Mijne dames, heren, Graag willen wij u danken voor het uitbrengen van de conceptverordeningen Gedrags- en Beroepsregels Accountants en inzake de Onafhankelijkheid van Accountants bij AssuranceOpdrachten. Graag maken wij gebruik van de geboden mogelijkheid onze mening kenbaar te maken. Alvorens in te gaan op de 35 door u gestelde vragen willen wij het algemene kader waarin wij onze mening hebben gevormd aan u kenbaar maken. De antwoorden kunnen dan door u en de overige leden die kennis nemen van onze mening beter worden geplaatst. Het algemeen kader hebben wij als volgt nader onderverdeeld: -
Balans in regelgeving Internationale convergentie Marktverstoring Privacy en arbeidsrecht Sponsoring en afname van goederen en diensten Overig
Wij willen graag degenen die zich, vaak belangeloos maar met grote passie voor ons beroep, hebben ingezet om te komen tot nieuwe Verordeningen en het samenstellen van het Consultatiedocument danken. Dat neemt echter niet weg dat wij op belangrijke onderdelen vragen hebben ten aanzien van de totstandkoming van de nieuwe Verordeningen en het samenstellen van het Consultatiedocument. Daarnaast hebben wij op belangrijke onderdelen fundamentele kritiek op de Verordeningen zoals die thans voorliggen. 1. Balans in regelgeving De accountant en de accountantsfunctie maken onderdeel uit van de maatschappij (samenleving en haar ordenende aspecten). Meer nog, de werkzaamheden van een accountant zijn bedoeld om bij te dragen aan het goed functioneren van de maatschappij. Wij zijn dan ook verheugd als de NBA stelt dat met de nieuwe Verordeningen ethische regelgeving wordt geïntroduceerd die tegemoet komt aan de verwachtingen van het maatschappelijk verkeer en daarmee bijdraagt aan het vertrouwen in accountant. Na lezing van het Consultatiedocument is ons niet duidelijk geworden in hoeverre de stelling van de NBA ook daadwerkelijk wordt waargemaakt. Wij constateren dat de informatie om de stelling te toetsen ontbreekt. Weliswaar wordt in het document aangegeven dat bij de totstandkoming van de ViO de visie is gevraagd over de belangrijkste uitgangspunten van belanghebbenden “waaronder de AFM, DNB, Eumidion en leden met een diverse achtergrond”, maar de inhoud van deze visie wordt niet met ons gedeeld. Daarnaast stelt de opsomming van belanghebbenden ons niet gerust; het geeft niet de indruk van een afspiegeling van alle belanghebbenden laat staan een afspiegeling van de maatschappij. Veeleer geeft het weer een focus op beursgenoteerde ondernemingen. Onze vraag is dan ook of andere dan genoemde belanghebbenden om een visie is gevraagd en zo ja wat deze visies dan behelzen. Wij denken onder meer aan kredietverschaffers, werknemersvertegenwoordigers, subsidieverstrekkers, 1
leden van raden van commissarissen en niet in het minst aan degenen die ons betalen waaronder zeker ook de familiebedrijven. Zonder grote transparantie hieromtrent mist de consultatie haar grondslag. In diverse openbare discussies lijkt het haast alsof degenen die ons als accountant betalen, opdrachtgevers, besmet zijn en hun visie niet mag tellen omdat zij een rechtstreeks belang hebben. Dat laatste klopt, er is geen partij die meer belang heeft bij het goede functioneren van en maatschappelijk vertrouwen in accountants dan onze opdrachtgevers. De bevestiging die wij geven bij door hen opgestelde informatie is van groot belang voor door hen te nemen beleidsbeslissingen, het afleggen van verantwoording, kredietaanvragen, bedrijfsopvolging etc. etc. Naar onze mening kan onderhavige discussie dan ook niet worden gevoerd zonder eerst een uitgebreide en voor ieder transparante consultatie van onze opdrachtgevers en betalers van onze dienstverlening te hebben gedaan. Wij achten daarbij een brede vertegenwoordiging van opdrachtgevers, dus ook familiebedrijven in het middensegment en grotere familiebedrijven, onontbeerlijk. In de opsomming van belanghebbenden wordt ook de AFM genoemd. Hoewel wij consultatie van de AFM niet meer dan logisch achten, vragen wij ons principieel af of de AFM in het kader van deze discussie als belanghebbende dient te worden aangemerkt. De AFM is primair een toezichthouder. In zijn algemeenheid is het zeer verstandig te luisteren naar de visie en adviezen van de AFM naar aanleiding van hetgeen zij ervaart in de uitoefening van haar taak. Het is aan regelgevers deze visie te wegen en in balans te plaatsen met alle belangen die spelen. De AFM is naar onze mening in deze discussie dan geen belanghebbende maar primair een deskundige instantie die, nadat regels zijn vastgesteld, namens de maatschappij en voor alle belanghebbenden het toezicht houdt. De noodzakelijkheid van transparantie in het kader van deze consultatie omtrent welke belanghebbenden zijn gehoord en wat hun visie is, is deze week enigszins pijnlijk duidelijk geworden toen de KNVB haar position paper heeft geopenbaard. De KNVB is in meerdere opzichten een belanghebbende bij de discussie, onder meer omdat: - de KNVB met een licentiesysteem werkt waarbij voor de accountant een belangrijke rol is weggelegd; - het onderwerp onafhankelijkheid in relatie tot sponsoring in het kader van dit licentiesysteem juist voor de KNVB van het grootste belang is. Als dan vlak voor het einde van de consultatietermijn blijkt dat notabene de KNVB oordeelt dat de voorgestelde Verordening “de betaaldvoetbalorganisaties onnodig beperkt in hun keuze betreffende de controlerend accountant” zijn wij zeer geschrokken. Welke belangrijke visies van belanghebbenden zijn dan nog meer niet gehoord dan wel niet verwerkt? In hoeverre ook andere belangrijke verwachtingen, die het maatschappelijk verkeer ten aanzien van accountants heeft, bij de totstandkoming van de nieuwe Verordeningen een rol hebben gespeeld is niet helder. Hierbij doelen wij onder meer op belangen als internationale convergentie, marktverstoring in de accountancybranche, privacywetgeving en arbeidsrecht. In de volgende paragrafen gaan wij hier nader op in. Dat bij de totstandkoming van de nieuwe Verordeningen een afweging tussen deze belangen heeft plaatsgevonden is geenszins duidelijk gemaakt. 2
Deze paragraaf samenvattend constateren wij dat de stelling van de NBA dat “met de nieuwe Verordeningen ethische regelgeving wordt geïntroduceerd die tegemoet komt aan de verwachtingen van het maatschappelijk verkeer en daarmee bijdraagt aan het vertrouwen in accountant” niet is onderbouwd en wellicht twijfelachtig Op grond van het vorenstaande zijn wij van mening dat de NBA het onderhavige Consultatiedocument eerst nader dient te onderbouwen op de punten als in deze paragraaf genoemd voordat zij haar leden om een mening kan vragen. Graag verzoeken wij NBA de leden dan opnieuw in de gelegenheid te stellen op het Consultatiedocument te reageren waarna de verdere procedure eventueel kan worden vervolgd. Wij beseffen dat de voorgestelde tijdslijn, besluitvorming op 16 december 2013, dan niet meer kan worden gehandhaafd. Wij achten een zorgvuldige besluitvorming evenwel van groter belang.
2. Internationale convergentie We leven in een maatschappij die steeds internationaler wordt. Wij zijn verheugd dat dit ook door de NBA wordt herkend. De NBA stelt immers dat zij met de nieuwe Verordeningen ethische regelgeving introduceert die “voldoet aan de internationale eisen, maar die waar nodig duidelijker is geformuleerd om recht te doen aan de specifieke Nederlandse context”. Wij zijn het eens met de keuze van NBA om zoveel mogelijk de regels van IESBA en IAASB te implementeren. Minder gelukkig zijn wij met de afwijkingen van deze internationaal geaccepteerde regels die dan vervolgens toch worden aangebracht. Wij lichten dat hierna toe Wij zijn overtuigd dat internationale convergentie van accountantsregelgeving van groter belang is dan het aanbrengen van nationale afwijkingen ( lees: nationale stokpaardjes) omwille van nationaal gevoelde deelbelangen; Hoezeer wij ook overtuigd mogen zijn van ons nationale gelijk. Als ieder land zijn eigen afwijkingen blijft formuleren zal dat ongetwijfeld blijven leiden tot internationale misverstanden, ongelukjes en fouten hetgeen vervolgens tot uiting zal komen in fouten in onze internationale dienstverlening. Daarmee zullen die afwijkingen blijvend leiden tot deuken in het vertrouwen van de maatschappij in de accountant. Om in dit opzicht een Onafhankelijkheidsverordening op te stellen “die naar de mening van het NBAbestuur toonaangevend is in de wereld” achten wij enerzijds lovenswaardig doch anderzijds op grond van vorenstaande alinea’s contraproductief om te komen tot herstel van vertrouwen in accountants door het maatschappelijk verkeer. Wij stellen daarom voor dat internationaal geaccepteerde regelgeving één op één wordt overgenomen in onze nieuwe Verordeningen behoudens onderdelen waar dat op grond van dwingend recht niet mogelijk is. In dat laatste geval dienen regels te worden geformuleerd die zo dicht mogelijk bij de internationaal geaccepteerde regelgeving liggen. Overigens , daarmee is consultatie voor nieuwe Verordeningen overbodig geworden. De discussie ten aanzien van de inhoud van VGBA en ViO blijft daarentegen net zo belangrijk. De uitkomsten van onze nationale discussie zouden echter gericht moeten worden op het formuleren van goede 3
argumenten waarmee NBA vervolgens haar invloed kan aanwenden om internationale regelgeving te beïnvloeden. NBA en individuele NBA-leden, met name zij die deel uitmaken van een internationaal accountancy-netwerk, dienen onze buitenlandse collega’s te overtuigen dat ook in buitenland de internationaal geaccepteerde regelgeving in hun nationale regelgeving één op één wordt overgenomen. Op grond van het vorenstaande in deze paragraaf stellen wij voor dat de conceptverordeningen één op één worden overgenomen uit de internationale geaccepteerde regelgeving. De consultatieprocedure zou dan moeten worden voortgezet maar dienen te worden gericht op het formuleren van goede argumenten waarmee NBA vervolgens haar invloed kan aanwenden om internationale regelgeving te beïnvloeden. Internationale convergentie lijkt ons ook een noodzaak met betrekking tot gastvrijheid. De regelgeving lijkt minder rekening te houden met hoe in sommige andere landen en culturen tegen gastvrijheid kan worden aangekeken. Het afwijzen van gastvrijheid kan daar, ook met uitleg, als een affront worden ervaren en daarmee noodzakelijke goede werkverhoudingen ondergraven. Dat is voor ons geen reden om de regelgeving ten aanzien van gastvrijheid in te perken, maar wel om te bewerkstelligen dat we liefst streven naar wereldwijd geaccepteerde regelgeving ten aanzien van gastvrijheid, ook als de uitkomst cq het compromis daarover in Nederlandse ogen niet geheel optimaal zou zijn.
3. Marktverstoring Uit diverse publicaties blijkt een grote concentratie van accountancy werkzaamheden en auditdiensten bij slechts enkele accountantsorganisaties. Bijvoorbeeld uit het rapport van de AFM bij negen OOB-vergunninghouders d.d. 21 maart 2013 komt naar voren dat de 4 grootste accountantsorganisaties 76% van de totale audit-markt gemeten in omzet beheersen. De volgende 9 accountantsorganisaties beheersen 10% van de totale omzet in audit-diensten de overige enkele honderden kantoren hebben samen 14% van de totale omzet in audit-diensten. In de markt klinken al jaren geluiden door dat deze uit het lood geslagen verhoudingen een negatieve invloed zouden hebben op onafhankelijkheid van accountants en kwaliteit van audit’s. Grote kantoren zouden kleinere kantoren uit de markt concurreren door te lage prijzen voor auditdiensten te compenseren met hoge marges op aanvullende dienstverlening. Dat hiermee dan een noodzaak ontstaat om daadwerkelijk aanvullende diensten te mogen verrichten en daarmee de onafhankelijkheid in het geding komt leidt voor ons geen twijfel. Ook is denkbaar dat in een dergelijk geval de audit-tak toch haar marge tracht te handhaven door te weinig uren te besteden voor een goede controle. Een aantal kleinere kantoren zou trachten om goede marges te handhaven door structureel te weinig te investeren in kwaliteit. Nog vele andere voorbeelden met betrekking tot grote en kleine kantoren zijn te noemen. Wij constateren dat deze elementen in het kader van de totstandkoming van de nieuwe Verordeningen niet zichtbaar voldoende zijn meegewogen. Dit verbaast ons zeer. In andere landen wordt het risico van een negatieve invloed op de kwaliteit van audit-diensten door marktverstoring wel serieus genomen. In het Verenigd Koninkrijk bijvoorbeeld is de Competition Commission een 4
onderzoek hiernaar gestart, met name gericht op FTSE 350 ondernemingen. Op 22 februari 2013 heeft zij een Provisional Findings Report uitgebracht. Met de nodige nuances en voorbehouden lijkt haar dat marktverstoring op de audit-markt in het Verenigd Koninkrijk wel degelijk speelt en mogelijk een negatieve invloed op de kwaliteit aldaar heeft. Wij kunnen het lezen van dit Report graag aan ieder aanbevelen. De nieuwe verordeningen dragen mogelijk bij aan verdere marktverstoring en zou daarmee een verdere negatieve invloed op kwaliteit van audit-diensten kunnen hebben. Dit speelt bijvoorbeeld bij gastvrijheid en sponsoring. Wij begrijpen zeer dat het niet eenvoudig is te definiëren waar, gastvrijheid en sponsoring omslaan in fêteren of soft-omkoping. Kleinere accountantskantoren hebben beperkte marketingmogelijkheden en werken vaak met marketing gericht op personen. Grotere accountantsorganisaties met hun grote adviestakken hebben anders dan kleinere organisaties meer mogelijkheden ten aanzien van hun ( potentiële) klanten marketing te bedrijven door middel van studiereizen, gesponsorde mogelijkheden tot het behalen van PE-punten, seminars, ronde tafel overleggen etc. etc. De waarde hiervan beloopt al snel meer dan € 50,- per deelnemer. Indien voor grotere organisaties deze vormen van marketing wel mogelijk blijven dan werken de nieuwe Verordeningen verdere marktverstoring in de hand. Overigens, wat ons betreft zouden grotere organisaties deze vormen van marketing binnen strikte grenzen wel degelijk mogen continueren en zou juist de voorgestelde Verordening dienen te worden aangepast cq verruimd zodat ook kleinere organisaties gerichte marketing binnen strikte grenzen kunnen blijven bedrijven. Wij verzoeken NBA serieus aandacht aan de mogelijke gevolgen van marktverstoring op de auditmarkt te onderzoeken en te analyseren. De uitkomsten hiervan dienen naar onze mening te worden meegewogen in de nieuwe Verordeningen. Wij kunnen ons goed voorstellen dat de nieuwe Verordeningen de markt nog verder verstoren dan nu al het geval is. Wij stellen daarom voor dat het consultatieproces omtrent de nieuwe Verordeningen wordt aangehouden totdat duidelijkheid op dit punt is verkregen. Het report van Competition Commission geeft overigens ook aan dat de marktverstoring mogelijk negatief van invloed is op prijsvorming. Op grond daarvan en het gestelde in voorgaande alinea’s vragen wij ons af of ook de NMA, zoals ook de AFM, als deskundige instantie om haar visie op het Consultatiedocument dient te worden verzocht.
4. Privacy en arbeidsrecht Wij vragen ons af in hoeverre de eisen die de nieuwe Verordeningen aan bijvoorbeeld accountantsorganisaties, netwerken, eindverantwoordelijke accountants en opdrachtteams stelt strijdig zijn met wetgeving bijvoorbeeld op het gebied van bescherming persoonsgegevens of arbeidsrecht. Wij constateren dat de afwegingen bij de kennelijke beslissingen om te tornen aan de bescherming van persoonsgegevens en arbeidsrechten ten faveure van de gewenste onafhankelijkheid van de accountant niet zichtbaar zijn. Het is daarom voor ons niet mogelijk om de proportionaliteit van de voorgestelde Verordeningen op dit vlak te toetsen. Wellicht is het mogelijk om het College Bescherming Persoonsgegevens, zoals ook de AFM, als deskundige instantie te verzoeken om hun visie op het Consultatiedocument. Ten aanzien van het 5
arbeidsrecht zouden deskundige derden, bijvoorbeeld hoogleraren arbeidsrecht, om een opinie kunnen worden gevraagd. Wij denken dat het voor de maatschappij van belang is de gemaakte afwegingen alsnog te vernemen om zo een oordeel te vormen over de proportionaliteit van de nieuwe Verordeningen. Eventueel dient op dit punt dan opnieuw consultatie plaats te vinden.
5. Sponsoring en afname van goederen en diensten Wij merken op dat in de ViO onderscheid wordt gemaakt tussen sponsoring en afname van goederen en diensten. Wij begrijpen dit kunstmatige onderscheid niet. Sponsoring is gewoon een zakelijke dienst die daarbij in veel gevallen onderdeel uitmaakt van een totaalpakket aan diensten. Sponsoring is moeilijk te definiëren als afzonderlijke dienst. Bij voetbalclubs en evenementen worden veelal “sponsor”pakketten samengesteld waar de dienst met name bestaat uit toegangskaarten tot het evenement zelf, de business club en de daarbij behorende catering alsook naamsvermelding in een programmaboekje. Is dat sponsoring als hier bedoeld? En als dat al zo is, is dat dan meteen verdacht? Als de accountant van Google betaald om hogere vermelding te krijgen bij zoekopdrachten valt dat dan volgens de definitie van de ViO onder sponsoring, wij denken van wel? Als de accountant van een uitgeverij betaald voor een advertentie in één van de bladen van die uitgeverij valt dat dan volgens de definitie van de ViO onder sponsoring, wij denken van wel? Wat ons betreft is sponsoring in principe een gewone zakelijke overeenkomst die valt onder het begrip diensten. In veel gebieden buiten de Randstad zijn de mogelijkheden om naamsbekendheid onder de doelgroep effectief en efficiënt te vergroten beperkt aanwezig. Veel sponsorontvangers buiten de Randstad moeten het hebben van een beperkte groep sponsoren waaronder accountantsorganisaties. Pogingen hierin beperkingen aan te brengen, voor zover normale zakelijke transacties, verstoren onnodig de marktwerking. De proportionaliteit van de voorgestelde regelgeving met betrekking tot sponsoring is wat ons betreft dan ook zoek. Daarnaast valt op dat voor afname van goederen en diensten is gekozen voor “Nee, tenzij”regelgeving. Wij achten dat disproportioneel bezwarend en mogelijk marktverstorend. Indien de transactie past in het kader van gewone bedrijfsuitoefening en wordt geleverd tegen marktconforme voorwaarden dan zou de hoofdregel moeten zijn dat e.e.a. is toegestaan. Wij pleiten derhalve voor “Ja, mits”regelgeving. De uitwerking van de regelgeving zou in elk geval zo moeten zijn dan geen verschillen van behandeling tussen grote en kleine accountantsorganisaties mogen ontstaan. Voorbeeld: als het een grote organisatie is toegestaan een printercontract rechtstreeks met de fabrikant af te sluiten waar zij de audit verricht, dan mag een kleinere accountantsorganisatie haar printers inkopen bij een lokale printerleverancier waarvoor zij de audit verricht. Graag ontvangen wij hiervan de expliciete bevestiging van de NBA.
6
Samenvattend: Ons voorstel is om in de ViO het onderscheid tussen sponsoring en afname van goederen en diensten te laten vervallen. Voor beide onderwerpen zou in plaats van “Nee, tenzij” regelgeving moeten worden overgegaan naar “Ja, mits”regelgeving.
6. Overig De AFM heeft in een reactie aangegeven het wenselijk te achten de kring van OOB’s te verruimen. Wij begrijpen dit standpunt en als OOB-vergunninghouder dragen wij die wens in principe een warm hart toe J. Dit evenwel nadat de effecten van marktverstoring zoals toegelicht in paragraaf 3 zijn onderzocht, geanalyseerd en zo nodig gemitigeerd.
Waalwijk, 1 september 2013
Drs. E.W. van der Haar RA Bestuurslid HLB Van Daal & Partners NV
Drs. J.A.F. Kuijpers RA Compliance Officer HLB Van Daal & Partners NV
Drs. E.G. Verhoeven RA Hoofd Vaktechniek HLB Van Daal & Partners NV
7