BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009
Meerjarenprogramma Veiligheid in Maastricht 2010 - 2014
Datum: Steller:
03 september 2009 Michel Detisch
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009
INHOUDSOPGAVE Voorwoord 1.
Aanleiding
2. 2.1 2.2 2.3 2.3.1 2.3.2 2.3.3 2.3 2.4 2.5 2.6
Veiligheidssituatie en trends Inleiding Evaluatie van de beleidsnota ‘Blijven Bouwen aan Integrale Veiligheid 2004-2009’ Objectief veiligheidsbeeld 2004-2008 Slachtofferkans gemeentebreed Slachtofferkans per inbreukcategorie Jeugdoverlast Subjectief veiligheidsbeeld 2004-2008 Maastricht - Regio - Landelijk Conclusies voor GSB en Bestuursakkoord Inzichten bij de cijfers
3. 3.1 3.2 3.3
Visie en strategie Visie op de stad Visie op veiligheid Strategie
4. 4.1 4.1.1 4.1.2 4.2 4.3 4.4 4.5
Veiligheidsvelden volgens indeling VNG Veilige woon- en leefomgeving Veilige buurten Veiligheid centrum Bedrijvigheid en veiligheid Jeugd en veiligheid Fysieke veiligheid Integriteit en veiligheid
5. 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
Organisatie Het college van B&W Rol gemeenteraad Partners in veiligheid De veiligheidscyclus Financiën
Bijlagen 1. 2. 3. 4. 5.
Delictcodering INP/X-pol BVH Overzicht ‘totale slachtofferkans Maastricht’ Overzicht ‘(on)veiligheid in de eigen buurt en rapportcijfer veiligheid’ Beschrijving veiligheidsvelden uit kernnota VNG Programma 2 Integrale Veiligheid uit begroting 2009
2
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009
Voorwoord Veiligheid staat in Maastricht voorop. Veiligheid is in onze stad veel meer dan alleen maar de afwezigheid van gevaarlijke situaties of de hoeveelheid beschermde maatregelen die de overheidsinstanties bieden; af te meten aan het aantal diefstallen, gewelddelicten of ongelukken. Veiligheid is eveneens de overtuiging te leven in een stad, waar onderling respect, vertrouwen en vrijheid gewaarborgd zijn. In een solidaire samenleving, die de menselijke waarden centraal stelt. Gegarandeerd door een eendrachtige samenwerking tussen burgers en overheid. Natuurlijk, krachtig optreden tegen gevaar en het nemen van preventieve maatregelen behoren tot de kerntaken van de overheid. Daar heeft ze de bevoegdheid en het gezag toe. Het gemeentebestuur van Maastricht zet zich dan ook op alle mogelijke manieren in om het allerhoogste niveau van veiligheid te bereiken. Dat kan variëren van voorlichting en wijkgerichte initiatieven tot de bestrijding van overlast en de harde aanpak van de criminaliteit. U kunt al die maatregelen terugvinden in deze nota. Maar het omgangsklimaat, het besef van respectabel burgerschap is een collectieve verantwoordelijkheid, waar iedere burger en elke instantie zijn of haar bijdrage aan moet leveren. We moeten echter helaas constateren dat niet iedereen die verantwoordelijkheid neemt. De samenleving verhardt in toenemende mate, verloedering van de publieke omgangsvormen is een bedreiging op zichzelf. Hierin moet een trendbreuk komen. Dit meerjarenprogramma legt de basis daarvoor. Een basis die gevonden wordt in een goed evenwicht tussen preventie en repressie, tussen eigen verantwoordelijkheid van de burger en de verantwoordelijkheid van de overheid en vooral de samenwerking met de inwoners om de veiligheid in de eigen buurt te verbeteren. Zich veilig voelen, naast het veilig zijn, is dan ook het speerpunt van het veiligheidsbeleid. Want veiligheid staat in Maastricht altijd voorop.
Drs. G.B.M. Leers Burgemeester
3
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009
1.
Aanleiding
Het rijk heeft iedere gemeente verplicht vanaf 2010 een integrale veiligheidsnota te hebben. De gemeente heeft per 1 januari 2010 wettelijk de regierol op het veiligheidsterrein. De gemeente heeft een wettelijke verplichting een lokaal veiligheidsplan te hebben dat eens in de vier jaar wordt vastgesteld. Met dit Meerjarenprogramma Veiligheid wordt aan deze wettelijke eis voldaan. Deze nota is in nauwe samenwerking tot stand gekomen tussen gemeente, brandweer en politie. Tegelijkertijd is voor deze nota gebruik gemaakt van diverse monitoren als Veiligheidsmonitor Rijk 2008, Integrale Veiligheidsmonitor Maastricht en Jeugdmonitor en is aansluiting gezocht met de belangrijkste beleidsnota’s van de gemeente (Stadsvisie 2030, actualisatie 2008, Economische Visie (Speerpunten), Sociale Visie, Structuur en Mobiliteitsbeeld). Maastricht heeft nu de nota ‘Integrale Veiligheid 2004-2009 Bouwen aan veiligheid’. De strategische visie en de kaders van die nota staan nog steeds overeind. De gemeente wil haar veiligheidsbeleid voor de komende jaren, mede in het licht van maatschappelijke ontwikkelingen en eigen positionering, meer programmatisch invullen. Het meerjarig veiligheidsbeleid wordt tevens gekoppeld aan een cyclische aanpak. Dit betekent dat jaarlijks tegelijkertijd met het vaststellen van de begroting ook het Jaarplan Veiligheid, al dan niet gelijkluidend aan programma 2 van de begroting, wordt vastgesteld. De gemeente wil samen met haar partners komen tot een krachtig, breed gedragen, gestructureerd, stevig verankerd en goed functionerend veiligheidsbeleid. Zij kan en wil niet alléén het veiligheidsbeleid opstellen en realiseren. De gemeente werkt in de verschillende beleidsfasen actief samen met haar partners in veiligheid. Van de gemeente wordt verwacht dat zij op het terrein veiligheid de regie voert. Deze nota heeft een eerste behandeling gehad in de raadscommissie algemene zaken, openbare orde en veiligheid. De gemeenteraad behandelt deze nota als raadstuk in september 2009. Vooruitlopend op deze raadsvergadering is de nota besproken met de buurtplatforms. Na de raadsbehandeling zullen in diverse buurtbijeenkomsten met burgers en professionals de uitvoeringsplannen verder worden uitgewerkt en afspraken gemaakt over de uitvoering. Hierbij wordt nadrukkelijk aangesloten bij de reeds bestaande overlegvormen. In september is naar verwachting tevens bekend hoe hoog de uitkeringen van het Rijk zijn voor Maastricht in het kader van GSB. GSB-3 loopt in de huidige planperiode af. Duidelijk is dat het Rijk wil doorgaan en de ambities op het huidige niveau wil houden. Duidelijk is ook dat het Rijk dan prestatieafspraken wil maken met Maastricht.
4
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009
2.
Veiligheidssituatie en trends
2.1.
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt op hoofdlijnen ingegaan op het actuele veiligheidsbeeld van Maastricht. In Maastricht wordt daarvoor ieder jaar de integrale veiligheidsmonitor opgesteld (zie bijlage voor de inbreukcategorieën die meegenomen worden). De politie levert de input voor deze veiligheidsmonitor. De monitor bevat de objectieve gegevens op basis waarvan de slachtofferkans berekend wordt. Ook worden subjectieve gegevens gebruikt uit de integrale buurtpeiling en stadspeiling, die tweejaarlijks wordt afgenomen. De gegevens van 2008 zijn hierin reeds verwerkt.
2.2. Evaluatie van de beleidsnota ‘Blijven Bouwen aan Integrale Veiligheid’ 2004-2009. In deze paragraaf wordt ingegaan op de evaluatie van de beleidsuitgangspunten zoals die in 2004 in de beleidsnota “Blijven bouwen aan Integrale Veiligheid” geformuleerd zijn. In de nota zijn drie hoofddoelstellingen geformuleerd * Verbeteren van objectieve veiligheid en leefbaarheid * Verminderen van feitelijke criminaliteit en overlast * Verbeteren van de beleefde veiligheid In de paragrafen 2.3. en 2.4 wordt hier uitgebreid op ingegaan. Er zijn vijf prioriteiten aangegeven, te weten: 1. Aanpak van drugs- en alcoholgerelateerde overlast en criminaliteit Vanaf 2004 heeft dit thema constant de aandacht van de gemeente en politie gehad. De drugsaanpak concentreerde zich in de vorm van een projectmatige aanpak op diverse onderdelen. Een gebiedsgerichte aanpak van de overlast in het centrum en met name op de Wilhelminakade, toen de kade nog parkeerplaats was, tot de aanpak van de kleinschalige hennepteelt in woningen, waren hierbij speerpunten. Daarna kwam de overlast van drugsrunners in een breder gebied van de stad erbij. Dit heeft uiteindelijk geleid tot de aanpak van het project Borderlines en de inrichting van het drugsmeldpunt. Wat verder van belang is geweest in de aanpak van drugshandel is de wijziging van de Opiumwet, waar nu sinds 1 november 2007 overlast bij woningen geen element meer is bij de sluiting van woningen. Het aantonen van handel is vanaf dat moment voldoende. Dit heeft ertoe geleid dat op basis van deze regelgeving ruim 30 woningen reeds gesloten zijn. De aanpak van alcoholgerelateerde overlast en criminaliteit is beperkt gebleven tot de persoonsgerichte aanpak van overlastgevende. Er is in de afgelopen periode geen structureel beleid op dit terrein gevoerd. Dit is naar de nabije toekomst toe wel de bedoeling. Eind 2005 is gestart met operatie Coffeecorner waarin de bestrijding van de overlast van de drugstoeristen, en met name de bezoekers van de coffeeshops, te verminderen. Spreiding van de coffeeshops is daarbij als instrument opgepakt. Aangezien dit een langdurig proces is, is naast de spreiding ook recent het project “Limburg trekt z’n grens” opgestart. Hierin is sprake van een groot aantal ontmoedigingsmaatregelen richting coffeeshopbezoekers. Daarnaast loopt al geruime tijd het proces t.a.v. het ingezetenencriterium voor het bezoeken van coffeeshops. Op dit moment loopt dit proces bij het Europees Hof van Justitie. Een uitspraak wordt begin 2011 verwacht.
5
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009 2. Vermindering van het aantal gevallen van overlast en criminaliteit waarbij sprake is van fysiek geweld Uit de cijfers blijkt dat de trend van het gebruik van geweld over de gehele periode nagenoeg gelijk is gebleven. Er is derhalve geen vermindering gerealiseerd. Het gelijk blijven is al wel een goede prestatie omdat er meer vormen van fysiek geweld prioriteit hebben gekregen (huiselijk geweld) en dat de bezoekersdruk op het centrum alleen maar is toegenomen. 3. Vermindering van brandonveilige situaties in bouwwerken De inhaalslag op het thema gebruiksvergunningen heeft in de periode 2004-2009 plaatsgevonden en is per 1 september 2009 afgerond. 4. Meer aandacht voor de jeugd met een relatief lage opleiding In het uitvoeringsprogramma jeugd en veiligheid is dit thema prominent opgevoerd. 5. Versterkte communicatie op het vlak van veiligheid en risico’s Er zijn op dit punt stappen gemaakt door meer te communiceren met de burgers. Het buurtgerichte werk heeft hier nadrukkelijk toe bijgedragen. De risicokaart is geïntroduceerd en er is bijvoorbeeld bij hoogwater nadrukkelijk op diverse manieren gecommuniceerd (folders, dvd-flim, grote oefening rainbow). De communicatie dient echter nog verbeterd te worden en zal als speerpunt in deze nota opgenomen blijven. Verder waren een aantal zaken apart benoemd, te weten: Wijkgericht veiligheidsbeleid Een belangrijk kenmerk van het ‘Maastrichtse model’ is de wijkgerichte aanpak. Hierbij maken we gebruik van het Buurtgericht Werken. Via de daarvoor ontwikkelde infrastructuur, wordt met buurten samengewerkt aan het vergroten van de veiligheid. In deze omgeving worden buurtbewoners, ondernemers en instanties aangespoord om zelf met oplossingen voor veiligheidsproblemen te komen. De buurtgerichte aanpak is belangrijk voor het slagen van het Maastrichtse veiligheidsbeleid. Deze aanpak is gerealiseerd en wordt verder vorm gegeven door het project “Veilige buurten” zoals dat in de buurten in Noord-oost opgepakt is. Vinden en verbinden De commissie Algemene Zaken heeft bij de bespreking van de nota ‘Integrale Veiligheid 2004-2009 Bouwen aan Veiligheid’ aangegeven dat het niet de bedoeling is om allerlei nieuwe activiteiten te ontplooien en extra geld in te zetten om het veiligheidsbeleid te realiseren. De aandacht moet vooral uitgaan naar het brengen van samenhang in bestaande acties, projecten en programma’s. Door in de programmabegroting hoofdstuk 2 apart te benoemen tot programma 2 veiligheid, is dit opgepakt. Tevens is er in de afgelopen periode nagenoeg geen extra geld toegevoegd aan het budget veiligheid. Extra aandacht nodig voor sociale veiligheid Uit de analyse van de huidige veiligheidssituatie in onze stad blijkt, dat met name op het vlak van de sociale veiligheid, een impuls nodig is. Het gaat om het toerusten van burgers om als mondige bewoners in de samenleving van deze stad te kunnen functioneren. Om hen in staat te stellen zelf verantwoordelijkheid te nemen voor veiligheid in hun woon-, leef- en werkomgeving, en om hun te beschermen. Het is belangrijk dat zorgstructuren rondom basisvoorzieningen zoals scholen worden versterkt en dat deze gericht zijn op een sluitende ketenbenadering. Door een sluitende aanpak van de maatschappelijke opvang en hulpverlening voor personen die overlast veroorzaken, zal de overlast op straat verminderen. Hierbij gaat de aandacht uit naar jeugdigen en de mensen met psychiatrische al dan niet meervoudige problemen. De aanpak van huiselijk geweld moet leiden tot een vermindering van huiselijk geweld. Deze punten zijn belangrijke speerpunten geweest in de diverse GSB-beleidsperioden. De realisering van het Veiligheidshuis heeft de persoonsgerichte aanpak verder vorm gegeven en de samenwerking daarin tussen de diverse instellingen aanzienlijk verbeterd. Huiselijk geweld is speerpunt van beleid geweest en er is een vaste structuur neergezet om deze problematiek op te pakken, tot en met het geven van huisverboden toe. Meer aandacht voor de eigen verantwoordelijkheid is noodzakelijk en dit wordt in de komende periode in het kader van de communicatie verder opgepakt.
6
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009
Extra aandacht nodig voor de bestuurlijke aanpak van zware criminaliteit In regionaal verband wordt de bestuurlijke aanpak van zware criminaliteit opgepakt. De afgelopen jaren groeide het inzicht dat de georganiseerde criminaliteit niet alleen via politie en justitie kan worden bestreden. Bestuurlijke bestrijding van de georganiseerde criminaliteit is net zo belangrijk. Het gaat dan om een voornamelijk preventieve werkwijze, die gericht is op externe en interne integriteit van het overheidshandelen. Dit is van belang om te voorkomen dat de overheid zelf meewerkt aan de vervlechting van de onderwereld met de bovenwereld. Centraal daarin staat de opbouw van een goede informatiepositie. Actuele, betrouwbare en toereikende informatie over (rechts)personen is een basisvoorwaarde om de betrouwbaarheid van toekomstige relaties te kunnen inschatten. De bestuurlijke aanpak kent zowel een extern als een intern component. Centraal staat de integriteit van het openbaar bestuur in zijn geheel. De externe integriteit heeft betrekking op het verlenen van vergunningen, toekennen van aanbestedingen voor infrastructurele projecten, subsidieverstrekkingen etc. De interne integriteit richt zich op doorlichting van de betrokken overheidsorganisaties, zoals fraude, corruptie en manipulatie. Hierbij wordt gekeken naar de kwetsbaarheid van de eigen organisatie, de risico’s op corruptie in de administratieve organisatie, functiescheiding en functieroulatie. De interne integriteit geldt als een essentiële voorwaarde voor de aanpak van de externe integriteit. De bestuurlijke aanpak van zware criminaliteit zal de komende drie jaren gefaseerd worden ontwikkeld. In de afgelopen periode is dit project volledig tot stand gekomen, waarbij Maastricht een leidende rol heeft gehad in de ontwikkeling van het project. Nu is er sprake van een uitrol over het gehele land. Uitvoeren ingezette intensiveringen Op basis van risicoanalyses en aanscherping van het landelijke beleid is versteviging van het fysieke veiligheidsbeleid noodzakelijk. De projecten om dit te realiseren zijn al in gang gezet. Het gaat met name om de inhaalslag gevaarlijke stoffen, de inhaalslag gebruiksvergunningen, evenementen, intensivering controle en handhaving (bijv. Vinkenslag (nu Karosseer), constructieveiligheid) Deze punten zijn in de afgelopen periode nadrukkelijk opgepakt. Alle BRZO-bedrijven zijn op orde, de inhaalslag gebruiksvergunningen is nagenoeg afgerond, de aanzet tot de evenementennota is gegeven, waarbij naast de veiligheid van en rond de evenementen ook de betrokkenheid van de bewoners beter tot zijn recht komt. Het project Vinkenslag (nu Karosseer) heeft na een sterke repressieve aanpak in het begin van 2004 geleid tot de ombouw van een woonwagenlocatie naar een bedrijventerrein. De handhaving op de kleine woonwagenlocaties is in 2008 gestart. Integraal Toezicht De aanwezigheid van toezicht op straat is belangrijk. Dit is een taak van zowel de politie als van stadstoezicht. Het ‘Convenant inzake samenwerking tussen de Politie en Gemeente’, zorgt voor een effectievere samenwerking, mede omdat dit convenant regelingen biedt op diverse niveaus van samenwerking, communicatie en afstemming. Een en ander wordt jaarlijks vastgelegd in wijkscans en de daaraan gekoppelde projectplanningen. Doel is het terugdringen van de overlast in het publieke en semi-publieke domein. In het convenant zijn 30.000 uur toezicht en handhaving onder regie gebracht van de politie. In de afgelopen periode heeft dit geleid dat de toezichthouders/handhavers binnen de politieorganisatie zijn gehuisvest om de betrokkenheid bij het politiewerk te vergroten en de afstand tot de politie te verkleinen. Deze werkvormen worden verder gecontinueerd, waarbij het behoud van de eigen verantwoordelijkheden uitgangspunt blijft.
7
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009
2.3.
Objectief veiligheidsbeeld 2004-2008
Deze paragraaf schetst globaal de huidige veiligheidssituatie in Maastricht en gaat specifiek in op buurtoverlast, inbraken, diefstallen, geweld, vandalisme en verkeer. 2.3.1
Slachtofferkans gemeentebreed
De slachtofferkans in Maastricht vertoont minimale schommelingen. Vanaf 2005 is een lichte daling te constateren. Het ambitieniveau voor Maastricht (bestuursakkoord 2006-2010 en GSB-convenant) is in 2010 een slachtofferkans van 13 %, nu is die 14,09 %. Figuur 1 gaat over het stedelijk niveau van slachtofferkans. Er kan verder ingezoomd worden op buurtniveau. Op buurtniveau zijn er aanzienlijke verschillen te constateren als het over de slachtofferkans gaat. Figuur 1 Algemeen beeld Slachtofferkans totaal 2004-2008
17 16 15 14 13 12 2004
2005
2006
2007
2008
In onderstaande plattegrond 1 wordt aangegeven welke buurten in 2008 beter (- 10% groen), gelijk (tussen de - 10% en + 10% oranje) en slechter (+10% rood) scoren. De totale lijst met de cijfers is bijgevoegd als bijlage 2.
8
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009
Plattegrond 1 Slachtofferkans Maastricht verdeeld naar buurten in 2008
In 2008 zijn de vijf buurten met de hoogste slachtofferkans (slechter): de laagste slachtofferkans (beter): Binnenstad - Wolder Jekerkwartier - Campagne Randwyck - Borgharen Sint Maartenspoort - Oud-Caberg Boschstraatkwartier - Itteren De volgende plattegronden 2 en 3 zijn gemaakt voor de situatie van de buurten vergeleken tussen 2008 t.o.v. 2007 en 2008 t.o.v. 2004. Ook hier is beter (- 10%/groen ), gelijk (tussen de - 10% en + 10%/oranje) en slechter (+10%) scoren. De totale lijst met de cijfers is eveneens in bijlage 2 te zien. Plattegrond 2 Slachtofferkans Maastricht verdeeld naar buurten 2008 t.o.v. 2007
Plattegrond 3 Slachtofferkans Maastricht verdeeld naar naar buurten 2008 t.o.v. 2004
Op basis van de volgende plattegronden zijn de volgende conclusies te trekken:
9
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009 Centrum De buurten in het Centrum laten over het algemeen een daling zien in het aantal delicten. Alleen Statenkwartier scoort in 2008 t.o.v 2004 hoger, maar de situatie van 2008 t.o.v 2007 laat een behoorlijke daling zien. Wel blijven alle buurten aanzienlijk boven het Maastrichtse gemiddelde scoren. Zuid-West De buurten in Maastricht Zuid-West laten een gevarieerd, positief, beeld zien. Aandachtspunt is Jekerdal omdat deze buurt in 2008 t.o.v 2004 een behoorlijke stijging laat zien, maar wel nog ruim onder het Maastrichtse gemiddelde blijft. Voor Biesland is de situatie stabiel. Biesland zit wel nagenoeg op het Maastrichtse gemiddelde. Noord-West De buurten in Maastricht Noord-West laten over het geheel een negatieve ontwikkeling zien. De buurt Boschpoort scoort zowel in 2008 t.o.v 2004 als in de vergelijking van 2008 t.o.v 2007 negatief en het cijfer komt nagenoeg in de buurt van het Maastrichtse gemiddelde. De buurten Daalhof, Oud-Caberg en Belfort scoren ook negatief in 2008 t.o.v 2004, echter de totale score is nog aanzienlijk onder het gemiddelde van Maastricht. Noord-Oost De Vogelaarbuurten in Maastricht Noord-Oost blijven slechter scoren dan het Maastrichtse gemiddelde. Opvallend is dat Limmel er altijd net onderblijft en de buurten Wittevrouwenveld, Nazareth en Wyckerpoort er ruim boven scoren. Verder is opvallend de daling in 2008 t.o.v 2004 van de buurt Wittevrouwenveld. Tevens scoren de buurten Heugemerveld en Itteren slecht in 2008 t.o.v 2004. In de vergelijking van 2008 t.o.v 2007 echter zij blijven onder het Maastrichtse gemiddelde. Hetzelfde geldt voor Amby. Zuid-Oost De buurten in Maastricht Zuid-Oost laten overwegend een stabiel beeld zien. Vroendaal stijgt in de trend maar blijft gelijk in de vergelijking 2008 t.o.v 2007. Randwyck scoort hoog en ruim boven het Maastrichtse gemiddelde. Die hoge score wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van vele bedrijven, kantoren en parkeerplaatsen in deze buurt. De cijfers voor de woonbuurten Randwijck en Heugem zijn juist positief. 2.3.2
Slachtofferkans per inbreukcategorie
Behalve een vergelijking tussen de buurten onderling wordt verder gekeken wat de ontwikkelingen op de inbreukcategorieën buurtoverlast; inbraak; diefstal; geweld; vandalisme en verkeer zijn. In figuur 2 is de ontwikkeling aangegeven. Voor de detailinformatie wat er onder de inbreukcategorieën verstaan wordt, wordt verwezen naar bijlage 1.
10
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009
Figuur 2 Slachtofferkans afzonderlijke inbreukcategorieën 2004-2008
6
Buurtoverlast
5
Diefstal
4
Geweld
3 Inbraken
2 1
Vandalisme
0 1
2
3
4
5
Verkeer
Buurtoverlast Binnen buurtoverlast komen drugs/drankoverlast en drugshandel (46%) en burengerucht het meest voor (41%). De buurtoverlast in Maastricht laat een behoorlijke daling zien in de genoemde periode, die met name de laatste twee jaar behoorlijk is geweest. Deze daling komt hoofdzakelijk op het conto van burengerucht. Binnen de categorie drugs/drankoverlast en drugshandel neemt het onderdeel drugshandel niet af. Diefstallen Binnen diefstallen komen diefstal uit/vanaf motorvoertuig (30%) en diefstal van brom-, snor- en fiets (40%) het meeste voor. De diefstallen in Maastricht laten een lichte daling zien in de genoemde periode. Echter de afgelopen twee jaar is een stijging te zien. De categorie diefstal uit/vanaf motorvoertuigen laat in 2008 een forse daling zijn t.o.v. 2007. De categorie diefstal van brom-, snor- en fiets is vrij stabiel over de periode 2004-2008, echter in 2008 is een forse stijging te constateren t.o.v 2007. Inbraken Binnen inbraken komen woninginbraak (56%) en inbraken bedrijven/instellingen (27%) het meeste voor. Het aantal inbraken in Maastricht in de periode 2005-2007 was stabiel echter in 2008 is een t.o.v 2007 een stijgende lijn zien, hoofdzakelijk veroorzaakt door woninginbraken. Geweld Binnen geweld komen mishandeling (52%) en bedreiging (35%) het meeste voor Geweld in Maastricht blijft nagenoeg op een gelijk niveau over de gehele periode. Vandalisme Binnen vandalisme komen vernieling aan auto (45%) en vernieling overige objecten (45%) het meeste voor. Vandalisme in Maastricht laat in de gehele periode een stijgende lijn zien. De vernieling aan overige objecten stijgt sterker dan vernieling aan auto’s. Verkeer Binnen verkeer komen verlaten plaats incident (51%) en aanrijdingen materieel (44%) het meeste voor. Verkeer laat over de gehele periode een lichte dalende tendens zien, met name in 2008 komt deze daling tot uitdrukking. Het is mogelijk om nog op een lager niveau in te zoomen door de per inbreukcategorie en daarbinnen nog op detailniveau een buurtvergelijking te doen op deze onderdelen. Dit wordt niet in deze nota gedaan, maar maakt onderdeel uit van de buurtanalyses die om de twee jaar gehouden wordt op buurtniveau. Deze analyse wordt medio 2009 gepresenteerd.
11
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009
2.3.3 Jeugdoverlast Voor het onderdeel jeugdoverlast wordt met absolute aantallen gewerkt en wordt dit niet gerelateerd aan het aantal inwoners. Dit is gedaan omdat de jeugd veel mobieler is geworden en de interactie tussen de buurten groter is. Figuur 3 Jeugdoverlast naar absolute aantallen
Absoluut totaal Maastricht 1200 1000 800 600 400 200 0 1
2
3
4
Binnen de meldingen jeugdoverlast is een aanzienlijke daling te constateren. In 2006 waren er nog 956 meldingen en dit daalde via 768 naar 622 meldingen. De verdeling over de buurten is te zien in bijlage. De nadere analyse vindt ook plaats op buurtniveau bij de buurtanalyses.
2.4.
Subjectief veiligheidsbeeld 2004-2008
Subjectieve veiligheid slaat op het veiligheidsgevoel dat mensen hebben. Van de Maastrichtse bevolking voelt ruim eenderde (38 %, afkomstig uit integrale buurtpeiling 2008) zich wel eens onveilig in de eigen buurt. Tussen 2004 en 2008 is dit cijfer nagenoeg niet veranderd. Onveiligheidsgevoelens spelen ’s avonds sterker als overdag en variëren per buurt.
12
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009 Tabel 1 Gevoelens van onveiligheid: beleefde veiligheid (subjectief)
2001 2004 2006 2008 % burgers dat zich ‘wel eens’ onveilig voelt in de eigen woonbuurt
Rapportcijfer veiligheid in de buurt
6,8
36
37
38
6,7
6,7
6,7
Een nadere analyse op buurtniveau vindt plaats op de onderdelen onveiligheid in de eigen woonbuurt en het rapportcijfer veiligheid. Daarbij worden de onderdelen waarin onderscheid gemaakt wordt tussen ‘s avonds en overdag eveneens meegenomen.
In onderstaande plattegrond 4 wordt aangegeven welke buurten in 2008 beter (- 10% groen ), gelijk (tussen de - 10% en + 10% oranje) en slechter (+10% rood) scoren op het % burgers dat zich ‘wel eens’ onveilig voelt in de eigen woonbuurt. In plattegrond 5 wordt het geheel vergeleken tussen 2008 t.o.v. 2006. De lijst met de cijfers is bijgevoegd als bijlage 3. Plattegrond 4 % onveiligheid eigen buurt Maastricht verdeeld verdeeld naar buurten 2008
Plattegrond 5 % onveiligheid eigen buurt Maastricht verdeeld naar buurten 2008 t.o.v. 2006
In onderstaande plattegrond 6 wordt aangegeven welke buurten in 2008 beter (- 10% groen), gelijk (tussen de - 10% en + 10% oranje) en slechter (+10% rood) scoren op het rapportcijfer veiligheid. In plattegrond 7 wordt het geheel vergeleken tussen 2008 t.o.v. 2006. De lijst met de cijfers is bijgevoegd als bijlage 3.
13
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009 Plattegrond 6 rapportcijfer verdeeld naar buurten 2008
Plattegrond 7 rapportcijfer verdeeld naar buurten 2008 t.o.v. 2006
Op basis van de bovenstaande plaatjes zijn de volgende conclusies te trekken. Centrum Boschstraatkwartier, Statenkwartier, Wyck en St. Maartenspoort scoren op het onderdeel onveiligheid in de eigen woonbuurt in 2008 aanzienlijk slechter dan het gemiddelde van Maastricht. In de trend is Boschstraatkwartier en St. Maartenspoort behoorlijk negatief. Voor het rapportcijfer veiligheid geldt dat in 2008 Boschstraatkwartier en Statenkwartier aanzienlijk slechter scoren dan het Maastrichtse gemiddelde en Jekerkwartier er ruim boven scoort. In de trend 2004-2006-2008 valt de stijging op van de binnenstad. De andere buurten blijven nagenoeg gelijk. Zuid-West Alle buurten scoren op het onderdeel onveiligheid in de eigen woonbuurt aanzienlijk beter dan het gemiddelde van Maastricht. In de trend valt de verslechtering in Campagne op. Voor het rapportcijfer veiligheid geldt dat in 2008 ook alle buurten aanzienlijk hoger scoren dan het Maastrichtse gemiddelde. In de trend valt een lichte verslechtering van Biesland op, maar de buurt blijft evenals alle andere buurten ruim boven de trend van Maastricht. Noord-West De buurten Mariaberg, Malpertuis en Caberg scoren op het onderdeel onveiligheid in de eigen woonbuurt in 2008 aanzienlijk slechter. Malberg zit net op de grens van een aanzienlijk slechtere score. In de trend is Malberg negatief in de vergelijking met 2006. Opvallend is hierbij dat Malberg in 2006 t.o.v 2004 een daling te zien gaf. Voor Malpertuis geldt dat in 2008 een behoorlijke stijging te zien is t.o.v 2008 nadat 2004 en 2006 een gelijk beeld te zien gaf. Voor het rapportcijfer veiligheid geldt dat in 2008 Mariaberg, Malpertuis en Malberg aanzienlijk slechter scoren dan het Maastrichtse gemiddelde. Belfort, Dousberg-Hazendans en Oud-Caberg scoren er ruim boven. De trend vertoont geen verslechtering van de onveiligheid in de eigen buurt. Noord-Oost De WAP-buurten scoren op het onderdeel onveiligheid in de eigen woonbuurt in 2008 allemaal aanzienlijk slechter. Alle andere buurten scoren aanzienlijk beter. Limmel laat zowel van 2004 naar 2006 als van 2006 naar 2008 een negatieve score zien. Voor het rapportcijfer veiligheid geldt in 2008 een zelfde beeld: de WAP-buurten scoren aanzienlijk slechter; de rest aanzienlijk hoger. Alle buurten laten in de trend een gelijk beeld zien, alleen Limmel laat een verslechtering zien en Borgharen een verbetering.
14
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009 Zuid-Oost Alle buurten, behalve De Heeg die slechter scoort, scoren op het onderdeel onveiligheid in de eigen woonbuurt in 2008 aanzienlijk beter dan het gemiddelde van Maastricht. In de trend scoort de Heeg’ ook slecht. Voor het rapportcijfer veiligheid geldt dat in 2008 een zelfde beeld. Alle buurten, behalve De Heeg, scoren beter dan het gemiddelde van Maastricht. Alle buurten laten in de trend een gelijk beeld zien dat ruim boven de trend van Maastricht zit.
2.5
Maastricht - Regio - Landelijk
Het vergelijken van steden op het gebied van objectieve en subjectieve veiligheid is nagenoeg onmogelijk omdat in de diverse steden op andere manieren gemeten wordt. In de stukken van de ministeries en de publicaties in het GSB wordt daar niet altijd even zorgvuldig naar gekeken. Dit weerhoudt ons er niet van om te kijken naar de situatie in andere steden. Indicatief kan gezegd worden dat er een vrij negatief beeld is van de veiligheidssituatie van Maastricht t.o.v. andere steden. Hieronder volgt een overzicht van steden die goed vergelijkbaar zijn met Maastricht. Tabel 2 vergelijkbare steden subjectieve beleving inwoners
Aantal inwoners Jaar meting Methode dataverzameling % met onveiligheidsgevoelens algemeen % met onveiligheidsgevoelens in eigen buurt Schaalscore dreiging Schaalscore vermogensdelicten Schaalscore overlast Parkeeroverlast Geluidsoverlast door verkeer
Den Bosch 136.499 2006
Maastricht
Arnhem
Apeldoorn
Breda
Haarlem
Heerlen
Venlo
119.033 2006
142.577 2007
155.087 2007
170.495 2006/2007
146.960 2007
90.536 2007
92.091 2007
schriftelijk
schriftelijk
schriftelijk
44
38
-
40
59
27
-
34
37
29
-
28
25
17
40
26
1,7
1,3
-
1,1
-
1,4
1,6
1,1
4,5
4,3
-
3,3
3,7
3,4
4,3
3,4
3,8
3,2
2,1
2,6
3,2
2,8
3,4
2,6
63
61
61
55
58
61
-
-
61
60
43
55
54
49
-
-
schriftelijk schriftelijk schriftelijk schriftelijk schriftelijk
Bron: leefbaarheids- en veiligheidsenquêtes GSB
15
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009
2.6
Conclusies voor GSB en Bestuursakkoord
In het bestuursakkoord en GSB is de doelstelling geformuleerd zoals hieronder aangegeven. Tabel 3 Objectieve effectindicatoren Slachtofferkans per inbreukcategorie In Maastricht* (uitgedrukt in %)
Gerealiseerd Ambitie
2001
2002
2003 2004 2005 2006 2007 2007 2008 2009 2010
Overlast
2,0
1,6
2,4
2,5
2,4
2,6
2,2
Diefstal
6,6
6,8
5,9
5,3
5,3
4,8
5,1
Geweld Inbraak Vandalisme Verkeer Totaal Ambitieniveau bestuursakkoord 20062010 Ambitieniveau GSB convenant 20052009
0,6 3,4 1,3 2,8 16,7
0,8 3,0 1,4 2,7 16,3
0,8 2,1 1,3 2,2 14,8
0,9 2,3 1,2 2,1 14,3
0,9 2,7 1,3 2,1 14,7
0,9 2,6 1,4 2,0 14,2
0,9 2,7 1,5 2,0 14,3 15,0
14,3 14,4
14,1 13,7
13,1
15,0
14,4
13,7
13,1
15,7
* Bron: integrale veiligheidsmonitor gemeente Maastricht
Op basis van bovenstaande score is het niet opportuun een extra doelstelling op te nemen op het gebied van objectieve slachtofferkans. Het resultaat dat gerealiseerd zou moeten worden in 2010 zouden wij willen realiseren in 2014. Dit kan gerealiseerd worden door de lopende projecten voort te zetten en door extra in te zetten op de inbreukcategorieën waar grote aantallen delicten plaatsvinden. We willen echter wel een andere doelstelling nader formuleren op het gebied van gevoelens van onveiligheid (beleefde veiligheid subjectief). In 2014 moeten minder mensen zich onveilig voelen. (van 38% naar 30%) Dit kan door de aanpak op doelgroepen door te zetten en door de burgers nog meer te betrekken bij het veiligheidsbeleid. Het luisteren naar de burger en de agendabepaling van de burger op buurtniveau zal als uitgangspunt meegenomen worden.
2.7
Inzichten bij de cijfers
Maastricht is een relatief kleine stad met haar 120.000 inwoners. Een stad waar op veel momenten 50.000 tot 60.000 meer bezoekers in de stad verblijven. Deze bezoekers worden net als de inwoners ook slachtoffer van delicten, maar een deel van hen pleegt ook delicten. De belasting die daardoor in Maastricht ontstaat heeft zijn effecten op de cijfers. Vergelijkingen worden gemaakt door criminaliteitscijfers te relateren aan het aantal inwoners. Hierdoor ontstaat met name voor de buurten in het centrum een vertekend beeld. De hoeveelheid personen die in het centrum verblijven is vele malen meer dan het aantal inwoners. Er worden dus veel meer delicten gepleegd waar meer personen slachtoffer van zijn dan de eigen inwoners. Voor de buurten buiten het centrum geldt dat er ook meer bezoekers komen, maar aanzienlijk minder dan in het centrum. Uit diverse onderzoeken (o.a. Fijnaut) blijkt dat de (eu)regio Maas-Rijn een sterke aantrekkingskracht heeft op bepaalde vormen van criminaliteit. De specifieke ligging van Maastricht t.o.v. het buitenland (nog specifieker dan andere grenssteden gelet op de grootte van het achterland) beïnvloeden deze cijfers en geeft een negatiever beeld. Tevens promoten we de betrokkenheid van de burger. Meer betrokkenheid betekent over het algemeen ook meer aangiftes en meldingen door de burger. Als voorbeeld kan het drugsmeldpunt
16
13,0
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009 genomen worden. In de eerste vier maanden van 2008 kwamen er bij de politie 74 meldingen binnen en nu staat de teller al op 350. Tegen die achtergrond is het goed om te bedenken dat de geregistreerde criminaliteit kan toenemen, terwijl de criminaliteit absoluut gezien kan afnemen. Genomen maatregelen kunnen wel degelijk effect sorteren, terwijl een hogere aangiftebereidheid dan ogenschijnlijk laat zien dat het juist slechter gaat. Niettemin blijkt dat maatregelen gericht op de eigen inwoners werken. De persoongerichte aanpak binnen het veiligheidshuis heeft ertoe geleid dat de groep veelplegers verminderd is van 73 naar 23. Echter zoals aangegeven hierboven is deze groep relatief klein t.o.v. de combinatie inwoners van de stad gekoppeld aan de bezoekers. Dit betekent dat er andere doelgroepen zijn die mede, en waarschijnlijk in een grotere mate, verantwoordelijk zijn voor de slachtofferkans. Bij woninginbraken weten we dat het georganiseerde bendes betreft uit het buitenland die stelselmatig de diverse landen regio’s bezoeken en ook de regio Limburg-Zuid aandoen. Voor brom- snor en fietsdiefstallen wordt de slachtofferkans mede bepaald door ‘leentje doen’ van fietsen in het studentencircuit. Voorts worden de cijfers vervuild door een slechte afstemming tussen gemeente en politie over het ophalen van fietsen. Een deel betreft rechttoe-rechtaan diefstallen. Geweld zal deels in het uitgaanscircuit spelen en deels in het drugscircuit (slachtoffer bezoekers drugscircuit Maastricht). Drugshandel en drugsoverlast is voor een overgroot deel toe te wijzen aan de drugrunners/dealers en de bezoekers van de adressen (buitenlanders) Vandalisme en verloedering worden veroorzaakt door inwoners maar ook door de stroom toeristen, meer specifiek de drugstoeristen. Zoals al aangegeven heeft de verhouding tussen de eigen inwoners en de bezoekers van de stad grote invloed. In dit kader zijn de cijfers die gepresenteerd worden in bijvoorbeeld de AD-monitor ook te lezen. Aangezien slachtofferkans gerelateerd wordt aan inwoners van de stad ontstaat een scheef beeld. Uit bovenstaande paragrafen kan de conclusie getrokken worden dat de slachtofferkans licht daalt.
17
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009
3.
Visie en strategie
3.1.
Visie op de stad
Maastricht heeft zich ontwikkeld tot een dynamische, Euregionale kennis- en cultuurstad: een vitale stad in het zuiden van het land met een bourgondische inslag. De inwoners en bezoekers van Maastricht moeten zich thuis voelen in een prettige, goed beheerde en veilige stad met een grote ruimtelijke variëteit en een sterke culturele en historische identiteit. Maastricht heeft aantrekkingskracht op mensen van binnen en zeker ook van buiten de stad, zowel sociaal-cultureel als zakelijk-economisch. Maastricht is een complete en duurzame stad op het gebied van wonen, werken, zorg en cultuur. Maastricht is een (eu)regionale en Europese stad, met een externe oriëntatie. In de Stadsvisie en de daaraan verbonden Economische, Sociale en Structuurvisie (fysiek) zijn onlosmakelijk veiligheidsaspecten verbonden. Bij de uitwerking van de ambities wordt terdege rekening gehouden met de veiligheid. Binnen de Euregio Maas-Rijn vervult Maastricht qua ligging en aantrekkingskracht een unieke positie. Een unieke positie die tegelijkertijd ook problematisch is. Vanwege de aantrekkingskracht van Maastricht verblijven gemiddeld gezien tussen de 50.000 en 60.000 personen per dag extra in deze stad. Dit terwijl een deel van het voorzieningenniveau en de handhavingcapaciteit berekend is op het daadwerkelijke inwoneraantal van 120.000 inwoners. Sinds de verdergaande samenwerking in de Euregio en in Europa vervagen de grenzen. De eigen soevereiniteit van de landen is echter op een aantal punten blijven bestaan. Zo is op het terrein van veiligheid veel op het niveau van de nationale overheid gebleven. De verschillen tussen recht en regelgeving tussen de diverse nationale overheden is dan ook een van de reden van de verscherpte veiligheidsproblematiek van een Euregio in zijn algemeenheid en Zuid-Limburg en Maastricht in het bijzonder. In het rapport Criminaliteit en rechtshandhaving in de Euregio Maas-Rijn is dit nadrukkelijk aangetoond. De combinatie van aantrekkelijke ligging vanuit crimineel oogpunt en meer personen aanwezig vanuit de aantrekkelijkheid als verblijfsstad versterkt het gegeven dat er meer mensen slachtoffer kunnen worden van criminaliteit en dat er ook meer gelegenheid is deze criminaliteit te plegen.
3.2.
Visie op veiligheid
Landelijk gezien wordt de visie op veiligheid als volgt beschreven: “Het is een kerntaak van de overheid en wordt gezien als een basisvoorwaarde voor een samenleving waarin mensen zich vertrouwd, vrij en verbonden voelen. Het aanwezig zijn van een zekere mate van ordening en rust in het publieke domein en de bescherming van leven, gezondheid en goederen tegen acute en dreigende aantastingen zijn de basiselementen. Gepoogd wordt de burger zo min mogelijk het slachtoffer te laten zijn van onveiligheid en de feitelijke aantastingen van de veiligheid, hetgeen ook verwoord kan worden als het afwezig zijn van gevoelens van onveiligheid.” Deze elementen gelden ook voor Maastricht. Specifieker inzoomend op Maastricht kan de Maastrichtse visie als volgt worden omschreven: “Veiligheid is voor iedereen anders, maar iedereen wilt zich veilig weten, veilig voelen, veilig zijn. Het is een basisgevoel waar iedereen in Maastricht recht op heeft. Veiligheid is van en voor de burgers en komt mede tot stand met en door de burgers. Het wordt gerelateerd aan een schone en veilige stad. Een veilig klimaat voor inwoners wordt gezien als een kerntaak. Een “gezond” sociaal-cultureel klimaat kan alleen gedijen in een veilige en leefbare samenleving. Dit wordt verankerd op het fundament van de sociale kwaliteit in buurten en wijken.” Bovenstaande geldt niet voor de onveiligheid ten gevolge van risico’s, ongelukken en rampen.
18
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009
Vertrekpunt bij het werken aan veiligheid is dat veiligheid begint bij de eigen leefomgeving van inwoners en ondernemers. Dat betekent dat behalve de “professionele partners” de inwoners van de stad zelf een belangrijke bijdrage leveren aan de veiligheid en het veiligheidsgevoel in de stad. Daarbij wordt rekening gehouden met de differentiatie van de stad. De kracht van deze stad is de eigenheid van elke wijk, kern en buurt.
3.3
Strategie
Integrale veiligheid wil zeggen dat allerlei inbreuken op de veiligheid in onderlinge samenhang moeten worden bezien, en dat deze alleen in samenwerking kunnen worden opgelost. Integratie in de context van ‘Integrale Veiligheid’ betekent voor ons niet alleen het aanbrengen van inhoudelijke samenhang, maar ook het vinden van gezamenlijke aanpakken met partners (‘joint ventures’) en het aanbrengen van samenwerking tussen verschillende schaalniveaus (wijken, gemeente, regio, Euregio). Daarmee is integrale veiligheid een uiterst ambitieus concept, zeker in een samenleving waarvan de complexiteit van belangen en relaties alleen maar toeneemt. Om in deze complexe en dynamische omgeving te kunnen blijven koersen op de realisatie van gestelde doelen, introduceren wij een drietal strategische ankerpunten: VROEG
SAMEN
OPEN
Deze strategische lijnen vormen ook voor het integraal beleid naar andere beleidsvelden het uitgangspunt als het thema veiligheid aan de orde komt. Op die manier moet veiligheid veel beter dan tot nu toe gebeurd is, verankerd worden in andere beleidsvelden.
VROEG: voorkomen is beter dan genezen Bij de aanpak van veiligheid wordt de hele keten (van pro-actie, preventie, preparatie, repressie en (na-)zorg ingezet, waarbij de nadruk ligt op pro-actie en preventie. Het is de overtuiging dat investeren in de voorkant leidt tot meer rendement én kostenbesparing aan de achterkant. Daarom wordt ‘vroeg’ een van de leidende criteria. Bij pro-actie en preventie zal de aandacht gaan naar de gebieden in de stad die in (door)ontwikkeling zijn of worden gebracht. Deze sluiten (deels) aan bij de aandachtsgebieden zoals benoemd in het Grote Steden Beleid (GSB). De aandacht gaat ook uit naar gebieden als Maastricht Noord-Oost waar door sloop, vervanging en verbetering van de woningvoorraad veel en ingrijpende veranderingen plaatsvinden. Hierdoor is er vanzelfsprekend ook veel aandacht voor andere wijkaanpassingen en ontwikkelingen. Hetzelfde geldt voor de zogenaamde transformatiegebieden, de geheel nieuw te ontwikkelen gebieden als A2 en Belvedere. In de rest van de stad loopt men het risico dat er minder vanzelfsprekend aandacht is voor aanpak van veiligheid, maar ook deze gebieden moeten meegenomen blijven worden. Uiteraard geldt zowel voor de rest van de stad als voor de wijkontwikkelingsgebieden en de transformatiegebieden dat de veiligheidsbeleving hetzelfde moet zijn. Bij preventie gaat het ook om het managen van de mogelijke risico’s. Hierbij geldt tevens dat goede samenwerking in wijken, kernen en buurten een preventieve werking kan hebben. Gebundelde krachten leveren altijd meer resultaat op. Voorkomen is beter dan genezen betekent ook dat bij het afgeven van vergunningen een check gedaan kan worden (BIBOB) of dat de informatievoorziening dusdanig goed is dat in een vroegtijdig stadium zaken aangepakt kunnen worden. Ook het werken met keurmerken als Veilig Wonen en ook Veilig Ondernemen hebben een preventieve werking. Gedacht kan verder worden aan buurtpreventieprojecten, waarbij bewoners en politie samen een bijdrage leveren aan een veiligere wijk. We hebben inmiddels ervaring met de projecten Veiliger Buurten, (Safer Neighbourhoods / ABCD-aanpak (Asset-based Community development). Bovendien heeft de gemeente ook de mogelijkheid om vastgoedbeleid te ontwikkelen, waarbij aandacht kan worden gegeven aan bijvoorbeeld de aanpak van overlastgevende panden.
19
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009 Het ankerpunt ‘vroeg’, voorkomen is beter dan genezen, geldt natuurlijk ook bij het jeugdbeleid. De jeugd is ook drager van de toekomst, zorgt voor dynamiek en ontwikkeling. Opgroeien in een veilige omgeving waar ontwikkeling mogelijk is, is daarom ook een wezenlijke thema bij de aanpak van jeugd. Het integrale jeugdbeleid is een belangrijke pijler om een gunstige ontwikkelingsomgeving voor jeugd te creëren. Via het programma ‘Jeugd en Veiligheid’ wordt specifieker ingezoomd op vroegtijdige risicosignalering, specifieke preventie, zorg en repressie in relatie tot de aanpak van jeugdoverlast en jeugdcriminaliteit. De verbinding met het Centrum voor Jeugd en Gezin, in ontwikkeling, is hierbij van belang. Preventie voorop stellen dwingt ook tot een hoge mate van betrokkenheid in het nazorgtraject. Immers een goede nazorg is ook een vorm van preventie. Voor ex-gedetineerden is het van belang woonruimte en werk- of dagbesteding te regelen. Dit geldt zowel voor volwassenen als jeugdige exgedetineerden (12-minners). Samenvattend: preventie kan mede voorkomen dat risico’s daadwerkelijke bedreigingen worden. SAMEN: Hechtere samenwerking met partners in Maastricht en in de regio, in beleidsvoorbereiding en -uitvoering. Bij het realiseren van de visie en de doelen, zal de gemeente sturen op eigenaarschap van de problematiek bij partners en op de eigen verantwoordelijkheid van burgers. Burgers en inwoners kunnen en moeten zelf (gestimuleerd worden) hun rol (te) vervullen. Gedeelde verantwoordelijkheid, maar ook eigen verantwoordelijkheid is bij veiligheid en veiligheidsbeleving essentieel. Kenmerkend voor Maastricht is het enorme gevoel van verbondenheid en betrokkenheid van de burger met de eigen stad. De kracht daarvan wordt ingezet bij de aanpak van de opgaven. Netwerken (van professionals en mensen in de wijk) worden verbreed, nieuwe verbindingen worden gelegd. Het streven is om de betrokkenheid van de burgers sterk te vergroten. De ingezette lijn van veilige buurten wordt doorgetrokken. Dit betekent ook dat veiligheid een prominente rol krijgt bij de ontwikkeling van andere beleidsvelden door de burger thema’s op dit terrein te laten aandragen. Verder wordt onder ‘samen’ ook verstaan het samenhangend gebruik van de diverse instrumenten die binnen veiligheid gebruikt kunnen worden. In (eu)regionaal verband wordt zowel de samenwerking met buurgemeenten als de grensoverschrijdende samenwerking geïntensiveerd. (Eu)regionale samenwerking zorgt voor slagkracht, bundeling en uitwisseling van expertise en voorkomt dat lokale problemen verschuiven. OPEN: Sturen op subjectieve veiligheid door communicatie en door de betrokkenheid van de burger te vergroten. Voor het subjectieve gevoel van veiligheid is communicatie van groot belang. Zichtbare effecten van veiligheidsbeleid voor de burger moeten worden gecommuniceerd. Be good and tell it. Dit draagt bij aan veiligheidsbeleving. De beelden over veiligheid sporen niet altijd met de feitelijke gegevens. Zo geven ouderen, maar ook jongeren negatieve scores op het terrein van onveiligheidsgevoelens, terwijl de feitelijke gegevens dit beeld niet altijd bevestigen. Een actieve communicatie vanuit de gemeente en de veiligheidspartners werkt mee aan een verbetering van de veiligheidsgevoelens. “Het slachtoffer zijn/voelen zonder aanwezigheid van een dader” moet niet meer het beeld zijn van de burger. Inwoners, ondernemers en bezoekers dienen voorzien te worden van een reëel perspectief op veiligheid in de gemeente. De gemeente wil gebruik maken van de kwaliteiten van de burgers in de wijken en daarmee actief sturen op de beleving van veiligheid: koppelen sterk aan zwak. Door een actievere betrokkenheid van burgers ontstaan ook mogelijkheden om burgers meer eigen verantwoordelijkheid te laten nemen voor de veiligheid in hun eigen woon- en leefomgeving. Weten wat er speelt, weten wat je kunt, weten wie je inschakelt.
20
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009 VROEG SAMEN OPEN Samengevat betekent het dat de veiligheid en het veiligheidsgevoel in de stad worden versterkt. Hierbij wordt de nadruk gelegd op VROEG (voorkomen is beter dan genezen), SAMEN (een hechte samenwerking tussen relevante partijen) en OPEN (communicatief en competent). De volgorde van ‘vroeg, samen en open’ is niet willekeurig gekozen. Met deze volgorde wordt aangegeven dat met name preventie cruciaal is. Problemen voorkomen is de beste remedie. Dat neemt niet weg dat repressie nodig blijft om te komen tot een sluitende aanpak van criminaliteit.
21
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009
4.
Veiligheidsvelden volgens indeling VNG
In hoofdstuk 1 hebben we de aanleiding voor deze nota geschetst. In hoofdstuk 2 hebben we een overzicht gegeven van de veiligheidssituatie in Maastricht, zowel op basis van objectieve gegevens als op basis van de beleving van de inwoners. In hoofdstuk 3 is nader ingegaan op het wezen van een integrale veiligheidsaanpak en zijn drie ‘Maastrichtse’ ankerpunten toegevoegd en toegelicht. Vroeg, samen en open. Deze gekozen aanpak moet leiden tot een meer thematische aanpak van een integraal veiligheidsbeleid. Die aanpak moet uiteindelijk resulteren in het waarmaken van de geformuleerde ambities. In dit vierde hoofdstuk willen we de strategie koppelen aan de veiligheidsvelden zoals de VNG en verreweg de meeste gemeenten in ons land die hanteren. De veiligheidsvelden zijn de volgende: 1. Veilige woon- en leefomgeving 2. Bedrijvigheid en veiligheid 3. Jeugd en veiligheid 4. Fysieke veiligheid 5. Integriteit en veiligheid Een korte beschrijving van deze veiligheidsvelden en een niet-limitatieve opsomming van de thema’s die onder deze velden begrepen worden, is opgenomen in bijlage 4. Gelet op de specifieke situatie van Maastricht kunnen de thema’s onder een ander veld opgenomen zijn.
4.1 vroeg samen
open
Veilige woon- en leefomgeving Bij herstructurering en bij de ontwikkeling van buurtplannen wordt al zo vroeg als mogelijk rekening gehouden met het thema veiligheid. Bij het rekening houden met veiligheid wordt nadrukkelijk geluisterd naar burgers, ondernemers en andere partijen. Zij bepalen mede de agenda op buurtniveau. Er wordt actief bericht over falen maar zeker ook over successen.
In dit veiligheidsveld gaat het vooral om thema’s die met de alledaagse kwaliteit van wonen en leven te maken hebben. Gelet op de specifieke situatie in Maastricht wordt er een tweedeling gemaakt in deze paragraaf. Allereerst wordt het thema ‘veilige buurten’ opgepakt, waarin de aanpak voor de komende jaren beschreven wordt. Een tweede thema is ‘de veiligheid in het centrum’. Het centrum wordt apart belicht vanwege de eerder in deze nota genoemde uitzonderingssituatie. Wezenlijk voor een veilige woon- en leefomgeving is de buurtgerichte aanpak. De systematiek van ‘vroeg, samen en open’ komt hierin in optima forma tot uitdrukking. Maastricht heeft een lange traditie in deze. Die begint in de jaren ’70 en is doorontwikkeld via stadsvernieuwing, sociale vernieuwing, buurtbeheer, GSB-beleid gericht op het oplossen van buurtproblematiek, tot de huidige aanpak “Veiliger buurten”. Steeds heeft de aandacht voor de vraag van de burger een grote rol gespeeld. Preventief werken is steeds meer voorop komen te staan. Interactieve communicatie speelt hierbij een grote rol. Vanwege de hoeveelheid inbreuken is preventie alleen niet afdoende. Ook repressie blijft van belang. Integrale handhaving en integraal toezicht hebben tot intensieve samenwerkingsafspraken geleid, gericht op het brede terrein van leefbaarheid en veiligheid. Uit de objectieve en subjectieve gegevens, zoals beschreven in hoofdstuk 2, blijkt dat de gemiddelde Maastrichtenaar vaker slachtoffer is en zich onveiliger voelt dan inwoners van andere steden. De slachtofferkans is objectief vast te stellen. In Maastricht is die thans 14.09%. Niet al in 2010 maar in 2014 moet die teruggebracht zijn tot 13%. De aanpak ‘Veilige buurten’ zoals deze momenteel in de buurten Noord-Oost ontwikkeld wordt, biedt kansen, maar zal in de praktijk gepraktiseerd en getest moeten worden. Preventie en repressie (vroeg, samen en open) gaan hand in hand, gebouwd rondom de vraag van de burger en met een duidelijke verdeling van verantwoordelijkheden.
22
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009
Nu het gevoel van onveiligheid. Dit subjectieve gegeven is van invloed op het gehele functioneren van de buurt en in het vervolg daarvan ook van de stad als geheel. Verbetert het veiligheidsgevoel dan zal ook het gehele sociale gebeuren/ontwikkeling in een buurt verbeteren. De nieuwe doelstelling is om het gevoel van onveiligheid te verbeteren van 38% (in 2008) naar 30% (in 2014). Het betreft dan de stedelijke doelstelling. Dat is ambitieus, maar wordt haalbaar geacht. In het verleden is al aangetoond dat een integrale aanpak op buurtniveau de slachtofferkans aanzienlijk kan laten dalen. De ervaring bij het project Justitie in de Buurt in de wijk Wittevrouwenveld in de periode 1996-2001 liet zien dat de gevoelens van onveiligheid daalden van 57% naar 33%. Samenwerken met burgers, ondernemers en buurten leidt meestal tot een hogere aangiftebereidheid. Dat betekent vrijwel automatisch dat ook de criminaliteitscijfers in een buurt oplopen. De ene goede ontwikkeling dat meer bekend wordt bij de politie, zorgt zo ogenschijnlijk voor een minder goede veiligheidssituatie. Dat is een gegeven dat geaccepteerd zal moeten worden. Met een juiste communicatie kan zeker in deze goed werk worden verricht.
4.1.1 Veilige buurten Met name woninginbraken en geweld zijn belangrijke en objectieve indicatoren voor het gevoel van veiligheid in een buurt. Voorts is bekend dat specifieke gebeurtenissen in de stad of de wijk (een dodelijke schietpartij; de vestiging van een voorziening voor maatschappelijke opvang enz.) eveneens grote invloed hebben op de veiligheidsgevoelens. Daarnaast is de (actieve) betrokkenheid van burgers bij de eigen woon- en leefomgeving van invloed op de positieve kijk (of beleving)op zijn woonomgeving. Investeren in (actieve) betrokkenheid is nodig. Het principe van veilige buurten kan een impuls geven. Om woninginbraken tegen te gaan kunnen trajecten zoals Keurmerk Veilig Wonen (KVW) opnieuw geactiveerd/geprioriteerd worden. Bij de aanpak van geweld, waarbij het grotendeels gaat om mishandeling en bedreiging, moet de pakkans en het oplossingspercentage omhoog. Tevens dient er meer aandacht te zijn voor de slachtoffers van geweld. Bij de aanpak van huiselijk geweld heeft de burgemeester sinds kort de bevoegdheid plegers uit huis te plaatsen. Het vertrouwen van de burger moet hersteld worden. De relatie met de burger wordt versterkt door de vraag van de burger centraal te stellen. In de vier buurten in Noord-Oost worden de afspraken met het college in het kader van buurtgericht werken rondom de thematiek veiligheid verder uitgebouwd en versterkt met ’veilige buurten’. De samenwerking tussen politie, gemeente, corporaties en welzijnswerk wordt geïntensiveerd. De ervaringen die in deze vier buurten worden opgedaan, moeten leiden tot een verdere uitrol van ‘veilige buurten’ in de rest van de stad. Stadsdeelleiders/gebiedsgebonden coördinatie van de integrale veiligheid. De stadsdeelleiders hebben tot taak bruggen te slaan tussen mensen met verschillende achtergronden en ervoor te zorgen dat iedereen aan het sociale leven in de wijk kan deelnemen, maar ook dat processen binnen de wijk op elkaar afgestemd worden. Omdat het werkgebied van de stadsdeelleiders een breed terrein bevat zal er ook vanuit integrale veiligheid extra geïnvesteerd worden om veiligheidsproblemen op buurtniveau aan te pakken door middel van gebiedsgebonden coördinatie integrale veiligheid. Met gebiedsgebonden coördinatie van de integrale veiligheid wordt beoogd om in de wijken van Maastricht de activiteiten van alle relevante partijen op het veiligheidsterrein te bundelen en de onderlinge communicatie te verbeteren. Als een spin in het web zorgt de gebiedsgebonden coördinator veiligheid ervoor dat de betrokkenen doen wat ze kunnen en zouden moeten om overlast te bestrijden, veiligheid te verhogen, enzovoorts. Dit kan resulteren in volledig uitgewerkte plannen per wijk of woonbuurt of kleinere projecten of aanpassingen in een wijk of woonbuurt. De gebiedsgebonden coördinatoren veiligheid zijn ook de aanspreekpunten voor de partners van de gemeente en de gemeentelijke afdelingen op het terrein van veiligheid.
23
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009 De aanpak van verschillende vormen van ernstige overlast, zoals drugsgerelateerde overlast en drugshandel, antisociaal gedrag en criminaliteit gerelateerde overlast, blijft de komende periode een belangrijk speerpunt in buurten. Verloedering op buurtniveau vormt ook een belangrijke factor in relatie tot de veiligheidsbeleving van burgers. Het aanpakken van onder andere graffiti, hondenpoep, verlichting en zwerfvuil dragen bij aan het verhogen van het veiligheidsgevoel. Integrale handhaving op buurtniveau is een belangrijk punt. Als de handhavers zichtbaar zijn, is dat goed voor zowel de veiligheidsbeleving van de mensen als ook voor de criminaliteitscijfers. Het sociale veiligheidsaspect zal nadrukkelijk bij de (her)inrichting van openbare ruimte en bij andere nieuwe initiatieven worden betrokken. Dit moet plaatsvinden aan de voorkant van het proces, zodat de ontwerpers weten waarmee ze rekening dienen te houden. Samenvattend: verlaging van woninginbraken en geweldsdelicten, het vergroten van de actieve betrokkenheid van de burger en het verminderen en voorkomen van overlast en verloedering dragen allen bij aan het verhogen van het gevoel van veiligheid. Het Keurmerk Veilig Wonen, wijkgericht werken, stadsdeelleider en veiligheidsregisseurs en de (her)inrichting van de openbare ruimte/vroege betrokkenheid zullen positief bijdragen aan het veiligheidsgevoel. De buurtpeilingen die iedere twee jaar gemaakt worden, kunnen aanleiding zijn om op buurtniveau op maat gesneden projecten te activeren. De veiligheidsregisseur en de stadsdeelleider spelen hierin een belangrijke rol.
Veiligheidshuis In het beleidsprogramma ‘Samen werken, Samen leven’ (2007) van het kabinet zijn de Veiligheidshuizen opgenomen voor de grote steden. In deze huizen werken gemeenten, jeugd- en zorginstellingen, politie en justitie samen bij de aanpak van criminaliteit en overlast. Preventie en repressie worden hierin effectief op elkaar afgestemd. In de brief ‘Veiligheid begint bij Voorkomen’, die in 2007 naar de Tweede Kamer is gestuurd is aangegeven dat in 2008 een uitbreiding van het aantal Veiligheidshuizen in gang zal worden gezet, zodat uiterlijk in 2009 sprake zal zijn van een landelijk dekkend netwerk. Landelijk wordt inmiddels de meerwaarde van de veiligheidshuizen als volgt samengevat: • Veiligheidshuizen functioneren als een informatieknooppunt waar ketendossiers worden opgebouwd: preventie, repressie en (na)zorg worden met elkaar verbonden. Dit is mogelijk voor individuele gevallen (casusoverleg), groepen (bijvoorbeeld overlastgevende of criminele jeugdgroepen) en voor gebieden. Ketenpartners kunnen gemakkelijker informatie met elkaar delen en direct zaken doen op cliënt niveau. • In de fysieke samenwerkingsomgeving verbetert de aanspreekbaarheid op gemaakte afspraken en toezeggingen en leidt dit eerder tot bijsturing. • De integraliteit en daarmee de kwaliteit van de persoonsgebonden aanpak wordt verhoogd, omdat partners beter bekend zijn met elkaars mogelijkheden tot interventie en het gebruik dat daarvan wordt gemaakt. • De partners maken gezamenlijk risicoanalyses. • Snelheid en efficiency nemen toe door de gezamenlijke aanpak in het Veiligheidshuis. • Door pro-actief plannen van aanpak te maken op cliënt niveau, kunnen deze snel uitgevoerd worden als tegen de betrokken persoon proces-verbaal is opgemaakt. • In een vroeg stadium kan de keuze worden gemaakt tussen zorg, dwang en drang danwel een de combinatie ervan. Bovendien kan vanuit de eerste tussentijdse metingen binnen het veiligheidshuis district Maastricht gesteld worden dat de recidive(snelheid) bij die cliënten waarvoor een persoonsgericht maatwerkplan is gestart, daadwerkelijk afneemt. Over 2008 blijkt dat van de geprioriteerde groep cliënten rond de 56% in de periode dat een persoonsgericht maatwerkplan loopt, niet meer in aanraking is gekomen met politie. Dan is er een groep waarbij er nog wel politiecontacten plaats vinden, maar waarbij deze wel afnemen. Voor de groep die frequent met politie in aanraking blijft komen worden trajecten richting ISD (Inrichting Stelselmatige Daders) in gang gezet. Dit leidt er toe dat de delinquent voor
24
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009 twee jaar ingesloten wordt en van binnen uit aan reïntegratie en terugdringen van recidive gewerkt wordt. Onlangs is een onderzoek gepubliceerd waaruit bleek dat deze maatregel voor deze categorie bijzonder effectief blijkt te zijn. Voor de komende jaren zal via het brede veiligheidssamenwerkingsverband binnen het veiligheidshuis ingezet blijven worden op het terugdringen van criminaliteit en overlast veroorzaakt door - Volwassen en Jeugdige Veelplegers - Alle jeugdige daders/risico jeugd - Notoire overlast veroorzakers - Plegers van huiselijk geweld - Ex-gedetineerden Bij het prioriteren van persoonsgerichte aanpak wordt voorgesteld nadrukkelijker een relatie te leggen tussen veel- en meerplegers en de inbreukcategorieën geweld- en vermogensdelicten.
4.1.2 Veiligheid centrum Bij dit onderdeel van het veiligheidsveld kijken we met name naar het centrum als gebied waar mensen uitgaan en winkelen. Bij de binnenstad als woongebied geldt eveneens de doelstelling zoals deze is geformuleerd onder 4.2. De problematiek van het veilig uitgaan en veilig verblijven in Maastricht is zichtbaar te maken door: • het aantal meldingen van geweldsdelicten • het aantal drugsoverlast meldingen en drugshandel • het aantal diefstallen uit en vanaf motorvoertuigen • het aantal diefstallen van brom-, snor en fietsen • het aantal winkeldiefstallen • het aantal straatroven Op deze zaken zal projectmatig ingespeeld worden. Veel bezoekers van het centrum komen met het openbaar vervoer. Met name voor de bezoekers die met de trein komen is naast een veilig centrum ook de stationsomgeving en de route van het station naar de binnenstad van belang. De achterkant van het station krijgt daarbij nadrukkelijk aandacht vanwege de grote doorloop via de passerelle van drugsgerelateerde personen en ander publiek. Veilig Ondernemen Na het verkrijgen van het certificaat Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO) voor de binnenstad, was het de bedoeling om de in het KVO voorgestelde maatregelen uit te voeren. Deze betroffen onder meer een collectief winkelverbod en collectieve huisregels. De schaal van het kernwinkelgebied blijkt in de praktijk evenwel te groot voor invoering. Er wordt nu in overleg met de ondernemers gekeken of er invoering mogelijk is op kleinere schaal (bijvoorbeeld per straat; per twee straten; per locatie zoals Mosa Forum of Entre Deux.)
Veilig uitgaan Uitvoering van de maatregelen zoals opgenomen in de Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan (KVU) lopen in 2009 door. De horecanota is kaderstellend, de link met overlast en veiligheid wordt nadrukkelijk gelegd. Aandacht voor drugsgerelateerde problematiek; inzet van de exploitatievergunning voor horeca-inrichtingen; aandacht voor brandveiligheid (gebruiksvergunningen) en stringentere controle op alcoholverstrekking zijn enkele thema’s. De veiligheidsanalyse geeft geen aanleiding te stoppen met het KVO en KVU. Belangrijk is het principe van ‘vroeg, samen en open’. Op dit punt ligt het initiatief bij de ondernemers en niet bij de gemeente. Commitment van de ondernemers om zelf bij te dragen aan een keurmerk is een noodzakelijke voorwaarde. Er zijn verschillende pogingen geweest dit op te pakken voor de
25
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009 binnenstad, maar de urgentie bij de ondernemers ontbreekt. Nieuwe initiatieven vanuit de ondernemers zullen uiteraard worden bekeken en zonodig opgepakt. Veiligheid en evenementen Veiligheid bij evenementen ziet op een veilig en doelmatig gebruik van de openbare ruimte. Enerzijds betekent dit een voorafgaande toetsing van initiatieven en daarbij gebruikte materialen (tenten, podia, tribunes.) aan de geldende normen. Anderzijds wordt gekeken naar de algemene beheersbaarheid, crowd management en beïnvloeding van publieksgedrag. Organisatoren worden bij de vergunningverlening hier nadrukkelijk op aangesproken. Zij worden ook bij de uitvoering van het evenement verantwoordelijk gesteld voor de aspecten van openbare orde en veiligheid. (bijvoobeeld de inzet van gecertificeerde veiligheidsmedewerkers.) Dit gebeurt in het ‘Multidisciplinaire adviserende openbare orde en veiligheidsoverleg’ van de gemeente. Het evenementenbeleid wordt verder aangescherpt. In relatie tot veiligheid is er meer expliciete aandacht voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. De reguliere gebruiksfunctie van de openbare ruimte moet zoveel mogelijk worden gerespecteerd. Hierbij spelen leefbaarheidaspecten, bereikbaarheid en hinder een rol. Daarbij wordt ook gestreefd naar een evenwichtige belasting van locaties. Risico’s historische binnenstad, bezoekersconcentraties, evenementen Het calamiteitenplan voor de binnenstad is in 2008 afgerond en wordt in 2009 geïmplementeerd. Met het calamiteitenplan binnenstad willen we een aantal risico’s inperken door ervoor te zorgen dat de hulpdiensten goed op elkaar afgestemd zijn en een aantal preventieve maatregelen te nemen, zoals: - bereikbaarheidskaarten specifiek voor de binnenstad; - locatiebeleid gericht op de evenemententerreinen met zijn specifieke kenmerken Het calamiteitenplan “Binnenstad Maastricht” voorziet in een draaiboek waarin: - voorbereide acties bij het optreden van calamiteiten in de binnenstad van Maastricht waarbij grote mensenmassa’s betrokken zijn, zijn vastgelegd; - de coördinatie tussen de hulpverleningsdiensten en de gemeente in Maastricht wordt bewerkstelligd; - de rampenbestrijdingsorganisatie op mogelijke scenario’s wordt voorbereidt; - wordt aangegeven wie de verantwoordelijkheid draagt voor de uitvoering van de te treffen maatregelen. Het calamiteitenplan “Binnenstad Maastricht” beschrijft het multidisciplinaire optreden van de hulpdiensten bij calamiteiten in de binnenstad als er grote mensenmassa’s aanwezig zijn. Deze situatie kan zich voordoen tijdens een georganiseerd evenement of tijdens een spontane drukte in de binnenstad tijdens bijvoorbeeld een koopzondag. Om informatie omtrent de binnenstad uit kunnen wisselen zal voor de operationele diensten en ambtenaren van de gemeente Maastricht op interactieve wijze een informatiebron worden ontwikkeld. Hier zal informatie worden uitgewisseld op het gebied van: - Scenario’s (bijv. slecht weer, stroomstoring) - Vergunningvoorwaarden en afgegeven vergunningen - Evenementenkalenders (ook regionaal) - Locatiebeleid - Opschaling - Contactpersonen - Plattegronden Deze methode zal ook voor de regio mogelijk worden gemaakt.
26
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009
4.2
Bedrijvigheid en veiligheid
Het tweede veiligheidsveld volgens de VNG-indeling is ‘Bedrijvigheid en veiligheid’. In het programma Veiligheid 2009-2014 zijn de volgende doelen geformuleerd met betrekking tot het onderwerp bedrijvigheid en veiligheid:
Vroeg: Samen: Open:
Bij het maken van plannen voor bedrijventerreinen en winkelgebieden worden randvoorwaarden geschapen zodat derden mee kunnen doen. Zo mogelijk worden de plannen samen met derden gerealiseerd. Daar waar derden niet meedoen, beperkt de overheid zich tot de basistaak. Een actieve communicatie over successen en falen.
Veiligheidsthema’s rondom bedrijvigheid hebben naast fysieke aspecten ook te maken met de sociale onveiligheid. Het betreft zowel slachtofferschap waar bedrijven mee geconfronteerd worden als het zelf veroorzaken van onveiligheid, inherent aan de bedrijvigheid. In Maastricht zijn met betrekking tot bedrijvigheid en veiligheid de volgende problematieken aan de orde gesteld: -
Aanwezigheid onveiligheidsgevoelens binnen het uitgaansgebied Markt/Boschstraat. (veilig uitgaan) Aanwezigheid criminaliteit in het kernwinkelgebied waar ondernemers, werknemers en klanten last van hebben (veilig ondernemen winkelcentra) Onveiligheid bedrijventerreinen Onveiligheid in relatie tot (grootschalige) evenementen
Op buurtniveau spelen de volgende thema’s: - diverse vormen van criminaliteit: Belvédère, Beatrixhaven, Bosscherveld, binnenstad Veilig ondernemen Veiligheid is ook een belangrijk thema bij de Maastrichtse ondernemers. Het verhogen van de veiligheid bevordert de aantrekkelijkheid van winkelgebieden/bedrijventerreinen en draagt bij aan een optimaal vestigingsklimaat. Veiligheid bedrijventerreinen Diverse maatregelen uit het convenant Keurmerk Veilig Ondernemen zijn voor het bedrijventerrein Beatrixhaven en voor Randwyck afgerond. Het betreft veelal technische voorzieningen, waarvan inmiddels het effect landelijk is aangetoond. Voor Scharn loopt de uitvoering in 2009 door. Voor het Bosscherveld heeft schouw plaatsgevonden. In afwachting van de ontwikkelingen rondom Belvédère worden tijdelijke maatregelen overwogen. Dat geldt ook voor het bedrijfsterrein Maastricht/Eijsden. Hier is sprake van regionale samenwerking waarvoor een gezamenlijk convenantondertekening is voorzien. Certificering is aan de orde voor de bedrijventerreinen Beatrixhaven, Bosscherveld, Scharn en Maastricht/Eijsden voor het verkrijgen van een 1ste ster.
4.3 vroeg samen open
Jeugd en Veiligheid Wij kennen onze jeugd en hun ‘vraag’ (behoefte/problemen) Toepassing van de combinatie preventie, (na)zorg en repressie In samenwerking met onze partners (professional en burger) Een actieve communicatie over successen en falen.
De aandacht voor de jeugd en jongeren is een van de belangrijkste aandachtspunten binnen dit derde veiligheidsveld.
27
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009 Jeugd- en veiligheidsbeleid bevindt zich op het snijvlak van het lokale jeugdbeleid en het lokale veiligheidsbeleid. Daarbij gaat het niet alleen om jeugdigen die in hun omgeving problemen veroorzaken (onveiligheid door jeugd) maar ook om jeugdigen die problemen ondervinden en hulp nodig hebben (onveiligheid voor jeugd). Een adequate aanpak van jeugd- en veiligheidsproblematiek, zoals ingezet met het ‘uitvoeringsprogramma Jeugd en Veiligheid augustus 2006’, is ook in de komende jaren noodzakelijk. Onder adequaat verstaan wij een heldere en gedragen ambitie t.a.v. de aan te pakken problematiek in relatie tot een gecombineerde inzet van maatregelen op het gebied van: Ondersteuning & hulpverlening: is vooral bedoeld om te voorkomen dat individuen in de toekomst crimineel en overlastgevend gedrag vertonen. De eerste groep maatregelen richt zich soms op brede groepen in de samenleving en soms op specifieke gezinnen die behoefte hebben aan extra ondersteuning. In al deze gevallen gaat het om interventies met als doel de sociale en cognitieve ontwikkelingen van jongeren gunstiger te laten verlopen. De tweede groep maatregelen richt zich op individuele jongeren die (nog) niet in het justitiële circuit verkeren, maar wel probleemgedrag vertonen en soms ook wel met de politie in contact zijn gekomen. Jongeren die hardnekkige gedragsproblemen vertonen, hebben een verhoogde kans om later (ernstige) strafbare feiten te plegen. Gelegenheidsbeperking: beoogt vooral de gelegenheid tot criminaliteit en overlast zoveel mogelijk te beperken. Repressie: de maatregelen zijn vooral op de individuele dader gericht. Het herstel van de rechtsorde en de belangen van het slachtoffer spelen hier echter ook een rol. Over de voorbije periode kan de volgende ontwikkeling t.a.v. de doelen zoals geformuleerd in het lopende uitvoeringsprogramma ‘Jeugd en Veiligheid’ geschetst worden: Doel Verbetering beleefde veiligheid onder jeugdigen met 10%, ofwel van 69,2(2003) naar 59,2 (2009) Afname aantal meldingen jeugdoverlast met 10%, ofwel van 859 (2004) naar 773 (2009) Afname hinderlijke/overlastgevende en criminele jeugdgroepen Afname recidive jeugdige veelplegers
Realisatie voelt zich wel eens onveilig 55% meldingen jeugdoverlast
622
Hinderlijke groepen: Overlastgevende groepen: Criminele jeugdgroepen: Harde kernjongeren: Jeugdige meerplegers: Jeugdige veelplegers:
van 30 naar 27 van 6 naar 5 van 2 naar 0 122 naar 26 152 naar 86 14 naar 15
In het algemeen is sprake van een dalende tendens voor wat betreft jeugdoverlast en jeugdcriminaliteit en een stijgende tendens t.a.v. de beleefde veiligheid onder jongeren. Het blijft moeilijk de resultaten één op één toe te rekenen aan de ingezette maatregelen in de voorbije periode. Er zijn wel aanwijzingen dat bepaalde maatregelen effectief zijn. Met name de combinatie van preventie, repressie en zorg, de persoonsgerichte aanpak, het toerusten en activeren van burgers en het vastpakken en niet meer loslaten van risico jongeren/jeugdige plegers zolang er sprake is van problematisch gedrag, in combinatie met intensieve begeleiding en coaching, lijken hun vruchten af te werpen. Dat beeld wordt ook landelijk door best practices en onderzoek ondersteund.
28
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009 De aanpak van jeugdoverlast en jeugdcriminaliteit is een kwestie van blijvende aandacht.
De volgende doelen worden voor de komende periode geformuleerd: Doel 1: Jeugdoverlast in Maastricht blijft minimaal gehandhaafd op het huidige niveau en waar mogelijk nog verder teruggebracht (5%) Doel 2: 100% van de jeugdige beginners (first offenders) (12-24 jaar) wordt gescreend op risicofactoren in relatie tot (beginnende) jeugdcriminaliteit. Is er sprake van (meerdere) risicofactoren wordt er gericht geïntervenieerd middels de PGA aanpak om verder afglijden te voorkomen (n=295/april 2009) Doel 3: Het aantal harde kern jongeren, jeugdige meer- en veelplegers neemt verder af t.o.v. 2009 (april). Voor elke jeugdige veelpleger (n=15) en (persisterende)harde kern jongere (n=30) wordt een persoonsgericht maatwerkplan opgesteld en uitgevoerd Doel 4: Het alcoholgebruik door jongeren onder de 16 jaar en van jongeren tussen de 16 en 23 jaar is in 2014 gedaald t.o.v de nulmeting 2010 (GGD jeugdmonitor)
1. De jongerenoverlast in Maastricht blijft in 2014 minimaal gehandhaafd op het huidige niveau (2008: 622 meldingen) en waar mogelijk nog verder teruggebracht (indicatief 5%) In 2014 moet de jongerenoverlast in Maastricht niet hoger zijn dan het niveau van 2008 en daar waar mogelijk nog verder worden teruggebracht. Daarnaast wordt de ervaren overlast van jongeren door burgers gemeten bij de integrale buurtpeiling, die in Maastricht eens in de twee jaar wordt afgenomen. De aanname is dat maatregelen zoals Mentoren op Straat, Buurtbemiddeling, het Jeugd Interventie Team (aanpak overlastgevende jeugdgroepen), het Jeugd Preventie Platform (persoonsgerichte aanpak individuele risico jongeren en overlastgevende jongeren), het schrijven van brieven aan ouders van overlastgevende jongeren bijdragen aan de daling van de jongerenoverlast. Deze aanpak wordt voortgezet. 2. Alle first offenders(12 -24 jaar) worden gescreend en in geval van aanwezige risicofactoren voorzien van een persoonsgericht maatwerkplan Onder het motto we kennen onze jeugdigen, weten we bij wie ingrijpen noodzakelijk is. We spreken met partners af dat we dit ook doen. Uit de wetenschap weten we dat vroege starters, indien niet tijdig wordt ingegrepen, veelal lang doorgaan in hun criminele carrière. Om dit te voorkomen is vroegsignalering en tijdig ingrijpen van groot belang. Het Jeugd Preventie Platform (JPP) is hierbij één van de voornaamste instrumenten. Hierbij is de relatie met de in ontwikkeling zijnde verwijsindex risicojeugd en de Centra voor Jeugd en Gezin een belangrijke om mee te verbinden. De interventies zijn preventief gericht, maar schalen op richting drang en dwang waar nodig. Betrokkenheid van ouders en omgeving van de jongeren zullen nadrukkelijker gestalte gaan krijgen door hen als partner in het maatwerkplan te positioneren. Instrumenten als ‘eigen kracht conferenties’ zullen hiertoe ingezet gaan worden. 3. Het aantal harde kern jongeren, jeugdige veel- en meerplegers neemt verder af t.o.v. 2008 Het terugbrengen van de (beginnende) jeugdcriminaliteit in Maastricht blijft ook de komende periode een speerpunt. Hierbij maken we een onderscheid tussen de zogenaamde “first offenders” en recidivisten. De eerste resultaten gerealiseerd vanuit het veiligheidshuis zijn dermate hoopgevend dat het van belang is deze in de komende jaren verder uit te bouwen. Via het Justitieel Casusoverleg, de
29
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009 persoonsgerichte aanpak van jeugdige veel- en meerplegers en harde kern jongeren wordt gezocht naar structurele oplossingen in de vorm van maatwerk trajecten gericht op het terugdringen van recidive en het verder afglijden in een criminele carrière. Meer aandacht zal hierbij uit gaan naar een (multi)systeem gerichte benadering en het fenomeen intergenerationele overdracht. Ook de nazorg wordt gezien als een belangrijke preventieve maatregel om te voorkomen dat jeugdigen die terugkeren uit een strafrechterlijke of civiel rechterlijke maatregel, terugvallen in oud gedrag. Op basis van de half jaarlijkse analyse van politie kan de ontwikkeling van het aantal jeugdige first offenders, meer- en veelplegers en harde kern jongeren nauwlettend gevolgd worden. In samenwerking met de politie worden jaarlijks ook de hinderlijke, overlastgevende en criminele jeugdgroepen in kaart gebracht en geanalyseerd. Op basis hiervan worden gericht jeugdgroepen geprioriteerd voor de aanpak vanuit een Jeugd Interventie Team. 4. Het alcoholgebruik door jongeren onder de 16 jaar en jongeren van 16 jaar tot 23 jaar is gedaald in 2014 ten opzichte van 2010. Jongeren beginnen steeds jonger met drinken, bovendien drinken zij steeds meer. De drinkende jeugd is een probleem dat landelijk prioriteit heeft. Op rijksniveau streeft het kabinet ernaar om het percentage drinkende jongeren van 12-15 jaar in 2011 terug te brengen tot 62% (in 2003 was dit 82%). Met betrekking tot de jongeren onder de 16, wordt er in Maastricht naar gestreefd om het aantal jongeren dat gedurende een periode van vier weken dronken/aangeschoten is geweest in 2014 t.o.v. 2010 met 5% te laten dalen. (cijfers uit Jeugdmonitor GGD 2005=9%). Het aantal 16-17 jarigen dat 20 glazen alcohol of meer per week drinkt moet in 2014 gedaald zijn met 5% ten opzichte van 2010. (percentage jongeren dat 20 glazen of meer drinkt in 2005 was conform de Jeugdmonitor GGD 12%). Bij de uitwerking van het beleid wordt een onderscheid gemaakt in jongeren onder de 16 jaar en jongeren tussen de 16 en 23 jaar. Tegengaan van alcoholgebruik vraagt om een gezamenlijke aanpak. Naast de jongeren zelf, zijn de ouders, de horecaondernemers, maar ook sportverenigingen en het onderwijsveld belangrijke partners. De gemeente zal hierbij ook sterk inzetten op het stimuleren van de eigen verantwoordelijkheid. De komende jaren wordt, naast de reguliere preventieaanpak in het kader van Schoolslag, via wijkgerichte projecten gewerkt. In het voorjaar van 2009 komt het kabinet met een wetsvoorstel dat het toezicht op de Drank- en Horecawet (waaronder de controle op de handhaving van de leeftijdgrenzen) in 2010 overhevelt naar de gemeenten. Gemeenten kunnen dan zelf bepalen hoe zij hun beleid willen handhaven. Zowel in de regionale aanpak als de lokale aanpak verdient dit veel aandacht.
4.4 vroeg samen
open
Fysieke veiligheid De gemeente maakt plannen om zich voor te bereiden op crisissen en rampen. Multidisciplinaire samenwerking tussen brandweer, politie, GHOR en gemeente. Door de bouw van het MCC (Multidisciplinair Coördinatie Centrum) wordt dit verder versterkt Bij wet is de gemeente verplicht te communiceren over de risico’s binnen de gemeente.
30
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009 In het programma Veiligheid 2009-2014 zijn de volgende doelen geformuleerd met betrekking tot het onderwerp fysieke veiligheid De crisisbeheersing- en rampenbestrijdingsorganisatie moet worden aangepast aan de eisen zoals die gelden per 1 januari 2010 ingevolge de nieuwe Wet Veiligheidsregio’s. Dit geldt zowel voor de lokale organisatie als de organisatie op basis van de samenwerking binnen de veiligheidsregio ZuidLimburg. Voorbereiding op de rampenbestrijding vindt mede plaats op basis van het beleidsplan crisisbeheersing. Onder een crisis worden in dit verband begrepen calamiteiten als natuurrampen, grote branden, langdurige stroomstoringen, wateroverlast en het uitbreken van besmettelijke ziekten maar ook terroristische dreiging of aanslagen. Crisisbeheersing vereist een perfecte organisatie. Het ontwikkelde oefenbeleid – in regionaal verband – wordt regelmatig geconcretiseerd en leidt waar nodig tot (operationele) aanpassingen. Momenteel worden de taken op het gebied van crisisbeheersing en -bestrijding uitgevoerd door de regionale brandweer Zuid-Limburg, de regionale Politie,de GHOR, een groot aantal gemeentelijke diensten en diverse externe betrokkenen. Regionale voorbereiding De samenwerking op het gebied van rampenbestrijding en crisisbeheersing binnen de Veiligheidsregio Zuid-Limburg is momenteel volop in ontwikkeling. In de veiligheidsregio werken brandweer, geneeskundige diensten en politie samen aan de hulpverlening aan de burger. Ook wordt het optreden van gemeentelijke en andere diensten in samenwerking met de hulpverleningsdiensten in geval van een ramp of een crisis in de veiligheidsregio geregeld. Vanuit het organisatieonderdeel gemeenten wordt met name vorm gegeven aan vergaande uniformering van de planvorming binnen de 19 gemeenten in de regio. De gemeentelijke vertegenwoordiging in het Regionaal Operationeel Team (ROT) te Maastricht wordt gegarandeerd door een piketregeling voor gemeentesecretarissen en ambtenaren rampenbestrijding. De gemeente Maastricht doet mee aan beide piketfuncties. Vanuit het ROT worden bij een calamiteit de gemeentelijke processen in de rampenbestrijding gecoördineerd. Het ROT ondersteunt daarmee de getroffen gemeente. De samenwerking richt zich uiteindelijk op de volgende - gemeentelijke processen / activiteiten: -
Sectie ondersteuning ROT Voorlichting en communicatie Milieu en inzamelen besmette waren Registreren slachtoffers (CRIB) Opvang en verzorging Uitvaartverzorging IAC / Nazorg Schaderegistratie (CRAS)
Lokale voorbereiding Rampenbestrijding en crisisbeheersing De gemeente Maastricht moet haar rampenbestrijdingsorganisatie herinrichten conform de Wet op de Veiligheidsregio. De bestaande organisatiestructuur is gebaseerd op de Wet Rampen en Zware Ongevallen. De provincie toetste deze jaarlijks. De op het rampenplan gebaseerde rampenbestrijdingsplannen voldoen aan de eisen. De rampenbestrijdingsorganisatie is gegroeid door kennis en ervaring. Er werd steeds gewerkt conform de praktijk van het dagelijks handelen. Iedereen levert tijdens rampsituaties bijdragen die aansluiten op de eigen, dagelijkse werkzaamheden. Veelal gebeurt dit op basis van vrijwilligheid, de taken die specifiek zijn voor rampenbestrijding doet men naast het reguliere werk. Met de komst van de veiligheidsregio wordt de nieuwe organisatie ingericht op basis van het bestaande rampenplan. In de Wet Veiligheidsregio's is in artikel 14 opgenomen dat iedere regio beschikt over een crisisplan. Een operationeel plan dat de generieke aanpak van rampen en crisissen in de regio beschrijft. Het plan vervangt op termijn het gemeentelijk rampenplan. De kern van het
31
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009 crisisplan is gebaseerd op het SGBO (Staf Grootschalig Bijzonder Optreden). Deze organisatiestructuur vormt de basis van de crisisorganisatie. Het is een multidisciplinair model waarin alle activiteiten en processen die tijdens een crisis aan de orde kunnen komen een plek hebben gekregen. De informatievoorziening en de ondersteunende processen hebben een meer prominente rol in het crisisplan dan in de bestaande planvorming. Hoogwater Veiligheid in relatie tot natuurgeweld is voor Maastricht een bekend fenomeen in de vorm van hoogwateroverlast. Een vorm van onveiligheid die ondanks de grilligheid redelijk hanteerbaar is: dat is te danken aan planvorming, ervaring en een goede ketenwerking. Minder voorzienbare natuurrisico’s vergen bij voorkomen een efficiënt optreden van de calamiteitenorganisatie, waarbij een beroep wordt gedaan op algemene planvorming, geoefendheid, specifieke deskundigheden en op betrokkenen die vanuit hun dagelijkse praktijk een bijdrage kunnen leveren. Brandweer, Politie, de Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen en Gemeenten werken samen. De lessen die er worden geleerd werken door in de hele veiligheidsketen. Het plan hoogwateroverlast is regionaal vertaald. Daadwerkelijke overlast en de dreiging ervan is regelmatig aan de orde. Het plan is na de aanleg van de kades geactualiseerd, waarbij rekening is gehouden met de nieuwe badkuipsituatie. Als er wateroverlast komt staat het water hoger en blijft het langer staan. De maatregelen zijn daarop aangepast. Versterken van het communicatietraject rondom veiligheid. De beoogde versterkte communicatie op het vlak van veiligheid en risico’s is voor de fysieke veiligheid gedeeltelijk gerealiseerd. Zowel landelijk, regionaal als gemeentelijk wordt voldoende aan risicocommunicatie gedaan. Te denken valt aan de hoogwaterfilm, de verschillende folders over risico’s in de stad, de landelijke campagnes “Denk vooruit”, de provinciale risicokaart etc. De mate van risicobewustzijn is niettemin nog steeds laag. Continuïteit in de aanpak is aan de orde evenals een beleidsverschuiving: meer inzetten op het gedrag van mensen. In alledaagse zaken mensen bewust maken van de risico’s en hoe te handelen bij incidenten. Het inschakelen van commerciële partijen kan hierbij helpen. Daarnaast zal er een accentverschuiving plaatsvinden op het gebruik van brandveiligheidssystemen. Er zal met name worden gehandhaafd op het gebruik van deze systemen i.p.v. op de techniek, door middel van educatie en voorlichting. A2-tunnel De realisatie van de A2-tunnel door Maastricht heeft verregaande consequenties in de veiligheidsketen. Niet alleen in de ontwerpfase van het project dient het aspect veiligheid meteen te worden meegenomen. Tijdens de bouw en als de tunnel er eenmaal is dan dient de hulpverlening tijdig ter plaatse te zijn ondanks de bouw van de A2-tunnel. Dit kan betekenen dat er een tweede kazerne aan de westzijde van Maastricht gerealiseerd moet worden. Fysieke veiligheidsaspecten Veiligheid gerelateerd aan fysieke aspecten omvat thema’s die samenhangen met gevaarlijke stoffen, verkeer, gebouwen, natuur, calamiteiten. Thema’s die direct aan risico’s zijn gekoppeld. Relevant voor de veiligheid in de stad is het identificeren en beoordelen van risico’s en het nemen van maatregelen die niet acceptabel geachte risico’s beperken of beheersbaar maken. Dergelijke risico-inventarisaties zijn opgesteld en het niveau van maatregelen is daarop afgestemd. Het betreft de voorzienbare risico’s. Fysieke veiligheid in relatie tot externe veiligheid/gevaarlijke stoffen speelt in Maastricht een rol. Er zijn vijf bedrijven die ten aanzien van emissies naar lucht, bodem, water en brandveiligheid grote impact kunnen hebben. Ze vallen onder het Besluit Risico’s Zware Ongevallen, waardoor er aan een aantal voorwaarden moet worden voldaan. Het betreft Chemical Warehouse, Colortrend, Tessenderlo Chemie Maastricht, Ciba Specialty Chemicals Maastricht bv en Johnson Matthey bv. De planvorming is op orde gebracht en er vinden intensieve controles van de betrokken bedrijven plaats in samenwerking met de provincie. Het project heeft een onbepaalde doorlooptijd. Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) betreft in kwantitatieve zin een groter aantal bedrijven maar het is een minder zware categorie. Er wordt verantwoord met risico’s en verantwoordelijkheden omgegaan.
32
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009 Brandveiligheid De Brandveiligheid in Maastricht kent risico’s die gerelateerd zijn aan de hoge bewonersdichtheid en bezoekersdichtheid, de aanwezigheid van veel studentenpanden en de historische binnenstad. Er is een inhaalslag geweest met betrekking tot het vaststellen en de controle daarop van het niveau van brandveiligheid van gebouwen waarin relatief veel mensen of niet zelfredzame personen verblijven en van studentenhuizen. Na de invoering van het gebruiksbesluit per 1 november 2008 is het te hanteren brandveiligheidniveau opgenomen in een algemene maatregel van bestuur. Het meldings- en vergunningenstelsel is nu in het reguliere productieproces geïntegreerd. Het is nu prioriteit om door middel van controles en handhaving het vereiste en tijdens de inhaalslag bereikte veiligheidsniveau vast te houden. Constructieveiligheid Constructieveiligheid is een extra aandachtspunt in het beleid. Er is sprake van een intensieve aanpak zowel bij beoordelingen van bouwaanvragen als bij toezicht tijdens de bouw. Op basis van vastgestelde protocollen, waarin voor de diverse onderdelen de toetsniveaus zijn vastgesteld, worden aanvragen op het onderdeel constructies getoetst. Vooropgesteld moet wel worden dat de primaire verantwoordelijkheid voor een deugdelijke berekening van de constructie berust bij de aanvrager van de vergunning. De situatie van Maastricht kenmerkt zich door veel en veelal omvangrijke projecten, zoals A2, Belvédère, Caberg-Malpertuis, KPN-locatie en de studentencampus.
4.5
Integriteit en veiligheid
Vroeg
Samen
Open
In Maastricht wordt veel gedaan om te voorkomen dat criminelen de middelen die de stad te bieden heeft kunnen misbruiken voor criminele doeleinden. Een goed voorbeeld hiervan is de Wet BIBOB waarmee aan de voorkant de integriteit van ondernemers getoetst kan worden. Daarnaast gaat de exploitatievergunning een brede toepassing krijgen waardoor malafide ondernemers eenvoudig(er) geweerd kunnen worden. Een ander voorbeeld is de inzet van een Flexteam. Dit team zal niet alleen door middel van handhavend optreden proberen ernstige vormen van overlast te bestrijden, maar ook door het wijzen van de burger op de eigen verantwoordelijkheid om zelf de overlast te (doen) beëindigen en zodoende handhaving te voorkomen Een Flexteam werkt samen met verschillende overheidspartners om door middel van gezamenlijke aanpak overlast te bestrijden. Hetzelfde geldt voor de samenwerking op grond van het “Regionaal convenant Geïntegreerde Decentrale Aanpak Georganiseerde Misdaad” en het convenant “Ketenaanpak Samenwerkende Overheden”. Dankzij deze convenanten kunnen verschillende partners (politie, justitie, belastingdienst, gemeente etc.) informatie uitwisselen ten behoeve van een gezamenlijke aanpak van criminaliteit, om zodoende de vermenging tussen onderen bovenwereld tegen te gaan. Daarnaast maakt Maastricht gebruik van haar wettelijke bevoegdheden om de aantasting van het woon- en leefklimaat en de veiligheid van burgers zoveel als mogelijk te borgen. Voorbeelden zijn sluiting van drugspanden met gebruikmaking van het Damoclesbeleid en het ingrijpen bij huiselijk geweld met gebruikmaking van de Wet tijdelijk huisverbod. Veiligheid en veiligheidsgevoelens worden versterkt door een goede communicatie tussen overheid en burgers. Het zichtbaar optreden tegen aantasting van het woon- en leefklimaat en het optreden tegen ernstige vormen van overlast met behulp van bijvoorbeeld een Flexteam dragen bij aan de veiligheid in de stad. Hiervoor is het van belang dat de Maastrichtse burger weet waar klachten gemeld kunnen worden en wat er vervolgens met de klacht gedaan wordt. De harde en zichtbare aanpak van criminaliteit maakt dat Maastricht een onaantrekkelijke stad wordt voor criminelen
33
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009 Algemeen In dit veiligheidsveld wordt niet ingegaan op de integriteit van het eigen personeel en de beveiliging van de informatievoorziening. Dit zijn aspecten die nadrukkelijk bij het organisatiebeleid en personeelsbeleid van de gemeente liggen. Voor deze nota laten we die buiten beschouwing. In dit meerjarenprogramma is het volgende doel geformuleerd met betrekking tot het onderwerp Integriteit. Door middel van geïntegreerde en bestuurlijke aanpak van (georganiseerde) criminaliteit voorkomen dat er vermenging tussen onder- en bovenwereld ontstaat. Daarnaast voorkomen dat criminelen door de overheid worden gefaciliteerd. Limburg Zuid staat landelijk, na Amsterdam-Amstelland en Rotterdam-Rijnmond, mede door haar ligging in de Euregio, op de derde plaats op de criminaliteitsranglijst. In het Dagelijks Veiligheidsbestuur van de (politie)regio Limburg Zuid is in 2004 het gemeenschappelijk besef ontstaan dat alles in het werk gesteld moest worden om te voorkomen dat de (lokale) overheid onbewust en onbedoeld, maar wel actief, meewerkt aan infiltratie van de onderwereld in de bovenwereld en/of dat de (lokale) overheid criminelen onbedoeld faciliteert in het verkrijgen van vastgoed en vergunningen. Wetenschappelijk onderzoek heeft uitgewezen dat georganiseerde criminaliteit inderdaad gebruik maakt van de infrastructuur binnen de Euregio om criminele activiteiten uit te kunnen voeren. Fijnaut en zijn medeauteurs stellen op basis van een criminaliteitsbeeldanalyse in dit gebied dat voor de productie, opslag en handel in verdovende middelen in ruime mate gebruik wordt gemaakt van onder meer woningen en bedrijfspanden in de regio. Die panden worden ook gebruikt voor andere illegale activiteiten zoals de opslag van goederen uit bedrijf- en voertuigdiefstallen, vrouwenhandel en het onderbrengen van illegalen bij mensensmokkel. Via horecavergunningen, uitzendbureaus, lege BV's, seksinrichtingen en (illegale) tewerkstelling worden illegale activiteiten voorzien van een dekmantel, dan wel "gewit". Aangezien criminele samenwerkingsverbanden op deze manier gebruik maken van de lokale legale economische en juridische instrumenten in verschillende branches om criminele handelingen te verrichten, te verhullen of crimineel geld te investeren, kan gesteld worden dat georganiseerde misdaad logischerwijs lokaal geworteld is. De onderzoekers benadrukken dat met name de oriëntatie van de georganiseerde criminele netwerken op het verwerven van vastgoed sterk aanwezig is. Aantasting van de openbare orde, verloedering van straten en wijken, grootschalige criminele investeringen in vastgoed en een groeiende vervlechting tussen de onder- en bovenwereld zijn een gevolg van georganiseerde criminaliteit. Dit leidt uiteindelijk tot aantasting van het maatschappelijk bestel. Door de gemeente Maastricht worden verschillende mogelijkheden en wettelijke bevoegdheden benut om de aantasting van het woon- en leefklimaat te voorkomen dan wel te beperken. Voorbeelden hiervan zijn het BIBOB beleid, Damoclesbeleid, Prostitutiebeleid, Coffeeshopbeleid en diverse convenanten. Samenwerking en informatievoorziening Een effectieve bestrijding van georganiseerde criminaliteit heeft alleen kans van slagen als ook de bestaansvoorwaarden van criminelen worden aangepakt en financiële machtsposities van criminelen worden doorbroken. Een zuiver strafrechtelijke aanpak is op dit punt niet effectief. Er moet op geïntegreerde wijze – strafrechtelijk, bestuurlijk, fiscaal en civielrechtelijk – worden ingegrepen. Door koppeling van diverse open, halfopen en gesloten informatiebronnen kan veel effectiever worden opgetreden tegen georganiseerde vormen van criminaliteit. Vanuit de insteek vastgoed worden structureel panden in de gemeente Maastricht doorgelicht. Op deze wijze wordt zichtbaar of en welke criminele personen/organisaties een financiële machtspositie in de gemeente Maastricht hebben. Deze informatie wordt op basis van een convenant (Regionaal convenant Geïntegreerde Decentrale Aanpak Georganiseerde Misdaad) gedeeld met verschillende overheidspartners (belasting, politie, justitie etc.), zodat op geïntegreerde wijze kan worden opgetreden.
34
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009 Het doel van deze wijze van (geïntegreerd) optreden is: -
voorkomen dat criminelen door de overheid worden gefaciliteerd (o.a. vergunningen); voorkomen dat een vermenging onderwereld-bovenwereld ontstaat; economische machtsposities doorbreken die zijn opgebouwd met kapitaal dat met criminele activiteiten is verdiend.
Het Dagelijks Veiligheidsbestuur (de Strategische Stuurgroep) van Limburg Zuid heeft ervoor gekozen de geïntegreerde aanpak in haar regio specifiek te concentreren op misstanden in de vastgoedsector. Immers, georganiseerde criminaliteit heeft vaak - zo niet altijd – direct of indirect met vastgoed te maken. Deze keuze is wetenschappelijk onderbouwd. In de aanpak is gekozen voor een twee sporen beleid. Per gemeente zijn gebieden en branches aangewezen en onder regie van het lokaal bestuur (burgemeester) worden malafide vergunningplichtige panden aangepakt. Daarnaast is een instrument ontwikkeld om ook malafide niet-vergunningplichtige panden / eigenaren te bestrijden. Om de geïntegreerde aanpak mogelijk te maken zijn per gemeente in de regio Limburg Zuid lokale werkgroepen samengesteld en is overkoepelend een Regionaal Informatie en Expertise Centrum (RIEC) opgezet. De lokale teams en het RIEC dienen elkaar te versterken. Het gaat bij het RIEC om informatie-uitwisseling, bovenlokale samenwerking en integrale samenwerking vanuit meerdere disciplines (strafrecht, bestuursrecht en civiel- en fiscaalrecht) in de aanpak van criminele hoofdactiviteiten zoals bijv. drugshandel maar ook om criminele nevenactiviteiten zoals betrokkenheid van financiële dienstverleners (bijv. fiscalisten, notarissen, accountants en advocaten), investeringen in bedrijven en panden en witwassen van criminele gelden. Volgens het Nationaal Dreigingsbeeld 2004 van de Dienst Nationale Recherche is het investeren in onroerend goed voor criminelen aantrekkelijk aangezien het een tamelijk waardevaste belegging vormt, het mogelijkheden tot witwassen biedt, het bijkomende inkomsten levert, het logistieke mogelijkheden biedt tot afscherming van illegale activiteiten en omdat het machtsposities verschaft in de bovenwereld. Wet BIBOB Op 1 juni 2003 is de wet BIBOB (de Wet Bevordering Integriteitbeoordelingen door het Openbaar Bestuur) in werking getreden. Deze wet geeft overheidsbesturen in bepaalde aangewezen sectoren een extra weigerings- en intrekkingsgrond voor vergunningen en subsidies, en biedt mogelijkheden bij bepaalde aanbestedingen (ivm criminaliteitsbestrijding). Met andere woorden de Wet BIBOB geeft bestuursorganen een extra instrument in handen om de integriteit te controleren van partners met wie zij zaken doet. De gemeente Maastricht heeft gekozen voor een gefaseerde implementatie van de Wet BIBOB. Sedert 6 januari 2004 is een BIBOB beleidslijn van kracht. Aanvankelijk was alleen screening van vergunningaanvragen voor horeca- en seksinrichtingen, coffeeshops en smart- en growshops mogelijk. Sedert januari 2007 is bovengenoemde BIBOB beleidslijn ook van toepassing verklaard op de bouwvergunningen. Bij alle vergunningaanvragen wordt een BIBOB-intake toegepast, indien de aanvraag betrekking heeft op of verband houdt met een door het College, onderscheidenlijk de Burgemeester, aangewezen risicogebied. Ook vergunningaanvragen voor coffeeshops, seksinrichtingen en smart-, en growshops worden altijd aan een BIBOB-intake onderworpen ongeacht de ligging van de inrichting. Bij vergunningaanvragen die geen betrekking hebben op of verband houden met een door het College, onderscheidenlijk de Burgemeester, aangewezen risicogebied wordt alleen een BIBOB-intake toegepast indien na de reguliere toetsing vragen blijven bestaan over bijvoorbeeld de bedrijfsstructuur, de financiering van het bedrijf, de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd etc. Bij een BIBOB-intake worden meer vragen gesteld dan bij een normale intake. Betrokkenen zullen extra informatie moeten aanleveren. Die vragen hebben onder andere betrekking op de financiering van de inrichting, het eigendom van het pand waar een inrichting in is gevestigd, het eigendom van de inventaris en eventueel andere schulden die een aanvrager kan hebben. Met de informatie die naar aanleiding van deze vragen wordt aangeleverd zal de gemeente proberen meer zicht te krijgen op de zakelijke relaties van de aanvrager die betrekking hebben op de inrichting waarvoor een vergunning
35
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009 wordt aangevraagd. Indien na dit eigen onderzoek desondanks nog vragen, twijfels of onduidelijkheden blijven bestaan kan het bestuursorgaan dat voor de afgifte van de vergunning verantwoordelijk is een advies vragen bij het landelijk bureau BIBOB. In de periode van medio 2005 tot 2009 zijn er door de gemeente Maastricht 120 BIBOB toetsingen uitgevoerd. Dit heeft er toe geleid dat er op basis van deze toetsingen 35 aanvragen zijn doorgestuurd naar het Landelijk Bureau BIBOB. Van deze 35 aanvragen zijn 14 “ernstig gevaar” adviezen, 11 “mindere mate van gevaar” adviezen en 8 “geen gevaar” adviezen afgegeven. In twee gevallen heeft de aanvrager de vergunningaanvraag ingetrokken nadat om advies was verzocht bij het Landelijk Bureau BIBOB. Als gevolg van de intrekking kan dan geen advies meer worden afgegeven.
Drugs Handel in (hard)drugs op straat, vanuit woningen en/of vanuit openbare inrichtingen is voor de omwonenden een grote bron van overlast. In woonwijken worden bewoners geconfronteerd met een toeloop van verslaafden en de daarbij behorende bijverschijnselen die als bedreigend worden ervaren. Zeker in wijken waarin de sociale structuur verzwakt bestaat er behoefte de beginnende of voortschrijdende verloedering door drughandel vanuit onder meer woningen tegen te gaan. Maastricht heeft daarnaast door zijn geografische ligging een aanzuigende werking op vooral het Belgische en Franse drugstoeristen. Momenteel komt in Maastricht de handhaving op dergelijke vormen van overlast volledig neer op de schouders van de politie. Daar waar de politie strafrechtelijk niet kan optreden kan de gemeente dat bestuursrechtelijk wel. Vanwege de vele overlastklachten bestaat de noodzaak dat de gemeente haar verantwoordelijkheid neemt en deze vorm van overlast (samen met andere vormen van overlast) aanpakt. Om de bovengenoemde overlastproblematiek te bestrijden wordt voorgesteld om in de loop van 2009 een Flexteam in de gemeente Maastricht op te zetten. Een zichtbaar opererend Flexteam brengt met zich mee dat de Maastrichtse burger ziet dat de gemeente/politie iets doet met de klachten, te meer nu tot dusver het gevoel heerst dat er niets gedaan wordt. De aanpak moet leiden tot een beheersbare situatie aangaande de verdovende middelenproblematiek in de wijken en het centrum van Maastricht. Het Flexteam is een klein en zelfsturend kernteam van specialisten (gemeente en politie) op het terrein van bestuursrecht, strafrecht, bouw- en milieurecht en APV. De gemeente heeft de regie. Het Flexteam is primair in het leven geroepen om drugshandel en drugsoverlast in woningen, op straat en in openbare inrichtingen te bestrijden. Secundair kan het Flexteam ook overige vormen van overlastmeldingen aanpakken zoals overlast vanuit kamerverhuurpanden, coffeeshops, seksinrichtingen (indien bijvoorbeeld signalen zijn van een illegaal bordeel), horecazaken en klachten over extreme burenoverlast(buurtterreur). Daarnaast wordt het Flexteam ingezet om de feitelijke situatie vast te stellen, indien uit het onderzoek van de werkgroep (geïntegreerde) bestuurlijke aanpak omstandigheden blijken die hiertoe aanleiding geven. Primair zal er bij deze handhavingacties sprake zijn van een bestuursrechtelijke aanpak uitmondend in bijvoorbeeld aanschrijving bewoners/pandeigenaren, inzetten zorgtraject, het opleggen van een last dwangsom en/of bestuursdwang. Op 6 december 1999 zijn op grond van artikel 13b Opiumwet beleidsregels vastgesteld inzake de toepassing van artikel 13b Opiumwet, welk beleid is aangevuld c.q. gewijzigd bij besluiten van 6 februari 2003 en 8 april 2004. In deze beleidsregels zijn toepassingscriteria opgenomen inzake de bevoegdheid van de burgemeester om bestuursdwang toe te passen indien in voor het publiek toegankelijke lokalen soft- of harddrugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn. Op 1 november 2007 is een wijziging van de Opiumwet in werking is getreden waarmee ook andere lokalen en woningen onder de reikwijdte van artikel 13b van de Opiumwet zijn gebracht. Als gevolg van deze wijziging was het noodzakelijk om nieuw Damoclesbeleid vast te stellen. Daarbij is ervoor gekozen het handhavingsbeleid ten aanzien van lokalen en woningen en het handhavingsbeleid ten aanzien van gedoogde coffeeshops voortaan in aparte beleidsnotities te regelen:
36
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009 -
“Damoclesbeleid Lokalen en woningen” welke gelden voor de lokalen (met uitzondering van de gedoogde coffeeshops) en woningen. “Damoclesbeleid Coffeeshops” voor de gedoogde coffeeshops.
Als beleidsuitgangspunt wordt als regel gekozen voor het toepassen van bestuursdwang en niet voor het opleggen van een dwangsom. Van een dwangsom mag in de meeste gevallen weinig effect worden verwacht, gelet op het feit dat het financiële gewin in het verdovende middelen-circuit dusdanig groot is dat met een dwangsom naar verwachting niet zal worden bereikt dat een overtreding ophoudt of niet meer wordt herhaald. Bestuursdwang is een directer middel dat in tegenstelling tot de dwangsom op termijn tot feitelijke beëindiging van de overtreding zal leiden. Bij het toepassen van bestuursdwang wordt vervolgens in principe gekozen voor sluiting van de woning/het lokaal/de coffeeshop. Dit moet als de meest effectieve maatregel worden beschouwd om de met de Opiumwet strijdige situatie te doen beëindigen en herhaling ervan te voorkomen. Sedert de wijziging van de Opiumwet op 1 november 2007, waarmee woningen onder het bereik van artikel 13b van de Opiumwet zijn gebracht, zijn tot half april 2009 in de gemeente Maastricht 20 woningen (waarvan 11 in het jaar 2007/2008) gesloten. Overlast en de bestrijding daarvan blijft het centrale uitgangspunt in het coffeeshopbeleid van de gemeente. Hoewel de Maastrichtse coffeeshops zelf weinig overlast veroorzaken, leidt hun geconcentreerde aanwezigheid in de binnenstad een enorme aantrekkingskracht op softdrugstoeristen, met name uit het buitenland. Deze massale bezoekersstroom trekt vervolgens veel drugsrunners en dealers aan die hierin een makkelijk afzetmarkt zien. Softdrugstoeristen worden, veelal op agressieve wijze, naar illegale verkooppanden gelokt om daar (soft-) drugs te kopen. Met name deze praktijken vergroten het onveiligheidsgevoelens van bewoners en bezoekers van de binnenstad. Het spreidingsbeleid wordt voortgezet en de nota Limburg trekt zijn grenzen wordt uitgewerkt. Het gedoogbeleid aangaande softdrugs is door de burgemeester vastgelegd en beschreven in het “Damoclesbeleid Coffeeshops”. Deze nota is in overeenstemming met de justitiële AHOJ-G criteria. De gemeente Maastricht handhaaft het gedoogbeleid strikt. Dit in combinatie met een harde aanpak van de illegale handel in drugs. Alleen op deze manier kan het gedoogbeleid werken. De handhaving gebeurt in Maastricht voornamelijk op basis van de sluitingsbevoegdheid van de burgemeester in artikel 13b van de Opiumwet. In 2006/2007 is bij twee gedoogde coffeeshops de exploitatievergunning ingetrokken op grond van de Wet BIBOB. Daarnaast is in dezelfde periode vier maal sprake geweest van een tijdelijke sluiting van coffeeshops vanwege overtreding van de AHOJ-G criteria. Naast een gerichte handhaving van de drugsgerelateerde overlast wordt gewerkt aan mogelijke verdere maatregelen ter ontmoediging van de bezoekersstromen. Wet tijdelijk huisverbod De Wet Tijdelijk Huisverbod is een bestuurlijke maatregel waarbij een tijdelijk huisverbod voor 10 dagen wordt opgelegd door de burgemeester, omdat de kans op (dreiging van) herhaling van huiselijk geweld hoog wordt geacht. - Het Veiligheidshuis stelt binnen 10 dagen een hulpverleningsplan op voor dader, slachtoffer en getuige. - Binnen 10 dagen beslist de burgemeester op basis van het advies van de procesmanager veiligheidshuis over beëindiging van het tijdelijk huisverbod of verlenging tot maximaal 4 weken. - De ambtelijke ondersteuning van de burgemeester voor het opleggen, verlengen of intrekken van het huisverbod en de beroepsprocedures hiertegen wordt door het team Integrale Veiligheid geleverd. Er is vanuit de regio Zuid-Limburg een draaiboek ontwikkeld waarin het hele proces m.b.t. de uitvoering van de wet huisverbod is uitgewerkt incl. werkinstructies en formulieren voor de partners met een rol in de uitvoeringsketen. Per 5 januari 2009 is gestart met de uitvoering. Tot 1 april 2009 zijn er in Maastricht 3 huisverboden opgelegd. In april/mei 2009 vindt een eerste tussentijdse evaluatie plaats.
37
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009 Ketenaanpak Samenwerkende Overheden Ter vervanging van het convenant vrijplaatsen is per 1 januari 2009 het convenant Ketenaanpak Samenwerkende verheden in werking getreden. De samenwerking richt zich op de toepassing en handhaving van overheidsregelingen bij zogenaamde vrijplaatsen. Hieronder worden verstaan: Groepen of locaties waar een effectief overheidsoptreden wordt belemmerd, leidend tot een maatschappelijk ongewenste situatie, waarbij structurele fraude van wezenlijke betekenis is. De belemmering betreft soms een bestaande of vermeende dreiging, soms een sociaal-culturele hindernis. Vrijplaatsen doen zich onder meer voor op de gebieden van: woonwagencentra, illegale casino’s, belwinkels, coffeeshops, prostitutiesector. In de Stuurgroep maken partijen afspraken over de prioritering van de aanpak van vrijplaatsen. De samenwerking op grond van dit convenant is aanvullend op projecten die in het kader van integrale overheidshandhaving en in het kader van interventieprojecten al worden uitgevoerd. In Maastricht is ervoor gekozen om te starten met de convenantaanpak van Smart-, Head- en Growshops, patsers en mensenhandel. Binnen de hiervoor genoemde wettelijke kaders zal de gegevensuitwisseling en de aanwending van de verkregen gegevens uitsluitend plaatsvinden ten behoeve van een goede vervulling van de publieke taak van de diverse partijen. Het Openbaar Ministerie zal daarbij in iedere afzonderlijke concrete zaak een afweging maken omtrent het al dan niet verstrekken van informatie op basis van een voldoende gemotiveerd verzoek. Prostitutie Doel van het prostitutiebeleid is bescherming van het woon- en leefklimaat, verbetering van de arbeidsomstandigheden van de prostituee en het voorkomen van vrouwenhandel. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van een vergunningenstelsel op grond van de APV. De ministers van BZK en Justitie hebben in het regeerakkoord een Kaderwet prostitutie aangekondigd. Momenteel werken beide ministeries aan het vormgeven van deze wet, waarbij alle vormen van prostitutie onder een vergunningplicht zullen vallen. Het is de bedoeling dat de wet voor januari 2010 in werking zal treden.
38
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009
5. Organisatie 5.1. Het college van B&W De bestuurlijke verantwoordelijkheid en regie over het integraal veiligheidsbeleid ligt bij de burgemeester. De burgemeester is wettelijk belast met de handhaving van de openbare orde en veiligheid. In het college heeft de burgemeester de bestuurlijke coördinatie van het integraal veiligheidsbeleid.
5.2. Rol gemeenteraad De gemeenteraad stelt de kaders vast alsmede de prioriteiten en beoordeelt de resultaten en het rendement van de inzet van middelen voor het integraal veiligheidsbeleid én voor beleidsvelden die daarmee een duidelijke relatie hebben. Dat is voorgesteld in het meerjarenprogramma Integrale Veiligheid 2010-2014. Jaarlijks stelt het college een jaarplan Veiligheid op als bijlage bij het ‘programma 2 integrale veiligheid’ in de begroting. De gemeenteraad controleert aan het eind van het jaar welke resultaten geboekt zijn. De resultaten worden in het jaarplan vermeld. De raad wordt zo in de gelegenheid gesteld haar controlerende bevoegdheid te realiseren en te kijken of de gestelde doelen gehaald zijn.
5.3. Partners in veiligheid De verantwoordelijkheid voor het integrale veiligheidsbeleid van de gemeente Maastricht ligt niet uitsluitend bij de gemeente. Bijna geen enkel maatschappelijk vraagstuk is nog door één organisatie – ook niet een gemeente – op te lossen. Coalitievorming vergroot het realisatievermogen van de gemeente. De gemeente is voor het welslagen van het veiligheidsbeleid afhankelijk van een groot aantal andere partijen. Politie, maatschappelijke organisaties, bedrijven en de burgers zijn strategische partners. Om te komen tot een gedragen en goed uitgevoerd veiligheidsbeleid is samenwerking met deze partners van groot belang. Door hen te betrekken bij de veiligheid wordt naast bewustwording ook verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid gestimuleerd.
5.4. De veiligheidscyclus Als bijlage bij ‘programma 2 integrale veiligheid’ van de begroting formuleert het college bij het meerjarenplan veiligheid 2010-2014, het Jaarplan Integraal Veiligheidsbeleid. Het jaarplan landt via het strategisch veiligheidsoverleg bij het betrokken domein en bij de externe partners en inwoners van de stad. De relevante onderwerpen worden actief ter hand genomen zoals verwoord in de uitvoeringsplannen. De voortgang van de doelstellingen uit het jaarplan worden gemonitord en indien nodig bijgestuurd. Het monitoren krijgt een impuls door nog meer gebruik te maken van gegevens van de veiligheidspartners. Het college legt tenminste jaarlijks verantwoording aan de raad af en daarmee kunnen desgewenst keuzes gemaakt worden voor nieuwe accenten in het veiligheidsbeleid. Het jaarplan integrale veiligheid, de bijlage bij programma 2 integrale veiligheid van de begroting maakt onderdeel uit van de Planning en Control cyclus. De gemeente Maastricht heeft gekozen om voor integrale veiligheid een programma op te nemen in de begroting, ‘programma 2 integrale veiligheid’. Het programmaplan beschrijft de prioriteiten van de gemeente. Ervaringen met andere paragrafen van de begroting zijn meegenomen in het programma 2 Integrale Veiligheid. Dit betekent dat voor veiligheid het bestuurlijk en ambtelijk opdrachtgeveropdrachtnemerschap zichtbaar is ingevuld. Gestuurd wordt met name op doelen(bereik) en risico’s, en op de samenwerking met partners onder regie van de gemeente. Bij het programma wordt van andere domeinen, sectoren en teams gevraagd de ‘veiligheidsbril’ op te zetten. Veiligheid is een onderdeel van vele gemeentelijke taken. Voor de strategische sturing is er een compacte kerngroep, bestaande uit de burgemeester, de programmamanager Veiligheid en de gemeentesecretaris/domeindirecteur publieke dienstverlening.
39
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009 Deze groep komt drie tot vier keer per jaar bijeen om de hoofdlijnen van het veiligheidsbeleid en uitvoering te bespreken. Voor de tactische en operationele sturing is er een (strategisch) veiligheidsoverleg. Naast de vertegenwoordiging uit de domeinen bestaat het (strategisch) veiligheidsoverleg uit verantwoordelijken van politie en brandweer. De programmamanager veiligheid is adviseur van de kerngroep. De Programmamanager Veiligheid geeft sturing aan het programma via het (strategisch) veiligheidsoverleg. Het Kabinet van de Burgemeester voert de regie op beleid en uitvoering. Op operationeel niveau is de coördinator integrale veiligheid primair aanspreekpunt. Veiligheid is altijd een facet van ander beleid en andere programma’s. 5.5 Financiën Omwille van de leesbaarheid van deze nota zijn financiële gegevens van programma 2 van de begroting 2009 als bijlage 5 bijgevoegd. Programma 2, integrale veiligheid wordt deels gefinancierd met GSB-middelen. In de lopende bestuursperiode zijn hieraan gemeentelijke middelen toegevoegd. Op dit moment is nog onduidelijk wat de consequenties zijn van de afloop van de GSB III periode, resp. is nog onduidelijk met welk oormerk en met welk volume nieuw rijksgeld naar de steden zal komen. Dit zal worden betrokken bij de voorbereiding van de Begroting 2010. Bij die gelegenheid – en mede afhankelijk van het beeld van de te verwachte nieuwe geldstroom van rijkswege – zal de gemeentelijke inzet voor de jaren na 2009 aan de orde komen.
40
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009
Bijlage(n)
41
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009
42
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009 Bijlage 1 Delictencodering INP/X-pol (situatie 2002) NB: GIDS/INP kan op landelijk niveau doorlopend worden aangepast; daarom vóór elk nieuw bestand van de politie nagaan of INP-model tussentijds is gewijzigd!! In onderstaand overzicht is weergegeven uit welke delicten de inbreukcategorieën diefstal, inbraak, geweld, vandalisme, verkeersonveiligheid en buurtoverlast bestaan(gebruikt bij de verwerking van info uit INP-GIDS). Inbreukcategorie
Delictcategorie/reikwijdte
Diefstal
1.2.1. diefstal uit/vanaf motorvoertuigen 1.2.2. diefstal van motorvoertuigen 1.2.3. diefstal van brom-,snor-,fietsen
Inbraak
1.2.4. zakkenrollerij 1.4.6. straatroof 2.5.2. winkeldiefstal 1.1.1. diefstal/inbraak woning 2.5.1. diefstal/inbraak bedrijven en instellingen
Geweld
1.4.1. zedenmisdrijf 1.4.2. moord, doodslag 1.4.3. openlijk geweld (persoon) 1.4.4. bedreiging 1.4.5. mishandeling
Vandalisme
2.2.1. vernieling c.q. zaakbeschadiging
Verkeersonveiligheid
1.3.1. verkeersongevallen
Buurtoverlast
2.1.1. drugs/drankoverlast 2.2.2. overlast uitgaansgelegenheid/horeca 2.3.1. verkeersoverlast 2.4.1. burengerucht (relatieproblemen) 3.1.1. Drugshandel
Bij de politie is het X-pol systeem in gebruik, waaruit op basis van het INP-model (=informatiemodel Nederlandse Politie) een selectie wordt gemaakt. Er worden door de Politie 2 bestanden per jaar geleverd: - aangiften - incidenten Voor IV-Maastricht worden voor de inbreukcategorieën de volgende gegevens gebruikt: - Buurtoverlast : incidenten - Diefstal : aangiften - Inbraken : aangiften - Geweld : aangiften - Vandalisme : aangiften - Verkeersonveiligheid : incidenten
43
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009 Bijlage 2
Totale slachtofferkans Maastricht
TOTAAL
2004
2005
2006,00
2007
2008 2007-2008 trend +/+ 10% of 2004-/- 10% 2008
00 Binnenstad 01 Jekerkwartier 02 Kommelkwartier 03 Statenkwartier 04 Boschstraatkrt 05 St.Maartensprt 06 Wyck 10 Villapark 11 Jekerdal 12 Biesland 13 Campagne
90,91 45,57 18,85 20,60 31,11 30,44 29,65 11,67 6,98 15,34 4,45
88,21 46,59 20,24 23,51 27,30 24,92 22,97 11,39 10,51 16,37 6,00
74,18 39,35 16,99 27,60 26,65 24,91 22,66 12,12 7,00 12,10 6,53
79,42 44,95 18,68 27,89 35,76 27,21 21,45 12,37 9,22 15,59 5,89
87,13 35,92 15,87 24,07 25,57 25,73 22,84 10,21 9,15 14,90 4,69
14 Wolder 15 Sint Pieter
5,80 23,79
4,95 33,56
4,86 24,34
5,35 47,20
3,95 35,52
20 Brusselsepoort 21 Mariaberg 22 Belfort 23 Pottenberg 24 Malpertuis 25 Caberg 26 Oud Caberg 27 Malberg 28 Dousberg-Hazenda 29 Daalhof 30 Boschpoort 31 Bosscherveld 32 Frontenkwartier 33 Belvedere 34 Lanakerveld 40 Wyckerpoort 41 Heugemerveld 42 Wittevrouwenveld 43 Nazareth
15,91 11,90 5,81 6,94 8,96 11,58 4,68 7,16 5,05 4,88 9,25 89,51 34,18 56,25 20,55 9,64 21,08 16,03
17,42 13,43 5,60 8,74 8,34 11,95 6,20 7,49 9,27 5,45 7,01 111,11 29,85 29,03 0,00 19,98 11,03 18,59 19,49
21,57 16,02 7,08 8,30 8,27 10,96 7,03 8,94 6,31 5,63 15,05 168,16 33,59 88,89 7,04 17,78 9,96 15,68 15,23
18,66 13,37 5,40 10,46 7,78 10,90 4,89 9,30 8,30 5,76 11,76 165,16 33,70 170,83 2,78 22,63 8,98 16,90 13,21
16,88 11,38 7,62 9,29 8,46 12,43 5,69 10,01 8,44 6,86 13,51 134,26 21,94 95,83 3,33 22,32 11,47 17,54 16,58
11,19 13,29 6,04 612,12 3,06 3,70 47,93 25,81 6,96 9,24 8,94 12,08 11,12 34,96 14,34
15,31 15,42 7,53 569,09 4,15 5,73 71,46 28,10 7,16 8,45 9,31 13,29 11,86 32,54 14,65
13,99 12,89 8,00 521,33 5,52 2,78 64,78 26,81 6,31 8,86 8,30 17,71 11,70 30,28 14,21
12,39 10,89 6,70 617,39 6,81 2,58 24,49 28,28 6,02 7,06 8,89 22,17 11,48 32,44 14,30
12,97 10,41 7,41 559,71 5,38 5,81 39,27 27,10 7,01 7,29 8,79 15,09 11,51 30,55 14,09
44 Limmel 45 Scharn 46 Amby 50 Beatrixhaven 51 Borgharen 52 Itteren 53 Meerssenhoven 60 Randwyck 61 Heugem 62 Heer 63 De Heeg 64 Vroendaal Buitenstad Binnenstad Maastricht
44
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009
Bijlage 3 Onveiligheid in de eigen buurt en rapportcijfer veiligheid
2004 6,3
6,4 6,8
6,9 6,3 6,6 6,3 5,8 7,2 6,2 6,9 6,3 5,8 6,5 5,4 6,0 6,5 7,0 7,4
7,0
2006 6,6 7,1 6,6 6,1 6,0 6,6 6,9 7,8 7,8 7,6 7,4 7,7 6,8 5,9 7,4 6,3 6,4 5,9 7,3 6,3 7,5 6,8 6,4 6,0 6,3 5,5 6,0 6,3 7,1 7,3 7,2 7,7 7,4 7,3 7,0 6,6 6,7
2008 6,9 7,2 6,5 6,0 5,9 6,4 6,8 7,9 7,8 7,3 7,4 7,5 6,6 6,1 7,3 6,5 6,4 5,9 7,1 6,2 7,6 6,6 6,3 5,8 6,4 5,5 5,8 6,0 7,0 7,4 7,5 7,9 7,3 7,2 7,0 6,5 6,7
45
2008 tov 2006
2008 41 34 45 53 68 58 48 12 12 25 24 19 43 50 22 40 52 54 29 47 13 41 35 58 43 63 52 49 30 18 15 11 24 31 27 45 38
2006 tov 2004
2004 2006 58 47 36 42 62 57 48 48 41 44 13 13 20 18 16 37 41 43 50 20 36 43 38 38 52 55 22 24 43 38 14 33 35 35 32 53 54 36 39 60 65 46 51 31 36 31 29 18 19 17 7 25 26 30 32 39 36 37
2008 tov 2006
BUURT City Jekerkwartier Kommelkwartier Statenkwartier Boschstraatkwartier St. Maartenspoort Wyck Villapark Jekerdal Biesland Campagne Wolder Brusselsepoort Mariaberg Belfort Pottenberg Malpertuis Caberg Oud Caberg Malberg Dousberg-Hazendans Daalhof Boschpoort Wyckerpoort Heugemerveld Wittevrouwenveld Nazareth Limmel Scharn Amby Borgharen Itteren Randwyck Heugem Heer De Heeg Totaal Maastricht
2006 tov 2004
Voelt u zich wel eens onveilig in uw Rapportcijfer veiligheid in de buurt eigen buurt?
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009
Bijlage 4
Beschrijving veiligheidsvelden uit Kernbeleid Veiligheid VNG
Hieronder treft u de feitelijke beschrijving aan van de inhoud van de veiligheidsvelden uit het kernbeleid veiligheid. In dit meerjarenprogramma worden al deze thema’s ondergebracht in de velden. Echter er kan gelet op de specifieke situatie in Maastricht een aantal thema’s onder een ander veld worden ondergebracht (met name door de specifieke situatie van het centrum van de stad) Veilige woon- en leefomgeving Het veld veilige woon- en leefomgeving bundelt veiligheidsthema’s die direct met de alledaagse kwaliteit van wonen en leven in buurten en wijken te maken hebben. Thema’s zijn bijvoorbeeld overlast tussen bewoners, verloedering, woninginbraak, fietsendiefstal maar ook huiselijk geweld en overlast van drugs- en alcoholgebruik. De onveiligheid binnen dit veld heeft een heel herkenbaar karakter. Het gaat om verschijnselen waar iedereen mee te maken kan krijgen en die in de politiemonitor en vele gemeentelijke veiligheidsmonitors terugkeren. Het betreft o.a. de thema’s: Overlast tussen bewoners/botsende leefstijlen Verloedering/kwaliteit woonomgeving Onveiligheidsgevoelens Huiselijk geweld Geweld op straat Woninginbraak Voertuigcriminaliteit Drugs- en alcoholoverlast Overige veel voorkomende vormen van criminaliteit Bedrijvigheid en veiligheid Op het veld bedrijvigheid en veiligheid liggen thema’s die te maken hebben met de sociale onveiligheid rond bedrijvigheid. Het gaat om de onveiligheid die bedrijvigheid genereert of waar zij mee te e maken heeft die echter niet van ‘fysieke’ aard is (zie het 4 veld voor fysieke veiligheid). Thema’s zijn onder meer de veiligheid rond uitgaan en bij grootschalige evenementen. Maatregelen op dit veld hebben vaak een gemengd publiek-privaat karakter. Bij dit veld gaat het niet om veiligheid van fysieke aard; dat valt onder het vierde veld. Het betreft o.a. de thema’s: Winkelcentra Bedrijventerreinen Uitgaan/horeca Toerisme en onveiligheid Grootschalige evenementen Jeugd en veiligheid Overlast gevende jeugdgroepen Criminele jeugdgroepen Alcohol en drugs Individuele criminele jongeren Veilig in en om de school 12-minners Jeugd en veiligheid Het veld jeugd en veiligheid bevat de veiligheidsproblemen die specifiek met jeugd te maken hebben. Het gaat daarbij zowel om 12-minners als om oudere jeugd. Thema’s zijn onder meer overlast, criminele jeugdgroepen en veilig in en om de school. Het betreft o.a. de thema’s: Overlast gevende jeugdgroepen Criminele jeugdgroepen Alcohol en drugs Individuele criminele jongeren Veilig in en om de school 12-minners
46
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009
Fysieke veiligheid Het veld fysieke veiligheid bevat de vormen van onveiligheid die samenhangen met gevaarlijke stoffen, verkeer, gebouwen en natuur. Thema’s zijn verkeersveiligheid, externe veiligheid, brandveiligheid en natuurrampen. Een belangrijke maatregel op dit veld betreft de voorbereiding op rampenbestrijding. Het betreft o.a. de thema’s: Verkeersveiligheid Brandveiligheid gebouwen Risico’s gevaarlijke stoffen/ext. veiligheid risico’s natuurrampen Risico’s infectieziekten
Integriteit en veiligheid Het veld integriteit en veiligheid bundelt de bedreigingen rond radicalisering en terrorisme, georganiseerde criminaliteit en non-integer bestuurlijk handelen. Dit veld is zo genoemd omdat deze bedreigingen de grondvesten van de maatschappij kunnen aantasten. Ze bedreigen de integriteit van onze samenleving. Het betreft o.a. de thema’s: Radicalisering Terrorisme Georganiseerde criminaliteit Organisatiecriminaliteit Bestuurlijke integriteit
47
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009
Bijlage 5 Programma 2
Integrale veiligheid
Portefeuillehouders: Burgemeester Leers (portefeuille: Integrale veiligheid en openbare orde; integrale handhaving) Wethouder Costongs (portefeuille: Grote Stedenbeleid)
Vooraf De aandachtsgebieden van de gemeente zijn veranderd de laatste jaren (drugsproblematiek; jeugd en veiligheid; veroudering; multiculturele samenleving e.d). Daarnaast is het de bedoeling dat de daadwerkelijke inzet van de politie op lokaal niveau bepaald wordt. Het kabinet werkt aan een voorstel om de regierol van gemeenten op het terrein van lokale veiligheid vast te leggen in de Gemeentewet. Tot slot zal een landelijke veiligheidsmonitor worden ingevoerd, die doorvertaald moet worden naar de gemeentelijke buurtpeiling. Mede gelet op bovengenoemde ontwikkelingen en het feit dat de nota integrale veiligheid “Blijven bouwen aan veiligheid” van 2004 geactualiseerd moet worden zijn wij voornemens om in het voorjaar 2009 met een nieuwe nota ‘integrale veiligheid’ te komen. Vooruitlopend op deze nieuwe nota stellen wij, na overleg in het korpsbeheerdersoverleg, voor een andere indeling aan te houden. Deze indeling komt overeen met de door de VNG geleverde handreiking ‘Kernbeleid Veiligheid’. Het biedt een helder proces hoe de gemeenteraad zijn kaderstellende en controlerende taak kan uitvoeren, hoe de betrokkenheid van de burgers vorm gegeven kan worden en hoe de partners op het gebied van veiligheid betrokken worden. In dit programma wordt, vooruitlopend op een nieuwe integrale veiligheidsnota, gebruik gemaakt van vijf VNG-veiligheidsvelden, te weten: Veilige woon- en leefomgeving; Bedrijvigheid en veiligheid; Jeugd en veiligheid; Fysieke veiligheid; en Integriteit en veiligheid. 1
Bestuursakkoord 2006-2010
Dit programma heeft relaties met de resultaatafspraken: 15
20
In 2010 totale slachtofferkans van inbreukcategorieën overlast, diefstal, geweld, inbraak, vandalisme en verkeer neemt af van 15,0 % naar 13,0% . In 2010 realisatie van een persoonsgerichte aanpak in een samenwerkingsverband in de justitiële en de zorgketen. In 2010 de rol van de wijkagent verankert. In 2010 standaardiseren veiligheidsinstrument keurmerk veilig ondernemen. In 2010 standaardiseren veiligheidsinstrument kwaliteitsmeter veilig uitgaan. In 2010 effectueren van de bestuurlijke boete. In 2010 operationele duurzame samenwerking in de regio. Uitvoering van de diversiteitsnota Maastricht Confetti 2006-2010.
In relatie tot resultaatafspraak 15 kan onderstaande tabel worden opgesteld. Naar voren komt dat we tot en met 2007 onze gestelde ambitie hebben weten te realiseren. Hierbij maken we echter wel de kanttekening dat het steeds lastiger zal worden om een daling in slachtofferkans te realiseren. Intensiever beleid om overlast, diefstal, geweld, inbraak, vandalisme en verkeer aan te pakken leidt tot meer meldingen en dus een grotere slachtofferkans. Het kan wellicht nodig zijn om het ambitieniveau in de toekomst bij te stellen.
48
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009
Totale slachtofferkans in Maastricht van alle inbreukcategorieën (%)* Ambitieniveau bestuursakkoord 2006-2010
2002
2003
2004 2005 2006
2007
2008
2009
2010
15,0
14,4
13,7
13,1
13,0
15,0
14,4
13,7
13,1
Ambitieniveau GSB convenant 2005-2009 Gerealiseerd
15,7 16,3
14,8
14,3
14,7 14,2
14,3
* Inbreukcategorieën: overlast, diefstal, geweld, inbraak, vandalisme en verkeer. Merk op dat de slachtofferkans per inbreukcategorie in tegenstelling tot vorige begrotingen hier niet meer is weergegeven (bespreking van deze cijfers vindt plaats op buurtniveau). 2
Wat willen we bereiken?
Doel integrale veiligheidsbeleid Samen werken aan een veilige samenleving in Maastricht. De aanpak in Maastricht is een combinatie van preventie, toezicht, handhaving en (na)zorg. Het consequent en consistent toepassen van deze combinatie wordt van fundamenteel belang geacht voor een succesvol integraal veiligheidsbeleid. 3
Wat gaan we daarvoor doen?
Veiligheidsveld 1
Veilige woon- en leefomgeving
Het veld veilige woon- en leefomgeving bundelt veiligheidsthema’s die direct met de allerdaagse kwaliteit van wonen en leven in buurten en wijken te maken hebben. Thema’s zijn bijvoorbeeld: overlast, crimineel gedrag zoals geweld en inbraken. De onveiligheid binnen dit veld heeft een heel herkenbaar karakter. Het gaat om verschijnselen waar iedereen mee te maken kan krijgen en die in de politiemonitor en vele gemeentelijke veiligheidsmonitors terugkeren. Prestaties 2009 • GSB III 2005-2009 GSB doelstelling 17 en 18 Ambitie is dat in 2009 100% van de jeugdige en volwassen veelplegers (73) een nazorgtraject en/of resocialisatietraject hebben ontvangen en afgerond. GSB doelstelling 19 Ambitie is dat in 2009 voor overlastgevenden een toename van 20% (n=7) in de maatschappelijke opvang is gerealiseerd door een verbeterde doorstroom in vergelijking met 2005. Deze doelstelling wordt gerealiseerd door de opening van DOMUS-voorzieningen in Maastricht. GSB doelstelling 21 Per 2009 is een advies- en steunpunt huiselijk geweld aanwezig. In 2009 inbedding als aparte programmalijn in GGD Zuid Limburg. •
Huiselijk geweld * De aanpak van huiselijk geweld is gedeeltelijk ingebed binnen het reguliere beleid c.q.voorzieningen. In de afstemming tussen reguliere voorzieningen, het advies en steunpunt en het veiligheidshuis zal de nadruk in 2009 gelegd worden op:
49
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009 * *
het verder uitkristalliseren van taken en rollen gericht op een complementaire en sluitende aanpak; het verbeteren van de toegankelijkheid en bereikbaarheid; en het verbeteren van het preventief en laagdrempelig hulpverleningsaanbod.
Implementatie Wet huisverbod in kader van aanpak huiselijk geweld. Als centrumgemeente gaan we een regioplan sluitende aanpak kindermishandeling opstellen waarbij wordt aangesloten op de te ontwikkelen Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) en op de bestaande zorgstructuren rond het onderwijs en het Veiligheidshuis. Hiertoe wordt een tijdelijk regiocoördinator aangesteld. Het Rijk heeft hiervoor extra middelen beschikbaar gesteld.
•
Overlast tussen bewoners/botsende leefstijlen In de wijken Noord Oost (WAP) en Maastricht West ( nieuw in 2009 Mariaberg (BOP/integraal veiligheidsplan en Daalhof) wordt een samenhangend pakket aan maatregelen ingezet gericht op het proces van samenleven, waarbij onveiligheidsgevoelens en ervaren overlast worden geminimaliseerd en ondersteund. Dit samenhangend pakket aan maatregelen bestaat o.a. uit het ontwikkelen van gedragscodes met buurtbewoners en het inzetten van buurtbewoners ten behoeve van buurtbemiddeling en mentoren op straat.
•
Verloedering/kwaliteit woonomgeving * Project ‘Safer Neighbourhoods’ In het kader van de door minister Vogelaar geïnitieerde wijkaanpak kent Maastricht vier buurten waar een wijkactieplan ontwikkeld is, de zogeheten Krachtwijken (zie ook programma 10 Stadsontwikkeling). In dat wijkactieplan vraagt de veiligheid in de buurten om intensieve aandacht. Die intensieve aandacht krijgt vorm in een samenwerkingproject tussen de politie, Stichting Trajekt, de woningcorporaties en de gemeente Maastricht. De samenwerking kent vier belangrijke en vernieuwende elementen, te weten: - De organisatie van teams veilige buurten waarin vertegenwoordigd: wijkagent, wijkgebonden medewerker Handhaving, de opbouwwerker en een medewerker van de corporatie; het koppel wijkagent en opbouwwerker is hierbij de centrale spil; - De ervaringen, methoden en technieken die in Engeland zijn opgedaan met ‘Safer Neighbourhoods’; - De wijkagent en de stadsdeelleider treden op als regisseur van veiligheid en openbare orde in de buurt; en - Communicatie is een als wezenlijk onderdeel van dit project en wordt actief gestuurd. Met het koppel wijkagent en opbouwwerk zijn landelijk goede ervaringen opgedaan. Het project is erop gericht dat vanuit 2 organisaties met 2 paar verschillende ogen actief naar de buurt, haar problemen en de oplossingen wordt gekeken. Het project streeft vier doelen na zijnde: weerbaarheid en zelfredzaamheid buurtbewoners versterken; buurtbewoners herwinnen het vertrouwen in de lokale overheid (lees: de partners); gevoel van sociale onveiligheid bij buurtbewoners neemt af; en kans op sociale binding neemt toe. De werkwijze is uitgewerkt en wordt in 2009 in de praktijk tot uitvoering gebracht. Ook in Maastricht West zal deze werkwijze ingevoerd gaan worden. o Intensivering van beleid gericht op de aanpak van overlast en verloedering ten gevolge van alcohol en drugs. Anticiperen op landelijk beleid: rookverbod op terrassen, blowen in coffeeshops. o Inrichten centraal meldpunt ernstige overlast inclusief samenwerkingsconvenant met partners ten behoeve van effectieve opvolging meldingen, onder te brengen bij het veiligheidshuis. Functie van het meldpunt: 1 loket voor melding, registratie en opvolging. o Bestuurlijke boetes: de bevoegdheid van de gemeentelijke toezichthouders om in de openbare ruimte boetes uit te delen gaat niet door. Een alternatieve aanpak wordt in 2009 gezocht. o Door het college is voor de toezichts- en beheertaak ten aanzien van de 21 woonwagenlocaties in Maastricht een toezichts- en beheersplan opgesteld waarvan de uitvoering in 2009 start.
50
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009 •
Onveiligheidsgevoelens Doorontwikkeling en uitbreiding cameratoezicht conform nieuwe nota (infrastructuur, bedrijventerreinen). Deze verwachten wij eind 2008
•
Overige veel voorkomende vormen van criminaliteit Veiligheidshuis district Maastricht: aanpak specifieke doelgroepen (veelplegers, jeugd, huiselijk geweld en notoire overlastplegers) in belangrijke mate verantwoordelijk voor de veel voorkomende overlast en criminaliteit die burgers ervaren. De aanpak is gericht op het terugdringen van recidive (snelheid). In 2009 worden minimaal 100 maatwerkcontracten afgesloten tussen cliënten en de samenwerkende partners in het veiligheidshuis (persoonsgerichte aanpak vanuit een levensloopbenadering).
•
*
Van de 250 tot 300 ex-gedetineerden die per jaar terugkeren naar de gemeente Maastricht krijgt minimaal 60% een aansluitend nazorgtraject aangeboden (veiligheidshuis). Binnen het veiligheidshuis wordt hiertoe een servicepunt nazorg exgedetineerde ingericht.
*
Dagelijkse screening politiemutaties op de doelgroepen jeugd, huiselijk geweld en veelplegers waarvan tussen de 60 en 80% wordt gevolgd (veiligheidshuis).
Drugs- en alcoholoverlast o Uitvoering coffeeshopbeleid: beperking van de overlast door spreiding van de coffeeshops en opstellen van een handhavingsarrangement. o Uitvoeren Damoclesbeleid (bestuursdwang tegen voor het publiek toegankelijke lokalen waar verdovende middelen worden verhandeld); o Uitvoeren project ‘Borderline’. Project betreft de aanpak van drugsrunners en overlastgevende drugspanden. Gelet op de problematiek zal op korte termijn het zwaartepunt in Maastricht liggen. Echter de problematiek speelt in de gehele regio. Daardoor wordt de werkwijze uiteindelijk in geheel Zuid-Limburg uitgedragen. Betreft zowel korte als een lange termijn aanpak. o Uitvoeren horecabeleid. Hierbij wordt geanticipeerd op landelijk beleid (verbod happy hours, verhogen leeftijdsgrens). Ontwikkelingen exploitatievergunningen. o Uitrol handhavingsnota “Fysieke ruimte”. Handhavingsarrangementen zijn probleemgestuurd en gebiedsgericht.
Veiligheidsveld 2
Bedrijvigheid en veiligheid
Op het veld bedrijvigheid en veiligheid liggen thema’s die te maken hebben met de sociale onveiligheid rond bedrijvigheid. Het gaat om de onveiligheid die bedrijvigheid genereert of waar zij mee te maken heeft die echter niet van “fysieke” aard is. Thema’s zijn onder meer de veiligheid rond uitgaan en bij grootschalige evenementen. Maatregelen op dit veld hebben vaak een gemengd publiek-privaat karakter. Prestaties 2009 • Winkelcentra Uitvoering Keurmerk Veilig ondernemen o.a. collectief winkelverbod en collectieve huisregels. •
Bedrijventerreinen Uitvoering van de in het convenant Keurmerk Veilig Ondernemen opgenomen maatregelen worden voor het bedrijventerrein Beatrixhaven en voor Randwyck afgerond. Voor Scharn loopt de uitvoering in 2009 door. Voor het Bosscherveld heeft schouw plaatsgevonden. In afwachting van de ontwikkelingen rondom Belvédère worden tijdelijke maatregelen overwogen. Dat geldt ook voor het bedrijfsterrein Maastricht/Eijsden. Hier is sprake van regionale samenwerking waarvoor een gezamenlijk convenant-ondertekening is voorzien.
51
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009
•
Uitgaan/horeca Uitvoering van de maatregelen zoals opgenomen in de Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan lopen in 2009 door.
•
Grootschalige evenementen Aanscherping van het evenementenbeleid irt veiligheid in 2009.
Veiligheidsveld 3 Jeugd en veiligheid Het veld jeugd en veiligheid bevat onderwerpen welke specifiek met jeugd te maken hebben (het gaat daarbij zowel om 12-minners als om oudere jeugd). Door middel van de hieronder beschreven activiteiten wordt een afname van onveiligheidsgevoelens onder jeugdigen en het voorkomen c.q. afnemen van jeugdoverlast en criminaliteit nagestreefd. Prestaties 2009 • GSB III, doelstelling 24 De ambitie is uitgesproken de Maastrichtse jeugd (12-23 jaar) in de GSB buurten toe te rusten, zodat deze beter in staat is om eigen verantwoordelijkheid te nemen in het kader van verkrijgen en bieden van veiligheid in zijn/ haar relevante woon-werk en leefomgeving. Resultaatafspraak met de stad is dat in 2009 maximaal 59% van de Maastrichtse jeugd zich wel eens onveilig voelt (n=69% in peiljaar 2004). Inspanningen die we in dit kader in 2009 plegen zijn: o o o o o
Continueren project Veilige School; Afsluiten nieuw samenwerkingsconvenant tussen Onderwijsinstellingen, Politie, Justitie en Gemeente; Herhalingsonderzoek Veilige School; en Uitrol werkwijze Mentoren op Straat, Buurtbemiddeling en Gedragscodes naar de wijken Noord-Oost , Mariaberg en Daalhof.
•
Overlastgevende jeugdgroepen o Continuering Jeugdpreventie Platform; elke melding met betrekking tot een risicojeugdige in relatie tot overlast of beginnende criminaliteit wordt opgevolgd; o Continuering Jeugd Interventie Teams; minimaal 5 overlastgevende jeugdgroepen worden aangepakt. (n=5 overlastgevende jeugdgroepen shortlist jeugdgroepen politie, juni 2008). o Afname Jeugdcriminaliteit; naast de persoonsgerichte aanpak van jeugdige veelplegers in het veiligheidshuis, wordt in 2009 geïntensiveerd op de doelgroep risico jeugd.
•
Alcohol en drugs o Nieuw beleid is in 2008 ingezet en wordt in 2009 verder geïmplementeerd. Aanpakken van omstandigheden die criminaliteit bevorderen (alcoholmisbruik); o Gerichte actie naar (beginnend) risicogedrag van jeugdigen onder de 18 jaar met betrekking tot het alcohol en (soft)drugsgebruik; o Uitvoeren pilot “Aanpak overmatig alcoholgebruik door jongeren”; o Samenwerken met de UM en de studentenverenigingen inzake het alcoholgebruik.
Veiligheidsveld 4
Fysieke veiligheid
Het veld fysieke veiligheid bevat de vormen van onveiligheid die samenhangen met gevaarlijke stoffen, verkeer, gebouwen en natuur. Thema’s zijn verkeersveiligheid, externe veiligheid, brandveiligheid en natuurrampen. Een belangrijke maatregel op dit terrein betreft de voorbereiding op rampenbestrijding.
52
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009 Prestaties 2009 •
Brandveiligheid Verbetering van de brandweerzorg, de rampenbestrijding en de crisisbeheersing is de hoofddoelstelling van het masterplan regionalisering “sterke Brandweer, vurig verlangen.”. Met de vorming van de nieuwe veiligheidsregio’s in 2009 wordt de verdere implementatie ter hand genomen.
•
Risico’s gevaarlijke stoffen/externe veiligheid Om uitvoering te geven aan het Besluit Risico’s Zware Ongevallen is gestart met intensieve controles van 5 Maastrichtse bedrijven die ten aanzien van emissies naar lucht, bodem, water en brandveiligheid, grote impact kunnen hebben. Dit project heeft een onbepaalde doorlooptijd. Uitvoering vindt plaats in samenwerking met de Provincie.
•
Calamiteitenplan Implementatie van het calamiteitenplan Binnenstad in 2009.
•
Regionale aanpak van diverse processen in de rampenbestrijding Regionale planvorming is leidend, locale inbreng blijft ook in 2009 inzet vergen (o.a. de Hoogwaterregeling). Verder realisatie Veiligheidsregio in 2009.
Veiligheidsveld 5
Integriteit en veiligheid
Het veld integriteit en veiligheid bundelt de bedreigingen rond radicalisering alsmede georganiseerde criminaliteit. Dit veld is zo genoemd omdat deze bedreigingen de grondvesten van de maatschappij kunnen aantasten. Ze bedreigen de integriteit van onze samenleving. Prestaties 2009 Radicalisering, terrorisme, georganiseerde criminaliteit en bijvoorbeeld integriteit van het lokaal bestuur zijn onderwerpen die vallen binnen dit veiligheidsveld. De uitvoeringsactiviteiten worden als regulier binnen de organisatie uitgevoerd. Deze activiteiten zijn ingebed in diverse andere programma’s (bijvoorbeeld de diversiteitsnota “Confetti”). Wat mag het kosten? Programma 2 Exploitatie (bedragen x € 1.000) Kapitaallasten Apparaatskosten Verstrekte subsidies Storting in voorzieningen Overige lasten Subtotaal Lasten Ontvangen subsidies Overige opbrengsten Subtotaal Baten Saldo voor resultaatbest. Storting in reserves Onttrekking aan reserves Saldo na resultaatbest.
Veiligheid Rekening Begroting Begroting Begroting Begroting Begroting 2007 2008 2009 2010 2011 2012 87 N 84 N 80 N 76 N 73 N 2.875 N 3.059 N 3.112 N 2.964 N 3.049 N 98 N 103 N 103 N 103 N 103 N
9.248 N
1.825 V 7.423 N 168 N 185 V 7.406 N
7.071 N 10.131 N
7.299 N 10.545 N
7.473 N 10.768 N
7.489 N 10.632 N
7.500 N 10.725 N
1.932 V 1.932 V 8.199 N 35 N
1.989 V 1.989 V 8.556 N
2.057 V 2.057 V 8.711 N
2.114 V 2.114 V 8.518 N
2.175 V 2.175 V 8.550 N
8.234 N
8.556 N
8.711 N
8.518 N
8.550 N
In bovenstaande cijfers zijn onderstaande ontwikkelingen verwerkt.
53
BIJLAGE
II VOLGNUMMER
85-2009 Programma 2 Intensivering (N) / bezuiniging (V) Regionalisering brandweer Integrale veiligheid
Veiligheid 2009 246 N 200 N
2010 207 N 200 N
2011 170 N
2012 170 N
Toelichting Lasten 1 Toelichting kapitaallasten De kapitaallasten van de geactiveerde investeringen worden doorgerekend volgens de geldende methode. Dit betreft de kapitaallasten van investeringen in voorgaande jaren m.b.t. Veiligheid (Cameratoezicht).
54