Levensmiddelenbedrijf 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID AI Nr. 8590 Bijvoegsel Stcrt. d.d. 20-8-1996, nr. 159 ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR HET LEVENSMIDDELENBEDRIJF De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Gelezen het verzoek van het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel namens de Nederlandse Vereniging van Coo¨peratieve Werkgevers en het Vakcentrum, beroepsorganisatie van levensmiddelendetaillisten, als partijen te ener zijde en de Dienstenbond FNV en de Diensten CNV als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Levensmiddelenbedrijf, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst; Overwegende, dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden; dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Nederlandse Staatscourant; dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bezwaren zijn ingebracht; dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen; Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten; Besluit:
Sdu Uitgevers, ’s-Gravenhage 1996 6C0143
CAO859096
1
I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 1 oktober 1997 de navolgende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van het Levensmiddelenbedrijf, zulks met inachtneming van hetgeen onder II, III, IV en V is bepaald: Artikel 1 Werkingssfeer 1. Deze overeenkomst geldt, met inachtneming van de in dit artikel en de in artikel 2 genoemde beperkingen, alsmede de beperkingen in werkingssfeer die in een artikel specifiek zijn vermeld, voor alle werknemers in dienst van een werkgever echter met uitzondering van: a. personen, uitsluitend of in hoofdzaak werkzaam in een kantoor van de onderneming; b. personen, uitsluitend werkzaam in fabrieken; c. personen, uitsluitend of in hoofdzaak werkzaam in of voor een centraal magazijn van de onderneming waarop enige andere collectieve arbeidsovereenkomst of bindende regeling van lonen en andere arbeidsvoorwaarden van toepassing is; d. personen, uitsluitend belast met leiding, toezicht of controle over meer dan een winkel en niet zelf in de verkoop werkzaam zijnde; e. personen, uitsluitend belast met schoonmaakwerkzaamheden of bewakingswerkzaamheden. 2. Voor hulpkrachten geldt, in afwijking van het in het eerste lid bepaalde, niet het bepaalde in de artikelen 8b, en 9 lid 4, 13a, 13b, 15, 19 lid 8, en de artikelen 24 en 26. 3. Voor oproepkrachten geldt, in afwijking van het in het eerste lid bepaalde, niet het bepaalde in de artikelen 3, 4, 7, 8b, 9, 10, 11, 12, 13a, 13b, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 27, 28, 29 en 30. 4. Voor vakantiewerkers geldt, in afwijking van het in het eerste lid bepaalde, niet het bepaalde in artikelen 7, 8b, 12, 15, 16, 17, 20, 21, 22, 23, 25, 26, 27 en 28. Artikel 2 Definities Deze overeenkomst verstaat onder: a. winkel: iedere inrichting waar overwegend een verscheidenheid aan verbruiksartikelen zoals: kruidenierswaren, zuivel en eieren, kaas, aardappelen, groente en fruit, vlees, wild en gevogelte, vleeswaren en salades, vis, schaal- en schelpdieren, brood en gebak, maaltijden, 2
Levensmiddelenbedrijf 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
b.
c. d.
e.
f. g. h. j.
dierenvoeding, rookwaren, drogmetica, schoonmaak- en onderhoudsartikelen, kantoorbenodigheden en wenskaarten, lektuur, huishoudelijke artikelen, dierenbenodigheden, bloemen en planten wordt verkocht, eventueel gecombineerd met een aanvullend assortiment gebruiksartikelen. werkgever: ieder, die e´e´n of meer winkels in de zin van deze overeenkomst exploiteert en werknemers in de zin van deze overeenkomst in dienst heeft, met uitzondering van de werkgever die is aangesloten bij de Vereniging van Grootwinkelbedrijven in Levensmiddelen (VGL). werknemer: iedere man of vrouw die in dienst van een werkgever in of voor een winkel werkzaam is. werknemer in volledige dienst (full-timer): iedere werknemer die in de regel gedurende 4⁄5 of meer van de normale arbeidstijd werkzaam is; voor het vaststellen van deze norm worden de als gevolg van de partie¨le leerplicht niet gewerkte uren als arbeidstijd aangemerkt, ongeacht of voor deze uren al dan niet loon wordt betaald. werknemer in onvolledige dienst (part-timer): iedere werknemer die in de regel meer dan 12 uur maar minder dan 4⁄5 van de normale arbeidstijd werkzaam is; voor het vaststellen van deze norm worden als gevolg van de partie¨le leerplicht niet gewerkte uren als arbeidstijd aangemerkt, ongeacht of voor deze uren al dan niet loon wordt betaald. hulpkracht: ieder die in de regel niet meer dan 12 uren per week in de winkel werkzaam is. vakantiewerker: iedere scholier of student die tijdens een aaneengesloten vakantiesluiting van onderwijsinstellingen als werknemer gedurende ten hoogste acht weken arbeid verricht. oproepkracht: ieder die wegens tijdelijke drukte of andere redenen op oproep in de winkel werkzaam is. loon: het bruto loon plus eventuele provisie. Jaarlijkse uitkeringen, waaronder gratificaties en vakantiebijslag, alsmede kosten- en overwerkvergoedingen en de toeslag voor bijzondere uren vallen niet onder het begrip loon. Artikel 3 Verplichtingen van de werkgever Algemeen
1. De werkgever is verplicht al datgene te doen en na te laten wat een goed werkgever in gelijke omstandigheden behoort te doen en na te laten. 3
2. De werkgever mag geen arbeidsvoorwaarden overeenkomen, die in strijd zijn met de bepalingen van deze overeenkomst, tenzij er sprake is van afwijking in voor de werknemer gunstige zin. 4. De werkgever is verplicht iedere werknemer schriftelijk mede te delen in welke van de groepen, bedoeld in artikel 20, hij is ingedeeld; wijzigingen van de groepsindeling worden schriftelijk bevestigd. 5. De werkgever zet zich in voor een beleid, gericht op gelijke kansen op arbeid en gelijke kansen in de arbeidsorganisatie voor gelijkwaardige werknemers, ongeacht leeftijd, sexe, sexuele geaardheid, burgerlijke staat, levens- of geloofsovertuiging, huidskleur, ras of etnische afkomst, nationaliteit en politieke keuze, e´e´n en ander op zodanige wijze toegepast dat er geen strijdigheid ontstaat met de objectieve vereisten van de functie. Aanstelling 6. Desgewenst ontvangt de werknemer een schriftelijke aanstelling, waarin ten minste worden vermeld: a. de datum van indiensttreding, b. de functie, waarin hij wordt aangesteld, c. de groep, waarin hij is ingedeeld, d. het aan de functie verbonden loon, e. eventuele bijzondere voorwaarden. De werknemer retourneert een kopie voor akkoord getekend. 7. Wijziging van de voorwaarden als vermeld in de schriftelijke aanstelling wordt tijdig schriftelijk bevestigd onder vermelding van de datum van ingang. 8. De werkgever heeft het recht om voor een partieel leerplichtige werknemer een afzonderlijke arbeidsovereenkomst af te sluiten, regelend de arbeidsduur, een loon naar evenredigheid daarvan, een aangepaste vakantieregeling en het loon over die dagen waarop de betreffende werknemer vrijwillig arbeid verricht. 9. Voor ieder nieuw dienstverband geldt een proeftijd van 2 maanden, tenzij de werkgever en de werknemer schriftelijk, bij ontbreken daarvan op straffe van nietigheid, overeenkomen dat geen of een kortere proeftijd wordt bedongen. Werkduur 10. In geval er sprake is van een structurele situatie dat een part-timer meer uren werkt dan is overeengekomen in de onderliggende arbeidsovereenkomst, zal de werkgever deze arbeidsovereenkomst aan4
Levensmiddelenbedrijf 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen passen aan de feitelijke situatie (zie artikel 29, Naleving van de CAO). 11. De werkgever zal verzoeken van de werknemer om in deeltijd te gaan werken met de grootst mogelijke zorgvuldigheid behandelen. De belangen van de werkgever en de werknemer zullen worden afgewogen. Beslissingen kunnen op zorgvuldigheid worden getoetst door de Vaste Commissie. Veiligheid 12. Het ProjectTeam Overvalcriminaliteit en het CBL hebben op basis van het CBL-Veiligheidsplan de ,,monitorlist Geweld en Agressie Supermarktbranche’’ opgesteld. Deze is opgenomen in bijlage 4. In iedere winkel zal minimaal aan de punten 1 tot en met 7 en 12 tot en met 22 van de monitorlist Geweld en Agressie Supermarktbranche worden voldaan. Artikel 4 Verplichtingen van de werknemer 1. De werknemer is verplicht al datgene te doen en na te laten wat een goed werknemer in gelijke omstandigheden behoort te doen en na te laten; daaronder valt in ieder geval het zich houden aan reglementen en voorschriften en het stipt opvolgen van redelijke orders en instructies van leidinggevenden. 2. De werknemer is onder meer verplicht: a. geen geld van de werkgever eigenmachtig of als voorschot ten eigen bate op te nemen of in te houden; b. zich geen goederen van de werkgever buiten de geldende verkoopvoorwaarden toe te eigenen; c. zonder schriftelijke toestemming van de werkgever geen andere goederen te (doen) verkopen of ten verkoop in voorraad te hebben dan die van de werkgever; e. zowel gedurende de dienstbetrekking als na bee¨indiging daarvan strikte geheimhouding te betrachten ten aanzien van zaken en personen betreffende het bedrijf van de werkgever, waarvan openbaarmaking in strijd zou zijn met de zorgvuldigheid en het fatsoen, die in het maatschappelijk verkeer betamelijk zijn.
5
Artikel 6b Arbeidstijd 1. De werkgever stelt de indeling van de arbeidstijd vast, waarbij hij rekening houdt met het bepaalde in dit artikel, de artikelen 7 t/m 11 van deze CAO en de desbetreffende voorschriften. 2. De normale arbeidstijd bedraagt: a. gemiddeld ten hoogste 40 uur per week berekend per periode van vier aaneensluitende weken, waarbij deze perioden elkaar niet mogen overlappen, b. ten hoogste 9 uur per dag. Onder de normale arbeidsduur vallen niet de uren waarmee in enige week een arbeidstijd van 48 uur is overschreden. 3. a. Bij het opstellen van roosters wordt rekening gehouden met de (structurele) afspraken die met de werknemer zijn gemaakt over zijn werktijden. Wijziging van deze afspraken vindt plaats in overleg met de betrokken werknemer. Een verzoek van de werknemer tot wijziging wordt gehonoreerd indien dit redelijkerwijs mogelijk is. b. Bij het opstellen van de roosters wordt zo veel mogelijk rekening gehouden met aanvullende wensen van de werknemer. c. Roosters en werktijden worden tijdig bekend gemaakt. Dit betekent dat: – het volledige rooster minimaal 1 week voor aanvang bekend wordt gemaakt behoudens onvoorziene omstandigheden; – roostervrije tijd, alsmede een vaste vrije dag uiterlijk twee weken tevoren bekend wordt gemaakt. 4. a. Ten aanzien van het werken op avonduren, geldt vrijwilligheid: – voor de werknemer in dienst voor 23 juni 1992, met uitzondering van bedrijfsleiders en werknemers in winkels met een bezetting van minder dan 11 werknemers, vanaf 18.00 uur; – voor de werknemer in dienst voor 1 januari 1995 vanaf 18.30 uur; – voor de werknemer in dienst voor 1 juni 1996 vanaf 18.30 uur, tenzij anders overeengekomen. b. De werknemer kan niet worden verplicht meer dan 3 avonden per week te werken. c. Voor de werknemer in dienst voor 23 juni 1992, met uitzondering van bedrijfsleiders en werknemers in winkels met een bezetting van minder dan 11 werknemers, geldt op zaterdag vrijwilligheid vanaf 17.00 uur. Voor de werknemer in dienst voor 1 juni 1996 geldt vrijwilligheid op zaterdag vanaf 18.00 uur.
6
Levensmiddelenbedrijf 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen Artikel 7 Arbeidstijdverkorting 1. a. De werknemer met een normale wekelijkse arbeidstijd van 40 uur heeft recht op 156 roostervrije uren per kalenderjaar. b. De werknemer met een normale wekelijkse arbeidstijd van minder dan 40 en meer dan 12 uur per week, heeft naar rato van zijn arbeidstijd recht op een evenredig deel van de onder a genoemde aantallen roostervrije uren. c. De werknemer met een normale arbeidstijd per week van 12 uur of minder (hulpkrachten), heeft naar rato van zijn arbeidstijd recht op een evenredig deel van 52 roostervrije uren per kalenderjaar. d. De werknemer met wie het dienstverband in de loop van het kalenderjaar wordt aangegaan danwel bee¨indigd, heeft naar rato van de lengte van het dienstverband in dat jaar recht op een evenredig deel van de onder a, b en c genoemde aantal roostervrije uren. 2. De roostervrije uren worden in overleg met de OR vastgesteld. Bij het ontbreken van een OR worden de roostervrije uren na overleg met de werknemers door de werkgever vastgesteld. De werkgever zal in dat geval rekening houden met de wensen van de OR dan wel bij het ontbreken daarvan met de wensen van de werknemers. Indien over bestaande regelingen geen duidelijkheid bestaat, zullen de roostervrije uren worden toegekend door ten minste: – een halve roostervrije dag per twee weken of – een hele roostervrije dag per vier weken. 3. De roostervrije uren zullen niet samenvallen met buitengewoon verlof en feestdagen. 4. Bij volledige arbeidsongeschiktheid worden geen roostervrije uren opgebouwd. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid worden roostervrije uren naar evenredigheid opgebouwd. Roostervrije uren die reeds zijn ingeroosterd en samenvallen met arbeidsongeschiktheid worden na afloop van de arbeidsongeschiktheid opnieuw ingeroosterd. 5. Indien de arbeidstijdverkorting is geregeld door een structurele verlaging van de dagelijkse arbeidstijd, worden geen vervangende uren gegeven bij arbeidsongeschiktheid en bij het samenvallen met buitengewoon verlof- en feestdagen. 7
6. Van het bepaalde in lid 4 kan bij de Vaste Commissie ontheffing worden verkregen als met vaste roosters wordt gewerkt waarin de arbeidstijdverkorting per week is ingeroosterd. In dat geval worden bij arbeidsongeschiktheid roostervrije uren opgebouwd en worden geen vervangende uren gegeven als de ingeroosterde roostervrije uren samenvallen met arbeidsongeschiktheid. 7. De roostervrije uren voor hulpkrachten kunnen worden uitbetaald middels een toeslag van 2,5% op het loon. 8. In afwijking van het in lid 2 bepaalde kunnen voor (assistent-) bedrijfsleiders maximaal 52 roostervrije uren per jaar (uitgaande van een dienstverband van 40 uur per week) worden opgespaard en aangewend ten behoeve van bijvoorbeeld extra vakantie of educatief verlof dan wel naar keuze van de werknemer, worden bestemd ten behoeve van een aanvulling op de pensioenvoorziening. Afspraken hieromtrent worden schriftelijk vastgelegd. Artikel 8b Toeslag voor bijzondere uren 1. a. Met ingang van de inwerkingtreding van de nieuwe Winkeltijdenwet wordt aan de werknemer in volledige dienst of onvolledige dienst voor elk gewerkt uur een toeslag gegeven van: Van maandag tot en met vrijdag: – tussen 18.00 en 21.00 uur 331⁄3%; – tussen 21.00 en 06.00 uur 50%; Zaterdag: – tussen 14.00 en 18.00 uur 331⁄3%; – tussen 18.00 en 24.00 uur 50%; Zondag: – tussen 00.00 en 24.00 uur 100%. b. De toeslag wordt gegeven in vrije tijd of geld. c. Indien de toeslag wordt gegeven in vrije tijd geldt: – de werknemer neemt de vrije tijd op in het werkrooster en houdt hierbij rekening met de wensen van de werknemer; – indien niet binnen 6 maanden is gecompenseerd vindt alsnog uitbetaling plaats. 2. Indien werkzaamheden volgens het werkrooster eindigen op de tijdgrens van een toeslagpercentage, geldt voor aansluitende werktijd in verband met het afmaken of overdragen van werkzaamheden het toeslagpercentage van het voorafgaande tijdsblok. Dit geldt alleen indien deze werkzaamheden binnen een half uur zijn afgerond en een incidenteel karakter hebben.
8
Levensmiddelenbedrijf 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen 3. a. Vanaf 1 juni 19961) wordt aan de werknemer in volledige dienst die in de periode vo´o´r de invoering van de nieuwe Winkeltijdenwet op 1 juni 1996 gedurende avonduren werkte een toeslag van 50% gegarandeerd indien en voorzover hij op dergelijke uren werkt na 1 juni 19961). b. Eenzelfde garantie geldt voor uren gewerkt op zaterdagmiddag. c. Voor de bepaling van het aantal uren dat in aanmerking komt voor de garantieregeling, is bepalend het patroon van gewerkte uren in een referentieperiode van 3 maanden of 3 vierweekse periodes die liggen voor 1 mei 1996, waarbij ziekteverzuim tot de gewerkte uren wordt gerekend. d. Geschillen over het aantal uren dat in aanmerking komt voor de garantieregeling, kunnen worden voorgelegd aan de Vaste Commissie (zie artikel 29, Naleving van de CAO). 5. In afwijking van artikel 8b lid 1 sub a gelden voor distributiecentra de volgende toeslagpercentages: Van maandag tot en met vrijdag: – tussen 20.00 en 22.00 uur 25%; – tussen 22.00 en 06.00 uur 50%; Zaterdag: – tussen 14.00 en 18.00 uur 25%; – tussen 18.00 en 06.00 uur 50%; Zondag: – tussen 00.00 en 24.00 uur 100%. 6. Wanneer al geldende toeslagen voor distributiecentra in positieve zin afwijken van de toeslagpercentages genoemd in lid 5, kan wijziging slechts geschieden in overleg met de ondernemingsraad, of bij ontbreken daarvan met de vakorganisaties. Dit laat onverlet dat regelingen voor distributiecentra die reeds met de vakorganisaties zijn overeengekomen alleen in overleg met deze vakorganisaties kunnen worden gewijzigd. Artikel 9 Vijfdaagse werkweek 1. Ter verwezenlijking van een vijfdaagse werkweek wordt door de werknemer op 52 dagen per vakantiejaar geen arbeid verricht, los van de overige vrije dagen bedoeld in de artikelen 10, 11, 15 en 17. ) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
1
9
2. De werkgever stelt de in het voorgaande lid genoemde 52 vrije dagen vast, waarbij hij rekening houdt met de wensen van de werknemer. De vrije dagen worden in ieder geval zodanig vastgesteld, dat deze zoveel mogelijk als hele vrije dagen en over het hele jaar verspreid kunnen worden genoten. 3. De werknemer, die gedurende het hele vakantiejaar wekelijks een vaste vrije dag heeft, wordt geacht zijn vrije dag genoten te hebben, indien deze dag samenvalt met een feestdag als bedoeld in artikel 11. 4. De werknemer in volledige dienst die de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt en die volgens de voor hem vastgesteld gemiddelde wekelijkse arbeidstijd 40 uur per week werkt, kan op zijn verzoek 1 dag per week korter gaan werken. Het nieuwe loon bedraagt in dat geval 90% van het tot dan toe verdiende loon. Op de voor de betrokkene geldende VUT-aanspraken heeft dit geen invloed. Artikel 10 Overwerk 1. Van overwerk is alleen sprake, indien de werknemer, na overleg tussen de werkgever en de werknemer, opdracht heeft gekregen buiten de voor hem geldende normale arbeidsduur arbeid te verrichten. Overwerk zal zo min mogelijk worden opgedragen. De werknemers van 55 jaar en ouder kunnen niet tot het verrichten van overwerk worden verplicht. 2. Onder overwerk wordt in ieder geval verstaan: a. de meer dan 9 uur per dag gewerkte uren; b. de meer dan 48 uur per week gewerkte uren; c. de meer dan gemiddeld ten hoogste 40 uur per week gewerkte uren, berekend per periode van vier aansluitende weken, waarbij deze perioden elkaar niet mogen overlappen. 3. Onder overwerk wordt niet verstaan: a. de arbeid verricht gedurende niet langer dan een kwartier per dag aansluitend aan de normale arbeidstijd, wegens drukke werkzaamheden of voor het afmaken van een bepaalde taak1); b. de arbeid verricht voor het inhalen van uren waarop niet gewerkt is wegens bedrijfssluiting op andere dan in artikel 11 genoemde feestdagen, mits deze uren worden ingehaald uiterlijk in de week voorafgaand aan of volgend op de week waarin de sluiting valt; c. de arbeid verricht op e´e´n van de in artikel 9 bedoelde 52 vrije ) Noot van CAO-partijen: Dit neemt niet weg dat alle buiten het rooster gewerkte tijd uitbetaald of in tijd gecompenseerd dient te worden.
1
10
Levensmiddelenbedrijf 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen dagen, voor zover deze dag voor het einde van het vakantiejaar door een gelijkwaardige vrije dag is vervangen. 4. Voor elk uur overwerk wordt het normale uurloon betaald vermeerderd met een toeslag van: a. 25% voor de eerste 2 overuren per dag; b. 50% voor de daarop volgende overuren per dag; 5. Het uurloon is het normale weekloon gedeeld door 40. 6. Loon plus toeslag voor overwerk wordt door de werkgever bij voorkeur uitgekeerd in vrije tijd. Deze vrije tijd, overeenkomende met het bedrag van loon plus toeslag, dient binnen 4 weken na het overwerken te worden gegeven. 7. Dit artikel geldt niet voor de werknemer ingedeeld in de functiegroepen 5, 6, 7 of 8. 8. In afwijking van het in het eerste en het tweede lid bepaalde komt een werknemer die een arbeidsovereenkomst voor minder dan 40 uur per week heeft voor een overwerktoeslag in aanmerking indien hij in een week meer dan 40 uur werkt en indien aan de overige voorwaarden in dit artikel wordt voldaan. Artikel 11 Arbeid op zon- en feestdagen 1. Op zondagen en algemeen erkende christelijke feestdagen, te weten: Nieuwjaarsdag, Tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, Tweede Pinksterdag en de beide Kerstdagen, alsmede de dag waarop de verjaardag van H.M. de Koningin wordt gevierd, wordt geen arbeid verricht, tenzij bijzondere omstandigheden zulks noodzakelijk maken en de desbetreffende wettelijke bepalingen zich daartegen niet verzetten. Als vergoeding voor de op deze dagen verrichte arbeid wordt boven het normaal geldende weekloon voor ieder gewerkt uur het uurloon betaald, vermeerderd met een toeslag van 100%. 2. Arbeid verricht na 13.00 uur op een door de overheid als nationale feestdag aangewezen dag, wordt op dezelfde wijze betaald. 3. De werknemer kan niet tot het werken op zondag, Hemelvaartsdag of Eerste Kerstdag worden verplicht.
11
Artikel 12 Opkomst onder de wapenen en burgerlijke dienstplicht 1. Bij opkomst voor herhalingsoefeningen uit hoofde van militaire of burgerlijke dienstplicht wordt geen ontslag gegeven. De bruto bezoldiging vermeerderd met de inkomstenvergoeding waarop de werknemer aanspraak heeft, wordt aangevuld tot het bedrag van het loon. 2. Met opkomst voor herhalingsoefeningen wordt gelijk gesteld opkomst voor oefening ingesteld door organen tot handhaving van de openbare orde en/of bescherming van de burgerbevolking. 3. In geval van mobilisatie zal, voor zover dit doenlijk is, geen ontslag worden gegeven en zal in overleg tussen partijen, betrokken bij deze collectieve arbeidsovereenkomst, een billijke financie¨le regeling worden getroffen. Artikel 13a Arbeidsongeschiktheid 1. De werkgever is verplicht een collectieve regeling te treffen die voorziet in een aanvulling van de WAO-vervolguitkering tot het niveau van de tijdelijke (WAO-)loondervingsuitkering van de werknemer, zonder voorafgaande keuring of selectie. Deze regeling geldt voor werknemers waarvan de uitkering Ziektewet na 25 januari 1993 is aangevangen, en die aansluitend een WAO-uitkering ontvangen. Op de aanvulling zal een jaarlijkse toeslag worden verleend. 2. Aan de in lid 1 genoemde verplichting kan op de volgende wijze worden voldaan: a. Voor ondernemingen aangesloten bij het Bedrijfspensioenfonds voor het Kruideniersbedrijf (BPFK): middels het invaliditeitspensioen bij het BPFK. b. Voor ondernemingen die van het BPFK vrijstelling hebben voor het ouderdomspensioen dan wel vrijstelling verkrijgen voor het invaliditeitspensioen: middels een verzekering of pensioenvoorziening. Deze regeling dient tenminste gelijkwaardig te zijn aan het invaliditeitspensioen bij het BPFK. c. Voor ondernemingen aangesloten bij het Co-op Pensioenfonds: middels een invaliditeitspensioen bij dit pensioenfonds. Deze regeling dient gelijkwaardig te zijn aan het invaliditeitspensioen bij het BPFK. d. Voor ondernemingen die bij een ander Bedrijfspensioenfonds zijn aangesloten dan het BPFK: middels het invaliditeitspensioen bij 12
Levensmiddelenbedrijf 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen dit andere Bedrijfspensioenfonds. Indien dit Bedrijfspensioenfonds geen invaliditeitspensioen treft is voor deze ondernemingen het bepaalde in sub e van dit lid van toepassing. Voor ondernemingen die van dat andere Bedrijfspensioenfonds vrijstelling hebben voor het ouderdomspensioen dan wel vrijstelling verkrijgen voor het invaliditeitspensioen geldt sub b naar analogie. e. Voor andere ondernemingen dan bedoeld in sub a tot en met d van dit lid: middels een verzekering of pensioenvoorziening welke tenminste gelijkwaardig dient te zijn aan het invaliditeitspensioen bij het BPFK. 3. Indien de werkgever door middel van een verzekering voldoet aan de verplichting genoemd in lid 1, is de werknemer verplicht hieraan deel te nemen. 4. De premie voor de in lid 1 bedoelde regeling wordt op het loon van de werknemer ingehouden1), met inachtneming van het in de volgende leden bepaalde. De premie wordt uitgedrukt in een percentage van het loon waarover WAO-premie is verschuldigd. 5. Van het volgens lid 4 berekende premiepercentage komt een gedeelte ter grootte van 0,13 procentpunt voor rekening van de werkgever. 6. Dit artikel is niet van toepassing op ondernemingen die een CAO zijn overeengekomen met de werknemersorganisaties waarin dit onderwerp is geregeld. Artikel 13b 1. De werknemer, die door ziekte of ongeval niet kan werken, laat dit de werkgever op de eerste dag van zijn arbeidsongeschiktheid vo´o´r 10.00 uur ’s morgens weten, tenzij de werkgever een vroeger tijdstip heeft vastgesteld. 2. De werknemer, die door ziekte of ongeval niet kan werken, is verplicht zich te houden aan de voorschriften, waaronder de medische en lekecontrole, die op grond van de sociale verzekeringswetgeving zijn vastgesteld. Indien de werknemer zich niet aan de voorschriften houdt kan de werkgever besluiten (een gedeelte van) de bovenwettelijke uitkering ) Artikel 1637S van het Burgerlijk Wetboek blijft onverkort van kracht.
1
13
niet te betalen. De werkgever moet de werknemer hieromtrent schriftelijk informeren. 3. De werkgever zal in afwijking van artikel 1638c van het Burgerlijk Wetboek vanaf de tweede dag van arbeidsongeschiktheid1), doch ten hoogste gedurende 52 weken gerekend van de eerste dag van arbeidsongeschiktheid, de werknemer het netto bedrag uitkeren waarop hij bij normale functie-uitoefening aanspraak zou hebben gehad. Een uitkering krachtens de Ziektewet wordt hiermee verrekend. Bij een wisselend aantal gewerkte uren wordt de uitkering vastgesteld op basis van het gemiddeld aantal uren dat is gewerkt in de periode van 13 weken voorafgaand aan de ziekte. Vakantie en ADVuren worden met gewerkte uren gelijk gesteld. 4. a. Voor de werknemer waarvan de uitkering Ziektewet vo´o´r 26 januari 1993 is aangevangen, en die aansluitend een WAOuitkering ontvangen, geldt het volgende: De Werknemer, die een uitkering geniet krachtens de WAO/AAW op basis van een arbeidsongeschiktheid van tenminste 80%, ontvangt gedurende maximaal 1 jaar, te weten het tweede jaar van arbeidsongeschiktheid, een aanvulling op die uitkering tot 100% van zijn dagloon en, aansluitend op het tweede jaar van arbeidsongeschiktheid, gedurende maximaal 1 jaar een aanvulling op die uitkering van maximaal 20%. Deze aanvulling wordt slechts verstrekt indien en voor zover het eigen dagloon de bruto uitkering, als hiervoor genoemd, per dag overtreft. Onder eigen dagloon wordt hier verstaan het dagloon berekend volgens de Dagloonregelen WAO van de SVR met uitzondering van artikel 13 van die regelen. b. Voor de werknemer waarvan de uitkering Ziektewet na 25 januari 1993 is aangevangen, en die aansluitend een WAO-uitkering ontvangen, geldt het volgende: De werknemer, die een uitkering geniet krachtens de WAO/AAW op basis van een arbeidsongeschiktheid van tenminste 80%, ontvangt gedurende maximaal 1 jaar, te weten het tweede jaar van arbeidsongeschiktheid, bovenop de aanvulling zoals vermeld in artikel 13a, een aanvulling op die uitkering tot 95% van zijn dagloon en, aansluitend op het tweede jaar van arbeidsongeschiktheid, gedurende maximaal 1 jaar een aanvulling op die uitkering van maximaal 20%. Deze aanvulling wordt slechts verstrekt indien en voor zover het eigen dagloon de bruto uitkering(en), als hiervoor genoemd, per dag overtreft. Onder eigen dagloon wordt hier verstaan het dagloon berekend volgens de Dagloonregelen WAO van de SVR met uitzondering van artikel 13 van die regelen.
) Artikel 1638c lid 9 van het Burgerlijk Wetboek blijft onverkort van toepassing.
1
14
Levensmiddelenbedrijf 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen 5. De in dit artikel bedoelde (bovenwettelijke) uitkeringen c.q. aanvullingen zijn niet verschuldigd indien en voor zover: a. aan de werknemer de wettelijke uitkering niet of niet meer wordt toegekend; b. de werknemer terzake van zijn arbeidsongeschiktheid danwel uit hoofde van een door hem overkomen ongeval een vordering tot schadevergoeding tegen derden kan doen gelden; dit geldt tevens voor de aanvulling op grond van het recht op vakantietoeslag. In een zodanig geval zal de werkgever de in dit artikel bedoelde aanvullingen aan de werknemer slechts betalen bij wijze van voorschot op de schadevergoeding. De werknemer wordt geacht zijn recht op schadevergoeding ten bedrage van het voorschot aan de werkgever te hebben overgedragen en is desverlangd verplicht een hierop betrekking hebbende akte van cessie te tekenen. De werkgever zal het voorschot met de uit te keren schadevergoeding verrekenen. Artikel 14 Uitkering bij overlijden Bij overlijden van de werknemer ontvangen zijn nagelaten betrekkingen van de werkgever het loon over de week waarin het overlijden plaatsvindt, los van de uitkering waarop de betrokken personen krachtens de wet recht hebben. Artikel 15 Vakantie 1. De werkgever stelt het vakantiejaar voor zijn onderneming vast en geeft nadere regelen voor het opnemen van de vakantie; met name kunnen hierbij regelen worden gesteld ter voorkoming van het bijeentellen van vakantiedagen, verkregen in opeenvolgende vakantiejaren, alsmede ten aanzien van het doen samenvallen van de aaneengesloten vakantie met eventueel verplichte sluitingsperioden. Bij een en ander zal zoveel mogelijk rekening worden gehouden met het verlangen van de werknemer. Indien geen vakantiejaar door de werkgever is vastgesteld loopt het vakantiejaar van 1 juli t/m 30 juni. 2. De werknemer heeft bij een normale wekelijkse arbeidstijd recht op 1⁄24 deel van 24 werkdagen vakantie met behoud van loon voor elke halve kalendermaand, die hij in het vakantiejaar in dienst van werkgever is en waarvoor hij nog geen vakantie heeft genoten. De werk15
nemer heeft hierbij in een vakantiejaar recht op een aaneengesloten vakantie van tenminste 2 weken. Voor de werknemer, die minder dan de normale wekelijkse arbeidstijd werkzaam is, gelden deze rechten naar evenredigheid. 3. De aaneengesloten vakantie zal zoveel mogelijk in de maanden mei tot en met september worden genoten. 4. Een werkgever kan vakantiedagen toekennen als voorschot op nog in het lopende vakantiejaar te verwerven vakantierechten. Verrekening van dit voorschot dient aan het einde van het vakantiejaar te geschieden of bij eerder vertrek. 5. a. Voor aanspraak op extra vakantiedagen op grond van diensttijd of leeftijd van de werknemer is zijn situatie bij de aanvang van het vakantiejaar bepalend. b. De diensttijdvakantie bedraagt bij: 25 tot 40 dienstjaren: 3 extra vakantiedagen per vakantiejaar; 40 of meer dienstjaren: 5 extra vakantiedagen per vakantiejaar. c. De leeftijdsvakantie bedraagt bij een leeftijd van: 50 tot 55 jaar: 1 extra vakantiedag per vakantiejaar; 55 tot 60 jaar: 2 extra vakantiedagen per vakantiejaar; 60 jaar of meer: 4 extra vakantiedagen per vakantiejaar. d. De in b en c genoemde vakantiedagen worden niet bij elkaar opgeteld, het hoogste aantal geldt. 7. Bij volledige arbeidsongeschiktheid die langer duurt dan zes maanden ontstaat er alleen recht op vakantiedagen gedurende de laatste zes maanden van arbeidsongeschiktheid. 8. Vervanging van vakantiedagen door uitbetaling van een geldbedrag is slechts geoorloofd bij of in verband met het einde van de dienstbetrekking. Uitbetaling in geld is echter in dit laatste geval verplicht, indien de werknemer dit wenst. Artikel 16 Vakantiebijslag 1. a. Ee´nmaal per jaar, uiterlijk in de maand mei, zal de werkgever aan de werknemer voor iedere volle kalendermaand dat het dienstverband heeft geduurd en waarvoor nog geen vakantiebijslag werd ontvangen, een vakantiebijslag uitbetalen ter grootte van 1⁄12 deel van 8% van het voor hem op 1 mei geldende loon, herleid tot jaarloon. b. Ten hoogste een derde deel van deze vakantiebijslag mag desgewenst op een vroeger tijdstip in hetzelfde vakantiejaar worden uitbetaald. 16
Levensmiddelenbedrijf 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen c. De werknemer, wiens dienstbetrekking eindigt, ontvangt een vakantiebijslag over elke volle kalendermaand, waarvoor hij nog geen vakantiebijslag heeft genoten. 2. Indien gedurende de in lid 1.a bedoelde periode wijziging is opgetreden in de omvang van het dienstverband, wordt, in afwijking van het in lid 1.a bepaalde, vakantiebijslag uitbetaald over het feitelijk in bedoelde periode ontvangen loon. 3. Een werknemer heeft ook gedurende de periode, dat hij arbeidsongeschikt is, recht op vakantiebijslag, met dien verstande dat eventuele vakantiebijslag, die uitgekeerd wordt via de sociale verzekeringswetten, in mindering wordt gebracht. Artikel 17 Buitengewoon verlof 1. Met uitsluiting van het bepaalde in artikel 1638c lid 3 en 4 van het Burgerlijk Wetboek wordt voor het deelnemen aan of het bijwonen van de navolgende gebeurtenissen gedurende de vermelde tijd verlof met behoud van loon toegestaan, wanneer de werknemer daarbij anders niet aanwezig kan zijn. a. huwelijk – eigen huwelijk met inbegrip van ondertrouw: 3 dagen; – huwelijk van eigen, pleeg- of stiefkinderen, ouders en schoonouders, broers en zusters, zwagers en schoonzusters, grootouders en kleinkinderen: 1 dag; – 25-, 40- en 50-jarig eigen huwelijkfeest of dat van ouders of schoonouders: 1 dag. b. bevalling – bevalling van de echtgenote: 1 dag c. overlijden – overlijden van de echtgenote/echtgenoot, inwonende eigen, pleeg- of stiefkinderen; vanaf de dag van overlijden tot en met de dag van de begrafenis/crematie; – overlijden van ouders en schoonouders, niet inwonende eigen, pleeg- of stiefkinderen, schoondochters en schoonzoons gedurende 1 dag alsmede voor het bijwonen van de begrafenis/ crematie: 1 dag; – overlijden of begrafenis/crematie van grootouders, broers en zusters, zwagers en schoonzusters: 1 dag. d. ziekte – ziekte, waarbij levensgevaar aanwezig is, van echtgenote/ 17
echtgenoot, eigen, pleeg- of stiefkinderen, ouders en schoonouders, broers en zusters, zwagers en schoonzusters, grootouders en kleinkinderen: een door de werkgever vast te stellen tijd. e. overige – noodzakelijk bezoek aan arts, tandarts of polikliniek voor zover niet mogelijk buiten de normale arbeidstijd: een door de werkgever na overleg met de werknemer, vast te stellen tijd en aantal keren; – het als lid van e´e´n van de besturende organen of als afgevaardigde bijwonen van de algemene vergaderingen van de werknemersorganisaties en/of het bijwonen van de door deze werknemersorganisaties georganiseerde cursussen: per jaar ten hoogste 5 dagen, op voorwaarde dat dit verlof is overeen te brengen met de eisen van een geregelde gang van zaken in het bedrijf; – het afleggen van de op grond van de Vestigingswet erkende examens, voor zover deze verband houden met het in de onderneming uitgeoefende bedrijf: de hiervoor noodzakelijke tijd; – arbeidsverhindering wegens het vervullen van een krachtens de wet opgelegde verplichting, indien en voor zover de vervulling van deze verplichting niet kan geschieden in de vrije tijd: ten hoogste 1 dag; – het voltooien van een reeds aangevangen studie uit hoofde van een opleiding van het leerlingstelsel detailhandel met leerovereenkomst en/of de slagersvakopleiding, indien en voor zover de leerling 17 jaar is en er geen wettelijke compensatieregeling ter zake bestaat: 1 dag per week. 2. In de periode van 5 jaar voorafgaande aan zijn pensionering heeft een werknemer eenmaal recht op maximaal 5 dagen verlof met behoud van loon voor het bijwonen van een cursus ter voorbereiding op zijn pensionering. 3. Een werknemer heeft recht op verlof zonder behoud van loon voor het bijwonen van vergaderingen van organen en commissies van publiekrechtelijke organen, indien hij van zulk een orgaan of commissie deel uitmaakt. 4. In alle bovengenoemde gevallen dient de werknemer direct de werkgever in kennis te stellen van de noodzaak om van het buitengewoon verlof gebruik te maken. 5. Voor de toepassing van het bepaalde in lid 1, sub a (2e en 3e gedachtestreepje) t/m d wordt met huwelijk gelijk gesteld duurzame samenlevingsvormen, die van te voren aan de werkgever kenbaar zijn gemaakt. 18
Levensmiddelenbedrijf 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen Artikel 18 Schorsing 1. De werkgever mag in afwijking van artikel 1638d van het Burgerlijk Wetboek een werknemer schorsen met inhouding van loon bij: a. gebleken gemis aan ijver en plichtsbetrachting; b. het zich niet houden aan het bepaalde in de artikelen 4 en 5, lid 1; c. aanwezigheid van een dringende reden tot ontslag, als bedoeld in artikel 1639p van het Burgerlijk Wetboek, indien de werkgever nog niet tot ontslag wil overgaan; d. verdenking van een vergrijp, dat een dringende reden tot ontslag als bedoeld in artikel 1639o van het Burgerlijk Wetboek zou kunnen zijn. 2. In de in lid 1 sub a en b bedoelde gevallen mag de schorsing niet langer duren dan twee dagen. 3. In het in lid 1 sub c bedoelde geval mag de schorsing niet langer duren dan twee weken. 4. In het lid 1 onder d bedoelde geval zal onmiddellijk een onderzoek worden ingesteld of het vergrijp inderdaad is begaan. Blijkt dit niet het geval te zijn, dan zal het ingehouden loon alsnog worden uitbetaald en zal de werknemer worden gerehabiliteerd. Blijkt het vergrijp wel te zijn begaan, dan kan, ook indien ontslag volgt, het loon over nooit meer dan 3 weken worden ingehouden. 5. De schorsing dient schriftelijk te worden bevestigd met vermelding van de reden en de duur van de schorsing. Artikel 19 Einde dienstbetrekking 1. De dienstbetrekking eindigt: a. door opzegging met een daarvoor in acht te nemen opzegtermijn. Indien werkgever of werknemer met de opzegging en/of opzegtermijn niet akkoord gaat, is vooraf toestemming van de Directeur van het RBA nodig. b. zonder opzegging en daarom zonder opzegtermijn: – tijdens een overeengekomen proeftijd van ten hoogste 2 maanden indien de werkgever of de werknemer dit verlangt; 19
– bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd; – bij afloop van een niet verlengde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd; – wegens een dringende reden in de zin van artikel 1639o van het Burgerlijk Wetboek (ontslag op staande voet); – krachtens een rechterlijke uitspraak; – in andere gevallen waarin geen opzegging is voorgeschreven, zoals bij overlijden van de werknemer. 2. a. Opzegging geschiedt bij voorkeur schriftelijk. b. Opzegging geschiedt tegen het einde van een loonbetalingsperiode, tenzij in de onderneming een ander moment bestendig gebruik is. 4. Bij ongeschiktheid van de werknemer zal de opzegging eerst geschieden, nadat hij door of namens de werkgever in gebreke is gesteld met mededeling van de termijn, waarbinnen verbetering moet zijn ingetreden. 5. De bij de opzegging door de werkgever en de werknemer in acht te nemen opzegtermijn bedraagt: – bij maandloners; tenminste 1 maand; – bij periodeloners (4 weken); tenminste 4 weken; – bij weekloners; tenminste 1 week, echter met dien verstande, dat voor de hierna genoemden geldt: * werknemers ingedeeld in functiegroep 5, 6, 7 of 8: tenminste 4 weken; * overige werknemers van 18 jaar en ouder: tenminste 2 weken. 6. Los van het hiervoor bepaalde bedraagt de in acht te nemen opzegtermijn bij opzegging: a. door een meerderjarige werknemer: – tenminste 1 week per 2 volle dienstjaren na zijn meerderjarigheid met een maximum van 6 weken; b. door de werkgever ten aanzien van een meerderjarige werknemer: – tenminste 1 week per vol dienstjaar na diens meerderjarigheid met een maximum van 13 weken; c. door de werkgever ten aanzien van een werknemer van 46 tot 65 jaar: – boven het onder b bepaalde voor elk vol dienstjaar na dienst 45ste jaar 1 week extra met een maximum van 13 weken extra. 7. Los van het bepaalde in lid 5 en 6 dient door de werkgever t.a.v. een werknemer van 50 tot 65 jaar met tenminste 1 vol dienstjaar een opzegtermijn van tenminste 3 weken in acht te worden genomen.
20
Levensmiddelenbedrijf 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen 8. Bij opheffing, verkoop of overdracht, inkrimping, fusie of reorganisatie zal de door de werkgever in acht te nemen opzegtermijn tenminste 2 weken per vol dienstjaar bedragen met een maximum van 26 weken. Deze opzegtermijn mag verminderd worden met het aantal weken dat ligt tussen de datum van indiening van de ontslagaanvraag bij het RBA en de datum waarop de ontslagvergunning wordt verleend, onverminderd het bepaalde in de leden 5, 6 en 7 van dit artikel. Artikel 20 Functieindeling 1. De werknemer wordt uitsluitend op grond van de door hem te verrichten werkzaamheden ingedeeld in e´e´n van de in lid 9 genoemde functiegroepen. Voor een nadere uitwerking van de inhoud van een aantal functies wordt verwezen naar bijlage 1, waarin de CBL-functieprofielen zijn opgenomen. 2. a. De werknemer die is ingedeeld in functiegroep 1, wordt uiterlijk 10 maanden na de proeftijd of bij het ontbreken van een proeftijd 10 maanden na indiensttreding ingedeeld in functiegroep 2, tenzij de te verrichten werkzaamheden een structurele indeling in functiegroep 1 rechtvaardigen. De werkgever kan overigens, in uitzonderingsgevallen, afwijken van de verplichting de werknemer in functiegroep 2 in te delen indien de werknemer aantoonbaar onvoldoende functioneert. In dat geval zal de werkgever dit grondig gemotiveerd schriftelijk aan de werknemer mededelen. b. Geschillen in sub a en naar aanleiding van toepassing van de uitzonderingsmogelijkheid, kunnen worden voorgelegd aan de Vaste Commissie (zie artikel 29, Naleving van de CAO). 3. a. Het loon van de werknemer ingedeeld in e´e´n van de functiegroepen is ten minste gelijk aan het voor zijn leeftijd, dan wel voor zijn functiejaren, vastgestelde bedrag genoemd in de loonschalen (zie bijlage 2). b. In afwijking van het bepaalde in 3a gelden voor langdurig werklozen die via bemiddeling door het RBA indiensttreden voor het verrichten van eenvoudige werkzaamheden, die volgens de functiegroepindeling structureel in functiegroep 1 ingedeeld moeten worden, voor de duur van maximaal 1 jaar de lonen zoals vermeld in bijlage 2.
21
4. a. Behoudens de situatie zoals bedoeld in lid 5 worden aan de werknemer in de functiegroepen 2 t/m 5 die na het bereiken van de 23-jarige leeftijd respectievelijk 1, 2, 3, 4 of 5 jaren in de functiegroep heeft doorgebracht respectievelijk 1, 2, 3, 4 of 5 functiejaren toegekend. De toekenning geschiedt steeds per 1 januari van enig jaar. Een onderneming die op structurele basis van de datum van 1 januari wil afwijken is hiertoe na melding bij de Vaste Commissie (artikel 29) gerechtigd. De datum van toekenning mag dan niet later vallen dan 1 april van enig jaar. b. De werknemer in de functiegroepen 6 t/m 8 heeft na 5 functiejaren tenminste aanspraak op het in de loonschalen bij 5 functiejaren vermelde bedrag. 5. Aan werknemers in de groepen 4 en 5 kan e´e´nmaal de toekenning van een functiejaar worden onthouden indien de werknemer aantoonbaar onvoldoende functioneert. In dat geval zal de werkgever dit grondig gemotiveerd schriftelijk aan de werknemer mededelen. Geschillen inzake en naar aanleiding van toepassing van deze uitzonderingsmogelijkheid, kunnen worden voorgelegd aan de Vaste Commissie. Indien de werkgever voor een tweede achtereenvolgende maal de toekenning van een functiejaar wil onthouden kan dit uitsluitend na voorafgaande toestemming van de Vaste Commissie (zie artikel 29, Naleving van de CAO). 6. Bij een kortere dan de normale arbeidsduur is het loon naar evenredigheid lager. 7. Betaalperiode: week-, vier-weken- en maandloon In de loonschalen is steeds het loon per week, per vier weken en per maand vermeld. Het maandloon is berekend door het bedrag per vier weken te vermenigvuldigen met factor dertien alsmede te delen door factor twaalf (maandloon = schaalloon x 13/12). 8. Het is de werkgever toegestaan het loon afhankelijk te stellen van de behaalde omzet, mits het premie- of provisiestelsel zodanig wordt opgesteld, dat, maximaal over een tijdvak van een jaar genomen, gemiddeld de in dit artikel genoemde lonen worden bereikt. 9. Functiegroepen1)
) Noot van partijen: Gelet op de werkingssfeer zoals omschreven in artikel 1 lid 1 hebben de mogelijke functiebenamingen uitsluitend betrekking op winkels en distributiecentra.
1
22
Levensmiddelenbedrijf 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen Functiegroep 1 Werkzaamheden van eenvoudige aard welke volgens nauwkeurige instructies op aanwijzing en/of onder directe leiding worden verricht. Mogelijke functiebenamingen in deze groep: – (aankomend) vulploegmedewerker – aankomend kassamedewerker – aankomend verkoopmedewerker – aankomend medewerker informatiebalie – (aankomend) medewerker huishoudelijke dienst – aankomend administratief medewerker – (aankomend) magazijn- en/of emballage medewerker – aankomend orderverzamelaar Functiegroep 2 Werkzaamheden van minder eenvoudige aard waarvoor een zekere mate van vak- en bedrijfskennis nodig is en die – hoewel onder directe leiding – toch met enige mate van zelfstandigheid worden verricht. Mogelijke functiebenamingen in deze groep: – vulploegmedewerker – kassamedewerker – verkoopmedewerker – medewerker informatiebalie – medewerker huishoudelijke dienst – administratief medewerker – (aankomend) medewerker postagentschap – magazijn- en/of emballagemedewerker – orderverzamelaar – goederencontroleur (kwantitatief) Functiegroep 3 Zelfstandige werkzaamheden waarvoor in ruime mate vaken bedrijfskennis nodig is en het mede (en bij afwezigheid van de afdelingschef volledig) leiding geven aan enkele medewerkers ingedeeld in de functiegroepen 1 en 2, dan wel zelfstandige werkzaamheden waarvoor specialistische vakkennis en vaardigheid nodig is. Mogelijke functiebenamingen in deze groep: – eerste medewerker kassa – eerste verkoopmedewerker – assistent afdelingsmanager – assistent groepschef – assistent afdelingschef – assistent sectorchef – afdelingschef kleine afdeling 23
– – – – – – – –
medewerker postagentschap heftruckchauffeur/(orderverzamelaar) chauffeur lichte vrachtwagens assistent voorman assistent productieleider assistent magazijnchef goederencontroleur (kwalitatief) technisch medewerker
Functiegroep 4 Zelfstandige werkzaamheden waarvoor in ruime mate vaken bedrijfskennis nodig is en het beheer onder gedeeltelijk toezicht, van een afdeling waarin tenminste 3 fulltime-equivalenten (fte’s) werkzaam zijn, danwel zelfstandige werkzaamheden waarvoor in ruime mate specialistische vakkennis en vaardigheid nodig is. Mogelijke functiebenamingen in deze groep: – afdelingschef – afdelingsmanager – sectorchef – groepschef – hoofdkassie`re – chauffeur zware vrachtwagens – voorman – productieleider – magazijnchef – onderhoudsmonteur Functiegroep 5 Zelfstandige werkzaamheden waarvoor in ruime mate vaken bedrijfskennis nodig is alsmede het volledige beheer van – een afdeling waarin tenminste 3 fulltime-equivalenten (fte’s) werkzaam zijn, danwel – een winkel waarin maximaal 5 fulltime-equivalenten (fte’s) werkzaam zijn, inclusief de verantwoordelijkheid voor het realiseren van taakstellingen voor zijn afdeling/winkel en de daarbij behorende budgetverantwoordelijkheid. Mogelijke functiebenamingen in deze groep: – afdelingschef – afdelingsmanager – sectorchef – groepschef – hoofdkassie`re – plv. bedrijfsleider – bedrijfsleider kleine winkel Functiegroep 6 Het dagelijks volledig leiding geven aan een winkel waarin tenminste 6 doch maximaal 15 fulltime-equivalenten (fte’s) werkzaam zijn, 24
Levensmiddelenbedrijf 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen inclusief (binnen de door de organisatie gestelde kaders) budgetverantwoordelijkheid voor activiteiten die in en voor de winkel worden verricht, alsmede verantwoordelijkheid voor het behalen van taakstellingen m.b.t. omzet en resultaat. Mogelijke functiebenamingen in deze groep: – bedrijfsleider – supermarktmanager – filiaalleider – bedrijfsbeheerder Functiegroep 7 Het dagelijks volledig leiding geven aan een winkel waarin tenminste 16 doch maximaal 40 fulltime-equivalenten (fte’s) werkzaam zijn, inclusief (binnen de door de organisatie gestelde kaders) budgetverantwoordelijkheid voor activiteiten die in en voor de winkel worden verricht, alsmede verantwoordelijkheid voor het behalen van taakstellingen m.b.t. omzet en resultaat. Mogelijke functiebenamingen in deze groep: – bedrijfsleider – supermarktmanager – filiaalleider – bedrijfsbeheerder Functiegroep 8 Het dagelijks volledig leiding geven aan een winkel waarin tenminste 41 fulltime-equivalenten (fte’s) werkzaam zijn, inclusief (binnen de door de organisatie gestelde kaders) budgetverantwoordelijkheid voor activiteiten die in en voor de winkel worden verricht, alsmede verantwoordelijkheid voor het behalen van taakstellingen m.b.t. omzet en resultaat. Mogelijke functiebenamingen in deze groep: – bedrijfsleider – supermarktmanager – filiaalleider – bedrijfsbeheerder Artikel 21 Loonaanpassingen 1. a. Per 1 april 19961) worden de lonen en loonschalen met 1,5% verhoogd. ) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
1
25
b. Per 1 april 1997 worden de lonen en loonschalen met 2% verhoogd. c. Per 1 september 1997 worden de lonen en loonschalen met 1,25% verhoogd. 3. Bij de berekening van de loonaanpassing wordt uitgegaan van het niet afgeronde periodeloon. Daaruit worden uurlonen berekend en naar boven afgerond op hele centen. Uit de aldus vastgestelde uurlonen worden week-, periode- en maandlonen berekend. Artikel 22 Plaatsvervanging 1. De werknemer, die een hogere functie vervangt, heeft gedurende de tijd van vervanging recht op een toeslag van tenminste 15% van het bedrag bij 0 functiejaren in de schaal waarin de te vervangen functie is ingedeeld; loon plus toeslag mogen echter niet meer bedragen dan het bedrag bij 0 functiejaren in de schaal waarin de te vervangen functie is ingedeeld. 2. Het in a. bij b. bij c. bij
lid 1 bepaalde geldt niet: ambtshalve vervanging; vervanging tengevolge van vakantie; vervanging die korter dan 4 weken duurt. Artikel 23 Dienstwoning
Indien een werknemer een dienstwoning ter beschikking wordt gesteld, mag zijn loon worden verminderd met een bedrag gelijk aan de huurwaarde van de woning, zoals deze waarde voor de toepassing van de desbetreffende bepalingen van de inkomsten- en/of loonbelasting is vastgesteld. Deze aftrek mag niet meer bedragen dan 15% van zijn loon. Artikel 24 Vakantiewerkers 1. De beloning van de vakantiewerker wordt vastgesteld op het voor hem geldende wettelijk minimum(jeugd)loon. 2. Het wettelijk recht van de vakantiewerker op vakantie (gesteld op 20 dagen per jaar bij een volledig dienstverband) en vakantiebijslag (8%) wordt aan het eind van het dienstverband verrekend door middel van betaling van 15,7% van het genoten loon.
26
Levensmiddelenbedrijf 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen Artikel 25 Hulpkrachten Hulpkrachten zullen minimaal twee uur per week te werk worden gesteld. Artikel 26 Oproepkrachten 1. Oproepkrachten zullen door de werkgever bij oproep voor tenminste twee aaneengesloten uren te werk worden gesteld. 2. Oproepkrachten met een 0-urencontract zijn niet verplicht om aan de oproep van de werkgever gehoor te geven. 3. Oproepkrachten ontvangen tenminste het voor hen geldende wettelijk minimum (jeugd)loon. Artikel 27 Vervroegd uittreden (VUT) Voor personeel in het levensmiddelenbedrijf bestaat een regeling voor vervroegde uittreding (een zogenaamde VUT-regeling). Artikel 29 Naleving van de CAO1) 1. Er bestaat een Vaste Commissie, welker taak zal zijn een goede uitvoering van deze collectieve arbeidsovereenkomst te bevorderen met alle daartoe dienstige middelen, in het bijzonder door het adviseren van partijen, leden van partijen en andere belanghebbenden inzake alle vragen, rijzende bij de uitvoering van deze CAO of uitvoering van de individuele arbeidsovereenkomsten, waarop deze collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing is. Met name zal de Vaste Commissie een advies kunnen geven inzake vragen of er sprake is van een structurele situatie als bedoeld in artikel 3 lid 9. Met name ook zal de Vaste Commissie advies kunnen geven inzake ) P/A Centraal Bureau Levensmiddelenhandel. Postbus 262, 2260 AG, Leidschendam.
1
27
een gerezen geschil over toepassing van artikel 20 lid 2 over de vraag of er sprake is van aantoonbaar onvoldoende functioneren als bedoeld in laatstgenoemd artikel. 2. De Vaste Commissie zal mede tot taak hebben het verlenen van ontheffingen van de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst. De ontheffing kan onder beperkingen worden verleend; aan de ontheffing kunnen voorwaarden en voorschriften worden verbonden. 3. De samenstelling en werkwijze van de Vaste Commissie worden door partijen nader geregeld met inachtneming van de stelregel dat elk der partijen gerechtigd zal zijn tenminste e´e´n lid te benoemen en dat door de werkgeversorganisatie in totaal niet meer leden zullen worden benoemd dan door de werknemersorganisaties in totaal. 4. Het secretariaat van de Vaste Commissie is gevestigd bij het CBL, Postbus 262, 2260 AG Leidschendam. Artikel 31 4. Rechtens geldende bepalingen, welke voor de werknemer gunstiger zijn dan het bepaalde in deze overeenkomst, behouden hun kracht.
28
Levensmiddelenbedrijf 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen Protocol II Arbeidsmarkt WAGW De werkgever neemt op zich gelijke kansen van gehandicapte en nietgehandicapte werknemers voor wat betreft de deelname aan het arbeidsproces te bevorderen en de nodige voorzieningen te treffen, gericht op het behoud, herstel of de bevordering van de arbeidsgeschiktheid van werknemers. Definitie: Onder gehandicapte werknemer wordt verstaan de gehandicapte werknemer in de zin van artikel 1 van de Wet Arbeid Gehandicapte Werknemers (WAGW). 1. De werkgever zal trachten de gehandicapte werknemer in staat te stellen om arbeid te verrichten welke door zijn krachten en bekwaamheid is berekend en die hem met het oog op zijn opleiding, arbeidsverleden en mogelijkheden kan worden opgedragen, zulks tenzij op grond van omstandigheden dit van de werkgever niet kan worden gevergd. 2. De werkgever zal in overleg met deskundigen (zoals bedrijfsarts, Arbo-dienst, Bedrijfsvereniging, uitvoeringsinstantie) een beleid voeren ter voorkoming van langdurig ziekteverzuim en van uitstroom naar de WAO en AAW van de werknemers. 3. Met eventuele gebruikmaking van door de overheid daarvoor beschikbaar te stellen faciliteiten zal de werkgever in overleg met deskundigen (zoals bedrijfsarts, Arbo-dienst, Bedrijfsvereniging, uitvoeringsinstantie) met behulp van de instrumenten uit de WAGW een beleid ontwikkelen op grond waarvan gekomen kan worden tot concrete aanpassingen van het werk en de werkomstandigheden voor zowel nieuwe als reeds in dienst zijnde gehandicapte werknemers. Protocol VIII Positie van vrouwen De instroom van vrouwen in de bedrijfstak zal worden gestimuleerd. De doorstroom van vrouwen naar die functies waar sprake is van een onevenwichtige situatie zal worden bevorderd.
29
Protocol IX Wervingsbeleid Bij het ontstaan van vacatures binnen de onderneming dienen de werknemers van deze onderneming eerst in de gelegenheid te worden gesteld daarnaar te solliciteren. Indien vacatures niet binnen de eigen onderneming kunnen worden vervuld, zal bij voorrang het Arbeidsbureau resp. Regionaal Bureau voor de Arbeidsvoorziening worden ingeschakeld. Protocol X Opleidingsfonds Partijen hebben een opleidingsfonds tot stand gebracht.
30
Levensmiddelenbedrijf 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen BIJLAGE 1 CBL FUNCTIEPROFIELEN Onderstaand vindt u een korte samenvatting van de functieprofielen die door het CBL zijn vastgesteld. Tevens wordt het gewenste opleidingsniveau weergegeven. Voor een uitgebreid overzicht van de taken en de daaraan gekoppelde opleidingen kunnen het Handboek Functieprofielen en de Opleidingsmatrix Levensmiddelenhandel worden geraadpleegd. * Functieprofiel verkoopmedewerker (m/v) De volgende aspecten behoren tot het doel van de functie van de verkoopmedewerker: Onder toezicht van de afdelingschef: – Bedienen en/of verkopen aan klanten op vriendelijke en dienstverlenende wijze, – Verzorgen (vullen en presenteren) van toegewezen artikelgroepen. De volgende aspecten behoren tot de verantwoordelijkheden c.q. taken van de verkoopmedewerker: – Goederenverzorging, -behandeling en presentatie, – Handhaving kwaliteit (code) & hygie¨ne, – Bedienen van klanten. Voor de functie van verkoopmedewerker is een (voor-)opleidingsniveau gewenst van LBO/MAVO. * Functieprofiel caissie`re (m/v) De volgende aspecten behoren tot het doel van de functie van de caissie`re: – Afhandelen, afrekenen en registreren van goederen, – Juiste verwerking van geld- en goederenstroom, – Klantvriendelijke en zorgvuldige werkwijze. De volgende aspecten behoren tot de verantwoordelijkheden c.q. taken van de caissie`re: – Zorgvuldige afhandeling, afrekenen en registratie van artikelen, – Kennis van prijzen en prijswijzigingen, – Persoonlijke en bedrijfshygie¨ne, – Geld en goederen (kasverschil, voldoende geld in kassa), – Klantvriendelijk handelen. Voor de functie van caissie`re is een (voor-)opleidingsniveau gewenst van LBO/MAVO.
31
* Functieprofiel assistent afdelingschef (m/v) De volgende aspecten behoren tot het doel van de functie van de assistent afdelingschef: – Ondersteuning afdelingschef, – Vervanging afdelingschef, – Uitvoering van werkzaamheden, opgedragen door de afdelingschef, – Onder deelverantwoordelijkheid laten functioneren van (een deel van) de afdeling, – Optimaliseren van het afdelingsapparaat. De volgende aspecten behoren tot de verantwoordelijkheden c.q. taken van de assistent afdelingschef: – Goederenbehandeling, – Bestelling binnen (week-)planning, – Handhaving kwaliteit (code) & hygie¨ne, – Begeleiden van personeel, – Afdelingsbeheer, – Klantgericht denken en handelen. Voor de functie van assistent afdelingschef is een (voor-)opleidingsniveau gewenst van LBO/MAVO/MBO. * Functieprofiel afdelingschef kruidenierswaar (m/v) De volgende aspecten behoren tot het doel van de functie van de afdelingschef kruidenierswaar: – Realiseren van afdelingsdoelstellingen, – Vertalen van beleid binnen de afdeling, – Begeleiden en beheren van werkzaamheden binnen de afdeling, – Rendementsbijdrage leveren aan de totale winkel. De volgende aspecten behoren tot de verantwoordelijkheden c.q. taken van de afdelingschef kruidenierswaar: – Personeelsbegeleiding, -coaching en -training, – Dienstverlening naar klanten toe, – Realiseren van afdelingsdoelstellingen (brutowinst, produktiviteit, kwaliteit, bestellen, kosten), – Functioneren van medewerkers, – Beheer en bestelling van toegewezen artikelgroep(en). De verantwoordelijkheden hebben alleen betrekking op de afdeling waar de afdelingschef kruidenierswaar werkzaam is. Voor de functie van afdelingschef kruidenierswaar is een (voor-)opleidingsniveau gewenst van HAVO/MBO/MAVO. * Functieprofiel afdelingschef vers (m/v) De volgende aspecten behoren tot het doel van de functie van de afdelingschef vers: – Realiseren van afdelingsdoelen en -budgetten, – Vertalen van beleid binnen de afdeling, – Zodanig doen functioneren van de afdeling, dat de omzet en de marge gestimuleerd worden, 32
Levensmiddelenbedrijf 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen – Coo¨rdineren van en toezicht houden op werkzaamheden binnen de afdeling. De volgende aspecten behoren tot de verantwoordelijkheden c.q. taken van de afdelingschef vers: – Personeelsbegeleiding, -coaching en -training, – Realiseren van afdelingsdoelstellingen (bruto-winst, produktiviteit, kwaliteit, bestellen, kosten), – Functioneren van medewerkers, – Beheer van de afdeling. De verantwoordelijkheden hebben alleen betrekking op de afdeling waar de afdelingschef vers werkzaam is. Voor de functie van de afdelingschef vers is een (voor-)opleidingsniveau gewenst van MAVO/MBO/LBO. * Functieprofiel afdelingschef kassa (m/v) Het doel van de functie van de afdelingschef kassa is: Het coo¨rdineren van en toezicht houden op de werkzaamheden met betrekking tot de kassagroep, binnen de gestelde doelen ten aanzien van loonkosten en andere beı¨nvloedbare kosten, rekening houdend met formule-uitgangspunten. De volgende aspecten behoren tot de verantwoordelijkheden c.q. taken van de afdelingschef kassa: – Geld- en goederenbehandeling, – Klachtenbehandeling, – Begeleiden en opleiden van personeel, – Leiding geven aan personeel, – Dag- en weekplanning opstellen in samenhang met de afgesproken omzet per uur, – Kassa-administratie. De verantwoordelijkheden hebben alleen betrekking op de kassaafdeling en het kassapersoneel. Voor de functie van afdelingschef kassa is een (voor-)opleidingsniveau gewenst van MBO/MAVO/LBO. * Functieprofiel plaatsvervangend bedrijfsleider (m/v) De functie van plaatsvervangend bedrijfsleider wordt bekleed door een afdelingschef. Bij afwezigheid van de bedrijfsleider heeft deze afdelingschef – als plaatsvervangend bedrijfsleider – de dagelijkse leiding over de winkel. Het doel van de functie van de plaatsvervangend bedrijfsleider is: Het ondersteunen van de bedrijfsleider bij de taken en – indien nodig – zodanig vervangen dat een ongestoorde voortgang van lopende zaken is gegarandeerd. De plaatsvervangend bedrijfsleider is verantwoordelijk voor lopende 33
zaken/dagelijkse gang van zaken tijdens de afwezigheid van de bedrijfsleider. Voor de functie van plaatsvervangend bedrijfsleider is een (voor-)opleidingsniveau gewenst van HAVO/MBO/MAVO. * Functieprofiel bedrijfsleider (m/v) Tot doel van de functie van de bedrijfsleider behoren: – Het zodanig uitvoering geven aan het beheer en de exploitatie van het filiaal dat wordt voldaan aan de gestelde omzet- en kostendoelen binnen de gegeven formule-uitgangspunten. – Het hele reilen en zeilen van een filiaal op zich nemen: totale eindverantwoordelijkheid. De volgende aspecten behoren tot de verantwoordelijkheden c.q. taken van de bedrijfsleider: – Uitvoeren van het centraal geformuleerde beleid, – Operationele aspecten ten aanzien van: – commercie – personeel – winkelorganisatie en -planning – beheer – controle en preventie – informatie & communicatie – opleiding en begeleiding. De bedrijfsleider is verantwoordelijk voor het behalen van de begrote omzet, met de begrote uren, binnen het raam van toegestane, meetbare verliezen. Voor de functie van bedrijfsleider is een (voor-)opleidingsniveau gewenst van MBO/HAVO/HEAO.
34
15 16 17 18 19 20 21 22 23/0 1 2 3 4 5
Groep Leeftijd/ functiej. 174,40 201,20 230,00 260,00 304,00 353,60 411,60 478,00 562,00
1
242,80 273,20 304,40 337,60 392,80 454,00 524,40 602,00 610,40 619,20 627,60 636,00 644,40
2
310,00 344,40 401,20 463,20 534,80 614,00 622,80 631,20 639,60 648,40 656,80
3
418,40 462,00 505,20 562,80 621,20 658,40 671,20 684,00 696,80 709,20 721,60
4
5
636,00 656,40 676,00 696,00 711,20 726,40 741,60 756,80 772,00
LOONSCHALEN PER WEEK
886,40
974,80
848,80
7
772,00
6
1100,40
1000,80
8
Levensmiddelenbedrijf 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
35
36
15 16 17 18 19 20 21 22 23/0 1 2 3 4 5
Groep Leeftijd/ functiej. 697,60 804,80 920,00 1040,00 1216,00 1414,40 1646,40 1912,00 2248,00
1
971,20 1092,80 1217,60 1350,40 1571,20 1816,00 2097,60 2408,00 2441,60 2476,80 2510,40 2544,00 2577,60
2
1240,00 1377,60 1604,80 1852,80 2139,20 2456,00 2491,20 2524,80 2558,40 2593,60 2627,20
3
1673,60 1848,00 2020,80 2251,20 2484,80 2633,60 2684,80 2736,00 2787,20 2836,80 2886,40
4
5
2544,00 2625,60 2704,00 2784,00 2844,80 2905,60 2966,40 3027,20 3088,00
LOONSCHALEN PER 4 WEKEN
3545,60
3899,20
3395,20
7
3088,00
6
4401,60
4003,20
8
15 16 17 18 19 20 21 22 23/0 1 2 3 4 5
Groep Leeftijd/ functiej. 755,73 871,87 996,67 1126,67 1317,33 1532,27 1783,60 2071,33 2435,33
1
1052,13 1183,87 1319,07 1462,93 1702,13 1967,33 2272,40 2608,67 2645,07 2683,20 2719,60 2756,00 2792,40
2
1343,33 1492,40 1738,53 2007,20 2317,47 2660,67 2698,80 2735,20 2771,60 2809,73 2846,13
3
1813,07 2002,00 2189,20 2438,80 2691,87 2853,07 2908,53 2964,00 3019,47 3073,20 3126,93
4
2756,00 2844,40 2929,33 3016,00 3081,87 3147,73 3213,60 3279,47 3345,33
5
4224,13
3678,13
7
3841,07
6
3345,33
LOONSCHALEN PER 1-4-1996 PER MAAND
4768,40
4336,80
8
Levensmiddelenbedrijf 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
37
INSTROOM-LONEN VOOR LANGDURIG WERKLOZEN (zie artikel 20 lid 3b) Groep Leeftijd/ functiej.
Per week
Per 4 weken
Per maand
15 16 17 18 19 20 21 22 23+
163,60 188,00 215,20 245,60 285,20 332,80 389,60 454,40 534,40
654,40 752,00 860,80 982,40 1140,80 1331,20 1558,40 1817,60 2137,60
708,93 814,67 932,53 1064,27 1235,87 1442,13 1688,27 1969,07 2315,73
38
15 16 17 18 19 20 21 22 23/0 1 2 3 4 5
Groep Leeftijd/ functiej. 178,00 205,20 234,80 265,20 310,00 360,80 419,60 487,20 573,20
1
248,00 278,40 310,40 344,40 400,80 463,20 534,80 614,00 622,80 631,60 640,00 648,80 657,20
2
316,40 351,20 409,20 472,40 545,60 626,40 635,20 643,60 652,40 661,20 670,00
3
426,80 471,20 515,60 574,40 633,60 671,60 684,40 697,60 710,80 723,20 736,40
4
648,80 669,60 689,20 709,60 725,20 740,80 756,40 771,60 787,60
5
LOONSCHALEN PER 1-4-1997 PER WEEK
904,00
994,00
866,00
7
787,60
6
1122,40
1020,80
8
Levensmiddelenbedrijf 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
39
40
15 16 17 18 19 20 21 22 23/0 1 2 3 4 5
Groep Leeftijd/ functiej. 712,00 820,80 939,20 1060,80 1240,00 1443,20 1678,40 1948,80 2292,80
1
992,00 1113,60 1241,60 1377,60 1603,20 1852,80 2139,20 2456,00 2491,20 2526,40 2560,00 2595,20 2628,80
2
1265,60 1404,80 1636,80 1889,60 2182,40 2505,60 2540,80 2574,40 2609,60 2644,80 2680,00
3
1707,20 1884,80 2062,40 2297,60 2534,40 2686,40 2737,60 2790,40 2843,20 2892,80 2945,60
4
2595,20 2678,40 2756,80 2838,40 2900,80 2963,20 3025,60 3086,40 3150,40
5
3976,00
3464,00
7
3616,00
6
3150,40
LOONSCHALEN PER 1-4-1997 PER 4 WEKEN
4489,60
4083,20
8
15 16 17 18 19 20 21 22 23/0 1 2 3 4 5
Groep Leeftijd/ functiej. 771,33 889,20 1017,47 1149,20 1343,33 1563,47 1818,27 2111,20 2483,87
1
1074,67 1206,40 1345,07 1492,40 1736,80 2007,20 2317,47 2660,67 2698,80 2736,93 2773,33 2811,47 2847,87
2
1371,07 1521,87 1773,20 2047,07 2364,27 2714,40 2752,53 2788,93 2827,07 2865,20 2903,33
3
1849,47 2041,87 2234,27 2489,07 2745,60 2910,27 2965,73 3022,93 3080,13 3133,87 3191,07
4
2811,47 2901,60 2986,53 3074,93 3142,53 3210,13 3277,73 3343,60 3412,93
5
4307,33
3752,67
7
3917,33
6
3412,93
LOONSCHALEN PER 1-4-1997 PER MAAND
4863,73
4423,47
8
Levensmiddelenbedrijf 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
41
INSTROOM-LONEN VOOR LANGDURIG WERKLOZEN (zie artikel 20 lid 3b) vanaf 1-4-1997 Groep Leeftijd/ functiej.
Per week
Per 4 weken
Per maand
15 16 17 18 19 20 21 22 23+
166,80 192,00 219,60 250,40 290,80 339,20 397,20 463,60 545,20
667,20 768,00 878,40 1001,60 1163,20 1356,80 1588,80 1854,40 2180,80
722,80 832,00 951,60 1085,07 1260,13 1469,87 1721,20 2008,93 2362,53
42
15 16 17 18 19 20 21 22 23/0 1 2 3 4 5
Groep Leeftijd/ functiej. 180,00 207,60 237,60 268,40 314,00 365,20 424,80 493,60 580,40
1
250,80 282,00 314,40 348,80 406,00 469,20 541,60 621,60 630,40 639,20 648,00 656,80 665,60
2
320,40 355,60 414,00 478,40 552,40 634,40 643,20 651,60 660,80 669,60 678,40
3
432,40 477,20 522,00 581,20 641,20 680,00 693,20 706,40 719,60 732,40 745,60
4
656,80 678,00 698,00 718,80 734,40 750,00 766,00 781,60 797,20
5
LOONSCHALEN PER 1-9-1997 PER WEEK
915,20
1006,40
876,80
7
797,20
6
1136,40
1033,60
8
Levensmiddelenbedrijf 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
43
44
15 16 17 18 19 20 21 22 23/0 1 2 3 4 5
Groep Leeftijd/ functiej. 720,00 830,40 950,40 1073,60 1256,00 1460,80 1699,20 1974,40 2321,60
1
1003,20 1128,00 1257,60 1395,20 1624,00 1876,80 2166,40 2486,40 2521,60 2556,80 2592,00 2627,20 2662,40
2
1281,60 1422,40 1656,00 1913,60 2209,60 2537,60 2572,80 2606,40 2643,20 2678,40 2713,60
3
1729,60 1908,80 2088,00 2324,80 2564,80 2720,00 2772,80 2825,60 2878,40 2929,60 2982,40
4
2627,20 2712,00 2792,00 2875,20 2937,60 3000,00 3064,00 3126,40 3188,80
5
4025,60
3507,20
7
3660,80
6
3188,80
LOONSCHALEN PER 1-4-1997 PER 4 WEKEN
4545,60
4134,40
8
15 16 17 18 19 20 21 22 23/0 1 2 3 4 5
Groep Leeftijd/ functiej. 780,00 899,60 1029,60 1163,07 1360,67 1582,53 1840,80 2138,93 2515,07
1
1086,80 1222,00 1362,40 1511,47 1759,33 2033,20 2346,93 2693,60 2731,73 2769,87 2808,00 2846,13 2884,27
2
1388,40 1540,93 1794,00 2073,07 2393,73 2749,07 2787,20 2823,60 2863,47 2901,60 2939,73
3
1873,73 2067,87 2262,00 2518,53 2778,53 2946,67 3003,87 3061,07 3118,27 3173,73 3230,93
4
2846,13 2938,00 3024,67 3114,80 3182,40 3250,00 3319,33 3386,93 3454,53
5
4361,07
3799,47
7
3965,87
6
3454,53
LOONSCHALEN PER 1-9-1997 PER MAAND
4924,40
4478,93
8
Levensmiddelenbedrijf 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
45
INSTROOM-LONEN VOOR LANGDURIG WERKLOZEN (zie artikel 20 lid 3b) vanaf 1-9-1997 Groep Leeftijd/ functiej.
Per week
Per 4 weken
Per maand
15 16 17 18 19 20 21 22 23+
168,80 194,40 222,40 253,60 294,40 343,60 402,40 469,20 552,00
675,20 777,60 889,60 1014,40 1177,60 1374,40 1609,60 1876,80 2208,00
731,47 842,40 963,73 1098,93 1275,73 1488,93 1743,73 2033,20 2392,00
46
Levensmiddelenbedrijf 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen BIJLAGE 4 MONITORLIST GEWELD & AGRESSIE SUPERMARKTBRANCHE Zichtbare maatregelen 1. Is er een – schriftelijk – veiligheidsplan op bedrijfs/filiaalniveau? 2. Is de checklist, behorend bij het CBL Veiligheidsplan, ingevuld en aanwezig? 3. Is er een sleutelplan? 4. Is er een lijst van belangrijke telefoonnummers? 5. Is er een afgescheiden ruimte waarin de kas kan worden opengemaakt? Is deze ruimte beveiligd? 6. Worden getroffen veiligheidsmaatregelen gecommuniceerd? 7. Zijn de checkouts voorzien van afroomvoorziening? Opties zichtbare maatregelen 8. Is het bedrijf voorzien van een stil-overval-alarm? 9. Is de kluis voorzien van een tijdvertraging? 10. Is de kluis voorzien van ,,gedwongen openingsdetectie’’? 11. Wordt gebruik gemaakt van video-observatie? Organisatorische en personele maatregelen 12. Is de winkel overzichtelijk ingericht? 13. Hoe vindt het waardetransport plaats? Indien dit in eigen beheer wordt verzorgd: tijdens kantooruren of na sluitingstijd? 14. Is er sprake van toegangsregulering bij de personeels- en leveranciersingang? 15. Is er een sluitronde? 16. Is er een openings- en sluitprocedure? 17. Is er een afroominstructie? 18. Is ,,groot geld’’ direct toegankelijk? – tijdens openingsuren – buiten openingsuren 19. Wie is uitdrukkelijk belast met toezicht op naleving van de veiligheidsprocedures en onderhoud van veiligheidsmiddelen? 20. Is er instructie geweest met betrekking tot hoe te handelen bij overvallen en winkeldiefstal? Kent het personeel de richtlijnen daarvoor? 21. Is agressie en geweld een onderwerp dat met regelmaat terugkeert op de agenda bij personeelsbesprekingen? 22. Zijn de ,,10 gouden regels’’ uit het CBL Veiligheidsplan bekend bij het personeel? Bij deze monitorlist hoort een toelichting die is op te vragen bij het CBL in Leidschendam (telefoon: 070–3376200). 47
BIJLAGE 5 CBL-VEILIGHEIDSPLAN Om het alsmaar stijgende aantal overvallen op supermarkten een halt toe te roepen heeft het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel met steun van het Projectteam Overvalcriminaliteit het CBL-veiligheidsplan opgesteld. Op grond van dit plan zullen supermarkten extra worden beveiligd. In iedere supermarkt dient bijvoorbeeld een kluis met tijdvertraging aanwezig te zijn. Ook een stil-alarm behoort tot de te treffen maatregelen. Geld tellen moet gebeuren in een beveiligde telruimte. Strakke regels voor het personeel maken eveneens deel uit van het plan tegen overvalcriminaliteit. Zelfstandig ondernemers die het plan nog niet in bezit hebben, kunnen het opvragen bij Het Vakcentrum Levensmiddelen, Houttuinlaan 14a, 3447 GM te Woerden, telefoon 0348-419771. Het veiligheidsplan is verder verkrijgbaar bij het CBL, postbus 262, 2260 AG in Leidschendam, telefoon 070-3376200. Om een veilige situatie in de winkels te krijgen is het van essentieel belang dat een ieder zich bewust is van de risico’s. Daarom is onderstaande checklist in het plan opgenomen. De checklist behandelt de verschillende risicomomenten en brengt eventuele tekortkomingen in kaart. A.
STATUS EN DIREKTE OMGEVING VAN DE SUPERMARKT
01. Geografisch risico (voor indeling zie CBL-veiligheidsplan). – hoog – verhoogd – neutraal 02. Hoeveel personeelsleden zijn minimaal gelijkertijd in het bedrijf aanwezig? 03. Hoeveel personeelsleden zijn maximaal gelijkertijd in het bedrijf aanwezig? 04. Is uw supermarkt gevestigd in een overdekt winkelcentrum? – ja – nee 05. Zo ja, wordt dit winkelcentrum ’s nachts afgesloten? – ja – nee 06. Is uw bedrijf gevestigd in een winkelstraat of winkelgebied? – ja – nee
48
Levensmiddelenbedrijf 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen 07. Houden zich in de directe omgeving van uw supermarkt drugsdealers en junks op? – ja – nee 08. Heeft u last van (rondhangende) jeugd? – ja – nee 09. Zijn er in het gebied waar uw supermarkt gevestigd is afspraken gemaakt over het toezicht door politie, stadswacht of bewakingsdienst? – ja – nee 10. Hebben passanten een goed zicht op datgene wat zich in de supermarkt afspeelt? – ja – nee 11. Zijn er veel woningen in de omgeving van uw supermarkt? – ja – nee 12. Hebben de woningen uitzicht op de supermarkt? – ja – nee B. OVERIGE VORMEN VAN CRIMINALITEIT 01. Heeft u last van winkeldiefstal door klanten? – ja – nee 02. Kunt u de derving van deze winkeldiefstal aangeven in een percentage van de omzet op jaarbasis (in brutoverkoopwaarde)? – ja – nee 03. Is – – – –
dit percentage sterk stijgend stijgend neutraal dalend 49
04. Kunt u aangeven in welke mate u agressief klantengedrag ervaart? – hoog – neutraal – laag 05. Hoe vaak is er in de afgelopen vijf jaar in uw supermarkt ingebroken? C. RISICOBEWUSTZIJN 01. Is uw supermarkt al eens slachtoffer geworden van een overval? – ja – nee 02. Zo ja, hoeveel keer? 03. Bespreekt u het onderwerp veiligheid met uw personeel? – 1 x per jaar – 1 x per half jaar – 1 x per maand – 1 x per week 04. Is binnen uw supermarkt iemand specifiek belast met veiligheid? – ja – nee 05. Zo ja, is deze persoon hiervoor opgeleid? – ja – nee 06. Bestaat er binnen uw supermarkt een apart ontruimingsplan? – ja – nee 07. Wordt er tijdens het inwerken van nieuw personeel ook aandacht besteed aan aspecten van veiligheid? – ja – nee 08. Zo – – –
ja, op welk wijze? cursus gesprek schriftelijke richtlijnen
09. Is aan de buitenzijde van uw supermarkt duidelijk kenbaar gemaakt dat beveiligingsmaatregelen zijn getroffen? – ja – nee 50
Levensmiddelenbedrijf 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen 10. Controleert u de naleving van beveiligingsmaatregelen door uw personeel? – ja – nee 11. Spreken de personeelsleden elkaar onderling aan op hun veiligheidsgedrag? – ja – nee 12. Zijn er binnen uw supermarkt maatregelen getroffen om slachtoffers van een overval adequaat hulp en begeleiding te bieden? – ja – nee 13. Heeft u in- of extern een praktisch trainingsprogramma voor uw kaderleden? – ja – nee D1. AFROMEN VAN KASGELD 01. Roomt u het kasgeld af? – ja – nee 02. Zo – – –
ja, op basis van welke indicatie? tijd maximaal aanwezig bedrag personeelswissel check-out
03. Waar bergt u groot geld op? – in de kassa-lade tussen het wisselgeld; – in een speciale voorziening in de kassa-lade; – in een externe voorziening. D2. TELLEN VAN KASGELD 01. Wordt het kasgeld tijdens openingsuren geteld? – ja – nee 02. Wordt het kasgeld in een afgesloten ruimte geteld, niet zichtbaar voor het publiek? 51
– ja – nee 03. Staan de instructies en procedures voor het tellen van geld op schrift? – ja – nee 04. Zijn daartoe bevoegde personeelsleden bekend met de procedures en instructies voor het tellen van geld? – ja – nee 05. Zijn een aantal basisprincipes hiervan bekend bij alle personeelsleden? – ja – nee D3. BEWAREN VAN KASGELD 01. Is er een aparte kluisruimte? – ja – nee 02. Is er een kluis met tijdslot en/of openingsvertraging aanwezig? – ja – nee 03. Zo ja, is zichtbaar dat de kluis (nog) niet geopend kan worden? – ja – nee 04. Is er een kluis zonder tijdslot of openingsvertraging aanwezig? – ja – nee 05. Zijn er afspraken over het openen en afsluiten van de kluis? – ja – nee 06. Kan er ongemerkt alarm worden geslagen bij gedwongen kluisopening? – ja – nee 07. Weten alle personeelsleden waar de kluis staat? – ja – nee 52
Levensmiddelenbedrijf 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen D4. GELDTRANSPORT 01. Hoe transporteert u geld? – in eigen beheer – via een professioneel geldtransportbedrijf 02. Laat u de dagopbrengst normaal gesproken na sluitingstijd achter in uw bedrijf? – ja – nee 03. Indien u in eigen beheer geldtransport verzorgt wanneer doet u dat? – tijdens openingsuren – buiten openingsuren – op wisselende tijden 04. Heeft u maatregelen getroffen voor een veilig eigen geldtransport? – ja – nee E. TOEGANG 01. Heeft u e´e´n gecombineerde in- en uitgang voor klanten? – ja – nee 02. Is – – –
de afstand van de toegangsdeuren tot de dichtsbijzijnde check-out < 5m > 5 -< 10m > 10m
03. Is er een aparte in- en uitgang voor het personeel? – ja – nee 04. Zo ja, is in die toegangsdeur een voorziening aangebracht, waardoor een goed zicht bestaat op hetgeen buiten het pand gebeurt? – ja – nee 05. Wordt de in- en uitgang voor het personeel automatisch gesloten en vergrendeld? – ja – nee 53
06. Zijn de niet-publieke ruimten vanuit de supermarkt vrij toegankelijk? – ja – nee 07. Heeft u een aparte leverancierstoegang met bijbehorende veiligheidsprocedure? – ja – nee 08. Heeft u buitenverlichting bij de personeels- en leveranciersingang? – ja – nee F. OPENEN EN SLUITEN 01. Zijn er binnen uw bedrijf afspraken voor het beheer van sleutels? – ja – nee 02. Past u speciale procedures toe bij het openen van uw bedrijf? – ja – nee 03. Past u speciale procedures toe bij het sluiten van uw bedrijf? – ja – nee G. SAMENWERKEN MET ANDEREN 01. Heeft u afspraken gemaakt met omliggende bedrijven over het bieden van onderlinge hulp wanneer er problemen zijn met klanten of winkeldieven? – ja – nee 02. Neemt u deel aan een winkeliers- of ondernemersvereniging? – ja – nee 03. Staat bij deze vereniging het onderwerp veiligheid regelmatig op de agenda? – ja – nee H. TECHNISCHE VOORZIENING/ALARMERING 01. Past u een inbraaksignaleringssysteem toe? – ja 54
Levensmiddelenbedrijf 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen – nee 02. Is dit voorzien van gedwongen openingsdetectie? – ja – nee 03. Zo ja, is dit systeem aangesloten op een alarmcentrale? – ja – nee 04. Zo ja, is de kluisruimte daarop aangesloten? – ja – nee 05. Is het alarmnummer 06-11 op de telefoons geplakt? – ja – nee 06. Heeft u samen met collega-ondernemers een onderling elektronisch waarschuwingssysteem (burenoproepsysteem)? – ja – nee 07. Is er een stil-overvalalarm? – ja – nee 08. Heeft elke check-out een intercom? – ja – nee I. AANVULLENDE MAATREGELEN 01. Past u camera-observatie toe? – ja – nee 02. Zo – – – –
ja, met welk doel? preventief t.a.v. winkeldiefstal toegangscontrole controle personeel preventie overvalcriminaliteit
03. Zo ja, is de camera-opstelling 55
– vast – flexibel 04. Zo ja, worden de opgenomen beelden permanent weergegeven door e´e´n of meer monitoren? – ja – nee 05. Zo ja, worden de opgenomen beelden vastgelegd? – ja – nee 06. Zo ja, wordt het systeem goed onderhouden? – ja – nee 07. Beschikt u over een camera- of fotosysteem dat beelden vastlegt op het moment dat een overval plaatsvindt? – ja – nee 08. Heeft u nog andere voorzieningen c.q. maatregelen getroffen dan hiervoor genoemd en zo ja, welke (bijvoorbeeld buizenpost, cash air)? – ja – nee
56
Levensmiddelenbedrijf 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen II. Het is de werkgever toegestaan om in het kader van een verzoek om ontheffing als bedoeld in artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945, af te wijken van de onder I opgenomen bepaling(en) houdende een mutatie van het loon voorzover de onverkorte toepassing van die bepaling(en) de verlening van een ontheffing in de weg zou staan om reden dat de personeelskosten van de betrokken onderneming onvoldoende zijn gematigd. III. Indien en voor zover de onder I opgenomen bepalingen strijdig zijn met (mede) ter zake van de vaststelling van lonen en/of andere arbeidsvoorwaarden bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen. IV. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publikatie in de Nederlandse Staatscourant. V. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant. ’s-Gravenhage, 15 augustus 1996 De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Namens de Minister: De Directeur van het Centraal kantoor van de Arbeidsinspectie, A. van Dijk.
57