Modedetailhandel 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID AI Nr. 9239 Bijvoegsel Stcrt. d.d. 21-07-1999, nr. 137 ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE MODEDETAILHANDEL De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Gelezen het verzoek van de Vereniging van Ondernemers in de Modedetailhandel Mitex als partij te ener zijde en de FNV Bondgenoten en de Dienstenbond CNV als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Modedetailhandel, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst; Overwegende, dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden; dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Staatscourant; dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bedenkingen zijn ingebracht; dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen; Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten; I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 maart 2000 de navolgende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Modedetailhandel, zulks met inachtneming van hetgeen onder II, III IV en V is bepaald: Sdu Uitgevers, ’s-Gravenhage 1999 CAO1488
CAO923999
1
HOOFDSTUK I VOORAF Artikel 1 Werkingssfeer Verkopen aan particulieren Deze cao is van toepassing op de arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en de werknemer, die werkzaam is in een onderneming (of op een afdeling van die onderneming) waarin – uitsluitend of in hoofdzaak textielgoederen aan particulieren worden verkocht. Zie voor de definitie van het begrip textielgoederen artikel 2. – uitsluitend of in hoofdzaak sportartikelen aan particulieren worden verkocht. Zie voor de definitie van het begrip sportartikelen artikel 2. In beginsel gelden alle bepalingen van deze cao op werknemers in de textiel- en sportdetailhandel, tenzij dit uitdrukkelijk anders is aangegeven. Niet van toepassing Deze cao is niet van toepassing op de overeenkomst met – de werknemer die uitsluitend schoonmaakwerk doet – directieleden – de werknemer die werkt in een onderneming aangesloten bij de Vereniging van grootwinkelbedrijven in Textiel (VGT) – de werknemer die niet beroepsmatig kortdurend werk doet. – de uitzendkracht met uitzondering van de artikelen 6 (functie en Loon), 7 (toeslagen) en 8 (maaltijdverstrekking) Gedeeltelijk van toepassing Op hulp- en afroepkrachten en vakantiewerkers zijn sommige bepalingen van deze cao niet van toepassing. Voor de hulpkrachten zijn dit: – de bepalingen over het werk op bijzondere uren en overwerk uit de artikelen 5.2. tot en met 5.4.; – de bepalingen over de toeslagen uit de artikelen 7.1. tot en met 7.4. met uitzondering van de bepaling over de toeslag voor het werk op zondagen met ingang van 1 juli 1999; – de bepalingen over vakantierechten uit artikel 9.1. – de bepalingen over het buitengewoonverlof uit de artikelen 10.1 tot en met 10.2; – de bepalingen over de hoogte en duur van de loondoorbetaling bij arbeidsongeschiktheid uit artikel 12.2 met uitzondering van de bepaling over de wachtdag; – de bepaling over ouderdom uit artikel 13; 2
Modedetailhandel 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
– de bepaling over overlijden uit artikel 14. Voor afroepkrachten en vakantiewerkers zijn dit: – de bepalingen over de flexibiliteit uit artikel 4.2.; – de bepalingen over het werk op bijzondere uren en overwerk uit de artikelen 5.2. tot en met 5.4.; – de bepalingen over de toeslagen uit de artikelen 7.1. tot en met 7.4.; – de bepalingen over vakantierechten uit artikel 9.1.; – de bepalingen over het buitengewoon verlof uit de artikelen 10.1 tot en met 10.2; – de bepalingen over de hoogte en duur van de loondoorbetaling bij arbeidsongeschiktheid uit artikel 12.2. met uitzondering van de bepaling over de wachtdag; – de bepaling over ouderdom uit artikel 13; – de bepaling over overlijden uit artikel 14. Als een bepaling niet van toepassing is, dan wordt dit telkens bij de afzonderlijke bepalingen aangegeven. Artikel 2 Definities In deze cao worden de volgende definities gebruikt: 1. Werkgever Een (natuurlijk of rechts-) persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst één of meer werknemer(s) in zijn of haar onderneming in dienst heeft. De werkgever mag niet aangesloten zijn bij de Vereniging van Grootwinkelbedrijven in Textiel. 2. Werknemer Een (natuurlijk) persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst in de onderneming werkt. In deze cao wordt onder ,,werknemer’’ zowel een man als een vrouw verstaan. Waar ,,hij’’, ,,zijn’’ of ,,hem’’ staat, kan ook ,,zij’’ of ,,haar’’ gelezen worden. 3. Fulltime werknemer Een werknemer die gemiddeld 32 uur of meer per week werkt. 4. Parttime werknemer Een werknemer die meer dan gemiddeld twaalf uur, en minder dan gemiddeld 32 uur per week werkt.
3
5. Hulpkracht Een werknemer die niet meer dan gemiddeld twaalf uur per week werkt. 6. Afroepkracht Een werknemer die onregelmatig en incidenteel (bijvoorbeeld wegens tijdelijke drukte) op afroep werkt. 7. Vakantiewerker Een werknemer die tijdens schoolvakanties maximaal acht weken werkt. 8. Uitzendkracht Een natuurlijk persoon, die ingeschreven staat bij een erkend uitzendbureau en met dat bureau een arbeidsverhouding aangaat tot het verrichten van arbeid ten behoeve van derden. 9. Loon Het bruto loon dat tussen de werkgever en de werknemer is overeengekomen plus – de individuele provisie, die de werknemer in het vorige jaar gemiddeld heeft verdiend. – de structurele toeslagen voor het werken op bijzondere uren. (Niet onder het begrip ,,loon’’ vallen: toeslagen voor overwerk, onkostenvergoedingen, jaarlijkse uitkeringen waaronder gratificaties en vakantiebijslag). 10. Garantieloon Het loon dat aan de werknemer op basis van de loonschalen in deze cao ten minste wordt uitbetaald. 11. Arbeidstijd Het aantal contractuele arbeidsuren dat de werkgever en de werknemer zijn overeengekomen. Dit zijn de basisuren. 12. Werktijd De uren waarop de werknemer daadwerkelijk zijn arbeid verricht. 13. Basisuren Het aantal arbeidsuren dat in geval van flexibilisering ijkpunt is voor het bepalen van de bandbreedte. Ziekte en verlof van de werknemer en compensatie in de vorm van tijd zijn niet van invloed op het aantal overeengekomen basisuren. 14. Textielgoederen Textielgoederen in de ruimste zin van het woord (inclusief bijouterie, mode-accessoires, stoffen, garens, fournituren en handwerk-
4
Modedetailhandel 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
artikelen), met uitzondering van textielgoederen die voor de woninginrichting zijn bestemd. 15. Sportartikelen Sportartikelen in de ruimste zin van het woord (inclusief kampeeren watersportartikelen), met uitzondering van sportschoeisel, sportprijzen, hengelsport- en wapensportartikelen. 16. Fulltime equivalent (FTE) Eenheid voor een werknemer op basis van gemiddeld 38 uur per week. 17. Kaderlid/afgevaardigde Kaderlid/afgevaardigde is een in de onderneming werkzame persoon die activiteiten uitoefent in het kader van zijn vakvereniging. Bij een kaderlid betreft dit het actief zijn binnen het bedrijf, de branche of de bedrijfstak; bij de afgevaardigde betreft dit het participeren in een van de vertegenwoordigende lichamen van de vakorganisatie. 18. Leiding geven Belast met het geven van leiding aan anderen. HOOFDSTUK II AFSPRAKEN TUSSEN WERKGEVERS EN WERKNEMERS Artikel 3 Algemeen Loonspecificatie De werkgever geeft een loonspecificatie van iedere loonbetaling aan de werknemer. In deze specificatie wordt ten minste aangegeven: – de periode waarover het loon is verdiend – de samenstelling van het loon en eventuele toeslagen en – de op het loon toegepaste inhoudingen. 13- en 14-jarigen De werkgever neemt geen 13- en 14-jarigen in dienst.
5
Oudere werknemers Werknemers van 55 jaar of ouder kunnen niet verplicht worden tot het werken op avonden, op zondagen en tot overwerk. Uitzendkrachten Het inlenen van uitzendkrachten zal door de werkgever tot een minimum worden beperkt. Naleving instructies/reglement De werknemer volgt de orders of instructies van de werkgever op, voorzover deze in relatie staan tot zijn functie. Als in de arbeidsovereenkomst wordt verwezen naar een (bedrijfs)reglement, dan leeft de werknemer dit reglement na. Geheimhouding De werknemer houdt die zaken geheim, waarvoor hem geheimhouding is opgelegd, dan wel waarvan hij redelijkerwijs zou moeten begrijpen dat geheimhouding wordt verwacht. Dit geldt zowel tijdens als na afloop van de arbeidsovereenkomst. Andere arbeid De werknemer verricht in opdracht van de werkgever andere dan zijn normale arbeid. De werknemer is hiertoe alleen in bijzondere gevallen verplicht en als hij hiertoe in staat is. De andere arbeid moet in ieder geval verband houden met het bedrijf van de werkgever. Overplaatsing De werknemer hoeft niet in een andere onderneming te werken, tenzij deze commercieel samenhangt met de eigen werkgever, bijvoorbeeld een filiaal. In geval van overplaatsing ontvangt de werknemer voor de extra reisafstand een netto vergoeding op basis van openbaar vervoer 2e klasse. Vakbondsfaciliteiten Kaderleden van de vakorganisaties mogen als gevolg van hun vakbondsactiviteiten niet worden benadeeld in hun werk en loopbaan. Ook geldt dat zij niet ontslagen kunnen worden als gevolg van hun vakbondsactiviteiten. Artikel 4 Arbeidsovereenkomst 1. De inhoud a. Schriftelijke overeenkomst De werkgever biedt de werknemer een schriftelijke arbeidsovereenkomst aan. Hierin wordt ten minste vermeld: – de datum van indiensttreding 6
Modedetailhandel 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
– de functie en de daarbij behorende functie- en salarisgroep – het met de werknemer overeengekomen loon – het aantal overeengekomen basisuren – dat deze cao van toepassing is. b. Proeftijd De eerste twee maanden van de arbeidsovereenkomst gelden als proeftijd. In deze periode kan de arbeidsovereenkomst zonder meer door de werkgever of door de werknemer worden beëindigd. Daarvoor is geen opzegging van de arbeidsovereenkomst nodig. Er geldt dan ook geen opzegtermijn. c. Niet van toepassing In de arbeidsovereenkomst van de afroepkracht en in die van de vakantiewerker hoeft het aantal overeengekomen basisuren niet te worden vermeld. 2. Flexibiliteit De werkgever mag de werknemer flexibel inzetten. Hierbij gelden de volgende voorwaarden: a. Basisuren In de arbeidsovereenkomst wordt vermeld hoeveel uur de werknemer gemiddeld per week werkt. Dit zijn de contracturen of wel de basisuren. Zie verder artikel 2 (Definities – basisuren) b. Bandbreedte In afwijking van het aantal basisuren kan de werkgever binnen een bandbreedte van + 25 procent en – 25 procent (gerekend vanaf het aantal basisuren) de werknemer wekelijks meer, respectievelijk minder arbeidsuren aanbieden. c. Referteperiode Werkweken waarin de feitelijke werktijd afwijkt van het aantal basisuren worden binnen een periode van zes maanden in tijd gecompenseerd. Deze periode wordt referteperiode genoemd. De gekozen referteperioden mogen elkaar niet overlappen. d. Meer dan de basisuren Als aan het einde van een referteperiode van zes maanden meer is gewerkt dan 26 maal het aantal wekelijkse basisuren, dan kan de werkgever dit op twee manieren compenseren. Of hij betaalt de meer gewerkte uren aan de werknemer uit. Of hij laat de werknemer in de volgende referteperiode van zes maanden minder werken. Het aantal uren dat minder gewerkt kan worden, is maximaal twee maal het aantal wekelijkse basisuren. Als er dan gewerkte uren resteren, die niet in tijd worden gecompenseerd, betaalt de werkgever deze aan de werknemer uit. e. Boven de bandbreedte 7
f.
g. h.
i. j. k.
l.
Als de werknemer boven de toegestane bandbreedte werkt, dan wordt het (meerdere) loon per betaalperiode direct uitbetaald, dan wel in tijd gecompenseerd als de – werknemer dit wenst; – vindt geen doorberekening plaats in het saldo van meer-/ minder-uren; – geschiedt dit op basis van vrijwilligheid. Minder dan de basisuren Als aan het einde van een referteperiode van zes maanden minder is gewerkt dan 26 maal het aantal wekelijkse basisuren, dan kan de werkgever de werknemer in de volgende referteperiode deze uren meer laten werken. Doet hij dit niet, dan is er geen andere mogelijkheid om deze minderuren te compenseren. Na verloop van de tweede referteperiode zijn de minderuren zodoende óf ingehaald door meer te werken óf komen ze te vervallen. Werkroosters Het werkrooster zal minimaal twee weken van te voren in overleg met de werknemer worden vastgesteld en bekend gemaakt. Structuur arbeidspatronen Toepassing van de bandbreedte mag geen structurele verandering van het normale arbeidspatroon tot gevolg hebben. De bandbreedte wordt in principe slechts toegepast op de overeengekomen contractdagen. Loon De werknemer, die flexibel werkt, ontvangt per periode het loon op basis van het aantal overeengekomen basisuren. Wekelijkse vrije dag De parttime werknemer, die flexibel werkt, heeft recht op ten minste één vaste, vrije dag per week. Overgangsbepaling Artikel 4.2. geldt voor hulpkrachten in de textieldetailhandel en voor full-, parttimers en hulpkrachten in de sportdetailhandel eerst vanaf 1 oktober 1999. Niet van toepassing Artikel 4.2. is niet van toepassing op afroepkrachten en vakantiewerkers.
3. Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd a. Verlenging Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan (zowel uitdrukkelijk als stilzwijgend) maximaal twee keer worden verlengd. De totale duur van de aanééngesloten arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd mag daarbij niet meer zijn dan 36 maanden. Aansluitende arbeidsovereenkomsten met werkgevers, die gezien het werk dat verricht wordt redelijkerwijs elkaars opvolger zijn (bijv. met uitzendbureau), tellen daarbij ook mee. In geval van stilzwijgende voortzetting wordt de arbeidsovereen8
Modedetailhandel 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
komst geacht voor dezelfde tijd tegen de vroegere voorwaarden te zijn aangegaan. De stilzwijgende voortzetting geldt telkens maximaal voor een jaar. b. Beëindiging Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan aan het einde van de periode zonder meer worden beëindigd. Hiervoor is geen opzegging van de arbeidsovereenkomst nodig. Er geldt dan ook geen opzegtermijn. Dit geldt ook als de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is voortgezet. c. Meer dan 36 maanden of meer dan 3 contracten Als de totale duur van de aanééngesloten arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd meer dan 36 maanden of drie contracten bedraagt, wordt de arbeidsovereenkomst daarna automatisch voor onbepaalde tijd voortgezet. 4. Arbeidsovereenkomst en leeftijd a. Einde arbeidsovereenkomst door leeftijd Door het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd komt de arbeidsovereenkomst tot een einde, tenzij anders is overeengekomen. Hiervoor is geen opzegging van de arbeidsovereenkomst nodig. Ook geldt er geen opzegtermijn. b. Arbeidsovereenkomst en cao na 65 jaar De werkgever kan met de werknemer, die de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt, overeenkomen dat de arbeidsovereenkomst wordt aangegaan of voortgezet. In dit geval zijn de bepalingen van deze cao op de arbeidsovereenkomst van toepassing, tenzij anders is vermeld. 5. Opzegtermijn a. Wettelijke regeling Als een arbeidsovereenkomst door opzegging moet worden beëindigd, dan geldt de wettelijke opzegtermijn. b. Werknemer van 45 jaar of ouder Voor de werknemer die op 1 januari 1999 45 jaar of ouder was en voor wie op dat tijdstip een langere opzegtermijn gold dan volgens de Wet Flexibiliteit & Zekerheid (in werking getreden op 1 januari 1999), geldt een overgangsregeling. De opzegtermijn is dan gelijk aan de termijn zoals die op 1 januari 1999 zou hebben gegolden op grond van de (oude) wettelijke regeling. Deze verlengde opzegtermijn geldt uitsluitend voor het geval de werknemer bij dezelfde werkgever in dienst blijft.
9
Artikel 5 Werk- en rusttijden 1. Algemeen a. Vaststelling werktijden De werkgever stelt de werktijden vast. Als er in de onderneming een ondernemingsraad is, dan is de Wet op de Ondernemingsraden van toepassing. b. Vijfdaagse werkweek De werknemer kan niet verplicht worden om op meer dan vijf dagen per week te werken. c. Hulpkracht De werkgever biedt de hulpkracht ten minste vijf uur arbeid gemiddeld per week aan en roept de hulpkracht voor ten minste drie aaneengesloten uren op. d. Afroepkracht De werkgever biedt de afroepkracht ten minste 200 uur arbeid gemiddeld per jaar aan en roept de afroepkracht voor ten minste drie aaneengesloten uren op. Afroepkrachten hebben over de periode, waarin geen arbeid is verricht, geen recht op loondoorbetaling. e. Werktijd en schooltijd Voor afspraken over de werktijd met een werknemer die leerling is in het kader van het leerlingstelsel, moeten de uren op de schooldag worden meegeteld als werktijd. Over deze uren hoeft de werkgever geen loon te betalen. De werknemer kan niet verplicht worden om op schooluren in de onderneming te werken. 2. Normale en bijzondere arbeidstijd en overwerk a. Normale arbeidstijd per dag De normale arbeidstijd is ten hoogste negen uur per dag. b. Normale arbeidstijd per week De normale arbeidstijd is ten hoogste gemiddeld 38 uur per week, berekend over een periode van zes aanééngesloten maanden. c. Overgangsbepaling Voor werknemers in de sportdetailhandel geldt ten aanzien van de normale arbeidstijd per week tot 1 oktober 1999 de oude VAD-regeling: Die regeling houdt in dat de werknemer (tot aan die datum) een normale arbeidstijd van gemiddeld 40 uur per week, berekend over een periode van vier aanééngesloten weken, kent. Daarnaast hebben zij (op basis van een 40-urige werkweek) recht op 13 roostervrije dagen per jaar. De roostervrije dagen kunnen in onderling overleg tussen werkgever en werknemer worden opgenomen in de vorm van 13 hele dagen, 26 halve dagen of een combinatie daarvan. Voor een parttime werknemer en voor een 10
Modedetailhandel 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
werknemer, die in de loop van het kalenderjaar in dienst of van wie de arbeidsovereenkomst eindigt, gelden de roostervrije dagen naar evenredigheid. In geval van ziekte of verhindering anderszins op een roostervrije dag, heeft de werknemer geen aanspraak op een vervangende roostervrije dag, tenzij de roostervrije dagen niet waren vastgesteld. De regeling over de roostervrije dagen is niet van toepassing als in de onderneming de normale arbeidstijd voor een fulltimewerknemer ten hoogste gemiddeld 38 uur per week bedraagt. Deze regeling geldt niet voor hulp- en afroepkrachten en vakantiewerkers. Met ingang van 1 oktober 1999 geldt voor alle werknemers in de sportdetailhandel een 38-urige werkweek, berekend over een periode van zes aanééngesloten maanden. Roostervrije dagen komen dan te vervallen. d. Bijzondere uren In deze cao wordt werk op sommige uren aangemerkt als bijzondere uren. Hiervoor gelden speciale regels. Zie hiervoor de artikelen 5.3. en 5.4. De bijzondere uren voor deze cao zijn: – maandag tot en met vrijdag voor 7.00 uur en na 18.00 uur – zaterdag voor 7.00 uur en na 14.00 uur – zon- en feestdagen. Op het werken op bijzondere uren is de toeslagregeling van artikel 7.1. van toepassing. e. Overwerk Overwerk is het werk boven de negen uur per dag of boven gemiddeld 38 uur per week, berekend over een periode van vier weken. De werkgever voorkomt zoveel mogelijk dat de werknemer moet overwerken maar kan dit rechtsgeldig van de werknemer eisen. In dit geval heeft de werknemer recht op een overwerktoeslag. Zie hiervoor artikel 7.2. f. Geen overwerk Niet als overwerk worden beschouwd: – werk verricht gedurende niet langer dan 15 minuten per dag, aansluitend op de normale werktijd, wegens drukke werkzaamheden of voor het afmaken van een bepaalde taak – werk verricht door leidinggevenden, die op basis van een 38-urige werkweek meer verdienen dan het maximale bedrag van loonschaal V, door inkooppersoneel, door verkooppersoneel in de buitendienst of door de werknemers die bo-
11
ven de Ziekenfondsgrens verdienen. (De Ziekenfondsgrens is per 1 januari 1999 f 64.300,= bruto per jaar.) g. Niet van toepassing De bepalingen over bijzondere uren en overwerk zijn niet van toepassing op hulp- en afroepkrachten en vakantiewerkers, met uitzondering van de bepaling over het werk op zondag(en) die wel voor hulpkrachten geldt. 3. Werk op zon- en feestdagen a. Verplichting? De werknemer kan niet verplicht worden om op zon- en feestdagen te werken, tenzij bijzondere omstandigheden dit noodzakelijk maken en dit in overeenstemming is met de wet. Als de werknemer gewetensbezwaren heeft tegen werken op zondag en op algemeen erkende christelijke feestdagen, dan kan hij nooit tot dat werk worden verplicht. b. Feestdagen Als feestdagen worden beschouwd: – Nieuwjaarsdag – Tweede Paasdag – Hemelvaartsdag – Tweede Pinksterdag – beide Kerstdagen – de dag waarop de verjaardag van de Koningin wordt gevierd – lustrumviering van bevrijdingsdag c. Toeslag Op het werken op zon- of feestdagen is de toeslagregeling van artikel 7.1. van toepassing. d. Niet van toepassing De bepaling over het werk op zon- en feestdagen is niet van toepassing op hulp- en afroepkrachten en vakantiewerkers, met uitzondering van de bepaling voor het werk op zondag(en) die wel voor hulpkrachten geldt . 4. Avondwerk a. Avondwerk Avondwerk is het werk dat de werknemer na 18.00 uur verricht. b. Hoe vaak? De werknemer kan – met uitzondering van de maand december – niet worden verplicht om op meer dan twee avonden per week te werken. In de maand december werkt de werknemer op maximaal drie avonden per week. c. Toeslag Op werken op de avonden is de toeslagregeling van artikel 7.1. van toepassing. d. Niet van toepassing De bepaling over het avondwerk is niet van toepassing op hulpen afroepkrachten en vakantiewerkers. 12
Modedetailhandel 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
5. Rusttijden a. Vaststelling rusttijden De werkgever stelt de rusttijden vast. Als er in de onderneming een ondernemingsraad is, dan is de Wet op de Ondernemingsraden van toepassing. b. Korte onderbreking Rusttijden van minder dan 15 minuten (koffie- of theepauze) worden tot de werktijd gerekend. De werknemer ontvangt over deze pauze daarom het normale loon. c. Langere onderbreking Rusttijden van 15 minuten of langer worden niet tot de werktijd gerekend. De werknemer ontvangt over deze pauze geen loon. De werknemer is niet verplicht om tijdens de pauze op de werkplek te blijven. d. Minimale rusttijd Bij een werkdag van meer dan 5,5 uur heeft de werknemer recht op ten minste een half uur rusttijd. Bij een werkdag van meer dan acht uur heeft de werknemer recht op ten minste 0,75 uur rusttijd. Artikel 6 Functie en loon 1. Functie-indeling De werknemers in de textieldetailhandel enerzijds en de werknemers in de sportdetailhandel anderzijds kennen ieder een aparte functiegroepindeling. Zie voor werknemers in de textieldetailhandel onder artikel 6.1.A. Zie voor werknemers in de sportdetailhandel onder artikel 6.1.B. Bij beide indelingen wordt onderscheid gemaakt in vijf verschillende functiegroepen. De werknemer wordt ingedeeld in één van deze groepen. De werkzaamheden, die de werknemer verricht, zijn bepalend voor de indeling. A. Functiegroepindeling textieldetailhandel Functiegroep I Hieronder valt de werknemer die werkzaamheden van eenvoudige aard volgens instructie, op aanwijzing en/of onder directe leiding verricht. De werknemer is korter dan twaalf maanden bij de werkgever in dienst. Voorbeeld functiebenamingen: – aspirant verkoopmedewerker – aspirant kassamedewerker 13
– aspirant medewerker huishoudelijke dienst – aspirant administratief medewerker – aspirant magazijnmedewerker – aspirant etaleur. – (uitzendkracht zonder ervaring) Functiegroep II Hieronder valt de werknemer die onder directe leiding, maar wel met enige mate van zelfstandigheid, werkzaamheden verricht. De werknemer is twaalf maanden of langer bij de werkgever in dienst. Voorbeeld functiebenamingen: – verkoopmedewerker – kassamedewerker – medewerker huishoudelijke dienst – administratief medewerker – magazijnmedewerker – aankomend etaleur. – (uitzendkracht met ervaring) Functiegroep III Hieronder valt de werknemer die a. met een ruime mate van vak- en bedrijfskennis zelfstandige werkzaamheden verricht. Tevens geeft de werknemer leiding aan niet meer dan twee FTE’s b. of het volledige beheer over een winkel voert. Zie voor de definitie van FTE artikel 2. Voorbeeld functiebenamingen: – eerste verkoopmedewerker – assistent afdelingschef – eerste magazijnmedewerker – assistent magazijnchef – filiaalhouder – etaleur. Functiegroep IV Hieronder valt de werknemer die met een ruime mate van vaken bedrijfskennis zelfstandige werkzaamheden verricht. Tevens geeft de werknemer leiding aan meer dan twee, maar aan niet meer dan vijf FTE’s. Zie voor de definitie van FTE artikel 2. Voorbeeld functiebenamingen: – eerste verkoopmedewerker – assistent afdelingschef – magazijnchef – plaatsvervangend filiaalhouder – plaatsvervangend bedrijfsleider – etaleur. Functiegroep V Hieronder valt de werknemer die zelfstandige werkzaamheden verricht waarvoor bijzondere vak- en bedrijfskennis nodig is. Tevens heeft de werknemer het volledige beheer over een afde14
Modedetailhandel 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
ling of een winkel waarin ten minste vijf FTE’s werken. Zie voor de definitie van FTE artikel 2. Voorbeeld functiebenamingen: – filiaalhouder – bedrijfsleider B. Functiegroepindeling sportdetailhandel Functiegroep I Hieronder valt de werknemer die werkzaamheden van eenvoudige aard volgens nauwkeurige instructie, op aanwijzing en/of onder directe leiding verricht. De werknemer is korter dan twaalf maanden bij de werkgever in dienst. Voorbeeld functiebenamingen: – aspirant verkoopmedewerker – aspirant kassamedewerker – aspirant administratief medewerker – vulploegmedewerker – (uitzendkracht zonder ervaring) Functiegroep II Hieronder valt de werknemer die onder directe leiding werkzaamheden van eenvoudige aard verricht. De werknemer is twaalf maanden of langer bij de werkgever in dienst. Voorbeeld functiebenamingen: – verkoopmedewerker – kassamedewerker – administratief medewerker – (uitzendkracht met ervaring) Functiegroep III Hieronder valt de werknemer die werkzaamheden verricht waarvoor bepaalde vak- en bedrijfskennis nodig is en onder beperkt toezicht worden uitgevoerd. Tevens geeft de werknemer óf leiding aan maximaal vijf FTE’s, ingedeeld in de groepen I en/of II, óf heeft hij veelvuldig de leiding van een winkel voor langere tijd waargenomen. Voorbeeld functiebenamingen: – hoofdverkoper 1 – hoofdkassamedewerker – (assistent-) afdelingschef – plaatsvervangend bedrijfsleider – plaatsvervangend winkelchef Functiegroep IV Hieronder valt de werknemer die zelfstandige werkzaamheden verricht waarvoor veel vak- en bedrijfskennis nodig is. Tevens wordt leiding gegeven aan een afdeling of aan een winkel waarin 15
meer dan vijf en maximaal tien FTE’s werkzaam zijn, ingedeeld in de groepen I tot en met III. Voorbeeld functiebenamingen: – hoofdverkoper 2 – hoofdkassamedewerker – afdelingschef – plaatsvervangend bedrijfsleider – winkelchef/bedrijfsleider 1 (max. tien FTE’s) Functiegroep V Hieronder valt de werknemer die zelfstandige werkzaamheden verricht waarvoor bijzondere vak- en bedrijfskennis nodig is. Tevens heeft de werknemer het volledige beheer over een winkel met meer dan tien FTE’s, ingedeeld in de groepen I tot en met IV. Voorbeeld functiebenamingen: – winkelchef/bedrijfsleider 2 (meer dan tien tien FTE’s) 2. Loon a. Garantieloon Het loon dat bij een functie hoort, wordt vastgesteld aan de hand van de (garantie)loonschaal voor die functiegroep. De brutoloonschalen zijn opgenomen in een bijlage bij deze cao. Het loon van functiegroep I is steeds gelijk aan de wettelijke minimumlonen. De lonen zijn gebaseerd op de normale arbeidstijd van gemiddeld 38 uur per week. Voor de werknemer in de sportdetailhandel is het loon tot aan 1 oktober 1999 gebaseerd op de normale arbeidstijd van gemiddeld 40 uur per week. (De werknemer heeft tot aan die datum recht op roostervrije dagen) Met ingang van 1 oktober 1999 geldt ook voor de werknemer in de sportdetailhandel een loon gebaseerd op een normale arbeidstijd van gemiddeld 38 uur per week. De werknemer, die korter werkt, ontvangt een evenredig lager loon. b. Loon naar leeftijd en/of functiejaar Het loon van de werknemer is ten minste gelijk aan het voor zijn leeftijd, dan wel voor zijn functiejaren, vastgestelde bedrag van de loonschalen. De verhoging van het loon in verband met de leeftijd gaat in op de eerste dag van de betalingsperiode die volgt op de periode waarin de werknemer jarig is. c. Berekening uurloon Voor de berekening van het uurloon wordt het loon per maand gedeeld door 164,67 en het loon per week door 38. Voor de werknemer in de sportdetailhandel wordt voor de berekening van het uurloon het loon per maand gedeeld door 173,33 en het loon per week door 40. Met ingang van 1 oktober 1999 geldt ook voor de werknemer in de sportdetailhandel dat voor de uurloonberekening het loon per maand wordt gedeeld door 164,67 en het loon per week door 38. 16
Modedetailhandel 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
d. Ander loon wegens vervanging De werknemer die een ander vervangt, heeft recht op het garantieloon van die ander. Hierbij geldt de voorwaarde dat de vervanging ten minste één maand duurt. De werknemer heeft dit recht niet als de vervanging plaatsvindt vanwege de vakantie van die ander. e. Loon over feestdag De werknemer heeft op een feestdag recht op doorbetaling van het loon als hij normaal gesproken op die dag arbeid verricht. Daarvan is sprake als hij van de afgelopen 13 weken in tenminste 8 weken op de bewuste dag arbeid heeft verricht. Is dat het geval, dan wordt het loon doorbetaald op basis van het gemiddeld op die dagen gewerkt aantal uren. Als de werknemer op de feestdag arbeid verricht, dan geldt bovendien de toeslagregeling van artikel 7.1. f. Uitzendkracht en loon Uitzendkrachten worden betaald volgens het beloningsstelsel (lonen, toeslagen en andere verstrekkingen) van deze cao. Zie hiervoor artikel 6, 7 en 8. Cao-partijen brengen dit ter kennis van de Stichting Meldingsbureau Uitzendbranche. De overige bepalingen van de toepasselijke cao voor uitzendkrachten blijven gelden. 3. Loonaanpassingen a. Verhoging loonschalen textieldetailhandel Voor werknemers in de textieldetailhandel worden de loonschalen II tot en met V – per 1 oktober 1999 met 2,0 procent en – per 1 maart 2000 met 1,1 procent verhoogd. b. Verhoging feitelijke lonen textieldetailhandel Voor werknemers in de textieldetailhandel worden de feitelijke lonen, met uitzondering van de lonen van medewerkers in functiegroep I, – per 1 oktober 1999 met 2,0 procent en – per 1 maart 2000 met 1,1 procent verhoogd. c. Verhoging loonschalen sportdetailhandel (Bij de aanpassing van de loonschalen voor de sportdetailhandel wordt uitgegaan van de loonschalen zoals deze in de Verordening Arbeidsvoorwaarden Detailhandel (VAD) per 1 april 1998 zijn opgenomen.) Voor de werknemers in de sportdetailhandel worden de loonschalen II tot en met V – per 1 juli 1999 met 3,75% verhoogd. d. Verhoging feitelijke lonen sportdetailhandel 17
Voor werknemers in de sportdetailhandel worden de feitelijke lonen, met uitzondering van de lonen van medewerkers in functiegroep I, – per 1 juli 1999 met 2,25% verhoogd. Artikel 7 Toeslagen 1. Toeslag voor werk op bijzondere uren a. Toeslag voor werk op maandag tot en met vrijdag De werknemer heeft voor werk op door-de-weekse bijzondere uren recht op een toeslag. De toeslag wordt gegeven boven op het normale uurloon. De toeslagpercentages voor de bijzondere uren zijn: – maandag tot en met vrijdag tussen 18.00 en 21.00 uur 331/3 procent – maandag tot en met vrijdag tussen 21.00 en 7.00 uur 50 procent. b. Toeslag voor werk op zaterdag De werknemer heeft voor het werk op bijzondere uren op zaterdag recht op een toeslag. De toeslag wordt gegeven boven op het normale uurloon. De toeslagpercentages voor deze bijzondere uren zijn: – op zaterdag tussen 00.00 en 07.00 uur 50 procent – op zaterdag tussen 14.00 en 18.00 uur 331/3 procent – op zaterdag tussen 18.00 en 24.00 uur 100 procent. c. Toeslag voor werk op zondagen De werknemer heeft voor werk op zondagen recht op een toeslag. De toeslag wordt gegeven boven op het normale uurloon. Het toeslagpercentage voor de zondag is 100 procent. De werknemer, die het garantieloon verdient en in dezelfde week meer dan 40 uur en op zondag werkt, ontvangt in plaats van een toeslag van 100 procent een toeslag van 125 procent. d. Toeslag voor werk op feestdagen De werknemer heeft voor werk op feestdagen (niet zondagen) recht op een toeslag bestaande uit het uurloon plus 100 procent. Bovendien behoudt de werknemer die gewoonlijk op deze dag werkt, zijn normale uurloon. e. Toeslag in tijd of geld De toeslag voor bijzondere uren kan óf in tijd, óf in geld worden uitgekeerd. Een toeslag in tijd bestaat in beginsel uit (hele of halve) dagen, maar kan ook in (hele of halve) uren worden verstrekt. De toeslag in (hele of halve) uren moet direct in het rooster zijn verwerkt en geschiedt slechts met instemming van de werknemer. De parttimer kan hooguit vier hele of acht halve dagen toeslag opbouwen; de fulltimer acht hele of zestien halve. Als de werk18
Modedetailhandel 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
nemer de maximale toeslag in tijd heeft opgebouwd, dan wordt het meerdere in geld uitbetaald. f. Niet van toepassing De bepalingen over de toeslag voor het werk op bijzondere uren is niet van toepassing op hulp- en afroepkrachten en vakantiewerkers, met uitzondering van de toeslag voor het werk op zondagen, die met ingang van 1 juli 1999 wel voor hulpkrachten geldt. 2. Toeslag voor overwerk a. Toeslag voor overwerk Het toeslagpercentage voor ieder uur overwerk is: – 25 procent voor de eerste twee overuren – 50 procent voor alle andere overuren. De toeslag wordt gegeven boven op het normale uurloon. b. Toeslag in tijd of geld De toeslag voor overwerk kan óf in tijd, óf in geld worden uitgekeerd. Uitkering in tijd moet binnen een maand na het overwerk plaatsvinden. c. Niet van toepassing De bepaling over de toeslag voor overwerk is niet van toepassing op hulp- en afroepkrachten en vakantiewerkers. 3. Samenloop van toeslagen In sommige gevallen kan zowel de toeslagregeling voor werk op bijzondere uren als de toeslagregeling voor overwerk gelijktijdig van toepassing zijn. In zo’n geval geldt de volgende regeling: Als het werk door winkelpersoneel wordt verricht in verband met de winkelopenstelling op avonden na 18.00 uur of op zondag, dan ontvangt de werknemer òf de toeslag voor de bijzondere uren, òf de toeslag voor overwerk. Van toepassing is dan de regeling die voor de werknemer het gunstigst is. In andere gevallen van samenloop ontvangt de werknemer de toeslagen van beide regelingen. 4. Diplomatoeslag a. Welke diploma’s? Voor het bezit van één of meer van de volgende diploma’s heeft de werknemer recht op een toeslag: – Textielbrevet DETEX – S.O.V.D. / L.O.V.D. / KC-Handel – Gezel A- of B-Maatkleding – M.D.G.O. MK 19
– – – – –
Diploma Ondernemerscollege (aantekening Textiel) M.T.S. MK M.T.H.S. ,,De Maere’’ M.M.O. Branchedifferentiatie/M.C.O. Fashion Institute for Management and Design/,,Mr. Koetsier’’. – Mode-adviseur DETEX (met ingang van 1 juli 1999) – Mode-specialist DETEX (met ingang van 1 juli 1999) – Mode-management DETEX (met ingang van 1 juli 1999) – Sportvakdiploma (met ingang van 1 juli 1999) b. Toeslag De toeslag bedraagt f 40,= bruto per maand (met ingang van 1 juli 1999: f 50,= bruto) boven op het voor de werknemer geldende garantieloon. c. Niet van toepassing De bepaling over de diplomatoeslag is niet van toepassing op hulp- en afroepkrachten en vakantiewerkers. Artikel 8 Maaltijdverstrekking 1. Wie heeft recht op een maaltijdverstrekking? De werknemer die begint te werken voor 13.30 uur en op die dag doorwerkt tot na 19.00 uur heeft recht op een maaltijdverstrekking. 2. Wijze van maaltijdverstrekking De maaltijdverstrekking houdt in dat de werkgever geen kostenvergoeding betaalt, maar zelf voor een maaltijd zorgt, of de werknemer in de gelegenheid stelt de maaltijd op zijn kosten te nuttigen. 3. Waarde van de verstrekking De maaltijd, die door de werkgever wordt verstrekt, heeft een maximale waarde van f. 15,=. 4. Fiscale inhouding Volgens de fiscale en sociale verzekeringswetgeving moet de werkgever in verband met een maaltijdverstrekking bepaalde voorgeschreven bedragen als loon aanmerken (Voor een warme maaltijd is dit bedrag in 1999 f. 5,90). De heffing van de loonbelasting, die daaruit voortvloeit, en het werknemersdeel van de premies werknemersverzekeringen komen voor rekening van de werknemer.
20
Modedetailhandel 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 9 Vakantie en vakantietoeslag 1. Vakantiejaar en -rechten a. Periode vakantiejaar Het vakantiejaar loopt van 1 juni tot en met 31 mei. Over deze periode bouwt de werknemer vakantierechten op. b. Vakantierechten De vakantierechten bestaan uit vakantie-uren en vakantietoeslag. De werknemer die korter werkt, ontvangt de vakantierechten naar evenredigheid. c. Basis vakantie-uren Op basis van een 38-urige werkweek heeft de werknemer recht op 174,8 uur vakantie per jaar. De werknemer in de sportdetailhandel heeft tot aan 1 oktober 1999 (op basis van een 40-urige werkweek) recht op 184 uur vakantie per jaar. Met ingang van 1 oktober 1999 heeft hij (op basis van een 38-urige werkweek) recht op 174,8 uur vakantie per jaar. Voor elke volle kalendermaand van het vakantiejaar is dit 1/12 deel daarvan. De werknemer die leerling is in het kader van het leerlingstelsel, bouwt vakantie-uren op naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in de onderneming werkt. d. Opbouw vakantie-uren Voor de opbouw van de vakantie-uren wordt in beginsel uitgegaan van het aantal overeengekomen contracturen (of wel de basisuren). Als de werknemer op basis van een vakantiejaar meer werkt dan zijn basisuren, dan worden over het meerdere ook vakantie-uren opgebouwd. e. Berekening vakantie-uren Voor de berekening van het aantal uren op een vakantiedag wordt in beginsel uitgegaan van het aantal uren dat de werknemer volgens zijn rooster op die dag zou werken. Is geen rooster vastgesteld, dan is het aantal vakantie-uren per dag gelijk aan 1/5 van het aantal basisuren per week. f. Extra vakantie-uren wegens ,,niet ziek’’ De werknemer die in een vakantiejaar niet heeft verzuimd wegens arbeidsongeschiktheid, heeft recht op extra vakantie-uren. Deze extra uren zijn gelijk aan 1/5 van het aantal basisuren per week. g. Extra vakantie-uren wegens leeftijd 21
h.
i. j.
k.
De werknemer met een leeftijd van – 50 tot 55 jaar heeft recht op extra vakantie-uren gelijk aan 1/5 van het aantal basisuren per week – 55 tot 60 jaar heeft recht op extra vakantie-uren gelijk aan 2/5 van het aantal basisuren per week – 60 jaar of ouder heeft recht op extra vakantie-uren gelijk aan 3/5 van het aantal basisuren per week. De werknemer bouwt de extra vakantie-uren op per vakantiejaar. Extra vakantie-uren wegens duur dienstverband De werknemer met een dienstverband van – 25 tot 40 jaar heeft recht op extra vakantie-uren gelijk aan 2/5 van het aantal basisuren per week – 40 jaar of meer heeft recht op extra vakantie-uren gelijk aan 4/5 van het aantal basisuren per week. De werknemer bouwt de extra vakantie-uren op per vakantiejaar. Recht van doorbetaling loon Over de extra vakantie-uren behoudt de werknemer het recht op zijn normale loon. Samenloop van extra vakantieregelingen Als de extra vakantie-urenregeling wegens leeftijd samenloopt met de extra vakantie-urenregeling wegens de duur van het dienstverband, dan geldt alleen de regeling die voor de werknemer het gunstigst is. Niet van toepassing De bepaling over de vakantierechten zijn niet van toepassing op hulp- en afroepkrachten en vakantiewerkers. Voor hen geldt het wettelijk vakantierecht (per 1 april 1999: ten minste vier maal de overeengekomen arbeidsduur per week of per jaar)
2. Opnemen van vakantie a. Vaststelling vakantie-uren De werkgever stelt tijdig en na overleg met de werknemer vast wanneer de vakantie-uren worden opgenomen. De werkgever houdt hierbij zo veel mogelijk rekening met de wensen van de werknemer. b. Aaneengesloten vakantie De werknemer heeft recht op ten minste drie aaneengesloten weken vakantie, als er voldoende vakantie-uren zijn opgebouwd. c. Schoolvakantie De aaneengesloten vakantieperiode sluit in ieder geval aan bij de schoolvakantie van de werknemer die leerling is in het kader van het leerlingstelsel. d. Vakantiesluitingsregeling De werkgever die zijn winkel in de vakantieperiode wil sluiten, kan de aaneengesloten vakantie van de werknemer laten samenvallen met deze sluitingsperiode. e. Collectieve vakantie 22
Modedetailhandel 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
De werkgever kan afhankelijk van het plaatselijk gebruik maximaal twee collectieve vakantiedagen per kalenderjaar vaststellen. De werkgever moet dit ten minste voor 1 februari aan de werknemers meedelen. f. Vakantie en religie De werknemer heeft voor het opnemen van vakantiedagen in verband met het vieren van niet-christelijke, religieuze feestdagen geen toestemming van de werkgever nodig. Per jaar kunnen niet meer dan drie dagen als religieuze vakantiedag zonder toestemming van de werkgever worden opgenomen. Voorwaarde is dat de werknemer voldoende vakantiedagen heeft opgebouwd. 3. Vakantie en ziekte a. Ziek is geen vakantie Als de werknemer tijdens de vastgestelde vakantieperiode arbeidsongeschikt is, dan geldt de ziekteperiode niet als vakantie. Over de eerste ziektedag (wachtdag) hoeft de werkgever geen loon te betalen. Wel ontvangt de werknemer over de betalingsperiode waarin de wachtdag valt, in ieder geval het wettelijk minimum-(jeugd)loon. Zie voor het onderwerp loon bij arbeidsongeschiktheid ook artikel 12.2. 4. Vakantie en einde dienstverband a. Vakantie-uren uitbetalen Bij het beëindigen van het dienstverband betaalt de werkgever de opgebouwde en niet genoten vakantie-uren aan de werknemer uit. Te veel genoten vakantie-uren worden door de werknemer aan de werkgever terugbetaald. 5. Vakantietoeslag a. Hoogte vakantietoeslag De werknemer heeft recht op een vakantietoeslag van acht procent van het loon dat hij in het vakantiejaar heeft verdiend. b. Uitbetaling De vakantietoeslag wordt uiterlijk in de maand juni of voor aanvang van de aaneengesloten vakantieperiode uitbetaald. Artikel 10 Buitengewoon verlof 1. Buitengewoon verlof met behoud van loon a. Welke gebeurtenissen? 23
Buitengewoon verlof betekent dat de werknemer in de gelegenheid wordt gesteld genoemde gebeurtenissen bij te wonen. Voor doorbetaling is bepalend of de werknemer normaal gesproken op deze dag arbeid verricht. Dit is het geval als de werknemer van de afgelopen 13 weken in tenminste 8 weken op de bewuste dag arbeid heeft verricht. Is dit het geval, dan wordt het loon doorbetaald op basis van het gemiddeld op die dagen gewerkt aantal uren. De werknemer heeft in de navolgende gevallen recht op buitengewoon verlof. Bij huwelijk: – bij zijn ondertrouw: een halve dag – bij zijn huwelijk: twee dagen – bij zijn 25-, 40- en 50-jarig huwelijksfeest: een dag – voor het bijwonen van het huwelijk van een van zijn kinderen (ook stief- en pleegkinderen) of van zijn broers of zusters, zwagers en schoonzusters: dag van het huwelijk Bij bevalling/adoptie: – bij bevalling van zijn echtgenote: twee dagen – bij adoptie: twee dagen Bij overlijden: – bij overlijden van de echtgeno(o)t(e) of van inwonende kinderen (ook stief- en pleegkinderen): dag van overlijden tot en met de dag van de begrafenis – bij overlijden van een van zijn ouders, schoonouders, eigen niet inwonende of aangehuwde kinderen: dag van overlijden en de dag van de begrafenis – bij overlijden van (schoon)grootouders, kleinkinderen, broers, zusters, zwagers en schoonzusters: dag van de begrafenis Bij dienstjubileum: – bij zijn of haar 25-, 40- en 50-jarig dienstjubileum: een dag Bij verhuizing: – bij verhuizing (kamerbewoners en inwonenden uitgesloten): een dag Bij sollicitatie: – bij sollicitatie (of het mondeling toelichten van de sollicitatie) naar een nieuwe werkkring nadat de arbeidsovereenkomst door de werkgever is opgezegd: redelijke tijd Voor een medische keuring: – voor het ondergaan van een verplichte medische keuring: redelijke tijd 24
Modedetailhandel 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Voor een examen: – voor het afleggen van een vakexamen dat verband houdt met de werkkring: redelijke tijd b. Gelijkstelling Bij bovenstaande afspraken in dit artikel geldt dat duurzame samenleving, indien kenbaar gemaakt bij de werkgever, gelijk gesteld wordt met het huwelijk. c. Niet van toepassing De bepaling over het buitengewoon verlof met behoud van loon is niet van toepassing op hulp- en afroepkrachten en vakantiewerkers. 2. Buitengewoon verlof zonder behoud van loon a. Welke gebeurtenissen? De werknemer heeft in de navolgende gevallen recht op buitengewoon verlof. Het loon wordt in deze gevallen niet doorbetaald. b. Bij bevalling: – bij bevalling, direct na het bevallingsverlof: maximaal vier weken c. Voor bestuursactiviteiten: – voor het deelnemen aan vergaderingen van besturen of commissies van lichamen, als bedoeld in de Wet op de Bedrijfsorganisatie. (De werknemer moet deel uitmaken van dat bestuur of die commissie): onbepaald d. Niet van toepassing De bepaling over het buitengewoon verlof zonder behoud van loon is niet van toepassing op hulp- en afroepkrachten en vakantiewerkers. 3. Calamiteitenverlof De werkgever treft in overleg met de werknemer een verlofregeling wanneer de werknemer wordt getroffen door een calamiteit. Deze regeling is bedoeld voor het geven van eerste opvang en/of het treffen van noodzakelijke maatregelen voor een structurele oplossing, waarbij uitstel niet mogelijk is. a. Wat is een calamiteit? Onder calamiteit wordt verstaan een plotselinge, ernstige gebeurtenis, die niet te voorzien is en waarin het niet redelijk is van de werknemer te verlangen dat hij het werk bij de werkgever verricht.
25
Artikel 11 Scholing 1. Introductieprogramma nieuwe werknemers Nieuwe werknemers zonder detailhandelsopleiding hebben het recht het ,,Introductieprogramma voor nieuwe werknemers’’ te volgen. Dit programma is ontwikkeld door het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD) in Den Haag en maakt nieuwe werknemers in korte tijd vertrouwd met het werken in de winkel. De werkgever wijst bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst de werknemer er op dat hij het recht heeft om het introductie-programma te volgen. De werkgever vraagt op verzoek van de werknemer het programma bij het HBD aan. Het HBD is voor inlichtingen te bereiken onder telefoonnummer 070 – 352 98 17. De kosten van het programma voor de werkgever worden volledig vergoed uit het Sociaal Fonds Modedetailhandel. 2. Scholingsverlof met behoud van loon Voor het volgen van scholingscursussen die van belang zijn voor de huidige functie of dienen ter verbetering van de interne arbeidsmarkt kan de werknemer in aanmerking komen voor scholingsverlof. Uitgangspunt bij de scholingsverlofregeling is dat de werknemer de opleiding of cursus zo veel mogelijk in eigen vrije tijd volgt. Lukt dat niet, dan kan de werknemer aanspraak maken op scholingsverlof met behoud van loon. a. Omvang scholingsverlof Voor het volgen van de DETEX-opleiding tot mode-adviseur, mode-specialist of mode-manager bedraagt het scholingsverlof maximaal 6 dagen of 12 dagdelen per jaar. Voor het volgen van andere opleidingen of cursussen is het verlof maximaal 2 dagen per jaar. Bovenstaande verlofmogelijkheden kunnen niet cumulatief worden genoten. b. Vaststelling scholingsverlof De werkgever stelt in overleg met de werknemer de opleiding en/of cursus vast die de werknemer wil volgen en op welke tijdstippen het scholingsverlof wordt genoten. c. Geen recht op scholingsverlof De werknemer, die de opleiding of de cursus (geheel of gedeeltelijk) in eigen vrije tijd kan volgen, heeft geen of niet volledig recht op scholingsverlof met uitzondering van het verlof dat hij voor het volgen van de DETEX-opleidingen (tot mode-adviseur, mode-specialist of mode-manager) verkrijgt.
26
Modedetailhandel 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 12 Arbeidsongeschiktheid 1. Informatieplicht Bericht van arbeidsongeschiktheid of herstel Als de werknemer niet in staat is om te werken of als hij weer hersteld is, deelt hij dit de werkgever zo snel mogelijk mee. 2. Loon en arbeidsongeschiktheid a. Hoogte en duur loondoorbetaling De werknemer heeft bij arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of ongeval recht op doorbetaling van het loon over een periode van maximaal 52 weken. Voor de bepaling van het loon wordt in beginsel uitgegaan van het aantal uren dat de werknemer volgens zijn rooster op de ziektedagen zou werken. Als geen rooster is vastgesteld, dan geldt als dagloon het loon over de 13 weken, voorafgaande aan de arbeidsongeschiktheid, gedeeld door het aantal dagen waarop de werknemer in die periode heeft gewerkt. Deze uitgangspunten gelden ook voor de vaststelling van het aantal ziekte-uren. b. Wachtdag Per ziektegeval mag de werkgever één wachtdag inhouden. Over die dag hoeft de werkgever geen loon te betalen. De werknemer ontvangt in deze betaalperiode waarin de wachtdag valt, in ieder geval het wettelijk minimum(jeugd)loon. Bedragen die de werknemer boven het wettelijk minimumloon verdient, zoals toeslagen, mogen daarom wel worden ingehouden. Voor de bepaling van de wachtdag wordt in beginsel uitgegaan van het aantal uren dat de werknemer volgens zijn rooster op die dag zou werken. Als geen rooster is vastgesteld, dan wordt uitgegaan van het aantal uren dat de werknemer in de 13 weken, voorafgaande aan de arbeidsongeschiktheid heeft gewerkt, gedeeld door het aantal dagen waarop hij in die periode heeft gewerkt. c. Herhaalde ziekte Ziektegevallen, die zich binnen vier weken na elkaar voordoen, worden als één ziektegeval beschouwd. d. Uitkering en loondoorbetaling Eventuele wettelijke uitkeringen in verband met de arbeidsongeschiktheid, zoals bijvoorbeeld het geval is bij zwangerschap, worden op het loon in mindering gebracht. e. Geen doorbetaling van loon 27
De werknemer heeft bij arbeidsongeschiktheid in bepaalde gevallen geen recht op doorbetaling van het loon. De wetgever heeft dit in artikel 7: 629 BW vastgelegd. De werknemer heeft geen recht op loondoorbetaling: – als de arbeidsongeschiktheid door zijn opzet is veroorzaakt – als de arbeidsongeschiktheid een gevolg is van een gebrek waarover hij bij indiensttreding onjuiste informatie heeft verstrekt – als hij door zijn toedoen de genezing belemmert – als hij weigert zonder deugdelijke reden passende arbeid waartoe hij is staat is, te verrichten. f. Niet van toepassing De bepalingen over de hoogte en duur van de loondoorbetaling bij arbeidsongeschiktheid zijn niet van toepassing op hulp- en afroepkrachten en vakantiewerkers. De bepaling over de wachtdag wel. 3. Onkostenvergoeding en arbeidsongeschiktheid Als de arbeidsongeschiktheid aaneengesloten langer duurt dan één maand, dan hoeft de werkgever onkostenvergoedingen, die direct verband houden met het werk, niet uit te betalen. Artikel 13 Ouderenbeleid 2. Minder werken in sportdetailhandel a. 20% minder met behoud van loon Voor werknemers in de sportdetailhandel bestaat geen aparte caoregeling voor gehele of gedeeltelijke vrijwillige vervroegde uittreding. Wel kan de werknemer in de sportdetailhandel, die 60 jaar of ouder is, 20% van zijn normale wekelijkse arbeidstijd korter gaan werken met behoud van loon. b. Opbouw vakantierechten De opbouw van vakantierechten geschiedt naar evenredigheid van de verkorte werkweek. Artikel 14 Overlijden 1. Uitkering bij overlijden a. Wie ontvangt een uitkering? Als de werknemer overlijdt, dan ontvangen de nagelaten betrekkingen een overlijdensuitkering. Onder nagelaten betrekkingen wordt verstaan: – de langstlevende partner, tenzij die duurzaam van de overledene gescheiden leefde, of bij afwezigheid daarvan 28
Modedetailhandel 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
– de minderjarige, wettige of erkende natuurlijke kinderen en/ of de meerderjarige, wettige of erkende natuurlijke kinderen tussen de 18 en 21 jaar, waarvoor volgens de wet een onderhoudsplicht bestaat, of bij afwezigheid daarvan – degene voor wie de overledene grotendeels in de kosten van het onderhoud voorzag en met wie hij of zij in gezinsverband leefde. b. De hoogte van de uitkering De hoogte van de uitkering is gelijk aan het loon over de maand, waarin het overlijden van de werknemer heeft plaatsgevonden, plus het loon over de twee daaropvolgende maanden.
29
VI. BIJLAGEN Garantielonen Cao-bruto-garantielonen Textieldetailhandel per 01/03/1999 (Werkweek 38 uur) Functie-
I
I
II
II
III
III
IV
IV
V
V
Maand-
Uur-
Maand-
Uur-
Maand-
Uur-
Maand-
Uur-
Maand-
Uur-
loon
loon
loon
loon
loon
loon
loon
loon
loon
loon
m
m
1 042,50
6,33
1 198,82
7,28
groep
Leeftijd/ Functiejaar
16
i
i
n
n
i
i
m
m
u
u
19
m
m
1 392,41
8,46
1 481,44
9,00
1 545,63
9,39
20
l
l
1 632,59
9,91
1 711,27
10,39
1 788,91
10,86
1 998,03
12,13
o
o
o
o
1 921,42
11,67
1 990,79
12,09
2 103,63
12,78
2 295,15
13,94
n
n 2 253,74
13,69
2 315,85
14,06
2 460,79
14,94
2 655,42
16,13
p
p
e
e
2 639,89
16,03
2 730,99
16,58
2 875,92
17,47
3 060,20
18,58
r
r 2 767,22
16,80
2 942,18
17,87
3 126,46
18,99
23/2
2 829,34
17,18
2 999,12
18,21
3 203,06
19,45
23/3
2 886,28
17,53
3 055,02
18,55
3 281,74
19,93
23/4
3 108,86
18,88
3 378,02
20,51
23/5
3 178,22
19,30
3 488,79
21,19
23/6
3 262,07
19,81
3 610,95
21,93
17
18
21
22
23/0
23/1
30
01/01/
01/01/
1999
1999
Modedetailhandel 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Cao-bruto-garantielonen Textieldetailhandel per 01/10/1999 (Werkweek 38 uur) Functie-
I
I
II
II
III
III
IV
IV
V
V
Maand-
Uur-
Maand-
Uur-
Maand-
Uur-
Maand-
Uur-
Maand-
Uur-
loon
loon
loon
loon
loon
loon
loon
loon
loon
loon
m
m
groep
Leeftijd/ Functiejaar
16
31
Functie-
I
I
II
II
1 063,35
6,46
1 222,80
7,43
III
III
IV
IV
V
V
groep
i
i
n
n
i
i
m
m
u
u
19
m
m
1 420,26
8,62
1 511,07
9,18
1 576,54
9,57
20
l
l
1 665,24
10,11
1 745,49
10,60
1 824,69
11,08
2 037,99
12,38
o
o 1 959,85
11,90
2 030,60
12,33
2 145,70
13,03
2 341,05
14,22
2 298,81
13,96
2 362,17
14,34
2 510,01
15,24
2 708,52
16,45
2 692,69
16,35
2 785,61
16,92
2 933,44
17,81
3 121,40
18,96
2 822,57
17,14
3 001,02
18,22
3 188,98
19,37
23/2
2 885,93
17,53
3 059,10
18,58
3 267,12
19,84
23/3
2 944,00
17,88
3 116,12
18,92
3 347,38
20,33
23/4
3 171,03
19,26
3 445,58
20,92
23/5
3 241,78
19,69
3 558,57
21,61
23/6
3 327,31
20,21
3 683,17
22,37
17
18
21
o
o
n
n
p
p
e
e
r
r
22
23/0
23/1
32
01/07/
01/07/
1999
1999
Modedetailhandel 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Cao-bruto-garantielonen Textieldetailhandel per 01/03/2000 (Werkweek 38 uur) Functie-
I
I
II
II
III
III
IV
IV
V
V
Maand-
Uur-
Maand-
Uur-
Maand-
Uur-
Maand-
Uur-
Maand-
Uur-
loon
loon
loon
loon
loon
loon
loon
loon
loon
loon
m
m
1 075,04
6,53
1 236,25
7,51
groep
Leeftijd/ Functiejaar
16
i
i
n
n
i
i
m
m
u
u
19
m
m
1 435,88
8,72
1 527,69
9,28
1 593,88
9,68
20
l
l
1 683,56
10,22
1 764,69
10,72
1 844,76
11,20
2 060,41
12,51
o
o 1 981,41
12,03
2 052,94
12,47
2 169,30
13,17
2 366,80
14,37
2 324,10
14,11
2 388,16
14,50
2 537,62
15,41
2 738,32
16,63
2 722,30
16,53
2 816,25
17,10
2 965,71
18,01
3 155,74
19,16
2 853,62
17,33
3 034,04
18,42
3 224,06
19,58
23/2
2 917,67
17,72
3 092,75
18,78
3 303,06
20,06
23/3
2 976,39
18,07
3 150,40
19,13
3 384,20
20,55
23/4
3 205,91
19,47
3 483,48
21,15
23/5
3 277,44
19,90
3 597,71
21,85
23/6
3 363,91
20,43
3 723,69
22,61
17
18
21
o
o
n
n
p
p
e
e
r
r
22
23/0
23/1 01/01/
01/01/
2000
2000
33
Cao-bruto-garantielonen Sportdetailhandel per 01/07/1999 (Werkweek 40 uur, inclusief 2 uur ATV) Functie-
I
I
II
II
III
III
IV
IV
V
V
Maand-
Uur-
Maand-
Uur-
Maand-
Uur-
Maand-
Uur-
Maand-
Uur-
loon
loon
loon
loon
loon
loon
loon
loon
loon
loon
m
m
864,57
4,99
i
i
n
n
989,34
5,71
i
i
m
m
1 139,99
6,58
1 172,61
6,77
u
u
19
m
m
1 315,39
7,59
1 353,61
7,81
20
l
l
1 540,24
8,89
1 585,22
9,15
1 630,18
9,41
1 690,90
9,76
o
o
o
o
1 815,69
10,48
1 868,53
10,78
1 921,38
11,09
1 983,21
11,44
n
n 2 129,34
12,28
2 191,19
12,64
2 253,02
13,00
2 313,74
13,35
p
p
e
e
2 504,86
14,45
2 577,94
14,87
2 651,01
15,29
2 711,71
15,64
r
r 2 543,09
14,67
2 629,66
15,17
2 717,35
15,68
2 779,17
16,03
2 593,95
14,97
2 682,49
15,48
2 784,81
16,07
2 848,88
16,44
2 736,14
15,79
2 854,50
16,47
2 919,71
16,84
2 911,60
16,80
2 978,11
17,18
groep
Leeftijd/ Functiejaar
16
17
18
21
22
23/0
23/1
23/2 23/3 23/4
34
01/07/
01/07/
1999
1999
Modedetailhandel 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Cao-bruto-garantielonen Sportdetailhandel per 01/10/1999 (Werkweek 38 uur) Functie-
I
I
II
II
III
III
IV
IV
V
V
Maand-
Uur-
Maand-
Uur-
Maand-
Uur-
Maand-
Uur-
Maand-
Uur-
loon
loon
loon
loon
loon
loon
loon
loon
loon
loon
m
m
864,57
5,25
i
i
n
n
989,34
6,01
i
i
m
m
1 139,99
6,92
1 172,61
7,12
u
u
19
m
m
1 315,39
7,99
1 353,61
8,22
20
l
l
1 540,24
9,35
1 585,22
9,63
1 630,18
9,90
1 690,90
10,27
o
o 1 815,69
11,03
1 868,53
11,35
1 921,38
11,67
1 983,21
12,04
2 129,34
12,93
2 191,19
13,31
2 253,02
13,68
2 313,74
14,05
2 504,86
15,21
2 577,94
15,66
2 651,01
16,10
2 711,71
16,47
2 543,09
15,44
2 629,66
15,97
2 717,35
16,50
2 779,17
16,88
2 593,95
15,75
2 682,49
16,29
2 784,81
16,91
2 848,88
17,30
2 736,14
16,62
2 854,50
17,33
2 919,71
17,73
2 911,60
17,68
2 978,11
18,09
groep
Leeftijd/ Functiejaar
16
17
18
21
o
o
n
n
p
p
e
e
r
r
22
23/0
23/1
23/2 23/3 23/4
01/07/
01/07/
1999
1999
35
Adressen Detam Pensioen Services Lomanlaan 55 Postbus 3183 3502 GD Utrecht telefoon 030 – 245 39 22 Dienstenbond CNV Postbus 3135 2130 KC Hoofddorp telefoon 023 – 565 10 52 FNV Bondgenoten Postbus 9750 3506 GT Utrecht telefoon 030-6638000 Hoofdbedrijfschap Detailhandel Postbus 90703 2509 LS Den Haag telefoon 070 352 98 17 MITEX, Vereniging van Ondernemers in de Modedetailhandel Driebergsestraatweg 9 (Postbus 162) 3941 ZW Doorn (3940 AD Doorn) telefoon 0343 – 473250 Sociale Commissie secretariaat: Postbus 162 3940 AD Doorn telefoon 0343-473250 Stichting Uitvoering Kinderopvangregelingen Maliebaan 87 3581 CG Utrecht telefoon 030 – 234 07 58
36
Modedetailhandel 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
II. Het is de werkgever toegestaan om in het kader van een verzoek om ontheffing als bedoeld in artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945, af te wijken van de onder I opgenomen bepaling(en) houdende een mutatie van het loon voorzover de onverkorte toepassing van die bepaling(en) de verlening van een ontheffing in de weg zou staan om reden dat de personeelskosten van de betrokken onderneming onvoldoende zijn gematigd. III. Indien en voor zover de onder I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen. IV. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publicatie in de Staatscourant en heeft geen terugwerkende kracht. V. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Staatscourant. ’s-Gravenhage, 15 juli 1999 De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Namens de Minister: De Directeur van het Centraal kantoor van de Arbeidsinspectie, C. J. Meerhof.
37