MEDIA EN GEWELD Deel 2
Educatieve brochure December 2004 Uitgegeven door het Forum voor Vredesactie Peter Jochems
Educatieve brochure, uitgegeven door het Forum voor Vredesactie december 2004
Redactie: Peter Jochems
Vzw Forum voor Vredesactie Patriottenstraat 27, 2600 Berchem Tel.:03/281.68.39, fax 03/281.68.79 e-mail:
[email protected] website: www.vredesactie.be
Wie binnen zijn/haar vereniging een informatie- of debatavond over de thematiek van deze brochure wenst te organiseren, kan steeds een beroep doen op het Forum voor Vredesactie voor inhoudelijke opvulling, advies of ondersteuning
Inhoudstafel [Hoofdstuk 1 Media en oorlogen/conflicten:zie deel 1] Hoofdstuk 2 De nieuwe media en de sociale strijd Inleiding 2.1 Internet: alternatieve bron van informatie 2.2 Internet: nieuw actiemiddel 2.2.1 Een schoolvoorbeeld: MoveOn.org 2.2.2 Hacken voor vrede 2.3 Alternatieve media: de spelers 2.3.1 Indymedia 2.3.2 World War III Report 2.3.3 Global Media Watch (GMW): media-waakhond 2.3.4 dDH (digitaal Den Haag) en AnderNieuws.Net 2.3.5 IPS, nieuwsagentschap met oog voor het Zuiden 2.3.6 En verder… 2.4 Media-activisme: hoe doe je het? 2.5 Overheid slaat terug 2.6 Van op het slagveld 2.7 Conclusie
Hoofdstuk 3 Invloed van mediageweld op de kijker 3.1 TV kijken kan de gezondheid schaden 3.1.1 Vertekening van de realiteit 3.1.2 Kinderen en jongeren 3.1.3 Nederland: “zelfreguleren volstaat niet” 3.1.4 VS: van porno voor GI’s tot schieten op school 3.2 Hypothesen en factoren 3.2.1 Hypothesen over de effecten van TV-geweld 3.2.2 Beïnvloedende factoren: drie bestaanskringen 3.3 Conclusies
Hoofdstuk 4 Media en geweld: verantwoordelijkheid opnemen Inleiding 4.1 De media zelf 4.1.1 De traditionele media 4.1.2 Subcommandante Marcos: alternatieve media! 4.2 Opvoeders: ouders, leerkrachten… 4.3 Overheid 4.4 Wijzelf: de kijker, de lezer… 4.5 De vredesbeweging Bibliografie
INLEIDING De media vinden in conflict en oorlog een dankbare prooi. Geweld levert spectaculaire beelden of verslagen op, het boeit de nieuwsafnemer, het verkoopt goed. Maar media zijn allesbehalve de neutrale verslaggevers waarvoor ze zichzelf uitgeven. We hebben in deel 1 van de brochure (verschenen in 2003) de media als onderdeel van het slagveld beschreven. Enerzijds zijn ze een doelwit van de propagandamachine van de oorlogspartijen, anderzijds nemen ze soms zélf mee het propagandawapen op – in dit geval het wapen van het woord of het beeld. De media hebben de jongste jaren veranderingen (commerciële druk, snelheid, nieuwe informatiedragers..) ondergaan die het op dat slagveld nog moeilijker maken om de speld in de hooiberg te vinden: de waarheid over wat er in een conflict aan de hand is. We hebben gewezen op de verantwoordelijke rol die media en journalisten kunnen spelen op ‘hun slagveld’. Met talrijke voorbeelden, een check-list en een lijst criteria voor ‘goede oorlogsjournalistiek’, hebben we niet alleen een leidraad beschreven voor journalisten, maar ook de nieuwsgebruiker een wapen in handen gespeeld om àchter de woorden en de beelden te kijken, op zoek naar (deeltjes van) de waarheid. Alternatieve media – zowel inzake gebruikte middelen als inzake ideologische achtergrond - vormen een nieuw wapen in de strijd naar die waarheid - tevens ook in de strijd naar verandering, naar een rechtvaardiger samenleving met minder geweld en oorlog. In dit tweede deel van de brochure werpen we ons licht op dat nieuwe strijdwapen. We illustreren het belang en het gebruik van de nieuwe media in de hele sociale strijd van vooral de (internationale) sociale beweging voor verandering – die voor een deel samenvalt met wat men de antiglobaliseringsbeweging noemt. De opkomst van onafhankelijke mediaspelers komt aan bod, tegelijk met de inzet van e-mail en Internet als elektronisch actiemiddel. Niet alleen voor de bliksemsnelle, goedkope verspreiding van informatie en actieoproepen, maar ook om geviseerde politici, overheidsorganen of bedrijven te bestoken (of zelfs te blokkeren) met protesten of verzoeken. Verder raken we in dit deel twee ook een probleem van totaal andere aard aan: de invloed van het geweld in de media op eigen gedrag en houdingen, vooral toegespitst op de vraag naar de invloed ervan op vandalisme en geweldsgedrag bij kinderen en jongeren. En we zullen de brochure afsluiten met de spots te richten op de verantwoordelijkheid van alle bij het thema ‘media en geweld’ betrokken actoren: de media zelf, de overheid, de opvoeders, de (vredes)beweging en de nieuwsontvanger.
Hoofdstuk 1 Media en oorlogen/conflicten
1.1 Oorlogspropaganda 1.2 Waarom desinformeren de media? 1.3 Propaganda: andere media 1.4 Heeft propaganda effect? 1.5 De journalist en zijn beroep 1.6 Conclusies Bibliografie (1)
Dit hoofdstuk 1 verscheen in deel 1 van de brochure, dat in 2003 uitkwam. U kan dit deel nog steeds op ons adres bestellen aan 6 €.
Hoofdstuk 2 De nieuwe media en de sociale strijd Inleiding Op een studiedag1 met 120 journalisten (Münster, februari 2002) wisselden de deelnemers hun ervaringen uit over manipulatie, leugens en propaganda bij oorlogsverslaggeving. De sociaalwetenschapster Elvi Classen legde in haar bijdrage de nadruk op de kansen die de vredesbewegingen hebben dankzij wereldwijde (lees: globalisering) uitwisseling van informatie en dankzij de nieuwe communicatiemiddelen. Zo kunnen ze immers sneller en beter aan betrouwbare informatie geraken en deze verspreiden, en daarmee inhoudelijk de concurrentie met de gevestigde media aangaan. Haar vaststelling wordt met op de volgende bladzijden concreet geïllustreerd.
1
Verslag van deze studiedag in Friedensforum 2/2002, p. 7-8
2.1 Internet: alternatieve bron van informatie In de Kosovo-oorlog dook het Internet voor het eerst als alternatieve informatiebron voor de berichtgeving in de traditionele media op. Vooral voor kritische Amerikanen - in de VS heb je niet de massale internationale TVzapmogelijkheden zoals in Europa - was dit toen al een welgekomen uitweg op hun zoektocht naar onafhankelijke nieuwssites, alternatieve weblogs en discussieforums. VUB-onderzoeker Nico Carpentier2 stelde zelfs vast dat het aanbod van ‘andere objectiviteiten’ intussen via het alternatief nieuwsmedium Internet ook bínnen de mainstream-media, zoals bijvoorbeeld de BBC, is doorgedrongen – cfr. een site als www.bbc.co.uk/videonation, een forum voor interactie on line, met alle mogelijke standpunten, meningen, gevoelens over de Irak-oorlog. Carpentier: “Via allerlei links sijpelden op sites van westerse mainstreammedia druppelsgewijs ook screenshots door van Al-Jazeera (zoals dat gruwelbeeld van een kinderhoofdje met weggeblazen hersens) en oorlogsbeelden van ‘activistische’ websites, zoals bijvoorbeeld tv.oneworld.net, waarop je je eigen korte video's kon posten. Al die ‘alternatieve’ signalen droegen een steentje bij om een iets evenwichtiger beeld van de oorlog te krijgen.''
2
De Standaard 26-27/04/03
2.2 Internet: nieuw actiemiddel Na de eerste golf van patriottisme in het kielzog van 11 september, volgde in de VS al snel een sterke tegenbeweging tegen de oorlogsplannen van Bush. De snelle opkomst en de kracht van dit verzet was mee te danken aan het gebruik van het Internet. De meeste van die campagnes werden verspreid via online campagnes van groepen als MoveOn.org, TrueMajority, UnitedforPeace.org en EndtheWar.org. We nemen er in het kader van deze brochure eentje uit ter illustratie van het Internet als nieuw actiemiddel: MoveOn.org.
2.2.1 Een schoolvoorbeeld: MoveOn.org Het online-netwerk MoveOn.org3 was in 1998 door twee burgers uit Californië opgericht tijdens de afzettingsprocedure tegen Clinton. Het heeft zich intussen ontwikkeld tot een drukkingsgroep die via gerichte internetacties de bevolking druk laat uitoefenen op de regering. De progressieve website is een echt politiek fenomeen geworden, een geduchte speler op het toneel4. Ze verwierf vooral veel bekendheid in 2003 met die virtuele mars op Washington, toen haar leden het Witte Huis en het Congres in een spoedcampagne in één dag bombardeerden met 400.000 telefoontjes en 100.000 faxen die opriepen om geen oorlog in Irak te beginnen. Reeds een week na de (helaas slecht afgelopen stemming in het Congres) haalde MoveOn anderhalf miljoen $ binnen van haar 600.000 e-mail abonnees om enkele moedige congresleden te steunen die tegen oorlog hadden durven stemmen.5 Vijf van hen stonden in november immers voor hun herverkiezing. Toen de oorlog voorbij was, verschoof MoveOn zijn actiedoel: George W. Bush moest voor hen uit het Witte Huis. De media-activistische groep verschoof haar activiteiten terug van het puur militaire anti-oorlogsthema naar het verkiezingstoneel. Dit politiek activisme zat de Republikeinen en Bush erg dwars6. Cyberbullebakken, noemden ze de 1,8 miljoen Amerikaanse leden van MoveOn die via spoedcampagnes, fondsenwerving, petities en tv-spotjes in cruciale staten de aanval hadden ingezet op president Bush. Zo liep er half januari 2004, in de week van de State of the Union, een TV-spotje dat via de site door virtuele bezoekers uit een aantal andere was uitgekozen. Child's Play toonde kinderen aan een grauwe fabrieksband, in supermarkten en achter vuilniswagens, met de vraag “Wie denkt u dat er zal betalen voor het begrotingstekort van Bush?” http://www.moveon.org/front/ Deels gebaseerd op een artikel in De Standaard 27/01/2004, verder op de regelmatige nieuwsbrief waarop je je gratis kan abonneren – via http://www.moveon.org/keepmeposted/ 5 World War III Report #57 30/10 6 e-mail van MoveOn 22/04/2004 -Campagneleider van Bush/Cheney zei op 20/4: “MoveOn.org is a huge threat and has hurt the president.” 3 4
In september 2003 was er ook de geruchtmakende campagne via een aparte website ‘Misleader.org’, waarin MoveOn over een aantal overheidsdomeinen de vele leugens en misleidingen van Bush ontmaskerde en breed verspreidde aan publiek en journalisten, ook via een speciale dagelijkse e-mail service. Om deze nieuwe site te lanceren huurde MoveOn zelfs een hele pagina in de New York Times, getiteld “Mis-state of the Union”. MoveOn is geen kleintje. Haar tv-tijd kostte MoveOn 15 miljoen dollar, maar de giften stroomden vlot binnen. Van grote schenkers zoals de politieke filantroop George Soros, maar vooral van kleintjes - schenkers van wie de kiezer niet weet wie het zijn, waarschuwen critici, maar die via MoveOn wel invloed hebben. In juni vorig jaar organiseerde MoveOn ‘on line-verkiezingen’ onder de Democratische kandidaten; outsider Dean won toen en kreeg daardoor op dat moment de status van te kloppen man. Vandaag blijft MoveOn zich toeleggen op de politieke strijd (cfr. petitie om de eerlijkheid van de voorbije verkiezingen te onderzoeken), en blijft de oorlog in Irak op het voorplan staan. Momenteel (december 2004) vermeldt hun website dat MoveOn 2.750.000 ‘media-activisten’ in haar rangen telt!
2.2.2 Hacken voor vrede Het blijft niet bij dergelijke ‘traditionele’ alternatieve on line campagnes: het Internet biedt nog meer mogelijkheden. Internetprovider Planet Internet meldde in maart 2003 dat wegens de oorlog in Irak hackers wereldwijd al meer dan duizend websites hadden gekraakt. De meeste gekraakte websites, zoals die van de Amerikaanse zeemacht en van Amerikaanse overheidsinstellingen, kregen anti-oorlogsslogans over zich heen. Terloops: het blijft niet altijd ‘goedbedoeld’. In die periode deed bijvoorbeeld ook een virus de ronde dat geïnspireerd was door de oorlog in Irak. De Ganda-worm beloofde de ontvanger exclusieve satellietfoto's uit Irak en screensavers die de draak steken met president George Bush. Maar zodra geopend, probeerde het virus bestanden op de PC te wissen.
2.3. Alternatieve media: de spelers Als we spreken van ‘alternatieve media’, kan dat ‘alternatieve’ betrekking hebben op de spelers, of op het medium dat door die spelers gehanteerd wordt. In 2.3 houden we de belangrijkste alternatieve spelers in het mediagebeuren voor het voetlicht.
2.3.1 Indymedia7 Indymedia is een netwerk van onafhankelijke alternatieve mediacollectieven, ontstaan tijdens de anti-globaliseringsprotesten tegen bijeenkomst van de WTO (World Trade Organisation) in Seattle 1999. Sindsdien zijn overal ter wereld ‘onafhankelijke media centra’ ontstaan, als kanaal voor berichtgeving van uit de buik van de anti-globaliseringsbeweging. Door het ‘open publishing’ systeem van de Indymedia sites, verdwijnt het onderscheid tussen lezer en journalist. Iedereen kan artikels, fotoverslagen, audiomateriaal of video’s publiceren. Laat ons het Belgische Indymedia zelf aan het woord: “Indymedia.be is een onafhankelijk collectief van media-activisten, actief in alle denkbare media. We maken op een gepassioneerde maar accurate manier media en informatie. We doen dat vanuit een sociale opstelling: we kiezen de kant van al wie zich verzet tegen de kapitalistische globalisering. De doelstellingen van Indymedia.be zijn : • een stem zijn - met de website als belangrijkste kanaal - van het verzet. We denken dat niemand beter dan de betrokkenen zelf de verhalen van uitbuiting, onderdrukking en uitsluiting kunnen vertellen; • alternatieve massa-media maken, verspreiden en promoten; • participatie, kritiek en analyse stimuleren. Indymedia.be is opgericht in juni 2000. Het maakt deel uit van het internationale Indymedia-netwerk, dat ontstond naar aanleiding van de protesten tegen de Wereldhandelsorganisatie in Seattle, USA in november 1999. Aan de basis van de werkingsprincipes van het collectief liggen een antikapitalistische opstelling en de zoektocht naar een andere mediacultuur. 1. De commerciële media zijn eigendom van vennootschappen, die zich tot doel stellen winst te maken en waar de wil van de eigenaars wet is. Die media-NV's behandelen informatie als koopwaar. Ook de publieke media functioneren steeds meer volgens diezelfde logica. Diezelfde media 7
http://belgium.indymedia.org/
groeien steeds meer uit tot de propagandisten van het kapitalistische regime. Ze afficheren zich als ‘onafhankelijk’ maar zijn in-Corporate. Ze verkondigen in feite de opinie en de waarden van de elite. Ze verdraaien of minimaliseren de protesten en ze verzwijgen de dagelijkse realiteit van onderdrukking. Als media-activisten gaan we tegen dat bestaande mediamonopolie in. We onttrekken ons aan de mechanismen van censuur8 en autocensuur van de media-NV's. We weigeren ons te schikken naar de principes van de markt en de winst, we weigeren afhankelijk te zijn van economische en institutionele belangen, en we verkopen ons publiek niet aan de adverteerders. We geloven niet in de mythe van de objectiviteit van de media - dus evenmin die van ons. We zijn gegroeid uit de protestbeweging tegen dit systeem. We willen die beweging juist in al haar facetten tonen, en met haar ervaringen, argumenten en analyses aan het woord laten. We zullen de beweging versterken door haar met eigen media argumenten in handen te spelen. Onze instrumenten en de resultaten van ons werk staan ter ieders beschikking. Voor niet-commercieel gebruik vallen ze onder een Free Documentation-licentie en dan mogen ze dus vrij gekopieerd en verspreid worden, met vermelding van de bron, en zonder die vrijheid in te perken. Voor commercieel gebruik gelden dezelfde regels maar vragen we dat de auteur bovendien volgens de geldende richttarieven (bij voorbeeld van de journalistenbond) betaald wordt De spil van Indymedia.be is de website die aan de bezoekers de mogelijkheid biedt zelf bijdragen en commentaren te publiceren. Daarnaast zijn we ook in alle andere denkbare media actief, maar altijd vanuit dezelfde opstelling. 2. Het Internet valt nog lang niet binnen ieders bereik. Toch hebben we van de website ons voornaamste platform gemaakt. Omdat het een multimedium is met verrijkende mogelijkheden, maar ook uit pure noodzaak. Want dit medium is nog niet totaal onderworpen aan de dwingelandij van het geld en zijn wetten, maar blijft zowel juridisch als financieel haalbaar. Wie eender welk ander medium wil opstarten of exploiteren, moet massa's geld investeren in licenties en middelen.“ Het Magazine voor Vredesactie van het Forum voor Vredesactie kon al meermaals dankbaar gebruik maken van de diensten van Indymedia, vooral voor fotomateriaal: op onze grote acties zijn ze steevast aanwezig, bijvoorbeeld bij de Bomspotting-burgercontroles naar kernwapens in Kleine Brogel.
2.3.2 World War III Report 8
Onlangs ondervond ‘zelfs’ dit typische internet-medium hoe het establishment probeert terug te slaan: zie verderop in dit hoofdstuk (2.5).
World War III Report (of WW3 Report) van de alternatieve journalisten Bill Weinberg en David Bloom ontstond twee weken na de aanslag van 11 september. Wie en wat ze willen zijn blijkt overduidelijk uit de vertaling van hun (in typisch sarcastische taal gestelde) boodschap getiteld ‘waarom we gedoemd zijn om te falen’, een boodschap van enkele maanden geleden waarin ze om donaties hengelden. “Tien redenen waarom WW3 nooit zal slagen: 1. Wij zijn schrijvers en researchers, geen verkopers, we hebben noch de tijd noch de neiging om aan de slippen van de Soros9 machine te hangen voor een dikke gift. Wij kleven de democratische ethiek aan dat een wekelijkse radicale anti-oorlogs nieuwsberichtenbrief zou moeten onderhouden worden door zijn lezers, niet door stichtingen van industriëlen. Maar lezers voelen blijkbaar geen stimulans om te betalen voor iets wat wij gratis op het net ter beschikking stellen – ook als hun giften voor ons een zaak van overleven zijn. 2. Wij werken toegewijd, veelomvattend en op feiten gebaseerd, terwijl de linkse, de rechtse en de centrumgerichte media stuk voor stuk vooral opinies uitbraken en aan feiten hoegenaamd geen belang hechten. 3. Wij vertrouwen genoeg op onze lezers om hen zélf zich een mening te laten vormen; wij stimuleren dialoog door vragen te stellen in plaats van de mensen te vertellen wat ze moeten denken, terwijl bijna alle succesrijke linkse media zich dezer dagen nagenoeg uitsluitend toeleggen op prekerige minzaamheid. 4. Wij zijn bezorgd over het antisemitisme, hetgeen ons voor radicaal links onaanvaardbaar maakt, hoewel we Israël geenszins napraten – hetgeen ons dan weer onaanvaardbaar maakt voor alles van liberaal links over rechts tot en met de nazi’s. 5. Wij staan kritisch tegenover crypto-Stalinistisch leiderschap in een moreel failliete zogenaamde ‘vredesbeweging’, hetgeen ons onaanvaardbaar maakt voor radicaal links e.a. 6. Wij weigeren de afschuwelijke misdaden van Saddam Hoessein te negeren of te minimaliseren, wat ons onaanvaardbaar maakt voor radicaal links, terwijl we allerminst de afschuwelijke misdaden van de Amerikaanse aanval op Irak negeren of minimaliseren, hetgeen ons… 7. Wij rapporteren over mensenrechtenschendingen in obscure oorden zoals Xinjiang of Turkmenistan: onaanvaardbaar voor radicaal links, dat niet kan leven bij de gedachte aan eender welk kwaad in de wereld aangericht door iemand ànders dan Big Daddy Amerikaans imperialisme, terwijl we tegelijk oprecht anti-imperialist zijn: onaanvaardbaar voor… 9
De bekende schatrijke ‘politieke filantroop’
8. (idem over de samenzweerders-theoretici – hoewel ook verslaggeving over geheime VS-banden met het terrorisme, hetgeen…) 9. Wij weigeren elke goedkeurend klinkende verslaggeving over eender welk terrorisme: dat van al-Qaeda/al-Aksa/Hamas/FARC/etc, maar evenmin over het staatsterrorisme van het Amerikaanse imperialisme en haar vazallen à la Israël en Colombia. 10. We verzetten ons systematisch tegen massamoord, waar bijna alle politieke stromingen massamoordenaars van deze of gene factie door de vingers zien. Dat wij failliet gaan is dus het grootste bewijs van onze principes - mochten we succes oogsten, dan zou dat pas bewijzen dat we dat alles overboord gegooid hebben. Stuur ons dus aub geen geld, geen cheques, geen fan mail, meer bepaald op het hiernavolgend adres: … WW3 Report c/o Bill Weinberg 44 Fifth Ave.#172 Brooklyn NY 11217 Ook geen donaties aub per creditcard via http://ww3report.com/ “. Die website is zeker een bezoek waard! Wijzelf zijn geabonneerd op hun gratis nieuwsberichten, die heel dikwijls nog-nergens-elders-gelezen oorlogs/vredesberichten bevatten van over de hele wereld. Verhalen van ooggetuigen, boekbesprekingen, analyse…, kort en bondig. We hebben die informatie meermaals gebruikt in ons Magazine voor Vredesactie! Zeer recent beslisten de mensen van WW3 om vanaf 2005 hun naam te wijzigen in World War 4 Report – omdat zoals ze zelf zeggen de Koude Oorlog in feite Wereldoorlog III was… Ze plannen vanaf 2005 ook vier keer per jaar een schriftelijke editie met ‘het beste’ van de voorbije drie maanden. We zullen ze dan ook terugvinden op http://ww4report.com
2.3.3 Global Media Watch (GMW): media-waakhond Global Media Watch kunnen we best illustreren aan de hand van een voorbeeld waarin GMW zelf het initiatief nam10 - en waarbij toevallig de link tussen de media en de wapenindustrie geviseerd werd – iets wat ons als Forum voor 10
Brussel, 25 november: IPS-bericht - Ann Deron
Vredesactie natuurlijk nauw aan het hart ligt, omdat de strijd tegen de wapenproductie een van onze drie grote campagnethema’s vormt! Begin november 2004 vond een manifestatie plaats aan het Franse ministerie van Cultuur en Communicatie. Onder de manifestanten: vertegenwoordigers van drie van de vijf Franse vakbonden, twee Franse journalistenverenigingen, alle Franse linkse politieke partijen en een scala aan andere organisaties. Ze uitten hun ongerustheid over de controle die wapenproducent Dassault in juni verwierf over 70 publicaties waaronder Le Figaro, één van de grote Franse kranten. De betogers eisten een onmiddellijk publiek debat over de mediaconcentratie en -financiering in Frankrijk. Een delegatie werd ontvangen op het kabinet. Het Nationaal Syndicaat van Griekse Journalisten en van Journalisten van GrootBrittannië en Ierland ondersteunden de actie. Volgens de organisatoren waren er 700 mensen aanwezig en was het de eerste keer in 20 jaar dat in Frankrijk een betoging over media werd georganiseerd. Deze betoging was het recentste initiatief van het 'Observatoire français des médias'. Dat is de Franse poot van Global Media Watch, een internationaal project voor een 'vijfde macht' of 'waakhond van de media' dat de Franse krant Le Monde Diplomatique en het persagentschap IPS lanceerden op het Wereld Sociaal Forum in 2003. Het internationale netwerk wou optreden tegen eigenaars van mediabedrijven die hun macht politiek gebruiken. Ze verwezen daarbij naar Venezuela, waar "de media, in handen van enkele magnaten, manipulatie, leugens en hersenspoeling gebruikten" in een "regelrechte oorlog tegen president Hugo Chávez"11. Daarnaast zeiden de GMW-oprichters de manipulatie door de markt te willen aanklagen, en waarschuwden ze voor de toenemende mediaconcentraties wereldwijd. Als meest tekenend voorbeeld dook telkens weer Italië op, waar bedrijven onder controle van de familie van de Italiaanse eerste minister Silvio Berlusconi de commerciële televisie domineren. De initiatiefnemers van Global Media Watch riepen destijds op tot de oprichting van nationale comités in zoveel mogelijk landen. "Dat loopt niet zo snel als zou kunnen", zegt Roberto Savio, de secretaris-generaal van het overkoepelende GMW. "We draaien nog altijd op vrijwilligers, zonder budget om iemand aan te nemen die het idee kan verspreiden. Ik krijg steeds te horen dat media niet onder ontwikkelingsbudgetten kan vallen. We zijn dus aangewezen op stichtingen, maar politieke stichtingen vrezen dat politici aangevallen zouden worden en economische stichtingen willen geen geld geven aan een initiatief dat de invloed van ondernemingen op de media in vraag stelt." Savio zegt gerust te zijn dat GMW zal blijven bestaan. Intussen heeft de internationale raad van GMW wel comités erkend in Frankrijk en Brazilië - de twee landen die mee aan de basis lagen van het eerste Wereld Sociaal Forum12. In Italië is een erkend comité bezig met het schrijven van de statuten, en de raad buigt zich momenteel over aanvragen van Argentinië en zie Deel 1 van deze brochure, pag. 27 Franse afdeling van Global Media Watch: http://www.observatoire-medias.info/; Braziliaanse afdeling: http://www.observatoriodemidia.org.br/obm/ 11
12
Venezuela. Er is ook interesse uit Spanje, Oostenrijk en Duitsland. "Tot nog toe hebben we vijf aanvragen geweigerd", zegt Savio. We eisen dat de kandidaten grote organisaties zijn, dat het gaat om een gemeenschappelijk initiatief van academici, media en mediagebruikers en dat ze onafhankelijk zijn van politieke en economische groepen." Het Braziliaanse comité presenteerde ter gelegenheid van zijn lancering in september 2004 een studie naar de berichtgeving over de lokale verkiezingen in São Paulo bij vijf lokale kranten. Het Franse comité is al het langst actief. Het stelde een dossier op over de concentratie in de Franse media en voerde drie grote acties: de recente betoging, een petitie naar aanleiding van de zaak-Dassault en een rondvraag bij de Franse politieke partijen over hun standpunt over de resolutie die het Europese Parlement op 22 april 2004 goedkeurde en die stelde dat het vrijwaren van de diversiteit van de media prioritair moet worden binnen de concurrentiewetgeving van de Unie. In België sluimert het idee van een afdeling van Global Media Watch al een tijdje bij enkele mensen van de Vrije Universiteit Brussel, maar het kreeg nog geen definitieve vorm. Het 'Observatoire français des médias' draait op de bijdragen die de pakweg 500 leden betalen. "Nu willen we werken aan concrete wetsvoorstellen en komt er tijd vrij om onze leden nauwer bij onze werking te betrekken", zegt vicesecretarisgeneraal Christian Pradié.
2.3.4 dDH (digitaal Den Haag) en AnderNieuws.Net dDH13 is een non-profit stichting, met haar eigen, volwaardige Internet-server: “Die gebruiken we op een eigenwijze manier. De kosten worden gedragen door de deelnemers, zij betalen naar draagkracht mee aan de faciliteiten die ze gebruiken. dDH is een speerpunt en kweekplaats voor nieuwe media, die niet afhankelijk zijn van advertentie-inkomsten. Media die niet geregeerd worden door oplage- of kijkcijfers en sensatie, waar goed nieuws niet in de prullenbak verdwijnt.” Naast een 'Onafhankelijk Internet Platform' voor websites, mailing lists e.d. biedt dDH (in samenwerking met Socia Media) ook een werkplek voor organisaties en mediamakers. Bijvoorbeeld om even een persbericht te versturen, foto's te uploaden e.d. Maar ook als tijdelijk mediakantoor en uitvalsbasis, radiostudio of vergaderruimte… AnderNieuws.Net14 is een splinternieuw initiatief van en gehost door dDH. AnderNieuws.Net wordt een platform en netwerk voor samenwerking tussen 13 14
http://www.ddh.nl/ http://andernieuws.net/
onafhankelijke media en mediamakers. Waarom dit initiatief? Laten we ze zelf aan het woord: “Veel belangrijke maatschappelijke en culturele ideeën, organisaties en evenementen komen niet of nauwelijks meer voor het voetlicht in de massamedia. En als dat wel gebeurt, is het niet zelden op een negatieve, sensatiebeluste manier. Voorbeeld: De grote demonstratie tegen de Irak-oorlog op 22 maart 2003 werd in veel media gemarginaliseerd en gecriminaliseerd. (…) (…) Het is zelfs niet vanzelfsprekend dat onderwerpen van groot en wereldwijd belang (variërend van bijvoorbeeld een WTO-conferentie tot een grote hulpactie) ook voldoende aan bod komen in de massamedia. Dat kan maar tot één conclusie leiden: iedereen die wat te melden heeft (van minister tot activist en van ondernemer tot dakloze) kan niet langer volstaan met 'je hand ophouden' bij de massamedia. Iedereen met een verhaal zal ook zelf aan de slag moeten. We moeten zelf onafhankelijke media maken, verspreiden, ondersteunen en voeden met materiaal. Zoals bijvoorbeeld de Indymedia's al zeiden: "Don't hate the media, be the media". (…) Uiteraard zijn er al vele onafhankelijke reporters, mediamakers en organisaties die dagelijks hard werken aan onafhankelijke media. In de praktijk leidt dit echter vooral tot een wildgroei aan websites, mailing lists, 'elite' magazines, marginale radiostations, e.d. De (vaak zeer waardevolle) inspanning van veel initiatieven bereikt maar een klein publiek en blijft grotendeels onopgemerkt. Ze worden overschreeuwd door de massamedia of verdwijnen in de 'informatieruis'. (…) Wat onafhankelijke media sterk kan maken en kan onderscheiden, is juist coördinatie, samenwerking en coproductie. Praktische samenwerking (zoals het delen van techniek en faciliteiten, het uitwisselen van materiaal, gezamenlijk vervoer, e.d.), waarbij ieders identiteit en onafhankelijkheid gerespecteerd wordt. En waar mogelijk ook inhoudelijke samenwerking. Kortom: samenwerking die de kwaliteit en het bereik van ieders inspanning verhoogt en die de geloofwaardigheid en profilering van alle deelnemers versterkt. Hoe zinvol zo'n samenwerking kan zijn, bewijst bijvoorbeeld de kwestie 'kernwapens in Nederland'. Na de val van de muur in Berlijn werd de Koude Oorlog voor beëindigd verklaard en werden de ontwapeningsinitiatieven bejubeld door de massamedia. De vredesbeweging verdween uit de publiciteit. Na een paar jaar hard werken, is het echter gelukt de politiek en vele burgers te laten zien dat er nog lang niet echt ontwapend is: Zelfs in Nederland liggen nog steeds kernwapens, op vliegbasis Volkel. Toch was het maar een kleine groep activisten, organisaties, onafhankelijke media en mediamakers die de 'vergeten kernwapens' weer in beeld hebben gebracht. De sleutel voor dit succes was samenwerking en coördinatie. De samenwerking was nog kleinschalig en beperkt tot één onderwerp, maar bleek wel heel efficiënt, effectief en inspirerend. (…) Onafhankelijke media hoeven hun bestaansrecht niet te bewijzen via onderlinge concurrentie. Hier gaat het om de informatie zelf en de eigen benadering. Verschillende reporters en media kunnen in samenwerking faciliteiten en zelfs
materiaal delen en toch gewoon hun eigen invalshoek kiezen. En in veel gevallen kunnen zij elkaar aanvullen: terwijl bijvoorbeeld de één beeldmateriaal maakt, doet de ander interviews en kunnen beiden het materiaal gebruiken. Kortom: coördinatie, samenwerking en coproductie kunnen de onafhankelijke media naar een hoger plan tillen. AnderNieuws.Net (ANN) is een nieuw initiatief, dat aan de slag wil met het bovenstaande gedachtegoed. AnderNieuws.Net is dus geen nieuw medium en wil niet concurreren met bestaande onafhankelijke media. Integendeel, het is bedoeld als platform voor samenwerking en als 'zelfhulpinitiatief' voor iedereen die betrokken is bij de onafhankelijke media. Het doel is de onafhankelijke media naar een hoger plan te tillen: een volwassen alternatief, naast de massamedia. Dan pas heeft de consument weer keus. En dan pas komt de burger zelf weer aan het woord. Meer weten? Neus even rond op deze website.”
2.3.5 IPS, nieuwsagentschap met oog voor het Zuiden IPS (Inter Press Service)15 is een internationaal nieuwsagentschap ontstaan in de jaren 60 als een echt 'derdewereldnieuwsagentschap', dat vooral sterk staat in Latijns-Amerika, Afrika en Azië en zich toelegt op 'global issues' als milieu en ontwikkeling, mensenrechten, (het verzet tegen) globalisering en de situatie van minderheden en achtergestelde bevolkingsgroepen. Een netwerk van lokale journalisten in meer dan 115 landen levert nieuwsberichten en features voor een dagelijkse nieuwsdienst in het Engels en het Spaans, die wereldwijd aan een 3000-tal media en tienduizenden NGO's en individuele gebruikers worden verkocht. De meeste IPS-correspondenten zijn afkomstig uit ontwikkelingslanden. De journalisten en redacteurs van IPS hanteren dezelfde principes als alle goede journalisten: IPS-berichten moeten actueel, juist, evenwichtig en relevant zijn. Maar ànders dan bij de overige internationale nieuwsagentschappen, ligt het zwaartepunt van IPS in de landen van het Zuiden. Daardoor komen de IPSmedewerkers soms tot een ander oordeel over het belang van bepaalde gebeurtenissen. IPS brengt af en toe nieuws dat bij andere media door de mazen van het net valt, en werkt vaak onderwerpen of thema's op een andere manier uit. Vergelijkend onderzoek bracht bijvoorbeeld aan het licht dat IPS in berichten over internationale conferenties systematisch meer vertegenwoordigers van ontwikkelingslanden citeert dan andere nieuwsagentschappen. Veel democratische landen koesteren de verscheidenheid in hun mediawereld; IPS draagt ertoe bij dat dit pluralisme ook internationaal gegarandeerd blijft. Precies om die reden staat IPS hoog in aanzien binnen de Verenigde Naties en ontvangt het agentschap steun van donorlanden, grote ontwikkelingsorganisaties 15
http://www.ipsnews.be/categorieen/home.asp
en internationale stichtingen om zijn netwerk in Afrika, Latijns-Amerika en Azië in stand te houden. IPS-Vlaanderen, de Nederlandstalige redactie in Brussel, maakt al bijna 17 jaar lang een dagelijkse nieuwsdienst van een vijftal berichten. Die nieuwsdienst gaat naar kranten en weekbladen in Nederland en Vlaanderen. Daarnaast verstuurt IPS-Vlaanderen, via zijn mailserver-op-maat ‘IPS Mail’, Spaanse, Engelse en Nederlandstalige nieuwsberichten naar NGO’s, instellingen en individuele geïnteresseerden. Voor de IPS-redactie in Brussel werken momenteel twee journalisten in vaste dienst en een viertal freelancers. Een Engelstalige correspondent covert ook vanuit Brussel de relaties tussen de EU en de ontwikkelingslanden. Wereldwijd zijn ongeveer 650 audiovisuele en 2504 gedrukte media geabonneerd op IPS in één of andere taal. Daarnaast zijn nog duizenden onderwijsinstellingen, sociale organisaties, overheidsinstellingen en experts die IPS dagelijks gebruiken. De artikels van IPS bereiken lezend Vlaanderen via publicaties in de kranten de Morgen, de Financieel-Economische Tijd en Metro en via het maandblad MO* (fusie van het vroegere Wereldwijd met De Wereld Morgen). Daarnaast heeft IPS-Vlaanderen ook NGO's, overheidsdiensten, internationale instellingen en individuele geïnteresseerden als klant. Nog een gouden aanrader, ter afsluiting van dit hoofdstukje over IPS: MO* verzorgt samen met IPS vier websites en daarop gebaseerde e-zines waarop men zich gratis kan abonneren, met als thema’s Globalisering, Milieu, Ontwikkeling, Wereldscan16.
2.3.6 En verder… In dit overzicht streven we absoluut geen volledigheid na, dat zou een onmogelijke opgave zijn. Alleen al in Duitsland bijvoorbeeld somt het dossier over media en geweld van het Duitse FriedensForum17 acht alternatieve Internetmedia op. Peace News, het lijfblad van ‘onze’ War Resisters’ International (waarvan het Forum voor Vredesactie de Vlaamse sectie is) somt er acht op, in het dossier ‘War and Peace in the Information Age’.18
Inschrijven: http://www.ipsnews.be/nieuwsbrief/default.asp FriedensForum 4/2003 p. 31-49 18 Peace News, December 2003 – February 2004, p. 11-33 16 17
2.4 Media-activisme: hoe doe je het? “Don’t hate the media – be the media” is de ondertitel van het boek Media Activisme van Han Soete, Bruno De Bondt (‘internetjournalisten’) en Raf Custers (journalist, historicus)19. Hieronder hernemen we onze recensie in ons eigen Magazine voor Vredesactie. Hoe maak je een reportage? Hoe laat je het volk aan het woord? Hoe teken je verhalen uit je omgeving op? Hoe geraak je aan informatie? En welke technologie heb je nodig om je eigen video-, foto-, audio- of geschreven reportage te maken? In het zog van het antiglobalisme schieten overal mediainitiatieven uit de grond. Jongeren die zich betrokken voelen bij de grote en kleine sociale gebeurtenissen, willen daarover aan berichtgeving doen. De drie auteurs deden drie jaar lang vivisectie op hun eigen ervaring als mediaactivist bij Indymedia en op het werk van verwante geesten. Ze analyseren ook wat er mis gaat met de traditionele media, aan de hand van Chomsky en Herman. Het resultaat is een inspirerende goudmijn uit de eerste hand, een handboek voor elke media-activist, boordevol concrete tips, voorbeelden, blikken achter de schermen, vergelijkingen, valstrikken waar je als media-activist voor moet opletten enz. Heel praktisch en direct, to-the-point, bruikbaar. Na de hoofdstukken ‘Wat is er mis met de media?’ en ‘Media als gemeengoed’ (met o.a. alles over ‘open source’) gaat het in deel 3 over de methodiek, openend met ‘kant kiezen’. In deel 4 krijg je alles over de benodigde technologie: computer, video, audio, foto’s… Om te besluiten met deel 5: ‘Maak de media’: hoe maak je een eigen medium, hoe gebruik je de mainstream media, hoe organiseer je je medium…
2.5 Overheid slaat terug Het spreekt vanzelf dat alternatieve media ook op weerstand stuiten van ‘het establishment’. De volgende onrustbarend illustratie20 uit het recente verleden toont aan hoe de persvrijheid dan in het gedrang komt. Op 7/10/2004 ontving het kantoor van Rackspace in de VS een dagvaarding, waarin verzocht werd om de hardware van Indymedia in Londen over te maken aan de autoriteiten. Rackspace voorziet meer dan twintig Indymedia sites van webruimte vanuit haar kantoor in Londen. Door in te gaan op de dagvaarding, zijn wereldwijd meer dan twintig onafhankelijke nieuwssites verdwenen van het 19
EPO, Berchem-Antwerpen, 2004, met steun Fonds Pascal Decroos, ISBN 90-6445-336-5, 256 pagina’s, 17 € 20
http://nl.indymedia.org/nl/2004/10/22077.shtml
internet. De lijst van getroffen lokale media centra: Ambazonia, Uruguay, Andorra, Polen, Western Massachusetts, Nice, Nantes, Lille (Rijsel), Marseille, Euskal Herria (Baskenland), Liege (Luik), Oost- en West-Vlaanderen, Antwerpen, Belgrado, Portugal, Praag, Galicië, Italië, Brazilië, Verenigd Koninkrijk, Duitsland en de globale Indymedia Radio site. Voor Indymedia was het onduidelijk hoe en waarom een server die buiten het rechtsgebied van de VS valt, in beslag kan genomen worden door de Amerikaanse autoriteiten. Tegelijkertijd werd een tweede server ontmanteld die via het Internet meerdere radiozenders, BLAG (Linux distributie), en een handvol andere projecten van streaming radio voorzag. Indymedia Nederland had hierbij de volgende bedenking: “De laatste maanden zijn we getuige geweest van meerdere aanvallen op onafhankelijke media door de regering van de VS. In augustus gebruikten de geheime diensten een dagvaarding in een poging om Indymedia New York City plat te leggen net voor het Republikeins Congres, door de IP logs van een Internet Service Provider in de VS en in Nederland op te vragen. Vorige maand sloot de Federal Communications Commission verschillende lokale radiozenders in de VS. Enkele weken geleden verzocht de FBI om een artikel op Indymedia Nantes te verwijderen, omdat een Zwitserse undercover agent op de foto stond. Nu sluiten de Amerikaanse autoriteiten dus Indymedia websites over heel de wereld.”
2.6 Van op het slagveld Dat laatste (2.5) was een voorbeeld van hoe alternatieve mediaspelers met het establishment kunnen botsten. Maar het deed zich voor in een zich democratisch noemende samenleving. Elders hebben ze het nog veel moeilijker: in een conflictregio, onder dictatuur, in een verscheurde samenleving. In deel 1, “hoofdstuk 1.5 De journalist en zijn beroep – 1.5.1 Problemen“ haalden we al talrijke voorbeelden aan, en in 1.5.3 zagen we in “Het opnemen van maatschappelijke verantwoordelijkheid” hoe media aan vredesopbouw kunnen doen: door ‘alternatief’ tewerk te gaan als media, als journalisten. En zij beroepen zich de jongste jaren ook meer en meer op alternatieve mediatechnologie: het Internet. Websites van organisaties die zich specialiseren in mensenrechten, geweld door de overheid en door het leger enz. zijn voor hen een zeer belangrijke bron van informatie: Human Rights Watch21 en Amnesty International22 spannen hier de kroon – beiden hebben zeer goed bijgewerkte, gedetailleerde en bruikbare websites. Het Internet is niet alleen voor de (alternatieve) mediawereld zelf, maar ook voor de hele tegenbeweging zeer belangrijk aan het worden. Zo is het geprefereerde wapen van de nieuwe 'dissidenten' in China tegenwoordig meestal het Internet, dat meest anarchistische van alle media23. China heeft tienduizenden inspecteurs in dienst die het net moeten vrijwaren van politiek afwijkende meningen, maar dat lijkt nog altijd maar matig te lukken. Liu Xiaobo, een gepokt en gemazelde dissident die jarenlang voor zijn overtuiging eenzaam gevangen heeft gezeten, kan er nog steeds niet bij hoeveel geestverwanten hij in cyberspace aantreft: “Al de websurfers in China zijn nu al mijn potentiële publiek. Dat zijn er 80 miljoen.” De vrees van de Chinese regering voor een herhaling van de massale demonstraties van '89 (Tienanmen) wordt door de meeste analisten als overdreven gezien: stedelingen hoeven immers niet meer fysiek de straat op om hun onvrede te uiten. Die politieke strijd (hoe subtiel dan ook) wordt nu geleverd door bloggers en in chatrooms. Zoiets is natuurlijk alleen mogelijk en zinvol - naar de eigen bevolking toe – waar het Internet en de computer al in veel huiskamers is doorgedrongen. Elders moet men zich nog noodgedwongen beroepen op radio. Daarvan gaven we u in deel 1 (zie hoger) reeds voorbeelden. Een ander voorbeeld is Radio Okapi: een initiatief gesteund door de VN, waarin 100 Congolese journalisten zich samen inspannen om verzoening en dialoog te bevorderen in de Democratische Republiek Congo. De okapi is het lievelingsdier van de Congolees. Radio Okapi brengt voor de bevolking in vluchtelingenregio’s en rebellengebied propagandavrije berichtgeving, en roept op tot het einde van de strijd en het neerleggen van de wapens. De zender is de eerste stem die probeert voor àlle Congolezen te
http://www.hrw.org/ http://www.amnesty.org/ 23 De Standaard 03/06/2004 21 22
spreken24. Na de oprichting in 2002 kwam het intussen tot zes bijkomende regionale zenders naast die van Kinshasa, en nog vier andere zijn gepland. Een ander voorbeeld: in Soedan zendt Radio Voice of Hope enkele uren per week uit. Het station besteedt veel aandacht aan mensenrechten, gezondheidszorg, vredesopbouw.25 In Soedan zijn er slechts enkele particuliere Arabische en Engelse bladen die alleen de regeringsstem aan het woord laten, net als radio en TV die in regeringshanden zijn. Nog een ander alternatief gebruik is de berichtgeving via e-mail en websites naar de eigen bevolking, maar ook naar die van ‘de vijand’, en naar de internationale gemeenschap, de buitenwereld. Enkele zeer actieve bewegingen in het Palestijns-Israëlisch conflict verdienen hier vermelding. Zelf zijn wij geabonneerd op de uitstekende elektronische nieuwsbrieven van de vredesbeweging Gush Shalom26 en die van het tweewekelijkse vredestijdschrift The Other Israel27. Uit beide informatiebronnen hebben we al ontelbare malen informatie gehaald voor het Magazine voor Vredesactie. Hun werk is van onschatbaar belang om gestadig te werken aan wederzijds begrip tussen de Palestijnse en de Israëlische bevolking en aldus bij te dragen aan het vormen van de onmisbare voedingsbodem onderaan, het draagvlak voor vrede, zonder hetwelk elk vredesakkoord dat bovenaan wordt afgesloten onmogelijk toepasbaar is in de praktijk. Beide roepen regelmatig ook op tot snelle vredesacties, manifestaties en initiatieven, zoals bijvoorbeeld het nog snel helpen binnenhalen van de olijvenoogst van Palestijnse boeren vooraleer de bulldozers de olijfgaarden platwalsen. Aan zo’n oogstinitiatief nemen dan zowel Palestijnse, als Israëlische burgers, en internationale activisten deel. Al even vermeldenswaard in dit verband is The Alternative Information Center (AIC)28: een gemengd Palestijns-Israëlische organisatie met zetel in Jeruzalem en Bethlehem voor informatieverspreiding, onderzoek en politieke analyse en die de samenwerking tussen beide volkeren wil promoten op basis van sociale rechtvaardigheid, solidariteit en gemeenschapsbetrokkenheid.
FriedensForum 1/2004 p. 43 IS – Internationale Samenwerking (Nederland), november 2002, pag. 10 26 http://www.gush-shalom.org/english/index.html; Gush Shalom POB 3322 Tel-Aviv 61033 Israel; inschrijven: http://www.gush-shalom.org/english/contact.html 27 http://otherisrael.home.igc.org/ THE OTHER ISRAEL pob 2542, Holon 58125, Israel ph/fx: +972-3-5565804 -
[email protected] 28 http://www.alternativenews.org/ 24 25
2.7 Conclusie Dergelijke alternatieve media spelen een essentiële rol om conflicten te helpen voorkomen, escalatie te verhinderen, of bij te dragen tot vredesopbouw. Wat in de pers verschijnt over een (gewapend) conflict moeten we steeds met de nodige argwaan bekijken. Voor de civiele samenleving die probeert objectief een weg te zoeken in de wirwar van tegenstrijdige berichten en die niet wil worden meegezogen in de straalstroom van eenzijdige, tendentieuze verslaggeving, is het zeer belangrijk om zoveel mogelijk rechtstreekse contacten te blijven aanhouden met onafhankelijke en kritische bronnen ter plaatse. Het internationale netwerk van de vredesbeweging is één zo’n bron. Tegenover vroegere era’s is het gebruik van e-mail en Internet hierbij van onschatbaar belang geworden. Via bijvoorbeeld onze War Resisters' International (WRI) stromen zo heel frequent betrouwbare gegevens binnen over de toestand in conflictgebieden waar de WRI locale secties of bevriende vredesorganisaties telt. Palestina, Congo, Servië, om er maar enkele te noemen. Het is de taak van de vredesbeweging om die berichten te laten doorstromen naar de media, de politici en de publieke opinie, via tijdschriften, via elektronische nieuwsbrieven, via… media-activisme. Maar de ervaring leert helaas dat pogingen daartoe dikwijls in dovemansoren vallen. Zoals destijds (1991), toen onze Sloveense vredesbeweging-partners vanuit uit toenmalig Joegoslavië ons smeekten om onze politici te waarschuwen voor wat er volgens hen op til was, ginds.
Hoofdstuk 3 Invloed van mediageweld op de kijker Inleiding Als we het hieronder hebben over de invloed van geweld in de media op het gedrag van jongeren (en volwassenen), dan mikken we vooral op het visuele geweld op TV, Internet en in films/videofims, maar ook computerspelletjes mogen niet vergeten worden. Daarom vooraf de volgende bedenking: de conclusies van de door ons geciteerde/samengevatte literatuur (zie vooral de voetnoten 29 en 30), die vooral kinderen en vooral TV-geweld betreft, kunnen we mutatis mutandis uitbreiden naar volwassenen én naar andere visuele media.
Een deel van de tekst van dit hoofdstuk is overgenomen/samengevat uit: ‘Geweld Genoeg! Hoe omgaan met geweld in de leefwereld van kinderen en jongeren?’, Gie Deboutte, Jeugd & Vrede, Stichting Vredeseducatie, Pax Christi Vlaanderen, 1997, p. 45 e.v. 30 Veel is ook samengevat uit: ‘Geweld in de Media’, themabrochure Vlaamse Vredesweek 1995, BDJ-Jeugd & Vrede; Pax Christi Vlaanderen 29
3.1 TV kijken kan de gezondheid schaden 3.1.1 Vertekening van de realiteit Feit is dat het geweld op het scherm de laatste jaren toegenomen is. Meer geweldfilms, en het getoonde geweld wordt daarenboven steeds harder en realistischer. Nu is het waar dat film en TV de werkelijkheid op een of andere manier herkauwen, reproduceren. Maar de beelden die we zien scheppen tegelijk in ons hoofd een nieuwe werkelijkheid. Hoe meer we de indruk krijgen dat wat we zien echt is, des te sterker geloven we dat die verbeelde wereld de echte wereld is. Aan deze vorm van gezichtsbedrog ontsnapt geen enkele kijker. Maar studies wijzen uit dat sommigen extra gevoelig zijn voor deze misleiding: vooral jonge kijkers en zij die wat meer moeite hebben met het onderscheid tussen fictie en realiteit. Bijvoorbeeld die kijkers die een heel beperkt zicht hebben op wat er in de wereld gebeurt: mensen met weinig scholing of zij die in beperktere mate deel hebben aan het maatschappelijk gebeuren, zoals kansarmen, hoogbejaarden… Die invloed die TV uitoefent op ons wereldbeeld verontrust een mediaspecialist als Van den Bulck veel meer dan het mogelijke effect van het veelvuldig kijken naar agressie en geweld. Ons denken en doen wordt immers voor een groot stuk bepaald door onze ‘ziens’wijze. Hij stelt vast dat mensen na jaren van TV-kijken de werkelijkheid gaan zien door de ogen van de televisie. Als dat beeld niet klopt, kan dat op lange termijn tot nare gevolgen leiden. Vooral bij iemand die veel realistisch ogend film- of TV-geweld ziet, is de kans dat hij er een vertekend wereldbeeld aan overhoudt des te groter. Dan overschat je als gevolg daarvan het geweld in de samenleving, voel je je meer bedreigd of angstig, opteer je meer voor ‘de harde aanpak van de criminaliteit’…
3.1.2 Kinderen en jongeren TV beïnvloedt in de eerste plaats kinderen direct, op de korte termijn: een doorsneekind blijft na het bekijken van nieuwsbeelden of van een geweld- of horrorfilm dikwijls met angst zitten. Ze durven niet meer alleen zijn, hebben schrik in het donker, zijn zo gespannen dat ze de slaap niet kunnen vatten, ze krijgen angstdromen. Bepaalde beelden hebben zo’n bedreigende indruk gemaakt dat men ze niet kwijtgeraakt. Of nog, eveneens ‘direct’: ze gaan de opgewekte agressie vertalen in stompen, schoppen, plagen of nabootsen van het (verbale) geweld. Maar de gevolgen kunnen nog schadelijker zijn op de langere termijn.
Kinderen kunnen iets naspelen, imiteren, maar ook zich gaan identificeren. Jongere kinderen zijn meer beïnvloedbaar door wat ze zien dan oudere. Jongens vertonen meer interesse voor geweld- en actiefilms en in samenhang daarmee kiezen ze eerder voor stoere machohelden. En vooral jongeren die door omstandigheden ergens averij hebben opgelopen en die met een wankel zelfvertrouwen rondlopen, zoeken bij voorkeur indruk-wekkende rolmodellen op. Omdat die vlakbij niet te vinden zijn, zoeken ze die elders, b.v. in TV-series en films. Nogal wat van die jongeren ontwikkelen een uitgesproken voorkeur voor harde films en spellen. Die bieden hen datgene waar ze naar op zoek zijn: keiharde en ongenadige helden die voor niets terugdeinzen en die enkel nog volgens hun eigen wetten leven. De maatschappij met haar waarden en conventies kan hen gestolen worden. Omdat het om een uitvergroting van hun eigen situatie gaat, evolueert het nabootsen van deze negatieve idolen al vlug in de richting van identificatie. Dit wordt problematisch als het niet meer over naspelen gaat: de echte realiteit verdwijnt in dat geval uit het vizier en moet plaats ruimen voor een meer vertroosting biedende fictieve wereld. Zo zetten deze negatieve, agressieve rolmodellen de eigen agressieve attitude van deze jongeren nog wat meer kracht bij. Op een andere manier kan echter ook imitatiegedrag – op korte termijn - heel erg zijn, zelfs dodelijk. Dat bewees onderzoek in de jaren tachtig naar de invloed van een zesdelige Duitse TV-serie over de zelfmoord van een 17-jarige jongen. Na de uitzendingen vonden beduidend meer zelfmoorden plaats dan in dezelfde maanden in de jaren daarvoor. En het ging dikwijls om jongens van ongeveer dezelfde leeftijd als de TV-zelfmoordenaar. Toen de reeks later herhaald werd, met lagere kijkcijfers, trad opnieuw een zelfde effect op, maar verhoudingsgewijs minder in aantal, evenredig aan de lagere kijkdichtheid.
3.1.3 Nederland: “zelfreguleren volstaat niet” Laat ons eens een uitstapje maken naar onze noorderburen. N.a.v. een wetswijziging van de Mediawet, die het classificatiesysteem ‘Kijkwijzer’ invoerde, schreef Koos De Beus de volgende bedenkingen31. Wij onthouden eruit dat de wetenschap waarschuwt dat TV-geweld jongeren kàn schaden, en dat dus voorzorgsmaatregelen nuttig zijn. Exclusief vertrouwen op ‘zelfregulering’ door de kijker-opvoeder-ouder volstaat echter niet. TV-geweld kan zelfs voor volwassenen schadelijk zijn. Koos De Beus: 31
“Kritische kanttekening bij Kijkwijzer. Schadelijkheid van TV-geweld”, in: ‘t KAN ANDERS -Vredeskoerier - november 2003 p. 9-10 (Dit is het tijdschrift van onze Nederlandse zusterorganisatie binnen de wereldwijde pacifistische War Resisters’ International)
Bij de opkomst van de televisie, toen de beeldvertoningen de huiskamer binnenkwamen, rees al spoedig de vraag of deze wel of niet het gedrag van kinderen zouden beïnvloeden. Meer dan 2000 experimenten hebben er sinds de zestiger jaren op dit gebied plaatsgevonden. Steeds weer vormden de resultaten onderwerp van discussie, tot in 1994 een afsluitend onderzoek van een viertal gerenommeerde Amerikaanse universiteiten de conclusie opleverde dat inderdaad TV-geweld jeugdigen agressiever en minder sociaal kàn maken en dat het hen kan doen afstompen voor geweld en de gevolgen ervan. Een en ander valt te lezen in het boek ‘Vierkante ogen’ van prof. Patti Valkenburg. In Nederland heeft de wetgever hierop in 2001 geanticipeerd door een wijziging van de Mediawet. Op grond hiervan is op basis van zelfregulering ‘Kijkwijzer’ tot stand gekomen: een classificatiesysteem om onder andere televisieprogramma’s te voorzien van informatie over mogelijke schadelijkheid voor jeugdigen. Het is een vorm van consumentenvoorlichting, in dit geval voor zich verantwoordelijk voelende ouders ter bescherming voor de aan hen toevertrouwde kinderen. (…) De vraag is tevens of het classificatiesysteem van Kijkwijzer mogelijke schade voor jeugdigen een halt toe kan roepen. De consumenteninformatie zal zeker zijn nut hebben, maar heeft het dat ook ten aanzien van kinderen die opgroeien in problematische omstandigheden? In haar oratie op 25 april 2003 aan de universiteit van Amsterdam maakte prof. Marianne Junger op grond van onderzoekingen bekend dat kinderen die op het gebied van agressiviteit in hun vroege jaren onvoldoende gecorrigeerd zijn, op 18-20 jarige leeftijd maatschappelijk een groot probleem kunnen gaan vormen. Deze jongeren zijn zeker ten aanzien van TV-geweld een risicogroep, al is het alleen al door afstomping! Bovendien... afstomping voor geweld door veelvuldig zien van TV-geweld blijft niet beperkt tot jeugdigen. Ook bij de ouderen is er het gevaar van gewend raken aan de (schijn)wereld waarin conflictbeslechting of belangenbehartiging met de revolver in de vuist plaatsvindt. In zo’n klimaat kunnen de remmen bij jeugdige geweldplegers nog wel eens weigeren. Kijkwijzer, hoe nuttig ook, is niet genoeg. Maatschappelijk niet, maar ook niet voor die jeugdigen die op moeten groeien in problematische omstandigheden. (Koos de Beus)
3.1.4 VS: van porno voor GI’s tot schieten op school Ondanks de recente onrust door de moord op Theo Van Gogh en andere gebeurtenissen kunnen we de Nederlandse samenleving nog als redelijk geweldvrij omschrijven. Anders is het gesteld aan de overkant van de Oceaan.
Over de invloed van geweld in de media schrijft Gilbert Roox in zijn artikel ‘De lessen van de Golfoorlog’32: ”Verkeerde u ook in de waan dat Vietnamfilms als Apocalypse Now, Full Metal Jacket en Platoon tégen de oorlog waren? Onzin. Jonge mariniers bezigen de meesterwerken van Coppola, Kubrick en Stone gretig als rituele voorbereiding op hun vuurdoop: drie dagen samen zuipen en je opgeilen aan verkrachting, brandstichting en verminkingen. ‘Films over bloedbaden en dood zijn de pornografie van de militair’, schrijft de voormalige marinier Anthony Swofford in zijn herinneringen aan de eerste Golfoorlog. ‘Ze aaien je penis en kietelen je ballen, maken je klaar voor je eerste grote neukpartij op het slagveld. We konden er niet genoeg van krijgen, we wilden ze opnieuw en opnieuw zien.’ (…) Veel erger dan het trainen van soldaten om te doden is de groeiende cultuur van geweld in onze westerse samenleving in vredestijd, vindt ‘killoloog’ Grossman. Horrorfilms en geweld op TV schuiven onze tolerantiegrenzen almaar op. Schietspelletjes trainen een hele generatie jongeren in de kunst van het doden. Grossman ziet een duidelijk verband met de moordpartijen door tieners in Amerikaanse scholen. Zo schoot bij een schietpartij in de Mid West enkele jaren geleden een veertienjarige met acht schoten acht klasgenoten neer, hoewel hij de revolver pas enkele dagen tevoren gekocht had. Zelfs mariniers vonden dat een onwaarschijnlijk trefpercentage. De verklaring was dat hij al jaren een kampioen in schietspelletjes op de computer was. ’De vloedgolf van geweld in onze samenleving moet worden gestopt’, schrijft Grossman in ‘On Killing’. ‘Elke gewelddaad veroorzaakt nieuwe bloedbaden en op een bepaald ogenblik kan de kwade geest niet meer terug in de fles. Als de onverschilligheid tegenover het lijden van anderen blijft groeien, resten ons nog maar twee uitkomsten: het Derde Rijk of Joegoslavië. Het wordt hoog tijd dat we opnieuw de veiligheid van onze samenleving vergrendelen.’ “ Straffe taal. Maar in elk geval hebben we hiermee hebben we het probleem gesteld: het mediageweld in onze westerse samenleving kan onze gezondheid ernstige schade toebrengen. In wat volgt rafelen we de verschillende benaderingen ervan uit en kijken we hoe we er best mee omgaan.
32
De Standaard 26/04/2003
3.2 Hypothesen en factoren 3.2.1 Hypothesen over de effecten van TV-geweld Uit onderzoek blijkt dat het antwoord op de vraag naar de effecten van TVgeweld (uit te breiden met film, Internet, video…) niet eenduidig te beantwoorden is. Je kan de mogelijke gevolgen indelen in: gedragseffecten, affectieve effecten en cognitieve effecten, en alle drie kunnen die betrekking hebben op de korte en de lange termijn (enkele uren/dagen – dan wel maanden/jaren). In elk ‘hokje’ kunnen dan hypothesen onderzocht worden. Eerst zijn er de reductiehypothesen: geweld zien zou tot minder agressie leiden. In die groep vindt je drie mogelijkheden. Eén: de catharsishypothese. Geweld en agressie zien vermindert de eigen agressie, door het effect van het stoom afblazen. Twee: de empathiehypothese. Men vindt het geziene geweld smaakloos, de zichtbare pijnlijke gevolgen van agressie werken agressie reducerend; ongeveer zoals vieze gerechten zien de eetlust vermindert. Drie: de aandachtverschuivingshypothese. Net zoals humor de aandacht afleidt, reduceert het zien van geweld de eventueel reeds aanwezige boosheid, door de afleiding. Een tweede groep zijn de vijf stimulatiehypothesen. Eén: de algemene opwindingshypothese; deze betreft de fysiologische activering – cfr. verhoogde hartslag, zweet, snellere ademhaling… die nog ‘nawerken’, wat resulteert in sterkere energie bij wat men nadien onderneemt. Twee: de klassieke conditioneringshypothese. Wat we gezien hebben, associëren we met onze eigen ervaringen. Drie: de desensitisatiehypothese. Dit betreft het geleidelijk afbreken van remmingen op agressief gedrag, door het voortdurend geconfronteerd worden met beelden van geweld. Vier: de aanstekelijkheidshypothese of gedragsbesmetting. Dit zou werken als een injectienaald. Vijf: de observationele leertheorie. Men leert niet alleen al doende, maar ook door te zien hoe men het doet. Het geziene geweld wordt in het geheugen opgeslagen. Als in wat men zag agressie beloond wordt, is men vlugger geneigd tot datzelfde gedrag. En omgekeerd als de agressor bestraft werd. De derde hoofdhypothese is de geen-effecthypothese. Sommige onderzoeken vonden inderdaad géén effect. Maar op die onderzoeken was de nodige kritiek wegens de geïsoleerde laboratoriumsituatie. Een vierde stelling is de cultivatie analyse van Gerbner, die uitsluitend de lange termijn betreft. De invloed van geweld in de media wortelt in de waarden en normen die in de massamedia verweven zitten en die door unilaterale communicatie bij het publiek gecultiveerd worden. Er is volgens Gerbner een verschil in ‘sociale realiteit’ tussen het televisiegeweld en het échte geweld. De
kijker interpreteert maatschappelijke gebeurtenissen in termen van televisierealiteit. De conclusie van het onderzoek van Gerbner luidt dat er vooral een vertekening plaatsvindt van het beeld van de werkelijkheid na het veelvuldig bekijken van geweldbeelden op televisie. Het spreekt vanzelf, dat wij in het kader van deze brochure deze hypothesen en mogelijke conclusies kunnen uitbreiden van TV naar film en video. Hoe kunnen we nu die hypothesen concreet vertalen? Onderzoek van de laatste twintig naar in de VS, maar ook in België en Nederland, toont aan dat het beïnvloedingspatroon complex is. Een eerste vaststelling is dat kinderen een film die veel geweld bevat, pas echt als gewelddadig ervaren als ze de film geloofwaardig vinden. Algemeen kan gesteld worden dat de effecten van geweldbeelden sterk afhankelijk zijn van factoren zoals frequentie van kijken, de aard van het kind en de omstandigheden waarin het kind leeft en kijkt. Op korte termijn is het belangrijkste gevolg, vooral voor jonge kijkers: angst, angstdromen, nachtmerries. Ook worden kinderen die veel naar geweldfilms kijken ongeduldiger en blijken ze minder geneigd tot delen of helpen. Bovendien leren ze agressieve gedragsvormen kennen die normaal niemand uit hun omgeving vertoont. Maar wanneer kinderen gaan imiteren, is dat meestal onschuldig, zolang het nabootsen spel blijft. Op lange termijn zijn de gevolgen belangrijker: een vertekend wereldbeeld, bevestiging van het klassieke rollenpatroon, verandering in waardenbeleving. Wie veel TV en films kijkt, krijgt het gevoel dat de wereld veel gewelddadiger en gevaarlijker is dan in werkelijkheid. Als volwassene zal je dan ook gemakkelijker pleiten voor meer veiligheidsmaatregelen, meer politie; met een verrechtsing van de maatschappij tot gevolg. Vooroordelen rond huidskleur en geslacht worden bevestigd of in stand gehouden. We zien ook dat in geweldfilms (en ook in muziekclips) jongens of mannen hun agressie op een andere manier uiten dan meisjes of vrouwen. Bovendien wordt geweld en seks veelvuldig aan elkaar gekoppeld. De tolerantie voor geweld groeit. Geweld en agressie lijken niet langer afkeurenswaardig, want in films ziet men vaak dat geweld loont en dat goedheid zichzelf straft. Bij conflicten ziet men vaak hoe geweld een vanzelfsprekende oplossing wordt. Omdat die boodschap zich dikwijls herhaalt, vrezen deskundigen dat deze ‘inprenting’ zeker bij jeugdige kijkers haar effect niet zal missen. We moeten dan ook niet raar opkijken als kinderen zich volgens deze agressieve waardeschaal gaan gedragen. Wat zijn de gevolgen van reële gewelddadige nieuwsberichten op kinderen en jongeren? In de mate dat deze beelden kunnen geduid worden en in een bredere context kunnen worden geplaatst, blijven de negatieve gevolgen achterwege. Anders wordt het zodat men het nieuws gaat brengen om de sensatie – dan is de grens tussen film en realiteit niet erg duidelijk meer en zullen de effecten dezelfde zijn als bij fictief geweld.
3.2.2 Beïnvloedende factoren: drie bestaanskringen Al die gevolgen of effecten treden verschillend op de voorgrond onder invloed van de omgevingsfactoren, die men kan indelen in factoren gesitueerd op samenlevingsniveau, in de groep, en tenslotte in het gezin; of nog anders gezegd: in de structurele bestaanskring, de functionele bestaanskring en de (inter)persoonlijke bestaanskring - het model van Walter Leirman. De structurele bestaanskring is anders naarmate een samenleving minder of meer gewelddadig is – b.v. het wapenbezit in de VS, het optreden van het gerecht… en ook eventuele regelgeving van de overheid inzake geweld in de media, de schooltelevisie, het zelfregulerend gedrag van de media zelf zijn factoren van ‘structureel’ belang als het gaat over de effecten van geweld in de media op de kijker. De functionele bestaanskring zijn de mensen in de nabije omgeving waarmee men niet direct een relatie van persoonlijke aard heeft. Als lid van een vereniging kan men TV of films bekijken: schooltelevisie, films in jeugdbewegingsverband, in jeugdhuizen… Instemmende of afkeurende commentaar in die omgeving kan dan de invloed versterken of verzwakken. Kinderen gaan dikwijls voort op de commentaar van volwassenen. Onderzoek toont aan dat commentaar geven tijdens (of na) het kijken het meeste effect heeft m.b.t. gedrag. In deze bestaanskring situeert het geweld in de samenleving zich bij jeugdbendes, de sfeer in de buurt, het schoolklimaat, de jeugdbeweging enz. Wat is het spelgedrag, het pestgedrag in deze groepen? Wie hier veel geweld ervaart, zal gelijkaardig TV-geweld als normaal beschouwen, bevestigend. Kritiekloos TV kijken kan dan negatieve gevolgen hebben. De personele bestaanskring tenslotte betreft het thuis TV kijken, b.v. samen met vrienden en/of gezinsleden. Hier kunnen ouders samen met de kinderen programma’s uitkiezen, uitleg geven, een film na een lerend gesprek verbieden, en interesse tonen voor het kijkgedrag van hun kinderen. Zo kan de mogelijke negatieve invloed geneutraliseerd worden of zelfs positief omgebogen worden. Ook de relaties in het gezin zelf zijn hier belangrijk: het geweld in deze kleine samenleving bepaalt sterk het gedrag van kinderen. Geweld in de media heeft minder invloed wanneer het ingaat tegen de reeds opgedane ervaringen van het kind. Omgekeerd, wanneer thuis veel geweld voorkomt, zal het TV-geweld aannemelijker lijken.
3.3 Conclusies De precieze invloed van TV-geweld is dus zeer moeilijk, zoniet onmogelijk af te bakenen. Kijken naar geweldprogramma’s kàn beïnvloeden. Hoe vaker je kijkt, des te meer effect. Maar dat effect is vooral een versterking van reeds aanwezige agressieve attitudes en agressief gedrag. De mate van sociale tegendruk in het gezin en het nabije milieu (school, vriendengroep…) is waarschijnlijk meer bepalend dan de geweldprogramma’s zelf. Hier ligt een grote verantwoordelijkheid voor opvoeders: ouders, leerkrachten (mediaopvoeding), voor omroepen en voor de overheid. Wat het reële (televisie-)geweld in de samenleving betreft: kinderen hebben het recht om geïnformeerd te worden, zodat ze beter kunnen opgroeien tot mondige burgers. Je moet weten hoe de wereld in mekaar zit. Veel kinderen kijken naar het nieuws. Maar daar is voor kinderen geen aangepaste duiding bij. Volgens de Vredesweek 1995 is er dan ook een aangepast eigen journaal voor kinderen/jongeren nodig. Wat het fictieve geweld betreft, moeten de ouders hun verantwoordelijkheid opnemen tegenover de negatieve gevolgen van TV, film en video. En, niet te vergeten: het gebruik van het Internet. Maar ook de overheid: controle op het aanbod is vanuit het oogpunt van preventie niet overbodig. Er is de filmkeuring (toevallig einde 2004 net zwaar ter discussie wegens formele onwettigheid van deze keuringsregeling33 – maar daar komt wel een oplossing voor uit de politieke bus). Deze regeling betreft echter enkel de toegang tot de bioscoop. De Vredesweek 1995 bepleitte dan ook een uitbreiding ervan naar een analoog keuringssysteem voor TV-uitzendingen en voor verkoop, verhuur en vertoning van videocassettes (ondertussen uit te breiden tot DVD!). Gui Deboutte besluit als volgt34: We moeten ons rekenschap geven van de invloed die er van TV als medium uitgaat. De belangrijkste beïnvloeding plaatst zich op het niveau van de beeldvorming: onze manier van denken over de wereld en wat er in gebeurt. (…) Zolang we meester blijven over ons kijk- en zapgedrag is er niets aan de hand. Het is belangrijk dat kinderen zien dat hun ouders en leerkrachten dit medium waarderen maar dat ze er niet de slaaf van zijn. Via het selecteren van goede programma’s, door het geven van persoonlijke commentaar, door regelmatig de knop op te draaien en niet doelloos te blijven zappen, kunnen kinderen dit het gemakkelijkst leren. Om ‘mediabekwaam’ te worden, kunnen kinderen best wat ondersteuning gebruiken. Zo worden ze opgevoed tot kritische kijkers.
Filmkeuring is blijkens een arrest van de Raad van State een federale bevoegdheid. De Gemeenschappen hebben er met andere woorden niets over te zeggen. Sterker nog: ze hadden in 1990 niet eens een filmkeuringscommissie mogen oprichten. (De Standaard 13/12/2004) 34 ‘Geweld Genoeg! Hoe omgaan met geweld in de leefwereld van kinderen en jongeren?’, Gie Deboutte, Jeugd & Vrede, Stichting Vredeseducatie, Pax Christi Vlaanderen, 1997, p. 52 33
Hoofdstuk 4 Media en geweld: verantwoordelijkheid opnemen Inleiding In de voorgaande hoofdstukken hebben we vastgesteld dat het thema ‘media en geweld’ heel wat vragen oproept en problemen stelt. Talrijke mechanismen en actoren zijn aan het werk die de waarheid verdraaien en daardoor oorlog en geweld in de hand werken, of op zijn zachtst gezegd de vrede en de verzoening niet dichterbij helpen brengen. Visueel mediageweld draagt bovendien zijn steentje bij tot een verdraaid beeld van de werkelijkheid en tot verrechtsing van de samenleving, en kan tot angst, agressie en andere nare gevolgen leiden. Maar nieuwe mediatechnieken en nieuwe media-actoren bieden hoopvolle perspectieven. Een tegenbeweging om zich te wapenen tegen ‘mediageweld’ in al zijn vormen moet komen niet alleen van de media zelf, maar ook van alle andere betrokkenen: de overheid, de media-ontvanger (lezers, kijkers, consumenten van DVD, video en film) en opvoeders (ouders, scholen, jeugdbewegingen enz.) Carpentier drukte het zo uit, als besluit van zijn uiteenzetting over ‘de rol van de media’ op de conferentie van de Vlaamse vredesbeweging ‘Veiligheid, een kwestie van Militairen?’ (26 maart 2000)35: antwoordend op de vraag hoe we ons tegen de hegemonistische berichtgeving kunnen verzetten, wees hij op • het belang van het opsporen van manipulaties • het gevaar van het technologisch utopisme • het belang van ont-dichotomiseren, ont-heroïseren, ont-virtualiseren, ontvictimiseren, ont-demoniseren… in één woord: het humaniseren van het discours • het belang van het ontwikkelen van een tegen-hegemonisch discours, b.v. in opiniestukken, maar ook in het overbrengen van de nieuwsfeiten zelf • de mogelijkheid van het ontwikkelen van kleinschalige e-mail nieuwsagentschappen als een onderdeel van een ruimere mediastrategie. Veel van die (moeilijke) woorden vond u uitgelegd in deel 1 van de brochure, veel van zijn voorstellen kreeg u concreet voorgeschoteld in de hoofdstukken 2, 3 en verder hieronder! Veiligheid, een kwestie van Militairen?’, Conferentie 26 maart 2000, Forum voor Vredesactie, 2000, p. 26 35
4.1 De media zelf 4.1.1 De traditionele media In maart 2002 organiseerden de jongeren van Vrede vzw een debat over de relatie tussen media, globalisering en internationale politiek. Als conclusie van het debat36 kwam een beeld van de populaire media naar voor dat zeer negatief was. Maar er zijn anderzijds wel vele individuele journalisten die op een kritische en onderbouwde manier te werk gaan: hoopvol, hoewel het voor hen wel een voortdurende strijd blijft om hun artikels gepubliceerd te krijgen. Naast deze kritische journalisten groeit ook het aanbod aan alternatieve media. Als afsluiter van het debat werd een strategie geformuleerd om verzet in het leven te roepen tegen medialeugens en manipulatie: • • • •
onafhankelijke media moeten streven naar samenwerking met andere onafhankelijke initiatieven om samen een volwaardige mediabeweging te vormen die ervoor ijvert onjuistheden in de berichtgeving aan te vechten de media moeten zich specifieker richten tot een doelgroep op politiek vlak moet verzet geboden worden aan de machtsconcentratie in mediabedrijven en mogelijke vormen van belangenvermenging de publieke opinie moet worden geschoold in kritische analyse. Een vorm van historische kritiek (analyse van bronnen, de herkomst van bepaalde informatie…) zou bijvoorbeeld beter aan bod moeten komen in elke opleiding.
Media en journalisten die in een oorlog kritisch willen blijven – ondanks propaganda en afscherming van overheidswege – hebben er alle belang bij om een correspondent, een informatiebron ter plaatse te hebben, en niet voort te gaan op ‘verhalen’ en zeker niet op wat de betrokken conflictpartijen zeggen. Twee voorbeelden bewijzen het gevaar dat anders om de hoek loert37. Eén. Tijdens de Kosovo-oorlog bleef VTM-verslaggever De Smet samen met een handvol collega's in Belgrado achter. “De NAVO was niet blij, want zo konden we op het terrein vaststellen dat hun precisiebombardementen meer dan eens burgers troffen. De rest van de verslaggevers moest het stellen met de praatjes van Jimmy Shea en wilde verhalen van vluchtelingen. Pas toen alles voorbij was, mochten ze Kosovo binnen.” Tweede voorbeeld. Tijdens de NAVO-bombardementen van 1999 troepten meer dan tweeduizend journalisten samen aan de grens van Servië. Kosovo zelf raakten ze niet binnen. Dus concentreerden ze zich wekenlang op de exodus van vluchtelingen en hun horrorverhalen over de 'holocaust' in de provincie. Nieuws over de oorlog kwam alleen naar buiten op de dagelijkse persbriefings van de NAVO en het Pentagon. Zoals de oorlogshistoricus Alistair Home zei: “Kosovo was de meest geheime operatie sinds mensenheugenis.” Een Britse 36 37
Verslag in Vrede, nr. 356, juli-augustus 2002, p. 20 De Standaard 11-12/01/2003
journalist sprak zelfs van “het eerste door persvoorlichters besliste internationale conflict”. Achteraf bleek er van een genocide geen sprake geweest te zijn. NAVO-woordvoerders hadden het de eerste dagen over een half miljoen doden, daarna werden het er 100.000 en ten slotte zelfs 10.000. Uiteindelijk zijn in Kosovo massagraven met 3.000 slachtoffers opgedolven. De media waren op een zelden geziene wijze om de tuin geleid. De media hebben de plicht inzake de communicatie afkomstig van een in een conflict betrokken regering, deze laatste het vuur aan de schenen te leggen en uiterst kritisch te zijn. Zo blijkt overvloedig uit een interview38 met voormalig NAVO-woordvoerder Jamie Shea hoe het tussen beide partijen – in dit geval de NAVO-woordvoerder en de pers – om een voortdurende strijd om de waarheid gaat - waarbij deze laatste niet per definitie steeds het onderspit moet delven: Had u (als NAVO-woordvoerder tijdens de Kosovo-oorlog - nvdr) soms het gevoel dat de informatie die u kreeg niet juist was? (Jamie Shea): “Zeker. Een eerste probleem is dat de informatie verschillende stations moet passeren voor het bij de woordvoerder belandt. Het tweede probleem is dat de regering zijn monopolie op informatie is verloren. De media zijn vaak sneller. Tijdens de Kosovo-crisis zeiden de media mij soms wat er was gebeurd, bijvoorbeeld dat de NAVO het verkeerde doel had geraakt. De vraag die ze mij stelden was: Waarom? Die vraag kon ik niet beantwoorden.” Kon u als woordvoerder moeilijke vragen stellen aan uw superieuren? ”Je moet. De publieke opinie zal achter je staan, niet door blinde loyauteit, uit angst voor de autoriteiten of uit patriottisme. Maar omdat ze geloven dat jouw argumenten beter zijn dan die van de anderen. Communicatie met de publieke opinie is geen optie meer. Als je het intellectuele debat verliest, kun je de oorlog verliezen. Woordvoerders zijn de moderne generaals, ze zijn cruciaal in een oorlog. Want oorlog is wel een optie geworden, naast sancties, diplomatie en het probleem negeren. Om voor oorlog te kiezen, moet je de mensen overtuigen. Een Britse generaal zei me na de Kosovo-crisis: Ik was betrokken bij elf militaire conflicten. Dit is de eerste keer dat ik meer tijd doorbracht in een televisiestudio dan in mijn militair hoofdkwartier.”
38
De Standaard 24/03/2003
4.1.2 Subcommandante Marcos: alternatieve media! De ‘gewone media’ en hun journalisten dragen dus een grote verantwoordelijkheid in conflicten en kunnen heel wat doen om er ondanks alles ‘het beste van te maken’, in dienst van de waarheid. Maar er zijn ook de alternatieve media. Subcommandante Marcos, de charismatische leider van de Zapatisten39, breekt een lans voor onafhankelijke media40: “We hebben een keuze. We kunnen een cynische houding aannemen t.o.v. de media, en zeggen dat er niets te doen is aan de macht van de dollar, die zich omzet in beelden, woorden, digitale communicatie en computersystemen en die niet alleen onderwerpen, maar ook een manier van kijken aan de wereld oplegt. We kunnen er ons bij neerleggen. Of we kunnen gewoon alles ontkennen. We kunnen zeggen dat alle communicatie van de mediamonopolies een totale leugen is. We kunnen het negeren en gewoon verder gaan met ons leven. Maar er is een derde optie, weg van het conformisme, het scepticisme of het wantrouwen. We kunnen timmeren aan een andere weg: de wereld tonen wat er écht gebeurt, een kritisch wereldbeeld hebben, interesse tonen voor wat er écht gebeurt met de mensen in de vier windstreken. Onafhankelijke media hebben als taak de geschiedenis van sociale bewegingen te vertellen. Mensen moeten niet alleen weten wat er elk moment overal ter wereld gebeurt, maar ze moeten in staat worden gesteld de gebeurtenissen te begrijpen en er lessen uit trekken. Dat is de manier om te leren wie we zijn, wat we willen, wie we kunnen zijn en wat we kunnen doen of niet. De onafhankelijke media zijn geen verantwoording verschuldigd aan de mediaconglomeraten en hebben dus een levenstaak, een politiek project: de waarheid aan het licht te brengen. Dit wordt steeds belangrijker in het licht van het globaliseringsproces. De waarheid wordt een verzetsnetwerk tegen de leugens. Onze enige mogelijkheid is de waarheid te redden en ze te verspreiden, net zoals in ‘Fahrenheit 451’ boeken werden gered: een groep mensen stelde zich als taak boeken te memoriseren, zodat de ideeën niet verloren zouden gaan. Op dezelfde manier proberen de onafhankelijke media de geschiedenis van vandaag te redden en rond te delen, zodat ze niet verloren gaat. Bovendien proberen ze het nieuws naar andere plaatsen te verspreiden, zodat het niet beperkt blijft tot één land, één streek of één sociale groep. Het is noodzakelijk dat onafhankelijke stemmen niet alleen informatie uitwisselen en kanalen uitbouwen, maar ook dat ze verzet bieden tegen de leugens die de mediamonopolies verspreiden. De waarheid die wij opbouwen in onze groepen, steden, regio’s en landen krijgt pas haar volle betekenis als we samensmelten met ander waarheden en beseffen dat wat in andere delen van de wereld Inheemse beweging die opkomt voor meer rechten voor de indiaanse bevolking van de Mexicaanse deelstaat Chiapas 40 In De Wereld Morgen, januari 2003, p. 11 39
gebeurt, ook deel uitmaakt van de menselijke geschiedenis. In augustus 1996 riepen we op om een netwerk van onafhankelijke media, een netwerk van informatie op te bouwen. We bedoelen een netwerk dat weerstand kan bieden aan de macht van de leugen die ons de neoliberale oorlog – die wij de Vierde Wereldoorlog noemen – wil aanpraten. Dit netwerk is niet alleen nodig als werktuig voor onze sociale bewegingen, maar ook voor ons leven: dit is een levensproject voor de mensheid die recht heeft op kritische en waarheidsgetrouwe informatie.” (Bericht van subcommandante Marcos, 31/01/1997 aan de Free Media Conference in New York)
4.2 Opvoeders: ouders, leerkrachten…
41
Wanneer ouders proberen te verbieden dat kinderen geweld zien op TV, is de kans groot dat dit de aantrekkingskracht van de betrokken programma verhoogt. Ouders kunnen beter samen met hun kinderen programma’s en videofilms selecteren, samen kijken en kritische bedenkingen uiten. De aanwezigheid van volwassenen en hun commentaar op geweldscènes kan een grote invloed hebben op de reacties van het kind. Belangrijk is dat de opvoeders hier niet ‘belerend’ of ‘moraliserend’ optreden, maar dat ze de jongere de kans bieden om zelf tot kritisch inzicht te komen. Het is de taak van de school om kinderen te oriënteren in de wereld en te leren hoe de werkelijkheid in elkaar zit. TV levert een belangrijk onderdeel van dat beeld, maar het is niet altijd correct en geeft een vertekend beeld. Daarom is mediaopvoeding zo broodnodig, ook voor volwassenen trouwens. We moeten (opnieuw) leren omgaan met diverse informatiebronnen, en informatie naar waarde leren inschatten. Leren kijken, net zoals we hebben leren lezen: de strijd tegen het beeldanalfabetisme is even nodig als die tegen het woordanalfabetisme. Hoe fundamenteler de kennis is van de code waarin een boodschap wordt overgebracht, des te beter je ze zal begrijpen. Mediaopvoeding kan kinderen, jongeren en volwassenen bewuster leren omgaan met TV, video en videospelletjes. Geen medium is nog gevaarlijk als de gebruiker weet waar de gevaren schuilen. Doelstellingen zijn dan dat de jongeren: • zicht krijgen op het onrealistisch karakter van fictief geweld • zich bewust worden van de directe agressieoproepende werking van TVgeweld • aangewende stereotypen bij het gebruik van geweld kunnen ontmaskeren Vooral gebaseerd op ‘Geweld in de Media’, themabrochure Vlaamse Vredesweek 1995, BDJJeugd & Vrede ; Pax Christi Vlaanderen, p. 19-20 41
•
bewuster positie kiezen ten aanzien van de ontmaskering van geweld.
Kinderen, jongeren en volwassenen moeten aldus ook weerbaarder worden tegen manipulatie, gewapend worden om het informatief en emotioneel gehalte van programma’s juist in te schatten…: essentiële voorwaarden voor het vrije verkeer van informatie en dus voor het democratisch functioneren van de maatschappij. Het leren begrijpen en doorzien van beelden en het selectief kijken vereist de ontwikkeling van een kritische houding. Kritisch kijken (en lezen) veronderstelt kritisch denken. Mediaopvoeding: een verantwoordelijkheid voor overheid, ouders, opvoeders, leerkrachten… en voor de kijker/lezers zelf.
Scholierenparlement 2003: De rol van de media Een zeer goed voorbeeld van mediaopvoeding en wat daar allemaal bij komt kijken, was de aandacht die Globelink42 en het Scholierenparlement in 2003 schonken aan de rol van de media als jaarthema. Erik Beatse (Globelink) schreef in ons Magazine voor Vredesactie43 het volgende artikel. De media spelen een ontzettend belangrijke rol in onze samenleving, die momenteel (= 2003, nvdr) door de Irak-oorlog extra in de verf wordt gezet. Met de informatie uit de media moet je op een verantwoorde manier kunnen omgaan. Het Scholierenparlement staat daarom stil bij de rol van de media in een veranderende wereld. De gebeurtenissen van 11 september, de visa-perikelen in Antwerpen, de oorlog in Irak, de beeldvorming over jongeren, het effect van de nieuwe drugsnota … Een lijstje dat je vlot kan aanvullen. Eén voor één gebeurtenissen waarbij nagenoeg iedereen zijn informatie via de (mainstream)media heeft bekomen. Discussie, andere informatiebronnen, cultuur, … bepalen natuurlijk mee onze kijk op de samenleving, maar bij heel wat onderwerpen worden onze meningen en standpunten in sterke mate bepaald/beïnvloed door wat de media ons aanreiken. Je kan het daar eens mee zijn of niet. Maar in ieder geval blijkt hieruit de noodzaak om stil te staan bij fenomenen als ‘de macht van de media’, ‘de persvrijheid’, ‘de invloed van media op de politiek’, ‘de invloed van economie op de berichtgeving’… Jongeren zijn evenzo gevoelig voor deze problematieken. En het Scholierenparlement biedt jongeren de gelegenheid op deze vragen in te gaan, zich erin te verdiepen en er uitspraak over te doen. Mediaopvoeding in de praktijk dus. 42
Globelink is een erkende Vlaamse jeugddienst voor mondiale vorming. Globelink wil “de wereld jongerenwijs maken door de jongeren wereldwijs te maken”. Lange Kievitstraat 74, 2018 Antwerpen – tel: 03/227.27.85. Websites www.globelink.be en www.scholierenparlement.be . 43 Magazine voor Vredesactie nr. 219, april 2003
De idee achter het Scholierenparlement is eigenlijk eenvoudig. Wil je inzicht krijgen in de Noord-Zuid problematiek, kruip dan in de huid van een land of een belangengroep en speel de rol die zij vertolken op het wereldtoneel. Op die manier ondervinden jongeren aan den lijve de spanningen die bestaan tussen de verschillende betrokkenen en ervaren ze in welke richting oplossingen kunnen worden gezocht. Het Scholierenparlement is dus een groots simulatiespel, bedoeld om jongeren meer interesse en inzicht te laten krijgen in politiek beleid en wereldproblemen. Concreet betekent dit dat jongeren tussen 16 en 18 jaar zich op vrijwillige basis en in hun vrije tijd verdiepen in een aan de actualiteit gebonden thema met mondiale dimensies. Zij worden daarin ondersteund door één of meerdere begeleiders. Dit doen ze aan de hand van een basisdossier dat opgesteld wordt door Globelink in samenwerking met externe experts. Het basisdossier bevat achtergrondinformatie en standpunten van een tiental rollen. Het is immers de bedoeling dat de jongeren zich een jaar lang inleven in een rol (dit kan een organisatie, een politieke partij, een regering of een getroffen bevolkingsgroep zijn) en vanuit die rol de behandelde thematiek bespreken. Daarnaast werkt er ook een ‘persploeg’ in het ‘parlement’. Zij hebben de taak verslag te maken van de zittingen en dit te publiceren in een krantje. Uiteraard mogen de persjongens ook hun kritische mening weergeven in dit krantje. Daardoor vervullen zij de taak van vierde macht in de democratie. (…) Waarom dit werkjaar een Scholierenparlement over het thema media? Elf september 2001. De aanslagen in New York zorgen voor een schokgolf door de wereld. Het zijn 'hoogdagen' voor de media: de aanslagen zelf live op televisie, marathonuitzendingen, extra katernen, duidingen, analyses … en dan de wraak: de oorlog in Afghanistan om de Taliban te verdrijven die de vermoedelijke aanstoker van de aanslagen niet willen uitleveren. De aanvankelijke marathonuitzendingen maken nu plaats voor een tekort aan beelden over het verloop van de oorlog. En op dít moment zijn nog steeds Amerikaanse troepen in Afghanistan, maar niemand weet wat die er nog uitvoeren. Op één jaar tijd, wat een evolutie. Tijdens het verslaan en interpreteren van de aanslagen en de oorlog tegen de Taliban kregen kritische geesten niet altijd de vrije hand om hun vragen te stellen. De door het Westen zo gekoesterde vrijheid van meningsuiting bleek een broze porseleinen vaas. Bovendien leken nogal wat mediakanalen mee te marcheren met wat de (Amerikaanse) overheid hen voorhield. En aangezien de mediabedrijven in hoge mate deel uitmaken van grote bedrijven met economische belangen, lieten die doorgaans dezelfde geluiden horen. Geen kritische stemmen, dat verkoopt niet (goed). Tussen media en macht blijkt een hechtere band te bestaan dan op het eerste gezicht gedacht. Hadden we niet met z'n allen het idee dat de media kritisch en onpartijdig boven elke macht hoorden te staan? En tenslotte zijn we als kijkers, lezers en luisteraars voor onze informatie wel erg
afhankelijk geworden van wat die media aan beelden en berichten op ons loslaten. Soms een vloedgolf aan beelden met niet altijd een goede duiding, soms een schrijnend tekort eraan. Pakkende beelden zijn soms belangrijker dan de waarheid. Moet dan àlles prettig, sensationeel, boeiend ogen? Of omgekeerd: een zware selectie van beelden over bepaalde gebeurtenissen is soms belangrijker dan de hele waarheid (b.v. de 'video-oorlog', alsof er geen mensen meer sneuvelen). 'De manier waarop' het nieuws wordt ingepakt (= de format) is dikwijls belangrijker dan de inhoud. En op die manier hebben we meteen de drie deelthema’s voor de zittingen van het rollenspel kort voorgesteld. In de vierde zitting stappen de jongeren uit hun rol en kunnen ze (eindelijk) hun persoonlijke mening over het onderwerp kwijt. Doorheen de zittingen zijn verschillende aspecten van het mediagebeuren of recente tendensen aan bod gekomen die talrijke vragen oproepen. In deze ‘zitting uit de rol’ staan de jongeren stil bij de rol/opdracht/verantwoordelijkheid van drie belangrijke actoren t.a.v. de media: de overheid, de journalist en de maatschappij. Op welke manier kunnen deze betrokken partijen ertoe bijdragen dat b.v. een zo groot mogelijke objectiviteit wordt nagestreefd, dat de invloed van politici op media beperkt wordt of dat bij nieuws uit het Zuiden ook zuiderse bronnen aan bod komen, …? Geen makkelijke opdracht. Het werkjaar zit er op dit moment (april 2003, nvdr) nagenoeg op. Enkel de plaatselijke slotzittingen en de Overkoepelende Slotzitting in Brussel (9 mei 2003) resten ons. De rol, de opdracht en de verantwoordelijkheid van drie belangrijke actoren in het mediagebeuren (de overheid, de journalist en de brede maatschappij) staan dan op de agenda. De Overkoepelende Slotzitting in het federale en Vlaamse parlement is het orgelpunt van het werkjaar. De resultaten van alle besprekingen worden voorgelegd aan verschillende nationale politici en experts. Het verslag van die dag kan je ongetwijfeld horen of lezen in de verschillende journaals en kranten van de dagen nadien. Mooi initiatief, maar blijft het daarbij? Gaat dit verder dan een leuk spelletje waarna de jongeren zich eventjes in de zetels van de parlementen mogen nestelen en waar politici handig gebruik van maken om samen met jongeren in beeld te komen? Een moeilijke vraag met meerdere antwoorden. Globelink is er in ieder geval van overtuigd dat de specifieke procesmatige aanpak zeker z’n sporen zal nalaten bij deze jongeren. Zij nemen vrijwillig deel aan het Scholierenparlement en leggen een heel traject af met de nodige begeleiding. Dit biedt hen de mogelijkheid om zich te verdiepen in zowel het mondiale thema als de politieke besluitvorming én op het einde van het traject uitspraak te doen over dit onderwerp. Ook voor veel politici gaat dit verder dan een public relations-moment. Natuurlijk is het leuk meegenomen dat ze in de media komen met een groots participatieinitiatief voor jongeren. Maar ze erkennen best dat hun mening mee bepaald wordt door hun aanwezigheid op dergelijke activiteiten en wat ze daar te horen
krijgen. De rechtstreekse confrontatie met jongeren en hun standpunten maken dat hun voelsprieten die dag extra gevoelig zijn.
4.3 Overheid Sommigen pleiten voor een grotere rol van de overheid. Volgens hen moet de overheid kinderen beter beschermen door controle op de programmatie (tijdstip en beoordeling) van horror en geweld. Idem voor verhuur en verkoop van video’s en spelletjes. Waarom geen ethische codes aanbrengen op beeldmateriaal? Waarom geen ‘kijkwijzer’ zoals in Nederland? Een filmkeuring opgedeeld in leeftijdscategorieën? Waarom geen jeugdjournaal? Je kan die rol van de overheid ook breder bekijken. Neem het bekende voorbeeld Radio Mille Collines: die haatradio riep in 1994 in Rwanda op tot een totaaloorlog om ‘de kakkerlakken uit te roeien’. In de aanloop naar de genocide op Tutsi’s en gematigde Hutu’s werden op de radio namenlijsten voorgelezen van wie vermoord moest worden en waar ze te vinden waren. Als men (= de overheid, de internationale gemeenschap…) die radio tijdig het zwijgen had opgelegd, en de uitzendingen vervangen had door verzoenende boodschappen, zou dat ongetwijfeld een belangrijk verschil gemaakt hebben. Nadien heeft die overheid wèl goed werk verricht, als afschrikkend voorbeeld voor de toekomst, als juridisch precedent, toen het Rwandatribunaal de verantwoordelijke directeur en een journalist tot levenslang veroordeelde. “Zonder geweer, machete of ander wapen bent u verantwoordelijk voor de dood van duizenden”, aldus het VNtribunaal.44
44
De Standaard, 04/12/2003
4.4 Wijzelf: de kijker, de lezer… Ann Morelli – auteur van het boek over oorlogspropaganda waaruit we veel concepten haalden in deel 1 van deze brochure, vat het goed samen: “Waar het op aankomt is een kritische ingesteldheid te ontwikkelen ten aanzien van de media. Daarom vind ik het zo belangrijk dat er mensen zijn die tegen de stroom durven ingaan en anders durven denken. Leve de systematische twijfel!”45 Zonder kritische houding, zonder systematische twijfel bij de lezende / TVkijkende bevolking, wordt de oorlog verklaren en oorlogvoeren des te makkelijker. De War Resisters League (WRL, de Amerikaanse sectie van de War Resisters’ International - WRI) haalde in een oproep46 in de aanloop van de recente Irak-oorlog drie historische gigantische regeringsleugens aan die de media gretig slikten, hetgeen telkens de regering toeliet de kritiekloze bevolking mee te slepen in een oorlog. In 1898 ontplofte US oorlogsschip Maine in de haven van Havana. De kapitein mocht nog zo beweren dat van een aanval geen sprake was geweest, toch beschuldigde president McKingley Spanje en verklaarde het land de oorlog. Daarin veroverden de VS de Filippijnen, Guam en Puerto Rico. Pas in 1976 (!) toonde onderzoek aan dat het schip was gezonken door een ordinaire brand in het kolenruim. In 1964 stuurde president Johnson bommenwerpers naar de Golf van Tonkin: het begin van de oorlog tegen Vietnam. Hij zei dat het om de vergelding ging van een niet-uitgelokte aanval op een Amerikaanse destroyer die op een routine patrouille was. Die aanval had echter nooit plaatsgevonden. In 1991 was het gelogen getuigenis van een 15-jarig Koeweits meisje over de ‘couveuzemoorden’ genoeg om het Congres te overhalen tot de aanval op Irak: de eerste Golfoorlog. Het meisje was ingehuurd door een reclamebureau. … en intussen kennen we de leugens van Bush en Blair over de massavernietigingswapens van Saddam… Wij hebben de pers die we verdienen, zou je met een boutade kunnen zeggen. Wie niet geïnteresseerd is in de gedetailleerde waarheid over een oorlog, over conflicten, over mensenrechten… koopt ook geen kranten of kijkt niet naar TVprogramma’s die wél investeren in het achterhalen van die waarheden. Zodat kijk- en oplagecijfers dalen, de eigenaars hun beleid aanpassen en de waarheid eronder lijdt. Het is het verhaal van de kip en het ei. Dikwijls kijken we meewarig en verwijtend naar de Amerikaanse publieke opinie, die niet in het wereldnieuws geïnteresseerd zou zijn. Of zijn het misschien de Amerikaanse media zélf die om besparingsredenen de nieuwskraan dichtdraaien? Daarover zijn de meningen zelfs tussen ‘kenners’ verdeeld47. Solidair, 30/05/2001 War Resisters League, September 2002 47 De Standaard 11-12/01/2003 45 46
De kwaliteitsmedia bereiken maar een klein deel van het Amerikaanse volk, zegt Todd Gitlin, hoogleraar aan de Journalism School van Columbia University. Hij schat dat hooguit tien miljoen Amerikanen behoefte hebben aan de feiten, achtergronden, context die de meest onderzoekende media proberen te bieden. Het zijn dezelfde gretige lezers die hun weg op Internet het best vinden. Gitlin: “Het grootste deel van het publiek heeft behoefte aan gevoelens. Zij willen zich verbonden voelen, zij willen bezorgd of woest worden gemaakt, gestimuleerd of opgevrolijkt. Dat zet media er niet toe aan meer nieuws te bieden. Feiten kunnen interessant zijn, maar er is weinig vraag naar meer begrip.” Leonard Downie, hoofdredacteur van The Washington Post, hangt een andere stelling aan dan Gitlin: “Het is een leugen dat Amerikanen niet geïnteresseerd zijn in buitenlands nieuws. Dat zeggen enkel mediadirecteurs en -eigenaars die vinden dat buitenlandse berichtgeving te veel kost. Men heeft buitenlands nieuws zo veel mogelijk uitgeknepen.'' In zijn boek somt hij op hoe de grote drie 'networks' (CBS, NBC en ABC), de tijdschriften (Time, Newsweek) en veel dagbladgroepen, maar ook CNN, de media-winnaar in de Eerste Golfoorlog, in de jaren '90 hun aanwezigheid in het buitenland drastisch hebben teruggebracht. De eigenaars van deze media eisten meer rendement. Downie's opvatting dat Amerikanen best meer over de wereld zouden willen lezen en horen, àls het hen maar werd aangeboden, vindt dan weer geen genade bij Herbert Gans, een oudgediende van de faculteit Sociologie van Columbia University. Hij keert de redenering van Downie om en is ervan overtuigd dat de media wel degelijk meer buitenlands nieuws zouden aanbieden, áls er vraag naar was. Maar die is er niet. “Dit is geen land, maar een groot continent met verre, veilige grenzen. Het nationale nieuws is voor de meeste mensen al ver weg. Wat er in Europese landen gebeurt is niet van belang voor hun dagelijks leven.” Onze conclusie: ook als voor de media zelf overwegingen van commerciële en financiële aard spelen, is het aan ons, lezers, kijkers, om interesse, aandacht, en dus ook koopkracht op te brengen, zodat er voldoende plaats ingeruimd wordt voor ‘de waarheid’ in de media, en in de eerste plaats voor die waarheid die ons in het kader van deze brochure aanbelangt: objectieve waarheid over wat er in conflicten omgaat. Indien wij als lezer/kijker al ‘capituleren’, dan moeten we het niet op de media steken… Om het met de woorden uit de rubriek ‘Was me de Pels’ van de VOS48 te zeggen: “Als we met z’n allen principieel de journaals zouden mijden tot er een einde komt aan deze verdwazing (de auteur doelt op de amusementswaarde en het lage waarheidsgehalte van de oorlogsverslaggeving in volle Irak-crisis– nvdr), als we de hoofdredacteurs van onze kranten laten weten dat we van hen geen pap meer lusten zolang ze extra bladzijden over de oorlog in Irak uitbraken die alleen maar zonde zijn voor de bomen die hiervoor moesten worden omgehakt, dan kregen we wellicht een ander nieuws. (…) Oorlog als middel om de oplage te vergroten… waar halen ze het verdomme!” 48
De VOS, april 2003
4.5 De vredesbeweging In hoofdstuk 2 hebben we reeds benadrukt dat de vredesbeweging als alternatieve mediaspeler een belangrijke bijdrage moet leveren in de strijd tegen oorlog en geweld. Via bijvoorbeeld onze War Resisters' International (WRI) stromen heel frequent betrouwbare gegevens binnen via e-mail en Internet over de toestand in conflictgebieden waar de WRI locale secties of bevriende vredesorganisaties telt. Het is de taak van de vredesbeweging om die berichten te laten doorstromen naar de media, de politici en de publieke opinie, via tijdschriften, via elektronische nieuwsbrieven, via… media-activisme. Net zoals het een taak is van de vredesbeweging om op haar manier een steentje bij te dragen in het brede probleem van de mediaopvoeding. Mediaactivisme, in de schoot van de wereldwijde antiglobaliseringsbeweging, IS een deel mediaopvoeding. Naar analogie met het gekende adagium ‘er is geen weg naar vrede – vrede IS de weg’, is de uitspraak ‘don’t hate the media – BE the media’ véél meer dan een holle slogan.
CREDO ik geloof in een rivier die stroomt van de zee naar de bergen ik vraag van de poëzie niet meer dan die rivier in kaart te brengen ik wil geen water uit de rotsen slaan maar ik wil water naar de rotsen dragen droge zwarte rots wordt blauwe waterrots maar de kranten willen het anders willen droog en zwart van koppen staan werpen dammen op en dwingen rechtsomkeert (gedicht van Remco Campert)
Bibliografie Naast de in vele voetnoten opgesomde bronnen is de hiernavolgende lectuur interessant met betrekking tot het thema Media en Geweld: De medialeugen, diverse auteurs, EPO, Papieren Tijger, 1994 Elementaire principes van oorlogspropaganda – bruikbaar bij koude, warme of lauwe oorlogen, Anne Morelli, EPO, 2003 Verborgen verleiders – hoe de media je sturen, Jaap van Ginneken, Teleac/NOT, 2000 Communicatiewetenschap, J.J. Van Cuilenburg, O. Scholten en G.W. Noomen, Dick Cutinho, 1984 Geweld Genoeg! Hoe omgaan met geweld in de leefwereld van kinderen en jongeren?’, Gie Deboutte, Jeugd & Vrede, Stichting Vredeseducatie, Pax Christi Vlaanderen, 1997. Geweld in de Media, themabrochure Vlaamse Vredesweek 1995, BDJ-Jeugd & Vrede; Pax Christi Vlaanderen Violence and the Media, Cynthia Carter and C. Kay Weaver, Cardiff University, 2003 War and Peace in the Information Age, dossier in Pace News December 2003 – February 2004, p. 11-33, London Medien und Krieg, dossier in FriedensForum, 4/2003, Duitsland
In 2003 kwamen 36 journalisten om terwijl ze hun beroep uitoefenden, 17 meer dan in 2002. Meer dan een derde van hen stief in Irak. Einde 2003 zaten in de hele wereld 136 journalisten in de gevangenis vanwege hun werk. De meeste in China (39) gevolgd door Cuba (29). Het Comité ter Bescherming van de Journalisten (CPJ) stelt vast dat sinds de aanslagen van 11 september 2001 de antiterreurwetten en de versterking van de nationale veiligheid vaker als rechtvaardiging worden ingeroepen om de persvrijheid te beknotten.