Mestbeleid schadelijk voor de volksgezondheid In Nederland zien we sinds een aantal jaren een explosieve toename van overgewicht en diabetes. Als je de toename van overgewicht en diabetes in een grafiek zet, zie je dat na 1993 er een sterkste stijging voordoet ( zie bijlage 1 en bijlage 2). Onderzoekers zeggen altijd dat dit komt door verkeerd eten, te veel suiker en vet. Het vreemde is dat ondertussen kalveren uit de vleesindustrie ook al problemen hebben met de suikerstofwisseling. Het vleeskalf lijdt aan suikerziekte, maar worden niet oud genoeg om de gezondheidsproblemen te krijgen die vaak bij diabetici worden gezien ( zie bijlage 3). Ook valt het dierenarts T.S.A. van den Bosch op dat Nederlandse kalveren minder goed groeien en meer uitval hebben op het mesthok dan Oost-Europese kalveren.(Zie ingezonden brief aan het weekblad Boerderij in bijlage 4). Deze vleeskalveren krijgen geen geraffineerd suiker of vetten, maar zitten gewoon aan de melk. Zelf paarden, die veelal gras of hooi van melkveehouders krijgen, hebben al problemen met de suikerstofwisseling. Dit staat bekend als insuline intolerantie. Ook bij onze huisdieren, katten en honden, is suikerziekte aan een sterke opmars bezig. De vraag is wat er veranderd is in de landbouw wat dat veroorzaakt. Sinds 1993 is emissiearm uitrijden van drijfmest van koeien en varkens verplicht. De drijfmest wordt in stroken tussen het gras (sleepvoet methode) of middels een zodenbemester (6cm diep) of op bouwland middels een bouwland injecteur (10-15 cm diep) aangewend. Het Besluit Gebruik Meststoffen is destijds als een algemene maatregel van bestuur gehangen onder de Wet op de Bodembescherming. Als we kijken bij de inleiding van de Wet op de Bodembescherming dan staat daar dat iedere verandering die in het bodemsysteem wordt aangebracht, ongeacht of deze chemisch, biologische of mechanisch is, een reeks reacties veroorzaakt. Ook valt er te lezen dat effecten van nadelige beïnvloeding vaak vertraagd zichtbaar worden. Al miljoenen jaren werkt de natuur volgens het principe dat organische meststoffen van boven af worden geïnfiltreerd door licht, zuurstof en water en van onderaf door het bodemleven. Het in de grond brengen van meststoffen is een door de mens bedachte methode en niet in overeenstemming met de natuur. Doordat voor de vertering van mest zuurstof nodig is, ontstaat op de plekken waar de drijfmest in de grond ligt zuurstofloze verrottingshaarden. Daar in wordt door anaerobe bacteriën stikstof omgezet in ammoniak, wordt de vorming van lachgas N2O bevorderd en wordt nitraat omgezet in nitriet, wat gemakkelijk uitspoelt. Carl Koch van Koch Bodemtechniek heeft met behulp van een redoxmeter onderzoek gedaan naar de zuurstofhuishouding van de bodem. Hij geeft het zuurstofvermogen, als maat voor zuurstofverbruik in de bodem, weer op een schaal van -300 tot +300. Een negatieve waarde geeft aan dat er niet genoeg zuurstof in de bodem aanwezig is om organische processen aeroob te laten verlopen. Hij vond dat bodems waar mest bovengronds wordt aangewend een zuurstof vermogen hebben van 200 tot 300. Bodems waar mest middels sleepvoet bemester wordt uitgereden scoren rond 90 en bodems waar de mest ondergewerkt of middels zodenbemester wordt aangebracht scoren gemiddeld –190. Als mest in de grond wordt gebracht is er dus niet voldoende zuurstof aanwezig om mest aeroob om te zetten. Deze mest, die ook nog eens vijf maal geconcentreerder is dan bij gewoon bovengronds uitrijden, zorgt voor een verandering van het biologisch leven in de grond. Het bodemleven verschuift van een meer aeroob aangestuurd bodemleven naar een meer anaeroob bodemleven. Uit onderzoek bij het mineralenproject van de Friese milieucoöperatie Vel & Vanla blijkt dat bij zodenbemesting er 62 % minder beesten in de bovenste paar centimeter van de grond voorkomen dan bij bovengronds uitrijden van mest. De huidige wetenschap vindt dit geen probleem omdat dit in 4 tot 6 weken weer hersteld is. Het probleem hierbij is dat de
wetenschap alleen aantallen bodemorganismen telt en geen soorten. Maar het maakt nogal wat uit of je een bacterie hebt die melkzuur produceert of verrottingsbacteriën die gevaarlijke ziekteverwekkers zoals de lijkengiften putrescine en kadaverine produceren of een schimmel die vitaminen produceert of een die mycotoxinen produceert. ( Zie ook bijlage 5 het verhaal van Dr.ir. Jaap van Bruchem over mestinjectie. ) In november is er een ingezonden brief van dierenarts T.S.A. van den Bosch geplaatst in het weekblad Boerderij waarin een verband wordt gelegd van de beperkte levensduur van Nederlandse melkkoeien en de verminderde groei van Nederlandse kalveren met de hoge kadaverine gehaltes in ruwvoer. (Zie bijlage 4). Ook worden er ernstige problemen gemeld van de bewaarbaarheid van winterpeen als er drijfmest wordt geïnjecteerd voor de teelt, de winterpeen gaat rotten. In de huidige contracten mag er ook geen drijfmest meer worden aangewend ( zie bijlage 6). In het boek: 'De geheimen van een vruchtbare bodem', de Nederlandse vertaling van 'Geheimnisse der fruchtbare Böden' van Erhard Hennig staat op bladzijde 90-91 het verschil uitgelegd tussen verrottingsproces (Anaeroob) en rijpingsproces (aeroob). De volgende vergelijking: Verrottingsproces (anaeroob)
Rijpingsproces (aeroob)
Abiotisch proces Zonder zuurstof
biologisch proces met zuurstof
Erbij betrokken zijn:
Erbij betrokken zijn:
Niet zuurstofminnende anaërobe bacteriën
zuurstofminnende aërobe bacteriën, Schimmels en actinomyceten
Er ontstaat: Ruwe humus, ook wel insectenhumus Genoemd
echte duurzame humus klei-humuscomplex regenwormaarde
vorming van : waterstofsulfide H2S chloorwaterstof koolwaterstof fosforwaterstof ammoniak stikstofverliezen toxinen (gifstoffen) bevorderen ziekten virusgevaar voor vee, anaerobe bacteriën produceren geen vitaminen
spoorelementen, welke opneembaar zijn voor de plant zoals zink, koper, magnesium mangaan, molybdeen en vele andere, nitraat NO3, stikstofbinding tot schimmeleiwitten langzaam stromende stikstofbron antibiotica, remmende stoffen tegen ziekten vernietigen van virussen schimmels produceren vitaminen en enzymen
verrotting leidt tot zinkgebrek:
schimmels produceren rijkelijk
Bij zinkgebrek aantastingen door Virussen
zink; zink is belangrijk voor de opbouw van eiwitten
Verrotting leidt tot aantasting Door schadelijke insecten
Rijping: voorwaarde voor een gezonde bodem, gezonde planten Gezonde dieren, gezonde mensen
Het is algemeen bekend dat als pathogene organismen slecht bestand zijn tegen zonlicht en zuurstof . Als drijfmest via mestinjectie of zodenbemester in de grond wordt gestopt kunnen deze pathogene organismen overleven. In februari 2009 is er een rapport verschenen wat dat onderzocht heeft. Het rapport: 'Percolatie en overleving van escherichia coli O157:H7 en salmonella enterica seovar typhimurium in grond met gecontamineerde koemest of drijfmest' laat zien dat deze bacteriën gemakkelijker overleven en uitspoelen als mest wordt ingewerkt. In het rapport staat het volgende citaat: In Nederland is injectie van vloeibare mest verplicht om reductie van ammoniakemissie te bewerkstelligen. Mestinjectie wordt zowel toegepast op grasland als op akkervelden ( met inbegrip van akkers met groente), ongelukkigerwijs gaat deze praktijk gepaard met relatief hoge risico’s van percolatie en overleving van in de bodem aangebrachte pathogenen. Alle planten werken in principe samen met het bodemleven. Planten brengen suikers via de wortels in de bodem als voeding voor het bodemleven en in ruil daarvoor krijgt de plant vitaminen en mineralen. Deze samenwerking is duidelijk in beeld gebracht door elektronen microscopen en op film te zien. Onder anaërobe omstandigheden wordt dit proces verstoord. Uit bovenstaande blijkt dat men anaërobe verrottingshaarden in de bodem ten alle tijden moet zien te voorkomen. Als mest middels emissie arm uitrijden in de bodem wordt gebracht veroorzaakt dit juist een anaëroob milieu wat vermindering van kwaliteit van planten veroorzaakt. Kwaliteit voedsel Het PBL (Planbureau voor de Leefomgeving) heeft in het rapport, emissiearm bemesten geëvalueerd, geen onderzoek gedaan naar de eventuele gevolgen voor de kwaliteit van het voedsel. Het grote probleem is dat onderzoek naar de samenstelling van voedsel voor vitaminen en mineralen de laatste jaren nauwelijks is gedaan. Het onderzoek dat wel gedaan is behoorlijk verontrustend. Uit verschillende onderzoeken, zoals TNO rapport V 94.173 dietary intake in the Netherlands uit 1995 en het rapport van het voedingscentrum: Richtlijnen gezonde voeding 2007, blijkt dat grote groepen mensen de aanbevolen dagelijkse inname van sommige vitaminen en mineralen niet halen. Dit terwijl het onderzoek van de voedingscentrum gestoeld is op verouderde voedingsgegevens. De meeste onderzoeken naar wat voeding bevat aan mineralen en vitaminen zijn 20 tot 30 jaar terug gedaan. Een kleine verandering in de biologische samenstelling van voeding kan zo grote gevolgen hebben. In 2005 heeft de consumentenbond (CB) onderzoek gedaan naar het verschil tussen biologisch en reguliere groenten. Dit onderzoek is in duplo bij twee onafhankelijke laboratoria uitgevoerd, waarbij een het Rikilt in Wageningen was. Wat daaruit voortkwam, maar niet is gepubliceerd, is dat het gehalte vitamine C van zowel biologisch als reguliere groenten in de loop der jaren fors is gedaald (zie tabel 1). Naast lagere vitamine C blijken de meeste groenten ook geen selenium meer te bevatten en gemiddeld 7 tot 8 % lagere calcium en ijzer gehalten. De meeste van deze waarden zijn overgenomen in het Nederlands Voedingsstoffen (NEVO) bestand 2006, wat betekent dat officieel wordt erkend dat de vitamine C waarde van deze groenten teruggelopen is. Ondertussen staat in de NEVO tabel van 2006 bij meerdere
groenten voor het mineraal selenium hele rare waarden. Zo staat er dat bij onderzoek naar gekookte spruiten in 1990 er nog 10 microgram selenium inzat en in onderzoek in 1996 bij rauwe spruiten is dit nog 3. Zo staan er meerdere groenten in die hoe later in de tijd onderzocht des te minder selenium er inzit. Natuurlijk realiseer ik mij ook wel dat er meerdere oorzaken kunnen zijn van deze problemen, maar het is verontrustend dat men nooit onderzoek heeft gedaan naar de invloed van de kwaliteit van de mest en de manier van uitrijden op bodemkwaliteit, samenstelling bodemleven en kwaliteit van gewassen. Wageningen Universiteit zegt over de veranderde vitamine C gehaltes van groenten dat dit komt omdat de meetmethode in de loop van de tijd beter is geworden. Blijkbaar zijn die meetmethoden zodanig verbetert dat er in sommige groenten helemaal geen vitamine C meer zit. Tabel 1: Vitamine C in milligrammen per 100 g groente (gemiddelde van gewone en biologische groente) Meting CB 2005 Oude meting Verschil Aanvullende opmerkingen NEVO rond 1980 Andijvie 0.1 4.0 ‐97.0% Bloemkool 29.0 80.0 ‐64.0% Broccoli 17.8 110.0 ‐84.0% Champignon 4.4 5.0 ‐12.0% IJsbergsla 0.1 3.0 ‐96.0% Komkommer 0.1 10.0 ‐99.0% Rode paprika 155.4 150.0 +3.6% Sla 0.2 10.0 ‐98.0% Sperzieboon 1.0 5.0 ‐80.0% Spinazie* 0.2 25.0 ‐99.0% Tomaat 14.7 15.0 ‐2.0% 25.0 in 1975 / ‐41% t.o.v. 1975 Ui 6.2 10.0 ‐38.0% Winterpeen 0.1 2.0 ‐95.0% Witlof 0.0 5.0 ‐100.0% * Geldt niet voor diepvriesspinazie Bron: Consumentenbond/ing. P. Blokker Wat precies de gevolgen zijn van deze mineralen en vitaminen tekorten is niet met zekerheid vast te stellen. In zijn boek “Minerals for the Genetic Code”, ISBN-10: 0-911311-85-8, legt Charles Walters een relatie tussen mineralen tekorten , genetische DNA schade, Messenger RNA schade en de aanmaak van lichaamsenzymen om de 80.000 metabolische functies in het lichaam uit te voeren. Door het niet meer, of niet meer in voldoende mate, beschikbaar zijn van bepaalde mineralen kunnen RNA- en DNA moleculen niet meer de codering leveren/ bevatten voor een optimale aanmaak van eiwitten en enzymen. Het mineraal selenium is bijvoorbeeld nodig voor enzymen die nodig zijn in het lichaam om foute cellen te repareren of te doden. Bij gebrek aan deze enzymen, door selenium gebrek, kunnen foute lichaamscellen dus eerder ontsporen en uitgroeien in kankercellen. In Nederland zie je kanker fors toenemen. Het heeft zelfs hart en vaatziekten ingehaald als belangrijkste doodoorzaak. . Voor de aanmaak van insuline zijn de mineralen zink en chroom essentieel. Mist men de mineralen zink en chroom in de voeding dan komt de aanmaak van insuline in het gedrang.
Dit zou een verklaring kunnen zijn waarom Diabetes zo toeneemt bij zowel mensen als dieren. Diabetes neemt met 80000 personen per jaar toe, waarbij ook opvalt dat steeds meer jonge kinderen (en dieren) al diabetes ontwikkelen. Dit kan verklaard worden uit het feit dat bij gebrek aan bepaalde mineralen en vitaminen bepaalde genen uitgezet worden en dit overerfbaar is. Hierdoor zullen kinderen de verschijnselen van de gebreksziekten al op jongere leeftijd en in ernstiger mate vertonen dan de ouders. Onderzoekers van het Leids Universitair Medisch Centrum hebben voor het eerst aangetoond dat gedurende hongersnood mensen een veranderde moleculaire afstemming krijgen van het genetisch materiaal en dat dit nog generaties gevolgen heeft voor de familie van de hongerleider (zie bijlage 7). Ernstige mineralen tekorten kunnen dus leiden tot familiare ziekten. Ook kunnen mineralen tekorten leiden tot overgewicht. Mensen eten niet alleen om zichzelf van energie te voorzien, maar hebben ook bouwstoffen nodig in de vorm van vitaminen en mineralen. Een tekort aan bouwstoffen zorgt ervoor dat het lichaam eerder een hongergevoel afgeeft. Je kan het vergelijken met als je iets wilt bouwen en je bouwmateriaal bij een aannemer besteld. Deze aannemer levert je alleen de stenen en bijna geen cement. Het eerste wat je doet is de aannemer bellen om de gevraagde bouwmaterialen wel te leveren.
Paul Blokker Broerdijk 10 Midwoud
www.natuurlijkvoedsel.nl