Méér dan alleen licht en techniek
Beleidsplan Openbare Verlichting
Ingenieursbureau Stadsbedrijven in opdracht van de afdeling Wijk en Welzijn november 2004
COLOFON Samenstelling en redactie: Ad Huijbregts Ingenieursbureau Stadsbedrijven (Gemeente Oosterhout) Met medewerking van: Ad Burger Coen van den Hout Cor Beenhakkers Dennis den Tenter Eugène Winthagen Hanneke Don Han Kilsdonk Jan Ligtvoet Johan van de Vrie John Willemse Kees de Rooij Monique van Zundert Otto Knitel Peter van Stratum Met dank aan: Cires Imtech Infra Industria Technische Verlichting Infra Engineering Politie Midden en West Brabant Van Mook VerlichtingAdvies Ontwerp, vormgeving en druk: Total Print B.V. Omslagfoto en illustraties: Industria Technische Verlichting
Oplage: 75 stuks
Dit beleidsplan is gedrukt op totaal chloorvrij papier
INHOUDSOPGAVE
Blz.
SAMENVATTING EN AANBEVELINGEN
1
1.
INLEIDING EN LEESWIJZER
9
2.
FUNCTIES VAN DE OPENBARE VERLICHTING
11
2.1. 2.2. 2.3. 2.4.
11 11 12 12
3.
4.
5.
6.
7.
Doel van de openbare verlichting Sociale veiligheid Verkeersveiligheid Leefbaarheid en ruimtelijke inrichting
LANDELIJKE WET- EN REGELGEVING
14
3.1. 3.2. 3.3.
14 14 16
Aansprakelijkheid wegbeheerder Nieuw Burgerlijk Wetboek Soorten landelijke normen Betekenis van de normen
VERLICHTINGSKWALITEIT
17
4.1. 4.2. 4.3.
17 18 28
Te onderscheiden ruimten Specifieke beleidsuitgangspunten openbare ruimten Semi-openbare ruimten
OVERIGE BELEIDSASPECTEN
30
5.1. 5.2. 5.3. 5.4. 5.5.
30 31 32 34 37
Milieu Lichthinder Energie Openbaar groen Onderhoud van de openbare verlichting
FINANCIEN
39
6.1. 6.2. 6.3.
39 40 41
Huidig beleid Knelpunten Nieuw beleid
PRIORITEITEN EN BENODIGD BUDGET
44
7.1. 7.2.
44 45
Prioriteit Benodigd budget
8.
TOTSTANDKOMING EN NAZORG
48
9.
LITERATUURLIJST
49
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
BIJLAGEN A B C D E F
G H I J K
Kwaliteitsaspecten van de openbare verlichting Beschrijving van de openbare verlichtingsinstallatie Overzicht bestand openbare verlichtingsinstallatie Verlichtingcriteria (in bewerking) Veilige elektrotechnische bedrijfsvoering volgens de NEN 3140 Organisatie van de openbare verlichting F.1. Omgevingsanalyse F.2. Omschrijving van de werkzaamheden F.3. OV-Beheersysteem F.4. Standaardisatie F.5. Inkoop- en aanbesteding F.6. Uitvoering van de werkzaamheden Leeftijdsopbouw masten en armaturen G.1. Leeftijdsopbouw masten G.2. Leeftijdsopbouw armaturen Kosten reguliere vervanging en inlopen achterstalligheid Effecten beleidskeuze Kaart actorennetwerk Communicatieplan
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
SAMENVATTING Openbare verlichting is méér dan alleen licht en techniek. Openbare verlichting grijpt in belangrijke mate op verschillende gemeentelijke beleidsvelden in. Het beleid voor de openbare verlichting moet dan ook zo zijn geformuleerd dat er een goede afstemming wordt verkregen tussen de diverse betrokken gemeentelijke beleidsterreinen. Bovendien moet inzicht worden gegeven en helder en eenduidig worden vastgesteld, op welke wijze, met welke mensen, middelen en activiteiten, de doelstellingen van het beleid kunnen worden gerealiseerd. Van belang bij het effectief maken van de verlichting is het vergroten van de verkeersveiligheid, het vergroten van de sociale veiligheid en het vergroten van de leefbaarheid en de aantrekkingskracht van de gemeente. Daarnaast is het minder belasten van het milieu van belang door efficiënt omgaan met grondstoffen en energie, het verbeteren van het energetisch- en lichttechnisch rendement, het verlagen van de energiekosten en onderhoudskosten en het beperken van ongewenste neveneffecten zoals lichthinder. Om zich als gemeente te conformeren aan de huidige landelijke standaarden, dan spreekt het voor zich dat in Oosterhout als referentie de vernieuwde Aanbevelingen van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (NSVV) en het PolitieKeurmerk Veilig Wonen® (PKVW) worden gehanteerd. Het beleid van vrijwel alle gemeenten in Nederland is immers gebaseerd op deze Aanbevelingen van de NSVV en het PolitieKeurmerk Veilig Wonen®. Het toepassen van deze richtlijnen zal een positief effect hebben op de sociale veiligheid en de verkeersveiligheid, in zowel de verkeersruimten als ook de verblijfsruimten. De gemeente is verantwoordelijk voor het goed functioneren van de openbare verlichtingsinstallatie en kan als wegbeheerder aansprakelijk worden gesteld voor de openbare verlichting als onderdeel van de weguitrusting. Omdat de gemeente op deze verantwoordelijkheid kan worden aangesproken, is het belangrijk dat de uitgangspunten en de randvoorwaarden, die ten grondslag liggen aan een verantwoorde aanleg en aan een verantwoord beheer en onderhoud, in een beleidsplan worden uiteengezet en vastgesteld. De aansprakelijkheid staat los van de wijze waarop het eigendom van de openbare verlichting is geregeld. Met andere woorden de gemeente ontkomt niet aan een eventuele aansprakelijkheid door het eigendom en/of het beheer en onderhoud van de verlichtingsinstallatie aan derden over te dragen. De gemeente hoeft niet alle bovengenoemde werkzaamheden zelf uit te voeren. De gemeente moet nadrukkelijk zelf wel de regierol voeren door: 1. De kwaliteitseisen vast te stellen, in zowel lichttechnische zin als voor wat betreft het beheer en onderhoud; 2. De uitbestede werkzaamheden kunnen controleren, om vast te stellen of de uitgevoerde werkzaamheden aan de gestelde normen voldoen; 3. Naast de technische kennis die nodig is voor het dagelijkse beheer, inzicht moeten hebben in de maatschappelijke aspecten van de openbare verlichting. De regierol en het voorliggende beleidsplan bieden de gemeente de mogelijkheid om de uiteindelijke zeggenschap over de openbare verlichting te behouden. Daarnaast kan de gemeente op deze wijze steeds gebruik maken van het meest kosteneffectieve alternatief. Bovendien kan de gemeente op de hoogte blijven van de meeste actuele technische ontwikkelingen op het gebied van de openbare verlichting. De openbare verlichtingsinstallatie moet zodanig worden onderhouden dat ze aan de gestelde normen blijft voldoen. Voor de regeling van aansprakelijkheid bij eventuele ongevallen of misdrijven is het van belang, dat duidelijk kan worden aangetoond dat het beheer en het onderhoud naar behoren zijn en worden uitgevoerd. De grens van het minimaal verantwoorde onderhoudsniveau mag niet in negatieve zin worden onderschreden. Slecht onderhoud aan de openbare verlichtingsinstallatie is altijd kapitaalvernietiging. Een slecht of gedeeltelijk functionerende openbare verlichting doet op onaanvaardbare en ernstig verwijtbare wijze, afbreuk aan de sociale veiligheid en de verkeersveiligheid. Door de veroudering van de openbare verlichtingsinstallatie en het gebrek aan voldoende middelen en structurele plannen, is de vervanging van de inmiddels sterk verouderde lichtmasten en versleten armaturen niet consequent uitgevoerd. Door de gemeente is in het verleden niet genoeg geld gereserveerd voor de vernieuwing van deze lichtmasten en armaturen. Met het uitvoeren van de onderhoudswerkzaamheden wordt dan ook daadwerkelijk steeds vaker geconstateerd dat de
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
1
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
technische staat van de bestaande lichtmasten en de armaturen zo slecht is, dat ze onvermijdelijk zonder uitstel op korte termijn moeten worden vervangen. De materialen zijn vooral constructief enorm verslechterd. Gelet op het feit dat ruim 40% van de lichtmasten dateert van vóór het jaar 1978 en bijna 60% van de armaturen dateert van vóór het jaar 1988, is dat op zich niet verwonderlijk. De gemeente Oosterhout heeft immers niet voor niets in de ‘Nota Openbare Verlichting 1990’, een afschrijftermijn vastgesteld van 25 jaar voor masten en een afschrijftermijn van 15 jaar voor armaturen. Deze afschrijftermijnen zijn als dusdanig opnieuw en identiek vastgesteld in de ‘Nota investerings- en afschrijvingsbeleid 2004’. De achterstalligheid is op dit moment als volgt te kwantificeren: In het vervangen van lichtmasten is er sprake van een achterstalligheid van ruim 4.300 stuks. Dit is een percentage van achterstallig onderhoud van masten van ruim 40% op een totaal van 10.722 stuks. Wat het totaalbedrag voor achterstalligheid in masten bij een aantal van 4.300 stuks, voor een bedrag van gemiddeld € 527,00 per lichtmast, brengt op € 2.266.100,00. In het vervangen van armaturen is er sprake van een achterstalligheid van ruim 6.685 stuks. Dit is een percentage van achterstallig onderhoud van armaturen van bijna 60% op een totaal van 11.142 stuks. Dit brengt het totaalbedrag voor achterstalligheid in armaturen bij een aantal van 6.685 stuks, voor een bedrag van gemiddeld € 178,00 per armatuur, op € 1.189.930,00. Het ontbreken van financiën om het onderhoudsniveau op een aanvaardbaar peil te houden, doet de eerder genoemde aansprakelijkheid niet verminderen. Ook mogen gebreken niet met dit argument voortbestaan. Met betrekking tot het onderhoud en de planmatige vervanging van de openbare verlichtingsinstallatie bestaat of ontstaat een risico dat uitgaat boven de hieraan verbonden normale bedrijfsrisico’s. Calamiteiten waarbij persoonlijke ongelukken niet zijn uit te sluiten, zullen weliswaar in schaalgrootte een beperkte omvang hebben maar zeker forse negatieve publicitaire aandacht trekken. Voorgesteld wordt om de opgelopen achterstalligheid van 20 jaar voor lichtmasten en 30 jaar voor armaturen in te lopen binnen een termijn van 10 jaar. Wanneer wordt ingestemd met de uitgangspunten zoals die in het beleidsplan staan omschreven, zullen er jaarlijks extra financiële middelen noodzakelijk zijn om de openbare verlichtingsinstallatie in zowel beheertechnische als ook in lichttechnische zin op het gewenste kwaliteitsniveau te brengen. De voorgestelde vernieuwingen zullen naast het vergroten van de veiligheid een positief effect hebben op de exploitatiekosten, zoals minder energiekosten en minder onderhoudskosten. Het huidige beleid voorziet in middelen opgenomen in de programmabegroting en productenraming, die noodzakelijk zijn voor het dagelijks beheer van de openbare verlichting. De beheerkosten bestaan met name uit de vervangingskosten van de lampen, de energiekosten en de onderhoudskosten. Op basis van de huidige inzichten zal het structurele investeringsbedrag aanzienlijk moeten worden verhoogd. In de perspectiefnota is reeds het voornemen aangegeven, het investeringsbedrag voor de openbare verlichtingsinstallatie in 2004 te verhogen tot € 250.000,00. Dit voorlopig als maximum, in afwachting van de vaststelling van het voorliggende beleidsplan. Op deze wijze echter wordt in 2004 verdere achterstalligheid in het onderhoud opgelopen. Voor het vervangen en verbeteren van de openbare verlichting zijn in de huidige meerjarenbegroting 2004 tot en met 2007, te lage vervangingsinvesteringen opgenomen van respectievelijk € 250.000,00 voor het jaar 2004 en € 250.000,00 + p.m. voor de jaren 2005, 2006 en 2007. Een en ander brengt het huidig gemiddelde structurele vervangingsbudget op € 250.000,00 per jaar. Op basis van de huidige inzichten zal het structurele investeringsbedrag aanzienlijk moeten worden verhoogd. Op basis van een zo nauwkeurig mogelijke berekening is ingeschat, dat in plaats van het huidige gemiddelde structurele vervangingsbudget van circa € 250.000,00 per jaar, er voor de komende 10 jaar € 284.000,00 jaarlijks extra nodig zal zijn, om in totaal voor € 534.000,00 jaarlijks, aan alle reguliere hoogstnoodzakelijke planmatige vervangingen inhoud te kunnen geven. Het verdient aanbeveling het beleidsplan gestadig te actualiseren en één keer in de 4 jaar geheel te herzien. Wijzigingen in de verkeersfunctie van wegen, andere opvattingen met betrekking tot de verkeersveiligheid en de sociale veiligheid, en veranderende technieken en inzichten in de openbare verlichtingsinstallatie vragen om een voortdurende actualisatie. Alle genoemde bedragen in het beleidsplan openbare verlichting zijn exclusief BTW en prijspeil 2004. De bedragen die in het beleidsplan worden genoemd, zullen jaarlijks worden bijgesteld.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
2
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
AANBEVELINGEN Deze paragraaf bevat een opsomming van alle aanbevelingen, zoals aangegeven in het voorliggende beleidsplan. De aanbevelingen zijn genummerd en tevens is aangegeven bij welke paragraaf deze horen. Prioriteiten 1. Voorgesteld wordt alle masten en armaturen die er door achterstalligheid in het onderhoud slecht aan toe zijn planmatig te vervangen. Bij de masten betreft het ernstige mechanische en constructieve gebreken. Bij de armaturen betreft het naast de constructieve schade een slecht lichttechnisch en slecht energetisch rendement. (Paragraaf 8.2.) 2. Voorgesteld wordt om de opgelopen achterstalligheid van 20 jaar voor masten en 30 jaar voor armaturen in te lopen binnen een termijn van 10 jaar. Na vaststelling van het beleidsplan zal een meerjarenplan worden gemaakt voor de renovatie per straat, buurt of wijk. Per buurt of wijk zal nader worden onderzocht en vastgesteld op welke wijze de verlichtingskwaliteit moet worden verbeterd. Jaarlijks zal een overzicht worden samengesteld van de exacte vervangingsprognose voor de komende vier jaar, met daarbij het bedrag dat per jaar voor de vervanging nodig is. (Paragraaf 8.2.) 3. Voorgesteld wordt om de openbare verlichting bij alle uitbreidingen en planmatige vervangingen in de openbare ruimten, zowel buiten als ook binnen de bebouwde kom, op de aanbevolen lichttechnische kwaliteit te brengen zoals is omschreven in de huidige nieuwe aanbevelingen voor de openbare verlichting van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (NSVV) en voor zover van toepassing de normen van het PolitieKeurmerk Veilig Wonen® (PKVW). (Paragraaf 3.2.1.) 4. Voorgesteld wordt om op korte termijn de gegevensinventarisatie en het gegevensbeheer te organiseren en het vervolgens gaan vervaardigen van actuele tekeningen op digitale basis. Tegen een vaste vergoeding per lichtmast per jaar kan de complete inventarisatie en de invoer van de gegevens van het openbare verlichtingsnet in het digitale OV-beheer, door derden worden uitgevoerd en onderhouden. (Paragraaf 6.3.) 5. Voorgesteld wordt de objectgegevens van de afzonderlijke delen van de openbare verlichting nader te specificeren met behulp van de groepsremplace en vervolgens met deze objectgegevens de beheerkaarten te actualiseren. Parallel hieraan door derden het digitaal OV-beheersysteem laten vullen en het maandelijks door derden actualiseren hiervan. (Paragraaf 6.6.7.) 6. Voorgesteld wordt nader te onderzoeken en afhankelijk daarvan, voorstellen uit te werken voor het in 2005 gaan aanbrengen van (oriëntatie)verlichting in het buitengebied van woonlocaties, weglocaties en (niet recreatieve) fietsroutes op basis van een nog op en vast te stellen projectenlijst. (Paragraaf 4.2.1.) 7. Voorgesteld wordt dat er met betrekking tot het beheer en onderhoud op een meer bedrijfsmatige manier, efficiënt en effectief, wordt omgegaan met de benodigde middelen. Met de richtlijnen van het voorliggende beleidsplan als genomen uitgangspunt dient zowel de openbare verlichtingsinstallatie als ook de organisatie van beheer en onderhoud hiervan ingrijpend te worden verbeterd. (Paragraaf 6.6.7.) Functies van de openbare verlichting 8. Voorgesteld wordt met betrekking tot het aspect sociale veiligheid binnen de kaders van het voorliggende beleidsplan vraaggericht te werken, door de als onveilig ervaren ‘donkere’ plekken te voorzien van een betere verlichting. (Paragraaf 2.2.) 9. Niet alle problemen op het gebied van sociale veiligheid zijn eenvoudigweg op te lossen door het aanleggen van meer, of het verbeteren van de openbare verlichting. Als voorbeelden zijn hierbij te noemen ‘hangplekken’, plantsoenen, speelvelden, schoolpleinen, en parkeerplaatsen nabij sportaccommodaties. Deze plekken verdienen voortdurende aandacht en er zal adequaat moeten worden gereageerd op signalen van overlast en een oplossing moeten worden nagestreefd, afhankelijk van de omvang, de aard en de oorzaak van de overlast. In veel van deze gevallen echter zal de oplossing hier meer liggen in de rol en handelend optreden van de partners in buurtbeheer, waaronder de buurtcoördinator, de wijkagent, Cires, Merites, de buurtbewoners en in het ontwerpstadium de rol van de stedenbouwkundige. (Paragraaf 2.2.)
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
3
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
10. Op ‘hangplekken’ wordt afhankelijk van de omvang, de aard en de oorzaak van de overlast voorgesteld alléén in uiterste noodzaak, daar waar aantoonbaar, alle andere niet technische oplossingen zijn beproefd en niet baten, aanvullende verlichting aan te brengen. (Paragraaf 2.2.) Landelijke wet- en regelgeving 11. Wil de gemeente Oosterhout zich conformeren aan de huidige landelijke standaarden, dan spreekt het voor zich dat de Aanbevelingen van de NSVV en het PolitieKeurmerk Veilig Wonen® als referentie worden gehanteerd. Het toepassen van deze richtlijnen zal een positief effect hebben op de verkeersveiligheid en de sociale veiligheid, in zowel de verkeersruimten als ook de verblijfsruimten. (Paragraaf 3.3.) 12. De Aanbevelingen voor Openbare Verlichting van de NSVV en het PolitieKeurmerk Veilig Wonen® kunnen door de gemeente in de privaatrechtelijke sfeer worden voorgeschreven (bijvoorbeeld in een bestek of contract tussen de gemeente en een leverancier, aannemer en/of energiebedrijf). (Paragraaf 3.3.) 13. In het samenwerkingsplan ‘Veiligheid in Oosterhout 2003-2004’, vastgesteld door de Raad op 20 mei 2003, is als beleidsvoornemen opgenomen dat de toepassing van het PolitieKeurmerk Veilig Wonen® zal worden gepropageerd in de nieuwbouw en in de bestaande bouw. (Paragraaf 3.3.) 14. Uiteraard moet de openbare verlichtingsinstallatie zodanig worden onderhouden dat ze aan de gestelde normen blijft voldoen. Voor de regeling van aansprakelijkheid bij eventuele ongevallen of misdrijven is het van belang, dat duidelijk kan worden aangetoond dat het beheer en het onderhoud naar behoren zijn en worden uitgevoerd. (Paragraaf 3.3.) Verlichtingskwaliteit 15. Wanneer de gemeentelijke verkeerswegen buiten de bebouwde kom op het minimumniveau van de Aanbevelingen van de NSVV worden gebracht, zullen hierdoor tegelijkertijd de daar nabij gelegen parallelwegen en de fiets- en voetpaden beter worden verlicht. (Paragraaf 4.2.1.) 16. Op de landbouwwegen zal er naast de verkeersveiligheid, extra aandacht moeten worden besteed aan het aspect sociale veiligheid, omdat er langs de landbouwwegen kleine woongebieden aanwezig zijn. (Paragraaf 4.2.1.) 17. Voorgesteld wordt een onderzoek in te stellen naar welke woonlocaties en weglocaties in het buitengebied, in aanmerking komen voor oriëntatieverlichting. Mits er geen tegenstrijdige ecologische eisen zijn en afhankelijk van wat de kosten zijn, wordt aanbevolen om de incidentele kleine woongebieden en de weglocaties door middel van openbare verlichting van oriëntatieverlichting te voorzien. (Paragraaf 4.2.1.) 18. In het geval van oriëntatieverlichting tenminste één lichtpunt plaatsen op de kop van elke wegaansluiting, kruising of splitsing, in bochten, bij een overgang van de verharding in een zand- of puinweg, en daar waar dit uit overwegingen van verkeersveiligheid is gewenst. (Paragraaf 4.2.1.) 19. In het buitengebied zal in principe alléén daar worden overgegaan tot de aanleg van openbare verlichting, waar dit in alle redelijkheid economisch verantwoord en technisch uitvoerbaar, en niet strijdig is met belangen van het milieu. Bijvoorbeeld door het gaan toepassen van zonnepanelen als energievoorziening. (Paragraaf 4.2.1.) 20. Vrijliggende functionele fietspaden langs wegen buiten de bebouwde kom met een toegekend gebruiksdoel, tenzij uitsluitend van een recreatief karakter, als ook gevaarlijke kruispunten, bochten, bruggen en bushaltes in het buitengebied voorzien van openbare verlichting. (Paragraaf 4.2.1.) 21. Tussen Oosterhout en Dorst, langs de Hoevestraat en de Wethouder van Dijklaan, is de onderlinge afstand tussen de masten (te) groot (in afstand wisselend, maar veelal 120 meter). De indertijd gemonteerde armaturen zijn verkregen uit oude voorraad en moeten spoedig worden vernieuwd. Extra masten zullen vanwege de te grote tussenafstand moeten worden bijgeplaatst. (Paragraaf 4.2.1.) 22. Binnen de bebouwde kom zal afhankelijk van de functie van de wegen in de regel het voorgeschreven minimale lichtniveau worden toegepast. Afhankelijk van het gebruik van de ruimte spelen hierin ook afwegingen van sociale veiligheid en leefbaarheid een belangrijke rol. (Paragraaf 4.2.2.)
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
4
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
23. De gelijkmatigheid van de verlichting binnen de bebouwde kom is net zo belangrijk als het lichtniveau en is daarom mede maatgevend voor de verkeersveiligheid. Het uitschakelen om en om van lichtmasten langs de tangentwegen is, omdat het een buitensporige afname van de gelijkmatigheid van de verlichting veroorzaakt, niet langer toelaatbaar. Met het vernieuwen van de armaturen kan met een gelijkblijvend energiegebruik de aanbevolen en gewenste gelijkmatigheid worden verkregen. Voorgesteld wordt alle masten en armaturen langs de tangentwegen de gehele nacht te laten branden. (Paragraaf 4.2.2.) 24. In verblijfsgebieden waar het meer gaat om de sociale veiligheid dan om de verkeersintensiteit zullen ‘s nachts de eisen aan de openbare en de sociale veiligheid juist eerder toe- dan afnemen. Verlagen van het lichtniveau door middel van een avond- en nachtschakeling zal hier niet langer toelaatbaar zijn. Voorgesteld wordt in verblijfsgebieden het nominale avondniveau van de openbare verlichting na 23.00 uur niet meer te schakelen naar het lagere nachtniveau. Het veranderen van de dag- en nachtschakeling vindt alleen en dan groepsgewijs plaats, pas na de vervanging van de oude armaturen door de nieuwe energiezuinige verlichting. (Paragraaf 4.2.2.) 25. In de winkelstraten kan het omgekeerde mogelijk zijn. Zolang de etalageverlichting aan is, kan de openbare verlichting wel op een lager niveau branden. Pas na het uitschakelen van de etalageverlichting ontstaat behoefte aan openbare verlichting van een voldoend niveau. Terreinen waar het wel toelaatbaar is ‘s nachts het lichtniveau te verminderen zijn bijvoorbeeld de parkeerterreinen bij sportcomplexen en de carpoolplaatsen buiten de bebouwde kom. (Paragraaf 4.2.2.) 26. In de openbare ruimte met een verblijfsfunctie, wordt voorgesteld om van het in de openbare verlichting aanwezige ‘gele’ licht, het niveau te verhogen of te vervangen door ‘wit’ licht. ‘Geel’ licht geeft een slechte kleurherkenning, maar een betere lichtopbrengst en een hoge contrastwerking. ‘Geel’ licht is daarom vooral geschikt voor wegen met hoofdzakelijk een verkeerskarakter, of industrie- en bedrijven terreinen. ‘Wit’ licht wordt door de mens echter als aangenamer ervaren dan ‘geel’ licht door de genoemde betere kleurherkenning. (Paragraaf 4.2.2.) 27. Niet alle delen van de openbare ruimten zoals voetpaden, parken en speelgelegenheden moeten in zijn geheel worden verlicht. Parken, speelvelden en uitlaatgebieden voor honden worden in beginsel niet verlicht om ‘schijnveiligheid’ te voorkomen. Wel wordt voorgesteld dat die delen van de voornoemde openbare ruimten worden verlicht, waarvoor gedurende de avond en de nacht geen alternatieve route bestaat. De doorgaande route(s) daarentegen worden wel verlicht, op voorwaarde dat deze overzichtelijk en controleerbaar zijn. (Paragraaf 4.2.2.) 28. Langs fietspaden die bij duisternis veelvuldig worden gebruikt, wordt voorgesteld om een verlichting aan te leggen. Functionele verbindingen komen eerder in aanmerking dan recreatieve. Recreatieve fietstochten worden doorgaans bij daglicht gemaakt. Daarnaast is er voor een recreatieve verbinding vaak een alternatief via een verlicht traject beschikbaar. Ook kan de plaatsing van verlichting de landschappelijke (en recreatieve) waarde verminderen. (Paragraaf 4.2.3.) 29. In beginsel wordt voorgesteld vrijliggende fietspaden die door een tussenberm van minder dan 2 meter worden gescheiden van de rijbaan, met de rijbaan mee te verlichten. Wanneer het verlichtingstechnisch mogelijk is om zowel de rijbaan als het fietspad te verlichten, verdient het de voorkeur om beide te verlichten met een combinatieverlichting bijvoorbeeld met één lichtmast met eventueel twee lamphouders. Een en ander wordt ook aanbevolen in de ‘Fietsnota Gemeente Oosterhout (1998)’. (Paragraaf 4.2.3.) 30. Fietswegen door natuurgebieden worden in beginsel niet verlicht, tenzij daarvoor zwaarwegende veiligheidsoverwegingen bestaan. Wanneer openbare verlichting noodzakelijk is, worden aan de verlichtingsinstallatie speciale lichteisen gesteld om de lichthinder te beperken, bijvoorbeeld door lage armaturen te gebruiken en de lichtstraal meer neerwaarts te richten. Het is zeker in natuurgebieden zoals de ecologische zone, wenselijk het licht gedurende een deel van de nacht (bijvoorbeeld tussen 01.00 en 05.00 uur) te doven. (Paragraaf 4.2.3.) 31. De gemeente zal daar waar mogelijk bevorderen dat, openbare achterpaden en brandgangen die niet in eigendom toebehoren aan de gemeente door de desbetreffende eigenaar zelf in eigen beheer worden voorzien van verlichting, en/of de lichtmasten van de eigen openbare verlichting in de aangrenzende straten zodanig plaatsen dat de achterpaden en brandgangen worden ‘mee verlicht’. De verlichting zal volgens het PolitieKeurmerk Veilig Wonen® in de nacht op een overeenkomstig met de avond gelijkblijvend niveau blijven branden. (Paragraaf 4.3.4.)
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
5
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
32. Voorgesteld wordt dat bij wensen en klachten over de verlichting van de semi-openbare ruimten, de gemeente in overleg treedt met de eigenaar en de bewoners. Indien zowel de bewoners als de eigenaar bereid zijn zelf de kosten voor hun rekening te nemen, is de gemeente bereid te adviseren in de keuze en te adviseren in de aanleg van de verlichting. (Paragraaf 4.3.4.) 33. In semi-openbare ruimten zoals achterpaden en brandgangen, die in eigendom toebehoren aan stichtingen, corporaties en/of andere instellingen, dient de aanleg van de verlichting door en voor rekening van de eigenaar te gebeuren. De kosten voor het onderhouden van de installatie zijn eveneens voor rekening van de eigenaar. De eigenaar blijft zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van het verlichtingsniveau en de veiligheidsvoorschriften van elektriciteit. (Paragraaf 4.3.4.) 34. De verlichting van derden in de semi-openbare ruimten, zal op grond van de forse areaaluitbreiding van de openbare verlichtingsinstallatie en de hieruit voortvloeiende hoge kostentoename van beheer, onderhoud en energie en de aspecten van mogelijke wettelijke aansprakelijkheid, géén deel gaan uitmaken van de openbare verlichting. (Paragraaf 4.3.4.) Overige beleidsaspecten 35. Het streven bij het ontwerpen van een installatie volgens de richtlijnen is dusdanig, dat met een minimale verlichting, een maximale verkeers- en sociale veiligheid voor de weggebruiker wordt verkregen. Minimale verlichting betekent niet dat de verlichting in zijn geheel niet aanwezig mag zijn. Minimale verlichting betekent dat de mate van verlichting wordt afgestemd op de situatie ter plaatse. (Paragraaf 5.1.4.) 36. Voorgesteld wordt het alléén plaatsen van verlichting als dit volgens bestaande richtlijnen noodzakelijk is en het alléén daar aanbrengen van licht waar het functioneel is, dus waar het bijdraagt aan verkeers- en sociale veiligheid of aan oriëntatie. (Paragraaf 5.2.3.) 37. In verband met het milieu is het van groot belang om te letten op het energiegebruik. Besparingen op het energiegebruik kunnen alleen daar worden toegepast daar, waar het lichtniveau ten opzichte van de aanbevelingen te hoog is of daar, waar het vereiste niveau kan worden bereikt met verbeterde moderne technieken. Zo kan in de openbare verlichting efficiënt met energie worden omgegaan door het toepassen van energiezuinige lampen, verbeterde armaturen en moderne elektronische voorschakelapparatuur. (Paragraaf 5.3.3.) 38. Uit het onderzoek naar verkeersveiligheid en sociale veiligheid is gebleken dat in plaats van de avond- en nachtschakeling, de verlichting continue moet branden en dat donkere plekken moeten worden voorkomen. (Paragraaf 5.3.3.) 39. Het uitschakelen om en om van lichtmasten langs de tangentwegen is, omdat het een buitensporige afname van de gelijkmatigheid van de verlichting veroorzaakt, niet langer toelaatbaar. Met het vernieuwen van de armaturen kan met een gelijkblijvend energiegebruik de aanbevolen en gewenste gelijkmatigheid worden verkregen. Voorgesteld wordt alle masten en armaturen langs de tangentwegen de gehele nacht te laten branden. (Paragraaf 5.3.3.) 40. Zeer belangrijk is de wijze waarop de verlichting wordt ingeschakeld en hoe de inrichting van de omgeving is. Steeds geldt hoe overzichtelijker een gebied, des te minder verlichting er nodig zal zijn. Het in een vroegtijdig planstadium goed definiëren van de functionele eisen en de ontwerpeisen van bouwkundige uitbreidingen, reconstructies, en groenvoorzieningen, bepalen de efficiëntie van het energiegebruik. (Paragraaf 5.3.3.) 41. De belangrijkste doelstellingen van de openbare verlichting, het verbeteren van de verkeersveiligheid en de sociale veiligheid, mogen op grond van wettelijke aspecten niet ondergeschikt worden gemaakt aan de doelstelling van de groenvoorziening, het bevorderen van de leefbaarheid. Om deze reden wordt voorgesteld om bij het ontwerpen van de stedelijke inrichting, het projecteren van de groenvoorziening in goed overleg af te stemmen op het ontwerp van de lichtmasten en de armaturen. De keuze van de lichtpunthoogten, vormgeving van de lichtmasten en de armaturen komt voort uit de te behalen lichttechnische kwaliteit overeenkomstig de NPRnorm.(Paragraaf 5.4.3.) 42. Voorgesteld wordt de bestaande knelpunten in afstemming tussen de openbare verlichting en het openbare groen, zoveel mogelijk in samenhang met renovatieplannen en reconstructies op te lossen. Hierdoor worden extra kosten zoveel mogelijk vermeden. Bij de uitvoering van renovatiewerkzaamheden moeten het Ingenieursbureau van de afdeling Stadsbedrijven en de unit Groen
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
6
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
en Ecologie van de afdeling Wijk en Welzijn in een vroegtijdig stadium overleggen over de maatregelen die genomen moeten worden om het verlichtingsniveau te verhogen. (Paragraaf 5.4.3.) 43. Voorgesteld wordt de lichtmasten die volgens het totaaloverzicht ouder zijn dan 25 jaar, planmatig te vervangen. Tevens wordt voorgesteld per direct de masten te vervangen die met code 5 voorkomen op het jaarlijks overzicht. Voor armaturen geldt dat de levensduur ongeveer 15 jaar is. Dit wordt niet alleen veroorzaakt door slijtage, maar ook doordat er geen onderdelen meer te krijgen zijn, er te veel onderhoud aan komt, of doordat ze lichttechnisch en energietechnisch niet meer voldoen. (Paragraaf 5.7.) Organisatie van de openbare verlichting (bijlage) 44. Het gebruik van een vast of standaard assortiment lichtmasten, armaturen en lamptypen, zal het mogelijk maken om kwantumkortingen te bedingen, waardoor het investeringsniveau laag kan worden gehouden. Daarnaast vereenvoudigt een niet al te breed assortiment, het beheer en het onderhoud aanzienlijk. Aan de andere kant moet het assortiment wel zodanig zijn opgebouwd dat bepaalde gebieden kunnen worden gekarakteriseerd. (Bijlage F.4.) 45. Een vorm van standaardisatie wordt bereikt in het vaststellen van een selectie van de toe te passen materialen. Dit houdt voor de lichtmasten een keuze in, met betrekking tot de lichtpunthoogten, en de materiaalkeuze tussen staal en aluminium. Voor de armaturen betekent dit een begrenzing in keuze van het aantal modellen en het aantal leveranciers. (Bijlage F.4.) 46. Als Installatieverantwoordelijke is de Specialist Openbare Verlichting en Projecten verantwoordelijk voor het veilig maken en houden van de elektrotechnische installatie en de bedrijfsvoering daarvan. Dit betekent dat hij verantwoordelijk is voor een (technisch) veilige nieuwbouw en uitbreiding van de installatie, alsmede onderhoud om de installatie veilig te houden en de werking te waarborgen. (Paragraaf 6.6.2.) 47. De rol van de gemeente zal worden beperkt tot de regierol, zoals is vastgesteld in het afdelingsplan Ingenieursbureau Stadsbedrijven 2003. In de huidige organisatie is binnen de afdeling Stadsbedrijven vanuit het Ingenieursbureau, de Specialist Openbare Verlichting en Projecten de Regievoerder van de openbare verlichting, en in die functie eerstverantwoordelijk voor het beleid en beheer van de openbare verlichting. Voor het instandhouden casu quo verbeteren van de kwaliteit van de gemeentelijke openbare verlichting en het realiseren van diverse projecten, ontwikkelt casu quo initieert hij het beleid met betrekking tot de openbare verlichting en draagt vanuit een regierol zorg voor de uitvoering hiervan. (Bijlage F.6.7.) 48. De werkgever is primair verantwoordelijk voor de arbeidsomstandigheden in zijn bedrijf. In grotere organisaties zoals de gemeente Oosterhout, is het overdragen van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden een absolute vereiste om de zorg voor arbeidsomstandigheden goed inhoud te kunnen geven. De toewijzing dient schriftelijk te gebeuren. Voor een bepaalde taak kan nooit meer dan één persoon verantwoordelijk zijn. Naast taken en verantwoordelijkheden dienen ook bevoegdheden en middelen te worden overgedragen. (Bijlage F.6.7.) 49. Aan de Installatieverantwoordelijke moeten de nodige persoonlijke en financiële middelen worden aangewezen voor de opgedragen taken die moeten worden uitgevoerd. In de praktijk blijkt nogal eens dat er taken op het gebied van de arbeidsomstandigheden worden opgedragen, zonder dat is nagedacht bijvoorbeeld over de tijd dat dit zal vergen. Op die manier worden taken niet of slechts gedeeltelijk uitgevoerd en ontstaat daarmee een bedreiging voor de veiligheid van de werknemers. (Bijlage F.6.7.) 50. Om duidelijkheid te verschaffen over de bevoegdheden van personen vindt deze schriftelijk plaats door de directie of iemand die daartoe door de directie is gemachtigd. Het schriftelijk geven van bevoegdheden aan een werknemer gaat door middel van een aanwijzing. Bij een schriftelijke aanwijzing van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden kan geen verschil van mening ontstaan over hetgeen wel of niet is toegewezen. De schriftelijke aanwijzing kan geschieden door een afzonderlijk document. De werknemer verplicht zich ertoe volgens de normen te werken en de werkgever verplicht zich ertoe de daarvoor benodigde tijd en middelen te verstrekken. (Bijlage F.6.7.)
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
7
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
51. Voorgesteld wordt een bedrijfsinstructie NEN 3140 en NEN-EN 50110 op te stellen met hierin een overzicht van de wettelijke bepalingen en termijnen. Vervolgens introductielezingen te verzorgen voor alle medewerkers die er zijdelings mee te maken hebben en daarnaast instructie te geven voor de medewerkers die werkzaamheden verrichten aan of nabij elektrotechnische installaties. (Bijlage F.6.7.) 52. Eerstelijns onderhoud zoals het vrijwel direct of op zeer korte termijn regelen en herstellen van schades, en het verhelpen van kleine storingen, kunnen op voorwaarde dat er de nodige aandacht wordt geschonken aan het professionaliseren van de eigen gemeentelijke organisatie, slechts dan worden uitgevoerd door de eigen gemeentelijke medewerkers elektrotechniek, als wordt voldaan aan de aan de hierboven gestelde wettelijke verplichtingen. (Bijlage F.6.7.) 53. Voorgesteld wordt zoveel als mogelijk behalve - vooralsnog - het eerstelijns onderhoud, de elektrotechnische werkzaamheden waaronder het groepsgewijs vervangen van lampen (groepsremplace) uit te besteden aan derden. Dit omwille van de kosteneffectiviteit, veiligheid en beheeraspecten en met het doel de capaciteit van de gemeentelijke organisatie zo min mogelijk te belasten. In de begroting 2005 en meerjarenramingen 2006-2008, in deel II Producten, zal dan door de gemeentelijke organisatie kunnen worden uitgegaan van een aantal in te zetten uren Stadsbedrijven van één eigen medewerker elektrotechniek en mechanische techniek (door de unit BOR) van 500 uur in plaats van 1.960 uur per jaar. (Bijlage F.6.7.) 54. Omdat de gemeentelijke hoogwerker al vele jaren structureel meer dan de helft van de tijd stilstaat, is de aanschaf van een nieuwe hoogwerker niet rendabel te maken. Voorgesteld wordt om met het vaststellen van het beleidsplan de groepsremplace omwille van de kosteneffectiviteit, veiligheid en beheersaspecten, alleen nog door derden uit te laten voeren en de hoogwerker te verkopen. (Bijlage F.6.7.) 55. Voorgesteld wordt het gemeentelijke magazijn alleen te benutten voor een zo klein mogelijk beperkte calamiteitenvoorraad voor het eigen eerstelijns opheffen van storingen en gevaarlijke situaties, en zelf te stoppen met de inkoop van grote partijen lampen. De werkvoorraad van het materiaal dat door de eigen dienst wordt gebruikt is vrij klein te houden door met een technische groothandel duidelijke afspraken over levertijden te maken. Algemeen geldt dat, wat vandaag wordt besteld, morgen in ‘huis’ is. De handelsmarge is kleiner dan de eigen magazijnopslag, oftewel de netto kostprijs voor de gemeente wordt door de uitschakeling van het eigen magazijn lager. (Bijlage F.6.7.) 56. Voorgesteld wordt in het kader van de standaardisatie richtlijnen op het gebied van de openbare verlichting op te stellen, waar de stedenbouwkundigen, architecten en (groen)ontwerpers rekening mee moeten houden, met betrekking tot het ontwerp en de realisatie van projecten in de gemeente Oosterhout. (Bijlage F.6.7.) 57. Op korte termijn organiseren van gegevensinventarisatie en gegevensbeheer en het vervaardigen van actuele tekeningen op digitale basis. Tegen een vaste vergoeding per lichtmast per jaar kan de complete inventarisatie en de invoer van gegevens van het openbare verlichtingsnet in het digitale OV-beheer door derden worden uitgevoerd en onderhouden. (Bijlage F.6.7.) 58. Een juist gekozen pakket voor digitaal OV-beheer zal de hoogstnoodzakelijke managementinformatie genereren. Belangrijk is het gaan gebruiken van digitale lichttechnische ontwerpprogramma’s. Deze programma’s kunnen op basis van de omgevingsvariabelen exact het juiste ter plekke voorgeschreven lichtmodel berekenen. Een beheersysteem geeft niet alleen ordening aan de grote hoeveelheid bij te houden gegevens en de gegevenssoorten, maar geeft ook duidelijkheid over de kwalitatieve toestand van de betreffende objecten, de benodigde financiën en de uitvoeringsplanning. (Bijlage F.6.7.) 59. Bestaande en lopende contracten met derden zullen in samenwerking met Centrale Inkoop niet automatisch worden verlengd. In plaats daarvan zullen daar waar mogelijk, op jaarbasis bij te stellen eenheidsprijzen voor te leveren materialen en te verrichten prestaties, in open begrotingen raamopdrachten voor meerdere jaren worden afgesloten. (Bijlage F.6.7.)
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
8
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
1. INLEIDING EN LEESWIJZER 1.1. Inleiding Oorspronkelijk was in het verleden het beschermen van lijf en eigendommen de reden voor het toe gaan passen van een openbare weg- en straatverlichting, ‘de persoonlijke en sociale veiligheid’. De bevordering van de status en het aanzien van de steden kwam daarna, evenals de bevordering van de handel en later het toerisme, ‘de leefbaarheid’. Meer recent zijn een belangrijk argument geworden, het bevorderen van de doorstroming van het verkeer en het bevorderen van ‘de verkeersveiligheid’. Openbare verlichting speelt in onze moderne maatschappij een belangrijke rol, maar desondanks zijn we ons hiervan nauwelijks bewust. De noodzaak van een goede openbare verlichting wordt pas duidelijk, wanneer deze om wat voor reden dan ook, niet meer goed functioneert. Dan blijkt dat zonder openbare verlichting er van veiligheid op straat geen sprake meer is. Het bevorderen van het gevoel van persoonlijke veiligheid voor alle gebruikers van de openbare ruimte, de openbare veiligheid of sociale veiligheid, is de laatste tijd een aspect dat, naast de verkeersveiligheid, steeds meer de aandacht vraagt en krijgt. De gemeente is verantwoordelijk voor het goed functioneren van de openbare verlichtingsinstallatie. Omdat de burger de gemeente op deze verantwoordelijkheid kan aanspreken, is het van belang dat het beleid voor de openbare verlichting in een beleidsplan schriftelijk wordt vastgelegd. Wensen en klachten op het gebied van de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de kleine criminaliteit en de toenemende aandacht binnen gemeenten voor energieaspecten en milieuaspecten, versterken de behoefte aan een goed geformuleerd gemeentelijk beleid. Naast het nut van de openbare verlichting voor de gemeenschap, is het diezelfde gemeenschap die er de kosten voor moet dragen. Ook hierin ligt een taak van de gemeentelijke overheid om, voordat tot technische realisatie en beheer kan worden overgegaan, voor de openbare verlichting een beleid vast te stellen. Beantwoorden aan het doel van openbare verlichting heeft immers meerdere gevolgen. Verlichten kost geld en zorg voor de aanleg en het beheer en veroorzaakt daarnaast nadelige effecten voor milieu en omgeving. De baten in de vorm van bijvoorbeeld vermindering van misdrijven en ongevallen wegen echter ruim op tegen de kosten van de nadelige effecten. Met de totstandkoming van het beleidsplan heeft zowel intern als ook extern overleg plaatsgevonden. De interne communicatie betrof de Vakwethouder, de Directie, het Algemeen Managementteam, de afdelingen Bouwen, Wonen en Ondernemen, Wijk en Welzijn, Publieksdiensten, Stadsbedrijven, Financiële Ondersteuning en Uitvoering, Algemene Ondersteuning en Uitvoering, en Sturing en Control. De externe communicatie heeft plaatsgevonden met de Politie Midden en West Brabant, de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), Cires (verlichting achterpaden), en Essent Netwerk Brabant B.V. De laatste keer dat er door de gemeenteraad een Nota Openbare Verlichting is vastgesteld, was in het voorjaar van 1990. Na een dusdanig lange tijdspanne, waarin zeer veel veranderingen van regelgeving, eisen en normen als ook wijzigingen in de gemeentelijke organisatie hebben plaatsgevonden, is het noodzakelijk het oude beleid nu te actualiseren. De doelstelling van het nieuwe beleidsplan ten opzichte van het referentiejaar 1990, is onder andere het aangeven van een toetsingskader waarbinnen de werkzaamheden op het gebied van de openbare verlichting zullen worden uitgevoerd.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
9
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
1.2 Leeswijzer Het voorliggende beleidsplan is door het Ingenieursbureau van de afdeling Stadsbedrijven in samenwerking met de afdeling Wijk en Welzijn opgesteld op basis van het model van de Nederlandse Stichting Voor Verlichtingskunde (NSVV) en de Nederlandse Ontwikkelingsmaatschappij voor Energie en Milieu B.V. (NOVEM). Het beleidsplan is als maatwerk toegesneden op de situatie in de gemeente Oosterhout. Samenvatting en aanbevelingen; Hoofdstuk 1: Inleiding en leeswijzer; Hoofdstuk 2: Functies van de openbare verlichting; Hoofdstuk 3: Landelijke wet- en regelgeving; Hoofdstuk 4: Verlichtingskwaliteit; Hoofdstuk 5: Overige beleidsaspecten; Hoofdstuk 6: Financiën; Hoofdstuk 7: Prioriteiten en benodigd budget; Hoofdstuk 8: Totstandkoming en nazorg; Hoofdstuk 9: Literatuurlijst. In de hoofdstukken worden per paragraaf de aandachtspunten besproken, die in deze nota aan de orde worden gesteld. De titel van de paragraaf geeft steeds het aandachtspunt weer dat wordt behandeld. Deze aandachtspunten worden steeds in de eerste alinea('s) van de paragraaf nader toegelicht. In hoofdstuk 2 wordt eerst in algemene zin ingegaan op het doel en de functies van openbare verlichting. In hoofdstuk 3 wordt de landelijke wet- en regelgeving geschetst en de daaruit voortvloeiende consequenties zichtbaar gemaakt. In hoofdstuk 4 wordt specifiek ingegaan op de kwaliteit van de openbare verlichting. Per onderscheiden openbare ruimte wordt een aantal specifieke beleidsaspecten uiteengezet. Een aantal aspecten speelt bij alle openbare ruimten een rol. Het gaat om milieu, lichthinder, energie, en het onderhoud van de openbare verlichting. Hoofdstuk 5 behandelt deze voornoemde aspecten. In hoofdstuk 6 komen de financiën aan de orde en in hoofdstuk 7 zijn de prioriteiten en het benodigde budget opgenomen. In hoofdstuk 8 wordt ingegaan op de wijze, waarop er intern en extern voor de totstandkoming, de realisatie en de nazorg van het beleid voor de openbare verlichting wordt gecommuniceerd en tenslotte wordt in hoofdstuk 9 de literatuurlijst weergeven.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
10
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
2. DE FUNCTIES VAN DE OPENBARE VERLICHTING In de volgende paragrafen wordt ingegaan op de relatie tussen de openbare verlichting en de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de leefbaarheid of ruimtelijke inrichting. Dit is het algemene kader waartegen het specifieke gemeentelijke verlichtingsbeleid wordt afgezet. 2.1. Doel van de openbare verlichting De activiteiten van de mens eindigen niet bij zonsondergang. Openbare verlichting heeft tot doel om het openbare leven bij duisternis (circa 4100 uur per jaar, wat bijna de helft is van het gehele jaar) zo goed mogelijk te laten functioneren. Hoewel met de openbare verlichting het niveau van het daglicht niet kan worden bereikt, zo men dat al zou wensen, moet de openbare verlichting wel bijdragen aan een sociaal veilige, verkeersveilige en leefbare situatie. Een goede kwaliteit van de openbare verlichting is om deze redenen van groot belang. 2.2. Sociale veiligheid Een sociaal veilige omgeving is een omgeving waarin men zich aangenaam voelt en zich veilig kan bewegen, zonder direct een gevoel te ervaren voor dreiging of gevaar voor confrontatie met mogelijk geweld. Zowel de wijze van inrichting van de woonomgeving, als ook de openbare verlichting en de groenvoorzieningen, zijn voor een belangrijk deel bepalend voor de ervaring van dit veiligheidsgevoel. Er zijn aan het begrip sociale veiligheid een tweetal aspecten die bij de bevolking leven te onderscheiden, namelijk de objectieve onveiligheid (de criminaliteit die daadwerkelijk plaatsvindt) en de subjectieve onveiligheid (de intuïtief ervaren gevoelens van angst en onveiligheid). Sociale veiligheid heeft te maken met alle openbare ruimten en alle semi-openbare ruimten*1 waar mensen verblijven. Verlichting en sociale veiligheid staan in een nauwe relatie met elkaar. Bij duisternis is er aantoonbaar, zoals blijkt uit landelijke onderzoeken, eerder dan op klaarlichte dag sprake van vernielingen, inbraak, openlijke bedreiging en geweld. De voornoemde misdrijven zijn wandaden die een minimale zichtbaarheid vereisen. Er zijn echter ook misdrijven die plaatsvinden onafhankelijk van de aan- of afwezigheid van de openbare verlichting. Voorzichtigheid bij het generaliseren van resultaten blijft dus geboden. Met het oog op de sociale veiligheid moet de openbare verlichting het mogelijk maken om tegemoetkomende personen op een redelijke afstand te herkennen. Hierbij moet ook voldoende kleurherkenning mogelijk zijn. Deze hier genoemde gegevens stellen specifieke eisen aan de openbare verlichtingsinstallatie. Deze eisen kunnen echter op hun beurt verschillen van die eisen die worden gesteld vanuit de verkeersveiligheid. Belangrijk is de continue afstemming van het beleidsplan openbare verlichting met andere reeds vastgestelde of in de toekomst op te stellen gemeentelijke beleidsplannen, zoals het beleidsplan ‘Veiligheid in Oosterhout 2003-2004’, het ‘Jaarplan Politie’, en het horecaconvenant ‘Veilig uitgaan in Oosterhout’. In een aantal tot nu toe hieruit voortgekomen concrete projecten is inmiddels vraaggericht specifiek aandacht besteed aan de relatie sociale veiligheid en de openbare verlichting. In het kader van deze projecten is een beperkte hoeveelheid van tot nu toe als onveilig ervaren ‘donkere’ plekken, voorzien van een betere verlichting. Gezien de gewijzigde opvattingen inzake sociale veiligheid is er behoefte aan een verhoogd verlichtingsniveau in woon- en buurtstraten. Op plaatsen waar in het verleden te weinig masten zijn neergezet, zijn nu extra masten bijgeplaatst. Op routes en plaatsen die door de politie als crimineel gevoelig of sociaal onaangenaam zijn aangemerkt, is overgeschakeld van het lagere niveau van de nachtverlichting naar het continu hogere niveau van de avondverlichting. Overigens zijn niet alle problemen op het gebied van sociale veiligheid eenvoudigweg op te lossen door het aanleggen van meer, of het verbeteren van de openbare verlichting. Als voorbeelden zijn hierbij te noemen ‘hangplekken’, plantsoenen, speelvelden, schoolpleinen, en parkeerplaatsen nabij sportaccommodaties. Deze plekken verdienen voortdurende aandacht en er zal adequaat moeten worden gereageerd op signalen van overlast, en een oplossing moeten worden nagestreefd afhankelijk van de omvang, de aard en de oorzaak van de overlast. In veel van deze gevallen zal de oplossing hier meer liggen in de rol en handelend optreden van de partners in 1
In tegenstelling tot de openbare ruimten zijn de semi-openbare ruimten geen gemeentelijk eigendom.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
11
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
buurtbeheer, waaronder de buurtcoördinator, de wijkagent, Cires, Merites, de buurtbewoners en in het ontwerpstadium de rol van de stedenbouwkundige. Op ‘hangplekken’ wordt afhankelijk van de omvang, de aard en de oorzaak van de overlast voorgesteld alléén in uiterste noodzaak, daar waar aantoonbaar, alle andere niet technische oplossingen zijn beproefd en niet baten, aanvullende verlichting aan te brengen. 2.3. Verkeersveiligheid Onder verkeersveiligheid wordt verstaan een veilige en vlotte afwikkeling van het verkeer. Veilig verkeer bij nacht is moeilijk te realiseren zonder straatverlichting. Uit landelijk onderzoek is gebleken dat er een relatie bestaat tussen het aantal ongevallen en het lichtniveau. Door de toename van het lichtniveau zal er een daling ontstaan in de verkeersongevallen in de avond en de nachtelijke uren. De wegen moeten zodanig worden verlicht dat de situatie in de rijrichting voor de verkeersdeelnemers is te overzien. De verkeersdeelnemers moeten het verloop van de weg die zij gaan en de aanwezigheid van zijwegen kunnen waarnemen. Met name is dit van groot belang bij ingewikkelde wegsituaties zoals kruispunten, verkeerspleinen en rotondes. De eigen voertuigverlichting van auto's of fietsen verlicht slechts een klein weggedeelte, en geeft pas in een laat stadium aan in welke richting de weg loopt. Het zogenaamde ‘grootlicht’ van auto's kan dit bezwaar ondervangen, maar mag en kan in verband met verblinding van tegenliggers hoogst zelden worden gebruikt. Openbare verlichting vergroot aan de ene kant de verkeersveiligheid, maar aan de andere kant kunnen de lichtmasten zelf bij verkeersongevallen voor de weggebruikers, in geval van aanrijding van deze lichtmasten een groot gevaar vormen. Bij de materiaalkeuze van de armaturen, maar vooral bij de keuze van masten en grondstukken moet hiermee terdege rekening worden gehouden. Ook moet er uit oogpunt van het aspect veiligheid voldoende obstakelruimte worden gerealiseerd tussen de weggebruikers en de plaats van de verlichtingsartikelen. Ook met betrekking tot de verkeersveiligheid is een continue afstemming van het beleidsplan openbare verlichting met andere inmiddels vastgestelde of toekomstig op te stellen gemeentelijke beleidsplannen belangrijk, zoals het ‘Verkeerveiligheidsplan’, het beleidsplan ‘Duurzaam Veilig’, de ‘Herijking Hoofdwegenstructuur’ en de ‘Fietsnota Gemeente Oosterhout (1998)’. 2.4. Leefbaarheid en ruimtelijke inrichting Leefbaarheid heeft te maken met het gevoel en de beleving van de bewoners ten opzichte van hun woonomgeving. De mate waarin bewoners zich kunnen herkennen en tevreden zijn over hun woonomgeving, zegt iets van de kwaliteit van de esthetiek en techniek van de openbare ruimte. De openbare verlichting levert een belangrijke bijdrage aan de beleving van de bewoners en gebruikers van de openbare ruimte. Naast het creëren van sfeer en het goed verlichten van straten, pleinen en paden, heeft de openbare verlichting samen met andere inrichtingsaspecten ook een structurerende werking. Door samenhang in de vorm en kleur van de lichtmasten en de armaturen worden belangrijke routes herkenbaar gemaakt. Zo wordt er een onderscheid gemaakt tussen de tangenten, de wijkontsluitingswegen en de woonstraten. Langs de uitvalswegen, de doorgaande routes en de wijkontsluitingswegen staan de hoge lichtmasten. De kleinere lichtmasten worden toegepast in de woonwijken, langs de trottoirs en de fietspaden. Hierdoor wordt het mogelijk om je als bezoeker beter te oriënteren binnen de stad of dorp. De bijzondere plekken van de stad of dorp worden mede door speciale verlichting extra geaccentueerd. Hierbij kan worden gedacht aan het fraai verlichten van monumentale bouwwerken en kunstwerken. Op een karakteristiek stedelijk plein kan worden gekozen voor de plaatsing van eigentijds vormgegeven lichtmasten en armaturen. Bij de realisatie van een meer decoratief georiënteerde verlichtingsinstallatie zal altijd echter de ter plaatse vereiste functionele en operationele verlichtingskwaliteitsnormen het uitgangspunt moeten blijven. De ontwikkeling van de stad en de inrichting van de openbare ruimte is een continu proces. Bij herinrichtingen worden de straten opnieuw ingedeeld naar de nieuwe eisen en wensen van de tijd. Iedere wijk, buurt of straat heeft zijn eigen karakter en wordt mede gevormd door de periode van ontstaan. Door eenheid in armaturen en masten worden verschillende ruimtelijke gebieden herkenbaar gemaakt. Bij de keuze van nieuwe openbare verlichting dient bij het huidige karakter van een gebied stil te worden gestaan. Er moet naar synthese tussen bestaand en nieuw worden gezocht. De stijl of vorm van de verlichting is afhankelijk van de gewenste sfeer die de ontwerper wil oproepen op een bepaalde plaats. De masten en armaturen worden afgestemd op de gewenste sfeer. Ook hier
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
12
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
zal bij de realisatie van een verlichtingsinstallatie altijd echter de ter plaatse vereiste functionele en operationele verlichtingskwaliteitsnormen het uitgangspunt moeten blijven. Openbare verlichting kan sfeerverhogend werken door middel van een goed gekozen lichtkleur. Bij lage verlichtingsniveaus bijvoorbeeld in verblijfsgebieden, wordt ‘warmwit’ licht als aangenamer ervaren dan ‘koelwit’ licht. Ook de mate waarin de omgeving wordt ‘mee verlicht’ kan de leefbaarheid van de openbare ruimte verbeteren. Bij het verlichten van de wegen kan zodanig rekening worden gehouden met de aanwezige bebouwing, de eventuele groenvoorzieningen, de straatnaamborden en huisnummers, dat deze worden ‘mee verlicht’. Echter moet wel bij het ‘mee verlichten’ van de omgeving de instraling in de woningen, het verblinden van weggebruikers, en de verstoring van het dag- en nachtritme van mensen, dieren en planten tot een minimum worden beperkt. De speciale plekken in de stad verdienen extra aandacht op het gebied van openbare verlichting. Afwijking van de standaard dient hier mogelijk te blijven. Voor uitgebreide informatie over dit onderwerp, zie paragraaf 6.4. ‘Standaardisatie’. Met betrekking tot de leefbaarheid is ook hier een continue afstemming van het beleidsplan openbare verlichting met andere inmiddels vastgestelde of toekomstig op te stellen gemeentelijke beleidsplannen belangrijk, zoals het ‘Invoeringsplan Buurtbeheer Nieuwe Stijl’, het beleidsplan ‘Toekomstvisie Buurtbeheer’ en het ‘Integraal Beleidsplan Openbare Ruimte’.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
13
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
3. DE LANDELIJKE WET- EN REGELGEVING 3.1. Aansprakelijkheid wegbeheerder Nieuw Burgerlijk Wetboek Op basis van de in 1992 verschenen nieuwe versie van het Burgerlijk Wetboek is de gemeente als wegbeheerder aansprakelijk voor schade als de weg, inclusief de openbare verlichting, niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen en daardoor gevaar oplevert voor personen of zaken. Vóór 1992 kon de benadeelde slechts beroep doen op de algemene regels omtrent de onrechtmatige daad en diende zelf aan te tonen dat de wegbeheerder in verwijtbare zin nalatig of onzorgvuldig was geweest. Onder het nieuwe recht is deze schuldverantwoordelijkheid omgezet in een risicoaansprakelijkheid. Dat wil zeggen dat de weggebruiker niet meer de schuld van de wegbeheerder, in dit geval de gemeente, maar ‘slechts’ de gevaarlijke toestand van de weg(uitrusting) en het daardoor intreden van het gevaar hoeft aan te tonen. De aansprakelijkheidsbepaling van het Burgerlijk Wetboek heeft alleen betrekking op de functie van de verkeersveiligheid van de openbare verlichting. De sociale veiligheid en de leefbaarheid blijven buiten beschouwing. De nieuwe bepaling zal sneller dan nu het geval is, aansprakelijkheid van de wegbeheerder met zich mee brengen. Het is dan ook van groot belang rekening te houden met het gevaar dat de weg, de weguitrusting en obstakels kunnen opleveren. Hoewel wettelijk niet is vastgelegd aan welke kwaliteit de openbare verlichting moet voldoen, mag verwacht worden dat indien de weg overdag geen gevaar oplevert, het gevaar ‘s nachts mede veroorzaakt kan worden door een ondeugdelijke verlichting. Toch is de gemeentelijke wegbeheerder niet zonder meer aansprakelijk voor de openbare verlichting. De aansprakelijkheid ontbreekt namelijk, als de staat van de weg en die van de openbare verlichting - aantoonbaar - in een dusdanige staat van beheer en onderhoud verkeert, dat die geen gevaar oplevert voor de weggebruikers. Indien echter eenmaal is vastgesteld dat de schade het gevolg is van een gebrek aan de weg of de weguitrusting, dan heeft de wegbeheerder slechts weinig beperkte mogelijkheden om aan de aansprakelijkheid te ontkomen. 3.2. Soorten landelijke normen Bij het vaststellen van het gemeentelijk openbare verlichtingsbeleid moet rekening worden gehouden met de eventueel aanwezige wet- en regelgeving. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen regelgeving met betrekking tot de kwaliteit van de verlichting en regelgeving met betrekking tot de verlichtingsmaterialen. In deze paragraaf wordt uiteengezet in welke mate de gemeente het verlichtingsbeleid zelfstandig kan bepalen. Het gemeentelijk beleid op het gebied van de openbare verlichting kan worden beoordeeld in het licht van de bestaande regelgeving zoals de Aanbevelingen voor Openbare Verlichting van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (NSVV) en de normen gepubliceerd door het Nederlands Normalisatie-instituut (NNI). Deze normen kunnen nationale normen (NEN's) en Nederlandse Praktijkrichtlijnen (NPR's) betreffen ofwel Europese normen (EN's) volgens het Comité Européen de Normalisation (CEN). 3.2.1. Verlichtingskwaliteit Er zijn nog geen wettelijke of anderszins bindende bepalingen omtrent de verlichtingskwaliteit, maar het zijn de Aanbevelingen van de NSVV die door veel gemeenten, niet alleen in Nederland maar ook ver buiten de grenzen, als richtlijn worden gehanteerd. De landelijke tendens is om deze richtlijnen tot norm te verklaren voor het ontwerpen, beheren en onderhouden van de openbare verlichtingsinstallatie. Aanbevelingen van de NSVV Op de kwaliteit van de verlichting is de NPR 13201-1 ‘Richtlijnen voor Openbare Verlichting’ van de NSVV van toepassing. Deze geeft al naar gelang het gebruik van de ruimte aanbevelingen voor de kwaliteit van de openbare verlichting en de verlichtingsniveaus. De NPR 13201-1 is afgeleid van de Europese norm EN 13201, opgesteld door de gecombineerde werkgroep van CEN/TC 169 ‘Licht en Verlichting’ en CEN/TC 266 ‘Wegvoorzieningen’ en in juni 1998 gepubliceerd als normontwerp prEN 13201. De Europese norm EN 13201 bestaat uit drie delen. Deze NPR is gebaseerd op: Deel 1 - Prestatie-eisen, Deel 2 - Prestatieberekening en Deel 3 - Methoden voor het meten van de lichtprestaties van installaties. In de NPR is de opzet van de Europese norm zo veel mogelijk gehandhaafd, echter waar nodig aangepast aan de Nederlandse situatie. Door de Nederlandse praktijk ingegeven toevoegingen aan de Europese norm zijn altijd als zodanig vermeld.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
14
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
De Nederlandse Praktijkrichtlijn (NPR) heeft tot doel richtlijnen te geven bij de keuze van een verlichting die zo goed mogelijk aansluit bij de verkeerssituatie. De vraag of verlichting van een bepaald weggedeelte noodzakelijk is, dan wel of de verlichting gedurende een gedeelte van de donkere uren kan worden uitgeschakeld, behoort niet tot de competentie van de NSVV. Het antwoord hierop moet in het algemeen worden vastgelegd in beleidsnota’s, opgesteld door de wegbeheerders zoals provinciale overheden, gemeentelijke diensten of Rijkswaterstaat (RWS), dan wel in regels van het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (C.R.O.W.), of in de richtlijnen afkomstig van de Nederlandse Ontwikkelingsmaatschappij Voor Energie en Milieu B.V. (NOVEM) of soortgelijke instanties. In de NPR worden de verlichtingsklassen voor de wegverlichting gedefinieerd in relatie tot de visuele behoeften van de weggebruikers. Ze worden in verband gebracht met de technische aspecten van het weggebruik en het verkeersgedrag in verschillende wegsituaties. In een afzonderlijk hoofdstuk komen de esthetische aspecten, het visuele comfort en de milieuaspecten aan de orde. Ook wordt in een bijlage ingegaan op classificaties van beperking van verblinding en het onderdrukken van strooilicht. Ten slotte worden in een aantal tabellen concrete aanbevelingen gegeven met betrekking tot de toe te passen verlichtingsklasse in vrijwel iedere denkbare verkeerssituatie. Voor specifiek vragen en aandachtspunten betreffende de criminaliteit en de sociale veiligheid, kunnen de richtlijnen gegeven in het PolitieKeurmerk Veilig Wonen® worden geraadpleegd. PolitieKeurmerk Veilig Wonen® Het idee van een keurmerk voor beveiliging komt oorspronkelijk uit Engeland. Daar noemen ze het ‘Secured by Design’. De opzet is simpel maar effectief: nieuwbouwwoningen en daarvan de omgeving, die aan een aantal eisen voldoen, krijgen een keurmerk. In Engeland bleek dit concept goed te werken. Het is een argument voor potentiële eigenaren om een huis te kopen en de kans op inbraak vermindert aanzienlijk. Ook in Nederland ondersteunt de politie deze visie. Zo startte de politieregio Hollands Midden eind 1994 samen met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het ministerie van Justitie en de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting, een regionaal experiment met het zogenaamde PolitieKeurmerk Veilig Wonen®. Niet alleen de woning, maar ook de wijk moet aan bepaalde eisen voldoen. Aspecten die hierin een rol spelen, zijn een aantrekkelijke vormgeving en inrichting van de woonomgeving, een goed onderhoud hiervan en de betrokkenheid van de bewoners en voorbijgangers bij ‘hun’ omgeving. Stuk voor stuk psychologische drempels die de kans op criminaliteit en gevoelens van onveiligheid verminderen. In nauw overleg met deskundigen uit zowel de overheid als uit het bedrijfsleven, kreeg het keurmerk gestalte. In 1999 was het zover: het keurmerk was geen experiment meer, maar wordt sindsdien in heel Nederland ingevoerd. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is eigenaar en het Nederlands Politie Instituut voerde in opdracht van het ministerie tot 31-12-2001 het beheer. Sinds januari 2002 is het PolitieKeurmerk Veilig Wonen® verzelfstandigd en ondergebracht in het Beheerinstituut PolitieKeurmerk Veilig Wonen® en gevestigd te Houten. Het is nu een publieksprivate stichting met in het bestuur vertegenwoordigers van de overheid en marktpartijen. De eisen waaraan moet worden voldaan om voor het PolitieKeurmerk Veilig Wonen® (PKVW) in aanmerking te komen, zijn omschreven in twee handboeken; het handboek voor de Nieuwbouw en het handboek voor de Bestaande Bouw. Het PolitieKeurmerk Veilig Wonen® koppelt een eisenpakket, dat vanaf het eerste begin van planontwikkeling als leidraad kan worden gebruikt, aan een keurmerk dat de bewoners en de gebruikers garandeert dat er ook werkelijk rekening is gehouden met de eisen. Slechts een klein onderdeel uit de (basis)eisen van het PolitieKeurmerk Veilig Wonen® heeft betrekking op de (openbare) verlichting. Het keurmerk conformeert zich grotendeels aan de Aanbevelingen voor Openbare Verlichting van de NSVV (1990), echter met de aanvulling dat bij het toepassen van ‘geel’ licht (hogedruk natrium), het lichtniveau hoger moet zijn dan bij ‘wit’ licht. Ook op het punt van het verlichten van semi-openbare ruimten zoals achterpaden en brandgangen, gaan de (basis)eisen van het PolitieKeurmerk Veilig Wonen® verder dan de normen van de NSVV. Sinds medio 1996 bestaat er een samenwerking tussen het PolitieKeurmerk Veilig Wonen® en de NSVV.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
15
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
3.2.2. Verlichtingsmiddelen Er bestaan Europese normen voor de verlichtingsmiddelen. De verlichtingsmiddelen zijn de producten voor de openbare verlichting. De betekenis van deze normen wordt in deze paragraaf verduidelijkt. Voor verlichtingsmiddelen worden binnen de Comité Européen de Normalisation Electrotechnique (CEN), die verantwoordelijk is voor de normalisatie op alle gebied met uitzondering het domein van de elektrotechniek, en de European Committee for Electrotechnical Standarization (CENELEC) die verantwoordelijk is voor de normalisatie op het domein van de elektrotechniek, Europese normen opgesteld voor lichtmasten respectievelijk armaturen. Deze normen kunnen een privaatrechtelijke status hebben of een publiekrechtelijke status, wanneer sprake is van gemandateerde normen (gemandateerd door de EU). Voor een aantal producten geldt dat deze aan één of meerdere Europese Richtlijnen moeten voldoen. Deze producten mogen alleen dan op de markt worden gebracht als ze voorzien zijn van een CEmerkteken dat aangeeft dat aan de relevante Europese Richtlijnen is voldaan. Het CE-merkteken kan onder andere verkregen worden als het product aan de betreffende gemandateerde Europese normen voldoet. Lichtmasten Voor lichtmasten is al een aantal privaatrechtelijke Europese normen opgesteld (de EN-40 serie.) Binnen CEN is men momenteel bezig deze normen te herzien. Naast de Europese normen zijn door het NNI ook een aantal Nederlandse Praktijkrichtlijnen (NPR's) over lichtmasten gepubliceerd. Armaturen Voor armaturen worden EN's ontwikkeld op basis van de IEC-normen. De meeste van deze normen zullen een publiekrechtelijke status krijgen. Op dit moment bestaat er al een aantal publiekrechtelijke EN's op het gebied van armaturen. Indien er in incidenteel voorkomende gevallen (nog) geen normen zijn, zal gebruik worden gemaakt van richtlijnen voor professionals van het bedrijfsleven. 3.3. Betekenis van de normen en aanbevelingen De Europese normen hebben tot doel Europese regels inzake verlichting op te stellen en daarbij de technologische hinderpalen tussen de lidstaten uit de weg te ruimen. Wanneer een ontwerpnorm is voltooid, stemmen de lidstaten van de CEN over zijn goedkeuring als EN-norm. De nu gemandateerde EN-normen worden vervolgens door de lidstaten binnen een termijn van zes maanden omgezet in nationale normen en bindend verklaard. Dat wil zeggen dat de verlichtingsinstallatie in overeenstemming met deze normen moet worden ontworpen en gerealiseerd. De Aanbevelingen voor Openbare Verlichting van de NSVV en het PolitieKeurmerk Veilig Wonen® hebben op zich geen wettelijke status, maar - Justitie - hanteert op dit moment als enig houvast de Aanbevelingen voor Openbare Verlichting van de NSVV! De landelijke tendens is om dan ook om deze richtlijnen tot norm te verklaren voor het ontwerpen, beheren en onderhouden van de openbare verlichtingsinstallatie. Wil de gemeente Oosterhout zich conformeren aan de huidige landelijke standaarden, dan spreekt het voor zich dat de Aanbevelingen van de NSVV en het PolitieKeurmerk Veilig Wonen® als referentie worden gehanteerd. Het toepassen van deze richtlijnen zal een positief effect hebben op de verkeersveiligheid en de sociale veiligheid, in zowel de verkeersruimten als ook de verblijfsruimten. De Aanbevelingen voor Openbare Verlichting van de NSVV en het PolitieKeurmerk Veilig Wonen® kunnen door de gemeente in de privaatrechtelijke sfeer worden voorgeschreven (bijvoorbeeld in een bestek of contract tussen de gemeente en een leverancier, aannemer en/of energiebedrijf). In het samenwerkingsplan ‘Veiligheid in Oosterhout 2003-2004’, vastgesteld door de gemeenteraad op 20 mei 2003, is als beleidsvoornemen opgenomen dat de toepassing van het PolitieKeurmerk Veilig Wonen® zal worden gepropageerd in de nieuwbouw en in de bestaande bouw. Uiteraard moet de openbare verlichtingsinstallatie zodanig worden onderhouden dat ze aan de gestelde normen blijft voldoen. Voor de regeling van aansprakelijkheid bij eventuele ongevallen of misdrijven is het van belang, dat duidelijk kan worden aangetoond dat het beheer en het onderhoud naar behoren zijn en worden uitgevoerd.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
16
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
4. VERLICHTINGSKWALITEIT Het is van groot belang inzicht te hebben in de kwaliteit van de openbare verlichting in de gemeente. In dit hoofdstuk wordt de huidige kwaliteit van de openbare verlichting beschreven in elk van de te onderscheiden ruimten en wordt aangegeven welk beleid de gemeente daarbij volgt. Verder wordt er gekeken naar de knelpunten die daarbij worden ervaren en wordt aangegeven hoe de situatie kan en/of moet worden verbeterd. 4.1. Te onderscheiden ruimten De gemeente is verantwoordelijk voor de verlichting van de openbare ruimten. Onder openbare ruimten worden die ruimten verstaan welke gemeentelijk eigendom zijn en voor het publiek toegankelijk zijn. De aanbevelingen van de NSVV maken onderscheid in ruimten buiten de bebouwde kom en ruimten binnen de bebouwde kom. Tevens maken de aanbevelingen onderscheid in ruimten met een verkeersfunctie, ruimten met een verblijfsfunctie en ruimten voor het fietsverkeer. Voor het beleidsplan is deze onderverdeling als volgt nader gespecificeerd: 1) Ruimten buiten de bebouwde kom: Dit zijn de wegen buiten de bebouwde kom. 2) Ruimten binnen de bebouwde kom: a) MET EEN VERKEERSFUNCTIE (STROOMWEGEN EN GEBIEDSONTSLUITINGSWEGEN): Stadsontsluitingswegen; Wijkontsluitingswegen en wijkverzamelwegen; Industrie- en bedrijventerreinen. b) MET EEN VERBLIJFSFUNCTIE (ERFTOEGANGSWEGEN): Buurtstraten, woonstraten en woonerven; Binnenstad en winkelcentra; Parkeerterreinen; Voetpaden; Parken. 3) Fietsverkeer: (Brom)fietspaden. 4) Semi-openbare ruimten Achterpaden en brandgangen. In het voorliggende beleidsplan wordt voorgesteld de functie van de wegen te relateren aan de categorisering met de wegtypecodering van de wegen, conform het vastgestelde in ‘Duurzaam Veilig’. Het bepalen van het verlichtingsniveau van de openbare verlichting zal dan worden afgeleid van de wegenclassificatie, zoals die in de gemeente Oosterhout wordt gehanteerd. Echter het consequent één op één vertalen van de wegtypen naar de verlichtingsklassen, kan in de praktijk bij uitzondering leiden tot ongewenste situaties. In deze voorkomende gevallen zal afwijken van de richtlijn dan wenselijk zijn.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
17
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
4.2. Specifieke beleidsuitgangspunten openbare ruimten Afhankelijk van het gebruik dat van de openbare ruimte wordt gemaakt, ligt de nadruk op één of een aantal functies van de openbare verlichting. Door de onderstaande matrix wordt dit inzichtelijk gemaakt. De wijze waarop de matrix is ingevuld kan per gemeente verschillen. Afhankelijk van de gemeente die de matrix invult, wordt bij de onderscheiden openbare ruimten meer of minder accent gelegd op de verschillende functies van de openbare verlichting. BELEIDSUITGANGSPUNTEN TE VERLICHTEN RUIMTE OPENBARE RUIMTEN Sociale Verkeersveiligheid veiligheid BUITEN DE BEBOUWDE KOM: Wegen buiten de bebouwde + +++ kom BINNEN DE BEBOUWDE KOM: - MET VERKEERSFUNCTIE Stadsontsluitingswegen + +++ Wijkontsluitingswegen en ++ ++ wijkverzamelwegen Industrie- en ++ ++ bedrijventerreinen - MET VERBLIJFSFUNCTIE Buurtstraten, woonstraten, en +++ ++ woonerven Binnenstad en winkelcentra +++ + Bushaltes +++ ++ Parkeerterreinen +++ ++ Voetpaden +++ Parken ++ - FIETSVERKEER (Brom)fietspaden +++ ++ SEMI-OPENBARE RUIMTEN Achterpaden en brandgangen ++ -
Leefbaarheid
-
+ + +++ +++ + + ++ + +
Tabel 4.2. Matrix beleidsuitgangspunten te verlichten ruimte.
Sterk gerelateerd (+++), relatie aanwezig (++), enigszins gerelateerd (+), relatie nihil ( - ). Het aantal plussen geeft de nadruk weer binnen een aandachtsgebied, zonder daar een kwaliteit aan te verbinden. Met een determineertabel wordt vervolgens voor ieder afzonderlijke weg of straat bepaald, welke klasse van verlichting er voor elke onderscheiden openbare ruimte noodzakelijk is. De verlichtingsklassen zelf zijn opgesteld aan de hand van de functie en de kenmerken van de openbare ruimte, de bebouwing, de functie van de weg, de infrastructuur, het verkeer, de verkeersintensiteit en de moeilijkheidsgraad. De verlichtingsklassen worden uitgedrukt in drie kwaliteitscriteria; het lichtniveau, de gelijkmatigheid en de verblindingsfactor. De verlichtingsklassen stellen de normen, aan welke kwaliteitscriteria de openbare verlichting moet voldoen. Per wegcategorie zijn de minimale lichtwaarden in de gewenste situatie van de openbare verlichtingsinstallatie aangegeven. Met de tabel verlichtingscriteria per onderscheiden ruimte van bijlage D, wordt het een en ander in een gedetailleerd overzicht aanschouwelijk gemaakt. In de bestaande situaties van de openbare verlichtingsinstallatie is op basis van ervaringen bij de NSVV, een afwijking acceptabel van 15% van de aangegeven waarden. Bij nieuw aan te brengen verlichting zullen er ontwerptechnisch genoeg mogelijkheden zijn om tegen aanvaardbare investeringskosten te voldoen aan de uitgangspunten van dit beleidsplan.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
18
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
Bij bestaande situaties moet met meer aspecten rekening worden gehouden (onder andere de kosten voor de aanpassing van de verlichting die al aanwezig is), die het noodzakelijk maken dat de keuze van de oplossing en de wijze van realiseren, zorgvuldig worden afgewogen. Vervolgens kan op basis van onderzoek per onderscheiden ruimte een beeld worden gegeven van de bestaande en de gewenste verlichtingsniveaus, en kan een selectie worden gemaakt van de bestaande masten en armaturen naar soort, aantal en leeftijd. In de navolgende subparagrafen wordt voor elke onderscheiden openbare ruimte nader uiteengezet:
De kenmerken van de ruimte; Het huidige beleid; De knelpunten van het huidige beleid van de bestaande verlichtingskwaliteit; Voorstel gewenste situatie van de te verbeteren verlichtingskwaliteit.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
19
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
4.2.1. Buiten de bebouwde kom OPENBARE RUIMTEN Wegen buiten de bebouwde kom
Sociale veiligheid
Verkeersveiligheid
Leefbaarheid
+
+++
-
Tabel 4.2.1. Openbare ruimten buiten bebouwde kom.
Kenmerken van de ruimte Buiten de bebouwde kom wordt een onderscheid gemaakt tussen: De verkeerswegen die in beheer zijn bij Rijks- of Provinciale overheid; De verkeerswegen die in beheer zijn bij de Gemeente; De landbouwwegen die in beheer zijn bij de Gemeente. Op deze wegen staat de verkeersfunctie van de openbare verlichting centraal. In verband met de toegestane hoge snelheid is een hoog lichtniveau vereist. In mindere mate hoeven de weggebruikers kleuren te herkennen. Vormherkenning is echter belangrijk. Voor de landbouwwegen geldt dat deze in beperkter mate een verkeersfunctie hebben. Huidig beleid De openbare verlichting dient voor nieuwe situaties te voldoen aan de richtlijnen van de NSVV (de praktijkrichtlijnen voor openbare verlichting NPR 13201-1), en het PolitieKeurmerk Veilig Wonen® (nieuwbouw).*2 De gemeentelijke verkeerswegen buiten de bebouwde kom zijn in beginsel allemaal voorzien van verlichting. De landbouwwegen daarentegen, worden alléén verlicht (en dan nog incidenteel) indien er kruisingen, T-splitsingen en bochten aanwezig zijn. De wegen, die parallel lopen aan de (gemeentelijke en provinciale) verkeerswegen worden veelal niet apart verlicht. Nagenoeg alle buiten de bebouwde kom aanwezige lampen worden geschakeld als nachtverlichting. Knelpunten huidig beleid Het verlichtingsniveau van de provinciale verkeerswegen is redelijk tot goed. Het verlichtingsniveau van bepaalde gemeentelijke verkeerswegen ligt daarentegen regelmatig onder het niveau van de huidige Aanbevelingen van de NSVV. Dit levert gevaarlijke situaties op met name voor de parallelwegen en de fiets- en de voetpaden, die voor de verlichting afhankelijk zijn van de verkeerswegen. De in het buitengebied van de Willemspolder gelegen kleine aanwezige woongebieden worden geen van alle verlicht. Dit tegen de meermaals geuite wens van de betrokken bewoners bij het gemeentebestuur. In het gebied Willemspolder is vanuit Essent Netwerkbedrijf geen kabelinfrastructuur aanwezig. Mogelijke aanleg van deze infrastructuur zal kostbaar zijn. Voorstel gewenste situatie Bij alle uitbreidingen en de vervangingsprojecten in de openbare ruimten buiten de bebouwde kom, zullen onverkort de huidige nieuwe aanbevelingen voor de openbare verlichting van de NSVV en voor zover van toepassing de normen van het PolitieKeurmerk Veilig Wonen® worden gehanteerd. De lichtniveaus komen voort uit de momenteel geldende Richtlijnen van de NSVV, de NPR 13201-1. Op basis van ervaringen bij de NSVV, is in de bestaande situaties van de openbare verlichtingsinstallatie een afwijking acceptabel van 15% van de aangegeven waarden. Wanneer de gemeentelijke verkeerswegen buiten de bebouwde kom op het minimumniveau van de huidige Aanbevelingen van de NSVV worden gebracht, zullen hierdoor tegelijkertijd de daar nabij gelegen parallelwegen en de fiets- en voetpaden beter worden verlicht.
2
Uit de Begroting 2004, deel II Producten, Thema Woonomgeving 210.05.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
20
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
Op de landbouwwegen zal er naast de verkeersveiligheid, extra aandacht moeten worden besteed aan het aspect sociale veiligheid, omdat er langs de landbouwwegen kleine woongebieden aanwezig zijn. Voorgesteld wordt een onderzoek in te stellen naar welke woonlocaties en weglocaties in het buitengebied, in aanmerking komen voor oriëntatieverlichting.*3 Mits er geen tegenstrijdige ecologische eisen zijn en afhankelijk van wat de kosten zijn, wordt aanbevolen om de incidentele kleine woongebieden en de weglocaties van oriëntatieverlichting door middel van openbare verlichting te voorzien. In het geval van oriëntatieverlichting tenminste één lichtpunt plaatsen op de kop van elke wegaansluiting, kruising of splitsing, in bochten, bij een overgang van de verharding in een zand- of puinweg, en daar waar dit uit verkeersveiligheidsoverwegingen is gewenst. In het buitengebied zal in principe alléén daar worden overgegaan tot de aanleg van openbare verlichting, waar dit in alle redelijkheid economisch verantwoord en technisch uitvoerbaar, en niet strijdig is met belangen van het milieu. Bijvoorbeeld door het gaan toepassen van zonnepanelen als energievoorziening. Vrijliggende functionele fietspaden langs wegen buiten de bebouwde kom met een toegekend gebruiksdoel, tenzij uitsluitend van een recreatief karakter, als ook gevaarlijke kruispunten, bochten, bruggen en bushaltes in het buitengebied, voorzien van openbare verlichting. Tussen Oosterhout en Dorst, langs de Hoevestraat en de Wethouder van Dijklaan, is de onderlinge afstand tussen de lichtmasten (te) groot (in afstand wisselend, maar veelal 120 meter). De indertijd gemonteerde armaturen zijn verkregen uit oude voorraad en moeten spoedig worden vernieuwd. Extra masten zullen vanwege de te grote tussenafstand moeten worden bijgeplaatst. Bij een lichtpunthoogte van 8 tot 10 meter, mag hier de onderlinge afstand tussen de lichtmasten maximaal 40 meter bedragen. Als algemene vuistregel kan worden gehanteerd dat de gewenste afstand lichtmasten vijf maal de hoogte lichtpunt is.
3
Oriëntatieverlichting is verlichting, die alléén op de kritische punten van de weg wordt geplaatst, zoals kruispunten, nabij bochten, of obstakels.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
21
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
4.2.2. Binnen de bebouwde kom
Openbare ruimten MET VERKEERSFUNCTIE Stadsontsluitingswegen Wijkontsluitingswegen en wijkverzamelwegen Industrie- en bedrijventerreinen MET VERBLIJFSFUNCTIE Buurtstraten, woonstraten, en woonerven Binnenstad en winkelcentra Bushaltes Parkeerterreinen Voetpaden Parken
Sociale veiligheid
Verkeersveiligheid
Leefbaarheid
+
+++
-
++
++
+
++
++
-
+++
++
+++
+++ +++ +++ +++ ++
+ ++ ++ -
+++ + + ++
Tabel 4.2.2. Openbare ruimten binnen bebouwde kom.
Kenmerken van de ruimte Binnen de bebouwde kom wordt een onderscheid gemaakt tussen openbare ruimten met een verkeersfunctie en openbare ruimten met een verblijfsfunctie. Voor de stadsontsluitingswegen, wijkontsluitingswegen en wijkverzamelwegen staat de verkeersfunctie van de openbare verlichting centraal. Tevens moet er de nodige aandacht worden besteed aan de sociale veiligheid. Omdat er op de stadsontsluitingswegen, wijkontsluitingswegen en wijkverzamelwegen minder hoge snelheden zijn toegestaan, is een lager verlichtingsniveau dan op de hoofdwegen buiten de bebouwde kom vereist. Bij het verlichten van de industrie- en bedrijventerreinen moet zowel met de verkeersveiligheid als met de sociale veiligheid rekening worden gehouden. De gebruikers, vrachtwagenchauffeurs en werknemers in continu dienst moeten bij avond en nacht duidelijk zichtbaar zijn. In verband met de controle door politie en/of beveiligingsbedrijven is het waarnemen van contrasten en kleurherkenning belangrijk. Voor de buurtstraten, woonstraten en woonerven, binnenstad, voetpaden en parken, moet naast de verkeersveiligheid, vooral aandacht worden besteed aan de sociale aspecten en het aspect leefbaarheid. Zo moet een buurt bij duisternis goed en gelijkmatig verlicht zijn. Dit kan niet alleen inbraak voorkomen maar ook vandalisme en diefstal van of uit auto's. Bovendien, als een persoon 's avonds door een goed verlichte buurt loopt, geeft dit een veilig gevoel. Verkeerd of slecht verlichte winkelcentra kunnen mensen afschrikken en criminaliteit en vandalisme aantrekken. In winkelcentra waarin zowel auto’s als voetgangers aanwezig zijn, speelt naast de sociale veiligheid ook de verkeersveiligheid een rol. Voetgangers kunnen plotseling oversteken. De automobilist moet in staat zijn hierop adequaat te reageren. Speciale aandacht moet worden besteed aan aspecten van verkeersveiligheid bij voetgangersoversteekplaatsen, schooluitgangen en bij snelheidsremmende voorzieningen. Bij karakteristieke pleinen en andere karakteristieke openbare ruimten is het belangrijk, dat de openbare verlichting is afgestemd op de aangrenzende bebouwing. Daarnaast kan worden gedacht aan het aanlichten van monumentale gebouwen en ander functionele onderwerpen aan of op het plein. Bij de parkeerterreinen moet zowel aandacht worden besteed aan de verkeersveiligheid als aan de sociale veiligheid. Er is een onderscheid te maken in de parkeerterreinen bij woongebieden, bij winkels, uitgaanscentra, sportcomplexen en industrie- en bedrijventerreinen.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
22
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
Huidig beleid De openbare verlichting dient in nieuwe situaties te voldoen aan de richtlijnen van de NSVV (de praktijkrichtlijnen voor openbare verlichting NPR 13201-1), en het PolitieKeurmerk Veilig Wonen® (nieuwbouw). Een tweede doelstelling is, het op een zo efficiënt mogelijke wijze bereiken van een zo hoog mogelijk onderhoudsniveau van de openbare verlichting. Algemeen aanvaard is de opvatting dat wegen binnen de bebouwde kom worden verlicht. Voor voetpaden en parken geldt dat niet alle paden worden verlicht. De meest gebruikte of logische route zal worden verlicht, de overige paden niet. Avond- en nachtschakeling wordt tot nu toe veel toegepast om het energieverbruik van de verlichting te beperken. Door het later op de avond uitschakelen van een deel van de lampen of het dimmen van de verlichting, wordt het verlichtingsniveau en het energieverbruik verlaagd. Alleen voor wegen waar de verkeersintensiteit na het spitsuur afneemt van hoog naar normaal of laag, is een lagere verlichtingsklasse toelaatbaar. De lichtmasten worden in de regel geplaatst op grond, welke in eigendom is van de gemeente. Wanneer het nodig is om een lichtmast in particuliere grond te plaatsen, moet er een zakelijk recht worden gevestigd door middel van een recht van opstal (alleen als de voorwaarden van gronduitgifte hierin niet voorzien). Bij het plaatsen van lichtmasten in trottoirs moet rekening worden gehouden met het feit dat gebruikers van rolstoelen er geen hinder van ondervinden. Datzelfde geldt voor kinderwagens. Een minimale maatvoering moet worden aangehouden gemeten vanuit de gevel of erfafscheiding van 90 cm, maar daar waar mogelijk bij voorkeur 120 cm. Knelpunten huidig beleid Uit recent uitgevoerde steekproeven blijkt dat de verlichting in de bestaande bebouwde omgeving in aanmerkelijke mate niet voldoet aan de huidige verscherpte Aanbevelingen van de NSVV. Dit is eenvoudigweg verklaarbaar omdat de huidige aanbevelingen van een aanzienlijk jongere datum zijn dan de meeste aanwezige lichtmasten en armaturen. Vaak is niet zozeer het lichtniveau de kwaliteitsbepalende factor maar meer nog de ter plaatse voorkomende ongelijkmatigheid. In hoofdzaak is deze ongelijkmatigheid het gevolg van te grote onderlinge mastafstanden en/of verouderde armaturen en lamptypes. Achterstallig onderhoud door een gebrek aan planmatigheid en een inadequaat gegevensbeheersysteem, het te laat vervangen en vernieuwen van de openbare verlichtingsinstallatie, als ook een gebrekkige organisatie van het beheer en onderhoud zijn in het huidige beleid als aanmerkelijke knelpunten aan te wijzen. In zijn algemeenheid worden daarnaast knelpunten veroorzaakt door de overdadige groei van de aanwezige groenvoorzieningen, de bouwkundige inrichting, het aanwezig straatmeubilair, en de in het verleden gehanteerde energiebesparende maatregelen. Het verlichtingsniveau van bepaalde gemeentelijke wijkontsluitingswegen zoals in willekeurige opsomming en als voorbeeld ter illustratie de Ridderstraat, de Mathildastraat, de Keiweg, de Leijsenhoek, de Pruimboomsteeg, ligt ver onder het niveau van de huidige aanbevelingen. Hoewel lampen wel met enige regelmaat planmatig worden vervangen, gebeurt dit momenteel in ruim onvoldoende mate met de masten en armaturen. Het huidige beleid voorziet wel in enigszins beperkte maar in volstrekt onvoldoende mate in het vernieuwen van de masten en de armaturen. Een groot gedeelte van de openbare verlichtingsinstallatie heeft tengevolge hiervan een te hoge leeftijd bereikt. Dit resulteert in een onaanvaardbaar storingsgevoelige installatie waarin verouderde technieken zijn toegepast, met een slecht energetisch en lichttechnisch rendement. Een willekeurige opsomming van illustratieve voorbeelden hiervan zijn onder andere, de Schildersbuurt, Donkenbuurt, Uitvindersbuurt, Schrijversbuurt, Strijen, Zandheuvel, Slotjes West, en nog nader te benoemen wijken en buurten. Hoewel het uiterlijke schilderswerk van de lichtmasten in Oosterhout doorgaans goed is te noemen, geeft dit geen juist beeld van de werkelijke mechanische kwaliteitstoestand binnenin de masten.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
23
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
Momenteel waaien masten met regelmaat om of breken ze spontaan af met alle risico’s van dien. Hierdoor verslechtert onaanvaardbaar en verwijtbaar de veiligheid van de openbare ruimte. De Klappeijstraat is een voorbeeld van een straat waar in technische zin op de openbare verlichting helemaal niets is aan te merken. Toch zijn er problemen. Grote probleemveroorzakers hier zijn de bouwkundige inrichting, in de vorm van luifels, terrasschermen en overig straatmeubilair. De aanwezige groenvoorziening (geen gemeentelijk groen) groeit zelfs in de lantaarnpalen en het klimgroen dat wordt geleid langs de spandraden onder de armaturen door, verhindert in grote mate dat het licht op de gewenste plekken terecht kan komen. Voorstel gewenste situatie Bij alle uitbreidingen en de vervangingsprojecten in de openbare ruimten binnen de bebouwde kom, zullen onverkort de huidige nieuwe aanbevelingen voor de openbare verlichting van de NSVV en voor zover van toepassing de normen van het PolitieKeurmerk Veilig Wonen® worden gehanteerd. De lichtniveaus komen voort uit de momenteel geldende Richtlijnen van de NSVV, de NPR 13201-1. Binnen de bebouwde kom zal afhankelijk van de functie van de wegen in de regel het voorgeschreven minimale lichtniveau worden toegepast. Afhankelijk van het gebruik van de ruimte spelen hierin ook afwegingen van sociale veiligheid en leefbaarheid een belangrijke rol. De gelijkmatigheid van de verlichting binnen de bebouwde kom is net zo belangrijk als het lichtniveau en is daarom mede maatgevend voor de verkeersveiligheid. Op basis van ervaringen bij de NSVV, is in de bestaande situaties van de openbare verlichtingsinstallatie een afwijking acceptabel van 15% van de aangegeven waarden. Het lichtniveau in woongebieden dient te worden uitgevoerd met lichtmasten met een lage lichtpunthoogte, waarbij de situering van elk lichtpunt als lichtbron, obstakel en straatmeubilair ‘in het veld’ op locatie en niet alleen ‘vanachter de ontwerptafel’ moet worden vastgesteld en aangegeven. Het uitschakelen om en om van lichtmasten langs de tangentwegen is, omdat het een buitensporige afname van de gelijkmatigheid van de verlichting veroorzaakt, niet langer toelaatbaar. Met het vernieuwen van de armaturen kan met een gelijkblijvend energiegebruik de aanbevolen en gewenste gelijkmatigheid worden verkregen. Voorgesteld wordt alle masten en armaturen langs de tangentwegen de gehele nacht te laten branden. In verblijfsgebieden waar het meer gaat om de sociale veiligheid dan om de verkeersintensiteit zullen ‘s nachts de eisen aan de openbare en de sociale veiligheid juist eerder toe- dan afnemen. Verlagen van het lichtniveau door middel van een avond- en nachtschakeling zal hier niet langer toelaatbaar zijn. Voorgesteld wordt in verblijfsgebieden het nominale avondniveau van de openbare verlichting na 23.00 uur niet meer te schakelen naar het lagere nachtniveau. Het veranderen van de dag- en nachtschakeling vindt alleen en dan groepsgewijs plaats, pas na de vervanging van de oude armaturen door de nieuwe energiezuinige verlichting. In de winkelstraten kan het omgekeerde mogelijk zijn. Zolang de etalageverlichting aan is, kan de openbare verlichting wel op een lager niveau branden. Pas na het uitschakelen van de etalageverlichting ontstaat behoefte aan openbare verlichting van een voldoend niveau. Terreinen waar het wel toelaatbaar is ‘s nachts het lichtniveau te verminderen zijn bijvoorbeeld de parkeerterreinen bij sportcomplexen en de carpoolplaatsen buiten de bebouwde kom. Het toe gaan passen van controle- en managementsystemen zal het in de nabije toekomst mogelijk maken, om vanuit één centrale computer de openbare verlichting aan het gebruik van de ruimte aan te passen. Deze systemen bieden de mogelijkheid om individuele lichtpunten naar behoefte aan en uit schakelen, binnen een bepaalde marge de verlichtingssterkte van de individuele lichtpunten in te stellen en de lichtpunten te checken op functioneren. Op verzoek van de Politie Midden en West Brabant zal als proef in het kader van extra veiligheid een dergelijke schakeling gaan worden toegepast op de Markt en de Klappeijstraat. In de openbare ruimte met een verblijfsfunctie, wordt voorgesteld om van het in de openbare verlichting aanwezige ‘gele’ licht, het niveau te verhogen of te vervangen door ‘wit’ licht. ‘Geel’ licht geeft een slechtere kleurherkenning, maar een betere lichtopbrengst en een hoge contrastwerkingen. ‘Geel’ licht is daarom vooral geschikt voor wegen met hoofdzakelijk een verkeerskarakter, of industrieen bedrijven terreinen. ‘Wit’ licht wordt door de mens veelal als aangenamer ervaren dan ‘geel’ licht, door de genoemde betere kleurherkenning.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
24
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
Aan de hand van een diepgaande inventarisatie die de komende drie jaren wordt uitgevoerd gelijktijdig met het groepsgewijs vervangen van alle lampen (groepsremplace), zal de kwaliteit van de openbare verlichtingsinstallatie (de kwaliteit van het huidige lichtniveau, de huidige staat van het onderhoud, locatie, leeftijd en soort lichtmasten en armaturen) middels een overzicht per straat worden weergegeven. Niet alle delen van de openbare ruimten zoals voetpaden, parken en speelgelegenheden moeten in zijn geheel worden verlicht. Wel is gewenst dat die delen van de voornoemde openbare ruimten worden verlicht, waarvoor gedurende de avond en de nacht geen alternatieve route bestaat. Parken, speelvelden en uitlaatgebieden voor honden worden in beginsel niet verlicht om ‘schijnveiligheid’ te voorkomen.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
25
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
4.2.3. Fietsverkeer OPENBARE RUIMTEN (Brom)fietspaden
Sociale veiligheid +++
Verkeersveiligheid ++
Leefbaarheid +
Tabel 4.2.3. (Brom)fietsverkeer.
Kenmerken van de ruimte De fietspaden buiten en binnen de bebouwde kom die in beheer zijn bij de gemeente. In de ‘Fietsnota Gemeente Oosterhout (1998)’ is aangegeven dat er naar wordt gestreefd het fietsgebruik te stimuleren. De veiligheid van de fietsers wordt onder andere bevorderd door de fietspaden te verlichten. Huidig beleid Bij het ontwerpen van een weg met fietsvoorzieningen wordt doorgaans uitgegaan van de daglichtsituatie. De ontwerper dient echter ook rekening te houden met de situatie bij duisternis. Een goede verlichting bepaalt immers mede de gebruikswaarde van de fietsvoorziening. Vanuit het oogpunt van de sociale veiligheid moet de straatverlichting voldoende licht geven om mensen en objecten op of naast de weg op voldoende afstand te herkennen. Van voetgangers is bekend dat zij zich onveilig voelen wanneer ze binnen een afstand van 4 meter geen gezichten van mensen kunnen waarnemen. Voor fietsers zijn hieromtrent geen cijfers bekend. Naarmate de verplaatsingssnelheid hoger is, zal de nodige zichtafstand echter groter zijn. De vormgeving van onderdoorgangen voor fietsers moet dusdanig zijn gekozen, dat er zoveel mogelijk daglicht wordt toegelaten. Daarnaast worden tunnels en onderdoorgangen, omwille van de sociale veiligheid, altijd verlicht. Bij tunnels voor gemengd gebruik, waar een fietsvoorziening is voorzien naast een rijbaan, dient de verlichting zo te worden gekozen, dat ook de fietsvoorziening volwaardig is verlicht. Knelpunten huidig beleid Vaak zijn de fietspaden afhankelijk van de verlichting van de wegen. In voorkomende situaties wordt deze verlichting belemmerd door bomen en stuikgewas en zijn daardoor de fietspaden onveilig. De fietsverbindingen die op een woon-school route of woon-werk route liggen, moeten worden verbeterd, zoals in willekeurige volgorde en als voorbeelden ter illustratie de fietsroute Vissersweg, Beelaertsweg naar Raamsdonkveer, de fietsroute Endebleken naar Rijen, en de fietsroute Wilhelminakanaal Noord naar Dongen. De fietsverbindingen die op een route naar avondbestemmingen liggen zoals uitgaanscentra en naar sportaccommodaties moeten worden verbeterd, zoals in willekeurige volgorde en eveneens als voorbeelden ter illustratie de fietsroute Wilhelminakanaal-Zuid naar de atletiekbaan en de fietsroute Warandalaan naar de hockeyvelden. Voorstel gewenste situatie Langs fietspaden die bij duisternis veelvuldig worden gebruikt, verdient het aanbeveling om een verlichting aan te leggen. Functionele verbindingen komen eerder in aanmerking dan recreatieve. Recreatieve fietstochten worden doorgaans bij daglicht gemaakt. Daarnaast is er voor een recreatieve verbinding vaak een alternatief, via een verlicht traject beschikbaar. Ook kan de plaatsing van verlichting de landschappelijke (en recreatieve) waarde verminderen. In beginsel wordt voorgesteld vrijliggende fietspaden die door een tussenberm van minder dan 2 meter worden gescheiden van de rijbaan, met de rijbaan mee te verlichten. Wanneer het verlichtingstechnisch mogelijk is om zowel de rijbaan als het fietspad te verlichten, verdient het de voorkeur om beide te verlichten met een combinatieverlichting bijvoorbeeld met één lichtmast met eventueel twee lamphouders. Een en ander wordt ook aanbevolen in de ‘Fietsnota Gemeente Oosterhout (1998)’.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
26
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
Wanneer de berm breder is dan 2 meter, moet het afzonderlijk verlichten van het fietspad in overweging worden genomen. Enkel oriëntatieverlichting volstaat alléén dan als:
De fietsverbinding buiten de bebouwde kom ligt en geen woonkernen verbindt over een afstand van minder dan 5 km; De fietsverbinding niet op een woon-school of woon-werk route ligt; De fietsverbinding niet op een route naar avondbestemmingen ligt, zoals uitgaanscentra en sportaccommodaties.
Fietswegen door natuurgebieden worden in beginsel niet verlicht, tenzij daarvoor zwaarwegende veiligheidsoverwegingen bestaan. Wanneer openbare verlichting noodzakelijk is, worden aan de verlichtingsinstallatie speciale lichteisen gesteld om de lichthinder te beperken, bijvoorbeeld door lage armaturen te gebruiken en de lichtstraal meer neerwaarts te richten. Het is zeker in natuurgebieden zoals de ecologische zone, wenselijk het licht gedurende een deel van de nacht (bijvoorbeeld tussen 1 en 5 uur) te doven. Op de fietswegen wordt een verlichting die een hoge kleurherkenbaarheid waarborgt, sterk aanbevolen.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
27
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
4.3. Semi-openbare ruimten SEMI-OPENBARE RUIMTEN Achterpaden en brandgangen
Sociale veiligheid ++
Verkeersveiligheid -
Leefbaarheid +
Tabel 4.3. Semi-openbare ruimten.
4.3.1. Kenmerken van de ruimte In tegenstelling tot de openbare ruimten zijn de semi-openbare ruimten géén van alle eigendom van de gemeente, maar eigendom van derden zoals een woningbouwstichting, een vereniging van eigenaren, en particulieren. De gemeente is ook niet verantwoordelijk voor de verlichting van deze ruimten. Uit onderzoek naar de sociale veiligheid is echter gebleken dat de gevoelens van sociale onveiligheid in belangrijke mate ook bij de semi-openbare ruimten voorkomen. In verband met deze sociale veiligheid wordt een actief optreden gevraagd van gemeente. Goed overleg met de betrokken partijen is van groot belang. 4.3.2. Huidig beleid Op het punt van het verlichten van semi-openbare ruimten zoals achterpaden gaan de (basis) eisen van het PolitieKeurmerk Veilig Wonen® verder dan de normen van de NSVV. Het PolitieKeurmerk Veilig Wonen® adviseert vooral ten aanzien van een uitgebreid scala van stedenbouwkundige randvoorwaarden en ontwerpeisen met betrekking tot de achterpaden. Kort samengevat dienen achterpaden sociaalveilig te zijn, overzichtelijk en niet uitnodigend voor onbevoegden. Een samenhangende maatregel vanuit het PolitieKeurmerk Veilig Wonen® op de stedenbouwkundige randvoorwaarden is de achterpaden te voorzien van - een niet per definitie openbare - verlichting. Er is een lichtpunt nodig aan het begin (de kop) en verder minimaal om de 15 tot 20 meter, met een RAwaarde van minimaal 60.*4 Cires staat op het punt in goed overleg met de gemeente, op eigen initiatief, kosten van aanleg en beheer een plan uit te voeren om een vrij groot deel van de achterpaden die in eigendom toebehoren aan Cires, te voorzien van een kwalitatief goede verlichting die voldoet aan het PolitieKeurmerk Veilig Wonen®. 4.3.3. Knelpunten huidig beleid Omdat de gemeente Oosterhout zelf geen eigenaar is van het kabelnet van de openbare verlichting kan zij aan een woningbouwstichting, verenigingen van eigenaren en particulieren niet zondermeer aansluitingen beschikbaar stellen. De hoofdbekabeling van het openbare verlichtingsnet is immers in eigendom van Essent Netwerk Brabant B.V. Als de gemeente toch optreedt als aanvrager van aansluitingen van derden op het verlichtingsnet van Essent Netwerk Brabant B.V., is de gemeente aansprakelijk in gevallen van eventueel misbruik en verantwoordelijk voor een veilig gebruik. Het heeft nadelen deze verantwoording te dragen als de gemeente zelf geen eigenaar is van de verlichtingsartikelen in de achterpaden en deze zelf niet beheert. Door de gemeente wordt aan Essent Energie Brabant B.V. in voorkomende gevallen energiekosten betaald van derden zoals Cires, voor in het verleden tot stand gekomen verlichten van een beperkt deel van achterpaden. Het controleren, uitsplitsen van de totaalfactuur en het hiervan een gedeelte verrekenen van de energiekosten gebruikt door derden, geeft een grote administratieve belasting voor de gemeente. Het werkelijke door derden afgenomen verbruik is daarnaast voor de gemeente zonder een goed beheersysteem niet controleerbaar. Mogelijk weglekken van energie of zelfs diefstal van energie is moeilijk vast te stellen en op te sporen. Door meerdere partijen gebruikers aan te sluiten op het verlichtingsnet van Essent Netwerk Brabant B.V., zal de storingskans op uitval van gedeelten van de eigen openbare verlichting groter worden. Iedere aansluiting meer, vormt immers een potentiële storingsbron. 4
De RA-waarde geeft een cijfer van 0 tot 100 voor de kleuronderscheiding van de lamp; hoe natuurlijk worden er kleuren gezien van een voorwerp onder de lichtbron.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
28
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
4.3.4. Voorstel gewenste situatie Voorgesteld wordt om bij planontwikkeling van nieuwbouw en renovatieprojecten in een zo vroeg mogelijk stadium rekening te houden met de verlichting van de semi-openbare ruimtes. De gemeente zal daar waar mogelijk bevorderen dat, openbare achterpaden en brandgangen die niet in eigendom toebehoren aan de gemeente door de desbetreffende eigenaar zelf in eigen beheer worden voorzien van verlichting, en/of de lichtmasten van de eigen openbare verlichting in de aangrenzende straten zodanig plaatsen dat de achterpaden en brandgangen worden ‘mee verlicht’. De verlichting zal volgens het PolitieKeurmerk Veilig Wonen® in de nacht op een overeenkomstig met de avond gelijkblijvend niveau moeten blijven branden. Voorgesteld wordt dat bij wensen en klachten over de verlichting van de semi-openbare ruimten, de gemeente in overleg treedt met de eigenaar en de bewoners. Indien zowel de bewoners als de eigenaar bereid zijn zelf de kosten voor hun rekening te nemen, is de gemeente bereid te adviseren in de keuze en te adviseren in de aanleg van de verlichting. In semi-openbare ruimten zoals achterpaden en brandgangen, die in eigendom toebehoren aan stichtingen, corporaties en/of andere instellingen, dient de aanleg van de verlichting door en voor rekening van de eigenaar te gebeuren. De kosten voor het onderhouden van de installatie zijn eveneens voor rekening van de eigenaar. De eigenaar blijft verantwoordelijk voor de kwaliteit van het verlichtingsniveau en de veiligheidsvoorschriften van elektriciteit. De verlichting van derden in de semi-openbare ruimten, zal op grond van de forse areaaluitbreiding van de openbare verlichtingsinstallatie en de hieruit voortvloeiende hoge kostentoename van beheer, onderhoud en energie en de aspecten van mogelijke wettelijke aansprakelijkheid, géén deel gaan uitmaken van de openbare verlichting. Niet alle semi-openbare ruimten hoeven te worden verlicht. Wel is gewenst dat die semi-openbare ruimten worden verlicht waarvoor gedurende de avond en de nacht geen alternatieve route bestaat.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
29
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
5. OVERIGE BELEIDSASPECTEN In hoofdstuk vier stond de wijze waarop de verschillende ruimten worden verlicht centraal. Bij de openbare verlichting is ook een aantal andere aspecten te onderscheiden. Deze aspecten zijn milieu(onvriendelijkheid), lichthinder, energiegebruik, openbaar groen, en onderhoud van de openbare verlichting. In de onderstaande paragrafen worden deze onderwerpen nader belicht. Per beleidsveld wordt ingegaan op het huidige beleid en de knelpunten die hierbij worden ervaren. Op basis van de knelpunten worden beleidsvoorstellen geformuleerd. 5.1. Milieu Het milieu speelt in gemeenten een belangrijke rol. Daarom dient nadrukkelijk te worden gekeken in hoeverre openbare verlichting een bijdrage levert aan de milieuproblematiek. Milieuaspecten van de openbare verlichting zijn enerzijds de uitstoot van milieubelastende stoffen vanwege het energiegebruik, en anderzijds de afvalstoffen die ontstaan bij zowel de fabricage van de verlichtingsmiddelen, als bij het eind van de levensduur van deze middelen. Aan recyclingmogelijkheden van afvalstoffen moet voldoende aandacht worden besteed. 5.1.1. Huidig beleid Bij het ontwerpen en het installeren van uitbreidingen en vernieuwingen van de openbare verlichtingsinstallatie wordt met het milieu rekening gehouden door: Het toepassen van milieuvriendelijk geproduceerde materialen; Het betrekken van de levensduur en de mogelijkheden van recycling bij de keuze van de materialen; Het toepassen van armaturen met een dusdanig lichttechnisch rendement dat de gewenste hoeveelheid licht op de juiste plek terechtkomt en verblinding en lichthinder worden voorkomen; Het toepassen van lampen met een lange levensduur; Het toepassen in bepaalde gebieden van vandalismebestendige materialen; Het vermijden van een verhoging van de investeringskosten en verhoging van de exploitatiekosten in de vorm van energie en onderhoud ten gevolge van een ondoordachte bouwkundige inrichting, groeninrichting, en/of ad hoc areaaluitbreidingen. Bij het onderhouden van een installatie door: Het toepassen van milieuvriendelijk geproduceerde materialen; Het kiezen voor kwalitatief duurzame masten, armaturen en materialen; Het toepassen van milieuvriendelijke oppervlaktebescherming en/of oppervlaktebehandeling van de masten en de armaturen; Het schilderen van de masten en de armaturen met milieuvriendelijke materialen; Het zo veel als mogelijk hergebruiken van de vrijkomende materialen; Het afvoeren van defecte gasontladingslampen naar een erkende verwerker. 5.1.2. Eural Sinds 8 mei 2002 is de Europese Afvalstoffenlijst (Eural) in werking getreden. In Eural benoemt de Europese Commissie afvalstoffen en bepaalt zij wanneer een afvalstof gevaarlijk is. De nieuwe lijst is een samenvoeging van de Europese lijst van gevaarlijke afvalstoffen en de Europese afvalcatalogus. De Eural vervangt drie Nederlandse regelingen:
Het Besluit Aanwijzing Chemische Afvalstoffen (BACA); De Regeling Aanwijzing Gevaarlijke Afvalstoffen (RAGA); De Regeling Aanvulling Aanwijzing Gevaarlijke Afvalstoffen (RAAGA).
Gasontladingslampen (TL-, spaar-, kwik- en natriumlampen) behoren volgens het ‘Besluit kwikhoudende producten Wet milieugevaarlijke stoffen (1998)’ tot het chemisch afval en moeten worden afgevoerd naar erkende verwerkingsbedrijven of gekwalificeerde inzamelaars. Aan de afvoer van lampen zijn kosten verbonden. Een verwerkingsbedrijf scheidt een lamp in diverse materialen als metaal, glas, fluorescentiepoeder en kwik. Metaal en glas worden al langere tijd standaard hergebruikt. Nieuwe technologische processen maken het mogelijk om fluorescentiepoeder en kwik uit
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
30
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
lampen te verwijderen, van elkaar te scheiden en opnieuw toe te passen bij de fabricage van nieuwe lampen. 5.1.3. Knelpunten huidig beleid Op meerdere plaatsen zoals willekeurig voorbeeld onder andere een deel van de Bredaseweg, is in het verleden voorschakelapparatuur toegepast die is vervaardigd met milieubelastende materialen. Deze inmiddels sterk verouderde voorschakelapparatuur is storingsgevoelig en het energieverbruik van deze apparaten is volgens de huidige normen te hoog. 5.1.4. Nieuw beleid Bij het ontwerpen en het installeren van uitbreidingen en vernieuwingen van de openbare verlichtingsinstallatie zal aanvullend op het huidige beleid met het milieu rekening worden gehouden door: Het ontwerpen van een installatie dusdanig dat met een minimale verlichting*5, een maximale verkeers- en sociale veiligheid voor de weggebruiker wordt verkregen; Het als uitgangspunt ontwerpen van een zo onderhoudsvrije mogelijke installatie. Bij het onderhouden van een installatie door: Het afstemmen van de groepsremplace op de uitval van de lampen, de vermindering van de lichtstroom en de vervuilingfactor van de armaturen; Het vervangen van oude voorschakelapparatuur (VSA), door moderne elektronische voorschakelapparatuur die voldoet aan de gestelde normen genoemd onder paragraaf 5.1.1. Het toepassen van elektronische of hoogfrequente voorschakelapparatuur in het armatuur verhoogt het rendement van het lampsysteem, en de levensduur van de lamp; Het periodiek uitvoeren van het schilderwerk in plaats van toestandsafhankelijk. 5.2. Lichthinder Een probleem dat in Nederland weinig aandacht krijgt, is de lichthinder onder andere in de vorm van lichtvervuiling door strooilicht en stoorlicht. Nederland is ‘s nachts een van de meeste verlichte landen ter wereld. Nog even en het wordt nooit meer donker in Nederland. Het Platform Lichthinder van De Technische Universiteit Delft vindt dat iedere Nederlander recht heeft op zijn eigen donkere nacht. Duisternis is een oerkwaliteit net als rust en stilte. De duisternis die van nature bij de nacht hoort, wordt verstoord en verdwijnt soms helemaal. Net zo goed als lawaai en stank, vormt stoorlicht een aanslag op het leefmilieu. Eén ding moet daarbij niet worden vergeten, stoorlicht is licht dat buiten het te verlichten gebied terechtkomt en is daarom verspild licht. Er is energie voor gebruikt, er is geld voor betaald en dit alles wordt weggegooid. Bestrijding van stoorlicht door een goede professionele verlichtingsinstallatie is een rechtstreeks belang voor het milieu en de economie. Belangen van verlichting zoals verkeersveiligheid, sociale veiligheid en van leefmilieu zijn niet zelden tegengesteld ten opzichte van elkaar. 5.2.1. Huidig beleid De provincie wil een gebiedgericht beleid voeren door duistergebieden af te bakenen, die een belangrijke biologische of landschappelijke waarde hebben, en eventueel al zijn aangeduid als stiltegebied. In die gebieden wil de provincie speciale inspanningen leveren met betrekking tot lichthinder. Door de NSVV zijn richtlijnen opgesteld om hinder van sportveldverlichting te beperken. De NSVV-commissie ‘Lichthinder en Openbare Verlichting’ tracht met betrekking tot ongewilde bijverschijnselen van openbare verlichting voor omwonenden in 2004 te komen tot grensmeetwaarden. 5.2.2. Knelpunten huidig beleid In verband met lichthinder bestaan er voor zover bekend op beleidsvlak geen internationale afspraken of richtlijnen. Wat betreft internationale normering voor wegverlichting en verlichtingstoestellen is er een begin van aanpak om het aspect lichtvervuiling erbij te betrekken. Zo heeft de CEN een ontwerp5
Minimale verlichting betekent niet dat de verlichting in zijn geheel niet aanwezig mag zijn, minimale verlichting betekent dat de mate van verlichting wordt afgestemd op de situatie ter plaatse en de verkeersdichtheid.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
31
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
norm voor openbare verlichting voorgesteld. Ook het begrip ‘donkergebied voor astronomische waarnemingen’ is in een internationale norm omschreven. 5.2.3. Nieuw beleid Door 70 % van de gemeenten, waaronder de gemeente Oosterhout, is er in het najaar van 2003 aan de Nederlandse Stichting Voor Verlichtingskunde de opdracht gegeven, om het subjectieve gevoel van lichthinder te vertalen naar meetbare normen voor lichthinder. Dit opstellen van normen is een uitgebreid wetenschappelijk onderzoek. In een later vervolgstadium zal dit beleidsplan nader worden geactualiseerd aan de hand van de dan verkregen onderzoeksgegevens. Er zal worden voorgesteld de in het onderzoek opgestelde nationale normen om lichthinder in te perken ook vast te stellen voor de gemeente Oosterhout. Nu echter al voorziet het nieuwe voorgestelde beleid in het voorliggende beleidsplan er al in belangrijke mate in om de negatieve effecten voor mens en natuur aanzienlijk te beperken door: Het voorkomen in nieuwe situaties van lichthinder door toepassing van armaturen met instelbare positie lichtbron; Het verminderen van strooilicht bij openbare verlichting door gebruik van spiegels en afscherming om de lichtval daar te brengen waar deze is gewenst; Het beperken van verlichting in kwetsbare natuurgebieden. Voor gebieden met een belangrijke biologische of landschappelijke waarde (aangegeven in de nota’s Ecologische Visies en Landschapbeleidsplan) de openbare verlichting conformeren aan de publicatie 112 van de NSVV, Richtlijnen Openbare Verlichting Natuurgebieden. Bij het ontwerpen en het installeren van uitbreidingen en vernieuwingen van de openbare verlichtingsinstallatie zal verders met het aspect lichthinder rekening worden gehouden door: Het alléén plaatsen van verlichting als dit volgens bestaande richtlijnen noodzakelijk is; Het alléén dáár aanbrengen van licht waar het functioneel is, dus waar het bijdraagt aan verkeers- en sociale veiligheid of aan oriëntatie; Het plaatsen van de lichtmasten en de armaturen zo dicht mogelijk bij het object dat moet worden verlicht; Het vermijden van opwaarts gericht licht; Het in acht nemen dat, daar waar lichtreclame aanwezig is, deze in het totaalbeeld de normale intensiteit van de openbare verlichting niet overschrijdt. Bij het onderhouden van een installatie door: Het treffen indien nodig, van voorzieningen om de instraling van armaturen te beperken (in bijvoorbeeld slaapkamers van woningen). Het doven van de openbare verlichting gedurende een deel van de nacht in natuurgebieden (bijvoorbeeld tussen 01.00 en 05.00 uur), door middel van selectieve sturingsprogramma’s. Het gedurende een deel van de nacht doven van klemtoonverlichting bij monumentale gebouwen en kunstwerken door middel van selectieve sturingsprogramma’s. 5.3. Energie De tijd dat er alleen uit kostenoverwegingen aan energiebesparing werd gedaan, is definitief voorbij. Het NMP, de Nota's Energiebesparing en het MAP van de energiebedrijven maken dat duidelijk. Energiebesparing is een volwaardig onderdeel geworden van het nationale milieubeleid. Het opstellen van een energiebeleidsplan, al of niet in het kader van het gemeentelijk milieubeleid, is inmiddels in veel gemeenten een belangrijke activiteit. De systematiek die voor het opstellen van een gemeentelijk energiebeleidsplan wordt toegepast, is de door de Nederlandse Ontwikkelingsmaatschappij voor Energie en Milieu (Novem) ontwikkelde Gemeentelijke Energiebesparing Aanpak (GEA). Bij de uitvoering van dit beleid wordt er van uitgegaan dat vanuit het gemeentelijk apparaat initiatieven worden ontwikkeld om te komen tot energiebesparing in diverse sectoren van de samenleving. De gemeente heeft daarbij het voordeel dat zij dicht bij de eindverbruikers staat, en dat zij een goed inzicht heeft in de bijzondere aspecten van de diverse sectoren. Daarnaast beschikt zij over diverse beïnvloedingsmogelijkheden. Het energiegebruik van de openbare verlichting bedraagt circa 2% van het totale landelijke energiegebruik. Van het lokale energiegebruik van de gemeentelijke gebouwen en voorzieningen, waarvoor de gemeente zelf de energierekening betaalt, neemt de openbare verlichting echter wel een fors deel
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
32
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
van circa 50% voor haar rekening. Besparingsmogelijkheden bij de openbare verlichting verdienen daarom voortdurende aandacht. 5.3.1. Huidig beleid Bij het installeren van een openbare verlichtingsinstallatie wordt met het besparen van energie rekening gehouden door: Het toepassen van energiezuinige lampen; Het toepassen van armaturen met een hoog lichttechnisch rendement; Het toepassen van energiezuinige hoogfrequent voorschakelapparatuur; Het toepassen van om en om uitschakelen van armaturen; Het toepassen van dimapparatuur. Bij het onderhouden van een installatie door: Het zo veel als mogelijk uitvoeren van de onderhoudswerkzaamheden in combinatie met andere werkzaamheden zoals het gebruik maken van wegafzettingen bij onderhoud wegen. 5.3.2. Knelpunten huidig beleid Het lichttechnische rendement van oude armaturen is door slijtage, verwering en corrosie sterk verminderd, waardoor het energetisch rendement zeer negatief wordt beïnvloed. Op sommige plaatsen is in het verleden voorschakelapparatuur toegepast waarvan het energieverbruik volgens de huidige normen te hoog is. In willekeurige volgorde en als voorbeeld ter illustratie, is in de Sint Antoniusstraat, de Burgemeester Elkhuizenlaan, de Oostpolderweg en de Dommelbergenweg, nog veel avond- en nachtverlichting aanwezig, waarbij de lampen na 23.00 uur om en om worden uitgeschakeld. Hierdoor wordt de verlichting onacceptabel ongelijkmatig en ontstaan er donkere plekken. Bij de nachtverlichting in de oudere wijken worden de lampen na 23.00 uur met een tweede voorschakelapparaat circa 40% tot 50% in lichtniveau gedimd. Hierdoor wordt circa 30% energie bespaard, maar ontstaan er tengevolge van het dimmen onaanvaardbaar matig verlichte plekken. De hoeveelheid bespaarde energie wordt vrijwel te niet gedaan door het eigen energiegebruik van het tweede voorschakelapparaat. Dimmen betekent dus een verslechtering van het energetisch rendement. Er wordt immers minder licht uitgestraald bij zo goed als gelijkblijvende energiekosten. 5.3.3. Nieuw beleid In verband met het milieu is het van groot belang om te letten op het energiegebruik. Besparingen op het energiegebruik kunnen alleen daar worden toegepast daar, waar het lichtniveau ten opzichte van de aanbevelingen te hoog is of daar, waar het vereiste niveau kan worden bereikt met verbeterde moderne technieken. Zo kan in de openbare verlichting efficiënt met energie worden omgegaan door het toepassen van energiezuinige lampen, armaturen en elektronische voorschakelapparatuur. Uit onderzoek van de NSVV naar verkeersveiligheid en sociale veiligheid is gebleken dat in plaats van de avond- en nachtschakeling, de verlichting continue moet branden en dat donkere plekken moeten worden voorkomen. Het uitschakelen om en om van lichtmasten langs de tangentwegen is, omdat het een buitensporige afname van de gelijkmatigheid van de verlichting veroorzaakt, niet langer toelaatbaar. Met het vernieuwen van de armaturen kan met een gelijkblijvend energiegebruik de aanbevolen en gewenste gelijkmatigheid worden verkregen. Voorgesteld wordt alle masten en armaturen langs de tangentwegen de gehele nacht te laten branden. In verblijfsgebieden waar het meer gaat om de sociale veiligheid dan om de verkeersintensiteit zullen ‘s nachts de eisen aan de openbare en de sociale veiligheid juist eerder toe- dan afnemen. Verlagen van het lichtniveau door middel van een avond- en nachtschakeling zal hier niet langer toelaatbaar zijn. Voorgesteld wordt het nominale avondniveau van de openbare verlichting na 23.00 uur niet meer te schakelen naar het lagere nachtniveau. Het in een vroegtijdig planstadium goed definiëren van de functionele eisen en de ontwerpeisen van bouwkundige uitbreidingen, reconstructies, en groenvoorzieningen, bepalen de efficiëntie van het energiegebruik.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
33
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
Zeer belangrijk is de wijze waarop de verlichting wordt ingeschakeld en hoe de inrichting van de omgeving is. Steeds geldt hoe overzichtelijker een gebied, des te minder verlichting er nodig zal zijn. Bij het beheer van een openbare verlichtingsinstallatie zal als aanvulling op het huidige beleid met het besparen van energie rekening worden gehouden door: Het afstemmen van de schakeltijden en het lichtniveau van de verlichting op de noodzaak van de betreffende gebieden. Men kan stellen dat de verkeersgebruikers, die de piek- en daluren duidelijk beïnvloeden in te delen zijn in: woon-werkverkeer, verblijfsverkeer en verkeer tengevolge van het uitgaansleven. Het vaststellen van een aantal nieuwe brandroosters, zodat over een nog breder scala van schakeltijden kan worden beschikt; Het voorkomen van weglekken en controleren op diefstal van energie. Door het kiezen van een goed onderhoudsregime en de toepassing van weinig onderhoudsgevoelige armaturen, kan de lichtterugval in de tijd zo laag mogelijk worden gehouden. 5.4. Openbaar groen 5.4.1. Relatie openbare verlichting en openbaar groen*6 De gemeente Oosterhout is in het rijke bezit van veel natuurlijk en aangelegd groen. In deze paragraaf wordt ingegaan op de wijze waarop de openbare verlichting en het openbaar groen zich tot elkaar verhouden. Bij het ontwerpen, installeren en onderhouden van de openbare verlichting moet met zowel het bestaande als ook het toekomstige groen rekening worden gehouden. Omgekeerd moeten de medewerkers van de afdeling Wijk en Welzijn, bij het ontwerp en onderhoudswerk van groen en ecologie, rekening houden met de openbare verlichting. Door een vroegtijdige afstemming voorafgaande aan de realisatie kan worden voorkomen dat de beleidsuitgangspunten van de openbare verlichting en van groen en ecologie met elkaar in conflict komen. De openbare verlichting heeft zelf ook invloed op de groei van het groen. Als bomen kunstmatig worden belicht, bijvoorbeeld door de openbare verlichting, kan het voorkomen dat de bomen onder bepaalde omstandigheden meer groei gaan vertonen en langer hun bladeren behouden. Bij een te lage temperatuur stopt elk groeiproces, ongeacht de mate van verlichting. Bij de boven beschreven relatie tussen de openbare verlichting en het openbaar groen moet in gedachten worden gehouden, dat het daglicht de groenvoorziening meer beïnvloedt dan de openbare verlichting. Toch is het van groot belang dat bij het installeren van de openbare verlichting in een vroegtijdig stadium rekening wordt gehouden met het openbaar groen (dit geldt vice versa voor het aanleggen van de groenvoorziening). Dit om te voorkomen dat de mast met het armatuur te dicht bij een boom of (later) in de kruin van een boom komt te staan. De kans bestaat dan dat het licht niet of slechts in beperkte mate op het wegdek terechtkomt. 5.4.2. Huidig beleid Vanuit het beleidsterrein Groen en Ecologie worden soms tegenstrijdige eisen gesteld aan de openbare verlichting. Het handhaven van een uitgebreide groenvoorziening leidt tot een hogere verlichtingscapaciteit en een daaraan gekoppeld hoger energieverbruik. Hierdoor ontstaat de paradoxale situatie dat groenvoorziening vanuit het oogpunt van de openbare verlichting milieubelastend werkt. 5.4.3. Knelpunten huidig beleid Sociale veiligheid en verkeersveiligheid Doordat de groenvoorziening die in het verleden is aangebracht, en inmiddels door groei in de loop der tijd in volume flink is toegenomen, heeft de gemeente nu te maken met omgevingen waar de lichtopbrengst onder de gewenste norm is komen te liggen. Het licht valt niet of onvoldoende op de juiste plaatsen, doordat de lichtmasten vaak tussen bomen, in de kruin of zelfs achter de bomen 6
De in paragraaf 5.4.1. omschreven relatie tussen openbare verlichting en openbaar groen is onderzocht door het adviesbureau Technical Management te Amersfoort.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
34
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
staan. Deze niet-optimale positionering van de lichtmasten tast zowel de sociale veiligheid als de verkeersveiligheid aan. Aansprakelijkheid Volgens het nieuwe Burgerlijk Wetboek kan de gemeente aansprakelijk worden gesteld voor schade indien de weg, inclusief de openbare verlichting, niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen. Hierdoor ontstaat het risico dat schade en ongevallen, veroorzaakt door schaduwplekken, aanhangig worden gemaakt bij de rechter. Energieverbruik Om een optimale lichtvoorziening te waarborgen moet rekening worden gehouden met de beperkingen die opgelegd worden door de bestaande groenvoorziening. Als gevolg hiervan zullen meer lichtpunten geïnstalleerd moeten worden waardoor de energiekosten, die gepaard gaan met de openbare verlichting hoger zullen uitvallen. Zeker wanneer alle bestaande schaduwplekken effectief bestreden zouden moeten worden, zal dit gevolgen hebben voor het energieverbruik, waardoor een conflict ontstaat met het milieubeleid en energiebeleid. De bovengenoemde knelpunten treden vooral op in de lente en zomer als de bomen bladeren hebben. Immers, een boom met een dicht bladerdek verstoort de openbare verlichting véél meer dan een boom zonder bladeren. Specifieke knelpunten Het is voor een energetisch rendabele openbare verlichtingsinstallatie onacceptabel om na een aantal jaren te moeten constateren, dat de resultaten op de weg of de te verlichten ruimte niet meer worden gehaald omdat een veelheid van groen de lichtuitstraling van de armaturen tegenhoudt. Daarnaast komt het te vaak voor, dat een lichtmast of armatuur voor onderhoud en reparaties door overdadig groen nog nauwelijks te bereiken is. De conflictsituatie tussen de openbare verlichting en het groen is veelal ontstaan doordat, voor de afstanden tussen de lichtmasten onderling en de bomen onderling vaste waarden zijn aangehouden, die niet voldoende op elkaar zijn afgestemd. De lichtmasten moeten nadrukkelijk zo zijn geplaatst, dat er een hoge gelijkmatigheid van de wegdekverlichting wordt bereikt. Voor een willekeurig aantal geselecteerde (voorbeeld)ruimten is de relatie tussen de openbare verlichting en het groen nader bekeken. Hieronder worden enkele bevindingen hiervan kort weergegeven.
Als voorbeeld ter illustratie, in met name de Burgemeester Elkhuizenlaan, de Oostpolderweg, de Dommelbergenweg, de Industrieweg en de Energieweg, staan aan beide kanten van de weg lichtmasten met opzet/opschuifarmaturen. Daarnaast zijn bomen geplaatst, die vaak te dicht op de lichtmasten staan. Het licht komt in die gevallen niet geheel op de weg terecht, maar wordt gedeeltelijk door die bomen tegengehouden; In met name de Warandalaan staan veel lichtmasten waarvan de armaturen sterk worden vervuild door de naastgelegen bomen; Momenteel zijn in nieuwbouwlocaties de bomen nog niet volgroeid, maar zodra dat het geval is kunnen ook hier in de toekomst problemen worden verwacht.
5.4.3. Nieuw beleid Gewenste situatie voor bestaande omgevingen De belangrijkste doelstellingen van de openbare verlichting, het verbeteren van de verkeersveiligheid en de sociale veiligheid, mogen op grond van wettelijke aspecten niet ondergeschikt worden gemaakt aan de doelstelling van de groenvoorziening, het bevorderen van de leefbaarheid. Om deze reden wordt voorgesteld om bij het ontwerpen van de stedelijke inrichting, het projecteren van de groenvoorziening in goed overleg af te stemmen op het ontwerp van de lichtmasten en de armaturen. De keuze van de lichtpunthoogten, vormgeving van de lichtmasten en de armaturen komt voort uit de te behalen lichttechnische kwaliteit overeenkomstig de NPR-norm. Voor het oplossen van de bestaande knelpunten moet de gewenste situatie voor elke straat individueel worden aangegeven. De oplossingen van de knelpunten kunnen variëren van het uitbreiden van het aantal armaturen, het verplaatsen van de lichtmast, het plaatsen van een kortere mast of een aangepast armatuur, tot het fors snoeien of uiteindelijk verplaatsen of verwijderen van de boom. De genoemde oplossingen zijn zeer arbeidsintensief en kostbaar, vooral als de werkzaamheden niet in combinatie met andere werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
35
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
Voorgesteld wordt dan ook bestaande knelpunten in afstemming tussen de openbare verlichting en het openbare groen, zoveel mogelijk in samenhang met renovatieplannen en reconstructies op te lossen. Hierdoor worden extra kosten zoveel mogelijk vermeden. Bij de uitvoering van de renovatiewerkzaamheden moeten het Ingenieursbureau van de afdeling Stadsbedrijven en de unit Groen en Ecologie van de afdeling Wijk en Welzijn in een vroegtijdig stadium overleggen over de maatregelen die genomen moeten worden om het verlichtingsniveau te verhogen. Het is daarnaast noodzakelijk om afspraken te maken over de planning van de snoeiwerkzaamheden en het opstellen van richtlijnen voor het snoeien bij lichtpunten. Het groen moet zodanig structureel worden onderhouden dat het zicht of de doorkijk niet wordt belemmerd, en dat de openbare verlichting niet wordt gehinderd. Hiervoor zijn de verschillende bestekken van toepassing, met name het snoeibestek en het maaibestek. Zo zou bijvoorbeeld met het oog op de te verkrijgen veiligheid door middel van openbare verlichting in een snoeibestek kunnen staan dat, voor heestervakken in zichtlijnen wordt aanbevolen, deze elk halfjaar zodanig te snoeien dat ze niet hoger worden dan 1,2 meter. Dat bomen moeten worden opgekroond zodat er goed zicht mogelijk is onder de bomen door. Gewenste situatie voor nieuwe omgevingen Voor nieuwe omgevingen (bijvoorbeeld nieuwbouwwijken) moeten richtlijnen worden ontwikkeld met het doel de groenvoorziening van het begin af aan zo goed mogelijk af te stemmen op de openbare verlichting. Er kunnen drie alternatieven worden onderscheiden: Bomen en armaturen niet op één lijn De armaturen worden geplaatst voor de bomenrij. De afstand tussen de boom en de lichtmast moet per boomsoort worden bepaald. Het aantal bomen dat maximaal tussen twee armaturen mag worden geplaatst, verandert dan ook. Naarmate de bomen verder naar achteren worden gepland, kunnen er meer bomen tussen twee armaturen worden geplaatst. Bomen en armaturen op één lijn In de onderstaande tabel wordt voor een aantal situaties aangegeven hoe armaturen en bomen ten opzichte van elkaar moeten worden geplaatst*7. Een en ander is sterk afhankelijk van de kroonhoogte van de bomen. VERHOUDINGSGETAL AFSTAND BOMEN EN ARMATUREN OP EEN LIJN Hoogte Gebruikte lichtbron Mastafstand Minimale afstand lichtpunt tussen armatuur en eerste boom tot 4 meter tot 6 meter tot 8 meter tot 10 meter tot 12 meter
Fluorescentielamp PL18 en PL24 Fluorescentielamp TLD18, PL24 en PL36 Hogedruk natriumlamp SON en PLL Hogedruk natriumlamp SON en CDM Hogedruk natriumlamp SON, CDM en CDO
16 tot 20 meter 24 tot 30 meter 32 tot 35 meter 35 tot 40 meter 48 tot 60 meter
4 meter
Maximaal aantal te plaatsen bomen tussen twee armaturen n.t.b.
6 meter
2
8 meter
2
10 meter
1
12 meter
1
Tabel 5.4.3. Verhoudingsgetal afstand lichtpunt/groen.
Als algemene vuistregel kan worden gehanteerd dat afstand lichtmasten circa vijf maal hoogte lichtpunt is.
7
Tabel 5.4.3. moet al naar gelang de plaatselijke situatie, uitgangspunten en boomsoort worden geïnterpreteerd.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
36
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
Bomen en masten wel op één lijn, bomen en armaturen niet op één lijn Opschuifarmaturen kunnen met een uithouder van een dusdanige lengte aan lichtmasten worden bevestigd, zo dat het lichtpunt tussen de boomkruinen uitsteekt. Het bevestigen aan draadoverspanningen moet feitelijk worden uitgesloten. Een draadoverspanningen levert vanwege hoge mechanische belasting op de bevestigingspunten zoals gevels of steunmasten constructietechnische problemen op. Onderhoud aan draadoverspanningen en de daaraan opgehangen armaturen is zeer arbeidsintensief en daardoor kostbaar. Tevens kan het armatuur gaan slingeren, wat een zeer storend lichtbeeld geeft. 5.5. Onderhoud van de openbare verlichting Om de openbare verlichtingsinstallatie in een goede staat te houden, moet deze op de juiste manier worden onderhouden. Slecht onderhoud aan de openbare verlichtingsinstallatie is altijd kapitaalvernietiging. Een slecht of gedeeltelijk functionerende openbare verlichting doet op onaanvaardbare en verwijtbare wijze afbreuk aan de sociale veiligheid en de verkeersveiligheid. Het streven is de onderhoudsactiviteiten zo gering mogelijk en de daarmee gepaard gaande kosten beperkt te houden. Dit betekent dat de keuze en het beproeven van de verlichtingsmiddelen in een zo vroeg mogelijk ontwerpstadium veel aandacht moet krijgen, voordat tot toepassing wordt overgegaan. 5.5.1. Omvang onderhoudswerkzaamheden Om gestructureerd onderhoud aan de installatie te kunnen plegen, zullen de te verrichten werkzaamheden en de kosten inzichtelijk moeten worden gemaakt. Er is een onderscheid te maken in de routinematige werkzaamheden, zoals het preventief en het correctief onderhoud, en de projectmatige werkzaamheden, dit zijn de werkzaamheden die plaats vinden in het kader van renovaties, vervangingen en dergelijke. Preventief onderhoud en lampvervanging Hieronder wordt verstaan het groepsgewijs vervangen van alle lampen (groepsremplace) ongeacht hun conditie, na verloop van een vooraf bepaalde periode (bij voorkeur na het verlopen van de economische levensduur), met een frequentie die wordt bepaald door het aantal branduren. Tijdens het uitwisselen van de lampen wordt het armatuur gecontroleerd en gereinigd, en vervolgens de lichtmast, de locatie en het aansluitnummer gecontroleerd. Kleine onderhoudswerkzaamheden en reparatiewerkzaamheden aan de bedrading en het voorschakelapparaat worden direct tijdens de groepsremplace verricht. Ook het beoordelen van de installatie door visuele inspecties (het zogenaamde ‘schouwen’), als ook het periodiek uitvoeren van metingen (verlichtingssterktes, luminanties en gelijkmatigheid), en het toetsen van de resultaten aan de vooraf gestelde normen, behoren tot het preventieve onderhoud. Tot slot indien nodig - het bij voorkeur niet toestandsafhankelijk – maar groepsgewijs schilderen van de mast. De aluminiummasten hoeven niet te worden geschilderd. Correctief onderhoud Hieronder wordt verstaan het herstellen van schade en het opheffen van storingen. Schades, meestal ten gevolge van vandalisme en aanrijdingen worden zo snel mogelijk hersteld. Voor standaardmasten en armaturen is dat binnen een termijn van drie werkdagen gerekend vanaf de schademelding. Storingen worden binnen één week na melding opgeheven, mits het geen complexe storingen betreft, waarvan de oorzaak en de storingsoplossing ligt in de hoofdbekabeling van Essent Netwerk Brabant B.V. Volgens op schrift gestelde afspraak lost Essent Netwerk deze storingen aan de hoofdbekabeling binnen 10 werkdagen op. Projectmatige werkzaamheden Deze werkzaamheden betreffen vervangingen, renovaties en reconstructies. Deze projecten worden zo veel als mogelijk uitgevoerd in combinatie met andere projecten. Maar daar waar vervangingen onvermijdbaar en niet uitstelbaar zijn, maar direct moeten plaatsvinden, zal dit in op zichzelf staande openbare verlichtingsprojecten moeten worden gerealiseerd. 5.5.2. De gemeentelijke aansprakelijkheid en het onderhoudsniveau De gemeente is (economisch) eigenaar van de openbare verlichting en draagt dus de verantwoordelijkheid voor de openbare verlichting. Het financiële risico dat uit de aansprakelijkheid voortvloeit, kan door de gemeente als wegbeheerder op een aantal manieren worden afgewenteld. De meest voor de
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
37
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
hand liggende oplossing zou simpel gedacht verzekeren kunnen zijn. Maar indien er echter structureel geen schadebeperkende maatregelen worden genomen, zal de schadelast voortdurend toenemen. In verband hiermee zullen de verzekeraars de onderhavige schadeclaims steeds kritischer gaan bekijken en hun plicht tot uitkeren misschien afhankelijk gaan stellen van de wijze waarop de gemeente haar taak heeft uitgevoerd. De wegbeheerder doet er dan ook verstandig aan, zoveel als mogelijk - aantoonbaar - preventieve maatregelen te treffen om aan aansprakelijkheid te ontkomen. Deze maatregelen moeten inhouden dat:
De onderhoudswerkzaamheden structureel en programmatisch worden uitgevoerd; Er een systeem is dat voorziet in regelmatige en grondige controles (onder andere lichttechnische stabilisatiemetingen); Inspecties en klachten worden geregistreerd in een beheersysteem openbare verlichting (bij voorkeur met een geautomatiseerd gegevensbeheersysteem); Storingen worden hersteld, klachten worden afgehandeld en/of waarschuwingsmaatregelen worden genomen.
De grens van het minimaal verantwoorde onderhoudsniveau mag niet in negatieve zin worden onderschreden, zoals het vervangen van de lampen, het schoonmaken van de armaturen, het repareren van schades en vernielingen, en het oplossen van storingen. De weggebruiker mag er in beginsel vanuit gaan dat de weg en de weguitrusting in een goede staat verkeren, tenzij de nodige waarschuwingen hem tot extra voorzichtigheid manen. Het ontbreken van financiën om het onderhoudsniveau op een aanvaardbaar peil te houden, doet de aansprakelijkheid niet verminderen. Ook mogen gebreken niet met dit argument voortbestaan. Tekeningen en documenten van een elektrische installatie moeten zijn bijgewerkt. En niet binnen drie maanden zoals de NEN 3140-1991 voorschreef, maar direct. Dat bijwerken hoeft uiteraard niet direct op de moedertekeningen te gebeuren, maar wel moet op de daartoe bestemde plek alle informatie beschikbaar te zijn. Dat mag best in het klad op een tekening zijn bijgeschreven, als het maar duidelijk is. Het niet hebben van bijgewerkte tekeningen is een overtreding van het ARBO-besluit, artikel 3.4, lid 3. Deze overtreding kan aanleiding geven tot een boete.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
38
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
6. DE FINANCIEN Een goede beschrijving van de kosten van de openbare verlichtingsinstallatie is voor het vaststellen en uitvoeren van het beleid van groot belang. In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de kosten voor het instandhouden van de kwaliteit van de openbare verlichting, als ook de kosten die moeten worden gemaakt om de kwaliteit van de installatie op een aanvaardbaar niveau te brengen. Omvang van een openbare verlichtingsinstallatie De kosten van de openbare verlichting zijn opgebouwd uit: De aanleg van de installatie; Tot de kosten voor de aanleg behoren alle kosten voor het leveren, plaatsen en installeren van alle componenten en onderdelen vanaf de aansluiting in iedere lichtmast of voor ieder aansluitpunt en lichtpunt. De aansluiting op het elektriciteitsnet; De kosten bestaan uit de aan Essent Netwerk te betalen vergoedingen voor het instandhouden van infrastructuur voor de aansluitingen. Het energiegebruik; De kosten voor het energiegebruik bestaan uit de vergoeding voor het elektriciteitsgebruik (eventueel tegen hoog- en laagtarief) en de eventueel in rekening te brengen vermogensvergoeding. De eventueel in het tarief begrepen vergoedingen voor het maken en instandhouden van de aansluitingen horen thuis bij de aansluitkosten. De bedrijfsvoering en het beheer; Onder bedrijfsvoering en beheer vallen de kosten die zijn gemoeid met de organisatie van de openbare verlichting, het regelen en herstellen van schades, en het verhelpen van storingen. Het onderhoud. Onder het onderhoud wordt alles gerekend dat nodig is om de installatie gedurende zijn levensduur in stand te houden. Dat wil zeggen dat gedurende de gehele levensduur, de installatie zal moeten voldoen aan de bij het ontwerp gehanteerde verlichtingsklassen. Onderwerpen hiervoor zijn onder andere het vervangen van de lampen, het reinigen van armaturen, het schilderen of anderszins onderhouden van lichtmasten of ophangconstructies, en andere onderdelen van de installatie. De kosten voor het gedurende de levensduur van een installatie vervangen van versleten onderdelen zoals kappen of complete armaturen en voorschakelapparaten behoren eveneens tot het onderhoud. Sommige van de periodieke kosten hebben een continu karakter zoals de kosten voor het energiegebruik en de kosten voor de bedrijfsvoering en het beheer. Ze kunnen tot de vaste kosten per jaar worden gerekend. Andere periodieke kosten komen minder vaak voor. De kosten voor de verschillende onderwerpen zullen elkaar beïnvloeden. Een betere kwaliteit van de toe te passen materialen zal in het algemeen tot een hoge investering leiden, maar tot lagere kosten leiden voor het onderhoud en het energiegebruik. Een bepaalde methodiek voor lampvervanging en het reinigen van armaturen, de groepsremplace, heeft invloed op de hoeveelheid lampen en dus op de kosten voor aanleg en onderhoud. 6.1. Huidig beleid Het bestaande beleid is gericht op de instandhouding door beheer en onderhoud van openbare verlichting een goed leefmilieu aan te bieden aan de bewoners van Oosterhout. Doelstelling is het bereiken van een zo hoog mogelijk onderhoudsniveau van de openbare verlichting. Het Ingenieursbureau van de afdeling Stadsbedrijven treedt in opdracht van Wijk en Welzijn op als regisseur van dit product. Beheer Openbare Ruimte van de afdeling Stadsbedrijven stelt menskracht ter beschikking voor het uitvoeren van het eerstelijns onderhoud.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
39
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
Thema: Woonomgeving; Beleidsproduct: Wegen, 210.05 Portefeuillehouder: J. Krijnen Afdeling: Stadsbedrijven-Ingenieursbureau (SB-IB) HUIDIGE BEGROTING 2004 EN MEERJARENRAMING 2005-2007 Specificatie exploitatie Begroting Raming Raming (Bedragen excl. BTW) 2003 2004 2005 Apparaatskosten uren IB 108.880 140.940 140.940 Apparaatskosten uren BOR 81.120 84.500 84.500 Tractiemiddelen pm 25.378 25.378 Levering derden 534.000 505.000 518.000 Actualiseren beheersysteem pm pm pm Beheerkosten Essent pm pm pm Kapitaallasten 48.000 45.000 41.000 Totaal lasten 772.000 801.000 810.000 Inkomsten reclameverlichting 48.000 48.000 48.000 en reclame lichtmasten Resultaat beheersproduct 724.000 753.000 762.000
Raming 2006 140.940 84.500 25.378 557.000 pm pm 34.000 842.000 48.000
Raming 2007 140.940 84.500 25.378 557.000 pm pm 30.000 838.000 48.000
794.000
790.000
Tabel 6.1. Huidige begroting en meerjarenraming.
Financiële toelichting De lasten betreffen de kosten voor het opstellen van het beheerplan, het energiegebruik, het uitvoeren van onderhoud (zoals preventief onderhoud, reparaties, schilderwerk en vervangen lampen). De baten betreffen de inkomsten van reclameverlichting en reclame aan lichtmasten. De noodzakelijke renovatieprojecten van de openbare verlichting zullen daar waar mogelijk worden afgestemd op andere activiteiten en plannen in openbare ruimte. 6.2. Knelpunten huidig beleid Liberalisering van de energiemarkt kost de gemeenten geld De invoering van de elektriciteitswet in 1998 heeft tot nu toe niet geleid tot een verwachte daling van de stroomtarieven voor gemeenten. Integendeel, menig lokaal bestuurder is zeer geschrokken van de vaak forse verhogingen van de transport- en aansluittarieven voor de openbare verlichting. Gemeenten dreigen de dupe te worden van een nieuwe rekensystematiek. De VNG spreekt zelfs van buitensporig grote tariefstijgingen. Intussen hebben meer dan 80 gemeenten - waaronder Oosterhout zich verenigd in een projectgroep die door de VNG wordt gecoördineerd. Via een ingehuurd adviesbureau (vanwege de complexe materie) is een reactie verstuurd op de ‘Notitie Evaluatie Tarievencode’ van de Dienst uitvoering en toezicht Energie (Dte). Om een bezwaar- en beroepsprocedure te beginnen, is inmiddels door de projectgroep onder leiding van de VNG een advocatenkantoor ingeschakeld. Vervangingskosten masten en armaturen Door de gemeente is in het verleden niet genoeg geld gereserveerd voor de vernieuwing van de masten en armaturen. Door de veroudering van de installatie en het gebrek aan voldoende middelen en structurele plannen, is de vervanging van de sterk verouderde lichtmasten en versleten armaturen niet consequent uitgevoerd. In de komende jaren zal hiertoe een onvermijdbare en niet uitstelbare inhaalslag moeten plaatsvinden. Onderhoud Het taakstellend budget voor het onderhoud van de openbare verlichting heeft geleid tot een onaanvaardbare achterstand bij het onderhoud van de openbare verlichting. De komende jaren moeten er maatregelen worden genomen om de achterstanden in te lopen door berekening van de prijscompensatie, aanpassing van het budget aan de areaaluitbreiding en verhoging van het budget voor planmatige vervangingen.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
40
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
6.3. Nieuw beleid Thema: Woonomgeving; Beleidsproduct: Wegen, 210.05 Portefeuillehouder: J. Krijnen Afdeling: Stadsbedrijven-Ingenieursbureau (SB-IB) VOORSTEL AANPASSING BEGROTING NA 2004 EN MEERJARENRAMING 2005-2007*8 Begroting Raming Raming Raming Raming Specificatie exploitatie 2003 2004 2005 2006 2007 (Bedragen excl. BTW) Apparaatskosten uren IB 108.880 140.940 140.940 (140.940) (140.940) Apparaatskosten uren BOR 81.120 84.500 84.500 (84.500) (84.500) Tractiemiddelen pm 25.378 25.378 (25.378) (25.378) Levering derden 182.000 150.000 168.000 207.000 211.500 Ombuiging contract derden 55.000 55.000 25.000 25.000 25.000 Levering derden (energie) 297.000 300.000 300.000 300.000 300.000 Beheerkosten Essent pm pm pm pm pm 48.000 45.000 41.000 34.000 30.000 Kapitaallasten*¹ 3.206 27.431 47.937 46.911 Verhoging kapitaallasten*² 3.206 27.431 Verhoging kapitaallasten*³ Totaal lasten (afgerond) Inkomsten reclameverlichting en reclame lichtmasten Resultaat beheersproduct
772.000 48.000
804.024 48.000
812.249 48.000
867.961 48.000
891.660 48.000
724.000
756.024
764.249
819.961
843.660
Tabel 6.3. Voorstel aanpassing begroting en meerjarenraming. (Uit het Beleidsplan Openbare Verlichting.)
1. De kapitaallasten betreffen de lopende investeringen tot en met 2003. 2. De kapitaallasten van de nog te voteren investeringen 2004 t/m 2005 zijn verantwoord op functie 9. 3. Dit betreft de kapitaallasten van de jaarlijks € 285.000,00 te voteren investeringen na 2006 t/m 2007. Liberalisering van de energiemarkt Tengevolge van de negatieve neveneffecten van de liberalisering van de energiemarkt zal rekening moeten worden gehouden met een verhoging van de beheerkosten van de openbare verlichtingsinstallatie van circa € 55.000,00 per jaar. Een en ander is evenwel afhankelijk van de resultaten van de onderhandelingen van de projectgroep onder leiding van de VNG en de gemeente Oosterhout met Essent Netwerk Brabant B.V. Vervangingskosten masten en armaturen Voorgesteld wordt de lichtmasten die volgens het totaaloverzicht ouder zijn dan 25 jaar, planmatig te vervangen. Tevens wordt voorgesteld per direct de masten te vervangen die met code 5 voorkomen op het jaarlijks overzicht. Voor armaturen geldt dat de levensduur ongeveer 15 jaar is. Dit wordt niet alleen veroorzaakt door slijtage, maar ook doordat er geen onderdelen meer te krijgen zijn, er te veel onderhoud aan komt, of doordat ze lichttechnisch en energietechnisch niet meer voldoen. Bij nieuwplaatsing wordt de code onderhoudstoestand automatisch op 1 gezet. Bij het uitwisselen van de lampen kan de installateur op een formulier aangeven, dat de code moet worden gewijzigd. Hij kent steeds een van de volgende codes toe: Masten 1= als nieuw, vervangen binnen 25-uiterlijk 30 jaar; 2 = redelijk, vervangen binnen 10-20 jaar; 3 = matig, vervangen binnen 4-10 jaar; 4 = slecht, vervangen binnen 2-3 jaar; 5 = zeer slecht, per direct vervangen.
8
Afschrijvingstermijn 25 jaar, gerekend met een rentepercentage van 4,5%.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
41
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
Armaturen 1 = als nieuw, vervangen binnen 12,5-uiterlijk 15 jaar; 2 = redelijk, vervangen binnen 10-15 jaar; 3 = matig, vervangen binnen 4-10 jaar; 4 = slecht, vervangen binnen 2-3 jaar; 5 = zeer slecht, per direct vervangen. Onderhoud Het ontbreken van financiën om het onderhoudsniveau op een aanvaardbaar peil te houden, doet de onder paragraaf 3.1. genoemde aansprakelijkheid niet verminderen. Ook mogen gebreken niet met dit argument voortbestaan. Met betrekking tot het onderhoud en de planmatige vervanging van de openbare verlichtingsinstallatie bestaat of ontstaat een risico dat uitgaat boven de hieraan verbonden normale bedrijfsrisico’s. Calamiteiten waarbij persoonlijke ongelukken niet zijn uit te sluiten, zullen weliswaar een beperkte omvang hebben maar zeker forse publicitaire aandacht trekken. Om het werkelijke achterstallige onderhoud op straatniveau te bepalen en de daarmee gepaard gaande kosten, is het raadzaam de nauwgezette inspectie naar de mechanische en technische kwaliteit te prolongeren, waarbij tegelijkertijd de database van de openbare verlichting op efficiënte wijze wordt opgebouwd. Om kosten te besparen worden de inventarisatiewerkzaamheden, als ook het vullen van het gegevensbeheersysteem gecombineerd met de cyclische groepsvervanging van de lampen. De installateur registreert de gegevens en verwerkt deze gegevens in zijn digitale beheerpakket van de openbare verlichting. Een strakker onderhoudsbeleid zal de kwaliteit van de openbare verlichting ten goede komen. Belangrijk is dat er met betrekking tot het beheer op een meer bedrijfsmatige manier, efficiënt en effectief, wordt omgegaan met de benodigde middelen. Met een goed beheer kan van tevoren worden bepaald, welke uitgaven er voor de toekomst staan gepland, in plaats van daarmee te worden geconfronteerd in een te laat stadium of achteraf. Aan de hand van een nog diepgaandere inventarisatie die voor 2004 staat gepland, zal de kwaliteit van de openbare verlichtingsinstallatie, naast de huidige staat van het onderhoud van de lichtmasten en de armaturen, vooral ook de lichttechnische kwaliteit van het huidige lichtniveau door middel van een overzicht per straat gaan worden weergegeven. Het doel van dit overzicht per straat is te bepalen in hoeverre het bovengrondse deel van de openbare verlichting lichttechnisch kan worden verbeterd. Op basis van wat de landelijke normen en richtlijnen zijn, wordt het vervolgbeleid geformuleerd. Aan de hand van de beschikbare gegevens wordt bepaald in hoeverre de openbare verlichtingsinstallatie voldoet aan het geformuleerde beleid, en waar de mogelijke verlichtingstechnische en onderhoudstechnische problemen zich voordoen. Er zal een inschatting worden gemaakt van het totaal aantal masten dat moet worden bijgeplaatst om de openbare verlichting te verbeteren op het niveau van de landelijke richtlijnen. Als werkwijze zal per buurt of wijk een aantal representatieve straten worden gekozen. Op basis van de situatie van de verlichtingsinstallatie ter plaatse wordt onderzocht, wat de mastafstand moet worden om de kwaliteit van de verlichting te verbeteren. Dit aantal wordt geëxtrapoleerd*9 over het totale aantal masten in de buurt of wijk. Tot slot worden de kostenramingen van een en ander zo exact mogelijk in beeld gebracht. Wanneer wordt ingestemd met de uitgangspunten zoals die in het beleidsplan staan omschreven, zullen er jaarlijks extra financiële middelen noodzakelijk zijn om de openbare verlichtingsinstallatie niet alleen in beheertechnische zin, maar ook in lichttechnische op het gewenste kwaliteitsniveau te brengen. De voorgestelde vernieuwingen zullen als voordeel een uitermate positief effect hebben op de exploitatiekosten. Planmatigheid Bij planmatig onderhoud worden de masten en de armaturen vervangen, terwijl ze nog niet allemaal defect zijn. Dit heeft voordelen ten opzichte van een niet-planmatig onderhoud. De vervanging vindt plaats op basis van de leeftijd en de vastgestelde afschrijftermijnen. Doorgaans wordt bij vervanging niet een incidentele mast vervangen, maar indien mogelijk de complete straat gerenoveerd. Dit geeft niet alleen als resultaat een mooi gelijkvormig weg- en lichtbeeld, maar bevordert daarnaast in grote mate de efficiëntie van het onderhoud van de installatie. 9
Extrapoleren, wil zeggen een reeks voortzetten buiten haar limieten met behulp van reeds bekende waarden.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
42
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
Vrijkomende masten en armaturen die incidenteel nog wel even ‘mee kunnen’, worden in opslag genomen en gebruikt voor tijdelijke (nood)oplossingen bij storingen en aanrijdingen, en als tijdelijke verlichting bij bijvoorbeeld wegreconstructies. Bij een planmatige vervanging wordt van tevoren aan de hand van een jaarlijkse inspectie bepaald, welke onderdelen en aantallen er van de openbare verlichting moeten worden vervangen en wanneer. Op deze manier zijn de jaarlijkse werkzaamheden goed te plannen en de kosten te verklaren bij het onderbouwen van het benodigde budget. Voordelen planmatig onderhoud, beter lichttechnisch en energetisch rendement, minder energiekosten, langere levensduur van de lampen, minder kosten voor groepsremplace, verkleinen storingskans, minder kosten voor reparaties, verhogen technische betrouwbaarheid, lagere onderhoudskosten, en vergroten veiligheid.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
43
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
7. PRIORITEITEN EN BENODIGD BUDGET In het kader van ‘schoon, heel en veilig’ is de openbare verlichtingsinstallatie een belangrijk speerpunt waaraan gevolg moet worden gegeven. 7.1. Prioriteit Daar niet alle problemen tegelijkertijd kunnen worden aangepakt, wordt een prioriteitenlijst opgesteld. Aan de hand van deze lijst wordt bepaald welke problemen in welke volgorde van urgentie en tijd gaan worden aangepakt. 1. Voorgesteld wordt alle masten en armaturen die er door achterstalligheid in het onderhoud slecht aan toe zijn planmatig te vervangen. Bij de masten betreft het ernstige mechanische en constructieve gebreken. Bij de armaturen betreft het naast de constructieve schade een slecht lichttechnisch en slecht energetisch rendement. 2. Voorgesteld wordt om de opgelopen achterstalligheid van 20 jaar voor masten en 30 jaar voor armaturen in te lopen binnen een termijn van 10 jaar. Na vaststelling van het beleidsplan zal een meerjarenplan worden gemaakt voor de renovatie per straat, buurt of wijk. Per buurt of wijk zal nader worden onderzocht en vastgesteld op welke wijze de verlichtingskwaliteit moet worden verbeterd. Jaarlijks zal een overzicht worden samengesteld van de exacte vervangingsprognose voor de komende vier jaar, met daarbij het bedrag dat per jaar voor de vervanging nodig is. 3. Voorgesteld wordt om de openbare verlichting bij alle uitbreidingen en planmatige vervangingen in de openbare ruimten, zowel buiten als ook binnen de bebouwde kom, op de aanbevolen lichttechnische kwaliteit te brengen zoals is omschreven in de huidige nieuwe aanbevelingen voor de openbare verlichting van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (NSVV) en voor zover van toepassing de normen van het PolitieKeurmerk Veilig Wonen® (PKVW). (Paragraaf 3.2.1.) 4. Voorgesteld wordt om op korte termijn de gegevensinventarisatie en het gegevensbeheer te organiseren en het vervolgens gaan vervaardigen van actuele tekeningen op digitale basis. Tegen een vaste vergoeding per lichtmast per jaar kan de complete inventarisatie en de invoer van de gegevens van het openbare verlichtingsnet in het digitale OV-beheer, door derden worden uitgevoerd en onderhouden. (Paragraaf 6.3.) 5. Voorgesteld wordt de objectgegevens van de afzonderlijke delen van de openbare verlichting nader te specificeren met behulp van de groepsremplace en vervolgens met deze objectgegevens de beheerkaarten te actualiseren. Parallel hieraan door derden het digitaal OV-Beheersysteem laten vullen en het maandelijks door derden actualiseren hiervan. (Paragraaf 6.6.7.) 6. Voorgesteld wordt nader te onderzoeken en afhankelijk daarvan, voorstellen uit te werken voor het in 2005 gaan aanbrengen van (oriëntatie)verlichting in het buitengebied van woonlocaties, weglocaties en (niet recreatieve) fietsroutes op basis van een nog op en vast te stellen prioriteitenlijst. 7. Voorgesteld wordt dat er met betrekking tot het beheer en onderhoud op een meer bedrijfsmatige manier, efficiënt en effectief, wordt omgegaan met de benodigde middelen. Met de richtlijnen van het voorliggende beleidsplan als genomen uitgangspunt dient zowel de openbare verlichtingsinstallatie als ook de organisatie van beheer en onderhoud hiervan ingrijpend te worden verbeterd. Voordelen planmatig onderhoud, beter lichttechnisch en energetisch rendement, minder energiekosten, langere levensduur van de lampen, minder kosten voor groepsremplace, verkleinen storingskans, minder kosten voor reparaties, verhogen technische betrouwbaarheid, lagere onderhoudskosten, en vergroten veiligheid. De inzet van het voorliggende beleidsplan is dat achterstallig onderhoud nooit meer een verrassing mag zijn. Het is ronduit ontluisterend te moeten constateren dat de afgelopen jaren te weinig rekening is gehouden met het gegeven dat de masten en armaturen van de openbare verlichtingsinstallatie tijdig moeten worden vervangen. Gechargeerd gesteld, de gemeente Oosterhout is er zich de afgelopen jaren niet voldoende van bewust geweest zijn eigen openbare verlichtingsinstallatie goed te onderhouden. Een harde maar onontkoombare conclusie. Herhaling kan en moet in de toekomst worden voorkomen. Juist het beheer en onderhoud van de openbare verlichting lenen zich voor een planmatige aanpak. In jaarlijkse rapportages moet de gemeenteraad worden geïnformeerd over welke investeringen in onderhoud, op welk moment noodzakelijk zijn, om de kwaliteit van de openbare verlichtingsinstallatie op peil te houden. Er zal echter altijd sprake zijn van een bepaalde mate van
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
44
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
onzekerheid en onnauwkeurigheden het gegeven dat zich daarnaast onverwachte incidenten kunnen voordoen die om onverwachte investeringen vragen. Uiteraard blijft het aan de verschillende politieke partijen om te beslissen of ze voor het onderhoud en de planmatige vervangingen de voldoende middelen beschikbaar willen stellen of dat ze - tijdelijk - met een mindere kwaliteit genoegen willen nemen. Dat gebeurt dan echter met open ogen. Niemand kan door het voorliggende beleidsplan op een later moment nog beweren dat hij of zij niet wist wat de consequenties van zijn of haar keuze zouden zijn. Iedere partij die op zeker moment kiest voor minder investeringen in onderhoud dan noodzakelijk, heeft dus de verantwoordelijkheid uit leggen waarom er op de wegen onnodig meer ongelukken gebeuren, de sociale veiligheid afneemt en de kwaliteit van de leefbaarheid van de openbare ruimte verslechtert. Onderhoud, beheer en planmatige vervangingen niet alleen van de openbare verlichting maar in zijn algemeenheid, verdienen een vooraanstaande plaats op de politieke agenda. Benodigd budget In de perspectiefnota is in 2003 het voornemen aangegeven, het investeringsbedrag voor de openbare verlichtingsinstallatie met ingang van 2004 structureel te verhogen tot € 250.000,00. Dit voorlopig als maximum, in afwachting van de vaststelling van het voorliggende beleidsplan. Op deze wijze echter wordt al in 2004 verdere achterstalligheid in het beheer en onderhoud opgelopen. Het huidige beleid voorziet in middelen opgenomen in de programmabegroting en productenraming, die noodzakelijk zijn voor het dagelijks beheer van de openbare verlichting. De beheerkosten bestaan met name uit de vervangingskosten van de lampen, de energiekosten en de onderhoudskosten. Voor het vervangen en verbeteren van de openbare verlichting zijn in de huidige meerjarenbegroting 2004 tot en met 2007, te lage vervangingsinvesteringen opgenomen van respectievelijk € 250.000,00 voor het jaar 2004 en € 250.000,00 + p.m. voor de jaren 2005, 2006 en 2007. Een en ander brengt het huidig gemiddelde structurele vervangingsbudget op € 250.000,00 per jaar. Op basis van de huidige inzichten zal het structurele investeringsbedrag aanzienlijk moeten worden verhoogd. Voor de daaropvolgende jaren is op basis van een zo nauwkeurig mogelijke berekening ingeschat, dat in plaats van het huidige gemiddelde structurele vervangingsbudget van circa € 250.000,00 per jaar, er voor de komende 10 jaar € 284.000,00 extra nodig zal zijn, om in totaal voor € 534.000,00 jaarlijks, aan alle reguliere hoogstnoodzakelijke planmatige vervangingen inhoud te kunnen geven. Door structureel te minderen op kosten derden kunnen er echter financiële middelen worden vrijgemaakt om voor 2004 en 2005 voldoende dekking te creëren voor de jaarlijks extra € 284.000,00 voor de jaren 2004 en 2005. In 2005 zal in de begrotingsvoorbereiding voor de komende jaren t.b.v. 2006 tot 2014 nadere voorstellen tot het verder verwerven van extra financiële middelen worden gedaan. De achterstalligheid is op dit moment als volgt te kwantificeren: In het vervangen van lichtmasten is er sprake van een achterstalligheid van ruim 4.300 stuks. Dit is een percentage van achterstallig onderhoud van lichtmasten van ruim 40% op een totaal van 10.722 stuks. Wat het totaalbedrag voor achterstalligheid in lichtmasten bij een aantal van 4.300 stuks voor een bedrag van gemiddeld € 527,00 per lichtmast, brengt op € 2.266.100,00. In het vervangen van armaturen is er sprake van een achterstalligheid van ruim 6.685 stuks. Dit is een percentage van achterstallig onderhoud van armaturen van bijna 60% op een totaal van 11.142 stuks. Wat het totaalbedrag voor achterstalligheid in armaturen bij een aantal van 6.685 stuks voor een bedrag van gemiddeld € 178,00 per armatuur, brengt op € 1.189.930,00.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
45
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
JAARLIJKSE VERVANGINGSKOSTEN MASTEN EN ARMATUREN BIJ INLOPEN ACHTERSTALLIGHEID IN DE KOMENDE 10 JAAR Aantal Aantal Totaal Kosten per reguliere inhaalslag aantal eenheid vervanging Lichtmasten 257 430 687 527 Armaturen 297 669 966 178 Benodigd totaalbedrag jaarlijkse vervangingskosten in Euro, exclusief BTW, afgerond
Totaal jaarlijkse kosten € 362.049 € 171.948 € 534.000
Tabel 7.2.1. Prognose regulier jaarlijkse vervangingskosten bij inlopen achterstalligheid.
Zoals is benoemd onder paragraaf 8.1. wordt voorgesteld om de opgelopen achterstalligheid van 20 jaar voor lichtmasten en 30 jaar voor armaturen in te lopen binnen een termijn van 10 jaar. JAARLIJKSE VERVANGINGSKOSTEN MASTEN EN ARMATUREN NA DE VOORNOEMDE 10 JAAR Aantal Kosten Totaal Termijn eenheden per investering afschrijving eenheid Lichtmasten 10.722 527 5.650.500 25 jaar Armaturen 11.142 178 1.983.276 15 jaar Benodigd totaalbedrag jaarlijkse vervangingskosten in Euro exclusief BTW, afgerond
Kosten jaarlijks € 226.020 € 132.218 € 358.500
Tabel 7.2.2. Prognose regulier jaarlijkse vervangingskosten bij geen achterstalligheid.
De hier gepresenteerde investeringen betreffen de reguliere planmatige vervanging van lichtmasten en armaturen verspreid over heel Oosterhout. Vanuit het karakter van deze vervangingen zou het wenselijk zijn reguliere vervangingen ten laste van de exploitatie te laten komen en alleen aandachtsbuurten of beleidsvoornemens in het investeringsplan op te nemen. Jaarlijks zal een overzicht worden samengesteld van de exacte vervangingsprognose van de komende vijf jaar met daarbij het bedrag dat per jaar voor vervanging nodig is. HUIDIG BELEID INVESTERINGEN 2004/2005-2007 Specificatie exploitatie Begroting Raming (Bedragen excl. BTW) 2003 2004 Aanpassing/verbetering 15.250 19.075 Vervanging algemeen 11.500 15.250 Planmatige vervangingen 100.000 bestaande openbare verlichting Slotjes-Midden (of andere 114.398 buurt) Bloemenbuurt 114.398 Larenbuurt (of andere buurt) Vogelbuurt (of andere buurt) Verlichten ‘donkere plekken’ 0 0 Verlichten ‘buitengebieden’ 0 0 Digitaal OV-beheer 0 Totaal openbare verlichting 141.398 248.723
Raming 2005 19.075 15.250 100.000
Raming 2006 21.000 16.000 100.000
Raming 2007 21.000 16.000 100.000
-
-
-
114.398 0 0 0 248.723
0 0 9.500 246.500
120.000 0 0 0 257.000
Tabel 7.2.3. Huidig beleid investeringen.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
46
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
VOORSTEL OPSCHALING INVESTERINGEN 2004/2005-2007 Specificatie exploitatie Begroting Raming Raming (Bedragen excl. BTW) 2003 2004 2005 141.398 Extra benodigd voor plan419.602 534.000 matige vervangingen en het daardoor tevens verbeteren van de lichttechnische kwaliteit en het lichttechnische rendement van de bestaande openbare verlichting Slotjes-Midden (of andere 114.398 buurt) Larenbuurt (of andere buurt) inclusief Vogelbuurt (of andere buurt) Verlichten ‘donkere plekken’ inclusief inclusief Verlichten Willemspolder 60.000 Digitaal OV-beheer inclusief inclusief Totaal openbare verlichting 141.398 534.000 594.000
Raming 2006 534.000
Raming 2007 534.000
-
-
inclusief inclusief 534.000
inclusief inclusief inclusief 534.000
Tabel 7.2.4. Voorstel opschaling investeringen.
De projectmatige werkzaamheden genoemd in het kader van de aandachtsbuurten betreffen vervangingen, renovaties en reconstructies. Deze projecten worden zo veel als mogelijk uitgevoerd in combinatie met andere projecten. Het werken met wijkgebonden budgetten voor aandachtsbuurten heeft als groot nadeel dat de vervangingscyclus van lichtmasten en armaturen bij planvertraging onacceptabel stagneert. Voorgesteld wordt de genoemde budgetten in het investeringsplan te ontkoppelen van de cyclus van de aandachtsbuurten. Daar waar vervangingen onvermijdbaar en niet uitstelbaar zijn, maar direct moeten plaatsvinden, zal dit in op zichzelf staande openbare verlichtingsprojecten moeten worden gerealiseerd. Het verdient aanbeveling het beleidsplan gestadig te actualiseren en één keer in de 4 jaar geheel te herzien. Wijzigingen in de verkeersfunctie van wegen, andere opvattingen met betrekking tot de verkeersveiligheid en de sociale veiligheid, en veranderende technieken en inzichten in de openbare verlichtingsinstallatie vragen om een voortdurende actualisatie. Alle genoemde bedragen in het beleidsplan openbare verlichting zijn exclusief BTW en prijspeil 2004. De bedragen die in het beleidsplan worden genoemd, zullen jaarlijks worden bijgesteld. Voor het verkrijgen van subsidies of bijdragen in de investeringskosten bestaan er op dit moment geen mogelijkheden. Bij realisatie van het uitvoeringsprogramma zal er elk jaar opnieuw naar de mogelijkheden hiertoe worden gekeken.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
47
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
8. TOTSTANDKOMING EN NAZORG Met de totstandkoming van het voorliggende beleidsplan heeft zowel intern als ook extern overleg plaatsgevonden. De interne communicatie betrof de portefeuillehouder, de Directie, het Algemeen Managementteam, de afdelingen: Bouwen, Wonen en Ondernemen, Wijk en Welzijn (Groen, Ecologie en Verkeer, Openbare orde en integrale veiligheid, Buurtbeheer, en Vergunningsverlening), Publieksdiensten (Informatiecentrum en Meldpunt openbare ruimte), Stadsbedrijven (Ingenieursbureau, Reconstructies en aanleg wegen, Kabels en leidingen, Geo-informatie en vastgoedinformatie, Beheer gebouwen, en Beheer openbare ruimte), Financiële Ondersteuning en Uitvoering (Financiële bedrijfsmiddelen en Centrale inkoop), Algemene Ondersteuning en Uitvoering (Automatisering en Informatieen vastgoedbeheer), en Sturing en Control. De externe communicatie heeft plaatsgevonden met de Politie Midden en West Brabant, de VNG, Cires (verlichting achterpaden), en Essent Netwerk. Naast de ambtelijke disciplines is het noodzakelijk ook het gemeentebestuur actief te betrekken bij de realisatie en nazorg van het beleidsplan. Dit kan door regelmatig overleg te hebben met de betrokken portefeuillehouder en/of geïnteresseerde raadsleden. Het draagvlak op bestuurlijk niveau wordt daarmee vergroot. Goede communicatie over openbare verlichting is van groot belang. Dat geldt niet alleen met betrekking tot doelgroepen binnen de gemeentelijke organisatie maar ook voor de bewoners van de gemeente. Ambtenaren en bestuurders moeten allereerst het Beleidsplan Openbare Verlichting dragen en (mee)helpen uitvoeren. Zo moet er draagvlak komen voor het doen van technische investeringen om de beleidsdoelstellingen te halen. Richting bewoners moet communicatie worden ingezet om hen te informeren en hun betrokkenheid te verwezenlijken. De relaties tussen de verschillende beleidsterreinen moeten niet alleen extern, maar vooral vaak intern worden gecommuniceerd. Openbare verlichting kan als onderdeel worden beschouwd van het veiligheidsbesluit van de gemeente. Daarnaast zijn er relaties met sociale veiligheid, ruimtelijke inrichting, buurtbeheer, verkeer en vervoer, energiebeleid en milieubeleid. Burgers, individueel of in georganiseerd verband, worden steeds meer op een vroegtijdig moment uitgenodigd hun inbreng te hebben in vast te stellen beleidskader en het maken van uitvoeringsplannen. Het betrekken van burgers en maatschappelijke organisaties bij beleidsvorming en uitvoering vraagt dat duidelijk is aan welke reële verwachtingen kan worden voldaan. Alle inwoners van de gemeente hebben te maken met de openbare verlichting en zullen dus op de hoogte gesteld moeten worden van het beleid. De algemene informatie kan via de plaatselijke pers, de gemeentelijke voorlichtingspagina in het ‘Weekblad Oosterhout’ en Intranet naar buiten worden gebracht. Bij grootschalige projecten zullen de burgers en in voorkomende gevallen de relevante belangenorganisaties bij de uitvoering van de plannen worden betrokken. Daarnaast is het belangrijk om de betrokken bewoners op de hoogte te stellen van de eventuele tijdelijke overlast in hun woonomgeving als gevolg van de uitvoering van het openbare verlichtingsbeleid.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
48
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
9. LITERATUURLIJST Voor het opstellen van het beleidsplan openbare verlichting gemeente Oosterhout is gebruik gemaakt van de volgende literatuur: 1. Aanbevelingen voor Openbare Verlichting NSVV: NPR 13201-1, Nederlandse Praktijk Richtlijn voor openbare verlichting (2002); NPR 13201-2, Meten en toetsen; NEN-EN 13201-2, Prestatie-eisen; NEN-EN 13201-3, Berekening van Prestatie. Aanbeveling voor de Openbare Verlichting, deel 4: Financiële Aspecten en Kengetallen. 2. Beleidsplan openbare verlichting gemeente Amersfoort; Beleidsplan openbare verlichting gemeente Barneveld; Beleidsplan openbare verlichting gemeente Culemborg; Beleidsplan openbare verlichting gemeente Dongen; Beleidsplan openbare verlichting gemeente Ede; Beleidsplan openbare verlichting gemeente Utrecht; Beleidsplan openbare verlichting gemeente Vught (2003); Beleidsplan openbare verlichting gemeente Woudrichem. 3. C.R.O.W. 112, Richtlijn Openbare Verlichting in Natuurgebieden (1997). 4. EnergieNed, Model Veiligheidsinstructie Laagspanning (VILS) (2000). 5. ‘Inkoop- en aanbestedingsbeleid Oosterhout’ (2003). 6. ‘Nota openbare verlichting Oosterhout’ (1990). 7. Nederlandse Ontwikkelingsmaatschappij voor Energie en Milieu B.V. (NOVEM). 8. Nederlands Normalisatie instituut, Delft. 9. ‘Projectmatig Werken’, Gert Wijnen en anderen. 10. PolitieKeurmerk Veilig Wonen®-nieuwbouw (1998). 11. Syllabussen ‘Het Nationale Lichtcongres’ (2003 en 2004). 12. Verlichting van (korte) tunnels en onderdoorgangen (2001). 13. ‘Wanneer is de wegbeheerder aansprakelijk’. mevrouw mr. A.M.H. Schoenmakers en Mr. C.A. Wildenburg. 14. Uitvoeringsplan ‘Energiebeheer Oosterhout’ (GEA 1995). 15. ‘Fietsnota Gemeente Oosterhout’ (1998). 16. Samenwerkingsplan‘Veiligheid in Oosterhout 2003-2004’. 17. ‘Invoeringsplan Buurtbeheer Nieuwe Stijl Oosterhout’. 18. ‘Veilig uitgaan in Oosterhout’. 19. ‘Toekomstvisie Buurtbeheer Oosterhout’ (2002). 20. ‘Kwaliteitsimpuls Openbare Ruimte Oosterhout’ (2003). 21. ‘Bedrijfsvoering van elektrische installaties’, NEN 50110-1 en NEN 3140 (1998).
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
49
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
BIJLAGE A
Kwaliteitsaspecten van Openbare Verlichting
Ingenieursbureau Stadsbedrijven in opdracht van Wijk en Welzijn november 2004
BIJLAGE A KWALITEITSASPECTEN VAN OPENBARE VERLICHTING Aan de openbare verlichting worden de volgende kwaliteitsaspecten onderscheiden: De wegdekluminantie Deze grootheid is vooral van belang voor die wegen, die voornamelijk een verkeersfunctie vervullen. De waarneming van enig voorwerp berust op het feit, dat dit voorwerp contrasteert met zijn omgeving. Onder openbare verlichtingsomstandigheden moet vooral aandacht worden besteed aan het creëren van helderheidcontrasten. De mate waarin het menselijk oog in staat is om helderheidcontrasten waar te nemen, neemt toe met de luminantie van het gezichtsveld. In de meeste gevallen waar sprake is van openbare verlichting ten behoeve van het verkeer, worden objecten als een donker silhouet tegen de achtergrond, veelal het wegdek, waargenomen. Daarom is de gemiddelde wegdekluminantie (Lgem) een belangrijk kwaliteitscriterium. De gelijkmatigheid van de wegdekluminantie Om te voorkomen dat objecten ‘verdwijnen’ tegen een donker weggedeelte, moet het luminantiepatroon voldoende gelijkmatig zijn. Bovendien wordt een ongelijkmatig patroon als hinderlijk ervaren. De gelijkmatigheid wordt uitgedrukt in de verhouding: absolute gelijkmatigheid Uo = Lmin, abs/Lgem en de verhouding langs gelijkmatigheid Ul = Lmin/Lgem langs de lijn door de waarnemingsplaats, evenwijdig aan de as van de weg (Lmin, abs is de laagst voorkomende waarde van de wegdekluminantie. Verblinding De aanwezigheid van grote helderheden (armaturen met onvoldoende afscherming) beïnvloedt de waarneming in ongunstige zin. Bovendien wordt dit als hinderlijk ervaren. De keuze van een voldoende afgeschermd armatuur zal deze effecten binnen acceptabele grenzen houden. Het meten van verblinding is gebaseerd op de daadwerkelijke teruggang van het gezichtsvermogen als gevolg van verblinding. De verlichtingssterkte Voor die wegen die voornamelijk een verblijfsfunctie vervullen gelden andere eisen ten aanzien van de verlichting. Het gemotoriseerde vervoer ontwikkelt hier slechts geringe snelheden, terwijl veel voetgangers van deze straten gebruik zullen maken. De verlichting moet dus mede bijdragen aan de openbare veiligheid. Het kunnen lezen van straatnaamborden en huisnummers draagt in belangrijke mate bij tot de oriëntatie. Dit betekent dat niet alleen het horizontaal gelegen wegdek, maar ook verticaal georiënteerde objecten, zoals de gevels en gezichten van passanten, verlicht dienen te worden. Hoewel ook hier het waarnemen gebaseerd is op luminantiecontrasten, blijkt in de typische verblijfsgebieden de verlichtingssterkte op de genoemde objecten een beter bruikbare maat voor de verlichtingskwaliteit. Hoewel in Nederland nog geen formele aanbevelingen gelden voor de verlichting van verticaal georiënteerde vlakken, is het zinvol hiermee rekening te houden door het toepassen van voldoende breed- of vrijstralende armaturen. Hierbij dienen extreem hoge luminanties van de armaturen vermeden te worden om de verblinding binnen acceptabele grenzen te houden. Als criteria worden de gemiddelde verlichtingssterkte (Egem) en de gelijkmatigheid Uh = Emin/Egem gebruikt. Aanbevelingen voor Openbare Verlichting De Nederlandse Stichting Voor Verlichtingskunde (NSVV) heeft aanbevelingen voor openbare verlichting opgesteld. In deze aanbevelingen is getracht de verschillende verlichtingseisen op elkaar af te stemmen door onderscheid te maken in:
Openbare ruimten met een verkeersfunctie; Openbare ruimten met een verblijfsfunctie; Openbare ruimten, die beide functies vervullen.
Aan de hand van de functie en de kenmerken van de openbare ruimte (te weten bebouwing, functie van de weg, infrastructuur, verkeer, verkeersintensiteit of moeilijkheidsgraad) worden verlichtingsklassen opgesteld. De verlichtingsklassen stellen de normen, aan welke kwaliteitscriteria de openbare verlichting moet voldoen.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
BIJLAGE B
Beschrijving van de Openbare Verlichtingsinstallatie
Ingenieursbureau Stadsbedrijven in opdracht van Wijk en Welzijn november 2004
BIJLAGE B BESCHRIJVING VAN DE OPENBARE VERLICHTINGSINSTALLATIE De openbare verlichtingsinstallatie bestaat uit de verlichtingsmiddelen, en de aansluitkabels tussen het hoofdkabelnet en de verlichtingsmiddelen. De verlichtingsmiddelen en de aansluitkabels, zijn in eigendom en beheer van de gemeente Oosterhout. Het hoofdkabelnet, de verdeelpunten en de lichtontstekingspunten zijn in eigendom en beheer van Essent Netwerk. De verlichtingsmiddelen zijn in drie categorieën te verdelen, namelijk: Lampen De lampen verschillen in: Lichtopbrengst; Lichtkleur: Het licht kan worden ervaren als ‘blauwachtig’, ‘geel’, ‘oranje’ of ‘wit’. De kleurweergave bepaalt in hoeverre de indruk van de gekleurde voorwerpen van de natuurlijke indruk afwijkt. Energieverbruik/rendement; Levensduur, levensgedrag: Door slijtage gaat een lamp tijdens gebruik minder licht geven. Externe factoren hebben daarbij een belangrijke invloed zoals een te hoge of te lage netspanning, de omgevingstemperatuur, de omgevingsvervuiling en vandalisme. Gegevens over het levensduurgedrag kan men bij de leverancier opvragen. Er zijn een aantal definities van het begrip levensduur te geven. Voor de gebruiker evenwel is het begrip economische levensduur het meest van belang. De economische levensduur is het berekend aantal branduren, zodanig dat de totale exploitatiekosten het laagst zijn, terwijl het lichtniveau niet beneden een bepaald minimum komt. Uitgangspunt is de kosten zo laag mogelijk te houden. De economische levensduur is niet eenvoudig te berekenen, omdat hij onder andere afhankelijk is van de volgende factoren:
Lampuitval; Lichtterugval; Kosten van individuele lampvervanging of groepsvervanging; Het toegepaste armatuur; De mate van verontreiniging van de omgeving; De mate van vandalisme van de omgeving.
In de praktijk zal de economische levensduur per professionele toepassing verschillen. Omdat de economische levensduur moeilijk te bepalen is, wordt door fabrikanten een service levensduur aanbevolen. Deze levensduur is een op ervaring gebaseerde levensduur, onder dezelfde uitgangspunten als voor de economische levensduur. Hieronder wordt een aantal eigenschappen van de meest voorkomende lichtbronnen uiteengezet. EIGENSCHAPPEN LICHTBRONNEN Lamp Specifieke lichtstroom (lumen per watt1) Fluorescentie (TL, PL) 45-100 Hoge druk kwik (HPL) 45-60 Hoge druk natrium 66-120 (SON, COM) Lage druk natrium (SOX) 100-200
Lichtkleur
Kleurweergave
‘warm wit’ of ‘wit’ ‘wit’ ‘oranje’
hoog redelijk redelijk tot goed
‘geel’
geen
Tabel B, Eigenschappen lichtbronnen.
1
Deze waarden gelden voor de lamp zonder het voorschakelapparaat. Voor de geïntegreerde typen gelden deze waarden voor de complete lamp, dus met een geïntegreerd voorschakelapparaat.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
Armaturen Bij de ontwikkeling van de moderne armaturen wordt met de volgende lichttechnische aspecten rekening gehouden: Het verkrijgen van een optimaal verlichtingsrendement. In verband hiermee worden steeds minder tweelampsarmaturen toegepast; Het realiseren van lichtsterkteverdelingen die een zo groot mogelijke verhouding tussen lichtpuntafstand en lichtpunthoogte toestaan met behoud van de gelijkmatigheid van het luminantiepatroon en een voldoende afscherming tegen verblinding; Het beperken/minimaliseren van het energieverbruik, beheer en onderhoud. Tegenwoordig worden veelal gesloten armaturen toegepast (geen inwendige vervuiling). Met deze armaturen is het vaak mogelijk lampen met lagere lichtstromen en daarmee lagere vermogens te installeren en/of grotere lichtpunten toe te passen. Lichtmasten De materiaalkeuze en de grondstukbescherming zijn afhankelijk van de situatie waar de lichtmasten worden toegepast en het gewenste beheer en onderhoud. Hieronder worden de voorkomende masten met de hoofdeigenschappen vermeld:
Aluminiummasten Deze masten bezitten botsvriendelijke eigenschappen en behoeven bovengronds in feite geen corrosiebescherming. Het aanbrengen van een lak- of poedercoatlaag kan wel uit esthetische overwegingen plaatsvinden. De oppervlakte kan ook worden geanodiseerd, desgewenst ook in kleur. De masten vragen een goede bescherming van het grondstuk, omvattende het gehele deel ondergronds tot 30 cm boven het maaiveld. Dit ter bescherming tegen corrosie door zure grondslag en mechanische schade (onder andere schade door mechanische onkruidbestrijding, urine van honden en luchtverontreiniging). De aluminiummasten met geringe hoogte zijn gevoelig voor vandalisme.
Stalen masten Deze masten zijn minder gevoelig voor vandalisme, maar vragen om een goede beschermlaag in de vorm van thermische verzinken en/of schilderen, terwijl uiteraard het schilderwerk hiervan periodiek tussen de zes en 10 jaar moet worden herhaald. Ook van stalen masten moet het grondstuk met speciale voorzieningen extra worden beschermd.
Kunststofmasten Deze masten zijn momenteel nog kostbaar en vergeleken met de bovengenoemde lichtmastsoorten kwalitatief minder goed; Een klein aantal masten met een klassiek uiterlijk, met kunststof aan de buitenzijde en een stalen pijpkern binnenin, polyester (namaak) antiek, zijn toegepast aan de Effentweg.
Esthetische of decoratieve masten Dit zijn masten die voor speciale gebieden worden gefabriceerd. De vormen worden gekozen door esthetici van de gemeente of planontwikkelaars. De materiaalkeuze is afhankelijk van de ingewikkeldheid van de gekozen mastvorm. De nostalgische masten zoals vroeger in steden zijn toegepast, werden en worden uit gietijzer vervaardigd. Deze masten zijn toepast op de Heuvel en incidenteel aan de Kloosterdreef.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
BIJLAGE C
Geraamd bestand Openbare Verlichtingsinstallatie
Ingenieursbureau Stadsbedrijven in opdracht van Wijk en Welzijn november 2004
BIJLAGE C GERAAMD BESTAND OPENBARE VERLICHTINGSINSTALLATIE 2004 Lichtmasten Gietijzeren masten en poly(ester)antiek Lichtpunten tot 2 tot 2,5 meter hoog (wandarmaturen) Masten van 3 tot 4 meter Masten van 5 tot 7 meter Masten van 8 tot 10 meter Masten van 12 meter Kromstafmasten Totaal aantal lichtmasten
79 114 4.127 3.854 2.107 341 100 10.722
Armaturen In tunnels, aan luifels e.d. Sierarmaturen (binnenstad) Op masten 4-5 meter, hogedruk natriumlampen Op masten 4-9 meter, fluorescentielampen Op masten 6-10 meter, lagedruk natriumlampen Op masten 6-10 meter, hogedruk natriumlampen Op masten 12 meter Op Kromstafmasten
85 29 99 8.203 1.014 936 676 100
Totaal aantal armaturen
11.142
Totaal in deze armaturen aanwezige lampen
11.720
Voedingspunten Radarcontrolepalen Verkeersregelinstallaties en voetgangersoversteekplaatsen Voorwaarschuwingen Evenementenkasten
10 18 2 8
Totaal aantal voedingspunten
26
Nevenaansluitingen Abri's (bushokjes) Bewegwijzering (ANWB) Wijk- en stadsplattegronden Kunstobjecten Reclames aan lichtmasten Mupi's (reclamezuilen) Billboards (reclameborden) Parkeerautomaten Monumentenverlichting Verlichting kruis en klok, Sint Antoniuskerk Klok inclusief verlichting, Dommelbergenweg en Pasteurlaan Neonverlichting centrum, Kerkstraat, Keiweg en Arendstraat
31 162 15 2 71 43 12 43 2 1 2 1
Totaal aantal nevenaansluitingen
384
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
BIJLAGE D
Verlichtingscriteria
Ingenieursbureau Stadsbedrijven in opdracht van Wijk en Welzijn november 2004
BIJLAGE D VERLICHTINGSCRITERIA GROEPERING VAN VERLICHTINGSSITUATIES Typische snelheid van de hoofdgebruiker (km/h)
> 60
Typen gebruikers in hetzelfde gebied Hoofdgebruiker
Autoverkeer
Tevens toegelaten voor
Langzaam verkeer
Verboden voor Langzaam verkeer (Brom)fietsers Voetgangers (Brom)fietsers Voetgangers
Langzaam verkeer (Brom)fietsers Voetgangers
> 30 en 60
Autoverkeer Langzaam verkeer Autoverkeer Langzaam verkeer (Brom)fietsers (Brom)fietsers
(Brom)fietsers Voetgangers Voetgangers
Voetgangers Autoverkeer (Brom)fietsers Autoverkeer Langzaam verkeer (Brom)fietsers Voetgangers
A2
B0 (a)
B1 B2
Voetgangers
Autoverkeer
> 5 en 30
A1
A3 Langzaam verkeer (Brom)fietsers Voetgangers
Autoverkeer
Groep verlichtingssituaties
Autoverkeer Langzaam verkeer Langzaam verkeer Fietsers
Langzaam verkeer Fietsers Langzaam verkeer Voetgangers
Wandeltempo Voetgangers
C1 D1 D2 D3
D4 Autoverkeer Langzaam verkeer (Brom)fietsers
Autoverkeer Langzaam verkeer (Brom)fietsers a) Deze groep verlichtingssituaties is toegevoegd op basis van de Nederlandse praktijk
E1
E2
Tabel D, Verlichtingscriteria te verlichten ruimte.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
BIJLAGE E
Veilige Elektrische Bedrijfsvoering volgens NEN 3140
Ingenieursbureau Stadsbedrijven in opdracht van Wijk en Welzijn november 2004
BIJLAGE E VEILIGE ELEKTRISCHE BEDRIJFSVOERING VOLGENS DE NEN 3140 Inleiding Het werken in de elektrotechniek is niet zonder gevaar. Naast algemene risico’s zijn er specifieke elektrische risico’s, die veelal ‘onzichtbaar’ zijn maar zeer snel kunnen leiden tot brand, productieverlies, ernstig letsel of erger. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de Arbo-wet extra eisen stelt aan het werken in, met, aan en in de nabijheid van elektrische installaties. De hoofdregel hierbij is dat de werkgever verantwoordelijk is voor een veilige installatie en het veilig werken in een elektrotechnische omgeving. Juist omdat een werkgever dit werk meestal niet zelf uitvoert, moeten de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van het personeel duidelijk zijn vastgelegd. Immers het uitvoerende personeel fungeert hierbij als verlengstuk van de werkgever. De werkgever blijft echter de hoofdverantwoordelijke. In de praktijk wordt daarom gewerkt met schriftelijke benoemingen (of aanwijzingen) van het personeel. Hierin worden taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden vastgelegd en bekrachtigd door ondertekening van zowel werkgever als werknemer. NEN-EN 50110-1 en NEN 3140 De Arbo-wet geeft geen directe praktische invulling hoe veilige installaties en het veilig werken moeten worden uitgevoerd, maar verwijst naar een aantal normen op dat gebied. Als de organisatie zich houdt aan de aangewezen normen voor het veilig werken (onder andere NEN 3140) en het realiseren van een veilige installatie (onder andere NEN 1010) wordt voldaan aan de Arbo-wet. De NEN 3140 3e druk is een Nederlandse aanvulling op de Europese norm NEN-EN 50110-1 voor het veilig werken in, aan, met of in de nabijheid van elektrotechnische installaties. Deze beide normen dienen samen te worden gebruikt en gelden voor werkzaamheden in, aan, met en in de nabijheid van installaties en apparatuur die werken met spanningen tot 1000 Volt. Benoemingen Om bevoegdheden en verantwoordelijkheden goed te kunnen delegeren maken de genoemde normen gebruik van een aantal benoemingen waarin sprake is van een hiërarchische opbouw. Onder aan de ladder voor wat betreft de kennis en kunde van elektriciteit, en inzicht in de gevaren die daarbij kunnen ontstaan, staat de zogenaamde ‘leek’. Een leek is een op elektrotechnisch vakgebied niet ter zake kundig persoon en heeft daarom geen enkele elektrotechnische bevoegdheid. Een zeer grote groep wordt gevormd door de ‘voldoend onderrichte personen’ (V.O.P.) In het algemeen zijn dit medewerkers met twee rechterhanden die behulpzaam zijn bij het eerstelijns onderhoud op het gebied van mechanica en elektrotechniek. Een voldoend onderricht persoon mag slechts een beperkt aantal werkzaamheden uitvoeren en dan slechts die, waarin hij instructie heeft gehad. Een voldoend onderricht persoon weet gevaren bij door hemzélf uitgevoerde werkzaamheden te herkennen en te voorkomen. Een ‘vakbekwaam persoon’ (V.P.) is iemand die ook bij door ánderen uitgevoerde werkzaamheden, gevaren kan herkennen en voorkomen. Een vakbekwaam persoon krijgt meestal die bevoegdheden, die noodzakelijk zijn om het takenpakket zelfstandig uit te kunnen voeren, en is daarbij niet beperkt in het aantal werkzaamheden. Denk hierbij aan service-, storings- en onderhoudsmonteurs. Tevens kan een vakbekwaam persoon belast zijn met toezicht op voldoend onderrichte personen en leken. Een ‘werkverantwoordelijke’ (WV) is verantwoordelijk voor de leiding over de werkzaamheden aan elektrotechnische installaties. De benoeming werkverantwoordelijke is meestal weggelegd voor een leidinggevende in de organisatie, bijvoorbeeld een chef technische dienst. Hij zorgt ervoor dat het personeel veilig werkzaamheden kan uitvoeren, de juiste instructies krijgt, waaronder periodieke instructies en opfriscursussen, en op de hoogte wordt gebracht van eventuele risico’s, benodigde veiligheidsmaatregelen en procedures. Tevens zorgt hij voor persoonlijke beschermingmiddelen en hulpmiddelen, die voor het uitvoeren van werkzaamheden nodig zijn. Een ‘installatieverantwoordelijke’ (IV) is verantwoordelijk voor het veilig maken en houden van de elektrotechnische installatie en de bedrijfsvoering daarvan. Dit betekent dat hij verantwoordelijk is voor een (technisch) veilige nieuwbouw en uitbreiding van de installatie, alsmede onderhoud om de installatie veilig te houden en de productie te waarborgen. Tevens organiseert hij onder zijn verantwoordelijkheid de periodieke inspectie van de elektrische installatie en de elektrische arbeidsmiddelen (zoals handgereedschap) en de periodieke instructie van de medewerkers.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
Elke elektrische installatie moet onder verantwoordelijkheid van één persoon worden geplaatst, de installatieverantwoordelijke. Wanneer twee of meer installaties in elkaars nabijheid liggen, is het van essentieel belang dat er geldende afspraken zijn gemaakt tussen de installatieverantwoordelijken. De benoeming installatieverantwoordelijke wordt in veel bedrijven gecombineerd met werkverantwoordelijke. In alle andere gevallen blijft overleg tussen de installatieverantwoordelijke en de werkverantwoordelijke noodzakelijk om afspraken te maken over de beschikbaarheid van de installatie en de mogelijke risico’s aan de installatie(delen). Opleiding, ervaring en houding De Arbo-wet regelt dat elektrotechnische- en bedieningswerkzaamheden, waarbij elektrische risico’s kunnen ontstaan, moeten worden uitgevoerd door voldoend onderrichte en daartoe bevoegde werknemers. De bevoegdheid wordt geregeld middels een aanwijzing van de werkgever. Immers, hij besteedt een deel van zijn taken uit. Dit betekent dat de werknemer goed geïnstrueerd dient te zijn voor de door hem uit te voeren taken. Maar ook dat hij voldoende kennis en ervaring heeft om die taken veilig te kunnen uitvoeren. Uitgangspunten zijn daarbij: Kennis van elektriciteit; Ervaring met elektrotechnische werkzaamheden; Inzicht in de installaties waaraan gewerkt moet worden; Inzicht in mogelijke gevaren en de te treffen maatregelen; De vaardigheid om in alle gevallen te kunnen vaststellen of het wel verantwoord is om de werkzaamheden veilig voort te zetten (houding ten aanzien van veiligheid); Leidinggevende capaciteiten voor de benoemingen werkverantwoordelijke. Of een aan te wijzen persoon over voldoende kennis en ervaring beschikt geeft de NEN 3140 een aantal niveaus aan die noodzakelijk zijn voor een bepaald type benoeming. Zie artikel 4.2.104 en de toelichting van de NEN 3140 3e druk. Hierbij wordt gebruik gemaakt van zogenaamde WEB-niveaus (Wet Educatie Beroepsopleidingen). Tevens geeft de norm aan, dat men ook door voldoende kennis en ervaring aan het gewenste niveau kan voldoen. Wie benoemt of wijst aan? De installatieverantwoordelijke moet door of namens de hoogst verantwoordelijke voor de Arbo-wet schriftelijk worden aangewezen. Meestal betreft dit de werkgever zelf of de namens hem gedelegeerde. De werkverantwoordelijke, ploegleiders, vakbekwaam personen en voldoend onderrichte personen worden aangewezen door de installatieverantwoordelijke. Ook bij derden moet er worden benoemd, in dat geval door de werkgever van het inlenende bedrijf. Een inlenende werkgever is uiteindelijk werkgever en daarmee direct belanghebbende voor de ingeleende werknemer en daarmee verantwoordelijk. Certificering Naast productcertificering, zoals volgens de machine- en andere Europese richtlijnen, is er tegenwoordig ook persoonscertificering. Hierbij worden personen getoetst op hun kennis en/of vaardigheid op een bepaald vakgebied. Het grote voordeel is dat mensen die aantoonbaar (m.b.v. een certificaat) op de hoogte zijn van veiligheidsvoorschriften op hun vakgebied een veel kleiner risico vormen voor een inlenende werkgever. Het proces van persoonscertificering wordt sterk gestimuleerd vanuit de overheid die zich daardoor verder kan terugtrekken en afspraken overlaat aan marktpartijen zoals aanbieders en afnemers van diensten. Voor veel mensen is het VCA-certificaat de eerste kennismaking geweest met persoonscertificering. VCA-certificering wordt niet door de overheid verplicht gesteld. In veel gevallen zal er echter toch moeten worden gecertificeerd, omdat het door het bedrijfsleven verplicht wordt gesteld in contracten en opdrachten. Veelal mag het bedrijfsterrein niet eens worden betreden zonder VCA-persoonscertificaat (zoals Basisveiligheid VCA). Op elektrotechnisch gebied doet zich momenteel hetzelfde voor. Het grote verschil van persoonscertificering in de elektrotechniek met reguliere NEN 3140 trainingen is het feit dat de eerste zowel schriftelijk als praktisch wordt geëxamineerd. De examens moeten landelijk aan dezelfde eisen voldoen. Iemand die voor het examen slaagt, is in de toekomst gemakkelijker inzetbaar en levert voor de inlenende partij lagere risico’s op. Maar ook voor eigen personeel kan certificering zeer zinvol zijn, omdat hierdoor gemakkelijk aangetoond kan worden dat het bedrijf er het maximale aan heeft gedaan om de veiligheid door middel van instructie en opleiding te waarborgen.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
BIJLAGE F
Organisatie van de Openbare Verlichting
Ingenieursbureau Stadsbedrijven in opdracht van Wijk en Welzijn november 2004
BIJLAGE F ORGANISATIE VAN DE OPENBARE VERLICHTING In deze paragraaf komt deze afstemming aan de orde in de uitwerking van de rol en de taak van de actoren*2. Verder wordt in deze paragraaf aandacht besteed aan de organisatie van het beleid, het beheer en het operationele niveau, zoals de aanleg en de instandhouding van de openbare verlichtingsinstallatie. F.1. Omgevingsanalyse Wie beslissen er over het beleid? x Gemeenteraad x College van Burgemeester en Wethouders Wie stellen er mensen, middelen of deskundigheid beschikbaar? x Stadsbedrijven, (Ingenieursbureau, Kabels en leidingen, Geo-informatie en vastgoedinformatie, stelt mensen), middelen en deskundigheid beschikbaar; x Stadsbedrijven, Beheer Openbare Ruimte (BOR), stelt mensen beschikbaar voor het eerstelijns oplossen van storingen en schades; x Financiële Ondersteuning en Uitvoering (Financiële bedrijfsmiddelen, Centrale inkoop), stelt middelen en deskundigheid beschikbaar. x Algemene Ondersteuning en Uitvoering (Automatisering, Informatie- en vastgoedbeheer), stelt middelen en deskundigheid beschikbaar. x Politie Midden en West Brabant, stelt deskundigheid beschikbaar, in de vorm van inzicht in onveilige plekken; x NSVV, stelt middelen en deskundigheid beschikbaar. VNG, stelt deskundigheid beschikbaar; x Leverancier, installateur en ontwerpbureau, stellen mensen, middelen en deskundigheid beschikbaar. Wie voeren het uit? x Stadsbedrijven, Ingenieursbureau (IB), installatieverantwoordelijkheid, regierol; x Leverancier, installateur en ontwerpbureau; x Publieksdiensten (Informatiecentrum, Meldpunt openbare ruimte), levert menskracht voor zorg ten behoeve van de melding van storingen en schades; x Essent Energie Brabant B.V. (of een in de toekomst nader te bepalen andere energieleverancier) levert de energie; x Essent Netwerk Brabant B.V. beheert de infrastructuur van het transportnet, verzorgt de aansluitingen op het verlichtingsnet en verzorgt de distributie van energie. Wie gebruiken het resultaat of ondervinden daar de gevolgen van? x Wijk en Welzijn (Beleidsgericht beheer van de openbare ruimte, Groen, ecologie en verkeer, Openbare orde en integrale veiligheid, Buurtbeheer, en Vergunningsverlening); x Bouwen, Wonen en Ondernemen (Stedelijke ontwikkeling, Ruimtelijke ordening, Milieu, Stedenbouw, Planologie, Grondzaken, en Monumenten); x Stadsbedrijven, Ingenieursbureau (Reconstructies en aanleg wegen, Beheer gebouwen); x Burgers, Cires, verenigingen van eigenaren, belangengroeperingen.
2
Een actor is een handelende persoon, instelling of organisatie.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
F.2. Omschrijving van de werkzaamheden Met betrekking tot de benodigde werkzaamheden voor de openbare verlichting kan in hoofdlijnen onderscheid worden gemaakt in het beleidsniveau, het beheerniveau en het operationeel niveau. Op het beleidsniveau gaat het om de vraag ‘Wat wil het gemeentebestuur?’ Hier spelen de (lange termijn) vragen op het gebied van de aard en de omvang van de openbare verlichting. Op het beheerniveau gaat het vooral om de vraag ‘Met welke maatregelen, nu en in de toekomst, kunnen we de installatie in stand houden casu quo*3 verbeteren? Wat zijn de hiertoe benodigde budgetten?’ Het operationeel niveau heeft te maken met de vraag ‘Hoe gaat het worden uitgevoerd?’ Het concrete uitvoeringsplan geeft het hoe, wat, waar, wanneer en door wie aan, van de benodigde, onderhoudsmiddelen, renovatiemiddelen en projectmiddelen.
Kwaliteitsdoelstelling
Bijsturen
Beheerstrategie
Beheer Gegevensanalyse en Kwaliteitsbeoordeling
Database
Operationeel
Maatregelenpakket
Instandhouding Renovaties Projecten
Begroting
Beleid Tabel F.2. Organisatiedynamiek.
Elke elektrische installatie moet onder verantwoordelijkheid van één persoon worden geplaatst, de installatieverantwoordelijke. In de huidige organisatie is binnen de afdeling Stadsbedrijven vanuit het Ingenieursbureau, de Specialist Openbare Verlichting en Projecten de regievoerder van de openbare verlichting, en in die functie eerstverantwoordelijk voor het beleid en beheer van de openbare verlichting. Voor het instandhouden casu quo verbeteren van de kwaliteit van de gemeentelijke openbare verlichting en het realiseren van diverse projecten, ontwikkelt casu quo initieert hij het beleid met betrekking tot de openbare verlichting en draagt vanuit een regierol zorg voor de uitvoering hiervan.
3
In het zich voordoende geval.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
F.2.1. De aanleg van een nieuwe openbare verlichtingsinstallatie
Het opstellen van de projectopdracht, het goedkeuren van het projectprogramma (waarin zijn opgenomen de randvoorwaarden, de functionele eisen, de operationele eisen, de ontwerpbeperkingen), het goedkeuren van het projectontwerp, het goedkeuren van het realisatieprogramma, en het goedkeuren van het nazorgprogramma; Het omschrijven van de beheersaspecten: tijd, geld, kwaliteit, veiligheid en milieu, informatie, organisatie, en communicatie; Het vaststellen van de norm per beheersaspect afzonderlijk: het tijd- en capaciteitsplan, geldplan, kwaliteitsplan, informatieplan, organisatieplan, en communicatieplan; Het aanvragen van nieuwe aansluitingen of verplaatsingen op de bekabeling van Essent Netwerk Brabant B.V.; Het aanbesteden aan leveranciers en installateurs van de levering en aanleg; De projectleiding van de uiteindelijke aanleg van de openbare verlichtingsinstallatie zelf.
F.2.2. Het instandhouden van de bestaande openbare verlichtingsinstallatie De energielevering van Essent Energie Brabant B.V.; De beheerkosten van de aansluitbekabeling van Essent Netwerk Brabant B.V.; Het routinematig uitvoeren van het preventief onderhoud; Het routinematig uitvoeren van het correctief onderhoud; Het uitvoeren van projectmatige werkzaamheden, zoals: reconstructies, renovaties, en vervangingen. F.2.3. Het beheer van de openbare verlichtingsinstallatie Het uitvoeren van de beheersaspecten: tijd, geld, kwaliteit, veiligheid en milieu, informatie, organisatie, en communicatie; Het inventariseren en registreren van de bedrijfsmiddelen; Het registreren en analyseren van de klachten en storingen; Het analyseren van knelpunten en het bedenken van oplossingen hiervoor; Het coördineren, (doen) toezicht houden op, en begeleiden van de werkzaamheden; Het bewaken van de energiekosten; Het opstellen van renovatieprojecten; Het beschrijven, invoeren en doen invullen van een voortgangbewakingssysteem en van een gegevensbeheersysteem; Het beheer van de budgetten; Het maken van een meerjarenplanning; Regelmatig ophalen actuele stand van zaken, vergelijken met het beleid/plan/de norm en bijsturen (binnen respectievelijk buiten de marges); Het adviseren, rapporteren en informeren van het management. Beheer betekent dat er voor de toekomst lijnen worden uitgestippeld, waarlangs het beheer kan worden gevoerd. Hierdoor wordt het hebben van een openbare verlichtingsinstallatie voorspelbaar en zal de gemeentelijke organisatie voor minder verrassingen komen te staan. Met een goed beheerplan kunnen tijdig de middelen, het materiaal, en het materieel worden gereserveerd om instandhoudinghandelingen te verrichten. Bovenstaande opzet kan uiteraard worden beïnvloed door: Wijzigingen in de bestaande infrastructuur of uitbreidingen van de infrastructuur; Mogelijke nieuwe technologische ontwikkelingen.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
F.3. OV-beheersysteem De hoofddoelstelling van het OV-beheer is, het in standhouden van een kwalitatief zo goed mogelijke openbare verlichting, tegen zo laag mogelijke kosten, voor zowel de korte als de lange termijn. Het geautomatiseerde beheersysteem is een hulpmiddel om dit proces doelmatig te sturen en om alle relevante gegevens efficiënt te verwerken en te raadplegen. Een beheersysteem geeft niet alleen ordening aan de grote hoeveelheid bij te houden gegevens en de gegevenssoorten, maar geeft ook duidelijkheid over de kwalitatieve toestand van de betreffende objecten, de benodigde financiën en de uitvoeringsplanning.
Inventarisatie; Inspectie; Ontwerp.
Geografische gegevens.
Gebruikersopties; Systeemopties.
Objectgegevens en specificaties
Inspecties en storingen
Database
Inzicht in kwaliteit door analyse
Management informatie
Energietarieven en brandduur.
Planning en begroting
Berekening kosten van energie
Tabel F.3. Beheersystematiek.
Het beheer van de openbare verlichting heeft, evenals vele andere beheeractiviteiten, een cyclisch karakter. Dit betekent dat de verschillende activiteiten periodiek terugkomen. In het beheerproces kan een aantal stappen worden onderscheiden, met name: Het inventariseren en actualiseren van de geografische- en de beheergegevens; Het vaststellen van normen en maatregelen met de kwaliteitsbeoordeling; Het opstellen van de planning en de begroting. Geografie en beheergegevens De gegevens in de openbare verlichting kunnen worden onderscheiden in de geografische gegevens (gemeente, kerkdorp, buurt, wijk, straat, straatvak), de vaste beheergegevens, de inspectiegegevens, de historische gegevens, de registratie van de klachten, storingen en schades. Bij het opzetten van het geautomatiseerde beheersysteem worden de geografische- en de vaste beheergegevens geïnventariseerd en alleen gemuteerd bij wijzigingen in het te beheren object. De actuele kwaliteit van de openbare verlichtingsinstallatie blijkt uit de inspectiegegevens. Deze gegevens worden door middel van inspecties, met een bepaalde frequentie geactualiseerd, met als doel het kwaliteitsverloop te kunnen volgen. Tenslotte wordt de levensloop van de openbare verlichting vastgelegd in een historisch bestand. Klachten en storingen geven aanvullende informatie over de actuele kwaliteit. Normen en maatregelen De algemene kwaliteitsdoelstellingen kunnen worden vertaald in normen op basis van een classificatiesysteem. Bij de kwaliteitsbeoordeling worden de actuele en gewenste kwaliteit met elkaar vergeleken. In de normen- en maatregelpakketten wordt aangegeven, welke maatregelen moeten worden genomen bij bepaalde knelpunten tussen het actuele en het gewenste kwaliteitsniveau. Door aanpassing van het normen- en maatregelenpakket kunnen wijzigingen in het kwaliteitsniveau worden doorgevoerd.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
Planning en begroting Het opstellen van planningen en begrotingen is er op gericht om te komen tot een optimale inzet van middelen. In principe zijn twee opties mogelijk:
Minimaliseren van de kosten bij een gekozen kwaliteitsdoelstelling; Maximaliseren van de kwaliteit bij gegeven financiële voorwaarden.
In een iteratief*4 proces wordt de optimale planning met bijbehorende begroting bepaald. Het overzicht van de planningen en de begroting kan zowel globaal als gedetailleerd worden uitgevoerd. De globale planning geeft een financieel overzicht en het gedetailleerde overzicht genereert zowel financiële overzichten als concrete werklijsten. Berekening energiekosten Het is mogelijk om met een OV-beheersysteem de energiekosten van de bestaande en de nog te realiseren delen van de installatie te berekenen. F.4. Standaardisatie Het gebruik van een vast of standaard assortiment lichtmasten, armaturen en lamptypen, zal het mogelijk maken om kwantumkortingen te bedingen, waardoor het investeringsniveau laag kan worden gehouden. Daarnaast vereenvoudigt een niet al te breed assortiment, het beheer en het onderhoud aanzienlijk. Aan de andere kant moet het assortiment wel zodanig zijn opgebouwd dat bepaalde gebieden kunnen worden gekarakteriseerd. Een vorm van standaardisatie wordt bereikt in het vaststellen van een selectie van de toe te passen materialen. Dit houdt voor de lichtmasten een keuze in, met betrekking tot de lichtpunthoogten, en de materiaalkeuze tussen staal en aluminium. Voor de armaturen betekent dit een begrenzing in keuze van het aantal modellen en het aantal leveranciers. Als standaard zal bij vervanging van de oude lichtmasten, in de hele gemeente hoofdzakelijk nieuwe stalen masten worden geplaatst die thermisch zijn verzinkt. Na een aantal jaren worden deze masten vervolgens voor het behoud geschilderd. Voortvloeiende uit het voorliggende beleidsplan openbare verlichting zal een ‘Programma van Eisen’ worden uitgewerkt, waarin wordt vastgesteld: de types lichtmasten met de lichtpunthoogten, de types armaturen, en een omschrijving van de aansluitmaterialen, die in de gemeente Oosterhout bindend moeten worden toegepast. Hierbij wordt ook aangegeven: de uitvoeringskwaliteit (thermisch verzinkt of eventueel voorzien van een poedercoatlaag), de spatwaterdichtheid, en de kleurstelling van de materialen. F.5. Inkoop- en aanbesteding Momenteel zijn voor overheidsopdrachten onderstaande richtlijnen van kracht:
De Richtlijn Werken (93/97/EEG), betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten. De Richtlijn Leveringen (93/36/EEG), betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen. De Richtlijn Diensten (92/50/EEG), betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening.
F.5.1. Beleidsuitgangspunten inkoop- en aanbesteding van de gemeente Oosterhout De gemeente Oosterhout stelt jaarlijks een zogenaamde ‘groslijst’ samen. Op deze lijst worden bedrijven genoemd, die na een uitvoerig onderzoek zijn gekenmerkt als erkende, solvabel geachte, kwalitatief goed beoordeelde aannemers, leveranciers en dienstverleners. Ook een begrip als aandacht voor duurzaamheid wordt in het vooronderzoek meegenomen. De groslijst wordt door Centrale Inkoop in samenspraak met de afdelingsmanagers opgesteld en ter vaststelling voorgelegd aan Burgemeester en Wethouders.
4
Een iteratief proces is een zichzelf herhalend proces.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
F.5.2. Inkoopsystematiek De uiteindelijke keuze van de verlichtingsmaterialen die in de openbare ruimte worden toegepast, doorloopt het volgende traject:
Lampkleur
Functie van de openbare ruimte
Lichtniveau
Vormgeving
Keuze leverancier; Prijs/kwaliteit; Onderhoudsvriendelijk; Duurzaamheid.
Inkoop
Lichtpunthoogte Tabel F.5.2. Inkoopsystematiek.
ACTUELE DREMPELBEDRAGEN INKOOPSYSTEMATIEK Vorm van aanbesteding Leveringen Diensten Europees > 249.681,00 a. Prioritaire diensten a. > 249.681,00 b. Residuaire diensten*5 b. > 200.000,00 Openbaar nationaal > 115.000,00 > 115.000,00 Meervoudig onderhands > 15.000,00 > 15.000,00 Enkelvoudig onderhands < 15.000,00 < 15.000,00
Werken > 6.242.028,00 > 300.000,00 > 45.000,00 < 45.000,00
Tabel F.5.2. De drempelbedragen voor Europees aanbesteden geldend voor 2003, worden om de twee jaren herzien en zijn exclusief BTW.
F.6. Uitvoering van de werkzaamheden F.6.1. De gemeentelijke aansprakelijkheid en uitvoering van werkzaamheden De gemeente kan als wegbeheerder aansprakelijk worden gesteld voor de openbare verlichting als onderdeel van de weguitrusting. De aansprakelijkheid staat los van de wijze waarop het eigendom van de openbare verlichtingsinstallatie is geregeld. Met andere woorden de gemeente ontkomt niet aan een eventuele aansprakelijkheid door het eigendom en/of beheer en onderhoud van de verlichtingsinstallatie, aan derden over te dragen. De gemeente hoeft niet alle voornoemde werkzaamheden zelf uit te voeren. Ook het uitbesteden van werkzaamheden doet de aansprakelijkheid niet verminderen. Wel kan de wegbeheerder de aansprakelijkheid voor de wegbeheerders ex artikel 174, boek 6 Burgerlijk Wetboek, contractueel overdragen aan een derde. Deze derde kan zich vervolgens ook weer verzekeren voor de contractuele aansprakelijkheid. Ondanks het uitbesteden en overdragen van de werkzaamheden is het beslist nodig om als gemeente ook zelf nog een aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten. De aansprakelijkheid van de wegbeheerder ligt anders dan de contractuele aansprakelijkheid. Bovendien kan de draagkracht van de uitvoerder respectievelijk de polisbepalingen van diens aansprakelijkheidsverzekering het recht op schadevergoeding frustreren. 5
Op residuaire diensten is slechts een deel van de richtlijn van toepassing. Opdrachten voor dergelijke diensten mogen volgens de nationale regels openbaar worden aanbesteed, maar achteraf dient wel een bericht voor gunning openbaar (Europees) te worden gepubliceerd.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
Contract Wanneer een groot deel of mogelijk in de nabije toekomst alle onderhoudswerkzaamheden worden uitbesteed, wordt een contract opgesteld. Dit contract moet de volgende onderdelen bevatten:
Onderhoudsvoorwaarden; Welke werkzaamheden worden uitgevoerd, wanneer en binnen welke termijn worden klachten afgehandeld, die binnen en buiten kantooruren worden gemeld; Contractduur (met behoud van een bepaalde flexibiliteit); Een geschillenregeling; Aansprakelijkheidsregeling; Leverings- en kwaliteitseisen.
F.6.2. Uitbesteden of zelf uitvoeren De gemeente kan voor wat betreft de uitvoering van de aanleg en de werkzaamheden ten behoeve van het onderhoud van de openbare verlichting beslissen om: Voor een beperkt deel de werkzaamheden zelf te verrichten (eerstelijns oplossen van storingen en herstellen schades) en voor het overgrote deel de werkzaamheden aan derden uit te besteden; Alle werkzaamheden - behalve de regierol - door derden te laten verrichten. De afweging om werkzaamheden geheel uit te besteden of toch gedeeltelijk zelf uit te voeren, moet worden gedaan op basis van de volgende criteria:
De capaciteit Mentaliteit, kwaliteit, deskundigheid, ervaring en kwantiteit van de gemeentelijke organisatie. Dat wil zeggen: o o
o
Is er sprake van de juiste mentaliteit om als partner in de verschillende fasen samen te werken? Is er voldoende kwaliteit, deskundigheid en ervaring in huis? Hoe zijn de organisatiestructuur en de taakverdeling geregeld? Is voldoende duidelijk hoe de opdrachten worden aangepakt? Wat is het niveau van het leidinggevende personeel? Beschikken de specialistische medewerkers over de noodzakelijke kennis, vaardigheden en ervaring om de hun opgedragen taken te kunnen uitvoeren? Bepaalde werkzaamheden vereisen immers een door de ARBO-wet voorgeschreven deskundigheid; hoe groter de gemeente is, hoe groter de schaalgrootte van de installatie, des te makkelijker kan er worden gespecialiseerd. Is de organisatie op het werk dusdanig dat er planmatig kan worden gewerkt? Is de voortgangscontrole geborgd? Is er voldoende kwantiteit in huis? Is er voldoende menskracht om de werkzaamheden in het ontwerpstadium en in het uitvoeringsstadium zelf te realiseren? Wel of geen materiaallevering vanuit een eigen magazijn? Zijn er specifieke materialen nodig om bepaalde werkzaamheden uit te voeren, bijvoorbeeld hoogwerker, storingswagen, meetapparatuur, wegafzettingen en dergelijke?
Financiële overwegingen Wat is het meest kosteneffectieve alternatief? o
Om een openbare verlichtingsinstallatie in eigen beheer en onderhoud te hebben, is het van belang dat deze een zekere omvang, een zekere schaalgrootte heeft. Uiteindelijk moeten alle kosten erop worden afgewenteld. Afschrijven van materieel zoals de hoogwerker, storingswagen, gereedschappen, meetapparatuur, kosten van opleidingen en certificering en dergelijke komen immers geheel op conto van de gemeentelijke openbare verlichtingsinstallatie.
In de gemeente Oosterhout wordt al sinds jaar en dag een heel groot deel van alle werkzaamheden aan de openbare verlichtingsinstallatie door derden verricht. De gemeente moet nadrukkelijk zelf wel de regierol blijven voeren door:
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
De kwaliteitseisen vast te stellen, in zowel lichttechnische zin als voor wat betreft het beheer en onderhoud; De uitbestede werkzaamheden kunnen controleren, om vast te stellen of de uitgevoerde werkzaamheden aan de gestelde normen voldoen; Naast de technische kennis die nodig is voor het dagelijkse beheer, inzicht moeten hebben in de maatschappelijke aspecten van de openbare verlichting.
De regierol en het voorliggende beleidsplan bieden de gemeente de mogelijkheid om de uiteindelijke zeggenschap over de openbare verlichting te behouden. Daarnaast kan de gemeente op de hoogte blijven van de meeste actuele technische ontwikkelingen op het gebied van de openbare verlichting. Bovendien beschikt de gemeente vanuit de regierol over vele mogelijkheden om gebruik te maken van de meest kosteneffectieve alternatieven. F.6.3. ARBO-wet en ARBO-besluit De werkgever is primair verantwoordelijk voor de arbeidsomstandigheden in zijn bedrijf. In grotere organisaties zoals de gemeente Oosterhout, is het overdragen van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden een absolute vereiste om de zorg voor arbeidsomstandigheden goed inhoud te kunnen geven. De toewijzing dient schriftelijk te gebeuren. Voor een bepaalde taak kan nooit meer dan één persoon verantwoordelijk zijn. Naast taken en verantwoordelijkheden dienen ook bevoegdheden en middelen te worden overgedragen. Het is onmogelijk om iemand ergens voor verantwoordelijk te stellen zonder hem of haar daar ook de nodige bevoegdheden toe te verlenen. Aan de Installatieverantwoordelijke moeten de nodige persoonlijke en financiële middelen worden aangewezen voor de opgedragen taken die moeten worden uitgevoerd. In de praktijk blijkt nogal eens dat mensen taken op het gebied van de arbeidsomstandigheden krijgen opgedragen, zonder dat is nagedacht over de tijd dat dit zal vergen. Op die manier worden taken niet of slechts gedeeltelijk uitgevoerd en ontstaat daarmee een bedreiging voor de veiligheid van de werknemers. Om duidelijkheid te verschaffen over de bevoegdheden van personen vindt deze schriftelijk plaats door de directie of iemand die daartoe door de directie is gemachtigd. Het schriftelijk geven van bevoegdheden aan een werknemer gaat met een aanwijzing. Bij een schriftelijke aanwijzing van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden kan geen verschil van mening ontstaan over hetgeen wel of niet is toegewezen. De schriftelijke aanwijzing kan geschieden door een afzonderlijk document. De aanwijzing wordt vaak gezien als een verschuiving van verantwoordelijkheden. Juridisch gezien kan dat echter niet en kan de aanwijzing beter worden gezien als een contract met wederzijdse verplichtingen. Het ARBO-besluit regelt dat elektrotechnische- en bedieningswerkzaamheden, waarbij elektrische risico’s kunnen ontstaan, moeten worden uitgevoerd door voldoend onderrichte en daartoe bevoegde werknemers. De bevoegdheid wordt geregeld middels een aanwijzing van de werkgever. Immers, hij besteedt een deel van zijn taken uit. Dit betekent dat de werknemer goed geïnstrueerd dient te zijn voor de door hem uit te voeren taken. Maar ook dat hij voldoende kennis en ervaring heeft om die taken veilig te kunnen uitvoeren. De werknemer verplicht zich ertoe volgens de normen te werken en de werkgever verplicht zich ertoe de daarvoor benodigde tijd en middelen te verstrekken. De aanwijzing is dan ook bedoeld als een duidelijke afspraak over verantwoordelijkheden en bevoegdheden. F.6.4. Elektrotechnische werkzaamheden en de NEN 3140 De Arbo-wet geeft geen directe praktische invulling hoe veilige installaties en het veilig werken moeten worden uitgevoerd, maar verwijst naar een aantal normen op dat gebied. Als de organisatie zich houdt aan de aangewezen normen voor het veilig werken (onder andere NEN 3140) en het realiseren van een veilige installatie (onder andere NEN 1010) wordt voldaan aan de Arbo-wet. De NEN 3140 3e druk is een Nederlandse aanvulling op de Europese norm NEN-EN 50110-1 voor het veilig werken in, aan, met of in de nabijheid van elektrotechnische installaties. Deze beide normen dienen samen te worden gebruikt en gelden voor werkzaamheden in, aan, met en in de nabijheid van installaties en apparatuur die werken met spanningen tot 1000 Volt. Een overtreding van en bij krachtens de ARBO-wet gegeven voorschrift wordt in artikel 57 van die wet strafbaar gesteld op basis van de Wet op economische delicten (WED).
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
Elke elektrische installatie moet onder verantwoordelijkheid van één persoon worden geplaatst, de Installatieverantwoordelijke. De Installatieverantwoordelijke is de (technisch) beleidsmaker en de installatie‘eigenaar’. Opdrachten tot het uitvoeren van niet-elektrotechnische werkzaamheden en eenvoudige elektrotechnische werkzaamheden mogen uitsluitend worden gegeven door een InstallatieWerkverantwoordelijke. Een ‘werkverantwoordelijke’ is iemand die schriftelijk door of namens de directie is aangewezen als direct verantwoordelijk persoon, voor de leiding over eenvoudige elektrotechnische werkzaamheden die worden verricht door een voldoende onderricht persoon. Een ‘werkverantwoordelijke’ moet beschikken over: a) tenminste een voltooide, voor het werkgebied relevante middelbare technische opleiding of b) een daaraan gelijkwaardig kennis- en ervaringsniveau; c) en leidinggevende capaciteiten. Eenvoudige elektrotechnische werkzaamheden - zoals het verwisselen van lampen in de openbare verlichting - mogen alléén worden verricht door een tenminste ‘voldoende onderricht persoon’. Een ‘voldoende onderricht persoon’ is iemand die voldoende is geïnstrueerd, waardoor hij of zij in staat is gevaren te voorkomen, die door elektriciteit kunnen worden veroorzaakt. Voldoende onderrichte personen moeten een bedrijfsinstructie hebben gevolgd, waarin de elektrische gevaren bij het verrichten van werkzaamheden zijn toegelicht. Niet-elektrotechnische werkzaamheden zoals bouwen, graven, schoonmaken en schilderen in de nabijheid van een elektrische installatie mogen alléén worden verricht door degenen, die een aanwijzing hebben en door ‘leken’ uitsluitend - onder voortdurend - toezicht. Ook bij werkzaamheden verricht door derden moet er worden benoemd, in dat geval door de werkgever van het inlenende bedrijf. Een inlenende werkgever is uiteindelijk werkgever en daarmee direct belanghebbende voor de ingeleende werknemer en daarmee verantwoordelijk. Voor uitgebreide informatie over deze materie, zie voorgaande bijlage E, Veilige elektrotechnische bedrijfsvoering volgens de NEN 3140. F.6.5. Huidig beleid De openbare verlichtingsinstallatie en het hieraan verrichten van werkzaamheden, moeten voldoen aan de wettelijke randvoorwaarden en voorschriften met betrekking tot de veiligheidstechnische eisen, onder meer vastgelegd in de NEN 1010, de NEN 3140, de ARBO-wet en de Basisveiligheid (VCA). Voor het maken van aansluitingen tussen de lichtmasten van de gemeente Oosterhout en het hoofdkabelnet van Essent Netwerk gelden de bepalingen zoals is vastgelegd in de Model Veiligheidsinstructie Laagspanning (VILS). Sinds de verkoop in 1976 van het Gemeentelijk Energiebedrijf (GEB) worden met betrekking tot de nieuwe aanleg, reconstructies en vernieuwingen van de openbare verlichting alle werkzaamheden, en van de onderhoudswerkzaamheden een heel groot deel, uitbesteed aan een erkend installateur. Dit heeft niet alleen te maken met de wettelijke randvoorwaarden, waaronder elektrotechnische werkzaamheden mogen worden verricht, maar ook met regelgeving omtrent werkverantwoordelijkheid, veiligheid en in het bijzonder met kosteneffectiviteit. Geplaatst in een tijdsbalk vanaf 1976 tot op heden wordt dit uitbesteden van de voornoemde werkzaamheden vanuit de gemeentelijke organisatie uitgevoerd door, respectievelijk: de Afdeling Elektrotechniek, het Bureau Elektrotechniek, Planmatig Beheer en het Ingenieursbureau (IB) van Stadsbedrijven. In de huidige organisatie is binnen de afdeling Stadsbedrijven vanuit het Ingenieursbureau, de Specialist Openbare Verlichting en Projecten de regievoerder van de openbare verlichting en in die functie eerstverantwoordelijk voor het beleid en beheer hiervan. Als Installatieverantwoordelijke is de Specialist Openbare Verlichting en Projecten verantwoordelijk voor het veilig maken en houden van de elektrotechnische installatie en de bedrijfsvoering daarvan. Dit betekent dat hij verantwoordelijk is voor een (technisch) veilige nieuwbouw en uitbreiding van de installatie, alsmede onderhoud om de installatie veilig te houden en de werking te waarborgen.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
Kosteneffectiviteit Gespecialiseerde installateurs voor wie de meer complexe onderhoudswerkzaamheden aan de openbare verlichting en de het groepsgewijs vervangen van alle lampen (groepsremplace) routineklussen zijn, zijn gunstiger in prijs dan de prijs waarvoor de gemeente het zelf kan. De installateur is immers geheel op de taak ten aanzien van de openbare verlichting voorbereid. Hij heeft er zijn materieelbestand optimaal op afgestemd en het personeel van de installateur wordt op elektrotechnisch gebied voortdurend bijgeschoold. Ook beschikt een installateur over een professioneel georganiseerd magazijn, met daarin de meest voorkomende materialen op voorraad als lampen, armaturen, kabels, aansluitmoffen en dergelijke. Het materieelbestand bestaat uit hoogwerkers van verschillende werkhoogtes, vrachtauto’s, en bestelbussen en dergelijke. Daarnaast zal de organisatie van de installateur of de aannemer er wel voor zorgen dat de materialen er op tijd en op de juiste plaats zijn. De installateur of aannemer kan stilstand van personeel en materieel vanzelfsprekend niet gebruiken. Het gemeentelijk magazijn is voor een groot deel gevuld met materialen die zijn bestemd voor de aanleg en het onderhoud van de openbare verlichting, de verkeersregelinstallaties en de parkeerautomaten. De gemeente Oosterhout koopt tot op heden veel van deze materialen rechtstreeks bij de fabrikanten in. Hierdoor krijgt de gemeente bij de leveranciers een behoorlijke scherpe prijs, maar hier bovenop komt dan weer de magazijntoeslag voor magazijnbeheer. Een en ander houdt wel in dat alle materialen door de gemeente worden voorgefinancierd, wat onder andere renteverlies met zich meebrengt. De levensduur van de gasontladingslampen wordt door de fabrikant, afhankelijk van de lampsoort, veelal gegarandeerd tussen de 8.000 tot 12.000 en zelfs 16.000 branduren. Om een grote mate van technische bedrijfszekerheid te garanderen, en dat de openbare verlichting op het voorgeschreven lichtniveau brandt, wordt als standaard de groepsremplace cyclisch uitgevoerd. Door op deze manier te werken wordt de tussentijdse uitval van lampen tot een minimum worden beperkt. Klachten worden via het meldpunt openbare ruimte met behulp van een (tot nu toe te) eenvoudig systeem van storingsbriefjes aan de medewerkers elektrotechniek en mechanische techniek doorgegeven. Defecte lampen worden momenteel alleen nog in incidentele gevallen vervangen door de eigen medewerkers elektrotechniek en mechanische techniek. Gevaarlijke situaties als gevolg van aanrijdingen worden zo spoedig mogelijk door de eigen medewerkers, de installateur of Essent Netwerk Brabant B.V. opgeheven. Storingen in het hoofdkabelnet worden in verband met de eigendomsituatie en beheersituatie altijd aan Essent Netwerk Brabant B.V. per fax gemeld en binnen 10 werkdagen na melding door Essent Netwerk Brabant B.V. opgelost. De lampcontrole wordt in de wintertijd maandelijks en in de zomertijd tweemaandelijks uitgevoerd. De lampcontroleur doet een schriftelijke opgave van die lampen (straat en huisnummer), welke niet branden. Lampcontrole is het periodiek controleren op het al dan niet branden van lampen en het controleren van het overige functioneren van de openbare verlichting. Indien de lampcontrole wordt uitgevoerd door de installateur, wordt volgens het afgesproken interval gecontroleerd. Berekening vindt plaats op basis van het aantal controlebeurten. De openbare verlichtingsinstallatie bestaat uit de verlichtingsmiddelen, aansluitmoffen en aansluitkabels tussen het hoofdkabelnet en de verlichtingsmiddelen. Het hoofdkabelnet, de verdeelpunten en de lichtontstekingspunten zijn in eigendom en beheer van Essent Netwerk Brabant B.V. De verlichtingsmiddelen, aansluitmoffen en aansluitkabels zijn in eigendom en beheer van de gemeente Oosterhout. Wat dat laatste betreft bevindt de gemeente Oosterhout zich in een vrij unieke situatie. De meeste andere gemeentes hebben hun ondergrondse eigendommen, waaronder de aansluitmoffen en de aansluitkabels ‘om niet’ overgedragen aan Essent Netwerk. Essent Netwerk Brabant B.V. ziet er met het oog op de veiligheid en de wettelijke bepalingen, zeer streng op toe dat - uitsluitend - bevoegde monteurs van door hen erkende en aangewezen installateurs, werkzaamheden mogen verrichten (waaronder het oplossen van storingen) aan de verbindingen van de openbare verlichting met het laagspanningsnet. De door de gemeente Oosterhout gedane investering in aansluitmoffen en aansluitkabels voor het ondergrondse deel van de openbare verlichtingsinstallatie, omvat uitgaande van de huidige kostprijs een totaalbedrag van circa 1,5 tot 2 miljoen Euro. Wanneer de gemeente Oosterhout zou besluiten
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
deze aansluitmoffen en aansluitkabels ‘om niet’ over te dragen aan Essent Netwerk, moet er vervolgens per jaar een bedrag van € 55.000,00 aan Essent Netwerk worden betaald voor de beheerkosten van dit gedeelte van de ondergrondse bekabeling. Hoe een en ander met betrekking tot een eventuele overdracht van de aansluitkabels en het beheer hiervan zich zal ontwikkelen, en wat hiervan de gevolgen zullen zijn voor de gemeente Oosterhout, is afhankelijk van lopende onderhandelingen van de VNG en de gemeente Oosterhout met Essent Netwerk Brabant B.V. Sinds kort betaalt de gemeente voor iedere nieuwe bovengrondse uitbreiding van de openbare verlichtingsinstallatie, per verlichtingspunt een vast aansluitbedrag aan Essent Netwerk. Voor dit vaste bedrag per verlichtingspunt verzorgt Essent Netwerk, de aansluiting tot in het verlichtingspunt, inclusief de aansluitmof, de aansluitkabel, het grondwerk en het straatwerk (tot een maximum van 50 meter). De kosten voor het aanschaffen van de lichtmast en het armatuur, en het plaatsen en monteren van deze materialen zijn voor rekening van de gemeente. In renovaties, reconstructies of herverlichtingsprojecten zijn alle kosten om de bestaande aansluitingen te verlengen of te verplaatsen altijd voor rekening van de gemeente als aanvrager. Standaard moeten er steeds twee bemanningsleden op een hoogwerker aanwezig zijn om met een hoogwerker werkzaamheden te mogen verrichten. Het personeel van de hoogwerker moet in het bezit zijn van een hoogwerkercertificaat en de Basisveiligheid (VCA). Een hoogwerkers die door één 1 man wordt bestuurd, mag alléén als vervoermiddel worden gebruikt en niet als werkauto worden ingezet. Een hoogwerker moet zijn uitgerust met diverse veiligheidsvoorzieningen zoals: zwaailichten, omvormer, perslucht, mobiele telefoon, stroomaggregaat, zwenkbeveiliging en Power Take Off (PTO), waarmee rijden alléén mogelijk is in de eerste versnelling met de onderarm in ruststand. Jaarlijks moet er een eigen bedrijfskeuring en een leverancierskeuring plaatsvinden. Het uitbesteden vanaf het voorjaar 2002 tot op heden, van de groepsremplace inclusief het leveren van lampen door een externe installateur, heeft voor de gemeente Oosterhout de volgende voordelen opgeleverd:
6
De installateur voldoet aan alle geldende bepalingen voor wat betreft de organisatie van de veiligheid op het werk, de voorgeschreven uitrustingeisen van het materieel en de vereiste vakbekwaamheid van zijn personeel. De gemeente kan door deze wijze van uitbesteden van de werkzaamheden, minder snel aansprakelijk worden gesteld bij ongevallen door elektrotechnische werkzaamheden. Het juiste type en de juiste hoeveelheid lampen worden pas geleverd op het moment dat ze werkelijk nodig zijn. Geen magazijn- en opslagkosten, geen verkeerde bestellingen en geen extra organisatorische en administratieve belasting van de eigen gemeentelijke organisatie. Tijdens de groepsremplace zijn de beheergegevens door de installateur gecontroleerd, direct gecorrigeerd en in het digitale gegevensbeheer van de installateur verwerkt. De installateur levert hiervan de bijgewerkte bestanden toe aan de gemeente. De vroegtijdige uitvallers tengevolge van een mogelijke constructiefout van de lampen zijn niet voor rekening van de gemeente, maar voor rekening van de installateur. De installateur heeft een afspraak met de fabrikant dat, indien met een OV-beheersysteem kan worden aangetoond dat er periodiek onderhoud wordt gepleegd, alle lampen die de door de fabrikant gegarandeerde levensduur niet halen (mits geen externe oorzaak) worden teruggeleverd aan de fabrikant. Bij een storingsronde worden deze lampen door de installateur in zijn gegevensbeheer aangemerkt als LC lampen.*6 De fabrikant zorgt binnen de garantie voor levering van nieuwe lampen en de installateur op zijn beurt vervangt deze lampen binnen zijn garantie zonder materiaalkosten en vervangingskosten voor de gemeente op het werk. Niet alleen worden tijdens de groepsremplace de armaturen gereinigd en kleine mankementen gerepareerd, maar worden de grotere mankementen in wijkoverzichten gerapporteerd en kunnen deze in overleg met de opdrachtgever in een op te stellen tijdsplan, later als project worden uitgevoerd.
Lampconstructiefout.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
F.6.6. Knelpunten huidig beleid Het ontbreken van actueel beleid biedt het bestuur geen toetsingskaders. Het laatst vastgestelde beleidsplan dateert van het voorjaar 1990. Ook de herziene taakverdeling voor activiteiten op het gebied van openbare verlichting tengevolge van een geheel andere relatie met de energiebedrijven door de privatisering van deze energiebedrijven, maakt nieuw beleid noodzakelijk. Door de veroudering van de installatie en het gebrek aan voldoende structurele plannen is de vervanging van de inmiddels sterk verouderde lichtmasten en versleten armaturen niet consequent uitgevoerd. Door de gemeente is in het verleden niet genoeg geld gereserveerd voor de vernieuwing van deze lichtmasten en armaturen. In de komende 10 jaren zal hier een onvermijdbare en niet uitstelbare inhaalslag moeten plaatsvinden. Met het uitvoeren van de onderhoudswerkzaamheden wordt dan ook daadwerkelijk steeds vaker geconstateerd dat de technische staat van de bestaande masten en de armaturen zo slecht is, dat ze onvermijdelijk zonder uitstel op korte termijn moeten worden vervangen. De materialen zijn vooral constructief enorm verslechterd. Gelet op het feit dat ruim 40% van de masten dateert van vóór het jaar 1978 en bijna 60% van de armaturen dateert van vóór het jaar 1988, is dat op zich niet verwonderlijk. De gemeente Oosterhout heeft immers niet voor niets in de ‘Nota Openbare Verlichting 1990’, een afschrijftermijn vastgesteld van 25 jaar voor lichtmasten en een afschrijftermijn van 15 jaar voor armaturen. Deze afschrijftermijnen zijn als dusdanig opnieuw en identiek vastgesteld in de ‘Nota investerings- en afschrijvingsbeleid 2004’. Er is sprake van gebrekkig inspelen door de gemeentelijke organisatie op gewijzigde omstandigheden zoals de gewijzigde voorschriften, strengere veiligheidseisen, ARBO-wet, strengere procedures voor het aanvragen van (aanzienlijk duurdere) nieuwe aansluitingen bij Essent netwerk, het onderhandelen over mogelijke eigendomsoverdracht van aansluitkabels, en de tarieven en beheerkosten van Essent Netwerk. Een overtreding van en bij krachtens de ARBO-wet gegeven voorschrift wordt in artikel 57 van die wet strafbaar gesteld op basis van de Wet op economische delicten (WED). De medewerkers elektrotechniek en mechanische techniek beschikken volgens de geldende randvoorwaarden, onder meer vastgelegd in de NEN-EN 50110, NEN 3140, NEN 1010 en de ARBO-wet, (nog) niet over de noodzakelijke kennis en vaardigheden om de hen door de gemeente opgedragen taken veilig te kunnen uitvoeren. De gemeente zet desondanks toch monteurs elektrotechniek en mechanische techniek in, die onvoldoende zijn geïnstrueerd, waardoor zij niet in staat zijn gevaren te voorkomen die door elektriciteit kunnen worden veroorzaakt, hetgeen volgens het gestelde in de ARBO-wet niet is toegestaan. Binnen de gemeentelijke organisatie is meer dan één persoon belast met het instrueren van de medewerkers elektrotechniek en mechanische techniek, ook dit is volgens de ARBO-wet niet toegestaan. De medewerkers elektrotechniek en mechanische techniek worden niet op de juiste wijze beoordeeld waarop zij de hun opgedragen taken uitvoeren. Het moet de medewerkers duidelijk zijn, dat ze door de bedrijfsleiding worden aangesproken op de manier waarop ze de opgedragen taken uitvoeren. Dit kan bijvoorbeeld worden bereikt door het voeren van functioneringsgesprekken in de aanwezigheid van de - elektrotechnisch - werkverantwoordelijke. Het ontbreken van een goed beheersysteem en het sinds 1994 niet meer bijhouden van tekeningen hebben het geheel van de openbare verlichting moeilijk beheerbaar gemaakt. Er is onvoldoende inzicht in het werkelijke aantal objecten en de staat van de objecten. Door een niet goed ingeschatte veroudering van de verlichtingsartikelen en het ontbreken van structureel planmatig onderhoud, is het aantal storingsmeldingen fors toegenomen tot ruim 1500 meldingen per jaar. Er is nauwelijks inzicht in de aard, de omvang en de oorzaak van de opgetreden storingen. Er is geen correcte afdoeningcontrole op de storingen. Er wordt niet structureel geregistreerd en vastgelegd wat de oorzaak is geweest, verkeerde materiaalkeuze of verkeerd toegepaste werkmethoden, en/of hoe de storingen zijn opgelost. Het door de gemeente Oosterhout niet reageren op en niet verstrekken van revisiegegevens naar aanleiding van ‘KLIC’ meldingen*7, leidt er toe dat derden de aansluitkabels beschadigen van de 7
‘KLIC’ meldingen zijn aanvragen van aannemers aan de gemeente om voor de uitvoering van hun werkzaamheden revisiegegevens van kabels aan hen ter beschikking te stellen.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
openbare verlichting die in eigendom toebehoren aan de gemeente. Als er door de gemeente Oosterhout op de ‘KLIC’ meldingen niet adequaat wordt gereageerd is deze schade zeer moeilijk of geheel niet verhaalbaar, hetgeen leidt tot onnodige kosten voor de gemeente. Schades door aanrijdingen, vandalisme en diefstal worden niet adequaat achterhaald en doorberekend. Ook dit leidt tot onnodige, niet verhaalbare kosten voor de gemeente. Er worden forse financiële verliezen geleden door een gebrekkig functioneren van het eigen gemeentelijke magazijn. Het zelf toeleveren van materiaal brengt overigens veel meer nadelen met zich mee, zoals naast de al genoemde toeslag eigen magazijnkosten, ook de controle op de bestellingen, controle op de levertijden, controle op foutieve levering, en veel extra eigen administratie. Daarnaast leidt een gebrekkige magazijnorganisatie tot ongewilde wachttijden voor het personeel van de installateur en kan bovendien het personeel van de installateur met verkeerd materiaal weggaan. De installateur zal alle risico van zijn werk afwenden op de loonpost. De eigen hoogwerker van de gemeente Oosterhout is momenteel 10 jaar oud en moet binnenkort worden vervangen. De afschrijftermijn is bij de aanschaf gesteld op 7 jaar. In 10 jaar tijd heeft de eigen hoogwerker circa 7.500 draaiuren gemaakt en circa 60.000 kilometer gereden. Dit resulteert in gemiddelden van respectievelijk 750 draaiuren en 6.000 kilometer per jaar. Zoals uit voornoemde cijfers blijkt, staat de hoogwerker meer dan de helft van de tijd stil. Jaarlijks wordt er structureel te weinig gebruik gemaakt van de gemeentelijke hoogwerker. Daarnaast zal de brandweer niet meer participeren in de aanschafkosten van een nieuwe hoogwerker, omdat de afgelopen 10 jaar is gebleken dat de inzet bij brand van een eigen gemeentelijke hoogwerker zelden is voorgekomen. De aanschaf van een nieuwe hoogwerker is niet meer rendabel. Om een openbare verlichtingsinstallatie in eigen beheer en onderhoud te hebben, is het van belang dat deze een zekere omvang, een zekere schaalgrootte heeft. Uiteindelijk moeten alle kosten erop worden afgewenteld. Afschrijven van materieel zoals de hoogwerker en de storingswagen en alle andere benodigde uitrustingszaken komen immers geheel op conto van de gemeentelijke openbare verlichtingsinstallatie. De schaalgrootte van de openbare verlichtingsinstallatie van de gemeente Oosterhout is te klein voor een eigen gemeentelijke onderhoudsorganisatie en wel in het bijzonder voor met name het zelf uitvoeren van de groepsremplace. De groepsremplace van circa 11.000 lampen vindt plaats in een cyclus van drie jaar, oftewel circa 3.700 lampen per jaar. Gemiddeld kunnen er door twee monteurs afkomstig uit de organisatie van de installateur, met een hoogwerker, naast de andere voorgeschreven werkzaamheden bij de groepsremplace, ongeveer 100 lampen per dag worden vervangen. Dit betekent voor de groepsremplace een gemiddeld totale inzet van uren voor twee monteurs, van circa 600 uur per jaar. Door de bank genomen, kunnen er door een monteur met een storingswagen, 30 storingen of schades per dag door reparatie worden opgelost. Dit betekent afhankelijk van het soort en aantal storingen en schades, een gemiddeld totaal van uren voor inzet van een monteur, van circa 400 uur per jaar voor het eerstelijns onderhoud*8 van de openbare verlichting. Incidenteel kan er voor het oplossen van storingen de inzet nodig zijn van twee monteurs met een hoogwerker. Dit betekent dat er in totaal circa 1000 uren per jaar nodig zijn om monteurs in te zetten voor de genoemde groepsremplace en het eerstelijns onderhoud. In de begroting 2004 en meerjarenramingen 2005-2007, in deel II Producten, wordt door de gemeentelijke organisatie uitgegaan van een aantal in te zetten uren Stadsbedrijven (eigen medewerkers elektrotechniek en mechanische techniek door de unit BOR) van 1.690 uur à € 50,00 per uur, wat de totale kosten brengt op € 84.500,00 per jaar. Dat maakt een verschil in urenbesteding door de gemeentelijke organisatie van bijna 700 uur per jaar meer. Dit is veel meer en aanzienlijk duurder dan de berekende uren van de meer op zijn taak berekende en door de schaalgrootte van zijn werkzaamheden, bedrijfsomvang en bedrijfsorganisatie, meer efficiënte installateur. Het feit dat ook de omringende gemeenten op de dag van vandaag geen hoogwerker in eigen beheer hebben, voor het uitvoeren van de groepsremplace van de openbare verlichtingsinstallatie, versterkt deze conclusie. Ook zij voeren voor de openbare verlichting hooguit niet meer dan het meest noodzakelijke eerstelijns onderhoud zelf uit. 8
Het als eerste in aanraking komen met klachten en storingen en zorgdragen voor de oplossing hiervan.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
F.6.7. Nieuw beleid De gemeente is als werkgever volgens de ARBO-wet verplicht, het beleid te richten op een zo groot mogelijke veiligheid, een zo goed mogelijke bescherming van de werknemers. De in 1998 verschenen normen NEN-EN 50110-1 en NEN 3140 geven voor een Veilige Elektrische Bedrijfsvoering een aantal richtlijnen. De werkgever is primair verantwoordelijk voor de arbeidsomstandigheden in zijn bedrijf. In grotere organisaties zoals de gemeente Oosterhout, is het overdragen van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden een absolute vereiste om de zorg voor arbeidsomstandigheden goed inhoud te kunnen geven. De toewijzing dient schriftelijk te gebeuren. Voor een bepaalde taak kan nooit meer dan één persoon verantwoordelijk zijn. Naast taken en verantwoordelijkheden dienen ook bevoegdheden en middelen te worden overgedragen. Het is onmogelijk om iemand ergens voor verantwoordelijk te stellen zonder hem of haar daar ook de nodige bevoegdheden toe te verlenen. Aan de Installatieverantwoordelijke moeten de nodige persoonlijke en financiële middelen worden aangewezen voor de opgedragen taken die moeten worden uitgevoerd. In de praktijk blijkt nogal eens dat mensen taken op het gebied van de arbeidsomstandigheden krijgen opgedragen, zonder dat is nagedacht over de tijd dat dit zal vergen. Op die manier worden taken niet of slechts gedeeltelijk uitgevoerd en ontstaat daarmee een bedreiging voor de veiligheid van de werknemers. Om duidelijkheid te verschaffen over de bevoegdheden van personen vindt deze schriftelijk plaats door de directie of iemand die daartoe door de directie is gemachtigd. Het schriftelijk geven van bevoegdheden aan een werknemer gaat met een aanwijzing. Bij een schriftelijke aanwijzing van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden kan geen verschil van mening ontstaan over hetgeen wel of niet is toegewezen. De schriftelijke aanwijzing kan geschieden door een afzonderlijk document. De aanwijzing wordt vaak gezien als een verschuiving van verantwoordelijkheden. Juridisch gezien kan dat echter niet en kan de aanwijzing beter worden gezien als een contract met wederzijdse verplichtingen. De gemeente dient er als werkgever voor te zorgen dat: De bevoegdheden en verantwoordelijkheden van alle personen die worden geconfronteerd met elektrotechnische risico’s, zijn geregeld in schriftelijke aanwijzingen; De kennis van het personeel op peil wordt gebracht en gehouden; De veiligwerkmethoden met een afdoende veiligheidsniveau worden vastgelegd; De veiligwerkmethoden bekend zijn bij het personeel; De elektrische installaties periodiek op veiligheid worden geïnspecteerd; De resultaten van de inspecties middels een rapportage aan bevoegde instanties aantoonbaar is. Voorgesteld wordt een bedrijfsinstructie NEN 3140 en NEN-EN 50110-1 op te stellen met hierin een overzicht van de wettelijke bepalingen en termijnen. Vervolgens introductielezingen te verzorgen voor alle medewerkers die er zijdelings mee te maken hebben en daarnaast instructie te geven voor de medewerkers die werkzaamheden verrichten aan of nabij elektrotechnische installaties. Eerstelijns onderhoud zoals het vrijwel direct of op zeer korte termijn regelen en herstellen van schades, en het verhelpen van kleine storingen, kunnen op voorwaarde dat er de nodige aandacht wordt geschonken aan het professionaliseren van de eigen gemeentelijke organisatie, slechts dan worden uitgevoerd door de eigen gemeentelijke medewerkers elektrotechniek als wordt voldaan aan de aan de hierboven gestelde wettelijke verplichtingen NEN 3140 en NEN-EN 50110-1. Voor gemeenten wordt het steeds belangrijker om zo efficiënt mogelijk met de beschikbare financiële middelen om te gaan. Het doordacht uitbesteden van gemeentelijke taken kan hieraan bijdragen. Ook de openbare verlichting kan geheel of gedeeltelijk worden uitbesteed. Te denken valt hierbij aan het aanleggen en onderhouden van de openbare verlichtingsinstallatie. Omdat de gemeentelijke hoogwerker al vele jaren structureel meer dan de helft van de tijd stilstaat, is de aanschaf van een nieuwe hoogwerker niet rendabel te maken. Voorgesteld wordt om na het vaststellen van het beleidsplan de groepsremplace omwille van de kosteneffectiviteit, veiligheid en beheersaspecten, alleen nog door derden uit te laten voeren en de hoogwerker te verkopen. Voorgesteld wordt zoveel als mogelijk, behalve vooralsnog het eerstelijns onderhoud, de werkzaamheden waaronder de groepsremplace uit te besteden aan derden. Dit omwille van de kosteneffectiviteit, veiligheid en beheeraspecten, en met het doel de capaciteit van de gemeentelijke organisatie zo
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
min mogelijk te belasten. In de begroting 2005 en meerjarenramingen 2006-2008, in deel II Producten, zal dan door de gemeentelijke organisatie kunnen worden uitgegaan van een aantal in te zetten uren Stadsbedrijven van één eigen medewerker elektrotechniek en mechanische techniek (door de unit BOR) van hooguit 845 uur à € 50,00 per uur. Dit levert op een bedrag van € 84.500,00 plus kosten tractiemiddelen van € 25.378,00 een besparing op voor in te zetten kosten BOR van bijna € 60.000,00 per jaar. Hiervan gaan af de kosten uitbesteding van meer werk hiervan aan derden, inclusief kosten tractiemiddelen voor een bedrag van € 30.000,00 per jaar. De rol van de gemeente zal worden beperkt tot de regierol, zoals is vastgesteld in het ‘Afdelingsplan Ingenieursbureau Stadsbedrijven 2003’. In de huidige organisatie is binnen de afdeling Stadsbedrijven vanuit het Ingenieursbureau, de Specialist Openbare Verlichting en Projecten de regievoerder van de openbare verlichting, en in die functie eerstverantwoordelijk voor het beleid en beheer hiervan. De regierol en het voorliggende beleidsplan bieden de gemeente de mogelijkheid om de uiteindelijke zeggenschap over de openbare verlichting te behouden. Daarnaast kan de gemeente op de hoogte blijven van de meeste actuele technische ontwikkelingen op het gebied van de openbare verlichting. Bovendien beschikt de gemeente vanuit de regierol over vele mogelijkheden om gebruik te maken van de meest kosteneffectieve alternatieven. Door goed periodiek onderhoud zal het aantal storingen drastisch teruggebracht worden, wat resulteert in minder klachten van de omwonenden en minder onkosten voor het repareren van de storingen. Het aantal storingen per week van niet functionerende lampen kan worden teruggedrongen van momenteel ruim 1500 per jaar, naar mogelijk minder dan 1000 per jaar. Het komt ook in de gemeente Oosterhout steeds meer voor dat de materiaalleveranties plaatsvinden door de installateur. Als opdrachtgever, en dit geldt zeker voor een niet al te grote opdrachtgever als de gemeente Oosterhout, kan worden meegenoten van de soms zeer forse kwantumkortingen, die de installateurs op de materialen kunnen bedingen. Als de installateur zelf het materiaal toelevert, kan bovendien de installateur zelf meer sturing geven (vaak tijdwinst) en wordt de risicospreiding van de installateur gunstiger en kunnen de eenheidsprijzen voor de gemeente als opdrachtgever lager worden. Door de materialen door de installateur of aannemer te laten leveren tegen de voor de gemeente Oosterhout geldende inkoopprijzen, worden twee zaken ondervangen. De gemeente is de rentekosten en de magazijnkosten kwijt en er wordt pas betaald op het moment dat het materiaal wordt verwerkt. Daarnaast is er ook in de loonkosten een vermindering te behalen. Er hoeven door de gemeente geen mutaties te worden bijgehouden, zowel in het magazijn als bij de financiële administratie. Kortom een bezuiniging. Voorgesteld wordt het gemeentelijke magazijn alleen te benutten voor een zo klein mogelijk beperkte calamiteitenvoorraad voor het eigen eerstelijns opheffen van storingen en gevaarlijke situaties, en zelf te stoppen met de inkoop van grote partijen lampen. De werkvoorraad van het materiaal dat door de eigen dienst wordt gebruikt is vrij klein te houden door met een technische groothandel duidelijke afspraken over levertijden te maken. Gezien het feit dat zelfs de leveranciers geen (grote) voorraden meer houden, versterkt deze conclusie. Ook zij hebben niet meer dan het strikt noodzakelijke in voorraad. Algemeen geldt dat, wat vandaag wordt besteld, morgen in ‘huis’ is. De handelsmarge is kleiner dan de eigen magazijnopslag, oftewel de netto kostprijs voor de gemeente wordt door de uitschakeling van het eigen magazijn lager. In de zogenaamde ‘Turn-key’ projecten hebben de ontwerpers en de architecten creatieve, maar ook vaak afwijkende ideeën over de openbare verlichting. Als al hun voorstellen zouden worden gehonoreerd, dan betekent dit binnen een afzienbare tijd bijna een verdubbeling van het standaard assortiment. Dit zal leiden tot een oncontroleerbare en ongewenste toename van de beheer- en onderhoudskosten. Voorgesteld wordt in het kader van de standaardisatie richtlijnen op het gebied van de openbare verlichting op te stellen, waar de stedenbouwkundigen, architecten en (groen) ontwerpers rekening mee moeten houden, met betrekking tot het ontwerp en de realisatie van projecten in de gemeente Oosterhout. Voorgesteld wordt om op korte termijn de gegevensinventarisatie en het gegevensbeheer uitvoeriger te organiseren en het vervolgens gaan vervaardigen van actuele tekeningen op digitale basis. Tegen een vaste vergoeding per lichtmast per jaar kan de complete inventarisatie en de invoer van gegevens van het openbare verlichtingsnet in het digitale OV-beheer, door derden worden uitgevoerd en onderhouden. De groepsremplace mits uitgevoerd door de installateur, genereert in een cyclus van drie jaar steeds alle benodigde geactualiseerde objectgegevens.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
Een juist gekozen pakket voor digitaal OV-beheer zal de hoogstnoodzakelijke managementinformatie genereren. Belangrijk is het gaan gebruiken van digitale lichttechnische ontwerpprogramma’s. Deze programma’s kunnen op basis van de omgevingsvariabelen exact het juiste ter plekke voorgeschreven lichtmodel berekenen. Bestaande en lopende contracten met derden zullen in samenwerking met Centrale Inkoop niet automatisch worden verlengd. In plaats daar van zullen daar waar mogelijk, op jaarbasis bij te stellen eenheidsprijzen voor te leveren materialen en te verrichten prestaties, in open begrotingen raamopdrachten voor meerdere jaren worden afgesloten.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
BIJLAGE G
Leeftijdsopbouw Masten en Armaturen
Ingenieursbureau Stadsbedrijven in opdracht van Wijk en Welzijn november 2004
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
0 2003
100
200
300
400
500
600
700
1998
Bijlage G.1.: Leeftijdsopbouw Masten
1993
1988
1983
1978
1973
1968
1963
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
1958
Jonger dan 25 jaar (6.422 stuks)
Ouder dan 25 jaar (4.300 stuks)
Aantal en Leeftijd Masten
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
0 2003
100
200
300
400
500
600
700
1998
1993
1988
1983
1978
1973
1968
1963
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
1958
Jonger dan 15 jaar (4.457 stuks)
Ouder dan 15 jaar (6.685 stuks)
Aantal en Leeftijd Armaturen
Bijlage G.2.: Leeftijdsopbouw Armaturen
BIJLAGE H
Kosten reguliere vervanging en inlopen achterstalligheid
Ingenieursbureau Stadsbedrijven in opdracht van Wijk en Welzijn november 2004
Bijlage H: Kosten reguliere vervanging en inlopen achterstalligheid REGULIERE VERVANGINGSKOSTEN
Aantal
Masten Gietijzeren masten en poly(ester)antiek 79 Wandarmaturen lichtpunthoogte 2 tot 2,5 meter 114 Masten van 3 tot 4 meter 4.127 Masten van 5 tot 7 meter 3.854 Masten van 8 tot 10 meter 2.107 Masten van 12 meter 341 Kromstafmasten 100 Kosten wijzigen aansluitbekabeling 10.722 Voorzien, maar nog niet benoemd Totaal investeringsbedrag van 10.722 masten
Materiaal en arbeid
Totaal
€ 1.250,00 € 300,00 € 235,00 € 300,00 € 400,00 € 700,00 € 1.250,00 € 179,00
€ 98.750,00 € 34.200,00 € 969.845,00 € 1.156.200,00 € 842.800,00 € 238.700,00 € 125.000,00 € 1.919.238,00 € 269.267,00 € 5.654.000,00
Jaarlijkse kosten vervanging lichtmasten bij afschrijving in 25 jaar Wat resulteert in een aantal van 429 masten per jaar € 527,00 Kosten gemiddeld per mast Armaturen In tunnels, aan luifels en dergelijke 85 € 350,00 Sierarmaturen (binnenstad) 29 € 400,00 Op masten 4-5 meter, hogedruk natriumlampen 99 € 175,00 Op masten 4-9 meter, fluorescentielampen 8.203 € 150,00 Op masten 6-10 meter, lagedruk natriumlampen 1.014 € 175,00 Op masten 6-10 meter, hogedruk natriumlampen 936 € 175,00 Op masten 12 meter 676 € 200,00 Op kromstafmasten 100 € 1.250,00 Voorzien, maar nog niet benoemd Totaal investeringsbedrag van 11.142 armaturen
€ 226.160,00
€ 29.750,00 € 11.600,00 € 17.325,00 € 1.230.450,00 € 177.450,00 € 163.800,00 € 135.200,00 € 125.000,00 € 94.425,00 € 1.985.000,00
Jaarlijkse kosten vervanging armaturen bij afschrijving in 15 jaar Wat resulteert in een aantal van 743 armaturen per jaar € 178,00 Kosten gemiddeld per armatuur
€ 132.335,00
TOTAALBEDRAG JAARLIJKSE REGULIERE VERVANGINGSKOSTEN MASTEN EN ARMATUREN, INDIEN ER GEEN SPRAKE IS VAN ACHTERSTALLIGHEID STAND VAN ZAKEN IN 2003 Lichtmasten jonger dan 25 jaar Achterstalligheid lichtmasten ouder dan 25 jaar Armaturen jonger dan 15 jaar Achterstalligheid armaturen ouder dan 15 jaar
6.422 € 4.300 € 4.457 € 6.685 €
Jaarlijks totaal
€ 358.500,00
527,00 527,00 178,00 178,00
SAMENVATTING AANTALLEN EN KOSTEN REGULIERE VERVANGING EN INLOPEN ACHTERSTALLIGHEID IN 10 JAAR Reguliere vervanging masten Inlopen achterstalligheid vervanging masten Reguliere vervanging armaturen Inlopen achterstalligheid vervanging armaturen
257 € 430 € 297 € 669 €
527,00 527,00 178,00 178,00
€ 135.439,00 € 226.610,00 € 52.866,00 € 119.082,00
TOTAALBEDRAG JAARLIJKSE KOSTEN VOOR REGULIERE VERVANGING EN INLOPEN ACHTERSTALLIGHEID IN 10 JAAR, AFGEROND
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
€ 534.000,00
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
BIJLAGE I
Effecten Beleidskeuze
Ingenieursbureau Stadsbedrijven in opdracht van Wijk en Welzijn november 2004
p.m.
€ 647.500
€ 534.000
€ 358.500
€ 250.000
Verfraaiing stadsbeeld.
Optimalisering van de lichttechnische kwaliteit.
Reguliere vervangingen en inlopen achterstalligheid binnen nu en 10 jaar.
Reguliere vervangingen zonder inlopen achterstalligheid.
Instandhouding huidige installatie zonder stabilisatie kwaliteit.
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
Jaarlijkse kosten
Kwaliteitsscenario
Door verhoogd constructief kwaliteitsniveau wordt het aansprakelijkheidsrisico lager. Kans op omvallen masten en het naar beneden vallen van armaturen wordt aanzienlijk kleiner.
Geen verbetering inlopen achterstalligheid; beperkte verbetering lichttechniek naar de NPR-norm; hoog risico op aansprakelijkheid gemeente. Verantwoordelijkheid College.
Met deze investeringen wordt alle achterstalligheid ingelopen en voorkomen dat deze opnieuw optreedt. Door de toepassing van moderne armaturen zal het lichttechnisch resultaat verbeteren. Geen garantie dat de NPR-norm altijd wordt gehaald. Met genoemde investering wordt achterstalligheid niet ingelopen. Door toepassing moderne armaturen zal lichttechnisch resultaat verbeteren. Geen garantie dat de NPR-norm wordt gehaald.
Terugval in kwaliteit bij instandhouding huidig areaal van de openbare verlichtingsinstallatie.
Noodzakelijke maatregelen om de constructieve kwaliteit en de lichttechnische kwaliteit te verbeteren voor zover mogelijk overeenkomstig de NPR-norm.
Wat nu volgens de levensduurcriteria nog enigszins acceptabel is, zal binnen een periode van 10 jaar sterk zijn verouderd.
Door onvoldoende investeringen in het verleden ten gevolge van te lage onderhouds- budgetten, heeft de gemeente achterstand opgelopen in reguliere vervangingen.
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
Toename achterstalligheid; geen verbetering lichttechnische kwaliteit volgens de NPR-norm; toenemend risico op aansprakelijkheid gemeente. Verantwoordelijkheid College.
Bij mast- en armatuurvervanging, tevens Aansprakelijkheidsrisico wordt masten herschikken en van het totale areaal minimaal, wanneer wordt voldaan aan de aan masten 10% bijplaatsen (circa 1100 NPR-norm. stuks). NPR-norm wordt gehaald.
Belangen zijn subjectief. Denk aan bevordering status en aanzien van de stad. Geen aansprakelijkheidsrisico.
Belang
Noodzakelijke maatregelen om de installatie lichttechnisch optimaal te verbeteren overeenkomstig de NPRnorm.
Resultaat
Mooie en aangenaam leefbare omgeving.
Verklaring
Effecten Beleidskeuze
Decoratieve aspecten van verlichting. Denk aan uitstraling van karakteristieke plekken van stad of dorp, het fraai aanlichten van monumentale bouwwerken, kunstwerken e.d.
Bijlage I: Effecten beleidskeuze
BIJLAGE J
Kaart Actorennetwerk
Ingenieursbureau Stadsbedrijven in opdracht van Wijk en Welzijn november 2004
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
—— Afspraken ------ Informeren
Installateur Installateur
Extern Extern projectbureau projectbureau
Provincie Provincie Noord-Brabant Noord-Brabant
Gemeenteraad Gemeenteraad
Beslissen
Leverancier Leverancier verlichtingsartikelen verlichtingsartikelen Leverancier Leverancier hard- en software hard- en software
Essent Netwerk Essent Netwerk Essent Energie Essent Energie
Uitvoeren project
Cires Cires
Gebruiken resultaat of ondervinden gevolgen resultaat
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
BelangenBelangengroeperingen groeperingen
Politie Midden- en Politie Midden- en West Brabant West Brabant
Bouwen, Wonen en Bouwen, Wonen en Ondernemen Ondernemen
Gebruiken resultaat Gebruiken resultaat of ondervinden of ondervinden gevolgen resultaat gevolgen resultaat
Wijk en Welzijn Wijk en Welzijn
Externe deskundigen Externe deskundigen zoals zoals NSVV en VNG NSVV en VNG
Financiële Financiële Ondersteuning en Ondersteuning en Uitvoering Uitvoering
Algemene Algemene Ondersteuning en Ondersteuning en Uitvoering Uitvoering
Beschikbaar stellen Beschikbaar stellen mensen, middelen of mensen, middelen of deskundigheid deskundigheid
Politie Midden- en Politie Midden- en West Brabant West Brabant
Overige afdelingen Overige afdelingen Stadsbedrijven Stadsbedrijven
Burgers Burgers
Regierol
Regierol Regierol
Centrale Inkoop Centrale Inkoop
Algemeen Algemeen Managementteam Managementteam
Manager Manager Stadsbedrijven Stadsbedrijven
Beschikbaar stellen van mensen, middelen of deskundigheid
Uitvoeren project Uitvoeren project
Ingenieursbureau Ingenieursbureau Stadsbedrijven Stadsbedrijven
B en W B en W
Directie Directie
Bijlage J: Kaart Actorennetwerk
BIJLAGE K
Communicatieplan
Ingenieursbureau Stadsbedrijven in opdracht van Wijk en Welzijn november 2004
Contactpersoon Hans Scholten Auke Versteeg Jan van Meel Ad Snoeren Ron van Mook
Extern Cires Essent Netwerk Brabant B.V. Installateur Politie Midden en West Brabant Van Mook VerlichtingsAdvies (VMVA)
# X ¥ X X
Ingenieursbureau Stadsbedrijven
Contactpersoon Evelyne Verhoeven Mathieu Broers Corine van Dijk Dennis den Tenter John Willemse Cor Beenhakkers Monique van Zundert Jan Frankevijle Han Kilsdonk Henk Klösters Jan Ligtvoet Kees de Rooij Otto Knitel Quinten Wisse Rien van Noort Ad Burger Jim Krijnen Wim van Oosterhout Eugène Winthagen Hanneke Don Peter van Stratum Johan van de Vrie
Intern Algemene Ondersteuning en Uitvoering Algemene Ondersteuning en Uitvoering Algemene Ondersteuning en Uitvoering Bouwen, Wonen en Ondernemen Bouwen, Wonen en Ondernemen Financiële Ondersteuning en Uitvoering Financiële Ondersteuning en Uitvoering Raadsgriffie Stadsbedrijven Stadsbedrijven Stadsbedrijven Stadsbedrijven Stadsbedrijven Stadsbedrijven Stadsbedrijven Sturing en Control Vakwethouder Wijk en Welzijn Wijk en Welzijn Wijk en Welzijn Wijk en Welzijn Wijk en Welzijn
# ¥ # X X ¥ ¥ # # ¥ ¥ ¥ ¥ # # # # ¥ ¥ X # X
Bijlage K: Communicatieplan
Relatie Semi-openbare ruimtes Accountmanager Imtech Infra PolitieKeurmerk Veilig Wonen Ontwerp OV
Relatie Adviseur Voorlichting Coördinator Geo-IT Coördinator Arbo-wet Stedenbouw Specialist Milieu Centrale Inkoop Financieel adviseur Raadsgriffier Beheer Openbare Ruimte Afdelingsmanager Beheer Openbare Ruimte Ingenieursbureau Unitleider Geo-informatie Coördinator Ago Beleidscoördinator College van B en W Afdelingsmanager Coördinator Veiligheid Verkeer Buurtcoördinator Beleidsmedewerker Communicatiedoel Informeren Inbreng deskundigheid Inbreng deskundigheid Inbreng deskundigheid Inbreng deskundigheid
Communicatiedoel Inbreng deskundigheid Inbreng deskundigheid Inbreng deskundigheid Inbreng deskundigheid Inbreng deskundigheid Inbreng deskundigheid Inbreng deskundigheid Inbreng deskundigheid Meedenken Meedenken Inbreng deskundigheid Inbreng deskundigheid Inbreng deskundigheid Inbreng deskundigheid Informeren Inbreng deskundigheid Informeren Meedenken Inbreng deskundigheid Inbreng deskundigheid Inbreng deskundigheid Inbreng deskundigheid
Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Oosterhout
Aspect Achterpaden Cires Randvoorwaarden Schouwing Sociale veiligheid Aantallen en kengetallen
Aspect Communicatie Meedenken OV-beheer Arbo-wet en NEN 3140 Ruimtelijke inrichting Milieu Inkoop Financiële toetsing Wijze indienen nota's Medewerkers elektrotechniek Beslissen Ervaringsdeskundige OV Energie Meedenken GIS Meedenken Communicatie Bestuurlijk Beslissen Sociale veiligheid Verkeersveiligheid Leefbaarheid Groenvoorziening