Memo
nummer datum aan van
26 juni 2013 Klaas-Jan Dolman Stadsdeel Zuid Amsterdam Marijke VisserOranjewoud Poldervaart Kor van Dijk Oranjewoud bestemmingsplan Havenstraatterrein te Amsterdam 259119 Vormvrije m.e.r.-beoordeling
kopie project projectnummer betreft
Wat iseen vormvrije m.e.r.-beoordeling De milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om het milieubelang vroegtijdig en volwaardig in de plan- en besluitvorming in te brengen. De m.e.r. is altijd gekoppeld aan een besluit, bijvoorbeeld een structuurvisie of een bestemmingsplan. Een m.e.r. is een uitgebreide procedure, waarbij een uitgebreid onderzoek (MER) naar de milieueffecten (verkeer, geluid, natuur, water, etc.) wordt uitgevoerd. Een m.e.r.-beoordeling is een toets om te beoordelen of bij een project belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden, waarvoor een m.e.r. nodig is. In het Besluit m.e.r. zijn in de bijlage, onderdeel Cen D activiteiten opgenomen, waarbij op grond van artikel 7.8b van de Wet milieubeheer besloten moet worden of bij de voorbereiding van het plan of besluit voor die activiteiten een milieueffectrapport (MER) moet worden opgesteld. De voorgenomen activiteit, de realisatie van woningen, is niet opgenomen in onderdeel C, wel in onderdeel D onder categorie D 11.2.
D 11.2
Activiteiten De aanleg, wijziging of ontwikkeling van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen.
Gevallen In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op: 1: een oppervlakte van 100 hectare of meer, 2. een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of 3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.
Besluit De vaststelling van het plan, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan
Zou sprake zijn van een "overschrijding" van bovengenoemde drempelwaarden dan is sprake van een m.e.r.beoordeling. De ontwikkeling valt echter onder de drempelwaarden (zie kolom 'gevallen'): De oppervlakte bedraagt minder dan 100 ha; Het project is wel een aaneengesloten gebied, maar bevat geen 2.000 of meer woningen. Conform de gewijzigde Besluit m.e.r. dient, voor activiteiten die wel in de D-lijst zijn opgenomen, maar niet aan de drempelwaarden voldoen, een toets aan 'Bijlage III Europese richtlijn milieubeoordeling projecten' te worden uitgevoerd (zie kader). Er dient beoordeeld te worden of er belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen optreden. Dit wordt een vormvrije m.e.r.-beoordeling of m.e.r.-scan genoemd.
blad 1 van 19
memonummer: betreft: Vormvrije m.e.r.-beoordeling
1. Kenmerken van de projecten Bij de kenmerken van de projecten moet in het bijzonder in overweging worden genomen: de omvang van het project, de cumulatie met andere projecten, het gebruik van natuurlijke hulpbronnen, de productie van afvalstoffen, verontreiniging en hinder, 2. Plaatsvan de projecten Bij de mate van kwetsbaarheid van het milieu in de gebieden waarop de projecten van invloed kunnen zijn moet in het bijzonder in overweging worden genomen: het bestaande grondgebruik, de relatieve rijkdom aan en de kwaliteit en het regeneratievermogen van de natuurlijke hulpbronnen van het gebied, het opnamevermogen van het natuurlijke milieu, met in het bijzonder aandacht voor de volgende typen gebieden: a) wetlands, b) kustgebieden, c) berg-en bosgebieden, d) reservaten en natuurparken, e) gebieden die in de wetgeving van de lidstaten zijn aangeduid of door die wetgeving worden beschermd; speciale beschermingszones, door de lidstaten aangewezen krachtens Richtlijn 79/ 409/ EEGen Richtlijn 92/ 43/ EEG, f) gebieden waarin de bij communautaire wetgeving vastgestelde normen inzake milieukwaliteit reeds worden overschreden, g) gebieden met een hoge bevolkingsdichtheid, h) landschappen van historisch, cultureel of archeologisch belang. 3. K B de punten 1 en 2 in het bijzonder in overweging worden genomen: het bereik van het effect (geografische zone en grootte van de getroffen bevolking), het grensoverschrijdende karakter van het effect, de orde van grootte en de complexiteit van het effect, de waarschijnlijkheid van het effect, de duur, de frequentie en de omkeerbaarheid van het effect.
Aanpak vormvrije m.e.r.-beoordeling Onderhavige vormvrije m.e.r.-beoordeling bestaat uit een toets aan Bijlage III EU richtlijn milieubeoordeling projecten. In hoofdlijnen dient het project te worden getoetst aan: 1. Kenmerken van het project; 2. Plaats van het project; 3. K In het kader van het bestemmingsplan Havenstraatterrein zijn door verschillende partijen gebiedsonderzoeken uitgevoerd. De relevante onderzoeken zijn ook opgenomen als bijlage bij de toelichting van het bestemmingsplan. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling maakt gebruik van de informatie uit de diverse rapporten en onderzoeken. Voor meer gedetailleerde informatie wordt verwezen naar de onderzoeken zelf, die als bijlagen bij de toelichting van dit bestemmingsplan zijn opgenomen.
blad 2 van 19
memonummer: betreft: Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Kenmerken van het project e
De locatie Havenstraatterrein moet een transformatie doormaken. Het terrein dat in de eerste helft van de 20 eeuw dienst deed als Haarlemmermeerstation, inclusief spooremplacementen, is na het verlies van de functie als station gevuld met diverse tijdelijke en perifere functies. Een goede herontwikkeling of transformatie heeft het gebied niet doorgemaakt. Door de stijgende druk op de ruimte in Amsterdam is de herontwikkeling van het Havenstraatterrein een logische vervolgstap in de transformatie van het hele gebied rondom het Olympisch stadion. Hiertoe is een ruimtelijk plan uitgewerkt, dat in het bestemmingsplan wordt vastgelegd. Het stedenbouwkundige plan voor deze transformatie is weergegeven in Figuur 1. Hierbij behoort een indicatieve invulling met woningaantallen en oppervlakten voor andere functies.
Figuur 1 Ruimtelijk plan (concept) voor Havenstraatterrein (Bron: MUST, 2013) Als uitgangspunt voor de transformatie van het terrein is gekozen voor een ontwikkeling met onder andere woningen, bedrijven, horeca en diverse voorzieningen. Meer gedetailleerd wordt uitgegaan van de volgende mogelijkheden:
blad 3 van 19
memonummer: betreft: Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Tabel 1 Detailleringfunctiesin het plangebied functie aantal/oppervlakte woningen max. 500 2 bedrijven max. 5.000 m 2
museumtramloods culturele voorzieningen basisschool overige maatschappelijke dienstverlening consumentverzorgende dienstverlening detailhandel
2
max. 2.500 m 2 max. 1.500 m 2 max. 3.750 m 2 max. 1.500 m 2 max. 1.500 m 2 max. 1.500 m
In het ruimtelijk kader zijn (onder andere) bouwhoogtes en bebouwingscontouren weergegeven. De spelregelkaart bebouwingsmogelijkheden heeft hierin al een zekere invulling gegeven met minimale en maximale bouwhoogtes. Deze uitgangspunten zijn verbeeld in Figuur 2. De ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt op het Havenstraatterrein dat een omvang heeft van ca. 3,5 ha. Naast de genoemde functies worden in het gebied ook groenvoorzieningen en infrastructuur gerealiseerd.
blad 4 van 19
memonummer: betreft: Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Figuur 2 Ruimtelijk kader: Volume. (Bron: MUST, 2013)
blad 5 van 19
memonummer: betreft: Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Plaatsvan het project Het Havenstraatterrein bevindt zich in Amsterdam-Zuid. Het gebied ligt tussen de tramremise (ten westen van het plangebied), de Stadiongracht (aan de zuidzijde), De bebouwing ten zuiden van de Karperweg (aan de zuidzijde), de Amstelveenseweg (aan de oostzijde) en de Havenstraat (aan de noordzijde).
Figuur 3 Liggingvan het plangebied (Bron: Google Maps)
blad 6 van 19
memonummer: betreft: Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Na het opheffen van de spoorwegactiviteiten is het gebied geleidelijk volgebouwd met diverse perifere en tijdelijke functies, veelal bedrijfsloodsen. Hiertussen bevinden zich nog de sporen van het voormalige emplacement. Het stationsgebouw is nog altijd een prominent gebouw op de kop van het plangebied (oostzijde). In het plangebied is ook de Electrische Museumtramlijn Amsterdam aanwezig, die in de zomermaanden tramritten met historische tramtoestellen naar Amstelveen verzorgt. Het gebied wordt in de huidige situatie vrij extensief gebruikt. De begrenzing aan de noordzijde van het terrein wordt gevormd door de muur rond de tramremise. Daarmee houdt A K variatie aan gebouwen.
Figuur 4 Impressie plangebied, van boven naar beneden: zuidwestzijde (Havenstraat), Havenstraat middengedeelte, Karperweg(Bron: Googlemaps)
blad 7 van 19
memonummer: betreft: Vormvrije m.e.r.-beoordeling
De algehele stedenbouwkundige kwaliteit van het gebied is beperkt, hoewel in het gebied nog bijzondere elementen aanwezig zijn die terugverwijzen naar de geschiedenis van het gebied als spoorwegemplacement. Zo zijn nog sporen aanwezig in het plangebied en is het voormalige Haarlemmermeerstation en een naastgelegen villa behouden gebleven aan de noordzijde van het plangebied. Het plangebied is in de provinciale structuurvisie aangewezen als bebouwd gebied en ligt te midden van gemengde bebouwing in de omgeving met wonen en werken en prominent aan de noordzijde de tramremise. Met uitzondering van een kleine strook van het Park Schhinkeleilanden, die binnen de Hoofdgroenstructuur van de gemeente Amsterdam valt, komen er geen bijzondere beschermde gebieden voor in de omgeving.
blad 8 van 19
memonummer: betreft: Vormvrije m.e.r.-beoordeling
K In de onderstaande paragrafen zijn de effecten op de diverse milieuaspecten beschreven. Daarbij is gebruik gemaakt van diverse onderzoeken die zijn uitgevoerd voor de milieuaspecten. Verkeer Ten behoeve van het bestemmingsplan is een onderzoek uitgevoerd naar de verkeerskundige aspecten door Goudappel Coffeng. De rapportage van het onderzoek is als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd. Behalve het plangebied is een ruimer gebied als studiegebied opgenomen in het verkeersonderzoek (zie Figuur 5).
Figuur 5 studiegebied verkeersonderzoek (Bron: Goudappel Coffeng, PM) Het gebruikte rekenmodel voor het onderzoek houdt rekening met diverse functies (wonen, maatschappelijk, bedrijf). De rapportage van het onderzoek beschrijft de precieze invoergegevens. De volgende situaties zijn in het onderzoek beschouwd: Autonome ontwikkeling 2020 Variant Havenstraatterrein 2020 Autonome ontwikkeling 2030 Variant Havenstraatterrein 2030 Tijdens en na de herontwikkeling van het gebied blijven de Havenstraat en de Karperweg als ontsluitingswegen van het gebied fungeren. Deze straten worden op twee plaatsen met elkaar verbonden door middel van een straat. Voor de beoordeling van de verkeersafwikkeling is gekeken naar twee kruispunten, namelijk de kruising van de Amstelveenseweg met de Stadionweg (ten zuiden van het plangebied) en de kruising van de Amstelveenseweg met de Cornelis Kruzemanstraat (enkelstrooksrotonde). De kruising met de Stadionweg heeft voldoende capaciteit om de toename van het verkeer door de realisatie van het Havenstraatterrein op te vangen. De enkelstrooksrotonde ter hoogte van de Cornelis Kruzemanstraat biedt onvoldoende ruimte om het verkeer af te wikkelen. Dit is echter in de autonome situatie ook reeds het geval. Daarom werkt de Centrale Stad aan plannen voor een reconstructie van de rotonde. Hierbij wordt de ontwikkeling van het Havenstraatterrein als aandachtspunt door het Stadsdeel Zuid ingebracht. Een tweede aandachtspunt daarbij is de verkeersveiligheid van de aansluiting van het Haarlemmermeercircuit met de Cornelis Kruzemanstraat. Ook dit is los van de plannen voor het Havenstraatterrein een probleem (locatie met relatief veel slachtofferongevallen). Het verbeteren van de verkeersveiligheid van de aansluiting van de Cornelis Krusemanstraat op het Haarlemmermeercircuit dan ook een belangrijke doelstelling van de reconstructie die door de Centrale Stad wordt uitgewerkt.
blad 9 van 19
memonummer: betreft: Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Ten opzichte van de referentiesituatie is het effect van de planontwikkeling voor het Havenstraatterrein voor verkeer beperkt. Daar waar een toename van het verkeer wordt verwacht bieden de wegen voldoende capaciteit om deze toename te kunnen verwerken. In het onderzoek is gekeken naar fietsverkeer en openbaar vervoer. In Amsterdam is in het algemeen een toename van het gebruik van fiets en openbaar vervoer zichtbaar. De aantakking van het terrein op het hoofdnet fiets en openbaar vervoervoorzieningen biedt mogelijkheden voor het temperen van het gebruik van de auto. Met betrekking tot parkeren geldt dat bewoners en bedrijven de voor het gebied geldende parkeernorm parkeren op eigen terrein. Zij kunnen geen aanspraak maken op een vergunning op straat. Bezoekers parkeren in de openbare ruimte. De verkeerskundige effecten van het plan zijn voldoende onderzocht en er is geen aanleiding vanuit het aspect verkeer om een m.e.r.-procedure te doorlopen. Geluid In verband met deze ruimtelijke procedure is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar geluid afkomstig van verkeer op omliggende wegen en de nabijgelegen bedrijvigheid. Voor het wegverkeer zijn de verkeerscijfers gebruikt van de dienst Infrastructuur Verkeer & Vervoer van de gemeente Amsterdam. Deze zijn input geweest voor het akoestische onderzoek dat door LBP-Sight is uitgevoerd ten behoeve van het bestemmingsplan. De uitgangspunten en rekenmethode zijn in de rapportage nader toegelegd. De rapportage is een bijlage bij de toelichting van dit bestemmingsplan. In het akoestisch onderzoek is rekening gehouden met de realisatie van 500 woningen met daarbij behorende voorzieningen. In de huidige situatie is slechts een beperkt aantal geluidgevoelige bestemmingen in het plangebied aanwezig. In het akoestisch onderzoek is rekening gehouden met geluidhinder vanaf wegen in de omgeving (Amstelveenseweg, Havenstraat, Cronelis Kruzemanstraat, Bernard Kochstraat en Stadionweg/ Stadionplein). Overlast vanaf de A10 en het spoor zijn als bronnen niet relevant geacht, omdat het Havenstraatterrein te ver verwijderd ligt van deze bronnen om hiervan belangrijke geluidsoverlast te ontvangen (afstand > 600 meter). De geluidscontour van het bedrijventerrein Schinkel ligt niet over het plangebied. Geluidsbronnen die wel relevant zijn voor het plangebied zijn de tramremise, de Ambulance Amsterdam en het Liander-transformatorstation. Verder zijn het Olympisch Stadion, het vliegverkeer van Schiphol en het scheepvaartverkeer op de Schinkel betrokken in de beoordeling. Hoewel de Museumtramlijn in het gebied aanwezig is en zal blijven, wordt hiervan geen nadere akoestische analyse gemaakt. De tramlijn rijdt slechts op zondagen in een beperkt deel van het jaar en met een beperkte dienstregeling. Daarmee kan deze tramlijn als een evenement beschouwd worden en is het niet noodzakelijk deze in het akoestische onderzoek te beschouwen.
blad 10 van 19
memonummer: betreft: Vormvrije m.e.r.-beoordeling
2 4
1
3
Figuur 6 Ruimtelijk kader met nummeringvan de bouwblokken Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geprognosticeerde akoestische situatie in het plangebied ten gevolge van wegverkeer en met name de bedrijfsbronnen in de omgeving niet optimaal is. Het akoestische niveau voor de woonblokken 1 en 2 (voor nummering zie Figuur 6) ligt door het verkeer boven de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, maar onder de maximaal te ontheffen waarde van 63 dB. In het overige gebied is geen belasting boven de voorkeursgrenswaarde verwacht als gevolg van de ontwikkeling. De VZA-centrale leidt voor een deel van woonblok 1 tot een belasting hoger dan de voorkeursgrenswaarde. Voor het directe geluid is een grenswaarde van 55 dB(A) verdedigbaar gezien het stedelijke karakter van het gebied. Voor het indirecte geluid wordt de maximale ontheffingswaarde niet overschreden, zodat hogere grenswaarden vastgesteld kunnen worden. Het Liander transformatorstation leidt niet tot een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde, zodat dit geen knelpunt vormt voor de realisatie van de plannen. Bij aanpassing van het transformatorstation zal de situatie opnieuw in kaart gebracht moeten worden, waarbij maatwerkafspraken gemaakt moeten worden. De geluidbelasting als gevolg van de tramremise op het plangebied is aanzienlijk. Onderzocht is of door het treffen van bronmaatregelen deze geluidbelasting kan worden teruggedrongen. De enige maatregel die doeltreffend is, betreft de overkapping van het buitenterrein. Gezien de kosten is deze maatregel echter niet realistisch. Hetzelfde geldt voor een afscherming van het terrein die zodanig hoog zou moeten zijn dat dit niet realistisch is en bovendien stedenbouwkundig onacceptabel. Oplossingen aan deelbronnen (smeerinstallaties, plaatselijke afscherming) bieden te weinig reductie van de geluidbelasting. De geluidbelasting van de tramremise is daarmee een gegeven bij de verdere planontwikkeling. Deze is deels aanvaardbaar als onderdeel van het stedelijk gebied en leidt deels tot een beperking van de mogelijkheden van het plangebied. Door middel van dove gevels of daarmee vergelijkbare geluidwerende voorzieningen (bijv. gebouwgebonden schermen) kan de woonbestemming gerealiseerd worden. Deze dove gevels worden aangeduid in het bestemmingsplan. Andere geluidbronnen betreffen evenementen in de Olympisch Stadion, scheepvaartgeluid en luchtvaartgeluid. Met geluidsoverlast vanuit het Olympisch Stadion behoeft geen rekening te worden gehouden, omdat de afstand tussen stadion en Havenstraatterrein met 350 m ruim boven de richtafstand ligt genoemd in de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' (100 m). Voor scheepvaart geldt de grenswaarde van 75 dB(A) op 25 m afstand. Over de Schinkel varen dagelijks ca. 8 schepen per uur (zowel beroeps- als pleziervaart). Gelet op het beperkte bronvermogen en de lage intensiteit zal geen sprake zijn van geluidshinder als gevolg van de scheepvaart. Het Havenstraatterrein ligt buiten de beperkingen zones van het Luchthavenindelingsbesluit, zodat geen belemmeringen vanuit luchtvaartgeluid zullen optreden.
blad 11 van 19
memonummer: betreft: Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Wegverkeer leidt cumulatief gezien niet tot een onaanvaardbare geluidbelasting. Ditzelfde geldt voor de cumulatie W D onder gerekend. In alle gevallen is sprake van een aanvaardbare situatie, waarbij de cumulatieve geluidbelasting voor de nieuwbouw niet significant zal afwijken van die van de reeds bestaande bebouwing. Als gevolg van de planontwikkeling treden geen belangrijke nadelige gevolgen op, omdat ervan uitgegaan kan worden dat slechts zeer beperkt extra verkeer wordt gegenereerd door het realiseren van de plannen. Cumulatief gezien is geen sprake van een onaanvaardbare situatie. Vanuit akoestiek is er geen aanleiding een m.e.r.-procedure te doorlopen. Luchtkwaliteit Ten behoeve van het aspect luchtkwaliteit is door Oranjewoud een memo opgesteld (2013) met conclusies ten aanzien van dit aspect. Het plan voorziet in de ontwikkeling van woningen, maatschappelijke doeleinden, detailhandel, horeca en een hotel. Het ontwikkelen van deze functies leidt tot een toename van het gemotoriseerde verkeer op de wegen in de directe omgeving. Om de verkeerseffecten in beeld te brengen is door de Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer van de 1 Gemeente Amsterdam een onderzoek uitgevoerd . Hieruit blijkt dat sprake is van een verkeerstoename van maximaal 1.788 mvt/ etmaal waarvan 1,3%middelzwaar en 0,7%zwaar vrachtverkeer. Op de overige wegen in de omgeving is sprake van een (fors) kleinere toename van de etmaalintensiteit. In de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteiteisen) V E 7.500 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Indien een verkeersaantrekkende werking van een project of een planontwikkeling ruim beneden deze 7.500 motorvoertuigbewegingen per etmaal ligt en deze planontwikkeling niet direct valt onder de Regeling niet in betekenende mate bijdragen, dan is daarmee wel aannemelijk gemaakt dat dit project of plan niet in betekenende mate bijdraagt. Uit het verkeersonderzoek blijkt dat het plan leidt tot een maximale verkeerstoename van ca. 1.790 bewegingen per etmaal. Deze verkeerstoename ligt ruim onder de eerder genoemde 7.500 bewegingen per etmaal. Op grond hiervan en gelet op bovenstaande toelichting bij de Regeling niet in betekenende mate bijdragen, is het aannemelijk dat de voorgenomen planontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Titel 5.2 Wm staat derhalve besluitvorming niet in de weg (grondslag art 5.16, lid 1, onder c van de Wet milieubeheer). Het aspect luchtkwaliteit leidt dan ook niet tot de noodzaak een m.e.r.-procedure te doorlopen.
Externe Veiligheid Ten behoeve van het bestemmingsplan is een onderzoek gedaan naar de externe veiligheid door de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (2013). Het bestemmingsplan biedt geen kaders voor het realiseren van risicovolle inrichtingen. Ook leidt het plan niet tot verandering van transportroutes voor gevaarlijke stoffen. Uit het onderzoek ten behoeve van externe veiligheid is echter gebleken dat zich in en in de buurt van het bestemmingsplangebied enkele risicobronnen met betrekking tot externe veiligheid bevinden: 1. het LPGtankstation aan de Havenstraat; 2. opslag van gevaarlijke stoffen op het terrein van de tramremise; 3. vuurwerkopslagplaatsen aan Stadionweg en Hoofddorperweg; 4. vervoer gevaarlijke stoffen over het de Schinkel. 1
Suiker, S.A., Plasmeijer, R., Onderzoek verkeersintensiteiten Bestemmingsplan Havenstraatterrein, onderzoek verkeerseffecten herontwikkeling (rapportnummer VO120242, versie 1.0), DIVV Amsterdam, 9 januari 2013
blad 12 van 19
memonummer: betreft: Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Het tankstation aan de Havenstraat, dat als een Bevi-activiteit (Besluit externe veiligheid inrichtingen) geldt, wordt verwijderd met de realisatie van het voorgenomen plan. In de tijdelijke situatie leidt dit station ook niet tot een toename van het groepsrisico, omdat geen nieuwe bestemmingen worden toegevoegd. De opslag van gevaarlijke stoffen op het terrein van de tramremise bestaat uit een beperkte hoeveelheid gasflessen. De beperkte omvang van de opslag houdt in dat deze activiteit onder het Activiteitenbesluit valt en niet onder het Bevi. Er is dan ook geen nader externe veiligheidsonderzoek noodzakelijk voor deze activiteit. De beide vuurwerkopslagplaatsen kunnen maximaal 1200 kg consumentenvuurwerk opslaan. Binnen het bestemmingsplan moet daarom, gemeten vanaf de bewaarplaats in voorwaartse richting, tot een kwetsbaar object en een geprojecteerd kwetsbaar object een veiligheidsafstand van ten minste 8 meter in acht te worden genomen. De afstand van beide bewaarplaatsen tot het bestemmingsplangebied is echter 470 meter en daarmee is geen nader onderzoek noodzakelijk. Over de Schinkel vindt incidenteel transport van kerosine plaats. De vaarroute is echter niet aangewezen als transportroute Water van de circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Er geldt daarom geen -6 risicocontour 10 voor deze route. Nader onderzoek is daarmee niet noodzakelijk. Externe Veiligheid leidt dan ook niet tot de noodzaak een m.e.r.-procedure te doorlopen. Magnetische veldsterkten In (de omgeving van) het plangebied Havenstraatterrein zijn een onderstation (Karperweg), de tramremise en ondergrondse hoog- en middenspanningskabels aanwezig die elektromagnetische velden veroorzaken. De T T opstelling en de afstand tot de geleiders. Er is geen bewijs aangetoond van een relatie tussen blootstelling aan magnetische velden en ziekten en aandoeningen. Toch is in dit kader beleid en wetgeving beschikbaar en is in het kader van de ontwikkeling van het Havenstraatterrein onderzoek gedaan (DNV KEMA, 2013). O T V voorzieningen nauwelijks bij aan de magnetische veldsterkte buiten het remiseterrein. De veldsterkte boven de meeste kabels in het plangebied is relatief laag. De hoogspanningskabels in de Havenstraat leiden wel tot een overschrijding. Deze kabels worden met de ontwikkeling verlegd, zodat zij geen belemmering vormen voor de ontwikkeling. Het onderstation leidt wel tot een contour die over het plangebied reikt. Daarbij ligt de grens van de contour echter op de verbrede Karperweg, zodat deze niet over de nieuwe gevoelige bestemmingen reikt. De magnetische veldsterkten zijn dan ook geen aanleiding om een m.e.r.-procedure te doorlopen. Bodem In opdracht van het Stadsdeel Zuid is in 2013 een aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd, als aanvulling op een eerder verkennend bodemonderzoek voor het terrein in 2008 (Tauw, 2013a). Op het terrein is een aantal verdachte locaties onderzocht. A voornamelijk zware metalen, PAKen plaatselijk asbest (immobiele verontreinigingen). De ondergrond, van circa 1 tot circa 3 m -mv is maximaal licht verontreinigd. Plaatselijk zijn in zowel de boven- als ondergrond plaatsen met mobiele verontreinigingen aanwezig, die veelal te relateren zijn aan de ondergrondse opslag brandstofproducten (zie ook Figuur 7). Van de diepere ondergrond (> 3 m -mv) zijn geen kwaliteitsgegevens bekend maar, op basis van het historisch onderzoek en ervaring in de regio Amsterdam, wordt verwacht dat de diepere bodem (>3 m -mv) maximaal licht verontreinigd is.
blad 13 van 19
memonummer: betreft: Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Archiefonderzoek heeft een aantal tanks voor ondergrondse opslag van brandstofproducten aangetoond. Hiernaar dient nader onderzoek te worden uitgevoerd na sloop van de bestaande bebouwing, maar voorafgaand aan de ontwikkeling van het gebied.
Figuur 7 Situeringvan de (voormalige) brandstofgerelateerde tanks(Bron: Tauw 2013a) Er dient rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van asbest. Aanbevolen wordt om een gebiedsdekkend onderzoek naar asbest in grond en op het maaiveld uit te voeren voorafgaand aan de ontwikkeling van het gebied. Het
Vanuit het voorgaande verkennende bodemonderzoeken waren de monsterpunten 6 en 62 (zie Figuur 8) aangeduid als nader te onderzoeken. In het aanvullende onderzoek is de verontreinigingssituatie ter plaatse van monsterpunt 6 nog niet volledig in beeld. Wel blijkt uit archiefonderzoek dat de verontreinigingen mogelijk afkomstig zijn van een ondergrondse HBO-tank bij Havenstraat 3a/ 3b. Nader afperkend onderzoek is nodig.
blad 14 van 19
memonummer: betreft: Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Figuur 8 Liggingmonsterpunten 6 en 62, roodomcirkeld (Bron: Tauw, 2013a) Ter plaatse van monsterpunt 62 is uit mondelinge mededeling gebleken dat de locatie in het verleden is gebruikt als D verontreinigd met PAKen licht tot zeer sterk met minerale olie. De verontreiniging reikt niet dieper dan circa 1 m -mv. De omvang in horizontale richting is nog niet volledig in beeld. Op basis van de huidige gegevens wordt de omvang 3 van de verontreiniging geschat op 500 m , waarmee het een geval van ernstige bodemverontreiniging betreft. Het grondwater is maximaal licht verontreinigd met PAK, waarschijnlijk veroorzaakt door de verhoogde troebelheid. Aanbevolen wordt om door middel van aanvullende boringen de verontreiniging verder in beeld te brengen. Als de verontreiniging is afgeperkt dient voor het te ontwikkelen gebied een BUS-melding of saneringsplan te worden opgesteld Het bodemonderzoek leidt niet tot de noodzaak een m.e.r.-procedure te doorlopen. Weliswaar zijn verontreinigingen aanwezig. Deze moeten worden aangepakt voorafgaand aan de daadwerkelijke ontwikkeling van het terrein.
Water In het kader van de planontwikkeling van het Havenstraatterrein is in opdracht van Stadsdeel Zuid een geohydrologisch onderzoek uitgevoerd naar de invloed op de grondwaterstand van de transformatie van het plangebied (Tauw, 2013b). Daarvoor is een grondwatermodel gemaakt, waarmee de verschillende effecten als gevolg van de realisatie van ondergrondse parkeergarages op de grondwaterstroming zijn gesimuleerd. Het model is geijkt op basis van de gemeten stijghoogten in het freatisch pakket en het eerste watervoerend pakket in de omgeving van de onderzoekslocatie. Op basis van het geohydrologisch onderzoek is geconcludeerd dat als gevolg van de toename aan onverhard oppervlak de grondwaterstand met 0,05 tot 0,25 m stijgt bij een extreme bui. De toekomstige ontwateringsdiepte kan nog niet vastgesteld worden, omdat de toekomstige maaiveldhoogte nog niet bekend is. De rapportage is nog niet beoordeeld door Waternet en na vaststelling van de toekomstige maaiveldhoogte moet nog bezien worden in hoeverre een voldoende ontwateringsdiepte wordt bereikt. Indien de ontwateringsdiepte te klein blijkt, kunnen maatregelen gedimensioneerd worden.
blad 15 van 19
memonummer: betreft: Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Op het terrein zijn geen waterkeringen aanwezig, zodat daarmee geen rekening gehouden behoeft te worden. Een en ander leidt niet tot de noodzaak voor water een m.e.r.-procedure te voeren.
Natuur De Dienst Ruimtelijke Ordening heeft ten behoeve van de planontwikkeling op het Havenstraatterrein een natuuronderzoek uitgevoerd (Dro, 2013a). In het natuurwaardenonderzoek is nagegaan of vanuit de Flora- en faunawet consequenties zijn voor het bestemmingsplan en met welke soorten er rekening moet worden gehouden bij toekomstige ruimtelijke ingrepen. Tot nu toe is een tussenrapportage beschikbaar (tot 8 mei 2013). Volgens het vleermuizenprotocol 2013 moet in de komende tijd (een drietal onderzoeken) worden aangetoond of verblijfsplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn, omdat een klein deel van de bebouwing en boomgroepen langs het spoor geschikte biotoop voor vleermuizen biedt. De eerste inventarisatieronde heeft nog geen verblijfplaatsen van vleermuizen aangetoond. In het plangebied zijn geen nesten waargenomen van vogels waarvan het nest het gehele jaar rond is beschermd. Er is een eksternest waargenomen. Dit nest is tijdens de broedperiode (februari- augustus) beschermd (mits in gebruik). In het plangebied zijn tevens beschermde plantensoorten waargenomen. Op de kademuren groeien meerdere exemplaren van de beschermde tongvaren. Het lage dak van de loods die parallel loopt aan de oostzijde van de spoorlijn betreft een geschikte biotoop voor zonnedauw. Om daadwerkelijk vast te kunnen stellen of deze B wordt conform de Gedragscode van Amsterdam gewerkt. Nader onderzoek moet nog uitwijzen of er beschermde vissoorten aanwezig zijn in het plangebied. Het plangebied bevindt zich niet in de nabije omgeving van een Natura-2000 gebied of de Ecologische Hoofdstructuur. Een kleine strook aan de zuidwestzijde van het plangebied ligt binnen de Hoofdgroenstructuur (gemeente Amsterdam). Het bestaande park blijft hier gehandhaafd, zodat effect op de Hoofdgroenstructuur is uit te sluiten. In het plangebied is een aantal behoudenswaardige bomen aanwezig. Deze bomen, die mogelijk een monumentale waarde hebben, worden behouden. Een aantal behoudenswaardige bomen kan mogelijk verplaatst worden. De uitkomsten van het natuuronderzoek leiden niet tot de noodzaak voor natuur een m.e.r.-procedure te voeren. Indien verblijfplaatsen van vleermuizen in het gebied worden aangetoond, zullen mitigerende maatregelen genomen moeten worden in de vorm van nieuwe verblijfplaatsen. Dit is echter geen aanleiding voor nader onderzoek in het kader van een m.e.r.-procedure.
Archeologie Ten behoeve van het bestemmingsplan is in opdracht van Stadsdeel Zuid door het Bureau Monumenten en Archeologie (BMA) van Amsterdam een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het bureauonderzoek gaat uit van een beknopt overzicht van de historisch-topografische ontwikkeling van de Sloterpolder vanaf de Late Middeleeuwen tot in de 20ste eeuw. Het historisch overzicht wordt aangevuld met archeologische informatie afkomstig van vindplaatsen in de directe omgeving van het plangebied. De historische en archeologische informatie over de ruimtelijk topografische ontwikkelingen is omgezet naar een beeld van archeologische verwachtingen. De archeologische verwachtingskaart (zie Figuur 9) bestaat uit een zone met een hoge (zone A) en een zone met een negatieve archeologische verwachting (geen archeologische verwachting, zone B).
blad 16 van 19
memonummer: betreft: Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Figuur 9 Verwachtingskaart archeologie (Bron: BMA, 2012). De archeologische beleidskaart (zie Figuur 10), gebaseerd op de archeologische verwachtingskaart, geeft aan dat voor de bewoningszone langs de Amstelveenseweg een nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij een planomvang 2 vanaf 500 m en een diepte vanaf 2,5 meter. De bestaande bebouwing is hierbij overigens buiten de onderzoeksplicht gehouden. Bovendien is het archeologische beleid in het bestemmingsplan geborgd door de dubbelbestemming archeologie.
Figuur 10 Beleidskaart archeologie Havenstraatterrein (BMA, 2012)
blad 17 van 19
memonummer: betreft: Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Voor het gehele plangebied geldt overigens de wettelijke meldingsplicht. Dit houdt in dat ook in geval geen archeologisch vervolgonderzoek is vereist en toch bodemvondsten ouder dan vijftig jaar worden aangetroffen, dit aan Bureau Monumenten en Archeologie gemeld wordt zodat in overleg met de opdrachtgever maatregelen getroffen kunnen worden tot documentatie en berging van de vondsten. Archeologische waarden vormen hiermee geen aanleiding een m.e.r.-procedure te doorlopen.
Cultuurhistorie De overige cultuurhistorische waarden zijn eveneens onderzocht door het Bureau Monumenten en Archeologie van Amsterdam. De ordekaarten die voor het gebied gelden geven aan dat het Haarlemmermeerstationsgebouw een orde 1 kent. Dit gebouw is een rijksmonument. Voor het overige komen geen monumenten voor in het plangebied. De directiewoning en het wisselwachtershuisje zijn beide als gebouwen van orde 3 weergegeven. Het laatste object heeft echter geen relatie met de geschiedenis van het gebied. Belangrijker dan de huidige staat en de vormgeving van de bedrijfsbebouwing is de wijze waarop de aanwezigheid van de spoorlijn en het emplacement de structuur van het gebied heeft bepaald en de opening die daarmee bleef bestaan naar het Nieuwe Meer en het Amsterdamse Bos toe. Vanuit deze constatering is een aantal adviezen afgegeven met betrekking tot het bestemmingsplan en de verdere planontwikkeling. De adviezen gaan in op de herkenbaarheid van het gebied als voormalig spooremplacement en het behouden van de context van de monumentale gebouwen (Haarlemmermeerstation en directiewoning). Ook het onderdeel dat het gebied vormt in de westrand van het Plan Zuid wordt hierbij genoemd. De historische gelaagdheid van het gebied komt tot uitdrukking in een aantal kenmerken van het gebied, zoals de langwerpige vorm en het informele, utilitaire karakter van het gebied. De volgende aandachtspunten worden genoemd: de langwerpige vorm van het gebied met de spoorlijn als ruggengraat de open zichtlijnen van het gebied naar de uitloper van de groene scheg (Schinkeleilanden, Amsterdamse Bos, Nieuwe Meer) de typologie van de woningbouw ten noorden en ten zuiden van het plangebied: vier lagen met kap (Plan Zuid) Opmerkingen zijn geplaatst bij de wenselijkheid van bebouwing met een grote bouwhoogte. Hiertoe wordt een Hoogbouweffectrapportage opgesteld. De bouwvolume en het uiterlijk van blok 1 moeten recht doen aan de monumentale bebouwing van het station en de naastgelegen villa. De effecten op de cultuurhistorische waarden zijn hiermee afdoende in beeld gebracht. Het plan leidt (wellicht) tot een aantasting van de cultuurhistorische waarden van het gebied. Het betreft dan cultuurhistorische waarden die geen beschermde status hebben. Het voeren van een m.e.r.-procedure leidt niet tot een afwijkende conclusie of extra inzichten. Conclusie Toetsing van onderhavig plan aan de criteria van Bijlage III van de Europese m.e.r. richtlijn leidt tot de conclusie dat de beoogde ontwikkeling per saldo geen of weinig milieugevolgen zal hebben die niet zijn te voorkomen of te mitigeren. Daarom is voor het betreffende bestemmingsplan geen verdere m.e.r.-beoordeling nodig
blad 18 van 19
memonummer: betreft: Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Geraadpleegde bronnen Bureau Monumenten en Archeologie (BMA), 2012, Archeologisch bureauonderzoek Plangebied Havenstraat, Stadsdeel Zuid. Bureau Monumenten en Archeologie (BMA), 2012, Cultuurhistorische verkenning en advies. Havenstraatterrein Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, 2013, Onderzoek Externe Veiligheid, bestemmingsplan Havenstraatterrein Dienst Ruimtelijke ordening (Dro), 2013a, Concept tussenrapportage natuurwaardenonderzoek, bestemmingsplan Havenstraatterrein. Goudappel Coffeng, 2013, Verkeersonderzoek Havenstraatterrein. Verkeer en parkeren. LBPSight, 2013, Akoestisch onderzoek Havenstraatterrein te Amsterdam. Rapportage Fase I Must, 2013, Ruimtelijk kader Havenstraatterrein Oranjewoud, 2013, Memo luchtkwaliteit Tauw, 2013a, Aanvullend bodemonderzoek plangebied Havenstraatterrein te Amsterdam. Tauw, 2013b, Geohydrologisch onderzoek vernieuwingsplan Havenstraatterrein te Amsterdam
blad 19 van 19