een Aanvullend reglement kan de Bezwaarmaker, niet zijnde een aangesloten Werkgever, zich voor bemiddeling wenden tot de Ombudsman Pensioenen.
7.4
Het Bestuur stelt nadere regels omtrent de geschillenprocedure.
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 13
8. KLACHTENPROCEDURE 8.1
Een klacht kan worden ingediend over de wijze van uitvoering van het Reglement of en Aanvullend Reglement of over de bejegening door de administrateur of het Fonds.
8.2
De klacht dient schriftelijk bij de administrateur te worden ingediend.
8.3
Tegen de beslissing op de klacht slaat beroep open bij de Commissie Individuele Zaken.
8.4
Indien de klager zich niel kan verenigen met de uitspraak van de Commissie Individuele Zaken kan hij zich voor bemiddeling wenden lot de Ombudsman Pensioenen. De Ombudsman Pensioenen bemiddelt niet indien de klager een Werkgever is.
8.5
Het Bestuur stelt nadere regels omtrent de klachtenprocedure.
9. HARDHEIDSBEPALING In gevallen waarin dit Reglement niel voorziet beslist het Bestuur of waarin een bepaling naar het oordeel van het Besluur tot onredelijkheid of onbillijkheid zou leiden voor een (Gewezen) Deelnemer of belanghebbende, is het Bestuur bevoegd om bij een concreel verzoek hiertoe de betreffende bepaling in dat specifieke geval anders toe te passen.
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 14
li. PENSIOENAANSPRAKEN EN PENSIOENRECHTEN 1. KARAKTER PENSIOENREGELING 1.1
De pensioenregeling heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de vorm van een middelloonregeling, als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet. De pensioenopbouw in enig jaar kan worden beperkt volgens het bepaalde in hoofdsluk A.VII (Financiering). De Werkgever heeft na het betalen van de premie geen bijslortingsverplichting meer ten aanzien van de in dal jaar op te bouwen pensioenaanspraken.
1.2
Voor de jaarverslaglegging van de Werkgevers wordt de pensioenregeling geclassificeerd als een Defined Conlribulion-regeling, omdat de Werkgever is aangesloten bij een bedrijfstakpénsioenfonds en geen verplichling heeft tot hel belalen van aanvullende bijdragen, doch slechts een verplichling lot het belalen van de doorsneepremie.
2. OPSOMMING PENSIOENAANSPRAKEN De Deelnemer heeft aanspraak op: • een levenslang ouderdomspensioen ten behoeve van zichzelf; • een levenslang partnerpensioen ten behoeve van de Partner; • een levenslang bijzonder partnerpensioen ten behoeve van de Ex-partner; • een tijdelijk wezenpensioen ten behoeve van het Kind of de Kinderen. 3. OUDERDOMSPENSIOEN 3.1
Uitkeringsperiode Het ouderdomspensioen gaal in op de Pensioeningangsdatum en wordt uitgekeerd tot en met de laalsie dag van de maand waarin de Gepensioneerde overlijdt
3.2
Hoogte van het ouderdomspensioen Hel jaarlijks op te bouwen ouderdomspensioen bedraagt voor ieder Opbouwjaar 1,875% van de Pensioengrondslag in dat betreffende jaar. Als in een bepaald jaar de vooraf bepaalde pensioenpremie niet voldoende is om de beoogde pensioenopbouw voor dat jaar te realiseren, dan zal overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk A.VIl (Financiering), de pensioenopbouw voor dat jaar naar rato van hel tekort lager vastgesteld kunnen worden (voor zowel het ouderdomspensioen als het partner- en wezenpensioen). De per 31 december 2014 reeds opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen, zijn overeenkomstig het bepaalde in Hoofdstuk C van dit pensioenreglement (overgangsregeling 2015), per 1 januari 2015 omgezet naar aanspraken conform deze pensioenregeling (Pensioenreglement 2015). Evenluele jaarlijkse toeslagverlening van de aanspraken vindt plaats overeenkomstig hel bepaalde in hoofdsluk A.V, Hel in de achterliggende Opbouwjaren opgebouwde pensioen, inclusief toeslagen, is het totaal opgebouwde ouderdomspensioen. Het te bereiken ouderdomspensioen is hel totaal opgebouwde pensioen plus het pensioen dat de Deelnemer op basis van de laatst vastgestelde Pensioengrondslag nog op kan bouwen. Hierbij wordl er van uitgegaan dal hij tot aan de AOW-datum Deelnemer blijft. Als gebruik wordt gemaakt van herschikking kan dal gevolgen hebben voor de hoogte van hel ouderdomspensioen.
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 15
4. PARTNERPENSIOEN 4.1
Uitkeringsperiode Het partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde overlijdt en wordt aan de Partner uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de Parlner overlijdt
4.2
Hoogte van het pensioen Het partnerpensioen wordt vanaf 2015 gedeeltelijk gefinancierd op opbouwbasis en gedeellelijk op risicobasis. Het risicopartnerpensioen vervalt bij einde deelneming anders dan bij overlijden en anders dan gedurende de periode dat na beëindiging van de deelneming rechl beslaat op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet Voor een Deelnemer: Het partnerpensioen bij overlijden van een Deelnemer is gelijk aan de som van de volgende onderdelen: a. het opgebouwde partnerpensioen ter grootte van 50% van 1,875% (0,9375%) van de voor ieder Opbouwjaar géldende Pensioengrondslag; en b. voor Opbouwjaren vanaf 2015 lol het moment van overlijden op basis van de laalste Pensioengrondslag: 20% van 1,875% (0,375%); en c. voor de Opbouwjaren die de Deelnemer tot de AOW-datum op basis van de laatste Pensioengrondslag nog had kunnen opbouwen als hij niel was overleden (toekomstige Opbouwjaren) wordt dit verhoogd met 70% van 1,875% (1,3125%). Als in een bepaald jaar de vooraf bepaalde pensioenpremie die de Werkgever beschikbaar stelt, niel voldoende is om de beoogde pensioenopbouw voor dat jaar te realiseren, dan zal overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk A.VII (Financiering), de risicodekking voor dat jaar naar rato van hel tekort lager vastgesteld kunnen worden (voor zowel hel ouderdomspensioen als het partner- en wezenpensioen). Dit partnerpensioen wordt vastgesteld met inachtneming van de per 31 december 2014 opgebouwde aanspraken op partnerpensioen van de (Gewezen) Deelnemer. Deze aanspraken op partnerpensioen worden niel omgezet en maken onderdeel uit van Pensioenreglement 2015. Bij devaststelling van de Pensioengrondslag voor de berekening van het partnerpensioen over de toekomstige Opbouwjaren wordt niel meer in aanmerking genomen dan een verhoging van 15% van het Pensioengevend salaris waarnaar de voorlaatste Pensioengrondslag is berekend. Als gebruik wordt gemaakt van herschikking kan dat gevolgen hebben voor de hoogle van het partnerpensioen. Voor een Gewezen Deelnemer / Gepensioneerde: Op moment van ontslag dan wel pensionering vervallen hetgeen hierboven onder b. en c. bij het kopje "Voor een Deelnemer" is beschreven. Het eventuele opgebouwde bijzondere partnerpensioen met inbegrip van de verleende toeslagen wordt op het partnerpensioen in mindering gebracht. Zie voor het bijzonderé partnerpensioen ariikel A.lll.6.1.
4.3
Beperking van het recht op partnerpensioen Als de Partner schuldig of medeplichtig is aan de levensberoving van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde dan wordt een partnerpensioen toegekend dal is gebaseerd op de lol op dal moment opgebouwde waarde berekend naar de dag voorafgaande aan het overlijden.
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 16
5. WEZENPENSIOEN 5.1
Uitkeringsperiode Het wezenpensioen gaat in op: • de eersie dag van de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde overlijdt en wordt aan de Kinderen uitgekeerd lot en met O de laalsie dag van de maand: - waarin niet meer aan de definitie Kind wordl voldaan; of - van het eventueel eerder overlijden van hel Kind.
5.2
Hoogte van het pensioen Voor de Kinderen van een (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde is het uil te keren wezenpensioen per Kind 14% van het te bereiken ouderdomspensioen. Bij de vaststelling van de Pensioengrondslag voor de berekening van het wezenpensioen over de toekomstige deelnemingstijd wordt niet meer in aanmerking genomen dan een verhoging van 15% van het Pensioengevend salaris waarnaar de voorlaatste Pensioengrondslag is berekend.
5.3
Verdubbeling Hel wezenpensioen wordl verdubbeld met ingang van de eerste dag van de maand waarin het Kind ouderloos wordt.
5.4
Beperking van het recht op wezenpensioen Als het Kind schuldig of medeplichtig is aan de levensberoving van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde dan wordt een wezenpensioen toegekend dat is gebaseerd op de tot op dat moment opgebouwde waarde berekend naar de dag voorafgaande aan het overlijden.
6. KORTING VAN PENSIOENAANSPRAKEN EN PENSIOENRECHTEN 6.1
Overeenkomstig ariikel 134 van de Pensioenwet kunnen de len lasle van hel Fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten door het Fonds verminderd worden. Hel Fonds is daartoe uilsluilend bevoegd als: a. de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt; b. hel Fonds niet in staal is binnen een redelijke termijn de technische voorzieningen en hel minimaal vereist eigen vermogen door waarden le dekken zonder dal de belangen van Deelnemers, Gewezen Deelnemers, Pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de aangesloten Werkgevers onevenredig worden geschaad; en c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van hel beleggingsbeleid, zijn ingezet zoals uitgewerkt in het kortetermijnherstelplan, bedoeld in artikel 140 van de Pensioenwet
6.2
Een vermindering van de aanspraken als gevolg van het vorige lid zal voor iedere Deelnemer, Gewezen Deelnemer, Pensioengerechtigde en andere aanspraakgerechtigde worden bepaald naar evenredigheid van de hoogte van hun pensioenaanspraken en/of pensioenrechten ten lijde van de vermindering met inachtneming van een door hel Besluur, gehoord de actuaris, ontworpen schaal. Het Bestuur is bevoegd de reeds ingegane pensioenen geheel of ten dele van deze vermindering uil te zonderen.
6.3
Hel fonds informeert de Deelnemers, Gewezen Deelnemers, Pensioengerechtigden en de aangesloten Werkgevers schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
6.4
De vermindering kan op zijn vroegst een maand nadal de Deelnemers, Gewezen Deelnemers. Pensioengerechtigden, aangesloten Werkgevers en toezichthouder hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 17
lil. BEËINDIGING EN/OF VOORTZETTING DEELNEMERSCHAP 1. TUSSENTIJDSE BEËINDIGING VAN HET DEELNEMERSCHAP 1.1
Pensioenaanspraken bij einde deelname Indien het deelnemerschap anders dan door overlijden of pensionering eindigt voor het bereiken van de Pensioeningangsdatum, dan behoudt de Gewezen Deelnemer de tot dan toe opgebouwde aanspraak op: • ouderdomspensioen • (bijzonder) partnerpensioen « wezenpensioen.
1.2
Afkoop van kleine pensioenen Het Fonds heeft de mogelijkheid van afkoop van (kleine) pensioenen in geval van: • klein ouderdomspensioen en evenluele andere pensioenen ten behoeve van de Partner en/of Kinderen van de Gewezen Deelnemer of bij einde deelneming • klein partnerpensioen of wezenpensioen bij ingang • klein bijzonder partnerpensioen bij Scheiding Deze afkoopmogelijkheden zijn - met inachtneming van het bepaalde daarover in de Pensioenwet - nader uitgewerkt in een uitvoeringsrichtlijn. Elk beding strijdig met de hiervoor genoemde wettelijk afkoopmogelijkheden is nietig.
2. VOORTZETTING DEELNEMERSCHAP BIJ WERKLOOSHEID MET WW-UITKERING 2.1
Algemene bepalingen In geval van beëindiging van het deelnemerschap aan het Fonds anders dan door overlijden of pensionering bestaat er voor de Deelnemer die recht heefl op een WW-uitkering of in aansluiting daarop rechl heeft op een loongerelateerde periodieke uitkering op grond van een tussen één of meer Werkgevers en één of meer Werknemers afgesproken regeling, mogelijkheden om het deelnemerschap voor eigen rekening voort te zeiten. Van een loongerelateerde periodieke uilkering zoals hierboven bedoeld is sprake indien de uitkering in maandelijkse of 4-wekelijkse termijnen wordt ontvangen en de uitkering ten minste 50% van het direct voorafgaand aan de beëindiging van de verplichte deelneming geldende salaris bedraagt. In een aparte uitvoeringsrichtlijn zijn voor de voortzetting verdere algemene bepalingen opgenomen en zijn de aanvullingen op en afwijkingen van deze algemene bepalingen aangegeven.
2.2
Voorwaarden voortzetting Aan de vrijwillige voortzetting zijn de volgende cumulatieve voorwaarden verbonden: a. de regeling moel in beginsel ongewijzigd worden voortgezet. Verbetering van de pensioenregeling tijdens de vrijwillige voortzetting is slechts toegestaan voor zover het een collectieve verbetering betreft die primair bedoeld is voor de Werknemers van de voormalige Werkgever, niet zijnde de partner van de voormalige Werknemer of bloed- en aanvenwanten in de rechte lijn van de voormalige Werknemer of zijn Partner; b. er mag geen sprake zijn van cumulatie met een pensioenregeling van een eventuele nieuwe werkgever, de vorming van een oudedagsreserve als bedoeld in artikel 3.67 van de Wel IB 2001 of opbouw in een beroeps- of bedrijfstakpensioenregeling; c. de voortzetting mag niet aanvangen binnen de periode van 3 jaar voor de Pensioenrichtdatum tenzij de voortzetter na onvrijwillig ontslag een loongerelateerde uitkering ontvangt (o.m. WW-uitkering), daadwerkelijk inkomen uil tegenwoordige arbeid
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 18
d.
geniet of als hij aannemelijk maakt dat hij om medische redenen niet in staat is inkomen uil tegenwoordige arbeid te genereren; de Gewezen Deelnemer kan het deelnemerschap in de pensioenregeling in dit pensioenreglement voortzellen gedurende ten hoogste de tijd, dat hij een loongerelateerde WW-uitkering ontvangt maar niet langer dan 3 jaren te rekenen vanaf de dalum waarop de wachttijd, als genoemd in A.IIL2.9, aanving. Afgezien van het bepaalde in A.lll.2.12 is na afloop van deze voortzettingsperiode geen verdere voortzetting voor eigen rekening meer mogelijk.
2.3
Vaststelling Pensioengrondslag tijdens voortzetting • Het deelnemerschap wordt voortgezet op basis van de laatst vastgestelde Pensioengrondslag tijdens de verplichte deelneming. • Als direct voorafgaande aan het einde van de verplichte deelneming variabele salarisbeslanddelen behoorden lot het Pensioengevend salaris, wordl in afwijking op hel bepaalde in de vorige bullet de Pensioengrondslag als volgt vaslgesteld: de Pensioengrondslag die wordt afgeleid van het Pensioengevend salaris zonder variabele salarisbestanddelen wordt vermeerderd met hel gemiddelde van de in de drie jaar voorafgaand aan het einde van de verplichte deelneming op basis van een aanvullende pensioenovereenkomst mee in aanmerking genomen variabele salarisbeslanddelen. Als de verplichte deelneming eindigt binnen driejaar na aanvang van de aanvullende pensioenovereenkomst, wordl de Pensioengrondslag over de kortere periode berekend naar analogie van het in de vorige volzin bepaaldor • De Pensioengrondslag en het Pensioengevend salaris worden vervolgens jaarlijks per 1 januari opnieuw berekend aan de hand van de actuele gegevens. Het laatste Pensioengevend salaris van de Deelnemer wordl hierbij geïndexeerd op basis van de Loonindex. Onder Loonindex wordt in dit verband verslaan de loonindex, zoals deze van toepassing was op 31 december 2014 en luidt als volgt: "hiet peil van de lonen op 1 januari van enig jaar ten opzichte van 1 januari van het jaar daarvoor Deze Index wordt gebaseerd op de in de CAO vastgelegde algemene loonontwikkelingen. Afronding vindt plaats op twee decimalen nauwkeurig". De te hanteren Franchise is telkens de Franchise van hel desbetreffende jaar. • Vanaf hel vierde jaar van voortzetting wordt hel Pensioengevend salaris gelijkgesteld aan hel bedrag van de loongerelateerde periodieke uitkering als bedoeld in A.lll.2.1.
2.4
Premie voor de voortzettende Deelnemer Gedurende de voortzettingsperiode is de Deelnemer met rechl op WW-uitkering 70% van de pensioenpremie verschuldigd die door en voor hem verschuldigd zou zijn als de verplichte deelneming gedurende die periode zou dooriopen op basis van de Pensioengrondslag zoals deze wordl vastgesteld volgens het bepaalde in A.lll.2.3.
2.5
Premie voor overgangsregeling VPL PME Gedurende de voortzettingsperiode is de Deelnemer met recht op WW-uitkering, de premie (werkgevers- en werknemersdeel) voor de overgangsregeling VPL PME verschuldigd. Deze premie wordt gebaseerd op de laatst vastgestelde Pensioengrondslag die behoort bij het laatst vastgestelde Pensioengevend salaris zonder Variabele salarisbestanddelen. De derde bullet van artikel A.lll.2.3 is van overeenkomstige toepassing. De premie voor de overgangsregeling VPL PME is niet verschuldigd indien de Werkgever direct voorafgaand aan het einde van de deelneming geen premie voor deze overgangsregeling verschuldigd was aan het Fonds. Het Fonds kan een deel van de verschuldigde premie(s) voor zijn rekening nemen. Indien het Fonds tijdens de voorlzetlingsperiode een deel van de pensioenpremie voor zijn rekening neeml, geldl deze verdeling ook ten aanzien van de premie voor de overgangsregeling VPL PME.
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 19
2.6
Niveau van de pensioenopbouw tijdens de voortzetting De opbouw van het ouderdomspensioen en het meeverzekerde partner- en wezenpensioen is over de periode van voortzetting voor de Deelnemer met recht op WW-uitkering 70% van de opbouw die zou plaatsvinden als de verplichte deelneming gedurende die periode zou dooriopen op basis van de Pensioengrondslag bedoeld in A.lll.2.3.
2.7
Einde voortzetting De voortzetting van het deelnemerschap eindigt op hel moment dal: O de periode eindigt waarvoor de voortzetting is toegestaan; O de Deelnemer de voortzelling wenst te beëindigen. Dit moment kan alleen in de toekomst liggen; de Deelnemer de AOW-datum of de eerdere Pensioeningangsdatum bereikt; de Deelnemer komt te overiijden; de verschuldigde premie niet op tijd door het Fonds is onlvangen; de Deelnemer verplicht is tot deelneming aan een pensioenregeling; de Deelnemer niet meer aan de gestelde voorwaarden voldoet; bij een loongerelateerde periodieke uitkering, een periode van voortzetting van ten hoogste 10 jaar is bereikt
2.8
Aanvraag voortzetting De Gewezen Deelnemer moet de voortzetting binnen 1 jaar na de uitdiensttreding schriftelijk bij het Fonds aanvragen. In geval sprake is van een recht op WW-uitkering dan moet naar aanleiding van het verzoek tot voortzetting worden aangegeven of de voortzetting betrekking heeft op voortzetting tijdens de Wachttijd of in aansluiting op de Wachttijd dan wel op beide mogelijkheden.
2.9
Wachttijd Onder wachttijd wordt verslaan een periode van 180 dagen waarin recht bestaat op een WW-uitkering. Een periode waarin recht beslaat op een WW-uitkering wordt hierna verder aangeduid als WW-periode. Als datum waarop de Wachttijd aanvangt wordt genomen de datum waarop de WW-periode is aangevangen. De datum waarop de WW-uitkering herleeft wordt niet als zodanig beschouwd. De Gewezen Deelnemer die recht heeft op een VWV-uilkering moet bij zijn aanvraag tol voortzelling na afloop van de wachttijd ten genoegen van het Fonds aantonen dat de wachttijd volledig is dooriopen. Bij samenlelling van (delen van) wachttijden worden alleen (delen van) wachttijden mee in aanmerking genomen die zijn aangevangen op of na 1 januari 2009. De wachttijd van 180 dagen hoeft geen ononderbroken WW-periode le zijn. WW-perioden kunnen worden afgewisseld door een of meer perioden waarin een Dienstbetrekking bestaat WW-perioden die korter zijn dan 180 dagen, worden voor de bepaling van de Wachttijd bij elkaar geleld. Ook wordt volledig meegeteld de op 1 januari 2009 reeds lopende WW-periode van de Gewezen Deelnemer die op een leeftijd jonger dan 40 jaar recht op een WW-uitkering heefl gekregen. WW-perioden in aansluiting op een Dienstbetrekking bij een vrijgestelde onderneming worden mee in aanmerking genomen. WW-perioden in aansluiting op een Dienstbetrekking bij een onderneming buiten de bedrijfstak Metalektro tellen niet mee. Tijdens de bij de wachttijd mee in aanmerking te nemen WW-perioden is het bepaalde in A.m.2.10 aan de orde. Na het doorlopen van de volledige wachttijd van 180 dagen is hel bepaalde in A.lll.2.11 aan deorde. De wachttijd hoeft in totaal maar éénmaal le worden doorlopen. Is dat gebeurd, dan is bij een volgende WW-periode hel bepaalde in A.lil.2.11 direct aan de orde.
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 20
2.10
Voortzetting over de wachttijd Op verzoek van de Deelnemer die recht op een WW-uilkering heefl gekregen, wordl de deelneming in de Verplichte pensioenregeling over de wachllijd (maximaal 180 dagen) voortgezet. De premie voor de voortzetting over de wachttijd komt geheel voor rekening van de voortzetlende Deelnemer.
2.11
Aanvang voortzetting in aansluiting op de (resterende) wachttijd Op verzoek van de Deelnemer die recht op een WW-uitkering heeft gekregen Wordl de deelneming in de Verplichte pensioenregeling in aansluiting op de (resterende) wachttijd voortgezet Het Fonds neemt 75% van de voor deze voortzetting van de deelneming verschuldigde premie voor zijn rekening, zolang de Deelnemer 25% van de verschuldigde premie voor zijn rekening neeml. Heefl de Deelnemer de deelneming over de wachttijd voortgezel, dan is de vanaf het einde van de Wachttijd verschuldigde premie bestemd voor de venverving van pensioenaanspraken over de WW-periode, te rekenen vanaf het einde van de wachttijd. Heefl de Deelnemer de deelneming over de wachttijd niel voortgezel, dan worden bedoelde pensioenaanspraken verworven vanaf het einde van de Dienstbetrekking.
2.12
Voortzetting over perioden waarin een loongerelateerde periodieke uitkering die gebaseerd is op afspraken met de Werkgever wordt genoten Tijdens een periode waarin (in aansluiting op de WW-uitkering) een loongerelateerde periodieke uitkering wordl genoten die gebaseerd is op afspraken met de Werkgever, kan de deelneming worden voortgezet zolang de loongerelateerde periodieke uilkering wordt genoten. De periode waarin een loongerelateerde periodieke uilkering wordl genoten, dient aan te vangen uiteriijk op de datum die is gelegen drie jaar na de beëindiging van de verplichte deelneming en de voortzetting over de periode van loongerelateerde uitkering dient direct aan le sluiten op het einde van de voortzetting bedoeld in A.lll.2.11. De premie voor de aansluitende voortzetting komt voor rekening van de Deelnemer. Als de Deelnemer voorafgaand aan het ontslag 7 jaar onafgebroken heeft deelgenomen aan het Fonds, komt 50% van de premie over deze (aansluitende) voortzetting ten iaste van het Fonds.
3. VOORTZETTING DEELNEMERSCHAP ZONDER WW-UITKERING 3.1
Voortzetting door de Deelnemer zonder loongerelateerde uitkering De voorwaarden zoals vermeld in artikel A.lll.2.2 sub a tol en met c. hiervoor zijn ook van toepassing op de Deelnemer zonder loongerelateerde uitkering. In aanvulling op deze voonwaarden gelden de volgende voorwaarden: 1. De Gewezen Deelnemer is voorafgaand aan de uitdiensttreding 7 jaar onafgebroken als Werknemer werkzaam geweest in de Metalektro, laatstelijk bij een niel vrijgestelde Werkgever. Een onderbreking in het deelnemerschap korter dan een jaar, wordl bij de toetsing aan deze voorwaarde niet als onderbreking gezien. Deze voorwaarde geldt niet voor degene, die tijdelijk in het buitenland werkzaam is; én 2. Als eersie dag van de voortzetting kan alleen de dag volgend op de beëindiging van de verplichte deelneming in aanmerking komen; én 3. De vrijwillige voortzetting wordt voor een periode van maximaal 3 jaar te rekenen vanaf het einde van de verplichte deelneming toegekend. Van deze termijn kan worden afgeweken als de Gewezen Deelnemer bij einde Dienstbetrekking arbeidsongeschikt is. De voortzettingsperiode is dan drie jaar of de duur van de arbeidsongeschiktheid als deze langer is (zie artikel A.1II.4).
3.2
Premie voor de voortzettende Deelnemer zonder loongerelateerde uitkering Gedurende de voortzettingsperiode is de Deelnemer zonder loongerelateerde uilkering de pensioenpremie verschuldigd die door en voor hem verschuldigd zou zijn als de verplichte
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 21
deelneming gedurende die periode zou dooriopen op basis van de Pensioengrondslag zoals deze wordt vastgesteld volgens het bepaalde in A.lll.2.3. 3.3
Niveau van de pensioenopbouw tijdens de voortzetting De opbouw van het ouderdomspensioen en het meeverzekerde partner- en wezenpensioen is over de periode van voortzetting voor de Deelnemer zonder recht op WW-uitkering 100% van de opbouw die zou plaatsvinden als de verplichte deelneming gedurende die periode zou dooriopen op basis van de Pensioengrondslag bedoeld in A.lll.2.3. Deze 100% wordt volledige voortzetting genoemd.
3.4
Voortzetting over perioden waarin een loongerelateerde periodieke uitkering die gebaseerd is op afspraken met de Werkgever wordt genoten Tijdens een periode waarin een loongerelateerde periodieke uitkering wordt genoten die gebaseerd is op afspraken met de Werkgever, kan de deelneming worden voortgezet zolang de loongerelateerde periodieke uilkering wordt genoten. De voortzettingsperiode is dan ten hoogste 3 jaar of de periode waarin de uitkering wordt ontvangen indien deze langer is. De periode waarin een loongerelateerde periodieke uitkering wordl genoten, dient aan le vangen direct na de beëindiging van de Dienstbetrekking en de voortzetting over de periode van loongerelateerde uitkering dient direct aan te sluiten op het einde van de verplichte deelneming. Als de Deelnemer voorafgaand aan het ontslag 7 jaar onafgebroken heeft deelgenomen aan het Fonds, komt 50% van de premie over deze voortzetting ten lasle van het Fonds.
3.5
Van toepassing zijnde bepalingen Het bepaalde in de artikelen A.lll.2.3, 2,7, en 2.8 hiervoor zijn van overeenkomstige toepassing.
4. VOORTZETTING DEELNEMERSCHAP BIJ ARBEIDSONGESCHIKTHEID 4.1
Voortzetting van het Deelnemerschap Voor de (Gewezen) Deelnemer die Arbeidsongeschikt wordt kan voor het arbeidsongeschikte deel het deelnemerschap premievrij worden voortgezet, zolang een WIA-uitkering wordt ontvangen. De premie voor de overgangsregeling VPL PME is niet verschuldigd als wordt voldaan aan de in dit artikel beschreven voorwaarden. Ook voor de Deelnemer die tijdens het deelnemerschap meer Arbeidsongeschikt wordt dan de mate van Arbeidsongeschiktheid die bestond bij de aanvang van het deelnemerschap, kan het deelnemerschap worden voortgezet zonder premiebetaling. Er wordt evenwel geen premievrije voortzetting toegekend over de mate van Arbeidsongeschiktheid die bij de aanvang van het deelnemerschap bestond. Een evenluele premievrije voortzetting van het deelnemerschap vangt pas aan op de dag dat recht ontstaat op een WIA-uitkering.
4.2
Voorwaarden premievrije voortzetting deelnemerschap Om voor voortzetting van het deelnemerschap zonder premiebetaling in aanmerking te komen, dient aan de volgende voonwaarden te zijn voldaan: »
In geval de (Gewezen) Deelnemer bij de aanvang van het deelnemerschap geen WIAuitkering heeft gelden de volgende voonwaarden: O Binnen een jaar na aanvang van het recht op de WIA-uitkering is door of namens de Gewezen Deelnemer daarvan mededeling gedaan aan het Fonds; O De eersie dag van de wachttijd in de zin van de WIA moet zijn gelegen tijdens het deelnemerschap; O Het recht op een WIA-uitkering ontstaat aansluitend aan het einde van de wachttijd voor de WIA. Als de (Gewezen) Deelnemer aan het einde van de wachttijd voor de
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 22
WIA minder dan 35% Arbeidsongeschikt wordt verklaard en geen WIA-uitkering krijgt, maar binnen vier weken na het einde van de wachtfijd voor de WIA alsnog meer dan 35% Arbeidsongeschikt wordt en alsnog rechl op een WIA-uitkering krijgl wordl hel recht op de WIA-uitkering geacht aansluitend aan het einde van de wachttijd voor de WIA te zijn ontstaan. •
4.3
In geval de (Gewezen) Deelnemer bij aanvang Deelnemerschap reeds een WIAuitkering heeft gelden de volgende voorwaarden: O Binnen een jaar na aanvang van het recht op de verhoogde WIA-uitkering is door of namens de (Gewezen) Deelnemer daarvan mededeling gedaan aan het Fonds; O De verhoging van de male van Arbeidsongeschiktheid vindt piaals tijdens het Deelnemerschap.
Basis voor de voortzetting Het Deelnemerschap wordt voortgezet op basis van de laatst vastgestelde Pensioengrondslag en de laatst vastgestelde Deeltijdfaclor voorafgaand aan de Arbeidsongeschiktheid. Indien de deelneming voor een Deelnemer met recht op een WWuitkering direct voorafgaand aan de premievrije voortzetting plaatsvond op basis van het bepaalde in artikel A.lll.2.1 wordtde Deeitijdfactor vermenigvuldigd met 100/70. Ven/olgens wordl de Pensioengrondslag jaarlijks per 1 januari opnieuw berekend aan de hand van de actuele gegevens. Het laalste Pensioengevend salaris van deze Deelnemer wordt hierbij aangepast op basis van de Loonindex. Onder Loonindex wordt in dil verband verstaan de loonindex, zoals deze van toepassing was op 31 december 2014 en luidt als volgt: "Hetpeil van de lonen op 1 januari van enig jaar ten opzichte van 1 januari van het jaar daarvoor Deze index wordt gebaseerd op de in de CAO vastgelegde algemene loonontwikkelingen. Afronding vindt plaats op twee decimalen nauwkeurig". De le hanteren Franchise is telkens de Franchise van hel desbetreffende jaar. Indien Variabele salarisbestanddelen behoren lot het Pensioengevend salaris, wordt het deel van de Pensioengrondslag dat door de Variabele salarisbestanddelen tol stand is gekomen vastgesteld op basis van hel gemiddelde van de mee in aanmerking genomen Variabele salarisbeslanddelen over de periode(n) van deelneming in de driejaar direct voorafgaande aan de Arbeidsongeschiktheid. Indien de datum aanvang voortzetting binnen drie jaar na aanvang van de aanvullende pensioenovereenkomst ligt, wordl zijn Pensioengrondslag over de kortere periode berekend naar analogie van hel in de vorige volzin bepaalde.
4.4
Hoogte van de voortzetting De mate van premievrije voortzetting is afhankelijk van de mate van Arbeidsongeschiktheid. De mate van Arbeidsongeschiktheid is het percentage waarvoor de Deelnemer op grond van de WIA Arbeidsongeschikt is verklaard. De mate van premievrije voortzetting wordt gemaximeerd op de male van Arbeidsongeschiktheid zoals die geldt bij hel einde van het (resterende) dienstbetrekking. Als bij het einde van het dienstbetrekking de wachttijd in de zin van de WIA nog niet is verstreken, dan wordt de male van premievrije voortzetting gemaximeerd op basis van de onderstaande tabel: 80% lot 100% 65% tol 80% 55% tot 65% 45% lot 55% 35% tot 45% <35%
75% 50,75% 42% 35% 28% 0%
Aanvulling tot een hoger percentage is niel mogelijk, met uitzondering van de in A.ill.4.7 beschreven situatie waarin het Bestuur de Deelnemer op verzoek extra aanspraken kan toekennen.
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 23
Indien direct voorafgaand aan de Pensioeningangsdatum met toepassing van het bepaalde in artikel A.lll.4.6, A.lll.4.7 of A.lll.4.8 de premievrije voortzetting heeft plaatsgevonden op basis van een lager percentage, dan vindt de premievrije voortzelling vanaf de Pensioeningangsdatum plaats op basis van dat lagere percentage. 4.5
Einde van de voortzetting De premievrije voortzelling van hel deelnemerschap in verband met Arbeidsongeschiktheid eindigt als de Deelnemer: • De AOW-dalum dan wel de eerdere Pensioeningangsdatum bereikt; O revalideert tol een mate van Arbeidsongeschiktheid onder de 35% (en als gevolg daarvan geen WIA-uitkering meer krijgl); • niet meer aan de gestelde voorwaarden voldoet; • geen loongerelateerde uilkering meer heeft. In de bij de twee laatste bullets bedoelde gevallen bepaalt het Bestuur de datum met ingang waarvan de premievrije deelneming eindigt. Als de WIA-uitkering weer wordl toegekend binnen 4 weken nadat deze was ingetrokken omdat de Deelnemer minder dan 35% Arbeidsongeschikt was geworden, dan wordt de premievrije voorzetting geacht niet le zijn geëindigd.
4.6
Samenloop van premievrije deelneming en pensioenopbouw elders of bij het Fonds Indien de Deelnemer naast zijn premievrije deelneming pensioen opbouwt in een andere pensioenvoorziening danwel in de pensioenregeling van het Fonds, dan mag het lotaal van de gelijktijdig op te bouwen pensioenaanspraken niet meer bedragen dan 100/75 maal de aanspraken die hij bij premievrije deelneming naar een Arbeidsongeschiktheid van 80 lol 100% in het Fonds zou verkrijgen. Het eventuele meerdere wordt in mindering gebracht op de aanspraken die op grond van premievrije deelneming worden verworven.
4.7
Pensioenveriies bij re-integratie Als een Deelnemer aan wie voortzetting is toegekend, na gedeeltelijke revalidatie in een (andere) pensioenregeling gaat deelnemen, geldl het volgende. Als hierdoor de totale pensioenopbouw lager wordt dan de aanspraken die in de oude situatie bij het Fonds verzekerd zouden zijn, dan is het Bestuur bevoegd om op verzoek van de Deelnemer extra aanspraken toe le kennen. Indien de Deelnemer in de nieuwe Dienstbetrekking meer dan de resterende arbeidsgeschiklheid benut, moet de gedeeltelijke premievrije deelneming naar rato van dit meerdere worden verminderd.
4.8
Samenloop voortzetting en deelneming aan de Stichting Pensioenfonds Werk en (Re)lntegratle, sector Sociale werkvoorziening Als een Deelnemer naast zijn voortzetting van hel deelnemerschap deelneemt in bovengenoemde stichting, dan wordt de voortzetting niel beëindigd. De pensioenaanspraken die bij deze slichting worden opgebouwd worden in mindering gebracht op de pensioenaanspraken uit de voortzetting.
4.9
Voortzetting na beëindiging deelnemerschap tijdens ziekte De Gewezen Deelnemer van wie het deelnemerschap lijdens de wachttijd in de zin van de WIA (hierna te noemen: ziekte) is beëindigd, kan zijn deelnemerschap voortzellen op basis van artikel A.lll.3.1. Als hij vervolgens aansluitend aan zijn ziekte recht krijgt op een WIAuitkering en op dat moment minimaal 35% Arbeidsongeschikt is, kan hij in aanmerking komen voor premievrije voortzetting zoals beschreven in dil artikel. Voortzetting vanaf de beëindiging van de deelneming lijdens de wachttijd in de zin van de WIA is geen vereiste om in aanmerking te komen voor premievrije voortzetting zoals beschreven in dit artikel.
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 24
Tevens is het Bestuur bevoegd aan de Partner en Kinderen van de hier omschreven zieke Gewezen Deelnemer die vóór ingang van zijn WIA-uitkering overlijdt, een partner- en wezenpensioen toe te kennen, dat wordl berekend alsof er voortzetting van hel deelnemerschap was toegekend op basis van een Arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. 4.10
Gedeeltelijke Arbeidsongeschiktheid en werkloosheid Voor een gedeeltelijk arbeidsongeschikte Deelnemer wordt het deelnemerschap toch voortgezet alsof hij 80-100% Arbeidsongeschikt is. Dat is het geval als hij recht heeft op een loongerelateerde WGA-uilkering. Op deze voortzetting worden in mindering gebracht de pensioenaanspraken die gelijktijdig elders of bij het Fonds worden opgebouwd en voor zover de totale pensioenopbouw meer bedraagt dan 100:75 van de opbouw in verband met premievrije deelneming bij een Arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Wanneer de loongerelateerde WGA-uitkering van deze Deelnemer stopt, wordt de voortzetting aangepast naar de mate van Arbeidsongeschiktheid. Daarbij is het bepaalde in artikel A.lll.4.6 van toepassing.
4.11
Premiebetaling en pensioenopbouw tijdens ziekte Als het salaris lijdens de ziekteperiode in verband met de duur van de ziekteperiode wordt verlaagd, wordt er bij de vaststelling van de Pensioengrondslag van uitgegaan, dat de veriaging niel heeft plaatsgehad. Premiebetaling alsmede pensioenopbouw vinden tijdens ziekle plaats alsof de salarisverlaging niet heeft plaatsgehad.
5. WAARDEOVERDRACHT 5.1
Wettelijke recht tot waardeoverdracht Bij individuele verandering van dienstbetrekking is het Fonds verplicht om mee le wérken aan een verzoek van de Gewezen Deelnemer om de pensioenaanspraken bij het Fonds over te dragen naar de pensioenuitvoerder van zijn nieuwe werkgever of naar de beroepspensioenregeling, als aan de wettelijke voorwaarden wordt vóldaan. De Werknemer beslist pas definitief tot de waardeoverdracht nadat hij de gevolgen ervan voor zijn nieuwe pensioenregeling geoffreerd heefl gekregen. A. Uitgaande waardeoverdracht Op verzoek van een Gewezen Deelnemer van wie hel dienstbetrekking met de Werkgever is geëindigd, draagt het Fonds de pensioenaanspraken inclusief de verieende toeslagen over naar de overnemende pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever. Bij de overnemende pensioenuitvoerder worden door de waardeoverdracht extra pensioenaanspraken verzekerd. Als een Gewezen Deelnemer gebruik maakt van het recht op waardeoverdracht, worden alle voor hem bij hel Fonds opgebouwde pensioenaanspraken in de waardeoverdracht betrokken. De aanspraken op partnerpensioen worden alleen met instemming van de Partner mee overgedragen. De Gewezen Deelnemer die zijn pensioenaanspraken over heeft laten dragen naar een andere pensioenuitvoerder heeft daarmee geen recht meer op enige pensioenuitkering van het Fonds. Enige uitzondering hierop is hel bijzonder partnerpensioen dat niet in de waardeoverdracht wordt betrokken. S. Inkomende waardeoverdracht Bij een inkomende waardeoverdracht worden door de waardeoverdracht extra pensioenaanspraken in dekking genomen. Deze extra pensioenaanspraken worden vertaald In extra Deelnemingsjaren.
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 25
5.2
Waardeoverdracht die niet onder het wettelijk recht valt Bij een verzoek tol ingaande of uitgaande waardeoverdracht die niel onder het wettelijk recht valt, dienen alle betrokken partijen afzonderiijk in te stemmen met de waardeoverdracht Het Fonds verleent in principe medewerking aan dergelijke verzoeken, maar kan daaraan voonwaarden verbinden. De verdere afhandeling vindt piaals volgens de bepalingen die de Pensioenwet aan een dergelijke waardeoverdracht stelt.
6. SCHEIDING 6.1
Bijzonder partnerpensioen a. Aanspraak op bijzonder partnerpensioen Bij Scheiding van de Deelnemer ofde Gewezen Deelnemer of van de Gepensioneerde bij wie een partnerpensioen is verzekerd, ontstaat voor de Ex-partner een tot op dat momenl opgebouwde aanspraak op bijzonder partnerpensioen. b. Uitkeringsperiode Het bijzonder partnerpensioen gaat In op de eerste dag van de maand waarin de Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde overlijdt en wordl aan de Ex-partner uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de Ex-partner overiijdt. c. Hoogte van het bijzonder partnerpensioen Het bijzonder partnerpensioen is gelijk aan het op dat momenl opgebouwde partnerpensioen op het momenl van Scheiding. Bij meerdere scheidingen wordt mei de eerder verkregen bijzondere partnerpensioenen en de daarop eventueel verieende toeslagen rekening gehouden. cf. Afstand doen van het bijzonder partnerpensioen De Ex-partner kan (gedeeltelijk) afstand doen van hel bijzonder partnerpensioen. Dil dient te worden geregeld in de voorwaarden in verband met de partnerrelatie of in een aparte schriftelijke overeenkomsl inzake de Scheiding. Daarnaast dient het Fonds toestemming te verienen voor de afstand van het bijzonder partnerpensioen. e. Vervreemding van het bijzonder partnerpensioen De Ex-partner kan het bijzonder partnerpensioen (gedeellelijk) vervreemden aan een eerdere of latere Partner van de overleden (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde. Dit dient overeengekomen le worden bij notariële akte. Daarnaast moet het Fonds bereid zijn een eventueel uil de overdracht voortvloeiende wijziging van het risico te dekken. Een vervreemding is onherroepelijk.
6.2
Verevening van pensioenrechten a. Verevend ouderdomspensioen Op grond van de "Wel verevening pensioenrechten bij scheiding" heeft de Ex-partner in de volgende gevallen recht op verevening van het ouderdomspensioen: • echtscheiding; • scheiding van tafel en bed; • beëindiging geregistreerd partnerschap. Als vereveningsdatum geldt de Scheidingsdatum. b. Uitkeringsperiode Het verevend ouderdomspensioen gaat in op de Pensioeningangsdatum en wordl uitgekeerd tot de laatste dag van de maand waarin de Gepensioneerde of zijn Ex-parlner overlijdt c. Hoogte van het verevend ouderdomspensioen De hoogte van het verevend ouderdomspensioen wordt vastgesteld conform de standaardverevening zoals dit blijkt uit de Wet verevening pensioenrechten bij Scheiding,
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 26
tenzij in de huwelijkse voorwaarden of in een aparte schriftelijke overeenkomst inzake de Scheiding anders is overeengekomen. Als artikel A.lll.4.7 van toepassing is, wordl het ouderdomspensioen verevend nadat de vermindering is toegepast Het verevend ouderdomspensioen komt niet in aanmerking voor uitruil in partnerpensioen. d. Omzetting/Conversie Op verzoek van de Ex-partner én de (Gewezen) Deelnemer kan het verevend ouderdomspensioen tezamen met het evenluele bijzonder partnerpensioen worden omgezet in een zelfstandige aanspraak op ouderdomspensioen voor de Ex-partner. 7. VERLOF 7.1
Algemeen Dit artikel heeft betrekking op veriof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, sub a. van hel Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (wettelijk verlof). Tijdens alle vormen van wettelijk veriof is het arbeidsongeschiktheids- en overlijdensrisico gedurende maximaal 18 maanden gedekt alsof geen veriof wordt genoten. Voor de mate van opbouw van pensioenaanspraken gedurende het verlof wordt onderscheid gemaaki tussen wettelijk ouderschapsveriof en overig wettelijk veriot
7.2
Wettelijk ouderschapsverlof 7.2.1 Pensioenen Voor de Deelnemer die gebruik maakl van het wettelijk rechl op ouderschapsveriof, wordt de opbouw en dekking van de pensioenen ongewijzigd voortgezet 7.2.2 Premiebetaling De premie die gedurende hel wettelijk ouderschapsverlof voor de Deelnemer aan het Fonds is verschuldigd, wordt vermenigvuldigd met de ouderschapsveriofbreuk. Deze breuk wordt op de volgende wijze berekend:. aantal arbeidsuren per week tijdens ouderschapsverlof aantal arbeidsuren per week vóór ingang ouderschapsverlof Ook de bijdrage in de premie die door de Deelnemer aan de Werkgever is verschuldigd, wordt met de ouderschapsverlofbreuk vermenigvuldigd. De resterende premie die lijdens het wettelijk ouderschapsverlof benodigd is voor de volledige opbouw en dekking van de pensioenen, komt voor rekening van het Fonds.
7.3
Overig wettelijk verlof^ Tijdens de overige vormen van wettelijk veriof vindt, voor zover verlof wordt genoten, geen pensioenopbouw plaats en is geen pensioenpremie verschuldigd, tenzij de betrokken Deelnemer kiest voor: « volledige voortzetting van de deelneming; • halve voortzetting van de deelneming voor zover veriof wordt genoten. De keuze voor een bepaalde mate van voortzetting wordt eenmalig gemaakt bij de aanvang van het veriof. Deze keuze kan niet worden gewijzigd.
' - sabbatsverlof krachtens een schriftelijk vastgelegde regeling van de Werkgever gedurende ten hoogste 12 maanden - studieverlof voor cursussen, voor opleidingen of studie voor een beroep, voor hel op peil houden van de vakkennis en voor cursussen, opleidingen of studie dle door de Werkgever worden gefinancierd - levensloopverlof 20160701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 27
Aan de voortzetting van de deelneming lijdens de verlofperiode is de voorwaarde verbonden dat geen cumulatie plaatsvindt met O pensioenopbouw in een pensioenregeling bij een eventuele andere werkgever, O de vorming van een oudedagsreserve als bedoeld in artikel 3.67 van de Wet IB 2001 of » deelname aan een beroepspensioenregeling. Het Fonds kan aan voortzetting tijdens levensloopveriof nadere voorwaarden verbinden. 7.3.1 Pensioenen Indien de Deelnemer kiest voor volledige voortzetten van de deelneming, dan vindt volledige aan de veriofperiode gerelateerde opbouw van pensioenen plaats. Indien de Deelnemer kiest voor halve voortzetting van de deelneming, dan vindt halve opbouw van pensioenen plaats. 7.3.2 Premiebetaling Indien de Deelnemer gedurende het overige wettelijk veriof kiest voor volledig of voor de helft voortzetten van de deelneming, dan is hij aan het Fonds verschuldigd de volledige of de helft van de aan de verlofperiode gerelateerde pensioenpremie en indien verschuldigd de volledige of de helft van de premie voor de VPL-overgangsregeling, die vanaf 1 januari 2015 is opgenomen in een apart document onder de naam "Overgangsregeling VPL PME". in Hoofdstuk C (werkgevers- en werknemersdeel) van hel pensioenreglement 7.4
Financiering wettelijk ouderschapsverlof met levensloopuitkering Ook indien gedurende wettelijk ouderschapsveriof levensloopuitkering wordt genoten, vindt dekking, opbouw en premiebetaling plaats zoals hiervoor geregeld in artikel A.lll.7.2. Indien de Deelnemer het totale aantal uren ouderschapsverlof heefl genoten waarop hij wettelijk recht heeft^ en de periode van veriof wordt nog voortgezel in de vorm van overig wettelijk veriof, is tijdens het voortgezette veriof hel bepaalde in artikel A.111.7.3 van toepassing. Bij voortzelling van de verlofperiode door middel van niet-wettelijk verlof is hel arbeidsongeschiktheids- en overlijdensrisico gedurende maximaal 18 maanden gedekt alsof geen verlof wordl genoten. Indien gelijktijdig wettelijk ouderschapsverlof en overig wettelijk veriof wordt genoten, is het bepaalde in artikel A.lll.7.2 van toepassing op het wettelijk ouderschapsveriof en hel bepaalde in artikei A.lll.7.3 op hel overig wettelijk verlof. Indien gelijktijdig wettelijk ouderschapsverlof en niet-wettelijk veriof wordt genoten, is hel bepaalde in artikel A HI.7.2 van toepassing op het wettelijk ouderschapsveriof en is tijdens het deel niet-wettelijk verlof het arbeidsongeschiktheids- en overlijdensrisico gedurende maximaal 18 maanden gedekt alsof geen verlof wordt genoten.
2
ten hoogste de arbeidsduur per week gerekend over een periode van 26 weken
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 28
IV. HERSCHIKKING VAN PENSIOEN 1. ALGEMEEN De (Gewezen) Deelnemer heeft het recht om binnen bepaalde grenzen zijn pensioenaanspraken le herschikken. De volgende herschikkings mogelijkheden zijn toegestaan: O Deeltijdpensionering. « Ven/roeging of uitstel ten opzichte van de Pensioenrichtdatum. « Uitruil van pensioenaanspraken. O Hoog/laag-uitkering ouderdomspensioen en laag/hoog-uitkering ouderdomspensioen. Ook combinaties van deze herschikkings mogelijkheden zijn toegestaan in de hiervoor aangegeven volgorde. Eenmaal gemaakte keuzes kunnen vanaf de (eersie) Pensioeningangsdatum niet meer ongedaan gemaakt worden. In dil hoofdstuk worden de mogelijkheden nader beschreven. De herschikkings mogelijkheden zijn nader in de Uitvoeringsrichtlijn betreffende de herschikkings mogelijkheden uitgewerkt Alle factoren die bij herschikking worden gebruiki, gelden vanaf 1 januari 2015 tol 1 januari 2018 en kunnen tussentijds worden aangepast Herschikking vindt altijd plaats ten aanzien van de opgebouwde pensioenaanspraken en de daarop reeds verieende indexaties. Als betrokkene voor vervroegde of uitgestelde pensioeningang kiesl danwel uitruil wenst, worden daarin alle pensioenaanspraken betrokken. Herschikking van het pensioen uit de aanvullende regeling WIA-excedenlpensioen is niel toegestaan. Voor de aanpassing van pensioenaanspraken geldt een aanlal fiscale en reglementaire beperkingen. Het Fonds zal de Gewezen Deelnemer hierover informeren als zijn aanpassingsverzoek de fiscale en/of reglementaire grenzen overschrijdt. Als het verlaagde ouderdomspensioen door een herschikkingskeuze onder de grens voor afkoop van kleine pensioenen geldend in hel jaar van ingang van hel ouderdomspensioen zou uitkomen, dan kan het pensioen op die dalum niet ingaan. In dat geval zal/zullen de herschikkingskeuze(s) zodanig moeien worden gekozen, dat hel ouderdomspensioen boven de afkoopgrens blijft uitkomen. Indien na toepassing van de diverse herschikkingsmogelijkheden een partnerpensioen resteert, mag dat resterende partnerpensioen niel lager zijn dan de in hetjaar van ingang van het ouderdornspensioen geldende afkoopgrens. In alle gevallen waarin de herschikkingskeuzes leiden tol een veriaagd partnerpensioen is de instemming van de eventuele Partner vereist. 2. DEELTIJDPENSIONERING 2.1
Uitleg deeltijdpensionering De Deelnemer heefl de mogelijkheid zijn pensioen op de Pensioeningangsdatum slechts gedeeltelijk in te lalen gaan. Voor het resterende gedeelte blijft hij Deelnemer In het Fonds en bouwt hij pensioen op. Een verzoek voor deze deeltijdpensionering dienl uiterlijk 3 maanden voor de ingangsdatum van het deellijdpensioen bij hel Fonds te worden ingediend. De bij deellijdpensionering gemaakte herschikkingskeuze betreffende hoog/laag- of laag/hoog-uitkering wordl ook toegepast bij een volgende deeltijdpensionering en de volledige ingang van het pensioen. De bij deellijdpensionering gemaakte herschikkingskeuze betreffende de uitruil van pensioenaanspraken kan niet meer worden gewijzigd voor wat
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 29
betreft het reeds ingegane deeltijdpensioen. Bij een volgende deeltijdpensionering en de volledige ingang van hel pensioen kunnen slechts uilruilkeuzes worden gemaakt ten aanzien van het nog niel ingegane ouderdomspensioen. 2.2
Ingangsdatum deeltijdpensioen Voor deeltijdpensionering geldt in principe dezelfde mogelijke ingangsdatum als voor volledige pensionering. Echter, de periode waarin de Gepensioneerde deeltijdpensioen ontvangt, beslaat minimaal 3 maanden. De Pensioeningangsdatum voor het deeltijdpensioen kan dus liggen tussen de eerste dag van de maand waarin de Deelnemer 55 wordt en 3 maanden vóór de maand waarin betrokkene 70 jaar wordt.
2.3
Ingangsdatum resterende pensioen of deel daarvan Deze datum kan liggen tussen 3 maanden na de ingangsdatum van het deeltijdpensioen en de eerste dag van de maand voorafgaande aan de maand waarin de Deelnemer 70 jaar wordl. De ingangsdatum kan echier niet later zijn dan de datum waarop hel totale pensioen het fiscale maximum bereikt
2.4
Percentage deeltijdpensioen Het percentage waarmee een Deelnemer met deeltijdpensioen kan gaan, bedraagt tenminste 20% van het volledige pensioen op het moment van de keuze. Afhankelijk van de gekozen vervroegde of uitgestelde ingangsdatum wordt het deeltijdpensioen actuarieel verlaagd of verhoogd. Dil gebeurt op dezelfde wijze als bij vervroeging of uitstel van het volledige pensioen. Een ingaand deeltijdpensioen mag nooit minder bedragen dan het wettelijk minimumbedrag voor afkoop van klein pensioen (zie artikel A.III.1.2).
2.5
Continuering pensioenopbouw Voor hel gedeelte dat de Deelnemer niet met pensioen gaat, blijft zijn dienstbetrekking van kracht Over dit gedeelte vindt dekking en opbouw van pensioen plaats conform deeltijdarbeid. Dit staat beschreven in hoofdstuk A.1.1.
3. VERVROEGING OF UITSTEL TEN OPZICHTE VAN DE PENSIOENRICHTDATUM 3.1
Uitleg Vervroeging De Deelnemer kan er voor kiezen zijn ouderdomspensioen eerder dan de Pensioenrichtdatum in le laten gaan. De Dienstbetrekking dient dan in verband mei pensionering le worden beëindigd. Dit kan vanaf de eerste dag van de maand waarin hij 55 jaar wordt De Gewezen Deelnemer kan eveneens van de mogelijkheid tot vervroeging gebruik maken, als hij tegenover het Fonds verklaart dat de lopende Dienstbetrekking op de Pensioeningangsdatum in verband mei pensionering is geëindigd respectievelijk dal er geen lopende Dienstbetrekking is. De Deelnemer van wie de pensioenopbouw wordl voortgezet in verband met werkloosheid en/of Arbeidsongeschiktheid kan niet vervroegd met pensioen zolang er een loongerelateerde uitkering wordl genoten die aan de deelneming als werkloze of arbeidsongeschikte ten grondslag ligt Hij kan echter van de mogelijkheid tol vervroeging gebruik maken als hij , tegenover het Fonds verklaart dal de beëindiging - met ingang van de vervroegde Pensioeningangsdatum - van de loonvervangende uilkering bij het UWV is aangevraagd. De betrokken Deelnemer dient het Fonds per omgaande van de beëindiging van de loonvervangende uitkering in kennis te stellen. Het Fonds zal periodiek controleren of de loonvervangende uitkering feitelijk is beëindigd. Mocht blijken dat de loonvervangende uitkering niet op de vervroegde Pensioeningangsdatum is beëindigd, dan dient de ten onrechie uitbetaalde pensioenuitkering door de "Pensioengerechtigde" aan hel Fonds te worden terugbetaald.
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 30
De Deelnemer van wie de pensioenopbouw wordt voortgezet anders dan als gevolg van een WW-uilkering (vrijwillige voortzetting) kan eveneens van de mogelijkheid tot vervroeging gebruik maken als hij tegenover hel Fonds verklaart, dat hij zijn arbeidzame leven met ingang van de vervroegde Pensioeningangsdatum in verband met pensionering heeft beëindigd. Mocht blijken dat er geen sprake is van beëindiging van zijn arbeidzame leven op pensioendatum, dan dient de ten onrechte uitbetaalde pensioenuitkering door de "Pensioengerechtigde" aan hel Fonds te worden terugbetaald. De eventuele fiscale gevolgen in verband met de vervroeging komen volledig voor rekening van de betreffende (Gewezen) Deelnemer. Het tolaal opgebouwde ouderdomspensioen wordl in verband met de vervroeging herrekend naar de nieuwe Pensioeningangsdatum. Door deze herrekening valt de aanspraak op ouderdoms- en partnerpensioen lager uit. Voor de vervroeging is daarom de instemming van de eventuele Partner vereist Zonder deze instemming vindt geen ven/roeging plaats. Een verzoek tot vervroeging van de Pensioeningangsdatum dienl uiteriijk 3 maanden voor de gewenste Pensioeningangsdatum bij het Fonds te zijn ingediend. Het pensioen gaal in op de gewenste Pensioeningangsdatum doch ten minste 3 maanden nadat het verzoek lot vervroeging door het Fonds wordt onlvangen. Als ingangsdatum komt slechts de eerste dag van een kalendermaand in aanmerking. 3.2
Uitleg uitstel De Deelnemer die nog een dienstbetrekking heefl met de Werkgever kan er voor kiezen zijn pensioen later dan de Pensioenrichtdatum in le laten gaan. Dil kan tot de eersie dag van de maand waarin hij 70 jaar wordt. Indien de Deelnemer die nog een diensibetrekking heeft met de Werkgever, kiest voor uitstel van de Pensioeningangsdatum, dienl hij Werknemer te blijven. Gedurende de uitstelperiode vindt geen opbouw van het ouderdoms-, partner- en wezenpensioen plaats. De-Gewezen Deelnemer kan wel gebruik maken van de mogelijkheid tot uitstel ten opzichte van de Pensioenrichtdatum als hij tegenover het Fonds verklaart, dat zijn lopende Diensibetrekking wordl voortgezet. Hel pensioen gaat in zodra de lopende Diensibetrekking eindigt doch uiteriijk bij het bereiken van de leeftijd van 70 jaar. Het Fonds zal periodiek controleren of de lopende Dienstbetrekking nog bestaat De Gewezen Deelnemer moet hel Fonds onverwijld van het einde van de Dienstbetrekking in kennis stellen. De eventuele fiscale gevolgen in verband met het uitstel komen volledig voor rekening van de betreffende Gewezen Deelnemer. Het vóór de Pensioenrichtdatum totaal opgebouwde ouderdomspensioen wordt in verband met het uitstel herrekend naar de nieuwe Pensioeningangsdatum. Door deze herrekening zal de aanspraak op ouderdoms-, parlner- en wezenpensioen hoger uitvallen. Hel ouderdomspensioen mag niet meer bedragen dan 100% van het laatstgenoten Pensioengevend salaris. Bij het bereiken van dit maximum gaat het pensioen in. Een verzoek tot uitstel van de Pensioeningangsdatum dient uiterlijk 3 maanden voor de Pensioenrichtdatum bij het Fonds te zijn ingediend. De daadwerkelijke pensioenaanvraag dient 3 maanden voor de gewenste Pensioeningangsdatum bij het Fonds te zijn ingediend. Als ingangsdatum van het uitgestelde pensioen komt slechts de eerste dag van een kalendermaand in aanmerking.
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 31
4. UITRUIL VAN PENSIOENAANSPRAKEN 4.1
Uitleg uitruil Het uitruilen van pensioenaanspraken Is het omzetten van (een gedeelte van) de ene pensioenaanspraak in een andere. De ene pensioenaanspraak wordt veriaagd of komt te vervallen en de andere aanspraak ontslaat of wordl verhoogd. Dit gebeurt op collectief actuarieel en sekse-neutrale wijze. De tabellen zijn in de Uitvoeringsrichtlijn betreffende de herschikkingsmogelijkheden opgenomen.
4.2
Uitruilmoment en keuzeperiode De (Gewezen) Deelnemer ontvangt circa 6 maanden voor de AOW-datum een pensioenaanvraagformulier van het Fonds waarin onder andere de diverse uitruilmogelijkheden worden uitgelegd. De (Gewezen) Deelnemer dient bij de pensioenaanvraag zijn keuze aan hel Fonds kenbaar te maken. In geval de (Gewezen) Deelnemer verzoekt om vervroegde pensioeningang, worden de diverse uitruilmogelijkheden omgaand aan betrokkene meegedeeld. Uitruil kan niet plaatsvinden als hel bedrag van de uit te ruilen pensioensoort lager is dan de grens waarbij afkoop van kleine pensioenen op grond van artikel A.lll.1.2 van dil Reglement aan de orde is. Evenmin kan uitruil plaatsvinden als na uitruil verzekerde aanspraken zouden ontslaan die lager zouden zijn dan de hiervoor bedoelde grens. De diverse uitruilmogelijkheden worden hierna verder toegelicht.
4.3
Uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen Door deze vorm van uitruil kan de (Gewezen) Deelnemer vanaf de Pensioeningangsdatum een hoger partnerpensioen meeverzekeren. Bij overiijden van de Gepensioneerde wordt dan hel verhoogde partnerpensioen uitgekeerd.. 4.3.1 Uitruil bij einde deelneming De Gewezen Deelnemer mag ook bij einde deelneming anders dan door overlijden of het ingaan van het ouderdomspensioen, voor de Pensioeningangsdatum een deel van zijn ouderdomspensioen uitruilen voor hoger partnerpensioen. Bij overlijden van de fef-Gewezen Deelnemer of van de Gepensioneerde wordl, als betrokkene bij einde deelneming voor uitruil heeft gekozen, het verhoogde partnerpensioen uitgekeerd. Hel verzoek om uitruil moet binnen twee maanden na einde deelneming bij het Fonds zijn ingediend. Deze keuzemogelijkheid is niel van toepassing als de Gewezen Deelnemer een verzoek tot waardeoverdracht heeft ingediend. Als de waardeoverdracht geen doorgang vindt kan een eerder tijdig gemaakte keuze alsnog worden geëffectueerd. 4.3.2 Hoogte verhoogde partnerpensioen Het verhoogde partnerpensioen dat na uitruil wordt verzekerd mag maximaal 100% van het veriaagde ouderdomspensioen bedragen. Hel bepaalde in artikel 18d, lid 2, van de Wet op de loonbelasting 1964 is bij deze uitruil mede van toepassing. Dat houdt onder meer in dat het verhoogde partnerpensioen na de uitruil niet meer mag bedragen dan 70% van het laatstgenoten Pensioengevend salaris. Voor de toepassing van dit artikellid wordt onder partnerpensioen verslaan het partnerpensioen met inbegrip van het bijzonder partnerpensioen.
4.4
Uitruil partnerpensioen in ouderdomspensioen Door deze vorm van uitruil kan de (Gewezen) Deelnemer partnerpensioen geheel of gedeeltelijk uitruilen voor extra ouderdomspensioen. Het opgebouwde partnerpensioen wordl dan veriaagd of komt te vervallen. Voor deze uitruil is de instemming van de eventuele Partner vereist. Zonder deze instemming vindt geen uitruil piaals. Het opgebouwde wezenpensioen wordt niet uitgeruild. Hel evenluele bijzondere partnerpensioen komt niet voor uitruil in aanmerking.
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 32
5. HOOG/LAAG- EN LAAG/HOOG -UITKERING OUDERDOMSPENSIOEN 5.1
Hoog/laag-ultkering ouderdomspensioen Door deze vorm van herschikking kan de (Gewezen) Deelnemer zijn ouderdomspensioen lijdelijk verhogen. Hierbij kan hij eenmalig kiezen voor eerst een bepaalde periode met een hoger ouderdomspensioen gevolgd door een periode met een lager ouderdomspensioen. Daarbij bedraagt de laagste uitkering niet minder dan 75% van de hoogste uilkering. Bovendien kan tot de Pensioenrichtdatum een bedrag ter grootte van ten hoogste 2 maal de AOW voor gehuwde personen zonder partnertoeslag, vermeerderd met de vakantietoeslag buiten beschouwing worden gelaten. De minimale en maximale lengte van de periode met een hoger ouderdomspensioen wordl door hel Fonds bepaald. Voorts wordl bij de keuze rekening gehouden met andere levenslange pensioenen uit dil Reglement De periode met een lager percentage begint op de eerste van een kalendermaand. De keuze voor hoog-laag heeft geen invloed op de hoogle van het evenlueel meeverzekerde partner- en wezenpensioen.
5.2
Laag/hoog-uitkering ouderdomspensioen Door deze vorm van herschikking kan de (Gewezen) Deelnemer zijn ouderdomspensioen tijdelijk verlagen. Hierbij kan hij eenmalig kiezen voor eersl een bepaalde periode met een lager ouderdomspensioen gevolgd door een periode mei een hoger ouderdomspensioen. Daarbij bedraagt de laagste uitkering niet minder dan 75% van de hoogste uitkering. De minimale en maximale lengte van de periode met een lager ouderdomspensioen wordt door het Fonds bepaald. Bij de laag-hoog-uitruil wordt rekening gehouden met andere levenslange pensioenen uil dit Reglement De periode met een hoger percentage begint op de eerste van een kalendermaand. De keuze voor laag-hoog heeft geen invloed op de hoogte van het eventueel meeverzekerde partner- en wezenpensioen.
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 33
V. TOESLAGVERLENING 1. VOORWAARDEN VOOR TOESLAGVERLENING Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaariijks toeslag verleend van maximaal de slijging van de Prijsindex. Het Besluur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepasl. Voor deze voonwaardelijke toeslagveriening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagveriening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. Het Fonds kan na overieg met de desbetreffende Sociale Partner besluiten tot een extra toeslagveriening voor het vanaf 2015 opgebouwde pensioen in de Verplichte pensioenregeling len behoeve van de Werknemers op hel moment van aanwending. Hiervoor kunnen de middelen in het Premie-egalisaliedepot aangewend worden. Deze extra indexatie is gemaximeerd op het verschil lussen Loonindex en Prijsindex vanaf 1 januari 2015. Het Fonds is na overieg met de desbetreffende Sociale Partner bevoegd bij het vaststellen van het toeslagbeleid onderscheid te maken tussen verschillende soorten pensioenaanspraken en pensioenrechten, voor zover dat onderscheid wettelijk is toegestaan. Het toeslagbeleid is vastgelegd in het betreffende pensioenreglement. Toeslagveriening vindt altijd plaats per 1 januari van enig jaar en wordt verleend op de pensioenen en aanspraken met inbegrip van eerdere toeslagen. Beslissingen door het Besluur van hel Fonds over toeslagverlening worden vooraf ler kennis gebracht aan de desbetreffende Sociale Partner. Deze beslissingen zijn mede gebaseerd op het voor en door het Fonds vastgestelde beleid. 2. WIJZE VAN TOESLAGVERLENING 2.1
Toeslagvertening voor Deelnemers, Gewezen Deelnemers en Pensioengerechtigden De pensioenaanspraken en pensioenrechten op ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen van de Deelnemer, Gewezen Deelnemer en Pensioengerechtigden komen in aanmerking voor toeslagverlening. Als uitgangspunt voor de toeslagen op deze aanspraken wordt de Prijsindex gebruiki. De toeslagen die aan de Gewezen Deelnemers wordt toegekend is allijd gelijk aan de toeslagen voor de Pensioengerechtigden. Van de pensioengerechtigde Partner komt het ingegaan partnerpensioen in aanmerking voor toeslagveriening. Van de pensioengerechtigde Kinderen komt het ingegaan wezenpensioen in aanmerking voor toeslagveriening.
2.2
Toeslagvertening voor de Ex-partner De volgende pensioenaanspraken van de Ex-partner komen in aanmerking voor toeslagveriening: • het bijzonder partnerpensioen; • hel verevend pensioen; of, indien omgezet: • het zelfstandig ouderdomspensioen. Bovengenoemde pensioenaanspraken en pensioenrechten worden verhoogd met de Prijsindex.
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 34
VI. A COLLECTIEVE EN INDIVIDUELE AANVULLENDE REGELINGEN 1. UITLEG MOGELIJKHEDEN Werkgevers en Deelnemers hebben in gezamenlijk overleg de mogelijkheid om naast de Verplichte pensioenregeling collectieve en individuele aanvullende pensioenregelingen bij het Fonds te verzekeren. 2. DE WERKGEVER KAN DE VOLGENDE COLLECTIEVE AANVULLENDE REGELINGEN VERZEKEREN: O O O O O O
Tijdelijke risicodekking partner- en wezenpensioen over variabel salaris. Pensioenopbouw boven Salarisgrens, laag Pensioenopbouw boven Salarisgrens, hoog WIA-excedentpensioen. Optimaal Pensioen Inkoop. Pensioenopbouw over Variabel loon
Wanneer eén Werkgever één of meer van deze collectieve aanvullende regelingen verzekert, dan geldl verplichlé deelname aan deze aanvullende regeling(en). De verplichte deelname geldl voor alle Deelnemers die bij de Werkgever in diensl zijn. De collectieve aanvullende regelingen worden hierna toegelicht. 2.1
Tijdelijke risicodekking partner- en wezenpensioen over variabel salaris Deze aanvullende regeling is slechts van toepassing voor de Deelnemer wiens Pensioengevend salaris hoger is dan de Franchise op basis van art. 18a, lid 8, Wet op de loonbelasting 1964. Met deze aanvullende regeling wordt öok partner- en wezenpensioen verzekerd over variabele salarisbeslanddelen. Hieronder wordtverstaan: O ploegentoeslag; O toeslag afwijkénde werktijden; 0 SAO-toeslag. Als grondslag voor de pensioenen geldt de som van de variabele salarisbestanddelen per 1 januari, zonder aftrek van de Franchise. Voor deze aanvullende regeling wordt eëri per bedrijf vastgestelde doorsneepremie bij de Werkgever in rekening gebracht. De Werkgever mag een bijdrage in deze premie bij de Werknemer in rekening le brengen. Het afsluiten van deze aanvullendé regeling is vanaf 1 januari 2015 niet meer mogelijk.
2.2
Pensioenopbouw boven Salarisgrens Deze aanvullende regeling bouwt pensioen op over het gedeelte van het salaris dat uitstijgt boven de Salarisgrens (Pensioenopbouw boven Salarisgrens). De opbouvv, dekking en uitbetaling van de pensioenen over het gedeelte van het Pensioengevend salaris boven de Salarisgrens vinden plaats conform de desbetreffende Pensioenregeling. Voor deze aanvullende regeling wordt een premié bij de Werkgever in rekening gebracht De Werkgever mag een bijdrage in deze premie bij de Werknemer in rekening brengen.
2.3
WIA-excedentpensioen Dezè aahvullende regeling verzekeri een aanvulling op de uilkering uil hoofde van de WIA; De Werknemer die meer verdient dan het WlA-maximumsalaris, ontvangt bij Arbeidsongeschiktheid geen WIA-uitkering over dil excedentsalaris. Hierdoor ontvangt de
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 35
arbeidsongeschikte Deelnemer naast zijn WIA-uitkering een aanvullend arbeidsongeschiktheidspensiöen. Voor deze aanvullende regeling wordl een actuariële risicopremie bij de Werkgever in rekening gebracht. De Werkgever mag een bijdrage in deze premie bij de Werknemer in rekening te brengen. De exacte invulling van deze aanvullende regeling gebeurt op hel moment van sluiten in overleg lussen het Fonds en de Werkgever en is opgenomen in hel aanvullend reglement WIA-excedent pensioen 2015. 2.4
Optimaal Pensioen Inkoop Deze aanvullende regeling verzekert binnen de fiscale grenzen extra pensioen. Deze regeling is niet bestemd voor Deelnemers die uitzicht hebben op extra pensioenaanspraken als bedoeld in de Overgangsregeling VPL PME. Voor deze aanvullende regeling wordt een actuariële premie dan wel een koopsom in rekening gebracht De Werkgever mag een bijdrage in de premie bij de Werknemer in rekening brengen. De exacte invulling van deze aanvullende regeling gebeurt op het moment van sluiten tussen het Fonds en de Werkgever.
2.5
Pensioenopbouw over Vanabel loon De Variabele loonbestanddelen met de eventueel daarover verieende vakantietoeslag behoren slechts tot het Pensioengevend salaris indien zulks is overeengekomen in een lussen de Werkgever en Werknemer gesloten (aanvullende) pensioenovereenkomst. Welke Variabele loonbestanddelen behoren lot het Pensioengevend salaris wordt bepaald door de pensioenovereenkomsl tussen Werkgever en Werknemer. Tot de Variabele loonbestanddelen kunnen onder meer behoren: • ploegentoeslag • toeslag afwijkende werktijden • SAO-toeslag Voorts kunnen tol het Pensioengevend salaris behoren incidentele Variabele loonbestanddelen zoals: • niet gegarandeerde tantième • winstdeling • bonus • gratificatie
3, DE DEELNEMER KAN IN OVERLEG MET ZIJN WERKGEVER DE VOLGENDE INDIVIDUELE AANVULLENDE REGELING VERZEKEREN: ANW-hiaatpensioen. De Deelnemer kan alleen een individuele aanvullende regeling verzekeren als zijn Werkgever deze verzekering niet collectief heeft verzekerd. Wanneer een Deelnemer een ANWhiaatpensioen wil verzekeren, is de Werkgever verplicht hieraan zijn medewerking le verlenen.
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 36
VI. B ANVy-HIAATPENSIOEN 1. DEFINITIES In aanvulling op dan wel in afwijking van dit pensioenreglement gelden in het kader van het ANW-hiaatpensioen de volgende definities: a. AOW-datum: in afwijking van A.l.1.1.1. is de AOW-datum de geldende AOW-datum op ingangsmoment van de uitkering volgens A.VI.8.8.1. b. Deelnemer: De Werknemer die Deelnemer is aan de Verplichte pensioenregeling van het Fonds en die met inachtnernirig van het bepaalde in artikel A.VI.B.2, gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid lol deélneming aan deze Aanvullende regeling. c. Uitvoeringsovereenkomst De schriftelijke vastlegging van de onderbrenging van de Aanvullende regeling lussen de Werkgever en het Fonds. d. Werkgever: De Werkgever als bedoeld in artikel A.1.1 van dit reglement die een Uitvoeringsovereenkomst betreffende ANW-hiaatpensioen met hel Forids heefl gesloten. 2. VERZEKERING VAN ANW-HIAATPENSIOEN 2.1
De Deelnemer heeft aanspraak op een ANW-hiaatpensioen ten behoeve van de Partner, indien en zolang dit ANW-hiaatpensioen op grond van het in dit artikel bepaalde is verzekerd.
2.2
De Deelnemer dient het verzoek tot verzekering van het ANW-hiaatpensioen tén behoeve van zijn Partner via de Werkgever kenbaar le maken bij het Fonds, echter binnen drie maanden nadat hij in dienst is getreden en bij indiensttreding reeds een Partner heeft of binnen drie maanclen nadat hij is gehuwd, een geregistreerd partnerschap of een Gezamenlijke huishouding is aangegaan.
2.3
Ter dekking van het in het uitzicht gestelde ANW- hiaatpensioen sluit de Werkgever een Uitvoeringsovereenkomst met hel Fonds.
3. INGANG EN EINDE VERZEKERING 3.1
De verzekering van het ANW-hiaalpensioön gaat in zodra het Fonds de eelnemer heefl geaccepteerd.
3.2
De verzekering van het ANW-hiaalpensioen eindigt op het vroegste van de volgende tijdstippen: a. bij hèt einde van de arbeidsovereenkomst tussen Werkgever en Deelnemer; b. op de Pensioeningangsdatum; c. zodra de Uitvoeringsovereenkomst eindigt; d. overeenkomstig het bepaalde in artikel A.VI.B.6 lid 5; e. op een door hel Fonds te bepalen tijdstip indien de premie niet tijdig is voldaan; , f. indien de Deelnemer deze verzekering lieeft opgezegd, mits deze opzegging is geschied per de eerste van een kalenderkwartaal eri voor de eerste van de daaraan voorafgaande maand schriftelijk aan het Fonds is meegedeeld; g. zodra de Deelnemer geen Partner meer heeft; h. op de dag waarop de Partner recht krijgt op een AOW-uitkering.
3.3
Bij het einde van de deelneming, behoudens in het geval van het einde van de arbeidsovereenkomst als gevolg van Arbeidsongeschiktheid, ven/alt het recht op ANWhiaatpensioen.
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 37
3.4
De Gewezen Deelnemer die na beëindiging van de deelneming rechl heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet of op een werkloosheidsuitkering van zijn woonland, behoudt gedurende de periode dal hij een uitkering ontvangt aanspraak op ANWhiaalpensioen ten behoeve van de Partner. De aanspraak op ANW-hiaatpensioen bedraagt het verzekerde bedrag bij hel einde van de Dienstbetrekking.
3.6
De Deelnemer heeft in bepaalde situaties de mogelijkheid om de deelneming voor eigen rekening voort le zetten. De mogelijkheid van vrijwillige voortzetting is nader uitgewerkt in ariikel A.VI.B.13. Het bepaalde in de leden d tot en met h van A.VI.B.3.2 is van toepassing op de voortzetting. Voor de premiebetaling lijdens deze voortzetting wordt verwezen naar artikel A.VI.B.10, vierde lid.
4. VERZEKERDE PENSIOENBEDRAGEN 4.1
Het jaariijkse ANW-hiaatpensioen wordt gesteld op een door de Deelnemer op le geven bedrag. Hierbij geldt dal het verzekerde bedrag op jaarbasis minimaal € 4.600 en maximaal € 14.400 bedraagt (bedragen per 2013). Het verzekerde bedrag wordt jaariijks aangepast met het perceniage van de verhoging van de wettelijke ANW-uitkering.
4.2
Onverminderd het bepaalde in artikel A.VI.B.4.1, kan de Deelnemer per de eersie januari van een kalenderjaar het verzekerde bedrag aanpassen met intervallen van € 100. Deze wijziging dienl vóór 1 oklober bij hel Fonds aangemeld te worden.
4.3
De toeslagveriening van het ingegane ANW-hiaatpensioen vindt piaals conform artikel A.V.2.1 van dit reglement
4.4
De bepalingen in het Reglement volgens artikel A.lll.7.2 (ouderschapsverlof), A.III.2 (werkloos), zijn niet van toepassing op de verzekering van het ANW-hiaatpensioen.
5. VERPLICHTINGEN DEELNEMER 5.1
Aan de verzekerde pensioenaanspraken op ANW-hiaalpensioen liggen mede ten grondslag de door of namens de Deelnemer verstrekte schriftelijke inlichtingen, waaronder begrepen de inlichtingen met betrekking tot medische waarborgen als bedoeld in artikel A.VI.B.6.
5.2
De Deelnemer is verplicht een wijziging van Partner onvenwijld schriftelijk aan het Fonds mede le delen. Wijziging in het partnerschap treedt eersl in werking nadat het Fonds deze melding heefl ontvangen. Bij wijziging van de begunstiging kunnen door het Fonds kosten in rekening worden gebracht.
5.3
De Deelnemer is verplicht aan het Fonds, of aan de door hel Fonds aangewezen instelling, tijdig alle inlichtingen te verstrekken, alsmede de bescheiden te overleggen, waarvan de verstrekking respectievelijk overiegging door het Fonds of de door het Fonds aangewezen instelling nodig geoordeeld wordt voor een goede uitvoering van de Uitvoeringsovereenkomst
5.4
Indien blijkl dal als gevolg van hel verstrekken van onjuiste gegevens aan het Fonds, bij het verzekeren van het ANW-hiaalpensioen van een onjuiste leeftijd van de Deelnemer is uitgegaan, waardoor een le lage premie werd overeengekomen, wordt het verzekerde pensioenbedrag voor ANW-hiaalpensioen herberekend op basis van de juiste gegevens. Daarbij wordt rekening gehouden met de betaalde en nog te betalen premies. Is als gevolg van een onjuiste opgave te veel premie betaald, dan wordt het te veel betaalde, na aftrek van administratiekosten aan de Werkgever terugbetaald.
5.5
Onjuiste of onvolledige gegevens, welke van dien aard zijn dat het Fonds de verzekering ten aanzien van de betrokken Deelnemer niet op de afgesloten of op afwijkende voorwaarden
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 38
zou hébben aanvaard waren de juiste gegevens bp het tijdstip van aanvang van de deélneming hel Fonds bekend geweest kunnen de verzekering vobr de bétrokken Deélnemer van de aanvang af ongeldig maken. 5.6
De Deelnemer is verplicht een wijziging in de voor de verzekering van het ANWhiaatpensioen van belang zijnde gegevens onverwijld schriftelijk aan het Fonds mede le delen. Wijzigingen treden eerst in werking nadat hét Fonds deze heefl geaccepteerd
6. MEDISCHE ACCEPTATIE 6.1
Ingeval aanmeldmg plaatsvindt na het verstrijken van de in artikel A.VI.B.2.2 vermelde termijn, verlangt het Fonds bij de acceptatie van de Deelrtemer rnedische waarborgen. De acceptatie van deze Deelnemer vindt piaals op basis van een door hem in te vullen gezondhéidsverklaring.
6.2
Voorls veriangi het Fonds medische waarborgen indien een Deelnemer hel verzekerde ANWhiaatpensioen wensl te verhogen met meer dan 10% ten opzichte van hel voor hem verzekerde ANW-hiaatpensioen. ('
6.3
Indien de in A.VtB.6.1 bedoelde gezondheidsverklaring daartoe aanleiding geefl, kan een geneeskundig onderzoek plaatsvinden, waarvan de kosten voor rekening van het Fonds zijn. Op grond van de medische gegevens brengt de medisch adviseur advies uit aan hel Fonds omtrent de acceptatie van de betrokken Deelnemer.
6.4
Indieri de uitslag van het geneeskundig onderzoek als bedoeld in A.VI.B.6.2 daartoe aanleiding geeft kan het Fonds bepalen dal: a. een extra premie verschuldigd is en/of dal een wijziging in de duur van de risicodekking aan de acceptatie verbonden is; b. de Deelnemer onder beperkende voorwaarde wordt geaccepteerd; c. de Deelnemer van deelname aan de verzekering wordt uitgesloten of dat een verhoging van de verzekering wordt geweigerd.
6.5
Indien het Fonds niet bereid is (de verhoging van) hel overlijdensrisico te aanvaarden, dan wel hiertoe slechts bereid is legen betaling van een premie die hoger is dan normaal, wordl hiervan door de Werkgever mededeling gedaan aan de Deelnemer.
6.6
Hel Fonds is bevoegd de ANW-hiaat pensioenregeling ten aanzien van de Deelnemer le doen vervallen indien blijkt dat aan het Fonds of de keui-énde geneeskundige onjuiste opgaven of mededelingen zijn gedaan omtrent ondenwerpen welke voor de beoordeling van hel risico van de deelneming van belang waren. Alsdan eindigt ook de verplichting tot betaling van de premie.
6.7
De Deelnemer wordt door hel Fonds zonder het leveren van medische waarborgen geaccepteerd indien de Deelnemer binnen drie maanden nadat hij/zij volgens deze ANWhiaat pensioenregeling voor hel eersl voor deelneming aan de verzekering in aanmerking komt bij het Fonds ler deelneming wordt aangemeld.
7. UITSLUITINGEN 7.1
Geen uilkering géschiedt indien het overlijden van de Deelnemer direct of indirect is veroorzaakt door een door het Fonds uitgesloten oorzaak, danwel indien het overiijden plaatsvindt in het eersie jaar van verzekering het Fonds aantoont dat het overiijden niel het geyolg is van een reeds bij aanvang van de verzekering beslaande ziekte, kwaal of gebrek.
7.2
Er bestaat voorts geen recht op uilkering van ANW-hiaatpensioen bij overiijden diréct of indirect veroorzaakt, door:
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 39
• • O
«
opzet of grove schuld van de Deelnemer; overlijden als gevolg van een misdrijf begaan door de Partner, waarvoor deze Partner strafrechtelijk is veroordeeld; deelname van de Deelnemer aan enige niet-Nederlandse gewapende dienst gewapende conflict, burgerooriog, opstand, binnenlandse onlusten, oproer of muiterij, tenzij de Partner bewijst dat het overlijden hierdoor noch direct, noch indirect heeft plaatsgehad. De zes genoemde vormen van molest, alsmede de definities daarvan vormen een onderdeel van de tekst die door hel Verbond van Verzekeraars in Nederland is gedeponeerd op 2 november 1981 ter griffie van de Arrondissementsrechtbank te 'sGravenhage onder nummer 136/1981; atoomkernreacties of radioactiviteit, tenzij toegepast bij medische behandeling van de Deelnemer.
7.3
Terrorismerisico is gedekt voor zover de Nederiandsé Herverzekeringsmaatschappij voor Terrorismeschaden N.V. (NHT) uitkering ter zake verstrekt. Onder terrorismerisico wordt verstaan: (handelingen of gedragingen ter voorbereiding van) terrorisme, kwaadwillige besmetting of preventieve maatregelen. Deze omschrijvingen zijn ontleend aan het clausulebiad lerrorismedekking bij de NHT dal zal worden verstrekt als deze aanvullende regeling door de Werkgever is gesloten. De uitkering aan de Deelnemer zal aan de mate van dekking worden aangepast.
7.4
Voor de Deelnemer waarvoor bij hel Fonds reeds een ANW-hiaatpensioen is of was verzekerd onder verzwarende omstandigheden zoals uitsluitingen of verhoging van verschuldigde premies, blijven deze verzwarende omstandigheden van toepassing ook indien de Deelnemer wordt aangemeld voor de verzekering van ANW-hiaatpensioen conform dit hoofdsluk c.q. een beslaande verzekering verhoogt
8. TOEKENNING EN UITBETALING 8.1
Hel rechl op ANW-hiaatpensioen ontstaat op het moment van overiijden van de Deelnemer.
8.2
Toekenning en uitbetaling van ANW-hiaatpensioen geschiedl door het Fonds op schriftelijke aanvraag door of vanwege de Partner onder de bijvoeging van de door het Fonds nodig geoordeelde stukken, onverminderd hel in artikel A.VI.B.6 bepaalde. Het Fonds is bevoegd een ANW-hiaalpensioen eigener beweging loe te kennen, indien de aanvraag om ANWhiaatpensioen achterwege is gebleven.
8.3
De uitkering gaal in op de eerste dag van de maand waarin de Deelnemer overiijdt, mits de Partner alsdan in leven is.
8.4
De Partner kan op het tijdstip van overiijden van de Deelnemer de keuze maken de uitkering op een later tijdstip te doen ingaan met inachtneming van evenlueel door de fiscus le stellen regels. De uitgestelde uitkering wordt op de ingangsdatum actuarieel herrekend.
9. BEËINDIGING VAN DE UITKERING Hel ANW-hiaatpensioen eindigt; a. op de laatste dag van de maand waarin de Partner overiijdt b. op de laalsie dag van de maand voorafgaande aan "de maand waarin de Partner de voor hem geldende AOW-gerechligde leeftijd bereikt 10. FINANCIERING 10.1
De voor de verzekering van het ANW-hiaalpensioen verschuldigde premie wordt jaariijks berekend met inachtneming van de leeftijd van de Deelnemer en de Partner, alsmede het
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 40
verzekerde bedrag.
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 41
10.2
Van de premie komt een tussen de Deelnemer en de Werkgever overeen te komen deel ten laste van de Deelnemer als eigen bijdrage in de aanvullende regeling voor het ANWhiaalpensioen.
10.3
De eigen bijdrage wordt in gelijke delen ingehouden op het periodieke salaris van de Deelnemer.
10.4
De premie voor de voortzetting van deze ANW-hiaat pensioenregeling als bedoeld in artikel A.VI.B.13 komt geheel ten laste van de Deelnemer of Gepensioneerde en wordt rechtstreeks bij hem In rekening gebracht In afwijking van het in de vorige volzin bepaalde komt de premie voor de voortzetting van de aanvullende regeling door de Deelnemer van wie de pensioenopbouw wordl voortgezet tijdens de periode waarin hij rechl heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet of op een werkloosheidsuitkering van zijn woonland ten laste van het Fonds.
11.ARBEIDS0NGESCHIKTHEID Premievrijsteiiing wegens Arbeidsongeschiktheid is meeverzekerd conform het bepaalde in hoofdstuk A.m. van dil pensioenreglement 12.0VERIGE BEPALINGEN Hel Fonds is bevoegd de tarieven en overige condities van de ANW-hiaalpensioenregeling en bloc aan te passen. Indien de Deelnemer niet akkoord gaat met de aanpassing heeft de Deelnemer het recht de deelneming binnen drie maanden na kennisgeving van de wijziging schriftelijk le beëindigen door opzegging tegen hel einde van de vermelde driemaands periode. 13.V00RTZETTING NA EINDE DIENSTBETREKKING OF PENSIONERING 13.1
De Gewezen Deelnemer kan na het einde van hel dienstbetrekking anders dan in verband met deelneming of pensionering de aanvullende regeling van ANW-hiaatpensioen ten behoeve van de Partner voortzetten als hij ook de basispensioenvoorziening voortzet Hel gedurende deze voortzetting verzekerde ANW-hiaatpensioen is het verzekerde bedrag bij het einde van de Dienstbetrekking. De voortzetting door de Deelnemer eindigt uiteriijk op hel moment dat de voortzetting van de basispensioenregeling eindigt De aanvraag om voortzetting moet uiterlijk een jaar na het einde van de Dienstbetrekking bij het Fonds zijn ingediend.
13.2
De Gepensioneerde kan de deelneming aan de ANW-hiaat pensioenregeling op vrijwillige basis voortzetten of de direct voorafgaand aan de Pensioeningangsdatum bestaande vrijwillige voortzetting continueren.
13.3
Heeft de Gepensioneerde gekozen voor vrijwillige voortzetting van de ANW-hiaat pensioenregeling dan is geen sprake van het beëindigen van de deelneming zoals bedoeld in ariikel A.VI.B.32 onder a en b.
13.4
In geval van voortzetting tijdens pensionering moet de vrijwillige voortzetting uiterlijk 3 maanden voorafgaand aan de Pensioeningangsdatum (voor de Gepensioneerde) bij hel Fonds worden aangevraagd.
13.5
De vrijwillige voortzetting eindigt uiteriijk op de dag waarop de Partner recht krijgt op een AOW-uilkering.
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 42
VII. FINANCIERING 1. VASTSTELLING VAN DE PREMIE De Verplichte pensioenregeling omvat de in hoofdstuk A omschreven pensioenen, met uitzondering van die omschreven in hoofdsluk A.VI.A Aanvullende regelingen. De premie voor de Verplichte pensioenregeling wordl vastgesteld voor een vijfjarige periode, namelijk de periode 1 januari 2015 tot en met 31 december 2019. Met deze pensioenpremie beoogt PME een pensioenopbouw te realiseren zoals beschreven in dit Pensioenreglement Premie-egalisaliedepot Als in een bepaald jaar de vooraf bepaalde pensioenpremie die de Werkgever beschikbaar stelt, niet voldoende is om de beoogde pensioenopbouw voor dat jaar te realiseren, dan zal in eerste instantie hel tekort ten laste worden gebracht van het Premie-egalisatiedepot, voor zover daartoe middelen aanwezig zijn. Mocht het Premie-egalisatiedepot niet toereikend zijn, dan wordt de pensioenopbouw enrisicodekkingvoor dat jaar naar rato van hel tekort lager vastgesteld (voor zowel het ouderdomspensioen als het partner- en wezenpensioen). Voor de financiering van de Verplichte pensioenregeling zijn de regels daaromtrent in het Uitvoeringsreglement van het Fonds van overeenkomstige toepassing. 2. HOOGTE VAN DE PREMIE De pensioenpremie bedraagt voor de periode 1 januari 2015 tot en met 31 december 2019 een jaarlijks perceniage van de som van de pensioengrondslagen van de werknemers die deelnemen in deze pensioenregeling. Het percentage is gemaximeerd en blijkt voor ieder jaar uit de hierna opgenomen tabel:
Jaar Premie als percentage van de Pensioengrondslag
2015 23,6
2016 23,2
2017 22,9
2018 23,0
2019 22,7
3. BIJDRAGE VAN DE DEELNEMER IN DE PREMIE De Deelnemer is aan zijn Werkgever een bijdrage in de premie verschuldigd. Deze bijdrage bedraagt voor de verplichte regeling in de jaren 2015 lot en met 2017 maximaal 48,96% van de premie die voor de Deelnemer is verschuldigd. Voor de jaren 2018 en 2019 bedraagt de bijdrage voor de Deelnemer maximaal 47,97% van de premie die voor de Deelnemer is verschuldigd. De werknemersbijdrage over de Variabele salarisbestanddelen in de Pensioengrondslag wordl in overleg lussen Werkgever en Deelnemer vastgesteld. Voor de Deelnerner die in deeltijd werkl, geldt dat de premie die aan het Fonds is verschuldigd wordl berekend over de Pensioengrondslag vermenigvuldigd met de Deeltijdfaclor. Dil geldt ook voor de berekening van de bijdrage in de premie van de Deelnemer zelf. De premie die een Deelnemer voor zijn voortzetting van het deelnemerschap aan het Fonds verschuldigd is, komt geheel voor rekening van de Deelnemer zelf, tenzij een van de situaties uit de artikelen A.III.2 en/of A.III.4 van toepassing is. Voor de Deelnemer die in deeltijd werkt, geldl dat de premie die aan het Fonds is verschuldigd wordt berekend over de Pensioengrondslag vermenigvuldigd met de deeltijdfaclor. Dit geldt ook voor de berekening van de bijdrage in de premie van de Deelnemer zelf
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 43
Vlll. VRIJSTELLING VAN VERPLICHTE DEELNEMING 1. WETTELIJKE VRIJSTELLINGSREGELING Op verzoek kan de Werkgever van het Fonds voor zijn Werknemers of een deel daarvan vrijstelling van verplichte deelneming en premiebetaling aan hel Fonds verkrijgen. In sommige gevallen is verlening van vrijstelling verplicht. In het Vrijstellings- en boetebesluit bij de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 staat vermeld: O in welke gevallen vrijstelling wordt verieend; O aan welke voorwaarden moet worden voldaan om vrijstelling te verkrijgen; O welke voorschriften hel Fonds aan de vrijstelling mag verbinden; O in welke gevallen en onder welke voorwaarden hel Fonds een verieende vrijstelling kan intrekken. Omdat vrijstelling een aangelegenheid is lussen Werkgever en Fonds, zijn nadere bepalingen opgenomen in artikel 9 van het Uitvoeringsreglement 2. VRIJSTELLING WEGENS GEMOEDSBEZWAREN 2.1
Vrijstelling Werkgever De Werkgever die gemoedsbezwaren heefl legen elke vorm van verzekering, kan vrijstelling verkrijgen van verplichte deelneming en premiebetaling aan het Fonds. De regeling hieromtrent is opgenomen in hoofdstuk 2 , artikel 10 van de BUO.
2.2
Vrijstelling Werknemer De Werknemer die gemoedsbezwaren heefl legen elke vorm van verzekering, kan vrijstelling verkrijgen van verplichte deelneming en premiebetaling aan het Fonds. De Werknemer dient zijn gemoedsbezwaren aan het Besluur aannemelijk te maken. Dit gebeurt door invulling en ondertekening van een hiervoor door het Fonds opgestelde modelverklaring. Hel Fonds kan aan de vrijstelling voorwaarden verbinden. Voor de vrijgestelde Werknemer is een spaarbijdrage aan hel Fonds verschuldigd. Deze spaarbijdrage is gelijk aan de premie die voor de Werknemer verschuldigd zou zijn als er geen vrijstelling was verleend. De spaarbijdrage wordt bij de Werkgever in rekening gebracht. De Werkgever mag 50% van deze spaarbijdragen op het salaris van de vrijgestelde Werknemer inhouden. De spaarbijdragen die voor een vrijgestelde Werknemer door het Fonds worden ontvangen, worden op een spaarrekening geboekt. Deze spaarrekening staat op naam van de vrijgestelde Werknemer. Jaarlijks per 1 januari wordt over hel saldo op de spaarrekening intrest bijgeschreven. Het intrestpercentage is het gemiddelde rendement van het Fonds over de voorgaande 5 kalenderjaren, verminderd met een half procent en naar beneden afgerond op een kwart procent. De vrijgestelde Werknemer heeft geen vrije beschikking over het spaarsaldo. In de volgende situaties kan wel over het saldo worden beschikt: • Vanaf de Pensioenrichtdatum. Gedurende 15 jaar wordt maandelijks een uitkering aan de vrijgestelde Werknemer verstrekt. Hel Bestuur kan wegens de geringe hoogte van het saldo aan het maandelijks uit te keren bedrag een minimum verbinden, waardoor hel aanlal uitkeringsjaren lager kan zijn. O Bij overlijden voor de Pensioenrichtdatum. Uit hel saldo wordl gedurende 15 jaar maandelijks een uitkering aan de Partner van de vrijgestelde Werknemer verstrekt Hel Bestuur kan wegens de geringe hoogte van het saldo aan het maandelijks uit te keren bedrag een minimum verbinden, waardoor het aantal uitkeringsjaren lager kan zijn. Indien geen Partner aanwezig is, treden de Kinderen daarvoor in de piaals. De uitkering
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 44
•
2.3
aan hen eindigt op dezelfde tijdstippen als het (verlengde) wezenpensioen. Het volledige saldo wordt aan de erfgenamen uitgekeerd als er geen Partner of Kinderen zijn. Bij overlijden na de Pensioenrichtdatum. Hel resterende deel van hel saldo wordt in maandelijkse termijnen gedurende de resterende periode aan zijn Partner uitgekeerd. Bij ontbreken van een Partner of na haar overiijden treden de Kinderen daarvoor in de piaals. De uitkering aan hen eindigt op dezelfde tijdstippen als hel (veriengde) wezenpensioen. Hel Besluur kan wegens de geringe hoogle van het resterende saldo aan het maandelijks uil te keren bedrag een minimum verbinden, waardoor het aantal uitkeringsjaren lager kan zijn. Een evenlueel resterend saldo wordt aan de erfgenamen uitgekeerd.
Beëindiging van de vrijstelling De aan een Werknemer verieende vrijstelling wordt in de volgende situaties beëindigd: « Op verzoek van de vrijgestelde Werknemer. • Als naar oordeel van het Bestuur de gemoedsbezwaren niet meer aanwezig zijn. O Als de door het Fonds gestelde voorwaarden niet door de vrijgestelde Werknemer worden nageleefd. Na beëindiging van de vrijstelling wordt voor de vrijgestelde Werknemer alsnog de pensioenregeling volledig van kracht. De voor en door hem betaalde spaarbijdragen worden dan als betaalde premies beschouwd.
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 45
IX. OVERGANGSBEPALINGEN 1. ALGEMENE BEPALING OVER AFKOOP Het Fonds heeft vooruitlopende op definitieve besluitvorming vooralsnog een overgangsbepaling getroffen voor kleine pensioenen waarbij de deelneming vóór 2007 is geëindigd of het (bijzondere) partnerpensioen is ingegaan voor 2007. Daarbij wordt uitgegaan van de aanspraken op de toetsdatum inclusief de verieende toeslagen. Ouderdomspensioen dat voor 2007 is ingegaan en dat op de loetsdatum lager is dan het minimumbedrag bedoeld in art 66 van de Pensioenwet wordt afgekocht, tenzij betrokkene bezwaar maakt In dat geval wordl de periodieke uitkering voortgezet
2, AFKOOP ALS DE DEELNEMING GEËINDIGD VÓÓR 2005 Als de deelneming vóór 2005 anders dan door overlijden is geëindigd, en de aanspraak op ouderdomspensioen is op 1 januari 2007 lager dan het minimumbedrag bedoeld in artikel 66 van de Pensioenwet, dan vindt afkoop op de Pensioenrichtdatum plaats. Betrokkene kan tegen de afkoop bezwaar maken. In dat geval dient periodieke uitkering van pensioen plaats te vinden. De aanspraak op klein pensioen wordt direct afgekocht als betrokkene daarom verzoekt 3. AFKOOP ALS DE DEELNEMING GEËINDIGD IN 2005 OF 2006 Als de deelneming in 2005 respectievelijk 2006 anders dan door overlijden is geëindigd, en de aanspraak op ouderdomspensioen is op 1 januari 2007 respectievelijk 2008 lager dan hel minimumbedrag bedoeld in artikel 66 van de Pensioenwet, dan vindt afkoop op de Pensioenrichtdatum plaats, tenzij betrokkene verzoekt om eerdere afkoop van hel kleine pensioen. Afkoop vindt dan plaats met inachtneming van de wachttijd van 2 jaar. Als betrokkene bezwaar maakt legen afkoop wordt het pensioen periodiek uitgekeerd. 4. AFKOOP BIJ OVERLIJDEN VÓÓR 2007 Als het (bijzonder) partnerpensioen vóór 2007 is ingegaan, en de aanspraak op (bijzonder) partnerpensioen is op de ingangsdatum lager dan het minimumbedrag bedoeld in artikel 66 van de Pensioenwet, dan vindt afkoop piaals. De (Ex-)Partner moet met de afkoop instemmen. Gebeurt dat niet dan wordt de periodieke uitkering van het (bijzondere) partnerpensioen voortgezet
X. INWERKINGTREDING Dit reglement is in werking getreden op 1 januari 2015 en is laatstelijk gewijzigd met ingang van 1 juli 2015.
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 46
Bijlage Leeftijd in Afkoopfactor jaren ouderdomspensioen
Afkoopfactor Afkoopfactor Afkoopfactor Afkoopfactor ingegaan meeverzekerd ingegaan ingegaan partnerpensioen partnerpensioen wezenpensioen wezenperisioen studerend niet-studerend
0
13,734
1
13,164
2
12,575
3
11,968
4
11,341
5
10,693
6
10.024
7
9,334
8
8,621
9
7,885
10
7,125
11
6,340
12
5,530
13
4,693
14
3,830
15
3,026
0,721
28,280
2,938
16
3,115
0.751
28,173
2,017
17
3,206
0,781
28,063
1,066
18
3,299
0,813
27,948
0,082
19
3,396
0,846
27,830
7,125
20
3,495
0,881
27,708
6,340
21
3,596
0,916
27,582
5.530
7,885
22
3,701
0,953
27,450
4,693
23
3,808
0,991
27,315
3,830
24
3,918
1,029
27,173
2,938
25
4,031
1,070
27,027
2,017
26
4,148
1,111
26.876
1,066
27
4,267
1,154
26,719
0,082
28
4,390
1,199
26,557
29
4,516
1,245
26,389
30
4,645
1,292
26,215
31
4,777
1,341
26.035
32
4,914
1,391
25,849
33
5,053
1,444
25.656
34
5,197
1,499
25.457
35
5,344
1,555
25,252
36
5i495
1,614
25,039
37
5,651
1,675
24,820
38
5,810
1,738
24,594
39
5,974
1,803
24,360
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 47
40
6,141
1,870
24,119
41
6,314
1,940
23,871
42
6,491
2,011
23,616
43
6,673
2,084
23,353
44
6,860
2,159
23,082
45
7,053
2,235
22,805
46
7.251
2,313
22,519
47
7,455
2,392
22,227
48
7.665
2,472
21,928
49
7.882
2,552
21,620
50
8,105
2.634
21,303
51
8,336
2,716
20,979
52
8,575
2,798
20,646
53
8,823
2,881
20,306
54
9,079
2.962
19.956
55
9,344
3,044
19,598
56
9,621
3,124
19,231
57
9,909
3,203
18,854
58
10,209
3,279
18,469
59
10.523
3,353
18,076
60
10.852
3,425
17,672
61
11,202
3,487
17.263
62
16,845
11,570
3,547
63
11,958
3,602
16.416
64
12,370
3,652
15,976
65
12.808
3,697
15,530
66
13.275
3,735
15,073
67
13,775
3,757
14,608
68
13,290
3,791
14,134
69
12,801
3,816
13,655
70
12,309
3,835
13,168
71
12,674
72
12,175
73
11,671
74
11,163
75
10,653
76
10,143
77
9,633
78
9,127
79
8,624
80
8,127
81
7,641
82
7,169
83
6,708
20150701 PME Pensioenreglement v5
Paglna 48
84
6,263
85
5,833
86
5,421
87
5,033
88
4,668
89
4,320
90
3,998
91
3.697
92
3,421
93
3,166
94
2,933
95
2,720
96
2,526
97
2,352
98
2,195
99
2,054
100
1,929
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 49
B. OUDE OVERGANGSREGELINGEN 1.
De overgangsregeling zoals opgenomen in Hoofdstuk C van het lot 1 januari 2015 geldende reglement (Overgangsregeling voor deelnemers geboren in de periode 1950 tot en met 1972), blijft van overeenkomstige toepassing voor de daarin genoemde deelnemers. Deze overgangsregeling wordt per 1 januari 2015 opgenomen in een apart document onder de naam: Overgangsregeling VPL PME.
2.
De overgangsregeling zoals opgenomen in Hoofdsluk D van hel tot 1 januari 2015 geldende reglement (Omzeiling van oude aanspraken in aanspraken in de pensioenregeling 2006) komt per 1 januari 2015 te vervallen.
3.
De overgangsregelingen zoals opgenomen in Hoofdstuk E van het tot 1 januari 2015 geldende reglement (Overige overgangsregelingen geldende voor deelnemers op 31 december 2005) blijft van overeenkomstige toepassing voor de daar genoemde deelnemers.
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 50
C. OVERGANGSREGELING 2015: OMZETTING VAN OUDE AANSPRAKEN IN AANSPRAKEN IN DE PENSIOENREGELING 2015 De nieuwe pensioenregeling voor de Metalektro geldt met ingang van 1 januari 2015. In dil hoofdsluk C van het reglement wordt uitgelegd wat er gebeurt met de pensioenaanspraken van de personen die op 31 december 2014 reeds Deelnemer of Gewezen Deelnemer waren bij hel Fonds en geboren zijn in of na 1950. Voor zover bepalingen in dil onderdeel niet worden beschreven, gelden de overeenkomstige bepalingen uit hoofdstuk A van dit Reglement. 1. DEFINITIES EN TOELICHTINGEN De definities en toelichtingen omschreven bij hoofdstuk A gelden ook voor dit hoofdstuk. De volgende aanvullingen zijn van toepassing. Overgangsdeelnemer De persoon geboren in of na 1950, die (Gewezen) Deelnemer in de Pensioenregeling 2006 is zonder dat waardeoverdracht naar een andere pensioenuitvoerder heeft plaats gehad; Pensioenregeling 2015 De pensioenregeling geldend vanaf 2015 zoals omschreven in hoofdstuk A van dil reglement; Pensioenregeling 2006 De op 1 januari 2006 inwerking getreden pensioenregeling, opgenomen in Hoofdstuk A, van PME dat voor de Overgangsdeelnemer heeft gegolden tot 1 januari 2015; PMI-regeling De pensioenregeling van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Metaalindustrie. Deze stichting voerde de voormalige pensioenregeling uit en is per 1 januari 2003 overgegaan in hel Fonds. 2. OMZETTING PENSIOENAANSPRAKEN UIT DE PENSIOENREGELING 2006 2.1
De per 31 december 2014 opgebouwde aanspraak van de Overgangsdeelnemer op ouderdomspensioen uil de Pensioenregeling 2006 inclusief de verieende indexaties wordl per 31 december 2014 mede mei inachtneming van het bepaalde in artikel 18d, lid 1 en 2, van de Wet op de loonbelasting 1964, omgezet naar een aanspraak op ouderdomspensioen met een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar. De omzetlingsfaclor hiervoor is vastgesteld op 1,1354.
2.2
De op 31 december 2005 bestaande premievrije aanspraken van de Overgangsdeelnemers op overbruggingspensioen in dienst van Werkgevers die zijn vrijgesleld van deelneming aan de ouderdomspensioenregeling van hel Fonds worden omgezet naar een aanspraak op ouderdomspensioen mei een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar. De omzetlingsfaclor hiervoor is vaslgesteld op 0,2619.
2.3
De omgezette aanspraken maken vanaf 1 januari 2015 onderdeel uit van de Pensioenregeling 2015. De bepalingen van hoofdstuk A van de Pensioenregeling 2015 zijn daarop van toepassing.
2.4
Omzetting vindt plaats op basis van collectief actuariële gelijkwaardigheid. De factoren zijn voor Deelnemers en Gewezen Deelnemers gelijk.
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 51
2.5
De op 31 december 2005 bestaande aanspraken op bijzonder partnerpensioen worden niet omgezet De vanaf 1 januari 2015 geldende bepalingen inzake indexatie van pensioenen en aanspraken zijn wel van toepassing.
2.6
Hel rechl op verevening van pensioenaanspraken die vóór 1 januari 2015 bij het Fonds zijn verkregen blijft ook na de omzetting beslaan.
2.7
De per 31 december 2014 opgebouwde aanspraken op partnerpensioen van de (Gewezen) Deelnemer worden per 31 december 2014 niet omgezet, maar zullen worden aangemerkt als premievrije aanspraken, alsof per deze datum sprake is van een uitdiensttreding.
3. FVP-REGELING 3.1
FVP-gerechtigden van wie het WW- rechl op of na 1 januari 2010 is ingegaan en van wie hel WW in 2014 nog niet was geëindigd, zijn vanaf 1 april 2014 afgefinancierd. FVP-gerechtigden van wie het WW-recht voor 1 januari 2010 is ontstaan, zijn door het FVP uiteriijk in oklober 2013 afgefinancierd.
3.2
Mocht er vanaf 2015 nog een recht op FVP-bijdrage zijn, dan geldl het bepaalde omtrent de FVP-regeling, zoals opgenomen in hel pensioenreglement 2006. Voor deze FVPgerechtigden zijn de bepalingen in deze overgangsregeling C van overeenkomstige toepassing.
4. INWERKINGTREDING Dil hoofdstuk is in werking gelreden op 1 januari 2015.
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 52
D. OVERIGE OVERGANGSREGELINGEN GELDENDE VOOR DEELNEMERS OP 31 DECEMBER 2005 1. OVERGANGSREGELING PREMIEVRIJE DEELNEMING WEGENS ARBEIDSONGESCHIKTHEID
1.1
De WAO blijft van toepassing op degenen die op 1 januari 2006 nog Arbeidsongeschikt zijn. De regeling van premievrije deelneming voor de Inactieve deelnemers die onder de werking van de WAO blijven vallen, blijft van toepassing zolang de WAO op hen van toepassing blijft. Degenen die na 31 december 2005 Arbeidsongeschikt worden, vallen onder de WIA. Voor de Inactieve deelnemers C (Arbeidsongeschikt) op basis van het op 31 december 2014 geldende pensioenreglement gelden de volgende voortzettingspercentages:
80% tol 100% 65% tot 80% 45% tot 65% 25% tot 45% 0% lot 25%
75% 70% 35% 17,5% 0%
1.2
De Pensioengrondslag per 31 december 2005 van de deelnemers aan de regeling van premievrije deelneming wegens Arbeidsongeschiktheid die op 31 december 2004 nog geen 55 jaar waren, wordt per 1 januari 2006 als volgt gewijzigd. Op 1 januari 2006 wordt het salaris waarnaar de Pensioengrondslag per 31 december 2005 is vaslgesteld, op de gebruikelijke wijze aangepast Vervolgens wordl op het aldus berekende bedrag de Franchise voor 2006 in mindering gebracht De pensioenopbouw vindt vervolgens plaats overeenkomstig de bepalingen van hoofdsluk A.
1.3
Voor de gedeellelijk arbeidsongeschikte Inactieve deelnemer voor wie op 31 december 2005 evens de regeling geldt, waarbij het Fonds lijdens werkloosheid 80% van de premie voor zijn rekening neemt, blijft deze regeling vanaf 1 januari 2006 gelden zolang de gedeeltelijk arbeidsongeschikte Inactieve deelnemer onafgebroken in aanmerking komt voor een loongerelateerde uitkering in verband met werkloosheid.
1.4
Met ingang van 1 januari 2014 wordt de mate van premievrije deelneming gemaximeerd op de mate van Arbeidsongeschiktheid zoals die geldl bij het einde van het (resterende) dienstbetrekking. Indien er op 1 januari 2014 geen resterend dienstbetrekking meer aanwezig is, wordt de male van premievrije deelneming gemaximeerd op de male van Arbeidsongeschiktheid zoals die geldl op 31 december 2013.
2. OVERGANGSREGEUNG VRIJWILLIGE VOORTZETTING 2.1
De Inactieve deelnemer A (werkloos) die op basis van het op 31 december 2014 geldende pensioenreglement, op 31 december 2005 deelnam in de regeling van vrijwillige voortzetting, zet de deelneming vanaf 1 januari 2006 ongewijzigd voort. Dat betekent dat de verlaging naar het niveau van 70% len aanzien van hem niet geldl, zolang hij onafgebroken van deze voortzellingsregeling gebruik maakl. Een aanvraag om vrijwillige voortzetting moel worden ingediend binnen een jaar nadat de verplichte deelneming is geëindigd.
2.2
De op 31 december 2005 geldende regeling voor werklozen die op de eerste werkloosheidsdag gelegen vóór 1 januari 2006 ouder waren dan 50 jaar, wordt gecontinueerd, zolang de voortzetting door de betrokken Inactieve deelnemer A (werkloos) onafgebroken voortduurt. Dat belekent dat de verlaging naar het niveau van 70% ten aanzien
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 53
van hen niet geldl en dal het Fonds de bijdrage van 80% gedurende die periode voor zijn rekening blijft nemen. 2.3
De Pensioengrondslag per 31 decernber 2005 van de Inactieve deelnemers A geboren in of na-1950 wordt per 1 januari 2006 als volgt gewijzigd. Op 1 januari 2006 wordt.het salaris waarnaar de Pensioengrondslag per 31 decernber 2005 is vaslgesteld, op de gebruikelijké wijze aangepast Vervolgens wordt op het aldus berekende bedrag de Fi-anchise voor2006 in mindering gebracht
2.4
De pp 31 december 2005 bestaande mogelijkheid om le kiezen voor voortzetting van ééri öf meer pensioenvormen, wordt voor de Deelnemers geboren in of na 1950 vanaf 1 januari 2006 beperkl tot de keuze voor één of meer van de volgende vormen: a. ouderdomspensioen en b. de overgangsregeling. De betrokken Inactieve deelnemers A moeten per 1 januari 2006 een nieuwe keuze makeri;
3. INWERKINGTREDING Deze overgangsregelingen treden in werking op 31 december 2005 en zijn laatstelijk gewijzigd per 1 januari 2015.
20150701 PME Pensioenreglement v5
Pagina 54
DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK
versie d.d. 2/1111-3-2015 kk/cg/cwe/mt Afschriften\af2015\74677993.bstwpme4
AIrte van statutenwiiziaina Stichtinq Pensioenfonds van de Metalektro f PME)
Op twaalf maart tweeduizendvijftien verschijnen voor mij, mr. Cornelis Jan Kraaiveld, kandidaatnotaris, hierna te noemen 'notaris", als waarnemer van de met veriof afwezige mr. drs. CornelisJohannes Groffen, notaris met plaats van vestiging te Amsterdam:Frangois Comelis Willem Briët, wonende te 3956 NK Leersum, Darthuizenweg 4, geboren te • Rotterdam op dertien oktober negentienhonderdzevenenveertig, van wie de identiteit is vastgesteld aan de hand van paspoort met nummer: NMLH67RB4; Johannes van der Windt, wonende te 1241 NC Kortenhoef, Zuwé 18 r, geboren te • Dordrecht op veertien april negentienhonderddrieèhvijftig, van wie de identiteit is vastgesteld aan de hand van paspoort met nummer: NPC8952B3, te dezen handelend als voorzitter van het bestuur, casu quo uitvoerend bestuurslid (met de titel • Algemeen directeur - Uitvoerend bestuurder), van na te noemen stichting. De comparanten, handelend als gemeld, verklaren dat op negenentwintig januari tweeduizendvijftien door het bestuur van de stichting: Stichting Pensioenfonds van de • Metalektro (PME), statutair gevestigd te Amsterdam en met adres: 1118 LM Schiphol, Folkstoneweg 38, handelsregistemummer: 41150484, is besloten de statuten van die stichting te • wijzigen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 22 van de statuten. Ter uitvoering van dat besluit verklaren de comparanten, handelend als gemeld, de statuten van de stichting zodanig te wijzigen, dat zij in haar geheel komen te luiden als volgt . STATUTEN: _ Naam en zetel. Artlkell. i 1.1. De stichting draagt de naarn: Stichting Pensioenfonds van de Metalektro (PME). 1.2. De stichting Is gevestigd te Amsterdam.^ Definities. —Artikel 2. 2.1. In deze statuten en in het pensioenreglement van het fonds wordt verstaan onder: a. het fonds: de In artikel 1 bedoelde stichting;de wet: de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000; de werkgever: de werkgever in de metalektro;metalektro:
DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK
de bedrijfstak als omschreven in artikel 3 van deze statuten; de werknemer: '• • degene die een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 Burgeriijk Wetboek heeft gesloten met de werkgever; de cao: de geïntegreerde collectieve arbeidsovereenkomst in de metalektro dan wel: de collectieve arbeidsovereenkomst, de algemeen verbindend veri
DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK
Tot de bedrijfstak "Metalektro" behoren die ondememingen die als zodanig worden aangeduid in de beschikking waarbij de deelneming in de door het fonds uitgevoerde pensioenregelingen verplicht is gesteld. — . ' Doel en werkwiize. Inkomsten. Artikel 4. 4.1. Het fonds heeft ten doel overeenkomstig de bepalingen van deze statuten, het • uitvoeringsreglement, en de andere reglementen van het fonds aan werknemers en gewezen werknemers in de bedrijfstak Metalektro, alsmede hun nagelaten betrekkingenaanspraken toe te kennen op uitkeringen bij ouderdom, invaliditeit of overlijden en/of op uitkeringen wegens vervroegde uittreding. De in de vorige volzin bedoelde uitkeringen wegens vervroegde uittreding zijn — gebaseerd op VUT-bepalingen geregeld bij of krachtens CAO. De verplichtingen met — betrekking tot het verrichten van VUT-uitkeringen worden zodanig geclausuleerd dat zij de pensioenen en aanspraken op pensioen niet in gevaar kunnen brengen 4.2. Het fonds tracht dit doel te bereiken door: a. overeenkomstig de bij het pensioenreglement van het fonds te stellen regelen — uitkeringen toe te kennen bij ven/roegde uittreding, ouderdom, invaliditeit en overiijden; — . b. andere wettige middelen, die tot het bereiken van het doel bevorderiijk kunnen — zijn. ^ 4.3. Het algemeen bestuur stelt de doelstellingen en beleidsuitgangspunten van het fonds — vast. — ^ . • De organen van het fonds gebruiken deze doelstellingen en beleidsuitgangspunten bij de toetsing van de opdrachtaanvaarding door het fonds van de binnen de bedrijfstak— Metalektro overeengekomen pensioenregelingen, en bij de besluitvorming, de verantwoording, de advisering, en het toezicht binnen het fonds. 4.4. Het aigemeen bestuur stelt een actuariële en bedrijfstechnische nota vast. In de actuariële en bedrijfstechnische nota wordt de basis voor het verzekeringstechnische en • financiële beleid van de stichting beschreven. In de actuariële en bedrijfstechnische nota wordt, naast hetgeen overigens bij of krachtens de Pensioenwet is vereist,opgenomen: • : a. een actuariële beschrijving van de wijze waarop het fonds ervoor zorgt dat de bezittingen van het fonds tezamen met de te venwachten inkomsten toereikend— zijn ter dekking van de uit de statuten en het pensioenreglement voortvloeiende— verplichtingen; • — ^ b. een uiteenzetting van het beleggingsbeleid, met inbegrip van het beleid ten aanzien van financiële derivaten, en van de in dat kader bij of krachtens de Pensioenwet vastgestelde (nadere) voorschriften; een organogram van het fonds; c. een mandaatregeling binnen het fonds; '• d. een beschrijving van de sturingsmiddelen van het fonds. e. De regels bij of krachtens de Pensioenwet en het Besluit Rnancieel Toetsingskader— Pensioenfonds, alsmede de door De Nederiandsche Bank N.V., hierna te noemen: De •
•
DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK
Nederiandsche Bank, op te stellen regels zullen bij de opstelling van de actuariële en — bedrijfstechnische nota in acht worden gèriomen. De actuariële en bedrijfstechnische-— nota alsmede wijzigingen daarvan worden door het algemeen bestuur onvenwijld aan De Nederiandsche Bank overgelegd.-—-— —— Het algemeen bestuur legt, op basis van het gedefinieerde risicoprofiel en de gekozen • ambitie, de doelstellingen en uitgangspunten van het beleggingsbeleid vast in de Verklaring inzake de beleggingsbeginselen van het fonds. Het algemeen bestuur legtdaarin tevens vast de uitgangspunten die het hanteert en de maatregelen die het treftom voldoende afstand te bewaren tot de ondernemingen waarin In meer of mindere — mate wordt deelgenomen. Het algemeen bestuur herziet de Verklaring Inzake de beleggingsbeginselen in ieder geval binnen de termijnen genoemd in de Pensioenwet.— Het fonds zal, hetzij de dekking van de pensioenaanspraken en pensioenrechten In eigen beheer (voor eigen risico) houden, hetzij overeenkomsten van verzekering sluiten • met één of meer verzekeraars als bedoeld In artikel 1 van de Pensioenwet. De Nederiandsche Bank kan op grond van het bepaalde in artikel 149 van de Pensioenwet een verplichting tot overdracht, herverzekering of onderbrenging opleggen. 4.5. De inkomsten van het fonds bestaan uit: • a. bijdragen van hen die, hetzij als werkgever, hetzij als weri
DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK
Artikel 6. 6.1. Deelnemer is:' a. de werknemer, die, niet verplicht zijnde tot deelneming in het fonds, ingevolge— een met zijn werkgever gesloten overeenkomst door het fonds als deelnemer is — toegelaten; •—. . b. de weri
DEBRAUW BLACKSTONE WESTBROEK
8.3.
8.4.
8.5.
8.6.
8.7.
de uitvoerende bestuursleden, opgestelde geschiktheidsprofiel voor het bestuurslid datde betrokken vacature zal ven/uilen. Het nlet uitvoerend bestuur benoemt een met inachtneming van het hiervoor in dit lid bepaalde voor benoeming voorgedragen bestuurslid, casu quo gekozen bestuurslid, metdien verstande dat het niet uitvoerend bestuur een kandidaat bestuurslid kan afwijzen, — indien het niet uitvoerend bestuur van oordeel is dat de betrokkene niet aan het geschiktheidsprofiel voldoet. • Indien het niet uitvoerend bestuur een voorgedragen kandidaat bestuurslid voor — benoeming afwijst, wordt de Raad van Overieg, met inachtneming van het hien/oorbepaalde, verzocht een nieuwe kandidaat voor benoeming voor te dragen. Indien het niet uitvoerend bestuur een door de pensioengerechtigden gekozen kandidaat bestuurslid voor benoeming afwijst, benoemt het niet uitvoerend bestuurdegene die daar ingevolge het in lid 7 vermelde verkiezingsreglement voor in aanmerking komt, tenzij het niet uitvoerend bestuur diegene eveneens afwijst, omdat de betrokkene naar het oordeel van het bestuur niet aan het geschiktheidsprofiel voldoet, in welk geval het niet uitvoerend bestuur diegene voor benoeming in aanmerking neemt die daar ven/olgens ingevolge het in lid 7 vermelde verkiezingsreglement voor in aanmerking komt, enzovoorts De drie uitvoerende bestuursleden worden benoemd door het niet uitvoerend bestuur,gehoord de uitvoerende bestuursleden, met inachtneming van het voor de betrokken— vacature opgestelde geschiktheidsprofiel De onafhankelijke voorzitter (hierna ook te noemen: de voorzitter) wordt benoemd door • het niet uitvoerend bestuur op voordracht van de uitvoerende bestuursleden, met inachtneming van het voor de voorzitter opgestelde geschiktheidsprofiel. De bestuursleden hebben zitting voor een periode van vier jaren. • Het algemeen bestuur stelt een rooster van aftreden vast. De bestuursleden zijn ten hoogste tweemaal herbenoembaar, met dien verstande dat een uitvoerend bestuurslidvaker dan tweemaal kan worden herbenoemd, mits het niet uitvoerend bestuur daartoemet algemene stemmen besluit Een periodiek aftredend bestuurslid blijft in functie zolang zijn opvolger niet is benoemd. —— In een tussentijdse vacature wordt zo spoedig mogelijk na haar ontstaan voorzien door benoeming van een bestuurslid, met inachtneming van het bepaalde in de statuten. De benoeming geldt voor de zittingsperiode van het oorspronkelijke bestuurslid. Ingeval van — langdurige ontstentenis van een bestuurslid, kan een plaatsven/angend bestuurslid worden benoemd ter vervanging van de afwezige gedurende diens afwezigheid met inachtneming van het voorgaande. Gedurende het bestaan van één of meer vacatures behoudt het bestuur zijn volledige bevoegdheden. Het algemeen bestuur houdt iedere vier jaar verkiezingen onder de pensioengerechtigden ter verkiezing van de niet uitvoerende bestuursleden die de pensioengerechtigden vertegenwoordigen.Het algemeen bestuur zal de organisaties die in de organen van het fonds zijn • vertegenwoordigd, omdat zij pensioengerechtigden onder hun leden tellen en individuele pensioengerechtigden in de gelegenheid stellen zich kandidaat te stellen door een kandidatenlijst in te dienen. — _
DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK
8.8.
8.9.
8.10.
Andere organisaties, dan die bedoeld in de vorige zin, die pensioengerechtigden onder • hun leden tellen, en aan door het algemeen bestuur te stellen eisen voldoen, kunnen — eveneens kieslijsten indienen. — Het algemeen bestuur kan bij een door het algemeen bestuur vast te stellen verkiezingsreglement bepalen aan welke vereisten de kandidatenlijsten moeten voldoen • en op welke wijze de verkiezingen worden gehouden. In het veri
DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK
Vergaderingen van het algemeen bestuur. Artikel 9. — 9.1. Het bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of ten minste twee andere bestuursleden-
9.2.
9.3.
9.4.
9.5.
9.6.
9.7.
dit wenselijk achten, doch ten minste zes maal per jaar. De voorzitter bepaalt de agenda. De vergaderingen van het bestuur worden geleid door de voorzitter en bij zijn afwezigheid door de oudste in anciënniteit van de aanwezige bestuursleden. Indien in — laatstgenoemd geval twee of meer bestuursleden een gelijke anciënniteit hebben treedtde oudste in jaren als voorzitter op. Geldige besluiten kunnen, tenzij deze statuten daaromtrent anders bepalen, slechts genomen worden in vergaderingen waarin meer dan de helft van hët aantal bestuursleden aanwezig is, de voorzitter daaronder niet begrepen.Indien in een vergadering geen besluiten kunnen worden genomen, daar niet voldaan Is • aan het bepaalde in het vorige lid, wordt binnen een maand een tweede vergadering bijeen geroepen, met inachtneming van het bepaalde in lid 1. Is In die vergadering het vereiste aantal bestuursleden weer niet aanwezig, dan kunnen in die vergadering over de voorstellen, waaromtrent wegens het ontbreken van het quorum in de eerste vergadering geen beslissing kon worden genomen, besluiten • worden genomen mits ten minste één niet uitvoerend bestuurslid dat de weri
DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK
werkgevers) als ten minste de meerderheid van de stemmen die uitgebracht kunnen • worden door de niet uitvoerende bestuursleden van werknemerszijde (te weten de — vertegenwoordigers van de deelnemers) voor het voorstel worden uitgebracht.' 9.8. In afwijking van het Ijepaalde in lid 6 en 7; geldt dat indien het bestuur dient te besluitenover door het bestuur in een huishoudelijk reglement vast te leggen besluiten een dergelijk bestuursbesluit slechts genomen kan worden. Indien ten minste de meerderheid van de stemmen die uitgebracht kunnen worden door de niet uitvoerendet>estuursleden voor het voorstel worden uitgebracht. 9.9. Stemming over zaken geschiedt hoofdelijk en mondeling. Stemming over personen — geschiedt, behoudens indien de veri
De oproeping voor de vergaderingen van het algemeen bestuur geschiedt schriftelijk, op — een termijn van ten minste zeven dagen en met inachtneming van hetgeen daarover is bepaald in een door het bestuur vastgesteld huishoudelijk reglement. De oproeping vermeldt, behalve het tijdstip en de plaats der vergadering, de te behandelen ondenwerpen. In spoedeisende gevallen, ter beoordeling van de voorzitter, kan de oproeping ook op andere wijze plaatsvinden en op kortere termijn.10.2. In vergaderingen, welke niet op de voorgeschreven wijze zijn bijeengeroepen en overondenwerpen, welke niet in de oproeping zijn vermeld kunnen, onverminderd het overigens in deze statuten omtrent het nemen van besluiten bepaalde, slechts besluiten worden genomen, indien ten minste drie/vierde van de aanwezige of vertegenwoordigde bestuursleden hiermede instemt. Bevoegdheden van het bestuur van het fonds. ArtikellI. . 11.1.
Het bestuur draagt zorg voor de uitvoering van de statuten en het pensioenreglement. Het is bevoegd tot alle daden van t>eheer en beschikking binnen de kring van de doelstelling van het fonds. •
DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK
11.2.
11.3.
11.4.
11.5. 11.6.
11.7.
11.8.
10
Dat geldt ook voor het sluiten van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen.: Het bestuur is bevoegd het fonds te vertegenwoordigen. Voorts zijn de voorzitter en het • uitvoerend bestuurslid met de titel Algemeen directeur - Uitvoerend bestuurdergezamenlijk handelend, bevoegd het fonds in en buiten rechte te vertegenwoordigen.— Het bestuur is, onvenninderd het elders in deze statuten bepaalde, bevoegd één of — meer van zijn bevoegdheden geheel of gedeeltelijk te delegeren aan één of meer door • het bestuur uit zijn midden aangewezen commissies, welke dienen te worden samengesteld met inachtneming van de in het fonds vertegenwoordigde geledingen. Aan dergelijke commissies kunnen niet-bestuursleden worden toegevoegd. — Een commissie is voor de uitoefening van een dergelijke bevoegdheid verantwoordingverschuldigd aan het bestuur. De werkwijze en de taken van (die) commissie(s) wórden geregeld in een door het bestuur vastgesteld huishoudelijk reglement en/of schriftelijke— instructie(s).—; • : . Het bestuur is, onverminderd het elders In deze statuten bepaalde, tevens bevoegd één of meer van zijn bevoegdheden geheel of gedeeltelijk te delegeren aan het dagelijks — bestuur of aan een uitvoerend bestuurslid. Het dagelijks bestuur of een uitvoerend bestuurslid Is voor de uitoefening van een dergelijke bevoegdheid verantwoording verschuldigd aan het bestuur.— — Het bestuur is, onverminderd het elders in deze statuten bepaalde, bevoegd één of • meer (advies)commissies in te stellen bestaande uit leden aangewezen al dan nlet uit — zijn midden. De werkwijze en de taken van (een) (advies)commissie(s) worden geregeldin een door het bestuur vastgesteld huishoudelijk reglement en/of schriftelijke instructie(s). . Het bestuur fungeert in het kader van de Algemene wet bestuursrecht als ^ bestuursorgaan dat beslist op bezwaren tegen besluiten in dispensatiekwesties, leder bestuurslid heeft te allen tijde toegang tot de boeken, bescheiden en eigendommen van het fonds en heeft het recht van die boeken en bescheiden inzage te • nemen. De door een bestuurslid veriangde inlichtingen worden hem, desveriangd op — schrift, verstrekt. —————• De leden van het bestuur verplichten zich door het aanvaarden van hun benoeming tot — geheimhouding van hetgeen hun in functie omtrent een bedrijf, beroep of persoon is bekend geworden en voorts van alle aangelegenheden, ten aanzien waan/an het bestuur of de voorzitter geheimhouding heeft opgelegd of waarvan zij het vertrouwelijkkarakter moeten begrijpen. — —— \ Voor zover uit de wet niet anders voortvloeit, worden aan (voonnalige) bestuursleden,aan (voormalige) leden van andere organen van het fonds, aan de (voormalige) algemeen directeur en de (voormalige) directeur beleggingen, aan (voormalige) medewerkers van het fonds vergoed: : (i) de redelijke kosten van het yoeren van verdediging tegen aanspraken wegens een handelen of nalaten in de uitoefening van hun functie of van een anderefunctie die zij op verzoek van de stichting vervullen of hebben ven/uld; (ii) eventuele schadevergoedingen of boetes die zij verschuldigd zijn wegens een' hierboven onder (i) vermeld handelen of najaten; ;
DEBRAUW BLACKSTONE WESTBROEK
11
(iii)
de redelijke kosten van het optreden in andere rechtsgedingen waarin zij als — bestuurder of als voormalig bestuurslid zijn betrokken met uitzondering van de gedingen waarin zij in hoofdzaak een eigen vordering geldend maken.Een betrokkene heeft geen aanspraak op de vergoeding als hiervoor bedoeld indien en voor zover er sprake is van opzet of grove schuld, alsook indien hij ernstig venwijtbaar— heeft gehandeld, alsook wanneer de kosten van het vermogensveriies van de betrokkene Is gedekt door een verzekering en de verzekeraar deze kosten of dit \ vermogensveriies heeft uitbetaald. Het bestuur kan ten behoeve van de betrokkenenverzekeringen tegen aansprakelijkheid afsluiten.— Bestuur. Deskundigheid bestuur. — • Artikel 12. — . 12.1. Het bestuur is belast met het besturen van de stichting. Het bestuur heeft al die taken 12.2.
12.3.
12.4.
12.5. 12.6.
12.7. 12.8.
en bevoegdheden die niet blj of krachtens deze statuten aan anderen zijn toegekend.De geschiktheid van het bestuur dient naar het oonjeel van De Nederiandsche Bank — voldoende te zijn met het oog op de belangen van de bij hét fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, pensioengerechtigden en de werkgevers. De voornemens, de handelingen of de antecedenten van de bestuursleden mogen De — Nederiandsche Bank geen aanleiding geven tot het oordeel dat, met het oog op de belangen bedoeld in het tweede lid, aan de betrouwt>aarheid van de bestuursleden getwijfeld wordt ^ De bestuursleden richten zich bij de ven/ulling van hun taak naar de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden,pensioengerechtigden en de werkgevers en zij zorgen ervoor dat deze personen zich — door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. — Het bestuur brengt elke wijziging in de samenstelling van het bestuur vooraf ter kennis • van De Nederiandsche Bank. Een wijziging als bedoeld in lld 5 wordt niet doorgevoerd, indien De NederiandscheBank binnen zes weken na ontvangst van de melding, of, indien De NederiandscheBank om nadere gegevens of inlichtingen heeft verzocht, binnen zes weken na ontvangst van die gegevens of inlichtingen aan het bestuur bekend maakt dat zij niet • met de voorgenomen wijziging instemt.^— — Indien zich een wijziging van de antecedenten, bedoeld in lid 3 voordoet, stelt het • bestuur De Nederiandsche Bank daan/an onvenwijld schriftelijk in kennis. Het bestuur stelt beleid vast ten aanzien van de geschiktheid van het bestuur. Onderdeel van dit beleid is een geschiktheidsprofiel van het bestuur. Bij het ontstaan— van een vacature wordt op basis daarvan een geschiktheidsprofiel opgesteld voor de betreffende vacature. Het bestuur stelt de organisatie(s) die ingeval van een vacaturebevoegd is/zijn een voordracht te doen, dan wel de pensioengerechtigden, ingeval het • een vacature voor een vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden betreft, op de hoogte van het geschiktheidsprofiel voor de desbetreftende vacature. ^
DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK 12
Het bestuur is bevoegd het geschiktheldsbeleid te wijzigen. Het bestuur stelt de voordragende organisaties alsook de pensioengerechtigden op de hoogte van de inhoud' van het geschiktheldsbeleid en van wijzigingen daarin. ^ Verantwoordingsorgaan. ArtikellS.— . 13.1. 13.2. 13.3.
Het fonds kent een verantwoordingsorgaan.
—
Het verantwoordingsorgaan bestaat uit zestien leden, te weten acht vertegenwoordigersvan de deelnemers en acht vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden. De vertegenwoordigers van de deelnemers worden als volgt benoemd: vier leden door FNV; —• twee leden door CNV Vakmensen;één lid door De Unie; • één lid door VHP2.
13.4.
De vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden worden als volgt benoemd: drie leden door FNV; — — één lid door CNV Vakmensen;één lid door De Unie; één lid door VHP2; twee leden door Vereniging van Organisaties van Gepensioneerden bij PME.
13.5.
De leden van het verantwoordingsorgaan worden benoemd voor een periode van vier — jaar. Zij zijn herbenoembaar. De organisatie die een lid van het verantwoordingsorgaanheeft benoemd, is te allen tijde bevoegd hem te ontslaan.
13.6.
Het lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan is niet verenigbaar met het lidmaatschap van het bestuur. ; leder lid van het verantwoordingsorgaan brengt één stem uit in het •
13.7.
verantwoordingsorgaan. Een lid kan aan een ander lid volmacht verienen om namens hem stem uit te brengen. : Alle besluiten worden genomen met meerderheid van de stemmen. 13.8.
Het bestuur legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd.
13.9.
Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het • handelen van het bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere — informatie, waaronder de bevindingen van het interne toezicht, over het door het bestuuruitgevoerde beleid, alsmede over beleidskeuzes voor de toekomst Dit oordeel wordt,
13.10. 13.11.
samen met de reactie van het bestuur daarop, bekend gemaakt en in het jaarverslag van het fonds opgenomen Het bestuur en het verantwoordingsorgaan komen ten minste tweemaal per kalenderjaarin vergadering bijeen Het fonds stelt het verantwoordingsorgaan in de gelegenheid advies uit te brengen over: a. het beleid inzake beloningen; — b.
de vorm en inrichting van het intem toezicht;
c.
het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure;
d.
het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en vooriichtingsbeleid;
'•
DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK
13
gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het fonds of de ovemame van verplichtingen door het fonds; liquidatie, fusie of splitsing van het fonds; het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst; h. het omzetten van het fonds in een andere rechtsvorm, bedoeld in artikel 18 van • Boek 2 van het Burgeriijk Wetboek; '•— samenvoeging van pensioenfondsen, als bedoeld in de definitie van ondernemingspensioenfonds in de Pensioenwet; wijziging van de statuten van het fonds; k. vaststelling of wijziging van de actuariële en bedrijfstechnische nota; I. vaststelling of wijziging van een langetermijnherstelplan; m. de samenstelling van de feitelijke premie en de hoogte van de premiecomponenten. 13.12. Het advies van het verantwoordingsorgaan wordt op een zodanig tijdstip gevraagd dathet van wezenlijke invloed kan zijn op de in het elfde lid bedoelde besluiten. 13.13. Bij het vragen van advies wordt aan het verantwoordingsorgaan een overzicht verstrektvan de beweegredenen voor het besluit en van de gevolgen die het besluit naar venwachting voor de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden zal — hebben. — '. _ 13.14. Het verantwoordingsorgaan kan, zowel gevraagd als ongevraagd, advies uitbrengen. 13.15. Het bestuur deeft het verantwoordingsorgaan zo spoedig mogelijk schriftelijk mee of het een ontvangen advies inzake de in lid 11 bedoelde aangelegenheden niet of niet gehéél • volgt. — ^ Het verantwoordingsorgaan wordt tevens schriftelijk meegedeeld waarom een advies — niet of niet geheel volgt. 13.16. Het verantwoordingsorgaan heeft voorts recht op overleg met het intern toezicht. 13.17. Het fonds stelt vergaderruimte aan het verantwoordingsorgaan kosteloos ter beschikking, alsmede secretariële ondersteuning en eventuele andere voorzieningen en ' middelen voor communicatie. De leden van het verantwoordingsorgaan ontvangen een door het bestuur vast te stellen • vergoeding voor hun werkzaamheden. Daamaast vergoedt het bestuur aan de leden van het verantwoordingsorgaan reis- en verblijfkosten. '• — • Het bestuur kan op verzoek een budget vaststellen voor overige kosten die het • verantwoordingsorgaan nodig acht voor de uitoefening van zijn taak, waaronder het — inwinnen van advies. — — Auditcommissie. •• Artikel 14. , 14.1. Het niet uitvoerend bestuur stelt een auditcommissie in. Deze auditcommissie is, met • inachtneming van het gestelde in artikel 15, lid 3, ten minste belast met toezicht op: — a. de risicobeheersing; — b. het beleggings- en pensioenbeleid; c. de financiële informatieverschafting door het fonds.
DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK 14
14.2.
Het reglement voor deze commissie wordt vastgesteld, casu quo gewijzigd door het niet • uitvoerend bestuur Bestuur. Uitvoerende en niet uitvoerende bestuursleden. Artikel 15. • '. 15.1. Het bestuur, als geheel, is (eind)yerantwoordelijk voor het bestuur van het fonds. De navolgende ondenwerpen blijven, onverminderd het elders in de statuten bepaalde, • voorbehouden aan de besluitvorming door het bestuur als geheel: a. het nemen van maatregélen van algemene strekking; b. het sluiten, wijzigen of beëindigen van uitvoeringsovereenkomst(en);het beleid inzake beloningen; c. d. het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure; en e. het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en vooriichtingsbeleid. 15.2. De uitvoerende bestuursleden vormen het dagelijks bestuur van het fonds en zijn, metinachtneming van principes van afstemming en raadpleging binnen het gehele bestuur,belast met het dagelijks bestuur, met dien verstande dat het bestuur, als geheel, belastis met de in lid 1 vermelde ondenwerpen en met hetgeen op grond van het elders in deze statuten bepaalde voortsehouden blijft aan het bestuur, als geheel. Van de uitvoerende bestuursleden is één bestuurslid (te weten het uitvoerend bestuurslid met de titel Algemeen directeur - Uitvoerend bestuurder) in het bijzonder belast met 'Algemene Zaken, Strategie, Beleid en Risicomanagement', één bestuurslid met 'Pensioenbeheer en Communicatie' en één bestuurslid met 'het Beleggingsbeleid'. De taakverdeling en de verdeling van de bevoegdheden binnen het algemeen bestuur, het • niet uitvoerend bestuur en tussen de uitvoerende bestuursleden en de niet uitvoerendebestuursleden wordt nader in het huishoudelijk reglement geregeld. 15.3. Het niet uitvoerend bestuur, waaronder hier in dit lid tevens begrepen de voorzitter, is belast met het intern toezicht op de uitvoerende bestuursleden. De wijze waarop het — intern toezicht wordt uitgeoefend wordt nader in een reglement vastgelegd.15.4. De voorzitter ziet toe op een goede samenstelling en het functioneren van het bestuuren is namens het bestuur eerste aanspreekpunt voor het verantwoordingsorgaan over het functioneren van het bestuur. 15.5. De uitvoerende bestuursleden geven leiding aan het bestuursbureau.Uitbesteding. Artikel 16. 16.1. Met inachtneming van door het bestuur gegeven instmcties wordt het administratief en geldelijk beheer, onder verantwoordelijkheid van het bestuur, gevoerd door één of meerdoor het bestuur tot wederopzeggen benoemde pensloenuitvóeringsbedrijven, die geen lid kan/kunnen zijn van het bestuur.16.2. Het bestuur is bevoegd één of meer van zijn bevoegdheden geheel of gedeeltelijk te • delegeren aan die pensloenuitvóeringsbedrijven. Actuaris.— \L Artikel 17. 17.1.
Het bestuur benoemt een bevoegde waarmerkend actuaris die zich zal bezighoudenmet de wettelijke taken betreftende het waamieri<en van de actuariële staten, waaronder
DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK
15
het actuarieel verslag met daarin opgenomen de actuariële verklaring. De waarmerkendactuaris is onafhankelijk van het fonds en verricht geen andere werkzaamheden voor — het fonds. De waarmerkend actuaris is gerechtigd tot inzage van alle zakelijke gegevensvan het fonds, waarvan inzage tot de richtige ven/ulling van zijn taak hoort. De waamnérkend actuaris kan te allen tijde door het bestuur worden ontslagen. 17.2. Het bestuur kan voorts andere externe adviseurs benoemen en ontslaan, indien het bestuur zulks voor de uitoefening van zijn werkzaamheden noodzakelijk acht. Accountant. — Artikel 18. — \ \ 18.1.
Het bestuur benoemt een accountant, die tot taak heeft de balans, de rekening van baten en lasten en het verslag bedoeld in artikel 21 te controleren en hierover een schriftelijke veri
18.2.
De accountant is gerechtigd tot inzage van alle zakelijke gegevens van het fonds. De — waarden van het fonds moeten hem desveriangd worden getoond. Belegging en financiering.Artikel 19. '. 19.1.
Het fonds voert een beleggingsbeleid dat in overeenstemming Is met de prudent-personregel en dat in overeenstemming is met artikel 135 van de Pensioenwet.
19.2.
Terzake van de bewaring van de bezittingen van het fonds zorgt het bestuur voor de nodige waarborgen ter voorkoming van vermogensschade.19.3. Het fonds draagt zorg ervoor dat de beschikbare middelen van het fonds, tezamen met • de te venwachten inkomsten, toereikend zijn ter dekking van de uit de statuten en (het) reglement(en) voortvloeiende pensioenverplichtingen. Boekiaar.Artikel 20. Het boekjaar van het fonds valt samen met het kalenderjaar. Informatieverplichting De Nederlandsche Bank. Artikel 21. 21.1.
:
— L
Het bestuur stelt jaariijks binnen zes maanden na aftoop van het boekjaar het jaarverslag op. — In het jaarverslag zijn opgenomen de jaarrekening en de bijbehorende toelichtingen.De in dit lid bedoelde stukken worden onderzocht door de actuaris en de accountant. Het bestuur legt jaariijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar het — jaan/erslag, waarin opgenomen de jaarrekening, de veritlaring van de accountant omtrent de getrouwheid van de jaarrekening en het actuarieel verslag over het verstreken boekjaar aan De Nederiandsche Bank over. Hierin wordt een volledig beeld; van de financiële toesteuid van het fonds gegeven. Ten genoegen van De Nederlandsche Bank dient hieruit te blijken dat aan het bij of krachtens de wet bepaalde • wordt voldaan en dat de belangen van de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en overige aanspraakgerechtigden voldoende zijn gewaarborgd. De bedoelde stukken worden opgesteld met inachtneming van de terzake door De Nederiandsche Bank gegeven aanwijzingen
DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK 16
21.2.
Ten blijke van de vaststelling van de jaarrekening en het jaarverslag worden deze • ondertekend door de voorzitter en een niet uitvoerend bestuurslid afkomstig van iedere geleding (werkgevers, deelnemers en pensioengerechtigden). 21.3. Het bestuur draagt er zorg voor dat van de inhoud van het in het eerste lid genoemdejaarverslag - eventueel in beknopte vonn - kennis kan worden genomen door de deelnemers, de gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, pensioengerechtigden en de werkgevers. • '• • . Wiiziging van de statuten, andere reglementen en de pensioenreglementen.Artikel 22. • 22.1. Het pensioenreglement en - na voorafgaand advies van de Raad van Overieg - ook de statuten kunnen worden gewijzigd bij een besluit van het bestuur. ^ — 22.2. Een besluit als bedoeld in lid 1 kan slechts worden genomen, indien: a. het voorstel is vermeld op de agenda van de bestuursvergadering; en b. ten minste drie/vierde van de uitgebrachte stemmen voor het voorstel worden — uitgebracht. •' :—— 22.3. Een wijziging van de statuten of het pensioenreglement treedt in werking op een door het bestuur bepaald tijdstip. Gelijktijdig bepaalt het bestuur op welke wijze de wijziging ter kennis van de deelnemers, de gewezen deelnemers, de andere — aanspraakgerechtigden, de pensioengerechtigden en de weri
DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK 17
deelnemers, andere aanspraakgerechtigden of pensioengerechtigden van het fonds • naarhet andere pensioenfonds:— _ a. de verplichtingen van het fonds jegens de (gewezen) deelnemers, andere aanspraakgerechtigden of pensioengerechtigden die behoord hebben tot dezelfdegroep (gewezen) deelnemers, andere aanspraakgerechtigden of • pensioengerechtigden als welke overgaat geheel of gedeeltelijk over te dragen; of • aan de (gewezen) deelnemers, andere aanspraakgerechtigden of • pensioengerechtigden dle behoord hebben tot dezelfde groep als welke overgaafaanspraken op pensioen of rechten op pensioen te verienen over de perioden van de deelneming In het fonds volgens het pensioenreglement van het andere pensioenfonds. — 23.3. Het bestuur kan in verband met het in de vorige leden bepaalde ten aanzien van de betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en de aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden van de bepalingen van de statuten of het pensioenreglementafwijken, mits niet ten nadele van de gezamenlijke rechthebbenden. 23.4. Vrijwillige toetreding van werkgevers tot het fonds zal blijken uit met die werkgevers te — sluiten uitvoeringsovereenkomsten. Het bestuur is bevoegd uitvoeringsovereenkomsten,als bedoeld in de vorige zin, te beëindigen met inachtneming van het bepaalde in die — uitvoeringsovereenkomsten. Overeenkomsten ter beperking van pensioenveriies. Artikel 24. — Het bestuur is bevoegd overeenkomsten te sluiten welke ten doel hebben pensioenveriies bij overgang van een deelnemer van het fonds naar een andere pensioenvoorziening of omgekeerdte beperken . ' Commissie Individuele zaken f CIZ). — Artikel 25. Het bestuur kiest uit zijn midden een commissie die tot taak heeft om namens het bestuurbeslissingen te nemen in individuele zaken.Samenstelling, taak en werkwijze van de commissie worden nader geregeld in een door het • bestuur vastgesteld huishoudelijk reglement en/of schriftelijke instmctie(s). Ontbinding en liguidatie van het fonds. Artikel 26. ; 26.1.
26.2.
Het fonds kan worden ontbonden bij een besluit van het bestuur. •. Een besluit tot ontbinding van het fonds kan slechts genomén worden indien: a. het besluit wordt genomen in een uitdrukkelijk daartoe bijeengeroepen vergadering; ^ b. ten minste drie/vierde van de uitgebrachte stemmen voor het voorstel worden uitgebracht. Indien tot ontbinding wordt besloten treedt het fonds op een bij het ontbindingsbesluit te bepalen datum in liquidatie. Tenzij bij het ontbindingsbesluit een liquidateur wordt benoemd, geschiedt de liquidatie door het bestuur, dat in dat geval aanblijft tot de liquidatie is geëindigd. —
•
DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK
18
26.3.
Tenzij het bepaalde in artikel 23, lid 2 onder b, toepassing vindt, worden aan de (gewezen) deelnemers en de andere aanspraakgerechtigden premievrije aanspraken op uitgesteld pensioen toegekend, berekend alsof bij voortbestaan van het fonds de —'• deelneming op de datum van ontbinding van het fonds was beëindigd. • 26.4. Een eventueel overschot wordt zoveel mogelijk aangewend in overeenstemming met het' doel van het fonds. Bij een eventueel tekort worden de ten tijde van de liquidatie bestaande pensioenaanspraken voor alle deelnemers, gewezen deelnemers of de andere aanspraakgerechtigden verminderd volgens een schaal, waarin tot uitdmkkingkomt, dat een groter percentage van de door de nog niet pensioengerechtigdenvenwon/en aanspraken behouden blijft al naannate de pensioendatum van de betrokkendeelnemer of gewezen deelnemer dichterbij is gelegen en dat de rechten van degenen, die reeds in het genot van pensioen zijn met het kleinste percentage worden verminderd, onverminderd het bepaalde in artikel 134 van de Pensioenwet. 26.5. Indien besloten wordt, dat het fonds zich niet langer met het uitbetalen van pensioenen zal belasten, worden, tenzij het bepaalde in artikel 23, lid 2, toepassing vindt, lijfrenteverzekeringen aangegaan bij één of meer andere pensioenuitvoerders De aanspraken en rechten, welke aan de lijfrenteverzekeringen kunnen worden ontieend zullen naar aard en omvang zoveel mogelijk gelijk zijn aan de aanspraken en rechten welke tegenover het fonds bestaan. Van de gesloten lijfrenteverzekeringen moeten bewijsstukken aan betrokkenen worden afgegeven, waarin de (gewezen)deelnemer, de aanspraakgerechtigden en de pensioengerechtigden onherroepelijk als begunstigden worden aangewezen, waarin overdracht, verpanding of belening van de verzekerde aanspraken en rechten wordt uitgesloten en waarin de mogelijkheid tot afkoop van de verzekerde aanspraken en rechten niet mimer mag zijn geregeld dan in het reglement van het fonds. Zodra de lijfrenteverzekeringen gesloten zijn, zullen de — aanspraken en rechten jegens de verzekeringsinstelling in de plaats treden van de aanspraken en rechten jegens het fonds. ^ Overgangsbepaling. ' Artikel 2 7 . — " Met ingang van een juli tweeduizendzestien luidt artiket8, lid 2, als volgt: "8.2. Het algemeen bestuur van het fonds bestaat uit twaalf leden, te weten acht niet • uitvoerende bestuursleden, drie uitvoerende bestuursleden en een onafhankelijke voorzitter. . Vier nlet uitvoerende bestuursleden worden, als vertegenwoordigers van de werkgevers,benoemd op bindende voordracht van de Raad van Overieg, op een daaraan voorafgaande bindende voordracht van de aan het fonds medewerkende werkgeversorganisatie (Vereniging FME-CWM). Twee niet uitvoerende bestuursleden worden, als vertegenwoordigers van de deelnemers, benoemd op bindende voordracht van de Raad van Overieg, op een daaraan voorafgaande bindende voordracht van de aan het fonds medewerkendewerknemersorganisaties (FNV, CNV Vakmensen, De Unie en VHP2).
DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK 19
Twee niet uitvoerende bestuursleden worden, als vertegenwoordigers van de —— pensioengerechtigden, benoemd, nadat, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8, lid 7 verkiezingen zijn gehouden onder de pensioengerechtigden. Bij het opmaken van de hiervoor in dit lid vermelde voordrachten houden de voordragende organisaties rekening met het door het niet uitvoerend bestuur, géhoord de uitvoerende bestuursleden, opgestelde geschiktheidsprofiel voor het bestuurslid dat • de betrokken vacature zal vervullen.— ____ Het niet uitvoerend bestuur benoemt een met inachtneming van het hien/oor in dit lid bepaalde voor benoeming voorgedragen bestuurslid, casu quo gekozen bestuurslid, metdien verstande dat het niet uitvoerend bestuur een kandidaat bestuurslid kan afwijzen, — indien het niet uitvoerend bestuur van oordeel is dat de betrokkene niet aan het geschiktheidsprofiel voldoet. Indien het niet uitvoerend bestuur een voorgedragen kandidaat bestuurslid voor— benoeming afwijst, wordt de Raad van Overieg, met inachtneming van het hiervoorbepaalde, verzocht een nieuwe kandidaat voor benoeming voor te dragen. • Indien het niet uitvoerend bestuur een door de pensioengerechtigden gekozen kandidaat bestuurslid voor benoeming afwijst, benoemt het niet uitvoerend bestuurdegene die vervolgens de meeste stemmen verkreeg, tenzij het niet uitvoerend bestuur— diegene eveneens afwijst, omdat de betrokkene naar het oordeel van het niet uitvoerendbestuur niet aan het geschiktheidsprofiel voldoet, in welk geval het niet uitvoerend bestuur diegene voor benoeming in aanmerking neemt die vervolgens de meeste stemmen verkreeg, enzovoorts.'— Inwerkingtreding. . : Artikel 28. Deze statuten zijn in werking getreden op een januari negentienhonderdnegenenzestig en • laatstelijk, in de verhouding van het fonds tot de belanghebbenden bij het fonds, gewijzigd per een januari tweeduizendvijftien. — Aan deze akte wordt een document gehecht waaruit de in de aanhef van deze akte vermelde besluitvorming blijkt. • _ Waarvan deze akte in minuut wordt verieden te Schiphol (gemeente Haariemmemieer), op de datum in het hoofd van deze akte vermeld.— — Na mededeling van de zakelijke inhoud van de akte, het geven van een toelichting daarop en belwijzen op de gevolgen die voor partijen of één of meer hunner uit de inhoud van de akte •—voortvloeien en na de verklaring van de comparanten van de inhoud van de akte te hebben kennisgenomen en met beperkte vooriezing in te stemmen, wordt deze akte onmiddellijk na voorlezing van die gedeelten van de akte, waarvan de wet vooriezing voorschrijft, door de comparanten, die aan mij, notaris, bekend zijn, en mij, notaris, ondertekend. (get.): F.C.W. Briët, J. van der Windt, C.J. Kraaiveld. UITGEGEVEN VOOR AFSCHRIFT door mij, mr. Cornelis Jan Kraaiveld, kandidaat-notaris, als waarnemer van mr. — drs. Cornelis Johannes Grotten, notaris met-
DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK 20
plaats van vestiging te Amsterdam, op 12 maart 2015.'
ABTN 20/5
Pensioenfonds van de MetalelOro
ACTUARIËLE EN BEDRIJFSTECHNISCHE NOTA 2015
PENSIOENFONDS VAN DE METALEKTRO (PME)
Vastgesteld door het Algemeen Bestuur op 25 juni 2015
Pagina 1 van 44
ABTN 2015
Pensioenfonds van de Metalektro
Inhoudsopgave
7.
Uitvoering
1.1.
;
6
Organogram en mandaatregeling
6
7.7.7.
Organogram
1.1.2.
Algemeen Bestuur
1.1.3.
Bestuursbureau
7.7.4.
Verantwoordingsorgaan
77
7.7.5.
Auditcommissie
72
7.7.6.
Commissie Individuele Zaken
72
7.7.7.
Commissies
75
7.7.8.
Actuaris
75
7.7.9.
Accountant
75
7.2.
Administratieve
6 '.
6 9
organisatie en interne beheersing
14
1.2.1.
Uitbesteding en aansturing
14
1.2.2.
Pensioenadministratie
74
7.2.5.
Vermogensbeheer
75
7.2.4.
Compliance en Integriteit.
75
7.2.5.
Controle op uitvoering
76
7.5.
Toetsing kwaliteit van dienstverlening
77
7.5.7.
Streven naar de beste uitvoering
77
7.5.2.
Klanttevredenheid
77
7.5.5.
Benchmarking met C£/W
77
7.5.4.
Voorlichting en bewustwording
77
7.4.
Criteria aansluiting van werkgevers en het verkrijgen van het deelnemerschap
77
7.4.7.
Verplichte aansluiting
77
7.4.2.
Vrijwillige aansluiting
78
Pagina 2 van 44
ABTN 2015
^
Pensioenfonds van de Metalektro
7.4.5.
Vrijwillige voortzetting
79
7.4.4.
Aanvullende verzekeringen
79
7.4.5.
Dispensatie
79
2.
Pensioenregeling en actuariële risico's
2.7.
Samenvatting pensioenreglement
2.2.
Actuariële risico's en herverzekering
5.
20
2015
20 25
Financiële opzet
25
5.7.
Fondsvermogenmethode
25
5.2.
Technische voorzieningen
25
5.2.7.
Voorziening pensioenverplichtingen (VPV)
5.2.2.
Spaarfonds gemoedsbezwaren
25 ;
26
5.5.
Feitelijke en (gedempte) kostendekkende premie
26
5.4.
Toereikendheid voorzieningen
28
5.4.7.
Wijze vaststelling voorziening pensioenverplichtingen
5.4.2.
l\/linimum Vereist Eigen Vermogen (l\/IVEV)
5.4.5.
Vereist Eigen Vermogen (VEV)
5.5.
Financiële sturingsmiddelen
28 .:
28 28 28
5.5.7.
Algemeen
28
5.5.2.
Kortingsbeleid
29
5.5.5.
Aanvangshaalbaarheidstoets
29
5.5.4.
Jaarlijkse haalbaarheidstoets
50
5.5.5.
Risicohouding
50
5.5.6.
Premie, Premie-egalisatiedepot, toeslag- en beleggingsbeleid
50
5.5.6.7.
Premie
50
5.5.6.2.
Premie-egalisatiedepot
50
5.5.6.5.
Toeslagbeleid
57
5.5.6.4 Communicatie
52
5.5.6.5 Beleggingsbeleid
52 Pagina 3 van 44
ABTN 2015
.
Pensioenfonds van de Metalektro
3.5.6.6 Overgangsregeling VPL P/WE
55
5.6.
Balansmanagement
54
5.7.
Reserves
54
5.7.7.
Bestemmingsreserve
54
5.7.2.
Premie-egalisatiedepot.
54
5.7.5.
Algemene Reserve
54
4.
Beleggingsbeleid
55
4.7.
Beleggingsbeginselen
55
4.2.
Beleidsbepaling
56
4.5.
Portefeuilleconstructie en beheer
56
4.4.
Controle
57
4.5.
l\/liddelenverdeling
59
4.6.
Actuele normportefeuille beleggingsplan 2015
47
4.7.
Risicobeheersingsmaatregelen
45
4.8.
Bandbreedtes voor efficiënt portefeuillebeheer.
45
4.9.
Verantwoordelijkhedenmatrix
44
Bijlage 1: Herstelplan Bijlage 2: Strategisch Beleggingskader en Strategisch Beleggingsbeleid Bijlage 3: Crisisplan Bijlage 4: Beleid Beheersing Renterisico Bijlage 5: Uitbestedingsbeleid (incl. beloningsbeleid) Bijlage 6: Handboek Risicomanagement Pensioenbeheer PME Bijlage 7: Beleid Risicomanagement PME(Vermogensbeheer) Bijlage 8: Kostenvoorziening Bijlage 9: Berekening Vereist Eigen Vermogen Bijlage 10: Integriteitsbeleid Bijlage 11: Communicatiestategie PME 2013-2015
Pagina 4 van 44
^BTTV 20/5
Pensioenfonds van de Metalektro
Inleiding Het Pensioenfonds van de Metalektro, afgekort PME (het fonds) voert de door CAO partijen afgesproken Pensioenregeling uit voor de bedrijfstak Metalektro. De actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) geeft weer hoe het fonds de middelen beheert en de pensioenregeling uitvoert. Deze ABTN is afgestemd op de eisen die de Pensioenwet en het FTK stelt. Het FTK is het onderdeel van de Pensioenwet waarin de wettelijke financiële eisen aan pensioenfondsen zijn vastgelegd. Het is opgebouwd rond de principes van marktwaardering, risicogebaseerde financiële eisen en transparantie. Deze ABTN is vastgesteld op 25-6-2015 en vervangt alle voorgaande nota's en is geldig voor het beleid vanaf Tjanuari 2015.
Pagina 5 van 44
ABTN 2015
Pensioenfonds van de Metalektro
1. Uitvoering 1.1. Organogram en mandaatregeling 1.1.1. Organogram Met de invoering van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen heeft het bestuur van PME eind 2013, na een zorgvuldig afwegingsproces, besloten om per 1 juli 2014 het omgekeerd gemengde bestuursmodel in te voeren. Het omgekeerd gemengd bestuur (hierna: Algemeen Bestuur) bestaat uit een niet-uitvoerend bestuur en een uitvoerend bestuur (hierna: Dagelijks Bestuur). Verantwoordingsorgaan Algemeen Bestuur niet-uitvoerend bestuur ;—
rt
auditcommissie
Extarn «Iviserend Ild
|*kUitvD«rendV
.-TbeÈbJurw^i
Actuaris
N(«tuhvoarwvl bestuurdtr
Nlatuttvo«f«rKf bestuurder
Nlatuitvovrcnd twfitiuirdv
Nr*turtvoarcrtcl iMstuurdor
Hi«tuitvoerend bestuurder
NietIwttiJurda'
NietuitvcMrcrxl bestuurdM'
Extam adviserend
dagelijks bestuur
:
Cie. Individuele zaken
UttvMrend bestuurder Pensioenbeheer & Communicatie
Uitvoerend bestuurder Vermogensbeheer
Legenda r m Commissie Finance Control & Riskmanagement I—I Commissie VcmogensbeheGr C Z l Commissie Pensioenbeheer en Commuracatie
1.1.2. Algemeen Bestuur Het Algemeen Bestuur is het hoogste orgaan van het fonds en voert de taken uit die in de statuten en het huishoudelijk reglement zijn opgedragen aan "het Algemeen Bestuur". Bij het functioneren van het Algemeen Bestuur staat centraal de pensioenregeling op een goede, evenwichtige en kosteneffectieve wijze uit te voeren. Dit om voor haar deelnemers een zo goed mogelijk pensioen te realiseren tegen zo scherp mogelijke kosten. Hiertoe stuurt het Algemeen Bestuur het fonds aan vanuit een effectieve strategie, waan/an concrete doelstellingen en plannen zijn afgeleid. Sturing op en realisatie van deze doelstellingen en plannen is hierbij een belangrijk onderdeel van de bestuurlijke taak. Het Algemeen Bestuur bestaat uit veertien bestuursleden, waaronder één onafhankelijke voorzitter. De bestuursleden zijn onderverdeeld in uitvoerende (drie) en niet-uitvoerende bestuursleden (tien). Het Algemeen Bestuur is bevoegd het fonds te vertegenwoordigen. De voorzitter en het uitvoerend bestuurslid met de titel Algemeen directeur-Uitvoerend bestuurder zijn gezamenlijk bevoegd het fonds te vertegenwoordigen.
Pagina 6 van 44
ABTN 2015
Pensioenfonds van de Metalektro
De leden van het Algemeen Bestuur hebben zitting voor een periode van vier jaar en zijn ten hoogste tweemaal herbenoembaar. Een uitvoerend bestuurslid kan echter wel vaker dan tweemaal worden herbenoemd, mits het niet-uitvoerend bestuur daartoe met algemene stemmen besluit. Niet-uitvoerend bestuur De niet-uitvoerende bestuursleden zijn vertegenwoordigers van • de werkgeversorganisatie (vijf); • de werknemersorganisaties (drie); en • de pensioengerechtigden (twee). De vijf niet-uitvoerende bestuursleden die de werkgevers vertegenwoordigen, worden benoemd op bindende voordracht van de Raad van Overleg. Daaraan voorafgaand vindt een bindende voordracht plaats van de werkgeversorganisatie (Vereniging FME-OA/M). De drie niet-uitvoerende bestuursleden die de deelnemers vertegenwoordigen, worden benoemd op bindende voordracht van de Raad van Overleg. Daaraan voorafgaand vindt een bindende voordracht plaats van de werknemersorganisaties (FNV, CNV Vakmensen, De Unie enVHP2). De twee niet-uitvoerende bestuursleden die de pensioengerechtigden vertegenwoordigen, worden benoemd, nadat verkiezingen zijn gehouden onder de pensioengerechtigden. Bij het opmaken van de hiervoor vermelde voordrachten houden de voordragende organisaties rekening met het geschiktheidsprofiel voor het bestuurslid dat de betrokken vacature zal ven/ullen. Het niet-uitvoerend bestuur, waaronder hier tevens de voorzitter, is belast met het intern toezicht op het gehele bestuur. Hieronder vallen de volgende taken: • • • •
toezicht houden op de taakuitoefening door het (dagelijks) bestuur en op de algemene gang van zaken waaronder pensioenbeheer en vermogensbeheer toezicht houden op adequate risicobeheersing en op evenwichtige belangenafweging door het (dagelijks) bestuur; verantwoording afleggen over uitvoering van zijn taken en uitoefening van de bevoegdheden aan het verantwoordingsorgaan en vastlegging daarvan in het jaan/erslag; het (dagelijks) bestuur met raad terzijde staan.
Het niet-uitvoerend bestuur wordt in haar toezichtstaak ondersteund door de auditcommissie. De wijze waarop het intern toezicht wordt uitgeoefend is nader in een reglement vastgelegd. Dagelijks Bestuur De uitvoerende bestuursleden zijn in dienst van het fonds en vormen samen het Dagelijks Bestuur. De uitvoerende bestuursleden zijn, met inachtneming van principes van afstemming en raadpleging binnen het gehele bestuur, belast met het dagelijks bestuur van het fonds. Zij geven leiding aan het Bestuursbureau van het fonds. De drie uitvoerende bestuurders zijn onafhankelijk en benoemd op basis van hun geschiktheid door het niet-uitvoerend bestuur, gehoord de uitvoerende bestuursleden. Van de uitvoerende bestuursleden is één bestuurslid (te weten het uitvoerend bestuurslid Pagina 7 van 44
ABTN 2015
Pensioenfonds van de Metalektro
met de titel Algemeen directeur - Uitvoerend bestuurder) in het bijzonder belast met 'Algemene Zaken, Strategie, Beleid en Risicomanagement', één bestuurslid met 'Pensioenbeheer en Communicatie' en één bestuurslid met 'het Beleggingsbeleid'. Het Dagelijks Bestuur richt zich op de beleidsvoorbereiding, -evaluatie en -implementatie ten behoeve van het Algemeen Bestuur en heeft tot taak: • het adviseren van het Algemeen Bestuur; • het opstellen van de door het Algemeen Bestuur vast te stellen begroting voor het Bestuursbureau, het jaan/erslag, de concept jaarrekening, de actuarieel bedrijfstechnische nota (ABTN) en het doen opstellen van de accountantsverklaring en het actuarieel verslag; • het verlenen van beleids- en administratieve ondersteuning aan het Algemeen Bestuur; • het aangaan van overeenkomst(en) met en het verstrekken van opdrachten aan uitvoerder(s) en andere in te schakelen externe instanties voor zover betrekking hebbend op de voorbereiding van door het Algemeen Bestuur vast te stellen beleid en besluiten en het beoordelen van de uitvoering daarvan, alsook het selecteren van die uitvoerder(s); • het monitoren van de wijze waarop de uitvoerder(s) de haar opgedragen taken uitvoeren, mede aan de hand van de met die uitvoerder(s) gesloten uitbestedingsovereenkomsten, en het rapporteren daaromtrent naar het Algemeen Bestuur en het voorbereiden van de rapporten van het Algemeen Bestuur naar de toezichthouders; • het aansturen van de uitvoerder(s), met inachtneming van het bepaalde in de uitbestedingsovereenkomsten, en het geven van instructies; • het in overleg met de voorzitter voorbereiden van de agenda voor de vergaderingen van het Algemeen Bestuur, van de Commissie Individuele Zaken, van de Auditcommissie, andere commissies en van het Verantwoordingsorgaan; • het onderhouden van externe relaties; • het vertegenwoordigen van het fonds; • de overige haar door het Algemeen Bestuur op te dragen taken; • het toezien op het effectief en efficiënt functioneren van het Bestuursbureau; • het zorg dragen voor het tijdig tot stand komen van beleidsplannen en uitvoeringsplannen alsmede de realisatie daarvan; • het coördineren van de contacten tussen het Dagelijks Bestuur, de niet-uitvoerende bestuursleden, de voorzitter en de Auditcommissie; een en ander binnen de door het Algemeen Bestuur te stellen kaders. Onafhankelijke voorzitter De onafhankelijke voorzitter (hierna: de voorzitter) wordt benoemd door het niet-uitvoerend bestuur op voordracht van de uitvoerende bestuursleden, met inachtneming van het voor de voorzitter opgestelde geschiktheidsprofiel. De voorzitter ziet toe op een goede samenstelling en het functioneren van het Algemeen Bestuur. Hij is namens het Algemeen Bestuur het eerste aanspreekpunt voor het Verantwoordingsorgaan over het functioneren van het Algemeen Bestuur. Tevens is de voorzitter coördinator bij de evaluatie van het bestuur. Na twee jaar treedt de voorzitter af en kan hij direct worden herbenoemd. Herbenoeming kan maximaal 3 keer, zodat de maximale zittingstermijn van de voorzitter 8 jaar is. De Pagina 8 van 44
ABTN 2015
Pensioenfonds van de Metalektro
voorzitter heeft geen stemrecht. 1.1.3. Bestuursbureau Bestuursbureau dagelijks bestuur uitvoerend tnstuurder Vermogensbeheer
Bestuurssecretaris
^^è^iÉ^:S7i [.tsS^iiami^^
Senior Strategist Beleggingen
Senior Strategist Beleggtngen
Uitvoerend b«stuurctor Pensioenbeheer & Communlratle
Hoofd PensloentKheer
Manager Communicatie PAS'R
Contentmanager Communicatieadviseur
• Secretariaat • Receptie
Werkingssfeerspecialist
Beleldsmedewerfcer pensicenen
Werkgeversconsulenten
Werknemers consulenten
Legenda: C Z I Commissie Finance Control & Riskmanagement I 3 CommissieVermogersbeheer{plusadvisere(idlid) C Z I Commissie Pensioenbeheer en Communicatie * Leden AixJilcommissie (plus adviserend lid) ** Hoofd Finance, Control 4 Riskmanagement en Senior Riskmanager hebben een directe escalatiefijn naar hel r^et-uilvoerend bestuur
Het fonds heeft een Bestuursbureau. Het Bestuursbureau staat onder dagelijkse leiding van het Dagelijks Bestuur. Het Dagelijks Bestuur benoemt en ontslaat de medewerkers van het Bestuursbureau. Het Bestuursbureau (onder leiding van de uitvoerende bestuurders) ondersteunt het Algemeen Bestuur bij zijn werkzaamheden en verzorgt voor het Algemeen Bestuur de beleidsvoorbereiding, de aansturing en monitoring van de uitvoering en de evaluatie van het beleid en de uitvoering. Het Bestuursbureau bestaat uit verschillende afdelingen:, ieder onder leiding van een uitvoerende bestuurslid: • Finance, Control & Riskmanagement, Bestuurssecretariaat, secretariaat en receptie onder leiding van de algemeen directeur-uitvoerend bestuurder • Vermogensbeheer onder leiding van de uitvoerend bestuurder vermogensbeheer • Pensioenbeheer, Communicatie, pensioenconsulenten en werkingsfeerspecialist onder leiding van uitvoerend bestuurder PB&C De afdeling Finance, Control & Riskmanagement is verantwoordelijk voor: • het voeren van de financiële administratie (van het bestuursbureau) inclusief de coördinatie van het jaarrekeningproces, het opstellen en monitoren van budgetten en de regie op het voldoen van de informatieplicht richting de toezichthoudende instanties; • het uitvoeren van de control functie zodat het fonds voldoet aan de van toepassing zijnde wet- en regelgeving en interne regelingen. Dit behelst onder Pagina 9 van 44
ABTN 2015
•
Pensioenfonds van de Metalektro
meer het opstellen van de Administratieve Organisatie en Interne Controle (AO/IC). In die hoedanigheid onderhoudt de afdeling alle (financiële) handboeken waaronder de AO/IC; het risicomanagement waarbij de afdeling toezietpp uitvoering van het jaarplan binnen de afdelingen Vermogensbeheer en Pensioenbeheer & Communicatie. Tevens monitort de afdeling de opzet, het bestaan en de werking van adequate beheersmaatregelen binnen het pensioen- en vermogensbeheerproces.
De afdeling Vermogensbeheer is verantwoordelijk voor de algehele regie van het vermogensbeheerproces. In die hoedanigheid worden onder meer de onderstaande werkzaamheden uitgevoerd: • het vertalen van het strategische beleggingsbeleid naar richtlijnen voor de fiduciair manager zoals vastgelegd in het jaarplan beleggingen. De afdeling monitort of MN het beleid binnen de gestelde kaders uitvoert; • het monitoren van ontwikkelingen en deze vertalen naar mogelijke consequenties voor van vermogensbeheerbeleid gevolgd door het informeren en het doen van voorstellen aan het Algemeen Bestuur en het uitvoeren van bestuursbesluiten; • het naleven van de beleggingsrichtlijnen. Dit onder andere ten aanzien van het over- en ondenwegen van beleggingscategorieën, markten en regio's, het tactische rente- en valutabeleid en maatschappelijk verantwoord beleggen binnen het afgegeven mandaat; • het monitoren van alle beleggingen die MN uitvoert. De afdeling Pensioenbeheer & Communicatie is verantwoordelijk voor de algehele regie van het pensioenbeheerproces. In die hoedanigheid worden onder meer de onderstaande werkzaamheden uitgevoerd: • het monitoren van pensioenontwikkelingen en deze vertalen naar mogelijke consequenties voor de PME regeling gevolgd door het informeren en het doen van voorstellen aan het Algemeen Bestuur en het uitvoeren van bestuursbesluiten; • het monitoren en evalueren van de uitvoering van het pensioenbeleid door de uitvoeringsorganisatie en het kritisch beoordelen van de opgestelde rapportages (o.a. over de SLA's) van de uitvoeringsorganisatie; • het informeren van werkgevers en werknemers inzake de regeling en het PME beleid, ondersteunen bij uitvoeringsproblemen, coördinerend optreden bij klachten en de begeleiding van juridische procedures in het kader van bezwaar en beroep van deelnemers en werkgevers; • het adviseren van het bestuur m.b.t. de communicatie-uitgangspunten en -trajecten van PME • Het coördineren en inhoudelijk voorbereiden van alle activiteiten van de Commissie Individuelè Zaken (CIZ) en monitoren dat besluiten van de CIZ ten uitvoer worden gebracht. Op het Bestuursbureau werken, naast de uitvoerende bestuurders, medewerkers voor de afdelingen Finance, Control & Riskmanagement, Vermogensbeheer en Pensioenbeheer & Communicatie, een bestuurssecretaris en ondersteunend personeel. Vanuit het Bestuursbureau werken pensioenconsulenten voor deelnemers en werkgevers in de regio. De coördinatie van de consulenten is belegd bij het hoofd pensioenbeheer.
Pagina 10 van 44
ABTN 2015
Pensioenfonds van de Metalektro
1.1.4. Verantwoordingsorgaan Het fonds kent een Verantwoordingsorgaan. Het Verantwoordingsorgaan bestaat uit zestien leden. Zij vertegenwoordigen de actieve deelnemers (acht) en de pensioengerechtigden (acht). De vertegenwoordigers van de deelnemers worden als volgt benoemd: • vier leden door FNV; • twee leden door CNV Vakmensen; • één lid door De Unie; • één lid door VHP2. De vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden worden als volgt benoemd: • drie leden door FNV; i • één lid door CNV Vakmensen; • één lid door De Unie; • één lid door VHP2; • twee leden door Vereniging van Organisaties van Gepensioneerden bij PME. De leden van het Verantwoordingsorgaan worden benoemd voor een periode van vier jaar. Zij zijn herbenoembaar, leder lid brengt één stem uit in het Verantwoordingsorgaan. Het Algemeen Bestuur legt verantwoording af aan het Verantwoordingsorgaan over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd. Het Verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over: • het handelen van het Algemeen Bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere informatie, waaronder de bevindingen van het interne toezicht; en •
het door het Algemeen Bestuur uitgevoerde beleid, alsmede over beleidskeuzes voor de toekomst. Dit oordeel wordt, samen met de reactie van het Algemeen Béstuur daarop, bekend gemaakt en in het jaarverslag van het fonds opgenomen.
Het fonds stelt het Verantwoordingsorgaan in de gelegenheid advies uit te brengen over: het beleid inzake beloningen; de vorm en inrichting van het intern toezicht; het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure; het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid; gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het fonds of de overname van verplichtingen door het fonds; liquidatie, fusie of splitsing van het fonds; het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst; het omzetten van het fonds in een andere rechtsvorm, bedoeld in artikel 18 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek; samenvoeging van pensioenfondsen, als bedoeld in de definitie van ondernemingspensioenfonds in de Pensioenwet; wijziging van de statuten van het fonds; vaststelling of wijziging van de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN); vaststelling of wijziging van een herstelplan; de samenstelling van de feitelijke premie en de hoogte van de premiecomponenten.
Pagina 11 van 44
ABTN 2015
Pensioenfonds van de Metalektro
Het Algemeen Bestuur en het Verantwoordingsorgaan komen ten minste tweemaal per kalenderjaar in vergadering bijeen. 1.1.5. Auditcommissie Het niet-uitvoerend bestuur stelt een Auditcommissie in. De Auditcommissie bestaat uit drie leden uit het niet-uitvoerend bestuur en één of meer externe leden. De leden uit het niet-uitvoerend bestuur worden benoemd met inachtneming van de in het fonds vertegenwoordigde geledingen. Externe leden zijn onafhankelijk. Dit houdt in dat zij geen deel uitmaken van een orgaan van het fonds of medewerker zijn van het fonds. Externe leden worden benoemd voor een periode van vier jaar. Een extern lid kan maximaal twee termijnen lid zijn van de Auditcommissie. De voorzitter van het Algemeen Bestuur woont de vergaderingen van de Auditcommissie bij, zonder lid van de commissie te zijn. De Auditcommissie heeft in algemene zin tot taak toe te zien op het functioneren van het fonds en van het Dagelijks Bestuur, ter voorbereiding op de evaluaties van het nietuitvoerend bestuur. De Auditcommissie is ten minste belast met het toezicht op: • de risicobeheersing; • het beleggings- en pensioenbeleid; • de financiële informatieverschaffing door het fonds. De Auditcommissie als geheel richt zich in ieder geval op het toezicht op het fonds ten aanzien van: • De werking van de risicobeheersings- en controlesystemen, en de periodieke monitoring van de voortgang en afhandeling van verbeteracties diè in het kader van risicobeheersing, waaronder de naleving van aanbevelingen en opvolging van opmerkingen van de externe accountant en externe certificerende actuaris. • De financiële informatieverschaffing door het fonds (keuze van accountingpolicies waaronder grondslagen voor waardering van activa en passiva, toepassing en beoordeling van effecten van nieuwe regels, inzicht in de behandeling van "schattingsposten" in de jaarrekening, prognoses, werk van in- en externe accountants terzake, etc). • Het beleggings- en pensioenbeleid. De Auditcommissie, in zijn ondersteunende rol in het intern toezicht, rapporteert zijn bevindingen periodiek aan de niet-uitvoerende bestuursleden, ter voorbereiding van de vergadering van de niet-uitvoerende bestuurders. De taken en bevoegdheden van de Auditcommissie zijn nader uitgewerkt in een reglement. 1.1.6. Commissie Individuele Zaken De Commissie Individuele Zaken (hierna: CIZ) bestaat uit twee leden van het Dagelijks Bestuur, aan te wijzen door het Algemeen Bestuur. De CIZ wordt gevormd door de Algemeen directeur-Uitvoerend bestuurder en de Uitvoerend bestuurder Pensioenbeheer & Communicatie. De CIZ behandelt individuele en collectieve pensioenzaken van (gewezen) deelnemers respectievelijk ondernemingen. Het gaat dan om gevallen waarin niet (geheel) wordt voldaan aan de reglementaire voonwaarden en het Bestuursbureau of uitvoerder(s) niet is(zijn) gemachtigd deze gevallen zelfstandig af te handelen.
Pagina 12 van 44
ABTN 2015
Pensioenfonds van de Metalektro
Tevens treedt de CIZ op als bezwaarinstantie in het kader van de Geschillenregeling en als beroepsinstantie in het kader van de Klachtenregeling. Daarnaast besluit de CIZ over dispensatieverzoeken.
1.1.7. Commissies Er zijn binnen het bestuur, naast de auditcommissie, nog drie andere commissies: • Commissie Finance, Control en Riskmanagement (FCR) Deze commissie bestaat uit vier bestuursleden, één uitvoerend bestuurslid en drie niet-uitvoerende bestuursleden. De drie niet-uitvoerende bestuursleden hebben tevens zitting in de auditcommissie. • Commissie Vermogensbeheer Deze commissie bestaat uit vier bestuursleden, één uitvoerend bestuurslid en drie niet-uitvoerende bestuursleden, en een extern adviserend lid (beleggingsadviseur). • Commissie Pensioenbeheer & Communicatie Deze commissie bestaat uit vijf bestuursleden, één uitvoerend bestuurslid en vier niet-uitvoerende bestuursleden (twee vertegenwoordigers van de werkgever en één vertegenwoordiger van werknemers en één van de pensioengerechtigden). De commissies bereiden de bestuursvergaderingen voor op hun betreffende deskundigheidsgebied. De rol van de commissies bestaat uit: • Toetsing van het beleid en de beoordeling van de effectiviteit van het Dagelijks Bestuur binnen de gegeven kaders; • Beleidsvoorbereiding; en • Beleidsinitiëring. 1.1.8. Actuaris De certificerend actuaris van het fonds controleert of PME heeft voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. Hij controleert jaarlijks of de technische voorzieningen, conform de grondslagen van het fonds, toereikend zijn vastgesteld. Hien/oor voert hij onder andere een toereikendheidstoets en een prudent person toets uit. Het fonds heeft Towers Watson als certificerend actuaris benoemd. 1.1.9. Accountant De accountant controleert jaarlijks de onder verantwoordelijkheid van het Algemeen Bestuur opgestelde jaarrekening. Hij doet dit overeenkomstig in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controleopdrachten. Volgens deze richtlijnen wordt de controle zodanig uitgevoerd dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen onjuistheden van materieel belang bevat. Verder geeft de externe accountant een verklaring af aan het Algemeen Bestuur met betrekking tot het vaststellen van een normportefeuille door het Algemeen Bestuur en controleert hij het feitelijk rendement van de gekozen normportefeuille. Het fonds heeft EY als externe accountant benoemd.
Pagina 13 van 44
ABTN 2015
Pensioenfonds van de Metalektro
1.2. Administratieve organisatie en interne beheersing 1.2.1. Uitbesteding en aansturing Het Dagelijks Bestuur is verantwoordelijk voor het aansturen en controleren van de werkzaamheden van de uitvoerders. Het Dagelijks Bestuur heeft hien/oor een staf en de afdelingen Vermogensbeheer, Finance, Control & Riskmanagement en Pensioenbeheer & Communicatie beschikbaar. De belangrijke informatie met betrekking tot de uitbesteding is door PME opgenomen in het document 'Uitbestedingsbeleid PME' (zie bijlage 5). Dit document maakt duidelijk hoe het uitbestedingsbeleid van PME is geïntegreerd in het fondsbeleid en is ingebed in de PME overlegstructuren. Ook in jaarplan beleggingen en SLA's is belangrijke informatie opgenomen met betrekking tot de uitbesteding. Het beleid ten aanzien van het risicomanagement is vastgelegd in twee handboeken. • Het document "Handboek risicomanagement pensioenbeheer PME" (zie bijlage 6). De focus in dit handboek is gericht op de beheersing van het pensioenbeheer. • Het document "Beleid risicomanagement PME" (zie bijjage 7). De focus in dit risicomanagement beleid is gericht op de beheersing van het vermogensbeheer. Bij het Bestuursbureau werken werknemers- en werkgevers-pensioenconsulenten, verspreid over geheel Nederland voor het geven van voorlichting. Zij zijn onderdeel van de afdeling Pensioenbeheer & Communicatie. De afdeling Pensioenbeheer & Communicatie kent tevens een werkingssfeer specialist. 1.2.2. Pensioenadministratie De uitvoering van de pensioenregeling is uitbesteed aan MN. De voorwaarden van de uitbesteding zijn vastgelegd in een contract voor onbepaalde tijd met een opzegtermijn van één jaar. De diensten die MN levert aan PME zijn vastgelegd in een dienstencatalogus die deel uitmaaktvan het contract tussen PME en MN. Daarin zijn kwaliteits- en tijdigheidsnormen vastgelegd. De controle op het behalen van deze normen door de uitvoerder vindt door het Bestuursbureau plaats door middel van een hiertoe ontwikkeld systeem van continue monitoring. In de in het contract opgenomen Service Level Agreernents staan onder meer de volgende elementen: • De werkzaamheden die de uitvoerder verricht. Vastgelegd zijn de specifieke werkzaamheden die de uitvoerder verricht voor het fonds, onder te verdelen in administratieve, financiële, secretariële, actuariële, juridische, communicatie naar (ex-)deelnemers en werkgevers en overige werkzaamheden. • De verplichting deze werkzaamheden op een efficiënte, zorgvuldige en professionele manier uit te voeren. • De verplichting tot geheimhouding van de gegevens van het fonds en verklaring in te staan voor de deskundigheid en de betrouwbaarheid van het personeel dat met de uitvoering van de werkzaamheden wordt belast. • De verplichting de boekhoudkundige venA/erking en verantwoording uit te voeren onder controle van een interne accountantsdienst volgens in Nederland geldende algemene accountancy principes. • De uitvoerder wordt last en volmacht verleend om al datgene te doen wat in het belang van het fonds en voortvloeiende uit de haar opgedragen taken gewenst. Pagina 14 van 44
ABTN 2015 '
Pensioenfonds van de Metalektro
nuttig of noodzakelijk wordt geacht. De overeenkomst dient als kader voor de werkzaamheden die MN voor het fonds uitvoert. Binnen deze kaders kan het fonds nadere invulling geven aan de uitvoering van de werkzaamheden en de grenzen daan/an. Ook kan het Algemeen Bestuur door middel van een bestuursbesluit aan MN specifieke bevoegdheden verlenen, bijvoorbeeld bij de uitvoering van het pensioenreglement. Deze besluiten worden vastgelegd in de verslagen van de vergadering van het Algemeen Bestuur. Het Dagelijks bestuur voert periodiek overleg met het management van MN over de dagelijkse uitvoeringspraktijk en beleidsmatige aangelegenheden. De terugkoppeling van bestuursbesluiten naar de uitvoeringsorganisatie vindt in dit overleg plaats. Het risicomanagement met betrekking tot het pensioenbeheer is vastgelegd in bijlage 6 ("Handboek risicomanagement pensioenbeheer PME"). 1.2.3. Vermogensbeheer PME heeft MN aangesteld als fiduciair vermogensbeheerder. De rechten en verplichtingen zijn vastgelegd in een contract voor onbepaalde tijd. Hier geldt een opzegtermijn van één kalenderjaar. Een uitgebreide Sen/ice Level Agreement maakt onderdeel uit van het contract. MN voert op basis van het door het Algemeen Bestuur vastgestelde beleggingsplan het fiduciair vermogensbeheer over de gehele portefeuille. Als onderdeel hien/an verzorgt MN de integrale beleggingsadministratie, stuurt de uitvoering van het beheer van de beleggingsportefeuille ("asset management") aan en voorziet PME van rapportages over de uitvoering van het vermogensbeheer en risicomanagement. Het asset management wordt deels door MN verricht en is deels uitbesteed aan verschillende vermogensbeheerders wereldwijd. De uitbestedingen door MN maken onderdeel uit van het overkoepelende contract met MN. In aanvulling op de integrale beleggingsadministratie die door MN wordt geyoerd heeft PME een eigen effectenbewaarder (Northern Trust), die onder meer belast is . met de bewaarneming, managementinformatie en externe rapportages. Toetsing of de externe vermogensbeheerders handelen binnen het gestelde in de contractvoonn/aarden is eveneens uitbesteed aan de effectenbewaarder, die hierover rapporteert naar MN. Hierdoor staat er een solide organisatie rondom het beleggingsbeheer en de uitvoering van het vermogensbeheer. Het Dagelijks bestuur voert periodiek overleg met het management van MN over de dagelijkse uitvoeringspraktijk en beleidsmatige aangelegenheden. De terugkoppeling van bestuursbesluiten naar de uitvoeringsorganisatie vindt in dit overleg plaats. Het risicomanagement met betrekking tot het vermogensbeheer is vastgelegd in bijlage 7 ("Beleid risicomanagement PME"). 1.2.4. Compliance en Integriteit Systematische risicoanalyse In het kader van de beheersing van integriteitsrisico's heeft het fonds een integriteitsbeleid vastgesteld, waarbij het fonds periodiek monitort op de naleving en/an. Pagina 15 van 44
ABTN 2015
Pensioenfonds van de Metalektro
Aan het integriteitsbeleid (zie bijlage 10) ligt een systematische risicoanalyse ten grondslag. Het fonds eist van partijen waarmee het fonds zaken doet dat het integriteitsbeleid minstens gelijk is aan dat van PME. Jaarlijks legt het uitvoerend bestuur verantwoording af aan het Algemeen Bestuur over het gevoerde inhuurbeleid. Compliance officer Het Nederlands Compliance Instituut is als compliance officer aangewezen en in die functie belast met het toezicht op de naleving van de gedragscode. Elk jaar rapporteert het NCI over de naleving van de gedragscode. Deze rapportage wordt behandeld in het algemeen bestuur. Binnen het bestuursbureau zelf is de risk manager als interne compliance officer benoemd. Ook deze persoon is in die functie belast met het toezicht op de naleving van de gedragscode. Gedragscode en interne meidprocedure Voor het Bestuur en de medewerkers van het bestuursbureau geldt een gedragscode en een interne meidprocedure. De interne meidprocedure bevat de klokkenluidersregeling en de incidentenregeling, ledere verbonden persoon die een (dreigend) incident constateert is gehouden dit te melden aan de Compliance Officer volgens de interne meidprocedure. De gedragscode zorgt ervoor dat (de schijn van) belangenverstrengeling of tegenstrijdige belangen wordt voorkomen. 1.2.5. Controle op uitvoering Het Dagelijks bestuur (ondersteund door medewerkers van het bestuursbureau) ziet intensief toe op het beheer door MN met als leidraad het door het Algemeen Bestuur vastgestelde pensioen- en vermogensbeheerbeleid. Tevens bespreken het bestuursbureau en MN periodiek de ontwikkelingen en de stand van zaken rondom de uitvoering in verschillende overleggen. Het Dagelijks bestuur en het Algemeen Bestuur controleren het functioneren van MN. De uitgangspunten hien/oor zijn het door het Algemeen Bestuur vastgestelde beleid, waaronder het beleggingsplan, de door MN opgeleverde uitvoeringsplannen en week-, maand- en kwartaalrapportages en de SLA's. Per kwartaal wordt PME geïnformeerd over de realisatie van de prestatieafspraken, voor zowel het pensioenbeheer alsook het vermogensbeheer, volgens de gemaakte afspraken in de SLA's. Vervolgens bespreekt het fonds deze (kwartaal)rapportages met MN. Drie tot vier keer per jaar legt de hoofddirectie van MN verantwoording af aan het algemeen bestuur over de kwaliteit van de dienstverlening. Tijdens de bestuursvergaderingen evalueert het bestuur met de hoofddirectie van MN de dienstverlening. / De afspraken met MN worden ook gemonitord door compliance. Elk kwartaal ontvangt het fonds een overzicht van MN van afspraken die niet, of die niet volledig zijn nagekomen. Deze rapportage wordt opgesteld door de compliance officer van MN die hiervooreen incidentenadministratie bijhoudt. MN beschikt over integriteitsbeleid, dat is gebaseerd op een systematische risicoanalyse, een gedragscode en een incidentenregeling. Deze beleidsdocumenten zijn in lijn met het beleid van PME en is derhalve compliant.
Pagina 16 van 44
ABTN 2015
Pensioenfonds van de Metalektro
1.3. Toetsing kwaliteit van dienstverlening 1.3.1. Streven naar de beste uitvoering Het Dagelijks bestuur toetst doorlopend of de bestaande leveranciers nog steeds het beste alternatief zijn. Hiertoe hanteert het fonds algemeen erkende meettechnieken en wordt aan alle uitvoerders de eis gesteld van een ISAE3402 certificaat. 1.3.2. Klanttevredenheid PME meet periodiek de klanttevredenheid over de kwaliteit van de dienstverlening in een grootschalig opgezet onderzoek dat uitgevoerd wordt door een extem onderzoeksbureau en deelnemerspanels. De uitkomsten hiervan worden besproken met MN, de commissies en het Algemeen Bestuur. Gedefinieerde verbeteringen worden vertaald naar acties waan/an de implementatie wordt gevolgd. 1.3.3. Benchmarking met CEM PME neemt ook deel aan de zogenoemde CEM-benchmark, zowel voor pensioen- als de beleggingsuitvoering. De CEM-analyse heeft tot doel inzicht te geven in het kostenniveau en een vergelijking mogelijk te maken tussen het kosten- en sen/iceniveau van de deelnemende pensioenfondsen. 1.3.4. Voorlichting en bewustwording Het Algemeen Bestuur vindt de zorg voor heldere voorlichting en transparantie over het gevoerde beleid een van zijn kerntaken en essentieel voor een goede relatie met werkgevers en werknemers. Het fonds heeft een actief voorlichtingsbeleid, vastgelegd in de Communicatiestrategie PME 2013 -2015 (zie bijlage 11), ter verbetering van het pensioenbewustzijn en het verhogen van de klanttevredenheid. Het fonds doet dit door: • het voeren van doelgroepgerichte campagnes; • het periodiek PME magazine; • specifieke brochures; • voorlichting door pensioenconsulenten. Voor vragen van informatieve en administratieve aard kunnen deelnemers en gepensioneerden terecht bij de sen/icedesk van PME. Werkgevers worden bediend door eigen accountbeheerders. De sen/icedesk en de accountbeheerders zijn gestationeerd bij uitvoerder MN. De medewerkers hebben direct toegang tot alle benodigde data en zijn in staat verreweg de meeste vragen direct te beantwoorden. Desgewenst wordt voor een uitgebreider gesprek doorvenwezen naar de pensioenconsulenten van het fonds. 1.4. Criteria aansluiting van werkgevers en het verkrijgen van het deelnemerschap 1.4.1. Verplichte aansluiting Werkgevers die voldoen aan de voorwaarden inzake de verplichtstelling dienen zich te melden op het moment dat voor hen de aansluitings- cq. deelnemingsplicht van toepassing is. PME heeft de verplichting alle ondernemingen aan te sluiten die onder de werkingssfeer van haar verplichtstelling vallen. De aan te sluiten werkgever(s) en de aangesloten werkgever(s) zijn verantwoordelijk voor het tijdig verstrekken van de juiste gegevens die nodig zijn om de pensioenregeling uit te kunnen voeren. Het aan- en afmelden van werknemers hoort Pagina 17 van 44
ABTN 2015
Pensioenfonds van de Metalektro
binnen één maand na in dienst respectievelijk uit dienst treden, plaats te vinden. De Belastingdienst deelt nieuwe ondememingen voor de verplichte sociale werknemersverzekeringen in bij een sector (sectorindeling SV). Het UWV neemt deze gegevens op in haar administratie. De sectorindeling SV is niet bepalend maar wel indicatief of er voor de werkgever mogelijk een verplichting bestaat tot deelname aan PME. De werkingssfeer specialist van PME stelt in samenwerking met de ROM vast, of die verplichting er is. Zij informeert en instrueert de uitvoerder MN daarover. MN neemt de werkgever dan op in haar geautomatiseerde administratie. Indien niet met een redelijke mate van zekerheid kan worden bepaald of de pensioenregeling PME van toepassing is, wordt door PME een nader onderzoek ingesteld. Met uitzondering van zogenoemde van rechtswege indelingen, worden in de regel alle overige indelingen wat betreft cao's en pensioenen bij hetzij de Metalektro (waaronder PME) hetzij de Metaal en Techniek (waaronder PMT) ter vaststelling en overeenstemming daarvan besproken in het gezamenlijk orgaan van overleg: de Kleine Commissie Werkingssfeer ((k)CW). Als een aansluiting is gerealiseerd, wordt de werkgever hiervan in kennis gesteld en wordt hem de nodige informatie (waaronder een pensioenreglement) toegezonden. De werkgever moet zelf bepalen of hij personeel in dienst heeft waan/oor pensioenpremie verschuldigd is. Aan de hand van de opgave van de werkgever wordt de pensioenpremie berekend en een premienota vastgesteld. De nota wordt aan de werkgever gezonden. Wanneer een werkgever met deelnemingsplichtig personeel in dienst verzuimt zich aan te melden en de werkgever wordt op een later tijdstip gesignaleerd, dan wordt de werkgever zo nodig met terugwerkende kracht aangesloten. In dat geval vinden de premiebetaling en de vaststelling van de pensioenopbouw ook met terugwerkende kracht plaats. 1.4.2. Vrijwillige aansluiting Het Algemeen Bestuur is bevoegd een uitvoeringsovereenkomst te sluiten met een werkgever die niet onder de werkingssfeer van het fonds valt, maar die zich op vrijwillige basis bij het fonds wil aansluiten, indien: a. de loonontwikkeling bij deze onderneming ten minste gelijk is aan die in de bedrijfstak Metalektro en de onderneming deelneemt in de sociale fondsen van de bedrijfstak; of b. er sprake is van een groepsverhouding tussen de onderneming die zich vrijwillig wil aansluiten en een Werkgever die onder de werkingssfeer van het fonds valt; of 0.
dit aansluitend gebeurt aan een periode waarin de onderneming wel onder de werkingssfeer van het fonds viel.
Indien een vrijwillig aangesloten onderneming, niet langer deel uitmaakt van een groep (zie b) waarvan geen enkel onderdeel meer onder de'werkingssfeer van de verplichtstelling van het fonds valt, kan het fonds als pensioenuitvoerder voor deze onderneming blijven optreden, tenzij de onderneming onder de werkingssfeer van een verplichtgesteld pensioenfonds valt. Het Algemeen bestuur is bevoegd aan de voorzetting van de vrijwillige aansluiting nadere voonwaarden te verbinden zodra de grondslag genoemd onder b is komen te ven/allen.
Pagina 18 van 44
ABTN 2015
Pensioenfonds van de Metalektro
Gevolg van de vrijwillige aansluiting is dat de werknemers van de werkgever gaan deelnemen in de verplichte regeling van het fonds. Het fonds kan voor vrijwillige aansluitingen een afWijkende premie in rekening brengen. 1.4.3. Vrijwillige voortzetting Het Algemeen Bestuur is bevoegd aan individuele deelnemers toe te staan de deelname aan de pensioenregeling voort te zetten na beëindiging van het dienstverband met een aangesloten werknemer. Vrijwillige voortzetting wordt slechts toegestaan als de deelnemer voldoet aan door het Algemeen Bestuur gestelde voonwaarden en slechts voor een beperkte duur. 1.4.4. Aanvullende verzekeringen Op verzoek van een werkgever kan het Algemeen Bestuur voor werknemers van aangesloten ondernemingen aanspraken op ouderdoms-, partner-, wezen- en invaliditeitspensioen verzekeren, boven de aanspraken die voortvloeien uit de toepassing van de verplichte regeling. Eén en ander tegen betaling van periodieke premies of koopsommen en op door het Algemeen Bestuur vastgestelde overige voorwaarden. 1.4.5. Dispensatie In een aantal door de wet (Vrijstellingsbesluit Wet Bpf 2000) voorgeschreven gevallen is het fonds verplicht op verzoek van een werkgever vrijstelling te verlenen van deelneming aan de pensioenregeling. Als bij een verzoek tot vrijstelling niet voldaan is aan de voonwaarden van een verplichte vrijstelling, kan het fonds ook onverplicht vrijstelling verlenen.
Pagina 19 van 44
ABTN 2015
Pensioenfonds van de Metalektro
2. Pensioenregeling en actuariële risico's Per 1 januari 2015 is de bedrijfstakuitvoeringsovereenkomst Techniek (BUO) opgesteld, waarin de opdracht van de Sociale Partners is venwoord om de in het Pensioenakkoord voor de Techniek afgesproken pensioenovereenkomst door de Fondsen PME en PMT te laten uitvoeren voor de periode 2015 tot en met 2019. Hierna is een samenvatting van het pensioenreglement 2015 PME opgenomen. 2.1. Samenvatting pensioenreglement 2015 Hieronder staan de belangrijkste kenmerken van de verplichte pensioenregeling. Karakter Pensioenregeling De pensioenregeling heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de vorm van een middelloonregeling. De feitelijke premie is voor de periode 2015 t/m 2019 vastgesteld. Deze premiepercentages worden gedurende deze periode niet verhoogd of verlaagd, ongeacht de financiële situatie van PME. Indien de financiële middelen niet voldoende zijn, kan de pensioenopbouw in enig jaar worden verlaagd. De werkgever heeft na het betalen van de premie geen bijstortingsverplichting meer. Deelnemerschap Pensioen wordt opgebouwd vanaf toetreding in de bedrijfstak, maar op zijn vroegst de 18jarige leeftijd, tot uiterlijk de AOW-datum. Als Deelnemer wordt aangemerkt: • De werknemer die verplicht is tot deelneming aan het fonds op grond van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000. • De werknemer die werkzaam is bij een werkgever die zijn pensioenregeling vrijwillig heeft ondergebracht bij het fonds. • Voor de persoon (geen werknemer) wordt het deelnemerschap voortgezet in de volgende situaties: werkloosheid, vrijwillige voortzetting of arbeidsongeschiktheid. Pensioenrichtdatum (Ex-)Deelnemer geboren vóór 1950: le dag van de maand waarin de (Ex-)Deelnemer de leeftijd van 65 jaar bereikt. (Ex-)Deelnemer geboren vanaf 1950: le dag van de maand waarin de (Ex-)Deelnemer de leeftijd van 67 jaar bereikt. De Deelnemer kan vanaf 55 jaar en tot 70 jaar met pensioen gaan. Pensioengevend salaris Het vaste jaarsalaris per 1 januari, vermeerderd met de vakantietoeslag, schriftelijk overeengekomen vaste jaarlijkse uitkeringen, oververdienste in de zin van de CAO, provisie over voorgaand kalenderjaar en variabele salarisbestanddelen indien en voor zover tussen werkgever en werknemer is overeengekomen dat deze tot het pensioengevend salaris behoren. Salarisgrens Het pensioengevend salaris voor 2015 is gemaximeerd op 70.000. Dit maximum wordt jaarlijks per 1 januari aangepast met de voor dat jaar geldende Loonindex, verminderd met het bedrag van de franchiseverlaging (indien en voor zover de franchise per die datum is verlaagd), en naar beneden afgerond op een hele euro.
Pagina 20 van 44
ABTN 2015
Pensioenfonds van de Metalektro
Franchise Voor Deelnemers geboren vanaf 1950 is de franchise als volgt vastgesteld (waarbij de franchise tenminste gelijk is aan de fiscaal minimale franchise voor dat jaar): Jaar 2015 2016 2017 2018 2019
Franchise 15.304 15.104 14.904 14.704 14.554
Voor Deelnemers geboren vóór 1950 bedraagt de franchise
19.843 per 1 januari 2015.
Pensioengrondslag, Premiefranchise, Premiegrondslag Pensioengrondslag: Pensioengevend salaris minus franchise. Premiefranchise: de franchise voor Deelnemers geboren vanaf 1950. Premiegrondslag: Pensioengevend salaris minus premiefranchise. Ouderdomspensioen (OP) Beoogde pensioenopbouw: Per deelnemingsjaar 1,875% van de pensioengrondslag. Als in een bepaald jaar de vooraf vastgestelde premie niet voldoende is om de beoogde pensioenopbouw voor dat jaar te realiseren, wordt de pensioenopbouw lager vastgesteld. In eerste instantie wordt het tekort ten laste gebracht van het Premie-egalisatiedepot (zie paragraaf 3.5.6.2). Als dit depot niet toereikend is, dan wordt de pensioenopbouw voor dat jaar naar evenredigheid van het tekort lager vastgesteld. Partnerpensioen (PP) Dit pensioen is bestemd voor de echtgenoot, echtgenote, geregistreerde partner, of ongehuwde partner met notarieel verleden samenlevingsovereenkomst. De samenlevingsovereenkomst moet aan bepaalde voonwaarden voldoen. Deelnemers geboren vanaf 1950 bouwen 50% van het opbouwpercentage OP (2015: 1,875%) op. Daarnaast wordt op risicobasis verzekerd: Voor dienstjaren vanaf 2015 tot het moment van overlijden 20% van het opbouwpercentage OP ( 2015: 1,875%), vermeerderd met 70% van het opbouwpercentage OP (2015: 1,875%) van de dienstjaren vanaf het moment van overlijden tot de AOW-datum. Voor Deelnemers geboren vóór 1950 per deelnemingsjaar 1,25% (2015) van de laatst vastgestelde pensioengrondslag. Dit partnerpensioen is op risicobasis verzekerd. Net als bij het ouderdomspensioen kan de beoogde opbouw en risicodekking in dezelfde mate worden verlaagd. Wezenpensioen In geval van overlijden van een deelnemer is er een wezenpensioen per kind van 14% van het (bereikbaar) ouderdomspensioen, met eindleeftijd 18 resp. 27 jaar. Voorwaardelijkheid toeslag PME probeert de pensioenen jaarlijks te verhogen. De verhoging hangt af van de financiële positie van het fonds. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre de pensioenen worden aangepast. Voor deze voonwaardelijke toeslagverlening is geen bestemmingsresen/e gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendementen gefinancierd. Pagina 21 van 44
ABTN 2015
Pensioenfonds van de Metalektro
Uitgangspunt toeslag Op de pensioen- en pensioenaanspraken wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal de stijging van de Prijsindex. Deze index wordt jaarlijks door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgesteld en gepubliceerd als "Consumentenprijsindexcijfer voor alle huishoudens afgeleid" mét als referentieperiode 1 juli - 30 juni. Extra toeslagverlening Het fonds kan na overleg met de ROM besluiten tot een extra toeslagverlening voor het vanaf 2015 opgebouwde pensioen in de verplichte pensioenregeling ten behoeve van de Deelnemer. Hiervoor kunnen de middelen in het Premie-egalisatiedepot worden aangewend. Deze extra toeslag is gemaximeerd op het verschil tussen de Loonindex en de Prijsindex vanaf 1 januari 2015. De Loonindex is gebaseerd op het gemiddelde van de in de CAO vastgelegde loonontwikkeling in de bedrijfstakken Metaal en Techniek en Metalektro gezamenlijk. De loonontwikkeling betreft de cumulatieve cao-verhoging in de bedrijfstakken Metaal en Techniek en Metalektro met als referteperiode 1 januari - 1 januari. Korting opgebouwde pensioenen PME heeft als uiterste maatregel de mogelijkheid om de opgebouwde pensioenen te verlagen. Het kortingsbeleid wordt beschreven in paragraaf 3.5.2. Wettelijke waardeoverdracht Het fonds is wettelijk verplicht - behoudens situaties van onderdekking - aan waardeoverdracht mee te werken bij individuele beëindiging van de dienstbetrekking of dèelneming. De overdrachtswaarde wordt individueel actuarieel gelijkwaardig aan de andere pensioenuitvoerder overgedragen volgens wettelijk voorgeschreven rekenregels. Ingeval van een inkomende waardeoverdracht worden extra aanspraken ingekocht. Bij een verzoek tot ingaande of uitgaande waardeoverdracht die niet onder het wettelijk recht valt, dienen alle betrokken partijen afzonderlijk in te stemmen met de waardeoverdracht. Het fonds verleent in principe medewerking aan dergelijke verzoeken, maar kan daaraan voonwaarden verbinden. De verdere afhandeling vindt plaats volgens de bepalingen die de Pensioenwet aan een dergelijke waardeoverdracht stelt. Flexibilisering Bij pensionering heeft de deelnemer het recht op de volgende herschikkingsmogelijkheden: • Deeltijdpensionering. • Vervroeging of uitstel ten opzichte van de Pensioenrichtdatum. • Uitruil van pensioenaanspraken. • Hoog/laag-uitkering ouderdomspensioen en laag/hoog-uitkering ouderdomspensioen. Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid Ingeval van arbeidsongeschikt wordt naar mate van de arbeidsongeschiktheid premievrije deelneming (pvd) verleend. De door UWV vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid is bepalend voor de pvd-indeling. Bij volledige arbeidsongeschiktheid is er 75% voortzetting.
Pagina 22 van 44
ABTN 2015
Pensioenfonds van de Metalektro
Aanvullende regelingen Werkgevers en Deelnemers hebben in gezamenlijk overleg de mogelijkheid om naast de verplichte pensioenregeling collectieve en individuele aanvullende regelingen bij het fonds te verzekeren. Dit zijn de volgende regelingen: • • • • • •
Tijdelijke risicodekking partner- en wezenpensioen over variabel salaris. Pensioenopbouw boven Salarisgrens, laag en hoog, voor salaris tot 100.000. WIA-excedentpensioen. Optimaal Pensioen Inkoop. Pensioenopbouw over Variabel loon. ANW-hiaatpensioen.
Overgangsregeling VPL PME voor Deelnemers geboren in de periode 1950 t/m 1972 Voor werknemers geboren vanaf 1950, die actieve deelnemer zijn in de Pensioenregeling 2015, is een overgangsregeling getroffen. Deze overgangsregeling is vastgelegd in een afzonderlijk reglement "Overgangsregeling VPL PME". De regeling geeft een uitzicht op voonwaardelijke extra aanspraken. \ De voorwaardelijke aanspraken voor de Deelnemers geboren in 1950 t/m 1954 zijn reeds ingekocht. Hierbij is de inkoop gecorrigeerd naar 85% van het oorspronkelijke uitzicht. Om uitzicht te hebben op voonwaardelijke extra pensioenaanspraken op grond van deze regeling moet aan bepaalde voonwaarden zijn voldaan. Voor Deelnemers met premievrije deelneming bij arbeidsongeschikt is een beperking wat betreft het uitzicht op de aanspraken aangebracht. Bij overkomst vanuit de gedispenseerden uit de Metalektro en bedrijfstak Metaal en Techniek gelden bepaalde afspraken die het mogelijk maken om uitzicht op de voonwaardelijke extra pensioenaanspraken te verkrijgen. Overgangsregeling premievrije deelneming wegens arbeidsongeschiktheid De WAO blijft van toepassing op degenen die op 1 januari 2006 nog arbeidsongeschikt zijn. De regeling van premievrije deelneming voor de Inactieve Deelnemers die nog onder de werking van de WAO blijven vallen, blijft van toepassing zolang de WAO op hen van toepassing blijft. Hierbij geldt een premievrije voortzetting van 75% bij volledige arbeidsongeschiktheid. Degenen die na 31 december 2005 arbeidsongeschikt zijn geworden, vallen onder de WIA. 2.2. Actuariële risico's en herverzekering PME onderscheidt de volgende actuariële risico's: • Kort leven risico. Indien een Deelnemer voor de pensioendatum overlijdt, ontstaat het zogenaamde kort levenrisico. Indien er dan een partnerpensioen ontstaat, is hien/oor een risicokapitaal benodigd. Voor dit risico is een opslag in de premie opgenomen. • Lang leven risico. Indien een deelnemer langer leeft dan werd verondersteld, betekent dit een langlevenrisico voor het fonds. Om het langlevenrisico zo adequaat mogelijk te dekken is de technische voorziening gebaseerd op de Prognosetafel AG2014 met PME-specifieke correctiefactoren. • Arbeidsongeschiktheidsrisico. Indien een deelnemer arbeidsongeschikt wordt, dan wordt de deelnemer en de werkgever vrijgesteld van premiebetaling, maar vindt er wel verdere opbouw plaats. Voor dit risico is een opslag in de premie opgenomen.
Pagina 23 van 44
ABTN 2015
Pensioenfonds van de Metalektro
Het overlijdensrisico van het Anw-hiaat (een vrijwillige aanvullende pensioenregeling) wordt sinds 2013 volledig in eigen beheer gehouden door verhoging van het eigen risico. Gezien de grootte van het fonds draagt het fonds dus alle uit de pensioenregelingen voortvloeiende actuariële risico's in eigen beheer. Er vindt dus geen hen/erzekering plaats.
Pagina 24 van 44
ABTN 2015
Pensioenfonds van de Metalektro
3. Financiële opzet 3.1. Fondsvermogenmethode In de jaarrekening wordt de fondsvermogenmethode gehanteerd om inzicht te geven in bezittingen, verplichtingen, reserves en resultaat. Zowel de bezittingen als de verplichtingen zijn gewaardeerd op marktwaarde. Wat aan middelen resteert boven de verplichtingen wordt opgenomen onder de post resen/es. Een deel van de reserves is geoormerkt, omdat dit beschikbaar is voor de opbouw en financiering van de Overgangsregeling VPL PME of valt onder het premie-egalisatiedepot. Wat resteert, is opgenomen onder de algemene resen/e. Indien er onvoldoende middelen beschikbaar zijn, leidt dit ertoe dat de algemene reserve negatief wordt. 3.2. Technische voorzieningen De technische voorzieningen bestaan uit de voorziening pensioenverplichtingen en het spaarfonds gemoedsbezwaarden. 3.2.1. Voorziening pensioenverplichtingen (VPV) De grondslagen per 31 december 2014 zijn als volgt. De VPV is berekend als de contante waarde van de pensioenen. De pensioenen zijn de per balansdatum op grónd van het pensioenreglement verkregen aanspraken en rechten die verhoogd zijn met de toeslag per 1 januari volgend op de balansdatum. De berekening is uitgevoerd op de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: Rekenrente De rekenrente is gebaseerd op de rentetermijnstructuur (RTS) per 31 december 2014, die door De Nederlandsche Bank (DNB) is gepubliceerd. Overlevingsgrondslagen • De overlevingskansen voor zowel mannen als vrouwen worden ontleend aan de PME-specifieke generatietafel. Deze is gebaseerd op de Prognosetafel AG2014 (zoals gepubliceerd door het Actuarieel Genootschap) met toepassing van de PMEleeftijdsafhankelijke reductiefactoren op de sterftekansen en startjaar 2015 per 31 december 2014. • De reductiefactor voor mannen is tot en met leeftijd 40 gelijk aan 33%. Vanaf leeftijd 41 neemt de reductiefactor lineair toe tot 68% op leeftijd 59. Op leeftijd 60 is de reductiefactor 74%, waarna de reductiefactor lineair toeneemt tot 93% op leeftijd 90. Vanaf leeftijd 91 is de reductiefactor 100%. Voor vrouwen is de reductiefactor 100% voor elke leeftijd. • Voor de voorziening voor ingegane wezenpensioenen worden geen sterftekansen in aanmerking genomen. Leeftijdsverschil Voor het leeftijdsverschil tussen de verzekerden en hun (huwelijks-)partners is gesteld dat de man 3 jaar ouder dan de vrouw is. Daarbij is impliciet verondersteld dat de verzekerde een partner van het andere geslacht heeft. Pagina 25 van 44
ABTN 2015
Pensioenfonds van de Metalektro
Gehuwdheidsfrequenties • De gehuwdheidsfrequentie voor mannen loopt lineair op van 0% op 18 jaar tot 50% op 25 jaar, loopt dan lineair op tot 90% op 30 jaar en blijft gelijk tot en met 66 jaar. Voor de leeftijd 67 is de frequentie gelijk aan 100%. Vanaf 67 jaar neemt de gehuwdheidsfrequentie af met de sterftekans van de partner. • De gehuwdheidsfrequentie voor vrouwen loopt lineair op van 0% op 18 jaar tot 75% op 25 jaar, loopt dan lineair op tot 85% op 30 jaar en blijft gelijk tot en met 66 jaar. Voor de leeftijd 67 is de frequentie gelijk aan 100%. Vanaf 67 jaar neemt de gehuwdheidsfrequentie af met de sterftekans van de partner. Opslagen • Voor toekomstige uitvoeringskosten met betrekking tot administratie en uitbetaling van de ingegane pensioenen, is de VPV verhoogd met 1,65% van de netto VPV. De onderbouwing van deze opslag is opgenomen in bijlage 8. Aanvullende voorzieningen • Voor de deelnemers aan wie vrijstelling van premiebetaling wegens (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid is verleend, is de contante waarde van de toekomstige opbouw van pensioenaanspraken in de VPV opgenomen. Voor de onvoonwaardelijke toeslag van deze toekomstige opbouw wordt een aparte voorziening opgenomen. • Tevens is een IBNR-voorziening voor toekomstige arbeidsongeschiktheidsgevallen opgenomen ter grootte van de laatste twee jaar in de premie opgenomen opslag voor premievrijstelling (2015: 0,45% van de premiegrondslag; 2014: 0,4%). Sekseneutrale factoren • Bij herschikken en bij afkoop wegens gering bedrag wordt gerekend met sekseneutrale factoren. Hien/oor worden de veronderstellingen uit paragraaf 3.2.1 gehanteerd, evenwel met toepassing van een vaste rekenrente gehanteerd. Voor de sekseneutrale factoren wordt uitgegaan van 90% mannen en 10% vrouwen met 3,75% rekenrente (2015). Voor afkoop wordt een vaste rekenrente van 3,25% (2015) gebruikt. 3.2.2. Spaarfonds gemoedsbezwaren Indien de aangesloten werkgever/werknemer gemoedsbezwaren heeft tegen elke vorm van verzekeren, wordt de betaalde premie op een separate bankrekening geboekt en aangemerkt als spaarsaldo. 3.3. Feitelijke en (gedempte) kostendekkende premie 3.3.1 Feitelijke premie De feitelijke premie voor de verplichte pensioenregeling als percentage van de Jaar 2015 2016. 2017 2018 2019
Premie 23,6% 23,2% 22,9% 23,0% 22,7%
Pagina 26 van 44
ABTN 2015
,
Pensioenfonds van de Metalektro
De feitelijke premie wordt gedurende de periode 2015-2019 niet aangepast. 3.3.2 Kostendekkende premie De kostendekkende premie voor de verplichte pensioenregeling wordt conform artikel 128 van de Pensioenwet vastgesteld. De kostendekkende premie bestaat uit de volgende elementen: • De actuarieel benodigde premie voor de (toename van de) onvoonwaardelijke pensioenaanspraken. Déze premie wordt vastgesteld op basis van de in paragraaf 3.2.1 omschreven grondslagen, met inachtneming van de rentetermijnstructuur die primo van het jaar geldt. Een opslag van 0,55% van de premiegrondslag voor de dekking van de premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid is hierin begrepen. • Een opslag van 1,90% voor excassokosten (zie bijlage 8). • Een opslag voor uitvoeringskosten (0,55% van de premiegrondslag). • De benodigde solvabiliteitsopslag (2015: 22%). 3.3.3 Gedempte kostendekkende premie In de BUO werd opgenomen, dat de methodiek voor de vaststelling van de gedempte kostendekkende premie vooralsnog de 1 O-jaarsdemping van het voortschrijdende gemiddelde van de rentetermijnstructuur per 31 oktober van enig jaar is. De premie voor 2015 is dan ook op deze basis vastgesteld. Na vaststelling van het nieuwe FTK per 1 januari 2015 zou een evaluatie plaatsvinden, waarbij een aanpassing van de methodiek naar venwacht rendement mogelijk zou worden voor de periode 2016 t/m 2019. Conform de BUO zijn het Fonds en de Sociale Partners inmiddels met elkaar in overleg getreden over een eventuele aanpassing van de premiemethodiek. Op basis van deze evaluatie is in juni 2015 besloten om voor de premievaststelling vanaf 1 januari 2016 uit te gaan van een gedempte premie op basis van venwacht rendement. De exacte hoogte van het venwachte rendement zal in het laatste kwartaal van 2015 worden vastgesteld voor de periode 2016 tot en met 2019. 3.3.4 Financieringsbeleid aanvullende regelingen Het financieringsbeleid van de aanvullende regelingen en afspraken is in beginsel gelijk aan het premiebeleid voor de verplichte pensioenregeling. Dit geldt voor de volgende aanvullende regelingen en afspraken: Opbouw en financiering van voonwaardelijke aanspraken (zie paragraaf 3.5.6.6), Tijdelijke risicodekking partner- en wezenpensioen over variabel salaris, de Optimaal Pensioen Inkoop regeling, de inkoop van het VEP eigen deel voor de Stork werknemers en Pensioenopbouw over Variabel loon. Voor de Anw-hiaat regeling heeft in 2012 de toets plaatsgevonden op basis van de voor 2012 geldende kostendekkende premie-methodiek. Voor de WIA-excedent regeling is eveneens in 2012 de toets uitgevoerd voor de kostendekkende premie voor de ontstane schaden in een aantal jaren. De feitelijke premie ligt daarbij hoger dan de gedempte premie of de premie die bijdraagt aan herstel. Voor deze twee aanvullende regelingen (risicoverzekeringen) wordt dezè toets periodiek uitgevoerd. Voor het tarief 2015 is de toets niet opnieuw uitgevoerd, maar zijn alleen de premieveranderingen als gevolg van wijzigingen in de dekking meegenomen. De premie voor de regelingen Pensioenopbouw boven Salarisgrens, laag en hoog, wordt vastgesteld met een premiestaffel afhankelijk van de leeftijd van de deelnemer. De staffel Pagina 27 van 44
ABTN 2015
Pensioenfonds van de Metalektro
ligt vast voor de periode 2015 t/m 2019, ongeacht mogelijke overschotten of tekorten van het fonds. De premie is een percentage van de aanvullende grondslag, de grondslag over het pensioengevende salaris tussen 70.000 en 100.000. Voor de regeling Pensioenopbouw boven Salarisgrens, laag respectievelijk hoog, is een opbouwpercentage van 1,40625% (= 75% x 1,875%) respectievelijk 1,875% beoogd. Op basis van de gedempte kostendekkende premiemethodiek uit de verplichte pensioenregeling wordt de totale premie ieder jaar vertaald naar een opbouwpercentage. Voor 2015 geldt op basis daarvan een opbouwpercentage voor de Pensioenopbouw boven Salarisgrens, laag respectievelijk hoog, van 1,6% respectievelijk 1,875%. 3.4. Toereikendheid voorzieningen Het Bestuur van het fonds streeft naar een totaalniveau van bezittingen zodanig dat de aangegane verplichtingen kunnen worden afgewikkeld. Jaarlijks wordt door de actuaris bij zijn toereikendheidstoets bezien in hoeverre de financiële positie van het fonds dit streven (het gewenst vermogen) mogelijk maakt. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar het Minimaal Vereist Eigen Vermogen (MVEV) en het Vereist Eigen Vermogen (VEV). Het gewenste vermogen is gelijk aan de voorziening pensioenverplichtingen, verhoogd met het VEV. Indien niet aan deze eisen wordt voldaan, beschrijft het Bestuur in een herstelplan de maatregelen die moeten worden genomen om wel aan de normen van het gewenste vermogen te voldoen. Hierbij wordt de hiervoor geldende wettelijke maximale termijn van 10 jaar in acht genomen. Vanwege de vermogenspositie per 31-12-2014 heeft het fonds voor 1-7-2015 een herstelplan ingediend bij DNB. Het herstelplan is opgenomen in bijlage 1. In een financieel crisisplan wordt beschreven hoe het bestuur in een crisissituatie handelt en op welke wijze het bestuur tot afgéwogen maatregelen komt, zodat het bestuur beter is voorbereid op een dergelijke situatie. Het financieel crisisplan is opgenomen in bijlage 3. 3.4.1. Wijze vaststelling voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen (VPV) wordt vastgesteld conform paragraaf 3.2. 3.4.2. Minimum Vereist Eigen Vermogen (MVEV) Het MVEV wordt jaarlijks vastgestèld op basis van artikel 11 van het besluit FTK en bedraagt ultimo 2014 4,3% van de VPV. 3.4.3. Vereist Eigen Vermogen (VEV) Het VEV wordt jaarlijks vastgesteld op basis van artikel 12 van het besluit FTK. Per 1-1-2015 bedraagt het VEV voor de evenwichtsituatie 21,8% van de VPV. Een gedetailleerde uitwerking van de berekening van het VEV is opgenomen in bijlage 9. 3.5. Financiële sturingsmiddelen 3.5.1. Algemeen Het fonds hanteert als financiële sturingsmiddelen de opbouw van toekomstige aanspraken, het premiebeleid, het toeslag- en kortingsbeleid en het beleggingsbeleid. Het fonds staat een integrale benadering voor gebaseerd op marktwaarde. Daarbij wordt gestreefd naar een beleidsdekkingsgraad voor de nominale verplichtingen, zoals vastgelegd in het FTK en de Uitwerkingsnota hoofdlijnen financiële opzet en positie van pensioenfondsen. PME toetst het beleid jaarlijks met een haalbaarheidstoets (zie artikel 22 Besluit FTK). Pagina 28 van 44
ABTN 2015
Pensioenfonds van de Metalektro
3.5.2. Kortingsbeleid Het fonds kan de opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten (hierna te noemen opgebouvwde pensioenen) uitsluitend verminderen als: • Het fonds gezien de beleidsdekkingsgraad niet voldoet aan de gestelde eisen met betrekking tot het MVEV en het VEV (conform art. 131 en 132 PW). • Het fonds niet in staat is om binnen een redelijke termijn te voldoen aan art. 131 en 132 PW zonder de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de wérkgever onevenredig te schaden. • Alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet in het herstelplan, zoals bedoeld in art. 138 en 139 PW. Er zijn twee vormen van korting van de opgebouwde pensioenen: • Onvoonwaardelijke korting • Voonwaardelijke korting Onvoorwaardelijke korting Indien de beleidsdekkingsgraad zich vijf jaar opeenvolgend onder het MVEV bevindt en de dekkingsgraad bij die laatste vaststelling ook onder dat niveau ligt, dient het fonds binnen zes maanden maatregelen te nemen waardoor de dekkingsgraad van het pensioenfonds direct voldoet aan het MVEV. Dit kan, als er geen andere sturingsmiddelen zijn, door vermindering van pensioen- en pensioenrechten. De vermindering wordt direct in de technische voorzieningen verwerkt en O ofwel direct doorgevoerd in de opgebouwde pensioenen. O ofwel evenredig gespreid in de tijd, dat wil zeggen over maximaal de duur van het op te stellen herstelplan naar aanleiding van deze financiële situatie. Op het moment dat een onvoonwaardelijke korting nodig is, zal het bestuur een besluit nemen of de korting in zijn geheel wordt genomen of wordt uitgesmeerd over een periode van maximaal 10 jaar. Voorwaardelijke korting In dit geval wordt een korting doorgevoerd, zodat het pensioenfonds wel in staat is te voldoen aan het VEV aan het einde van de herstelplanperiode. Het fonds heeft gekozen voor een herstelplanperiode van 10 jaar (voor 2015 12 jaar en 2016 11 jaar). De korting wordt tenminste tijdsevenredig gespreid over de herstelplanperiode en is voor de jaren na het eerste jaar voonwaardelijk. Dat wil zeggen dat jaarlijks de korting opnieuw wordt bepaald die nodig is om in de herstelplanperiode te voldoen aan het VEV. Het deel van de korting dat in het eerste jaar wordt doorgevoerd is onvoorwaardelijk. 3.5.3. Aanvangshaalbaarheidstoets Bij invoering van een nieuwe pensioenregeling of bij een significante wijziging voert het fonds een aanvangshaalbaarheidstoets uit (artikel 22 lid 3 Besluit FTK). Vanwege de invoering van het nieuwe FTK is zo'n toets nodig die uiterlijk 1 oktober 2015 aan DNB (artikel 36a Besluit FTK) wordt gerapporteerd. Daarbij moet worden voldaan aan de volgende voonwaarden: • Dat het venwachte pensioenresultaat boven de gekozen ondergrens blijft. • Dat het premiebeleid voldoende realistisch en haalbaar is. • Dat het fonds voldoende herstelcapaciteit heeft om vanuit het MVEV binnen de looptijd van het herstelplan te voldoen aan het VEV.
Pagina 29 van 44
ABTN 2015
•
Pensioenfonds van de Metalektro
Dat het pensioenresultaat in het slechtweerscenario ligt binnen de gekozen maximale afwijking van het venwachte pensioenresultaat.
3.5.4. Jaarlijkse haalbaarheidstoets Middels een haalbaarheidstoets wordt het beleid getoetst. Vanaf 2016 voert het fonds jaarlijks een toets uit en rapporteert uiterlijk 30 juni van enig jaar aan DNB. Aan de hand van de uitkomsten wordt onder meer beoordeeld of de risico's zich nog binnen aanvaardbare grenzen bevinden, de sturingsmiddelen nog voldoende kracht hebben en de doelstelling voor wat betreft toeslagverlening nog realiseerbaar is. Daarbij monitort het fonds ook of het venwacht pensioenresultaat en het pensioenresultaat in het slechtweer-scenario in lijn zijn met de door het fonds zelf gekozen ondergrenzen, die passen binnen de risicohouding van het fonds (cf. artikel 102a PW). Indien de uitkomsten van de toets daartoe aanleiding geven, zal het beleid in overleg met de ROM worden aangepast. Het fonds stelt procedures vast voor de uitvoering, vaststelling en verantwoording van de haalbaarheidstoets (artikel 30c lid 4 Regeling PW). De bij de haalbaarheidstoets te hanteren veronderstellingen ten aanzien van beleggingsopbrengsten, loon- en prijsontwikkeling et cètera (parameters) worden voorafgaand aan de toets in samenspraak met het bestuur vastgesteld op basis van de dan geldende inzichten en wettelijke richtlijnen. 3.5.5. Risicohouding De risicohouding wordt net als de haalbaarheidstoets voor 1 oktober 2015 door het bestuur in overleg met sociale partners en verantwoordingsorgaan vastgesteld. 3.5.6. Premie, Premie-egalisatiedepot, toeslag- en beleggingsbeleid 3.5.6.1 .Premie De feitelijke premie bestaat uit twee onderdelen te weten: 1. Premie voor verplichte pensioenregeling. 2. Premie voor de Overgangsregeling VPL PME (ten behoeve van bestemmingsresen/e). De feitelijke premie voor de verplichte pensioenregeling is opgenomen in paragraaf 3.3.1 en deze bedraagt in 2015 23,6% van de Premiegrondslag. Voor de verplichte pensioenregeling wordt de feitelijke premie getoetst aan de (gedempte) kostendekkende premie. In 2015 is de gedempte kostendekkende premie voor de verplichte pensioenregeling gelijk aan 20,8% van de Premiegrondslag. De feitelijke premie voor de verplichte pensioenregeling is voor 2015 dus hoger dan de gedempte kostendekkende premie. Het verschil ter grootte van 2,8% van de Premiegrondslag wordt toegevoegd aan het Premie-egalisatiedepot. In de periode van 2015 t/m 2019 is geen premiekorting én is geen premieterugstorting mogelijk. 3.5.6.2.Premie-egalisatiedepot Als de premie voor de verplichte pensioenregeling hoger is dan de kostendekkende premie, wordt het verschil toegevoegd aan het Premie-egalisatiedepot. Als in een bepaald jaar de vooraf bepaalde premie niet voldoende is om de beoogde pensioenopbouw voor dat jaar te realiseren, dan wordt in eerste instantie het tekort ten laste gebracht van het depot, voor zover daartoe middelen aanwezig zijn. Indien het depot niet toereikend is voor de beoogde
Pagina 30 van 44
ABTN 2015
Pensioenfonds van de Metalektro
pensioenopbouw in dat jaar, dan wordt de pensioenopbouw voor dat jaar naar evenredigheid van het tekort lager vastgesteld. PME kan na overleg met de ROM besluiten tot een extra toeslagverlening voor het vanaf 2015 opgebouwde pensioen van de actieve deelnemers in de verplichte pensioenregeling . Hiervoor kunnen de middelen in het Premie-egalisatiedepot worden aangewend. Deze extra indexatie is gemaximeerd op het verschil tussen Loonindex en Prijsindex vanaf 1 januari 2015. 3.5.6.3.Toeslagbeleid De toeslag, die plaatsvindt per 1 januari, is cpnform het Pensioenreglement 2015 voonwaardelijk en wordt vastgesteld op basis van een ex-ante maatstaf, zijnde de CPIprijsinflatie. PME probeert de pensioenen jaarlijks te verhogen. De verhoging hangt af van de financiële positie van het fonds . Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre de pensioenen worden aangepast. Deze beslissing wordt in beginsel gebaseerd op de beleidsdekkingsgraad per 31 oktober van enig jaar. Voor deze voonwaardelijke toeslagverlening is geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendementen gefinancierd. Het fonds kan na overleg met de ROM besluiten tot een extra toeslagverlening voor het vanaf 2015 opgebouwde pensioen in de verplichte pensioenregeling ten behoeve van de actieve deelnemer. Hiervoor kunnen de middelen in het Premie-egalisatiedepot worden aangewend. Deze extra toeslag is gemaximeerd op het verschil tussen de Loonindex en de Prijsindex vanaf 1 januari 2015. Het Bestuursbesluit over de toeslagverlening wordt mede gebaseerd op het door het fonds vastgestelde beleid. Het besluit wordt vooraf ter kennis gebracht aan de ROM. De hoogte van de toeslag wordt verleend op basis van de bepaling in artikel 137 PW. Daarbij wordt voldaan aan de volgende voonwaarden: • Bij een beleidsdekkingsgraad tot 110% wordt geen toeslag verleend. • Bij een beleidsdekkingsgraad vanaf 110% wordt toekomstbestendig een toeslag verleend, waarbij niet meer toeslag wordt verleend dan naar venwachting in de toekomst te realiseren is. Toekomstbestendig indexeren Onder het nieuwe FTK mag alleen worden geïndexeerd als dit toekomstbestendig kan worden uitgevoerd. Daarbij wordt uitgegaan van een venwachte prijsinflatie van 2%. De berekende dekkingsgraad of indexatiegrens is 125,4% op basis van de gegevens per 30 april 2015 (hierna te noemen de indexatiegrens). De indexatiegrens is afhankelijk van de rekendatum en het niveau van de geldende rentetermijnstructuur op moment van besluitvorming. De berekeningsmethodiek is als volgt. De VPV reëel is gelijk aan 110% van de nominale VPV plus de contante waarde van de toekomstige toeslagkasstromen. Omdat in het nieuwe FTK toeslagverlening pas mogelijk is bij 110% wordt een opslag van 10% meegenomen in de VPV reëel. Voor de toeslagkasstromen is uitgegaan van een prijsindex van 2%. De toekomstige toeslagkasstromen zijn contant gemaakt met 6,75%\ hetgeen is gebaseerd op
' Het maximale bruto rendement is 7%; de afslag voor kosten bedraagt 0,25%. Pagina 31 van 44
ABTN 2015
Pensioenfonds van de Metalektro
het netto maximale rendement op aandelen (volgens het Besluit FTK parameters). Voor de bepaling van de indexering wordt deze berekening uitgevoerd op basis van de (toeslag)kasstromen geldend voor PME en op basis van de (toeslag)kasstromen voor PMT. Vervolgens is de indexeringsgrens gelijk aan het maximum van beide indexeringsgrenzen. Dit maximum bedraagt per 30 april 2015 125,4%. Bij een beleidsdekkingsgraad van 125,4% op moment van vaststelling kan de volledige toeslagambitie op basis van de feitelijke voor dat jaar geldende prijsindex worden toegekend. Bij een beleidsdekkingsgraad tussen 110% en 125,4% wordt de hoogte van de toekomstbestendige toeslag exact berekend. Inhaaltoeslag Extra toeslagverlening om niet toegekende toeslagen of doorgevoerde kortingen op opgebouwde pensioenen in het verleden (deels) te compenseren is slechts toegestaan indien: • Dit geen gevolgen heeft voor de toeslagverlening in de toekomst gebaseerd op de toeslagambitie. • De beleidsdekkingsgraad het niveau van het vereist eigen vermogen behoudt. • In enig jaar ten hoogste een vijfde van het vermogen dat voor deze toeslagverlening beschikbaar is, wordt aangewend. Samengevat leidt dit tot het volgende beleid Toeslagbeleid (geldend voor 2015) Beleidsdekkingsgraad <= 110% 113,2% 116,8% 120,9% 125,4% > 125,4%
Toeslag (% van feitelijke prijsindex) 0% 25% 50% 75% 100% 100% van prijsindex + eventuele inhaaltoeslag
N.B. in de tabel wordt voor een aantal beleidsdekkingsgraden de toeslag bepaald. Voor tussenliggende waarde van de beleidsdekkingsgraad wordt de toeslag naar rato bepaald. Toetsingsmoment De beoordeling of een (inhaal)toeslag per 1 januari van enig jaar mogelijk is, wordt gebaseerd op de situatie per 31 oktober van het voorgaande jaar. 3.5.6.4 Communicatie PME hanteert een voonwaardelijke toeslagtoezegging. In de communicatie meldt PME, conform de eisen van DNB, expliciet dat er een voonwaardelijk recht is op toekomstige toeslagen. In de ambitie wordt duidelijk gesteld dat PME tracht om de pensioenen jaarlijks aan te passen. Verder wordt vermeld dat er geen geld is gereserveerd voor toekomstige toeslagen en dat het niet zeker is of, en hoeverre, in de toekomst toeslagen worden verleend. 3.5.6.5 Beleggingsbeleid Naast het premie- en toeslagbeleid heeft het Bestuur de mogelijkheid de financiële situatie van het fonds te sturen met behulp van het beleggingsbeleid, teneinde een ander rendement met bijbehorend risicoprofiel te verkrijgen.
Pagina 32 van 44
ABTN 2015
Pensioenfonds van de Metalektro
In de (aanvangs)haalbaarheidstoets wordt aangetoond dat met de strategische mix vanuit een solvabiliteitsniveau gelijk aan het vereist vermogen de doelstellingen van het fonds bereikt kunnen worden. Tevens laat de deze toets zien dat met de strategische mix vanuit een solvabiliteitsniveau gelijk aan het minimum vereist vermogen, het gewenste herstel binnen de wettelijk gestelde termijnen wordt bereikt. 3.5.6.6 Overgangsregeling VPL PME Voor de overgangsregeling VPL PME (voor deelnemers geboren in 1950 t/m 1972) is een apart premie- en toekenningsbeleid afgesproken. Het uitgangspunt van de financiering van de voonwaardelijke aanspraken is dat hierbij geen financiële middelen uit de verplichte regeling worden betrokken. Premiebeleid Voor de overgangsregeling VPL PME wordt een premie betaald om de bestemmingsreserve te versterken. De premie voor deze overgangsregeling is voor 2015 t/m 2019 vastgesteld: Jaar 2015 2016 2017 2018 2019
Premiepercentage 2,96% 2,91% 2,87% 2,35% 2,32%
Indien nodig voor de affinanciering van de Overgangsregeling VPL PME kan in 2020 naast het maximumpercentage van 2,784% nog een premie van maximaal 0,928% worden geheven. De premie wordt berekend over de Premiegrondslag van de verplichte pensioenregeling, zonder de variabele salarisbestanddelen. Toekenningsbeleid Het Bestuur besluit jaarlijks of en in welke mate de voonwaardelijke aanspraken worden ingekocht bij PME op een door het Bestuur te bepalen tijdstip. Toekenning vindt plaats per 31 december aan deelnemers uit een bepaald geboortejaar die aan de voonwaarden voldoen en in het kalenderjaar daaropvolgend 61 jaar worden. De inkoop van de geboortejaren 1950 t/m 1954 heeft reeds plaatsgevonden. Op grond van het afgesproken premiebeleid en de aanwezige middelen in de bestemmingsresen/e heeft het bestuur van PME besloten om bij deze geboortejaren een correctiefactor van; 85% toe te passen op de inkoop en financiering van de voonwaardelijke aanspraken. Deze correctiefactor wordt ieder jaar opnieuw vastgesteld voor de inkoop van de voorwaardelijke aanspraken die dat jaar worden ingekocht. Opbouw en financiering van voorwaardelijke aanspraken De opbouw en financiering van de voonwaardelijke aanspraken vindt plaats uit de bestemmingsreserve. Het inkoopbeleid van de voonwaardelijke aanspraken is gebaseerd op het premiebeleid voor de verplichte regeling. De onttrekking uit de bestemmingsreserve per 31 december vyordt gebaseerd op de geldende grondslagen voor de premie van dat jaar.
Pagina 33 van 44
ABTN 2015
^
Pensioenfonds van de Metalektro
3.6. Balansmanagement Maandelijks wordt het verloop van de beleggingen ten opzichte van de verplichtingen gevolgd aan de hand van een speciaal hiervoor ontwikkelde rapportage. Op marktwaarde wordt de ontwikkeling van de dekkingsgraad gevolgd. Hierdoor bestaat een goed inzicht in de vermogenspositie, zodat eventuele acties op een tijdig moment kunnen worden genomen. In verband met de huidige financiële positie wordt de dekkingsgraad naast de week- maand- en kwartaalrapportages ook op dagbasis gerapporteerd aan het bestuursbureau. Een belangrijke risicomaat bij het balansmanagement is het balansrisico. Deze risicomaat geeft inzicht in de ontwikkelingen van de beleggingen ten opzichte van de ontwikkelingen van de pensioenverplichtingen. Het balansrisico volgens het beleggingsplan 2015 is 9%, hetgeen betekent dat binnen één standaarddeviatie de ontwikkelingen tussen beleggingen en verplichtingen 9% van elkaar kunnen afwijken. Zowel positief als negatief. PME monitort maandelijks het verloop van het balansrisico ten opzichte van de norm. 3.7. Reserves Op de balans worden drie reserves aangehouden. 3.7.1. Béstemmingsresen/e Deze reserve is bestemd voor de toekomstige financiering van de Overgangsregeling VPL PME voor deelnemers geboren vanaf 1950. De bestemmingreserve neemt toe door de ontvangen premies uit hoofde van de overgangsregeling en neemt af door het onttrekken van de benodigde koopsom voor de inkoop van de voorwaardelijke aanspraken. Het (positieve of negatieve) rendement op basis van het fondsrendement wordt eveneens toegevoegd of onttrokken aan de bestemmingsreserve. 3.7.2. Premie-egalisatiedepot Dit depot wordt gebruikt voor de financiering van de pensioenopbouw van de actieve deelnemers aan de verplichte pensioenregeling en/of voor de financiering van een extra toeslagverlening voor het vanaf 2015 opgebouwde pensioen van de actieve deelnemers in de verplichte pensioenregeling. Het premie-egalisatiedepot neemt toe door premie (zie paragraaf 3.5.6.2) en neemt af door het onttrekken van de benodigde koopsom voor de inkoop van de hiervoor genoemde pensioenopbouw en toeslagverlening. Het (positieve of negatieve) rendement op basis van het fondsrendement wordt eveneens toegevoegd of onttrokken aan het depot. Het fonds zal het depot aanwenden ten behoeve van de werknemers op dat moment. 3.7.3. Algemene Resen/e Deze reserve geldt ter dekking van verzekeringstechnische en beleggingsrisico's en is de sluitpost van de balans.
Pagina 34 van 44
ABTN 2015
Pensioenfonds van de Metalektro
4. Beleggingsbeleid 4.1.
Beleggingsbeginselen
Doelstelling De doelstelling van het beleggingsbeleid volgt uit de ambitie van PME om te zorgen voor een toekomstbestendig, betaalbaar en flexibel pensioen. Om dit te bereiken zijn de opbrengsten uit beleggingen noodzakelijk. De premie die werknemers en werkgevers samen opbrengen is, zeker op de langere termijn, niet voldoende om de pensioenen mee te laten groeien met de stijgende prijzen. Daarom belegt PME behalve in relatief veilige staatsleningen ook in meer risicovolle beleggingen zoals beursgenoteerde aandelen, vastgoed, hoogrentende leningen en private equity. Maar beleggen kent ook risico's. PME wil slechts risico's lopen als daar over een bepaalde horizon een venwacht rendement tegenover staat en wenst het risico te beperken tot een niveau dat zij acceptabel acht. Het beleggingsbeleid en de beiëggingsbeginselen zijn onlosmakelijk verbonden met integraal risicomanagement. Het beleid van PME inzake risicomanagement is beschreven in het 'Beleid Risicomanagement PME'. PME richt zich met het beleggingsbeleid op het op de lange termijn behalen van een zo hoog mogelijk rendement, binnen de vastgestelde risicokaders en op een maatschappelijk verantwoorde wijze. PME communiceert over het voorgaande helder met belanghebbenden. Beleggingsbeginselen Bij de inrichting van het beleggingsbeleid hanteert PME het Strategisch beleggingskader zoals opgenomen in bijlage 2. In het Strategisch beleggingskader wordt het kader geschetst aan de hand van overtuigingen en uitgangspunten waarbinnen PME zijn beleggingsbeleid nader vormgeeft. Eén van de uitgangspunten is dat PME voldoet aan bestaande wet- en regelgeving. Voor het beleggingsbeleid staat het wettelijk verankerde prudent person principe (artikel 135 van de Pensioenwet) centraal. Dit principe komt er kort gezegd op neer dat het vermogen van pensioengerechtigden zorgvuldig en in het belang van alle begunstigden (deelnemers en gewezen deelnemers) moet worden belegd. Vanuit het prudent person principe definieert PME de volgende vier belangrijke punten voor de uitwerking van zijn beleggingsbeleid: 1. PME neemt alleen risico als redelijkenwijs verwacht kan worden dat dit beloond wordt met een navenant hoger rendement; 2. PME neemt niet meer risico dan naar venwachting nodig is om zijn ambitie van een toekomstbestendig, betaalbaar en flexibel pensioen te kunnen realiseren; 3. De kosten van vermogensbeheer dienen in relatie te staan tot de venwachte meenwaarde. Daarnaast is kostenbeheersing een belangrijke doelstelling van PME, waarbinnen waar mogelijk de kosten verder inzichtelijk maakt en worden verlaagd. 4. PME kiest voor zo min mogelijk schakels in de uitvoering van het vermogensbeheer. PME heeft een voorkeur voor transparante, fysieke beleggingsproducten boven synthetische constructies en producten met ingebouwde leverage of belastingoptimalisatie. PME staat de inzet van afgeleide beleggingsinstrumenten (derivaten) toé voor zover deze niet offensief worden ingezet en concentratierisico's bij tegenpartijen worden voorkomen. Derivaten worden ingezet voor het mitigeren van risico's of als onderdeel van het efficiënt kunnen beheren van de portefeuille.
Pagina 35 van 44
ABTN 2015
Pensioenfonds van de Metalektro
Risicohouding De risicohouding volgt per 1 oktober 2015. 4.2. Beleidsbepaling In de beleidsbepaling worden de lange termijn strategische uitgangspunten voor het beleggingsbeleid van PME vastgesteld. Om de beoogde pensioenuitkeringen op korte en lange termijn veilig te stellen moet PME zich bij de ven/ulling van haar taak richten naar de belangen van de bij PME betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden en werkgevers. Het beleggingsbeleid van PME is onderdeel van het totale pensioenbeleid en kan dus niet los gezien worden van de verplichtingen en de andere elementen van het pensioenbeleid zoals het premie- en indexatiebeleid. s Om tot een definitie van het beleid te komen worden onder andere: • De pensioenambitie vastgesteld • De strategische doelen en randvoonwaarderi opgesteld • Een ALM-studie uitgevoerd • De kaders voor het risicomanagement bepaald • Het uitbestedingsbeleid vastgelegd • Het integriteitsbeleid bepaald • De toepassing van het prudent person principe bepaald • Het MVB-beleid vastgesteld • Het beloningsbeleid en de kosten ambitie vastgesteld Deze processen vinden plaats binnen het proces beleidsbepaling en komen tot uitdrukking in de periodiek uit te voeren ALM studie, waaruit het Strategisch Beleggingsbeleid (zie bijlage 2) volgt en het jaarlijks op te stellen beleggingsplan. Hierbij is het mogelijk om, binnen de gestelde kaders van het strategisch beleggingsbeleid, een dynamische asset allocatie toe te passen om, rekening houdende met de financiële situatie van het fonds, de beleggingsmix op middellange termijn aan te passen aan fundamentele ontwikkelingen in economische grootheden en financiële markten. De dynamische asset allocatie vindt primair plaats in het jaarlijkse beleggingsplan. Gedurende het jaar kan er in evenwel reden zijn om de portefeuille tussentijds aan te passen. Dit behoeft een goede onderbouwing. 4.3. Portefeuilleconstructie en beheer PME belegt via uitvoeringsorganisatie MN bij verschillende nationale en internatibnale vermogensbeheerders. MN is de fiduciair beheerder en heeft daarbij de opdracht voor elke beleggingscategorie de beste managers te selecteren. Het bestuursbureau van PME ziet intensief toe op het operationele beheer door MN en is nauw betrokken bij de beleidsvoorbereiding. Het proces portefeuilleconstructie is opgebouwd uit de volgende deelprocessen: Ontwikkelen van visie op de wereld, zowel economisch als politiek In kaart brengen beleggingsrisico's en bijbehorende beheersingsmaatregelen Definiëren kostenstructuur en -ambities Bepalen strategisch rente- en valutabeleid Ontwikkelen strategiedocumenten per beleggingscategorieën Mandateren gekozen beleggingscategorieën (inclusief benchmarks)
Pagina 36 van 44
ABTN 2015
• • •
Pensioenfonds van de Metalektro
Opbouwen portefeuille binnen de gestelde (risico)restricties Vaststellen rebalancingsbeleid Vaststellen jaarlijks beleggingsplan
De strategische kaderstelling, het strategisch beleggingsbeleid en het jaarlijks vast te stellen beleggingsplan dienen als leidraad voor het beheer van de portefeuille. In het portefeuillebeheer zijn de volgende deelprocessen te onderscheiden: • Selecteren van vermogensbeheerders • Combineren van managers binnen een specifieke deelportefeuille • Implementeren en monitoren overlays: rente- en valuta-afdekking • Monitoren van vermogensbeheerder • Het voeren van een dialoog met bedrijven vanuit het MVB-beleid • Uitvoeren shareholder litigation beleid Het selecteren van managers voor de verschillende beleggingscategorieën is ingeregeld volgens uitgebreide procedures, waarbij ondermeer visie, behaalde rendementen, gelijkschakeling van belangen bij een vermogensbeheerder (i.e. beloningsstructuur) en kosten belangrijke pijlers zijn. 4.4. Controle De controle houdt in of de vermogensbeheertaken worden uitgevoerd volgens de richtlijnen die zijn vastgelegd bij de beleidsbepaling. Hierbij worden de volgende deelprocessen onderscheiden: • Risicomanagement • Compliance • Govemance en audit • Waarderingsgrondslagen • Performance meting • Rapportage Risicomanagement PME monitort de beleggingsportefeuille en streeft er continu naar de risico's binnen de portefeuille te beheersen. Tevens is er een adequate borging van deze functie binnen MN waarbij voor alle geïdentificeerde risico's de beheersingsmaatregelen zijn benoemd. Daarnaast vinden op regelmatige basis audits plaats. Hieronder valt ook het onderhouden van de risicomanagementfunctie (identificatie, meting, monitoring, controle en bijsturing van risico's), waaronder de beschrijving van functies, taken en bevoegdheden binnen het bestuur en bestuursbureau. De risicomanagementfunctie bij de externe uitvoerders wordt ook getoetst aan de criteria die vanuit PME worden gesteld. Compliance De effectenbewaarder voert de compliance-functie uit. Deze rapporteert hier onafhankelijk over naar MN en naar de riskmanager van PME. Op deze manier wordt er op toegezien dat de externe vermogensbeheerders binnen hun mandaat opereren. Govemance en audit Deze taken worden geborgd door regelmatige controles op de naleving van de vastgestelde procedures binnen de uitvoerder. Daarnaast worden de processen door onafhankelijke externe accountants geaudit.
Pagina 37 van 44
ABTN 2015
Pensioenfonds van de Metalektro
Waarderingsgrondslagen Uitgebreide waarderingsprocedures zijn opgenomen in het waarderingshandboek van PME, waarbij is vastgelegd dat voor producten waar geen dagelijkse marktwaarderingen beschikbaar zijn separate modellen worden gehanteerd. Daarbij wordt gesteund op een onafhankelijke controle van het bewaarbedrijf en 'second opinions' van gespecialiseerde bedrijven. Performance meting De Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Wet Bpf 2000) geeft aan dat een bedrijfstakpensioenfonds onder meer tot taak heeft in sommige gevallen aan ondernemingen vrijstelling van de verplichte deelneming te verlenen. De gevallen waarin en de voonwaarden waaronder dat moet, zijn opgenomen in het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000. Een van de vrijstellingsgronden heeft betrekking op de beleggingsresultaten, gemeten op basis van de performancetoets, dat wil zeggen de gemiddelde z-score over een periode van 5 jaar. Indien de performance toets negatief is kunnen bedrijven een verzoek tot vrijstelling indienen. Ondernemingen die om deze reden een verzoek om vrijstelling indienen, dienen wel een pensioenregeling te hebben. Aan die regeling moeten ten minste dezelfde aanspraken worden ontleend als aan de pensioenregeling van het bedrijfstakpensioenfonds. De z-score geeft de afwijking aan van het door het pensioenfonds behaalde rendement op de vooraf bepaalde normportefeuille, conform de wettelijk voorgeschreven formule. De zscore laat zien of de vermogensbeheerder de vooraf zelf gekozen normportefeuille (benchmark) heeft verslagen. Het geeft met name aan in hoeverre het actief beheer heeft bijgedragen aan het rendement. De z-score doet geen uitspraak over het totaalrendement. Rapportage De beheersingsmaatregelen en de beleggingsresultaten worden door het bestuursbureau geëvalueerd aan de hand van periodieke rapportages van MN. Voorbeelden hien/an zijn de beleggings-, risk-, compliance-, incident-, SLA- en ISAE3402 rapportage. Het Bestuursbureau en het Dagelijks Bestuur controleren het functioneren van MN en leggen vérantwoording af aan het Algemeen Bestuur. De uitgangspunten hien/oor zijn het door het Algemeen Bestuur vastgestelde beleid, waaronder het beleggingsplan, de door MN opgeleverde uitvoeringsplannen en week-, maand-, kwartaal- en productrapportages en de SLA's. Per kwartaal wordt PME geïnformeerd over de realisatie van de prestatieafspraken, voor zowel het pensioenbeheer alsook het vermogensbeheer, volgens de gemaakte afspraken in de SLA's. Ven/olgens bespreekt het fonds deze rapportages met MN. Twee tot drie keer per jaar legt de hoofddirectie van MN verantwoording af aan het Algemeen Bestuur over de kwaliteit van de dienstverlening. Tijdens de bestuursvergaderingen evalueert het bestuur met de hoofddirectie van MN de dienstverlening. De afspraken met MN worden ook gernonitord door compliance. Elk kwartaal ontvangt het fonds een overzicht van MN van afspraken die niet, of niet volledig zijn nagekomen. Deze rapportage wordt opgesteld door de compliance officer van MN die hien/oor een incidentenadministratie bijhoudt. MN beschikt over een integriteitsbeleid, dat is gebaseerd op een systematische risicoanalyse, een gedragscode en een incidentenregeling. Deze
Pagina 38 van 44
ABTN 2015
Pensioenfonds van de Metalektro
beleidsdocumenten zijn minimaal gelijk aan het beleid van PME en derhalve compliant. In de bijlage is een overzicht van de rapportages opgenomen. De periodieke management rapportages dienen de juiste scope (kritieke bedrijfsprocessen) en diepgang (steekproef) te bevatten, conform overeengekomen afspraken in de SLA. De rapportages bevatten een overzicht van normen, afwijkingen en benchmarks. De rapportages zijn bruikbaar als stuurmiddel voor de diverse gremia binnen PME en de beoordeling van de rapportages wordt vastgelegd. De beoordeling van de prestaties, incidenten en klachten van de uitvoerder vindt plaats in bestuursvergaderingen en wordt genotuleerd. PME en MN maken periodiek verbeterafspraken over de rapportages. Een voorbeeld van een uitgevoerd verbeterpunt is dat er formats voor de rapportages zijn afgesproken, waardoor de rapportages steeds meer aan de eisen van PME voldoen. Naast bovengenoemde rapportages kan MN op ad-hoc basis notities en/of voorstellen aan PME doen. Vragen van het bestuursbureau, het bestuur of ontwikkelingen in de markt kunnen leiden tot deze notities of adviezen van MN. Indien MN een voorstel richting het bestuur doet, dient dit voorstel aan de volgende eisen te voldoen: kort en bondig omschreven, voor- en nadelen belicht, kosten en risico's in kaart gebracht, alternatieven afgewogen, de procesgang naar besluiten beschreven en een concreet advies. 4.5.
Middelenverdeling
P/WE Strategische Beleggingsmix In het Strategisch Beleggingsbeleid 2015-2020 (bijlage 2) zijn de strategische portefeuillegewichten op hoofdlijnen vastgelegd. Op basis van de ALM studie 2015 is de strategische portefeuillesamenstelling als volgt vastgesteld: Tabel 1. Strategische beleggingssamenstelline op hoofdlünen Strategische omvang
Bandbreedte Dynamisch beleid
Matchingportefeuille
50%
40%-60%
Staatsobligaties
25%
Investment grade Bedrijfsobligaties (Incl. VGIVII)
20%
Beleggingscategorie
Hypotheken
5%
Returnportefeuille
50%
Aandelen
30%
Private Equity
5%
Hoogrentend
7,5%
Onroerend goed
7,5%
40%-60%
IVIatchingportefeuille en renteafdekking Het doel van de matchingportefeuille is het repliceren van de waardeverandering van de pensioenverplichtingen. Dit moet gebeuren tegen zo laag mogelijk risico in brede zin en op een efficiënte wijze. Het strategische niveau van de renteafdekking is 50% van de pensioenverplichtingen gewaardeerd op de voorgeschreven rente uit het wettelijk toetsingskader, op dit moment de UFR rente. In het strategisch beleggingsbeleid is hieromheen een bandbreedte van 40-60% gedefinieerd (onderdeel van het dynamisch
Pagina 39 van 44
Pensioenfonds van de Metalektro
ABTN 2015
beleid). Daarnaast beoordeelt PME voor ook de ontwikkeling van de renteafdekking op basis van marktrente. Returnportefeuille Het doel van de returnportefeuille is het genereren van overrendement ten opzichte van de verplichtingen om op totaalniveau de overrendementsdoelstelling te kunnen behalen. Valuta-afdekking PME belegt een aanzienlijk deel van zijn portefeuille buiten de eurozone, waardoor PME valutarisico loopt. Tabel 2. Afdekking valutarisico Sttategische omvang
Bandbreedte Dynamisch beleid
Amerikaanse dollar
75%
50%-100%
Britse pond
100%
Japanse yen
100%
Valuta-afdekking
Overige valuta
0%
De US dollar vormt de grootste en meest liquide vreemde valuta waarin PME belegt. In de wereldwijde financiële markten vormt de US dollar een safe haven. De US dollarafdekking kan variëren tussen 50% en 100% (onderdeel van het dynamisch beleid). Dynamisch beleid Bij de verdeling over beleggingscategorieën en de hoogte van de rente- en valutaafdekking draait het om de vraag welke samenstelling het beste past bij de (over)rendementsdoelstelling. De invulling van deze doelstelling kan door de tijd heen wijzigen. Dit wordt beoordeeld op basis van risicopremies (kredietopslagen in geval van vastrentende beleggingen), de economische omgeving, mogelijke risicoscenario's en financiële markten. Rondom de strategische portefeuillegewichten is er een bandbreedte waarbinnen jaarlijks in het beleggingsplan de positionering van de portefeuille voor het komende jaar wordt vastgesteld. Gedurende het jaar toetst PME op kwartaalbasis op basis van de financiële ontwikkeling van het fonds, de ontwikkeling van de (gewichten van de) verschillende beleggingscategorieën, ontwikkelingen op de financiële markten en de waardering van beleggingscategorieën of het in het jaarplan vastgestelde beleid, in het bijzonder de gewichten van de verschillende beleggingscategorieën, dient te worden bijgestuurd. Uitgangspunt hierbij is dat dit eerder uitzondering dan regel is en dat aanpassingen een grote overtuiging en goede onderbouwing vereisen. Éénmalige verhoging risicoprofiel Het nieuwe strategische beleid, inclusief de bandbreedte voor dynamisch beleid, past binnen de maximale VEV zoals volgt uit het 2008-herstelplan. De strategische keuze die PME in het Strategisch Beleggingsbeleid maakt wordt niet beperkt door de vereisten uit het 2008-herstelplan. Op voorhand ziet PME geen aanleiding gebruik te maken van de mogelijkheid tot vergroting van het strategische risico op het moment dat de dekkingsgraad gelijk is aan de Minimaal Vereiste Dekkingsgraad (en/an uitgaande dat vergroting van het strategisch risico wordt gemeten door de maximale VEV, en dat deze maximale VEV op basis van het herstelplan 2008 en doon/ertaald naar het nFTK 126,2% bedraagt). Zodra de financiële positie hersteld is tot boven dit niveau en de bandbreedte voor het dynamisch beleid beklemmend is, zal PME opnieuw evalueren of zij gebruikt wenst te maken van de Pagina 40 van 44
ABTN 2015
Pensioenfonds van de Metalektro
mogelijkheid tot aanpassing van het strategische risico (uitgedrukt in de VEV), en op welke wijze dat wordt ingevuld door aanpassing van het strategische beleggingsbeleid. 4.6. Actuele normportefeuille beleggingsplan 2015 Het strategisch beleggingsbeleid is vastgesteld ultimo juni 2015. Op basis hien/an zal het beleggingsplan 2015 worden herijkt en het beleggingsplan 2016 (en de normportefeuille voor 2016) worden vastgesteld. Sinds januari 2015 gelden de volgende normwegingen en benchmarks uit het beleggingsplan 2015: Portefeuillegewichten Beleggingsplan 2015
Tabel 7. Poitefeitillegeuichteu 201 Obligatieportefeuille - Liquide Wereldwijde Nominale Staatsobligaties Verhouding Euro Niet-euro Euro I G Bedrijfsobligaties USD I G Bedrijfsobligaties Obligatieportefeuille - Illiquide VGMI Hypotheken Renteoveriay (1)
39,l
ze,4'-/,. 7,30/0 3,30/0 7,80/0 4,70/0 3,10/0
Liquide middelen
38,90/0 28,80/0
73,2"/., 26,8"A, 6,90/0 3,10/0 7,10yb 4,30/0 2,80/o l,40^ 2,20/0
47,80/0
49,5%
R e n d e n i e n t s p o r t e f e u i l l e - Liqukle H o o g r e n t e n d e Leningen Amerikaans High Yseïd Europees High Yield EMD Aandelen Europa Ameril
42,8%
42,1% 9,8% 2,4% 1,2% 6,2%
Subtotaal
52,20^
50,5%
100,00/0
100,00/0
Subtotaal
Totaal
Obrigatieportefeuille
Rendementsportefeuilh
10,20/0
2,6% 1,2% 6,5% 32,6% 9,1% 13,6% 3,9% 6,1%
32,30/0
9,2% 13,6% 3,7% 5,9%
9,40/0 5,70/0 0,70/0 1,90/0 1,10/0
8,40/0 4,70/0 0,80/0 l,80/o 1,10/0
0,7% 0,4% 0,1%
0,7% 0,4% 0,1% n.t.b.
Pagina 41 van 44
ABTN 2015
Pensioenfonds van de Metalektro
Benchmarks zoals opgenomen in Beleggingsplan 2015 Tabel lO. Eenchraarks Beleggingscotegorie OUigatieponeteunie - Uquide Wereldwijde Nomiiule SUutsobtigatles Euro
Euro IG Bedrijfsobligaties US 10 Bedrijfsobllgiities Obllgatiepartefueitle - Illiquide VGMI Hypotheken Particulier
Z-Score Benchmark
Verschil Portefeuille vs.
Customised Ntufet iBoja Landerwdices Customised Barctavs Captial Lanaenindices Marlüt ©03CX EUR Senior Corporates ExInsuituice Invesün^t Grade Facta Weighted Mex Customised Barclays Capital US Corporate Bond Constrained rides (unhedged)
als perfcmiance berKttmarK als performance benchtnaiK
Portefeuille VO^
als pertoimance betKhmatk
Laag
Barclays Capstan Customised Swap Index 4-6 Jaars Barclays Ca;ftiV Customised SMsp ndex 2-4 Jaars PoftefeuiHe Rerüeoverlay Euro O v e m l ^ txtex Average (EOW) 5 baslspiriten
als performance lienchmaiK
Gemiddeld
Laag La^ La.*3
als peifomiance benchmark
Laag
als performance benchmarK
als pertormance tjerKhmarl^
Gemkïdeld
als performance benchmarH als perfomiance benchmarn
Laag Laag
BoA Mem« LyTiCti BB-B US NorvFhancial Ugh Yield Constrained ndex (unhedged) BOA Mernl LyxKh BB-B European Currency Non-Financial Hgh Yield Constrained lr>dex (unhedged) 50% customised JP Morgan Emer^ng ^toRet Bond hdei (Ef/BI) Qobal diversified (unne<*)ed) * 50% cusiomised JP Morgan Government Bond ndex (EfcBii Glotol diversified (unfledged)
ais performtïice benchmark
Gemiddek!
als performance benchmarK
GemiddeKI
als perfcrmance benchmam
Gemkïdêld
• MarWtt aardegewijgen MSCI Daily Net Total Retum Europe index (unhedged) - Fmlamenlal ndex FTSE RAFI Europe Net Total Refum ndex (unhedged) - Quality Russell Oeveloixl Europe Large Cap Defensive Total Retum ndex (unhedged)
als performance benchmark
Laag
als performance benchmarii
Laag
als pertormance benchmark
Laag
- Markt^vaardegewogen Russell I OOC
als performance benchmaric
Laag
als performance benchmark
(.ug
als performarKe berKhma1<
Laaj
als perfcmance benchmarK
Laag
ais performance benchmar1«,
Laag
Zakelijk Renteoveriay Uquide iriddelen Rendememsportefeullle - Uqutde Hoogrentende Leningen Aiialhaans H i ^ YieW Europees mgti Yielö
Europa
Pertormance BenchmarK
- Furidamental ndex - Quality
Verre oosten Optomende markten RendetnentsfionefeuiHe - niiqulde Onroerend Goed Nederland - SAV
Return ndex
FTSE RAFI LB 10OO Net Total RetUTi ndex (unheeded) Russen lOCW Defensive Tolal Return Index (unhedged) f.BCI Daily Net Total Retum Paclfii: Free ndex (unhedged) MSCI Daily Net Tolal Retum Emefgrig Ntirtels hdex (unhedged)
ROZIPD bestaande uit Woningen {% j, Kaïtoren (%j, Wnkels (%) en BedtïfsmimlHi {%} ROZilPD bestaan* utt Woningen (%)Kantoten (%|, Wintels (%) en Bednjlsruimten {%} ROZ'PD PestaatKle uit Winkels (100%)
als performance benchmarH
W E V (%)+ NCRËF (JS (%) t Barclays usTieasunes i-3Y+i%(%) Portefeuille Hedge Funds
als peiTomiance benchmark
Private Equity [2]
Patefeuille Private Equity
Deelneming KtJ Infrastructuur Speciale projecten BCStMUW üfe Settlements SNS Mcrofinance Thema Beleggen m Nederland OveriB-Overlay vmitaatdekking
PortefemBe De^nemmg h t i Portefeuille Infrastnjcïuw
Barclays iïS Treasunes 1-3Y+1% (%) •rBarclays Euro Treasunes 1-3Y+ i%(%) als perfcmance benchmarK Barclay^ Euro TreasLTies 1-3Y-* 1%
NCREF Timberlana ndex 6-maands LBOR (USD)» 1% 1-maands Euttt)or* 1% 1-maands Euribor* 1%
als performance benchmarK als perfcmance benchmarK als performance benchmarK als (Wfomance benchmarK
Gemiddeld nl b H»g
ï-Mianas vauitalemiijncontracten
als perfomiance benchmarK
Laag
• CBRE - «taa Winkels ntemationaal Hedge Funds (side pockets)
als perfomiance benermark als perfomance benchmarK
als performance benchmark
Liiag (Z-score: GemkJMdS Hcxig Laag (z-score; Hoog) Laag (z-scofe: Hoog) Laag Laag
[11, [2J: de wegingen van de diverse subindices in de benchmarl<s worden vastgesteld op basis van de feltelijlte gewichten in de portefeuille per 31 december 2014.
Pagina 42 van 44
ABTN 2015
Pensioenfonds van de Metalektro
4.7. Risicobeheersingsmaatregelen PME wil met de beleggingen alleen risico lopen als daar ook een verwacht rendement tegenover staat. Onderstaand is een samenvatting van alle risicobeheersingsmaatregelen opgenomen die gelden voor 2015: Tabel 3. Overzicht strategische rlsicobeheersinKsmaatreeelen Risicogeftiedi Norm Bandbreedte Oynamisch beleid Toetsing aan 2008herstelplan: Vereiste Maximaal 119% - 126% del
Renteafdekl(ing
9,0%
7,5%- 10,5%
50% (DNBrente)
40% - 60%
Frequentie Toetsing
Actie bij overschrijding
Maandelijks
Het strategische beleid past binnen het maximum VEV ult het 2008-herstelplan. De VEV van de feitelijke portefeuille dient In de bandbreedte te liggen. Het Is een zachte bandbreedte, bij overschrijding volgt advies en besluit
Maandelijks
Zachte bandbreedte, bij overschrijding volgt advies en besluit
Wekelijks
Zachte bandbreedte, er volgt advies en besluit. Er Is geen tactische ruimte voor de manager.
Wekelijks
Wekelijkse toets en terug naar norm blj overschrijding. Er is geen tactische ruimte voor de manager.
+ Bandbreedte positionering op looptijd Afdel
Liquiditeits risico
Recouponningbeleid
Risicobudget actief beheer
USD = 75% GBP= 100% JPY = 100% Overig = 0%
USD: 50% - 100% Overige valuta: n.v.t
De wijze waarop het liquiditeitsrisico beheerst wordt, ligt vast in het Treasury protocol. Daarnaast wordt In het jaarlijkse beleggingsplan opgenomen welke normering er ta.v. aan te houden liquide middelen wordt gehanteerd.
-
-3,5% - +3,5%
Totaal: 0,75%
n.v.t
Dagelijks
Maandelijks
Indien waarde renteswaps vijf achtereengesloten werkdagen bulten bandbreedte ligt, wordt binnen 10 werkdagen gerecouponned z.d.d. positie binnen -2% - +2% ligt. Het totale actief beheer risico volgt uit de toegestane tracking errors per beleggingsproduct Er wordt nlet actief gestuurd op het actief beheer risicobudget
Voor het afdekken van het rente- en valutarisico wordt gebruik gemaakt van derivaten. Voor het renterisico zijn dit interest rate swaps. Bij de valuta-afdekking maakt PME gebruik van valuta termijn contracten. Voor een uitgebreide beschrijving van het beleid ten aanzien van de beheersing van het rente risico wordt verwezen naar bijlage 4. 4.8. Bandbreedtes voor efficiënt portefeuillebelieer Om te zorgen dat de feitelijke portefeuille niet te veel gaat afwijken van de beoogde strategische doelportefeuille en de normgewichten in het jaarlijkse beleggingsplan, zijn er rondom de gewichten van de liquide beleggingen bandbreedten geformuleerd. Ten aanzien van illiquide beleggingen wordt geen bandbreedte gehanteerd, daar het in geval van overschrijding niet mogelijk is de portefeuille kostenefficiënt aan te passen. Vanuit de doelstelling van kostenefficiënt portefeuillebeheer hanteert PME geen periodieke rebalancing. Hiermee wordt voorkomen dat er onnodige of ongewenste transacties in de portefeuille worden geïnitieerd, wat past bij de doelstelling van kostenefficiënt portefeuillebeheer. Uitgangspunt is efficiënt portefeuillebeheer en geen tactisch beheer waarbij hoogfrequent gehandeld wordt.
Pagina 43 van 44
ABTN 2015
Pensioenfonds van de Metalektro
Om te zorgen dat de feitelijke portefeuille niet te veel gaat afwijken van de in het jaarlijkse beleggingsplan beoogde strategische doelportefeuille, worden er rondom de gewichten van de liquide beleggingen operationele bandbreedten geformuleerd. Ten aanzien van illiquide beleggingen worden geen harde bandbreedten gehanteerd, daar het in geval van overschrijding niet mogelijk is de portefeuille kostenefficiënt aan te passen. In de volgende tabel is in de laatste kolom aangegeven welke omvang de bandbreedte t.b.v. efficiënt portefeuille beheer heeft. In het beleggingsplan wordt dit exact vastgesteld en zal deze bandbreedte gelden ten opzichte van de gewichten die in dit jaarlijkse beleggingsplan. Tabel 4. Bandbreedten liquide beleggingen t.b.v. efficiënt portefeuillebeheer CategcHie Gewicht i n Bandbreedte e f ^ i ë n t Bandbreedte portefeuillebeheer doelportefeuille Dynamisch Beleid {% gehele portefeuille) (procentpunt) Renteafdekking
50%
-F/-10%
Matchingportefeuille
50%
+/- 10%
-F/-S%
Staatsobligaties IG Bedrijfsobligaties (incl. VGMI)
25%
-F/-10%
+/- 5%
20%
-F/-10%
+/- 5%
5%
-F/-2,5%
50%
•F/- 1 0%
Aandelen
30%
-F/-10%
+/- 5%
Hoogrentende leningen
7,5%
-F/-5%
+/-2,5%
5%
-F/-2,5%
n.v.t.
7,5%
-F-/2,5%
n.v.t.
Hypotheken Returnportefeuille
Private Equity Onroerend goed
•F/-2,5%
n.v.t. +/-5%
4.9. Verantwoordelijlchedenmatrix Een beschrijving van de verantwoordelijkheden en bevoegdheden is beschreven in de functieprofielen en in het handboek Administratieve Organisatie.
Pagina 44 van 44