G. Lakoff & M. Johnson, 1980.
Metaphors we live by. Chicago / London: University of Chicago Press
L&J stellen dat zo gauw we denken en praten over meer abstracte sociale issues, ons taalgebruik in hoge mate en onvermijdelijk een metaforisch karakter heeft. Dat is zo bepalend voor de mogelijkheid om überhaupt over dat soort zaken te kunnen praten en denken, dat je hier niet meer kunt spreken over incidentele beeldspraak zoals iedereen die wel kent uit de letterkundeles van de middelbare school. Het soort metaforiek waar het hier om gaat, is de gewone conventionele manier van praten en denken, en in die zin niet niet-letterlijk.
•
The essence of metaphor is understanding and experiencing one kind of thing in terms of another. __________________________________________
voorbeeld:
S
argument is WAR (discussies) «ze werd hard aangevallen in de discussie, maar ze verdedigde zich goed». «met een vlijmscherp betoog haalde ik tegenstander meteen onderuit» «hij was erg op zijn hoede voor kritiek» «dat is een zwak argument ...» «hij verloor de ruzie», «na een korte schermutseling legde hij er zich bij neer» «ik wil de stelling aanvallen dat ... » «in dat eerste gesprek manoeuvreerde je heel onhandig» «ik kreeg het meteen met hem aan de stok » «ik verloor al gauw terrein.», ...
__________________________________________
S
hfst 2: the systematicity of metaphorical concepts. metaphorical expressions geven inzicht in de aard van metaphorische concepten: vaak gerelateerd aan een coherent systeem van metaforische expressies die cultuur-specifiek zijn.
vb: TIME IS MONEY volgens L&J deel van een systeem samen met de metaforische concepten: tijd is een schaars goed (limited resource), en tijd is een kostbaar goed. Geordend als een reeks van entailments (van specifieker naar algemener):
(i) time is money (ii) time is a limited resource (iii) time is a valuable commodity. Terminological practice: most specific metaphorical concept - in dit geval (i) dus wordt gebruikt om het hele systeem te karakteriseren.
«dat kost veel tijd» «ik heb al veel tijd in die cursus geïnvesteerd» «dat is echt verloren tijd» «daar kan ik mijn tijd echt niet aan besteden» «we hebben veel tijd gewonnen» «na het spitsuur reis je goedkoper»
+ kwantificicering van tijd in termen van geld typisch voor onze cultuur, onze manier van denken
__________________________________________
Metaphorical systematicity: Highlighting and hiding
Wanneer je een bepaald domein in termen van een ander beschrijft, begrijp je het weliswaar deels in termen van dat andere domein, maar dat kan natuurlijk niet helemaal (anders zou het om identieke domeinen gaan): "when we say a concept is structured by a metaphor, we mean that it is partially structured by a metaphor, it highlights certain aspects, and it hides others."
Bijv.
conduit metaphor (transport / buizenpost) voor talige communicatie:
¾
ideeën (betekenissen) zijn objecten / voorwerpen
¾
talige uitdrukkingen zijn containers
¾
communiceren is zenden / transport
vb. «dat is moeilijk in woorden te vatten» «lege woorden» «hij verpakt zijn ideeën erg onhandig» «de inhoud gaat schuil achter een onleesbare stijl » «dat idee heb je van mij»
Transport metafoor: ontneemt zicht aan rol context, situatie (aard dnlrs) → when we say a concept is structured by a metaphor, we mean that it is partially structured, and that it can be exended in some ways but not others.
__________________________________________
overzicht type metaforen: S structurele metaforen S oriëntatie-metaforen (op/neer, binnen/buiten, actief/passief) S ontologische metaforen (substantie, container (area, visual
field, [events, actions, activities and states], personificatie) S metonymie
__________________________________________ Voorbeelden van fundamentele concepten die door de oriëntatiemetafoor up/down gericht worden:
op:
neer:
gelukkig
verdrietig
hemelhoogjuichend, opgetogen, terneergeslagen, in de put zitten, in de wolken zijn, bij de pakken neerzitten
bewust
bewusteloos
bij bewustzijn, resp. niet bij bewustzijn op zijn, in slaap vallen, onder hypnose
gezondheid/leven
ziekte / dood
topfit, er bovenopkomen, doodvallen
op:
neer:
controle
onderworpen
macht over, onder invloed van ...
meer
minder
het aantal ongevallen stijgt, het inkomen daalt
toekomst (en vooruit)
...
boven het hoofdhangen, vooruitzien, voorzienbaar
veel / hoge status
weinig / lage status
hoge functie, de top van het bedrijfsleven
laag in de hiërarchie,
in aanzien dalen, in de goot liggen
goed
slecht
bovenuit steken,
bergafwaarts
deugdzaam
verdorven/slecht
het hogere, verheven, opkomen voor,
rationeel
laag bij de grond, diep gezonken
emotioneel
boven je directe gevoelens uitstijgen?
zich verlagen tot bedenkelijk rancuneus gedrag
hf.6: Ontological metaphors
a.
entity and substance metaphors
b.
container metaphors (land areas, visual field)
c.
events, actions, activities and states
S
hf.7: Personification
Vb. personificatie: inflatie:
- inflatie ondermijnt de grondslagen van onze economie, - inflatie is de beste economen te slim af, - ik ben geruïneerd door de inflatie, - de inflatie heeft mij van mijn spaargeld beroofd ...
→ Inflatie is niet alleen een persoon, meer specifiek: inflatie is de vijand, een tegenstander.
__________________________________________
S hf.8: metonymy Bij metaforen gebruik je een concept uit een ander domein om bepaalde eigenschappen te beschrijven / toe te schrijven aan een entiteit: je concipieert iets in termen van iets anders: de primaire functie is understanding. metonymy heeft primair een referentiële functie, het stelt je in staat om de ene entiteit te laten staan voor een andere: het heeft primair een referentiële functie. We are using one entity to refer to another that is related to it.
- De hamburger wacht op de rekening - Hij leest De Sade (een boek van De Sade) - De NRC is nog niet op de persconferentie. - Hij is blij met die nieuwe ruitenwissers (de state of having new wipers), etc.
- We hebben meer knappe koppen nodig (pars-pro-toto)
__________________________________________
Symbolic metonymies that are grounded in our physical experience provide an essential means of comprehending religious and cultural concepts. # ~ symbolen in organisatieculturen?#
→ Metonymische concepten zijn dus ook systematisch (representatieve voorbeelden uit onze cultuur):
* pars-pro-toto: we nemen geen langharigen aan, we hebben een linksbener nodig in het middenveld
* producer for product: ik wil een spa, hij heeft een picasso, Mulisch lees ik niet zo graag
* object used for user: de sax is ziek, de bussen staken
* controller for controlled: Sadam viel Koeweit binnen, Die Mercedes is een ontzettend etterige bumperklever (#omgekeerd: controlled for the controller?)
* institution for people responsible: Shell heeft de prijzen weer verhoogd, De Eerste Kamer was tegen de wetswijziging, Schiphol houdt zich niet aan de afspraken voor reductie vliegtuiglawaai.
* de plaats voor de institutie: «Den Haag wil belastingverhoging, Het Witte Huis onthoudt zich van commentaar, Wall Street is in paniek, Brussel benoemt een nieuwe commissaris voor de mededinging.
* de plaats voor de gebeurtenis: «Volendam is nog geen tweede Enschede»,
__________________________________________
vb. 2:
labor is a resource, en time is a resource
Zouden beiden culturally grounded zijn in onze ervaringen met material resources:
A material resource is a kind of substance, can be quantified fairly precisely, can be assigned a value per unit quantity serves a purposeful end is used up progressively as it serves its purposes Daarop geënt in onze cultuur vglbare redenering wb labor, en time:
Labor is a kind of activity (recall: an activity is a substance) can be quantified fairly precisely,
(in termen van time!)
can be assigned a value per unit serves a purposeful end is used up progressively as it serves its purposes en dit is weer de basis voor de time is a resource metafoor:
Time is a kind of (abstract) substance, can be quantified fairly precisely, can be assigned a value per unit serves a purposeful end is used up progressively as it serves its purposes Dus de 2 complexe structurele metaforen gebruiken beiden simpele ontologische metaforen: labor is a resource uses an activity is a substance. Time is a resource uses time is substance.
__________________________________________