STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling
Januari 2014
Eerste evaluatie 2017
De meldcode omvat: I. Route bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling. II. Route bij signalen van mogelijk geweld- of zedendelict door een collega jegens een kind. III. Route bij signalen van seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen kinderen onderling.
Vastgesteld door het College van Bestuur op 14 maart 2014.
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Inhoudsopgave Een woord vooraf ......................................................................................................... Inleiding ...................................................................................................................... 4 Definities ..................................................................................................................... 5 Overeenkomst ter gebruik van de meldcode .............................................................. 7 I. Route bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling............................... 9 Stap 1: In kaart brengen van signalen ..................................................................10 Stap 2: Collegiale consultatie en zo nodig raadplegen van SHG, AMK of een deskundige op het gebied van letselduiding ..............................................10 Stap 3: Gesprek met de ouder (en indien mogelijk met het kind) .........................12 Stap 4: Weeg aard en ernst van het huiselijk geweld of kindermishandeling en bij twijfel altijd raadplegen van het SHG of AMK ............................................12 Stap 5: Beslissen: zelf hulp organiseren of melden ..............................................12 Stap 6: Evaluatie……………………………………………………………………….13 Stap 7: Nazorg………………………………………………………………………….13 Uitwerking van de stappen bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling……………………..………….......................................................15 II. Route bij signalen van mogelijk geweld- of zedendelict door een collega jegens een kind................................................................................................................23 Stap 1A: Signaleren afwegen of klacht een melding wordt ..................................28 Stap 1B: Direct melding doen van vermoeden van geweld- of zedendelict jegens een kind bij houder ....................................................................................28 Stap 2: In overleg treden met vertrouwensinspecteur ..........................................29 Stap 3: Aangifte doen ...........................................................................................29 Stap 4: Handelen naar aanleiding van de melding ...............................................29 Stap 5: Instellen van een onderzoekscommissie…………………………………….30 Stap 6: Maatregelen naar aanleding van het onderzoek ..…………………………31 Stap 7: Informeren van het team……………………………………………………...31 Stap 8: Informeren van andere ouders……………………………………………….31 Stap 9: Nazorg bieden en evalueren ....................................................................32 Uitwerking van de stappen bij signalen van mogelijk geweld -of zedendelict door een collega jegens een kind……………………………………………………………………34 III. Route bij signalen van seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen kinderen onderling ..............................................................................................................43 Stap 1: In kaart brengen van signalen ..................................................................44 Stap 2: Melden van het gedrag ............................................................................44 Stap 3: Beoordelen ernst van het gedrag .............................................................44 Stap 4: Maatregelen nemen .................................................................................44 Stap 5: Handelen .................................................................................................45 Stap 6: Nazorg bieden en evalueren…………………………………………………45 Uitwerking van de stappen van seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen kinderen onderling………………………………………………………………………….46 IV. Kwaliteitszorg en evaluatie ...................................................................................52 V. Verantwoordelijkheden in het scheppen van randvoorwaarden voor een veilig werk- en meldklimaat …………………………………………………..………………….53
2
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN VI. Sociale kaart……………………………………………………………………………………...54 VII. Bijlagen………………………………………………………………………………....80 Bijlagenoverzicht: Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5:
Signalen kindermishandeling 0 – 4 jaar………………. ………………...82 Signalen die kunnen duiden op een mogelijk geweld- of zedendelict door een collega……………………………………………..87 Signalen van kind, die geconfronteerd zijn met seksueel grensoverschrijdend gedrag van een ander kind……………………...90 Toestemmingsformulier…………………………………………………...91 Observatielijst………………………………………………………............92
3
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Inleiding In 2013 is het Besluit vaststelling minimumeisen verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling in werking getreden. Dit besluit verplicht organisaties om een meldcode vast te stellen en kennis en gebruik ervan te bevorderen. In het kader van kwaliteitszorg wordt de plicht opgelegd om een meldcode te hanteren voor huiselijk geweld en kindermishandeling, daaronder ook begrepen seksueel geweld, vrouwelijke genitale verminking (ook wel genoemd meisjesbesnijdenis) en eergerelateerd geweld. De verplichting geldt voor organisaties en zelfstandige beroepskrachten in de gezondheidszorg, onderwijs, kinderopvang, maatschappelijke ondersteuning en jeugdzorg. Het kunnen signaleren van kindermishandeling is een belangrijke competentie waarover iedere beroepskracht die met kinderen werkt dient te beschikken. Daarnaast is een wettelijke meldplicht ingevoerd voor een vermoeden van een geweldof zedendelict jegens een kind door een collega. Dit betekent dat een houder van een kinderopvangorganisatie (zie definitielijst) wettelijk verplicht is om contact op te nemen met een vertrouwensinspecteur als over aanwijzingen beschikt wordt dat een collega een geweld of zedendelict begaat of heeft begaan en een kind hiervan het slachtoffer is. De Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor de branche kinderopvang is gebaseerd op het basismodel meldcode: Stappenplan voor het handelen bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling. Betreffend basismodel is ontwikkeld door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en bedoeld voor alle sectoren waar vanuit professioneel oogpunt met kinderen wordt gewerkt. Deze meldcode is speciaal toegeschreven naar de branche kinderopvang en is bedoeld voor iedereen die werkzaam is binnen deze branche. De meldcode geeft via een stappenplan aan hoe te handelen wanneer er signalen zijn die kunnen duiden op huiselijk geweld of kindermishandeling. Daarnaast bevat deze meldcode een route hoe te handelen bij signalen van mogelijk geweld- of zedendelict door een collega en een route hoe te handelen wanneer er sprake is van seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen kinderen onderling. Elke stap binnen de routes wordt afzonderlijk uitgebreid toegelicht. Bij deze meldcode is een toelichting ontwikkeld: Handleiding behorend bij Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Deze is bestemd voor alle beroepskrachten werkzaam in de branche kinderopvang. De handleiding geeft achtergrondinformatie en toelichtingen op elementen uit de meldcode. Voordat de meldcode wordt gebruikt is het verstandig eerst de handleiding te bestuderen. De meldcode kan niet zonder de handleiding geïmplementeerd worden binnen de kinderopvangorganisatie. Andersom kan de handleiding niet zonder de meldcode gebruikt worden.
4
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Definities Houder (kinderopvangOrganisatie)
Stichting Protestants Christelijke Peuterspeelzalen.
Directie
Namens het College van Bestuur/sectordirecteur Peuterspeelzalen.
Leidinggevende
Manager/beleidsmedewerker peuterspeelzalen
Beroepskracht
De beroepskracht die binnen de stichting werkzaam is en die in dit verband aan kinderen zorg, begeleiding of een andere wijze van ondersteuning biedt. Hieronder vallen in ieder geval de peuterspeelzaalleidster, coach VVE, IB-er, vrijwilliger1, oudercoördinator, leidinggevende, directie.
Vrijwilliger
Degene die structureel al dan niet tegen een vrijwilligersvergoeding op regelmatige, niet incidentele basis werkzaam is in de peuterspeelzaal en is belast met verzorging, opvoeding en bijdrage aan ontwikkeling van kinderen
IB-er
De beroepskracht, die als deskundige door de stichting is ingehuurd voor de brede ontwikkeling voor Het Jonge Kind in het kader van de zorg, maar ook voor de specifieke deskundigheid op het terrein van kindermishandeling en huiselijk geweld.
Ouders / verzorgers
De volwassenen of volwassene die verantwoordelijk zijn / is voor de zorg en opvoeding van het kind; ouder(s), verzorger(s), voogd. Daar waar ouders geschreven wordt, wordt ook verzorgers of ouder / verzorger bedoeld.
SHG
Steunpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling
AMK
Advies- en Meldpunt Kindermishandeling
Vertrouwensinspecteur
Een vertrouwensinspecteur is werkzaam bij de Inspectie van het Onderwijs. De vertrouwensinspecteur heeft geheimhoudingsplicht en is bij wet uitgezonderd van het doen van aangifte. De houder van een kinderopvangorganisatie is verplicht om bij een vermoeden van een zeden- of geweldsdelict door een werknemer of een vrijwilliger de vertrouwensinspecteur te raadplegen
Een vrijwilliger is geen beroepskracht. In deze meldcode kan in sommige gevallen ook vrijwilliger gelezen worden volgens de opgestelde definitie 1
5
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN
(Zeden) politie
De enige plek waar aangifte kan worden gedaan van een geweld- of zedenmisdrijf. Politie onderzoekt een vermoeden en doet aan waarheidsvinding.
Hij
Waar gesproken wordt over hij kan zowel hij als zij van toepassing zijn.
6
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Overeenkomst ter gebruik van de meldcode
Het bevoegd gezag van de Stichting Protestants Christelijke Peuterspeelzalen. Overwegende: dat de Stichting Protestants Christelijke Peuterspeelzalen verantwoordelijk is voor een goede kwaliteit van de dienstverlening aan de kinderen en dat deze verantwoordelijkheid zeker ook aan de orde is in geval van dienstverlening aan kinderen die (vermoedelijk) te maken hebben met huiselijk geweld of kindermishandeling;
dat de Stichting Protestants Christelijke Peuterspeelzalen een meldcode wenst vast te stellen, zodat de beroepskrachten die binnen de Stichting Protestants Christelijke Peuterspeelzalen werkzaam zijn weten welke stappen van hen worden verwacht bij signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling;
dat de Stichting Protestants Christelijke Peuterspeelzalen in deze meldcode ook vastlegt op welke wijze zij de beroepskrachten bij deze stappen ondersteunt;
dat van de beroepskrachten die werkzaam zijn bij de Stichting Protestants Christelijke Peuterspeelzalen op basis van deze verantwoordelijkheid wordt verwacht dat zij in alle contacten met kinderen attent zijn op signalen die kunnen duiden op huiselijk geweld of kindermishandeling en dat zij effectief reageren op deze signalen;
dat onder huiselijk geweld wordt verstaan: (dreigen met) geweld, op enigerlei locatie, door iemand uit de huiselijke kring, waarbij onder geweld wordt verstaan: de fysieke, seksuele of psychische aantasting van de persoonlijke integriteit van het slachtoffer, daaronder ook begrepen ouderenmishandeling, eergerelateerd geweld en vrouwelijke genitale verminking (meisjesbesnijdenis);
dat tot de huiselijke kring van het slachtoffer behoren: (ex)partners, gezinsleden, familieleden en huisgenoten behoren.
dat onder kindermishandeling wordt verstaan: iedere vorm van een voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel, daaronder ook begrepen eergerelateerd geweld en vrouwelijke genitale verminking;
dat onder beroepskracht in deze meldcode wordt verstaan: de beroepskracht die voor de Stichting Protestants Christelijke Peuterspeelzalen werkzaam is en die in dit verband aan kinderen van de kinderopvangorganisatie zorg, begeleiding, of een andere wijze van ondersteuning biedt;
dat onder kind in deze meldcode wordt verstaan: het kind aan wie de beroepskracht zijn professionele diensten verleent;
7
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN
In aanmerking nemende: het Besluit vaststelling minimumeisen verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling; de Wet maatschappelijke ondersteuning; de Wet op de jeugdzorg; de Wet bescherming persoonsgegevens; de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; Wijzigingswet kinderopvang 2013; Wet klachtrecht cliënten zorgsector; het privacyreglement van de SCOH/SPCP; Stelt het volgende vast binnen de kinderopvangorganisatie: Route bij signalen huiselijk geweld en kindermishandeling; Route bij signalen van mogelijk geweld- of zedendelict door een collega; Route bij signalen seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen kinderen onderling.
Tevens neemt de Stichting Protestants Christelijke Peuterspeelzalen de verantwoordelijkheden op zich voor het scheppen van randvoorwaarden voor een veilig werk- en meldklimaat (zie onderdeel IV uit meldcode). Ook vult de Stichting Protestants Christelijke Peuterspeelzalen de sociale kaart in (zie onderdeel V uit meldcode) en zorgt dat deze toegankelijk is voor de beroepskrachten.
Het College van Bestuur van de Stichting Protestants Christelijke Peuterspeelzalen Handtekening,
Drs. B.H.T Roodink Voorzitter College van Bestuur a.i.
8
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN I. Route bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling
Stap 1: In het kaart brengen van signalen
Stap 2: Collegiale consultatie en vragen AMK
Stap 1: In kaart brengen van signalen Observeer het kind gedurende een week (4 dagdelen). Onderzoek naar onderbouwing, dus kijk naar de signalen. Noteer de signalen die je bij het kind opmerkt in een kind dossier. Organiseer een gesprek met de ouders met als doel: het delen van de zorg. Noteer elke volgende stap in het kinddossier. Stap 2: Collegiale consultatie en zo nodig raadplegen Steunpunt Huiselijke Geweld en Kindermishandeling, Advies- en Meldpunt Kindermishandeling of een andere deskundige op het gebied van letselduiding.
Intern: Consulteer een collega, die ook op dezelfde groep staat. Laat haar het kind ook 2 dagdelen observeren en de signalen noteren. Maak zo nodig een handelingsplan met concrete doelen, die in vier weken moeten worden bereikt. Deelt de collega op de groep jouw zorg, schakel dan na 2 dagdelen de IB-er van de basisschool in. Informeer tevens de leidinggevende op het stafbureau. Informeer de ouders over het feit, dat de IBer van de basisschool wordt geconsulteerd. Bespreek met de IB-er van de basisschool wie als coördinator/aanspreekpunt optreedt in dit dossier; geef dit ook door aan de leidinggevende op het stafbureau. Is de IB-er van de basisschool niet beschikbaar, dan zal de leidinggevende op het stafbureau als coördinator/aanspreekpunt optreden (lees dan in het vervolg van de te nemen stappen voor IB-er de leidinggevende) Verzamel informatie. In overleg met de IB-er kan ook de Schoolmaatschappelijk werker erbij worden
9
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN
betrokken. Bekeken kan dan worden of er binnen de school extra informatie is over het gezin. Eventueel kan ook overleg worden gevoerd in de interne zorgcommissie van de school. Stel voor deze fase een tijdslimiet (maximaal één maand). Gedurende deze periode blijft de medewerker het kind observeren en de signalen worden genoteerd in het kind dossier (werkaantekeningen). Ook de ouders worden zoveel mogelijk hierbij betrokken. De aantekeningen in het kinddossier vormen de basis voor het observatieverslag dat in stap 3 met de ouders zal worden besproken. Indien er een redelijk vermoeden bestaat van kindermishandeling, wordt er een plan van aanpak gemaakt door de IB-er. Extern: Schakel voor advies het Centrum voor Jeugd en Gezin via het consultatiebureau waar de peuterspeelzaal onder valt. Telefoonnummer: 0800 – 2854070
Eventueel kan het Centrum voor Jeugd en Gezin dit bespreken in het zorgadviesteam (ZAT). Vraag advies aan de jeugdverpleegkundige van het consultatiebureau of jeugdarts. Van belang is ook na te vragen of er oudere kinderen in het gezin zijn en of de kinderen veilig zijn (dit is met name van belang als er sprak is van een verslaafde ouder of een ouder met een psychische stoornis). Consulteer ook het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Dit kan anoniem, waardoor er geen toestemming van de ouders nodig is. Overleg met de IB-er van de basisschool of registratie in de Haagse Verwijsindex noodzakelijk is
10
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN
Stap 3: Gesprek met de ouder
Stap 4: Wegen aard en ernst en bij twijfel altijd raadplegen SHG of AMK
Stap 5a: Hulp organiseren en effecten volgen
Stap 3: Gesprek met de ouder De medewerker en/of IB-er maken samen het observatieverslag op basis van alle gemaakte werkaantekeningen. De medewerker bespreekt samen met de IBer van de basisschool alle bevindingen (het observatieverslag en eventueel het opgestelde plan van aanpak) door met de ouders met als doel de zorg te delen met de ouders en de ouders informeren over het plan van aanpak en het handelingsplan. Het verslag dat hiervan wordt gemaakt wordt besproken met de ouders.
Stap 4: Weeg de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling en bij twijfel altijd raadplegen van SHG en AMK Weeg risico, aard en ernst van de kindermishandeling of huiselijk geweld. Doe dit samen met de IB-er van de basisschool. Vraag het AMK hierover een oordeel te geven.
Stap 5a: Hulp organiseren en effecten volgen of De medewerker bespreekt samen met de IBer, eventueel ook de schoolmaatschappelijk werker, alle zorgen, maar ook de mogelijk door jullie te nemen stappen met de ouder. Organiseer hulp door ouder en kind door te verwijzen naar het Centrum voor Jeugd en Gezin en/of Bureau Jeugdzorg. Monitor of ouder en kind hulp krijgen. Vraag aan de instanties of ze je op de hoogte willen houden. Bespreek op welke wijze dit zal gebeuren en de frequentie. Volg het kind door middel van een door jullie gebruikt observatiesysteem. Stel eventueel het gemaakte handelingsplan bij.
11
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN
Stap 5b: Melden en bespreken met de ouders
Stap 5b: Melden en bespreken met de ouders Bespreek met de ouder de voorgenomen melding Meld bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. Vraag aan het AMK of zij jou op de hoogte willen houden.
Stap 6: Evaluatie Stap 6:
Evaluatie
Evalueer elke maand met de leidinggevende op het stafbureau en de IB-er over de huidige situatie van het kind; Er wordt een vervolggesprek met de ouders gevoerd over de huidige situatie (is er sprake van verbetering of verandering?); Neem contact op met de lopende hulpverlening en informeer hen over de huidige stand van zaken; Bekijk of er, zo ja in welke vorm, nazorg verleend gaat worden
Stap 7: Nazorg Stap 7: Nazorg
De medewerker blijft 4 maanden het kind begeleiden en observeren. Het bieden van een veilige plek aan het kind. Het meedenken in overlegsituaties ten behoeve van de hulpverlening aan het kind en de ouders/ verzorgers. Als gebleken is dat het vermoeden ongegrond was, kunnen de werkaantekeningen die niet in het verslag zijn opgenomen worden vernietigd.
12
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN N.B.: Voorop staat in een voor het kind bedreigende situatie altijd direct een melding naar het AMK moet worden gedaan zonder dat de ouders daarbij worden ingelicht. Ook kan bij een acute situatie de stappen 1 tot en met 4 worden overgeslagen. Wel moet duidelijk schriftelijk worden vastgelegd waarom de stappen zijn overgeslagen, zodat hierover achteraf verantwoording kan worden afgelegd. Van belang is dit altijd te melden aan de leidinggevende.
13
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Uitwerking van de stappen bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling Stap 1: In kaart brengen van signalen Breng de signalen die een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling bevestigen of ontkrachten in kaart en leg deze vast. Gebruik hiervoor de signalenlijst van bijlage 1. Leg ook de contacten over de signalen vast, evenals de stappen die worden gezet en de besluiten die worden genomen. Bij vroegsignalering worden signalen gezien die duiden op een zorgelijke of mogelijk bedreigde ontwikkeling. Zelden zullen deze signalen direct duidelijkheid geven over de oorzaak zoals huiselijk geweld of kindermishandeling. Het is daarom verstandig uit te gaan van de signalen die je als leid(st)er bij het kind of in de interactie tussen ouder en kind waarneemt. In de signalenlijst uit de handleiding vindt je een overzicht van de signalen. Het is gebruikelijk om in deze fase in gesprek te gaan met de ouder tijdens haal- en brengmomenten. Tijdens het uitwisselen over de activiteiten van de dag, het kind en de feitelijkheden die je opvallen, krijgt je een beeld waardoor je ook met informatie van de ouder de situatie in kaart kunt brengen. Opmerking: Signalen kunnen bij kinderen verschillende oorzaken hebben. Het is belangrijk deze signalen in concrete objectieve voor (= zonder eigen oordeel) zoveel mogelijk met ouders te bespreken. Bijvoorbeeld: ”Klaartje heeft een wond op haar hoofd, wat is er gebeurt? In plaats van ”Klaartje heeft een wond op haar hoofd, is ze soms geslagen?” Door informatie tijdig uit te wisselen is het gemakkelijker om ook zorgen rondom het kind vroegtijdig bespreekbaar te maken. Daarnaast observeer je het kind in de groep en de ouder en het kind tijdens contactmomenten (halen en brengen). Je verzamelt alle signalen waardoor u duidelijker krijgt of er zorgen zijn en welke zorgen dit zijn. Alle gegevens die te maken hebben met het signaleren en handelen leg je schriftelijk vast (werkaantekeningen). Gespreksverslagen kan je door betrokkenen laten ondertekenen. Hierdoor kan je later bij de inspectie kinderopvang (TOKIN) verantwoording afleggen indien dit wordt gevraagd. Je kan hiervoor een kinddossier aanleggen, welke in een gesloten kast (met slot) of digitaal (met wachtwoord) wordt bewaard. Dit vanwege de privacygevoelige gegevens die je verzamelt. Leg in het kinddossier de volgende gegevens vast: Vermeld altijd datum, plaats, situatie en overige aanwezigen. Signalen die duidelijk maken welke zorgen je ziet, hoort of ruikt. Signalen die een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling bevestigen of ontkrachten. Contacten met ouders over deze signalen.
14
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN
Stappen die worden gezet. Besluiten die worden genomen. Vervolgaantekeningen over het verloop.
Beschrijf je signalen zo feitelijk mogelijk: Worden ook hypothesen en veronderstellingen vastgelegd, vermeld dan uitdrukkelijk dat het gaat om een hypothese of veronderstelling. Maak een vervolgaantekening als een hypothese of veronderstelling later wordt bevestigd of ontkracht. Vermeld de bron als er informatie van derden wordt vastgelegd. Leg diagnoses alleen vast als ze zijn gesteld door een medewerker die hierin geschoold is (bijvoorbeeld de IB-er van de basisschool of de orthopedagoog van de basisschool). De ouders/verzorgers hebben altijd inzage recht in alle stukken.
Betreffen de signalen huiselijk geweld of kindermishandeling gepleegd door een medewerker, meld de signalen dan direct bij de leidinggevende of de directie, conform de richtlijnen.
15
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Stap 2: Collegiale consultatie en zo nodig raadplegen van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Bespreek de signalen met de IB-er van de basisschool en de leidinggevende op het stafbureau. Vraag zo nodig2 ook advies aan het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) en/of het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Consultatie is mogelijk met de volgende collega’s: een collega uit dezelfde groep, IB-er van de basisschool, schoolmaatschappelijkwerk, de (ortho)pedagoog, de leidinggevende en het Centrum voor Jeugd en Gezin met onder andere de jeugdverpleegkundige van het consultatiebureau en eventueel huisarts.
Consult bij SHG, AMK of deskundige op het gebied van letselduiding Indien IB-er ook maar enige twijfel heeft over de oorzaak van de situatie en/of eventuele mogelijke onveiligheid bij het kind, kan advies worden gevraagd bij het SHG, AMK of een deskundige op het gebied van letselduiding. Het AMK kan een eerste weging maken of het terecht is dat er zorgen zijn over deze situatie en of er mogelijk sprake kan zijn van huiselijk geweld of kindermishandeling. Het SHG kan betrokken worden als er zorgen zijn over huiselijk geweld waarbij ouders c.q. meerderjarige huisgenoten betrokken zijn. Wanneer er kinderen bij zijn betrokken zal het SHG echter doorgaans doorverwijzen naar het AMK. Een deskundige op het gebied van letselduiding kan worden ingezet ter duiding van letsels waarbij een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling speelt. Zorgvuldig handelen vereist dat de IB-er bij elk vermoeden nagaat of hij advies vraagt bij het SHG, AMK of een deskundige op het gebied van letselduiding Consult bij zorgadviesteam Voor het bespreken in het zorgadviesteam (ZAT) wordt een intakegesprek met ouder en/of medewerker/IB-er van de basisschool/leidinggevende door het maatschappelijk werk of een ander lid van het zorgadviesteam gevoerd. Door de ouder continu te betrekken en in overleg te treden, is de kans groter dat de ouder gemotiveerd is om de situatie te verbeteren en/of hulp te aanvaarden. Om het kind ‘open’ (niet anoniem) te bespreken in het zorgadviesteam en met andere externe deskundigen is schriftelijke toestemming van de ouder vereist. Indien de IB-er in het contact transparant en integer is, is de kans groot dat over deze zaken een open gesprek mogelijk is. In de meeste gevallen wordt toestemming door de ouder gegeven. Gespreksvaardigheid om in gesprek te gaan over zorgen en het vragen om toestemming van de ouder is een specifieke deskundigheid en kan door middel van scholing worden aangeleerd. Ook kan de IB-er advies krijgen van het SHG, AMK of het zorgadviesteam over het in gesprek gaan met de ouder. Indien de ouder weigert, is dit een zorgelijk signaal en moet het worden meegenomen in de weging (stap 4). Het kind kan overigens anoniem worden besproken wanneer de ouder geen toestemming heeft gegeven, maar dit verdient niet de voorkeur vanwege de eventuele vervolgacties. Meer informatie over samenwerking met andere organisaties is te vinden in hoofdstuk 7 van de handleiding.
2
De KNMG Protocol Kindermishandeling vraagt van artsen om ook altijd advies in te winnen van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling of het Steunpunt Huiselijk Geweld
16
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Vanaf stap 2 is het raadzaam registratie in de Verwijsindex Risicojongeren te overwegen indien de kinderopvangorganisatie op dit systeem is aangesloten. Noodsituaties Bij signalen die wijzen op acuut en zodanig ernstig geweld dat het kind of een gezinslid onmiddellijk moet worden beschermd, kan meteen contact worden opgenomen met het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Het AMK maakt dan een inschatting van de ernst van de situatie. Voor noodsituaties is het AMK 24 uur per dag bereikbaar. In zeer ernstig dreigende situaties kan het AMK een melding overdragen aan de Raad voor de Kinderbescherming. Bijvoorbeeld als een kind met verwondingen naar het ziekenhuis moet en de ouders willen het niet meegeven of weghalen uit het ziekenhuis. In een dergelijke situatie kan er heel snel een voorlopige ondertoezichtstelling worden gevraagd zodat de ouders (tijdelijk) het gezag niet hebben over hun kind. In noodsituaties kan overigens ook contact gezocht worden met de crisisdienst van Bureau Jeugdzorg en/of de politie gevraagd worden om hulp te bieden. In de handleiding bevindt zich een algemeen overzicht van websites en adressen (zie bijlage 5) van instanties en organisaties waar de beroepskracht terecht kan voor ondersteuning en advies.
17
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Stap 3: Gesprek met de ouder Bespreek de signalen met de ouder samen met de IB-er van de basisschool/leidinggevende. Hebt u ondersteuning nodig bij het voorbereiden of het voeren van het gesprek met de ouder, raadpleeg dan de IB-er van de basisschool, leidinggevende, een deskundige collega, het Centrum voor Jeugd en Gezin en/of het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. 1. 2. 3. 4.
Leg de ouder het doel uit van het gesprek. Beschrijf de feiten die je hebt vastgesteld en de waarnemingen die je hebt gedaan. Nodig de ouder uit om een reactie hierop te geven. Kom pas na deze reactie zo nodig en zo mogelijk met een interpretatie van hetgeen je hebt gezien, gehoord en waargenomen. In geval van een vermoeden van vrouwelijke genitale verminking (meisjesbesnijdenis) of eergerelateerd geweld neem je met spoed contact op met het AMK. 5. Leg het gesprek vast en laat het indien mogelijk ondertekenen door alle betrokkenen. In de meeste gevallen is het onduidelijk wat de oorzaken zijn van de signalen. Door ouders te informeren en uit te wisselen over de ontwikkeling van hun kind, kunnen zorgen verduidelijkt, ontkracht of bekrachtigd worden. Nodig de ouder expliciet uit tot het geven van zijn/haar mening en vraag door over kind gerelateerde onderwerpen in de thuissituatie. Herkent de ouder de situatie? Hoe gedraagt het kind zich thuis? Hoe reageert de ouder daarop? Hoe gaat het opvoeden thuis? Hoe reageert het kind hierop? Hoe is de ontwikkeling van het kind tot nu toe verlopen? Wat vindt de ouder daarvan? Hoe ervaart de ouder de opvoeding en zijn rol als ouder? Breng de ouder na overleg met anderen op de hoogte. Informeer en wissel tijdens deze contacten continu uit over de ontwikkeling van het kind en de zorgen die je hebt. Indien een handelingsplan wordt ingezet voor het kind, bespreek dit met de ouder. Bespreek ook tussentijds en na afloop de resultaten van het handelings- of begeleidingsplan. Indien de ouder de zorgen herkent kan een begin worden gemaakt met het onderzoeken van kansen en oplossingen. Daarnaast kunnen handelingsadviezen worden uitgewisseld voor in de groep en thuis. Indien er maar enige twijfel bestaat over de vervolgstap is het raadzaam om binnen 2 weken een vervolggesprek met de ouder te plannen. Van de gesprekken met de ouders wordt een verslag gemaakt. De ouders moeten zo mogelijk dit verslag ondertekenen. Indien de ouders aangeven niet te willen tekenen, wordt hen gevraagd in elk geval ’voor gezien’ te tekenen. Het doen van een melding bij het AMK zonder dat de signalen zijn besproken met de ouder, is alleen mogelijk als: de veiligheid van de ouder, die van u zelf, of die van een ander in het geding is; of als je goede redenen hebt om te veronderstellen dat de ouder door dit gesprek het contact met jou zal verbreken en het kindercentrum zal verlaten. Bij het vragen van advies aan het AMK geldt dit niet, advies vragen mag altijd anoniem.
18
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Stap 4: Weeg de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling Weeg samen met de IB-er van de basisschool/leidinggevende op basis van de signalen, van het ingewonnen advies en van het gesprek(ken) met de ouder het risico op huiselijk geweld of kindermishandeling. Weeg eveneens de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling. Ook moet er altijd overwogen worden of er naar de politie moet worden gegaan. Tenslotte zijn kindermishandeling en huiselijk geweld strafbare feiten. Leg de conclusie vast in het kinddossier met de argumenten en de stappen. die hierbij horen. Voor de weging is het van belang dat de IB-er in het dossier de signalen, de gesprekken en de stappen beschrijft en vastlegt die al gezet zijn. Daarnaast zijn voor de weging de volgende factoren van belang: de leeftijd van het slachtoffer; de aard van het geweld; de mate van afhankelijkheid; de duur van het geweld; de verwachting over de schade die wordt aangericht; de mate van isolement waarin het geweld zich afspeelt. Een weging is altijd persoonlijk, er zijn geen vaste richtlijnen voor. Omdat elke situatie uniek is, is hier geen standaard voor. Wanneer twijfel blijft bestaan over een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling, is het verplicht om het SHG of AMK te raadplegen. Het SHG of AMK kan helpen een risicotaxatie uit te voeren en kan helpen bepalen of het verstandig is zelf hulp te organiseren of een melding te doen. Dit is ook van toepassing als het om mogelijk eergerelateerd geweld gaat. Zo mogelijk kan ook het Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld (LEC EGG) van de politie om advies worden gevraagd. In bijlage 5 van de handleiding staat een algemeen overzicht van websites en adressen van instanties en organisaties waar de beroepskracht terecht kan voor ondersteuning en advies. De kinderopvangorganisatie dient zelf de sociale kaart uit deze meldcode aan te passen en in te vullen met de instanties en organisaties die werkzaam zijn binnen betreffende regio (zie onderdeel V). Het is belangrijk dat de kinderopvangorganisatie alles goed registreert. Alle gegevens die te maken hebben met het signaleren en handelen dienen schriftelijk te worden vastgelegd.
19
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Stap 5: Beslissen: zelf hulp organiseren of melden Stap 5a: Hulp organiseren en effecten volgen Meen je, op basis van de afweging in stap 4, dat je het kind en zijn gezin redelijkerwijs voldoende tegen het risico op huiselijk geweld of op kindermishandeling kunt beschermen: bespreek met de ouders; organiseer dan de noodzakelijke hulp; volg de effecten van deze hulp; en doe alsnog een melding als er signalen zijn dat het huiselijk geweld of de kindermishandeling niet stopt, of opnieuw begint. Dit laatste is de verantwoordelijkheid van de IB-er in overleg met de leidinggevende/directie. Als de peuterspeelzaal gebruik heeft gemaakt van het zorgadviesteam van het CJG, kan het zorgadviesteam verdere actie coördineren. Het zorgadviesteam bespreekt de hulpvraag van kindercentrum en ouders, beoordeelt de hulpvraag, stelt een aanpak vast, geeft handelingsadviezen voor de leid(st)er en adviseert over verdere hulp. Bespreek met het zorgadviesteam op welke wijze je geïnformeerd wordt en houdt dit ook goed in de gaten. Ook het CJG kan worden geraadpleegd. De IB-er van de basisschool/leidinggevende bespreekt met de ouder de uitkomst van de bespreking in het zorgadviesteam. Bespreek met de ouder de verder te nemen stappen voor geadviseerde hulpverlening voor het kind en/of de ouder. Hierbij is het belangrijk om informatie te geven over de hulpverlenende instanties en of er een indicatie nodig is van bijvoorbeeld Bureau Jeugdzorg. Verwijs de ouder door en vraag of de ouder is aangekomen bij de hulp. Indien je voor een van voorgaande stappen ondersteuning nodig heeft, vraag deze aan bij het zorgadviesteam van het CJG. Maak in de groep afspraken over begeleidings- en zorgbehoeften van het kind. Deel de uitkomst van deze groepsbespreking met de ouders van het kind. Leg dit vast in een eindverslag, die weer door de ouders moet worden ondertekend. Bij weigering kunnen de ouders het verslag ’voor gezien’ tekenen. Leg alles vast in het kinddossier. Evalueer elke maand de stand van zaken en bekijk of het eventuele handelingsplan moet worden aangepast. Stap 5b: Melden en bespreken met de ouder Kun je het kind niet voldoende tegen het risico op huiselijk geweld of kindermishandeling beschermen, of twijfel je er aan of je hiertegen voldoende bescherming kunt bieden: meld je vermoeden bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en; sluit bij jouw melding zoveel mogelijk aan bij feiten en gebeurtenissen en geef duidelijk aan indien de informatie die je meldt (ook) van anderen afkomstig is;
20
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN
overleg bij jouw melding met het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling wat je na de melding, binnen de grenzen van jouw gebruikelijke werkzaamheden, zelf nog kunt doen om het kind, de ouders en mogelijke gezinsleden tegen het risico op huiselijk geweld of op mishandeling te beschermen. Bespreek met het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling op welke wijze je geïnformeerd wordt, alsmede de frequentie daarvan en houdt dit goed in de gaten. Monitor hierbij of ouder en kind hulp krijgen. Registreer alles.
Alvorens tot een melding over te gaan moet je dit voorleggen aan de leidinggevenden en/of directie op het stafbureau en de IB-er van de basisschool. Zij hebben immers de verantwoordelijkheid. Bespreek daarna jouw melding vooraf met de ouder, eventueel kan de IB-er en/of de leidinggevende hierbij aanwezig zijn. 1. Leg uit waarom je van plan bent een melding te gaan doen en wat het doel daarvan is. 2. Vraag de ouder uitdrukkelijk om een reactie. Blijf in het gesprek bij de feiten en constateringen en voorkom interpretaties en waarde oordelen. 3. In geval van bezwaren van de ouder, overleg op welke wijze je tegemoet kunt komen aan deze bezwaren en leg dit in het document vast. 4. Is dat niet mogelijk, weeg de bezwaren dan af tegen de noodzaak om jouw ouder of zijn gezinslid te beschermen tegen het geweld of de kindermishandeling. Betrek in jouw afweging de aard en de ernst van het geweld en de noodzaak om de ouder of zijn gezinslid door het doen van een melding daartegen te beschermen. 5. Doe een melding indien naar jouw oordeel de bescherming van de ouder of zijn gezinslid de doorslag moet geven. Van contacten met de ouder over de melding kunt u afzien: als de veiligheid van de ouder, die van jezelf, of die van een ander in het geding is; of als je goede redenen hebt om te veronderstellen dat de ouder daardoor het contact met je zal verbreken. Indien na enige periode onvoldoende verbetering zichtbaar is, is het van belang opnieuw contact op te nemen met het AMK en eventueel opnieuw een melding te doen. Het AMK adviseert, indien nodig, meerdere keren contact op te nemen indien je onvoldoende verbetering of verslechtering ziet.
21
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Stap 6 : Evaluatie 1.
Elke maand wordt met de IB-er van de basisschool/leidinggevende geëvalueerd wat er is gebeurd en er wordt bekeken of de procedures zijn gevolgd. Tevens wordt er contact opgenomen met het CJG en eventueel het AMK, als er een melding heeft plaatsgevonden.
2.
Er vindt in ieder geval een vervolggesprek plaats met de ouders over de huidige situatie (is er sprake van verbetering of verandering). Zo nodig worden er verbeteringen in de afspraken en/of procedures aangebracht. Ook worden de leidinggevenden op het stafbureau elke maand van de bevindingen op de hoogte gebracht. De IB-er van de basisschool besluit welke informatie in het kinddossier wordt vastgelegd. Ouders hebben recht op inzage.
3. 4. 5. 6.
Stap 7: Nazorg.
1.
2. 3. 4. 5.
Los van de gekozen weg en de externen die zijn ingeschakeld, blijft de medewerker zeker 4 maanden na de datum van het eindverslag (stap 5a) het gedrag van het kind nauwkeurig volgen. Blijf het kind steunen en bied hem/haar een veilige plek in je groep; De IB-er/leidinggevende wordt op de hoogte gehouden van alle ontwikkelingen; Als gebleken is dat het vermoeden ongegrond was, kunnen de werkaantekeningen die niet in een getekend verslag zijn opgenomen worden vernietigd. De zorgen rondom het kind kunnen bij de medewerkers allerlei twijfels en gevoelens losgemaakt hebben. Naast het feit dat het de verantwoording van de medewerker(s) zelf is om de twijfels en gevoelens kenbaar te maken aan de leidinggevende op het stafbureau, is het ook van belang dat hier in de werkbesprekingen/interviews aandacht aan wordt besteed. Er kan indien nodig nazorg ingezet worden.
22
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN II. Stappen bij signalen van ongewenste omgangsvormen c.q. seksueel misbruik door medewerkers Inleiding De meldcode geeft handvatten voor hoe te handelen in geval van (een vermoeden van) ongewenste omgangsvormen en in het bijzonder seksueel misbruik door medewerkers van de Stichting Protestants Christelijke Peuterspeelzalen. Het is belangrijk dat men in een dergelijk emotioneel moeilijke situatie zorgvuldig met alle betrokkenen om kan blijven gaan. Een meldcode kan hierbij houvast bieden. Een meldcode legitimeert het handelen van een ieder die stappen zet naar aanleiding van een melding. Bovendien biedt een protocol achtergrondinformatie en tips. Voor alle medewerkers van de stichting die met peuters werken is het van belang dat er een protocol op de werkplek aanwezig is over het onderwerp ongewenste omgangsvormen. Een melding over ongewenste omgangvormen c.q. seksuele intimidatie is meestal plotseling. Het gaat gepaard met veel emoties. En er zal gehandeld moeten worden. De aangeklaagde zal, of de melding nu terecht is of niet, met gevoelens van frustratie, boosheid en schaamte kampen. Teamleden voelen zich vaak boos, schuldig, machteloos of kunnen het niet geloven. De vraag “schuldig / niet schuldig?” dringt zich op en kan tot twee kampen leiden zowel binnen een team als tussen ouders en kinderen. De gevolgen van ongewenste omgangsvormen c.q. seksuele intimidatie kunnen heel groot zijn. Het zelfvertrouwen en het vertrouwen in anderen wordt geschaad. Wanneer zich een geval van ongewenste omgangsvormen voordoet, is het belangrijk dat het slachtoffer zijn verhaal kwijt kan. Slachtoffers vinden het vaak moeilijk hun verhaal te vertellen. Angst niet geloofd te worden en angst voor represailles spelen daarbij een rol. Ook zal er aandacht moeten worden gegeven aan degene tegen wie de melding is gericht. Dit kan immers geheel onterecht zijn. Tot slot het volgende: De Wet OKE vereist sinds augustus 2010 dat elke medewerker, die daadwerkelijk bij de kinderen werkzaam is, een Verklaring omtrent Gedrag (VOG) moet overleggen. Binnen de Stichting Protestants Christelijke Peuterspeelzalen dienen alle medewerkers en vrijwilligers bij het aangaan van hun dienstbetrekking of hun vrijwilligerscontract over een Verklaring omtrent Gedrag (VOG) te beschikken. Tevens betekent dit ook dat onze medewerkers en vrijwilligers met het oog op de veiligheid continu worden gescreend. Wat houdt dit in: Continue screening betekent dat strafrechtelijke gegevens in het Justitieel Documentatie Systeem, dagelijks worden vergeleken met een bestand van mensen die werken in de kinderopvang of peuterspeelzalen om na te gaan of een persoon een strafbaar feit heeft begaan dat een belemmering vormt bij het werken met kinderen. Bij continue screening kan er alleen worden gekeken naar nieuwe strafbare feiten vanaf 1 maart 2013. Met het oog hierop hebben al onze medewerkers een VOG afgegeven na 1 maart 2013. Ook de stagiaires beschikken over een VOG, als zij starten met hun stage op de peuterspeelzaal, mits ze langer dan 3 maanden stage volgen. Conform de gemeentelijke verordening peuterspeelzalen 2013 is bij de Stichting Protestants Christelijke Peuterspeelzalen altijd het vierogen-principe van kracht. In de praktijk betekent dit dat op de reguliere peuterspeelzalen in elke groep altijd één beroepskracht en één begeleider aanwezig zijn. De beroepskracht is gekwalificeerd op tenminste MBO niveau 3, de begeleider is een vrijwilliger.
23
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Voor de voorschoolpeuterspeelzalen geldt dat er altijd twee beroepskrachten per groep aanwezig zijn. 1
Begripsbepaling ongewenste omgangsvormen c.q. seksuele intimidatie3
Ongewenste omgangsvormen komen tot uiting in verbaal, fysiek of ander non-verbaal gedrag. Dit gedrag kan zowel opzettelijk als onopzettelijk zijn, maar degene die hiermee wordt geconfronteerd ervaart het als ongewenst en onaangenaam. Ongewenste omgangsvormen: Onder ongewenste omgangsvormen verstaan we handelingen van een groep of van een individu, die door een persoon, die deze handelingen als tegen zich gericht ziet, als vijandig, vernederend of intimiderend worden beschouwd4. De volgende vormen van ongewenst gedrag kunnen zich voordoen: seksuele intimidatie, agressie en geweld, pesten en discriminatie. Een strikte afbakening van deze begrippen is niet mogelijk, want pesten kan een vorm van seksuele intimidatie zijn, discriminatie kan een vorm van agressie zijn enz. Door definities te geven lijkt het probleem van de ongewenste omgangsvormen een objectief gegeven te zijn. Niets is minder waar. Bij de beoordeling of bepaalde situaties of gedragingen van personen bestempeld moeten worden als 'intimiderend' of 'bedreigend' spelen subjectieve factoren een doorslaggevende rol. De persoonlijke beleving van de betrokkenen en hun eigen waarden en normen bepalen uiteindelijk of er al dan niet sprake is van ongewenste omgangsvormen. De beleving van de directe betrokkene moet altijd het uitgangspunt zijn van een analyse van de problemen met ongewenste omgangsvormen. Van belang is het zo dicht mogelijk bij de beleving van het *kind5 te blijven staan, bij het vaststellen van de zwaarte of omvang van het ongewenste gedrag. 1.1
Seksuele intimidatie Seksuele intimidatie: Ongewenste seksuele toenadering, verzoeken om seksuele gunsten of ander verbaal, non verbaal of fysiek gedrag. Dit gedrag wordt door degene die het ondergaat, ongeacht sekse en/of seksuele voorkeur, ervaren als ongewenst en onplezierig. Seksuele intimidatie kan zowel opzettelijk als onopzettelijk zijn6.
Voorbeelden van verbale seksuele intimidatie: aanspreekvormen: Erica verbasteren tot Erotica; kinderen aanspreken met "Hé stuk!" dubbelzinnigheden: "Zo, heb jij een poes?" uitnodigingen met bijbedoelingen: "Je mag met ons meedoen, als we je onderbroek mogen zien". 3 4
bron: GGD Flevoland Ontleend aan definitie van FNV Bondgenoten.
5
Daar waar in dit protocol als doelgroep het * kind genoemd wordt betreft het de doelgroep kinderen en jeugdigen van 0 - 18 jaar 6
Ontleend aan definitie PPSI.
24
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Voorbeelden van fysieke seksuele intimidatie: handtastelijkheden, zoals rug strelen, vastpakken, op schoot trekken van oudere kinderen, tegen zich aan drukken, strelen, verkrachting; geslachtsdelen strelen of betasten boven of onder de kleding; weg versperren; uitkleden. Voorbeelden van non-verbale seksuele intimidatie: bepaalde manieren van kijken: kind niet in de ogen kijken maar op borsthoogte; gluren; met de ogen uitkleden; confrontatie met (kinder)porno; condoom/onderbroekje cadeau geven. 1.2
Agressie en geweld Agressie en geweld: Voorvallen waarbij een kind psychisch of fysiek lastig gevallen, bedreigd of aangevallen wordt, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de peuterspeelzalen.
Voorbeelden van agressie en geweld zijn:
fysiek geweld: schoppen, slaan, verwonden, vastgrijpen; psychisch geweld: chantage, irriteren, achtervolgen, vernederen; verbaal geweld: schelden, treiteren, dreigen;
1.3
Pesten Pesten: Pesten is het systematisch uitoefenen van psychisch, fysiek of seksueel geweld door één persoon of groep tegen meestal één ander, die niet (meer) in staat is zich zelf te verdedigen7.
Voorbeelden van pesten: psychisch: luid lachen of schreeuwen als iemand binnen komt, negeren, voortdurend onderbreken, afkeurende blikken of gebaren, luide zuchten slaken, geruchten verspreiden, roddelen, dreigen, belachelijk maken; fysiek: mishandelen; seksueel: obscene scheldwoorden, seksuele verzoeken of handtastelijkheden, aanranding, verkrachting. 1.4
Discriminatie Discriminatie: Het zich in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun sekse, ras, godsdienst of levensovertuiging8.
7
Ontleend aan definitie van pesten door B.v.d.Meer, 1997.
25
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Discriminatie kan plaats vinden op grond van uiterlijk, huidskleur, geloofsovertuiging, geslacht, seksuele voorkeur enz. 2. Seksueel misbruik9 Seksueel misbruik is een (ernstige) vorm van seksuele intimidatie. Deze vorm werken we hieronder verder uit. 2.1 Verbod op seksueel misbruik De medewerker zal zich ervan onthouden het kind te bejegenen op een wijze die deze in zijn waardigheid aantast. Seksuele handelingen en intieme relaties in de contacten met het kind zijn onder geen beding geoorloofd en worden beschouwd als seksueel misbruik. Dit omvat onder meer een verbod om het kind op zodanige wijze aan te raken dat deze dan wel de medewerker deze aanraking naar redelijke verwachting als seksueel of erotisch van aard zal ervaren. De medewerker mag ook niet ingaan op seksuele en / of toenaderingspogingen van kinderen, ook als deze dit verlangt of je daartoe uitnodigt.
8 9
Ontleend aan definitie ARBO-wetgeving en Mandemakers ea,1994) bron: hoofdstuk 2 t/m 2.3 zijn gebaseerd op het protocol van stichting 2Samen, Den Haag 2005
26
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN 2.2
Meldingsprocedure
II. Route bij signalen van ongewenste omgangsvormen c.q. seksueel misbruik door medewerkers
Stap 1A: Stap 1A: S Melding van klacht en
gesprek met de klager. Hier wordt de afweging gemaakt of de klacht een melding wordt.
Stap 1A: melding van klacht. Eventueel de Hier wordt de afweging gemaakt door de leidinggevende samen met de melder of deze klacht een formele melding wordt.
De medewerker: De medewerker bij wie de klacht is ingediend, laat aan de klager weten dat geheimhouding niet kan worden toegezegd. De medewerker is verplicht de klacht te melden bij de leidinggevende. De leidinggevende observeert en raadpleegt de signalenlijst (bijlage 2) Leidinggevende checkt de feiten bij de betrokken ouders en de betrokken medewerker en maakt daarvan een verslag dat door de ouders wordt ondertekend. Leidinggevende vraagt aan de ouders of van de klacht een melding (College van Bestuur) wordt gemaakt.
Stap 1B: Direct melding doen van vermoeden
Stap 1B: Direct melding doen van vermoeden geweld- of zedendelict door een collega jegens een kind bij het College van Bestuur De medewerker: Is verplicht het vermoeden van een geweld- of zedendelict door een collega jegens een kind direct bij het College van Bestuur te melden.
27
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN
. Stap 2:
Stap 2: melding van incident Het College van Bestuur:
Direct in overleg treden met de vertrouwensinspecteur
Moet direct contact leggen met een vertrouwensinspecteur (meldplicht) indien hij aanwijzingen heeft dat een collega een geweld- of zedendelict begaat of heeft begaan jegens een kind; Telefoonnummer vertrouwenspersoon Inspectie van het Onderwijs:
0900 - 111 31 11 (overdag bereikbaar).
Stap 3 Aangifte doen
Stap 4:
Krijgt advies van de vertrouwensinspecteur over al dan niet doen van aangifte; Maakt hier een verslag van in het kader van dossiervorming.
Stap 3: Aangifte doen Het College van Bestuur: Is verplicht bij redelijk vermoeden aangifte te doen bij de politie (aangifteplicht); Stelt de beroepskracht in ieder geval voor de duur van het onderzoek op non-actief legt een draaiboek aan.
Stap 4: Maatregelen naar aanleiding van de melding. Het College van Bestuur:
Maatregelen naar aanleiding van de melding.
Consulteer ook het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en/of GGD. Dit kan anoniem, waardoor er geen toestemming van de ouders nodig is.
28
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN
Indien ouders niet de melder zijn, informeert het College van Bestuur zo snel mogelijk de ouders. Zo snel mogelijk moet er een gesprek komen met de melder. Het College van Bestuur geeft aan door wie dit gedaan moet worden . Bij voorkeur door 2 medewerkers. In het gesprek wordt de klager op de hoogte gesteld van de procedure. Van het gesprek wordt een verslag gemaakt, waarin ook de afspraken staan die met de ouder zijn gemaakt. Dit verslag moet door de ouder ondertekend worden en een kopie wordt aan hen verstrekt. Er vindt verder een nauwkeurige verslaglegging plaats in het kader van de dossiervorming met onder andere data, tijden, feitelijkheden, afspraken, betrokkenen etc. Het College van Bestuur stelt de aangeklaagde op de hoogte van de melding en tevens van de verdere procedure.
Stap 4: Vervolg. Vervolg
Stap 5: Instellen van een onderzoekscommissie
Het College van Bestuur neemt de volgende maatregelen: Het regelen van opvang van het kind en de ouders. Dit kan in overleg met de GGD; Afschermen van het kind van de mogelijke dader; Instellen van een intern onderzoek. Het College van Bestuur/leidinggevende licht het team van de aangeklaagde in. Het College van Bestuur neemt maatregelen ter bescherming van het kind, maar ook ter bescherming van de aangeklaagde. Het College van Bestuur is verantwoordelijk voor de contacten met de media. Volgt het ingestelde onderzoek van de politie.
Stap 5: Instellen van een onderzoek. Binnen 2 werkdagen na de melding stelt het College van Bestuur een onderzoekscommissie in. De commissie
29
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN
Stap 6: Maatregelen naar aanleiding van het onderzoek.
Stap 7: Informeren van het team.
Stap 8: Informeren van de andere ouders.
bestaat uit 3 personen, twee interne en een externe deskundige (mediaspecialist). De leden van de onderzoekscommissie hebben geheimhoudingsplicht. De onderzoekscommissie voert een intern onderzoek uit en adviseert het College van Bestuur over te nemen maatregelen. De termijn voor het intern onderzoek bedraagt maximaal 4 weken. Binnen 2 weken voert de onderzoekscommissie gesprekken met al betrokken personen. Van deze gesprekken wordt verslagen gemaakt die door de geïnterviewden zelf moet worden ondertekend. De onderzoekscommissie geeft advies aan het College van Bestuur.
Stap 6: Maatregelen naar aanleiding van het onderzoek. Het College van Bestuur: Neemt op basis van het rapport van de onderzoekscommissie en het politieonderzoek maatregelen.
Stap 7: informeren van het team. Het College van Bestuur: Stelt de teamleden maar ook de directie van de bijbehorende basisschool op de hoogte van de conclusies van het onderzoek en de genomen maatregelen. Informeert ook de melder over de conclusies van het onderzoek en de genomen maatregelen.
Stap 8: Informeren van de andere ouders. Het College van Bestuur: Is verantwoordelijk voor het informeren van de andere ouders over de conclusies van het onderzoek en de genomen maatregelen (ouderavond).
30
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN
Stap 9: Evaluatie en nazorg
Informeer de melder over het feit dat de andere ouders nu ook op de hoogte worden gesteld. Nodig deskundigen en de onderzoekscommissie uit die eventueel antwoord kunnen geven op de vragen van de ouders. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld de politie, jeugdarts/jeugdverpleegkundige, vertrouwenspersoon. Houd rekening met taalproblemen bij allochtone ouders.
Stap 9: Evaluatie
Onder leiding van het College van Bestuur vindt er een evaluatie plaats. Hiervan wordt een verslag gemaakt en het verslag wordt door de klager ondertekend en toegevoegd aan het dossier. Evalueert de procedures Biedt nazorg aan: de klager. de ouders en kinderen; de beroepskrachten;
31
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Algemene toelichting De meldplicht betekent dat een houder (= het College van Bestuur) wettelijk verplicht is om contact op te nemen met een vertrouwensinspecteur als op welke wijze dan ook over aanwijzingen beschikt wordt dat een collega een geweld- of zedendelict begaat of heeft begaan en een kind is hiervan het slachtoffer. De meldplicht geldt ook voor werknemers. Werknemers zijn verplicht om bij een reëel vermoeden dat een collega zich schuldig maakt aan een mogelijk geweld- of zedendelict jegens een kind dit meteen te melden bij hun werkgever. Het is aan de houder (= het College van Bestuur) om te regelen of de houder zelf in contact treedt met de vertrouwensinspecteur of dat een leidinggevende (bijvoorbeeld een directeur of sectordirecteur) dat namens hem doet.
Melding door een medewerker over de houder zelf Indien de medewerker aanwijzingen heeft dat de houder zelf een geweld- of zedendelict begaat (of heeft begaan) en een kind hiervan het slachtoffer is dan is de medewerker verplicht tot het doen van aangifte bij de politie. Hij/zij kan hierover in overleg treden met de vertrouwensinspecteur. De vertrouwensinspecteur kan de medewerker begeleiden bij het doen van aangifte. Melding door een ouder over een medewerker of leidinggevende Indien een ouder aanwijzingen heeft dat een medewerker of leidinggevende zelf een geweldof zedendelict begaat (of heeft begaan) en een kind hiervan het slachtoffer is dan kan de ouder contact opnemen met de vertrouwensinspecteur van de Inspectie van het Onderwijs. Hiernaast heeft de ouder de (reguliere) rechtsplicht om bij een redelijk vermoeden van een strafbaar feit aangifte te doen bij de politie. De vertrouwensinspecteur zal de ouder adviseren om contact op te nemen met een leidinggevende van de stichting. Betreft het de leidinggevende dan is het advies om contact op te nemen met de houder. Er ontstaat bij de leidinggevende een plicht om de houder op de hoogte te stellen van dit signaal. (zie verder onder het kopje aangifteplicht voor houder)
32
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Uitwerking van de stappen bij signalen van mogelijk geweld- of zedendelict door een collega jegens een kind Stap 1A: Signaleren De medewerker heeft een vermoeden of een signaal opgevangen of een ander laat doorschemeren dat er iets niet goed zit in de relatie tussen het kind en een collega werkzaam binnen de SCOH/SPCP. Onder collega wordt volstaan een houder, directie, leidinggevende, medewerker of vrijwilliger volgens de definitie in de definitielijst van deze meldcode. Niet in alle gevallen waarin medewerkers menen dat er niet goed met kinderen wordt omgegaan door een collega, is er sprake van een mogelijk geweld- of zedendelict. Desondanks mag niet aan deze signalen voorbij worden gegaan en zal onderzocht moeten worden wat er bij het kind wordt gesignaleerd. De medewerker dient altijd direct de houder op de hoogte te stellen van zijn twijfels en niet zelf een afweging te maken. Vermoedens zijn er in uiteenlopende gradaties. Als de medewerker zich met een dergelijk vermoeden (over een collega ) geconfronteerd ziet, moeten de volgende acties ondernomen worden: Þ Raadpleeg de signalenlijsten in bijlage 2; Þ Registreer dat wat is waargenomen; Þ Leg het signaal direct neer bij de houder (stap 1B van deze route). Van belang is om betreffende signalen goed te registreren en te beschrijven. Tips over het registreren zijn te vinden in hoofdstuk 8.5 van de handleiding.
33
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Stap 1B: Direct melding doen van vermoeden van geweld- of zedendelict jegens een kind bij het College van Bestuur (houder). Wanneer een medewerker vermoedt dat een collega binnen de kinderopvangorganisatie zich schuldig maakt aan kindermishandeling moet de medewerker of IB-er dit direct melden bij de houder. In het stappenplan wordt er van uitgegaan dat een beroepskracht of een bemiddelingsmedewerker een mogelijk vermoeden van kindermishandeling door een collega direct meldt bij de houder. In de praktijk kunnen ook de volgende personen deze melding van vermoeden van kindermishandeling door een collega doen: a. Melding door het kind Als de melding van een geweld- of zedendelict afkomstig is van een kind, is opvang en steun voor het kind het eerste aandachtspunt. De beroepskracht bij wie het slachtoffer de klacht meldt, is verplicht dit meteen te melden bij de houder. Deze laat weten discreet te zullen handelen, maar belooft geen geheimhouding aan het kind. De houder treedt direct (onverwijld) in contact met een vertrouwensinspecteur (zie stap 2 van deze route) Naast het AMK worden zo nodig anderen ingeschakeld voor hulp. De ouders van het betrokken kind worden geïnformeerd. Aan de ouders wordt eveneens opvang en steun geboden. Het waarborgen van het gevoel van veiligheid van het kind is uitgangspunt van dit handelen. b. Melding door de ouder Als de melding van de ouders komt, zal deze melding altijd serieus genomen worden. Feiten en constateringen zullen bij ouders nagevraagd worden. De beroepskracht geeft de melding direct (onverwijld) door aan de houder. De houder treedt direct in overleg met de vertrouwensinspecteur van de Inspectie van het Onderwijs (stap 2 van deze route). De ouder kan bij een redelijk vermoeden ook zelf contact opnemen met een vertrouwensinspecteur van de Inspectie van het Onderwijs. c. Melding door derden Als de melding van derden komt, dient uitgezocht te worden over welke informatie deze persoon/ personen precies beschikt/beschikken en waar deze informatie op is gebaseerd. De beroepskracht geeft de melding onverwijld door aan de houder. De houder is verplicht om in overleg te treden met een vertrouwensinspecteur van de Inspectie van het Onderwijs (zie stap 2 van deze route) Melding over leidinggevende Wanneer de melding van toepassing is op de leidinggevende dient door de constaterende medewerker direct de houder te worden ingeschakeld. Melding over de directie Een bijzondere situatie betreft het geval dat de klacht het gedrag van de directie zelf betreft. Het gaat hierbij immers om de situatie waarin het niet meer mogelijk is om hogerop melding te doen. In dat geval is de constaterende beroepskracht verplicht om aangifte te doen bij de politie. De medewerker kan hierover in overleg treden met de vertrouwensinspecteur. De vertrouwensinspecteur kan de medeweker vervolgens begeleiden bij het doen van aangifte. Deze stap dient zorgvuldig geregistreerd te worden.
34
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Stap 2: In overleg treden met vertrouwensinspecteur Het College van Bestuur is verplicht om direct in overleg te treden met een vertrouwensinspecteur van de Inspectie van het Onderwijs. De vertrouwensinspecteur gaat samen met de houder na of er een redelijk vermoeden bestaat en adviseert de houder over aangifte. Wanneer er geen sprake is van een redelijk vermoeden, is nader onderzoek redelijkerwijs niet aan de orde. De houder zal in gesprek gaan met betrokkenen om de mogelijk verstoorde werkhouding te herstellen. Indien de uitkomst is dat er een redelijk vermoeden bestaat dat er sprake is van een gewelds- of zedendelict dan heeft de houder een aangifteplicht. De kinderen worden dan direct afgeschermd van de betrokken medewerker door deze op nonactief te stellen of te schorsen. De houder deelt dit mee aan alle betrokkenen. Zie hiervoor ook de volgende stap in deze route. De houder is verantwoordelijk voor de registratie in deze stap. Aangifteplicht voor houder Indien de houder aangifte doet, treedt de vertrouwensinspecteur terug. Indien de houder weigert om aangifte te doen terwijl de vertrouwensinspecteur concludeert dat er een redelijk vermoeden bestaat, geldt de volgende escalatieladder: 1. Coördinator vertrouwensinspecteurs van de Inspectie van het Onderwijs probeert de houder te overreden; 2. Hoofdinspecteur van de Inspectie van het Onderwijs probeert de houder te overreden; 3. Hoofdinspecteur van de Inspectie van het Onderwijs legt contact met de burgemeester (het college van B&W) van de betreffende gemeente; 4. De burgemeester zal de (zeden) politie inschakelen dan wel andere activiteiten vanuit zijn bevoegdheden initiëren. NB: Het is aan de houder om te regelen of de houder zelf meteen in contact treedt met de vertrouwensinspecteur of dat een leidinggevende, dat namens de houder doet.
Hoe en wanneer is de vertrouwensinspecteur bereikbaar? Vertrouwensinspecteurs voor Nederland De vertrouwensinspecteurs zijn alle werkdagen tijdens kantooruren (08.00-17.00 uur) bereikbaar op het nummer: 0900 - 111 3 111 (lokaal tarief).
35
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Stap 3: Aangifte doen Indien na het overleg met de vertrouwensinspecteur blijkt dat er een redelijk vermoeden bestaat dat er sprake is van een geweld- of zedendelict, dan heeft de houder een meldplicht. Als deze stap wordt gezet, is er vanzelfsprekend nog steeds geen sprake van ‘schuld’ van de medewerker over wie het vermoeden is geuit: ‘beschuldigd’ staat niet gelijk aan schuldig. In geval van een reëel vermoeden neemt de houder, naast het doen van aangifte, de volgende maatregelen: a. Stelt de beroepskracht in ieder geval voor de duur van het onderzoek op non-actief b. Het aanleggen van een draaiboek; c. Raadplegen AMK en/of lokale GGD; d. Het regelen van opvang van kind(eren) en ouders. a. Stelt de medewerker in ieder geval voor de duur van het onderzoek op non-actief In geval van een reëel vermoeden van een mogelijk geweld- of zedenmisdrijf, wordt de betreffende betrokken persoon in ieder geval voor de duur van het onderzoek op non-actief gesteld. Bovenstaand geldt ook voor een vrijwilliger van de peuterspeelzaal. Draaiboek aanleggen De houder, of degene die in opdracht van de houder met deze taak belast is, draagt zorg voor een zorgvuldige procedure en legt een draaiboek aan. In de handleiding staan handvatten voor het aanleggen van een draaiboek (hoofdstuk 8.5).
36
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Stap 4: Maatregelen naar aanleiding van de melding door het College van Bestuur. Het College van Bestuur zal er zorg voor dragen dat er zo snel mogelijk een gesprek plaatsvindt met de klager. Het College van Bestuur geeft aan door wie dit gedaan moet worden. Bij voorkeur door 2 medewerkers van SCOH/SPCP. In het gesprek wordt de klager op de hoogte gesteld van de procedure. Er wordt een schriftelijk verslag gemaakt van dit gesprek waarin ook de afspraken staan die met de melder zijn gemaakt. Dit verslag moet door de melder ondertekend worden en een kopie wordt aan de klager verstrekt. In overleg met het College van Bestuur kan ook de directie van de bijbehorende basisschool op de hoogte worden gesteld. Maatregelen naar aanleiding van een melding. Het College van Bestuur zal de volgende maatregelen nemen ten aanzien van:
het regelen van opvang van het kind en de ouders, en afschermen van het kind van de mogelijke dader het beschermen van de betrokken medewerker het instellen van een onderzoek
1. Het regelen van opvang van kind en ouders 1. Voor de opvang en steun voor het kind wordt een beroep gedaan op een gespecialiseerde instelling bijvoorbeeld de GGD. 2. In overleg met ouders en GGD wordt bekeken of de opvang van het kind binnen de stichting kan worden gecontinueerd dan wel dat er een andere oplossing moet worden geboden. 3. Leidinggevenden SPCP informeert de ouders over de mogelijkheid aangifte te doen bij de politie. 4. Het College van Bestuur houdt contact en toont betrokkenheid en informeert de ouders regelmatig over de voortgang van het onderzoek en andere zaken die voor hen van belang zijn. 2. Afscherming van het kind van de mogelijke dader 1. Het College van Bestuur beslist in het belang van de afscherming van het kind van de mogelijke dader, of de vermeende dader hangende het onderzoek op non-actief wordt gesteld of wordt geschorst, dan wel andere werkzaamheden gaat uit voeren. 2. Het verdient aanbeveling om voor de betrokken medewerker een contactpersoon aan te wijzen binnen de organisatie en de betrokken medewerker erop te wijzen waar steun verkregen kan worden binnen en buiten de organisatie.
37
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Stap 5: Instellen van een onderzoek.
Instellen van een onderzoek 1. Het College van Bestuur draagt zorg voor een zorgvuldige procedure van onderzoek en legt een dossier aan, waarin alle stappen worden vermeld. Hoe heeft het College van Bestuur gehandeld en wie heeft het College van Bestuur op welk tijdstip geïnformeerd en waarover. 2. Bij het informeren van betrokken personen dient te worden vermeld dat het om een onderzoek gaat dat nog niet is afgerond en de betrokkenen discreet met de informatie om dienen te gaan. De informatie wordt in ieder geval geanonimiseerd. 3. Bij het interne onderzoek laat de Stichting Protestants Christelijke Peuterspeelzalen indien gewenst zich adviseren door de politie. Zo mogelijk na raadpleging van de ouders besluit het College van Bestuur of eerst een intern onderzoek wordt gedaan of onmiddellijk aangifte wordt gedaan bij de politie. Ouders kunnen natuurlijk ook los van het College van Bestuur beslissen onmiddellijk aangifte te doen. In het geval van aangifte bij de politie vindt het instellingsonderzoek plaats in nauw overleg met de politie. 4. Het College van Bestuur stelt binnen maximaal 2 werkdagen na de melding een commissie van onderzoek in. De commissie bestaat uit 3 personen, twee interne en een extern deskundige. De leden van de onderzoekscommissie hebben een geheimhoudingsplicht uit hoofde van hun verantwoordelijkheid als lid van de commissie van onderzoek. 5. De commissie voert het intern onderzoek uit en adviseert het College van Bestuur op grond van de resultaten van het onderzoek over de te nemen maatregelen. 6. De termijn voor intern onderzoek bedraagt maximaal 4 weken. Procedure van onderzoek a. De commissie vraagt de ouders de door hen bemerkte reactie van het kind weer te geven. Indien het kind in staat is om zelf de toedracht te verwoorden, wordt het kind altijd na overleg met de ouders, door de commissie gehoord. Hierbij wordt er zorg voor gedragen dat dit door een daartoe deskundige gebeurt. b. De onderzoekscommissie hoort de betrokken medewerker. De toedracht van zaken volgens de medewerker wordt vastgelegd. De medewerker wordt geïnformeerd over het verder verloop van de procedure. c. De commissie voert binnen maximaal 2 weken nadat zij is ingeroepen gesprekken met alle betrokken personen. Voor zover dit nog niet is gebeurd adviseert de commissie op basis van deze eerste gesprekken het College van Bestuur over de te nemen voorlopige maatregelen voor het kind en de medewerker. d. Van de gesprekken wordt een schriftelijk verslag gemaakt, dat door de geïnterviewden moet worden goedgekeurd. e. Alle verslagen worden gebundeld en voorzien van advies overhandigd aan het College van Bestuur. Deze informatie is geheim.
38
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Stap 6: Maatregelen naar aanleiding van het onderzoek Maatregelen naar aanleiding van het onderzoek a. Rehabilitatie Wanneer het College van Bestuur constateert dat er op grond van het verrichte onderzoek geen aanleiding is aan te nemen dat seksueel misbruik heeft plaatsgevonden, wordt de betrokken medewerker die voor de duur van het onderzoek geschorst is of op non-actief gesteld, dan wel elders te werk gesteld, door het College van Bestuur van de Stichting Protestants Christelijke Peuterspeelzalen in ere in zijn functie hersteld. In een dergelijke situatie kan het in het belang van de medewerker of in het algemeen belang wenselijk zijn de betreffende medewerker binnen de organisatie over te plaatsen. b. Waarschuwing Het College van bestuur kan besluiten tot het geven van een schriftelijke waarschuwing, onder mededeling dat herhaling arbeidsrechtelijke gevolgen heeft. c. Arbeidsrechtelijke maatregelen Wanneer het bestuur constateert dat er op grond van het verrichte onderzoek aanleiding is om aan te nemen dat seksueel misbruik heeft plaatsgevonden, neemt de directie maatregelen van arbeidsrechtelijke aard, zoals ontslag wegens een dringende reden op grond van art. 677 en art. 678 boek 7 BW, of ontbinding van de arbeidsovereenkomst via de kantonrechter (art. 685 boek 7 BW). d. Inschakelen van politie en justitie Het bestuur doet, wanneer het rapport van de onderzoekscommissie hiertoe aanleiding geeft, formeel aangifte van seksueel misbruik bij de politie en het Openbaar Ministerie. Omgaan met de media Als tijdens een activiteit binnen een peuterspeelzaal van de Stichting Protestants Christelijke Peuterspeelzalen een incident plaats vindt, is de kans groot dat ook de media hier van op de hoogte raken. Het is verstandig van tevoren zorgvuldig te overwegen hoe er zal worden omgegaan met de pers. Het College van Bestuur van de Stichting Protestants Christelijke Peuterspeelzalen is degene die de contacten met de pers en de externe samenwerkingspartners onderhoudt.
39
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Stap 7: Informeren van het team Informeren van het team Een belangrijke stap is het informeren van de teamleden. Dit wordt gedaan onder verantwoordelijkheid van het College van Bestuur. De teamleden, maar ook de directie van de basisschool, moeten goed op de hoogte zijn om: De schok in teamverband te verwerken. Om te gaan met vragen en opmerkingen van ouders. Om te gaan met vragen en opmerkingen van de “buitenwereld”. Mogelijke andere slachtoffers te signaleren. Eenduidige afspraken te maken over de aanpak van de situatie. Een niet te onderschatten factor is de loyaliteit van personeel ten opzichte van aangeklaagde collega’s. De ervaring leert dat collega’s in situaties van twijfel eerder de kant van de volwassene kiezen dan die van het kind, zeker als het gaat om seksuele intimidatie. Meldingen van seksuele intimidatie berusten zelden op waargenomen feiten door volwassenen. Meestal moet de volwassene zich baseren op het woord van het kind. Geloof en ongeloof, loyaliteit ten opzichte van de collega of de jeugdige, kunnen een team in partijen opsplitsen. Belangrijk is teamleden voor te houden dat zij niet hoeven te beslissen over wat “waar” of “niet waar” is. Aandachtspunten en overwegingen bij het informeren van het team:
Zorg dat de hele onderzoekscommissie aanwezig is. Zorg dat alle teamleden aanwezig kunnen zijn. De aangeklaagde is niet aanwezig, maar zal (achteraf) schriftelijk geïnformeerd dienen te worden over de globale inhoud. Overweeg welke andere personeelsleden moeten worden uitgenodigd, zoals vaste invalkrachten. Informeer afwezigen en zieken persoonlijk over wat is besproken. Overweeg of er deskundigen van buitenaf bij aanwezig moeten zijn. Nodig de teamleden liefst mondeling uit. Geef tijdens de vergadering feitelijke informatie over de melding en de tot nu genomen stappen en de nog te nemen stappen. Geef aan wat de verwachtingen naar de teamleden zijn. Biedt ruimte voor emoties, vragen, laat stoom af blazen. Maak afspraken over de omgang met de buitenwereld: -bij vragen van derden doorverwijzen naar het College van Bestuur, -geen uitspraken naar de pers, -geen contact met de aangeklaagde. Organiseer opvang voor die collega’s die daaraan behoefte hebben.
40
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Stap 8: Informeren van de andere ouders Informeren van de “andere” ouders Een moeilijke, maar meestal niet te vermijden stap is het informeren van de “andere” ouders over de beschuldigingen van ongewenste omgangsvormen. Bedoeld worden de ouders waarvan niet bekend is dat hun kinderen slachtoffer zijn. Ouders hebben recht op informatie, zeker als hun kind ook een mogelijk slachtoffer is. Er kunnen overwegingen zijn om de andere ouders (voorlopig) niet te informeren:
De mogelijke dader is een kind, de bescherming van de kinddader telt dan even zwaar als de rechten van de slachtoffers. Ouders van een slachtoffer eisen geheimhouding. Politie vraagt om geheimhouding. Overleg in zo’n geval met de politie of het informeren van de ouders daaraan ondergeschikt mag worden gemaakt.
Aandachtspunten en overwegingen bij het informeren van de ouders:
Informeer ouders schriftelijk en mondeling. Overweeg welke ouders moeten worden uitgenodigd voor een informatiebijeenkomst. Hoeveel personen kunnen redelijkerwijs tegelijktijdig zorgvuldig geïnformeerd worden. Zorg dat de ouders van slachtoffers op de hoogte zijn van de informatiebijeenkomst die gaat komen. Bespreek met hun welke informatie er gegeven gaat worden. Nodig deskundigen uit die antwoord kunnen geven op vragen van ouders: bijv. politie, jeugdarts/jeugdverpleegkundige, vertrouwenspersoon. Nodig ouders schriftelijk uit, geef brieven niet aan kinderen mee naar huis. Houd rekening met taalproblemen bij allochtone ouders. De voorzitter van de bijeenkomst is bij voorkeur de voorzitter van het College van Bestuur. De onderzoekscommissie en eventuele deskundigen zitten naast hem. Geef feitelijke informatie met in acht nemen van privacy van betrokkenen. Vertel welke stappen zijn genomen en welke nog zullen volgen. Geef aan waar ouders terecht kunnen als zij vermoeden dat hun kind ook slachtoffer is. Geef aan wat de Stichting Protestants Christelijke Peuterspeelzalen te bieden heeft, bijvoorbeeld een vertrouwenspersoon; juridisch advies, mediadeskundige. Geef ruimte voor de vragen en emoties die bij ouders zullen los komen. Wees voorbereid op boosheid, ga niet in de verdediging. De boosheid van ouders zal zich terecht of onterecht tegen de stichting richten. Bedank ouders voor hun aanwezigheid en betrokkenheid.
41
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Stap 9: Evaluatie en nazorg Nazorg Nazorg aan betrokken ouders en hun kinderen kan geboden worden door middel van ouderavonden, het uitnodigen van deskundigen daarbij of specifieke doorverwijzing. De organisatie kan zich hier in laten adviseren door de GGD. Voor de kinderen kan als dit nodig is, of als de ouders van de kinderen dit nodig achten extra hulp worden ingezet. Het is belangrijk om bijzondere aandacht te hebben voor de psychische belasting van de overige beroepskrachten naar aanleiding van bovenstaand traject. Wanneer er getuigen zijn onder de beroepskrachten kan met hen apart worden besproken wat nodig is om het gebeurde te verwerken. Bij hen kunnen gevoelens van onmacht, verdriet, schaamte en schuldgevoel een rol spelen. Andere beroepskrachten kunnen ook kampen met deze gevoelens. Hier kan aandacht aan worden besteed in de teamoverleggen en daar waar nodig ook individueel. Als binnen een organisatie een incident plaatsvindt, is de kans groot dat ook de media hier van op de hoogte raken. Het is verstandig van tevoren zorgvuldig te overwegen hoe er wordt omgegaan met de pers. Evalueren Het is belangrijk het gehele proces en de verschillende stappen te evalueren. Dit is de verantwoordelijkheid van houder of directie. De houder of directie evalueert met medewerkers dat wat er gebeurd is en de procedures die zijn gevolgd. Zo nodig wordt de zaak doorgesproken met andere betrokkenen. Zo nodig worden verbeteringen in afspraken en/of procedures aangebracht. Geanonimiseerde gegevens met betrekking tot het vermoeden van kindermishandeling worden geregistreerd. Deze gegevens worden door de directie op een centraal punt bewaard. Blijf alert op signalen. Mogelijk zijn er meer slachtoffers.
42
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN III. Route bij signalen van seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen kinderen onderling Stap 1 In kaart brengen van Signalen
Stap 2 Melden van het gedrag
Stap 3 Beoordelen ernst van het gedrag
Stap 4 Maatregelen nemen
Stap 1: In kaart brengen van signalen De medewerker: observeert; raadpleegt signalenlijst (bijlage 3); bespreekt signalen met collega’s/coach VVE/IBer en de leidinggevende; registreert. Stap 2: Melden van het gedrag bij leidinggevende De medewerker: meldt het gedrag bij leidinggevende; brengt de ouders van de betrokken kinderen op de hoogte. Stap 3: Beoordelen ernst van het gedrag De leidinggevende: raadpleegt het AMK en/of GGD; gaat in gesprek met ouders van zowel het kind dat gedrag vertoont als met de ouders van de kinderen die met het gedrag geconfronteerd worden over het gedrag; taxeert de ernst van het gedrag: licht seksueel grensoverschrijdend gedrag: bespreken in het team, IB-er van de basisschool, inschakelen externe hulp niet nodig; matig seksueel grensoverschrijdend gedrag: waarschuwing, inschakelen hulp; ernstig seksueel grensoverschrijdend gedrag: direct ingrijpen vereist, maatregelen conform stap 4; Dan ook het College van Bestuur inlichten registreert in het kinddossier. Stap 4: Maatregelen nemen Het College van Bestuur: stelt een intern onderzoek in; schakelt experts in zoals GGD en AMK; organiseert zorg voor kinderen en ouders; gaat in gesprek met ouders van kind dat gedrag vertoont én met de ouders van kinderen, die geconfronteerd werden met het gedrag, over de te nemen maatregelen.
43
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Stap 5 Handelen
Stap 6 Nazorg bieden en evalueren
Stap 5: Handelen Het College van Bestuur: beslist naar aanleiding van het onderzoek over de opvang van het kind dat het gedrag heeft vertoond. Stap 6: Nazorg bieden en evalueren Het College van Bestuur: biedt nazorg voor ouders, kinderen en beroepskrachten; organiseert ouderavonden om de ouders te informeren; verwijst door naar externe hulp; evalueert de procedures en registreert.
44
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Uitwerking van de stappen bij signalen van seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen kinderen onderling Stap 1: In kaart brengen van signalen Wanneer er signalen zijn dat een kind of meerdere kinderen seksueel grensoverschrijdend gedrag hebben vertoond en dat een ander kind hier mee geconfronteerd is of slachtoffer van is geworden, is het belangrijk dat deze signalen in kaart worden gebracht en goed geïnterpreteerd worden. Soms zal iets vrij duidelijk zijn aan te merken als ontoelaatbare handeling, maar vaker zal het gaan om minder duidelijke signalen die niet direct te duiden zijn. Het is belangrijk om deze signalen serieus te nemen. De beroepskrachten kunnen met elkaar onderzoeken wat zij bij de kinderen merken. Door met collega’s te overleggen en van gedachten te wisselen, kan een signaal beter worden beoordeeld. De volgende acties kunnen helpen de signalen te onderbouwen:
Raadpleeg de signalenlijst (zie bijlage 3). Bespreek de signalen met collega’s, coach VVE, de IB-er van de basisschool, leidinggevende of gedragswetenschapper. Vraag een gesprek aan met de leidinggevende.
Leg de mogelijke signalen vast in het kinddossier. Als de beroepskracht vervolgens twijfelt of concludeert dat er sprake is van seksueel grensoverschrijdend gedrag dan is het belangrijk dit te melden bij de leidinggevende conform stap 2.
45
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Stap 2: Melden van het gedrag Wanneer de medewerker signalen heeft dat een kind of meerdere kinderen seksueel grensoverschrijdend gedrag hebben vertoond en dat een ander kind hiermee geconfronteerd is of slachtoffer van is geworden, dan is het belangrijk dit te melden bij de leidinggevende. De ouders van de kinderen die het gedrag vertonen of ermee zijn geconfronteerd moeten op de hoogte worden gebracht. Het is belangrijk dat de organisatie alles goed registreert in een kinddossier. Alle gegevens die te maken hebben met het signaleren en handelen, dienen schriftelijk te worden vastgelegd.
46
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Stap 3: Beoordelen ernst van het gedrag De leidinggevende is in overleg met de directie verantwoordelijk voor een eerste beoordeling van de voorgelegde situatie. Daarbij zal in het algemeen de medewerker die het gedrag heeft gemeld, gehoord worden en eventueel collega’s. Ook het AMK, CJG, ZAT of de GGD kan hiervoor worden ingeschakeld. Hierbij wordt de ernst van het gedrag bepaald. Wanneer wordt geconstateerd dat er geen sprake is van leeftijdsadequaat gezond gedrag, wordt gecategoriseerd hoe ernstig het gedrag is. Bij alle vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag dienen de ouders van zowel het kind dat het gedrag vertoont als het kind dat met het gedrag is geconfronteerd, te worden geïnformeerd. Daarnaast dient bij alle vormen gekeken te worden of het seksueel overschrijdende gedrag een signaal is van onderliggende problematiek. Er kan geconstateerd worden dat er sprake is van: licht seksueel grensoverschrijdend gedrag; matig seksueel grensoverschrijdend gedrag; ernstig seksueel grensoverschrijdend gedrag. Licht seksueel grensoverschrijdend gedrag kan worden gezien als een noodzakelijke stap om normen en waarden te leren kennen en zal bij veel kinderen op bepaalde momenten in de ontwikkeling voorkomen. Het is nodig dat de medewerker dit gedrag begrenst, hierop reageert en bespreekt met ouders. Matig seksueel grensoverschrijdend gedrag is ontoelaatbaar; het is belangrijk om een duidelijk verbod in te stellen. Aan het kind moet uitgelegd worden dat dit gedrag niet mag en er moet worden uitgelegd waarom dit niet mag. De betrokken kinderen kunnen in de groep geobserveerd worden. Belangrijk is dat er met de kinderen gecommuniceerd blijft worden en dat ouders actief betrokken worden. De leidinggevende overlegt met het AMK of een gedragswetenschapper of externe hulpverlening of advies noodzakelijk is. Ernstig seksueel grensoverschrijdend gedrag vereist dat er direct wordt ingegrepen. Er moeten maatregelen genomen worden die kunnen garanderen dat het gedrag niet meer kan voorvallen. Het College van Bestuur dient ingelicht te worden om verdere stappen te kunnen ondernemen, ook omdat het College van Bestuur eindverantwoordelijk is voor alle interne en externe communicatie. Bij ernstig seksueel grensoverschrijdend gedrag dient stap 4 te worden ingezet. Ook voor deze stap geldt, dat alle signalen en stappen goed vastgelegd worden in het kinddossier.
47
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Stap 4: Maatregelen nemen Het College van Bestuur bepaalt welke maatregelen genomen moeten worden wanneer er sprake is van ernstig seksueel grensoverschrijdend gedrag. De volgende maatregelen kunnen worden genomen: a. Het instellen van een intern onderzoek. Het is belangrijk nauw samen te werken met expertorganisaties zoals het AMK, het zorgadviesteam en de GGD. Bij ernstige zaken is het aan te bevelen een onderzoeksteam te vormen waar vertegenwoordigers van de organisatie en externe deskundigen (mediadeskundige) deel van kunnen uitmaken. Dit onderzoeksteam kan het incident onderzoeken en het College van Bestuur directie advies geven hoe te handelen. Het aanleggen van een draaiboek kan structuur bieden bij de uitvoer van het onderzoek. In de handleiding staan handvatten voor het aanleggen van een draaiboek. (zie ook stap 5: route bij signalen van ongewenste omgangsvormen c.q. seksueel misbruik door medewerkers). b. Het regelen van ondersteuning van het kind en ouders. c. Aanbieden van excuses voor falend toezicht/onveilige situatie vanuit de organisatie. Hierbij wordt tevens aangegeven dat onderzocht wordt hoe verbeteringen binnen de organisatie kunnen worden doorgevoerd om mogelijke herhaling te voorkomen. d. Aanbieden van opvang en professionele hulp voor alle kinderen en hun ouders die op welke wijze dan ook betrokken zijn geweest bij het grensoverschrijdende seksuele gedrag. Emotionele begeleiding van de direct betrokken ouders is noodzakelijk. e. Indien een kind seksueel grensoverschrijdende handelingen heeft uitgevoerd bij een ander kind dan is het belangrijk gesprekken te voeren met beide partijen ouders en gezamenlijk te komen tot oplossingen. Creëer van beide partijen ouders 'bezorgde ouders' en zoek naar een gezamenlijk belang. De organisatie vertegenwoordigt de belangen van alle kinderen. Dat kan betekenen dat de organisatie beslissingen neemt die één van beide partijen niet zint. De organisatie kan tegen het volgende dilemma oplopen: gaat een kind van de peuterspeelzaal af of niet? En is dat op basis van een besluit van de organisatie of van de ouders (opzeggen plaatsingsovereenkomst)? Belangrijk is de ouders altijd te informeren over de gemaakte keuze en deze te beargumenteren. f.
Afscherming van het kind dat het grensoverschrijdende gedrag heeft vertoond.
De leidinggevende en/of Het College van Bestuur draagt zorg voor een zorgvuldige procedure en registreert dit in het betreffende dossier.
48
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Stap 5: Handelen De beoordeling van het incident en het advies uit het (eventuele) interne onderzoek kunnen leiden tot verschillende uitkomsten. Afhankelijk van deze uitkomsten heeft het College van Bestuur verschillende mogelijkheden om te handelen richting het kind dat het seksueel grensoverschrijdende gedrag heeft vertoond. a. b. c. d.
Het kind blijft op de groep; Het kind gaat naar een andere groep, andere locatie of andere kinderopvangorganisatie; Het inzetten van hulp; Melding bij het AMK.
a. Het kind blijft op de groep Wanneer het College van Bestuur constateert dat op grond van het verrichte onderzoek geen aanleiding is aan te nemen dat het gedrag zich zal herhalen of dat de aanwezigheid van het kind bedreigend is voor andere kinderen kan, in overleg met betrokken ouders, besloten worden het kind binnen de betreffende groep van de organisatie te laten. b. Het kind gaat naar een andere groep of kinderopvangorganisatie Het College van Bestuur kan besluiten dat het in het belang is van het kind en/of de kinderen die met het gedrag geconfronteerd zijn, dat het kind naar een andere groep binnen de betreffende organisatie, naar een andere locatie of naar een geheel andere organisatie gaat. Het College van Bestuur kan hierin de ouders adviseren en eventueel contact opnemen met een andere organisatie. Ook kunnen ouders zelf de conclusie trekken dat hun kind naar een andere locatie of organisatie gaat. c. Het inzetten van hulp Met advies van het AMK en in overleg met de ouders kan hulpverlening voor het kind worden ingezet. d. Melding bij het AMK Het College van Bestuur doet een melding bij het AMK. Het gedrag van het kind kan namelijk ook op andere problematiek wijzen.
49
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Stap 6: Nazorg bieden en evalueren Aanbevolen wordt het personeel persoonlijk te informeren. Daarnaast kunnen alle betrokkenen zo spoedig mogelijk over het seksueel overschrijdende gedrag op de hoogte worden gebracht middels een brief of een gezamenlijke (ouder)bijeenkomst. Het College van Bestuur is verantwoordelijk voor de nazorg en de evaluatie. Er kan informatie worden gegeven over de concrete maatregelen die getroffen zijn ten aanzien van het kind of de kinderen die met het gedrag geconfronteerd werden. Ook kan aangegeven worden welke concrete maatregelen er ten aanzien van het kind dat het gedrag vertoonde genomen zijn en het verdere verloop van het onderzoek. Als bij een organisatie een incident plaatsvindt, is er een kans dat ook de media hiervan op de hoogte raken. Het is verstandig van tevoren zorgvuldig te overwegen hoe hiermee zal worden omgegaan (zie bijlage 6 van de handleiding).
Het is belangrijk het gehele proces en de verschillende stappen te evalueren. Het College van Bestuur evalueert met medewerkers en eventueel andere betrokkenen wat er is gebeurd en de procedures die zijn gevolgd. Zo nodig wordt de zaak ook doorgesproken met andere betrokkenen. Zo nodig worden verbeteringen in afspraken en/of procedures aangebracht. Geanonimiseerde gegevens met betrekking tot het seksueel grensoverschrijdend gedrag worden geregistreerd. Deze gegevens worden door de directie op een centraal punt bewaard.
50
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN
IV
Kwaliteitszorg/Interne evaluatie.
Het is belangrijk om de meldcode en de verschillende stappen te evalueren. De afspraak is dit om de 3 jaar te doen.
Het College van Bestuur/sectordirecteur evalueert de meldcode met de medewerkers en de procedures die zijn gevolgd. Zo nodig wordt de zaak ook doorgesproken met andere betrokkenen. Zo nodig worden verbeteringen in afspraken en/of procedures aangebracht. Geanonimiseerde gegevens met betrekking tot het seksueel grensoverschrijdend gedrag worden geregistreerd. Deze gegevens worden door de directie op een centraal punt bewaard bij het directiesecretariaat.
51
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN V. Verantwoordelijkheden van Stichting Protestants Christelijke Peuterspeelzalen in het scheppen van randvoorwaarden voor een veilig werk- en meldklimaat Om het voor medewerkers mogelijk te maken om in een veilig werkklimaat huiselijk geweld en kindermishandeling te signaleren en om de stappen van het protocol te zetten, draagt de Stichting Protestants Christelijke Peuterspeelzalen er zorg voor dat: College van Bestuur en/of leidinggevenden: het protocol opnemen in het zorgbeleid en/of veiligheidsbeleid van de organisatie; de deskundigheidsbevordering opnemen in het scholingsplan; regelmatig trainingen en andere vormen van deskundigheidsbevordering aanbieden aan medewerkers, zodat medewerkers voldoende kennis en vaardigheden ontwikkelen en ook op peil houden voor het signaleren van huiselijk geweld en kindermishandeling en voor het zetten van de stappen van de code; het protocol aansluiten op de werkprocessen binnen de organisatie; ervoor zorgen dat er voldoende deskundigen intern en extern beschikbaar zijn om de medewerkers te kunnen ondersteunen bij het signaleren en het zetten van de stappen van het protocol; zijn op de hoogte van een eventuele melding aan het AMK; de werking van het protocol regelmatig evalueren en zo nodig acties in gang zetten om de toepassing van het protocol te optimaliseren; binnen de organisatie en in de kring van ouders bekendheid geven aan het doel en de inhoud van het protocol; afspraken maken over de wijze waarop de Stichting Protestants Christelijke Peuterspeelzalen haar medewerkers zal ondersteunen als zij door ouders in of buiten rechte worden aangesproken op de wijze waarop zij het protocol toepassen; afspraken maken over de wijze waarop Stichting Protestants Christelijke Peuterspeelzalen de verantwoordelijkheid opschaalt indien de signalering en verwijzing voor een kind stagneert; eindverantwoordelijkheid dragen voor de uitvoering van het protocol. investeren in de opleidingen voor aankomende medewerkers: zorgt voor kennis en vaardigheden inzake het herkennen van en omgaan met een vermoeden van seksueel misbruik, waarbij de ontwikkeling van de seksualiteit van kinderen en het bespreekbaar maken van de eigen normen en waarden aan de orde komt; investeren in nascholing van zittend personeel in de kinderopvangorganisatie (staf/management en beroepskrachten): zorgt voor kennis en vaardigheden inzake het herkennen van en omgaan met een vermoeden van seksueel misbruik, waarbij de ontwikkeling van de seksualiteit van kinderen en het bespreekbaar maken van de eigen normen en waarden aan de orde komt; investeren in een open aanspreekcultuur binnen organisatie: zorgt voor een open cultuur waarbinnen op professionele wijze reflectie op normen en waarden, werkwijze en handelen plaatsvindt; investeren in een goede ‘zorgstructuur’ binnen organisaties SCOH/SPCP: zorgt voor voldoende lucht in teams, vertrouwenspersonen, vertrouwenscommissie (als van toepassing), structurele agendering, bij- en nascholing, etc.
52
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN IB-er van de basisschool/leidinggevenden: als vraagbaak functioneert binnen de organisatie voor algemene informatie over het protocol kindermishandeling en huiselijk geweld; signalen herkent die kunnen wijzen op kindermishandeling of huiselijk geweld; kennis heeft van de stappen volgens het protocol; de sociale kaart in het protocol invult; de aansluiting van het protocol op de werkprocessen uitvoert; de aansluiting van het protocol op de zorgstructuur uitvoert; samenwerkingsafspraken vastlegt met ketenpartners; de uitvoering van het protocol coördineert bij een vermoeden van huiselijk geweld en/of kindermishandeling; opstellen van een plan van aanpak; waakt over de veiligheid van het kind bij het nemen van beslissingen; zo nodig contact opneemt met het AMK (Advies- en Meldpunt Kindermishandeling) voor advies of melding. de genomen stappen evalueert met betrokkenen; toeziet op zorgvuldige omgang met de privacy van het betreffende gezin; toeziet op dossiervorming en verslaglegging.
Medewerker: signalen herkent die kunnen wijzen op kindermishandeling of huiselijk geweld; overlegt met de IB-er van de basisschool/ leidinggevende bij zorg over een kind aan de hand van waargenomen signalen die kunnen wijzen op kindermishandeling of huiselijk geweld; Legt alles vast in een kinddossier; Maakt zo nodig een handelingsplan en voert deze ook uit; afspraken uitvoert die zijn voortgekomen uit het overleg met de IB-er van de basisschool/leidinggevende, zoals observeren of een gesprek met de ouder; de resultaten bespreekt van deze ondernomen stappen met de IB-er van de basisschool/leidinggevende. College van Bestuur, de leidinggevenden en de medewerkers zijn niet verantwoordelijk voor: het vaststellen of er al dan niet sprake is van kindermishandeling of huiselijk geweld; het verlenen van professionele hulp aan ouder of kind (begeleiding).
53
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN VI.
Sociale kaart
Deze sociale kaart invullen met de organisatie specifieke samenwerkingspartners. Indien mogelijk ook een contactpersoon invullen. Organisatie : Politie alarmnummer (bij noodsituaties) Telefoonnummer:: 112
Organisatie: de vertrouwensinspecteurs zijn alle werkdagen; tijdens kantooruren (08.00-17.00 uur) Telefoonnummer: 0900 111 3 111 (lokaal tarief).
Organisatie : Centrum voor Jeugd en Gezin Telefoonnummer: 0800 - 2854070
Organisatie : Crisisdienst Bureau Jeugdzorg (bij noodsituaties) Telefoonnummer: 070 – 3795160 (in het weekend en buiten kantooruren)
Organisatie : Advies- en Meldpunt Kindermishandeling Telefoonnummer:: 0900 - 1231230
Zie verder de sociale kaart Peuters/Kleuters
54
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN
Sociale kaart Peuters/Kleuters September 2011
55
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Centrum Jeugd en Gezin (CJG) Het Centrum Jeugd en Gezin is een laagdrempelige organisatie voor alle kinderen, jongeren, opvoeders en gezinnen in Den Haag. In het CJG kan men terecht met alle vragen over opvoeden en opgroeien, bv. over gezondheid, het gedrag van kind(eren), veilig internet, echtscheiding en ook over problemen die het kind heeft zoals pesten. Het CJG geeft kosteloos advies en informatie over het opgroeien en opvoeden van kinderen in alle leeftijden. Als het nodig is, helpt het CJG bij het zoeken naar mensen of instanties die het gezin verder kunnen helpen. Binnen het CJG werken diverse instanties samen: JGZ 0-4 (o.a. de CB’s van Jong Florence, opvoedsteunpunt), JGZ 4-19 (o.a. schoolartsendienst, gezinscoaches), Welzijnsorganisaties (o.a. informatiebalie, medewerker Wijkcontacten & Netwerken, AMW), Ambulante hulp Jutters/Jeugdformaat (Opvoeden in de buurt), Bureau Jeugdzorg (Toegang). In bijna ieder stadsdeel in Den Haag is inmiddels een CJG werkzaam. www.cjgdenhaag.nl Adressen: - Laak, Thijssestraat 47, ZE Den Haag Tel: 0800 – 2854070 (gratis, ook als je mobiel belt) Email:
[email protected] - Segbroek, Centrum Jeugd en Gezin, Hanenburglaan 339, 0800 2854070 of 06 20869799 Email:
[email protected] - Loosduinen, Centrum Jeugd en Gezin, Campanulastraat 21,2555 DA Den Haag. Tel: 0800 - 285 40 70, E-mail:
[email protected] - Escamp, 0800 285 40 70, E-mail:
[email protected] - Haagse Hout, Centrum Jeugd en Gezin, Koningin Sophiestraat 120, 0800-2854070 of 0681289485 - Ypenburg, Centrum Jeugd en Gezin, Laan van Hoornwijck 152, 0800-2854070 of 06-33319306 - Leidschenveen, Centrum Jeugd en Gezin, Harriët Freezerhof 199, 0800-2854070 of 06-33319306 - Scheveningen, Centrum Jeugd en Gezin, Scheveningseweg 56a, 0800-2854070 of 06-20869799 of 06-43167421 - Centrum, Centrum Jeugd & Gezin Centrum II, Tel: 0800 285 40 70 E-mail:
[email protected] - Centrum, Centrum Jeugd en Gezin, Paviljoensgracht 1, 2512 BL, Den Haag (per 3 juni 2011), Tel: 0800 285 40 70 E-mail:
[email protected] Jeugdgezondheidszorg (JGZ) De jeugdgezondheidszorg is verdeeld in drie gebieden: - voor kinderen van 4 tot 19 jaar. Deze wordt uitgevoerd door de productgroep JGZ van de GGD (sector Volksgezondheid en & Zorg; - voor kinderen van 0 tot 4 jaar. Deze wordt uitgevoerd door Jong Florence. Samen vormen zij de integrale jeugdgezondheidszorg. De jeugdgezondheidszorg helpt kinderen die in Den Haag wonen en/of naar school gaan. In zeven stadsdelen werkt de JGZ in het Centrum Jeugd en Gezin van dat stadsdeel. JGZ doet onderzoek naar gezondheidsrisico's en adviseert ouders en andere opvoeders hierover. Ze organiseert activiteiten om de gezondheid, leefstijl en leefomstandigheden van 0 tot 19-jarigen te verbeteren. - speciale Jeugdgezondheidszorg.
56
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN
Adres: Hoofdvestiging Jeugdgezondheidszorg Thorbeckelaan 360 (6e etage) 2564 BZ Den Haag Telefoon: (070) 353 71 78
JGZ 0-4 / Jong Florence: Consultatiebureau Kinderen komen op het consultatiebureau tot ze 15 maanden zijn, maandelijks of tweemaandelijks op consult bij het consultatiebureau. Dan volgen de consulten met 18 maanden, 2 jaar, 2,5 jaar en rond 4 jaar. Er wordt gekeken naar de lichamelijke, cognitieve, sociale en spraaktaalontwikkeling. Na het 4jarigenconsult gaat het dossier naar de schoolarts van de school waar het kind naartoe gaat. Bij zorgkinderen is er sprake van een zorgvuldige (warme) overdracht. Er is dus al veel informatie over een kind. De intern begeleider kan bellen naar het betreffende CB. Zij zijn zeer hulpvaardig (als ouders toestemming geven/of al gegeven hebben bij de randvoorwaarden) en geven de informatie die zij beschikbaar hebben over een kind. Het algemene adres van Florence is: (maar handiger: vraag aan ouders naar welk CB zij gaan en bel ze direct, op de site staan alle adressen en telefoonnummers van de CB’s: www.jongflorence.nl) Koningin Sophiestraat 120 2595 TM Den Haag Tel: 070-3795050
Jeugdgezondheidszorg 4-19 De medewerkers van de JGZ 4-19 zetten zich in voor de ontwikkeling en groei van kinderen. Dit wordt gedaan door middel van onderzoeken. Hiervoor worden alle kinderen die in Den Haag wonen of naar school gaan opgeroepen. Naast het doen van onderzoek geven de jeugdartsen, jeugdverpleegkundigen en medisch-teamassistenten ook voorlichting en adviezen om gezond te leven en gezond te blijven. Er werken in Den Haag 5 teams verspreid over de stad vanuit een Centrum Jeugd & Gezin (CJG).
Speciale Jeugdgezondheidszorg De afdeling begeleidt bijzondere doelgroepen. Ook houdt de afdeling toezicht op kindercentra en peuterspeelzalen. De afdeling Speciale Jeugdgezondheidszorg bestaat uit: - Bureau Integrale Vroeghulp en Vroegtijdige Onderkenning van Ontwikkelingsproblemen, voor kinderen van 0 tot 4 jaar - Gezinscoaches; TOKIN: Toezicht op de Kinderopvang - Basiszorgcoördinatie van kinderen van ouders met psychische problemen of verslaafde ouders (KOPP-kinderen). Josien Wolterink – algemeen coördinator Torenstraat 172 Postbus 346 2501 CH Den Haag Tl.: 070-7579000 Email:
[email protected] www.integralevroeghulp.nl Het IVVTO team is bereid om op uitnodigingen van interne zorgcommissies in te gaan.
57
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Gezinscoaches Gezinsbegeleiding is een speciale vorm van de Jeugdgezondheidszorg van de GGD van de gemeente Den Haag. De gezinsbegeleiding wordt gegeven door gezinscoaches en wil hulp brengen in gezinnen met weerbarstige sociale en individuele problemen die de ontwikkeling van kinderen bedreigen. Zoals ouders van kinderen die in de knel dreigen te raken en kinderen die mogelijk een ontwikkelingsstoornis hebben. De doelgroep van de Gezinscoaches zijn gezinnen met kinderen van 0 tot 23 jaar. De gezinscoach werkt outreachend. Hij/zij wordt ingeschakeld op basis van signalen van samenwerkingspartners. Belangrijk hierbij is het actief benaderen van het gezin: zorgmijders en/of gezinnen zonder duidelijke hulpvraag zijn een belangrijke doelgroep. De gezinscoach komt bij het gezin thuis en biedt zo nodig direct concrete ondersteuning, aansluitend op de behoefte van het gezin op dat moment. Het vertrouwen van ouders wordt op deze manier gewonnen en vanuit die basis kan verdere hulpverlening zich ook richten op de opvoedingssituatie. Geïntegreerde gezinsaanpak: De gezinscoach is 4 tot 6 maanden betrokken bij het gezin. Hij/zij coördineert zorg in gezinnen waarbij de hulpverlening is vastgelopen en organiseert een gesprek met alle betrokkenen voor het opstellen van een gezamenlijk plan van aanpak. Zonodig introduceert de gezinscoach ook hulp in gezinnen en kan hij gezinsleden toe leiden naar hulp. Voor één gezin werken de hulpverleners samen op basis van één kind, één gezin, één plan en de gezinscoach coördineert. De gezinscoach concentreert zich niet alleen op het gezinslid over wie in hoofdzaak zorgen bestaan. Het gezinssysteem in zijn totaliteit wordt betrokken bij het hulpplan. Een eerste voorwaarde voor interventie van een gezinscoach in een gezin is de aanwezigheid van kinderen over wie zorgen zijn. Ouders zijn, vóór alle anderen, degenen die opvoedingsproblemen moeten oplossen. De gezinscoach ziet en hoort ook de kinderen en helpt de ouders met oplossingen die de situatie van de kinderen verbeteren. De gezinscoach werkt voor het hele gezin in een neutrale positie als ‘partij boven de partijen.’ Soms lukt het niet om de ontwikkelingskansen voor alle kinderen veilig te stellen. De gezinscoach meldt dan bij het AMK. Aanmelden: De samenwerkingspartners in en rond de Centra voor Jeugd en Gezin en de betrokken hulpverleners kunnen een gezin aanmelden of consultatie vragen bij de CJG gezinscoach door op werkdagen van 9 tot 5 uur contact op te nemen met de bureaudienst van de gezinsbegeleiding. Aanmelding door het gezin zelf is niet de bedoeling. Bereikbaarheid: De gezinscoaches werken vanuit de verschillende (toekomstige) Centra voor Jeugd en Gezin in Den Haag. Adres: GGD, afdeling CJG Gezinscoaches Koningin Sophiestraat 120 2595 TM Den Haag 070 - 353 7229 (algemeen) 070 - 752 5822 (bureaudienst) Email:
[email protected]
58
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN
Bureau Basiszorg (KOPP-kinderen) Basiszorgcoördinatie bij kinderen van ouders met psychiatrische en/of verslavingsproblemen. Als één van de ouders psychiatrische en/of verslavingsproblemen heeft en er zorgen zijn over de kinderen dan is er de mogelijkheid om de basiszorgcoördinator in te schakelen. Zij hebben jarenlange ervaring als hulpverlener in de volwassenenpsychiatrie en in de verslavingszorg. Zij hebben specifieke expertise op het gebied van de problematiek van kinderen van ouders met psychiatrische problemen en van kinderen van ouders met verslavingsproblemen. Bureau Basiszorg is een samenwerking met Parnassia, psycho-medisch centrum en GGD Den Haag. Basiszorgcoördinatie is erop gericht om voor deze kinderen voldoende basiszorg te garanderen. Met basiszorg wordt bedoeld dat kinderen voldoende dagelijkse verzorging krijgen, een regelmatig dag- en nachtritme hebben, dat er voldoende voorzieningen aanwezig zijn, dat ze naar school gaan, dat ze voldoende aandacht krijgen, etc. Er kan contact opgenomen worden met de basiszorgcoördinator, eventueel kan er een geanonimiseerde casus voorgelegd worden. Zij geven advies, bijvoorbeeld over hoe een bepaalde zaak aangepakt kan worden en welke hulpverlening ingeschakeld kan worden. Het kind kan ook, met toestemming van de ouders, aangemeld worden bij de basiszorgcoördinator. De basiszorgcoördinator neemt contact op met de ouders en inventariseert welke hulp het gezin ontvangt. Vervolgens nodigt zij de ouder/verzorger en alle betrokken hulpverleners uit voor een gesprek. Indien noodzakelijk vindt eerst een voorbespreking plaats met alleen hulpverleners. Er worden concrete afspraken gemaakt over wie wat doet en wanneer. De basiszorgcoördinator verleent dus zèlf geen hulp, maar coördineert de hulp. Het doel is altijd om voor de kinderen te zorgen dat zij voldoende basiszorg krijgen. Adres: Bureau Basiszorg Thorbeckelaan 360 2564 BZ Den Haag 070 353 71 32 Basiszorgcoördinatoren zijn gehuisvest bij de GGD Den Haag.
De Strandwacht; daghulp De Strandwacht vormt samen met nog zeven andere scholen voor kinderen met psychiatrische en gedragsproblemen een samenwerkingsverband (cluster 4) in de regio Den Haag. Dit samenwerkingsverband heet Regionaal Expertisecentrum REC-West. Binnen REC-West is ook de Commissie voor Indicatiestelling (CvI) en de dienst Ambulante Begeleiding ondergebracht. Binnen REC-West werkt De Strandwacht met anderen samen om er voor te zorgen dat alle zorgleerlingen de juiste vorm van onderwijs en zorg krijgen, het zg. Passend Onderwijs. Stichting Jeugdformaat, binnen de daghulp van Jeugdformaat biedt de Strandwacht hulp, begeleiding, behandeling en onderwijs aan jeugdigen in de regio Haaglanden. De uitvoering hier van vindt plaats in scholen óf in een van de daghulp-voorzieningen. De afdeling daghulp voor jonge kinderen biedt kinderen hulp en begeleiding als ze worden bedreigd in hun ontwikkeling en als zij complexe (gedrags)problematiek hebben. De problematiek wordt veroorzaakt door een combinatie van medische en psychosociale problemen en soms een tekortschietend opvoedingsklimaat. Voor de kinderen geldt dat er sprake is van ontwikkelingsachterstanden op verschillende gebieden. Kinderen vanaf vier jaar, die aan onderwijs toe zijn, kunnen naast de behandeling (deeltijd)onderwijs volgen op De Strandwacht. Vormen van daghulp: - Voor kinderen tot en met 4 jaar: Daghulp en verblijf - Voor kinderen van 4 tot en met 7 jaar: Daghulp en onderwijs - Voor kinderen van 5 tot en met 12 jaar: Daghulp en verblijf Daghulp en onderwijs
59
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN
Stichting De Jutters Centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie Den Haag, geeft aan veel kinderen van De Strandwacht psychiatrische hulp. Ook verzorgen zij ouderbegeleiding. Voor de kinderen die naar de dagbehandeling gaan of die zijn opgenomen in de kliniek, verzorgt De Strandwacht het (deeltijd)onderwijs. Werkgebied De Jutters is werkzaam in Den Haag, Rijswijk, Wassenaar, Leidschenveen, Forepark, Hoornwijck, Ypenburg, Leidschendam/Voorburg en Zoetermeer. www.dejutters.com Bereikbaarheid: Een centraal telefoonnummer voor alle andere vragen en aanmeldingen voor alle vestigingen van De Jutters, 070-850 7 850
Multifunctioneel Centrum De Banjaard Biedt zorg aan kinderen met een verstandelijke handicap die gedrags- en psychiatrische problemen hebben. De Strandwacht verzorgt het (deeltijd)onderwijs voor die kinderen van De Banjaard die geen gebruik kunnen maken van het bestaande schoolaanbod. Het onderwijs is een onderdeel van het totale diagnostiek- en behandelaanbod van de Banjaard. Het HCO ondersteunt bij het maken van onderwijskundig beleid op school. Het HCO/PI is het Pedologisch Instituut en maakt deel uit van het HCO. Het begeleidt het schoolteam op het gebied van onderzoek en gedragsaanpak. Tot slot werkt de Strandwacht ook samen met andere hulpverleningsinstellingen, zoals Bureau Jeugdzorg, Zorgloket Cluster IV Den Haag, het Centrum voor Autisme en instellingen zoals De Bruggen, Boddaert en Vitalis. Het kan voorkomen dat kinderen of gezinnen al contacten hebben binnen de (jeugd)hulpverlening. Dan probeert de school tot een goede afstemming van de hulp te komen tijdens het onderwijs van het kind. Adressen: Op De Strandwacht verblijven gemiddeld zo'n 240 leerlingen verdeeld over twintig groepen. Hiervan zijn elf groepen gehuisvest aan het Paddepad. De kinderen die op de buitenlocaties voor observatie en/of behandeling verblijven, krijgen daar hun onderwijs aangeboden en zijn in die periode ingeschreven als leerling van de school. De Strandwacht Paddepad 8 2554 HZ Den Haag 070-3254002 Strandwacht Jeugdformaat Den Haag afdeling daghulp voor kinderen Duivelandsestraat 2, 2583 KP Den Haag - t 070 - 3549004 Strandwacht Jeugdformaat Voorburg afdeling daghulp voor kinderen Albertus de Oudelaan 1, 2273 CW Voorburg - t 070 - 3863436 Strandwacht Jeugdformaat Delft afdeling daghulp voor kinderen Buitenhofdreef 8, 2625 XR Delft - t 015 - 2620581
60
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Strandwacht De Jutters Den Haag Dr. van Welylaan 6, 2566 ER Den Haag - t 070 - 3737666 Strandwacht De Banjaard Den Haag Scheveningseweg 90-92, 2584 AC Den Haag - t 070 - 3386097 Het Pedologisch Instituut (PI) is ondergebracht bij het: Haags Centrum voor Onderwijsbegeleiding (HCO) Zandvoortselaan 146, 2554 EM Den Haag - t 070 - 4482828
Stichting Jeugdformaat Stichting Jeugdformaat is een organisatie voor jeugdhulpverlening in de regio Haaglanden. Jeugdformaat biedt professionele, geïndiceerde hulp aan kinderen, jongeren (0 t/m 18) en ouders die het op eigen kracht om welke reden dan ook (even) niet redden. Zij hebben moeilijkheden thuis, op school of met zichzelf. Dit betekent dat niet iedereen zomaar bij St. Jeugdformaat terecht. Kinderen, jongeren en ouders die hulp nodig hebben bij opgroeien of opvoeden, komen (bijvoorbeeld via een huisarts of school) meestal bij Bureau Jeugdzorg terecht. Bureau Jeugdzorg vormt namelijk de toegangspoort tot de jeugdzorg. Als na hun screening, diagnostiek en analyse blijkt dat er extra hulp nodig is, krijgt de cliënt een indicatiebesluit dat recht geeft op een vorm van geïndiceerde jeugdzorg. Als ondersteuning door Jeugdformaat het meest geschikt is, wordt de cliënt naar Jeugdformaat doorverwezen. De hulpverlening wordt verzorgd door circa 900 medewerkers (verspreid over 70 locaties) en 800 pleeggezinnen. - Bijzondere Opnames Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ-functie) - Preventie Specialistische functies zijn: - Klinische psychotherapie - Klinische orthopsychiatrische behandeling - Forensisch-psychiatrische deeltijd- en poliklinische behandeling - Logeerfunctie - Diagnostiek en behandeling van licht verstandelijk gehandicapten met psychiatrische problemen (in samenwerking met De Compaan en De Bruggen)
De Banjaard De Banjaard is een multifunctioneel centrum voor diagnostiek en behandeling van kinderen en jeugdigen met een licht verstandelijke handicap en psychiatrische problemen. De Banjaard heeft in Den Haag een polikliniek voor kinderen en jeugdigen tot 19 jaar en een klinische en deeltijdafdeling voor kinderen tot 13 jaar. Bij de polikliniek wordt zowel diagnostiek als behandeling geboden aan kinderen en jeugdigen tot 19 jaar. Er wordt daarin samengewerkt door ouderbegeleiders, kinder- en jeugdpsychiaters, artsen GGZ en AVG, GZ-psychologen, pedagogen en therapeuten. Bij de klinische afdeling biedt de kliniek observatie en psychiatrische behandeling gedurende maximaal één jaar bij kinderen van 4-13 jaar bij wie de problematiek zo complex en ernstig is, dat andere observatie- of hulpverleningsvormen niet volstaan. De kinderen wonen in leefgroepen van maximaal zes personen en worden dagelijks intensief verzorgd en begeleid door sociotherapeuten. Zij zijn voor de behandeling aangewezen op een driemilieusvoorziening. Overdag bezoeken de kinderen de interne afdeling van de Strandwacht (PI-school) en zijn er individuele en groepsbehandelingen. Uiteraard wordt intensief met ouders samengewerkt en ook de verwijzer wordt bij de observatie en behandeling betrokken. www.debanjaard.com
61
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Adres: Scheveningseweg 90-92 2584 AC Den Haag Telefoonnummer 070 338 60 07
Opvoeden in de buurt Opvoeden in de Buurt is een samenwerkingsverband van Jeugdformaat en De Jutters. Het Jutters/Jeugdformaat team Opvoeden in de Buurt biedt preventieve, laagdrempelige hulp aan gezinnen bij opvoedingsproblemen, gedragsproblemen en psychische problemen bij kinderen en jeugdigen (max. 12 contacten). Tevens biedt het team consultatie en advies aan hulpverleners en andere professionals. Medewerkers van beide organisaties werken samen in een multidisciplinair team. Het team is gehuisvest op de locaties van de Centra voor Jeugd en Gezin in Den Haag en bestaat uit zes ambulant hulpverleners, een psycholoog, een systeemtherapeut, een sociaal-psychiatrisch verpleegkundige, een gedragswetenschapper en een projectassistente. Doelgroep: 1. alle professionals werkzaam in het preventieve veld met vragen rondom: - opvoeding van jeugdigen - gedrag van jeugdigen - psychiatrische problematiek van kinderen en jongeren en/of ouders/verzorgers 2. gezinnen, ouders en jeugdigen die - vragen en/of twijfels hebben over opvoeden, maar voor wie geïndiceerde zorg niet nodig is - ondersteuning nodig hebben bij het verhelderen van hun hulpvraag, w.o. gedragsobservatie - begeleide toeleiding nodig hebben naar geïndiceerde zorg - hulp zoeken bij lichte psychische problemen Opvoeden in de Buurt werkt in Den Haag en de randgemeenten. In de gemeente Den Haag werkt zij vanuit de Centra voor Jeugd & Gezin. Mensen kunnen naar Opvoeden in de Buurt worden doorverwezen via het consultatiebureau, de huisarts, Schoolmaatschappelijk werk of het opvoedsteunpunt. Voor aanmeldingen en vragen is het team bereikbaar via:
[email protected]; 070-3080420
Bureau Jeugdzorg Haaglanden Bureau Jeugdzorg is de organisatie waar iedereen terecht kan voor vragen en advies of bij ernstige problemen rond opvoeding en opgroeien. Jongeren tot 18 jaar kunnen bij hen terecht, maar ook hun ouders en anderen die (beroepsmatig) met kinderen en hun problemen omgaan. Bureau Jeugdzorg zet bijvoorbeeld voogden in bij gezinnen met problemen. Ook helpt Jeugdzorg kinderen die met de politie in aanraking zijn geweest. Er werken verschillende deskundigen uit de jeugdzorg en geestelijke gezondheidszorg (GGZ) voor kinderen en jongeren met elkaar samen. Ouders kunnen aanmelden bij Bureau Jeugdzorg, dit kan telefonisch. Het kan zinvol zijn om dit telefoontje samen met ouders te plegen. Bureau Jeugdzorg Haaglanden is iedere werkdag geopend van 8.30-17.00 uur. Iedereen die hulp zoekt of een advies wil met betrekking tot kinderen of jongeren, kan contact opnemen. (Buiten kantooruren zijn zij in noodgevallen bereikbaar op telefoonnummer (070) 379 51 60 van Spoedhulp). Producten - indicatiestelling - kortdurende hulp - informatie
62
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN - advies - doorverwijzing - opvoedingsondersteuning Adressen Bureau Jeugdzorg: Den Haag centrum/Scheveningen Waldeck Pyrmontkade 872 2518 JS Den Haag 070 3119025 www.bjzhaaglanden.nl Den Haag zuid/Rijswijk Neherkade 3054 2521 VX Den Haag 070 3082999
Opvoedsteunpunten Den Haag (JSO) JSO verzorgt opvoedingsondersteuning aan ouders. Zij beheert in Zuid-Holland een aantal regionale en laagdrempelige Opvoedbureaus, waar ouders van kinderen tot 19 jaar terecht kunnen met vragen en problemen over de opvoeding. Een advies kan zijn dat ouders ondersteuning nodig hebben bij de opvoeding van hun kind(eren). Zij kunnen verwezen worden naar de verschillende opvoedsteunpunten in Den Haag. In Den Haag is er in iedere wijk een opvoedsteunpunt waar ouders terecht kunnen met vragen en problemen bij het opvoeden. Het gaat daarbij om ouders van kinderen en jeugdigen van 0-19 jaar. Er zijn geen kosten aan verbonden en het verstrekken van persoonsgegevens (bijvoorbeeld adres, beroep) is niet nodig. Ouders nemen meestal zelf telefonisch contact op met een opvoedbureau waarbij een afspraak gemaakt wordt, soms komen ze via vrije inloop. In ten hoogste zes gesprekken van maximaal een uur worden de ouders geholpen. Er wordt geen dossier gemaakt, alleen anoniem geregistreerd. Ook de locatie draagt bij aan de laagdrempeligheid: meestal in een gezondheidscentrum, bij een consultatiebureau of in een gebouw waar welzijnsorganisaties gehuisvest zijn. Behalve het spreekuur biedt een opvoedbureau ook thema-avonden en cursussen voor ouders aan. Deze worden meestal gegeven op een peuterspeelzaal of school. Voorbeelden: “regels en grenzen stellen in de opvoeding” en “een puber in huis”. Opvoedbureaus zijn bedoeld voor alle ouders, maar soms is er speciaal een medewerker in dienst voor de allochtone doelgroep. Zij komt bijvoorbeeld naar taalcursussen of verzorgt huisbezoeken. Adressen: Segbroek *Centrum Jeugd en Gezin, Hanenburglaan 339, 0800 2854070 of 06 20869799 *Ouderkindcentrum, Gaslaan 175, 070-3656818 of 06 33312908 Escamp (telefoonnummer 070-3795575) is te bereiken op drie adressen: *Centrum Escampade, Maarsbergenstraat 30, 06-42320179 *Gezondheidscentrum LageVeld, Middenweg 157, 070-3364747 of 06-51912427 *Hoofdkantoor St. Mooi, Zichtenburglaan 260, 06-42320179 *Consultatiebureau Zonneoord, Zonneoord 288C, 06-51912427 *Wijk-/Gezondheidscentrum Wateringse Veld, Laan van Wateringseveld 392, 06-51912427
63
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Haagse Hout *Centrum Jeugd en Gezin, Koningin Sophiestraat 120, 0800-2854070 of 0681289485 Ypenburg *Centrum Jeugd en Gezin, Laan van Hoornwijck 152, 0800-2854070 of 06-33319306 Leidschenveen *Centrum Jeugd en Gezin, Harriet Freezerhof 199, 0800-2854070 of 06-33319306 Scheveningen *Centrum Jeugd en Gezin, Scheveningseweg 56a, 0800-2854070 of 06-20869799 of 06-43167421 Laak *Centrum Jeugd en Gezin, Thijssestraat 47, 0800- 2854070 Loosduinen * Gezondheidscentrum Nieuw Waldeck, Strausslaan 90, 06-33319306 Centrum *De Rubenshoek, Van der Vennestraat 185, 070-4452222 *Buurthuis Bario, Kockstraat 175, 070-4248100 of 06-41877378 *Buurthuis Parada, Van Limburg Stierumstraat 280, 070-4248000 of 06-41877378 *Gezondheidscentrum Nieuw Schilderswijk, Koningstraat 104, 070-4248000
Het Audiologisch Centrum (AC) Kentalis (voorheen Haags Audiologisch Centrum Effatha) Voor onderzoek bij gehoor-, taal- en spraakproblemen kunnen volwassenen en kinderen terecht op een Audiologisch Centrum. Een kind kan door de huisarts, kno-arts of kinderarts naar een AC verwezen worden. Het is mogelijk dat de interne zorgcommissie adviseert om een kind aan te melden bij het AC. Dan is het zinvol dat de intern begeleider een advies schrijft ten behoeve van de verwijzing van de huisarts. Een audiologisch centrum doet onderzoek, bijvoorbeeld gehooronderzoek, logopedisch onderzoek en psychologisch onderzoek. Na het onderzoek wordt een advies gegeven, zoals bijvoorbeeld een (proef-) aanpassing van hoortoestellen, logopedie of verder onderzoek elders. In enkele gevallen geeft het team van het AC zelf kortdurende begeleiding. Het onderzoeksteam van een audiologisch centrum is multidisciplinair, met in ieder geval audiologen, logopedisten, psychologen en maatschappelijk werkenden. Zowel binnen als buiten de organisatie zijn er samenwerkingsverbanden met andere afdelingen of organisaties, zoals zorg- en onderwijsinstellingen, medische specialisten, consultatiebureaus en vtoteams. Adres: Koninklijke Kentalis Audiologisch Centrum Den Haag Lange Lombardstraat 35 Postbus 848 2501 CV Den Haag tel. (070) 3848300
64
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN teksttel. (070) 3848329 fax (070) 3805634 email:
[email protected] www.kentalis.nl
Preventief ambulant begeleider (Pabber=WSNS medewerker=ambulant begeleider) Vanuit het Speciaal Basisonderwijs en de clusterscholen bezoekt de ambulant begeleider de scholen om leerkrachten advies te geven met betrekking tot de zorg. Ze zijn actief betrokken bij de zorgstructuur van scholen. Hun werkzaamheden binnen de school bestaan uit specifieke hulp, die gericht is op het beantwoorden van een door de basisschool gestelde hulpvraag of probleemstelling. De naam en het adres van deze persoon is bekend bij de school. Een aantal van hen is gespecialiseerd in het jonge kind.
Preventieve Ambulante Begeleiding voor peuterspeelzaal/kinderdagverblijf: Dienst Ambulante Begeleiding Cor Emousschool Bij deze dienst kan specifiek voor een voorschool, peuterspeelzaal of kinderdagverblijf preventieve ambulante begeleiding aangevraagd worden wanneer men zich zorgen maakt over de spraak/taalontwikkeling van een peuter. In de volgende gevallen kan een aanvraag worden gedaan: - Indien de leidsters na overleg met pedagogisch begeleider en/of Intern Begeleider (IB’er) bij de peuter problemen zien in de spraak-/taalontwikkeling, waaronder gehoor, luisterhouding en mondmotoriek of in het maken van contact. - Indien de leidster/IB’er de peuter heeft doorverwezen naar logopedie maar dit niet het gewenste resultaat oplevert. - Indien de leidster/IB'er de ouders heeft geadviseerd naar logopedie te gaan maar de ouders niet overtuigd zijn van de noodzaak. - Indien de peuter op de wachtlijst voor logopedie staat en de leidster advies wil voor de aanpak op de voorschool. - Indien de spraak-/taalmoeilijkheden zo groot zijn dat de leidster/IB'er betwijfelt of de peuter naar de basisschool kan. Per aanvraag zijn maximaal 8 contacturen beschikbaar, tenzij er een indicatie moet worden aangevraagd. In dat geval kan de ambulant begeleider helpen de benodigde informatie te verzamelen. Het gehele traject (zonder indicatieaanvraag) duurt meestal ongeveer 3 maanden. In principe zijn er geen kosten aan verbonden. Aanvraag: De aanvraagprocedure met de daarbij horende formulieren staan vermeld op de website van de school: www.cor-emous.nl. Adres: Twickelstraat 5 2531 PW Den Haag Tel. 070 3948994 Fax. 070 3962000
[email protected]
65
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN MEE regio Den Haag MEE Zuid-Holland-Noord biedt informatie, advies en (praktische) ondersteuning op alle levensterreinen van individuele en groepen mensen/kinderen met een beperking of direct betrokkenen bij het vinden van hun plek in de samenleving. MEE is er voor mensen met een: - lichamelijke beperking - verstandelijke beperking - achterstand in de ontwikkeling - chronische ziekte - vorm van autisme MEE biedt ook ondersteuning aan ouders, verzorgers, familie en andere betrokkenen van de persoon om wie het gaat. Vaak neemt een maatschappelijk deskundige van MEE deel aan de interne en/of externe zorgcommissie. Hier zijn geen kosten aan verbonden. Algemene informatie en voorlichting: MEE verstrekt informatie over alle denkbare onderwerpen die voor mensen met een beperking van belang kunnen zijn. Het gaat hierbij om gemakkelijk toegankelijke informatie over bijvoorbeeld wet- en regelgeving zoals het persoonsgebonden budget, financieringsmogelijkheden en ontwikkelingen in de zorg. Advies, ondersteuning en begeleiding. MEE heeft ongeveer driehonderd consulenten in dienst. Onafhankelijk van de belangen van zorg- en andere instellingen geven deze consulenten advies, ondersteuning en begeleiding. De consulenten treden op als persoonlijk en onafhankelijk adviseur van mensen die de hulp van MEE inroepen. Ondersteuning van groepen: Gemeenschappelijke belangen van meer personen kunnen reden zijn voor ondersteuning door MEE. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om wooninitiatieven. MEE brengt ook gesignaleerde knelpunten onder de aandacht van cliëntenorganisaties, overheden en zorgaanbieders. MEE heeft ook een uitgebreid aanbod van cursussen, trainingen en ontmoetingsgroepen. Doel: MEE biedt lichte vormen van ambulante dienstverlening aan mensen met een lichamelijke, zintuiglijke of verstandelijke handicap, een achterstand in de ontwikkeling of een vorm van autisme (al dan niet in combinatie met een verstandelijke handicap). Werkgebied: Het werkgebied van MEE Zuid-Holland Noord is onderverdeeld in drie regio’s: Den Haag en omgeving ('s Gravenhage, Rijswijk, Voorburg-Leidschendam, Wassenaar) Delft (met Westland, Oostland, Nieuwe Waterweg Noord en Zoetermeer), Leiden (met Rijn- en Bollenstreek). Adres: Torenstraat 172 Postbus 346 2501 CH Den Haag T 070 3 123 123 F 070 3 608 269 E-mail:
[email protected]
66
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Sophia Revalidatiecentrum TPG Therapeutische peutergroep en revalidatiedagbehandelinggroep Werkwijze: Interdisciplinaire revalidatiebehandeling die zowel individueel als groepsgewijs wordt gegeven en die een combinatie omvat van observatie, geneeskundige zorg, paramedische behandeling (fysiotherapie, ergotherapie en logopedie, didactische activiteiten en begeleiding van ouders en gezin). Aan de groep zijn de volgende disciplines verbonden: psycholoog, logopedist, fysiotherapeut, ergotherapeut en pedagogisch medewerkenden (HBO-niveau), revalidatie-arts aan verbonden. Doelgroep: Kinderen van 1 - 4 jaar die primair stoornissen en beperkingen hebben op motorisch gebied al dan niet in combinatie met stoornissen op een ander gebied. Peuters gaan twee keer per week een ochtend naar deze groep toe. Zij kunnen er worden aangemeld als er sprake is van een ontwikkelingsachterstand en het onduidelijk is wat in de toekomst van hen verwacht kan worden. Peuters kunnen er gedurende 8 maanden worden geobserveerd. Tijdens deze periode wordt helderheid verkregen over de achterstand en ook duidelijkheid over wat een kind nodig heeft om tot ontwikkeling te komen. In overleg met de ouders worden de onderzoeksvragen bepaald. De kinderen krijgen de onderzoeken en therapieën zoveel mogelijk op de groep. Doordat alle disciplines de hele ochtend aanwezig zijn worden de therapieën aangepast aan de momenten dat de kinderen er open voor staan. Staat een kind open voor bewegen, dan gaan de ergotherapeut en fysiotherapeut aan de slag. Wil een kind praten dan gaat de logopediste aan de slag. Eet- en drinkadviesteam (EET) Werkwijze: Analyse en behandeling van eet- en drinkproblematiek, formuleren van een voedingsadvies samen met de ouders, in overleg met de kinderarts en de diëtiste. Doelgroep: Kinderen van 0 - 14 jaar met voedingsproblematiek ten gevolge van een motorische en/of algehele ontwikkelingsachterstand, al dan niet in combinatie met gedragsproblematiek. 0 - 4 jaar peuterobservatie Werkwijze: Multidisciplinaire observatie door een fysiotherapeut, ergotherapeut, logopedist, orthopedagoog en maatschappelijk werker. Daarna bespreking en behandeladvies aan ouders. Doelgroep: Kinderen van 0 - 4 jaar met ontwikkelingsachterstanden op meerdere domeinen (spraaktaal, motorisch, cognitieve, emotionele achterstand). Adressen: Sophia Revalidatie Den Haag Vrederustlaan 180 2543 SW Den Haag 070 – 3593593 Sophia Revalidatie Westeinde Lijnbaan 32 2512 VA Den Haag 070 – 3302758
67
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Centrum Autisme Centrum Autisme is een gespecialiseerd diagnostiek- en behandelcentrum op het gebied van autisme. De hulpverlening van Centrum Autisme richt zich op kinderen, jongeren en normaal begaafde volwassenen waarbij sprake is van een autismespectrumstoornis, en op de mensen in hun directe omgeving. Dit kunnen zijn: ouders, partners of gezinsleden en hulpverleners die betrokken zijn bij de dagelijkse zorg. De hulpverlening van Centrum Autisme bestaat uit gespecialiseerd diagnostisch onderzoek naar de stoornis, advies, behandeling en consultatie. Ook levert Centrum Autisme een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van nieuwe behandelmodules en praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek. Vanuit het opleidingscentrum van Centrum Autisme, waar een deel van de hulpverleners als docent werkzaam is, worden in- en extern cursussen en bijscholing gegeven. Het werkgebied van Centrum Autisme strekt zich uit over de regio’s Zuid-Holland Noord, MiddenHolland, Delft/Westland, Den Haag, Haaglanden en Zoetermeer en omvat circa 2 miljoen inwoners. De vestigingen van Centrum Autisme hebben ieder een telefonische helpdesk. De telefonische helpdesk is te bereiken voor mensen met autisme en mensen in hun directe omgeving, voor collega's die met mensen met autisme te maken hebben en voor mensen die de dagelijkse hulpverlening op zich nemen. Men kan onder andere terecht bij de telefonische helpdesk voor: - vragen over cursusaanbod, hulpverlening en werkwijze - informatie over het aanmelden van patiënten - overleg over concrete problemen bij de begeleiding van mensen met autisme Bereikbaarheid: De telefonische helpdesk van het team Kind & Jeugd van vestiging Oegstgeest is bereikbaar op maandag, dinsdag, woensdag en vrijdag van 12.00 tot 13.30 uur via telefoonnummer 071 890 78 00. De telefonische helpdesk van het team Kind & Jeugd van vestiging Voorburg is bereikbaar op maandag tot en met vrijdag van 12.00 tot 13.00 uur via telefoonnummer 070 890 37 10. Vestigingen en adressen: Centrum Autisme werkt vanuit de vestigingen: Oegstgeest, Leiden en Voorburg. Vestiging Oegstgeest, Kind & Jeugd Rhijngeesterstraatweg 13a, 2342 AN Oegstgeest Postbus 750, 2300 AT Leiden tel. 071 890 78 00 fax. 071 890 78 01. Vestiging Oegstgeest, Woonwerkvoorziening WWA Meander Terrein Endegeesterstraatweg 5, (Zwaluwlaan 6 t/m 14) 2342 AJ Oegstgeest Postbus 750, 2300 AT Leiden Tel 071 890 68 88 Vestiging Voorburg,Kind & Jeugd, Volwassenen Fonteynenburghlaan 5, 2275 CX Voorburg Postbus 119, 2270 AC Voorburg tel: 070 890 37 10 fax: 070 890 37 11
68
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Vestiging Leiden,Volwassenen Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 750, 2300 AT Leiden tel. 071 890 81 81 fax. 071 890 81 80
Crescendo Kinderzorg: Medisch Kinderdagverblijf Crescendo is een kleinschalig medisch baby- en peuterdagverblijf. Het biedt per dag plaats aan maximaal 16 kinderen en is opgericht voor de opvang en speciale verzorging van kinderen in de leeftijd van 0 tot en met 5 jaar. Het wordt gefinancierd vanuit Persoonsgebonden Budget (PGB). Deze zal worden aangevraagd door Crescendo. Het uitgangspunt van Crescendo is dat een kind zich het beste kan ontwikkelen als allereerst aan de basisbehoeften (eten, drinken, slapen, bescherming, rust, liefde, waardering en respect) wordt voldaan. De kinderen zijn ingedeeld in twee groepen van maximaal 8 kinderen. De indeling van de groepen wordt gemaakt op grond van algemene ontwikkeling en leeftijd. Beide groepen (in de praktijk de de babygroep en de peutergroep) hebben bij Crescendo hun eigen ruimte. Het dagverblijf beschikt over alle faciliteiten voor fysiotherapie, ergotherapie, logopedie en visiotherapie. Ook is consultatie van een orthopedagoge mogelijk. Per groep zijn altijd drie begeleiders aanwezig, waaronder ten minste één gediplomeerd verpleegkundige en een pedagogisch medewerker. Adres: Crescendo Medisch kinderdagverblijf Zaagbekstraat 1 2492 NT Den Haag Tel: 070 444 42 15 Mobiel: 06 557 285 58 Fax: 070 444 42 15 www.crescendokinderzorg.nl E-mail: info@crescendokinderzorg. Crescendo Kinderzorg: specialistisch logeerhuis Logeerhuis Crescendo biedt logeermogelijkheid voor kinderen met een beperking, een lichamelijke of geestelijke beperking, een gedragsprobleem, of misschien een combinatie hiervan. Het personeel van het logeerhuis bestaat onder andere uit verpleegkundigen en pedagogisch medewerkers. Speltherapie In het logeerhuis is het mogelijk voor een kind om speltherapie te krijgen. Speltherapie is een vorm van psychotherapie voor kinderen van 3 tot en met 12 jaar. Het is speciaal ontwikkeld voor de behandeling van kinderen die zijn vastgelopen in hun ontwikkeling, door ingrijpende gebeurtenissen of psychische problemen. De keuze voor speltherapie kan worden gemaakt bij diverse problematieken zoals trauma, angst, agressie, zindelijkheid, slaapproblemen etc. Adres: Crescendo Specialistisch logeerhuis Rietvoornvijver 1 2492 MP Den Haag Tel: 070 4444006 Mobiel: 06 557 285 58 of 06 558 564 43 Fax: 070 444 42 15 www.crescendokinderzorg.nl E-mail:
[email protected]
69
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Algemeen Meldpunt Kindermishandeling (AMK) Het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) is de centrale instantie voor het vragen van advies over of het melden van kindermishandeling. Elke provincie en grootstedelijke regio heeft zijn eigen Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. Zij zijn een voortzetting van de Bureaus Vertrouwensarts. Er wordt nauw samengewerkt met de Raad voor de Kinderbescherming. Adres Haaglanden: Advies- en Meldpunt Kindermishandeling Haaglanden Waldeck Pyrmontkade 872c 2518 JS Den Haag telefoon (070) 346 97 17 fax (070) 362 29 05
JSO/Netwerk 0-6 jarigen Doelstelling De doelstelling van de Netwerken 0-6 jaar is, om de activiteiten ten behoeve van 0-6 jarigen en hun ouders/verzorgers op stadsdeelniveau op elkaar af te stemmen. Verder is een doel om samenwerking te bevorderen tussen de organisaties die met de doelgroep werken in het betreffende stadsdeel. Beroepskrachten treden daartoe met elkaar in overleg. Zodoende raken zij beter op de hoogte van het aanbod van elkaars organisaties. Gezamenlijk kan vastgesteld worden waar aanbod ontbreekt. Daar waar nodig kan nieuw aanbod ontwikkeld worden of signalen doorgespeeld worden aan betreffende beleidsambtenaren van de gemeente. Voor de duidelijkheid: het netwerk 0-6 is dus niet bestemd voor casuïstiek. De basis wordt gevormd door het consultatiebureau, de jeugdgezondheidszorg 4-19, de welzijnsorganisatie, de bibliotheek (afdeling GOA), peuterspeelzalen, opvoedsteunpunten en stadsdeelmedewerker. De Netwerken 0-6 jaar blijven actief om nieuwe deelnemers aan te trekken. In 2006 zijn de stadsdeelmanagers en -medewerkers toegevoegd aan de overleggen; in een aantal stadsdelen hebben basisscholen meegedraaid in het netwerkoverleg. Andere basisscholen hebben hun eigen manier gevonden om een actieve bijdrage te leveren, bijvoorbeeld in het Project Hopla, aan een netwerkmiddag of aan een samenwerkingsactiviteit die in de school plaatsvindt. In iedere wijk is een Netwerk 0-6 jarigen geïnstalleerd. De netwerken 0 tot 6 jaar worden gecoördineerd door JSO expertisecentrum voor jeugd, samenleving en opvoeding in opdracht van gemeente Den Haag. Netwerk 0-6 jaar - Loosduinen - Segbroek
Coördinator Monique Kierczak
Telefoon 3029840
e-mailadres
[email protected]
- Escamp -Schilderswijk -Centrum -Transvaal -Haagse Hout -Scheveningen - Laak -LeidschenveenYpenburg
Edith Onderstal Anneke Roozen
3029840 3029840
[email protected] [email protected]
Lia Kleijweg
[email protected]
Irene van Staalduinen
3029846 3029847 3029841
Margreet van Staalduinen
3029844
[email protected]
[email protected]
De projectleider en coördinator netwerken 0-6 jaar is voor externe contacten en algemene vragen bereikbaar:
70
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN JSO Haaglanden, Irene van Staalduinen Torenstraat 172 2513 BW Den Haag Telefoon 0703029840 Fax: 0703029848
[email protected];
[email protected] www.jso.nl; www.netwerken0tot6.nl
Leger des Heils: ‘10’ voor Toekomst Dit is een programma voor gezinnen die met meerdere complexe problemen tegelijk kampen. Het gaat om gezinnen met opgroeiende kinderen tot 18 jaar die op alle leefgebieden langdurig intensieve hulp nodig hebben. ‘10’ voor Toekomst richt zich op deze gezinnen die hun zelfstandigheid dreigen te verliezen. Dit kan betekenen dat er sprake is van een dreigende huisuitzetting of een (dreigende) ondertoezichtstelling van de kinderen. Wat men wil bereiken is dat de gezinnen niet uit huis gezet worden en/of uiteenvallen. Men wil de ouders helpen beter met de opvoeding van hun kinderen om te gaan en grip te krijgen op de financiën van het gezin. ‘10’ voor Toekomst heeft als doel het behoud van de zelfstandigheid van het gezin als geheel en het zelfstandig blijven wonen binnen algemeen aanvaarde maatschappelijke grenzen. Vaak ligt een meervoudige, complexe problematiek ten grondslag aan de problemen van een gezin. Er is bijvoorbeeld chronisch geldgebrek, een zwak sociaal netwerk, zorg over de ontwikkeling van de kinderen, psychische problemen en gebrek aan structuur. Door de nadruk te leggen op het stimuleren en versterken van de eigen mogelijkheden, wordt er gewerkt aan een nieuwe toekomst voor het gezin. Contact: Om in contact te komen met gezinnen is ’10’ Voor Toekomst ook afhankelijk van signalen via onder meer Bureau Jeugdzorg, het consultatiebureau, de politie, de school, de woningbouwvereniging, de sociale dienst of de huisarts. Nadat er een aanmelding is binnen gekomen, neemt een medewerker van ‘10’ voor Toekomst contact op met het gezin. Dit bevordert de laagdrempeligheid en de toegankelijkheid van het project. Deelname geschiedt op vrijwillige basis. De ondersteuning en begeleiding richten zich op tien punten: huishoudelijke ondersteuning, hulp bij administratie en financieel beheer, ondersteuning in de kind- en zelfzorg, opvoedingsondersteuning, educatie, hulp bij het vinden van een goede dagindeling / daginvulling, ontwikkeling van het kind, aandacht voor psychische en/of verslavingsproblematiek, netwerkversterking, zorgcoördinatie. Kenmerkend voor de hulp is de integrale benadering. Wanneer specifieke hulp nodig is, bijvoorbeeld bij psychische of verslavingsproblemen van de ouder(s), zal de gezinscoach de ouder(s) stimuleren tot en meewerken bij het inschakelen van deze hulp. Adres: ‘10’ voor Toekomst Joubertplantsoen 119 2571 WJ Den Haag 070 – 360 92 70/fax 070 – 364 24 58
Jeugdhuis Vliet & Burgh Jeugdhuis Vliet & Burgh is een residentiële voorziening voor (crisis)opvang en observatie van 0 t/m 12-jarigen binnen de regio Haaglanden. Hulpvarianten: - Acute noodopvang (maximaal 2 nachten); - Crisisopvang (maximaal 4 tot 6 weken); - Observatie (maximaal 12 weken, eventueel gevolgd door een ‘wachtkamer’periode van maximaal 12 weken).
71
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN De meeste kinderen worden via Bureau Jeugdzorg Haaglanden en/of de Raad voor de Kinderbescherming geplaatst. De kinderen zijn vaak vanwege een acute crisis in de thuissituatie uit huis geplaatst. Meestal is er sprake van ernstige problemen op meerdere gebieden (sociaal, emotioneel, onderwijs, gezinssituatie, sociaal netwerk). Indien een kind (nog) niet terug naar huis kan, zal de plaatser kiezen voor een passend alternatief, zoals een pleeggezin, gezinshuis, behandelgroep of een andere setting die goed aansluit bij het kind. Er wordt nauw samengewerkt met huisarts/kinderarts, fysiotherapeut, logopedist en het consultatiebureau. De kinderen gaan overdag naar een school of peuterspeelzaal in de directe omgeving. Ouderbegeleiding gebeurt o.a. via het programma voor ouderbegeleiding van ‘10’ voor Toekomst. Adres: Jeugdhuis Vliet & Burgh Oosteinde 102 2271 EJ Voorburg telefoon 070 – 300 46 66/fax 070 – 300 46 77 Buiten kantooruren: Spoedhulp 070 – 379 51 60.
Opstap Opstap is een leer- en spelprogramma voor ouders en kleuters die naar groep één en twee van de basisschool gaan. Door mee te doen aan Opstap worden kleuters beter voorbereid op leren lezen, schrijven en rekenen op school. Het programma is afgestemd op de basisschool en duurt twee schooljaren. Dat lijkt een lange tijd, maar de kinderen hebben er later veel voordeel van. De Opstapleidster heeft regelmatig contact met de leerkracht van de kleuter. De deelnemers krijgen elke week een nieuw werkblad, waarmee elke dag ongeveer vijftien minuten met de kleuter thuis wordt geoefend. Speciaal opgeleide Opstapleidsters begeleiden de deelnemers. Contact met ouders Eén keer per maand komt de leidster op huisbezoek. Daarnaast organiseren zij elke maand twee kringbezoeken en één themabijeenkomst op school of in een buurthuis. Tijdens deze bijeenkomsten worden ervaringen tussen de deelnemers uitgewisseld en wordt veel informatie gegeven. Kosten Meedoen aan twee jaar Opstap kost € 60,-: deelname aan het eerste jaar kost € 35,- en deelname aan het tweede jaar kost € 25,-. Deze eigen bijdrage is noodzakelijk voor de aanschaf van het uitgebreide Opstap materialenpakket en de begeleiding door de Opstapleidsters. Contact: Voor meer informatie kunt u telefonisch contact opnemen met de Opstapleidsters, bereikbaar op het kantoor van Opstap tussen 10.00 en 12.00 uur, via telefoonnummer 070 - 307 61 80. De contactpersonen zijn Serap Bultan en Farida Zizaoui. U kunt ook bellen naar het Centraal Bureau van St. MOOI, Zichtenburglaan 260, 2544 EB Den Haag, via telefoonnummer 070 - 366 08 01. Samenspel/Samentaal Samenspel/samentaal is een speel- en leerprogramma voor moeders en hun kinderen van twee tot vier jaar. De samenspel/samentaalgroep komt één keer per week op een vaste ochtend of middag bij elkaar. De bijeenkomsten zijn in diverse peuterspeelzalen of in een nabijgelegen wijkcentrum. Programma Het programma bestaat voor een belangrijk deel uit activiteiten die het spreken van de Nederlandse taal kunnen bevorderen. De leidsters begeleiden de moeders om speelgoed, spelletjes en knutselen in de opvoeding te gebruiken. Er wordt regelmatig informatie gegeven over allerlei opvoedingsthema’s, bijvoorbeeld over slapen, zindelijkheidtraining van kinderen en goed speelgoed.
72
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN De bedoeling is dat de kinderen van de samenspel/samentaal groep maximaal één jaar deelnemen. De kinderen die meedoen aan samenspel/samentaal zijn beter voorbereid op de peuterspeelzaal en de basisschool. In de schoolvakanties zijn er geen bijeenkomsten. Kosten Deelname aan samenspel/samentaal is gratis. Contact Diverse Welzijnsorganisaties w.o. St. Mooi, en Welzijnsorganisatie Scheveningen
Hulp/begeleiding door vrijwilligers Spel aan Huis (JSO) Spel aan Huis (SAH) is een landelijk gezinsgericht preventieprogramma, gericht op (zeer) moeilijk bereikbare gezinnen met jonge kinderen van 1 tot 6 à 8 jaar. De veelal allochtone gezinnen komen niet gemakkelijk met opvoedingsvragen bij reguliere voorzieningen en worden tegelijkertijd het minst bereikt via de gebruikelijke voorlichtingskanalen. Doordat deze kinderen opgroeien in een geïsoleerde situatie en weinig (Nederlandse) taalstimulering krijgen, lopen ze het risico dat ze aan het begin van de schoolperiode al een ontwikkelingsachterstand hebben. De medewerksters (meestal stagiaires) van een pedagogische opleiding komen wekelijks op huisbezoek ter bevordering van de spelontwikkeling van het kind en opvoedingsondersteuning. Doelstellingen van het project: - Stimuleren van de spel- en taalontwikkeling van kinderen (en hiermee hun algemene ontwikkeling), door het introduceren van spel of voort te bouwen op bestaande spelervaring; - Het vergroten van kennis in het gezin over de waarde van spel en over de spelmogelijkheden thuis en in de wijk; - Ondersteunen van de ouders bij de opvoeding; - Ouders meer inzicht bieden in het functioneren van de Nederlandse samenleving; - Verlagen van de drempel van voorzieningen in de wijk rond onderwijs, opvoeding en kinderopvang; - Ouders activeren in het gebruik van en toeleiden naar collectieve voorzieningen die relevant zijn voor de opvoeding van het kind (zoals Peuterklas en Voor- en Vroegschoolse Educatie, VVE) en voor empowerment van de moeders en hun eigen maatschappelijke ontwikkeling (zoals creatieve moederbijeenkomsten van Spel aan Huis in samenwerking met het Algemeen Maatschappelijk Werk) Alle gezinnen die deelnemen, krijgen het programma een jaar lang aangeboden. Als er na die tijd nog haalbare doelen gesteld kunnen worden, kan het gezin maximaal een half jaar langer deelnemen. Via gezinsgerichte signalering en het winnen van vertrouwen van de ouders en de kinderen, kunnen zij komen tot een gerichte doorverwijzing (altijd in overleg met de ouders en in samenwerking met andere deskundigen, zoals een voorpostfunctionaris van Jeugdzorg, een ‘opvoedingsvoorlichtster eigen taal en cultuur’, een medewerker Ouder en Kindzorg, een maatschappelijk werker of iemand van het opvoedbureau). De gezinnen van Spel aan Huis worden aangemeld door vooral het consultatiebureau (Ouder en Kindzorg), scholen, jeugdzorg (als voortraject, parallel met een andere vorm van hulp of als nazorg), vluchtelingenwerk, blijf-van-mijn-lijfhuizen. Gezinnen kunnen zichzelf ook aanmelden. Voor informatie, vragen en aanmeldingen: Programmacoördinator Spel aan huis: Torenstraat 172 2513 BW Den Haag Tel.070-3029843
73
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Vitalis Doelstelling Vitalis Het begeleiden van kinderen in de leeftijd van 5 tot en met 18 jaar, die zich als gevolg van een tekort aan aandacht in een kwetsbare positie bevinden en het risico lopen in de problemen te raken. Dit ter voorkoming van intensieve professionele hulpverlening. De begeleiding wordt verricht door speciaal daartoe geschoolde vrijwilligers. De activiteiten die de vrijwilliger met een kind onderneemt zijn erop gericht het kind steun en aandacht te geven, op een manier die het thuis op dat moment niet kan krijgen of niet voldoende gewend is. In het contact wordt gestreefd naar een ongedwongen en vriendschappelijke sfeer. Achterliggende doelen kunnen zijn het kind te stimuleren zijn eigen interesses en mogelijkheden te ontwikkelen, zijn zelfvertrouwen en zelfredzaamheid te vergroten. Door de omgang met de vrijwilliger kunnen kinderen bovendien hun leefwereld vergroten en kennis maken met andere normen en waarden. Er kunnen verschillende redenen zijn waarom een kind in aanmerking komt voor begeleiding via Vitalis. Aandacht Het kind voelt zich soms wat eenzaam en heeft weinig vriendjes. Een Vitalisvrijwilliger trekt op met het kind en kan het kind helpen om op een speelse manier nieuwe dingen te ontdekken en contacten te leggen. Hierdoor groeit het zelfvertrouwen. Meer ruimte voor de ouder. De ouder kan, bijvoorbeeld door lichamelijke en/of psychische klachten, wat steun gebruiken. Doordat het kind een middag met de vrijwilliger optrekt, heeft de ouder tijd voor zichzelf en krijgt het kind toch de nodige aandacht. Cultuurverschil Het kind leeft in twee werelden. Het is beperkt in het ondernemen van activiteiten buitenshuis bijvoorbeeld omdat de beheersing van de Nederlandse taal van de ouder nog niet zo goed is. De vrijwilliger kan hierin dan een rol spelen. Gedrag Misschien wordt het kind als moeilijk wordt ervaren. Hij of zij luistert niet altijd, trekt soms met de verkeerde vrienden op. Een vrijwilliger haalt het kind uit die negatieve sfeer en fungeert als rolmodel. Daarnaast kan het voor de ouder prettig zijn om te weten dat het kind iets positiefs aan het doen is met de vrijwilliger, in plaats van rond te hangen in een winkelcentrum of op straat. Kinderen met Diabetes Voor kinderen met Diabetes die wat extra aandacht kunnen gebruiken, is er de mogelijkheid zich aan te melden via het project "Mate for you". Dit is een initiatief in het leven geroepen door de organisatie "Artsen voor kinderen" in samenwerking met het Juliana Kinderziekenhuis te Den Haag. Deze kinderen kunnen worden aangemeld via het Diabetesteam telefoonnummer 070 - 3127375. Aanmelding: Ouders, school, Bureau Jeugdzorg of een andere instantie die denkt dat het kind iets aan Vitalis kan hebben. Het kind wordt aangemeld door middel van het aanmeldingsformulier. Aan de hand van diverse criteria wordt door de casemanagers van Vitalis bekeken of het kind binnen de doelstelling van Vitalis past. Als dat het geval is, volgt een kennismakingsgesprek met de aanmelder en de casemanager bij het kind thuis. Daarna wordt er een geschikte vrijwilliger gezocht. De vrijwilliger en het kind gaan gedurende een jaar een dagdeel per week of gedurende anderhalf jaar een dagdeel per twee weken, iets leuks samen doen. Ieder kwartaal wordt een evaluatie gepland met de vrijwilliger, het kind, de ouders en de casemanager van Vitalis. Hierin komt aan de orde hoe het onderlinge contact is en of er (positieve) veranderingen te bemerken zijn.
74
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Tevens zal aandacht worden besteed aan mogelijke vrijetijdsbesteding na Vitalis. Indien nodig is er tussentijds telefonisch contact met de aanmeldende instantie. Adres: Vitalis Waldeck Pyrmontkade 674 Den Haag
[email protected] 070 - 345 75 71
Home-Start Home-Start, thuis in gezinnen, is een programma voor opvoedingsondersteuning. Ervaren en getrainde vrijwilligers bieden wekelijks ondersteuning, praktische hulp en vriendschap aan ouders met ten minste één kind van 6 jaar of jonger. In de gezinnen mogen er ook oudere kinderen zijn. De gezinnen geven zélf aan op welke gebieden zij steun wensen: hun vragen staan centraal. De hulp wordt kosteloos geboden. Door de ondersteuning probeert Home-Start: - te voorkomen dat alledaagse problemen uitgroeien tot ernstige en langdurige problemen - het zelfvertrouwen van ouders te vergroten - de sociale relaties van ouders te versterken - gezinnen aan te moedigen om efficiënt gebruik te maken van beschikbare diensten, voorzieningen en regelingen. Methodiek en uitgangspunten: 1. Vraaggericht werken De vraag van het gezin staat centraal. De Home-Start vrijwilliger neemt dus geen zaken van de ouders over, maar laat het initiatief geheel bij hen. 2. Tijd en aandacht voor ouder en kind. Home-Start is ‘het luisterend oor’; de vrijwilliger heeft alle tijd om te luisteren, een steuntje in de rug te geven en er regelmatig te zijn. Alleen op die manier kunnen vrijwilligers en ouders een vertrouwensrelatie opbouwen. 3. Empowerment Home-Start benadrukt het vermogen van ouders om zelf problemen op te lossen. Niet datgene wat misloopt en waarover ouders zich onzeker of machteloos voelen, maar de dingen die wél goed gaan staan centraal. 4. Gelijkwaardigheid en vertrouwen De contacten tussen ouder en vrijwilliger vinden plaats op basis van gelijkwaardigheid en vertrouwen. Gedeelde ervaringen van ‘het ouderschap’ dragen bij aan herkenning en aan de erkenning dat opvoeden ook leuk kan zijn. Het biedt perspectief om samen te zoeken naar oplossingen. Verwijzers Mogelijke verwijzers: wijkverpleegkundigen, huisartsen, algemeen maatschappelijk werkers, begeleiders van de voorschool of de brede school, werkers in kinderdagverblijven of peuterspeelzalen, Bureau Jeugdzorg. In de praktijk blijkt dat een derde deel van de gezinnen naast Home-Start jeugdzorg of andere dienstverlening ontvangt. Soms wordt een Home-Start vrijwilliger gevraagd nadat een ouder een hulpverleningstraject heeft afgerond. Een extra steun nadien kan de ouder dan soms goed gebruiken. Home-Start werkt vraaggericht en sluit daarmee aan op de vraag en de behoefte van de ouder. De hulp die wordt gegeven kan variëren van 3 maanden tot 2 jaar.
75
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN De rol van de verwijzer blijft beperkt tot signaleren en attenderen: ouders moeten zélf contact opnemen met de coördinator van een Home-Start locatie bij hen in de buurt. Home-Start gaat deel uitmaken van de Centra voor Jeugd en Gezin. Hierdoor zal de organisatie voor ouders nog beter vindbaar en bereikbaar zijn. Adres: Home Start Den Haag Laan 20 2512 GN ’s-Gravenhage 070 3584284 of 06 13405782
[email protected]
De VoorleesExpress De voorlezer van de VoorleesExpress gaat 20 weken lang één keer per week ’s avonds bij een gezin thuis voorlezen. Door interactief voor te lezen wordt de taalontwikkeling van kinderen gestimuleerd en hun gevoel voor (boeken)taal en woordenschat vergroot. Plezier in lezen is het belangrijkst. De voorlezers introduceren het voorleesritueel bij een gezin en geven de ouders handvatten het voorlezen zelf voort te zetten na afloop van het project. De voorlezer zal het gezin meenemen naar de bibliotheek. Op die manier maakt het gezin kennis met de bibliotheek en zullen ze in de toekomst minder drempels ervaren om boeken te halen. De VoorleesExpress is bedoeld voor kinderen met een taalachterstand. Deze kan zijn ontstaan doordat zij Nederlands als tweede taal gebruiken of doordat zij opgegroeid zijn in een taalarme omgeving. Er wordt dus bij zowel autochtone als allochtone gezinnen voorgelezen. De voorlezers zijn vrijwilligers die enthousiast zijn over boeken en graag contact willen met mensen met een andere achtergrond. Gedurende het project worden de voorlezers goed begeleid en geschoold. Er wordt nauw samengewerkt met lokale (zelf)organisaties en andere betrokken instanties en instellingen. De VoorleesExpress Den Haag wordt uitgevoerd door Zebra Welzijn. Bezoekadres Witte de Withstraat 119 2518 CS Den Haag
[email protected];
[email protected]
Kinderfysiotherapie Kinderfysiotherapie Den Haag Centrum Kinderfysiotherapie is erop gericht het kind, voelend en bewegend (sensorisch en motorisch), optimaal te laten meedoen in relatie tot zijn of haar eigen omgeving. In de behandeling wordt gezocht naar motorische uitdagingen zodat in stapjes vorderingen kunnen worden gemaakt. Daardoor gaat het kind zelf oefenen en verlegt zijn grenzen in de activiteiten waar hij eerder nog moeite mee had. De ouders / verzorgers nemen een belangrijke plaats in bij de behandeling, zodat zij ideeën opdoen voor thuis en hun kind kunnen aanmoedigen ook in andere situaties zijn opgedane ervaringen toe te passen. Bij de behandeling van baby’s wordt met de ouders /verzorgers gekeken hoe zij tijdens de dagelijkse verzorging hun kindje kunnen stimuleren De kinderfysiotherapeut is – net als de algemeen fysiotherapeut – rechtstreeks toegankelijk. Een verwijzing van een arts is niet nodig. Adres: Stationsweg 107 2515 BL Den Haag Telefoon 070 3654721
76
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Spring, Centrum voor kinderfysiotherapie Den Haag en Rijswijk www.kinderfysiotherapiespring.nl. Centraal telefoonnummer voor alle vestigingen: 070-3945575 Hoofdvestiging Spoorwijk Alberdingk Thijmstraat 85 2524 HC Den Haag
[email protected] Wateringse Veld Laan van Wateringse veld 745 2548 BP Den Haag Gezondheidscentrum Nieuw Rijswijk Schaapweg 10c 2285 SP Rijswijk
[email protected] Ypenburg, Centrum voor Jeugd en Gezin Laan van Hoornwijk 152 2497 DG Den Haag Praktijk voor Kinderfysiotherapie Rijswijk Schoolstraat 2/D 2282 RD Rijswijk zh Telefoon: +31-70 399 6111 Praktijk voor Kinderfysiotherapie Leidschendam G.J. van der Veenstraat 71 2264 DT Leidschendam tel: 070-3200178 Fax: 070-3200178 Email:
[email protected]
Loeke van Bouwdijk Kinderfysiotherapie Den Haag Pompstationsweg 29 2597 JT Den Haag 070-3062535 Kinderfysiotherapie Laakkwartier Gezondheidscentrum Calandria Verheeskade 509 2521 DG Den Haag 0900-258239746
[email protected]
Logopedie Verpalen & Neyssen Logopedie Postbus 24056 2490 AB Den Haag T: +31(0)70 3819050 M: 06-54 99 45 59 E:
[email protected]
77
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Peuters: Wanneer kinderen naar de basisschool gaan, hebben sommigen al een taalachterstand. Door vroeger in te grijpen kan worden voorkomen dat hierdoor een ontwikkelingsachterstand ontstaat. Daarom is het verstandig het jonge kind al in de peutertijd logopedisch te volgen. De logopedist is een expert in het onderkennen van vroegtijdige problemen (op het gebied van spraak, taal, stem, adem en gehoor) bij jonge kinderen. Zo kan er op tijd naar een oplossing worden gezocht. Op de voorschool (peuterspeelzaal/kinderopvang) bereikt de logopedist alle kinderen, is zij direct aanspreekbaar voor de groepsleiding en draagt zij zorg voor continuïteit van contacten met ouders. Zeker wanneer het gaat om de voorschoolse periode heeft de logopedist een belangrijke functie binnen het Gemeentelijk Onderwijsachterstanden beleid en/of de brede school. Zowel de screening als de behandeling kan op voorscholen in veel gevallen gratis worden aangeboden. Basisschool: Logopedische behandeling in een praktijk op school: - Aan het begin van elk schooljaar gratis screening van alle oudste kleuters en risicoleerlingen uit andere groepen op de school. - Logopedie zit in het basispakket. De behandelingen worden meestal geheel of gedeeltelijk vergoed door de zorgverzekeraar van de ouders. - Weinig uitval na de screening. Ouders worden 'gevolgd' en aangespoord hun kind daadwerkelijk aan te melden. - Logopedie automatisch elke week op school onder schooltijd - Logopedist en leerkracht kunnen gemakkelijk overleggen. - Een vaste logopediste op school die gedurende het schooljaar ook andere leerlingen kan screenen en behandelen. - Voor het kind hoort logopedie bij school, er gaan meerdere kinderen naar de logopediste en daardoor is geen enkel kind uitzondering. - De school biedt met deze laagdrempelige service de ouders en de kinderen iets extra’s, waarmee de school zich kan onderscheiden en aan de vraag naar passend onderwijs kan voldoen.
Logopediepraktijk Oud-Rijswijk Haagweg 128 A, 2282AH Rijswijk Tel: 070 390 7222
[email protected] www.logopedierijswijk.nl Logopediepraktijk Nieuw Rijswijk Schaapweg 10c, 2285 SP Rijswijk (ZH) Tel: 070-3960283
[email protected] www.logoepediepraktijknieuwrijswijk.nl locaties: Rijswijk - Gezondheidscentrum Nieuw Rijswijk Ypenburg - Rijswijkse Landingslaan 452 Maatschap Logopedie Steenvoorde (o.a. voor kinderen) Gezondheidscentrum “Het Kruispunt” Dr. H.J. van Mooklaan 33R 2286 BB Rijswijk 070-394 5699
[email protected]
78
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Logopediepraktijk Christine Groen Van Diepenburchstraat 98 2597 PW, Den Haag, 070-3243333 Gezondheidscentrum Scheveningen / M. de Muinck Keizer en I.N. de Jonge Haringkade 2 2584 EB Den Haag 070-3555154 Logopediepraktijk Zeeheldenkwartier Van Diemenstraat 202 2518 VH Den Haag tel: 070-3924949
[email protected] Logopediepraktijk Mirjam van Ditzhuyzen Praktijk Valkenbos Marconistraat 54 2562JE Den Haag tel.: 070-3633414 mobiel: 0651204888 email:
[email protected] www.logopediedenhaag.nl Logopediepraktijk Laak Ingenhouszplein 6 2522 BA Den Haag 070-4157766 Logopediepraktijk Zuiderpark Apeldoornselaan 231 2573 LJ Den Haag 070-3636676 Logopediepraktijk Den Haag Zuid-West De Dreef 96 2542 NK Den Haag Tel: 070-3675467
79
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN VII.
BIJLAGEN:
BIJLAGE 1: Signalenlijst vermoedens kindermishandeling 0 - 4 jaar BIJLAGE 2: Signalen die kunnen duiden op mogelijk geweld- of zedendelict door een collega . BIJLAGE 3: Toestemmingsverklaring ouders voor het opvragen van informatie van derden. BIJLAGE 4: Toestemmingsformulier BIJLAGE 5: Observatielijst
80
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN BIJLAGE 1 Signalen van kindermishandeling (0-4 jaar) Als kinderen mishandeld, verwaarloosd en/of misbruikt worden, kunnen ze signalen uitzenden. Het gebruik van een signalenlijst kan zinvol zijn, maar biedt ook een zekere mate van schijnzekerheid. De meeste signalen zijn namelijk stressindicatoren die aangeven dat er iets met het kind aan de hand is. Dit kan ook iets anders zijn dan kindermishandeling (echtscheiding, overlijden van een familielid, enzovoort). Hoe meer signalen van deze lijst bij een kind te herkennen zijn, hoe groter de kans dat er sprake zou kunnen zijn van kindermishandeling. Het is niet de bedoeling om aan de hand van een signalenlijst het 'bewijs' te leveren van de mishandeling. Het is wel mogelijk om een vermoeden van mishandeling meer te onderbouwen naarmate er meer signalen uit deze lijst geconstateerd worden. Een goed beargumenteerd vermoeden is voldoende om in actie te komen. Deze lijst is niet uitputtend, er kunnen zich andere signalen voordoen die hier niet vermeld staan. De signalen die in deze lijst worden vermeld, hebben betrekking op alle vormen van mishandeling. Aan het einde van de lijst zijn nog enkele signalen opgenomen die meer specifiek zijn voor seksueel misbruik. Om een duidelijk beeld te krijgen van wat er aan de hand zou kunnen zijn, is het van belang de hele context van de gezinssituatie erbij te betrekken. Daarom worden ook een aantal signalen van ouders en gezin genoemd. Er kan altijd overlegd worden met het AMK over zorgelijke signalen, in overleg met IB-er.
1. Psychosociale signalen Ontwikkelingsstoornissen Achterblijven in taal-, spraak-, motorische, emotionele en/of cognitieve ontwikkeling; Schijnbare achterstand in verstandelijk ontwikkeling; Regressief gedrag; Niet zindelijk op leeftijd waarvan men het verwacht. Relationele problemen Ten opzichte van de ouders: totale onderwerping aan de wensen van de ouders; sterk afhankelijk gedrag ten opzichte van de ouders; onverschilligheid ten opzichte van de ouders; kind is bang voor ouders; kind vertoont heel ander gedrag als ouders in de buurt zijn. Ten opzichte van andere volwassenen: bij oppakken houdt het kind zich opvallend stijf; bevriezing bij lichamelijk contact; allemansvriend;
81
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN lege blik in ogen en vermijden van oogcontact; waakzaam, wantrouwend. Ten opzichte van andere kinderen: speelt niet met andere kinderen; is niet geliefd bij andere kinderen; wantrouwend; terugtrekken in eigen fantasiewereld. Gedragsproblemen Plotselinge gedragsverandering; Geen of nauwelijks spontaan spel, geen interesse in spel; Labiel, nerveus; Depressief; Angstig; passief, in zichzelf gekeerd, meegaand, apathisch, lusteloos; Agressief; Hyperactief; Niet lachen, niet huilen; Niet tonen van gevoelens, zelfs niet bij lichamelijke pijn; Eetproblemen; Slaapstoornissen; Vermoeidheid, lusteloosheid. 2. Medische signalen Lichamelijke kenmerken (specifiek voor lichamelijke mishandeling) Blauwe plekken; Krab-, bijt- of brandwonden; Botbreuken; Littekens. Voedingsproblemen Ondervoeding; Voedingsproblemen bij baby's; Steeds wisselen van voeding; Veel spugen; Matig groeien, ondanks voldoende hoeveelheid voeding; Weigeren van voeding; Achterblijven in lengtegroei. Verzorgingsproblemen Slechte hygiëne; Ernstige luieruitslag; Onvoldoende kleding; Onvoldoende geneeskundige en tandheelkundige zorg; Veel ongevallen door onvoldoende toezicht; Herhaalde ziekenhuisopnamen;
82
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Recidiverende ziekten door onvoldoende zorg; Traag herstel door onvoldoende zorg. 3. Kenmerken ouders/gezin Ouder/kind relatiestoornis Ouder draagt kind als een 'postpakketje'; Ouder troost kind niet bij huilen; Ouder klaagt overmatig over het kind; Ouder heeft irreële verwachtingen ten aanzien van het kind; Ouder toont weinig belangstelling voor het kind. Signalen ouder Geweld in eigen verleden; Apathisch en (schijnbaar) onverschillig; Onzeker, nerveus en gespannen; Onderkoeld brengen van eigen emoties; Negatief zelfbeeld; Steeds naar andere artsen/ziekenhuizen gaan ('shopping'); Afspraken niet nakomen; Kind opeens van kinderopvangorganisatie afhalen; Aangeven het bijna niet meer aan te kunnen; Psychiatrische problemen; Verslaafd. Gezinskenmerken ‘Multi-probleem’ gezin; Ouder die er alleen voorstaat; Regelmatig wisselende samenstelling van gezin; Isolement; Vaak verhuizen; Sociaal-economische problemen: werkloosheid, slechte behuizing, migratie, et cetera; Veel ziekte in het gezin; Draaglast gezin gaat draagkracht te boven; Geweld wordt gezien als middel om problemen op te lossen.
83
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN 4. Signalen specifiek voor seksueel misbruik Lichamelijke kenmerken Verwondingen aan genitaliën; Vaginale infecties en afscheiding; Jeuk bij vagina en/of anus; Problemen bij het plassen; Recidiverende urineweginfecties; Pijn in de bovenbenen; Pijn bij lopen en/of zitten; Seksueel overdraagbare ziekten. Relationele problemen Angst voor mannen of vrouwen in het algemeen of voor een man of vrouw in het bijzonder. Gedragsproblemen Afwijkend seksueel gedrag: excessief en/of dwangmatig masturberen; angst voor lichamelijk contact of juist zoeken van seksueel getint lichamelijk contact; niet leeftijdsadequaat seksueel spel; niet leeftijdsadequate kennis van seksualiteit; angst om zich uit te kleden; angst om op de rug te liggen; negatief lichaamsbeeld: ontevredenheid over, boosheid op of schaamte voor eigen lichaam; schrikken bij aangeraakt worden; houterige motoriek (onderlichaam 'op slot'); geen plezier in bewegingsspel.
5. Signalen die specifiek zijn voor kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld Gedragsproblemen Agressie: kopiëren van gewelddadig gedrag van vader of moeder (sommige kinderen, met name jongens kopiëren hun vaders gedrag door hun moeder of jongere broertjes/zusjes te slaan); Opstandigheid; Angst; Negatief zelfbeeld; Passiviteit en teruggetrokkenheid; Zichzelf beschuldigen; Verlegenheid. Problemen in sociaal gedrag en competentie: wantrouwen ten aanzien van de omgeving; gebrek aan sociale vaardigheden.
84
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Extra toevoeging: 1. Signalen die specifiek zijn voor Pediatric Condition Falsification (PCF) en Factitious Disorder by Proxy (FDP) Factitious Disorder by Proxy PCF (oude term: syndroom Münchhausen by Proxy (MBPS) is een ernstige vorm van kindermishandeling. Degene met dit syndroom (vaak moeder), komt liefdevol en bezorgd over, zoekt zeer regelmatig intensieve medische hulp voor een kind, maar is zelf degene die het kind bewust ziek maakt. Dit door toediening van middelen, het toebrengen van verwondingen of infecties. PCF kan zeer ingrijpende vormen aannemen: ca. 10% van de kinderen overlijdt aan de gevolgen van PCF. Pediatric Condition Falsification (PCF) is het hoofddeel van de diagnose bij het kind. Factitious Disorder by Proxy (FDP) is het andere deel dat betrekking heeft op het mishandelende gedrag en de intenties van ouders. In principe is dit een bewust proces dat na verloop van tijd overgaat in minder bewuste patronen. Het hoofdmotief is om aandacht en erkenning af te dwingen van artsen en andere professionals. De ouder doet dit voor zichtzelf, in de rol van zeer goede ouder. Hoe is PCF te herkennen:
Onderzoeksgegevens kloppen niet met het ziektebeeld; Medische gegevens over eerdere behandelingen zijn moeilijk te verkrijgen; Symptomen verdwijnen wanneer ouder en kind worden gescheiden; Een broertje of zusje is overleden of eveneens vaak ziek; De moeder schrikt niet terug voor ingrijpende onderzoeken of het onder narcose brengen van het kind en daar zelfs op aandringt; Voorvallen vinden in de avonden en weekenden plaats waarbij een beroep wordt gedaan op andere artsen; De volgende klachten worden gepresenteerd: bewusteloosheid, insulten, apneu, diarree, overgeven, koorts, lethargie; Het kind heeft een aanzienlijke ziektegeschiedenis met steeds andere klachten; De moeder is werkzaam in de gezondheidszorg of beschikt over een zeer grote medische kennis; Het verhaal van moeder bevat kleine tegenstrijdigheden; Vaak van arts wisselen.
Het onderscheid met postnatale depressie bij de moeder, wiegendood of kinderen die niet goed groeien veroorzaakt door iets anders dan PCF, is dat in deze gevallen de moeders vaak dankbaar zijn als ze ontlast worden van de zorg voor hun kind, terwijl PCF-moeders die zorg niet willen uitbesteden.
85
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN BIJLAGE 2: Signalen die kunnen duiden op mogelijk geweld- of zedendelict door een collega. Wanneer een beroepskracht vermoedens heeft vaneen geweld- of zedendelict door een collega, is de beroepskracht verplicht dit te melden bij de houder. Deze bijlage bestaat uit 2 delen: 1. Ongewenste omgangsvormen 2. Signalen die kunnen duiden op kindermishandeling gepleegd door een beroepskracht Ongewenste omgangsvormen en deze signalen kunnen ook duiden op ander gedrag. Het is daarom belangrijk om ook de signalenlijsten (bijlage 1 en 2) te raadplegen om tot heldere onderbouwing te komen.
1.
Ongewenste omgangsvormen
Een medewerker kan een niet-pluis-gevoel hebben over het gedrag van een andere collega of gastouder. Deze zullen vaak te maken hebben met ongewenste omgangsvormen. Ongewenste omgangsvormen komen tot uiting in verbaal, fysiek of ander non-verbaal gedrag. Dit gedrag kan zowel opzettelijk als onopzettelijk zijn, maar degene die hiermee wordt geconfronteerd ervaart het als ongewenst en onaangenaam. Onder ongewenste omgangsvormen worden handelingen verstaan van alle vormen van discriminatie, agressie, seksuele intimidatie, pesten en treiteren (hieronder beschreven) en ook combinaties van dit gedrag en andere vormen van ongewenst gedrag die in het verlengde liggen of overeen komen met het hieronder beschreven gedrag. Seksuele intimidatie Onder seksuele intimidatie wordt verstaan: ongewenste seksuele toenadering, verzoeken om seksuele gunsten of ander verbaal, non-verbaal of fysiek gedrag. Voorbeelden van verbale seksuele intimidatie: Aanspreekvormen: bijvoorbeeld Alexia verbasteren tot Asexia; Kinderen aanspreken met "Hé stoot!"; Seksuele dubbelzinnigheden; Uitnodigen tot seksueel contact; Seksueel getinte grappen maken; Stoere verhalen over seksuele prestaties vertellen; Seksueel getinte opmerkingen maken over iemands uiterlijk.
86
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN Voorbeelden van fysieke seksuele intimidatie: Handtastelijkheden; Dwingen tot zoenen, knuffelen, strelen, geslachtsgemeenschap; Geslachtsdelen (laten) strelen of betasten boven of onder de kleding; Uitkleden. Voorbeelden van non-verbale seksuele intimidatie: Staren, gluren, lonken; Iemand met de ogen uitkleden; Seksueel getinte cadeautjes geven; Confrontatie met kinderporno; Het kind (deels) ontbloot filmen of fotograferen; Het maken van obscene gebaren; Iemand seksueel geladen afbeeldingen, brieven geven of sturen. Agressie en geweld Er wordt gesproken van agressie en geweld als het kind psychisch en/of fysiek, verbaal of non-verbaal wordt lastiggevallen, bedreigd of aangevallen. Er zijn vier vormen van agressie en geweld: 1. Verbaal: 2. Non-verbaal: toetrekken 3. Psychisch: irriteren 4. Fysiek:
schelden, schreeuwen, treiteren en beledigen tegen iemand aandrukken, vasthouden, expres naar je lastig vallen, onder druk zetten, bedreigen met fysiek geweld en schoppen, slaan, bijten, vastgrijpen en klemzetten
Discriminatie Onder discriminatie wordt verstaan elke vorm van ongerechtvaardigd onderscheid, elke uitsluiting, beperking of voorkeur die ten doel heeft of tot gevolg kan hebben dat de erkenning, het genot of de uitoefening op voet van gelijkheid van de rechten van de mens in de werk- of studie-gerelateerde situatie teniet wordt gedaan of aangetast alsmede iedere uiting in woord, gebaar of geschrift. Hierbij is sprake van ontoelaatbare opvattingen over achterstelling van mensen, doelbewuste belediging of van grievend handelen jegens anderen op grond van diens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, seksuele geaardheid of op enige andere grond. Pesten en treiteren Onder pesten en treiteren wordt verstaan gedragingen waarbij sprake is van stelselmatig, gedurende een langere periode, psychisch of fysiek vernederen, kwetsen of anderszins lastigvallen van een persoon.
87
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN 2. Signalen met betrekking tot seksueel misbruik door een beroepskracht
Sterke afhankelijkheid van een kind ten opzichte van een beroepskracht; Beroepskracht of gastouder creëert een soort isolement rond het kind (bijvoorbeeld apart nemen zonder dat daar een duidelijke aanleiding voor is of dat daar verslag van volgt); Veelvuldige seksistische uitingen; Gespannen sfeer in de voorziening; Kind is bang, gespannen, wanneer specifieke beroepskracht dienst heeft of telkens wanneer het met de specifieke beroepskracht of gastouder te maken heeft; Extreem concurreren met kinderen/collega’s om de aandacht van de verdachte beroepskracht.
88
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN BIJLAGE 3: Signalen van kinderen die geconfronteerd zijn met seksueel grensoverschrijdend gedrag van een ander kind. 2. Signalen van kinderen die geconfronteerd zijn met seksueel grensoverschrijdend gedrag van een ander kind Naast onderstaande signalen kunnen de specifieke signalen bij seksueel misbruik duiden op seksueel overschrijdend gedrag van kinderen onderling. Het kind heeft angst voor een bepaald kind; Het kind is consequent boos op een ander kind; Het kind komt geschrokken, bang of verward terug nadat het met een ander kind of kinderen alleen is geweest; Het kind wil consequent niet spelen met een bepaald kind. 3. Signalen van kinderen die seksueel grensoverschrijdend gedrag vertonen naar andere kinderen Naast onderstaande signalen kunnen de specifieke signalen bij seksueel misbruik (zie punt 4 van deze bijlage) duiden op seksueel overschrijdend gedrag van kinderen onderling. Het kind creëert een soort isolement rond het kind (apart nemen, zich afzonderen van de groep); Het kind domineert of vertoont macht over een ander kind; Veelvuldige seksistische uitingen. 4. Kinderpornografie Onder de term productie van kinderpornografie wordt verstaan: het vervaardigen van een afbeelding en/of het vastleggen op film, foto of iedere andere soort van informatiedrager van kinderen beneden de leeftijd van 18 jaar, die seksuele gedragingen moeten ondergaan, plegen en/of dulden. Kinderen die gebruikt zijn voor het maken van kinderpornografie kunnen signalen afgeven die duiden op seksueel misbruik. Daarnaast kan het kind de volgende signalen laten zien: Extreme angst voor het maken van foto's; Angst voor opnamen met videoapparatuur.
89
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN
BIJLAGE 4: TOESTEMMINGSFORMULIER. Ondergetekende(n) verleent/verlenen toestemming aan de medewerker van de peuterspeelzaal/ de IB-er van de bijbehorende basisschool/leidinggevende voor het opvragen en het administreren van informatie van
(Voornaam en achternaam van het kind): -------------------------------------------------------bij: o o o o o
het Consultatiebureau Bureau Jeugdzorg Huisarts Centrum voor Jeugd en Gezin Overige: -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Naam ouder/verzorger: --------------------------
Naam kind: ----------------------------------Geboortedatum kind: ----------------------
Adres: -----------------------------------------------Postcode en plaats: -----------------------------Datum: ----------------------------------------------
Adres: -----------------------------------------Postcode en woonplaats: ----------------Datum: -----------------------------------------
Handtekening ouder/verzorger:
----------------------------------------------------------------------
90
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN
BIJLAGE 5: Observatielijst. Deze observatielijst kan een instrument zijn om de signalen beter in kaart te brengen. De lijst is niet uitputtend en dient als hulpmiddel te worden gebruikt. Vragen over ‘opvallend gedrag van een kind’ Naam kind (evt. initialen): ______________________________________________ jongen/meisje Leeftijd: ___________________________________________________________
1. Sinds wanneer vertoont het kind opvallend gedrag? laatste weken laatste maanden sinds ___________________________________________________________________
2. Het opvallende gedrag bestaat uit (meer dan één antwoord mogelijk): (zeer) meegaand gedrag gebrek aan vertrouwen in anderen ouwelijk, zorgend gedrag verzet, passief verzet, actief agressief angstig druk negatief zelfbeeld angst voor lichamelijk contact seksueel uitdagend gedrag gespannen faalangstig signalen uit de signalenlijsten (Zie bijlage 1 t/m 3) ___________________________________________________________________
3. Hoe is de verhouding tot broertjes en zusjes? (meer dan één antwoord mogelijk): prettig geen aansluiting bang plagerig agressief naar jongere kinderen bazig wordt gepest pest broertje/zusje
91
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN anders, namelijk ___________________________________________________________________ 4. Hoe is de verhouding tot andere kinderen? (meer dan één antwoord mogelijk): prettig geen aansluiting bang plagerig agressief naar jongere kinderen bazig wordt gepest pest andere kinderen anders, namelijk ___________________________________________________________________
5. Hoe is de uiterlijke verzorging van het kind, zoals kleding en dergelijke? over het algemeen verzorgd over het algemeen onverzorgd sterk wisselend anders, namelijk ___________________________________________________________________
6. Hoe is de verhouding tot moeder? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
7. Hoe is de verhouding tot vader? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
92
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN 8. Hoe is de verhouding tot de beroepskrachten? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
9. Hoe is het contact tussen de ouders en de beroepskracht? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
93
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN 10. Zijn er bijzonderheden over het gezin te melden? Indien mogelijk ook de bron vermelden. ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
11. Is er de laatste tijd iets in het gedrag of in de situatie van het kind veranderd? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
12. Wat is er bij u bekend over eventuele broertjes en zusjes? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
13. Wat zijn volgens u de problemen? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
94
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJKE PEUTERSPEELZALEN
95