VREDESVOORSTEL 2012
Menselijke veiligheid en duurzaamheid: een gedeelde eerbied voor de waardigheid van het leven Door Daisaku Ikeda President van de Soka Gakkai Internationaal 26 januari 2012
Hiertoe aangezet door de zoektocht naar een wereldmaatschappij waarin mensen vreedzaam naast elkaar bestaan, heb ik sinds 1983 elk jaar een vredesvoorstel gepubliceerd ter gelegenheid van 26 januari, de dag waarop de Soka Gakkai Internationaal (SGI) in 1975 is opgericht. Het huidige voorstel is dus het dertigste. Over de hele wereld werken de leden van de SGI – in een beweging voor vrede, educatie en cultuur - vol toewijding aan het creëren van een wereldmaatschappij waarin de waardigheid van ieder persoon duidelijk naar voren komt en waar alle mensen in veiligheid kunnen leven. De spirituele basis voor deze inspanningen is te vinden in de filosofie van het boeddhisme, dat de inherente waarde en waardigheid van het leven respecteert. We worden vooral geïnspireerd door de vurige wens van de tweede president van de Soka Gakkai Josei Toda (1900-58): “Ik wil niet langer zien dat het woord ‘ellende’ gebruikt wordt om de wereld, welk land of welke persoon dan ook te beschrijven.” i Helaas wordt onze planeet nog steeds geteisterd door hevige conflicten en burgerlijke onrust; over de hele wereld worden mensen geconfronteerd met onaanvaardbare bedreigende situaties die een gevaar vormen voor hun leven en hun waardigheid in de vorm van armoede, honger en aantasting van het milieu, terwijl het lijden door schendingen van de mensenrechten en discriminatie nog op grote schaal blijft voorkomen. Verder is daar de zeer pijnlijke aanblik van natuurrampen die mensen in een enkel ogenblik het leven kosten en de basis van hele gemeenschappen ontwrichten en ondermijnen. In de afgelopen jaren heeft een reeks grote natuurrampen plaatsgevonden, van de aardbeving in de Indische Oceaan en de tsunami van 2004 tot de enorme aardbeving in Haïti in 2010, die op een afschuwelijke manier hun tol hebben geëist. Japan werd getroffen door een verwoestende aardbeving en een tsunami in maart van het vorige jaar, terwijl er ook in Nieuw-Zeeland en Turkije aardbevingen waren; Thailand en de Filippijnen hadden te kampen met overstromingen waarbij veel mensen het leven verloren, en Somalië en een groot deel van OostAfrika hadden te lijden onder grote droogte. Ik wil mijn oprechte medeleven uitspreken met iedereen die door deze rampen is getroffen, ervoor bidden dat de overledenen in vrede mogen rusten, en morele steun geven aan diegenen die worstelen met het weer opbouwen van hun leven en hun leefgemeenschap. Verder heeft de Japanse natuurkundige Torahiko Terada (1878-1935), die herhaaldelijk een oproep heeft gedaan om effectievere maatregelen te treffen tegen aardbevingen en tsunami’s, ons op het feit gewezen dat hoe meer vooruitgang de beschaving maakt, des te heviger de impact van de woeste natuurkrachten wordt. De gedeeltelijke meltdown van de kerncentrale in Fukushima tengevolge van de aardbeving en de tsunami in Tohoku op 11 maart 2011 staat hier symbool voor. De daardoor vrijgekomen radioactieve straling verontreinigde een groot gebied en dit bleef niet beperkt tot Japans grondgebied. Een groot aantal mensen moest daardoor hun huis verlaten. Het is niet bekend wanneer ze weer terug mogen gaan en men maakt zich zorgen over de gevolgen voor de gezondheid van kinderen en ook over de uitwerking op voedsel en landbouwproducten.
1
De gevolgen van de combinatie van deze menselijke en natuurramp zijn ongekend. Dit roept vragen op over de afhankelijkheid van kernenergie van de hedendaagse maatschappij en, in bredere zin, over de schaal en het tempo van wetenschappelijke technologische ontwikkelingen.
De visie op menselijke veiligheid De econoom Amartya Sen laat al een tijdje zijn stem horen in zijn waarschuwingen voor de bedreigende situaties die leefgemeenschappen zonder enige waarschuwing te wachten kunnen staan. Zijn ervaring als kleine jongen van de hevige hongersnood die zijn geboorteland Bengalen indertijd heeft getroffen, heeft een belangrijke rol gespeeld in zijn leven en hem ertoe gebracht zijn leven te gaan wijden aan socio-economisch onderzoek; zijn drijfveer was een sterk gevoel van betrokkenheid bij vraagstukken als armoede en ongelijkheid. Hij heeft een oproep gedaan tot het op mondiale schaal bevorderen van methodes voor en een aanpak van ‘menselijke veiligheid’, gericht op het beschermen van het leven, de middelen van bestaan en de waardigheid van mensen. Hij richt zich daarbij in het bijzonder op “de gevaren van een plotseling tekort aan de eerste levensbehoeften”: De onzekerheden die het overleven van de mens of de veiligheid van het dagelijks leven bedreigen, of die de natuurlijke waardigheid van mannen en vrouwen in gevaar brengen, of mensen blootstellen aan de onzekerheid van ziektes en epidemieën, of kwetsbare mensen plotseling in grote armoede storten vanwege een dalende economische markt, dwingen ons ertoe speciale aandacht te schenken aan de gevaren van een plotseling groot tekort aan de eerste levensbehoeften. ii Professor Sen vraagt aandacht voor het feit dat een echt veilige en stabiele maatschappij niet kan worden gerealiseerd zonder het verlichten en, voor zover mogelijk, wegnemen van de oorzaken van de gevaren en onveiligheid voor “de levensbelangrijke kern van alle menselijk leven”. iii Een natuurramp is niet de enige vorm die onvoorziene bedreigende situaties kunnen aannemen: ze kunnen ook voortkomen uit economische crises die een steeds grotere onzekerheid veroorzaken in het leven van mensen en uit een snelle achteruitgang van het milieu tengevolge van de klimaatverandering. Dit kan allemaal invloed hebben op zowel ontwikkelde landen als op ontwikkelingslanden. In het rapport van 2003 van de Commission on Human Security, waarvan professor Sen samen met dr. Sadako Ogata voorzitter was, staat: Als mensen herhaaldelijk crises en onafwendbare rampen meemaken waardoor ze instorten – of dat nu komt door extreme armoede, persoonlijk leed of een faillissement, of schokkende gebeurtenissen of rampen die de hele samenleving treffen – moeten er vanuit het oogpunt van menselijke veiligheid handen zijn die hen opvangen.iv In september van het vorige jaar heeft de president van de Wereldbank Robert Zoellick ervoor gewaarschuwd dat de wereld een nieuwe fase van economisch gevaar is binnengegaan, en er bestaat inderdaad enige zorg dat de kettingreactie van economische crises van het ene land naar het andere zal blijven doorgaan. De wereldeconomie die sinds de financiële crisis van 2008 stagneert, is recentelijk nog getroffen door een steeds groter wordende nationale schuldencrisis in Europa, die in eerste instantie in Griekenland aan het licht kwam. Verleden jaar zomer werd de kredietwaardigheid van de Verenigde Staten op grond van de staatschuld voor de allereerste keer ooit verlaagd. Deze gebeurtenissen hebben met elkaar bijgedragen tot steeds onstabielere financiële markten en een verdere afname van economische activiteit. Volgens een recent rapport van de International Labour Organization (ILO) zijn er over de hele wereld bijna 200 miljoen mensen werkloos.v In veel landen ziet het er steeds dreigender uit voor de leefstandaard van de mensen. De impact van werkloosheid is vooral groot op jongere werknemers die, in sommige landen, vaak wel twee of drie keer zo vaak geen werk hebben als de werknemers in andere leeftijdsgroepen. vi Zelfs als ze werk kunnen vinden, is dat vaak parttime of onregelmatig werk en dus onderbetaald. Een dergelijke onzekerheid wordt een onontkoombaar feit voor jongeren over de hele wereld. In eerdere voorstellen heb ik geprobeerd me te richten op verstorende invloeden binnen de wereldmaatschappij, die resulteerden in een ‘levenskloof’ en een ‘waardigheidskloof’. Hiermee bedoel ik de ontoelaatbare ongelijkheid in de waarden die worden toegekend aan het leven en de waardigheid van mensen, 2
op basis van niets anders dan het milieu waarin ze zijn geboren en de omstandigheden waaronder ze zijn opgegroeid. Naast deze structurele problemen kunnen het leven, de middelen van bestaan en de waardigheid van mensen ook ernstig worden ondermijnd door de “gevaren van een plotseling tekort aan de eerste levensbehoeften”, waaronder die tengevolge van natuurrampen of een economische crisis, en het is dan ook van cruciaal belang dat we dit aanpakken. Dit is het terrein dat ik wil onderzoeken en waarop ik me in dit voorstel wil richten.
De ondraaglijke pijn van een verlies Het ligt in de aard van rampzalige gebeurtenissen dat ze in een enkel ogenblik die dingen vernietigen die het meest dierbaar, noodzakelijk en onvervangbaar zijn in een mensenleven. Niets maakt ons meer van streek dan het verlies van mensen die een wezenlijk deel uitmaken van ons leven – de ouder die ons heeft grootgebracht, de partner met wie we vreugde en verdriet hebben gedeeld, het geliefde kind of kleinkind, de intieme vriend of naaste buur. Het boeddhisme noemt dit het onvermijdelijke lijden door gescheiden te worden van de mensen van wie we houden. De stekende pijn die dit veroorzaakt blijft niemand bespaard. Dit doet me denken aan de volgende episode uit het leven van de Amerikaanse filosoof Ralph Waldo Emerson (1803-82), van wiens werk ik sinds mijn jeugd heb gehouden. In zijn dagboek schreef Emerson over de dood van zijn vijfjarige zoon en gebruikte daarvoor de eenvoudige woorden: “Gisteravond is om kwart over acht aan het leven van mijn kleine Waldo een einde gekomen.” vii Emerson had de gewoonte om al vanaf zijn jeugd een dagboek bij te houden voor filosofische en literaire overpeinzingen. Deze aangrijpende vermelding van dit pijnlijke feit was alles wat hij op dat moment blijkbaar kon opbrengen. Een misschien nog veelzeggender indicatie van de diepe smart van Emerson is te vinden in de daaropvolgende stilte die vier dagen duurde – vier lege bladzijden – en die ten slotte door deze aantekening is doorbroken: De zon ging op aan de ochtendhemel, met al zijn licht, maar het landschap werd geen recht gedaan vanwege dit verlies. Want deze jongen in wiens gedachtenis ik zo vaak zowel heb geslapen als ben ontwaakt, heeft voor mij de morgenster, & de wolken in de avond (…) verfraaid. viii Het boeddhisme heeft de mysteries van leven en dood altijd als een centraal punt gezien. In 1276 schreef Nichiren (1222-82), de grondlegger van de boeddhistische school die de leden van de SGI aanhangen, een brief aan een gelovige vrouw die na de dood van haar echtgenoot ook haar zoon had verloren bij een onvoorziene tragedie. In deze brief beschrijft hij de gevoelens die, in zijn idee, het hart van deze treurende moeder wel moeten vervullen, in de wetenschap dat ze zich wel zal afvragen waarom haar zoon was gestorven en niet zij. “Waarom namen ze u niet in plaats van uw zoon? Waarom lieten ze u in leven, alleen om door een dergelijk verdriet te worden gekweld?”ix Met deze woorden probeert hij zich te verplaatsen in haar lijden. Ik weet zeker dat u het gevoel moet hebben dat u niet zou aarzelen om zelf in het vuur te springen, of uw eigen schedel in te slaan als u daardoor uw zoon weer zou kunnen zien. Als ik mij uw verdriet voorstel, dan houden mijn tranen niet op te stromen. x Rampen brengen vaak leed over grote aantallen mensen door het plotselinge en onaangekondigde verlies van vrienden en familieleden. De maatschappij moet in haar geheel bereid zijn om de langdurige ondersteuning te geven die in dergelijke gevallen van essentieel belang is. De tragiek is dat rampen ook kunnen leiden tot de verwoesting van de huizen die de basis vormden voor het dagelijks leven van mensen, en tot het uiteenrukken van de sociale banden. Een huis is zoveel meer dan alleen een plaats waar de processen van het leven zich afspelen; het is doordrongen van de geschiedenis van een familie, van de emoties en gevoelens van het dagelijks leven. Het heeft een speciaal soort tijd in zich dat het
3
verleden met het heden verbindt en het heden met de toekomst; het verlies ervan rukt de geschiedenis van ons leven uiteen. Verder zien we, wanneer hele gemeenschappen vernietigd worden zoals in het geval van de tsunami die optrad na de enorme aardbeving die Japan verleden jaar maart heeft getroffen, dat ook de band met andere mensen en met de plaats waar ze wonen, direct wordt afgesneden. De intensiteit van dit verlies neemt toe naarmate onze genegenheid voor en gehechtheid aan deze gemeenschap groter is. Zelfs wanneer mensen een nieuwe plaats kunnen vinden om te wonen, worden ze gedwongen om hun leven aan te passen aan een nieuwe omgeving, vaak zonder de steun van de menselijke banden en relaties die ze door de jaren heen hebben opgebouwd. Bij de gedachte aan de ondraaglijke pijn die evacués lijden, schieten mij de woorden van de Franse schrijver Antoine de Saint-Exupéry (1900-44) te binnen: Want niets kan in feite die metgezel vervangen. Oude vrienden kun je niet zomaar in het leven roepen. Niets weegt op tegen de schat van gezamenlijke herinneringen, van beproevingen die je samen hebt doorstaan, van ruzies en verzoeningen en diepe emoties. Het is een ijdele gedachte dat je na het planten van een eikel in de ochtend, diezelfde middag nog in de schaduw van de eik kunt zitten. xi Het gevoel dat hij hier beschrijft van de kostbare vriendschapsbanden en het verdriet dat het verlies daarvan veroorzaakt, gaat volgens mij evenzeer op voor het verlies van iemands vertrouwde huis, woonplaats of gemeenschap. Dit is een realiteit die we altijd in gedachte moeten houden. Op eenzelfde manier neemt de plotselinge verwoesting van een werkplek mensen hun middelen van bestaan af en daarmee het gevoel van zingeving en waardigheid die zoveel mensen aan hun werk ontlenen. Op het moment voer ik een dialoog met professor Stuart Rees van de Sydney Peace Foundation in Australië over het thema vrede met rechtvaardigheid. Een aspect van dit thema is het probleem van werkloosheid en de onacceptabele dreiging die dit vormt voor de menselijke waardigheid. Professor Rees heeft geschreven: [Werkloze] mensen wordt het diepe menselijke gevoel van eigenwaarde onthouden dat ze aan hun werk ontlenen; ofwel in de zin van voorzien in je eigen onderhoud, de voldoening hebben iets te presteren, dan wel door een bijdrage te leveren aan de maatschappij. xii De wereldwijd vermaarde immunoloog Tomio Tada (1943-2010), die op de leeftijd van zevenenzestig jaar een beroerte kreeg die hem ernstig verzwakte, beschreef later de schok die hij kreeg toen hij zich realiseerde dat hij het werk waarmee hij bezig was, moest opgeven. Vanaf die dag is alles veranderd: mijn leven, mijn levensdoel, mijn vreugdes, mijn verdriet – alles was anders dan daarvoor.xiii Toen ik hierover nadacht werd ik overweldigd door een ondraaglijk gevoel van verlies, dat ongenadig aan mij knaagde. Ik moest alles laten vallen.xiv Werk en het hebben van werk dienen als een soort bewijs dat iemand nodig is in de maatschappij. Zelfs al levert het geen bijzondere erkenning op of roem, werk kan een bron van vervulling en trots zijn, het resultaat van gestadig doorgaan in de rol die wij en wij alleen kunnen vervullen. Voor mensen die hun huis en bezittingen zijn kwijtgeraakt bij een ramp en die te maken hebben met de spanningen van een leven als evacué, betekent het verlies van werk niet alleen het afsnijden van de economische levenslijn, maar dit kan de spirituele basis die nodig is om verder te kunnen gaan, nog meer ondermijnen. Daarom geloof ik dat we met ons allen de verantwoordelijkheid hebben om mensen te helpen bij het weer opbouwen van hun leven, ze de kans te geven weer een gevoel van hoop te krijgen, en vooral diegenen die gedwongen waren van woonplaats of werkplek te veranderen, de kans te geven een nieuwe plek te vinden waar ze zich weer thuis kunnen voelen.
4
De lessen van de geschiedenis Wat doen we om tragedies te beperken, of die nu voortkomen uit natuurrampen of uit het geheel van mondiale problemen? We moeten duidelijk aan nieuwe invalshoeken en concrete antwoorden werken, willen we voorkomen dat de omvang van het lijden steeds verder toeneemt en erop toezien dat het woord ‘ellende’ niet langer gebruikt wordt om de wereld te beschrijven. Hier zijn, denk ik, de woorden van Arnold J. Toynbee (1889-1975), een van de grote historici van de twintigste eeuw, op hun plaats: “Onze ervaring in het verleden werpt voor ons het enige licht op de toekomst dat voor ons begrijpelijk is.”xv Dit jaar is het veertig jaar geleden dat ik dr. Toynbee op zijn uitnodiging thuis in Londen heb bezocht, waar we een uitgebreide dialoog hebben gevoerd. Een thema waarnaar hij steeds weer terugkeerde, zowel in onze gesprekken als in zijn geschriften, betrof de “lessen van de geschiedenis”. Een essentieel punt in dr. Toynbees visie op de geschiedenis is wat hij beschreef als “de filosofische gelijktijdigheid van alle beschavingen”. xvi Zijn gedachten op dit punt waren in belangrijke mate gevormd door een ervaring kort na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, toen hij een lezing gaf over het verslag van Thucydides over de Peloponnesische Oorlog in de vijfde eeuw v.Chr. Toynbee beschrijft dit als volgt: Ik realiseerde me plotseling dat de ervaringen die we net hadden meegemaakt, leken op die van Thucydides aan het begin van de Peloponnesische Oorlog. Ik had het gevoel dat de drieëntwintig eeuwen die hem van ons scheidden eigenlijk onbelangrijk waren. Zijn totale ervaring lag in onze toekomst. xvii Met dit scherpzinnige inzicht kon Toynbee lessen trekken uit de eeuwen menselijke geschiedenis die direct betrekking hebben op de gebreken van onze huidige wereld. In het gepubliceerde verslag van onze dialoog zegt hij: “Wij moeten niet defaitistisch, passief of terughoudend zijn in onze reactie op het huidige kwaad dat het voortbestaan van de mens bedreigt.” xviii Ik zal nooit vergeten hoeveel indruk deze woorden op mij hebben gemaakt. Op dezelfde manier is hier, naar mijn gevoel, een verwijzing naar de verhandeling ‘Over het vestigen van de correcte leer voor vrede in het land’ (Japans Rissho ankoku ron), geschreven door Nichiren, relevant als raamwerk voor een zienswijze op huidige toestanden. Nichiren richtte deze verhandeling aan Hojo Tokiyori (1227-63) die in 1260 het hoogste politieke gezag uitoefende binnen het Kamakura-shogunaat. Het werk begint met deze weeklacht: Er zijn de laatste jaren ongewone verschijnselen aan de hemel waargenomen en vreemde gebeurtenissen op de aarde; er heersen hongersnood en epidemieën die elke uithoek van het rijk bedreigen en zich door het hele land verspreiden. Er liggen dode ossen en paarden in de straten en de hoofdwegen liggen bezaaid met het gebeente van hen die gestorven zijn. xix En het was inderdaad zo dat het land Japan van zijn tijd getroffen was door een reeks rampen die het leven hadden geëist van grote aantallen mensen, wat leidde tot een onvoorstelbare ellende. Nichiren voelde zich gedreven om dit werk op papier te zetten, vanuit een onbedwingbare behoefte om een manier te vinden voor het verlichten van het lijden van de mensen.
De rol van de staat Wanneer ik deze tekst opnieuw lees in het licht van de huidige toestand in de wereld en de noodzakelijkheid van menselijke veiligheid, lijken drie aspecten mij bijzonder belangrijk toe. Het eerste is het filosofische standpunt dat de staat de hoogste prioriteit moet toekennen aan het welzijn en de veiligheid van gewone mensen. De ideeën die hij in ‘Over het vestigen’ heeft uiteengezet, vormen de kern van de boeddhistische filosofie van Nichiren, wat blijkt uit het feit dat hij gedurende zijn leven de tekst steeds opnieuw heeft overgeschreven. Wanneer we de nog bestaande teksten bekijken die in Nichirens eigen hand zijn geschreven, komt er een belangrijk feit aan het licht. Naast de standaard Chinese karakters voor ‘land’ of ‘natie’, die uit een omlijnd
5
vierkant bestaan – wat duidt op muren of grenzen - waarbinnen ofwel het symbool voor koning of voor een wapen staat, gebruikt Nichiren een karakter waarin het symbool voor gewone mensen wordt omsloten door de grenzen of muren eromheen. In de meeste gevallen gebruikt hij dit karakter, dat staat voor de idee dat het de mensen en hun leven en niet politiek gezag of militaire macht zijn die de basis van de staat vormen. Men zou kunnen zeggen dat de filosofie van Nichiren in deze keus en het gebruik van Chinese karakters is gecomprimeerd. Bij een andere gelegenheid schreef hij dat degenen die aan de macht zijn “de handen en voeten van de mensen” moeten zijn.xx Dat wil zeggen dat zij de belangen van het gewone volk moeten dienen en hun middelen van bestaan en geluk moeten beschermen. Door het schrijven en aanbieden van ‘Over het vestigen’ aan de feitelijke politieke leider van zijn tijd zocht Nichiren een manier om zijn beklag te doen bij deze leider; hij deed dit op grond van zijn overtuiging dat een correct begrip van de boeddhistische filosofie de duisternis en verwarring kon verdrijven waarin de maatschappij zich bevond. Dit was ongetwijfeld een bijzonder riskante onderneming en Nichiren werd dan ook het slachtoffer van twee verbanningen en talloze aanslagen op zijn leven, ook al had hij geen wereldse misdaad begaan. Zo’n 750 jaar nadat deze tekst is geschreven is hij nog steeds opvallend relevant, vooral wat betreft de zorgen om de menselijke veiligheid die nu zoveel aandacht vragen. Dit is misschien een geschikt moment om het rapport van de Commission on Human Security opnieuw aan te halen: De staat blijft de belangrijkste verschaffer van veiligheid. Toch schiet hij vaak tekort in het nakomen van de verplichtingen tot veiligheid – en is soms zelfs een oorzaak van een bedreiging van die veiligheid geworden voor zijn eigen volk. Daarom moeten we de aandacht nu gaan verschuiven van de veiligheid van de staat naar de veiligheid van de mensen – naar menselijke veiligheid. xxi In dit opzicht moeten we ons afvragen wat het doel is van het bestaan van een staat, hoe succesvol misschien ook op economisch of militair gebied, als die staat nalaat inspanningen te leveren voor het verlichten van het lijden van zijn burgers en hun streven naar een leven vol waardigheid niet steunt. Rampen en crises brengen de breuklijnen in een maatschappij aan de oppervlakte, die anders waarschijnlijk verborgen blijven. Ze brengen de specifieke kwetsbaarheden aan het licht van bejaarden, vrouwen, kinderen, mensen met een handicap en van mensen die door economische ongelijkheid aan de zelfkant van de maatschappij zijn beland. Dit was zeker het geval in de nasleep van de aardbeving die Japan verleden jaar in maart heeft getroffen. Als we bedenken hoe zwaar het lijden op alle mensen in de getroffen gebieden heeft gedrukt, maar nog wel het meest op deze kwetsbare bevolkingsgroepen, kunnen we niet anders dan wanhoop voelen bij de bijzonder trage politieke respons.
Onze onderlinge verbondenheid zien Het tweede aspect van Nichirens verhandeling dat ik graag wil beschouwen is zijn oproep tot het vestigen van een wereldvisie die is geworteld in een essentieel gevoel van onderlinge verbondenheid. Ik wil hier een belangrijke passage aanhalen: “Als u ook maar iets geeft om uw persoonlijke veiligheid, zou u in de eerste plaats moeten bidden voor orde en rust in alle vier windstreken van het land, nietwaar?” xxii Op deze manier geeft hij uitdrukking aan de idee dat we, net zoals we afgezonderd van de rest van de wereld geen geluk en veiligheid kunnen ervaren – we zelf wel geluk en veiligheid ervaren ook al lijden anderen onder het gemis daarvan – ook geen leven kunnen leiden waarin we zijn afgeschermd van de ellende en gevaren die anderen kwellen. Het probleem van een klimaatverandering laat zien dat dit, in een wereld waarin men steeds afhankelijker van elkaar wordt, nu slechts een plaatselijke al is het een grimmige impact lijkt te hebben, maar in feite een potentieel gevaar kan vormen op mondiale schaal. Zo kunnen die bedreigende situaties waarvan de gevolgen nu misschien betrekkelijk klein lijken, voor toekomstige generaties, als er niets aan wordt gedaan, uitgroeien tot problemen die zeer hardnekkig en ernstig zijn. Het belang om rekening te houden met de tijdelijke en ruimtelijke dimensies van bedreigende situaties werd aangehaald in een rapport dat in 2010 door de secretaris-generaal van de VN Ban Ki-moon is voorgelegd aan de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties:
6
Door te begrijpen hoe een bepaald samenspel van bedreigende situaties voor individuen en gemeenschappen zich laat vertalen in een bredere inbreuk op de veiligheid binnen een staat en tussen staten, probeert de menselijke veiligheid het plaatsvinden van toekomstige bedreigende situaties te voorkomen en te beperken.xxiii Hierin ligt het belang van de boeddhistische visie dat, als er geen vrede en veiligheid in “de vier windstreken van het land” – de maatschappij in haar geheel – is, onze individuele of persoonlijke veiligheid slechts een illusie zal blijken te zijn. Deze gedachte is geworteld in de boeddhistische leerstelling van ‘afhankelijke oorsprong’ (diepe of reële onderlinge afhankelijkheid). De woorden van de Spaanse filosoof José Ortega y Gasset (1883-1955) waarnaar ik in deze voorstellen talloze keren heb verwezen, “Ik ben mijzelf plus mijn omstandigheden, en als ik die niet veiligstel kan ik mijzelf niet veiligstellen”, richten zich op hetzelfde punt als zijn aansporing om “de verschijnselen (…) veilig te stellen; dat wil zeggen, te kijken naar de betekenis van wat om ons heen is.” xxiv Steeds wanneer zich een tragedie voordoet, reageren mensen in de hele wereld op een karakteristieke manier met serieuze uitingen van bezorgdheid en materiële steun. Dergelijke blijken van empathie en solidariteit zijn een onnoemelijke bron van moed, een helder licht van hoop voor de slachtoffers van de ramp. Van Nichiren zijn ook de volgende woorden opgetekend: “De diverse soorten van lijden die alle levende wezens doormaken – dit zijn allemaal de eigen soorten van lijden van Nichiren.” xxv En in ‘Over het vestigen’ beschrijft hij een manier van leven waarin we de pijn van anderen lichamelijk voelen en ons onvermoeibaar inzetten om die pijn te verlichten. Terwijl Nichiren spreekt over ‘de vier windstreken van het land’ en ‘het volk’ reikt zijn bezorgdheid, qua ruimte en tijd, erg ver. Dit is te zien in zijn herhaaldelijke gebruik van woorden als ‘Jambudvipa’ (een woord uit de traditionele boeddhistische kosmologie, dat de ‘hele wereld’ betekent) en zijn verwijzingen naar ‘de grenzeloze toekomst’. Tegenwoordig kunnen we deze twee grootheden misschien zien als de beslissing om, als zich een tragedie voordoet, deze niet te negeren en te voorkomen dat de negatieve blijvende effecten van deze tijd op toekomstige generaties neerkomen. De eerste kan men ook zien als het besef van onze verantwoordelijkheden als wereldburgers en de tweede als een betrokkenheid bij duurzaamheid. Als mensen delen we met elkaar deze ene planeet, die we uiteindelijk zullen doorgeven aan onze kinderen. Een helder en dynamisch besef van de volledige dimensies van de onderlinge verbondenheid in het leven moet de basis vormen voor al onze acties.
Zich richten op het mondig maken van mensen Het derde punt van Nichirens verhandeling dat ik zou willen aanhalen, is zijn focus op wat we in deze tijd het mondig maken van mensen zouden noemen, en in het bijzonder zijn inzicht dat dit het sterkst wordt gerealiseerd als we door middel van de dialoog, van een gedeeld besef van en gedeelde zorg om een moeilijke situatie komen tot een gezamenlijke plechtige verklaring of gelofte om ervoor te zorgen dat deze situatie wordt opgelost. Zoals veel boeddhistische teksten of geschriften is ‘Over het vestigen’ geschreven in de vorm van een dialoog, een uitwisseling van vragen en antwoorden, in dit geval tussen een bezoeker, die staat voor het wereldse gezag, en een gastheer die staat voor de visies van het boeddhisme. Aan het begin van de tekst stopt een reiziger bij de woning van de gastheer, waar ze hun diepe zorg uitspreken over de onafgebroken reeks rampen die het land heeft getroffen. Door hun zorg met elkaar te delen en de beslissing te nemen om de situatie op de een of andere manier onder controle te krijgen, kunnen ze verder kijken dan de verschillen die hun respectieve posities met zich meebrengen en de dialoog beginnen. In de loop van de dialoog geven de gastheer en de gast beiden hun visie op basis van hun serieuze overtuiging. De gastheer, die reageert op de woede en verwarring die de gast bij sommige punten laat zien, geeft strikte uitleg en neemt iedere twijfel weg. Door deze belangrijke ontmoeting en de persoonlijke confrontatie raakt de gast ten slotte volledig overtuigd van de correctheid van hetgeen de gastheer naar voren brengt. Hij geeft uiting aan de gezamenlijke gelofte die is voortgekomen uit de zorg die ze aan het begin beiden uitspraken: “Maar het is niet voldoende dat alleen ik uw woorden aanvaard en erop vertrouw – we moeten ervoor zorgen dat ook anderen gewaarschuwd worden voor hun dwalingen.” xxvi
7
De conclusie die door dit proces van een dialoog uiteindelijk is bereikt, is een krachtige erkenning van de noodzaak te geloven in de grenzeloze mogelijkheden van de individuele mens – de boodschap van de Lotus Soetra die de essentie van de boeddhistische leerstellingen vormt. Het is het geloof in de vooronderstelling dat alle mensen een oneindig potentieel bezitten, de capaciteit om hun unieke en wezenlijke waardigheid te laten zien. Als men zich van deze waardigheid bewust wordt, dan kan dit de vlam van hoop doen ontsteken in een persoon die door diep lijden wordt gekweld. Die persoon kan dan op zijn beurt een ander weer hoop geven, en de daaruit voortkomende impuls tot menselijke vernieuwing heeft de kracht om de duistere verwarring te verdrijven waarin de maatschappij is gehuld. In de woorden van de Commission on Human Security klinken opnieuw de ideeën uit deze oude tekst door. Menselijke veiligheid moet bijvoorbeeld “berusten op de kracht en idealen van mensen”; xxvii een belangrijke factor is “Het vermogen van mensen om voor zichzelf op te komen – en voor anderen”. xxviii De belangrijkste vraag bij iedere menselijke actie voor veiligheid moet niet zijn: Wat kunnen we doen? Het moet zijn: Hoe berust deze actie op de inspanningen en capaciteiten van de direct betrokkenen? xxix In zijn beschrijving van de chaos en de verwarring van zijn tijd betreurde Nichiren het feit dat de mensen niet langer mondig waren. Herhaalde calamiteiten hadden hun tol geëist van het moreel van de mensen, en velen leken werkelijk de zin om te leven te zijn kwijtgeraakt. Verder was de heersende geest in de maatschappij zodanig dat mensen werden aangemoedigd de confronterende werkelijkheid te ontlopen en alleen in de wereld van hun innerlijke leven rust te zoeken. Nichiren zag leerstellingen die aanmoedigen tot berusting of escapisme als de weg naar verlossing als dat ‘ene kwaad’ dat de blik van mensen vertroebelt, ze blind maakt voor het grenzeloze potentieel dat ze in feite bezitten. Voor Nichiren is het enige wat de impasse kan doorbreken waarin de maatschappij zich bevindt, het geloof van mensen in elkaars mogelijkheden en er samen aan te werken die capaciteiten naar buiten te brengen. Dit doet me denken aan een belangrijk voorval waarover de Oostenrijkse filosoof Ivan Illich (1926-2002) vertelde: hij drong eropaan dat we nooit bang moeten zijn een “kaars in de duisternis” te zijn. xxx Hij beschrijft zijn vriendschap met een katholieke bisschop, Hélder Câmara (1909-99), die streed tegen de onmenselijke wreedheden van de Braziliaanse militaire junta aan het begin van de jaren 60 van de twintigste eeuw. Câmara probeerde een dialoog aan te gaan met een generaal die later bekend zou staan als een van de wreedste folteraars van Brazilië. Dit liep uit op een mislukking en na het vertrek van de generaal verviel Câmara in een lang stilzwijgen. Ten slotte wendde hij zich tot Illich en zei: Je moet nooit opgeven. Zolang iemand in leven is, is er ergens onder de as nog een klein beetje vuur overgebleven, en alles wat wij moeten doen is (…). Je moet blazen (…) voorzichtig, heel voorzichtig blazen (…) en blazen (…) je ziet het als het opvlamt. Je moet je geen zorgen maken of het opnieuw gaat branden of niet. Alles wat je moet doen is blazen.xxxi In bepaalde zin staan Câmara’s woorden “Je moet nooit opgeven” voor zijn poging zijn eigen vastberadenheid terug te krijgen; tegelijkertijd weerklinkt in zijn woorden het belang van het met heel je hart aanmoediging geven aan diegenen die aan de rand van de afgrond van wanhoop staan. De spirit van empowerment is te vinden in de actie om voorzichtig het “kleine beetje overgebleven vuur” aan te wakkeren in het menselijk hart van zowel degenen die ons steunen als degenen die ons tegenwerken. Ik denk dat deze geduldige overtuiging en deze inspanning de drijfveer waren voor de strijd voor de mensenrechten van Mahatma Gandhi (1869-1948) en dr. Martin Luther King jr. (1929-68), en ook van die mensen die de volksopstanden hebben geleid in Oost-Europa, waardoor er een einde kwam aan de Koude Oorlog en, recentelijk, van de beweging voor democratie die algemeen de ‘Arabische lente’ wordt genoemd. Tijdens de donkere jaren van confrontatie in de Koude Oorlog heb ik communistische landen bezocht, zoals de USSR en China, ter bevordering van uitwisselingen die tot doel hadden de spanning te verminderen en onderling begrip te kweken. Ik heb er ook naar gestreefd om een dialoog aan te gaan met politieke en intellectuele leiders uit verschillende culturen en religies in de wereld. Deze inspanningen om vriendschap op te bouwen over de grenzen heen, waren ingegeven door de overtuiging dat de enige blijvende basis voor het opbouwen van een wereldmaatschappij waarin men vreedzaam naast elkaar leeft, ligt in de grondige 8
verandering in het hart van elk individueel persoon. Dit kan alleen worden bereikt door het soort dialoog en interactie die ieder van ons tot in het diepst van ons wezen raken.
Het terugwinnen van het hart Van de drie punten uit Nichirens verhandeling die ik heb besproken denk ik dat dit laatste, het mondig maken van mensen, vooral belangrijk is voor het herstellen van het gevoel van een mentale balans en gezondheid, ‘het terugwinnen van het hart’. Een dergelijke herwinning van de mentale en spirituele balans is een van de moeilijkste en meest tijdrovende uitdagingen waarvoor we ons geplaatst zien. Hiervoor heb ik al verwezen naar de bewering van de Commission on Human Security dat menselijke veiligheid moet “berusten op de kracht en de idealen van mensen”. Deze uitdaging is moeilijk, zo niet onmogelijk, voor individuen die daar in hun eentje het initiatief in willen nemen, laat staan dat ze kunnen volhouden tot op het punt waarop iemands hele leven wordt verlicht door de vlam van hoop. Daarom hebben mensen, in figuurlijke zin, de veiligheidstouwen nodig van onderlinge banden van hart tot hart en de rotshaken van aanmoediging, willen ze hun beklimming van de steile rotsen van het leven vervolgen. Dit wordt geïllustreerd door het leven van drie historische figuren die ik eerder heb genoemd, Emerson, SaintExupéry en Tada. Emersons leven werd niet alleen gekenmerkt door het tragische verlies van zijn zoon, maar ook door de eerdere dood van zijn eerste vrouw en twee van zijn broers en zussen. Later kon hij hierbij overwegen dat het verlies van zo velen het “aspect van een gids of een schutsengel” xxxii was gaan aannemen, waardoor hij de impuls kreeg positieve veranderingen aan te brengen in zijn manier van leven. Zo zou Saint-Exupéry later schrijven: “Wat iemand redt is het nemen van een stap. En dan nog een stap. Het is altijd dezelfde stap, maar je moet die nemen (…). Alleen het onbekende boezemt mensen angst in. Maar als men eenmaal het onbekende tegemoet is getreden, wordt die angst het bekende.” xxxiii De immunoloog Tomio Tada kon zich uiteindelijk weer aan het schrijven wijden en schreef, in navolging van Dante’s Divina Commedia, de volgende woorden: “Als ik me in een helse toestand bevind, laat me dan mijn Inferno schrijven.” Hij zei ook: “Ik weet niet wat me te wachten staat, maar ik weet wel dat het het bewijs zal leveren dat ik heb geleefd.” xxxiv Op deze manier kon hij de zin van het leven weer zien. Aan elk van deze aangrijpende gebeurtenissen die beschrijven hoe zij er na een tragedie weer bovenop kwamen, lagen ongetwijfeld de steun en hulp van anderen ten grondslag. Toen de filosoof William James (1842-1910) onderzoek deed De parabel van de gifpijl naar de overlevenden van de aardbeving die San Francisco in 1906 Op een dag stelde een nieuwe volgeling van verwoestte, viel hem op dat wanneer mensen hun ervaring met de Boeddha hem een reeks metafysische vragen. De Boeddha gaf antwoord in de vorm anderen konden delen, er een waarneembaar verschil was in hun van een parabel over een man die was gevoel van lijden en verlies. Zelfs als zo’n gedeelde ervaring er niet neergeschoten met een gifpijl. Hoewel de direct toe leidt dat ze verder kunnen gaan, dan kan dit mensen die vrienden en verwanten van de man diep gebukt gaan onder pijnlijke omstandigheden toch probeerden een arts te vinden die hem kon genezen, weigerde de man de pijl uit zijn aanmoedigen om naar de toekomst te kijken. lichaam te laten trekken totdat hij wist wie de Hiertoe moeten we leren luisteren naar de woorden die uit het pijl had afgeschoten, zijn kaste, naam, lengte, binnenste van een ander naar boven komen, om toe te laten dat waar hij vandaan kwam, wat voor soort boog we in ons hart huiveren bij het leed van anderen en geduldig onze hij had gebruikt, waar die van gemaakt was, wie de veren in de pijl had gestoken en wat levensadem blazen over het kleine gloeiende kooltje dat in het dat voor veren waren. Voordat er een hart van een ander verborgen ligt. antwoord op al die vragen kon worden De Duitse filosoof Karl Jaspers (1883-1969) merkte op dat de gegeven, was de man overleden. De Boeddha gebruikte deze parabel om te laten zien hoe grote hoeveelheid leerstellingen die Shakyamuni heeft nagelaten – zinloos het is zich geheel in beslag te laten de soetra’s die bekend staan als het pakhuis van 80.000 nemen door abstracte speculaties. leerstellingen – grotendeels bestaat uit de opgetekende woorden die hij heeft gesproken tot individuele personen en kleine groepen. Want Shakyamuni geloofde dat “spreken tot allen, spreken tot elke individuele persoon betekende”. xxxv Zijn leerstellingen werden dus uiteengezet in antwoord op the specifieke zorgen en vormen van lijden van individuele personen. Door anderen ‘vriend’ te noemen, streefde Shakyamuni ernaar om hun hart en hun gedachten te raken, de wezenlijke aard van hun lijden duidelijk te maken en ze te helpen zich bewust te worden van de manier om dit te 9
overwinnen. Zoals uit de parabel van de man die door een giftige pijl wordt neergeschoten blijkt, verliest de wijsheid van het boeddhisme zich niet in metafysische begrippen of abstracte filosofische debatten. In plaats daarvan stroomt zij overvloedig vanuit een diep verlangen het lijden te verlichten van ieder uniek persoon. Dit zien we ook terug in Nichirens leerstellingen. In de brieven die hij schreef aan zijn volgelingen, koestert hij elk van hen en betreurt hun problemen alsof het zijn eigen problemen zijn. Zijn woorden spreken ons nu ook nog aan en geven ons belangrijke richtlijnen voor het leven, juist omdat ze de kristallisatie zijn van zijn compassievolle gebed en beslissing om zijn volgelingen te helpen hun leven te leiden zonder zich door dergelijke beproevingen te laten verslaan.
Met de mensen Vandaag de dag gaan de leden van de SGI in de hele wereld door met het werk van het smeden van banden van hart tot hart met hun medeburgers en dat doen ze door het voeren van een-op-een-dialogen, waardoor ze netwerken van onderlinge aanmoediging creëren. In tijden van nood, zoals bij natuurrampen, hebben we onze gebouwen en materialen beschikbaar gesteld aan evacués, hebben we hulpgoederen vervoerd en uitgedeeld, assistentie verleend bij schoonmaakwerkzaamheden en waren we betrokken bij allerlei andere hulpacties. Individuele leden zijn hun buren blijven steunen en aanmoedigen, zelfs wanneer ze zelf gebukt gingen onder de gevolgen van deze rampen. Dergelijke activiteiten zijn een spontane uitdrukking van zorgzaamheid en het onbedwingbare verlangen te helpen. Ze vormen een natuurlijke uitbreiding van de religieuze activiteiten van alledag die zijn gebaseerd op het met elkaar delen van vreugde en verdriet, en de grote toewijding aan het soort geluk dat we alleen ervaren als we dat zelf met anderen delen. Tijdens het jaarlijkse overleg van het Bureau van de United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) met ngo’s in Genève in juni 2011 was een sessie gewijd aan de rol van op religie gebaseerde organisaties (faithbased organizations of FBO’s). Dit geeft aan dat de aandacht steeds meer wordt gericht op de bijdrage van FBO’s aan de hulpverlening aan mensen die het slachtoffer zijn geworden van de dreigende situaties die nu in de maatschappij ontstaan. Op basis van zijn beleving van de aardbeving en tsunami in Japan sprak De schattoren een vertegenwoordiger van de SGI de vergadering als volgt toe: “Zelfs In de Lotus Soetra, het geschrift dat in in een onoverzichtelijke en onveilige omgeving is het de mondigheid de Nichiren-traditie wordt gezien als de van de overlevende slachtoffers die humanitaire hulp effectief en hoogste, meest volledige leer van duurzaam doet zijn door hun zelfredzaamheid en hun medewerking, Shakyamuni, wordt het beeld van een enorme met juwelen bedekte en FBO’s bevinden zich in de sterke positie dat ze op deze manier schattoren gebruikt om de schoonheid, kunnen bijdragen.”xxxvi waardigheid en kostbaarheid van het Als voorbeeld van dit soort mondigheid komt mij een voorval in leven aan te geven. De schattoren verschijnt in het 11e herinnering dat dr. Martin Luther King jr. heeft beschreven, n.l. dat hoofdstuk van de Lotus Soetra. Er met een oudere dame die deelnam aan de Montgomery Bus Boycott verrijst een onmetelijk grote toren (1955-56) en weigerde mee te rijden in een bus met gescheiden vanuit de aarde, die midden in de lucht gedeeltes voor blank en zwart. Een man in een auto die de boycot ook blijft zweven. De toren is versierd met zeven soorten schatten: goud, zilver, steunde, stopte naast haar en bood aan dat ze met hem mee kon lapis lazuli, zeeschelpen, agaat, rijden. Maar ze weigerde met de woorden: “Ik loop niet voor mezelf. Ik paarlemoer en kornalijn. Deze schatten loop voor mijn kinderen en kleinkinderen.” xxxvii komen overeen met allerlei aspecten In de nasleep van rampen zijn er talloze mensen die, ook al zijn ze van het menselijk vermogen om naar zelfvervolmaking te streven. zelf fysiek en emotioneel gekwetst, ertoe worden gedreven actie te ondernemen uit het verlangen te doen wat ze kunnen om vrienden, dierbaren en mensen in nood te helpen. Het boeddhisme leert ons dat, wat onze persoonlijke omstandigheden ook mogen zijn, we altijd een mogelijkheid kunnen vinden om anderen te helpen; het verzekert ons ook dat mensen die het meest hebben geleden het recht hebben op het grootste geluk. In de boeddhistische geschriften staat: “De schattorens zijn niets anders dan alle levende wezens.” xxxviii Dit betekent dat de schitterende schattoren met een kosmische omvang, die beschreven staat in de Lotus Soetra, niets anders is dan het oorspronkelijke wezen van elke individuele mens. Iemand die zich bewust is geworden van deze fundamentele waardigheid verkrijgt hiermee een onverwoestbare gemoedstoestand. Dit is een gevoel 10
van waardigheid dat niet kan worden ondermijnd door wat voor dreiging of beproeving ook. Zoals in de soetra’s staat “kan een razende olifant alleen uw lichaam doden; hij kan uw geest niet kapotmaken”. xxxix Naarmate steeds meer mensen deze overtuiging gaan krijgen, ze een helpende hand bieden aan diegenen die in ellende gedompeld zijn en samen de eerste stappen zetten in het proces van herstel, komen er talloze schattorens naar boven die de wederopbouw van de gemeenschap in volle beweging zetten. Binnen de SGI vormt dit principe het hart van onze overtuiging en is de basis voor onze activiteiten. Zoals we na de rampen van de afgelopen jaren hebben gezien, zijn er in de hele wereld veel voorbeelden te vinden van netwerken van onderlinge steun in de gemeenschap, en van vrijwillige activiteiten, waarbij individuele personen betrokken zijn vanuit alle lagen van de maatschappij, die plotseling verschijnen als de plaatselijke autoriteiten overbelast zijn. Ik denk dat deze zelfde impuls ten grondslag ligt aan de stroom van hulp en bemoediging die door mensen uit andere landen wordt gegeven. De acties van mensen ten tijde van een ramp geven aan hoe belangrijk een voortdurende hartverwarmende ondersteuning is naast het aankweken van een houding van hulp geven aan elkaar. Dit is de beste manier om ervoor te zorgen dat gemeenschappen een beter antwoord kunnen bieden op de “gevaren van een plotseling tekort aan de eerste levensbehoeften”. Dr. Wangari Maathai (1940-2011), de winnares van de Nobelprijs voor de vrede, die vorig jaar is overleden, heeft in Kenia en andere delen van Afrika de Green Belt Movement opgezet als een middel om mensen mondiger te maken wanneer ze geconfronteerd worden met Green Belt Movement de dreiging van milieubederf. Deze beweging heeft De Green Belt Movement is een organisatie in de herhaaldelijk te maken gehad met tegenwerking en burgermaatschappij die in 1977 is opgericht door dr. pesterijen, waarbij veel van de pas geplante bomen werden Wangari Maathai. Ze was actief in de National beschadigd en vernietigd. “Toch hebben de bomen het, net Council of Women in Kenia en introduceerde de idee van een boomplantprogramma voor gewone als wij, overleefd”, schreef dr. Maathai. “De regens kwamen mensen, om zo de problemen van ontbossing, en de zon scheen en voor we het wisten lieten de bomen hun bodemerosie en een gebrek aan water op het xl nieuwe bladeren en takken de lucht in schieten.” De platteland van Kenia aan te pakken. Het met raad en daad steunen en mondig maken van vrouwen, de aanmoediging die uit haar woorden sprak is onvergetelijk. juiste vormen van economische ontwikkeling en Ze bracht naar voren dat de Green Belt Movement erin ecotoerisme, zijn sinds die tijd een onderdeel van de kon slagen de energie van mensen naar buiten te brengen, beweging geworden. Er zijn in heel Afrika meer dan omdat ze “zo was gestructureerd dat men zich niet langer 40 miljoen bomen geplant en ruim 30.000 vrouwen hebben training gekregen op het gebied van aangespoord voelde om voor hen te werken maar met hen”.xli bosbouw, het conserveren van voedingsmiddelen, Ik ben ervan overtuigd dat deze instelling om met anderen het houden van bijen en andere vaardigheden. In samen te werken in plaats van voor hen te werken de sleutel 2004 werd dr. Maathai de eerste Afrikaanse vrouw is tot het genereren van het soort zelfversterkende cycli van die een Nobelprijs voor de vrede ontving voor “haar bijdrage aan duurzame ontwikkeling, democratie en de empowerment van mensen, waarover ik al eerder sprak. vrede”. De Green Belt Movement heeft zich tot doel Dit proces dat door de mensen zelf wordt aangedreven en gesteld in de volgende tien jaar over de hele wereld gestuurd, kan de duisternis van wanhoop verdrijven en een miljard bomen te planten. www.greenbeltmovement.org ervoor zorgen dat een gloedvolle zon van hoop voor de toekomst boven de horizon gaat uitstijgen.
Een heldere toekomstvisie Vervolgens zou ik enkele concrete voorstellen willen bespreken voor het omgaan met diverse bedreigende situaties die een serieuze impact hebben op het leven van mensen, hun middelen van bestaan en hun waardigheid. Maar eerst is het nuttig twee visies te vermelden die worden benadrukt door dr. Elise Boulding (1920-2010), een van de eerste voorstanders van een cultuur van vrede. De eerste betreft het belang van het nemen van actie met een heldere visie op de toekomst die men voor ogen heeft. De tweede betreft het belang van een manier van denken waarin men uitgaat van een tijdsbestek dat zij het “tweehonderdjarig heden” noemde. xlii Wat betreft het eerste punt vertelde dr. Boulding mij over het volgende voorval. In de jaren 60 van de vorige eeuw vroeg ze, op een bijeenkomst van academici die de economische aspecten van ontwapening bestudeerden, hoe de wereld er na een totale ontwapening zou uitzien. Tot haar verbazing luidde hun antwoord dat ze daar geen idee van hadden en dachten dat het hun werk was om aan anderen alleen uitleg te geven en ze
11
ervan te overtuigen dat ontwapening mogelijk was. “Hoe konden zij zich met heel hun hart bezighouden met een ontwikkeling waarvan zij de gevolgen niet konden overzien?” xliii Ik vind dit een belangrijke kwestie. Hoe belangrijk vrede en ontwapening ook mogen zijn, als de actie die daartoe wordt ondernomen in de grond van de zaak niet berust op een duidelijk omlijnde visie, zal zij niet de nodige kracht ontwikkelen om de barrières en obstakels die de realiteit nu eenmaal met zich meebrengt, te overwinnen. Dr. Boulding begreep dat een gedeelde visie mensen bijeenbrengt en ze in staat stelt “zich met heel hun hart te geven”. Haar andere visie, het begrip van een tweehonderdjarig heden, houdt in dat we ons leven bewust leven in een tijdsbestek van honderd jaar voorafgaand aan de dag van vandaag en nog eens honderd jaar vanaf vandaag. Dr. Boulding benadrukte: “We leven niet alleen in het heden. Als het huidige moment alles was, dan zouden alle gebeurtenissen ons verpletteren.”xliv Maar als we onszelf zien als levend in een groter tijdsbestek, dan kunnen we deelnemen aan het leven van een grote groep mensen, van kindertjes die dit jaar zijn geboren tot oudere mensen die hun honderdste verjaardag vieren toe. Op deze manier benadrukte dr. Boulding hoe belangrijk het is te leven met een goede kijk op de uitgebreide gemeenschap waarvan wij deel uit maken. Met dit idee voor ogen kunnen we onze gedachten richten op diegenen die allerlei vormen van lijden hebben ondergaan en, tegelijkertijd, zal het ons aanzetten tot het ontwikkelen van een gevoel van verantwoordelijkheid in het creëren van een toekomst waarin diezelfde vormen van lijden toekomstige generaties niet zullen treffen. Met deze visies van dr. Boulding in gedachten zou ik willen voorstellen dat de waarden van menselijkheid, mensenrechten en duurzaamheid als kernelementen van iedere toekomstvisie worden gedeeld door de mensheid. In concrete bewoordingen is dit een visie van: De draad van Ariadne Het verhaal van de draad van Ariadne komt voor in de oude Griekse legende van Theseus en de Minotaurus. Een versie luidt dat de bewoners van Athene om de negen jaar zeven jongemannen en zeven jonge vrouwen moesten offeren aan de Minotaurus, een schepsel met de kop van een stier en het lichaam van een man, dat middenin een ingewikkeld labyrint leefde. In een bepaald jaar bood Theseus zich aan als vrijwilliger om de Minotaurus te verslaan. Bij zijn aankomst in Kreta werd de dochter van de koning, Ariadne, verliefd op hem en ze gaf hem een bol wol om zijn weg te kunnen vinden door het labyrint. Theseus doodde de Minotaurus en kon de weg terugvinden en zo de anderen uit het labyrint leiden.
* een wereld die zich, door te weigeren menselijke tragedie te negeren wanneer die zich voordoet, solidair verenigt om dreigende situaties het hoofd te bieden; * een wereld die, op basis van het mondig maken van individuen, prioriteit geeft aan het veiligstellen van waardigheid en het recht van alle mensen om in vrede te leven; * een wereld die, door de lessen van het verleden niet te vergeten, niet toelaat dat ongeboren generaties met de negatieve erfenis blijven zitten van de menselijke geschiedenis en die al haar energie richt op het transformeren van die erfenis.
Deze visie heeft sinds 1983 ten grondslag gelegen aan mijn vredesvoorstellen. Bij het omgaan met elk soort hardnekkig probleem is de aanpak om uit te gaan van een heldere visie als een soort draad van Ariadne, die ons helpt bij het vinden van een weg uit het labyrint, en ook dient als de bron voor alternatieve benaderingen die tot een verandering zullen leiden. Op basis hiervan wil ik me nu op drie belangrijke gevaren richten – natuurrampen, aantasting van het milieu en armoede, en kernwapens - die stuk voor stuk een bedreiging en een belasting vormen voor toekomstige generaties en alleen maar groter zullen worden naarmate wij ons antwoord hierop steeds verder voor ons blijven uitschuiven.
Een aanpak op basis van onze rechten Wat betreft het terugdringen van het gevaar op rampen stel ik voor om internationale raamwerken te versterken en zo bevolkingsgroepen die door rampen worden getroffen steun te geven, in het bijzonder door middel van een aanpak op basis van de mensenrechten en betrokkenheid van het Bureau van de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties (UNHCR) te legaliseren. Vandaag de dag richten de inspanningen van de VN voor het bevorderen van internationale samenwerking voor het verminderen van de schade tengevolge van rampen zich, met het oog op preventie, op de International 12
Strategy for Disaster Reduction (UNISDR). Maar tegelijkertijd is het, gezien de onvoorspelbare aard van rampen, van wezenlijk belang dat we erop zijn voorbereid diegenen te ondersteunen die door een ramp getroffen worden, wat een grote impact op hun leven heeft. Op dit punt zou ik ervoor willen pleiten dat, samen met de humanitaire verplichting, de mensenrechten het meest benadrukt worden in alle hulpverlening. Deze benadering moet zich richten op het recht van mensen die door een ramp getroffen worden, om vol waardigheid te kunnen leven. Ik wil in het bijzonder voorstellen dat hulpacties voor mensen die door rampen zijn getroffen of huis en haard zijn kwijtgeraakt, wat tot nu toe van geval tot geval is bekeken door de UNHCR, officieel een onderdeel gaan vormen van het mandaat van de UNHCR. In de loop van zijn geschiedenis heeft de UNHCR de gebieden waarop hulp wordt geboden en de omvang van de activiteiten uitgebreid: naast het oorspronkelijke mandaat voor de bescherming van vluchtelingen is het nu verantwoordelijk voor hulpverlening aan binnenlandse ontheemden en bevolkingsgroepen in oorlogsgebieden, en ook voor de bescherming van asielzoekers en staatloze personen. In Artikel 9 van het UNHCR-mandaat staat de bepaling dat het zich zal bezighouden met extra acties wanneer de Algemene Vergadering daartoe besluit; daaropvolgende resoluties van de Algemene Vergadering van de VN hebben hiervoor de wettelijke basis gelegd. Volgens een rapport hebben natuurrampen een grote impact op het leven van ongeveer 160 miljoen mensen in de wereld van vandaag, en daarbij verliezen elk jaar 100.000 mensen hun leven. Vergeleken met de jaren zeventig zijn zowel het aantal rampen als het aantal mensen dat hierdoor wordt getroffen bijna verdrievoudigd. De meeste slachtoffers vielen in ontwikkelingslanden en de vicieuze cirkel van rampen en armoede is een uitdaging waarop we een antwoord moeten vinden. xlv De Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen van de VN, António Guterres, merkte op: “Iedere nieuwe aanpak moet gebaseerd zijn op de mensenrechten, aangezien de ervaring opgedaan tijdens de tsunami in de Indische Oceaan in 2004 en andere recente rampen heeft bevestigd dat dergelijke noodtoestanden nieuwe bedreigingen vormen voor de mensenrechten van getroffen bevolkingsgroepen.” xlvi Dit geeft dus aan dat de nadruk steeds meer komt te Educatieve dvd over mensenrechten liggen op het beschermen van de waardigheid van mensen De Soka Gakkai Internationaal (SGI) werkt samen die door een ramp worden getroffen, gedurende het hele met de internationale NGO Human Rights Education Associates (HREA) aan de productie hulp- en herstelproces. De neiging blijft echter bestaan om van een dvd die mensen bewust moet maken van een zekere mate van achteruitgang in de de positieve rol die mensenrechteneducatie gezondheidstoestand en levensomstandigheden als iets (Human Rights Education) kan spelen bij het mondig maken van mensen en het aankweken onvermijdelijks te zien. Maar het belang voor slachtoffers van van een cultuur van mensenrechten. Deze dvd een volledige bescherming van elk van hun rechten – laat voorbeelden zien uit India, Australië en waaronder de daarbij inbegrepen mogelijkheid tot overleven Turkije, en licht toe hoe HRE heeft bijgedragen – wordt alleen maar benadrukt als zich een ramp voordoet. aan het beschermen en mondig maken van mensen van wie de mensenrechten gevaar Er moeten stappen worden ondernomen om de UNHCR liepen, en legt ook de nadruk op internationale de mogelijkheid te geven zich voortdurend bezig te houden ontwikkelingen in HRE, zoals het recentelijk met hulpverlening bij rampen. Er moet een constructie aannemen van de VN Declaration on Human worden gevonden waarin het de UNHCR is toegestaan Rights Education and Training. www.hrea.org hulpacties uit te voeren, samen met andere internationale organisaties; deze acties moeten zijn gebaseerd op de beginselen van humanisme en een cultuur van mensenrechten, en er alles aan doen om het leven van mensen en hun waardigheid te beschermen. We moeten werken aan een cultuur van mensenrechten die opkomt voor de waardigheid van mensen die getroffen worden door rampen en lijden onder bedreigende omstandigheden en sociaal onrecht. De Algemene Vergadering van de VN heeft in december 2011 een historische nieuwe Declaration on Human Rights Education and Training aangenomen, waarin de beginselen en doelstellingen zijn opgenomen die de internationale gemeenschap zou moeten gebruiken om een cultuur van mensenrechten aan te leren. In deze Verklaring - in 2007 is een begin gemaakt met het opstellen hiervan na een besluit van de VN Human Rights Council – weerklinkt de stem van de burgermaatschappij, in bijdragen van de NGO Working Group on Human Rights Education & Learning van de Conference of NGOs in Consultative Relationship with the United Nations en andere organisaties in de burgermaatschappij.
13
Als voorzitter van de NGO Working Group en voor het implementeren van de spirit van de Verklaring, werkt de SGI met Human Rights Education Associates (HREA) aan de coproductie van een educatieve dvd, in associatie met het Office of the UN High Commissioner for Human Rights (UNHCHR). Als ervoor wordt gezorgd dat de spirit van de Verklaring op grote schaal wereldwijd wordt aanvaard, dan zal dit leiden tot hulpacties die door nationale en plaatselijke overheden worden uitgevoerd met voortdurende aandacht voor de mensenrechten. De belangrijkste uitdaging voor de internationale gemeenschap van de 21e eeuw ligt in het creëren van een cultuur van mensenrechten, en de SGI legt zich erop toe te werken aan het versterken van de bijdrage van de burgermaatschappij aan dit proces. In dit opzicht wil ik ook graag het voorstel doen om meer nadruk te leggen op de rol die vrouwen spelen in al die processen, van het terugdringen van het gevaar van een ramp tot hulpverlening en wederopbouw als doelen die de hoogste prioriteit krijgen in de internationale gemeenschap.
Het genderperspectief Bij het reageren op rampen en andere gevaren van een plotseling tekort aan de eerste levensbehoeften is het belangrijk goed aandacht te schenken aan de situatie van ieder individu. Tegelijkertijd is het ook absoluut van cruciaal belang dat mensen kunnen opkomen voor zichzelf en de mogelijkheid krijgen hun eigen omstandigheden te veranderen; hierbij is het essentieel dat men zich ook richt op vrouwen. Onderzoeken geven aan dat vrouwen meer kans lopen om bij natuurrampen om te komen dan mannen, en deze tendens neemt toe met de omvang van de ramp. xlvii Bij een ramp dragen vrouwen niet alleen de ongelijke last van daaruit voortvloeiende ontberingen, maar hun mensenrechten en hun waardigheid worden daarbij vaak ernstig bedreigd. Het is duidelijk nodig dat de speciale capaciteiten van vrouwen, in hun bijdrage aan het verlichten van de gevolgen van een ramp en aan de wederopbouw, meer erkenning krijgen en dat dit terug te vinden is in rampenplannen. Het Hyogo Framework for Action 2005-2015 dat in 2005 op de UN Women’ World Conference on Disaster Reduction is aangenomen, bevatte UN Women, of de United Nations Entity for de volgende verklaring: “Er moet een genderperspectief worden Gender Equality and the Empowerment of Women, is in 2010 opgericht om te werken opgenomen in alle beleidsregels voor risicobeheer, in plannen en aan de empowerment van vrouwen en besluitvormingsprocessen bij rampen.”xlviii Helaas is er in dit opzicht meisjes. De vroegere president van Chili, nog onvoldoende vooruitgang geboekt, zoals blijkt uit het Global Michelle Bachelet, is de eerste directeur en lid van de raad van bestuur. In een Assessment Report on Disaster Risk Reduction van 2011. Dit moet samengaan van vier eerder afzonderlijke veranderen, en daarvoor hebben we, denk ik, een ondubbelzinnig delen van het VN-systeem richt UN Women en wettelijk bindend mandaat nodig. zich op het tenietdoen van de ongelijkheden Hiervoor kunnen we Resolution 1325 als voorbeeld nemen, die in waarmee vrouwen worden geconfronteerd op het gebied van werk, educatie en oktober 2000 is aangenomen door de VN Veiligheidsraad; deze gezondheidszorg, en wil er zo voor zorgen dat resolutie bevestigt opnieuw dat het belangrijk is dat vrouwen zij op een eerlijke manier worden gelijke kansen krijgen om deel te nemen aan alle inspanningen voor vertegenwoordigd in politieke en het bewaren en bevorderen van vrede en veiligheid en daar ook economische besluitvormingsprocessen. UN Women steunt intergouvernementele volledig bij betrokken worden. Dit heeft een krachtige boodschap organisaties in het opstellen van afgegeven aan de internationale gemeenschap. beleidsregels en normen en richtlijnen, en Vandaag, meer dan tien jaar na het aannemen van deze helpt regeringen bij het toepassen daarvan; verder controleert ze of het VN-systeem zich resolutie, is de volledige toepassing nog steeds een uitdaging, en houdt aan zijn eigen toezeggingen voor verdere ondersteuning is nodig. Maar het bestaan van Resolution seksegelijkheid. 1325 is van grote betekenis, omdat zij een referentiepunt is www.unwomen.org geworden bij het bevorderen van diverse initiatieven in de hele wereld. De voormalige ondersecretaris-generaal van de VN Anwarul K. Chowdhury, die een onmisbare rol speelde in het aannemen van Resolution 1325, benadrukte in onze dialoog: “Een cultuur van vrede kan sterker wortelen als er vrouwen in worden betrokken. (…) We moeten niet vergeten dat er, in de ware zin des woords, geen vreedzame wereld bestaat als vrouwen erbuiten worden gelaten.” xlix Evenzo kunnen vrouwen een cruciale rol spelen op het gebied van het verminderen van de ernst van een ramp en van herstel na een ramp.
14
In de nasleep van de verwoesting die de aardbeving in Haïti in januari 2010 aanrichtte, is binnen het VN-systeem steeds meer erkenning gekomen voor de noodzaak om het takenpakket dat onder Resolution 1325 valt, uit te breiden naar natuurrampen. En dus wil ik voorstellen dat ofwel het concept van vredestaken in Resolution 1325 expliciet wordt uitgebreid met het verminderen van het risico op een ramp en het herstel erna, of dat een nieuwe resolutie wordt aangenomen, gericht op de rol die vrouwen op dit gebied spelen. Ik dring eropaan dat Japan, dat als gastland fungeerde toen het Hyogo Framework for Action werd aangenomen en dat in het recente verleden grote aardbevingen heeft meegemaakt in Kobe, Tohoku en andere gebieden, het initiatief neemt en ernaar streeft voor andere landen een rolmodel te zijn, door direct het binnenlandse klimaat te verbeteren voor inspanningen ter preventie van rampen op een genderbewuste manier. Michelle Bachelet, de vroegere Chileense president en het eerste lid van de raad van bestuur van UN Women, die twee jaar geleden in het leven is geroepen, heeft de veerkracht en het potentieel van vrouwen benadrukt: “Ik heb zelf gezien wat vrouwen, vaak onder de moeilijkste omstandigheden, voor hun familie en de gemeenschap kunnen bereiken als ze daartoe de kans krijgen. De kracht, ijver en wijsheid van vrouwen blijven de grootste onaangeboorde bron van de mensheid. We kunnen het ons gewoon niet veroorloven nog eens honderd jaar te wachten met het ontsluiten van dit potentieel.” l Vrouwen moeten inderdaad eigenmachtig worden om op een doelmatige wijze veranderingen teweeg te brengen op het gebied van vermindering van het risico op een ramp, van herstel en wederopbouw, naast een dergelijke erkenning van de rol die zij kunnen spelen in het voorkomen van conflicten, besluitvorming en vredeswerk. Het is ontoelaatbaar dat vrouwen het nog langer het zwaarst te verduren hebben in rampsituaties. De SGI heeft zich voortdurend ingespannen om mensen bewust te maken van de centrale rol van vrouwen in een cultuur van vrede, en zij legt zich toe op het bij gewone mensen aankweken van een groter besef wat betreft de mogelijke bijdragen van vrouwen aan kwesties die met rampen te maken hebben.
Voor een mondiale duurzame maatschappij De volgende zorgpunten die ik wil bespreken zijn het milieu en duurzame ontwikkeling. De United Nations Conference on Sustainable Development (UNCSD) (Rio+20) staat voor dit jaar in juni op het programma en wordt gehouden in Rio de Janeiro, Brazilië. Ter gelegenheid van de twintigste verjaardag van de Earth Summit van 1992 zullen daar de ontwikkelingen van de laatste twee decennia bekeken worden en twee thema’s staan er centraal: een groene economie in verband met duurzame ontwikkeling en het uitroeien van armoede; en het institutionele raamwerk voor duurzame ontwikkeling. Er wordt nog steeds behoorlijk veel gedebatteerd over de definitie van een ‘groene economie’ en die verandert nog steeds. Maar ik denk dat het belangrijk is een te enge definitie van dit begrip te vermijden, waarin bijvoorbeeld wordt gesteld dat zo’n economie eenvoudigweg een compromis betekent tussen strijdige belangen van economische groei en milieubescherming, of niets meer is dan een nieuw instrument voor het creëren van werkgelegenheid. Verleden jaar oktober heeft het United Nations Environment Programme (UNEP) een conferentie georganiseerd voor jonge mensen in Bandung, Indonesië, en daar is een verklaring aangenomen waarin groene economie is neergezet als: “Het enige geïntegreerde raamwerk dat echt duurzaam is, dat menselijk welzijn, sociale gelijkheid en milieubescherming op gelijke voet plaatst.” li Ik voelde me heel erg geïnspireerd door de brede visie en het sterke verantwoordelijkheidsgevoel voor de toekomst dat deze jonge mensen lieten zien. Nu wil ik graag een oproep doen tot het aannemen van een aantal gemeenschappelijke doelen voor een duurzame toekomst, als vervolg op de UN Millennium Development Goals (mdg’s) die de periode tot 2015 zullen bestrijken. De ‘ontwerptekst’ van de Rio+20 Conference, een korte samenvatting van de vele verklaringen en visies die aan de organisatoren van de conferentie zijn voorgelegd, verwijst naar de noodzaak van Sustainable Development Goals (sdg’s). Ik hoop dat alle partijen gaan deelnemen aan een grondig overleg over dit onderwerp, op basis van een brede visie op de met elkaar verband houdende uitdagingen waarmee de mensheid wordt geconfronteerd. Tot nu toe heeft de internationale gemeenschap zich beziggehouden met het bereiken van de mdg’s, waaronder doelen als het verminderen van het aantal mensen dat lijdt onder de gevolgen van armoede en honger. De mdg’s hebben ertoe bijgedragen dat inspanningen vanuit diverse gezichtspunten en disciplines zich
15
richten op het verminderen van de levenskloof en de waardigheidskloof waarnaar ik eerder heb verwezen. Op dit moment zijn er veel oproepen tot een nieuwe reeks doelen voor de periode na 2015. Ik verwelkom de poging om dergelijke doelen te bereiken en hoop te mogen zien dat ze de geest van de mdg’s overnemen om iets te doen aan de scheve situaties in onze wereldmaatschappij tengevolge van armoede en inkomensongelijkheid. Ze zouden ook het hele scala aan menselijke veiligheidskwesties moeten aanpakken waaraan geen enkel land kan ontkomen, en op die manier mensen bijeenbrengen in een gezamenlijke actie van menselijkheid in de 21e eeuw. Hiertoe wil ik het voorstel doen dat de Rio+20 Conference een werkgroep in het leven roept om dergelijke doelen in overweging te nemen en het proces van dialoog in gang te zetten. Voor deze taak zijn de twee belangrijkste begrippen menselijke veiligheid en duurzaamheid. Wat moeten we dan verstaan onder duurzaamheid? De eenvoudigste manier is, denk ik, om dit als volgt te beschrijven: een manier van leven waarbij we ervan afzien om ons eigen geluk te zoeken ten koste van anderen; een beslissing om onze plaatselijke gemeenschap en de hele planeet niet aan de volgende generatie over te geven in een meer vervuilde en beschadigde toestand dan toen wij op de wereld kwamen; een maatschappij waarin de toekomst niet wordt opgeofferd aan de vluchtige behoeften van het heden, maar waar optimale keuzes en beslissingen worden nagestreefd met het belang van onze kinderen en kleinkinderen in gedachte. Het najagen van deze idealen hoeft niet gepaard te gaan met het gevoel dat we verplicht zijn om van buitenaf opgelegde regels na te leven, of worden ervaren als een verstikkende last van verantwoordelijkheid. Het kan eerder een natuurlijk delen zijn van het verlangen dat de econoom John Kenneth Galbraith (1908-2006) in onze opgetekende dialoog verwoordde als het verlangen om “een eeuw te creëren waarin mensen kunnen zeggen ‘Ik vind het fijn in deze wereld te leven’”. lii Ik werd door vergelijkbare gevoelens gedreven, toen ik in 2008 in mijn voorstel schreef dat de inspanning om de mdg’s te bereiken niet alleen gericht moet zijn op het halen van die doelen, maar ook op het terugbrengen van de glimlach op het gezicht van diegenen die nu lijden. We moeten bedenken dat er geen noodzaak bestaat om vanuit het niets gedragsnormen in het leven te roepen die voor het realiseren van deze visie vereist zijn. Deze komen tot uitdrukking in veel religieuze en culturele tradities die waarheden verkondigen die de hedendaagse maatschappij nagenoeg helemaal uit het oog is verloren. Het inheemse Iroquois-volk van Noord-Amerika spoort ons bijvoorbeeld zo aan: “Houdt altijd niet alleen het heden voor ogen maar ook de komende generaties, zelfs die waarvan de gezichten zich nu nog onder de oppervlakte van de aarde bevinden. (…)” liii Zo vinden we in de boeddhistische geschriften de bekende woorden van Shakyamuni: De zichtbaren en de onzichtbaren, Zij die vlakbij wonen en zij die ver weg wonen, Zij die geboren zijn en zij die nog geboren moeten worden – Mogen alle wezens zich gerust voelen.liv Om de onderliggende gedragsnormen voor elke nieuwe reeks aan te nemen doelen te verduidelijken, moeten we er serieus aan werken om er door middel van educatieve inspanningen en het bewustmaken van mensen voor te zorgen dat het geen niet-autonome regels worden, maar deze eerder het karakter aannemen van een gelofte die berust op de soort dankbaarheid voor het leven die in deze verklaringen tot uitdrukking komt. Verder zal het nodig zijn om concrete kwesties als armoede en inkomensongelijkheid zorgvuldig te overwegen, om diverse onvoorziene bedreigende situaties zoals natuurrampen aan te pakken, de aantasting van de menselijke en de natuurlijke omgeving een halt toe te roepen en de biodiversiteit te bewaken. Door deze zorgvuldige afwegingen na te streven moeten we uit alle bronnen van wijsheid in de wereld putten om een antwoord te vinden op de vraag welk soort levensstijl en wat voor maatschappij het leven, de middelen van bestaan en de waardigheid van mensen die nu en tot in de toekomst op de Aarde leven, het meest effectief kunnen beschermen.
Een nieuwe toekomst voor energie De Verenigde Naties hebben dit jaar uitgeroepen tot het International Year of Sustainable Energy for All, waarmee ze benadrukken hoe enorm belangrijk het is zich op duurzaamheid te concentreren wanneer men 16
nadenkt over energievraagstukken. In deze context moeten we de huidige en toekomstige vooruitzichten voor het opwekken van kernenergie bekijken. Het ongeluk in de kerncentrale van Fukushima waarmee de verwoestende aardbeving en de tsunami gepaard gingen die verleden jaar in maart Japan hebben getroffen, is van dezelfde orde als het ongeluk van 1979 op Three Mile Island en de ramp bij Tsjernobyl in 1986, qua omvang en hevigheid. De situatie moet nog volledig onder controle worden gebracht en er zijn geen duidelijke plannen of ideeën over hoe en waar de grond en het afval die aan radioactieve straling waren blootgesteld, moeten worden opgeslagen. Dit vormt een voortdurende dreiging die het leven van veel mensen blijft ontwrichten. Er zijn berekeningen die aangeven dat het wel veertig jaar zal duren om alle brandstof en andere radioactieve materialen te verwijderen uit de reactor en om de inrichting volledig te ontmantelen en veilig uit bedrijf te nemen. Ook zijn er nog onopgeloste kwesties betreffende de meest geschikte middelen om het milieu te herstellen in die gebieden rondom de getroffen kernreactor, die het zwaarst zijn besmet met radioactief besmette stoffen. De gevolgen op de lange termijn voor de menselijke gezondheid zijn ook nog onduidelijk, en met elkaar vormen ze een onoverkomelijke last voor huidige en toekomstige generaties. Meer dan drie decennia al spreek ik mijn grote zorg uit over de werkelijk onvoorspelbare gevolgen van een groot ongeluk op een kerncentrale. De negatieve erfenis van zelfs een normale werking, zonder ongelukken, van dergelijke installaties – in de vorm van de noodzakelijke verwijdering van radioactief afval – zou honderden of zelfs duizenden jaren kunnen doorwerken. Zelfs in deze tijd is er nog geen echte oplossing gevonden voor het probleem van het opslaan van deze hoogst radioactieve afvalproducten. Secretaris-generaal van de VN Ban Ki-moon heeft toepasselijk gereageerd: “Zoals we nog weer eens op een pijnlijke manier leren, houden kernongelukken zich niet aan grenzen. Ze vormen een directe bedreiging voor de menselijke gezondheid en het milieu. (…) Aangezien het effect transnationaal is, moeten deze problemen mondiaal worden besproken.”lv En het is zeker zo dat de problemen tengevolge van het opwekken van kernenergie van een dergelijke omvang zijn, dat ze niet effectief zijn aan te pakken binnen de begrenzingen van het nationale energiebeleid van ieder land. Voor Japan - gelegen in een geografische zone die zich met name kenmerkt door het feit dat ongeveer 10 procent van de aardbevingen in de wereld daar plaatsvindt, en waar tsunami’s en de verwoesting die ze aanrichten een onmiskenbaar aspect zijn van onze historische ervaring – lijkt het onmogelijk om optimistisch te zijn over de mogelijkheden om ongelukken effectief te voorkomen. Daarom dring ik aan op een snelle overgang naar een energiebeleid dat niet afhankelijk is van kernenergie. Japan moet samenwerken met andere landen die zich als eerste bezighouden met inspanningen voor het introduceren van duurzame energiebronnen en deelnemen aan gezamenlijke ontwikkelingsprojecten om in deze technologieën tot substantiële kostenbesparingen te komen. Japan moet zich ook, als zijn taak, bezighouden met inspanningen voor het bevorderen van het soort technologische innovatie dat de introductie van nieuwe energiebronnen mogelijk zal maken in ontwikkelingslanden die op dit moment met dit probleem worstelen. Bij het tot stand brengen van die overgang is het nodig passende maatregelen te nemen om alternatieve industriële bases te creëren in gemeenschappen die economisch afhankelijk zijn geweest van installaties voor het opwekken van kernenergie en die hebben bijgedragen aan de nationale energievoorziening. Kernenergie levert veel problemen op voor de internationale gemeenschap en alle staten moeten dringend gaan samenwerken om ze op te lossen. Verleden jaar april heeft secretaris-generaal Ban Ki-moon, op de vijfentwintigste herdenking van de ramp bij Tsjernobyl, een opiniestuk geschreven waarin hij zei: “Daarom moeten we de kwestie van veilige kernenergie even serieus behandelen als die van kernwapens.” lvi In feite is de schade aan zowel de menselijke gezondheid als aan de natuurlijke omgeving tengevolge van blootstelling aan radioactiviteit precies dezelfde als bij een vergelijkbare dosis die vrijkomt ongeacht de bron: het feitelijk gebruik van kernwapens, bij het ontwikkelen, produceren en testen van deze wapens, of een ongeluk in een kerncentrale. In de meer dan vijftig jaar sinds de eerste kerncentrale in de Sovjet-Unie operationeel is geworden (1954), hebben niet alleen veel reactoren het einde van hun verwachte levensduur bereikt, maar blijft de totale hoeveelheid radioactieve afvalproducten zonder ophouden toenemen, en dat in een tempo dat direct evenredig is met het aantal werkende kerncentrales. Tot op heden heeft het International Atomic Energy Agency (IAEA) een centrale positie in de inspanningen op het gebied van onderzoek en ontwikkeling voor het ‘vreedzame’ gebruik van kernenergie, verleent het hulp bij in werking zijnde kerncentrales en schept het mogelijkheden voor uitwisseling van wetenschappelijke en 17
technische knowhow, maar voorkomt daarbij dat materialen en technologieën voor militaire doeleinden gaan worden gebruikt. De mondiale situatie op het gebied van het opwekken van kernenergie – die door het ongeluk in Fukushima scherper in beeld is gekomen – verplicht het IAEA om, naast deze verantwoordelijkheden, het voortouw te nemen in het bevorderen van internationale samenwerking betreffende het laatste deel van de kernbrandstofcyclus. Naast het verder versterken van internationale samenwerking in het beheer van radioactieve afvalproducten moet het IAEA een centrale rol spelen in het ontwikkelen van effectievere antwoorden op ongelukken in kerncentrales, en in het ontmantelen van verouderde kernreactoren.
Het verbieden van kernwapens Nu zou ik wat concrete ideeën willen geven voor het realiseren van het verbod op en de afschaffing van kernwapens. Het ongeluk in Fukushima deed in een bepaald opzicht denken aan de radioactieve vervuiling die ontstond bij de kernwapenproeven waarmee kernwapenstaten in de jaren 50 van de vorige eeuw een begin maakten. Dit jaar is het vijfenvijftig jaar geleden dat tweede president van de Soka Gakkai Josei Toda een verklaring uitgaf waarin hij opriep tot het verbod op kernwapens. Deze verklaring werd gedaan tegen de achtergrond van de steeds heviger competitie tussen kernwapenstaten wat betreft het ontwikkelen van steeds grotere en krachtiger kernwapens. President Toda zei: “Hoewel er over de hele wereld een beweging is ontstaan die oproept tot een verbod op het testen van kernwapens, heb ik de wens om een stap verder te gaan en het probleem bij de wortel aan te pakken. Ik wil laten zien over wat voor diep verborgen klauwen dergelijke wapens beschikken en ze eruit losrukken.”lvii Kernwapenproef van de VS op Hier sprak hij zijn overtuiging uit dat, ook al was het verbod op het atol Bikini in 1954 het testen van kernwapens natuurlijk belangrijk, er geen Op 1 maart 1954 werd het krachtigste diepgaandere en fundamentelere oplossing van dit probleem zou kernwapen dat ooit door de VS tot komen zolang nationale veiligheidsregels het als iets ontploffing is gebracht, getest op het atol Bikini, een van de Marshall Eilanden. Deze vanzelfsprekends zagen dat er niets werd gedaan aan het lijden en waterstofbom was ongeveer duizend keer zo het opofferen van grote aantallen gewone burgers. krachtig als de atoombom die op Hiroshima is Voorafgaand aan deze verklaring had president Toda al de idee gevallen, gezien het megaton TNT-equivalent. geopperd van chikyu minzokushugi, wat we zouden kunnen Meer dan 10.000 vierkante kilometer van de omliggende Stille Oceaan, waaronder vertalen als ‘mondiaal nationalisme’ of de ‘onderliggende eenheid bewoonde eilanden, werd besmet met van de volkeren van de wereld’, en dit komt overeen met wat we radioactieve neerslag, wat leidde tot ernstige nu ‘wereldburgerschap’ zouden noemen. Dit belichaamt zijn gevolgen voor de gezondheid op de korte en de lange termijn voor de mensen die eraan afwijzing van het idee dat het voor elk land, elke natie of volk werden blootgesteld. De 23-koppige aanvaardbaar is aan een oorlog te worden opgeofferd. Door bemanning van de Lucky Dragon No. 5, een middel van de solidariteit van gewone burgers zocht hij naar een Japans vissersschip dat in de buurt in bedrijf manier om oorlog af te schaffen. was, behoorde tot de besmette personen en zij zetten wereldwijde protesten in gang Dat was de motivatie achter zijn verklaring die hij in september tegen proeven met kernwapens. Het atol 1957 gaf, net zes maanden voor zijn overlijden. Door zich te Bikini moet nog opnieuw bewoonbaar concentreren op kernwapens, en het belichten en uitrukken van de worden gemaakt, dankzij de resterende ‘klauwen’ die erin verborgen liggen, probeerde hij weg te nemen hoeveelheden radionucliden die nog aanwezig zijn in plaatselijk geproduceerd wat hij als het ‘ene kwaad’ zag en wat een cruciale belemmering voedsel. vormde voor vooruitgang op dit gebied. Verder sprak hij zijn hoop uit dat dit door leden van de jongere generatie zou worden uitgevoerd. Zelfs wanneer er geen kernwapens worden gebruikt in een feitelijke aanval, leidt het proces van hun fabricage, testen en onderhoud tot ernstige schade en leed voor zowel mensen als de natuurlijke omgeving. Dit blijkt wel uit de enorme schade die werd aangericht bij het testen door de VS van een waterstofbom op het atol Bikini in maart 1954, drie jaar voordat Toda zijn verklaring deed. Zelfs stoppen met de proeven zou deze problemen niet geheel oplossen. Dat komt doordat het besluit tot het bezit van kernwapens op zich inhoudt dat men bereid is het leven van grote aantallen mensen en de gezondheid van het mondiale milieu op te offeren in
18
naam van de nationale veiligheid. In deze manier van denken wordt een militaire noodzaak gebruikt om alles te rechtvaardigen. Kernwapens vormen de wezenlijke belichaming van deze denkrichting. Het boeddhisme gebruikt de term ‘fundamentele duisternis van het leven’ om de primaire bron van dergelijke misleide impulsen als hebzucht, woede en dwaasheid te beschrijven waaruit oorlog en andere calamiteiten voortkomen. Vanuit dit onverlichte aspect van de menselijke aard komen minachting en haat voor anderen, evenals een wrede en harteloze houding naar het leven voort. Als deze impuls van gebrek aan respect en minachting voor het leven niet wordt overwonnen, zal de onderliggende menselijke psychologie die aanleiding geeft tot de ellende en het lijden door oorlog niet veranderen, zelfs als het feitelijke gebruik van kernwapens op een of andere manier wordt vermeden. Dit is het probleem dat president Toda probeerde aan te pakken: kernwapens mogen nooit worden geaccepteerd als een noodzakelijk kwaad, maar moeten worden afgewezen, verboden en uitgeroeid als een absoluut kwaad. In feite was de visie van een militaire noodzaak een gezichtspunt dat het International Court of Justice (ICJ) niet kon uitspreken in zijn baanbrekende Advisory Opinion on the Legality of the Threat or Use of Nuclear Weapons, dat in 1996 is gepubliceerd. Terwijl het ICJ vindt dat het dreigen met of gebruik van kernwapens in het algemeen als illegaal wordt gezien onder Internationaal Humanitair Recht, heeft het besloten dat het geen definitief oordeel kon geven “in extreme omstandigheden van zelfverdediging, waarin juist de overleving van een staat op het spel staat”.lviii De overeenkomst die is bereikt met algemene instemming van de partijen die deelnamen aan de 2010 Nuclear Non-proliferation Treaty (NPT) Review Conference, kan worden gezien als iets dat deze wettelijke leemte opvult en argumenten voor de illegaliteit van kernwapens versterkt. Om het definitieve einddocument van de conferentie aan te halen: De Conferentie spreekt haar diepe zorg uit over de catastrofale humanitaire gevolgen van ieder gebruik van kernwapens, en benadrukt de noodzaak voor alle Staten om zich op elk moment te houden aan toepasselijk internationaal recht, met inbegrip van internationaal humanitair recht. lix De woorden “alle Staten op elk moment” wijzen op een wettelijke verplichting waarop geen uitzonderingen zijn toegestaan. In mijn voorstel voor de afschaffing van kernwapens dat in september 2009 is uitgebracht, heb ik een oproep gedaan voor een beweging die de wens van de wereldbevolking voor het verbieden van kernwapens zou realiseren. Deze beweging zou, zo bracht ik naar voren, in 2015 de internationale norm vaststellen en verduidelijken die de basis zal vormen van een Nuclear Weapons Convention (NWC) waarin deze massavernietigingswapens formeel worden verboden. De overstemming die op de NPT Review Conference van 2010 is bereikt, biedt een belangrijke opening voor deze inspanning. We moeten er zo snel mogelijk werk van gaan maken dat deze wettelijk bindend wordt in de vorm van een verdrag. In het algemeen verloopt het proces waarin nieuwe internationale normen tot stand komen volgens de volgende drie stappen: 1. De beperkingen van de huidige norm worden duidelijk en er wordt opgeroepen tot een nieuwe benadering. 2. Erkenning van deze noodzaak breidt zich uit en deze impuls wordt als een cascade van regeringen die de nieuwe norm steunen. 3. De nieuwe norm wordt op grote schaal geaccepteerd in de internationale gemeenschap, wordt geformaliseerd en krijgt een gevestigd karakter als een wettelijk bindend middel. Ik geloof dat we ons met betrekking tot het verbieden van kernwapens nu op een keerpunt bevinden, het begin van de tweede fase, net voor het ontstaan van de cascade. Ik voel me tot deze visie aangemoedigd door de volgende recente ontwikkelingen: 19
- Het initiatief van de burgermaatschappij om in 1997 een model NWC op te stellen is gevolgd door een herzien ontwerp dat in 2007 is verschenen, wat aangeeft dat het proces van het herzien van wettelijke maatregelen die nodig zijn voor het realiseren van het verbod op en de afschaffing van kernwapens, al een stuk gevorderd is. - Sinds 1996 hebben Maleisië en andere landen elk jaar een voorstel gedaan voor een resolutie van de Algemene Vergadering van de VN met een oproep tot het beginnen met onderhandelingen over een NWC. De steun voor deze resolutie wordt steeds groter; verleden jaar hebben 130 lidstaten hun steun gegeven, waaronder China, India, Pakistan, Noord-Korea en Iran. - In 2008 heeft de VN-secretaris-generaal Ban Ki-moon onderhandelingen voorgesteld over een NWC of een raamwerk van afzonderlijke, elkaar versterkende instrumenten. - De NPT Review Conference van 2010 heeft dit voorstel meegenomen in het definitieve einddocument dat met de unanieme instemming van alle deelnemers is aangenomen. - De Inter-Parliamentary Union (IPU), waartoe 159 landen behoren waaronder Rusland, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en China, heeft ook unaniem steun uitgesproken voor dit voorstel. - Mayors for Peace, waarvan meer dan 5.100 steden en gemeentes over de hele wereld lid zijn, werkt actief aan een snel begin van onderhandelingen over een NWC. Op eenzelfde manier heeft de InterAction Council, een groepering die bestaat uit voormalige staatshoofden en regeringsleiders, opgeroepen tot het tot stand komen van een NWC. - In september 2009 heeft de Veiligheidsraad van de VN een speciale topbijeenkomst gehouden, waarin Security Council Resolution 1887 is aangenomen die belooft dat inspanningen zullen worden geleverd om de voorwaarden te scheppen voor een wereld zonder kernwapens. - De verslechterende financiële situatie in verschillende landen tengevolge van de voortdurende economische crisis heeft geleid tot serieus nadenken over militaire uitgaven en daaronder bevinden zich kernwapenstaten waar de kosten van dit wapentuig eindelijk worden besproken. En al is het duidelijk dat geen van deze ontwikkelingen op zich voor een beslissende doorbraak zal zorgen, ik ben ervan overtuigd dat dit alles bij elkaar een gedegen en onomkeerbaar gewicht in de schaal legt in het bereiken van het doel van een wereld die eindelijk vrij is van kernwapens. De leidende rol die de burgermaatschappij heeft in het ontwikkelen van een ontwerp Nuclear Weapons Convention, en in het actief zoeken naar een mogelijkheid om te beginnen met onderhandelingen door middel van campagnes en andere activiteiten, laat duidelijk zien dat de spirituele bron en de normatieve oorsprong van een dergelijk verdrag vitaal aanwezig zijn in het hart en de gedachten van gewone wereldburgers. Wat we nu allereerst moeten doen is dit levende, bestaande besef – de beslissing dat de tragedie die kernwapens veroorzaken nooit meer mag voorkomen en dat menselijkheid en kernwapens niet vreedzaam naast elkaar kunnen bestaan – benutten en het concreet vormgeven in een wettelijk bindende overeenkomst waaruit het gezamenlijke geweten van de mensheid spreekt.
Uitbreiden van de anti-kernwapenlobby Er moeten inspanningen worden geleverd om de cascade voor het realiseren van een NWC in gang te zetten. Het is mijn overtuiging dat hiervoor, naast de spirit van Internationaal Humanitair Recht, de visies en motivaties van mensenrechten en duurzaamheid moeten worden meegenomen om de aandacht en de wil van de wereldbevolking – vooral van jonge mensen – te richten op het doel van een wereld zonder kernwapens en dat ook vast te houden. Dit, omdat een focus op mensenrechten en duurzaamheid duidelijk maakt wat voor een onacceptabele last er ligt op zowel huidige als toekomstige generaties door het blijven vasthouden aan veiligheidsregels die gebaseerd zijn op kernwapens, of ze al dan niet ook echt worden gebruikt.
20
Het International Covenant on Civil and Political Rights (1966) is een van de basisdocumenten die de mensenrechten mondiaal garanderen. In 1984 heeft het Human Rights Committee – dat een mandaat had voor de supervisie op de implementatie van het Covenant – een General Comment doen verschijnen met daarin de volgende verklaring: Het is overduidelijk dat het ontwerpen, testen, produceren, in bezit hebben en gebruiken van kernwapens deel uitmaken van de grootste bedreigingen voor het recht op leven, waarmee de mensheid in deze tijd wordt geconfronteerd. Verder creëert het feitelijke bestaan en de ernst van deze dreigende situatie een klimaat van achterdocht en angst tussen Staten, wat op zich strijdig is met het bevorderen van universeel respect voor en het naleven van mensenrechten en fundamentele vrijheid volgens het Charter van de Verenigde Naties en het International Covenant on Human rights.lx Zolang kernwapens blijven bestaan zal ook de verleiding standhouden om anderen met een overweldigende militaire macht te bedreigen. Dit leidt tot een vicieuze cirkel waarin dreiging leidt tot onveiligheid, wat dan weer een verdere uitbreiding van de militaire capaciteit stimuleert en in feite de proliferatie van kernwapens aanmoedigt. De destabiliserende invloed die dit op onze wereld heeft is onnoemelijk groot. We zijn gedwongen te overwegen hoeveel verbetering en vergroting van educatieve kansen en menselijk welzijn mogelijk zouden zijn geworden als de enorme uitgaven voor materiële middelen en menselijke vaardigheden, die aangewend worden voor nucleaire en conventionele wapensystemen, waren gebruikt voor doeleinden als het beschermen van mensenlevens, hun middelen van bestaan en hun waardigheid. Het soort wereld waarin we nu leven heeft scherpe kritiek gekregen van Bertrand Russell (1872-1970), de filosoof die onder andere bekend is vanwege zijn samenwerking met Albert Einstein (1879-1955), in een verklaring van 1955 die opriep tot het afschaffen van oorlog en het uitroeien van kernwapens: Onze wereld heeft een vreemd begrip van veiligheid ontwikkeld en een verwrongen idee van moraliteit. Wapens worden als schatten gekoesterd, terwijl kinderen worden blootgesteld aan verbranding. lxi In het voorstel dat ik in 2010 heb geschreven heb ik opgeroepen tot het nastreven van ontwapening als een humanitaire verplichting, om in de geest van Artikel 26 van het UN Charter te handelen. Hiertoe werd ik gemotiveerd door de dringende behoefte om het soort wreedheden en onzinnige situaties die Russell aan de kaak stelde, radicaal te veranderen. Daarbij heeft Jakob Kellenberger, president van het internationale comité van het Rode Kruis, in april 2010 vanuit het gezichtspunt van duurzaamheid, deze waarschuwing uit laten gaan: Kernwapens zijn uniek wat betreft hun verwoestende kracht, het onuitsprekelijke menselijk lijden dat ze veroorzaken, de onmogelijkheid de gevolgen van het gebruik ervan te beheersen qua ruimte en tijd, het risico op escalatie dat ze met zich meebrengen, en in het gevaar dat ze vormen voor het milieu, voor toekomstige generaties, en zeer zeker ook voor de overleving van de mensheid. lxii Dit is een dringende waarschuwing over de onmenselijkheid van kernwapens en de dreiging die ze vormen voor duurzaamheid. Samen met de resolutie die in november 2011 is aangenomen door de Council of Delegates of the International Red Cross and Red Crescent Movement, met daarin een oproep tot het vernietigen van kernwapens, is het een boodschap waaraan de kernwapenstaten gehoor moeten geven. Meer dan 20.000 kernkoppen vormen nog steeds een gevaar voor onze wereld. Dit betreft hun vermogen om alle mensen en ook hun nakomelingen op Aarde te doden of ernstig te verwonden, en het ecosysteem in de hele wereld vele malen te vernietigen. We zijn genoodzaakt ons af te vragen wat er nu precies wordt beschermd door deze onvoorstelbaar vernietigende kracht. Zelfs als een klein deel van de bevolking in een van de strijdende landen zou overleven, zou wat ze dan te wachten staat nauwelijks een toekomst kunnen worden genoemd. Door de gezichtspunten van mensenrechten en duurzaamheid – universele kwesties die invloed hebben op het leven van elke persoon – toe te voegen aan de al vastgestelde zorgpunten die onder Internationaal
21
humanitair recht zijn geformuleerd, kunnen we het aantal actieve gemeentes dat werkt aan het tot stand brengen van een wereld zonder kernwapens enorm uitbreiden. Ik hoop vooral dat een dergelijke concentratie van de aandacht op deze punten tot een verandering in de manier van denken zal leiden in de kernwapenstaten en in landen waar de bevolking leeft onder de dreiging van dit ‘uiterste afschrikmiddel’ waaraan die staten hen blootstellen. Het is van het grootste belang dat de burgers van deze staten gaan begrijpen dat het voortzetten van het beleid van kernwapenbezit en het gebruik van afschrikmiddelen een ernstige schending vormt van hun mensenrechten en een bedreiging voor de vooruitzichten op een duurzame toekomst. We moeten actie ondernemen voor het in gang zetten van concrete onderhandelingen die uiteindelijk zullen leiden tot het tot stand komen van een NWC. Een manier om dit te doen zou kunnen zijn dit te presenteren als een basisverdrag waarin het wettelijke raamwerk vastligt voor een wereld zonder kernwapens, met een reeks protocollen die daarmee nauw samenhangen. Het basisverdrag zou staten die het hebben ondertekend de mogelijkheid geven zich duidelijk uit te spreken voor het doel van een wereld zonder kernwapens, in het licht van de verplichtingen op grond van het internationaal humanitair recht, de mensenrechten en duurzaamheid, en om te beloven zich te onthouden van iedere actie die het bereiken van dit doel zou tegengaan of dit beginsel zou ondermijnen. Afzonderlijke protocollen zouden een opsomming kunnen geven van verboden activiteiten, zoals ontwikkeling en productie, gebruik of dreigen te gebruiken [van kernwapens], en procedures kunnen vaststellen voor ontmanteling en controle. Het kernpunt van dit voorstel is het vaststellen van een raamwerk waarbinnen alle landen kunnen werken aan deze gezamenlijke mondiale onderneming van de mensheid – het afschaffen van kernwapens – op het gebied van fysieke en psychologische veiligheid. Ik geloof dat deze formule voor staten de weg zou kunnen openen om verder te kijken dan hun huidige nucleaire status en om verder te gaan werken aan het gemeenschappelijke doel van een kernwapenvrije wereld. Dit verdrag zou het makkelijker maken voor de staten die lid zijn van het verdrag om, met het oog op het bereiken van hun overeengekomen doel, de confrontatie te verkleinen en concrete stappen te nemen voor een wederzijdse vermindering van de dreiging. Het raamwerk waarvoor ik een voorstel doe, zou een roadmap zijn voor een structurele verandering van wederzijdse dreiging naar wederzijdse garanties. Zelfs in het geval dat de protocollen, die het verdrag naar het volgende stadium van implementatie moeten brengen, niet direct worden geratificeerd, zou het mogelijk zijn het soort situaties te vermijden die in deze tijd in de wereld de overhand hebben en die gekenmerkt worden door een ernstig gebrek aan transparantie en de dreiging van een feitelijke onbeteugelde proliferatie. In plaats daarvan zou een tijdelijk verbod op kernwapens worden ingesteld op basis van een duidelijke algehele toekomstvisie en een wettelijke norm. Het is van vitaal belang dat de voorbereidingen hiervoor zo snel mogelijk beginnen. Ngo’s en regeringen die vooruitkijken moeten een groep vormen die ik voorlopig de ‘Actiegroep voor een Kernwapenverdrag’ wil noemen en die zich hiermee gaat bezighouden. De SGI is bereid hierin een actieve rol te spelen. Terwijl het ontwerpproces voor dit raamverdrag en de ontwikkeling van de plannen voor de protocollen aan de gang zijn, is het van cruciaal belang de publieke opinie in de wereld te veranderen – gestimuleerd door de kracht en de passie van jonge mensen – om zo de steun van een steeds groter aantal regeringen te verkrijgen. Ik zou graag ofwel de bekendmaking – of beter nog de ondertekening – zien van een overeengekomen ontwerp voor het basisraamverdrag voor het verbod op en de afschaffing van kernwapens in 2015, en ik stel voor dat de bijeenkomst hiervoor in Hiroshima en Nagasaki wordt gehouden. Ik dring al enige tijd aan op een top voor de afschaffing van kernwapens, als teken van het daadwerkelijke einde van het nucleaire tijdperk; voor dit topoverleg zou men dan bijeen moeten komen in Hiroshima en Nagasaki op de zeventigste herdenking van de bombardementen op die steden, met deelname van nationale leiders en vertegenwoordigers van de wereldburgermaatschappij. En ik heb opgemerkt dat de NPT Review Conference, die gepland staat voor 2015, een goede gelegenheid zou zijn voor een dergelijke topontmoeting. Tot op de dag van vandaag zijn de NPT Review Conferences allemaal gehouden in New York of Genève, en er zitten logistieke en andere problemen vast aan zo’n verandering van plaats van samenkomst. Maar of dit nu de vorm aanneemt van een top voor de afschaffing van kernwapens of van een NPT Review Conference, ik ben ervan overtuigd dat het effect van het organiseren van een dergelijke bijeenkomst op de plaats waar de atoombommen feitelijk zijn gevallen, ertoe zou kunnen bijdragen dat alle deelnemers – te beginnen met de aanwezige staatshoofden en regeringsleiders - de belofte doen dat zij een wereld willen creëren die vrij is van de 22
dreiging van kernwapens, dat zij zich voor dat doel willen verenigen en deze beweging onomkeerbaar willen maken. In de afgelopen jaren heeft de voormalige minister van Defensie van de VS William J. Perry, samen met voormalig minister van Buitenlandse Zaken Henry A. Kissinger en andere leiders, herhaaldelijk een oproep gedaan voor een wereld zonder kernwapens. Hij heeft de indruk die zijn bezoek aan de Atomic Bomb Dome en het Hiroshima Peace Memorial Museum op hem heeft gemaakt, als volgt beschreven: De afschrikwekkende beelden van de nasleep van de bombardementen met atoombommen staan nu in mijn geheugen gegrift. Ik dacht natuurlijk dat ik de verschrikkingen van kernwapens volledig kende. Maar door middel van deze beelden kon ik als het ware zien, en voelen wat voor ellende deze wapens veroorzaken en dat heeft mijn begrip van de enorme kracht van deze wapens en de tragedie die ze veroorzaken enorm vergroot. Deze ervaring heeft mijn beslissing sterker gemaakt dat deze wapens nooit meer, waar dan ook op de aarde, mogen worden gebruikt.lxiii Iedereen die Hiroshima bezoekt zal anders reageren, maar ik twijfel er niet aan dat iedereen er op een veelbetekenende manier door getroffen zal zijn. Uiteindelijk is het alleen mogelijk om uit de huidige impasse te komen, waarin proliferatie onverminderd blijft doorgaan en het nachtmerriescenario van het feitelijk gebruik een mogelijkheid blijft, wanneer grote aantallen mensen in de hele wereld begrijpen dat dit een gevaar is dat direct inbreuk maakt op hun eigen leven en waardigheid, en dat van hun kinderen en kleinkinderen. In 2007 heeft de SGI, ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van de verklaring waarin mijn leermeester Josei Toda opriep tot het afschaffen van kernwapens, een ‘Decennium van het volk voor de afschaffing van kernwapens’ ingeluid, dat tot doel had de meningen van de wereldbevolking te verzamelen en samen te brengen. De anti-kernwapententoonstelling ‘Van een cultuur van geweld naar een cultuur van vrede: het omvormen van de menselijke geest’, die is opgezet als onderdeel van deze campagne, is tot op heden in meer dan 220 steden over de hele wereld gehouden. Daarnaast werkt de SGI samen met de International Campaign for the Abolition of Nucleair Weapons (ICAN) die wordt georganiseerd door de International Physicians for the Prevention of Nuclear War (IPPNW) om wereldwijd solidariteit te kweken onder de bevolking voor het aannemen van een NWC; en de SGI werkt ook met Inter Press Service (IPS) aan een gezamenlijk internationaal mediaproject dat het zoeken naar voorstellen en ideeën voor een wereld zonder kernwapens moet stimuleren. Het Toda Institute for Global Peace and Policy Research dat ik in 1996 heb gesticht, zal een nieuw onderzoeksproject opzetten ter ondersteuning van de mondiale beweging voor het uitbreiden van NuclearWeapon-Free Zones (NWFZ’s) als een regionale aanpak voor het tot stand brengen van een wereld zonder kernwapens. De woorden van mijn leermeester, die hij meer dan een halve eeuw geleden uitsprak, blijven in mijn hart doorklinken: “Ik vraag diegenen die zichzelf zien als mijn studenten en leerlingen, de erfgenamen te zijn van de spirit van de verklaring die ik vandaag heb gegeven, en om de betekenis daarvan in de hele wereld bekend te maken.”lxiv Ik werk aan de zijde van de jeugd van de SGI en ben vastbesloten mijn gelofte aan mijn leermeester na te komen om de wereldbevolking, door hun eigen inspanningen, in staat te stellen een kernwapenvrije wereld tot stand te brengen. Om dit te bereiken verplichten we ons ertoe - door deze ongekende uitdaging aan te nemen – om samen te werken met al die mensen die hetzelfde doel en dezelfde wensen hebben.
Een gezamenlijke gelofte In dit voorstel heb ik moeilijke kwesties onderzocht als het voorkomen en beperken van rampen, de bescherming van de integriteit van het algehele milieu en het verminderen van armoede, evenals de afschaffing van kernwapens, en ik heb concrete ideeën naar voren gebracht om tot een oplossing hiervan te komen. Geen van deze problemen zal van de ene dag op de andere of zonder grote inspanning worden opgelost, maar ik ben ervan overtuigd dat als we ons concentreren en de ‘gewone burgers’ in de wereld – die elk een werkelijk onbegrensd potentieel bezitten - ertoe kunnen brengen hieraan hun energie en aandacht te geven, de weg voor ons zeker openligt.
23
Zestig jaar geleden heeft mijn leermeester een oproep gedaan aan alle wereldbewoners om zich als wereldburgers te beschouwen; vijf jaar later heeft hij de verklaring uitgebracht waarnaar ik hier heb verwezen en waarin hij aandrong op het verbod op en de afschaffing van alle kernwapens. Het was zijn vaste overtuiging dat we nu moeten handelen op een manier die in het belang is van de mensheid die 100 of 200 jaar na nu leeft. Zijn gepassioneerde woorden, die hij met mij als zijn leerling deelde en mij toevertrouwde, zijn voor mij een bron van onuitputtelijke inspiratie geweest, als een gelofte die ik met anderen wil delen en die ik vastbesloten ben na te komen. U moet niet alleen concrete voorstellen doen voor de vrede van de mensheid, maar het voortouw nemen in acties voor hun implementatie. Zelfs wanneer dergelijke voorstellen niet volledig of direct worden aangenomen, kunnen ze dienen als een ‘vonk’ die er de oorzaak van is dat een vredesbeweging zich uiteindelijk zal gaan verspreiden als een laaiend vuur. Theorieën verkondigen die niet op de realiteit zijn gebaseerd, zal altijd een nutteloze bezigheid blijven. Concrete voorstellen bieden een raamwerk voor het veranderen van de werkelijkheid en ze kunnen de functie hebben de belangen van de mensheid te beschermen. De vredesvoorstellen die ik in de afgelopen dertig jaar ben blijven schrijven, vertegenwoordigen mijn inspanningen voor het nakomen van mijn persoonlijke gelofte aan mijn leermeester. Ik ben ervan overtuigd dat er geen grotere kracht bestaat voor het oplossen van de moeilijke kwesties die in dit voorstel en al mijn voorstellen zijn behandeld, dan een steeds dieper wordend gevoel van solidariteit onder de mensen in de wereld. Daarvoor spannen mijn mede-SGI-leden in 192 landen en gebieden en ik ons, dag in dag uit, in om door dialoog het licht en de vlam van moed en hoop aan te wakkeren. De strijd voor vrede is, net als die voor mensenrechten en menselijkheid, geen strijd waarin het uiteindelijke doel in zicht komt als je de top van de berg hebt bereikt. We moeten dit eerder zien als de actie om een onafgebroken en niet te stoppen stroom van toewijding op gang te brengen, die van de ene generatie op de andere wordt doorgegeven en hen verbindt. Dit is de overtuiging die onze inspanningen heeft ondersteund in onze bijdragen aan een betere toekomst voor iedereen. Met deze vurige overtuiging zullen we verdergaan met het stimuleren van een beweging voor empowerment van, voor en door de mensen, en de basis leggen voor een wereldmaatschappij van vrede en een harmonieuze co-existentie.
Bibliografie
(Alle URL-informatie is bijgewerkt tot 21 maart 2012) Abrams, Irwin. 2008. The Words of Peace: Selections from the Speeches of the Winners of the Nobel Peace Prize . New York: Newmarket Press. The Amaravati Sangha, vert. 1994-2012. Karaniya Metta Sutta [De woorden van de Boeddha over barmhartigheid]. http://www.accesstoinsight.org/tipitaka/kn/snp/snp.1.08.amar.html Bachelet, Michelle. 2011. ‘International Women's Day 2011: Time to Make the Promise of Equality a Reality: Message from UN Women Executive Director Michelle Bachelet on the occasion of International Women's Day, 8 March 2011.’ http://www.unwomen.org/2011/03/international-womens-day-2011-time-to-make-the-promiseof-equality-a-reality/ Ban, Ki-moon. 2011. ‘A Visit to Chernobyl’. International Herald Tribune (Frankrijk), 25 april. http://www.un.org/sg/articles/articleFull.asp?TID=122&Type=Op-Ed Cayley, David. 1992. Ivan Illich in Conversation. Toronto: House of Anansi Press, Inc. CHS (Commission on Human Security). 2003. ‘Human Security Now: The Report of the Commission on Human Security’. http://ochaonline.un.org/OchaLinkClick.aspx?link=ocha&docId=1250396 Dekanawida, ‘Gayanashagowa The Great Binding Law or Constitution of the Iroquois Nations’. http://canadachannel.ca/HCO/index.php/1475_-_The_Iroquois_Constitution Emerson, Ralph Waldo. 1960-82. The Journals and Miscellaneous Notebooks of Ralph Waldo Emerson. 16 delen. Cambridge, Massachusetts: Belknap Press / Harvard University Press.
24
----. 1971-2011. The Collected Works of Ralph Waldo Emerson. 9 delen. Cambridge, Massachusetts: Belknap Press / Harvard University Press. Guterres, António. 2008. ‘Climate Change, Natural Disasters and Human Displacement: a UNHCR Perspective’. http://www.unhcr.org/refworld/type,RESEARCH,UNHCR,,492bb6b92,0.html ICJ (International Court of Justice). 1996. The Legality of the Threat or Use of Nuclear Weapons, Advisory Opinion I. C. J. Reports 1996. http://www.icj-cij.org/docket/files/95/7495.pdf Ikeda, Daisaku en John Kenneth Galbraith. 2005. Ningenshugi no dai seiki o [Op weg naar het creëren van een humanistisch tijdperk]. Tokio: Ushio shuppansha. ---- en Arnold Toynbee. 2007. Choose Life. Londen en New York: I.B. Tauris; 2009. Kies het leven, een dialoog. Uitgeverij Eburon Delft; 2010. ---- en Aurelio Peccei. 2009. Before It Is Too Late. Londen en New York: I.B. Tauris. ---- en Elise Boulding. 2010. Into Full Flower: Making Peace Cultures Happen. Cambridge, Massachusetts: Dialogue Path Press. ---- en Anwarul K. Chowdhury. 2011. Atarashiki chikyu shakai no sozo e--Heiwa no bunka to Kokuren o kataru [Het creëren van een nieuwe mondiale samenleving - een gesprek over de Verenigde Naties en een cultuur van vrede]. Tokio: Ushio shuppansha. ILO (International Labour Organization). 2011. ‘Global Employment Trends for Youth: 2011 Update’. http://www.ilo.org/wcmsp5/groups/public/---ed_emp/---emp_elm/--trends/documents/publication/wcms_165455.pdf ----. 2012. ‘Global Employment Trends 2012: Preventing http://www.ilo.org/wcmsp5/groups/public/--dgreports/---dcomm/--publ/documents/publication/wcms_171571.pdf
a
Deeper
Jobs
Crisis’.
ISDR (International Strategy for Disaster Reduction). 2005. ‘Hyogo Framework for Action 2005-2015: Building the Resilience of Nations and Communities to Disasters’. http://www.unisdr.org/2005/wcdr/intergover/officialdoc/L-docs/Hyogoframework-for-action-english.pdf Japan, Cabinet Office. Director General for Disaster Management. 2011. ‘Disaster Management in Japan’. http://www.bousai.go.jp/1info/pdf/saigaipanf.pdf Jaspers, Karl. 1962. Socrates, Buddha, Confucius, Jesus: The Paradigmatic Individuals. Eng. vert. Ralph Manheim. San Diego, New York en Londen: Harcourt Brace & Co. Kellenberger, Jakob. 2010. ‘Bringing the Era of Nuclear Weapons to an End: Statement by Jakob Kellenberger, President of the ICRC, to the Geneva Diplomatic Corps, Geneva, 20 April 2010’. http://www.icrc.org/eng/resources/documents/statement/nuclear-weapons-statement-200410.htm King, Martin Luther, Jr. 2010. Stride Toward Freedom: The Montgomery Story. Boston: Beacon Press. Maathai, Wangari Muta. 2003. The Green Belt Movement: Sharing the Approach and the Experience. New York: Lantern Books. ----. 2008. Unbowed: A Memoir. London: Arrow Books. Neumayer, Eric en Thomas Plümper. 2007. ‘The Gendered Nature of Natural Disasters: The Impact of Catastrophic Events on the Gender Gap in Life Expectancy, 1981–2002’. Annals of the Association of American Geographers, 97 (3). pp. 551-66. Nichiren. 1952. Nichiren Daishonin gosho zenshu [Verzameld werk van Nichiren Daishonin]. Red. Nichiko Hori. Tokio: Soka Gakkai. ----. 1999-2006. The Writings of Nichiren Daishonin. 2 delen. Uitg. en vert. The Gosho Translation Committee. Tokio: Soka Gakkai. ----. 2004. The Record of the Orally Transmitted Teachings. Eng. vert. door Burton Watson. Tokio: Soka Gakkai. Ortega y Gasset, José. 2000. Meditations on Quixote. Eng. vert. door Evelyn Rugg en Diego Marín. Urbana en Chicago: University of Illinois Press. Perry, William J. 2011. Kakunaki sekai o motomete [Op zoek naar een niet-nucleaire wereld World]. Eng. vert. door Tsuyoshi Sunohara. Tokio: Nihon Keizai Shuppansha. Rees, Stuart, Gordon Rodley en Frank Stilwell. 1993. Beyond the Market: Alternatives to Economic Rationalism. Leichhardt: Pluto Press Australië.
25
Saint-Exupéry, Antoine de. 1992. Wind, Sand and Stars. Eng. vert. door Lewis Galantiére. Orlando, Austin, New York, San Diego en Londen: Harcourt, Inc. SGI (Soka Gakkai Internationaal). 2011. ‘Soka Gakkai's Relief and Post-Disaster Recovery Support Activities Following the Great East Japan Earthquake on March 11, 2011’. http://www.sgi.org/assets/pdf/Mr.-Kawai'spresentation-at-UNHCR.pdf Tada, Tomio. 2007. Kamokunaru kyojin [The Quiet Giant]. Tokio: Shueisha. Terada, Torahiko. 2011. Tensai to kokubo [Natuurrampen en landsverdediging]. Tokio: Kodansha. Toda, Josei. 1981-90. Toda Josei zenshu [Verzameld werk van Josei Toda]. 9 delen. Tokio: Seikyo Shimbunsha. Toynbee, Arnold Joseph. 1960. Civilization on Trial: and The World and the West. New York: Meridian Books. ----. 1966. Change and Habit: The Challenge of Our Time. New York en Londen: Oxford University Press. ---- and Philip Toynbee. 1963. Comparing Notes: A Dialogue Across a Generation. Londen: Weidenfeld and Nicolson. UN (United Nations). General Assembly. 2010. ‘2010 Review Conference of the Parties to the Treaty on the NonProliferation of Nuclear Weapons: Final Document’. NPT/CONF.2010/50 (Vol. I). New York. http://www.un.org/ga/search/view_doc.asp?symbol=NPT/CONF.2010/50 (VOL.I) ----. ----. 2010. ‘Human Security: Report http://www.humansecuritygateway.com/documents/UNGA_ A64701_ReportOfTheSecretaryGeneralOnHumanSecurity.pdf
of
the
Secretary-General’.
A/64/701.
UNEP (United Nations Environment Programme). 2011. ‘Young People Representing Half the Planet Campaign to Make Rio+20 a Green Economy Hit’. http://www.unep.org/newscentre/default.aspx? DocumentID=2653&ArticleID=8879 UNHRC (United Nations Human Rights Committee). 1984. ‘CCPR General Comment No. 14: Article 6 (Right to Life) Nuclear Weapons and the Right to Life’. 9 november. http://www.unhcr.org/refworld/docid/453883f911.html 1
1
26
i
Toda, Toda Josei zenshu, 3:290. CHS, ‘Human Security Now’, 8. iii Idem, 4. iv Idem, 78. v ILO, ‘Global Employment Trends 2012’. vi ILO, ‘Global Employment Trends for Youth’. vii Emerson, The Journals, 8:163. viii Idem, 8:163. ix Nichiren, The Writings of Nichiren Daishonin, deel I, 662. x Idem, 662. xi Saint-Exupéry, Wind, Sand and Stars, 27. xii Rees, Rodley en Stilwell, Beyond the Market, 222. xiii Tada, Kamokunaru kyojin, 10. xiv Idem, 29. xv Toynbee, Change and Habit, 3. xvi Toynbee, Civilization on Trial, 19. xvii Toynbee, Comparing Notes, 19. xviii Ikeda en Toynbee, Choose Life, 45; Arnold Toynbee & Daisaku Ikeda, Kies het leven, 59. xix Nichiren, De geschriften van Nichiren Daishonin, deel II, 29. xx Nichiren, Nichiren Daishonin gosho zenshu, 171. xxi CHS, ‘Human Security Now’, 2. xxii Nichiren, De geschriften van Nichiren Daishonin, deel II, 65. xxiii Algemene Vergadering van de VN, ‘Human Security: Report of the Secretary-General’, 7. xxiv Ortega y Gasset, Meditations on Quixote, 45. xxv Nichiren, The Record of the Orally Transmitted Teachings, 138. xxvi Nichiren, De geschriften van Nichiren Daishonin, deel II, 67. xxvii CHS, ‘Human Security Now’, 4. xxviii Idem, 11. xxix Idem, 11-12. xxx Cayley, Ivan Illich in Conversation, 147. xxxi Idem, 148. xxxii Emerson, The Collected Works, 2:73. xxxiii Saint-Exupéry, Wind, Sand and Stars, 38-39. xxxiv Tada, Kamokunaru kyojin, 48. xxxv Jaspers, Socrates, Buddha, Confucius, Jesus, 35. xxxvi SGI, ‘Soka Gakkai’s Relief and Post-Disaster Recovery Support’. xxxvii King, Stride Toward Freedom, 63-64. xxxviii Nichiren, The Record of the Orally Transmitted Teachings, 230. xxxix Nichiren, The Writings of Nichiren Daishonin, deel II, 135. xl Maathai, Unbowed, 207. xli Maathai, The Green Belt Movement, 72. xlii Ikeda en Boulding, Into Full Flower, 113. xliii Idem, 92. xliv Idem, 113. xlv Japan, Cabinet Office, ‘Disaster Management in Japan’, 41. xlvi Guterres, ‘Climate Change’, 7. xlvii Neumayer en Plümper, ‘The Gendered Nature of Natural Disasters’, 552. xlviii ISDR, ‘Hyogo Framework for Action’, 4. xlix Ikeda en Chowdhury, Atarashiki chikyu shakai no sozo e, 340-41. l Bachelet, ‘International Women’s Day 2011’. li UNEP, ‘Young People Representing Half the Planet’. lii Ikeda en Galbraith, Ningenshugi no dai Seiko o, 67. liii Dekanawida, ‘Gayanashagowa’. liv The Amaravati Sangha, Karaniya Metta Sutta. lv Ban, ‘A Visit to Chernobyl’. lvi Idem. lvii Toda, Toda Josei zenshu, 4:565. lviii ICJ, ‘Legality of the Threat or Use of Nuclear Weapons’, 266. lix UN General Assembly, ‘2010 Review Conference’, 19. lx UNHCR, ‘General Comment No. 14’. lxi (Citaat in) Abrams, The Words of Peace, 81. lxii Kellenberger, ‘Bringing the Era of Nuclear Weapons to an End’. lxiii Perry, Kakunaki sekai o motomete, 175. lxiv Toda, Toda Josei zenshu, 4:565. ii