Maritiem erfgoed
Megamuseum
De Engelse term ''maritime heritage'' is wellicht in het Nederlands het best te vertalen als varend erfgoed wanneer onder ''maritime heritage'' datgene wordt verstaan als bedoeld in het Charter van Barcelona (2003): The concept of maritime heritage afloat embraces the single traditional ship in which is found the evidence of a particular civilisation or significant development as well as traditional sailing, seamanship and maritime workmanship. This applies both to larger ships and to more modest craft of the past, which have acquired cultural significance with the passing of time (Art. 1). http://www.european‐maritime‐ heritage.org/docs/Barcelona%20Charter.pdf In de Nederlandse context wordt '''maritiem erfgoed''' als term overigens ook vaak gebruikt voor schepen (zie bijvoorbeeld http://www.scez.nl/4/monumenten/47/maritiem‐ erfgoed).
Frequent gebruikte term voor een (heel) groot museum, groot qua gebouw, maar ook groot qua collectie.
Een specifieke betekenis aan het begrip '''maritiem erfgoed''' wordt gegeven in een boek uitgegeven door de Stichting Kunst uit Kantoor (Rotterdam). http://www.maritiem‐erfgoed.nl/nederlands.html Hierbij gaat het om kunstwerken (uit kantoren van Rotterdamse havenbedrijven) met het maritieme bedrijf als thema. Een andere specifieke betekenis wordt gegeven door de Stichting Maritiem Erfgoed (http://www.stichtingmaritiemerfgoed.nl). Deze stichting houdt zich bezig met de militaire kant van de maritieme geschiedenis, met name de Tweede Wereldoorlog. De Stichting werd in 1997 opgericht.
Materieel behoud Behoud waarbij de nadruk ligt op de fysieke eigenschappen van het object. Andere vormen van behoud zijn functioneel behoud en contextueel behoud, waarbij de nadruk ligt op respectievelijk de functie en de context. Uitgangspunt bij 'materieel behoud' is de materiële authenticiteit van het object.
Nell Westerlaten gaf in De Volkskrant aan aantal suggesties hoe een megamuseum te bezoeken: ‐ Koop vooraf een kaartje. Sommige musea hebben een aparte ingang voor gasten met een internetkaartje. ‐ Doe net of je op een luchthaven bent. Sommige musea hebben electronische detectiepoortjes. Dat kost veel tijd. ‐ Bekijk de ingangen en de uitgangen. Misschien zijn er ook andere, minder drukke ingangen, of een uitgang waar je ook naar binnen kan. ‐ Maak een aanvalsplan. Probeer niet alles te bekijken. ‐ Volg Aziaten en Amerikanen. Die doen de highlights. ‐ Bepaal je eigen tempo. Probeer niet krampachtig het tempo van je partner te volgen. Spreek later af in het restaurant. ‐ Laat je verrassen. Stel je open voor iets anders dan de meest beroemde zaken. Zie verder: Nell Westerlaken, 'Vergeet die Mona Lisa. Hoe overleef ik een megamuseum?', De Volkskrant 30 april 2011.
Memoraliseren Frijhoff (2011: 13) gebruikt de term memorialiseren voor de institutionalisering van de herinnering. Als zodanig zijn monumentaliseren, musealiseren en archiveren vormen van memorialisering. Varianten zijn: ‐ Vererfgoedisering (gebruikt door Willem Frijhoff in Spiegel Historiael febr. 2002) ‐ Heritagization ‐ Heritage‐ifizierung (gebruikt in de aankondiging van het congres “Preadikat Heritage”, Göttingen, 29‐30 juni 2006) ‐ Monumentalisierung (Ilse Jahn) ‐ Patrimonization
‐ Patrimonalisation ‐ Denkmalisierung (Wippermann 2010, 118) Memorialiseren en herinnering Frijhoff onderscheidt drie fases in het proces van memorialiseren: communicative memory, collective memory, en cultural memory. Communicative memory: Actieve overdracht van beleefde herinnering door persoonlijk contact tussen mensen en generaties. Collective memory: Groepsgebonden herinneringen, overgedragen binnen erfgoedgemeenschappen zonder dat leden van de gemeenschap een persoonlijke herinnering aan het gebeuren hebben. Cultural memory: Geobjectiveerde herinnering, verzonken in een brede cultuur en door iedereen als eigen herinnering geassimileerd. Theo Thomassen (2011) noemt YouTube als voorbeeld van een manier waarop collectieve herinnering wordt geconstrueerd (en gemanipuleerd). Hij stelt dat de macht over het collectieve geheugen niet alleen wordt uitgeoefend door degenen die het erfgoed beheren, maar ook door degenen die de media controleren waarmee historische documenten worden gecommuniceerd. Zie verder: Willem Frijhoff, De mist van de geschiedenis (Uitgeverij Vantilt, Nijmegen 2011). Theo Thomassen, 'De balkonkus van William en Kate en de Archiefwetenschap', Archievenblad 115, 2011, (7): 26‐29.
Metafysische betekenis In het model Het object als informatiedrager wordt het erfgoed benaderd vanuit het perspectief van dragers van informatie. Functie en betekenis vormen één categorie van informatie. Het gaat om vier betekenissen: praktische betekenis (gebruikswaarde), esthetische betekenis (esthetische waarde), symbolische betekenis (symbolische waarde) en metafysische betekenis (spirituele waarde). Zie: spirituele waarde
Milieueducatie Educatie gericht op de bewustwording van de invloed van het menselijk handelen om de kwaliteit van de leefomgeving. Milieueducatie onderscheidt zich van natuureducatie omdat het nadrukkelijk aandacht geeft aan het menselijk handelen. Hoewel planten en dieren niet doelbewust buiten beschouwing gelaten worden, gaat het in sterke mate om problemen betreffende energieverbruik, het gebruik van grondstoffen, vervuiling, enz. Meer dan natuureducatie is milieueducatie actiegericht door een “vijf‐voor‐twaalf” urgentie te benadrukken.
Mobiel erfgoed Erfgoed betreffende mobiliteit. Er zijn vier sectoren: weg (auto's, vrachtwagens, bussen), rail (treinen, trams), water (schepen) en lucht (vliegtuigen). Er is een tendens om naast de vervoermiddelen ook de aan mobiliteit gerelateerde infrastructuur in de beschouwing te betrekken: spoorwegstations, spoorwegtrajecten, havens, luchthavens, enz. Mobiel erfgoed en industrieel erfgoed zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Een varend monument doet het goed bij een oude scheepswerf, een historische trein past bij een gerestaureerd station. Behoud van historische infrastructuur wordt in de monumentenzorg steeds belangrijker en kan een belangrijke randvoorwaarde zijn om de betekenis van mobiel erfgoed optimaal te illustreren. Er wordt gewerkt aan een Nationaal Register Mobiel Erfgoed http://www.mobiel‐ erfgoed.nl/Blz_nrme.htm, beheerd door de Stichting Mobiele Collectie Nederland. http://www.mobiel‐erfgoed.nl/ Het Nationaal Register Mobiel Erfgoed (NRME) heeft tot doel overzicht en inzicht te verschaffen in (1) wat er aan mobiel erfgoed aanwezig is in ons land en (2) wat de cultuurhistorische waarde daarvan is. Dit register kan wel gezien worden als een 'monumentenlijst' voor historische vervoermiddelen Zie verder:
''Erfgoed dat beweegt. Waardering van de Mobiele Collectie Nederland'' (ICN/RACM, Amsterdam 2009) In beweging houden. Een bericht over knelpunten en oplossingen bij het behoud en de presentatie van de Mobiele Collectie Nederland http://www.mobiel‐ erfgoed.nl/documenten/Knelpuntenota_2005.pdf Stichting Mobiele Collectie Nederland http://www.mobiel‐erfgoed.nl Nationaal Register Mobiel Erfgoed http://www.mobiel‐erfgoed.nl/Blz_nrme.htm Virtueel Mobiliteitsmuseum http://www.mobiliteitsmuseum.nl/
Mobiel museum
kleinere instellingen op het betreffende vakgebied, “ hetgeen inhoudt dat zij een ondersteunende taak vervullen ten aanzien van het collectiebeheer en op hetr publiek gerichte activiteiten van de kleinere musea, voor zover het problemen op het specifieke vakgebied betreft. Het moedermuseum vormt de wetenschappelijke, vaktechnische “ top” van het totale bestel aan musea binnen het specifieke vakgebied” (p. 64). Per sector zou er sprake zijn van één moedermuseum. In bijlage X van de nota worden de beleidsuitgangspunten geconcretiseerd door de natuurhistorische musea. Het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie te Leiden (het huidige Naturalis) wordt daarin (samen met het Rijksherbarium en het toenmalige Rijksmuseum van Geologie en Mineralogie) genoemd als moedermuseum (p. 110).
In een interview met Nancy Proctor voor Metropolis M gebruikt Annet Dekker de term mobiel museum voor een museum dat gebruik maakt van mobiele technologieën.
In zijn advies betreffende de bezuinigingen op cultuur 2013‐2016 kwam de Raad voor Cultuur in het voorjaar van 2011 opnieuw met het idee van moedermuseum (p. 28). De gedachte van het moedermuseum noemt de Raad “uitgangspunt voor de visie op samenwerking en netwerken”.
Zie verder:
Monomuseum
Annet Dekker, 'De toeschouwer bepaalt. Nancy Proctor over het mobiele museum', Metropolis M 31, 2010, (6): 65‐67.
De term monomuseum werd gebruik in een artikelenserie in NRC/Handelsblad in de zomer van 1982 voor musea met een zeer beperkte thematiek, in het bijzonder musea gewijd aan één kunstenaar.
Mobiele Collectie Nederland Deel van de Collectie Nederland dat verband houdt met mobiliteitsgeschiedenis. Zie mobiel erfgoed en MCN. Zie verder: ''Erfgoed dat beweegt. Waardering van de Mobiele Collectie Nederland'' (ICN/RACM, Amsterdam 2009) Stichting Mobiele Collectie http://www.mobiel‐erfgoed.nl/
Nederland
Monument Herkomst van de term Het woord monument is afgeleid van het Latijnse woord monumentum, “dat wat herinnert”, van het werkwoord monere, “zich herinneren”. Deze betekenis komt overeen met het tegenwoordig veel gebruikte begrip “lieu de mémoire”, geintroduceerd door de Franse historicus Pierre Nora.
Moedermuseum
Gebruik van de term
Het begrip moedermuseum werd geintroduceerd in de nota Naar een nieuw museumbeleid (1976). De term duidt op een taak die de nationale musea zouden moeten vervullen ten opzichte van de
Alois Riegl (1903) onderscheidt intentionele en niet‐intentionele monumenten (resp. gewollte en ungewollte Denkmale). Een intentioneel monument (= gedenkteken ook wel herdenkingsmonument) is een standbeeld, een
gedenksteen of een gebouw opgericht ter herinnering aan een persoon of een belangrijke gebeurtenis. De grootste monumenten worden meestal opgericht door de overheid, maar ook bedrijven en particulieren richten monumenten op. Kleinere gedenktekens worden vaak gemaakt in de vorm van een plaquette of gedenkplaat. Zie verder het Wikipedia‐artikel http://nl.wikipedia.org/wiki/Monument_(gedenkte ken). Een niet‐intentioneel monument is een object op het gebied van kunst, cultuur, architectuur of nijverheid dat van algemeen belang wordt geacht vanwege de historische, volkskundige, artistieke, wetenschappelijke, industrieel‐archeologische of andere sociaal‐ culturele waarde. Het gaat meestal om gebouwen. De Monumentenwet (zie onder) kent ook archeologische monumenten. Daarnaast zijn er natuurmonumenten, landschapsmonumenten en aardkundige monumenten. Zie verder het Wikipedia‐artikel http://nl.wikipedia.org/wiki/Monument_(erfgoed). In het Duits wordt een onderscheid gemaakt tussen Gedenkstätte en Mahnmal: “Während das Wort 'Gedenkstätte' einen auf Information und Kontemplation setzenden, räumlich umgrenzten Ort bezeichnet, an dem historischer Geschehnisse oder Persönlichkeiten gedacht wird, erinnert ein Mahnmal im Namen eines Kollektives an schmerzhafte historische Ereignisse und an deren Opfer (fast immer Angehörige ebendies Kollektievs), wobei es diese Erinnerung mit einem intensiven moralischen Appell an die Menschheit als Ganzes verbindet” (naar Frank 2009: 216‐217). Intentionele monumenten kunnen hun betekenis verliezen omdat hun herinneringswaarde is verdwenen. Ze kunnen vele generaties later door het toekennen van nieuwe betekenissen de vorm krijgen van niet‐intentionele monumenten, d.w.z. verwijzend naar personen of gebeurtenissen die niet door de maker zijn bedoeld. Riegl noemt in dit verband klassieke beeldhouwwerken als voorbeeld. Wetgeving De Monumentenwet (Wet houdende voorzieningen in het belang van monumenten van
geschiedenis en kunst) van 1988 omschrijft monumenten als volgt: ‐ Alle vóór tenminste vijftig jaar vervaardigde zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde ‐ Terreinen welke van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken als bedoeld onder 1. Typen Naast de algemene monumenten worden in de wet de volgende bijzondere typen van monument onderscheiden: ‐ Archeologische monumenten ‐ Kerkelijke monumenten: onroerende monumenten welke eigendom zijn van een kerkgenootschap, een zelfstandig onderdeel daarvan, een lichaam waarin kerkgenootschappen zijn verenigd, of van een ander genootschap op geestelijke grondslag en welke uitsluitend of voor een overwegend deel worden gebruikt voor het gezamenlijk belijden van de godsdienst of levensovertuiging ‐ Stads en dorpsgezichten: groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meer monumenten bevinden. Behalve aan de hier bedoelde onroerende monumenten wordt in toenemende mate aandacht besteed aan roerende monumenten: het rijdend, varend en vliegend erfgoed. Zie verder: Wikipedia (Eng.) “monument” http://en.wikipedia.org/wiki/Monument Wikipedia (Duits) “Kulturdenkmal” http://de.wikipedia.org/wiki/Kulturdenkmal Alois Riegl, Der moderne Denkmalkultus: sein Wesen und seine Entstehung (W. Braumüller, Wien‐Leipzig 1903) Sybille Frank, Der Mauer um die Wette gedenken. Die Formation einer Heritage‐Industrie am Berliner
Checkpoint Charlie (Campus Verlag, Frankfurt 2009)
De Monumentenwacht geeft verder advies over de restauratie‐werkzaamheden aan het pand.
Monumentaliseren
website van de Federatie Van de Monumentenwacht Nederland http://www.monumentenwacht.nl/f_mwland.html
Naast musealiseren een vorm van memorialiseren. Waar musealiseren van oorsprong gerelateerd is aan het fenomeen museums, is monumentaliseren gerelateerd aan het fenomeen monument, maar net als musealiseren heeft ook monumentaliseren een bredere connotatie gekregen.
Monumentaliteit Zie Monumentwaarde
Monumentendag Door ICOMOS werd de jaarlijkse International Day for Monuments en Sites uitgeroepen (18 april).
Monumentenhuis Provinciaal steunpunt met betrekking tot de monumentenzorg. Zie ook: Erfgoedhuis Museumhuis
Monumentenwacht Iedere provincie heeft een 'Monumentenwacht'. De provinciale stichtingen zijn verenigd in de Federatie Monumentenwacht Nederland. http://www.monumentenwacht.nl Een 'Monumentenwacht' stelt zich ten doel om het verval van cultuurhistorische bouwwerken te voorkomen door het nemen en bevorderen van preventieve maatregelen, zonder daarbij winst te beogen. Wie lid is van de Monumentenwacht, wordt periodiek (eens per jaar, twee jaar) bezocht door restauratiedeskundigen. Het gehele pand wordt zowel binnen als buiten bekeken en beoordeeld. Waar mogelijk worden eenvoudige kleine (nood)reparaties uitgevoerd. Van elke inspectie wordt een uitvoerig rapport opgesteld, dat een belangrijke rol kan spelen bij eventuele onderhoudswerkzaamheden. Ook bij subsidieaanvragen kan het rapport van belang zijn.
Hoe kan de tand des tijds, dat gestage proces van verval, worden vertraagd? Het antwoord op die vraag lag voor de hand: probeer verval te voorkomen door het nemen van preventieve maatregelen en voer noodzakelijke herstelwerkzaamheden zo snel mogelijk uit. Doe wat een tandarts ook doet: controleer periodiek de staat van onderhoud, dicht eventuele gaatjes en adviseer over goed onderhoud om gaatjes en dus kostbare restauratiewerkzaamheden voortaan te voorkomen. Dat moest de kerntaak worden van een onafhankelijke adviesorganisatie waarvoor begin jaren zeventig de basis werd gelegd. Met het passeren van de akte werd de Stichting Monumentenwacht Nederland op 23 februari 1973 formeel een feit. Vanaf het begin gingen de gedachten uit naar een netwerk van provinciale afdelingen opererend onder de paraplu van de landelijke Monumentenwacht Nederland. Om het ideële karakter duidelijk aan te geven werd gekozen voor de stichtingsvorm zowel voor de landelijke als de elf provinciale organisaties die in de periode 1973 tot 1981 werden opgericht. Anno 1998 telt de Monumentenwacht 90 monumentenwachters verdeeld over de elf provinciale stichtingen die in grootte variëren van vier tot dertien man. Kerntaak van de provinciale stichtingen Monumentenwacht is de voorbereiding, uitvoering en administratieve afhandeling van monumenteninspecties. De besturen van deze stichtingen worden gevormd door afgevaardigden namens de grote monumentenorganisaties uit die regio alsmede monumentenzorgers op persoonlijke titel. In veel gevallen is een burgemeester of (oud) provinciaal ambtenaar voorzitter. De sinds 1984 Federatie Monumentenwacht Nederland genoemde centrale organisatie richt zich op zijn taak van gespreks‐ en overlegplatform voor algemeen beleid alsmede op afstemming dan
wel uniformering van rechtspositie, salariring en arbeidsomstandigheden. Op die gebieden worden diensten uitgevoerd ten behoeve van de provinciale stichtingen. De Federatie verzorgt bovendien centrale taken die van essentieel belang zijn voor het werk van de regionale stichtingen zoals deskundigheidsbevordering van de monumentenwachters onder andere via technische dagen. Daarnaast richt de aandacht zich op algemene voorlichting en op het leggen en onderhouden van contacten met landelijke instellingen als de Rijksdienst Cultureel Erfgoed, Erfgoed Nederland, het Nationaal Restauratiefonds en dergelijke. De elf provinciale stichtingen en de Archeologische Monumentenwacht leveren ieder een lid voor het algemeen bestuur van de Federatie, dat geleid wordt door een onafhankelijke voorzitter.
Monumentenzorg Project Modernisering Monumentenzorg Zoals hij in mei 2007 aangekondigde in het Algemeen Overleg Restauratie wilde Ronald Plasterk als minister van OCW een koerswijziging in de monumentenzorg aanbrengen. Het belangrijkste doel hiervan is om behoud te verbinden met vernieuwing. Het project Modernisering Monumentenzorg (MoMo) richt zich op twee specifieke onderdelen: ‐ Monumentenzorg en ruimtelijke ordening: van objectgericht naar omgevingsgericht. ‐ Monumentenzorg en maatschappij: van conserverend naar ontwikkelend. Het monumentenbeleid moet beter inspelen op de kwaliteit van de omgeving. Verder is het van belang om de monumentenzorg beter te laten aansluiten op maatschappelijke vraagstukken. Een voorbeeld hiervan is de herstructurering van aandachtswijken. http://www.cultureelerfgoed.nl/projectenmoderni sering‐monumentenzorg‐momo
974‐D46A‐49AD‐BB16‐ 2572488C5C5E/0/VisieModerniseringMonumenten zorg.pdf Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (2009) http://www.cultureelerfgoed.nl/sites/default/files/ u6/Beleidsbrief%20momo.pdf http://www.moderniseringmonumentenzorg.nl
Monumentwaarde Het Register Varende Monumenten (http://www.fonv.nl/NRVM) kende aanvankelijk vier categorieën waarin schepen kunnen worden ingedeeld: geheel monumentaal, voldoende monumentaal, beperkt monumentaal en in‐ potentie‐monumentaal. De monumentaliteit werd gemeten aan de hand van de authenticiteit van het uiterlijk en de bouwwijze van het schip, en aan de mate waarin het oorspronkelijk gebruik van het scheepstype herkenbaar is (Roerend mee eens, p. 49). Zie ook: Musealiteit Zie verder: Hildebrand de Boer & Stijn van Genuchten, Roerend mee eens. Beleidsadviezen Roerend Industrieel Erfgoed. PIE Rapportenreeks 19 (Projectbureau Industrieel Erfgoed, Zeist 1995).
Museaal erfgoed Erfgoed dat bewaard wordt in/door musea. De term komt voor in de ondertitel van de nota ''Kiezen voor kwaliteit. Beleidsnota over de toegankelijkheid en het behoud van het museale erfgoed'' (Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur 1990). Zie verder:
Zie verder:
Kees Ribbens & Esther Captain, ''Tonen van de oorlog. Toekomst voor het museale erfgoed van de Tweede Wereldoorlog'' (NIOD, Amsterdam 2011).
Een lust, geen last. Visie op de modernisering van de monumentenzorg (2008) http://www.monumenten.nl/NR/rdonlyres/0552B
Museale functie In haar Beleidsnota 2007‐2011 spreekt de Stichting Nationale Plantencollectie (SNP) over de 'museale functie' van plantentuinen. De SNP doelt hiermee op de publiekgerichte taak van de tuinen, met name de educatie. Zie verder: Beleidsnota SNP http://www.botanischetuinen.nl/media/public/file /Beleidsnota%202007‐2011.pdf
Museale vierhoek In het Duitse museumtijdschrift Museum Aktuell werd gesproken over das magische Viereck des Museumsbetriebs (Grouwet & el‐Barudi 2011). Deze museale vierhoek betreft de niet‐ museologische functies Sicherheit, Besucherservice, Reinigung, Gebäudemanagement (in de Engelse summary: security, customer service, cleaning and building management). Zie verder:
voorwerpen steeds sneller hun functie verliezen of van functie veranderen. Modernisering zou gepaard gaan met een toenemende gerichtheid op het verleden en een groeiende behoefte om bedreigende cultuurelementen op de een of andere manier voor het nageslacht te behouden, daarmee compensatie biedend voor een gevoel van identiteitsverlies in een snel veranderende samenleving” (Dibbets et al. 2011: 98). Musealisering is vaak verbonden met carnivalisering, folklorisering, festivalisering en “destinisation”. De Duitse vorm (“musealisierung”) leidde tot de internationaal meest gebruikte Engelse variant “musealisation”. Veelal vindt men echter ook “museumization”. De Franse vorm “muséification” leidde tot de ‐ minder gebruikelijke ‐ Engelse variant “museumification”. De overeenkomst van de laatste term met “mummification” zal toeval zijn. Van museumgericht tot erfgoedbreed
Gevormd naar analogie van archivalia. In Nederland nauwelijks gebruikt als algemene meervoudsterm voor museumobject.
De term wordt steeds vaker in algemene zin gebruikt, d.w.z. breder dan voor het opnemen van voorwerpen in een museumcollectie. Een van de eerste die de museumspecifieke term in algemene zin gebruikte was Herman Lübbe. Ook bij Harrison is sprake van een brede betekenis. Harrison gebruikt overigens de term museumification. Het gaat om “the transformation of a place into heritage, involving the fixing of values and appearances through an active intervention og conservation and management” (Harrison red. 2010: 311).
Musealiseren
Musealiserend
Het proces waarbij culturele betekenis aan objecten wordt toegekend (zie betekenisgeving) die maakt dat objecten aan hun exploitatiecyclus worden onttrokken en in letterlijke of overdrachtelijke zin apart worden gezet als erfgoed. Musealiseren verwijst naar de overgang van Primaire context en Archeologische context naar Museologische context.
Jouke Kleerebezem gebruikt de term “musealiserend”. http://joukekleerebezem.com/nqpaofu/shadowpla y/sp/Collectie.html: “De relevantie van een openbare museale (en musealiserende) ruimte voor het kunstobject ‐‐ van een speciaal op de receptie van het kunstwerk ingerichte enscenering (in museumzaal, galerieruimte, openbare ruimte) waarin het optimaal betekenis genereert ‐‐ is een weinig omstreden waarde in het debat over de status van het artistieke object. Noch in de kritiek
Carl Grouwet & Stefan el‐Barudi, 'Die Ehrenhof‐ Service‐Gesellschaft: ein PPP‐ Betriebsführungsmodell für die Düsseldorfer Stiftung museum kunst palast', Museum Aktuell August 2011: 25‐26.
Musealia
Hermann Lübbe ziet musealisering “in het verlengde van moderniseringsprocessen, waardoor
op het 'schitterende isolement' van de kunst, noch in een vergevingsgezindere discussie over de relatie tussen object, locatie en instituut, wordt de noodzaak van de openbaarheid van de plaats van interactie met het kunstobject betwijfeld. Beschouwingen over de ruimtelijke en ideologische 'context' van het kunstwerk refereren algemeen aan cultuurgoed dat openbaar toegankelijk is, weinig of geen aandacht wordt besteed aan nìet openbare plaatsen voor het kunstwerk. Kritiek van kunstenaarszijde, op de instituties van de kunst, streefde zelfs meestal naar een nog grotere openbaarheid voor het werk: het moest de straat op of de natuur in, wèg uit de heerszuchtige omgeving van autoritaire kunstpaleizen...” Basisoperaties Frijhoff noemt vier basisoperaties in het selectieproces dat inherent is aan musealiseren (zie Frijhoff 2007, p. 61): ‐ Het mechanisme van in‐ en uitsluiting om te bepalen wie of wat er al dan niet bij hoort. ‐ De vorming en vaststelling van culturele regels, codes en standaarden. ‐ De formulering van een vertoog over de cultuur, dat de selectie gaat legitimeren door de cultuur van de gemeenschap gelijk te stellen met haar dominante zelfbeeld. ‐ De toe‐eigening van al die bestanddelen van externe, schijnbaar 'vreemde' culturen die belangrijk, aanlokkelijk, profijtelijk en inpasbaar in de inheemse cultuur lijken. Musealiseren als mummificeren? Sommige critici zien musealiseren als “krampachtig vasthouden omdat je bang bent jezelf te verliezen”. Historicus Willem Frijhoff uitte zich in een column in Spiegel Historiael (febr. 2002, p. 63) zeer kritisch. Onder de titel “Vererfgoedisering” schreef hij: “De historische zeperd van december. Was dat niet de oproep (in NRC‐Handelsblad van 4 december 2001) van een 'coordinator werelderfgoed bij de Nationale Unesco‐Commissie' aan minister Hermans om Sinterklaas voor te dragen voor het programma 'Meesterwerken van Oraal en Immaterieel Erfgoed'? Hoe verzin je zo'n baan, zo'n
programma, en vooral zo'n voorstel... We weten het, de weg naar de hel is geplaveid met goede bedoelingen. En ja, een van die kasseien uit het historisch plaveisel draagt de naam 'erfgoed'. Zo'n term die pijlsnel omhoogschiet als toverwoord totdat de magie ervan is uitgewerkt. Zo ging het met 'identiteit'. Vervolgens werd 'geheugen' het nieuwe sjibbolet, een lokkertje voor de potentiële klant in het zich vermarktende bestel van het archief, 'het geheugen van de natie'. Maar wie de markt wil, krijgt de marktwerking op de koop toe. Woorden blijken dan als gerechten. Je kunt ze achteloos naar binnen slaan maar bij overdaad ga je kokhalzen. 'Erfgoed' is al aardig onderweg. Na de vergeheugenisering van het archiefwezen hebben we nu de vererfgoedisering van de cultuur. Het is erfgoed voor en erfgoed na. NWO heeft er zelfs een hele onderzoekslijn voor bedacht. Wie de rijksbegroting wil chanteren, hoeft maar 'erfgoed' te roepen. Erfgoed is immers geheugen, en wie dat loslaat verliest zijn identiteit. Dat kan geen minister zich permitteren, hoe geprivatiseerd die de wereld ook zou willen. Is er iets tegen op 'erfgoed'? Natuurlijk niet, zolang je zo'n woord kritisch blijft wegen. Maar — de begripsgeschiedenis weet het zo goed als de lexicologie — woorden hebben connotaties. Die gaan ongemerkt een eigen leven leiden en het benoemde sturen. Die erfgoed‐Sinterklaas was een oproep tot mummificering van een levend ritueel — bedreigd natuurlijk, maar is dat niet wat ritueel spanning geeft en cultuur levend houdt? Reïficatie noemden we die benadering ooit. Nu heet ze musealisering: erfgoed, geheugen, identiteit als ding, statisch, vastgelegd en gecodificeerd. Zonder leven, openheid, of dynamiek. Iets dat je moet afschermen en krampachtig vasthouden omdat je bang bent anders jezelf te verliezen. Wie zo denkt heeft nog nooit serieus over cultuur nagedacht. Dat is immers een proces van verandering, aanpassing van wat is aan wat komt, en omgekeerd. cultuur ziet vooruit. Wees gerust, coördinator, Sinterklaas zal het evengoed redden als carnaval — maar wel anders dan bij Jan Steen.” Later ‐ in zijn afscheidscollege van 1 juni 2007 ‐ kwam Frijhoff op zijn Spiegel Historiael stukje terug: “... alles wel beschouwd heb ik de term erfgoed intussen leren waarderen, omdat hij een
actieve connotatie heeft. Cultuur is in mijn ogen immers praxis, agency, actieve participatie in de gemeenschappelijke realisatie van menselijke waarden. Ook erfgoed is iets wat je uit het verleden krijgt toebedeeld of aangereikt met de opdracht er iets mee te doen en het door te geven aan de mensen na jou”. (Frijhoff 2007, p. 23) Frijhoff staat niet alleen in zijn ambivalentie ten opzichte van musealiseringsprocessen. Uitspraken als “Oorlog hoort in een museum” en “De polder wil geen museum zijn” refereren aan de mening dat musealiseren gelijk staat met uit de maatschappij halen, verstarring en mummificering. De bewoners van de Noordoostpolder willen absoluut niet dat de polder wordt voorgedragen voor opname in de Werelderfgoedlijst. “De status is geen trekpleister, maar juist een belemmering voor groei en innovatie, vreest een meerderheid in de gemeenteraad” of, zoals iemand naar voren brengt: “Werelderfgoed, dat staat voor behoud, voor een conservatieve opvatting ...” (Van Es 2011). Ook binnen het Nederland Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed wordt gesproken over “het risico dat een traditie musealiseert, slechts nog geschiedenis is” (Volkscultuur Magazine Najaar 2011, p. 11). Immaterieel erfgoed, zo wordt gezegd, “is levend en dynamisch en altijd volop in ontwikkeling”. Kennelijk is dat tegengesteld aan musealisering. Zie verder: Hester Dibbets, Sophie Elpers, Peter Jan Margry en Albert van der Zeijden, Immaterieel erfgoed en volkscultuur (Amsterdam University Press, Amsterdam 2011) Musealisering, pp. 97‐100. Ana van Es, 'De polder wil geen museum zijn. Noordoostpolder in verzet tegen status Wertelderfgoed', De Volkskrant 28 april 2011. Willem Frijhoff, Dynamisch Amsterdam 2007)
erfgoed
Rodney Harrison red., Understanding the politics of heritage (Manchester University Press, Manchester 2010).
Tsjechische museoloog Zbynek Stransky. Samengevat gaat het om de specifieke waarde van objecten binnen de museologische context.
Roel Hijink, 'De musealisering van de kampen. Tussen werkelijkheid en verbeelding', in: Frank van Vree & Rob van der Laarse red., De dynamiek van de herinnering. Nederland en de Tweede Wereldoorlog in een internationale context (Bert Bakker, Amsterdam 2009) 128‐147.
In navolging van Watremez (2008) spreekt Markus Walz van „Patrimonialität“: „die Beziehung der gegenwärtigen Bevölkerung zu ihrem Patrimonium und deren Praxen im Umgang mit demselben“ (Walz 2009: 159). Musealiteit en Patrimonialität zijn vormen van “trans‐historic cultural value”. Dit komt min of meer overeen met cultuurhistorische waarde.
'Immaterieel erfgoed: verslag van de bijeenkomst in het Spoorwegmuseum', Volkscultuur Magazine 6, 2011, (3): 4‐13. Ad de Jong, De dirigenten van de herinnering (SUN, Arnhem 2001) Hoofdstuk 3, Musealisering en nationalisering van de openlucht, pp. 165‐230. Hermann Lübbe, 'Das Fortschriftt und das Museum', Dilthey‐Jahrbuch für Philosophie und Geschichte der Geisterwissenschaften 1983 (1): 39‐ 56. Hermann Lübbe, 'Der Fortschritt von gestern. Über Musealisierung als Modernisierung', in: Ulrich Borsdorf, Heinrich Theodor Grütter & Jörn Rüsen eds., Die Aneignung der Vergangenheit. Musealisierung und Geschichte (transcript, Bielefeld 2004) 13‐38. Kees Ribbens & Esther Captain, Tonen van de oorlog. Toekomst van het museale erfgoed van de Tweede Wereldoorlog (NIOD, Amsterdam 2011) Hoofdstuk 3, De musealisering van de oorlog. Gerard Rooijakkers, Anneke van Lierop en Renate van de Weijer, De musealisering van het platteland. De historie van een Brabants boerenhuis (SUN, Nijmegen 2002) Eva Sturm, Konservierte Welt. Museum und Musealisierung (Reimer, Berlin 1991).
(SUN,
Sandra Greiner, Musealisierung als Kompensation einer fortgeschrittenen Dynamisierung des Lebens. Eine kritische Auseinandersetzung mit Hermann Lübbes Kompensationstheorie (GRIN Verlag, München 2005)
Wolfgang Wippermann, Denken statt denkmalen. Gegen den Denkmalwahn der Deutschen (Rotbuch, Berlin 2010).
Musealiteit Musealiteit is een begrip dat in de theoretische museologie werd geintroduceerd door de
Zie verder: Ivo Maroevic, Introduction to museology ‐ the European approach (Verlag Dr. Christian Müller‐ Straten, München 1998) Hoofdstuk X Museality, pp. 127‐132. Markus Walz, 'Erbfallfrei Geerbtes vererben', in: Monika Kania‐Schütz red., In die Jahre gekommen. Chancen und Potenzialen Kulturhistorischer Museen (Waxmann, Münster 2009) 159‐171. Anne Watremez, 'Vivre le patrimoine urbain au quotidien: pour une approche de la patrimonialité', Culture et Musées 2008, (11): 11‐36.
Museografie In het algemeen gebruikt als synoniem met toegepaste museologie. Museography seems to be the oldest availabe term for museum specific theory as it was already used as far back as in 1727 in the famous publication by Caspar Friedrich Neickelius called ''Museographia''. The term museology came into use in the course of the 19th century. From 1969 onwards ICOM used museology and museography in a distinctive way. Museology was defined as museum science, whereas museography was defined as covering methods and practices in the operation of museums. Following these definitions, most authors consider museography synonymous to applied museology. Klausewitz, however, very clearly distinguishes applied museology from museography (Klausewitz 1980). In his view applied museology includes the more theoretical questions of collecting, documentation,
museum education, etc., while museography deals with techniques and methods on a day‐to‐day level, for example security and exhibition techniques. Klausewitz' use of the terms echoes Jahn's distinction between 'Museumstheorie', 'Museumsmethodik' and 'Museumstechnik', although she uses the term 'applied museology' for both 'Museumsmethodik' and 'Museumstechnik' (Jahn 1979: 283). Jahn suggests to use the term museography for the descriptive aspect of the discipline, whereas museology should be used for the explicative aspect. Her proposal have not met any approval, neither within ICOFOM nor elsewhere. When the term museology is to stand for all the theoretical notions as opposed to (museum) practice, Klausewitz' proposal should be followed. Applied museology refers to 'Museumsmethodik' rather than 'Museumstechnik'. It is interesting to see that the first recorded use of the term museography referred to theory and methodology rather than practice, whereas the first recorded use of the term museology was referring to museum practice only. Some authors seem to use the term museography for the practice of (museum) communication work only. For example, in France the term museography is usually used for museum exhibition work. For this specific field of applied museology/museum practice Swiecimski introduced the term expositiology (Swiecimski 1979: 16), comparable to scenography which is used in Brazil (Scheiner 1988). Zie verder: Peter van Mensch, ''Towards a methodology of museology'' (1992). Chapter 6.
Museologie Hoewel de term museologie al sinds het begin van de 19de eeuw in gebruik is, is er geen sprake van een eenduidige opvatting betreffende de inhoud ervan. Aan de ene kant van het spectrum zien we allerlei opvattingen over museologie als wetenschap met een eigen onderzoeksobject, aan de andere kant van het spectrum clusteren zich allerlei opvattingen waarbij museologie meer als toegepaste wetenschap wordt gezien. In het
laatste geval spreekt men vaak van museumkunde of museumstudies.
in de rij van Winckelmann (die hij noemt), Mechel, Thomsen en Linnaeus.
Geschiedenis van het begrip
Rathgeber's ordening is een chronologische: “Ik zal al de voortbrengselen van Nederlandsche schilder‐, houtsnij‐ en graveerkunst, welke mij uit de jaren 1400‐1700 bekend zijn geworden, in dezelfde orde aanvoeren in welke zij ontstaan zijn, en in welke zij in de verzamelingen moesten bewaard worden, opdat uit eene zoodanige vastgestelde volgorde der Musea, eene algemeene geschiedenis der kunst mogt ontstaan, die, even als de klassieke geschiedboeken der oudheid, na de jaren voort zou gaan” (p. 5). Hij kiest daarbij met nadruk voor een kunstgeschiedenis gebaseerd op een chronologie van de kant, in tegenstelling tot een kunstgeschiedenis gebaseerd op kunstenaarsbiografieën.
De term Museologie komt voor in een tekst van Georg Rathgeber: Aufbau der Niederländischen Kunstgeschichte und Museologie. Deze tekst diende als voorwoord bij een catalogus van de numismatische verzameling van het hertogelijk museum te Gotha, verzorgd door J.J.Leizmann (Weissensee 1839). Het voorwoord werd opnieuw gebruikt bij de vierdelige uitgave Annalen der Niederländischen Malerie, Formschneide‐ und Kupferstecherkunst (Gotha 1839‐1844). Van het eerste deel hiervan verscheen in 1844 bij M.H.Binger te Amsterdam een Nederlandse vertaling: Beredeneerde geschiedenis der Nederlandsche Schilder‐, Houtsnij‐ en Graveerkunst met eerder genoemd voorwoord. Behalve het mogelijk eerste gebruik van de term museologie in het Duits, hebben we hier ook te maken met het eerste gebruik in het Nederlands. De anonieme vertaler geeft “Kabinetsbeschrijving” als Nederlands equivalent voor “Museologie”. Rathgeber omschrijft museologie als “… het daarstellen der volgorde, in welke de kunstvoortbrengselen in de verzamelingen behoorden bewaard en in de opgaven en lijsten van Kunstwerken beschreven dienden te worden …” (p. xxii). Georg Rathgeber (geboren in 1800) was directeur van het hertogelijk museum te Gotha. Het museum werd in 1824 gevormd uit de verspreide verzamelingen van het hertogen van Saksen‐Gotha en Altenburg. In 1835 publiceerde Rathgeber een catalogus van de verzamelingen: Beschreibung der Herzoglichen Gemälde‐Gallerie zu Gotha und vieler im Chinesischen Kabinet, in der Sammlung der Abgüsse von Bildwerken, im Münzkabinet Gotha befindlichen Gegenstände: beim Studium der Geschichte der neueren Kunst als Leitfaden anwendbar (Gotha 1835). De behoefte aan een kunsthistorisch kader leidde tot het onderzoek naar de geschiedenis van de Nederlandse kunst als case study. Rathgeber bezocht een groot aantal musea en ontwikkelde op basis daarvan een visie op de museale ordening. Hij schaart zich daarmee
Rathgeber beschrijft zijn opzet als een plantentuin: “De ruim genomen uitgebreidheid van den door mij aangelegde kruidhof is zoodanig, dat deze latere inplantingen op bepaalde plaatsen toelaat. Of de gedaanten der daarin staande gewassen, of die welke later daarin geplant zullen worden, al of niet bevallen, moet mij tamelijk onverschillig zijn. Wanneer de hof zoo veel nut zal hebben gesticht, dat hij eenige weinigen tot het aanleren der wetenschap heeft geholpen, dan zal onder dezen zich wel een bevinden, die na mijn vertrek, het bestuur denzelven op zich zal nemen” (p. xxviii). Impliciet verwijst hij naar natuurhistorici zoals Linnaeus: “Even als een natuuronderzoeker, iedere door hem gevonden bijzonderheid, ten minste hare plaats in zijn stelsel aantoont, opdat uit deze bijzonderheden, later eene volkomene kennis van alle voortbrengsels der bouwkunde, beeldvorm‐, schilder‐, houtsnij‐ en graveerkunst der Nederlanders, ten minste zoodanig gerangschikt, eene geschiedenis der kunst, die met de jaren vooruit gaat, in 't aanzijn geroepen worde, ofschoon ook ligt mogelijk het volkomen afsluiten van dezelve, eerst aan een veel later geslagt moge te beurt vallen” (p. 8). Rathgeber constateert in dit verband dat “de wetenschap thans nog in hare minbeduidende kindschheid is”. Rathgeber geeft ook blijk van een visie op de publiekgerichte functie van het museum. Hij zet zich daarbij af tegen de visie van Frans Kugler, zoals
neergelegd in diens Handboek van 1837: “Kugler schijnt de invoering van de geschiedenis der Kunst in alle standen, als voordeelig aan te zien. Ik leerde nogtans uit de geschiedenis, dat van den beginne af, enkelen, die, met kunstenaarstalenten geboren en met geleerdheid toegerust, naar het standpunt van den echten, volmaakten kenner streefden, voor de bevordering der wetenschap volstonden, terwijl integendeel uit het toestroomen van het geheele publiek, meer nadeel dan nut voor derzelve ontsproot” (p. xxviii). Museologie als wetenschap ... Museologie als “kunde” In de statuten van de Deutsche Museumsbund (van 1972) wordt in artikel 2 onderscheid gemaakt tussen onderzoek (“Forschung”) betreffende de collecties en “museologische Arbeit”. Elders in de statuten is sprake van “fachliche Arbeit”. In de context van de statuten slaat “fachlich” op de wetenschappen die gerelateerd zijn aan de inhoud van de collecties. Museologie staat dus voor museumspecifieke werkzaamheden. Hoewel niet expliciet genoemd, gaat het om het technisch en administratief collectiebeheer, het tentoonstellen en het educatieve werk. De vereniging zegt zich in te willen zetten voor onderzoek ter verbetering van deze werkzaamheden (hier wordt de term “Untersuchung” gebruikt en niet “Forschung”). Opvallend genoeg wordt dit onderzoek gekoppeld aan de term “Museumskunde” en niet aan de term Museologie. Museumkunde is op dit moment in Nederland een wat in ongebruik geraakte term voor de studie betreffende musea. Onder invloed van de Engelse en Amerikaanse discours is men eerder geneigd de term museumstudies te gebruiken. Onder invloed van de Midden‐Europese discours is er ook een stroming die de voorkeur geeft aan de term museologie. In Duitsland wordt de term Museumskunde naast, of voor een deel zelfs tegenover, Museumswissenschaft gebruikt. Museumskunde wijst daarbij op een opvatting dat het gaat om een toegepaste wetenschap (toegepaste kunstgeschiedenis, e.d.). Museumswissenschaft en museologie wijzen op
een opvatting dat het gaat om een wetenschap met een eigen object van studie. Nieuwe museologie ... Aandachtsgebieden Er zijn vijf aandachtsgebieden binnen de museologie: algemene museologie, theoretische museologie, toegepaste museologie (= museografie), speciale museologie en historische museologie. De reflectie op museologie als wetenschap wordt aangeduid als metamuseologie. Zie verder: Wikipedia (Engels): Museology http://en.wikipedia.org/wiki/Museology Wikipedia (Duits): http://de.wikipedia.org/wiki/Museologie Wikipedia (Nederlands): http://nl.wikipedia.org/wiki/Museologie ICOM International Committee for Museology http://network.icom.museum/icofom
Museologische context Naast de Primaire context en de Archeologische context is de Museologische context een van de drie situaties waarin een object zich kan bevinden. De Museologische Context is daarbij de context die het resultaat is van het proces van musealiseren. Het object is erfgoed geworden. Dat kan betekenen dat het voorwerp fysiek is overgebracht naar een erfgoedinstelling, maar dat is niet noodzakelijk zo. Een gemusealiseerd gebouw of landschap is erfgoed in situ. In dit geval spreken we toch van Museologische Context omdat conceptueel de interactie tussen samenleving en “object” gebaseerd is op andere uitgangspunten dan die van economisch gebruik. Daniel Sherman en Irit Rogoff gebruiken in hun inleiding van de bundel Museum Cultures (Routledge, London 1994) de term iets specifieker: “... the classification of an object involves the choice of a particular kind of presentation, which then establishes a museological context that provides the object with meaning. At the same time, the context works to determine the selection
of viewing public and the cultural capital that this public gleans from the museum. The museological context, in other words, exists within a larger signifying process that invokes notions of community. This may be a transhistorical community of art lovers, a local community that has formed the collection, a national community that the objects represent, a politically aspirant community that seeks alternative forms of representation and alternative identities, or some combination of all four. But by presenting objects as signifiers within an artificially created institutional frame, museums underline their irretrievable otherness, their separation from the world of lived experience. In so doing, museums simultaneously construct the self, the viewer, or in collective terms a public. The process of reception of the display strategies that museums present also participate in the constitution of a museum culture” (pp. xi‐xii). Zie verder: Daniel Sherman and Irit Rogoff, 'Introduction: Frameworks for Critical Analysis', in: Daniel Sherman and Irit Rogoff eds., ''Museum Cultures'' (Routledge, London 1994), pp. ix‐xx.
Museometrie Museometrie''' is het het kwantificeren van museologische parameters, zoals het aantal musea, het aantal bezoekers, de omvang van de collectie, e.d. Belangrijk is niet alleen het verzamelen van kwantitatieve gegevens en het analyseren daarvan, maar vooral de discussie over wat wordt gemeten en hoe de gegevens worden gebruikt. De term werd geïntroduceerd door Peter van Mensch in een voordracht voor de Nederlandse Museumvereniging op 18 mei 1988. In 2008 werd het idee opgepakt door het Instituut Collectie Nederland en vormgegeven als een van haar onderzoeksprogramma's. Zowel in de voordracht van Peter van Mensch (en de daaruit volgende artikelen) als bij het onderzoeksprogramma van het Instituut Collectie Nederland gaat het om een kwantitatieve benadering van het collectiebeheer. Andere aandachtsgebieden zijn: het aantal musea
(inclusief het aantal tentoonstellingen, het aantal betaalde en niet‐betaalde medewerkers, de omvang van het budget, e.d.), en het aantal bezoekers (inclusief de samenstelling van het publiek). Het kwantificeren van museologische parameters wordt steeds belangrijker in het kader van de groeiende aandacht voor kwaliteitsmanagement.
over de musea zelf. De basis van de Collectiebalans is gelegd door het Museum Inventarisatie Project (MusIP), uitgevoerd door het Landelijk Contact van Museumconsulenten (LCM). De resultaten van de MusIP‐inventarisatie heeft het Instituut Collectie Nederland aangevuld met gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek en de Museumvereniging.
Centraal Bureau voor de Statistiek
Zie: Lucas Veeger, ''De Collectiebalans. Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland'' (ICN, Amsterdam 2008)
In het kader van het thema ''Vrije tijd en cultuur'' onderzoekt het Centraal Bureau voor de Statistiek elke twee jaar het aantal bezoekers en collecties en de bedrijfseconomische situatie van de Nederlandse Musea. De gegevens worden via Statline gepubliceerd http://statline.cbs.nl. De meest recente en vooralsnog voorlopige gegevens hebben betrekking op het jaar 2005. De gebruikte gegevens zijn laatst gewijzigd op 12 juli 2007. De gegevens die via Statline beschikbaar zijn, kunnen niet worden herleid tot individuele musea. Een koppeling op instellingsniveau met de gegevens van MusIP en de Museumvereniging kan daarom niet worden gemaakt. De reeks van verslagperiode 1997‐ 2005 zijn vergelijkbaar. In de periode ervoor is een andere methode gebruikt en een vergelijking is daarom niet goed mogelijk. Deltaplan Cultuurbehoud In het kader van het Deltaplan werden in de jaren 90 veel cijfers verzameld betreffende het collectiebeheer. Collectiebalans Een actueel overzicht van de stand van zaken betreffende het collectiebeheer in Nederlandse musea wordt gegeven in “de Collectiebalans”. De Collectiebalans is een studie naar de collecties van de Nederlandse musea. Het doel van deze studie is het geven van een globaal overzicht van museale collecties en op hoofdlijnen een stand van zaken betreffende de Collectie Nederland. De Collectiebalans bevat kwantitatieve en kwalitatieve informatie over het bij de musea aanwezige roerend cultureel erfgoed. Het geeft ons informatie over aard, omvang en gebruik van museumcollecties in combinatie met gegevens
http://project.collectiewijzer.nl/index.php?option= com_content&task=view&id=50&It emid=99999999 Instituut Collectie Nederland In het kader van het Programma Museometrie deed het Instituut Collectie Nederland onderzoek naar ‐ de omvang en de kosten van het bruikleenverkeer in Nederland ‐ de kosten van het collectiebehoud en kengetallen over collectiegroei en collectiekrimp ‐ het tentoonstellingsaanbod in Nederlandse musea en de kosten daarvan, in relatie tot de verzekeringskosten en de bezoekcijfers.
Museum Definities ''Een museum is een permanente instelling, zonder winstbejag, ten dienste van de gemeenschap en van haar ontwikkeling, toegankelijk voor het publiek, die de materiële en immateriële getuigenissen van de mens en zijn omgeving verzamelt, bewaart, onderzoekt en tentoonstelt en hierover informatie verstrekt voor studie, educatie en recreatie.'' Naast deze meest algemene, door de International Council of Museums (ICOM) en de Nederlandse Museumvereniging (NMV) gehanteerde definitie, zijn er veel andere beschrijvingen in omloop. De Vereniging van Rijksgesubsidieerde Musea (VRM) gaat uit van de volgende beschrijving die meer het
karakter heeft van een mission statement dan een definitie: ''Een museum is een onderdeel van het collectieve geheugen van een samenleving. Een museum verzamelt, documenteert, bewaart en ontsluit voorwerpen en ander bewijsmateriaal van de menselijke cultuur en zijn omgeving. Een museum ontwikkelt en verspreidt kennis en biedt daarnaast ervaringen gericht op al onze zintuigen. Een museum is open voor het publiek en draagt bij aan de ontwikkeling van een samenleving. Het doel van het museum is kennis voor de burgers.'' http://www.derijksmusea.nl/over_vrm.php Het Woordenboek der Nederlandsche Taal http://gtb.inl.nl/?owner=WNT geeft een omschrijving waarin de term gekoppeld wordt aan gebouw en niet aan instelling: ''Een gebouw — gewoonlijk voor het publiek min of meer toegankelijk —, waarin voorwerpen van kunst of wetenschap zijn tentoongesteld; aan een museum kan eene bibliotheek zijn verbonden, maar eene bibliotheek op zich zelf wordt niet museum genoemd, behalve dat sommige instellingen ook nu nog leesmuseum heeten.'' Daarnaast geeft het Woordenboek een historische omschrijving waarin gerefereerd wordt aan het 16de‐17de eeuwse gebruik van de term: ''Gr.‐lat. museum werd reeds in het Latijn gebruikt voor: eene plaats waar de Muzen gediend worden, t.w. eene kamer, een gebouw, waarin de wetenschap wordt beoefend, eene academie, eene bibliotheek, een studeervertrek. Die ruime opvatting is thans in onze taal verouderd.'' In zijn ''Van Aalmoes tot Zwijntjesjager'' (Erven Thomas Rap, Baarn 1980) geeft P.H. Schröder de volgende etymologie van het woord museum: “Bij de Grieken betekende mouseion, bij de Romeinen museum: verblijfplaats der Muzen. De Muzen waren de godinnen onder wier hoede de ‘vrije kunsten’ werden beoefend. In het algemeen zijn zij dus de beschermsters van kunsten en wetenschappen. Zij waren de dochters van Zeus, volgens anderen van Hemel en Aarde. De plaats waar de Muzen gediend worden, kan zijn een gebouw, maar ook een bibliotheek of studeervertrek. Die ruime betekenis vindt men thans alleen nog in het woord leesmuseum. De
beperkte betekenis is nu: een gebouw waarin voorwerpen van kunst of wetenschap voor het publiek zijn tentoongesteld.” Schröder voegt er nog een opmerking aan toe over de meervoudsvorm: “In overeenstemming met de Latijnse oorsprong is het meervoud musea en niet museums. Waarom eigenlijk? Wij zeggen toch ook albums en niet alba. En zelfs agenda’s.” Overigens lijkt het alsof de meervoudsvorm “museums” steeds vaker voorkomt. Helaas wordt ook de meervoudsvorm “museas” regelmatig gebruikt. Overzicht Overzicht van museumdefinities, gebaseerd op een overzicht samengesteld door Milton Bloch (Hamilton College, Museum Studies) International Council of Museums (ICOM) * 2007 A museum is a non‐profit, permanent institution in the service of society and its development, open to the public, which acquires, conserves, researches, communicates and exhibits the tangible and intangible heritage of humanity and its environment for the purposes of education, study and enjoyment. * 1995 A museum is a non‐profit making permanent institution in the service of society and of its development, and open to the public, which acquires, conserves, researches, communicates and exhibits, for purposes of study, education and enjoyment, material evidence of people and their environment. * 1974 A museum is a non‐profitmaking permanent institution in the service of society and of its development, and open to the public, which acquires, conserves, researches, communicates and exhibits, for purposes of study, education and enjoyment, material evidence of man and his environment. * 1969 Any permanent institution which conserves and displays, for purposes of study, education and enjoyment, collections of objects of cultural or scientific significance. * 1951 Any permanent establishment, administered in the general interest, for the purpose of preserving, studying and enhancing by
various means and, in particular, of exhibiting to the public for its delectation and instruction, groups of objects and specimens of cultural value. * 1946 The word 'museum' includes all collections open to the public, of artistic, technical, scientific, historical or archaeological material , including zoos and botanical gardens, but excluding libraries, except in so far as they maintain permanent exhibition rooms. American Association of Museums (AAM) * Current A non‐profit, permanent, established institution, not existing primarily for the purpose of conducting temporary exhibitions, exempt from federal and state income taxes, open to the public and administered in the public interest, for the purpose of conserving and preserving, studying, interpreting, assembling, and exhibiting to the public for its instruction and enjoyment objects and specimens of educational and cultural value, including artistic, scientific (whether animate or inanimate), historical and technological material. * Accreditation Program, current A museum must be a legally organized not‐for‐profit institution or part of a not‐for‐profit institution or government entity; be essentially educational in nature; have a formally stated mission; have one full‐time paid professional staff member who has museum knowledge and experience and is delegated authority and allocated financial resources sufficient to operate the museum effectively; present regularly scheduled programs and exhibits that use and interpret objects for the public according to accepted standards; have a formal and appropriate program of documentation, care, and use of collections and/or tangible objects; and have a formal and appropriate program of presentation and maintenance of exhibits. Institute of Museum and Library Services (IMLS) * The institute uses this definition as the basis for eligibility to receive federal funds: A museum must be organized as a public or private nonprofit institution that exists on a permanent basis for essentially educational or aesthetic the full‐time equivalent, whether paid or unpaid, whose primary responsibility is the acquisition, care, or exhibition
to the public of objects owned or used by the museum; and be open and providing museum services to the general public for at least 120 days a year. Canadian Museums Association (CMA) * Current A non‐profit, permanent establishment, exempt from federal and provincial income taxes, open to the public at regular hours, and administered in the public interest for the purpose of collecting and preserving, studying, interpreting, assembling and exhibiting to the public for its instruction and enjoyment, objects and specimens of educational and cultural value, including artistic, scientific (whether animate or inanimate), historical and technological material.
The Irish Heritage Council * Current A museum is a not‐for‐profit institution that collects, safeguards, holds in trust, researches, develops and interprets collections of original objects and original objects on loan, for the public benefit. It functions publicly as a place where people learn from and find inspiration and enjoyment through the display and research of original objects. Webster's Collegiate Dictionary * Tenth edition An institution devoted to the procurement , care and display of objects of lasting interest or value; also: a place where objects are exhibited.
French Law regarding Musées de France
Citaten
* Current Any permanent collection comprising goods, of which the conservation and presentation take on a public interest; the collection must be organized with the aim of public knowledge, education and enjoyment.
Wikipedia:Filippo Tommaso Marinetti | Filippo Tommaso Marinetti: “Musea:...kerkhoven!... Ze zijn werkelijk identiek door de sinistere promiscuiteit van al die lichamen die elkaar niet kennen. Musea, publieke slaapzalen waar men voorgoed naast gehate en onbekende wezens rust! Musea, absurde bloedbaden van schilders en beeldhouwers die elkaar wreed afslachten met houwen van kleuren en lijnen, langs de wanden waarom gestreden is!”
Museums Australia * 2002 A museum helps people understand the world by using objects and ideas to interpret the past and present and explore the future. A museum preserves and researches collections, and makes objects and information accessible in actual and virtual environments. Museums are established in the public interest as permanent, not‐for‐profit organizations that contribute long‐ term value to communities. Finnish Museums Association * Current A museum is a non‐profit institution which collects, analyses, preserves and presents objects belonging to cultural and natural heritage in order to increase the amount and quality of knowledge. A museum should entertain its visitors and help them to relax. Using scientific arguments and modern language, it should assist people to understand the experience of the past. In its mutual relationship with its users, it should find in past experience the wisdom necessary for the present and the future.
Wikipedia:Pablo Picasso | Pablo Picasso: “Museums are just a lot of lies, and the people who make art their business are mostly imposters. We have infected the pictures in museums with all our stupidities, all our mistakes, all our poverty of spirit. We have turned them into petty and ridiculous things.” Wikipedia:Renzo Piano | Renzo Piano: “A museum is a place where one should lose one's head.” Wikipedia:NL:Victor de Stuers | Victor de Stuers: “Musea zijn voor de kunst wat bibliotheken, observatoria, nosocomia en laboratoria voor de wetenschap zijn.” “It is permanent collections that make museums unique, period” Steven Miller, ' “America's Museums” Missing Objects', Museum News May/June 2000, 29.
“Museums are not about something, they are for someone” Beverly Sheppard in Journal for Museum Studies 7, 2000, (1). “Een museum gaat over de optimale vergelijkbaarheid der dingen” Rudi Fuchs in De Volkskrant 27 april 2000. “Fragmentation is vital to the production of the museum both as a space of posited meaning and as a space of abstraction” Barbara Kirshenblatt‐ Gimblett, Destination Culture. Tourism, Museums, and Heritage (Berkely 1998) 3. “Large museums have public relations and small museums have relations with the public” Kenneth Hudson, MPR conference 1990. “In any museum the object dies – of suffocation and the public gaze – whereas private ownership confers on the owner the right and the need to touch”, Bruce Chatwin, Utz (1989). “Het museum moet zijn een woning, waar de kunstwerken en geschiedkundige gedenkteekenen, die wij slechts als bruikleen van het voorgeslacht bezitten, in aansluiting aan onze tijdgeest en onzen smaak, zoo worden tentoongesteld, dat de schoonheid en het karakter der verschillende tijdperken het krachtigst spreken” Frits Lugt, Het redderen van den nationalen kunstboedel (Amsterdam 1918) 41. “The challenge museums now face is to see themselves no longer as sole purveyors of the truth, but as seekers after truth on a journey they share with their visitors” Julian Spalding, The poetic museum (London 2002) p. 25. “Museums are our modernity's paradigmatic artifice, modernity's art par excellence, and the active, mediating, and enabling instrument of all that we have learned to desire we might become” Donald Preziosi,'Brain of the earth's body. Art, museums, and the phantasm of modernity (Minneapolis‐London 2003) 3. “The magic in museums is all around when we stop worrying, about numbers and charts, and start perceiving the enchantment that transpires when people interact with things” Lois Silverman. The
Madeleine Maidstone Lecture (GEM Conference 2002) “That is the business of museums: preserving the magic.” Ford W. Bell, ‘Nothing Like the Real Thing’, Museum 88, 2009, (1): 71. “In poëtische musea, die vanuit het hart zijn ingericht en opgericht, vinden we troost, niet omdat we oog in oog staan met oude voorwerpen waar we van houden, maar omdat de Tijd er niet is”. Orhan Pamuk, Het museum van de onschuld (De Arbeiderspers, Amsterdam‐Antwerpen 2009), p. 601.
Museum Plus Bus De Museum Plus Bus: Zien, wat je anders niet kunt zien. De Museum Plus Bus is een initiatief van zeven musea. Het werkt zo: groepen senioren uit verzorgingshuizen of met thuiszorg gaan naar twee musea op één dag. Of naar het Kröller‐Müller Museum solo. Ze worden gastvrij ontvangen, krijgen koffie en een rondleiding en genieten naar hartelust. De bus haalt op, brengt, brengt terug. Maximaal 45 personen, rollators mee. Gratis! Dankzij de genereuze steun van de BankGiro Loterij. In 2008 is de Museum Plus Bus begonnen met het project de Culturele Bagage. Dat was een informatiestand met de documentaire van de Museum Plus Bus en foldermateriaal over de deelnemende musea. Deze bleef achter in de plaats waarvandaan de Museum Plus Bus die dag vertrok: de Culturele Bagage. Dit project is in 2009 stop gezet. Zie verder:
heeft aangeraakt. Hij steelt van alles en brengt dankzij zijn verbeelding gouden momenten uit het verleden tot leven.'' „Wij mensen willen niet vergeten worden. We willen niet beseffen dat het leven tijdelijk is, dat alles verdwijnt, ook gevoelens. Alleen voorwerpen, dingen die we hebben aangeraakt, gezien, geroken, kunnen het verleden terugbrengen, sterker dan herinneringen. Als ik een Turks blikje limonade zie, of een van onze eerste ketchupmerken, of een liedje hoor uit de jaren zeventig, herinner ik me alles uit die tijd.” ''In het boek lijkt het alsof de verteller het heeft over een imaginair museum van de onschuld, maar u schept ook in werkelijkheid een museum, in Istanbul, waarin de voorwerpen uit de roman tentoongesteld zullen worden.'' „De voorwerpen die ik in de roman beschrijf heb ik gekocht, ik had ze tijdens het schrijven onder ogen. Ik beschrijf bijvoorbeeld mijn heldin in de tijd dat ze rijles had. Daarvoor had ik het rijlesboekje aangeschaft en het voor me neergelegd. Vervolgens beschreef ik haar kleren, Schoenen, alle kleine dingen die ze aanraakte of zag, inclusief haar sigarettenpeuken. Tegelijkertijd bouwde ik in Istanbul een museum waar al die voorwerpen een plek zullen krijgen, dat is het museum dat Kemal inricht aan het einde van het boek. Het museum van de onschuld gaat in juli 2010, in Istanbul open, op de plek die achterin het boek staat aangegeven. Zo werkte ik tien jaar lang aan de roman én aan het museum. Eerst had ik bedacht dat het boek een geannoteerde museumcatalogus zou worden. Maar dat vond ik toch te experimenteel. De roman moest op zichzelf kunnen staan.” ''U citeert het concept van Aristoteles waarbij de Tijd een lijn is die momenten met elkaar verbindt. Bij u rijgen de voorwerpen het verhaal aan elkaar.''
Museum Plus Bus http://www.museumplusbus.nl
Museum van de Onschuld, Het Titel van een roman van de Turkse auteur Orhan Pamuk: ''Het museum van de onschuld'' (De Arbeiderspers, Amsterdam 2009). ''De ongelukkige verteller vindt troost in het verzamelen van voorwerpen die zijn ex‐geliefde
„Mijn romantheorie is dat je een verhaal niet rechttoe rechtaan hoeft te vertellen. je moet momenten associëren met voorwerpen of beelden. In deze roman wordt het verhaal verteld aan de hand van voorwerpen. De man is zo obsessief verliefd op die vrouw dat hij alles verzamelt wat met haar te maken heeft. Je kunt dit boek lezen als een liefdesverhaal, maar ook als de
geschiedenis van een museum. Ik houd van die kleine, vergeten, lege musea, waar het parket kraakt, de museumbewaker zit te slapen, waar je het rumoer van de stad op de achtergrond hoort. Je bent buiten de hectiek van de geschiedenis, buiten de rush van het dagelijks leven. Je bent elders.” Uit een interview met Margot Dijkgraaf in NRC‐ Handelsblad, 4 september 2009
Museumanalyse Systematische manier om een museum, als organisatie of als gebouw, te analyseren. Veel publicaties die een kritische museumanalyse als onderwerp hebben (zoals Sherman & Rogoff 1994 en Bauer 2010) concentreren zich meer op de “museum discourse” dan op de feitelijke museumorganisaties en ‐gebouwen. Uitgangspunt van de benadering van Sherman Rogoff is dat “Museums embody a number of fundamental notions or concepts, which together constitute the basis of an institutional practice or politics” (p. x). Zij geven vier “structuring concepts” aan de hand waarvan musea kritisch geanalyseerd kunnen worden: 1 OBJECT. “Museum invariably base their enterprise on a certain notion of objects and on a system for classifying them”. 2 CONTEXT. “The second set of concepts that museums institutionalize is the context, usually constructed as some kind of community (of people or of values), that objects are held to signify”. 3 PUBLIC. “The museum ... participates in the construction of context in the name of ... the public or audience it claims to serve, and in terms of whom it defines the public sphere in which it operates”. 4 RECEPTION. “The way in which the audience or public receives the displays and meanings that are offered ... constitutes a fourth pole of museums' discourse and practice”. Museum Analyse Model Het MAM is een door Peter van Mensch ontwikkeld model om een museum als gebouw te analyseren. Deel van het Museum Analyse Model
is het Tentoonstellings Analyse Model (zie tentoonstellingsanalyse). Het Museum Analyse Model beoogt structuur aan te brengen in het analyseren van de verschijningsvorm van musea en museale presentaties. Deze structuur is te karakteriseren als een 'schillenbenadering'. Het museum wordt beschouwd als een set Matroesjka‐poppetjes van over elkaar schuivende contexten. De (fysieke) kern is het tentoongestelde object, de buitenste schil is de stedelijke omgeving. De analyse volgens het model gaat van buiten naar binnen. Concreet gaat het om de volgende niveaus (schillen of contexten): A het museumgebouw in de stedelijke omgeving B het museumgebouw, exterieur C de inwendige structuur en inrichting van het gebouw D de ordening van de collectie op macroniveau E het karakter van de museale ruimtes F het karakter van de museale presentatie op mesoniveau G het tentoongestelde object Museum Analyse Systeem Het Museum Analyse Systeem (MAS) van de Nederlandse Museumvereniging verzamelt informatie over verschillende onderwerpen, zoals het financieel beheer, het personeelsbestand, de collectie, fysieke gegevens.http://www.museumvereniging.nl/Kenni sdelenSecties/Onderzoek/Benchmark.aspx Doel van het systeem is een benchmark te genereren in de vorm van een online raadpleegbare database waarin musea op relevante vragen een antwoord kunnen vinden over vergelijkbare instellingen. Nooit één op één, maar wel binnen zelf te selecteren groepen van collega‐musea. Zie verder: Joachim Bauer (red.), Museumsanalyse. Methoden und Konturen eines neuen Forschungsfeldes (transcript, Bielefeld 2010)
Daniel J. Sherman and Irit Rogoff, 'Introduction: Frameworks for Critical Analysis', in: Daniel J. Sherman and Irit Rogoff (red.), Museum Cultures (Routledge, London 1994, reprint 2001) ix‐xx. Museum Analyse Systeem http://www.museumvereniging.nl/KennisdelenSec ties/Onderzoek/Benchmark.aspx
Museumarchief Een museumarchief is een vorm van bedrijfsarchief. Het bijzondere van een museumarchief is dat het enerzijds gaat om archiefbescheiden die gerelateerd zijn aan het functioneren van het museum als instelling, maar dat het anderzijds gaat om archiefbescheiden betreffende het verwerven en beheren van objecten en collecties. Deze archiefbescheiden vormen in feite als extrinsieke informatie deel van het museumobject in museologische zin.
Museumbeambte Zie Museummedewerker.
Museumbeleid In het algemeen duidt men met deze term het beleid van de overheid (rijk, provincie, gemeente) ten aanzien van musea aan en niet zozeer het beleid van individuele musea. In 1976 publiceerde het toenmalige Ministerie van Cultuur Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM) de nota Naar een nieuw museumbeleid. Deze nota werd in 1985 gevolgd door een nota die kortweg de titel Museumbeleid kreeg.
Museumbestel Het geheel van musea en meestal ook de ondersteunende instellingen. In principe wordt museumbestel gebruikt als synoniem met museumwezen, zij het dat museumbestel impliciet refereert aan de organisatorische structuur van het geheel van musea (en ondersteunende instellingen).
Museumbezit In principe voorwerpen die tot de verzameling van een museum behoren. Voorwerpen die eigendom
zijn van een museum, maar niet tot de collectie behoren (kantoormeubilair, tentoonstellingsmaterialen, e.d.) worden in het algemeen niet met de term museumbezit bedoeld. De verwijzingen in het Woordenboek der Nederlandsche Taalhttp://gtb.inl.nl/?owner=WNT suggereren dat het strikt genomen niet om juridisch eigendom hoeft te gaan. Het Woordenboek citeert een zin uit het mededelingenblad van het Ministerie van OKW uit 1962: Een gedeelte van het museumbezit (is) formeel eigendom van de gemeente Arnhem.
Museumbezoek In de eerste plaats betreft de term de handeling van het bezoeken van een museum. Dit is ook de betekenis die het Woordenboek der Nederlandsche Taal http://gtb.inl.nl/?owner=WNT er aan geeft. In statistieken is het belangrijk onderscheid te maken tussen museumbezoeker en museumbezoek. Een persoon kan namelijk verschillende keren een museum bezoeken. In de meeste statistische overzichten wordt het aantal bezoeken weergegeven waarbij onduidelijk blijft om hoeveel mensen het gaat. In de tweede plaats wordt de term vaak gebruikt als algemene term voor het totaal van de bezoekers van een museum of van een groep musea.
Museumbezoeker Iemand die een museum bezoekt. In statistieken is het belangrijk onderscheid te maken tussen museumbezoeker en museumbezoek. Een persoon kan namelijk verschillende keren een museum bezoeken. In de meeste statistische overzichten wordt het aantal bezoeken weergegeven waarbij onduidelijk blijft om hoeveel mensen het gaat.
Museumbibliotheek Onder museumbibliotheek verstaat men een bibliotheek in een museum. Dit kan een handbibliotheek zijn ten behoeve van de medewerkers van het museum; het kan ook een bibliotheek zijn ten behoeve van een algemeen publiek.
Museumcodicil “Als u een schenking doet aan een museum of instelling, hoort daar een ‘officieel document’ bij: het 'museumcodicil'. Dit geeft kort gezegd aan dat het museum eigenaar van de schenking wordt, na overlijden van de schenker” (http://www.actienietweggooien.nl/museumcodici l). Voorbeeld van een formulier: http://www.actienietweggooien.nl/sites/default/fil es/Museumcodicil.pdf
Museumdag Ieder jaar organiseert de International Council of Museums rond de 18de mei een International Museum Day om aandacht te geven aan het werk van musea wereldwijd. In Nederland wordt geen aandacht besteed aan dit initiatief. In plaats daarvan organiseert de Nederlandse Museumvereniging iedere jaar begin april een Nationaal Museumweekend. Day wordt De International Museum georganiseerd sinds 1977 (http://icom.museum/imd.html). Sinds 1992 wordt er voor ieder jaar een thema gekozen: 2013 Museums (memory + creativity) = social change 2012 Museums in a Changing World. New challenges, New inspirations 2011 Museums and Memory 2010 Museums for social harmony 2009 Museums and tourism 2008 Museums as agents of social change and development 2007 Museums and Universal Heritage 2006 Museums and young people 2005 Museums bridging cultures 2004 Museums and Intangible Heritage 2003 Museums and Friends 2002 Museums and Globalisation 2001 Museums: building 2000 Museums for Peace and Harmony in Society 1999 Pleasures of discovery 1998‐1997 The fight against illicit traffic of cultural property 1996 Collecting today for tomorrow 1995 Response and responsibility 1994 Behind the Scenes in Museums
1993 Museums and Indigenous Peoples 1992 Museums and Environment
http://www.museumvereniging.nl/default.aspx?id =130
Zie ook:
Museumgids
Museumweekend
De term museumgids komt in drie betekenissen voor: ‐ Een museumgids als beschrijving van de musea van een land of regio. ‐ Een museumgids als beschrijving van de presentatie van één museum. ‐ Een museumgids als medewerker die rondleidingen verzorgd. Zie rondleider.
Zie verder: International Museum Day http://network.icom.museum/imd2012 Vereniging Museumdag De Nederlandse Museumvereniging werd als Vereniging Directeurendag opgericht in 1926. In 1947 werd de vereniging heropgericht als Vereniging Museumdag. In 1969 kreeg de vereniging haar huidige naam: Nederlandse Museumvereniging.
Museumdirecteur Directeur van een museum. Als zodanig een museummedewerker. In principe vormt de directeur de directie, maar tegenwoordig bestaat de museumdirectie naast de directeur ook uit andere personen. Beide termen komen naast museumbeambte voor in het Woordenboek der Nederlandsche Taal http://gtb.inl.nl/?owner=WNT. Binnen de museumwereld is een discussie over het ideale profiel van een museumdirecteur. Moet hij/zij per definitie een inhoudelijk deskundige zijn, of gaat het juist om managementkwaliteiten aangezien de inhoudelijke kennis al voldoende belegd is bij de conservatoren? In sommige musea wordt gekozen voor een constructie waarbij een inhoudelijke directeur samen met een zakelijk directeur de directie vormt.
Museumgasten Museumgasten is een samenwerkingsproject van de AVRO met de Museumvereniging. Telkens gaan twee bekende Nederlanders naar een museum, dat zij mild‐kritisch beschouwen. Zaterdag rond 17.30 uur bij de AVRO op Nederland 2. Doel: kijkers verrassen met de verbazingwekkende verscheidenheid aan musea zijn en ze tot bezoek aanzetten.
De drie betekenissen worden ook gegeven in het Nederlandsche Taal Woordenboek der http://gtb.inl.nl/?owner=WNT De Nederlandse Museumgids Aanvankelijk publiceerde het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen bij de Staatsuitgeverij de gids ''De Nederlandse Musea'', later voortgezet door het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur. De gids gaf een korte beschrijving van geschiedenis en inhoud van alleNederlandse musea. De eerste editie verscheen in 1938. De gids werd geactualiseerd in 1954, 1956, 1967, 1970, 1973 en 1976. In 1980 werd de gids voortgezet als ''De Nederlandse Museumgids'', een initiatief van de Nederlandse Museumvereniging. In 1988 startte de reeks ''Nederland Museumland'', uitgegeven door de Stichting Museumjaarkaart en uitgeverij Inmerc (Wormer). In maart 2009 verscheen de 18de editie. Overige In 1980 publiceerden Joost Elffers en Mike Schuyt het ''Groot Museumboek''. Na drie edities werd de uitgave stopgezet. Met de Museumserver verscheen in 1995 de eerste interactieve museumgids op het internet. Inmiddels zijn er voor Nederland vier zulke sites: # Museumserver http://www.museumserver.nl # Museum.nl http://www.museum.nl onder verantwoordelijkheid van de Nederlandse Museumvereniging # Museumgids http://www.museumgids.nl # Musea‐online http://www.musea‐online.nl
Museumhuis De term museumhuis wordt in drie verschillende betekenissen gebruikt: ‐ Een koepelorganisatie voor musea en aanverwante instellingen, zoals bijvoorbeeld in de provincie Groningen het Museumhuis Groningen. ‐ Een huismuseum gewijd aan eigentijdse kunst en kunstnijverheid, zoals bijvoorbeeld Museumhuis Kunstpaviljoen. ‐ Minder gebruikelijk: als aanduiding voor een als museum ingericht voormalig woonhuis van een bekende persoonlijkheid. Hier is museumhuis dus synoniem met historisch huismuseum of biografisch museum. Koepelorganisatie Gebruik van de term museumhuis in de zin van een koepelorganisatie. Museumhuis Groningen Het Museumhuis Groningen is een koepelorganisatie voor musea en aanverwante instellingen in de provincie Groningen. Daarnaast fungeert het Museumhuis als kennis‐ en adviescentrum voor musea en overheden en als platform voor de Groninger Borgen. Het Museumhuis wil vooral voorwaardenscheppend bezig zijn voor borgen en musea. Daarvoor onderhoudt het Museumhuis een uitgebreid netwerk binnen de culturele wereld van de provincie Groningen, daagt het uit tot nieuwe oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken en stimuleert het tot kwaliteitsverbetering en kwaliteitszorg. Het Museumhuis Groningen heeft een belangrijke taak bij het uitvoeren van provinciaal beleid, zoals dat is verwoord in de Cultuurnota 2009 – 2012 Grenzen Overschrijden. Taken ‐ Integrale projecten op gebied van erfgoed, kunst en natuur ‐ Deskundigheidsbevordering voor culturele instellingen en overheden ‐ Signaleren en oplossen van knelpunten ‐ Tot stand brengen van een hecht cultureel netwerk om zo optimaal mogelijk gebruik te maken van deskundigheid binnen de provincie Groningen
‐ Aansluiten bij nationale projecten en daarvoor een geschikte vertaalslag maken naar de provincie. Huismuseum/Verzamelaarshuis Gebruik van de term museumhuis in de zin van een huismuseum of verzamelaarshuis. Museumhuis Kunstpaviljoen Jannie Tonnis de Graaf en haar man Job Kuiper wonen in hun passie: museumhuis Kunstpaviljoen. Een totaalkunstwerk van architectuur, interieur, kunst en natuur. Geïnspireerd door het Museum Insel Hombroich en het gedachtegoed van Helene Kröller ‐ Müller creëerden zij in 1999 op het Drentse platteland in Nieuw Roden hun museumhuis. Voor de basisvorm is uitgegaan van Villa Rotonda van Palladio, de doorkijkjes binnen zijn geïnspireerd op het werk van Frank Lloyd Wright. Hun visie op hedendaagse kunst heeft het echtpaar consequent doorgevoerd in het Kunstpaviljoen. Hier kunt u als bezoeker ervaren hoe het is: wonen tussen hedendaagse Nederlandse kunst en vormgeving. Van buiten oogt het museumhuis als een vierkant, opgetrokken uit paarsrode baksteen. Twintig meter lang, twintig meter breed, vier meter hoog. Een kaarsrecht pad, twee grasvelden ter weerszijden, lila deuren die het oog naar binnen trekken. Al na de eerste stap over de drempel ontvouwt het gebouw zich. Door de diverse doorkijkjes en het prachtige Drentse coulisselandschap voelt het gebouw heel open aan. Het Kunstpaviljoen, strak en statig van buiten, is intiem en modernistisch van binnen. Het fantastische uitzicht wordt op harmonieuze wijze geïntegreerd in de hedendaagse stijlkamers. Het paviljoen werd gebouwd met het doel de kunst optimaal te kunnen presenteren in een woonomgeving. Een plek van inspiratie, bezinning en rust. Al wandelend over het landgoed en door de stijlkamers wordt u steeds opnieuw verrast en geïnspireerd door de combinatie van het landschap, de architectuur en de kunstcollectie. Hier worden hedendaagse kunst en vormgeving gecombineerd in een natuurlijke setting. Net als de ligging op het Drentse platteland is ook de collectie spectaculair. De verzamelde
topstukken vormen een voortreffelijke, gevarieerde en voortdurend verassende collectie. Deze bestaat voor een groot gedeelte uit unica of prototypes van hoofdzakelijk Nederlandse kunstenaars en vormgevers. Ze vormen de inrichting van het Kunstpaviljoen. Bijna altijd weet het echtpaar die stukken te verzamelen van kunstenaars en designers van wie pas (veel) later de relevantie en het belang wordt ingezien. Hiervoor volgen zij onder meer de studenten van de Design Academy Eindhoven, Rietveld Academie Amsterdam en ArtEZ Arnhem. In de woonkamer staat een bank van Piet Hein Eek en hangen lampen van Jurgen Bey. De eetkamer, die tevens trouwkamer is, heeft een wandschildering van Anne Wenzel. Hier ziet u ook een klok, kroonluchter en papieren tafel van Job Smeets. Tot de vaste collectie hoort verder nog werk van onder anderen Maarten Baas, Joris Laarman, Rein Draijer, Mary Waters, Rob Scholte en Auke de Vries. Een groot gedeelte van de eigen collectie wordt permanent getoond. Per jaar vinden vier exposities plaats, tussen de stukken uit de vaste collectie en in de grote zaal. Elke expositie toont kunst als afspiegeling van de huidige samenleving. Zie verder: Museumhuis Kunstpaviljoen http:///www.kunstpaviljoen.nl Museumhuis Groningen http://www.museumhuisgroningen.nl
Museuminventarisatie Project Het Museum Inventarisatie Project (MusIP) is een groot, landelijk project dat de afgelopen jaren per provincie is uitgevoerd door het Landelijk Contact van Museumconsulenten http://www.musip.nl/. Bij dit onderzoek zijn de collecties van musea geïnventariseerd en beschreven op het niveau van deelcollecties en opgeslagen in een centrale database. Doelstelling Het Museum Inventarisatie Project heeft ten doel deelcollecties van musea in kaart te brengen en zo toegankelijk te maken. Tot nu toe zijn van veel musea alleen algemene gegevens op het web
beschikbaar: praktische bezoekgegevens samen met een karakteristiek van de collectie als geheel. Sommige musea presenteren ook al hun objecten via internet, maar het zal nog vele jaren duren voor dit voor alle musea geldt. MusIP biedt een tussenoplossing. Door collecties op deelcollectieniveau te ontsluiten, kan men alvast een indruk krijgen van wat musea in huis hebben. Onder een deelcollectie wordt verstaan: een groep objecten die samenhang met elkaar vertonen. Dat kan doordat ze dezelfde functie hebben (bijvoorbeeld landbouwwerktuigen), uit hetzelfde materiaal bestaan (bijvoorbeeld zilverwerk) of over hetzelfde onderwerp gaan (bijvoorbeeld Tweede Wereldoorlog). Geschiedenis MusIP is een initiatief van het Erfgoedhuis Utrecht. MusIP werd als proefproject in de periode 1997‐ 1999 in de provincie Utrecht uitgevoerd. In ruim 40 musea in de provincie Utrecht, van heel groot tot heel klein en van keurig geordend tot onoverzichtelijk opgetast, werden deelcollecties beschreven in een speciaal daarvoor ontwikkelde database. Met laptop en teller trokken de MusIP‐ medewerkers door de provincie. Zij slaagden erin een goed beeld te creëren van de ‘collectie Utrecht’. Na de afronding van het project besloten de provincies, het Ministerie van OCW en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten dat zij deze inventarisatie landelijk wilden uitvoeren. De uitvoering kwam in handen van de provinciaal museumconsulenten, die de Stichting Landelijk Contact van Museumconsulenten (LCM) aanwezen om de werkzaamheden te coördineren. Datamodel Van elke deelcollectie zijn inhoudelijke gegevens, herkomstgegevens en beheergegevens vastgelegd. Inhoudelijke gegevens De inhoudelijke gegevens betreffen: ‐ de naam van de deelcollectie, zoals het museum die hanteert ‐ trefwoorden om de deelcollectie als geheel goed terugvindbaar te maken ‐ trefwoorden die representatieve objecten in de deelcollectie aanduiden
‐ een beschrijving van de deelcollectie ‐ het aantal objecten in de deelcollectie ‐ het aantal objecten in de deelcollectie per categorie objecten (dus b.v. hoeveel kledingstukken?, hoeveel gereedschappen?) ‐ het aantal objecten in de deelcollectie dat van betekenis is voor de eigen regio (geografische gebondenheid)
MuseumJeugdUniversiteit
Herkomst gegevens
De deelnemende musea willen met de MuseumJeugdUniversiteit kinderen van 8 t/m 12 jaar op een andere manier kennis laten maken met de museumcollecties. Aan de basis hiervan ligt dat de colleges een kindervraag als onderwerp hebben, en dat die vraag wordt beantwoordt door wetenschappelijk medewerkers van het museum of wetenschappers uit de academische wereld. De onderwerpen hebben altijd betrekking op de collectie van het desbetreffende museum, en moeten interessant, leuk of bijzonder zijn.
De herkomstgegevens betreffen: ‐ de beheerder van de collectie, d.w.z. het museum ‐ de eigenaar van de collectie (indien van toepassing); alleen niet‐particuliere eigenaren zijn opgenomen ‐ de herkomst van de collectie, b.v. een plaats of een persoon Beheersgegevens De beheergegevens betreffen: ‐ de registratie‐, automatiserings‐ en digitaliseringsgraad van de collectie ‐ een kwalificatie voor de bewaaromstandigheden en de conditie van de collectie ‐ een kwalificatie m.b.t. het belang van de collectie voor het museum Deze beheergegevens zijn alleen voor de museumconsulent van de provincie waarin zich het museum bevindt beschikbaar. De trefwoorden zijn toegekend door de MusIP‐ medewerkers in overleg met het museum en zijn zo veel mogelijk conform de trefwoorden in de Nederlandstalige Art & Architecture Thesaurus. Ook de overige gegevens zijn steeds in nauw overleg met het museum tot stand gekomen.
De MuseumJeugdUniversiteit is een initiatief van het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden. In 2009 begon in dit museum de eerste, succesvolle collegereeks. Inmiddels wordt elk half jaar een nieuwe collegereeks gegeven in musea in 5 Nederlandse steden.
De MuseumJeugdUniversiteit is tot stand gekomen in samenwerking met de Universiteit Leiden en het Leidsch Dagblad, en wordt mede mogelijk gemaakt door Shell Nederland. Zie verder: MuseumJeugdUniversiteit http://www.museumjeugduniversiteit.nl
Museumkaart De Museumkaart (voorheen Museumjaarkaart) is een kaart die gratis, dan wel tegen een gereduceerde prijs toegang geeft tot musea. De kaart wordt uitgegeven door de Nederlandse Museumvereniging. http://www.museumvereniging.nl/default.aspx?id =132
Zie verder:
Ruim 400 musea, verspreid over heel Nederland, bieden op vertoon van de Museumkaart gratis toegang tot hun vaste collectie. Ieder met de Museumkaart afgelegd bezoek wordt door de Museumvereniging achteraf aan het betreffende museum vergoed. Hierbij wordt uitgegaan van een gemiddelde toegangsprijs, op basis van het volledige tarief voor jeugd‐, volwassenen‐ en seniorenbezoek.
Museum Inventarisatie Project www.musip.nl
Doelen Museumkaart
Behalve van de deelcollecties zijn ook gegevens over het museum als geheel vastgelegd: ‐ adresgegevens ‐ doelstelling en/of missie ‐ karakteristiek ‐ type museum
‐ Bevordering van het (herhalings)bezoek aan de Nederlandse musea ‐ Versterking van de affiniteit tussen bezoekers en musea
Museumkunde Zie: Museologie
Museummaandag
Activiteiten Museumkaart ‐ Promotie, verkoop en distributie van de Museumkaart ‐ Uitgifte van het Museumkaartmagazine voor kaarthouders ‐ Informatie over musea, tentoonstellingen en bijzondere aanbiedingen. Verschijnt zes keer per jaar ‐ Adressenbeheer van Museumkaarthouders via verkoop van abonnementen ‐ Verkoopondersteuning van de Museumkaart in deelnemende musea, onder andere door nieuw verkoopmateriaal, speciale acties en promotieteams ‐ Analyse van bezoekgedrag van Museumkaarthouders voor musea ‐ Verzorging van mailings aan – selecties van – kaarthouders in opdracht van musea ‐ Vergoeding van de bezoeken met de Museumkaart aan de deelnemende musea
Museumkever Museumkevers zijn kevers behorende tot het geslacht Anthrenus uit de familie van de Dermestidae (Spektorren). De larven voeden zich met dierlijke producten zoals wol, leer, veren, textiel en bont. Zij kunnen daarom zeer schadelijk zijn in natuurhistorische verzamelingen, met name insectencollecties. In de Nederlandse Wikipedia site wordt ''Anthrenus verbasci'' museumkever genoemd. In de Duitse Wikipedia site wordt ''Anthrenus museorum'' Kabinettkäfer genoemd. Het is deze soort die in de Engelse Wikipedia site museum beetlewordt genoemd en in de Franse Wikipedia site anthrène des musées. Zie verder: Wikipedia (Nederlands): Museumkever http://nl.wikipedia.org/wiki/Museumkever Wikipedia (Duits): Kabinettkäfer http://de.wikipedia.org/wiki/Kabinettk%C3%A4fer
Veel musea zijn gesloten op maandag. Dat maakt deze dag bij uitstek geschikt om in alle rust op een exclusieve manier het museum te bezoeken. Om te leren, om te reflecteren, om vermaakt te worden. Drie Leidse musea (Museum Volkenkunde, Rijksmuseum van Oudheden en NCB Naturalis) spelen hierop in met de BankGiro Loterij MuseumMaandag. Een dag die staat voor een speciale museale ontmoeting. Tussen kenners en liefhebbers, tussen kunstenaars en het publiek of tussen museummedewerkers en bezoekers. De doelgroep zijn mensen boven de 50; dat zijn momenteel 5 miljoen mensen in Nederland. Hiervan is een fors aandeel niet‐werkend, voor wie de BankGiro Loterij MuseumMaandag extra aantrekkelijk kan zijn. De BankGiro Loterij MuseumMaandag wordt een merk met de ambitie dat de maandag de kwalitatief beste bezoekdag van de week wordt. Het getuigt van durf om van een zwakte – op maandag gesloten ‐ een sterkte te maken. Na gebleken succes in Leiden zal de organisatie het concept landelijk beschikbaar stellen voor alle beneficiënten. http://www.bankgiroloterij.nl/Goede‐ Doelen/Extra‐projecten/BankGiro‐Loterij‐ MuseumMaandag.htm
Museummedewerker In principe is een museummedewerker een medewerker van een museum. Verwarring ontstaat echter wanneer museummedewerker gelijk wordt gesteld aan museumprofessional. Dan blijkt dat er verschillende soorten medewerkers zijn al naar gelang de taak die zij binnen de organisatie hebben. In de praktijk blijkt dan dat vaak niet iedereen die in dienst is van het museum met de term museummedewerker wordt bedoeld en zeker niet met de term museumprofessional. In de literatuur over museummedewerkers c.q. museumprofessionals gaat het doorgaans niet om administratieve medewerkers, noch schoonmaak‐
personeel. Medewerkers van de technische dienst en bewakingspersoneel vormen een grensgeval. Het is ook vaak onduidelijk of vrijwilligers en mensen die via een of andere sociale regeling binnen het museum werken bedoeld worden wanneer sprake is van museummedewerkers. Er is in het spraakgebruik in dit opzicht geen verschil tussen museummedewerker en museum‐ personeel.
David Thelen, 'Learning community. Lessons in co‐ creating the civic museum', Museum News 80, 2001, (3): 56‐59, 68‐73, 92‐95.
In oudere publicaties komt de term museumbeambte voor. Deze term heeft ook z'n weg gevonden naar het Woordenboek der Nederlandsche Taal (http://gtb.inl.nl/?owner=WNT).
Jorge Glusberg, Museos frios y calientes (Museo de Telecomunicaciones, Buenos Aires 1983)
Zie ook:
The contentious museum Titel van een congres te Aberdeen, November 2008. The cool and the hot museum
The cybernetic museum Tomislav Sola, Essays on museums and their theory. Towards a cybernetic museum (The Finnish Museums Association, Helsinki 1997)
Museumprofessional The deconcentrated museum Zie verder: Peter van Mensch, ... Zielpunkt Museumsarbeit http://www.museumsarbeit.htwk‐leipzig.de
Museummodel In de literatuur worden allerlei modellen aangeboden, vooral betreffende de manier waarop de instelling haar maatschappelijke rol zou kunnen invullen. Het gaat hier niet om typen van musea op basis van collectie, beheersvorm of doelgroep. Zie daarvoor de pagina Museumtypologie. The anti‐museum Term incidenteel gebruikt voor een instelling die beoogt een alternatief te vormen voor (traditionele) musea. Specifiek gebruikt voor het Palais de la Découverte te Parijs (M. VanPraet & A. Galangau 1989: 42). Het autarkische museum Een museum dat er naar streeft onafhankelijk te zijn van anderen door zelf in alle behoeften te voorzien. “Autarkische musea bestaan niet, maar de programma's wekken wel die indruk. Je ziet dan ook dat musea streven hun collecties te completeren” (Emile Meijer in een interview in Hervormd Nederland, 13 oktober 1979). The civic museum
The delirious museum Calum Storrie, The delirious museum. A journey from the Louvre to Las Vegas (I.B. Tauris, London 2006) The democratic museum David Fleming, The democratic museum. Keynote speech MA Conference, Liverpool 6 October 2008 (http://www.museumsassociation.org/download?i d=17446) In its purest form the democratic museum has the following characteristics: ‐ it attracts diverse audiences which are representative of society at large, through diverse programming which operates on many levels, and these audiences have developed the social habit of using the museum regularly ‐ it places an emphasis on people and identity ‐ it has social goals and is socially responsible, because it understands that it is using public funds ‐ it involves the public in many ways, not solely as visitors, through consultation, advice and participation ‐ it is integrated into the lives of its communities, it contains their voices, it is based on dialogue ‐ its governance is not elitist, and is accountable to
the public ‐ it is not afraid of controversy, debate and opinion; indeed, it welcomes these and encourages varied reactions; it may even embrace political stances in a transparent manner; it may fight for social justice ‐ it does not have admission charges, neither for permanent displays nor for special exhibitions, and therefore it does not have a two‐tier system of access (some day someone will explain to me the logic behind publicly‐funded museums routinely levying a significant admission charge for special exhibitions, when if they structured their budgets differently they wouldn’t have to do so)
lDatabase/jos%20pdf%20files/127_136carbone200 502.pdf.pdf Barbara Franco, Public History and Civic Dialogue (2006) http://www.oah.org/pubs/nl/2006may/franco.htm l
The dialogic museum
Gebaseerd op de ideeen van Mikhail Bakhtin (http://en.wikipedia.org/wiki/Mikhail_Bakhtin) : “everything anybody ever says always exists in response to things that have been said before and in anticipation of things that will be said in response. We never, in other words, speak in a vacuum. As a result, all language (and the ideas which language contains and communicates) is dynamic, relational and engaged in a process of endless redescriptions of the world” (http://en.wikipedia.org/wiki/Dialogic) en op de ideeen van Paulo Freire (http://en.wikipedia.org/wiki/Freire,_Paulo) : “Educators, in order to promote free and critical learning should create the conditions for dialogue that encourages the epistemological curiosity of the learner. The goal of the dialogic action is always to reveal the truth interacting with others and the world” (http://en.wikipedia.org/wiki/Dialogic_learning) .
John Kuo Wei Tchen, 'Creating a Dialogic Museum: the Chinatown History Museum experiment', in Ivan Karp, Christine Mullen Kreamer and Steven D. Lavine, eds., Museums and Communities: The Politics of Public Culture (Smithsonian Institution Press, Washington 1992)285‐326.
Het ICOM International Committee for Museology (ICOFOM) organiseerde een congres over het thema “The dialogic museum and the visitor experience” (Taiwan, 23‐26 Oktober 2011). De papers (ICOFOM Study Series 40) zijn te vinden op de website: http://network.icom.museum/icofom
Claudine Brown et al., 'The dialogic museum: models for collaboration with community', Proceedings Annual Meeting, American Association of Museums, Seattle, April 24‐28 1994.
The discursive museum
And let’s be absolutely clear ‐ the democratic museum is not anti‐scholarship; not anti‐ collections; not anti‐research; not anti‐quality; not anti‐intellectual. In fact, the democratic museum demands scholarship, collections, research, quality and intellectualism. We must not be deceived by people who claim that popularising museums means rejecting these things, who claim that democracy equals dumbing down, who claim that creating social value through access and inclusion is uncivilised.
Andrew Dewdney, David Dibora & Victoria Walsh, Post‐critical museology (Routledge, Londen 2012) Chapter 8. The ecomuseum … The economuseum … The endless museum Calum Storrie, 'The Endless Museum: A “House of Dreams”’, in: Calum Storrie, The delirious museum. A journey from the Louvre to Las Vegas (I.B. Tauris, London 2006) 16‐33. The engaging museum Graham Black, The engaging museum. Developing museums for visitor involvement (Routledge, London 2005) The enviro‐active museum Elizabeth Wylie & Sarah S. Brophy, 'The Greener Good. The Enviro‐Active Museum', Museum 87, 2008, (1): 40‐47. The essential museum Elaine Heumann Gurian, ‘The essential museum’, te ara (Journal of Museums Aotearoa) 31, 2006, (1) The fragmented museum Hugues de Varine, ... The global museum
Peter Noever red., The discursive museum (MAK, Wenen & Hatje Cantz Publishers, Ostfildern‐Ruit 2001)
Stan Carbone, 'The dialogic museum', Muse 21, 2003, (1): 36‐39.
The disruptive museum
Stan Carbone, 'Het Museum van de Dialoog', Museumvisie 27, 2003, (2): 32‐33.
http://www.odd.nl/wp/?p=161&sms_ss=twitt er&at_xt=4dcbe2554ce64fcd,0 http://tinyurl.com/6e2xevn
Stan Carbone, 'The dialogic museum and ethnocultural diversity', Canadian Ethnic Studies Journal 37, 2005, (1): 127‐136. http://www.umanitoba.ca/publications/ces/Journa
Karsten Schubert, 'An experiment: the global museum', in: Karsten Schubert, The Curator's Egg (One‐Off Press, London 2000) 113‐120. The green museum
The distributed museum
Stephen Leahy, 'Greening stewardship', Muse 21, 2003, (1): 22‐26. Sarah Brophy & Elizabeth Wylie, 'It's easy being green: museums and the green movement', Museum News 85, 2006, (5) (http://www.aam‐ us.org/pubs/mn/MN_SO06_easy‐green.cfm)
Creating the Green Museum. AAM Annual Meeting. Chicago 2007 Elizabeth Wylie & Sarah Brophy, 'Saving collections and the planet. For creating a green, sustainable future, museum collections are part of the solution ‐ and part of the problem', Museum 88, 2009, (6): 52‐59. (http://www.aam‐ us.org/pubs/mn/savingcollections.cfm) The idea museum Dit model werd door Gail Lord uitgewerkt tijdens een gastcollege aan het Reinwardt masterprogramma in 2005. The inclusive museum Richard Sandell, 'Museums as agents of social inclusion', Museum Management and Curatorship 17, 1998, (4): 401‐418. Journal of the inclusive museum (Melbourne, Australia). Vol. 1 2008 (http://www.museum‐ journal.com) Richard Sandell (1998): “The inclusive museum ... tackles social exclusion within the cultural dimension, although the inter‐related nature of the process of social exclusion ... suggests that this might lead to positive outcomes in relation to the other dimensions” (p. 410). The integrated museum Round table on the development and the role of museums in the contemporary world.. UNESCO Regional Seminar. Santiago de Chile, Chile 20 31 May 1972. Walter Hochreiter, Vom Museumtempel zum Lernort. Zur Sozialgeschichte deutscher Museen 1800‐1914 (Wissenschaftliche Buchgesellschaft, Darmstadt 1994) Das integrierte Museum, pp. 236‐ 301. Alan Emery, 'The Integrated Museum: a meaningful role in society?', Curator 44, 2001, (1): 69‐82. 1972: Guiding principles of the integrated museum The development of science reveals that reality is one and should be apprehended as such.
Moreover, contemporary scientific development is based on multidisciplinary work and compartmentalized views are disappearing even from school textbooks. The variety and diversity of the problems confronting modern man will finally compel him to look on the world as one world, to be tackled as an integrated whole. All this implies that the trend should be towards the establishment of integrated museums whose subjects, collections and exhibitions are interrelated with one another and with the natural and social environment of mankind. The basic function of museums is to show their visitors their place in the world and to make them aware of their problems as individuals and as members of society. To achieve this purpose, museums should present those problems as well as indicating the perspectives that give a constructive meaning to human existence. This approach does not deny the value of existing museums, nor does it imply abandoning the principle of specialized museums; it is put forward as the most rational and logical course of development for museums, so that they may best serve society's needs. In some cases, the proposed changes may be introduced gradually or on an experimental basis; in others for instance, museums not yet established or not yet definitively organized it may provide the basic orientation. The transformation in museological activities requires suitable personnel, which implies a gradual change in the outlook of the curators and administrators themselves and in the institutional structures for which they are responsible. In addition, the integrated museum will require the permanent or temporary assistance of specialists from various disciplines, including the social sciences. The new type of museum, by its specific features, seems the most suited to operate as a regional museum or as a museum for small and medium sized population centres. The migratory museum Joelle Seligson, 'The migratory museum. Is the search for greener pastures worth the risk?', Museum 88, 2009, (6) (http://www.aam‐ us.org/pubs/mn/migratorymuseum.cfm)
The mindful museum Adam Gopnik, 'The Mindful Museum', Museum News 86, 2007, (6) (http://www.aam‐ us.org/pubs/mn/mindfulmuseum.cfm)
Julian Spalding, The poetic museum. Reviving historic collections (Prestel, München 2002).
(http://www.tate.org.uk/research/tateresearch/m ajorprojects/tate‐encounters/edition‐4/)
Het polyvalente museum
“One of the longer term goals of the project is to begin to work out from the specifics of the analysis to a more programmatic view of museum practices in respect of the production on audience, in order to provide more specific direction about how various museological practices can be opened up to one another. In our view, this would be a contribution towards the establishment of what we have termed the Social Museum”.
.. Het mobiele museum The post‐museum Annet Dekker, 'De toeschouwer bepaalt. Nancy Proctor over het mobiele museum', Metropolis M 31, 2010, (6): 65‐67. In een interview met Nancy Proctor voor Metropolis M gebruikt Annet Dekker de term mobiel museum voor een museum dat gebruik maakt van mobiele technologieën. The museum 2.0 Nina Simon, 'Museum 2.0 Deliberately unsustainable', Museum 88, 2009, (3) (http://www.aam‐ us.org/pubs/mn/museumtwopointo.cfm) The mutual museum Helen Weinstein, 'Going local', Museums Journal 112, 2012, (2): 23‐27. The mutual museum is “characterised by the building of successful partnerships, the generation of income through social enterprise, and the core involvement of volunteers in curating and programming”. The network museum .. Het ondernemende museum Als uitwerking van de cultuurnota Cultuur als confrontatie schreef toenmalige staatssecretaris Rick van der Ploeg de nota Een ondernemende cultuur (1999). Het idee van het ondernemende museum werd ook uitgewerkt in zijn nota Vermogen om te laten zien (2000). The participatory museum Nina Simon, The Participatory Museum (Museum 2.0, Santa Cruz CA 2010) The poetic museum
Rebecca Duclos, 'Postmodern/Postmuseum: New directions in contemporary museological critique', Museological Review (Leicester) 1, 1994, (1): 1‐13. Eilean Hooper‐Greenhill, 'Learning in the post‐ museum: issues and challenges', in: Eilean Hooper‐ Greenhill, Museums and education. Purpose, pedagogy, performance (Routledge, London 2007) 189‐201. The productive museum Irene Georgina DeCarli, Richard Duckles & Mayela Solano Quiros, The productive museum. A proposal for change (National University, Heridia ‐ Costa Rica 1993) The reflexive museum Philipp Schorch, ‘The reflexive museum ‐ opening the door to behind the scenes’, te ara (Journal of Museums Aotearoa) 33, 2009, (1&2): 28‐31. Schorch: “The reflexive museum as I envisage it, by referring to Beck and Bonss' reflexive modernity (2001), is not only self‐aware, but confronts, critiques, questions and ultimately transforms itself and invites the visitor to democratically participate in this process” (p. 28). Schorch verwijst hier naar U.Beck & W. Bonss red., ''Die Modernisierung der Moderne'' (Frankfurt 2001). The responsive museum Caroline Lang, John Reeve & Vicky Woollard, The Responsive Museum. Working with audiences in the twenty‐first century (Ashgate, Aldershot 2006) The social museum Andrew Dewdney, Identity, difference and the art museum. Tate Encounters: Britishness and Visual Culture', Tate Encounters (E)dition 2008 (4).
The sustainable museum Kevin Gosling, 'The sustainable museum. Our priority entering the 21st century', Lord Newsletter winter 2000. The total museum The Total Museum. An Interactive Multimedia Conference. The Art Institute of Chicago, October 25‐26, 1996. Tomislav Sola, 'Definitions and revisions ‐ towards the total museum', in: Tomislav Sola, Essays on museums and their theory (The Finnish Museums Association, Helsinki 1997) 244‐258. Calum Storrie, 'The Totalmuseum', in: Calum Storrie, The delirious museum. A journey from the Louvre to Las Vegas (I.B. Tauris, London 2006) 44‐ 63. The universal museum ... The wandering museum Vicki Goldberg, 'The wandering museum: outreach takes on new meaning', New York Times January 10, 1999. The Wikipedic museum Taeke Kuipers, 'The development of the Money Museum', in: Graziano Campanini & Massimo Negri eds., Banks and museums beyond sponsorship. An overview of European museums created by bank foundations (Bononia University Press, Bologna 2011) 161‐164.
Kuipers: “We have to transform the museum even further from product driven to client driven. We can create solid individual support by allowing the public, existing visitors, potential visitors and web visitors, to contribute to the museum's products and to bring the museum to the visitor if they don't come to us. The next step for us museum professionals, will be to develop the Encyclopaedic Museum into a Wikipedic Museum” (p. 164). Das Wilde Museum Een door niet‐professionals opgezet en beheerd museum. Angela Jannelli, Wilde Museen; zur Museologie des Amateurmuseums (transcript Verlag, Bielefeld 2012).
Museummoeheid De term museummoeheid (museum fatigue) werd in 1916 geintroduceerd door Benjamin Gilman. Hij bedoelde daarmee de vermoeidheid, zowel fysiek als ook geestelijk, die optreedt bij museumbezoek. Gilman was van mening dat deze vermoeidheid voorkomen, dan wel uitgesteld, kon worden door aandacht te besteden aan de inrichting van de museale ruimtes, bijvoorbeeld door het aanbrengen van afwisseling en door het verminderen van de objectdichtheid in de zalen. Zie verder: Stephen Bitgood, 'When is “museum fatigue” not fatigue?', Curator 52, 2009, (2): 193‐202. Benjamin Gilman, 'Museum fatigue', Scientific Monthly 12, 1916: 67‐74. Managing Visitor Fatigue in Museums and Attractions http://coolinsights.blogspot.com/2011/07/managi ng‐visitor‐fatigue‐in‐museums‐and.html
MuseumMonitor De MuseumMonitor is een initiatief van de Museumvereniging. http://www.museumvereniging.nl/default.aspx?id =1032
De MuseumMonitor heeft als doel uitgebreide en kwalitatief hoogwaardige en vergelijkbare informatie over het Nederlandse museumpubliek aan te bieden aan de Nederlandse musea. Dit ter ondersteuning van het marketingbeleid van de deelnemende musea. Het publieksonderzoek dat de MuseumMonitor aanbiedt, is in de periode mei tot november 2002 met succes getest middels een pilot in Gelderland. De uitvoering van de MuseumMonitor is in handen van TNS/Nipo, het marktonderzoekinstituut. De vragenlijst is grotendeels samengesteld door Letty Ranshuysen, zij is ook als onafhankelijk adviseur aan het onderzoek verbonden.
Museumnorm
De museumnorm is onderverdeeld in de volgende twaalf thema's: ‐ Rechtspositie, bestuur en beleid ‐ Kwaliteitssysteem ‐ Financiële middelen ‐ Voorzieningen en Veiligheidszorg ‐ Toegankelijkheid ‐ Personeel ‐ Collectie: beleid, verwerven en afstoten ‐ Collectie: registreren en behouden ‐ Collectie: Onderzoek ‐ Presentatie ‐ Communicatie en Marketing ‐ Educatie
De norm kent drie conformiteitniveaus:
De norm is een specifiek museale standaard die aanvullend is op wetten en eisen die voor organisaties in meer algemene zin gelden, zoals eisen voortkomend uit bijvoorbeeld de Arbeidsomstandighedenwet. Deze meer algemene eisen maken geen deel uit van deze norm omdat zij al deel uitmaken van de Nederlandse wet‐ en regelgeving.
* De instelling voldoet aan de gestelde eisen
Zie verder:
* De instelling voldoet formeel niet aan de gestelde eis, maar heeft de intentie uitgesproken en aannemelijk gemaakt er binnen afzienbare tijd aan te zullen voldoen
Museumregister Nederland http://www.museumregisternederland.nl
De Stichting Museumregister Nederland heeft ten behoeve van de registratie van musea een norm vastgesteld. In deze museumnorm zijn kwaliteitseisen vastgelegd met betrekking tot de taakgebieden van musea.
* De instelling voldoet niet aan de gestelde eisen en heeft niet de intentie uitgesproken en aannemelijk gemaakt er binnen afzienbare tijd aan te zullen voldoen “De museumnorm gaat daarom over wat een kwaliteitsmuseum moet doen, niet over hoe het dat moet doen. Concreet betekent dat bijvoorbeeld dat een museum op vaste tijden en gedurende regelmatige periodes open moet zijn, maar dat er geen eis wordt gesteld aan het aantal openingsuren. Musea dienen hier, beredeneerd en onderbouwd, zelf invulling aan te geven. Deze insteek is consequent doorgevoerd en maakt dat de vernieuwde norm flexibel en schaalbaar is: ze kan door een grote diversiteit aan musea worden toegepast” (Handleiding Museumnorm https://www.museumregisternederland.nl/DeMus eumnorm/Toelichtingopnorm.aspx)
Museumnota Voor velen is dè museumnota nog steeds de nota Naar een nieuw museumbeleid van 1976, geschreven onder verantwoordelijkheid van de toenmalige minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM), H.W. van Doorn (kabinet Den Uyl, 1973‐1977). De nota werd in 1985 gevolgd door de nota Museumbeleid, geschreven onder verantwoordelijkheid van de toenmalige minister L.C. Brinkman (kabinet Lubbers I, 1982‐1986).
Museumobject Definities museumobject Het ''Woordenboek der Nederlandsche Taal'' (CD‐ Rom versie 1995) geeft geen definitie. In de artikel komen wel de woorden “museumvoorwerp” en “museumstuk” voor, echter zonder nadere toelichting. Het ''Van Dale Groot Woordenboek der
Nederlandse Taal'' (12de druk, 1995) geeft “museumstuk”: “voorwerp dat in een museum bewaard wordt of dat waardig is daarin bewaard te worden”. Het ''Woordenboek der Nederlandsche Taal'' geeft overigens een artikel over “voorwerp” waarin “object” voorkomt als synoniem. Het woord “object” heeft geen eigen artikel. Museales Objekt (synoniem: Musealie) Aus Natur bzw. Gesellschaft entnommenes mobiles authentisches Objekt, welches als Primärquelle langdauernd die Entwicklung von Natur bzw. Gesellschaft belegen und der Erkenntnisermittlung. Erkenntnisvermittlung sowie Erlebnisvermittlung dienen kann, für den musealen Bestand zur Bewahrung ausgewählt und erworben wurde und sich im Magazin bzw. in der Ausstellung des Museums oder auch als Leihgabe außerhalb befindet. Klaus Schreiner, ''Museologische Termini – Auswahl'' (Neubrandenburg 1982) Musealie (synoniem: Museales Objekt) Musealien sind ein Teil des beweglichen Kulturgutes und des kulturellen Erbes. Sie sind vergegenständlichte Arbeitsresultate, in denen sich menschliche Wesenskräfte manifestieren. Durch museale Arbeit werden diese Objekte aus der gesellschaftlichen sowie natürlichen Umwelt selektiert, erworben und dann bewahrt, erschlossen und zweckgerichtet genutzt. Klaus Schreiner, ''Terminologisches Wörterbuch der Museologie'' (Alt Schwerin 1989) Musealium (synoniem: Museum object) Musealia are part of the movable cultural property and the cultural heritage. They are materialized results of work in which human characteristic forces manifest themselves. These objects are selected, acquired from the social as well as natural environment by museum work, and then preserved, decoded and purposefully utilized. Klaus Schreiner, ''Terminological dictionary of museology'' (manuscript) Objet de musée (synoniem: Musealium)
Élément, duo‐ ou tridimensionnel, ou vraie chose prélevée de son milieu d’origine, qu’il soit naturel ou culturel, et recueillie en un lieu approprié à fonction muséale.
begrippen museumprofessional en museoloog gelijk gesteld worden (de museoloog als generalist), of is een museoloog een bepaald soort museumprofessional (de museoloog als specialist)?
André Desvallées, ''Thesaurus museologicus. Idees fondamentales muséologiques'' (manuscript)
In Italië hebben de museumverenigingen een Carta nazionale delle professioni museali aangenomen waarin het onderscheid tussen museummedewerker en museumprofessional wordt gerelateerd aan de museologie als overkoepelende, dan wel ondersteunende discipline: “Firstly, museum workers must be trained in museology, to the extent and in the manner required by their specific professions. Secondly, every museum professional deals with museology both in his daily routine work and each time he contributes, in theory and in practice, to museum study, research and education.” Overigens is hier wel sprake van ‘professions’ in meervoud. Het gaat daarbij om vier specialisaties: (1) Research, care and management of collections, (2) Administration, finance, management and communication, (3) Services and relations with the public, (4) Structures, exhibition design and security. De Carta sluit daarmee aan bij de moderne, inclusieve, opvatting van museumprofessional.
Object An item which forms part of an institution's collections either permanently (in which case it would be recorded in the accessions register) or temporarily (e.g., a deposit or loan). For natural science collections the term “specimen” is used and in this document the two terms should be regarded as being interchangeable. ''International guidelines for museum object information: the CIDOC information categories'' (1995)
Museumprofessional Onder museumprofessional wordt verstaan: al dan niet bezoldigd personeel van musea en instellingen, zoals gedefinieerd in artikel 2, eerste en tweede lid van de Statuten van ICOM, dat een gespecialiseerde opleiding heeft gevolgd of een gelijkwaardige deskundigheid bezit, relevant voor het beheer en de activiteiten van een museum. Voorts onafhankelijke deskundigen die door musea en instellingen, zoals hierboven gedefinieerd, ingeschakeld zijn en die zich conformeren aan de Ethische Code voor Musea, met uitsluiting van personen die betrokken zijn bij de handel in of promotie van commerciële producten voor musea en museale diensten (uit: Ethische code voor musea, Nederlandse Museumvereniging 2006). Het criterium ‘gespecialiseerde opleiding’ maakt dat sommige museummedewerkers wel beschouwd worden als museumprofessional en sommige niet, hoewel het criterium nauwelijks wordt ingevuld. ‘Relevant voor ... de activiteiten van een museum’ kan veel inhouden. Dit speelt nog meer een rol bij de vraag in hoeverre een museumprofessional een museoloog is, of zou moeten zijn. Enkele landen uitgezonderd (zoals Brazilië), is museoloog wereldwijd geen beschermde kwalificatie. Ook bestaat er geen eenduidige opvattingen over de invulling van deze kwalificatie. Moeten de
Zie ook: Museoloog Museummedewerker Zie verder: Carta nazionale delle professioni museali. Conferenza nazionale dei musei, a cura di Alberto Milano 2006. Garlandini, (http://www.anms.it/easynet/Archivi%5CAnms%5 CFiles%5Ccarta_professioni_museali.pdf Zielpunkt Museumsarbeit http://www.museumsarbeit.htwk‐leipzig.de/
Museumprijs Sinds 1990 bestaat de Museumprijs van het Prins Bernhard Cultuurfonds. Deze prijs is opgegaan in de BankGiro Loterij Museumprijs. http://www.museumprijs.nl/ Deze Museumprijs wordt jaarlijks toegekend ter bekroning van bijzondere verdiensten op het terrein van museale
activiteiten en winnende instelling ontvangt € 100.000,‐ Elk jaar wordt met de BankGiro Loterij Museumprijs binnen een categorie een instelling bekroond. In 2009 ging de prijs naar een museum dat er het beste in slaagt (een periode uit) de Nederlandse geschiedenis toegankelijk te maken voor een breed publiek van kinderen en volwassenen. Het ging hierbij om vaste presentaties of meerjarige activiteiten of programma's van minimaal twee jaar. De eigen collectie van het museum moest uitgangspunt zijn. De prijs ging naar het Nederlands Openluchtmuseum. Het museum behaalde 28,6% van de 51.339 publieksstemmen en liet daarmee de vier andere genomineerde musea (Beeld en Geluid, Museum Het Dolhuys, Nederlands Spoorwegmuseum en het Tropenmuseum) achter zich. In 2010 ging de prijs naar Museum Boijmans van Beuningen. Het museum haalde 42 % van de 33.692 publieksstemmen. De andere kandidaten waren Museum De Fundatie (Zwolle/Heino) en Stedelijk Museum Schiedam. Winnende instellingen Op andere plaatsen (waaronder de eigen site van het Prins Bernhard Cultuurfonds) staan verkeerde jaartallen bij Naturalis (1996 ipv 1998) en de Anne Frank Stichting (1998 ipv 2000). Deze lijst is gecontroleerd met oude krantenberichten (Trouw). 2009 Nederlands Openluchtmuseum te Arnhem 2008 Hunebedcentrum Borger 2007 Kasteel de Menkemaborg te Uithuizen 2004 Museum aan Huis/Simon van Gijn te Dordrecht 2002 Joods Historisch Museum te Amsterdam 2000 Anne Frank Stichting te Amsterdam 1998 Naturalis te Leiden 1994 Veenkoloniaal Museum te Veendam 1992 Museum Boymans Van Beuningen te Rotterdam 1991 Natuurhistorisch museum te Maastricht 1990 Noordbrabants Museum te Den Bosch
Museumregister De Stichting Museumregister Nederland heeft ten behoeve van de registratie van musea een norm vastgesteld. In deze museumnorm zijn kwaliteitseisen vastgelegd met betrekking tot de taakgebieden van musea. Zie ook: Museumnorm Museumregistratie Zie verder: Museumregister Nederland http://www.museumregisternederland.nl
Museumregistratie Museumregistratie is het zichtbaar maken, bewaken en verbeteren van de kwaliteit van de Nederlandse musea, en daarmee het verantwoord beheer van het culturele erfgoed. http://www.museumvereniging.nl/default.aspx?id =58 De museumregistratie wordt georganiseerd door een aparte stichting: de Stichting Het Nederlands Museumregister (SNMR), waarin de Nederlandse Museumvereniging en de Provinciale Museumconsulenten participeren. In Groot Brittannië spreekt men van “accreditation”. De registratie van musea wordt georganiseerd door de Museums, Libraries and Archives Council. http://www.mla.gov.uk/what/raising_standards/ac creditation In de Verenigde Staten vindt “accreditation” plaats onder verantwoordelijkheid van de American Association of Museums.http://www.aam‐ us.org/museumresources/accred/index.cfm Zie verder: Museumregister
Museumrevolutie Met professionalisering als uitgangspunt noemt Peter van Mensch in zijn proefschrift ''Towards a methodology of museology'' (1992) twee
'''museumrevoluties''': de “first museum revolution” (rond 1900) en de “second museum revolution” (rond 1970). http://www.muuseum.ee/en/erialane_areng/mus eoloogiaalane_ki/p_van_mensch_towar/mensch02 Later is daar nog een “third museum revolution” (rond 1990) aan toegevoegd (zie: Léontine Meijer‐ van Mensch, ‘Vom Besucher zum Benutzer’, Museumskunde 74, 2009, (2): 20‐26). Elke museumrevolutie staat voor een fundamentele verandering (“paradigmawisseling”) in het denken over musea en ‐ als gevolg daarvan ‐ in de museumpraktijk zelf. Zie o.a.: Léontine Meijer‐van Mensch and Peter van Mensch, ‘From disciplinary control to co‐creation. Collecting and the development of museums as praxis in the nineteenth and twentieth century’, in: Encouraging collections mobility – a way forward for museums in Europe (Helsinki 2010) 33‐53. http://www.lending‐for‐ europe.eu/fileadmin/CM/public/handbook/Encour aging_Collections_Mobility_A4.pdf De “eerste museumrevolutie” is elders omschreven als “museum modernisation movement”. De “tweede museumrevolutie” leidde tot de “New museology”. De “derde museumrevolutie” wordt in verband gebracht met het begrip “museum 2.0”. ''Museum revolutions. How museums change and are changed'' is de titel van een door Simon Knell, Suzanne MacLeod en Sheila Watson samengestelde bundel artikelen (Routledge, Londen 2007). Doel van de bundel is niet te komen tot een samenhangende visie op paradigmatische veranderingen binnen het museumberoep.
Museumstudies Zie: Museologie
Museumstuk Een voorwerp met zodanige waarde dat het in een museumcollectie zou kunnen ‐ of moeten ‐ worden genomen. De term wordt gebruikt in de kunsthandel (veilingwezen) en bij particuliere verzamelaars als kwaliteitsaanduiding. In tegenstelling tot de beschrijving van Van Dale's Woordenboek is de term minder gebruikelijk in de
museumsector. Dit in tegenstelling tot de term archiefstuk. Buiten musea wordt de term inderdaad ook, zoals Van Dale aangeeft, ironisch gebruikt. In de campagne voor het Museumweekend van 4‐5 april 2009 werd de slagzin gebruikt: Laat je verleiden door een museumstuk”, een duidelijk knipoog naar de combinatie van “lekker stuk” en “saai museum”. De zelfde slagzin werd gebruikt voor het Museumweekend van 10 en 11 april 2010.
Museumtypologie Er zijn verschillende variabelen op basis waarvan een typologie van musea is te maken. Het Centraal Bureau voor de Statistiek hanteert bijvoorbeeld indelingen naar grootte, beheersvorm, aantal bezoekers, e.d. De wereldwijd meest gebruikelijke (ook door het CBS gebruikte) indeling is die op basis van het thema van de verzameling. De meest gebruikelijke indeling is die in ‐ musea betreffende kunst en toegepaste kunst ‐ musea betreffende geschiedenis en archeologie ‐ musea betreffende volks‐ en volkenkunde ‐ musea betreffende de natuur ‐ musea betreffende natuurwetenschap en techniek
Museumvereniging De Nederlandse Museumvereniging werd op 27 februari 1926 opgericht als Vereniging Directeurendag. In 1947 werd de vereniging heropgericht als Vereniging Museumdag. In 1969 kreeg de vereniging haar huidige naam: Nederlandse Museumvereniging. De vereniging werd opgericht als vereniging van “museumdirecteuren en vakgeleerden, die in nauwer betrekking tot onze musea staan”. “Het doel van de vereeniging is het houden van een directeurendag ter onderlinge bespreking en behartiging van museumbelangen, zoowel van meer internen als algemeenen aard”. De vereniging betreft “alleen die musea, welke wetenschappelijk zijn geordend of zullen geordend worden en waarin voorwerpen worden bewaard welke door menschenhand zijn vervaardigd en kunst‐ of historische waarde bezitten”.
De vereniging ziet zichzelf tegenwoordig als de landelijke vereniging voor de gehele museumbranche. De vereniging behartigt de collectieve belangen van de Nederlandse musea en verleent diensten die bijdragen aan de ontwikkeling van de branche op weg naar meer professionaliteit en kwaliteit. Daarnaast biedt de vereniging een forum door te zorgen voor een sterk netwerk tussen museumprofessionals zodat kennis zich snel verspreidt en nieuwe inzichten ontstaan. Tenslotte werkt de vereniging aan het versterken van het museumimago en aan grotere, meer gevarieerde publieke belangstelling voor musea.
Museumwezen Het geheel van musea en meestal ook de ondersteunende instellingen. Synoniem met museumbestel, zij het dat het bij museumbestel impliciet ook gaat om de structuur van het geheel van musea.
Museumwinkel 1 Winkel in een museum
Nederlandse Museumvereniging http://www.museumvereniging.nl
2 Gemusealiseerde winkel. In het bijzonder de Albert Heijn Museumwinkel in de Zaanse Schans, geopend in 1967. http://www.zaanseschansmuseum.nl/nl/zs‐2‐ 3.php De winkel wordt beheerd door de Stichting Albert Heijn Erfgoed. http://www.van‐der‐ ham.net/content/SAE.htm
Museumverzameling
Museum webshop
Zie verder:
Zie: Museumcollectie. De term museumverzameling komt voor in het Woordenboek der Nederlandsche Taal http://gtb.inl.nl/?owner=WNT. De term impliceert dat er ook verzamelingen zijn buiten musea, zoals particuliere verzamelingen en niet‐museale institutionele verzamelingen.
Museumwacht Naam gebruikt door een commercieel bedrijf conform monumentenwacht. MuseumWacht (http://www.museumwacht.nl), gevestigd te Beekbergen, richt zich op restauratie, hulp bij calamiteiten, desinfectie, transport en opslag. Het bedrijf adviseert bij het opstellen van calamiteitenplannen en beveiligingsplannen. Museumweer Binnen de museumwereld leeft er een, al of niet empirisch onderbouwde, gedachte dat er een verband is tussen weer en museumbezoek. Er zou sprake zijn van weergesteldheden waarbij mensen juist wel of juist niet geneigd zijn een museum te bezoeken. Als het te koud is blijven mensen bijvoorbeeld liever thuis; als het warm is zoeken potentiele museumbezoekers liever naar verkoeling in openluchtrecreatie.
In toenemende mate gaan erfgoedinstellingen er toe over om producten via hun website aan te bieden. Reinwardt‐studente Ellen Groenveld schreef er een scriptie over http://www.museumwebshops.nl/ Zie verder: Museum webshop management http://www.museumwebshops.nl/
Museumwoning Historisch huis, als woning behouden dan wel heringericht. Het begrip valt samen met historisch huismuseum. Het Nederlands Architectuur Instituut (Rotterdam) heeft samen met DEMHIST een database samengesteld van Nederlandse museumwoningen: http://museumwoningen.nai.nl/ Bij een museumwoning gaat het niet alleen om het verhaal over het gebouw en hoe het bewoond werd, maar ook om het interieur en de wijze waarop het gebruikt werd. Kortom: gebouw, bewoners en interieur vormen de drie pijlers waarop de museumwoning rust. Op dit moment zijn zo’n 50 museumwoningen in deze lijst officieel geregistreerd als museum. Dat betekent dat ze voldoen aan de criteria van een professionele
museumorganisatie. Andere museumwoningen zijn drukdoende om hun werkwijze te professionaliseren en kunnen in dit proces samenwerken met andere woningen.
muzikaal erfgoed kan opgerekt worden naar de plaatsen waar muziek ten gehore wordt gebracht (concertzalen e.d.), woonhuizen van componisten en musici, enz.
De 176 museumwoningen zijn ingedeeld in negen categorieën:
In zijn boek over popmuziek noemt Simon Reynolds vijf vormen van musealiseren (museumification):
‐ Huizen van beroemdheden (huizen van schrijvers, kunstenaars, musici, politici, oorlogshelden, enz.) ‐ Huizen van verzamelaars (huizen van kunstverzamelaars of huizen die nu gebruikt worden om een kunstcollectie te presenteren) ‐ Huizen als kunstwerken (het huis als kunstwerk op zich vormt de belangrijkste reden om het als museumwoning in te richten) ‐ Huizen met historische waarde (huizen waar in of om het huis een belangrijke historische gebeurtenis heeft plaatsgevonden, of die een historische periode reflecteren) ‐ Lokale gemeenschapshuizen (huizen die door een gemeenschap niet zozeer om historische redenen, maar eerder als afspiegeling van een eigen sociaal‐ culturele identiteit zijn ingericht als museumwoning) ‐ Voorouderlijke huizen (landhuizen, stadshuizen en kleine kastelen) ‐ Huizen van macht (paleizen en grote kastelen) ‐ Huizen van geestelijken (kloosters, abtswoningen en andere gebouwen van geestelijken die vroeger als woning werden of tegenwoordig nog worden gebruikt) ‐ Eenvoudige huizen (streekgebouwen zoals eenvoudige boerderijen die een verloren gegane manier van leven en/of constructiewijze vertegenwoordigen)
Muzikaal erfgoed Erfgoed op het terrein van de muziek. Net als bijvoorbeeld in geval van culinair erfgoed is er een immateriele en een materiele component. In essentie is muziek iets vluchtigs en kan als zodanig alleen indirect bewaard worden (namelijk middels vastgelegde opnames). Bij muzikaal erfgoed als immaterieel erfgoed gaat het echter niet alleen om de uitvoering, maar ook om het vakmanschap, de uitvoeringstraditie, enz. De materiele component betreft in de eerste plaats muziekinstrumenten, maar verder bladmuziek, enz. Het bereik van
1 Een muziekmuseum of hall of fame 2 Reünies van oude bands 3 Tribute bands 4 Hernemen van oude nummers door nieuwe bands 5 (Her)Uitgaven van verzamelalbums en het uitbrengen van het totale oeuvre Zie verder: Simon Reynolds, Retromania (Faber & Faber, London 2011) Digitale Wegwijzer Muzikaal Erfgoed in Nederland http://www.muzikaalerfgoed.nl/