Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf 2000 Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID AI Nr. 9370 Bijvoegsel Stcrt. d.d. 15-06-2000, nr. 113 ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN GEWIJZIGDE BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR HET BOEKEN- EN TIJDSCHRIFTUITGEVERIJBEDRIJF De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Gelezen het verzoek van het Nederlands Uitgeversverbond als partij te ener zijde mede namens de FNV KIEM/FNV Bondgenoten, de Dienstenbond CNV, de Unie, Vakbond voor Industrie en Dienstverlening en de VHP, Vakorganisatie voor Middelbaar en Hoger Personeel als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Boekenen Tijdschriftuitgeverijbedrijf, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van gewijzigde bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst; Overwegende, dat de wijziging van genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden; dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Staatscourant; dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bedenkingen zijn ingebracht; dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen; Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;
Sdu Uitgevers, ’s-Gravenhage 2000 CAO1731
CAO93702000
1
Besluit: I. Trekt in zijn besluit van 20 september 1999 (Stcrt. 1999, nr. 184), voor zover daarin werd overgegaan tot het algemeen verbindend verklaren van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf, zulks met inachtneming van hetgeen onder V en VI is bepaald; II. Verklaart algemeen verbindend tot en met 30 juni 2000 de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf, eerder algemeen verbindend verklaard bij besluit van 20 september 1999 (Stcrt. 1999, nr. 184), zulks met inachtneming van de navolgende wijzigingen en van hetgeen onder III, IV, V en VI is bepaald: Artikel 17 wordt gelezen als volgt: ,,Artikel 17 Bijdrage premie ziektekostenverzekering 1. a. De werkgever zal aan de werknemer die niet krachtens de Ziekenfondswet verplicht verzekerd is, een bijdrage verstrekken gelijk aan 50% van de kosten (premie plus MOOZ en WTZ) die de werknemer maakt voor het verzekeren tegen ziektekosten van zichzelf, zijn/haar echtgeno(o)t(e) en zijn/haar eerste twee kinderen. b. Indien de werkgever voor de werknemer die niet krachtens de Ziekenfondswet verplicht verzekerd is een collectieve ziektekostenverzekering heeft afgesloten en een werknemer niet deelneemt aan deze collectieve verzekering, dan is de werkgever niet verplicht om een bijdrage te verstrekken conform het gestelde in lid a. In dat geval kan de werkgever zijn bijdrage beperken tot de helft van de bijdrage zoals genoemd in lid a. van dit artikel. Deze bepaling geldt alleen voor werknemers die op of na 1 juli 1998 in dienst treden en/of op of na 1 juli 1998 voor het eerst in aanmerking komen voor een ziektekostenverzekering. 2. De bijdrage van de werkgever zal per jaar nooit hoger zijn dan het maximum van de werkgeversbijdrage in de ziekenfondspremie verhoogd met f 300,–. 3. De kosten die de werknemer maakt voor het meeverzekeren van een derde kind of meer kinderen zal de werkgever geheel vergoeden. Indien uitsluitend als gevolg van deze vergoeding de werkgeversbijdrage hoger is dan de in lid 2 genoemde begrenzing zal die begrenzing niet van toepassing zijn.
2
Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf 2000 Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen
4. De bijdrage in de kosten van een ziektekostenverzekering wordt uitsluitend toegekend als de polis resp. het bewijs van die verzekering ten name van de werknemer is gesteld en uit de polis resp. het bewijs tevens blijkt dat de werknemer verzekerde is. 5. Met echtgeno(o)t(e) wordt in dit artikel gelijkgesteld de ongehuwd samenwonende partner indien: a. de partner (jonger dan 65 jaar) duurzaam een gezamenlijke huishouding voert met de verzekerde (ongeacht het geslacht), zonder met hem of haar gehuwd te zijn. b. de verzekerde werknemer als kostwinner wordt beschouwd. Kostwinner is men als het brutoloon of de uitkering tenminste de helft van het inkomen van de verzekerde werknemer vermeerderd met dat van de samenwonende partner bedraagt. Deze inkomenseis geldt overigens ook bij gehuwden. 6. In dit Artikel wordt onder kind verstaan: het wettige, gewettigde of geadopteerde kind van de werknemer tot de 18-jarige leeftijd danwel, indien en zolang het kind vanaf de 18-jarige leeftijd onderwijs of een beroepsopleiding volgt in de zin van de Wet op de Studiefinanciering of deAlgemene Kinderbijslagwet, uiterlijk tot en met de maand waarin het kind de 27-jarige leeftijd bereikt.’’ Artikel 18 wordt gelezen als volgt: ,,Artikel 18 Arbeidsongeschiktheid door ziekte en ongeval 1. Indien een werknemer ten gevolge van aan de werkgever ter kennis gebrachte ziekte of ongeval niet in staat is de bedongen arbeid te verrichten gelden voor hem, zulks in afwijking van het in Artikel 7: 629 BW bepaalde, uitsluitend de bepalingen van de Wet Uitbreiding Loondoorbetalingsverplichting bij Ziekte (WULBZ) en voorzover van toepassing de Ziektewet (ZW), de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen (WAZ) en de Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Jonggehandicapten (Wajong) voorzover hierna niet uitdrukkelijk anders is bepaald, en onverminderd het bepaalde in Artikel 6.5 (slot). 2. a. Gedurende de eerste 52 weken ziekte in de zin van de WULBZ zal de werkgever het netto-inkomen doorbetalen. Indien de werkgever de aangifte, bedoeld in Artikel 38 lid 1 van de ZW later 3
doet dan in dat artikel is voorgeschreven, wordt de termijn van 52 weken met de duur van de vertraging verlengd. b. Voor de in lid 2 b. bedoelde werknemer zal bij arbeidsongeschiktheid de uitkering krachtens de WAO en de WAZ/Wajong gedurende maximaal twee jaar worden aangevuld tot 100% van het netto-inkomen. Voor de werking van dit artikellid wordt onder werknemer tevens verstaan de ex-werknemer waarmee het dienstverband wegens arbeidsongeschiktheid is beëindigd. c. Bij afwisselende perioden van gehele en gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid worden in totaal maximaal gedurende een periode van drie jaar, te rekenen vanaf de aanvang van de arbeidsongeschiktheid, aanvullende uitkeringen verleend overeenkomstig het bepaalde in Artikel 18 lid 2 sub b. Bij tussentijdse wijziging van het arbeidsongeschiktheidspercentage danwel een onderbreking van de arbeidsongeschiktheidsuitkering korter dan een maand vangt de aanvullingstermijn derhalve niet opnieuw aan. 3. Onder netto-inkomen als bedoeld in het 2e lid van dit artikel wordt verstaan het gederfde inkomen exclusief overwerkvergoeding dat de werknemer verdiend zou hebben indien hij arbeidsgeschikt ware geweest onder aftrek van de sociale verzekeringspremies, loonbelasting, eventuele pensioen- en ziektekostenverzekeringspremie, de VUT-premie, en de premie Arbeidsongeschiktheidsvoorziening welke normaliter worden ingehouden. 5. De werkgever is voor de looptijd van de CAO gerechtigd om in overleg met de Ondernemingraad in een Ziekteverzuimreglement (financiële) sancties op te nemen voor werknemers die de voorschriften van het reglement niet naleven.’’
4
Boeken- en Tijdschriftuitgeverijbedrijf 2000 Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen
III. Het is de werkgever toegestaan om in het kader van een verzoek om ontheffing als bedoeld in artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945, af te wijken van het loon voorzover de onverkorte toepassing van die bepaling(en) de verlening van een ontheffing in de weg zou staan om reden dat de personeelskosten van de betrokken onderneming onvoldoende zijn gematigd. IV. Indien en voor zover de onder II opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen. V. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publicatie in de Staatscourant en heeft geen terugwerkende kracht. VI. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Staatscourant. ’s-Gravenhage, 9 juni 2000 De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Namens de Minister: De Directeur van het Centraal kantoor van de Arbeidsinspectie, C. J. Meerhof.
5