KaHo St.-Lieven Departement Industrieel Ingenieur
Opleiding Bouwkunde Lid associatie K.U.Leuven
Technologiecampus Gent Gebroeders Desmetstraat 1 B-9000 GENT Tel.: +32-9-265 86 12 Fax: +32-9-265 86 36
Master in de industriële wetenschappen: Bouwkunde Landmeten
Korte inhoud van de masterproeven
Promotie 2010
Promotoren:
M. Bekaert K. Biesbroeck H. Breesch I. De Cubber M. De Nul V. De Swaef B. Gezels R. Klein G. Kips J. Langmans P. Minne S. Pillaert F. Plasschaert R. Saey P. Van den Broeck B. Van Genechten L. Vanhooymissen K. Van Nimmen A. Versele B. Wauman
Master in de industriële wetenschappen: Bouwkunde
Voorwoord: Het Departement Industrieel Ingenieur organiseert binnen de KaHo Sint-Lieven de opleiding tot INDUSTRIEEL INGENIEUR (Master in de industriële wetenschappen). In deze brochure vindt u de beknopte inhoud van de masterproeven van de opleidingen master in de industriële wetenschappen bouwkunde en landmeten (industrieel ingenieur). De begeleiding van elk eindwerk is toevertrouwd aan leden van het docentenkorps van de KaHo Sint-Lieven, Departement Industrieel Ingenieur en aan promotoren uit het bedrijfsleven. We hopen dat deze brochure kan bijdragen tot een ruimere verspreiding van de mogelijkheden die KaHo Sint-Lieven, Departement Industrieel Ingenieur, biedt op het vlak van dienstverlening en toegepast wetenschappelijk onderzoek. Het departementsbestuur van het Departement Industrieel Ingenieur bestaat uit: ir. L. Vanhooymissen
Departementshoofd
dr. C. Van Keer Adjunct departementshoofd
ANNE DOMINIQUE EN CRAEYE KAREN METSELEN MET PU-STEENLIJM Recent werd een PU-steenlijm ontwikkeld. Deze studie wordt uitgevoerd omdat gelijmd metselwerk een hoger rendement heeft, een hogere mechanische sterkte, een snellere uitharding voor PU-schuim en PU-lijm, een vlakker oppervlak, dunnere voegen (dus minder gevaar op koudebruggen), minder bouwvocht, properder en minder vakmanschap vereist dan bij traditioneel metselen. In deze masterproef wordt een vergelijkende studie gemaakt over metselwerk gerealiseerd met verschillende soorten metselmiddelen: klassieke cementmortel, lijmmortel op cementbasis, 2 soorten 1K PU-schuim en PU-steenlijm. In dit onderzoek wordt steeds gebruik gemaakt van dezelfde referentie metselsteen, type gekalibreerde geperforeerde baksteen. De basistesten op metselwerk worden uitgevoerd: druksterkte metselwerk (NEN-EN 1052-1), buigtreksterkte metselwerk (NEN-EN 1052-2) en initiële afschuifsterkte van metselwerk (NEN-EN 1052-3). De buigtreksterkte wordt enkel op de langsvoeg getest. Deze buigtrekproefopstelling en de initiële afschuifproefopstelling werden zelf ontworpen. Naast de bepaling van deze mechanische eigenschappen, wordt ook het economische rendement van de metselmiddelen berekend. De proefresultaten voldoen aan de minimaal vooropgestelde eisen volgens Eurocode 6: ontwerp en berekening van constructies van metselwerk. Om een eenduidig besluit te trekken bij de vraag welk metselmiddel het beste scoort, zou er echter een grotere steekproef genomen moeten worden. Wegens het confidentieel karakter van deze masterproef wordt de tekst niet bewaard in de centrale mediatheek. Voor meer info contacteer
[email protected]
AUDENAERT NATHALIE NATUURLIJKE VENTILATIE BIJ PASSIEFGEBOUWEN Woningen volgens de passiefhuisstandaard zijn doorgaans voorzien van mechanische ventilatie met warmteterugwinning. Het doel van de masterproef is te onderzoeken of een natuurlijk ventilatiesysteem een mogelijke alternatieve oplossing is in een passiefhuis, rekening houdend met de grenswaarde van 15kWh/m²a voor de warmtevraag. Dit wordt getest aan de hand van een bestaande passiefwoning uit De Pinte. De masterproef spitst zich toe op de energetische vraagstelling. Natuurlijke ventilatiesystemen met en zonder warmteterugwinning worden bestudeerd. De warmtevraag van de modelwoning wordt berekend met de statische maandelijkse berekeningsmethode PHPP. PHPP controleert de passiefhuis-eisen. De ventilatiedebieten worden berekend met Contam, een multizone infiltratie- en ventilatiesimulatiemodel. Uit resultaten blijkt dat zonder warmteterugwinning de grenswaarde pas behaald wordt wanneer er een onrealistische dikte extra isolatiemateriaal geplaatst wordt. Voor een systeem met warmteterugwinning wordt een warmtevraag van 20kWh/m²a tot 25kWh/m²a bekomen, afhankelijk van het rendement. Natuurlijke ventilatie is dus niet geschikt voor deze passiefwoning.
1…
BEHETS PIETER
KEUZEBEPALING TECHNISCHE UITRUSTINGEN VOOR EENGEZINSWONINGEN IN FUNCTIE VAN OPTIMALE ENERGIEPRESTATIE
Deze studie heeft als doel een economische analyse te maken omtrent investeringen in technische uitrustingen voor lage-energiewoningen. Dit gebeurt in samenwerking met het bedrijf HBB, dat klanten optimaal wenst te informeren en een zo correct mogelijk economisch verwachtingspatroon voor de toekomst wil geven. Om dit te realiseren is een rekentool opgesteld waarmee de energieprestatie en eindenergieverbruiken van de woning nauwkeurig berekend worden. Op basis van deze gegevens wordt voor alle technische uitrustingen een LCCA (Life Cycle Cost Analysis) opgesteld. Hierbij wordt rekening gehouden met de evolutie van economische parameters zoals de energieprijs, inflatie, intrest, …. Als referentie voor het bepalen van de meerinvestering, terugverdientijd en netto huidige waarde (NPV) wordt een condensatieketel op aardgas gekozen. Zowel voor een hoge als een lage prijsevolutie wordt een zonneboiler het snelst terugverdiend. De NPV ligt daarentegen tot twee maal hoger wanneer er voor een warmtepomp gekozen wordt. Indien er geen subsidies zouden toegekend worden is een zonneboiler zelfs bijna verlieslatend in geval van een lage prijsevolutie. Deze studie moet elke klant een totaalbeeld geven van zijn investering op lange termijn. Afhankelijk van de mogelijkheden en persoonlijke voorkeuren kan op deze manier makkelijker overwogen worden of het investeren in een duurdere installatie op termijn rendabel is.
BOSMANS JASPER EN HEREMANS STEFFEN STABILITEITSSTUDIE VAN EEN BETONSTRUCTUUR Er werd een stabiliteitsstudie uitgevoerd van een betonnen appartementsgebouw. De residentie bevindt zich in de Lippenslaan in Knokke en bestaat uit 7 verdiepen waarvan de 2 bovenste een duplex vormen. De andere 5 verdiepen zijn typeverdiepen die telkens uit 2 appartementen bestaan. Het gelijkvloers is een commerciële ruimte. Hieronder zijn er 2 kelderverdiepen die als parking en opslagruimte fungeren. Het eindwerk bestaat uit nazichtberekeningen die in samenwerking met het ingenieursbureau Fraeye & partners werden verricht. In eerste instantie werd er een lastendaling uitgevoerd. Vervolgens is er over gegaan naar de eigenlijke berekening van verscheidene elementen zoals vloerplaten, balken, ingebetonneerde liggers en kolommen. Nadat deze facetten berekend werden, is er begonnen aan de kraanfundering en de hybride fundering die bestaat uit een funderingsplaat, een paalgroep en secanswanden. Ten laatste werd ook de horizontale stabiliteit t.g.v. wind nagekeken. Alle calculaties werden gedaan met een rekenprogramma, zodat bij het aanpassen van een last of een parameter uit een formule de resultaten zich mee aanpassen. De resultaten van de controleberekening bleken een vrij goede overeenkomst te vertonen met de oorspronkelijke resultaten die gevonden werden door het hierboven vernoemde studiebureau. Als er zou moeten gedimensioneerd worden op basis van de nazichtberekening zou dit voor alle elementen gelijkaardige dimensies opleveren.
2…
BREYNE EMMA EN LENAERTS PETER UITWERKEN VAN WORKFLOW-PROCESSEN BIJ ACTIEVE WONINGEN Het doel van deze masterproef is het ontwerpproces, de uitvoering en de ingebruikname van een actieve woning, ook omschreven als een energieneutrale of energieleverende woning, te analyseren en om te zetten in workflow-processen. Hiermee wordt geprobeerd om de efficiëntie bij het bouwproces en ontwerp van een actieve woning te verhogen en de complexiteit te verlagen. De processen worden opgesteld volgens de ‘Business Process Modeling Notation’ of kortweg, de BPMN-notatie. Er gebeurde hiervoor een intensieve literatuurstudie over het bouwproces, passieve gebouwen en de discussie omtrent actieve gebouwen. Verder zijn er ook contacten geweest met personen die nauw bij het bouwproces van passieve woningen betrokken zijn. Het resultaat betreffen workflow-processen waarin wordt weergegeven welke taken in welke volgorde moeten uitgevoerd worden en waarin elke taak wordt verduidelijkt aan de hand van een omschrijving. Voorafgaand aan de workflow-processen werd ook een duidelijke definitie voor een actieve woning opgesteld. De omschrijvingen werden opgemaakt vanuit het energetische standpunt waardoor kennis van het bouwproces vereist is om de processen te interpreteren of toe te passen. Omdat elk bouwproces anders is vormen de workflow-processen bovendien enkel een leidraad, ze moeten steeds aangepast worden naargelang de specifieke situatie.
3…
BRUGGEMAN STIJN EN DECLERCK PIETER STUDIE VAN MENS-GEÏNDUCEERDE TRILLINGEN OP EEN VOETGANGERSBRUG IN EEKLO Steeds meer voetgangersbruggen bieden onvoldoende comfort aan de gebruiker omdat ze te veel trillen onder invloed van voetgangersbelasting. Doordat moderne voetgangersbruggen steeds lichter, slanker en complexer worden en de overspanningen steeds stijgen, dalen de eigenfrequenties. Wanneer deze binnen het bereik van de stapfrequentie van de voetgangers vallen kan resonantie optreden waardoor de brug aan het trillen gaat. Er zijn 2 ontwerpgidsen (Sétra en HiVoSS) die het mogelijk maken al van bij het ontwerp een beoordeling te maken van het dynamisch gedrag van een voetgangersbrug. Alleen zijn er een aantal onzekere parameters (binnen het ontwerp en binnen de gidsen) die de resultaten sterk kunnen beïnvloeden. De doelstelling van dit eindwerk is aan de hand van een case study, een voetgangersbrug in Eeklo, de onzekere parameters die de grootste invloed hebben op de resultaten van deze ontwerpgidsen te identificeren. Elke onzekere parameter wordt onderzocht ten opzichte van een basismodel zodat de nieuwe resultaten vergeleken kunnen worden met de resultaten uit het basismodel. Daarna worden de invloed van alle parameters met elkaar vergeleken om zo de belangrijkste te identificeren. De belangrijkste parameters zijn de modellering van de steunpunten en de bepaling van de demping. Omdat het nu net die parameters zijn waarop de grootste onzekerheid bestaat, maakt dit dat het niet eenvoudig is een goede beoordeling te geven van de voetgangersbrug. Steeds meer voetgangersbruggen bieden onvoldoende comfort aan de gebruiker omdat ze te veel trillen onder invloed van voetgangersbelasting. Doordat moderne voetgangersbruggen steeds lichter, slanker en complexer worden en de overspanningen steeds stijgen, dalen de eigenfrequenties. Wanneer deze binnen het bereik van de stapfrequentie van de voetgangers vallen kan resonantie optreden waardoor de brug aan het trillen gaat. Er zijn 2 ontwerpgidsen (Sétra en HiVoSS) die het mogelijk maken al van bij het ontwerp een beoordeling te maken van het dynamisch gedrag van een voetgangersbrug. Alleen zijn er een aantal onzekere parameters (binnen het ontwerp en binnen de gidsen) die de resultaten sterk kunnen beïnvloeden. De doelstelling van dit eindwerk is aan de hand van een case study, een voetgangersbrug in Eeklo, de onzekere parameters die de grootste invloed hebben op de resultaten van deze ontwerpgidsen te identificeren. Elke onzekere parameter wordt onderzocht ten opzichte van een basismodel zodat de nieuwe resultaten vergeleken kunnen worden met de resultaten uit het basismodel. Daarna worden de invloed van alle parameters met elkaar vergeleken om zo de belangrijkste te identificeren. De belangrijkste parameters zijn de modellering van de steunpunten en de bepaling van de demping. Omdat het nu net die parameters zijn waarop de grootste onzekerheid bestaat, maakt dit dat het niet eenvoudig is een goede beoordeling te geven van de voetgangersbrug.
BRYSSE MAARTEN MENSGEÏNDUCEERDE TRILLINGEN VAN VLOERPLATEN De doelstelling van deze masterproef is het bestaande programma dat de trillingscontrole voor de belasting met wandelende personen uitvoert bij laagfrequente vloeren uit te breiden voor hoogfrequente vloeren. Dit programma komt tegemoet aan de gebrekkige normgeving over de trillingscontrole in de Eurocodes. De theorie waarop dit programma zich baseert komt uit de gids ‘A design Guide for Footfall Induced Vibration of Structures’ (2006) van WILLFORD, M.R. & YOUNG P. Door de berekeningen ook met de hand uit te rekenen werd bewezen dat het programma de dynamische analyse van hoogfrequente vloerplaten correct benadert. Het zwakke punt van dit programma is echter dat er veel werk kruipt in het inladen van de modale parameters. Indien dit programma in de toekomst kan geïmplementeerd worden in eindige elementen pakket dan zou het een uitstekende tool zijn om de dynamische analyse van vloeren uit te voeren zodat men de vloer nog kan aanpassen in de ontwerpfase indien deze niet zou voldoen aan de comforteisen gesteld op het vlak van mensgeïnduceerde trillingen.
4…
CASSIMAN ROBBRECHT EN HOLDERBEKE FREDERIK
ANALYSE VAN KOEL- EN WARMTEVRAAG IN PASSIEFSCHOLEN: VERGELIJKING STATISCHE EN DYNAMISCHE BEREKENINGSMETHODE
Voor het verkrijgen van een passiefhuiscertificaat moet een Vlaams schoolgebouw aan bepaalde criteria voldoen. Het behalen van deze criteria moet aangetoond worden met de PHPP- software (Passiefhuis ProjecteringsPakket), een statische maandelijkse berekeningsmethode gebaseerd op de energiebalansmethode volgens NBN EN ISO 13790. Hiervoor zijn voor de berekening van scholen nieuwe randvoorwaarden ontwikkeld. Het doel van deze masterproef is de statische berekening van de netto koel- en warmtevraag in PHPP, met ingang van deze nieuwe randvoorwaarden, te vergelijken met een dynamische berekening in TRNSYS (TRaNsient Systems Simulation). Hiervoor wordt een model gebruikt dat gebaseerd is op een ontwerp van een passiefschool, gelegen te Bocholt. Aan de hand van een aantal scenario’s wordt voor dit model de impact van schaduw op de koel- en warmtevraag in beide programma’s bestudeerd. Wanneer er geen schaduw in rekening is gebracht wordt de warmtevraag in PHPP tot 3 keer te hoog geschat, de koelvraag wordt ongeveer correct geschat. Bij het in rekening brengen van alle schaduwobjecten wordt de warmtevraag 40% te hoog geschat, de koelvraag wordt 60% overschat. De warmtevraag wordt overschat omdat de warmtewinsten over de hele maand gespreid worden, en omdat de gemiddelde binnentemperatuur niet gelijk is aan de werkelijke binnentemperatuur. De koelvraag wordt correct geschat zolang er voor de zonnewinsten vergelijkbare resultaten verkregen wordt. Door meer schaduwgevende objecten in rekening te brengen zal PHPP de zonnewinsten overschatten, en dus ook de koelvraag. Wegens de overschatting van de energiebehoefte en het onnauwkeurig bepalen van de impact van de schaduw op zonnewinsten in PHPP, is een dynamische berekening niet overbodig bij het ontwerpen van een passiefschoolgebouw.
CATRY PIETER EN VANDERSTRAETEN HANNES BENCHMARKS OF COLD FORMED PROFILES Deze thesis handelt over koudgevormde profielen. Eerst werd het toepassingsdomein besproken om daarna wat dieper in te gaan op de theoretische achtergrond. Manuele berekeningen voor een U-profiel, C-profiel en S-profiel werden uitgevoerd op basis van de gesimplificeerde en alternatieve methode beschreven in EN 1993-1-3. Dit zowel voor de profielen onder druk als onder buiging. Na controle met SCIA van onze handberekeningen werden 5-profielen per soort ingevoerd. Zo kon een vergelijkende studie gemaakt worden tussen de 2 methodes. De effectieve eigenschappen van de alternatieve methode waren afhankelijk van de slankheid van het maatgevend lijf en van de geometrische eigenschappen van het profiel. Bij doorsneden onder druk kwam de gesimplificeerde methode als beste uit de resultaten voor C- en S-profielen, ongeacht het maatgevend element. Voor U-profielen verschilde de conclusie naargelang de flens of lijf maatgevend was. Bij buiging waren de resultaten quasi dezelfde voor elke methode, maar geen van beide methoden kwam als beste uit de resultaten.
5…
CHRISTIAENS LIEN EN DE CUYPER STEVEN HANDLEIDING TOT DUURZAME BOUWPROJECTEN IN HET ZUIDEN Het doel van deze thesis is vrijwilligersorganisaties te behoeden voor het falen van hun project. Met deze thesis wordt gepoogd hen hiervoor een basishandleiding aan te bieden. Tijdens het opstellen van een projectplan kwam het belang van een goede voorbereiding naar voor. Deze voorbereiding wordt ingevuld door het toepassen van Project Cycle Management (PCM). Deze methode wordt volledig beschreven en toegepast. Ook de stappen volgend op de voorbereiding worden aangehaald. Door zijn grondige analyses betreffende de huidige probleemsituatie zorgt PCM ervoor dat er uitvoerig rekening gehouden wordt met het sociale aspect rondom het project. Dit, in combinatie met het resulteren in een nauwgezette planning, maakt van deze tool de ideale methode om een bouwkundig ontwikkelingsproject succesvol te maken.
CNUDDE BERT EN VAN HAUTE STIJN HET GEBRUIK VAN LANDBOUWGRONDSTOFFEN IN FUNCTIE VAN HET BIO-ECOLOGISCH BOUWEN Vibe vzw heeft een onderzoek gestart inzake de mogelijkheid om nieuwe bouwmaterialen te vervaardigen met land- en bosbouwproducten uit Vlaanderen. Ons eindwerk bestaat erin om te achterhalen of er voldoende afvalstromen van hout, papier, vlas en textiel beschikbaar zijn om bouwmaterialen mee te maken. Hierbij worden een aantal productieprocessen in kaart gebracht waarna onderzocht wordt of deze processen kunnen ingezet worden voor andere toepassingen. Naast een literair onderzoek zijn er gesprekken gevoerd bij een aantal bedrijven en federaties die hierin een beter inzicht hebben. Als conclusie kan worden vastgesteld dat de markt voor hout, papier en vlas verzadigd is maar dat er nog een overschot is aan lompen waarvan een nieuwe afzet wordt gezocht.
6…
CNUDDE WOUTER EN SWANKAERT THOMAS EVALUATIE VAN PASSIEVE KOELING IN HET POLITIEKANTOOR SCHOTEN Het politiekantoor te Schoten (België), dat sinds eind september 2008 in gebruik is, is een laag energie kantoorgebouw met een K-peil van K24 en E-peil van E55. De kwaliteit van de binnenlucht en het thermisch comfort wordt gegarandeerd door natuurlijke ventilatie, buitenzonwering, thermische massa en passieve koeling door natuurlijke nachtventilatie (NNV). Het openen van gemotoriseerde klapvensters in de gevel en de dakvensters in de 4 verschillende atria zorgen voor een schouweffect. In deze masterproef wordt een evaluatie gemaakt van het energieverbruik, thermisch zomercomfort en de werking van de natuurlijke nachtventilatie, de hygiënische dagventilatie en de zonwering. Hierbij zullen bijna alle flexibele werkruimtes en enkele kantoorruimtes bekeken worden. Door programmeurtechnische fouten zal slechts en korte periode, van 14 tot 20 augustus, geëvalueerd worden. Om de 5 of 10 minuten worden de temperatuurgegevens en gegevens betreffende het openen en sluiten van de klapvensters gelogd in het gebouw beheersysteem. Het zomercomfort wordt geëvalueerd a.d.h.v. de temperatuuroverschrijdingen (TO) per werkdag en werkweek en de adaptieve temperatuurgrenzen. De werking van de technieken wordt geëvalueerd door het analyseren van het openen en sluiten van de klapvensters. Uit de resultaten blijkt dat het gebouw een goed thermisch zomercomfort heeft. De gebruiker zal hierop, door het manueel openen van de klapvensters tijdens hete zomerdagen, een grote impact hebben. Bij nachtelijk onweer is gebleken dat de sturing van de klapvensters tijdens de NNV onregelmatig werkt. Ook worden, tijdens de NNV, de klapvensters regelmatig geopend bij het niet voldoen aan de verschillende voorwaarden. De nachtelijke temperatuursval is laag omwille van de grote thermische warmtecapaciteit van de gebouwstructuur maar zorgt toch voor voldoende koeling. Op vlak van het energieverbruik werd aangetoond dat het elektriciteitsverbruik met 82,8 kWh/m²jaar ver boven de vooropgestelde streefwaarde van 50 kWh/m²jaar ligt. Uit deze masterproef kan tenslotte besloten worden dat het kantoorgebouw een aangenaam binnenklimaat kan garanderen tijdens warmere zomerperiodes. Door het aanpassen van de regeling betreffende de klapvensters en een meer gecontroleerd ingrijpen van de gebruiker zal het thermisch zomercomfort ook tijdens hete zomerdagen kunnen gegarandeerd worden.
DE BOCK JORIS EN SPELEMAN JASPER ONTWIKKELING VAN EEN AKOESTISCHE ISOLATIEPLAAT OP BASIS VAN HENNEP EN CELLULOSE De ontwikkeling van een akoestische isolatieplaat uit hennepscheven en cellulose kadert in enkele hedendaagse tendensen, zoals het belang van akoestisch comfort en het stijgend milieubewustzijn. De bedoeling is om, na het ontwikkelingsproces, proefondervindelijk een geheel van technische gegevens te verzamelen zodat de praktische toepasbaarheid van de plaat kan ingeschat worden. Tot de uitgevoerde proeven behoren een samendrukbaarheidsproef, een indicatieve brand- en vochtabsorptieproef, een labobepaling van de warmtegeleidingscoëfficiënt en de geluidsabsorptiecoëfficiënt, en een theoretische benadering van de geluidsverzwakkingsindex. De testen tonen aan dat de akoestische absorptie stijgt bij een dalende dichtheid van de plaat. Bij de mechanische eigenschappen is echter een omgekeerde trend merkbaar. Een goede balans tussen consistentie en absorptie levert een plaat op die zeker toekomstperspectieven biedt.
7…
DE KOONING QUINTEN EN DEPREEUW DRIES DE INVLOED VAN VENTILATIE OP HET RENDEMENT VAN ZONNEPANELEN De vraag naar zonnepanelen kent de laatste jaren een ongeziene groei. De bevestiging van de panelen op een hellend dakvlak kan op twee manieren gebeuren: enerzijds geïntegreerd in het dakvlak, anderzijds in opbouw op een drager bovenop het dakvlak. Het doel van deze masterproef is het verschil in rendement tussen deze twee types zonnepanelen te begroten. Aan de hand van een uitgebreide literatuurstudie werd de volledige warmtebalans rondom het zonnepaneel ontleed. Op basis van deze bevindingen werd vervolgens een poging ondernomen om deze temperatuur en zijn invloedsfactoren te bepalen aan de hand van een model. Door proefondervindelijke metingen op een testdak, waar beide bevestigingssystemen werden toegepast, werd er een verschil in opbrengst van 2,7% opgemeten. Dit resultaat ligt in de verwachtingen, daar in meerdere literatuur een verschil van 3% werd teruggevond
DERMUL TIM EN DEVRIESE TEIS ONTWERP EN BOUW VAN EEN PROEFOPSTELLING VOOR HET METEN VAN DE LUCHTDICHTHEID VAN MATERIALEN – TOEPASSING: 1K POLYURETHAANSCHUIM In deze masterproef wordt onderzocht of polyurethaanschuim de luchtdichtheidsfunctie kan opnemen bij het opspuiten van de voeg tussen metselwerk en buitenschrijnwerk. Aan de hand van een zelf ontworpen proefopstelling wordt het luchtverlies bij verschillende voegdimensies en verschillende soorten schuim getest. De voeglengte, voegdimensies en aantal hoeken maken deel uit van het onderzoek. Een voeg van 20x90mm (BxD) geeft een verbetering van luchtdichtheid met een factor 10 ten opzichte van een voeg van 40x30mm. Wanneer het aantal hoeken van 42 naar 8 teruggebracht wordt (bij dezelfde dimensies), dan wordt een verbetering opgemerkt met een factor 3,20. Er kan dus duidelijk besloten worden dat de uitvoering (ervaring in opschuimen) en de voegdimensies de belangrijkste oorzaken zijn van luchtlekken en daar dus extra aandacht wordt vereist.
DE SAEGHER PIETER EN HALEYDT KEVIN BEREKENEN VAN EEN VOORGESPANNEN BRUG IN BETON Het opzet van deze thesisopdracht bestaat erin een nacalculatie uit te voeren van een ecoduct gelegen te Wuustwezel. De scriptie handelt over de berekening van de voorgespannen kokerbalkbrug en de studie van enkele details. Na de studie van de aangrijpende lasten op de brug wordt de lastenverdeling opgesteld aan de hand van de methode van Guyon-Massonnet-Barès en verschillende softwaremodellen. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de wiskundige benadering nauw aansluit bij de gemodelleerde versies. Uit deze resultaten worden de benodigde hoeveelheden voorspan-, langs- en dwarskrachtwapening berekend, waarna de eindblokken, de afschuiving in de ligger en het oplegtoestel in detail bekeken worden.
8…
DESMET BRECHT
COMPUTERMODELLERING VAN HET INERT SKELET VOLGENS DEWAR EN VAN DE BETONSAMENSTELLING VOLGENS DAY
De bedoeling van dit eindwerk was de implementatie van 2 verschillende thoerieën (de theorie van Day en de theorie van Dewar) in het programma ‘Mix Design’. Deze theorieën richten zich op de samenstelling van een inert skelet en daarop aansluitend ook op de betonsamenstelling. Met behulp van Visual Basic 6.0 werd voor beide methodes een ‘Form’ ontworpen. Deze zijn zo goed als gebruiksklaar in het programma geplaatst. Uiteindelijk kunnen beide methodes vergeleken worden en kan gekeken worden in welke situaties de theorieën al dan niet toepasselijk zijn. Het blijkt positief te zijn om deze twee methodes van betonsamenstelling naast elkaar te gebruiken, zodat een ruimer beeld kan geschetst worden van de eigenschappen van het beton.
DESIMPELAERE LAURA EN VERSTRAETE MELISSA INTEGRATIE VAN BIM BIJ HET WERKEN MET DYNAMISCHE SOFTWARETOOLS VOOR DE BEPALING VAN DE ENERGIEPRESTATIE VAN EEN PIRAMIDALE CONSTRUCTIE In deze thesis worden de mogelijkheden van BIM, Building Information Modeling, onderzocht. BIM probeert op één gebouwmodel zoveel mogelijk toepassingen te enten. Dit model wordt hiervoor uitgewisseld tussen verschillende dynamische softwaretools om er analyses op los te laten. Om deze uitwisselbaarheid te evalueren, wordt de energieprestatie van een piramidale constructie bepaald, geëvalueerd en waar nodig bijgestuurd. Vooraleer de energieprestatie te bepalen, worden er drie prestatiecriteria behandeld, namelijk licht, ventilatie en verwarming. De studie omtrent de piramidale constructie gebeurt op basis van verschillende vereenvoudigde modellen. Dit is noodzakelijk aangezien werken met één BIM-model nog niet volledig op punt staat. Bij het exporteren van het BIM-model naar andere software tools is het gecreëerde bestand vaak zodanig zwaar dat het uitvoeren van analyses niet probleemloos verloopt. Er kan besloten worden dat het nog niet lukt om alle informatie van alle disciplines in alle bouwfases in één model op te slaan en daarmee simultaan te werken.
9…
DESMET KOEN
INVLOED VAN LIGNOSULFONAAT EN POLYCONDENSAAT VAN GESULFONEERDE MELAMINE FORMALDEHYDE OP DE VERWERKBAARHEID EN DE BINDING VAN PORTLANDCEMENT
Dit eindwerk heeft tot doel de invloed van lignosulfonaat en polycarbonaat van gesulfoneerde melamine formaldehyde op de verwerkbaarheid en de binding van Portlandcement te onderzoeken. Om een antwoord te vinden op dit probleem wordt een literatuurstudie en een experimenteel onderzoek uitgevoerd op twee cementsoorten nl. CEM I 52,5 R HES grijs en CEM I 52,5 R LA wit. De verwerkbaarheid van de cementpasta met toevoeging van hulpstoffen wordt nagegaan door middel van de Funnel-proef en de uitvloeitest. De binding en verharding wordt gemeten met het Vicat toestel, de bindingstijden met het automatische Vicat-apparaat. De proeven tonen aan dat melamine effectiever is voor de waterreductie (vooral bij CEM I 52,5 R HES grijs) en beïnvloedt vooral het begin van de binding (treedt later op) door in te werken op de C3A hydratatiefase. Lignosulfonaten hebben een grotere affiniteit voor de C3A-mineralen, wat onrechtstreeks ook een vertragend effect heeft op de hydratatie van C3S. Ook de aanwezige organische materialen vertragen de binding en verharding .De toegevoegde hulpstoffen veranderen de verwerkbaarheid bijna niet bij CEM I 52,5 R LA wit. Door het lagere sulfaatgehalte van deze cementsoort gaat de grotere hoeveelheid aanwezige C3A vooral reageren met de sulfonaatgroep van de hulpstoffen.
DE VIS MAARTEN
ONDERZOEK NAAR LOKALE ENERGIEVERLIEZEN IN INSPECTIEPUTTEN EN SEDIMENT IN RIOLERINGSBUIZEN
Het doel van dit eindwerk bestaat erin om lokale energieverliezen in inspectieputten te begroten en het effect van sediment na te gaan in een rioleringsnetwerk. Hiervoor worden er een aantal berekeningsmethodes gehanteerd en wordt er een blik geworpen op de resultaten van reeds gedane proeven in de literatuur. De lokale verliezen kunnen begroot worden volgens een analoge berekeningsmethode in InfoWorks CS. Sediment in onze streken is weinig cohesief en zal bijgevolg weinig invloed hebben op de ruwheid van buizen. De dikte van de sedimentlaag daarentegen zal wel een sterke impact hebben op de watersnelheid en de capaciteit van de buizen. Lokale ladingsverliezen in putten kunnen dus niet zomaar verwaarloosd worden. Ze worden immers steeds groter naarmate de bocht groter wordt die het stromende water moet nemen in een put. Hierdoor wordt het water opwaarts opgestuwd en zal de waterlijn hoger komen te liggen dan men vroeger vermoedde. Een toenemende sedimentlaag doet de capaciteit van een buis dalen en zal zo ook de waterlijn doen stijgen. Beide fenomenen kunnen leiden tot wateroverlast op de straten en moeten dus bij het ontwerp nauwlettend in het oog worden gehouden.
10…
DE VUSER CÉDERIC EN SEGERS AN
EVALUATIE EN VERBETERING VAN HET THERMISCH ZOMERCOMFORT IN WOON- EN ZORGCENTRUM SINT-JOZEF
In het kader van de Cera-award kwam de vraag van woon- en zorgcentrum Sint-Jozef te Moerzeke om een oplossing te zoeken voor het probleem van oververhitting in de cafetaria, de bijhorende dienstkeuken en in de afwasruimte. Een oplossing met ijswaterkoeling werd voorgesteld door een installateur, maar werd afgewezen wegens de te grote kostprijs. Het doel van deze masterproef is dan ook te onderzoeken of de criteria die door de norm geadviseerd worden betreffende het zomercomfort gehaald kunnen worden met (economisch verantwoorde) passieve koeltechnieken. Om een beeld te krijgen van het oververhittingprobleem werd in de zomer van 2009 (04/08/2009 – 30/09/2009) de binnentemperatuur in de 3 bovenstaande ruimtes elke 5 of 8 minuten (afhankelijk van het toestel) gemeten en opgeslagen. Daarnaast werden de binnentemperaturen berekend met het dynamisch simulatieprogramma TRNSYS. De berekende temperaturen worden vergeleken met en afgestemd op de gemeten waarden. De hoofdoorzaken van oververhitting blijken een combinatie van het ontbreken van een correcte regeling van de ventilatie, te veel zonnewinsten en te grote interne warmtewinsten. In TRNSYS werd vervolgens het effect van verschillende passieve maatregelen op het thermische zomercomfort getest: plaatsing nieuwe vaatwasmachine, vaste horizontale zonwering, automatisch gestuurde zonnescreens, zonwerende folie, automatische sturing ventilatie, opening doorgeefluik en opening koepel. Hierbij zijn de nieuwe vaatwasmachine, de zonwering en de automatische sturing van de ventilatie het meest effectief. In alle ruimtes verbetert het comfort zeer sterk, maar het criterium van maximaal 5% overschrijdingen tijdens de gebruikstijd wordt nergens effectief gehaald (cafetaria 8,78%, dienstkeuken 44,44%, afwasruimte 10,17%). Moest er echter over de volledige zomerperiode gekeken worden (01/05/2009 – 31/10/2009), dan zouden de overschrijdingspercentages voor de cafetaria en de afwasruimte waarschijnlijk dalen tot de gevraagde 5%. In de cafetaria en in de afwasruimte kan men besluiten dat passieve koelmiddelen volstaan. In de dienstkeuken dringt actieve koeling zich op om een goed zomercomfort te garanderen. De bekomen richtprijzen liggen wel meer dan de helft lager dan kostprijs van de oorspronkelijke studie. De maatregelen kunnen ook in verschillende stappen uitgevoerd waardoor het financieel haalbaar is voor het rusthuis.
DE WITTE FRANCIS EN KIEKENS JOERI
EXPERIMENTELE ANALYSE VAN DE BIJDRAGE VAN ISOLATIEMATERIALEN EN WINDSCHERMEN TOT DE GLOBALE LUCHTDICHTHEID VAN LAGE ENERGIEWONINGEN Het doel bestaat uit het testen van de luchtdoorlatendheid van de verschillende materialen die bijdragen tot de luchtdichtheid van een wand van een lage energiewoning, namelijk houtderivaten en isolatiematerialen. Meer specifiek wordt verder nog bekeken wat de relatieve invloed is van isolatie op de luchtdichtheid van een wand. Voor het uitdrukken van de luchtdichtheid van de materialen werd het specifiek luchtlekdebiet en permeabiliteit K (m²) gebruikt,respectievelijk af te leiden uit de power law en de wet van Darcy. Deze konden bekomen worden uit pressurisatietesten waarvoor twee testkasten ontworpen werden. Resultaten gaven aan dat houtderivaten veel luchtdichter zijn dan isolatiematerialen waardoor deze bijgevolg ook gebruikt worden als luchtdicht scherm in passiefhuizen. De invloed van isolatiematerialen op de luchtdichtheid van een wand, die geen lekken of spleten bevat, is verwaarloosbaar. Zijn er wel spleten of gaatjes in de wandopbouw dan kan het isolatiemateriaal een aanzienlijke bijdrage leveren tot de luchtdichtheid van de wand.
11…
D'HERTOGE WARD EN ROELS WOUTER
THERMISCHE ISOLATIE VOLGENS DE NIEUWE REGELGEVING TOEGEPAST OP LICHTE VOORHANGGEVELS
Vanaf Januari 2010 verstrengt de EPB-regelgeving, ondermeer de U-waarde eis van buitenmuren verlaagt tot een Umax van 0,4 W/m²K. Later (vanaf 2011 ) zal het ook verplicht zijn om koudebruggen in het E-peil in te rekenen. De verlaagde U- waarde, impliceert dat de isolatiediktes zullen toenemen. En om de transmissieverliezen te beperken is er nood aan een goede detaillering van de bouwknopen. In deze masterproef wordt nagegaan hoe deze veranderingen zich uiten, concreet toegepast op lichte voorhanggevels. Om de vereiste isolatiedikte te berekenen werd er een onderverdeling gemaakt in de verschillende gebruikelijke draagstructuren. Grotere isolatiediktes, van 10cm en meer, zullen gebruikelijk worden en kunnen in de meeste draagstructuren geïntegreerd worden. De koudebruggen (de nu zogenaamde bouwknopen) werden bekeken volgens het huidig voorliggende EPB toelichtingsdocument, hierbij werd de detaillering telkens getoetst aan de basisregels voor EPBaanvaarde bouwknopen. Om aan de EPB-voorschriften te voldoen, werd de detaillering van bepaalde bouwknopen aangepast.
FIERS STEVEN
COMPRESSIBLE PACKING MODEL – THEORETISCHE UITWERKING EN PRAKTISCHE TOEPASSING IN BÉTONLABPRO De klemtoon van dit eindwerk ligt op de praktische studie van enkele granulatenmengsels die werden opgenomen in het programma ‘Bétonlabpro’. De simulaties met dit programma resulteren in geoptimaliseerde betonsamenstellingen, waarvan voornamelijk de druksterkte (na 7, 28 en 90 dagen), verwerkbaarheid en temperatuursontwikkeling in de kern van het beton getoetst worden aan de resultaten van ‘Bésix’. Ongeveer alle simulaties zijn identiek aan de resultaten van ‘Bésix’. Voor wat betreft de druksterktes van kubussen jonger dan 28 dagen, gaf het programma kleinere waarden aan. Dit komt omdat er werd uitgegaan van karakteristieke druksterktes. De hoge mate van consistentie tussen de bevindingen van ‘BétonlabPro’ en ‘Bésix’ duiden op de betrouwbaarheid van het programma.
12…
GEERTS LEVI EN SNOECK MATTHIEU
VERANKERING VAN DAKBEDEKKINGSMATERIALEN VOLGENS EUROCODE 1 (NBN EN 1991-1-4) – OPSTELLEN VAN EEN ALGEMEEN BEREKENINGSPROGRAMMA VOOR ZADELDAK, SHEDDAK, BOOGDAK, NOORDBOMENDAK Deze masterproef heeft als doel een computerprogramma te ontwikkelen dat het aantal verankeringen van dakpannen berekent voor verscheidene daktypes. Deze berekening gebeurt op basis van Eurocode 1 (NBN EN 1991-1-4) en de Technische Voorlichting 239-1 van het WTCB. Het ontwikkelen van deze software heeft tot doel om de complexe materie van windeffecten op daken te vertalen in een gebruiksvriendelijke rekentool. Zodoende kunnen architecten, aannemers en bouwheren zelfstandig correcte berekeningen uitvoeren voor de meest voorkomende situaties, hetgeen moet leiden tot een daling van de vele schadegevallen door loskomende dakpannen. De software voorziet een berekening aan de hand van diverse parameters voor de verschillende daktypes. De parameters zijn van die aard dat enkel kennis van de gebouwdimensies, de gebruikte dakpan en het omliggende terrein verreist is. Nadat een berekening werd uitgevoerd, kan de gebruiker de resultaten opslaan en afdrukken. De resultaten worden in de software zowel op een tekstuele als grafische manier getoond. Een afdrukbaar rapport maakt het voor de uitvoerende vakman gemakkelijk om de resultaten in situ te gebruiken. Een begeleidende nota verklaart de gebruiks- en plaatsingsvoorwaarden. Het product van deze thesis is een gebruiksvriendelijke rekentool voor de bouwprofessioneel. De eenvoud en grote toepasbaarheid van deze software maakt dat een groot publiek kan bereikt worden en dat de bestaande normering in de praktijk verder ingeburgerd wordt.
HANTSON DORINE
GEDRAG VAN PORTLANDCEMENT IN COMBINATIE MET WATERREDUCERENDE HULPSTOFFEN: LITERATUURSTUDIE EN VERKENNEND ONDERZOEK
Via een literatuurstudie en verkennend onderzoek wordt de invloed nagegaan van de samenstellende componenten van een Portlandcement op haar gedrag in combinatie met waterreducerende hulpstoffen. Uitgaande van de bindingstijden en de waterbehoefte bij normaalconsistentie van de zuivere cementvarianten (HES en wit LA), worden de hulpstofbehoefte en bindingsvertraging bij toevoeging van een plastificeerder (calciumlignosulfonaten) en een superplastificeerder (polynaftaleensulfonaten) nagegaan. Ook wordt een vergelijking gemaakt tussen de verschillende hulpstoffen op het vlak van viscositeitsgedrag, verzadigingsgraad en werkingsgebied. Zowel de bindingsvertraging als de hulpstofbehoefte blijken bij het witte cement het grootst te zijn. Uitzondering hierop vormt de hogere behoefte aan polynaftaleensulfonaten van het HES cement. De calciumlignosulfonaten werken het meest vertragend. De verklaringen voor dit gedrag zijn te vinden in het C3A-gehalte en de vorm en hoeveelheid aan calciumsulfaten. Uitgebreider onderzoek zou er moeten toe leiden dat het gebruik en de samenstelling van cementen en waterreducerende hulpstoffen beter op elkaar afgestemd worden.
13…
HERREMANS DRIES INVERSE METHODES VOOR DE IDENTIFICATIE VAN DYNAMISCHE KRACHTEN Bij de studie van dynamische systemen zijn belastingen soms moeilijk definiëerbaar. Om inzicht te krijgen in deze krachtswerking wordt een methodiek ontwikkeld die een benadering van de belastingen formuleert vanuit meetresultaten van het trillingsgedrag van de structuur. Het dynamisch programmeren van de regularisatiemethode resulteert in een best match tussen de state variabelen en de metingen. Het verloop wordt gestuurd door een forcing term en smoothing paramater. De implementatie hiervan is gebeurd voor systemen van hogere orde. Daarbij is de invloed van de smoothing parameter bestudeerd, als ook de optimale waarde ervan bepaald aan de hand van de generalized cross validation. Tot slot werd de inverse methodiek verder uitgebouwd voor een dynamisch systeem met één vrijheidsgraad. De tekst heeft de mogelijkheden van het invers modelleren verkend en vormt een basis voor verder onderzoek.
JACOBS ARVID ALTERNATIEVE METHODEN OM BUFFERBEKKENS TE ONTWERPEN Bufferbekkens in een gebied met een hoge grondwaterstand worden klassiek uitgevoerd in beton omwille van stabiliteit, veiligheid en duurzaamheid. Deze uitvoering kent beperkingen en is zeer duur. Door onderzoek te verrichten naar bestaande technieken en met behulp van technische creativiteit werden haalbare alternatieve ontwerpen bedacht. Ontwerpen met een waterkerende folie en grond als tegengewicht om de opwaartse grondwaterdrukken te compenseren, alsook combinaties met schanskorven, komen in aanmerking. Een meer vernieuwend ontwerp is om het grondwater tegen te houden met damwanden en zo een goedkopere uitvoering van het bekken zelf te bekomen. Een van de goedkoopste alternatieven is om het grondwaterprobleem te omzeilen door het bekken bovengronds uit te voeren en het water er in te pompen. Uiteraard is er geen kant en klare oplossing, omdat er per project te veel variabele omstandigheden en eisen zijn. Deze eindverhandeling geeft echter een goed overzicht van de mogelijkheden met de belangrijkste aandachtspunten.
14…
MAES FILIP EN VAN KERCKHOVE JONATHAN
GEBRUIK VAN EEN BUILDING INFORMATION MODEL VOOR ONTWERP EN BEREKENING VAN VENTILATIE VOOR WONINGEN
In deze masterproef wordt het ontwerpproces en de berekening van ventilatiesystemen voor gezinswoningen geanalyseerd en de toepasbaarheid van een Building Information Model (BIM) onderzocht. Een overzicht van de regelgeving en de technische basis van ventilatie, o.a. luchtkwaliteit, ventilatiestrategieën en componenten van ventilatiesystemen, samen met een beschrijving van de huidige werkwijze bij het ontwerp van deze systemen vormt de basis voor het verdere onderzoek. Hierop opbouwend worden dan de mogelijkheden van het gebruik van BIM voor het ontwerp en de berekening van ventilatiesystemen van woningen onderzocht. Aandacht wordt hierbij ook besteed aan nodige veranderingen van het ontwerpproces en de taakverdeling tussen de verschillende betrokken partijen. Gebruik makend van het programma Autodesk REVIT MEP 2010 worden dan drie pistes in detail bekeken: De in het programma aanwezige mogelijkheden voor het modelleren en berekenen van ventilatiesystemen. Uitbreidingsmogelijkheden door het ontwikkelen van software op basis van de API van REVIT Koppeling met externe programma’s via gestandaardiseerde interfaces (IFC) Uit de studie blijkt, dat het gebruik van BIM principieel oplossingen voor een aantal problemen in het ontwerpproces van ventilatiesystemen kan bieden. De huidige ontwikkelingsstand van de onderzochte software lijkt nog onvoldoende voor een brede toepassing in de praktijk in België. Gezien de snelle ontwikkeling op gebied van BIM-toepassingen is te verwachten dat in de komende jaren software beschikbaar wordt, die voldoet aan de noden van de praktijk. Ook het belang van normering en een analyse van het ontwerpproces voor betrouwbare gegevensuitwisseling als basis voor een efficiënte samenwerking wordt uit deze studie duidelijk.
MALFAIT MATHIAS EN STAELENS SEPPE
ONTWERP VAN EEN SOFTWAREMODULE VOOR DE BEREKENING VAN DE VOORSPANWAPENING VAN VOORGESPANNEN LIGGERS IN BETON
Voorgespannen liggers in beton manueel ontwerpen is een tijdrovende zaak. Softwaremodules die deze taak gedeeltelijk op zich nemen, kunnen hiervoor een oplossing bieden. Een belangrijke stap om een dergelijke ligger te ontwerpen, is het berekenen van de voorspanwapening. In deze thesis wordt daarvoor een softwaremodule uitgewerkt. In het eerste deel worden enkele theoretische beschouwingen over voorgespannen beton besproken. Deze blijven echter beperkt tot de relevante theorieën nodig om de softwaremodule te ontwerpen. In het tweede deel worden enkele basistheorieën over Visual Basic.NET uiteengezet. Deze zijn nodig om de daarna besproken interne en externe werking van de softwaremodule beter te kunnen begrijpen. In het derde en laatste deel wordt een vergelijkende studie gemaakt tussen de manuele berekening van een voorgespannen welfsel en de berekening via het programma. De softwaremodule is gestructureerd geprogrammeerd zodat de broncode begrijpbaar is. Zo wordt er gezorgd dat deze in een later stadium verder kan uitgebreid worden. Door enkel toe te spitsen op de berekening van de voorspanwapening, konden de verschillende onderdelen van het programma beter en ruimer uitgewerkt worden. Zo werd de flexibiliteit en gebruiksvriendelijkheid van het programma gewaarborgd en werd er voldaan aan de vooropgestelde doelstellingen.
15…
MEYVAERT LENS ONTWERP VAN EEN GRONDDRUKPROGRAMMA VOOR STEMPELKRANEN EN RUPSKRANEN Binnen de kraansector rijst de vraag naar een correcte berekeningsmethode om de spanningsspreiding te bepalen die een belaste kraan veroorzaakt naar de ondergrond toe. Deze informatie is immers cruciaal wanneer een kraan moet opgesteld worden op een werf met een ondergrond met een lage maximale grondspanning. Het programma, geschreven in VB.NET, gaat in op deze vraag en berekent de gronddrukken van stempel- en rupskranen. Ondersteund door een database met verschillende types kranen en kraanonderdelen kan de gebruiker een kraan snel samenstellen, de gronddrukken laten berekenen en de resultaten als rapport afdrukken voor de klant. Het programma en de uitvoer wordt ondersteund in volgende talen: Nederlands, Frans, Engels en Duits
ROGOLLE BART EN VANLERBERGHE DAVY BEREKENEN VAN EEN VOORGESPANNEN BETONNEN BRUG In dit eindwerk worden voorgespannen betonnen liggers van een balkenbrug gedimensioneerd. Deze brug is gelegen in Waregem over de N43. In de eerste fase wordt de vorm van de ligger ontworpen en de positie van de voorspanstrengen bepaald. De brugligger heeft een I-vormige doorsnede en is aan de uiteinden voorzien van rechthoekige eindblokken. In een tweede fase worden de brugdekplaat en de oplegtoestellen gedimensioneerd. Om de liggers te dimensioneren wordt eerst een analyse gemaakt van de aangrijpende belastingen op de brugdekplaat. Hierna wordt de meest belaste brugligger bepaald gebruik makende van de theorie van Guyon-Massonet-Bares en het softwarepakket SCIA Engineer. De betonspanningen ten gevolge van de voorspankracht, positie van de voorspanstrengen en de belastingen moeten zich binnen maximaal toelaatbare grenzen bevinden. Uit de dimensionering van de brugligger blijkt dat er 38 voorspanstrengen vereist zijn. De brugliggers met daarop een brugdekplaat met dikte 200 mm worden ondersteund door oplegtoestellen bestaande uit gewapend neopreen met een contactoppervlak van 300 x 400 mm² bij de zijoverspanning, en 200 x 400 mm² bij de middenoverspanning. De dimensionering laat toe ontwerptekeningen te maken die gebruikt worden als aanvulling van het aanbestedingsdossier.
SCHARLAKEN SIMON EN SUCAET JELLE
HET GEDRAG VAN GRONDSTOFFEN VAN BETON BIJ HOGE TEMPERATUREN LITERATUUR- EN EXPERIMENTELE STUDIE
Betonnen structuren gedragen zich in de meeste gevallen zeer goed gedurende een brand. Toch kunnen branden die zich zeer snel ontwikkelen, zoals tunnelbranden, leiden tot ernstige schade door het spatten van het beton. De verschillende transformaties bij hoge temperaturen van de afzonderlijke bestanddelen zullen elk op hun manier al dan niet bijdragen tot dit spatten. De uitgevoerde literatuurstudie omvat het gedrag van verharde cementpasta’s, granulaten en beton bij hoge temperaturen. Wijzigingen in soortelijke warmte, thermische geleidbaarheid en thermische diffusiviteit bij stijgende temperaturen worden besproken. Tevens worden massavariaties en thermische expansies beschouwd. Tot slot wordt het verschijnsel spatten kort toegelicht. Binnen de experimentele studie worden een viertal verschillende cementen (i.e. CEM I, CEM II, CEM III/A en CEM III/B) en verscheidene granulaten (i.e. kalksteen, porfier, riviergrind, zee – en rivierzand) onderworpen aan temperaturen tot 1000°C. Hierbij worden massavariaties en kleurwijzigingen beschouwd. Onder meer aan de hand van laserdiffractie wordt eveneens een vergelijking gemaakt van de korrelgrootteverdeling van de cementen en granulaten, respectievelijk voor en na het verhitten. Naargelang het type cement en granulaat zullen de kleurwijzigingen en de optredende degradatie sterk verschillen. Deze resultaten worden onderbouwd door gegevens uit de literatuur. 16…
SCHOLLIER PIETER EN VAN LANDSCHOOT WANNES DRAADLOZE METING VAN DE TRILLINGEN VAN BOUWKUNDIGE CONSTRUCTIES Trillingsmetingen vormen een belangrijke schakel binnen het domein van dynamica van constructies. De nauwkeurigheid van deze metingen ligt mede aan de basis van correcte dynamische identificatie van bouwkundige structuren. Binnen deze masterproef zal nieuwe draadloze apparatuur (twee GeoSIG GMS18 recorders) worden getest en vergeleken met de huidige bekabelde apparatuur voor trillingsmetingen. Er wordt tevens getracht een protocol uit te werken die de gebruiker in staat stelt vlot en snel tot een degelijk resultaat te komen met deze draadloze meettoestellen. In eerste fase zullen trillingsmetingen worden uitgevoerd op een bestaande proefopstelling van een betonnen funderingsplaat in het labo. In een volgende fase worden analoge metingen uitgevoerd op een werkelijke constructie, met name een voetgangersbrug te Eeklo. De resultaten uit deze metingen waren zeer degelijk, en kunnen beschouwd worden als een schoolvoorbeeld. Praktische problemen doorheen het meetprocedé met de nieuwe apparatuur zijn geïdentificeerd en oplossingsmethodes worden of werden hiervoor aangereikt. Uit deze studie is gebleken dat de GeoSIG GMS-18 recorders zeer betrouwbare en nauwkeurige (laagfrequente) trillingsmetingen voortbrengen.
VAN DEN BOSSCHE DAVY OPPERVLAKTE ANKERS (SURFACE ANCHORS) Lijmen worden steeds vaker toegepast in industriële productietechnieken, ze gaan hierbij de concurrentie aan met de bestaande klassieke mechanische bevestigingssystemen. Het doel van dit onderzoek is het bepalen van de trek- en afschuifsterkte van een 2-componenten acrylaat structuurlijm (Macroplexx 4020 van de firma Holdtite) als mogelijk bevestigingssysteem van badkamerarmaturen, valse plafonds en andere bouwkundige toepassingen. Hierbij wordt de invloed onderzocht van parameters zoals het substraat, de oppervlakteruwheid, temperatuur, vochtigheid en het gebruik van extra fixeermiddelen. Een proefstuk bestaat uit een stalen cilinder verlijmd op een (beton)oppervlak. De proeven worden uitgevoerd volgens de Amerikaanse norm ASTM D4541–09. Daar waar de treksterkte van de lijm zelf ± 27MPa haalt, wordt er een trekspanning van ± 4 MPa gehaald op een standaard betonoppervlak. Bij een vochtig betonoppervlak halveert de trekkracht, terwijl bij gebruik van een betonfixeermiddel de kracht bijna verdubbelt. Verder is de trekspanning evenredig met de temperatuur van het oppervlak (tot 35 à 40°C). Een ruwer oppervlak doet de spanning dalen, maar dit fenomeen moet nog verder onderzocht worden. De breukoppervlakken variëren van cohesieve tot adhesieve breuken, waarbij telkens het verlijmde oppervlak als eerste begeeft. Ten slotte worden er, wegens een relatief hoge variatiecoëfficiënt, slechts indicatieve besluiten getrokken uit de afschuifproeven.
17…
VAN DRIESSCHE BART EN VERMEERSCH JEROEN WOONKWALITEIT EN DE ENERGIE-EFFICIËNTIE BIJ KWETSBARE GROEPEN In dit eindwerk wordt de aanpak voor de grootschalige renovatie van arbeiderswoningen in Ledeberg bestudeerd. Dit renovatieproject is een onderdeel van het stadsvernieuwingsproject ‘Ledeberg Leeft’, waarbij een grondige opfrissing van de wijk Ledeberg beoogd wordt, op verschillende vlakken. Naast de optimalisatie van dit project, is ook de aandacht voor de kwetsbare groepen een belangrijke doelstelling. Om de methodiek van dit project beter te begrijpen, wordt de kleinschalige bouwblokrenovatie van de Dampoortwijk als voorbeeld beschouwd. Dit wordt geëvalueerd, toegepast op Ledeberg en geoptimaliseerd. Zo bevat dit eindwerk een Excel-tool die alle beschikbare premies toetst aan de concrete situatie. Ook zijn er technische dossiers samengesteld voor renovatieproblemen omtrent dakwerken en buitenschrijnwerk.
VANEECKHOUT BRAM SIMULATIE VAN WANDELENDE PERSONEN OP VOETGANGERSBRUGGEN Bouwkundige constructies moeten weerstaan aan tal van tijdsafhankelijke lasten zoals windbelasting, verkeersbelasting en bijvoorbeeld ook de dynamische belasting door voetgangers. Voetgangersbruggen zijn slanke constructies die sterk onderhevig zijn aan de voetgangersbelasting. Ontwerpgidsen geven richtlijnen om het trillingsgedrag van voetgangersbruggen te voorspellen. Om na te gaan of deze voorschriften realistisch zijn, is een complex model vereist dat de respons van de voetgangersbelasting op een constructie kan simuleren. Een eerste deel van dit werk behandelt de basisprincipes van het dynamisch gedrag van constructies en de studie van een aantal oplossingsmethodes voor de responsberekening. In een tweede deel wordt de wandellast bestudeerd. Op basis van de opgedane kennis van dynamische constructies en van de voetgangersbelasting, wordt tenslotte een simulatiemethode ontwikkeld voor de analyse van voetgangersbruggen onder de belasting van wandelende personen. Eindresultaat van deze masterproef is een rekenmodel, ontwikkeld in Matlab, dat de gebruiker in staat stelt om het dynamisch gedrag van een structuur te onderzoeken.
VERDONCK TIJS INVLOED VAN ONTKISTINGSMIDDELEN OP HET BETONOPPERVLAK BIJ ESTHETISCH BETON Het doel van dit eindwerk bestaat erin om de invloed van ontkistingsmiddelen op het betonoppervlak van esthetisch beton te onderzoeken. Tevens wordt ook gepoogd het product te vinden dat de beste resultaten oplevert voor de productiehal van het bedrijf Prefaxis bvba. Het eerste deel van dit naslagwerk omvat een literatuurstudie. Hierin wordt een overzicht gegeven van de onvolkomenheden die mogelijk zijn aan een betonoppervlak, wordt het belang van het bekistingsmateriaal besproken, worden de verschillende soorten ontkistingsmiddelen en hun eigenschappenen nader bekeken en wordt het probleem van luchtbelvorming aan het oppervlak bestudeerd. In het praktische deel worden verschillende ontkistingsmiddelen getest voor het gebruik in de fabriekhal. Hierbij worden de randvoorwaarden voor het bedrijf Prefaxis bvba zo goed mogelijk gerespecteerd. Van de geteste producten gaf Esce EM 0711 van producent Schepens nv. het meest bevredigende resultaat. Deze vaststelling is echter enkel toepasbaar voor dit specifiek geval. Een verandering van één van de randvoorwaarden kan ertoe leiden dat een ander product betere resultaten oplevert.
18…
VERDOODT LUKAS EN VERMEIR EVERT ONTWIKKELEN VAN EEN HENNEPBLOK De laatste jaren is de interesse in groene energie, werken met hernieuwbare materialen en gezonde woningen bouwen heel erg toegenomen. De masterproef heeft tot doel een isolerende metselblok te ontwikkelen bestaande uit hennepscheven en kalk, en dit in samenwerking met Molgreen. Molgreen is een hennepproducent voor wie de hennepscheven nu geen economische waarde hebben. De hennepblok is een licht en 100% natuurlijk isolatiemateriaal., De grondstoffen worden besproken, het productieproces wordt uit de doeken gedaan en de toegepaste proeven worden beschreven. Alle proeven worden op drie verschillende hennep-kalk-mengverhoudingen uitgevoerd, die bepaald worden in functie van de beste isolerende waarde. Er wordt gestreefd naar een lambda-waarde vergelijkbaar met deze van cellenbeton.
19…
Master in de industriële wetenschappen: Landmeten
20…
BAES ROBRECHT SOFTWARE VOOR LUCHTFOTOGRAMMETRIE Luchtfotogrammetrie kent verschillende toepassingen: van het aanmaken van 2D ortholuchtfoto’s tot het automatisch genereren van 3D modellen(DEM/DTM). Er zijn reeds verschillende software pakketten op de markt voor de toepassingen van luchtfotogrammetrie. In deze masterproef worden verschillende softwarepakketten voor luchtfotogrammetrie getest en geanalyseerd en de bedoeling is het leren omgaan met software voor luchtfotogrammetrie en het maken van een kritische analyse van de automatische algoritmen die worden toegepast om zo tot een resultaat te komen. Het eindresultaat is dan een vergelijking met betrekking tot de mogelijkheden en nauwkeurigheden tussen deze verschillende pakketten.
CHRISTIAEN LIESELOT EN VANDE CASTEELE YANNICK NAUWKEURIGHEIDSONDERZOEK BIJ HET GEBRUIK VAN TERRESTRIËLE 3D-LASERSCANNING Het laatste decennia wordt 3D-laserscanning dagelijks door grote landmeetkundige bedrijven gebruikt, zonder stil te staan bij de mogelijkheden en beperkingen van het toestel. Deze thesis focust zich op het testen van invloedsfactoren die de nauwkeurigheid van de metingen beïnvloeden, waarbij gescand wordt vanuit één vast opstelpunt. Op die manier worden afstands- en hoeknauwkeurigheden getest, alsook de invloed van verschillende materialen, kleuren, temperaturen, invalshoeken,…. Er werd hierbij gebruik gemaakt van laserscanners Leica HDS6100, Leica C10 en Faro 80 voor het meten en Leica Cyclone 7.0.2 en Geomagic Studio 10 voor het verwerken van de metingen. Eventuele verbeteringen aan scanners en software kwamen op die manier ook aan het licht. Een gelimiteerd budget en beschikbaarheid van laserscanners zorgde ervoor dat de proeven vrij beperkt waren. De bekomen resultaten zijn dus niet sluitend, eerder richtwaardes en een aanzet naar verder, diepgaander onderzoek.
DE NYS PIETER SOFTWARE VOOR HET VERWERKEN VAN TERRESTRISCHE SCANDATA Binnen het Italiaanse JRC Reconstructor en het Duitse fotogrammetrische pakket Phidias Phocad kunnen 3D puntenwolken met hoge resolutie afbeeldingen gecombineerd worden. Ze zijn nagenoeg de enige softwarepakketten die op deze manier een natuurgetrouw en nauwkeurig 3D model kunnen genereren. Beide softwarepakketten moeten echter steeds gebruik maken van een ander softwarepakket. Terwijl Phidias Phocad in het begin van de modelleringsfase een externe puntenwolkregistratie nodig heeft,kan er - na registratie en oriëntatie - geen 3Dtekening binnen JRC Reconstructor verworven worden. De bewerkte puntenwolk moet geëxporteerd worden naar CAD-toepassing AutoCad of Microstation. De oriëntatie van afbeeldingen is dan wel efficiënter bij het fotogrammetrische pakket, de nauwkeurigheid is bij beide pakketten afhankelijk van het aantal gebruikte oriëntatiepunten, wat maakt dat de gebruiker de precisie van de oriëntatie beïnvloedt. In combinatie met een uitgebreide triangulatie biedt zo JRC Reconstructor een meer nauwkeurig 3Dmodel dan Phidias Phocad.
21…
GEERAERTS MICHAËL VEREFFENEN VAN GPS – NETWERKEN MET MOVE3 EN STARNET GPS – metingen zijn al goed in de landmeetkunde ingeburgerd. Dankzij FLEPOS lukt men er in met RTKmetingen coördinaten tot op centimeters te bepalen. Statische GPS-metingen zijn echter tot meer in staat. Uit een statische meting volgt een basislijn die zeer nauwkeurig bepaald is. Afstanden van kilometers worden schijnbaar tot op millimeters opgemeten. De enige manier om dit te controleren is overbepaalde netwerken maken met GPS-basislijnen en dan het geheel vereffenen zodat men een idee krijgt van de werkelijke behaalde nauwkeurigheden. Voor deze studie werden in een gekende veelhoek een aantal basislijnen opgemeten. Deze basislijnen werden samen met tachymetrische opmetingen vereffend binnenin StarNet en Move3. Hierdoor was het mogelijk niet enkel het resultaat van de vereffening te bekomen, maar ook de werking van beide programma’s te vergelijken.
MALFROY ELS KRITISCHE BLIK OP HET VADEMECUM FIETSVOORZIENINGEN; PRAKTISCH GETOETST AAN TWEE TRAJECTEN UIT HET FIETSFONDS GENT De richtlijnen van het Vademecum Fietsvoorzieningen worden kritisch bekeken en waar nodig aangevuld met relevante informatie. Vervolgens wordt er een overzichtelijke tabel opgesteld met de belangrijkste aspecten van een ontwerp van fietsvoorzieningen. Tenslotte worden de richtlijnen getoetst aan de praktijk. Dit gebeurt aan de hand van het opstellen van een startnota en een ontwerp voor twee trajecten uit het Fietsfonds Gent. Eveneens worden de verschillende subsidiëringsmogelijkheden betreffende de aanleg van fietsvoorzieningen samengebracht in een schema. Hieruit blijkt dat de richtlijnen in het Vademecum Fietsvoorzieningen uiteraard nuttig zijn, maar nog verder moeten vervolledigd worden. Een tweede probleem is dat ze in de praktijk niet altijd kunnen worden toegepast. Redenen hiervoor zijn vaak een beperkte breedte van het beschikbare wegprofiel en tegengestelde visies van de verschillende betrokken partijen.
MUYLAERT JENS STUDIE NAAR DE OPMAAK VAN EEN AANBESTEDINGSDOSSIER IN DE WEGENBOUW HET BIJZONDER BESTEK IN DETAIL Een bestek, een bijzonder bestek, het standaardbestek. Dit zijn slechts enkele begrippen die onlosmakelijk verbonden zijn met wegenwerken. Dit proefstuk heeft als doel de student of de lezer meer inzicht te verschaffen bij de opmaak van een aanbestedingsdossier, inzonderheid het bijzonder bestek, voor wegeniswerken bij overheidsopdrachten. Het is namelijk geen eenvoudige opdracht om studenten met geen of weinig voorkennis in te leiden in deze materie. In eerste instantie wordt er dieper ingegaan op het standaardbestek, de basis van een bijzonder bestek. Daarna worden de basisprincipes voor de opmaak van een bijzonder bestek overlopen, gevolgd door een theoretische benadering per hoofdstuk. Diverse voorbeelden uit bestaande bestekken worden gebruikt ter verduidelijking. Vervolgens kan de lezer via vragen en oefeningen zijn kennis toetsen of kan de student zonder veel voorkennis een beter inzicht verkrijgen op een bijzonder bestek. De meest interessante informatiebronnen omtrent overheidsopdrachten en bestekken worden opgelijst aan het einde.
22…
SIERENS TIM VERWERKEN VAN EEN GECODEERDE METING AAN DE HAND VAN NOVAPOINT SURVEY In dit eindwerk wordt een nieuwe methode voor het vereffenen en verwerken van een gecodeerde meting uitgewerkt. Het is de bedoeling dat de studenten van het derde jaar in de industriële wetenschappen bouwkunde / landmeten van het KaHo Sint-Lieven te Gent deze methode kunnen toepassen in het kader van hun bachelorproject. Er wordt daarbij gebruik gemaakt van MOVE3 voor de vereffening en van Novapoint Survey voor de verwerking. Daarnaast werd een eigen codering uitgewerkt die zo gebruiksvriendelijk mogelijk gehouden werd voor het werken met de in school aanwezige totaalstations. Door op een doordachte wijze te meten en gebruik te maken van de waaier aan mogelijkheden van deze applicaties, kan een resultaat naar wens bekomen worden op een vlotte manier. Dit zal voor de studenten uiteindelijk een afgewerkt plan zijn in AutoCAD.
TANGHE JORIS GIS & TIJD Tegenwoordig is er vanuit diverse richtingen vraag naar een GIS met tijdscomponente. In dit eindwerk was het de bedoeling te onderzoeken hoe enkele spatio-temporele situaties geanalyseerd en gevisualiseerd kunnen worden binnen een GIS-omgeving. Daarvoor wordt eerst het begrip ‘Tijd’ gedefinieerd en verder gespecificeerd. Vervolgens wordt bekeken welke mogelijke veranderingen een object kan ondergaan in de tijd. Als software wordt ArcGIS 9.2 gebruikt, samen met een extensie namelijk de ‘Tracking Analyst’. Het resultaat van het onderzoek zijn 3 landmeetkundige situaties die binnen een GIS gevisualiseerd worden: een thematische kaart, de verandering van de Campus en de verandering van percelen. Alhoewel de Tracking Analyst ontwikkeld werd om bewegingen te volgen blijkt uit dit onderzoek dat deze ook uitgebreid kan gebruikt worden voor andere landmeetkundige toepassingen.
VANDENBOGAERDE THOMAS
MOBILE MAPPING SYSTEMEN Een mobile mapping systeem bestaat uit een beweeglijk platform, navigatie-sensoren en meet-sensoren. Het is in staat al bewegend een grote hoeveelheid punten op te meten en absoluut te positioneren. Hiervoor gebruikt het moderne technieken zoals GPS, traagheidsnavigatie, digitale fotografie en laserscanning. Het hoofddoel van deze thesis is het maken van een overzicht van de bestaande mobile mapping systemen en een kritische analyse en vergelijk van deze systemen. Na een uitgebreide verkenning van bestaande systemen werden de systemen van Teccon, GeoVISAT, GeoAutomation en CycloMedia uitgekozen. De verscheidenheid van deze vier systemen weerspiegelt de bestaande technieken en methodes die momenteel wereldwijd op de markt zijn. Ondanks de verschillen in meettechnieken kan men vaststellen dat ze alle vier ongeveer een zelfde klasse van systeemnauwkeurigheid hebben. De voordelen van mobile mapping technieken in het algemeen zijn de haalbare meetsnelheden en de mogelijkheid tot gebruik van de meetgegevens voor visualisatie of modellering. Nadelen zijn de hoge initiële kost en de nodige expertise.
23…