Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Dagindeling Halverwege TUSSENSTAND EXPERIMENTEN
JANUARI 2002
VOORWOORD
1
INLEIDING
2
DE STIMULERINGSMAATREGEL DAGINDELING IN UITVOERING
3
RESULTATEN VAN EXPERIMENTEN
1.1 1.2 1.3 1.4
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
3.1
3.2
3.3
DAGINDELING VAN START OPBOUW NOTA NEDERLAND IS TOE AAN NIEUWE AFSPRAKEN SAMENHANG MET LEVENSLOOPBELEID
DE STIMULERINGSMAATREGEL DE EXPERIMENTEN SAMENWERKING EN COMMUNICATIE KNELPUNTEN WET- EN REGELGEVING STUURGROEP DAGINDELING
RUIMTE OP MAAT 3.1.1
INLEIDING
3.1.2
EXPERIMENTEN RUIMTE OP MAAT
3.1.3
RESULTATEN EN AANDACHTSPUNTEN UIT DE EXPERIMENTEN
3.1.4
WAT IS ER INMIDDELS OPGEPAKT?
TIJD OP MAAT 3.2.1
INLEIDING
3.2.2
EXPERIMENTEN TIJD OP MAAT
3.2.3
RESULTATEN EN AANDACHTSPUNTEN UIT DE EXPERIMENTEN
3.2.4
WAT IS ER INMIDDELS OPGEPAKT?
ZORG OP MAAT 3.3-a
3.3-b
3.4
3.5
3.6
4
DARRANGEMENTEN 3.3-a.1
INLEIDING
3.3-a.2
EXPERIMENTEN DAGARRANGEMENTEN
3.3-a.3
RESULTATEN EN AANDACHTSPUNTEN UIT DE EXPERIMENTEN
3.3-a.4
WAT IS ER INMIDDELS OPGEPAKT?
MANTELZORG 3.3-b.1
INLEIDING
3.3-b.2
EXPERIMENTEN MANTELZORG EN VRIJWILLIGERSWERK
3.3-b.3
RESULTATEN EN AANDACHTSPUNTEN UIT DE EXPERIMENTEN
3.3-b.4
WAT IS ER INMIDDELS OPGEPAKT?
WERK OP MAAT 3.4.1
INLEIDING
3.4.2
EXPERIMENTEN WERK OP MAAT
3.4.3
RESULTATEN EN AANDACHTSPUNTEN UIT DE EXPERIMENTEN
3.4.4
WAT IS ER INMIDDELS OPGEPAKT?
DIENSTEN OP MAAT 3.5.1
INLEIDING
3.5.2
EXPERIMENTEN DIENSTEN OP MAAT
3.5.3
RESULTATEN EN AANDACHTSPUNTEN UIT DE EXPERIMENTEN
3.5.4
WAT IS ER INMIDDELS OPGEPAKT?
MAATWERK IN LANDELIJK GEBIED 3.6.1
INLEIDING
3.6.2
EXPERIMENTEN MAATWERK LANDELIJK GEBIED
3.6.3
RESULTATEN EN AANDACHTSPUNTEN UIT DE EXPERIMENTEN
3.6.4
WAT IS ER INMIDDELS OPGEPAKT?
TOT SLOT BIJLAGE 1
Samenstelling Stuurgroep Dagindeling
VOORWOORD Toen de Commissie Dagindeling eind 1996 met haar werkzaamheden begon werd het begrip dagindeling in den lande niet direct warm onthaald. Hoe anders is dat nu, anno 2002! Dagindeling leeft! De respons uit de samenleving is groot. De in 1999 ingevoerde Stimuleringsmaatregel Dagindeling mag zich in een buitengewoon grote belangstelling verheugen. Met veel inzet en enthousiasme hebben honderden organisaties, bedrijven en gemeenten experimenten dagindeling in uitvoering genomen. In deze nota “Dagindeling Halverwege” maken we de tussenbalans op van wat er tot nu toe bereikt is. Voor mij is daarbij nu al een van de belangrijkste resultaten dat het voor veel beleidsmakers vanzelfsprekend is geworden om na te denken over een moderne dagindeling. Er is een breed gedeeld besef gegroeid dat een betere afstemming van tijd en ruimte op de behoeften van de mensen die werk en privé combineren een absolute noodzaak is. En een uitdaging om aan te werken. Met de Stimuleringsmaatregel Dagindeling hebben we dit “nieuwe denken” op gang kunnen brengen, onder het motto
NEDERLAND IS TOE AAN NIEUWE AFSPRAKEN.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
mr. Annelies Verstand-Bogaert
1
INLEIDING
1.1
Dagindeling van start In april 1998 bracht de Commissie Dagindeling het advies “Dagindeling, tijd voor Arbeid en Zorg” uit. In het Regeerakkoord 1998 kregen de aanbevelingen van de Commissie hun beslag. Naast afspraken over een forse uitbreiding van de kinderopvang en de introductie van een Wet Arbeid en Zorg kwam er ook 60 miljoen gulden (27,2 miljoen euro) beschikbaar voor dagindeling.
CREATIEVE OPLOSSINGEN
De in maart 1999 van kracht geworden Stimuleringsmaatregel Dagindeling voorziet in subsidiëring van experimenten dagindeling op lokaal niveau. Het doel daarbij was om zoveel mogelijk creatieve ideeën en oplossingen te mobiliseren om de combinatie van werk en privé te vergemakkelijken. De kennis en ervaring die met de experimenten worden opgedaan moeten als input gaan dienen voor het beleid van overheden, bedrijven en maatschappelijke organisaties. De stimuleringsmaatregel eindigt in het voorjaar van 2003. Dan zullen de eindresultaten beschikbaar zijn. Op basis van de door Bureau Regioplan ontwikkelde Monitor Dagindeling1 en een door het Sociaal Cultureel Planbureau uit te voeren evaluatie naar de effecten van het project dagindeling kan medio 2003 de eindbalans worden opgemaakt.
1.2
ZES THEMA’S
Opbouw nota In deze nota Dagindeling Halverwege wordt een tussenstand opgemaakt. Daartoe wordt in deze inleiding eerst ingegaan op de doelstellingen van het dagindelingbeleid en de samenhang met het levensloopbeleid. In hoofdstuk 2 komt de Stimuleringsmaatregel Dagindeling en de wijze waarop deze wordt uitgevoerd aan de orde. Ook worden (de contouren van) de eerste resultaten in beeld gebracht. In de daarop volgende paragrafen van hoofdstuk 3 wordt aan de hand van zes thema’s gekeken welke concrete resultaten er tot nu toe uit de experimenten naar voren komen en of er al voor het beleid relevante lijnen zichtbaar zijn geworden. Daarbij wordt ook gebruik gemaakt van de gegevens uit de Monitor Dagindeling. De zes thema’s zijn: • Ruimte op Maat, • Tijd op Maat, • Zorg op Maat, • Dagarrangementen • Mantelzorg en vrijwilligerswerk • Werk op Maat, • Diensten op Maat, • Maatwerk landelijk gebied. Uitdrukkelijk wordt hierbij opgemerkt dat het om een eerste verkenning gaat, omdat drie kwart van de experimenten nog volop in uitvoering is.
ADVIEZEN
Tegelijk met en op basis van de nota Dagindeling Halverwege brengen de Stuurgroep Dagindeling en de Commissie Dagarrangementen adviezen met concrete beleidsaanbevelingen voor de komende kabinetsperiode uit. Deze adviezen en de nota Dagindeling Halverwege zijn op 24 januari 2002 gepresenteerd tijdens het congres Dagindeling Halverwege. 1
De Monitor Dagindeling is een onderzoeksrapport opgesteld door het onderzoeks- en adviesbureau Regioplan en is apart bij deze nota verkrijgbaar.
1.3
Nederland is toe aan nieuwe afspraken
KOSTWINNERSSAMENLEVING VOORBIJ
(RE-)ORGANISATIE VAN RUIMTE
Met het dagindelingbeleid wordt onder het motto “Nederland is toe aan nieuwe afspraken” een betere afstemming van tijd en ruimte beoogd op de behoeften van het toenemend aantal mensen dat in onze samenleving betaald werk met onbetaalde zorg combineert. Een samenleving die onder invloed van voortschrijdende individualisering, flexibilisering en emancipatie de afgelopen decennia ingrijpend gewijzigd is. De kostwinnerssamenleving met zijn voorspelbare rolpatronen van mannen en vrouwen – “hij werkt, zij zorgt” – bestaat niet meer. In 2000 was de arbeidsparticipatie van vrouwen gestegen tot 52%. In vijf jaar tijd is het aantal “taakcombineerders” gestegen van in 1995 circa 30% tot plus minus 50% in 20002. Vaders zijn meer tijd aan hun kinderen gaan besteden. Het aantal eenoudergezinnen en niet-traditionele samenlevingsvormen groeit nog steeds. De sociale infrastructuur van onze samenleving kent ondanks deze veranderingen nog veel elementen van de traditionele kostwinnerssamenleving. Zeker, er is al veel geïnvesteerd in voorzieningen om mannen en vrouwen te ondersteunen bij de combinatie van werk en privé. Het aantal kinderopvangplaatsen is nagenoeg verdubbeld. De op 1 december 2001 van kracht geworden Wet Arbeid en Zorg voorziet in noodzakelijke zorgverlofregelingen. Echter, de inrichting van de (publieke) ruimte, het aanbod van voorzieningen in de sfeer van dienstverlening, de afstemming van openingstijden en de flexibiliteit van arbeidsorganisaties sluiten nog onvoldoende aan op de nieuwe werk – en leefpatronenen in onze samenleving. Steeds meer mensen ervaren daardoor overbelasting door tijdsdruk. De behoefte aan een meer flexibele, op de individuele behoefte toegesneden dagindeling neemt daardoor toe. Daarin ligt de opgave voor het dagindelingbeleid. Niet alleen voor overheden, maar ook voor bedrijven, sociale partners en maatschappelijke organisaties. De (re-)organisatie van ruimte en tijd is hierbij het sleutelwoord.
EN TIJD
VERKOKERING EN VERSNIPPERING
Ruimte en tijd De indeling van de ruimte, waarin mensen wonen en recreëren, (flexibele) werktijden en openingstijden van allerhande voorzieningen en dagelijkse vervoerspatronen moeten beter op elkaar afgestemd worden. Dat vraagt om een samenhangend beleid en een nieuwe manier van beleid maken. Ook gaat het er daarbij om verkokering en versnippering in het beleid een halt toe te roepen. De moderne behoeften zullen gevolgen moeten hebben voor de (her-) inrichting van wijken en dorpen en voor de samenhang met de voorzieningen die daarbij van belang zijn. Dit vraagt om een vertaalslag in het beleid van vele betrokken actoren, zoals bijvoorbeeld departementen, provincies, gemeenten, aanbieders van voorzieningen, projectontwikkelaars, planologen, architecten etc. Niet alleen met betrekking tot ruimte is Nederland toe aan nieuwe afspraken. Ook tijd wordt een steeds belangrijker maatschappelijk, economisch en politiek thema. De toenemende werk- en leefdruk die steeds meer mensen ervaren doet het spanningsveld tussen de behoefte aan flexibele werk- en openingstijden en de uit de kostwinnerssamenleving afkomstige tijdstructuren steeds scherper voelen. Die “9 tot 5” cultuur met de daarbij behorende standaard werk- en openingstijden wringt met de behoeften van taakcombineerders. Naast een samenhangend ruimtelijk beleid moet er dus ook een samenhangend tijdbeleid komen. Voor een scala aan beleidsmakers en aanbieders van voorzieningen ligt hierin een taak. 2
Trends in de tijd, tijdbestedingsonderzoek, SCP, oktober 2001.
Niet alleen om een betere aansluiting bij de behoeften van de huidige samenleving te bewerkstelligen, maar ook vanwege de urgentie en het gemeenschappelijk belang op langere termijn. Immers ook in een vergrijzende en ontgroenende samenleving willen we onze sociale voorzieningen op een fatsoenlijk peil houden en een concurrerende economie blijven. Daarom is het noodzakelijk om, zoals in het Meerjarenbeleidsplan Emancipatie3 is vastgelegd, naar een arbeidsparticipatie van vrouwen van 65% in 2010 en – onlosmakelijk daarmee verbonden – een herverdeling van betaald en onbetaald werk tussen mannen en vrouwen te streven. Dat kan niet zonder de daarbij behorende faciliteiten te bieden. Een eigentijdse dagindeling behoort daarbij, evenals het levensloopbeleid.
1.4
Samenhang met Levensloopbeleid
DAGINDELING EN LEVENSLOOP
VERKENNING LEVENSLOOP
Dagindelingbeleid en levensloopbeleid raken elkaar en vullen elkaar aan. Beide haken in op het verdwijnen van de standaard rolpatronen van mannen en vrouwen die met de kostwinnerssamenleving verbonden waren. Deze traditionele rolpatronen vervagen niet alleen steeds meer in het dagelijks leven, maar ook in de hele levensloop van vrouwen en mannen. Het eertijds scherpe onderscheid in standaardlevensloop voor hem (leren, werken, pensioen) en haar (leren, zorgen) is er niet meer. Patronen hoe mensen hun dagen, leven en dus hun tijd indelen zijn steeds diverser geworden. De kern van het dagindeling – en het levensloopbeleid is om vanuit een eigentijdse optiek in te spelen op de nieuwe behoeften van een samenleving waarin standaardpatronen verdwijnen en de behoefte aan flexibele keuzemogelijkheden groeit. Bij dagindeling gaat het primair om het kunnen combineren van werken, zorgen, leren en vrije tijd in het leven van alle dag. Met name in de drukke middenfase – het spitsuur – van het leven waarin al deze taken gecombineerd worden, ervaren de meeste mensen een grote tijdsdruk. Bij levensloop is het uitgangspunt dat combinatie werk en privé flexibel ingevuld moet kunnen worden al naargelang de levensfase waarin men verkeert, zonder dat dit ten koste gaat van de economische zelfstandigheid. Begin 2002 brengt het kabinet een Verkenning Levensloop uit, die bouwstenen aandraagt voor de komende kabinetsperiode. Ook in de vijf Verkenningen4 die het kabinet in 2001 heeft uitgebracht komt het levensloopperspectief aan de orde.
3
Meerjarenbeleidsplan Emancipatie, Ministerie van SZW, 2000.
4
Zie Verkenningen kabinet, 2001.
2
DE STIMULERINGSMAATREGEL DAGINDELING IN UITVOERING
2.1
De stimuleringsmaatregel
MAATWERK, SAMENWERKING EN COMMUNICATIE
De Stimuleringsmaatregel Dagindeling, die in maart 1999 van kracht is geworden, stimuleert het vinden en toepassen van nieuwe, creatieve en praktische oplossingen voor een eigentijdse sociale infrastructuur die de combinatie van werk en privé faciliteert. Daardoor moet ook een cultuuromslag bij beleidsmakers worden bewerkstelligd. Daarom is er gekozen voor een interactieve werkwijze gericht op de dagelijkse praktijk van beleidsmakers. Daarbij horen geen grote concepten en bureaucratische kaders, maar experimenten die overal in het land ontwikkeld en uitgevoerd worden. Sleutelwoorden bij de stimuleringsmaatregel zijn daarom maatwerk, samenwerking en communicatie. In dit hoofdstuk gaan we in op de wijze waarop de stimuleringsmaatregel is uitgevoerd.
1998
1999
2000
2001
2002
2003
Zomer
Maart
Oktober
Februari
September
Februari
Januari
Voorbereiding
Start Stim.-
1e tranche
2e tranche
3e tranche
4e tranche
Congres
Einde
maatregel
140 experimenten
Dagindeling
Stimulerings-
Dagindeling
gestart
Halverwege
maatregel
en Stuurgroep
Dagindeling
Dagindeling
2.2
De experimenten
140 EXPERIMENTEN
De stimuleringsmaatregel heeft in 385 aanvragen voor experimenten geresulteerd. De subsidies zijn in vier tranches toegekend. 140 aanvragen zijn gehonoreerd. Ongeveer een kwart van de experimenten is inmiddels afgerond. De andere zijn nog volop in uitvoering. Het merendeel daarvan ligt goed op schema. Geplande afronding experimenten 100 80 60 40 20
81
33
21
0 2001
NU AL 40 EXPERIMENTEN ZELFSTANDIG VERDER
2002
2003
5 tussentijds gestopt
Een belangrijk resultaat is dat inmiddels 40 experimenten5 hebben aangegeven ook na beëindiging van de stimuleringsmaatregel zelfstandig verder te kunnen; omdat er politiek of bestuurlijk draagvlak is gecreëerd, of omdat er een markt voor de diensten blijkt te bestaan. 5
Zie Monitor Dagindeling, Regioplan, december 2001.
Vijf experimenten kunnen tot dus ver als niet gelukt worden beschouwd. Maar ook van mislukte experimenten kan geleerd worden. De experimenten gaan uit van maatwerk, maar zijn wel onder te brengen in een aantal veel voorkomende beleidsterreinen: ruimtelijke ordening, persoonlijke dienstverlening, de werk/privé balans en arbeidstijdenmanagement in arbeidsorganisaties, de samenwerking van voorzieningen en het lokaal sociaal beleid. De spreiding over regio’s en aandachtsgebieden is evenwichtig te noemen, zij het dat experimenten relatief vaker voorkomen in de grotere gemeenten en een vijftal provincies, zoals uit de onderstaande tabellen blijkt.
Spreiding van experimenten per provincie Provincie van uitvoering
Aantal
Percentage alle experimenten
Groningen
4
3
Friesland
7
5
Drenthe
8
6
14
10
Overijssel Gelderland Utrecht Flevoland
8
6
20
14
4
3
Noord-Holland
23
16
Zuid-Holland
24
17
5
4
12
9
Limburg
8
6
Landelijk
3
2
140
100
Zeeland Noord-Brabant
Totaal
Bron: Monitor Dagindeling, Regioplan, december 2001
Oplossingsrichtingen De experimenten dagindeling bestrijken een variëteit aan onderwerpen en oplossingen op een breed scala van beleidsterreinen. De volgende onderverdeling is gebaseerd op de thema’s waar experimenten aan werken. Deze indeling wordt in hoofdstuk 4 gebruikt om de resultaten van de experimenten te beschrijven. (In de Monitor Dagindeling zijn nog meer categorieën van kenmerken en trefwoorden opgenomen).
Oplossingsrichtingen
Ruimte op maat
Aantal
Percentage
12
9
Tijd op maat
7
5
Zorg op Maat
52
37
Maatwerk landelijk gebied Diensten op maat
a. Dagarrangementen
40
28
b. Mantelzorg/vrijwilligerswerk
12
9
Werk op maat
32
23
Diensten op maat
20
14
Maatwerk landelijk gebied
17 140
12 52
100
37
Zorg op maat
Ruimte op maat Tijd op maat Werk op maat
Spreiding per provincie en oplossingsrichting Oplossingsrichtingen per regio Regio
Ruimte op maat
Tijd op maat
Zorg op maat
Werk op maat
Dagarrangementen
Groningen Friesland
1
Drenthe Overijssel
3
1
4
1
5
7
2
Gelderland Utrecht Flevoland
1
4
8
4
3
2
14
2
1
3
1
1
8
4
6
1
5
3
1
20
2
2
1
6
5
4
3
1
23
5
4
Noord-Holland
3
Zuid-Holland
2
7
4
6
Zeeland
1
1
1
1
Noord-Brabant
1
5
5
1
Limburg
1
1
3
2
1
1
1
32
20
Landelijk
40 Totaal
12
Maatwerk Totaal landelijk gebied
Mantelzorg / vrijwilligerswerk
3 3
Diensten op maat
7
24 1
5 12
1
8 3
12 52
17
140
Uit de Monitor Dagindeling blijkt dat de belangrijkste specifieke doelgroepen in de experimenten de tweeverdieners, de alleenstaande ouders en de taakcombineerders met een laag inkomen zijn. Bij een aantal experimenten ligt het accent op ouderen, veelal in combinatie met mantelzorg. Allochtonen zijn vooral in beeld in een aantal experimenten rond persoonlijke dienstverlening en samenwerking voorzieningen onderwijs, opvang en vrije tijd6.
Doelgroepen Accenten
Aantal
Procenten
Tweeverdieners
65
73
Alleenstaande ouders
50
56
Taakcombineerders met laag inkomen
45
51
Allochtonen
24
27
Ouderen
15
17
Bron: Monitor Dagindeling, Regioplan, december 2001 (op basis van een inventarisatie van 89 experimenten, meerdere doelgroepen per experiment mogelijk)
Meer gedetailleerde informatie over de experimenten is te vinden in hoofdstuk 3 en de Monitor Dagindeling.
6
In de overzichten van de experimenten in hoofdstuk 3 zijn de experimenten waar diversiteit centraal staat gearceerd aangegeven.
2.3
Samenwerking en communicatie Zoals gezegd zijn maatwerk, samenwerking en communicatie sleutelbegrippen bij de uitvoering van de stimuleringsmaatregel.
RUIM 1000 ORGANISATIES BETROKKEN INTERACTIEVE SAMENWERKING
Samenwerking Een van de subsidievoorwaarden is daarom ook dat er samen gewerkt wordt met andere organisaties. Dat is positief uitgepakt. Gemiddeld werken binnen ieder experiment zo’n zes tot zeven organisaties7 samen. Dat betekent dat er ongeveer 1000 publieke en private organisaties direct bij de experimenten betrokken zijn. Het “uitstralingseffect” is dus nu al aanzienlijk. De interactieve samenwerking krijgt ook gestalte binnen de zogenoemde focusgroepen waar de initiatiefnemers en uitvoerders van experimenten aan deelnemen. Uitwisseling van ervaring en expertise en de gevolgen voor beleid en implementatie daarvan op langere termijn staan hierbij centraal. De bijeenkomsten worden drie maal per jaar gehouden en zijn georganiseerd langs dezelfde zes thema’s die in hoofdstuk 3 onder de loep worden genomen. De belangstelling voor deze bijeenkomsten is heel groot, omdat ze als inspirerend en nuttig worden ervaren. Ze zullen daarom ook tot het eind van de stimuleringsmaatregel worden voortgezet. Het projectbureau werkt in de focusgroepen samen met het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW). In sommige delen van het land ontmoeten de uitvoerders van experimenten elkaar ook in regionaal verband. Provincies kunnen daarbij, zo is gebleken in Overijssel, Noord- en ZuidHolland, Zeeland en Limburg, een stimulerende rol vervullen.
Aantal samenwerkende organisaties binnen de experimenten
totaal
1,0
algemeen
0,8
2,6 5,8
0,5
werk-privé balans in arbeids-organisatie
2,7
3,1
1,2
3,1
ruimtelijke ordening en vervoer 0,8
persoonlijke dienstverlening
1,9
1,0
0,8
samenwerking voorzieningen
0
2,5
1,3
1,5
lokaal sociaal beleid
2,0
3,1
5,2
2,4
3,8
2
4 overheid
6 profit
8
10 maatschappelijke organisatie
Bron: Monitor Dagindeling, Regioplan, december 2001
‘KNELLENDE’ AGENDA SYMBOOL
Communicatie Naast specifieke uitwisseling van ervaring en expertise is ook communicatie in het algemeen een belangrijk onderdeel van het project Dagindeling. Dit onder het motto: “Beleid maken is communiceren en communiceren is beleid maken!”. Zo is in 2001 voor de tweede keer de Postbus 51 campagne “Combineren van werk en privé” gelanceerd. De Knellende Agenda was daarbij het symbool. De slogan bleef 7
Monitor Dagindeling, Regioplan, december 2001.
“Nederland is toe aan nieuwe afspraken”. De campagne, die behoorlijk gescoord heeft, zal in 2002 worden herhaald. Ook zullen de spotjes gekoppeld worden aan de recent in de lucht gegane “verlofwijzer” (www.verlofwijzer.szw.nl). De campagne, de website www.dagindeling.nl, de direct mails en de viermaandelijkse nieuwsbrief leiden tot een gestaag groeiend aantal vragen en verzoeken om adviezen bij het Projectbureau Dagindeling. Steeds meer worden adviezen verstrekt buiten de experimenten om. Een paar voorbeelden: de planologische ontwikkeling van Almere Poort en de herbouw van de wijk Roombeek in Enschede. Van de 140 experimenten is van ongeveer de helft op enigerlei wijze melding gemaakt in de media.
Percentage experimenten dat aandacht heeft gekregen in de media
regionaal dagblad
15
lokaal dagblad/weekblad
5
29
(vak)tijdschrift
14
lokale/regionale radio
8
landelijk dagblad/weekblad
8
lokale/regionale tv landelijke radio
3
landelijke tv
3
Bron: Monitor Dagindeling, Regioplan, december 2001
19 14 10
6
0%
INTERNATIONAAL
22
10 3
10%
20% éénmalig
30% meer dan één
Tot slot wordt ook de communicatie over Dagindeling in internationaal verband steeds belangrijker. Met name rond het onderwerp Tijd zijn er contacten met Frankrijk, Italië, Duitsland en Engeland. Het Projectbureau Dagindeling heeft diverse malen een bijdrage geleverd aan internationale conferenties. In het kader van het in september 2001 in Frankrijk afgekondigde tijdbeleid heeft men elementen van de Stimuleringsmaatregel Dagindeling voor heel Frankrijk overgenomen. Daarbij gaat het met name om het beleid maken op basis van een groot aantal maatschappelijke experimenten.
2.4
Knelpunten wet- en regelgeving8 Ruim tweederde van de experimenten geeft aan bij de uitvoering op knelpunten te stuiten die de voortgang van het experiment belemmeren. Het totale aandeel gemelde knelpunten in de sfeer van wet- of regelgeving bedraagt 50, waarmee deze categorie de ranglijst aanvoert. Deze knelpunten worden vooral ervaren door experimenten die zich richten op samenwerking van voorzieningen. Knelpunten Totaal
1. Bijstandswetgeving
5
2. Fiscale wetgeving
12
3. Arbeidswetgeving
10
4. Horecawetgeving
1
5. Bestemmingsplan
6
6. Technisch/logistiek
5
7. Organisatorisch/financieel
33
8. Overige belemmerende wet- e/o regelgeving
16
9. Overige knelpunten, namelijk: (beschrijven!)
23
10.
Nee
28
Totaal
139
Bron: Monitor Dagindeling, Regioplan, december 2001
FISCALE BELEMMERINGEN
CAO’S KINDEROPVANG EN ONDERWIJS
Ongeveer eenderde van de experimenten die knelpunten hebben gemeld, geven aan deze inmiddels te hebben opgelost. De meerderheid van de experimenten die de knelpunten nog niet hebben opgelost, verwacht daar gedurende de looptijd van het experiment alsnog in te slagen. Bij een op de tien experimenten hebben knelpunten geleid tot bijstelling van de projectdoelen. Knelpunten in de sfeer van de wet- en regelgeving door experimenten genoemd in de Monitor Dagindeling zijn onder andere: • Fiscale regelingen die het experiment onaantrekkelijk maken voor de aanbieder of de gebruiker van de dienst: zo is het fiscaal gezien moeilijk om een aantrekkelijke vergoeding van de onkosten te realiseren, en is het onmogelijk om kinderen op hun woonadres op te vangen zonder dat de gastouders in loondienst van de ouders komen, wat het zelfstandig ondernemerschap van de gastouders onmogelijk zou maken (het is pas mogelijk zelfstandig ondernemer te worden als er sprake is van meer dan 3 klanten per jaar). Verder wordt het onjuist genoemd dat voor persoonlijke diensten het hoge BTW-tarief geldt, en beklaagt men zich over het ontbreken van fiscale aftrekmogelijkheden voor de gebruikers van die diensten. • Specifieke wetgeving op het gebied van kinderopvang en onderwijs. Verschillen tussen de CAO’s en de kwaliteitseisen voor kinderopvang en onderwijs leiden tot problemen. Ook wordt de regeling met betrekking tot klassenassistenten te strikt genoemd en zou (het voorstel voor) de wet op de kinderopvang flexibele arrangementen belemmeren, onder andere doordat het maximum aantal kinderen voor kleinschalige opvang thuis aantrekkelijke tarieven onmogelijk maakt en doordat de wet niet is afgestemd op sportvoorzieningen. Het ontbreken van een financiële regeling voor de opvang van zieke kinderen wordt betreurd. • Arbeidswetgeving. Gesteld wordt dat de arbeidswetgeving, de wetgeving met betrekking tot reïntegratie en de regeling met betrekking tot de WIW de uitvoering van het experiment soms belemmeren. ARBO-wetgeving heeft tot gevolg dat thuiswerkplekken soms worden afgekeurd. 8
Deze paragraaf is voor een deel overgenomen uit de Monitor Dagindeling.
VERKOKERING
•
BESTEMMINGSPLANNEN
•
2.5
Besluitvaardigheid en -vastheid van de overheid, waardoor bijvoorbeeld de financiering te laat rondkomt of eerder gedane toezeggingen worden teruggedraaid. De starre houding van ambtenaren/politici vormt eveneens in een aantal gevallen een knelpunt. Genoemd worden onder andere verkokering van gemeentelijk beleid, gebrek aan commitment van de gemeente en traagheid van gemeentelijke regievoerders. Sommige bestemmingsplannen staan combinatie van functies (zoals kinderopvang op een boerderij) niet toe; procedures rond het wijzigen van bestemmingsplannen kosten bovendien veel tijd.
Stuurgroep Dagindeling
AMBASSADEURSROL
Een belangrijke rol in de communicatie vervult de Stuurgroep Dagindeling. De voorzitter en de leden9 vervullen hierbij de rol van ambassadeurs. Ze worden veel gevraagd voor spreekbeurten en media optredens. De teller voor het aantal spreekbeurten van stuurgroepleden, medewerkers van het projectbureau en de staatssecretaris staat nu al boven de 250. De Stuurgroep vervult niet alleen de rol van ambassadeur voor dagindeling, maar ontwikkelt ook steeds vernieuwende impulsen. Dat doet ze door onderzoek te laten uitvoeren, expertmeetings te organiseren en de staatssecretaris gevraagd en ongevraagd advies te geven.
INSTALLATIE COMMISSIE DAGARRANGEMENTEN
Zo heeft de Stuurgroep het advies “4+2=7” uitgebracht; een onderzoek naar aanleiding van de discussie over de vierdaagse schoolweek, die in 1999 de kop opstak. Ook is geadviseerd over het Meerjarenbeleidsplan Emancipatie en zal er een advies naar aanleiding van deze nota Dagindeling Halverwege worden uitgebracht. De Stuurgroep heeft ook diverse expertmeetings georganiseerd. Op 23 november 2000 vond de expertmeeting “Effecten van Cultuur” plaats. Daarbij ging het om de vraag wat de effecten van een betere werk-privé balans in arbeidsorganisaties zijn. Een drietal onderzoeken vormden de basis voor deze bijeenkomst10. De bijeenkomst trok ruim 200 deelnemers uit het bedrijfsleven. Ook zijn kleinschalige expertmeetings georganiseerd over “Diversiteit in Dagindeling” en over “Tijd” (in samenwerking met Consumentenbond en ANWB). Stedenbouwkundige, planologen, onderwijsdeskundigen en architecten bezochten begin 2001 de expertmeeting over multifunctioneel gebouwengebruik ter gelegenheid van het verschijnen van de publikatie “Bouwen aan Samenwerking” (15 voorbeelden van multifunctionele accommodaties in ons land). Een uitvloeisel van de activiteiten van de Stuurgroep is ook de instelling van de Commissie Dagarrangementen. Deze Commissie is ingesteld door de Staatssecretaris van SZW – voor de duur van een jaar – op initiatief van de ministers van Economische Zaken en Grote Steden en Integratiebeleid en de staatssecretarissen van Welzijn en Sport, Onderwijs en Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De Commissie heeft als opdracht het proces te versnellen om tot sluitende dagarrangementen voor ouders en kinderen te komen. Daarnaast is er een reeks onderzoeken uitgevoerd die een rol spelen binnen de experimenten. • Tijden in de gezondheidszorg, over de wensen naar verruiming van openingstijden in de gezondheidszorg, • Vrije tijd, over de plaats van vrije tijd in het leven van taakcombineerders, • Internationale good practises in Europa en de VS met een groot aantal aansprekende voorbeelden van voorzieningen voor onderwijs, opvang en vrije tijd in het buitenland, • Persoonlijke dienstverlening over de mogelijkheden tot voorbeelden van het aanbod van persoonlijke dienstverlening. 9 10
Zie bijlage 1. Eƒƒecten van Cultuur, van arbeidsethos naar combinatie-ethos, Stuurgroep Dagindeling, november 2000.
Experiment ‘Dienstenknooppunt Drienerlo’, Atelier Ambré B.V. en Equivalent, Enschede
3
RESULTATEN VAN EXPERIMENTEN In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de belangrijkste resultaten van de experimenten tot nu toe. Rond de in het vorige hoofdstuk genoemde zes thema’s worden de resultaten van de experimenten beschreven en de lessen die we daar uit kunnen trekken voor beleid. Deze zijn gebaseerd op de rijke ervaringen van de experimenten, gegevens van de Monitor Dagindeling, de resultaten van de focusgroepen waar de uitvoerders van experimenten hun ervaringen uitwisselen en veel gesprekken met betrokkenen bij de experimenten. Iedere themaparagraaf laat verder zien wat er inmiddels is opgepakt.
3.1
RUIMTE OP MAAT 3.1.1
INLEIDING De tijd en ruimte die we met elkaar ter beschikking hebben voor wonen, werken en recreëren, wordt beperkter. Daarom moeten we beter nadenken over hoe we deze tijd en ruimte inrichten. Uitgangspunt daarbij is de manier hoe mensen hun dag indelen. Modernisering van rolpatronen heeft ook gevolgen voor de verhouding van het private en publieke domein. Het risico bestaat dat we de ruimte in nieuwe en te renoveren wijken blijven indelen vanuit traditionele strikte scheidslijnen. Anders gaan denken betekent ook anders gaan plannen. Opnieuw indelen en creatief bouwen. Dit betekent dat we zaken als voorzieningen, bereikbaarheid, mobiliteit en locaties opnieuw moeten wegen11.
KWALITEIT VAN LEVEN
‘SPITSUUR’ DAGELIJKS LEVEN
3.1.2
Gebruikers centraal Het gaat erom dat (taakcombinerende) gebruikers centraler komen te staan. Dus niet alleen in hun hoedanigheid als werkenden, maar ook als ouders, of als verzorgers. En als mensen, die in alle fasen van hun leven in een passend huis willen wonen. In een buurt waar ze hun (vrije) tijd prettig en zinvol kunnen invullen. Waar ze hun verplichtingen hebben zoals kinderen naar en van school of de opvang brengen en halen, met ouders naar het ziekenhuis, boodschappen doen en zich willen ontspannen. Kortom, mensen die kwaliteit wensen in hun leven. Een efficiënte indeling van de woonomgeving, waarbij weinig overbodige tijd verloren gaat bij het bezoeken van anders veelal verspreid liggende voorzieningen, is uitgangspunt. Onnodige reistijd voorkomen Het gaat er om te bedenken dat de ruimtelijke infrastructuur er voor de gebruiker is in plaats van dat deze wordt ontworpen volgens autonome regels van planologische efficiency. Op dit punt kan nog heel wat verbeterd worden. Als er goede, integrale oplossingen komen, voorkomt dit dat mensen die taken combineren vaak onnodig veel reistijd kwijt zijn voor het heen en weer reizen tussen verspreid liggende voorzieningen (kris-kras vervoer). Dat geeft rust in het persoonlijke en gezinsleven, en vermindert het verschijnsel ‘spitsuur’ in het dagelijks leven van veel mensen.
EXPERIMENTEN RUIMTE OP MAAT Er zijn 12 experimenten (9% van het totaal) die onder de noemer Ruimte op maat van start zijn gegaan. Het gaat hier om ruimtelijke ordening en vervoer.
11
Dienstenknooppunt Drienerlo, Een methodiekbeschrijving van een doordachte dagindeling, Equivalent en Atelier Ambré, 2001.
Bij deze 12 experimenten staan vier focuspunten centraal 1. 2. 3. 4.
Dienstenknooppunten / multifunctionele gebouwen Wijkontwikkeling en dagindeling Samenwerking tussen ‘hard’ en ‘zacht’ Kindlogistiek en kindlint.
12 Experimenten Ruimte op maat Naam experiment
Indiener & Uitvoerder
Plaats van uitvoering
Taakcombineerders en voorzieningen (Kindlint)
Bur. voor Emancipatiezaken Noord-Brabant
‘s-Hertogenbosch en Asten
Dienstenknooppunt Drienerlo
Atelier Ambré B.V. en Equivalent
Enschede
Force 21 (combineren van voorzieningen)
Stichting Force 21
Weert
Voorzieningen in de stationsomgeving
Gemeente Alphen a/d Rijn
Alphen a/d Rijn
Ruimtelijke ordening stemt af op arbeid en zorg
Equa, Bureau voor emancipatiediensten
Leeuwarden
Samenwerkingsverband, dagindeling Zwolle
Stichting Catalpa
Zwolle
Sport & Care Park (ontwikkeling partnering model)
Stichting SKON
Amsterdam Zuid-As
Ruimtelijke voorwaarden voor taakcombineerders in Zuid-Holland
Provincie Zuid-Holland & Bureau
Zuid-Holland
Tussen Ruimte Herinrichting Polderweggebied, afgestemd op wensen
MCE, Projectbureau Multiculturalisatie
van taakcombineerders
en Emancipatie
1-loket maatwerk dagindeling Walcheren
Gemeente Middelburg & Projectbureau
Amsterdam Walcheren
Dagindeling Walcheren De Knoop (Ontwikkelingsplannen voor stationsgebied in Almelo
Atelier Ambré B.V.
Enschede
Bestuursdienst Gemeente Heerhugowaard
Heerhugowaard
vanuit perspectief taakcombineerder) Randvoorwaarden inrichten nieuwe wijk & integratie basisvoorzieningen
1. Dienstenknooppunten / multifunctionele gebouwen In een aantal experimenten staat de ontwikkeling van een dienstenknooppunt centraal. De openingstijden zijn ruim en het aanbod is afgestemd op de vraag en behoeften van bewoners. Dergelijke concentraties van voorzieningen besparen op reistijd en leveren een bijdrage aan het terugdringen van mobiliteit. Daarbij kunnen we het volgende onderscheid maken: KOPPELING BREDE SCHOOL EN
•
Dienstenknooppunten in bestaand stedelijk gebied, al of niet gekoppeld aan een Brede School. Hier gaat het bijvoorbeeld om een aanbod van dagarrangementen voor schoolkinderen in samenhang met een aanbod van persoonlijke dienstverlening. In een uitgebreidere vorm kan het gaan om een aanbod van dienstverlening, medische en culturele voorzieningen, loketfuncties van overheid en geldinstellingen, wijk- en cultureel werk, ontmoetings- en scholingsfuncties etc. (zie illustratie als voorbeeld). Van belang is de concentratie van voorzieningen op een makkelijk te bereiken lokatie in de woonomgeving. De koppeling met een brede school is aantrekkelijk omdat de voorzieningen dan op de haal- en brengroute van de kinderen liggen. De brede school / het dienstenknooppunt kan op deze wijze het kloppend hart van een wijk of dorp worden.
•
Dorpshuizen in het landelijk gebied die tot kleinschalige servicecentra worden omgevormd. Deze voorzien in een divers aanbod van diensten. Deze dorpshuizen kunnen ook meer gaan samenwerken met onderwijs- en opvangvoorzieningen. Experimenten in Friesland en Drenthe laten zien dat combinaties van profit en non-profit activiteiten ook in kleine kernen, vaak gekoppeld aan de dorpshuizen of dienstenloketten haalbaar zijn. (Zie ook 3.6 Maatwerk in landelijk gebied).
DIENSTENKNOOPPUNT
DORPSHUIS ALS DIENSTENKNOOPPUNT
DIENSTENKNOOPPUNT OP BEDRIJVENTERREIN
•
Het ontwikkelen van een (commercieel) dienstenknooppunt op een bedrijvenpark met bijvoorbeeld kinderopvang, afhaalcentrum voor boodschappen, stomerij, bancaire diensten, gemakswinkel, horeca- en vergaderfuncties.
Vervoer Knooppunt openbaar vervoer Aanbod deelauto
Medische voorzieningen Gezondheidscentrum Consultatiebureau Jeugdgezondheidszorg Thuiszorg/kruiswerk
Cultuur
Multifunctionele accommodatie
Bibliotheek Muziekschool
Onderwijs Opvang
Sociale cohesie Maatschappelijk werk Jongerenwerk Ouderenwerk Mantelzorgknooppunt Vrijwilligerswerk Digitaal trapveld Vrouwencoöperatie/ moedercentrum
Vrije tijd
Kleinschalige werkgelegenheid Satellietkantoren Franchiseondernemingen
Persoonlijke dienstverlening Dienstenaanbod Schoonmaakdiensten Maaltijdservices
Loketfuncties Overheid Politie Afhaalpunt Postkantoor
Scholing Opvoedingsondersteuning Arbeidsmarkt toeleiding Inburgering
Sport en recreatie
Het onderbrengen van een dienstenknooppunt in een multifunctioneel gebouw heeft als voordeel dat wanneer de samenstelling van de wijk verandert, het aanbod van functies en diensten kan meegroeien zonder ingrijpende bouwtechnische veranderingen. In een aantal experimenten worden onderwijs-, opvang- en vrijetijdsvoorzieningen in een multifunctionele accommodatie bij elkaar gebracht. Voorbeelden waar dit gebeurt zijn de ontwikkeling van de brede school in de wijk Roomburg in Enschede. Een ander voorbeeld is de ontwikkeling van een wijk in Heerhugowaard waar voorzieningen geclusterd worden op twee centraal gelegen locaties. Een experiment in de commerciële sfeer is het Dienstenknooppunt Drienerlo op het Business en Science park Drienerlo bij Enschede, waarvan de bouw binnenkort begint.
MULTIFUNCTIONELE ACCOMMODATIE
Experiment Dienstenknooppunt Drienerlo
Soms leiden onverwachte allianties tot verrassende resultaten. Zoals tussen emancipatiebureau Equivalent en projectontwikkelaar Atelier Ambré. In dit geval het dienstenknooppunt op het Business en Science park Drienerlo bij Enschede. Hier is sprake van een samenwerking waar uit blijkt dat de traditionele cultuurkloof tussen de sociale en fysieke infrastructuur kan worden overbrugd. De plannenmakers hebben het proces om tot dit concept te komen nauwkeurig beschreven. Behalve een fysieke voorziening, heeft Drienerlo dus ook een uitstralingseffect in de vorm van opgebouwde kennis die in andere situaties kan worden ingezet. Extra interessant is dat het hier gaat om publiek private samenwerking (‘sociale pps’), waarbij bedrijven, overheid, non-profit voorzieningen en vooral ook gebruikers zelf samenwerken. Drienerlo zal allerlei voorzieningen bieden: kantoren, kinderopvang, broodjes en maaltijden, een gemakswinkel met boodschappenservice, een bankkantoor met pinautomaat, stomerij, wasserette, kledingherstel, kantoorartikelenshop, huishoudelijke hulp, klussendienst, fysiotherapie en een kapper.
TOETSINGSCRITERIA DAGINDELING
2. Wijkontwikkeling en dagindeling In het experiment ‘Ruimtelijke Ordening zet dagindeling op de kaart’ van Emancipatiebureau Equa in Leeuwarden, zijn checklists ontwikkeld die ruimtelijke ordenaars, stedenbouwkundigen, planologen en politici helpen om belangen van taakcombineerders in ruimtelijke ontwerpen mee te nemen. In dit kader worden ook onderwijsmodules dagindeling en ruimtelijke ordening ontwikkeld. Concentreren van voorzieningen hoeft uiteraard niet onder één dak. Het belangrijkste is dat ze makkelijk bereikbaar zijn doordat ze dicht bij elkaar in de buurt liggen. Zo zijn er in Weert plannen voor een majeure operatie waarbij men door schuiven met scholen, kinderopvang, sport en wonen tot ruimtelijke concentratie komt. Als bestemmingsplannen een bottleneck vormen voor het samenvoegen van voorzieningen zouden ze direct al rekening moeten houden met veranderende patronen in de dagindeling. In een experiment van de provincie Zuid-Holland worden onder meer ‘Toetsingscriteria Dagindeling’ ontwikkeld voor het beoordelen van structuur- en bestemmingsplannen van gemeentes. Van wandelpad tot worldwide web De ruimtelijke ordening kan aan betekenis winnen door het faciliteren van arbeid en zorg. In ruimtelijke plannen dient daarvoor de ruimtelijke organisatie van functies zodanig te zijn dat het geheel van arbeid en zorgtaken – de individuele activiteitenketens – efficiënt kan worden afgewikkeld. Een activiteitenketen laat zich ruimtelijk gezien voorstellen als een netwerk van locaties van functies zoals wonen, werken, zorgvoorzieningen, onderwijs en kinderopvang en recreatieve
voorzieningen, die via diverse vormen van infrastructuur – van wandelpad tot worldwide web – met elkaar verbonden zijn.12
SOCIALE PPS-CONSTRUCTIES
KIND CENTRAAL
3. Samenwerking tussen ‘hard’ en ‘zacht’ Vaak blijkt dat de ruimtelijke of fysieke infrastructuur (‘hard’) alles te maken heeft met de sociale infrastructuur (‘zacht’), oftewel hoe werken en leven zijn georganiseerd. In een van de experimenten ontwikkelt een kinderopvangorganisatie samen met de Universiteit van Delft en de projectorganisatie voor de Zuid-as in Amsterdam het zogeheten ‘partneringmodel’. Via deze vorm van ‘sociale PPS’ (Publiek Private Samenwerking) krijgen ‘goedkope’ vierkante meters voor bijvoorbeeld kinderopvang, sportvoorzieningen, medische voorzieningen en dergelijke een plaats in de dure vierkante meters van projectontwikkelaars. Dit gebeurt onder meer door het expliciet maken van de meerwaarde die deze voorzieningen opleveren voor de commerciële functies die de projectontwikkelaar realiseert. Een goed voorbeeld waar aandacht voor ‘zachte’, niet-winstgevende aspecten juist in positieve zin voldoen aan ‘harde’ commerciële criteria. 4. Kindlogistiek en kindlint Kinderen zijn ook gebruikers van ruimte en verdienen apart aandacht. Dit gebeurt in allerlei aanbod van vervoersdiensten. Maar in een experiment in ’s-Hertogenbosch en Asten staat het kind als ruimtelijke gebruiker centraal met kindvriendelijke routes – het ‘kindlint’ – tussen woning en het multifunctionele gebouw in het hart van de wijk. Interessant is dat dergelijke routes ook zeer geschikt voor ouderen blijken te zijn.
Experiment het Bossche Kindlint-Noord Promenade
Bij het experiment gaat het om het volgende: • Het kindlint is een sociaal en verkeersveilige verbinding voor kinderen, toegankelijk voor iedereen • Het kindlint verbindt onder meer speelplekken, basisscholen, sportpark, winkelcentra, zorgcentrum en kinderboerderij • Het kindlint bevordert de samenhang tussen diverse wijken in ’s-Hertogenbosch-Noord • Het kindlint heeft de allure van een stadspromenade • Kindlint-Noord is een landelijke primeur.
12
Visie ‘Ruimtelijke ordening stemt af op Arbeid en Zorg’, uit Arbeid en Zorg op de kaart gezet, Equa, bureau voor emancipatiediensten, Leeuwarden 2001.
3.1.3
RESULTATEN EN AANDACHTSPUNTEN UIT DE EXPERIMENTEN
RESULTATEN VAN EXPERIMENTEN •
Ontwikkeling van het concept dienstenknooppunt.
•
Ontwikkeling en bouw van een (commercieel) dienstenknooppunt op een bedrijventerrein.
•
Toetsingscriteria Dagindeling voor het beoordelen van structuur- en bestemmingsplannen van gemeenten.
•
Planontwikkeling voor wijken en een stationsomgeving waar dagindeling uitgangspunt is.
•
‘Partneringmodel’ (in ontwikkeling), een werkbare vorm van sociale PPS (Publiek Private Samenwerking) tussen ‘harde’ en ‘zachte’ sector.
•
Meerdere ‘onverwachte’ samenwerkingsformules m.b.t. fysieke en sociale infrastructuur.
•
Een kindlint, een veilige route voor kinderen tussen huis en school, die ook aantrekkelijk is voor senioren.
Aandachtspunten voor beleid • Ervaringen uit de experimenten laten zien dat ruimtelijke ordening alle sectoren raakt, zoals werk, privé, onderwijs, welzijn, gezondheid, veiligheid, verkeer en vervoer en recreatie. Daarmee wordt ruimtelijke ordening de ‘integrator’ van de verschillende sectorale beleidsdoelstellingen. • Oplossingen kunnen voortkomen uit onverwachte allianties tussen de ‘harde’ en de ‘zachte’ sector. In veel van deze gevallen kan men spreken van een ‘sociale PPS’ constructie, waarbij bedrijven, overheid, non-profitvoorzieningen en gebruikers samenwerken en elkaars functioneren zelfs versterken. • Voor nieuwe wijken geldt dat niet alleen in de ontwerpfase, maar ook in de ontwikkelen uitwerkingsfase alle betrokken disciplines nauw blijven samenwerken onder een heldere regie waarbij de vraag van de gebruiker centraal staat. • Bij de ontwikkeling van bestemmingsplannen hebben gemeenten, provincies, VNG en IPO in hun eigen regierol op dit punt extra kansen om via de ruimtelijke ordening het welzijn te bevorderen. Om draagvlak en doelmatigheid te bevorderen, kan het nuttig zijn om gebruikers- of participatieonderzoek te laten uitvoeren. • Bij dienstenknooppunten is het zaak te zorgen voor maximale toegankelijkheid voor alle groepen. Ze zijn er niet alleen voor draagkrachtige tweeverdieners. • Het dienstenaanbod kan worden gekoppeld aan de multifunctionele accommodatie van de brede school. Wet- en regelgeving Bestemmingsplannen zouden getoetst moeten worden aan de uitgangspunten voor een betere dagindeling. Harmonisatie en ruimere invulling van verordeningen en voorschriften bij verschillende gemeentes is noodzakelijk.
Concrete producten uit experimenten • “Doordachte dagindeling”; een methodiekbeschrijving en folder over het denken, plannen, indelen en creatief bouwen van het Dienstenknooppunt Drienerlo. Equivalent/Atelier Ambré, Almelo. • “Arbeid en zorg op de plankaart gezet; een vernieuwende invalshoek van de gemeentelijke ruimtelijke ordening” en “Terreinwinst voor bedrijvigheid: duurzaamheid en de combinatie van Arbeid en Zorg op bedrijventerreinen”; publicaties. Stichting Equa, Leeuwarden. • “Ruimtelijke voorwaarden voor taakcombineerders in Zuid-Holland”; folder over het meenemen van dagindeling bij de uitwerking van ruimtelijke ordening in de provincie Zuid-Holland. Provincie Zuid-Holland, Den Haag. • “De tijd van ons leven”; een behoeftepeiling onder taakcombineerders in de gemeenten ’s-Hertogenbosch en Asten. Bureau voor Emancipatiezaken Noord-Brabant, ’s-Hertogenbosch.
3.1.4 DIENSTENKNOOPPUNT IN 5E NOTA RUIMTELIJKE ORDENING
HERBOUW WIJK ROOMBEEK ENSCHEDE
HELPDESK / KENNISCENTRUM
WAT IS ER INMIDDELS OPGEPAKT? Van meet af aan is er veel contact tussen het Ministerie van VROM en het Projectbureau Dagindeling. De behoeften van taakcombineerders zijn meegenomen bij de 5e Nota Ruimtelijke Ordening. Ook heeft het concept van het dienstenknooppunt (toen nog zorgknooppunt genoemd) een plaats gekregen in de 5e Nota Ruimtelijke Ordening. Er is een Emancipatie Effect Rapportage uitgevoerd op deze nota. In de Verkenning Sociale Infrastructuur13 van het Kabinet heeft het concept dienstenknooppunt een plaats gekregen. Verder is het onderwerp Dagindeling punt van aandacht bij de toetsing van bestemmingsplannen in de herziening van de Wet Ruimtelijke Ordening. Op dit moment wordt op initiatief van VROM onder meer gekeken naar duurzaamheidsaspecten van het combineren van voorzieningen en het samenvoegen van aangeboden diensten. Ook andere ministeries en overheden houden in beleids- en ontwikkeltrajecten rekening met de eisen die een veranderende dagindeling van velen met zich meebrengt, zoals de provincie Zuid-Holland en de gemeente Almere bij de bouw van de nieuwe wijk Almere Poort. Ook projectontwikkelaars tonen interesse voor aangepaste ruimtelijke inrichting en het concept van dienstenknooppunten. Binnen experimenten wordt gewerkt aan modellen om de economische, ruimtelijke en fysieke randvoorwaarden voor dienstenknooppunten te bepalen. Met de gemeente Enschede is in het kader van de kwaliteitsimpuls voor de herbouw van de wijk Roombeek West een traject ingezet om dergelijke randvoorwaarden te ontwikkelen. Hierbij worden ook financierings- en exploitatiemodellen ontwikkeld. Op basis van een experiment op de Zuid-as in Amsterdam zal het ‘partneringmodel’ verder uitgewerkt worden. In de publicatie Bouwen aan Samenwerking14 zijn een aantal inspirerende voorbeelden gepubliceerd van multifunctionele gebouwen in bestaande wijken, nieuwbouwwijken en steden en dorpen verspreid over het hele land. In de Verkenning Levensloop worden voorstellen ontwikkeld om de stichtingskosten van dienstenknooppunten geheel of gedeeltelijk via de exploitatievergunning – voorzien in de nota grondbeleid van het kabinet – te bekostigen. In dezelfde verkenning komt ook de levensloopbestendige woning aan de orde, onder meer gericht op het makkelijker combineren van taken en mogelijkheden om thuis te werken (telewerken). Er vinden voorbereidingen plaats om in samenwerking met bestaande kenniscentra in de loop van 2002 te starten met een helpdesk/kenniscentrum ten behoeve van de ondersteuning van lokale en provinciale overheden bij ruimtelijke ordening en dagindeling. 13
Verkenning Sociale Infrastructuur, Sociaal gericht, Sociaal verplicht, 2001, p. 25.
14
Bouwen aan samenwerking, Deloitte & Touche, ICS, uitgave Stuurgroep Dagindeling, maart 2001.
Experiment ‘Nieuw rooster flexibele arbeidstijden’, Universitair Medisch Centrum, Utrecht
3.2
TIJD OP MAAT 3.2.1
INLEIDING Gebrek aan tijd is een nieuw risico in onze samenleving. Zoals in het verleden een gebrek aan geld een cruciale factor was. Tijd is steeds meer geld geworden en met geld kopen we, naast de dagelijkse levensbehoeften, ook steeds meer tijd. Delen van taken worden uitbesteed waardoor tijdwinst geboekt wordt. De op internet bestelde boodschappen worden thuisbezorgd, de opvang en schoonmaak worden ‘ingekocht’. Tijd is net als het weer. We klagen er over, maar we lijken er weinig aan te kunnen doen. We laten de ordening van werktijden en openingstijden grotendeels zoals ze zijn. Zijn we wel voldoende doordrongen van dit nieuwe ‘tijdrisico’?
WET ARBEID EN ZORG
OPENINGSTIJDEN
Tijd op agenda Tijd staat de laatste jaren steeds hoger op de maatschappelijke agenda. In de op 1 december 2001 in werking getreden Wet Arbeid en Zorg en bij diverse CAO-afspraken speelt tijd een belangrijke rol. De behoefte aan een betere afstemming van tijden komt duidelijk naar voren in veel experimenten dagindeling. Vooral aan het beter afstemmen van openingstijden van allerlei voorzieningen op onze werktijden. En aan het flexibeler omgaan met werktijden die een betere balans tussen werk en privé mogelijk maken. Tijd gaat dan over schooltijden, openingstijden van crèches en andere voorzieningen – bijvoorbeeld musea, de dokter of het postkantoor – maar ook het antwoord op de vraag: wanneer komt de loodgieter? Nederlanders krijgen het bovendien steeds drukker. Zo blijkt duidelijk uit het pas verschenen rapport Trends in de tijd van het SCP15. In 2000 waren we ruim drie uur per week meer bezig met werken, zorg of studie dan in 1985. Ouders met thuiswonende kinderen hebben het in de middenfase van hun leven nog het drukst. Het aantal taakcombineerders steeg tussen 1995 en 2000 van 38% naar 47%. Ook lager opgeleiden gingen meer arbeid en zorg combineren, hoewel het aandeel hier nog wel lager is dan onder middelbaar en hoger opgeleiden. De toegenomen drukte zit ‘m niet zozeer in het werk, maar vooral in ‘privé’ activiteiten. De ‘verplichte’ zorgtaken moeten steeds meer ’s avonds en in het weekeinde plaatsvinden. De dagindeling is daardoor minder geordend dan vroeger. Zo heeft bijna de helft van de bevolking – en vooral taakcombineerders – last van minstens één gestresste dag per week. Dat geldt meer voor vrouwen dan voor mannen. Vrouwen zijn meer mentaal met zorgtaken belast.16 Typische 9 tot 5 cultuur Het opmerkelijke is dat Nederland veel vrijheid kent in het regelen van tijden. Openingstijden bij de overheid, de aanvang van lesuren op scholen bieden veel meer ruimte dan we tot nu toe benutten. Het enige voorschrift is de winkelsluitingswet, die overigens ook ruime mogelijkheden kent. Toch verbinden we hier geen consequenties aan. Nederland kent nog steeds een typische 9 tot 5 cultuur17. Dat is de tijd waarop traditioneel gezien de man werkt en de vrouw zorgtaken verricht. Hierop zijn de maatschappelijke structuren en tijden nog steeds gebaseerd, ondanks alle boven gemelde ontwikkelingen. Tijd lijkt voor een groot deel autonoom te zijn. Winkels gaan om 9 uur open en sluiten behalve op koopavond om 6 uur, bouwvakkers beginnen tussen zes en zeven, dienstverlening vindt plaats tussen 9 en 518. 15
Trends in de tijd, tijdbestedingsonderzoek SCP, oktober 2001.
16
Loket Nederland, Naar een monitor tijdsinfrastructuur, SCP, 2002.
17
Sociaal Cultureel Rapport 2000, SCP, p. 210-213.
18
Loket Nederland, Naar een monitor tijdsinfrastructuur, SCP, 2002.
Het is gewoon de behoefte aan afspraken geweest die ons tot die indeling heeft gebracht. En waar we nu tegenaan lopen is behoefte aan nieuwe afspraken, op basis van meer of andere prioriteiten. Neem ook het onderzoek ‘Tijden in de gezondheidszorg’19 dat het Projectbureau Dagindeling liet uitvoeren. Uitkomst is dat taakcombineerders graag ruimere openingstijden van spreekuren en poliklinieken willen. Ruim eenderde van alle werkende consumenten zegt behoefte te hebben aan avondspreekuren. Maar in 2000 bood slechts 3% van de artsen die mogelijkheid. Spreekuren houden buiten die kantoortijden is geen (beleids)aandachtspunt in de gezondheidszorg. Opmerkelijk is dat de toegankelijkheid van gezondheidszorg voor kleine huisdieren aanmerkelijk beter geregeld is dan die voor het menselijke zoogdier. Immers vrijwel alle dierenartsen houden ’s avonds spreekuur20.
INTERNATIONAAL TIJDBELEID
Tijd in Frankrijk en Italië In andere Europese landen verschijnt Tijd als zelfstandig item op de maatschappelijke agenda. De Franse regering heeft in september 2001 een reeks maatregelen aangekondigd waaruit blijkt dat tijd een centraal gegeven in beleid wordt21. Tijdbeleid wordt in verband gebracht met emancipatoire ontwikkelingen en sociale vooruitgang. De overheid dient het voortouw te nemen bij het ‘harmoniseren van tijden’, onder meer door het oprichten van ‘bureaux du temps’ in de grote steden. Deze moeten de ‘knelpunten in het ritme van het stedelijk leven’ inventariseren en met voorstellen voor oplossingen komen. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om een betere afstemming van werktijden en openingstijden en vervoersmanagement om de spits te ontlasten. In Italië kwamen aan het eind van de jaren tachtig voltijd werkende vrouwen (en mannen) in actie om werk- en openingstijden beter op elkaar af te stemmen. Vanaf eind jaren tachtig ontstonden in een aantal Italiaanse steden ‘tijdbureaus’ (Tempi della Città). In Milaan en Turijn staat bijvoorbeeld het probleem van de vakantieperiodes op de tijdagenda: vrijwel iedereen is in augustus met vakantie waardoor er in diverse sectoren problemen ontstaan. In Rome zijn musea in principe ook ’s avonds open. In 2000 is een wet aangenomen die steden met meer dan 30.000 inwoners verplicht om een ‘tijdbureau’ voor een betere afstemming van werk- en openingstijden in te stellen. Ook in Duitsland neemt de interesse in ‘tijdregie’ toe. Na de eerste experimenten Zeiten der Stadt in wijken van Hamburg en Bremen, gaan nu ook tijdbureaus in andere delen van het land van start.
3.2.2
EXPERIMENTEN TIJD OP MAAT Er zijn 7 experimenten (5% van het totaal) die ondergebracht zijn onder de noemer Tijd op maat. Daarnaast zijn er nog veel meer experimenten waar tijd aan de orde is, maar deze zijn onder andere thema’s gegroepeerd, zoals bijvoorbeeld in de paragraaf Werk op maat.
Bij deze 7 experimenten staan twee focuspunten centraal 1. 2.
Afstemming van openingstijden en arbeidstijden Arbeidstijdenmanagement.
19
Tijden in de gezondheidszorg, NIVEL, uitgave van het Projectbureau Dagindeling, 2000.
20
idem.
21
L. Jospin, Discours à l’occasion de la conférence nationale ‘Les temps da la vie quotidienne’, 20 september 2001, Parijs.
7 Experimenten Tijd op maat Naam Experiment
Indiener & Uitvoerder
Plaats van Uitvoering
Nieuw rooster flexibele arbeidstijden
Universitair Medisch Centrum Utrecht
Utrecht
De tijden van de stad: werken en zorgen in Amersfoort tussen
Gemeente Amersfoort
Amersfoort
Spelen met werktijd
Vakvereniging FNV
Amsterdam
Gezondheid bij de tijd
Zorggroep Almere & ZIA Consult
Almere
Campagneweek “Bij de Tijd”
FNV Bondgenoten
Utrecht
Kinderopvangvoorziening voor zmv onderneemsters en
Tiye international, Platform van de
Utrecht
werkneemsters met onregelmatige werktijden
Landelijke Organisaties van zwarte,
nu en 2015
migranten en vluchtelingen-vrouwen Installatie van een nieuwe dagindeling
OLC, Opleidings- en ontwikkelingsfonds
Woerden, Flevoland en Overijssel
voor loodgieters-, fitters en cv bedrijven & De Energiewachtgroep N.V. Gearceerd: diversiteit centraal
TIJDEN GEZONDHEIDSZORG
10% KANS
1. Afstemming van openingstijden en arbeidstijden Toegankelijkheid van zorgvoorzieningen is voor werkenden een bekend probleem. Bij Zorggroep Almere Noord loopt een experiment waaruit op basis van een onderzoek moet blijken of de dienstverlening van een gezondheidscentrum en thuiszorg beter kunnen worden afgestemd op de wensen van zowel patiënten als medewerkers. Behalve het opschuiven van tijden, zal een mogelijk resultaat ook zijn dat patiënten zelf prioriteiten kunnen stellen: een afspraak op een gewenst tijdstip, of dit tijdstip laten afhangen van degene door wie zij geholpen willen worden. Goudse ‘tijden van de stad’ in 20 jaar nauwelijks veranderd De kans om een willekeurige voorziening op een willekeurig moment aan te treffen is tussen 1980 en 2001 licht gestegen. Deze stijging komt vooral voor rekening van de verruiming van de openingstijden van semi-overheids-organisaties. Kijkt men alleen naar de marktorganisaties, dan is de kans om een voorziening open aan te treffen tussen 1980 en 2001 juist gedaald. Uit de analyse komt verder naar voren dat de openingstijden het slechtst zijn toegesneden op de leefsituatie van voltijd werkenden met kinderen. In 2001 had een voltijd werkende met kinderen gemiddeld 8.8% kans om een voorziening op dinsdag open aan te treffen (1980: 8.5%). Voltijd werkenden zonder kinderen zijn iets beter, maar niet veel beter af. Echte progressie is pas waarneembaar indien men deeltijd werkt, of onder scholieren en studenten. Evenals in 1980 maken de niet-werkenden beduidend meer kans om een voorziening open aan te treffen dan de werkenden22. De gemeente Amersfoort heeft ten behoeve van haar experiment Tijden van de stad laten onderzoeken hoe de werktijden en de openingstijden van voorzieningen en winkels op elkaar zijn afgestemd23. Daaruit bleek dat de kans dat een voltijd werkende buiten werktijd terecht zou kunnen bij een voorziening rond de 10% lag. Dat dit geen uitzondering is bewijst een soortgelijk onderzoek in Gouda, waar dit lage percentage tussen 1980 en 2001 voor sommige groepen taakcombineerders zelfs nog verder was gedaald. Uit de grafieken blijkt overduidelijk hoe in Amersfoort werktijden de openingstijden overlappen. 22
Loket Nederland, naar een monitor tijdsinfrastructuur, SCP, 2002.
23
Bureau Onderzoek en statistiek, gemeente Amersfoort, Onderzoek openingstijden Amersfoort, september 2001.
Onderzoek openingstijden Amersfoort Geopende diensten, per moment van de dag, in percentages 100
90
80
70
60
50
40
30
20
10
0 7
8
9
donderdag
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23 uur
zaterdag
Er is een projectgroep dagindeling opgericht met daarin vertegenwoordigers van Amersfoortse bedrijven, zorginstellingen, onderwijs, vakbonden, kinderopvang en welzijn. Het experiment moet ondermeer resulteren in de uitgave van een stedelijke Zorg en Arbeid Gids waar onder meer alle openingstijden van alle Amersfoortse voorzieningen staan vermeld.
MOEDERCONTRACTEN
2. Arbeidstijdenmanagement Flexibele werktijden bieden de zorgsector aantrekkelijke oplossingen voor knelpunten. Het Utrechts Medisch Centrum is gaan experimenteren met arbeidstijden om te voorzien in het steeds nijpender gebrek aan gekwalificeerd personeel. Dat dit wel degelijk beschikbaar is, bewijst het werven en werken met een ‘moedercontract’, waarin de arbeidstijden aansluiten op de opvang- en schooltijden van kinderen. De wensen van de ouders ten aanzien van de werktijden zijn dus uitgangspunt. Het betreft hier instrumenten die zijn ontwikkeld voor specifieke groepen binnen de ziekenhuizen.
‘Moeder opereert alleen onder schooltijd’ Experiment Universitair Medisch Centrum (UMC)
Opereren is bijna een volcontinubedrijf. Alle aanleiding voor ploegendiensten dus. Het vergt een aangepaste planning, maar het kan. Het UMC kreeg twee extra teams voor de operatiekamer dankzij een innovatief ‘moedercontract’, waarbij ouders met kinderen alleen beschikbaar zijn onder schooltijd. Dus ook niet in de vakanties. Vrouwen gingen opnieuw aan de slag als operatieassistenten. De vrouwen werken van kwart over 9 ’s ochtends tot kwart voor 3 ’s middags. De woensdag is vrij. Samen ‘bemannen’ ze twee operatiekamers. Capaciteitsprobleem verminderd en ervaring en know how behouden voor de gezondheidszorg. Kortom, velen zijn er gelukkig mee. Ook mannen. Inmiddels is er een wedstrijd uitgeschreven om een andere naam voor ‘moedercontracten’ te vinden.
DE LOODGIETER
En wie kent niet het bekende sleutelprobleem met de loodgieter? Loodgieters kunnen nooit precies zeggen wanneer zij langskomen. Werkenden zijn dan – vaak met enige tegenzin – gedwongen hun sleutel af te geven of om vrij te nemen en thuis te blijven. Aan een oplossing wordt gewerkt. Loodgieters kunnen bijvoorbeeld hun planningen exacter maken zodat je niet meer een halve dag thuis hoeft te wachten maar precies om elf uur de loodgieter treft. Ook de loodgieter die ’s avonds langs komt behoort tot de mogelijkheden. In de loodgietersbranche staat het onderwerp dagindeling onverwacht op de agenda. Een belangrijke symboolwerking! Wanneer er op afwijkende tijden gewerkt wordt, zoals bijvoorbeeld door allochtone vrouwen in de schoonmaakbranche, dan zijn voorzieningen als kinderopvang met flexibele en ruime openingstijden van groot belang.
Experiment van Tiye International: Opvang in de kleine uurtjes
Allochtone onderneemsters en werkneemsters werken vaak heel vroeg of juist heel laat. Ze zitten bijvoorbeeld in horeca, beveiliging of schoonmaak. Dat geeft specifieke problemen voor de opvang van hun kinderen. En dat terwijl deze vrouwen die het liefst bij de formele opvang onderbrengen en niet van informele oplossingen afhankelijk willen zijn. Tiye International was creatief. Dit Platform van de Landelijke Organisaties van zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwen in Utrecht heeft samen met een bestaande kinderopvangorganisatie een experimentele aanpak voor specifieke opvang ontwikkeld.
3.2.3
RESULTATEN EN AANDACHTSPUNTEN UIT DE EXPERIMENTEN
RESULTATEN VAN EXPERIMENTEN •
Een “moedercontract’’ als instrument voor arbeidstijdenmanagement in de gezondheidszorg, met als directe winst een grotere aantrekkingskracht op de arbeidsmarkt. Inmiddels is het idee van de ‘moedercontracten’ al door meerdere ziekenhuizen geïntroduceerd als oplossing voor personeelstekorten en gaan ze er toe over schooluren- of flexibele contracten aan te bieden.
•
Ontwikkeling van een voorstel – en de invoering daarvan – om tijden van gezondheidscentrum en thuiszorg beter af te stemmen op de wensen van zowel patiënten als medewerkers.
•
Voorbeeld van verruiming van openingstijden van kinderopvang ten behoeve van vrouwen die op afwijkende tijden in de schoonmaak werken.
•
Tijd op de lokale agenda in een middelgrote stad.
•
Een door de FNV gevoerde ‘tijdcampagne’.
•
Ontwikkeling van een oplossing voor het ‘sleutelprobleem’ van de loodgieter.
•
De voorbereiding van een publieksdiscussie over tijd (De Balie, Amsterdam, in samenwerking met departementen). Aandachtspunten voor beleid • Om drukke taakcombineerders enige verlichting te geven is een verschuiving naar meer consumentvriendelijke tijden nodig. Wij hebben het hier niet over een 24-uurs economie. Een verruiming of verschuiving van openingstijden staat echter niet los van flexibele werktijden en deeltijdwerk. • Flexibele begin- en eindtijden in het werk geven ruimte in het dagritme van mensen. Deeltijdwerk en duobanen kunnen in flexibeler patronen worden ingevuld. • Toenemende flexibilisering van werktijden en door elkaar lopen van individuele dagindelingen vereist planning in het gezin, tussen vrienden, binnen familierelaties en in de verdere sociale omgeving24. • Verkorting van de werktijd per week of verlenging van het aantal te werken uren per dag heeft gevolgen voor toegankelijkheid van voorzieningen. Belangrijk is hier onder andere een meer flexibele kinderopvang. Deze ontwikkeling is inmiddels gaande. • Een regisserende en stimulerende rol lijkt weggelegd voor de overheid om het onderwerp tijd verder op de maatschappelijke agenda te krijgen. Sociale partners zijn hierbij belangrijke actoren. • Nederland kent wel een ministerie van Ruimte, maar niet een ‘loket’ voor Tijd25. Daarvoor is het onderwerp nog te nieuw, ondanks dat het steeds nadrukkelijker op de maatschappelijke agenda komt te staan. 24
Zie onder meer Naar Andere Tijden, SCP, 1999.
25
Loket Nederland, Naar een monitor tijdsinfrastructuur, SCP, 2002.
Concrete producten uit experimenten • “Onderzoek naar openingstijden gezondheidscentrum onder klanten en medewerkers” en “onderzoek naar flexibele zorgtijden in de thuiszorg”. Zorggroep Almere, Almere. • “Spelen met werktijd”; publicatie van de FNV, Amsterdam. • “Tijden van de stad”; onderzoek en folder over de aansluiting tussen openingstijden en werktijden. Gemeente Amersfoort. • “Een Zorg en Arbeidsgids voor de stad” met onder meer alle openingstijden van alle Amersfoortse voorzieningen. Met daarbij een overdraagbare methodiek om gezamenlijk in een stad tot afspraken te komen(2003). Gemeente Amersfoort. • “Onderzoek vrijwilligerswerk voor taakcombineerders”; onderzoek naar de deelname aan vrijwilligerswerk door taakcombineerders. Stichting Vrijwilligers Management, Utrecht.
3.2.4 BEREIKBAARHEIDSSCENARIO
PLAN AANPAK TIJDEN
WAT IS ER INMIDDELS OPGEPAKT? De ministeries van EZ, V&W, VROM en SZW hebben het ‘bereikbaarheidsscenario’26 ontwikkeld. Er wordt gewerkt aan een plan van aanpak om dit scenario verder uit te werken en te introduceren. De FNV heeft het onderwerp tijd tot speerpunt gemaakt, onder meer door een ‘tijdcampagne’ in het voorjaar van 2001. De Balie in Amsterdam wil het onderwerp tijd in de meest brede zin in het project Tijd/Ruimte door middel van publieksdebatten, lezingen, publicaties en evenementen vanaf eind 2001 anderhalf jaar lang op de maatschappelijke agenda plaatsen. Dit gebeurt in samenwerking met meerdere departementen. Doel is het onderwerp concreet en hanteerbaar te maken, zodat het expliciet gaat meetellen in de beleidsvorming op alle niveaus. Op basis van de SCP-publicatie Loket Nederland27 en het SCP-rapport ‘Trends in de Tijd’28, worden voorbereidingen getroffen voor een Monitor Tijdinfrastructuur. Deze monitor zal behulpzaam zijn bij het inzicht krijgen in tijdknelpunten in de samenleving en mogelijke oplossingen daarvoor. In 2003 zal dit leiden tot een Plan van aanpak tijden. Hierin gaat het onder meer om een betere afstemming van werk- en openingstijden en arbeidstijdenmanagement. Onderzocht wordt in hoeverre er voorstellen ontwikkeld dienen te worden voor een samenhangend tijdbeleid van de overheid. Er zal aangesloten worden bij vergelijkbare ontwikkelingen en ervaringen in andere EU-landen. Samen met VWS en betrokken organisaties wordt gewerkt aan flexibele vormen van kinderopvang en verruiming van openingstijden van opvangvoorzieningen.
26
Zie ook paragraaf 3.4 Werk op maat, p. 51.
27
Loket Nederland, Naar een monitor tijdsinfrastructuur, SCP, 2002.
28
Trends in de tijd, tijdbestedingsonderzoek SCP, oktober 2001.
Experiment ‘Community School’, Brede School Stichting Combiwel, Amsterdam
3.3
ZORG OP MAAT Iedereen heeft op enig moment in zijn of haar leven met zorg te maken. Met het geven of krijgen van zorg voor kinderen, ouders of andere naasten. Een risico van de huidige tijd is dat er onvoldoende mensen beschikbaar zijn om deze zorg te geven. Ook kan de toenemende individualisering ten koste gaan van tijd en aandacht voor elkaar. Des te meer reden om voorwaarden te creeëren voor een goede balans tussen werk en privé. De paragraaf Zorg op maat is onderverdeeld in twee delen: • Dagarrangementen, zorg voor kinderen • Mantelzorg / vrijwilligerswerk, zorg voor ouderen.
3.3-a
DAGARRANGEMENTEN 3.3-a.1
INLEIDING De ontwikkeling van Brede Scholen is een duidelijke trend. Eind 2000 werkten 179 gemeentes aan de vormgeving van Brede Scholen, 175 gemeentes verwachten er binnen afzienbare tijd mee te beginnen29. Waar duizend bloemen bloeien, ontstaat creativiteit en ruimte om een diversiteit aan vormen te ontwikkelen. Het is nu zaak richting te geven aan dat proces en het te versnellen. Tegelijk met de nota Dagindeling Halverwege is het advies van de Commissie Dagarrangementen verschenen, een belangrijk resultaat voortgekomen uit de Stimuleringsmaatregel Dagindeling en gevoed door vele ervaringen uit de experimenten.
TIJD VOOR INTEGRALE OPLOSSINGEN
DAGARRANGEMENTEN
Verrijking voor onderwijs en opvoeding Het combineren van werk en privé is voor veel mensen een aantrekkelijk perspectief maar niet altijd eenvoudig. Ondanks de uitbreiding van kinderopvang is de capaciteit van voorzieningen nog steeds niet toereikend. De wel beschikbare voorzieningen zijn versnipperd: verspreid over diverse locaties in de wijk en qua tijden nog onvoldoende op elkaar afgestemd. Het is dan ook tijd voor integrale oplossingen, waarin onderwijs-, opvang- en vrijetijdsbeleid aan de orde zijn30. Oplossingen die meer recht doen aan de nieuwe levensstijlen in de samenleving en een verrijking zijn voor onderwijs en opvoeding van kinderen. En vooral, oplossingen die aansluiten bij de behoeften van gebruikers: ouders en kinderen31. Integrale oplossing ‘Dagarrangementen’ zijn zo’n integrale oplossing. Een dagarrangement is een aanbod van onderwijs, opvang- en vrijetijdsactiviteiten dat past bij de leefstijl en het dagritme van ouders en hun kinderen. Een dagarrangement omvat voorschoolse opvang, onderwijs, doorlopende opvang tussen de middag en een scala van culturele, sport- en educatieve activiteiten na lestijd. Het aanbod is qua tijden op elkaar afgestemd, wordt zo mogelijk vanuit één locatie aangeboden en voorziet in vervoer naar activiteiten. Deze activiteiten zijn voor iedereen toegankelijk, de kosten worden naar draagkracht berekend. Ouders en kinderen nemen af naar gelang de behoefte passend bij hun leefstijl en tijdsbesteding. Ouders ‘kopen’ aan het begin van het schooljaar een ‘eigen arrangement’ per kind in. Daarbij staat uiteraard de leerplicht van het ‘schooldeel’ niet ter discussie. Het gaat om de keuzevrijheid van elke ouder en kind bij het samenstellen van dagarrangementen rond de 29
Brede Scholen in Nederland, Jaarbericht 2001, Oberon, 2001.
30
“4+2=7”; advies van de Stuurgroep Dagindeling naar aanleiding van de discussies over de vierdaagse schoolweek in het basisonderwijs, december 1999.
31
Advies Commissie Dagarrangementen, januari 2002.
verplichte schooltijden. De aanbieder stelt op basis van inventarisatie van de wensen een aanbod voor het nieuwe schooljaar samen. Het gaat dus duidelijk om vraaggestuurd aanbod.
3.3-a.2
EXPERIMENTEN DAGARRANGEMENTEN Onder de noemer dagarrangementen zijn in de categorie Zorg op maat 40 experimenten (28% van het totaal) van start gegaan. De experimenten richten zich op – onderdelen van – dagarrangementen die zorgen voor een doorlopend aanbod van onderwijs, opvang en vrije tijd voor kinderen.
In deze 40 experimenten staan drie focuspunten centraal 1. 2. 3.
Samenwerken in dagarrangementen voor schoolkinderen Meer flexibiliteit in de kinderopvang Professionalisering: het vak serieus nemen.
SAMENWERKING SCHOLEN, OPVANG- EN VRIJETIJDSVOORZIENINGEN
1. Samenwerken in dagarrangementen voor schoolkinderen Samenwerken in dagarrangementen levert zowel voor ouders en kinderen, maar ook voor de samenwerkingspartners, hoe langer hoe meer zichtbare voordelen op. Kinderen van 4-12 jaar kunnen een aaneengesloten dag aangeboden krijgen en zijn steeds leuk, leerzaam en afwisselend bezig, ouders weten hun kinderen goed opgevangen en hoeven hun kinderen minder te brengen en te halen. Uiteraard houden ouders hun eigen rol. Dagarrangementen zijn niet bedoeld om kinderen alle dagen bezig te houden. Maar ouders en kinderen hebben wel zelf de keuze wanneer. Scholen, opvang- en vrijetijdsclubs zien steeds meer de voordelen van samenwerking – zowel op uitvoerend, als op beleidsniveau. Uit deze samenwerking komen tastbare resultaten voort zoals samenwerking in één (nieuw) gebouw, nieuwe functies van het personeel, etc. Wat speelt bij deze samenwerking een rol? Tijden afstemmen Voorzieningen sluiten hun begin- en eindtijden beter op elkaar aan, of er komen nieuwe voorzieningen om de wachttijd op te vangen. Bijvoorbeeld tussen het einde van de lestijd en het begin van een andere georganiseerde activiteit. Opvallend is dat lestijden binnen het onderwijs veelal als een vaststaand gegeven worden beschouwd. Het aansluiten van tijden is vooral een ‘zorg’ van de opvanginstelling. Ruimtelijk samenvoegen Onderwijs, opvang en vrijetijdvoorzieningen voor kinderen van 4 tot 12 jaar worden dicht bij elkaar of in een multifunctioneel gebouw gehuisvest. Er ontstaat een nieuw type gebouw waar kinderen kunnen leren en spelen. Een gebouw waar meerdere voorzieningen een plaats krijgen. Voorbeelden uit de experimenten zijn de Community School in Amsterdam, de Bedrijfstijden school de Noordlinde in Enschede, de Vensterscholen in Groningen en Onderwijs, Opvoeding en Opvang in het Uilenest te Delft. Deze al bestaande Brede Scholen hebben in het kader van de stimuleringsmaatregel specifieke onderdelen verder uitgewerkt. Bijvoorbeeld de combi(natie)-functies en de uitbreiding van hun pakket van diensten. In vele andere gemeentes wordt deze samenwerking voorbereid. Experimenten die de samenwerking van voorzieningen binnen één gebouw nastreven gaan vaak verder dan organisatorische samenwerking. Partijen stemmen ook het pedagogisch klimaat op elkaar af. De hierboven genoemde experimenten zoeken in hun experimenten expliciet naar inhoudelijke verbindingen tussen onderwijs, opvang en vrijetijdsactiviteiten.
40 Experimenten Dagarrangementen Naam Experiment
Indiener & Uitvoerder
Plaats van Uitvoering
Brede School
Gemeente Haarlem & De Kring
Haarlem
Leidster aan huis
St. Skobi & IBOX b.v.
Utrecht
Het kind centraal
Cumulus
Utrecht
Professionalisering Tussenschoolse Opvang
Stichting IOS/ENSAC-NL
Utrecht
Dagindeling (Noodopvang)
Provinciale Vrouwenraad Zuidholland & ZOK & 3 pilotorganisaties:
Rotterdam, Zoetermeer, Oegstgeest,
De Stip, Kinderopvang Oegstgeest en Zoetermeer
Boskoop
Het Montessorihuis
Stichting Kinderopvang Hoogeveen
Hoogeveen
Na school samen doen
Stichting Zonnelicht
Den Bosch
Vensterschool combineert taken
Gemeente Groningen & Project Vensterscholen
Groningen
Plan Fatima
Stichting COKB
Breda
Schoolcarriére+Plan
Stichting Alcides Zuid-Oost
Amsterdam
Brede wijkschool
Openbaar Primair Onderwijs Heerenveen
Heerenveen
Opvang aan huis
Stichting Uitbreiding van de Kinderopvang
Amsterdam
Community School
Stichting Combiwel & De Community School
Amsterdam
Samen Tegelijk, projectplan dagindeling
Gemeente Boxtel & Stichting Brede School Selissenwal i.o.
Boxtel
Opvang Zieke kinderen IBBK
Kinderopvang Haaglanden
Den Haag
Overblijven zonder zorg
Radius Nederland B.V.
Baarn
Arbeid en Zorg
Maatwerk in Kinderopvang (MIK)
Maastricht
Samen vinden we de juiste vorm
Stichting Kinderopvang ZW. Drenthe & Speelwerk Kinderopvang
Havelte
Brede School van 4-16 jarigen
Gemeente Wijk bij Duurstede
Wijk bij Duurstede
Pilotprojecten Tussenschoolse opvang
Stichting SKO Delta
Arnhem
Integratie Opvang en Onderwijs in Zwolle
Stichting Catalpa
Zwolle
Stoplap
Stichting Alcides Zuid-Oost
Amsterdam
Verbetering Dagindeling Roomburg
Gemeente Leiden
Leiden
Plezier Tijdens De Overblijf
Stichting Axion
Lelystad
School In De Buurt
Gemeente Soest & Stichting Balans
Soest
Experiment AKO
Kanteel Kinderopvang & CINOP
Den Bosch
Flex-Account
Stichting De Nannies Kinderdagverblijven & Stichting Mens & Werk
Nijmegen
Bedrijfstijdenschool de Noordlinde
Gemeente Enschede & OBS de Noordlinde
Enschede
Verbeterde dagindeling in Capelle a/d IJssel
Stichting IJsselkids voor kinderopvang
Capelle a/d IJssel
TSO (TussenSchoolse Opvang)
Stichting BSO Schildersbuurt
Groningen
Geïntegreerde vrije tijds besteding van
Stichting BSO Schildersbuurt
Groningen
Multifunctioneel Educatief Centrum
Gemeente Sluis-Aardenburg
Aardenburg
Vrije tijd en sportiviteit een vanzelf-
Vereniging S.V. Kampong
Utrecht
Niemand Buitenspel
Vereniging Sportclub Buitenveldert
Amsterdam
Dagindeling Zuidplein
Stichting LMC
Rotterdam
Onderwijs, Opvoeding en Opvang
Stichting Het Uilenest
Delft
Het Hoekse Huis
Gemeente Bergschenhoek
Bergschenhoek
Adviesmethode BSO
Stichting De Zuidwester
Etten-Leur
Brede School Ontwikkeling
Gemeente Almere
Almere
Expertisecentrum à la carte
Hogeschool Drenthe & Onderwijscentrum Meppel & Villa Mobila
Meppel
kinderen en ouders
sprekendheid
Gearceerd: diversiteit centraal.
Experiment Schoolcarrière+plan (Alcides): Spelend leerachterstand inlopen
Buitenschoolse opvang kleurrijk en leerzaam invullen met allerlei activiteiten helpt allochtone kinderen hun specifieke leerachterstand in te lopen. Dat blijkt wel uit de Alcides-projecten in Amsterdam. De vakantie-opvang bestaat uit allerlei activiteiten: sport, spel, huiswerkbegeleiding, vormen van extra bijles enzovoort voor kinderen van 10-14 jaar. Kinderen en ouders enthousiast, want de deelname is zwaar overtekend. Scholen sturen kinderen door. Gelukkig zijn begeleidende HBOers ook enthousiast. In het kader van een stage doen zij graag mee als vrijwilliger.
PRODUCTIEPARTNERSCHAPPEN
Integratie van activiteiten in een breed buitenschools aanbod Het is van belang in de BSO een goede samenwerking te realiseren tussen opvang en aanbieders van vrijtijdsactiviteiten (bijvoorbeeld spel en muziek) met het doel voor kinderen een aantrekkelijk en uitdagend aanbod te realiseren. Daardoor kan de lokale vrijetijdsinfrastructuur optimaal benut worden. De BSO van het experiment ‘Het kind centraal’ van Cumulus sluit hiervoor productiepartnerschappen met voorzieningen die activiteiten leveren en koopt deze activiteiten in (sportverenigingen, zwembad, muziekschool, culturele instellingen). Ook het experiment van COKD in Dordrecht sluit dergelijke overeenkomsten32. Dit verhoogt deels de kosten van de opvang. De totale kosten worden uitgedrukt in buitenschoolse opvangkosten per kind. Deze worden tegen een inkomensafhankelijk tarief aan ouders aangeboden.
Opmaat naar dagarrangementen
De Centrale Organisatie Kinderopvang Drechtsteden (COKD) biedt in haar kinderdagverblijven dagopvang, buitenschoolse opvang, tieneropvang, peuterspeelzalen, gastouderbureau en eetcafés en bemiddelt bij bedrijfsopvang. Samen met de Stichting Culturele Educatie en de Toonkunstmuziekschool worden ook diverse naschoolse cursussen voor jongeren georganiseerd. En dan is er nog een breed scala aan extra diensten lopend van de organisatie van kinderfeestjes en de verhuur van feestkleding voor jong en oud, via zwemlessen voor kinderen en huiswerkbegeleiding voor jongeren tot een oppascentrale, een maaltijdservice en een boodschappenservice.
COMBI(NATIE) FUNCTIES
VERRUIMING OPENINGSTIJDEN KINDEROPVANG
Inzet personeel in gecombineerde functies Bestaande functies worden gecombineerd of samengevoegd tot een nieuwe functie. Op de Brede Wijkschool De Ynlaet in Heerenveen en Bedrijfstijdenschool de Noordlinde in Enschede wordt geëxperimenteerd met de combinatie onderwijsassistent – leidster buitenschoolse opvang – activiteitenbegeleidster – coördinator/begeleider overblijven. Deze functie heet hier ‘pedagogisch medewerker’ (Heerenveen), of ‘Fritidspedagog’ (naar het Zweeds, Enschede). In een aantal kinderdagverblijven wordt de functie leidster-aan-huis met leidster- kinderdagverblijf gecombineerd voor het bieden van ‘flexopvang’. Probleem is hier soms dat voor de verschillende voorzieningen verschillende CAO’s gelden. 2. Meer flexibiliteit in de kinderopvang Meerdere experimenten richten zich op flexibele kinderopvang. Zij komen op drie manieren tegemoet aan de behoefte hieraan: flexibeler vormen, verruiming van openingstijden en het aanbieden van extra diensten. Bij flexibilisering van de vorm kunnen ook andere instellingen dan alleen kinderopvang een rol vervullen, bijvoorbeeld welzijdsinstellingen en sport- en jeugdwerkorganisaties. 32
Dit experiment staat verder genoemd onder Diensten op maat omdat de nadruk meer ligt op het aanbod van persoonlijke dienstverlening in combinatie met kinderopvang.
Experiment Vrije tijd en sportiviteit een vanzelfsprekendheid (Kampong)
De experimenten van sportvereniging Kampong in Utrecht en van voetbalvereniging Buitenveldert in Amsterdam laten zien dat samenwerking tussen sportverenigingen en kinderopvang meerwaarde oplevert. Kampong is een samenwerkingsverband aangegaan met een Utrechtse kinderopvangorganisatie. Op de sportvereniging worden er buitenschoolse activiteiten aangeboden. Bovendien worden zo de toch al aanwezige sportfaciliteiten beter benut. Inmiddels heeft VWS middelen ter beschikking gesteld zodat er veel meer experimenten sport en kinderopvang van start zijn gegaan.
Het experiment ‘Flex-account’ van de Nannies in Nijmegen ontwikkelt hulpmiddelen voor de logistieke planning van flexibele opvang. In de Drentse gemeente Westerveld is onlangs het experiment met de Bengelbus gestart: een rijdende naschoolse opvang die de kinderen al spelend in een groot gebied van school naar huis brengt. Verder zijn er hier en daar opvangvoorzieningen voor noodgevallen: een ziekenboeg in het kinderdagverblijf of een mogelijkheid om thuis bij het kind op te passen. In een chronische situatie (een gehandicapt, chronisch ziek of anderszins kwetsbaar kind) zoekt men naar mogelijkheden voor extra en gespecialiseerd personeel. In onder andere Dordrecht, Utrecht en Valkenburg aan de Geul wordt geëxperimenteerd met uitbreiding van het aanbod aan diensten. Bijvoorbeeld meer service voor ouders binnen de kinderopvangvoorziening, zoals maaltijden, boodschappen en was- en strijkservice.
PROFESSIONALISERING TUSSENSCHOOLSE OPVANG
FRANCHISEFORMULE
3. Professionalisering: het vak serieus nemen Voor meer kwaliteit en flexibiliteit is professionaliseren een belangrijke stap. Als een beroep professionaliseert, is dat het bewijs dat de samenleving en de beoefenaren het serieus gaan nemen. In verschillende experimenten gaat het om verdere professionalisering: Opleiden en bijscholen tussenschoolse opvang Professionalisering van de tussenschoolse opvang en het combineren van functies vergen bijscholingstrajecten op maat of vernieuwde opleidingen. Deze scholingstrajecten worden in een aantal experimenten opgezet, in samenwerking met ROC’s. IOS/Ensac in Utrecht heeft in het kader van zijn experiment uit praktijksituaties een opleidingsroute ontwikkeld voor leidsters in de tussenschoolse opvang. De ontwikkelde opleidingsroute is nu in de implementatiefase binnen het beroepsonderwijs. De scholingstrajecten voor leidsters tussenschoolse opvang hebben hun eerste diploma-uitreiking intussen gehad! Deze aanpak biedt nieuwe kansen voor herintredende (en) allochtone vrouwen en geeft mogelijkheden voor duobanen. Vrijwillig en betaald Op enkele plekken wordt geëxperimenteerd met coördinatoren voor vrijwilligers, zodat de vrijwilligers zich beter op hun eigenlijke werk kunnen richten. Voorbeelden zijn een coördinatie- en begeleidingsfunctie voor overblijfkrachten of voor leidsters-aan-huis in de kinderopvang. In de experimenten Brede School in Haarlem en in ‘Plezier tijdens de overblijf ’ in Lelystad wordt hiermee gewerkt. Een stap verder is dat vrijwilligers zich ontwikkelen tot opgeleide en betaalde krachten. Een voorbeeld hiervan is de omscholing van de overblijfkracht naar opgeleid en betaald leidster in de tussenschoolse opvang. Ook hier blijkt uit de experimenten dat met name herintredende allochtone vrouwen hier mogelijkheden in zien. Kwaliteit en focus dankzij een franchiseformule De franchiseformule is een alternatief in opkomst waarbij leidsters als zelfstandige ondernemers, verbonden aan een moederbedrijf (een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvangcentrum of gastouderbureau) hun diensten aan ouders aanbieden. Voorbeelden hiervan worden uitgewerkt in paragraaf 3.5 Diensten op Maat.
3.3-a.3
RESULTATEN EN AANDACHTSPUNTEN UIT DE EXPERIMENTEN
RESULTATEN VAN EXPERIMENTEN •
Het concept Dagarrangement als integrale oplossing voor voorschoolse opvang, onderwijs, doorlopende opvang tussen de middag en culturele, sport- en educatieve activiteiten na lestijd. Qua tijden op elkaar afgestemd, zo mogelijk vanuit één locatie aangeboden en inclusief vervoer naar activiteiten.
•
Fysieke integratie en inhoudelijke verbinding tussen lesstof tijdens schooltijd en activiteiten in de buitenschoolse opvang (verlengde schooldag).
•
Opleidingsroute voor leidsters in de tussenschoolse opvang ontwikkeld.
•
Concrete combinaties van buitenschoolse opvang en sport of andere culturele activiteiten, ook via bijvoorbeeld sportverenigingen.
•
‘Productiepartnerschappen’ met voorzieningen die buitenschoolse activiteiten leveren (sportverenigingen, zwembad, muziekschool, culturele instellingen) voor de inkoop van activiteiten.
•
Ontwikkeling van combinatiefuncties onderwijsassistent – leidster buitenschoolse opvang – activiteitenbegeleidster – coördinator / begeleider overblijven (‘pedagogisch medewerker’ of ‘fritidspedagog’).
•
Samenwerkingscontracten voor onderwijs en opvang, waarbij iedere deelnemende organisatie zelfstandig en verantwoordelijk is voor zijn eigen onderdeel.
•
De Bengelbus voor rijdende kinderopvang en vervoer tussen school en huis in landelijk gebied.
•
Franchiseformule waarin leidsters als zelfstandige ondernemers, verbonden aan een moederbedrijf (een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvangcentrum of gastouderbureau) kunnen functioneren.
•
Ervaringen met het gecombineerd aanbieden van diensten, bijvoorbeeld kinderopvang en was- en maaltijdservice.
•
Ontwikkeling van Flexaccount, een softwarepakket voor de logistieke beheersing en verwerking van de felxibiliteitsvragen van gebruikers ten behoeve van de organisatie van flexibele kinderopvang.
•
Opening van een kleinschalige ‘ziekenboeg’ voor noodopvang van zieke kinderen.
Aandachtspunten voor beleid • Het is raadzaam buitenschoolse opvang en vrijetijdsaanbod te integreren in één nieuwe wijkgebonden of dorpsgebonden voorziening met functies op het gebied van onderwijs, opvang en recreatie. Deze voorziening en de basisschool dienen nauw samen te werken. Voor de samenwerking is het nodig dat verantwoordelijkheden en financiering goed worden geregeld. Dit vraagt om een gezamenlijk beleid op landelijk niveau van meerdere departementen om randvoorwaarden te creëren. • Vooral buiten- en met name tussenschoolse opvang verdient aandacht. Het nog niet voldoende beschikbaar zijn hiervan is een belangrijk knelpunt in een betere dagindeling voor werkende ouders. • De professionalisering van de begeleiding en het invoeren van combinatiefuncties van overblijfkracht met die van leidster buitenschoolse opvang / vrijetijdsbegeleider zijn belangrijke stappen. • In experimenten komt naar voren dat de kosten van buitenschoolse opvang in combinatie met een vrijetijdsactiviteit een probleem zijn. Ouders betalen voor de buitenschoolse opvang een inkomensafhankelijke bijdrage, maar voor de samenwerking met activiteiten komen daar nog eens de kosten voor de activiteiten bovenop. Vooral voor ouders met een laag inkomen kan dit problemen opleveren. Wet- en regelgeving In de samenwerking tussen buitenschoolse opvang en voorzieningen voor vrijetijdsactiviteiten kunnen regels soms botsen. Een paar concrete voorbeelden: In de samenwerking ontstaan nieuwe functies en combinatiefuncties. De betreffende CAO’s (primair onderwijs, welzijn, kinderopvang) hanteren verschillende functieomschrijvingen en salarisniveaus, wat in de praktijk moeilijkheden oplevert. De veiligheids- en hygiëne-eisen die de GG&GD hanteert voor de kinderopvang en voor de buitenschoolse opvang zijn strenger dan voor basisscholen en vrijetijdsvoorzieningen. In het gezamenlijk gebruik van één gebouw leidt dit soms tot fricties.
Om de complexiteit van het terrein van ‘Dagarrangementen’ aan te geven, noemen we hieronder (niet uitputtend) relevante wet- en regelgeving, waar organisaties die gaan samenwerken mee te maken krijgen: Wet Primair Onderwijs AmvB, Tijdelijk besluit kwaliteitsregels kinderopvang Gemeentelijke verordening op de kinderopvang (kwaliteitsregels en inspectie) Financieringsregelingen voor kinderopvang en primair Onderwijs Formatieregeling Basisonderwijs Gemeentelijke subsidieverordeningen voor sociaal cultureel werk, sport, kinderopvang en scholen Vergunningenbeleid van gemeenten voor kinderopvang, scholen, vrijetijds- en welzijnsinstellingen Belastingregeling voor aftrek van kosten kinderopvang Inkomstenbelasting BTW-plicht Werkgelegenheidsmaatregelen Vrijwilligersvergoedingen CAO’s Kinderdagverblijven, Sociaal Cultureel Werk, Primair Onderwijs Bouwvergunningen, Ruimtelijke ordening en Bouwbesluit Verzekeringen (W.A.) Arbo-wetgeving Wet BIG (Beroepenregistratie in de Gezondheidszorg) Arbeidstijdenwet.
Concrete producten • “3-D presentatie van multifunctioneel centrum Sluis”; je loopt zelf door de brede plattelandsschool heen. Gemeente Sluis-Aardenburg. • “Het Hoekse Huis; uitdaging in geborgenheid”; een modelbeschrijving brede school. Gemeente Bergschenhoek. • “Projectverslagen over flexibele gastouderopvang op één centrale locatie”. Gemeente Haarlem. • “Verslagen over twee experimenten in twee vensterscholen”. Voor meer informatie zie ook www.vensterschool.groningen.nl. Vensterscholen Groningen. • “De opening van de Community school”; video. De Community School, Amsterdam.
3.3-a.4
COMMISSIE DAGARRANGEMENTEN
BREDE SCHOLEN EN VVE
WAT IS ER INMIDDELS OPGEPAKT? De ontwikkeling van Dagarrangementen krijgt gestalte in de werkzaamheden van de Commissie Dagarrangementen. Deze commissie is naar aanleiding van het advies “4+2=7”33 en op initiatief van de ministeries van EZ, OC&W, BZK/GSI, VWS en SZW ingesteld. De commissie heeft als opdracht om het proces te versnellen om tot sluitende dagarrangemneten te komen voor ouders en kinderen. De Commissie brengt begin 2002 advies uit en sluit in haar ideeën aan bij de initiatieven die de afgelopen jaren op diverse plaatsen in het land zijn genomen, bijvoorbeeld de Brede Scholen en de ontwikkelingen in de VVE (Vroeg- en Voorschoolse Educatie34). De inbreng van het concept dagarrangementen in de Brede School ontwikkeling, met name het bijeenbrengen van voorzieningen op één locatie, heeft verder invloed op het ruimtelijke ordeningsbeleid van lokale overheden. In sommige Vinexlocaties worden combinaties van voorzieningen in multifunctionele gebouwen samengebracht, veelal bij basisscholen. De ontwikkeling van concepten voor multifunctionele accommodaties en dienstenknooppunten wordt verder voortgezet, inclusief de benodigde modellen voor financiering, exploitatie, samenwerking en beheer. De resultaten zullen via de geëigende kanalen beschikbaar komen. In dit kader heeft het Projectbureau Dagindeling de publicatie Internationale good practices in Europa en de VS, naar meer samenhang tussen onderwijs, opvang en vrije tijd (NIZW, 2001) uitgegeven. Mede naar aanleiding van de experimenten van omni-sportvereniging Kampong in Utrecht en van voetbalvereniging Buitenveldert in Amsterdam is het Ministerie van VWS een experimentele regeling sport en kinderopvang gestart. VWS ziet in deze verbinding ook kansen voor sportverenigingen zelf, voor bevordering sportbeoefening door de jeugd en voor het breedtesportbeleid. De ministeries van OC&W, VWS en SZW werken voorstellen uit voor een kwaliteitsimpuls van de tussenschoolse opvang. Meerdere experimenten dagindeling hebben in deze ontwikkeling nieuwe ervaringen kunnen inbrengen en vanuit de praktijk bijgedragen aan het ontwikkelen van opleidingen voor leidsters in de tussenschoolse opvang. Ook worden er ideeën aangereikt voor combi(natie)functies in opvang, onderwijs en de sportwereld.
33
‘4+2=7’; advies van de Stuurgroep Dagindeling naar aanleiding van de discussies over de vierdaagse schoolweek in het basisonderwijs, december 1999.
34
Zie ‘Grenzeloos leren, een verkenning naar onderwijs en onderzoek in 2010’, 2001.
Experiment ‘Wijkontwikkeling Zaandam Zuid, vanuit zorg en dienstverlening’, Stichting Mennistenerf & Arcadis Heidemij Advies, Zaandam
3.3-b
MANTELZORG 3.3-b.1
INLEIDING Mantelzorg, oftewel de zorg voor ouderen, (chronisch) zieken of gehandicapten die de ‘normale zorg’ overstijgt, is onmisbaar in de totale zorgverlening. Kenmerkend voor mantelzorg is dat er sprake is van een bestaande sociale relatie tussen zorgvrager en zorgverlener. Deze relatie maakt het haast onvermijdelijk om als mantelzorger op te gaan treden. Mantelzorg is aanvullend op de betaalde, professionele zorg. Als deze bijdrage wegvalt, ontstaan er grote problemen in de professionele zorg. De professionele thuiszorg zal dit vacuüm niet kunnen vullen. Sommige mantelzorgers zijn overbelast door de combinatie van betaalde arbeid en zorg. Andere mantelzorgers komen door langdurende, intensieve zorgbelasting niet toe aan betaald werken, hoewel sommigen van hen dit wel wensen.
3.3-b.2
EXPERIMENTEN MANTELZORG EN VRIJWILLIGERSWERK Onder de noemer Mantelzorg en vrijwilligerswerk zijn in de categorie Zorg op maat 12 experimenten, (9% van het totaal) van start gegaan.
Twee focuspunten staan bij deze experimenten centraal 1. 2.
Totaal aanbod van zorg (zorgcontinuüm) op wijkniveau Cultuurverandering in arbeidsorganisaties met betrekking tot (mantel)zorg.
12 Experimenten mantelzorg en vrijwilligerswerk Naam Experiment
Indiener & Uitvoerder
Plaats van uitvoering
Wachtlijstbegeleiding ouderenwoonzorgcentra
Stichting Dienstverlening Leiden
Leiden
Zorgaanbod CV Woonzorg A’dam
CV Woonzorg Amsterdam
Amsterdam
Centrum voor onvrijwillige taakcombineerders
Gemeente Leiden
Leiden
Wijkontwikkeling Zaandam Zuid, vanuit zorg en dienstverlening
Stichting Mennistenerf & Arcadis Heidemij
Zaandam
Advies Helpdesk Mantelzorg en Werk
Stichting Welzijn Escamp
Den Haag
Project Alarmopvolging
Stichting Regionaal Zorg Beraad Midden-
Gouda
Holland & De Vierstroom Diensten BV Vrijwilligerswerk voor taakcombineerders
Stichting Vrijwilligers Management
Utrecht
Een goede dagindeling zorgt voor meer satisfactie
Stichting Surinaamse Vrouwen Bijlmermeer
Amsterdam Zuid-Oost
& LOSV Nieuwe Ideeën met en voor Allochtone Ouders
Enzovoort, innovatie in emancipatie
Arnhem
Gastgezinnen voor Ouderen
Stichting Welzijn van Ouderen Assenede/
Sas van Gent
Sas van Gent Erbij Blijven, Thuis en op het Werk
Stichting Pyloon
Alkmaar
Een goede dag
Stichting Amsterdam Thuiszorg & Stichting
Amsterdam
Kleur in ‘t Werk Gearceerd: diversiteit centraal
Klinkt dat koel? Yolande Rijnders, zorgmakelaar in het experiment ‘Erbij blijven, thuis en op het werk’ in Alkmaar in de Volkskrant:
“De mantelzorger moet zich realiseren dat het werk is wat hij doet. Het is ook niet zo dat je 32 uur op de loonlijst staat. Ik ken het voorbeeld van een man die vijftig uur per maand betaald krijgt als vergoeding voor zorg. Klinkt dat koel? Zijn vrouw zat in de WAO, de man uiteindelijk ook, omdat hij werk en zorg samen niet meer aankon en hun inkomen daalde. Door het PGB (Persoonsgebonden Budget) is hij weer aan het werk. Je hebt beslissingen dus veel meer in eigen hand, dat vind ik het goede. Het zal de oplossing zijn voor heel veel mensen.”
TOEGANKELIJKE LOKALE ZORGINFRASTRUCTUUR
ZORGMAKELAAR
BALANS WERK EN MANTELZORG
ALLOCHTONE MANTELZORGSTERS
1. Totaalaanbod van zorg (zorgcontinuüm) op wijkniveau De experimenten hebben tot nu toe inspirerende ideeën en oplossingen in beeld gebracht, maar ook een aantal knelpunten. Een goede oplossingsrichting lijkt te bestaan uit een ‘zorgcontinuüm’: een toegankelijke lokale zorginfrastructuur met samenhangende voorzieningen die een balans tussen werk en mantelzorg mogelijk maken. Dit gebeurt door samenwerking tussen professionele zorg (intramuraal en thuiszorg) en informele opvang en dienstverlening (buurtvrijwilligers en familiezorg). Belangrijk hierbij is wijkontwikkeling vanuit zorg- en dienstverlening. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om netwerken op wijkniveau, gekoppeld aan intramurale zorgcentra. Om een vorm van ‘zorgcontinuüm’ te realiseren, experimenteert de stichting Pyloon (Zaandam) in Alkmaar met de zorgmakelaar. Het experiment ‘Erbij blijven, thuis en op het werk’ omvat drie concrete activiteiten. Allereerst hulp bieden aan mantelzorgers, met informatie, het inschakelen van vrijwilligers of professionele zorginstellingen en het ontwikkelen van ondersteunende diensten als mantelzorgloketten. Verder hebben alle betrokken organisaties in diverse gemeenten in de provincie Noord-Holland een brede samenwerking opgezet om formeel en informeel zorgaanbod met elkaar te verbinden. En tenslotte worden werkgevers actief benaderd om meer rekening te houden met medewerkers die mantelzorg verrichten. Projectleider Stichting Welzijn Eskamp, Den Haag: We dachten even wat voorzieningen en diensten in de markt te zetten, maar daar hebben we veel te makkelijk over gedacht. Mantelzorgers laten niet zomaar vreemden toe, hebben eigen ervaringsdeskundigheid opgebouwd en willen die niet zomaar afstaan. Angst voor het onbekende speelt ook mee, en mensen die van zorg afhankelijk zijn, voelen zich extra kwetsbaar. Dat vraagt dus om grote zorgvuldigheid en goede ondersteuning. 2. Cultuurverandering in arbeidsorganisaties met betrekking tot (mantel)zorg Het is belangrijk dat werkgevers oog hebben voor de combinatie werk en mantelzorg van hun werknemers. Oftewel ruimte bieden om deze combinatie mogelijk te maken. Mantelzorgers die hun zorg combineren met een (betaalde) baan, verdienen extra aandacht van hun werkgever. Het geldt echter ook voor werkgevers in de zorgsector zelf. Een slag die met name nog moet worden gemaakt is aandacht voor de positie van allochtone mantelzorgers. Ondersteunende voorzieningen bereiken deze doelgroep vaak niet. Dit is wel urgent omdat er een cultuurbreuk ontstaat tussen de eerste en de tweede generatie allochtonen. Allochtone ouderen, zieken en gehandicapten verwachten vaak dat hun kinderen voor hen zorgen. De tweede generatie wil zijn leven hier niet meer alleen op inrichten en wil ook steeds vaker zorg combineren met werk. Een experiment dat met succes werkt aan een oplossing op dit punt loopt bij de Stichting Thuiszorg in Amsterdam. Daarbij kunnen Turkse en Marokkaanse mantelzorgsters hun
ouders ‘meenemen’ naar een betaalde baan bij deze Stichting, uiteraard op voorwaarde dat wordt voldaan aan indicatiestelling voor professionele thuiszorg. De Stichting ontwikkelt met deze groep vrouwen specifieke arbeid-zorgcombinaties. Daarbij snijdt het mes aan meerdere kanten. Allereerst krijgt allochtone clientèle toegang tot reguliere thuiszorg. Dit draagt bij aan een cultuuromslag binnen deze groep en binnen de thuiszorg zelf. Verder krijgt de thuiszorg een ‘kleurrijker’ personeelsbestand. Ten derde krijgen allochtone vrouwen een extra kans tot betaald werk en krijgt de Thuiszorg zicht op de voorwaarden die nodig zijn om deze groep verborgen arbeidspotentieel blijvend aan het werk te houden. En ten vierde biedt deze aanpak een oplossing voor de wachtlijstproblematiek in de thuiszorg en een doorbraak in de krappe arbeidsmarkt.
3.3-b.3
RESULTATEN EN AANDACHTSPUNTEN UIT DE EXPERIMENTEN
RESULTATEN VAN EXPERIMENTEN •
Een zorgmakelaar in de wijk die mantelzorgers direct ondersteunt. Ontwikkeling van een nieuwe functie.
•
Combinatie van instroom van allochtone vrouwen in de thuiszorg, met thuiszorgaanbod en beoogde oplossing wachtlijstproblematiek.
•
Samenwerkingsmodel tussen verzorgingshuis of een asielzoekerscentrum en de buurt.
•
Weekendcursussen voor allochtone mantelzorgers.
•
Ontwikkeling van een pool van gastgezinnen voor opvang ouderen, die afhankelijk van mantelzorg zijn.
•
Nieuwe inzichten met betrekking tot de beschikbaarheid van taakcombineerders voor vrijwilligerswerk.
•
Inzicht in voorwaarden voor een ‘zorgcontinuum’ op wijkniveau.
Aandachtspunten voor beleid • De verhouding tussen de drie pijlers van een ‘zorgcontinuüm’ op lokaal niveau – professionele zorg, informele zorg door vrijwilligers en mantelzorg – moet nog zodanig worden uitgewerkt dat ze alledrie een erkende plek krijgen. • Op een aantal punten bevindt de structurele aandacht voor mantelzorg zich nog in het beginstadium en verdient daarom verdere uitwerking. • Steunpunten Mantelzorg bereiken de mantelzorgers onvoldoende. Niet alle mantelzorgers zijn op de hoogte van het bestaan van dergelijke steunpunten. Een oplossing is wellicht deze in een dienstenknooppunt onder te brengen. • Positief is de ontwikkeling dat mantelzorg en professionele zorg naar elkaar toegroeien. De mantelzorger kan – deels – professioneel ingezet worden. Op dit punt worden ook goede resultaten bereikt onder allochtone doelgroepen, zowel aan vraag, als aan aanbodzijde.
3.3-b.4
VERSTERKING VAN DE MAATSCHAPPELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN BEDRIJVEN
WAT IS ER INMIDDELS OPGEPAKT? VWS heeft in haar aanbiedingsbrief bij de notitie Zorg Nabij – mantelzorgondersteuning35 aangegeven dat, als de resultaten van de experimenten dagindeling positief zijn, VWS zorg zal dragen voor verspreiding van deze inzichten. Hierbij wordt onder meer gedacht aan werkgevers in de zorgsector. In het Meerjarenbeleidsplan Emancipatie en de nota Zorg Nabij – mantelzorgondersteuning komt aan de orde hoe de koppeling tussen mantelzorg, informele zorgverbanden en professionele zorg tegemoet kan komen aan de personeelsproblematiek in de zorg. Er zijn aanknopingspunten met het Grote Steden Beleid waar het gaat om de betrokkenheid van werkgevers bij het thema mantelzorg en hoe deze past bij de versterking van de maatschappelijke verantwoordelijkheid van bedrijven.
35
Aanbiedingsbrief bij notitie Zorg Nabij- mantelzorgonderondersteuning, Ministerie van VWS, juni 2001.
Experiment ‘Werk aan huis’, Kleur in ’t werk, Amsterdam
3.4
WERK OP MAAT 3.4.1
ANDERE WENSEN WERK-PRIVÉ BALANS
INLEIDING Veel bedrijven en non-profitorganisaties zijn alert als het gaat om het vernieuwen van hun producten en diensten volgens de wensen van de klant, om het introduceren van nieuwe technologieën en om kansen te grijpen op nieuwe markten. Ze zijn, kortom, uitstekend in staat om zich aan nieuwe omstandigheden aan te passen. Op één terrein ligt nog een geweldige uitdaging. Namelijk aansluiting op nieuwe opvattingen over het combineren van werk en privé. De trend is duidelijk: steeds meer mensen hebben andere wensen ten aanzien van hun werk-privé balans. Uit onderzoeken blijkt dat niet alleen vrouwen in deeltijd willen werken, maar dat deze behoefte bij mannen groeit. Met name onder jonge mannelijke starters op de arbeidsmarkt ligt dit percentage hoog. 90% van deze categorie mannen werkt voltijd, terwijl 44% aangeeft liever een deeltijdbaan te hebben.36 Het merkwaardige is dat de behoefte hiertoe breed wordt gevoeld, maar dat beweging in de goede richting nog te weinig op gang komt. Hoe komt het toch dat dit proces zo langzaam gaat? Temeer daar de positieve effecten voor organisaties die wel zoeken naar oplossingen evident zijn. Hogere productiviteit, lagere verzuimcijfers, minder verloop, aantrekkelijker positie op de arbeidsmarkt, mogelijkheden om nieuw potentieel aan te boren, bijvoorbeeld vrouwen en allochtonen. Zo zal een betere werk-privé balans meer vrouwen stimuleren een betaalde baan te nemen. Investeren in werk-privé beleid De conclusie lijkt duidelijk: investeren in werk-privé beleid is verantwoord. Bijvoorbeeld door het als integraal onderdeel op te nemen in het totale organisatiebeleid. Doe je dit niet dan neem je als bedrijf een groot risico. Uitgangspunt van de experimenten in ‘Werk op maat’ is dan ook dat werkgever en werknemer bedrijfsbelang en privébelangen beter op elkaar afstemmen. En dat hierin een nieuwe balans wordt gevonden.
3.4.2
EXPERIMENTEN WERK OP MAAT Onder de noemer Werk op maat zijn 32 experimenten, (23% van het totaal), van start gegaan.
Drie focuspunten spelen bij deze 32 experimenten een rol 1. 2. 3.
Arbeidstijdenmanagement Telewerken Cultuurverandering.
36
Eƒƒecten van cultuur, van arbeidsethos naar combinatie-ethos, Stuurgroep Dagindeling, november 2000.
32 Experimenten Werk op maat Naam experiment
Indiener & Uitvoerder
Plaats van Uitvoering
Flexibel Werken
Uitgeverij Het Spectrum & Turpin Vision
Utrecht en Eindhoven
Dagindeling voor laaggeschoolde
Stichting Centrum BOA
Utrecht
Werken en Leven
Achtgoed Bouwen en Wonen & Van Iren / Callens
Amersfoort
Project Arbeid en Zorg
Gemeente Rotterdam, Parkeerbedrijf Rotterdam, Diergaarde
Rotterdam
werkende vrouwen
Blijdorp & de RET Tele-inn uitzendbureau
Stichting TelewerkForum Nederland
Woerden
Deeltijdbeleid in een breder perspectief
Medisch Spectrum Twente
Enschede
Koplopers Collectie
De Jong & Van Doorne-Huiskes
Utrecht
Over de drempel
Stichting Prismant en Stichting Syndion, Drechtsteden
Utrecht
Werktijden op Maat
Bureau Emancipatiezaken Den Bosch & Maximiliaan
Helmond
Zorg op Maat door Arbeid op Maat
Stichting SVB
Kerkrade
Time Mixing
BLS totaalinstallateurs BV
Nieuwerkerk a/d IJssel
Carriere en Familie Project
Stichting Kwaliteit Arbeid en Zorg & O.F.A.
Amsterdam
Flexkwadraat
Stichting Ekdé & Mobiliteit/Flexpool
Deventer
Be Kind
Stichting Aanvullende Thuiszorg
Sittard
Project Werk en Leven
ABN/AMRO bank NV & Van Iren / Callens
Amsterdam en Arnhem
Flexibel Werken
Keg Bouwbedrijf
Tilburg
Werk aan huis
Stichting Kleur in ‘t Werk
Amsterdam
Van Onderop
Equivalent & FNV regio Oost
Regio Oost
Nieuwe Dimensies binnen Personeelsbeleid:
Vredestein Banden B.V. & Activa
Enschede
Dagindeling Balans Werk en Privé
Stichting Regionaal Kruiswerk Mark en Maas
Oosterhout
Een Betere Balans tussen Werken en Zorgen
FNV Bondgenoten & Dupont de Nemoers, General Electric Plastics,
Oss, Bergen op Zoom, Enschede,
in Arbeidsorganisaties
Vredestein en Diosynth
Dordrecht
Werk en privé in balans. Naar een beter
Stichting ROC, Amsterdam e.o. & Bureau Boelens
Amsterdam
Stichting Projecten MKB Nederland, Schouwen-Duiveland
Schouwen-Duiveland
Dagindeling in vleesverwerkende industrie
Stichting VOWV
Haarlem
COMBI-n-ING
Niria, Nederlandse Ingenieursvereniging & VHTO
Den Haag
Dagindeling in Zorgorganisaties in de
Stichting BOAZ & Walvis Consulting Group
Regio Rijnmond
Goed voorbeeld doet goed volgen
Stichting PSW arbeidsmarktadvies
Den Bosch
Duojob Diagnosetool
Peter Rooze Consultancy B.V.
Amsterdam
Arbeidstijdenmanagement voor Specialisten
Stichting Ziekenhuis Rijnstate & Adviesbureau de Bovenkamer
Arnhem
Nanny Service
Start Holding B.V. & Stichting kinderopvang Humanitas
Gouda
onderwijs De MKB-ondernemer ondernemend in werk en privé
regio Rijnmond
Sturing Versus Vrijheid bij Project Telewerken N.V. Interpolis Schade
Tilburg
Flexibel Werken
Velp
Waterbedrijf Gelderland
Gearceerd: diversiteit centraal
1. Arbeidstijdenmanagement Arbeidstijdenmanagement gaat over flexibilisering van arbeidstijden. Hiervoor worden in diverse experimenten gerichte instrumenten ontwikkeld.
FLEXIBILISERING WERKTIJDEN
Flexibilisering van werktijden bij grote… De Nederlandse bandenfabriek Vredestein kreeg steeds meer problemen bij het aantrekken van medewerkers. Daarom heeft de onderneming experimenten opgezet om oudere
werknemers voor zich te behouden en om de kansen die er zijn onder allochtoon arbeidspotentieel te benutten. Met medewerkers wordt meer overlegd hoe zij zullen worden ingeroosterd. Bij allochtonen wordt tegelijk gewerkt aan taalverbetering, waarbij Vredestein dus ook effect sorteert op het punt van inburgering op de werkplek. Andere experimenten lopen bij Du Pont, een Amerikaans bedrijf waar sprake is van een ‘voltijdscultuur’. Hier wordt gewerkt aan het verbeteren van kinderopvang, zeggenschap over werktijden en deeltijdwerk in ploegendienst. Nog een voorbeeld is Buma Stemra, dat veel vrouwelijke werknemers heeft. Hier wordt het werk-privé klimaat verbeterd door meer voorzieningen te creëren, zoals buitenschoolse opvang, flexibele begin- en eindtijden, deeltijdarbeid en verlofregelingen.
MIDDEN- EN KLEINBEDRIJF
… en bij kleine bedrijven Maar introductie van nieuwe werktijden kan ook bij kleine bedrijven. Een goed voorbeeld is het deeltijdwerk bij Keg bouwbedrijf in Tilburg. Het bedrijf is genomineerd voor de Brabantse economieprijs. Een ander voorbeeld waar deeltijdwerk mogelijk werd gemaakt in een cultuur waar dit niet gebruikelijk is, is BLS Installatiebedrijf in Nieuwerkerk aan de IJssel. ‘Hoogdravende plannen’ Cees van Bloois, directeur BLS totaalinstallateurs: “Het grappige is dat de beste oplossingen voortkomen uit problemen. Ik kan hoogdravende plannen verzinnen, maar pas als mensen thuis in de knel komen, willen ze meedoen. En dan zijn ze wel enthousiast!”
Experiment ‘Flexibel werken’ van Keg Bouwbedrijf
Dat arbeidstijdenmanagement ook in een mannenwereld als de bouwsector zijn vruchten afwerpt, heeft bouwbedrijf Keg uit Tilburg wel bewezen. De directeur van Keg werkt zelf van meet af aan in deeltijd. Daarom was de stap naar deeltijdwerk in haar bedrijf snel genomen. De medewerkers hebben de keuze om minimaal drie dagen per week te werken, wat wel enige eisen stelt aan logistiek en communicatie. Eisen die Keg succesvol wist in te vullen. Zo succesvol dat deze pionier, die aanvankelijk weinig waardering vond onder collega’s, nu voortdurend om informatie gevraagd wordt.
In het MKB blijkt dat het opzetten van samenwerkingsverbanden een goede oplossing kan zijn om de mogelijkheden voor flexibilisering te verruimen. Op Schouwen-Duiveland hebben een kinderopvangorganisatie, een taxibedrijf en een vakantiepark het ontbreken van voorzieningen creatief opgelost door de handen ineen te slaan om kinderopvang te realiseren voor de eigen medewerkers en de bewoners van het eiland.
ARBEIDSTIJDENMANAGEMENT IN ZORGSECTOR
‘Dagindeling werft’ in de zorgsector Dat arbeidstijdenmanagement kan werken in een sector met personeelstekorten blijkt bijvoorbeeld bij Kruiswerk Mark en Maas in Oosterhout en de ziekenhuizen Medisch Spectrum Twente in Enschede en Rijnstate in Arnhem. Het verloop van personeel ligt lager en er is weinig of geen personeelstekort. In Arnhem zijn ook de specialisten – zowel de zelfstandige als die in dienstverband – nu bij het experiment betrokken. SVB (Stichting Verpleegtehuizen en Bejaardenzorg) in Kerkrade meldt in advertenties dat werktijden in overleg zijn vast te stellen, hetgeen een zeer grote respons van kandidaten bleek op te leveren. Juist in de zorgsector, die lijdt aan een krappe arbeidsmarkt. Dit heeft bij SVB geleid tot de conclusie: ‘Dagindeling werft, dagindeling werkt!’
Kansen voor alleenstaande ouders In enkele experimenten is het faciliteren van de combinatie werk en privé uitgangspunt om mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt aan het werk te helpen. Zo heeft de Stichting Ekdé in Deventer samen met elf grote bedrijven en het MKB een Flexibele Mobiliteitspool ontwikkeld. Een bundeling van arbeidsmarkttoeleiding, scholing en bijvoorbeeld kinderopvang gekoppeld aan flexibele werktijden maakt het voor laag geschoolde vrouwen makkelijker hun weg naar de arbeidsmarkt te vinden.
TELEWERKEN ‘OM DE HOEK’
2. Telewerken Telewerken betekent tijd- en plaatsonafhankelijk werken door toepassing van nieuwe communicatietechnologieën. Naast thuiswerken bestaan meerdere varianten. Zo ontstaan er op diverse strategisch gelegen plaatsen telewerkkantoren, zoals bijvoorbeeld in een experiment in Leidsche Rijn. Telewerkers, vinden ‘om de hoek’ faciliteiten, waarbij ook kinderopvang en catering mogelijk is. Dat bespaart tijd in woon- werk verkeer. Telewerken levert door de besparing van kantoorruimte volgens de experimenten extra winst op37. ‘Thuis, onderweg en bij de klant’ De werkplek is waar je bent, het kantoor wordt een ontmoetingsplek! Geconcentreerd werken doen we thuis of in een cockpit in kantoor. We werken onderweg en bij de klant. We gaan naar kantoor voor onze sociale contacten, voor overleg en om bij te tanken uit de bedrijfscultuur.” (Interpolis). Van aanwezigheid naar bereikbaarheid en output In de experimenten worden managementinstrumenten ontwikkeld om output te meten en te matchen met beschikbare medewerkercapaciteit. Op dit gebied is verzekeraar Interpolis een belangrijke pionier. Het bedrijf ontwikkelt binnen het eigen telewerkconcept een instrument dat voor (midden)managers informatie oplevert waarmee ze op bereikbaarheid en output in plaats van op aanwezigheid kunnen sturen. PSW Arbeidsmarktadvies in Brabant heeft telewerkconcepten voor met name de adviesbranche binnen het MKB uitgewerkt. Deze worden nu in samenwerking met MKB Brabant overdraagbaar gemaakt. Verder werkt het Waterbedrijf Gelderland aan telewerkmogelijkheden voor installateurs, zodat zij meer direct vanuit huis opereren. Zij vermijden daarmee files, kunnen duidelijke afspraken maken met klanten en kunnen hun zorgtaken thuis (samen) beter regelen. Uit onderzoek38 blijkt dat telewerken aanzienlijk minder gangbaar is dan veelal wordt aangenomen. In de experimenten blijkt dat, door de nieuwe ingang werk-privé balans, het middel telewerken in het bedrijf meer geaccepteerd wordt.
Experiment ‘Werk aan huis’ van uitzendbureau ‘Kleur in ’t werk’
Hier blijkt telewerken ook succesvol te kunnen zijn om Marokkaanse en Turkse vrouwen deel te laten nemen aan betaalde arbeid. Buitenshuis werken lijkt in meer traditionele kringen niet mogelijk vanwege de thuissituatie en culturele belemmeringen. Het arbeidspotentieel van deze doelgroep omvat tienduizenden vrouwen, met name in de Randstad. Een groep vrouwen is via de pc met netwerkaansluiting thuis aan het werk en verricht administratief, secretarieel en redactioneel werk en staat daarbij ook telefonisch klanten van opdrachtgevers te woord. Bij dit werk hoort een structurele wekelijkse terugkomdag op het kantoor van het uitzendbureau voor teamoverleg en binding. Na verloop van tijd blijkt ook het thuisfront hieraan te wennen. Een cultuuromslag waardoor voor de allochtone vrouwen meer mogelijkheden ontstaan voor betaald werk buitenshuis.
Kleur in het werk: samen thuis, samen uit Het Telewerk concept kan ook een positief effect hebben op het toetreden van groepen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt.
METHODIEK ‘WERK EN LEVEN’
3. Cultuurverandering ‘Werk en leven’ is een methodiek om normen, waarden en organisatiestructuren boven tafel te krijgen. Het gaat daarbij om het bespreekbaar maken van de balans tussen zakelijke en persoonlijke prioriteiten. De methodiek komt oorspronkelijk uit de VS en is door Callens en Van Iren39 voor de Nederlandse situatie aangepast. Ook andere adviesorganisaties experimenteren met deze methodiek. ‘Werk en leven’ is gericht op het proces van interactie tussen individuen in organisaties, de aanpak is persoonlijk (ook partners van managers worden betrokken) en gericht op het helder krijgen van de persoonlijke doelstellingen binnen het kader van de zakelijke doelstellingen. Belangrijke rol speelt de ontdekking dat het thema ‘Werk en leven’ een vliegwiel voor cultuurverandering in arbeidsorganisaties kan zijn. Hoewel het proces de nodige tijd neemt, is ‘Werk en leven’ inzetbaar in zowel grote als kleine organisaties.
Experiment ‘Project Werk en Leven’ ABN AMRO: Vitamineshot door aandacht voor werk-privébalans
Bankiers zijn harde werkers die zich niet gauw ziek melden. Maar dat is nog iets anders dan lekker in je vel zitten. Dat blijkt uit de ervaringen bij ABN AMRO. Mensen liepen te lang door en werden dan echt goed ziek. ‘Werk en leven’ als insteek voor een cultuurveranderingsproces bleek de nodige vitamineshot te geven. Het ziekteverzuim daalde van 14% naar 2%! Een duidelijk bewijs voor sterk gegroeide tevredenheid. Dat willen wel meer mensen bij ABN AMRO. En zo geschiedt: ‘Werk en leven’ is nu item op vele andere vestigingen en afdelingen, een duidelijk vliegwieleffect. Het is inmiddels opgenomen in het HRM-beleid.
GROTE DALING ZIEKTEVERZUIM
Vier experimenten waarbij de ‘Werk en leven’ methode wordt toegepast lopen bij ABN AMRO in Amsterdam en Arnhem, bij woningcorporatie Achtgoed Bouwen en Wonen in Amersfoort (tijdens een reorganisatie), bij 11 zorginstellingen in de regio Rijnmond en bij het ROC in Amsterdam. Door met een privébril naar inefficiency in bedrijfsprocessen te kijken groeit er een nieuwe vorm van leiderschap die medewerkers coacht in het vinden van een betere balans tussen werk en (privé) leven. Verder zijn medewerkers in staat hun eigen werkzaamheden vorm en inhoud te geven. Het blijkt dat de productiviteit toeneemt met meer vrijheid voor de medewerkers om hun eigen werktijden in te delen. De aanwezigheidscultuur kan hiermee veranderen in een resultaatgerichte cultuur. Verder verbetert de aantrekkingskracht op de arbeidsmarkt. Ook is er sprake van een positief effect op het ziekteverzuim en de werkdruk. Bij ABN AMRO daalde het verzuim van 14% naar 2%, bij Achtgoed van 12% naar 7%. Het kan een aanwijzing zijn dat verzuim te maken heeft met de combinatie van werk en privé, maar ook dat door het wegwerken van inefficiënte zaken en cultuurverandering de motivatie en zelfsturing van medewerkers verbetert.
37
Waterbedrijf Gelderland heeft een gebouw afgestoten na invoering van telewerken.
38
Onderzoek ‘ICT, flexibilisering en emancipatie: dubbel delen in de digitale delta’, Ministerie van EZ, 2001.
39
SZW publicatie “Werk en leven” in opdracht van DCE, Opportunity in Bedrijf en Projectbureau Dagindeling, september 1999.
3.4.3
RESULTATEN EN AANDACHTSPUNTEN UIT DE EXPERIMENTEN
RESULTATEN VAN EXPERIMENTEN •
Ontwikkeling van diverse instrumenten voor arbeidstijdenmanagement en deeltijdwerken (bijvoorbeeld de duojob diagnosetool) en publicaties met voorbeelden (Koploperscollectie). (Zie hiervoor verder de lijst met concrete producten.)
•
Werk-privé beleid als effectief instrument voor personeelswerving in de zorginstellingen op een krappe arbeidsmarkt. Vermindert wachtlijsten en verbetert de zorg in afstemming op wensen van klanten.
•
Onverwachte allianties op plaatselijk niveau die nieuwe oplossingen opleveren zoals bijvoorbeeld in Zeeland in het MKB: Kinderopvang voor de eigen medewerkers en omwonenden door samenwerking tussen een kinderopvangorganisatie, taxibedrijf en vakantiepark.
•
De eerste telewerkconcepten voor het MKB en voor allochtone vrouwen zijn ontwikkeld.
•
Ontwikkeling van managementtools om te sturen op bereikbaarheid en output in plaats van op aanwezigheid.
•
Ontwikkeling van de ”werk en leven’’ methodiek gericht op nieuwe arbeidsverhoudingen. Gebruik van deze methodiek leverde op korte termijn in een aantal voorbeeldbedrijven al vermindering van ziekteverzuim en werkdruk op.
•
Een Flexibele Mobiliteitspool met voorzieningen voor bijstandsouders, opgericht door bedrijven ter verbetering van werk-privé balans van medewerkers.
Aandachtspunten voor beleid • Arbeidstijdenmanagement en het ter sprake brengen daarvan als instrument voor een betere werk-privé balans brengt organisaties voordelen: lager verzuim, grotere aantrekkingskracht op de arbeidsmarkt, meer productieve, zelfstandige en tevreden werknemers en een cultuur van resultaatgericht werken. • Meer zeggenschap over werktijden is de meest genoemde wens van medewerkers, maar er is soms begeleiding nodig om te groeien in de daarbij behorende verantwoordelijkheid. • Resultaten met telewerken zijn onder andere meer zelfstandigheid en flexibiliteit, minder reistijd, afname van (met name kortdurend) ziekteverzuim, hogere productiviteit en kwaliteit en een verbetering van het imago van het bedrijf als werkgever. Bovendien biedt telewerken mogelijkheden voor de reïntegratie van zieke werknemers.
•
•
•
Telewerkers weten vaak niet wanneer ze over hun eigen productiviteit tevreden mogen zijn. De output gerichte aansturing door het middenkader is dan ook punt van aandacht bij de experimenten. Bij telewerkende allochtone vrouwen zijn belangrijke aandachtspunten in het begin: begeleiding en communicatie, het voorkomen van sociale isolatie en een goede werkindeling. Telewerken bij deze doelgroep is vooral geschikt voor meer ervaren medewerkers. Meten is weten: er is instrumentontwikkeling gewenst om effecten van bijvoorbeeld telewerken over flexibele werktijden te kunnen meten.
Concrete producten • “Voorrang voor werk of privé?” en “Belangen in balans bij cliënt en ondersteuner”; publicaties over oplossingen voor de werk-prive combinatie in de zorgsector. Prismant, Utrecht. • “Werk aan huis, tele-thuiswerken”; verslag van werk-aan-huis project voor allochtone vrouwen. Kleur in ’t werk, Amsterdam. • “De Koploperscollectie”; publicatie over casestudies naar de werk-privé balans binnen bedrijven. De Jong & van Doorne Huiskes, Utrecht. • “Doel, doelgroep, werkwijze en resultaten van Flexkwadraat”; video over oprichting van flexibele mobiliteitspool met voorzieningen voor bijstandsouders. Ekdé, Deventer. • “Folder en tentoonstellingspanelen over experiment Van Onderop”; presentatie over methodiekontwikkeling m.b.t. de introductie van de werk-privé balans van (mannelijke) werknemers op de werkvloer. Equivalent i.s.m. FNV Regio Oost en de Provincie Overijssel. • “Duojob diagnosetool”; via www.duojob.nl kunnen werknemers testen of hun werk ook in deeltijd gedaan kan worden. Peter Rooze Consultancy B.V. • “De afweging. Kinderen van ABN AMRO medewerkers ‘lezen de balans’”; video over de beleving van kinderen van de werk-privé balans van hun ouders. ABN AMRO, Amsterdam. • “Behoeftenonderzoek naar de werk-privé balans van werknemers van 4 grote bedrijven”. FNV Bondgenoten, Utrecht. • “Marktonderzoek naar de mogelijkheden en behoeften t.a.v. telewerken”. Stichting Telewerken Forum, Woerden. • “Bewonersagenda voor verpleeghuizen”; een instrument voor klantgericht maatwerk in de zorg. SVB Kerkrade, Kerkrade. • “Website www.combining.nl; om cultuurverandering binnen (overwegend mannelijke) beroepsgroep te stimuleren”. Nederlandse Ingenieursvereniging (Niria) i.s.m. VHTO, Den Haag. • “Ingenieurs over werk en privé; onderzoeksrapport. Niria i.s.m. VHTO, Den Haag. • “Website www.bijdetijd.nl in het kader van de campagne ‘Bij de tijd’. FNV Bondgenoten, Utrecht. • “Turpin Vision-auteursysteem; bewerkings-systeem ontwikkeld t.b.v. een betere werk-privé balans binnen de uitgeverij”. Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht. •
“Werken in zelfsturende teams”; cursus voor personeel in de bouwsector. Keg Bouwbedrijf, Tilburg.
3.4.4
10% VAN BEDRIJVEN DOET IETS AAN TELEWERKEN
WAT IS ER INMIDDELS OPGEPAKT? In de zomer van 2001 heeft het ministerie van Economische Zaken in het kader van de Emancipatie Taakstellingen het onderzoek ‘ICT, flexibilisering en emancipatie: dubbel delen in de digitale delta’40 gepubliceerd. De inzet van drie (deels) flankerende beleidsinstrumenten (mogelijkheid tot telewerken; recht op deeltijdarbeid; goede en betaalbare kinderopvang met faciliteiten tot ongeveer 15 jaar41) zal op korte termijn, indien ze à la carte kunnen worden gebruikt, resulteren in een grotere gang van vrouwen naar de arbeidsmarkt. Tot nu toe doet zo’n 10% van de bedrijven iets aan telewerken. Hier valt dus nog een wereld te winnen. In voorbereiding is, samen met de betrokken ministeries, een plan van aanpak voor de implementatie van het bereikbaarheidsscenario. De verwachting is dat dit plan van aanpak in de loop van dit jaar zal verschijnen. Diverse ervaringen tot nu toe opgedaan in experimenten dagindeling hebben bijgedragen aan de voorstellen die ontwikkeld zijn binnen het interdepartementale traject Levensloop. De combinatie van werk en privé en het thema tijd staat op de agenda van de sociale partners. Zo heeft FNV Bondgenoten ‘Tijd’ als belangrijk speerpunt gekozen. En ook de AWVN heeft tijd tot een thema gemaakt. CNV is met een project ‘Arbeid en zorg’ gestart. MKB Nederland werkt mee aan experimenten en heeft op haar website ruimte ingeruimd voor het thema werk en privé balans. Op basis van het beschikbaar komen van de resultaten van de desbetreffende experimenten zullen deze, conform de aanbeveling van de SER42, gepubliceerd en beschikbaar gesteld worden. In het kader van de bevordering van de cultuurverandering in bedrijven zijn eind 2000 op een grote bijeenkomst voor managers van het bedrijfsleven de resultaten van de onderzoeken Eƒƒecten van cultuur aangeboden.
40
Onderzoek ‘ICT, flexibilisering en emancipatie: dubbel delen in de digitale delta’, Ministerie van EZ, 2001.
41
Van belang is te realiseren dat thuiswerken geen oplossing voor het opvangprobleem is. Ook bij thuiswerken is kinderopvang noodzakelijk. Zie onder meer het Meerjarenbeleidsplan Emancipatie Beleid.
42
Advies over de Meerjarennota Emancipatiebeleid, SER, 2000.
3.5
DIENSTEN OP MAAT 3.5.1
INLEIDING Mensen kunnen de keuze maken zelf te zorgen of diensten uit te besteden. Beiden kosten tijd en dus geld. De markt van de persoonlijke dienstverlening is in ontwikkeling. Het vergroten van het aanbod van persoonlijke diensten kan, net als de kinderopvang, een belangrijke factor zijn voor de groei van de arbeidsparticipatie van vrouwen. Uit onderzoek blijkt dat, bij een goed ontwikkeld en betaalbaar aanbod van persoonlijke diensten, deze arbeidsparticipatie met zo’n 75.000 fte’s kan worden verhoogd43. Om deze uitbreiding mogelijk te maken, zal moeten worden voorzien in de steeds grotere behoefte aan kinderopvang, schoonmaakdiensten, boodschappenservice en andere vormen van persoonlijke dienstverlening. De markt speelt wel in op deze behoefte. Dit blijkt onder meer uit de opkomst van een nieuw type bedrijven, gericht op persoonlijke diensten en organisaties die hun werknemers diensten aanbieden in de vorm van employee benefits. Maar de markt als geheel komt te langzaam tot ontwikkeling. Het grote maatschappelijke belang wordt nog onvoldoende vertaald in versnelling van het aanbod en stimulering van de vraag. De gevolgen laten zich raden: wachtlijsten in de schoonmaakbranche (de Regeling Schoonmaak Particulieren, RSP-regeling), thuiszorg44 en kinderopvang. In zo’n situatie past de overheid een actieve rol. Niet door zelf marktpartij te worden, maar wel om voorwaarden te scheppen voor de ontwikkeling van een markt voor persoonlijke dienstverlening, toegankelijk voor iedereen. Onder andere door tijdelijk te stimuleren en het initiatief tot experiment te nemen.
MARKT PERSOONLIJKE DIENSTVERLENING
TIJDELIJK STIMULEREN
3.5.2
EXPERIMENTEN DIENSTEN OP MAAT Onder de noemer Diensten op maat zijn 20 experimenten, (14% van het totaal) van start gegaan.
Vier focuspunten spelen bij deze 20 experimenten een rol 1. 2. 3. 4.
Kleinschalig zorgondernemerschap Combinatie van diensten Employee benefits Ontwikkeling van de bedrijfstak persoonlijke dienstverlening.
43
Zie MDW-rapport Persoonlijke dienstverlening, 2001.
44
60% van de diensten die door thuiszorg worden verleend bestaat uit huishoudelijk werk.
20 Experimenten Diensten op maat Naam Experiment
Indiener en Uitvoerder
Plaats van Uitvoering
Een voorziening rijker, een zorg minder
Stichting ‘t Buitenschoolse Net
Oss
Tijd en ruimte voor Kind en Werk
Cumulus
Utrecht
Marktwerking persoonlijke diensten
Arcadis B.V.
Hoofddorp
Arbeid gezamelijk belang, gezamelijke zorg
COKD
Dordrecht
Zonder zorgen aan het werk
Stichting Maatschappelijke Ontwikkeling Leidsche Rijn
Utrecht
Had u verder nog iets gewenst?
Vereniging Humanitas & Adviebureau Arrow
Leusden
PlusHulp
Gemeente Hengelo & Surplus-werkunit Plushulp
Hengelo
Investeren in de samenleving
Gemeente Haaksbergen & Stichting ‘t Lemenschoer
Haaksbergen
Make my day
Gemeente Valkenburg a/d Geul, Stichting de Kleine Burcht,
Valkenburg a/d Geul
Buurtbeheerbedrijf Valkenburg a/d Geul Combicentrum
Stichting Expertisecentrum Maatschappij & Werk & De Company
Deventer
Buurtcoöperatie
FNV Vrouwenbond
Leiden en Rotterdam
Naar een dienstenmakelaar
Stichting Ipon
Rotterdam
Zorgen voor je buurt
Stichting Buurtwerk Amsterdam Noord
Amsterdam
De Maatpas Neemt Werk Uit Handen
Stichting Maatzorg
Delft
Kleinschalig ondernemen in de zorg en
Stichting Talent Ontplooiings Instituut
Hoorn
Centrum voor Zorg en Arbeid
Gemeente Venlo & Projectbureau Werk-Privé Balans & Trias
Venlo
Columbus
Vereniging Humanitas, & Adviesbureau Arrow & Tomingroep
Leusden, Beilen, Eindhoven
Quality Time centre Feijenoord
Unilever Bestfoods NL & Omij
Rotterdam
Wijkproject Limos terrein
Gemeente Nijmegen & Tandem Welzijnsorganisatie
Nijmegen
Noaberschapsbank
Brekend Vaatwerk, De Informatiewerkplaats en Emmen Revisited
Emmen
Een voorziening rijker, een zorg minder
Stichting ’t Buitenschoolse Net
Oss
dienstverlening (franchise)
Gearceerd: diversiteit centraal
ZZP-ERS
NIEUWE VORMEN ONDERNEMERSCHAP
1. Kleinschalig zorgondernemerschap De experimenten ‘Zorgondernemerschap’ richten zich op het tot stand komen van nieuwe vormen van ondernemerschap. Ze sluiten aan op het groeiende aanbod van ‘zelfstandigen onder personeel’ (ZZP-ers) en maken gebruik van de mogelijkheden die franchising en onderaanneming bieden. Franchising is aantrekkelijk voor (startende) zelfstandigen, omdat de franchisegever de ‘overhead’ verzorgt (formule, kwaliteitskeurmerk, acquisitie, opleiding, administratie). Hierdoor kan de kleine zelfstandige zich helemaal richten op de klant en daarmee een redelijk inkomen verwerven. Zorgondernemerschap gaat over een breed scala aan diensten: kinderopvang, ouderenzorg, en overige dienstverlening. Kleinschalig zorgondernemerschap bevordert aan de informele kant van de markt een verdere professionalisering van deze informele vormen van zorgverlening. Aan de andere kant kunnen professionele zorginstanties, zoals bijvoorbeeld de thuiszorg en kinderopvang, door deze franchiseconstructie aan flexibiliteit winnen. De markt pakt het op Voorbeeld van een experiment is Stichting De Sprong in Groningen die een oorspronkelijk initiatief op Tholen – de zogenaamde Puk en Mukhuizen – verder heeft uitgewerkt tot een franchiseformule voor zelfstandige vrouwelijke ondernemers in de kinderopvang, gekoppeld aan een professionele kinderopvangorganisatie die de kwaliteit bewaakt. De Sprong stelt kwaliteitsnormen vast voor de dienstverlening en zorgt voor de acquisitie, begeleiding en opleiding. Deze formule is inmiddels overgenomen door de markt: en wel door de landelijk opererende commerciële kinderopvangorganisatie ‘Kate and Harry’.
In de experimenten speelt de discussie over uitbreiding van 4 naar 6 opvangplaatsen in dit model: randvoorwaarde voor een rendabele opzet van deze kleinschalige voorziening in de kinderopvang. Ervaringen in Sas van Gent geven aanleiding om het combineren van mantelzorg en professionele thuiszorg en ‘gastouderopvang voor ouderen’ in een (franchise) formule verder uit te werken.
Experiment Columbus (Humanitas en adviesbureau Arrow) Franchising: het ei van Columbus
De goede schoonmaakhulp, wie zal haar vinden? Juist voor diensten waar veel vraag naar is, bestaat onvoldoende aanbod. Dat geldt met name voor schoonmaakhulp en kleine klussen. De Vereniging Humanitas zocht contact met een sociale werkplaats om deze diensten toch aan te kunnen bieden. Gaandeweg werd het idee geboren van een landelijke franchiseorganisatie voor zorgondernemerschap. Zo ontstond het experiment met Columbus, dat bemiddelt in een breed aanbod aan persoonlijke diensten, opgezet samen met de Tomingroep en met vestigingen in Beilen, Eindhoven en Leusden. Het knelpunt ‘financiering’ prikkelt alleen maar de creativiteit: gedacht wordt nu aan een vouchersysteem of andere vormen van vraagfinanciering.
COMBINATIE KINDEROPVANG EN PERSOONLIJKE DIENSTVERLENING
2. Combinatie van diensten In de markt zijn twee duidelijke trends zichtbaar: de dienstenmakelaars die een loketfunctie voor de klant vervullen met daarachter verschillende aanbieders, en kinderopvangorganisaties die hun aanbod uitbreiden met persoonlijke diensten. Verschillende diensten bundelen en deze via één centrale locatie aanbieden heeft meerdere voordelen: het draagt bij aan de ontschotting van de markt, verbetert de transparantie van het aanbod en biedt nieuwe mogelijkheden voor aanbieders. Een voorbeeld hiervan is het combicentrum De Company in Deventer; een breed publiek en privaat samenwerkingsverband waar via één loket geïntegreerde diensten worden aangeboden: buitenschoolse opvang, recreatie, cursussen, persoonlijke diensten. Vraagsturing is hierbij het leidende principe. Met het combineren van diensten (bijvoorbeeld kinderopvang en was- en maaltijdservice) worden diverse ervaringen opgedaan. Waar in Denemarken dit verschijnsel al heel gewoon is, lukt dit in Nederland nog niet op alle plekken waar geëxperimenteerd wordt. Toch kan het. COKD in Dordrecht richt zich op het uitbreiden van flexibele opvangmogelijkheden door het aanbieden van zwemles (plus vervoer van en naar kinderopvang), huiswerkbegeleiding, boodschappenservice, een kinderkapsalon, een eetcafé (tussen de middag), voor- en naschoolse activiteiten zoals muziekles voor peuters, internetcursus, kindertheater en kooklessen. Interessant is hier de aanpak van bijvoorbeeld tariefdifferentiatie naar soort product, in plaats van één bedrag voor een basispakket. De organisatiestructuur is erop ingericht het dienstenpakket steeds verder uit te breiden. De Stichting ’t Buitenschoolse Net experimenteert met zeven kleinschalige centra voor buitenschoolse opvang en diensten in de verschillende wijken in Oss. Dit gebeurt in samenwerking met (oudere) vrijwilligers uit de wijken en met het lokale bedrijfsleven. Het dienstenpakket omvat onder meer een fietsenmaker, kledingreparatie en kinderkapper.
AANTREKKELIJKER ARBEIDSVOORWAARDEN
3. Employee benefits Als employee benefits ook de vorm van persoonlijke diensten kunnen krijgen, snijdt het mes aan twee kanten: voor de werkgever is het een manier om aantrekkelijker arbeidsvoorwaarden aan te bieden; voor de werknemers is het een makkelijk toegankelijk
hulpmiddel om werk en privé beter te combineren. Vooral in bedrijfstakken met grote personeelstekorten is het aanbieden van persoonlijke diensten als employee benefit al een trend geworden. Binnen de overheid heeft onder andere het ministerie van Economische Zaken deze bal opgepakt.
Experiment Quality Time Centre Feijenoord Unilever Bestfoods Hand in hand, kameraden
Dit centrum biedt opvang en diensten aan eigen medewerkers en aan bewoners van de deelgemeente Feijenoord. Dit gebeurt in publiek private samenwerking met de wijk en met OMIJ (werkvoorziening). Het centrum wordt bijna volledig gedreven door de wijkbewoners zelf en levert locale werkgelegenheid op. Inmiddels draait dit concept ook op twee andere locaties en OMIJ overweegt serieus uitbreiding naar de hele regio Rotterdam. Een vorm van maatschappelijk ondernemerschap. Unilever overweegt dit idee in het HRM-beleid op te nemen.
OOK VOOR ZORGSECTOR
Dat een dergelijke voorziening ook interessant kan zijn voor de zorgsector, bewijst het experiment bij de Stichting Kruiswerk Mark en Maas in Oosterhout. Deze heeft een dienstencentrum opgezet voor de medewerkers van de kruiswerkorganisatie om hen te faciliteren bij de combinatie van werk en privé. 4. Ontwikkeling van de bedrijfstak Een volwaardige, goed georganiseerde en brede bedrijfstak waarin partijen met elkaar samenwerken maakt het beroep aantrekkelijker, verbetert het imago en verhoogt de kwaliteit van diensten in de persoonlijke dienstverlening. Een overkoepelende bedrijfstak kan bovendien een serieuze bijdrage leveren aan de ontschotting van de markt.
Experiment gemeente Hengelo: Eén plus één is… meer
PlusHulp in Hengelo leidt zogeheten ‘Plushulpen’ op en helpt ze aan het werk. Plushulpen zijn breed inzetbare persoonlijke dienstverleners die voor een eenheidsprijs per uur bij particulieren verschillende diensten verrichten, zoals schoonmaak, textielverzorging, maaltijdvoorbereiding, opvang tussen de middag, huisdierverzorging, boodschappen. Dit experiment is gericht op vergemakkelijken van de combinatie werk en privé en op reïntegratie van langdurig werklozen. Inmiddels is een tweede lichting van tien Plushulpen aan de slag. De gemeente Hengelo gaat door met deze aanpak en gaat zelf met een derde groep van start.
3.5.3
RESULTATEN EN AANDACHTSPUNTEN UIT DE EXPERIMENTEN
RESULTATEN VAN EXPERIMENTEN •
Ontwikkeling van een franchiseformule voor zorgondernemerschap in de persoonlijke dienstverlening, waaronder ook flexibele vormen van kinderopvang en ouderenzorg.
•
Franchiseformule actief opgepakt door de markt.
•
Ervaringen met het combineren van diensten zoals kinderopvang in combinatie met boodschappendiensten, maaltijdservice, zwemles (plus vervoer van en naar kinderopvang), kinderkapsalon, eetcafé (tussen de middag), gastouderbureau en oppascentrale.
•
Breed toepasbaar concept van een dienstencentrum en employee benefits voor HRM-beleid van Unilever en een thuiszorgorganisatie.
•
Pluspakket met persoonlijke diensten; 30 opgeleide en ingewerkte Plushulpen.
•
Ontwikkeling van een opleiding voor een bredere invulling van het beroep van ‘persoonlijk dienstverlener’.
•
Wijkgerichte ‘dienstenmakelaar’, in een centrum met geclusterd dienstenaanbod.
Aandachtspunten voor beleid • Het is zaak dat zorgondernemerschap aantrekkelijk en toegankelijk is voor potentiële toetreders. En het moet voldoende inkomen opleveren. Dit betekent dat ondersteuning nodig is bij het werven van opdrachten, het bijhouden van een administratie en dergelijke. De dienstenmakelaar en zeker het franchisemodel leveren hiervoor goede oplossingen. • De zorgondernemer moet een kwalitatief goed product kunnen bieden dat – gezien de tarifering – toegevoegde waarde heeft ten opzichte van de informele en gesubsidieerde zorg. Opleiding en begeleiding van ondernemers zijn dan ook belangrijke aandachtspunten45. • Zorgondernemerschap maakt de arbeidsmarkt toegankelijk voor lager opgeleiden en groepen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt. • De ontwikkeling van de markt voor persoonlijke dienstverlening is gewenst maar deze markt ontwikkelt zich niet vanzelf. Voorwaarden hierbij zijn onder andere opleiding, certificering, begeleiding van ondernemers, creëren van draagvlak voor uitbesteding van persoonlijke diensten, meer transparantie door uitbreiding aanbod.
45
Zie voor belang hiervan ook onderzoek ‘Werken in de persoonlijke dienstverlening: motieven en voorwaarden’, SEO/UvA, 2000.
•
Persoonlijke diensten in de vorm van employee benefits als hulp bij het realiseren van een betere werk-privé balans blijken positief te werken bij het aantrekken en binden van personeel. Dat geldt niet alleen voor het bedrijfsleven, maar ook voor de non-profit sector, bijvoorbeeld zorginstellingen. De markt moet alleen nog wennen aan het idee dat de diensten kunnen worden geleverd door instellingen (bijvoorbeeld thuiszorgorganisaties) van wie dit als branchevreemde activiteit wordt gezien. Dit geldt ook voor het uitbreiden van kinderopvang met andere diensten. • Een interessant en positief neveneffect van persoonlijke diensten als employee benefits is de ontwikkeling van maatschappelijk ondernemerschap en brede samenwerking tussen bedrijven, gemeenten en maatschappelijke organisaties. • Een te grote segmentering van de markt belemmert de ontwikkeling. Wet- en regelgeving Secundaire diensten waarin kinderopvang wil bemiddelen, worden voor het gehele bedrag van de dienst belast; de hoge belasting maakt het voor de kinderopvangorganisatie financieel moeilijk om zo haar aanbod uit te breiden. Het hoge BTW-tarief verhoogt de prijs en vermindert daardoor de vraag. Daarnaast is er ‘concurrentie’ door het goedkope aanbod op de informele zwarte markt. De verschillen ten aanzien van het begrip ondernemerschap in fiscale, civielrechtelijke en sociale regelgeving maken het voor kleine zorgzelfstandigen onduidelijk onder welke regeling zij vallen en waar ze rekening mee moeten houden. Onkostenvergoedingen voor vrijwilligers in informele netwerken worden boven de lage drempel van 50 gulden belast. Dit belemmert de inzet van vrijwilligers.
Concrete producten • “Een goede start”; video over een dienstenbalie voor werknemers en buurtbewoners. Tevens website www.gemaksbalie.nl. Unilever Bestfood NL, Rotterdam. • “Behoeftenonderzoek”; onderzoeksverslag van een behoeftenonderzoek naar het (gewenste) aanbod van dienstverlening in de wijk. Stichting ’t Buitenschoolse Net, Oss. • “Couleur locale, allochtonen en kinderopvang in Hoorn”; onderzoeksverslag over kleinschalig ondernemen in de zorg en dienstverlening. Stichting Talent Ontplooiingsinstituut, Hoorn. • “Marktconform functionerende dienstenmakelaar”; rapport over praktische en milieukundige aspecten en effectiviteit voor taakcombineerders. • “Website www.smarttime.nl”; in het kader van de ontwikkeling van een dienstenmakelaar. IPON, Rotterdam. • “Website www.de-company.nl”; site van dienstenmakelaar. Stichting Expertisecentrum Maatschappij en Werk & De Company, Deventer. • “Onderzoeksverslag Werken in de persoonlijke dienstverlening”; uitgevoerd door Stichting Economisch Onderzoek/UvA. Arcadis BV, Hoofddorp. • “Informatievideo”, over het combineren van kinderopvang met andere diensten. COKD, Dordrecht. • “Opleidingstraject ten behoeve van plushulpen”. Gemeente Hengelo.
3.5.4
MDW RAPPORT ‘PERSOONLIJKE DIENSTVERLENING’
PERSOONSGEBONDEN BUDGETTEN
WAT IS ER INMIDDELS OPGEPAKT? In het interdepartementale MDW-traject (Marktwerking, Deregulering, Wetgevingskwaliteit), gecoördineerd door het ministerie van Economische Zaken, hebben de experimenten input geleverd voor aanbevelingen in het MDW rapport ‘Persoonlijke Dienstverlening’. Zij hebben bijgedragen aan het ontwikkelen van ideeën over de verhoging van arbeidsparticipatie door persoonlijk aanbod van dienstverlening, het stimuleren van zorgondernemerschap, het ontschotten van de markt en introduceren van een vraaggericht PGB-systeem (persoonsgebonden budgetten) ter bevordering van de toegankelijkheid van diensten. Verder sluiten de experimenten mede aan op de ontwikkelingen rond PGB’en in de thuiszorg (VWS) en op het stimuleren van zelfstandig ondernemerschap (ZZP-ers) en etnisch ondernemerschap, zoals geïnitieerd door EZ. Op basis van de resultaten van betrokken experimenten zijn modellen voor gast- en zorgondernemerschap in franchiseformules ontwikkeld. In een paar wijken in Amsterdam en Rotterdam met een gemengde bevolking worden een aantal experimenten voorbereid, gericht op etnisch ondernemerschap in gast- en zorgondernemerschap om te experimenteren of de franchiseformule hier ook bruikbaar is. Wellicht biedt de ESF-regeling Local Social Capital hier mogelijkheden voor.
Experiment ‘’t Komp veur Mekaar’, Vereniging Dorpenoverleg Midden Drenthe
3.6
MAATWERK IN LANDELIJK GEBIED 3.6.1
VERANDERING AGRARISCHE SECTOR
INFORMELE ZORG ONDER DRUK
REVIVAL DORPSRADEN
INLEIDING Grofweg zes miljoen Nederlanders – 40% van de bevolking – wonen en werken in het landelijk gebied. De voorzieningen voor een groot deel van de bewoners zijn zeer verspreid. Dit heeft gevolgen voor de dagindeling: langere afstanden tussen wonen, werken en voorzieningen, een grotere druk bij het combineren van taken en in veel gevallen de confrontatie met een teruglopend voorzieningenniveau en een afbrokkelend openbaar vervoer. De agrarische sector kent zijn eigen specifieke problemen op het gebied van taakcombinatie. Iets, waar overigens vanuit de landbouworganisaties oog voor is. De agrarische sector maakt een diepgaande verandering door. In 2000 stopten dagelijks 11 boeren met hun bedrijf. Gemiddeld werkt nog slechts 10% van de plattelandsbevolking in de agrarische sector. Landelijke maatregelen gaan te vaak uit van een algemeen voor iedereen toepasbaar sjabloon. Ze richten zich in feite vooral op de stedelijke agglomeraties in het westen van het land. Eigenlijk is weinig bekend van wat zich werkelijk buiten de grote stedelijke agglomeraties afspeelt. In het landelijk gebied bestaan grote verschillen tussen de diverse regio’s. Daarnaast kan de diversiteit in culturen, bevolkingssamenstellingen en dergelijke zelfs binnen een regio groot zijn. Generieke maatregelen voor ‘het landelijk gebied’ zijn daarom vaak te weinig ‘op maat gesneden’. Trek naar buiten Vanuit stedelijke gebieden is een trek gaande naar buiten, zowel van bovenmodale tweeverdieners die kwaliteit in de woonomgeving zoeken als van senioren die rust willen. Vrijwel steeds gaat het hierbij om vrijwillige migratie uit stedelijke gebieden met een hoog voorzieningenniveau naar buitengebieden met een lager voorzieningenniveau. Dit pakt soms gunstig uit voor de lokale welvaart. Zo levert in Drenthe elk senioren echtpaar 1,4 arbeidsplaatsen op: in onderhoud, dienstverlening en zorg. Keerzijde zijn de gestegen huizenprijzen, waardoor jongeren vaak buiten het eigen dorp gaan wonen. De afstand tot hun ouders wordt groter met mogelijk negatieve gevolgen voor de informele zorg. Los hiervan staat de informele zorg in kleine kernen vaak toch onder druk: ouders werken beiden en moeten taken combineren, door teruglopende lokale werkgelegenheid werkt men vaak in de stad waardoor extra tijd aan reizen verloren gaat. Sociale cohesie Voor hen die zelf hun leven kunnen organiseren, een auto hebben en flexibel kunnen zijn in werktijden valt er goed te leven op het platteland. Voor wie dit niet opgaat, wordt het moeilijker. Jongeren met weinig opleiding, tweeverdieners met lage inkomens en ouderen zonder auto dreigen in een isolement te raken. De sociale cohesie in het landelijk gebied is vaak groot. Het verenigingsleven bloeit, mensen worden betrokken bij vernieuwing enzovoort. Dit heeft positieve invloed op de samenhang tussen formele en informele netwerken. Aan de andere kant is door gemeentelijke herindelingen in veel landelijke gebieden de afstand tussen bewoner en bestuur de laatste jaren groter geworden. Opmerkelijke reactie hierop in sommige gebieden is de revival van de dorpsraden, waar zowel ‘oude’ inwoners en ‘import’ in participeren. Dergelijke dorpsraden kunnen een belangrijke brug- en organisatorische functie vervullen tussen het dorp en het gemeentelijke en provinciale bestuur wanneer het gaat om aanpassingen in structuren die het combineren van taken vergemakkelijken.
3.6.2
EXPERIMENTEN MAATWERK LANDELIJK GEBIED Onder de noemer Maatwerk landelijk gebied zijn 17 experimenten (12% van het totaal) van start gegaan. Maatwerk landelijk gebied is als geografische noemer, in het rijtje van zes thema’s, een wat vreemde eend in de bijt. Onder alle zes thema’s zijn er experimenten zowel in stedelijk als landelijk gebied gepositioneerd. De experimenten uit deze paragraaf richten zich expliciet op vraagstukken voor taakcombineerders in het landelijk gebied.
In deze 17 experimenten staan vier focuspunten centraal 1. 2. 3. 4.
Van dorpshuis naar servicecentrum Het ontstaan van kleinschalig zorgondernemerschap Koppelen van formele en informele netwerken Vraagafhankelijk gecombineerd vervoer.
17 Experimenten Maatwerk landelijk gebied Naam experiment
Indiener & Uitvoerder
Plaats van uitvoering
Vrouwelijke ondernemerschap in de
Stichting Sprong
Groningen
Gemeente Boarnsterhim & Stichting Kinderopvang Boarnsterhim
Grouw
Dagindeling jonge agrarische vrouwen
Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt
Utrecht
Matchpoint Dagindeling
Gemeente Weststellingwerf & St. Kinderopvang Weststellingwerf
kinderopvang Opvang en persoonlijke dienstverlening en vervoer Wolvega
Combinatie Arbeid en Zorg op het platteland LTO-Nederland, LTO Vrouw en Bedrijf & DLV Adviesgroep
Den Haag
Te Plak
Ottema & Zwart en Stichting te Plak
Augustinusga, Lekkum, Weidum,
De Bijspringer
Stichting Scala
Oosterwolde
In een klap raak
Gemeente Westerveld & Stichting Welzijn Westerveld
Havelte
Extra Service
Stichting Welzijnswerk Echt
Echt
Onderneming “Tot Uw Dienst”
Enova
Assen
Brede school op het Platteland
Gemeente Borsele
Heinkenszand
Kinderopvang op de Boerderij
Stichting Stimuland Overijssel
Deventer
Woon-Werk Vervoer op Maat
Stichting Vervoersbalans Noord-Nederland
Leeuwarden
’t Komp veur Mekaar
Vereniging Dorpenoverleg Midden Drenthe & Adviesbureau Arrow
Midden Drenthe
Agrarisch Diensten Adviseur
Stichting Vrouwenvakschool Noord- en Oost-Nederland
Assen
Dagindeling Gemeente Wieringen
Gemeente Wieringen & Noord-Hollands Participatie Instituut
Hippolytushoef
Een BSO tuin voor Emst
Stichting Koppel
Epe
Workum
DORPSHUIZEN RUGGENGRAAT VAN SOCIALE INFRASTRUCTUUR
1. Van dorpshuis naar servicecentrum Het kleinschalig gecombineerd aanbieden van diensten via servicecentra als onderdeel van bestaande dorpshuizen of dienstenloketten blijkt zeer succesvol. Dorpshuizen vormen sinds het midden van de vorige eeuw de ruggengraat van de sociale infrastructuur in veel dorpen. Het is een plaats van ontmoeting voor het veelal rijke verenigingsleven. Met name in kleinere kernen is het voorzieningenniveau de afgelopen jaren sterk teruggelopen. Uitbreiding van het dorpshuis met bijvoorbeeld kinderopvang en een dienstenloket blijkt een antwoord op de vraag van veel dorpsbewoners die werken en privé willen combineren. Door een combinatie van profit en non-profit functies blijkt een dergelijk dienstenloket zelfs in kleine kernen haalbaar, zo blijkt onder meer in Wijster (Midden Drenthe). Gedacht kan worden aan het afhalen van boodschappen, bankzaken, een geldautomaat, een gemeentelijke loketfunctie. Daarnaast beheert het loket in Wijster ook een bungalowpark.
De koppeling van rendabele en onrendabele dienstverlening bepaalt de levensvatbaarheid van het dienstenloket. Het uitbreiden van het dorpshuis met een ‘servicecentrum’ is zo een belangrijke bijdrage aan de leefbaarheid van het landelijk gebied! Bij het experiment Te Plak in Friesland is sprake van dienstenaanbod via kleinschalige servicecentra in dorpshuizen. Elk met een verschillende aanpak qua bedrijfsvoering en schaal. In de ene situatie loopt het aanbod via bestaande instanties, in een ander geval via een particuliere onderneemster. Deze laatste verzorgt bijvoorbeeld kleinschalig vervoer van kinderen tussen boerderij en school of opvang.
BREDE SCHOOL IN KLEINE KERNEN
Koppeling met Brede School Op het platteland wordt ook geëxperimenteerd met kleinschalige kinderopvang in combinatie met ander aanbod. Dit is onder meer het geval bij de kleinschalige Brede Scholen in enkele kleine kernen (onder andere in de gemeente Borssele: Lewedorp, Kwadendamme, Heinkenszand, ’s-Gravenpolder en Hoedekenskerke) of in samenhang met vervoersarrangementen. In Boarnsterhiem wordt onder meer peuteropvang en de opvang van 4 tot 12-jarigen gecombineerd aangeboden. Hierdoor blijkt in dergelijke kleine kernen toch een vorm van betaalbare opvang mogelijk.
Experiment Te Plak: Ondernemerschap in Augustinusga in Friesland
De verantwoordelijkheid ligt bij de kernen zelf. Het dorpshuis is gebouwd door vrijwilligers en wordt geëxploiteerd uit kantine-inkomsten. Het bestuur wordt ofwel door het dorpsbelang gekozen of alle verenigingen zijn vertegenwoordigd in het bestuur. Sommige servicecentra worden door dorpshuizen geëxploiteerd. Daarentegen is in Augustinusga een vrouw als zelfstandig ondernemer begonnen. De dorpen zelf nemen mensen in dienst, de Stichting Te Plak biedt daarbij ondersteuning. Deze stichting ontwikkelt kleinschalige servicecentra in kleine kernen. Vier kernen werken vol enthousiasme mee: behalve Augustinusga zijn dat Lekkum, Weidum en Workum.
2. Het ontstaan van kleinschalig zorgondernemerschap In een aantal experimenten brengt kleinschalige dienstverlening ook nieuwe werkgelegenheid. Een voorbeeld zijn de zorgboerderijen. In de omgeving van Deventer wordt geëxperimenteerd met een model voor zorgondernemerschap op boerderijen. Maar ook het aanbieden van kleinschalige peuter- en kinderopvang in een franchiseformule, of diensten via een dienstenmakelaar levert kleinschalige werkgelegenheid op. In een experiment bij Coevorden probeert men aanbod van kleinschalige persoonlijke dienstverlening te koppelen aan arbeidsmarkttrajecten.
Experiment Matchpoint: ‘Sociale ANWB’
Het breed gedragen gemeentelijke project Matchpoint Weststellingwerf experimenteert met een breed pakket aan bemiddeling en dienstverlening. Daar wordt een lokale ‘sociale ANWB’ opgezet: een opvanghulp voor in noodgevallen, bijvoorbeeld wanneer de ouder niet op tijd terug kan zijn om een kind van de crèche te halen. Dan is één telefoontje voldoende om tijdelijke opvang te regelen. Als ouder ben je niet meer van het toeval afhankelijk of de buurvrouw beschikbaar is om even in te springen.
Bijzondere aandacht verdient het experiment op het platteland in Groningen waar in een franchiseconstructie kleinschalige gastouderopvang wordt aangeboden. (Zie hiervoor paragraaf 3.5 Diensten op maat.)
VRIJWILLIGERSWERK
3. Koppelen van formele en informele netwerken De ervaring leert dat mensen zich niet meer langdurig willen verbinden aan vrijwilligersactiviteiten. In enkele experimenten probeert men deze spiraal te doorbreken. Opmerkelijk is het experiment de Bijspringer in Ooststellingwerf dat zich richt op een uitbreiding van vrijwilligerswerk in relatie met taakcombinatie. Hier blijkt het aanbod van vrijwilligers aanzienlijk groter dan verwacht als de dorpsbewoners gericht gevraagd wordt zich in te zetten voor duidelijk omschreven en in tijd afgebakende doelen. Dit schept mogelijkheden om te weinig capaciteit aan formele voorzieningen te ondersteunen vanuit het informele circuit. Het dienstenloket in Wijster (Midden Drenthe) biedt een breed aanbod van diensten. Zo schuiven, vaak op initiatief van de lokale bevolking, informeel en formeel aanbod in elkaar. De combinatie van commerciële activiteiten en dienstverlening aan taakcombineerders geeft aan dat een dienstenloket in heel kleine kernen haalbaar is.
Experiment ’t Komp veur mekaar (Dorpenoverleg Midden Drenthe) Het dorp Wijster in Midden Drenthe draait onder de naam ‘t Komt veur mekaar’ de succesvolle combinatie van kleinschalige kinderopvang en een centrum voor persoonlijke dienstverlening. Hier wordt een kerk voor omgebouwd. De dienstverlening omvat huishoudelijke hulp voor 15 gulden per uur en bemiddeling voor tuinonderhoud of het uitvoeren van kleine klussen. Verder beheert en regelt het loket de reservering van een bungalowpark en werft personeel voor bedrijven. Het dienstenpakket is samengesteld op basis van een uitgebreide enquête onder 4.000 potentiële gebruikers. Met vraagsturing komt het dus ‘dik veur mekaar’!
FLEXIBEL VERVOERSAANBOD
4. Vraagafhankelijk gecombineerd vervoer Om bij de afwezigheid van geschikt openbaar vervoer tegemoet te komen aan de behoeften van mensen met een laag inkomen lopen experimentele kleinschalige vervoersarrangementen voor taakcombineerders. Dit gebeurt onder meer op Walcheren, in de omgeving van Leeuwarden en in Wieringen. Hier wil men een opgeheven buslijn vervangen door een aanbod van vraagafhankelijk vervoer met korte wachttijden in combinatie met een bundeling van gehandicapten en scholierenvervoer. Daarnaast worden hier en daar vanuit het sociaal cultureel werk vervoershiaten opgevuld met door vrijwilligers bemande buslijntjes, informele taxiservices, kleinschalig vervoer van kinderen en dergelijke. Informele netwerken blijken hierbij van groot belang. Hier ziet men wat de sociale cohesie in kleine kernen aan praktische oplossingen kan opleveren. Van belang is telkens dat het vervoersaanbod voldoende flexibel moet zijn – aangepast aan deeltijdwerk – en dat wachttijden bij vraagafhankelijk vervoer zo kort mogelijk moeten zijn.
3.6.3
RESULTATEN EN AANDACHTSPUNTEN UIT DE EXPERIMENTEN
RESULTATEN VAN EXPERIMENTEN •
Een dorpshuis dat wordt omgebouwd tot servicecentrum.
•
Dienstenloketten voor combinaties van diensten.
•
Kleinschalige kinderopvang en een centrum voor persoonlijke dienstverlening.
•
Kleinschalig vervoer van kinderen tussen boerderij en school of opvang door een particuliere onderneemster.
•
‘Sociale ANWB’: een kinderopvanghulp voor ouders die plotseling in de knel zitten.
•
Model voor zorgondernemerschap op boerderijen.
•
Franchiseconstructie voor kleinschalig gast- en zorgondernemerschap.
•
Vraagafhankelijk vervoer met korte wachttijden in combinatie met gehandicapten- en scholierenvervoer als vervanging van opgeheven buslijn.
•
Start van de ‘Bengelbus’, rijdende kinderopvang in omgebouwde bus in Havelte.
Aandachtspunten voor beleid • Het landelijk gebied stelt zo zijn eigen eisen voor het treffen van voorzieningen die het leven van taakcombineerders vergemakkelijken. We noemen de belangrijkste: • Het is van belang dat de financiering – bijvoorbeeld bij het aanpassen van dorpshuizen tot servicecentra – zo wordt geregeld dat de eisen van de diverse subsidiërende instanties en overheden elkaar niet tegenwerken. • Het dorpshuis kan in een netwerkconstructie met de school of scholen in het dorp onderdeel worden van een Brede School. • Bottum-up georganiseerde experimenten lijken een grotere slaagkans te hebben. Vraagsturing is een belangrijk uitgangspunt voor draagvlak en succes. Soms moet de lokale overheid in samenwerking met betrokken organisaties het initiatief nemen voor bijvoorbeeld buitenschoolse opvang om een latente vraag zichtbaar te maken. • In het landelijk gebied gaat het altijd om lokaal maatwerk. Wat in het ene dorp werkt, werkt in het andere totaal niet. Niet elk dorpshuis hoeft een servicecentrum te worden. • Vrijwel elk experiment vertaalt bestaand, landelijk beleid en landelijk bekende voorzieningen als kinderopvang, naar de schaal van het landelijk gebied. Experimenten geven aan dat aanpassing van wet- en regelgeving aan aard en schaal van het landelijk gebied hier nodig is. Zo zou de soepeler norm voor scholen op het platteland die is gebaseerd op het aantal kinderen per m2, ook kunnen gelden voor kinderopvang.
•
• •
De wettelijke ruimte ontbreekt hier. Verruiming van vier naar zes kinderen bij gastouderschap als franchiseconstructie zou een grote stap voorwaarts zijn, aldus meerdere experimenten. Aanpassing is ook nodig voor de financiering. Het is van belang binnen de bestaande vaak sterke sociale cohesie vrijwilligerswerk beter af te stemmen op combineren van taken. Dit is een belangrijk uitgangspunt bij de afstemming van formele en informele netwerken. De kleinschalige dienstenmakelaar is taakcombineerders behulpzaam bij het oplossen van praktische problemen. Vervoersarrangementen op maat, waarbij gebruik gemaakt wordt van formele en informele netwerken, kunnen de negatieve effecten van de privatisering van het openbaar vervoer compenseren.
Concrete producten • “Toveren met de tijd”; video over de combinatie tussen werk en privé van plattelandsvrouwen. NAJK, Utrecht. • “Werk en zorg combineren”; publicatie over de combinatie van onderwijs, opvang en vrije tijd binnen de gemeente. Gemeente Weststellingwerf i.s.m. Matchpoint. • “Stellingwerver stellingen spel”; spel om deelnemers te prikkelen na te gaan denken over het combineren van werk en privé. Matchpoint, Weststellingwerf. • “Ondernemers in de (kleinschalige) kinderopvang presenteren hun (toekomstige) locatie”. Video. Stichting Sprong, Groningen.
3.6.4
PILOTS BANS-AKKOORD
STIMULERINGSIMPULS LANDELIJK GEBIED
WAT IS ER INMIDDELS OPGEPAKT? Vanaf de start van de Stimuleringsmaatregel Dagindeling wordt op verschillende terreinen samengewerkt met het Ministerie van LNV. De verschillende trajecten (pilots in het kader van het BANS-akkoord, Gebiedsgericht beleid, Stimuleringsmaatregel Dagindeling) worden zo goed mogelijk op elkaar afgestemd. Dit heeft onder meer geleid tot de start van een onderzoek naar het minimaal noodzakelijke voorzieningenniveau in het landelijk gebied ten behoeve van taakcombineerders. Dit onderzoek wordt in het kader van het Actieplan taakstellingen uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van LNV en maakt gebruik van de ervaringen van vier experimenten dagindeling in het landelijk gebied. De resultaten van dit onderzoek zullen mede uitgangspunt zijn voor de ontwikkeling van een Stimuleringsimpuls werk en privé in het landelijk gebied, waarvan de start voorzien is in 2003. Deze stimuleringsimpuls zal samen met LNV en VWS worden uitgewerkt. Hierbij gaat het onder meer om de dorpshuizeninfrastructuur uit te breiden met kleinschalige dienstencentra en verbetering van vervoersarrangementen op maat.
Experiment ‘Arbeidsvoorwaarden op maat’, Gemeente Rotterdam, Diergaarde Blijdorp, Rotterdam
4
TOT SLOT
INZET TIENDUIZENDEN MENSEN VOOR ANDERE DAGINDELING
In hoofdstuk 3 lieten wij u een tussenstand zien van de resultaten van de experimenten die vele honderden organisaties, bedrijven en overheden op de rails hebben gezet. Resultaten van tienduizenden mensen die zich inzetten voor een andere dagindeling. De experimenten laten een bemoedigend beeld zien van wat er mogelijk is. De ervaringen binnen de Stimuleringsmaatregel Dagindeling hebben enthousiasme teweeg gebracht. Deze aanpak van interactieve beleidsvorming leidt tot betrokkenheid van veel meer mensen en organisaties bij de experimenten dan in eerste instantie was verwacht. Dat is een belangrijk positief resultaat tot nu toe. Maar Dagindeling is halverwege...! De stimuleringsmaatregel is nog niet afgelopen. De resultaten van de experimenten zullen een verdere vertaalslag in het beleid moeten krijgen. Hoe gaat de Stimuleringsmaatregel Dagindeling verder? •
• • •
• •
De definitieve resultaten van de experimenten, de aanbevelingen voor beleid en voorstellen voor aanpassing van wet- en regelgeving zullen in het voorjaar van 2003 beschikbaar zijn. Het Sociaal Cultureel Planbureau zal ter onderbouwing van het eindadvies, de effectiviteit van de stimuleringsmaatregel onderzoeken. De Monitor Dagindeling wordt in 2002 voortgezet. In de loop van 2002 gaat er een interdepartementale en interbestuurlijke werkgroep van start die zich bezig gaat houden met de verankering van de resultaten van de stimuleringsmaatregel in bestaand en nieuw beleid. Best practices en andere resultaten van experimenten zullen breed verspreid worden. In 2002 starten de eerste (vervolg)experimenten dagindeling in het kader van het ESF-programma Local Social Capital. Voor dit programma is tot 2006 jaarlijks in principe 2,5 miljoen Euro beschikbaar. De experimenten zijn bedoeld om reeds behaalde resultaten verder uit te werken.
Wij hopen dat de resultaten van de vele experimenten u zullen blijven inspireren. Goed voorbeeld doet goed volgen! Zoals in de natuur Wij doen een beroep op de huidige voorlieden in onze maatschappij, voor het overgrote deel mannen, om in de eerste plaats te luisteren naar de echte experts: de verkenners aan de frontlinie die zelf oplossingen zoeken voor hun werk-privé vragen, de zorgaanbieders die hun weg vooruit experimenteren en de meest vooruitstrevende werkgevers, die begrijpen dat er een slag te winnen is in de arbeidsmarkt. Het is immers zoals in de natuur: de meest ondernemende olifanten hebben de rivier meestal al gevonden. Zij weten welke hoekjes moeten worden afgesneden, welke drempels op welke wijze kunnen worden genomen. Het is nu vooral zaak hun pad te verbreden en te betegelen, zodat de rest van de olifanten er ook over kan.46
46
Van alle markten thuis, McKinsey & Company, januari 2002.
BIJLAGE 1 Samenstelling Stuurgroep Dagindeling Januari 2002
Dhr. mr. E.R. Steenborg Voorzitter Dhr. ir. M. El Achkar Organisatie-adviseur, Achkar Consultancy Mw. M.M. van den Brink Expert in lokaal bestuur & Europese instellingen Mw. P.A. Dijkstra Presentatrice Mw. G.H. Eendragt Directeur IBSS Consultancy Dhr. drs. J. van Lidth de Jeude Burgemeester gemeente Deventer Dhr. drs. H.J. Pijlman Plaatsvervangend voorzitter van het College van Bestuur van de Hanze Hogeschool Groningen en Voorzitter Commissie Dagarrangementen Prof. dr. ir. S. Sariyildiz Hoogleraar Informatica aan de Technische Universiteit Delft Dhr. dr. P. Winsemius Firmant McKinsey & Company
Secretariaat: Projectbureau Dagindeling Lange Voorhout 9 Postbus 556 2501 CN Den Haag
Colofon De nota Dagindeling Halverwege is een uitgave van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid / Directie Coördinatie Emancipatiebeleid / Projectbureau Dagindeling. Exemplaren kunnen worden aangevraagd bij het Projectbureau Dagindeling, telefoon (070) 376 59 12. Fotografie: Pieter van der Houwen Vormgeving: i-grec Lithografie: GrafiTop Druk: Grafisch Bedrijf Tuijtel