Marnix Academie voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN voorjaar 2012 voor te leggen aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 1/51
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 2/51
Inhoud Voorblad
5
Voorwoord
7
1. Hogeschool Marnix Academie
9
1.1
9
Administratieve gegevens
1.2 Karakteristiek en context 1.2.1 Ontstaan en huidig aanbod 1.2.2 Profiel en onderscheidende profielkenmerken 1.2.3 Context in cijfers
10 10 10 11
1.3
14
Missie en visie van de Marnix Academie
1.4 Strategie en beleid 1.4.1 Kwaliteit en omvang van het onderwijs 1.4.2 Partners in Opleiding en Ontwikkeling 1.4.3 De contractwerkzaamheden 1.4.4 Lectoraten en verdere onderzoeksactiviteiten 1.4.5 Het Marnix-onderzoeksprogramma 1.4.6 Samenwerking met andere hogescholen en universiteiten 1.4.7 Duurzame Ontwikkeling 1.4.8 Internationalisering
14 15 17 19 21 23 25 27 28
1.5 Valorisatie en Expertisecentrum 1.5.1 Valorisatie 1.5.2 Expertisecentrum en aanspraak op selectief budget
29 29 30
2. Specifieke prestatie-indicatoren
32
2.1
Studiesucces
32
2.2
Kwaliteit
34
2.3
Maatregelen
35
2.4
Facultatieve indicatoren
37
Bijlage: Naar een expertisecenter Persoonlijk Meesterschap (PM)
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 3/51
41
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 4/51
Voorblad Bijgaand treft u ons voorstel op grond van het Hoofdlijnenakkoord aan, op basis waarvan naar verwachting prestatiebekostiging wordt toegekend aan de Marnix Academie. Ten behoeve van de hiernavolgende voorstellen voor verkrijging van prestatiebekostiging en voor het maken van de bestuurlijke afspraken over profilering en valorisatie, gaat de Marnix Academie uit van de volgende gemaakte afspraken in het Hoofdlijnenakkoord: a)
De kwaliteit van onderwijs en het studiesucces hebben prioriteit bij de overeen te komen prestatieafspraken. b) Er is een centrale rol weggelegd voor open overleg tussen de Marnix Academie en de staatssecretaris van OCW over de overeen te komen prestatieafspraken. c) Het kader waaraan de voorstellen van de Marnix Academie worden getoetst is neergelegd in het Hoofdlijnenakkoord. De Marnix Academie tekent hierbij aan, dat de HBO-raad, mede namens de Marnix Academie, niet heeft ingestemd met het beoordelingskader dat is opgesteld door de reviewcommissie die de staatssecretaris heeft ingesteld. In aanvulling op de afspraken uit het Hoofdlijnenakkoord maakt de Marnix Academie het uitdrukkelijke voorbehoud dat mocht op enig moment komen vast te staan dat een formeelwettelijke basis voor invoering van prestatiebekostiging in het hoger onderwijs ten onrechte ontbreekt, de staatssecretaris van OCW geen reden heeft om de bekostiging inzake de prestatieafspraken aan de Marnix Academie te onthouden. De Marnix Academie spant zich in de overeen te komen prestatieafspraken te realiseren, maar er kunnen zich omstandigheden voordoen die realisatie ervan in de weg staan. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om: het niet of niet tijdig afgerond zijn van het wetgevingstraject rond de (wettelijke) maatregelen die in het Hoofdlijnenakkoord zijn overeengekomen als zijnde noodzakelijke randvoorwaarden voor het verhogen van de prestaties van de hogescholen op het gebied van kwaliteit en studiesucces; de uitkomst van de discussie rond de bekostiging van het deeltijdonderwijs die thans wordt gevoerd; (ingrijpende) bezuinigingen door het kabinet op het hoger beroepsonderwijs; een definitief besluit om de mbo-4 opleidingen te verkorten van vier naar drie jaar. Als hogeschool Lerarenopleiding basisonderwijs voegen wij aan dit rijtje toe: het niet realiseren van de voornemens naar aanleiding van het advies van de Commissie Kennisbasis Pabo (Commissie Meijerink), in het bijzonder waar het gaat om het verhogen van het niveau van de instroom vanuit havo-vwo en mbo. De Marnix Academie wenst een aparte bepaling in de prestatieovereenkomst op te nemen waarin wordt geregeld dat wanneer dergelijke omstandigheden zich voordoen, dit leidt tot gehele of gedeeltelijke bijstelling van de prestatieafspraken en/of tot gehele of gedeeltelijke bijstelling van de financiële consequenties die kunnen worden verbonden aan het geheel of gedeeltelijk niet nakomen van de prestatieafspraken tussen de staatssecretaris van OCW en de Marnix Academie.
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 5/51
In het geval dat de prestatieovereenkomst ten aanzien van bovenvermelde nadere overwegingen, naar het oordeel van de Marnix Academie, procedureel onvoldoende waarborgen zou bevatten of inhoudelijk onjuist zou zijn, kan de hogeschool besluiten de prestatieovereenkomst toch aan te gaan, doch uitsluitend ter behoud van het recht op prestatiebekostiging. In dat geval behoudt de hogeschool zich het recht voor om juridische stappen te ondernemen indien zij dat noodzakelijk acht.
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 6/51
Voorwoord
Bij de brief van 29 december 2011, kenmerk 357907, heeft de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap elk van de instellingen voor hoger beroepsonderwijs uitgenodigd om een voorstel voor prestatieafspraken in te dienen. Bij de brief van 5 maart 2012, kenmerk 385994, heeft de staatssecretaris vervolgens nadere informatie over deze prestatieafspraken verstrekt. Een door de staatssecretaris ingestelde reviewcommissie heeft middels een speciaal daartoe ingerichte website informatie verstrekt over onder andere de te hanteren indicatoren. In deze notitie is een voorstel voor prestatieafspraken uitgewerkt, met betrekking tot de P.c. hogeschool Lerarenopleiding basisonderwijs Marnix Academie te Utrecht. Zoals aangegeven in de verstrekte aanwijzingen, gaat het voorstel allereerst in op het specifieke profiel van de instelling en op het door de instelling gevoerde en verder te voeren beleid. Bij de geformuleerde hoofdpunten van beleid worden sterktes en ontwikkelpunten benoemd. In afzonderlijke paragrafen wordt ingegaan op het aspect valorisatie en op het door de Marnix Academie innemen van een rol bij het eventueel tot stand komen van een (of enkele) landelijk(e) Expertisecentrum(-centra) voor het onderwijs. In het Hoofdlijnenakkoord worden enkele specifiek te benoemen prestatie-indicatoren aangereikt. In een afzonderlijk hoofdstuk van deze notitie werken wij deze indicatoren uit voor de Marnix Academie, geven wij als nulsituatie de huidige waarden daarvan aan en geven wij aan welke waarden wij in 2016 op deze indicatoren denken te kunnen bereiken. Om de cijfers heen is het nodige aan toelichting opgenomen. Dit voorstel voor prestatieafspraken is opgesteld onder verantwoordelijkheid van het College van Bestuur (CvB) van de Marnix Academie. Het voorstel kwam tot stand mede via overleg in het managementoverleg (het periodieke overleg tussen CvB en opleidingsmanagers). Alvorens het voorstel in te dienen vond een bespreking ervan plaats in meerdere gremia, te weten: Raad van Toezicht, 17 april 2012 Studentenraad, 18 april 2012 Veldadviesraad, 18 april 2012 Medezeggenschapsraad, 20 april 2012 Stuurgroep Partners in Onderwijs en Ontwikkeling (het breed bestuurlijk overleg met elk van de in het partnerschap deelnemende schoolbesturen) via elektronische raadpleging, medio april 2012
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 7/51
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 8/51
1.
Hogeschool Marnix Academie
1.1
Administratieve gegevens
Naam instelling Bezoekadres Postadres Telefoon Fax E-mail Website BRIN-nummer Bevoegd gezag van de instelling Status NVAO-accreditaties (CROHO geregistreerde opleidingen)
Overige geldende erkenningen (meerdere verdere erkenningen voor aanvullende cursussen post-hbo in aanvraag)
Contactpersoon 1 Telefoon E-mail Contactpersoon 2 Telefoon E-mail
Datum Onderwerp Blad
P.c. hogeschool Lerarenopleiding basisonderwijs Marnix Academie Vogelsanglaan 1, 3571 ZM Utrecht Postbus 85002, 3508 AA Utrecht 030 275 34 00 030 271 13 24
[email protected] www.marnixacademie.nl 10IZ Dhr. Drs. G.J. Veerbeek en Mw. Drs. B.E. de Kort (College van Bestuur) Accreditatie hbo-bacheloropleiding leraar basisonderwijs: tot 31 december 2015 (met bijzonder kenmerk Duurzame Ontwikkeling in het hoger onderwijs) Accreditatie hbo-masteropleiding Leren en Innoveren: tot 11 maart 2014 Accreditatie hbo-masteropleiding Educational Leadership: tot 14 juli 2017 Erkenningen Stichting Post HBO via het Centrum voor Post Initieel Onderwijs Nederland (CPION): Basisopleiding Gedragsspecialist Coördinator Taal Intern Begeleider Leergang Vakbekwaamheid Bewegingsonderwijs via pabo Vakspecialist Muziek Onderwijskundig Coördinator Techniek Rekencoördinator Remedial Teacher Erkenning Besturenraad: Diploma Christelijk Basisonderwijs Stichting Duurzaam Hoger Onderwijs: Keurmerk Duurzame Ontwikkeling NVAO: Opleidingsschool Dhr. Drs. G.J. Veerbeek (voorzitter College van Bestuur) 030 275 34 46
[email protected] Mw. mr. J.E. Baas (secretaris College van Bestuur) 030 275 34 71
[email protected]
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 9/51
1.2
Karakteristiek en context
1.2.1 Ontstaan en huidig aanbod De Marnix Academie is een gespecialiseerde hogeschool die zich richt op de opleiding en voortgezette professionalisering van leraren in het primair onderwijs. De hogeschool wordt in stand gehouden door de Stichting Protestants-christelijk Hoger Beroepsonderwijs Utrecht. De hogeschool behoort met circa 150 medewerkers (bijna 110 fte) tot de kleinere hboinstellingen in Nederland, maar is met circa 1350 bachelorstudenten een grote lerarenopleiding voor het basisonderwijs. De Marnix Academie bestaat sinds 1984, maar de ontstaansgeschiedenis van het protestantschristelijke opleidingsonderwijs in Utrecht gaat terug tot de negentiende eeuw. De hogeschool is in haar huidige vorm ontstaan uit een fusie van de opleiding voor kleuterleidsters Marnixkweekschool (waarvan de geschiedenis teruggaat tot 1854), de Hervormde Pedagogische Academie 'Jan van Nassau' (opgericht in 1914) en de Christelijke Pedagogische Academie 'Rehoboth' (opgericht in 1924). De hogeschool voert het volgende assortiment aan activiteiten uit:
De initiële lerarenopleiding basisonderwijs met de varianten voltijd en deeltijd (hbo bachelor); in de voltijd wordt ook een academisch traject aangeboden. Hbo-masters: de master Leren & Innoveren (MLI, in een samenwerkingsverband met andere hogescholen), de master Special Educational Needs (SEN; de academie is lesplaats voor de SEN van Hogeschool Windesheim) en de master Educational Leadership (MEL; de MEL wordt uitgevoerd in het samenwerkingsverband Penta Nova). Voortgezette professionalisering in het kader van Leven Lang Leren. De Marnix Academie levert een groeiend aanbod aan post-initieel onderwijs en daarnaast ook diensten aan scholen en besturen via ondersteuning en advies. Onderzoek: via lectoraten, leerwerkgemeenschappen in samenwerking met het beroepenveld, gefaciliteerde promotietrajecten en via praktijkonderzoek en de opbouw van onderzoeksvaardigheden als onderdeel van de curricula.
1.2.2 Profiel en onderscheidende profielkenmerken In de volgende paragrafen van deze notitie, vooral paragraaf 1.4, wordt het door de Marnix Academie gevoerde beleid uitgebreid beschreven. De aan dat beleid ten grondslag liggende missie en visie komen aan de orde in paragraaf 1.3. Op deze plaats geven wij het profiel van de Marnix Academie beknopt weer. Tevens geven wij aan door welke specifieke kenmerken de Marnix Academie zich onderscheidt van de overige instellingen voor hoger beroepsonderwijs. De Marnix Academie kiest zelfbewust voor haar bestaan als mono-sectorale instelling voor hoger beroepsonderwijs. Alle activiteiten in en rondom de Marnix Academie staan nadrukkelijk in het teken van onderwijs en educatie. De Marnix Academie verzorgt de opleiding van leerkrachten ten
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 10/51
behoeve van het basisonderwijs en is tevens kennisinstelling ten behoeve van dat basisonderwijs. De Marnix Academie is klein binnen het hbo, echter groot als Lerarenopleiding basisonderwijs. De onderscheidende profielkenmerken van de Marnix Academie zijn met name: Leven Lang Leren De Marnix Academie biedt een omvangrijke bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs aan en bouwt daar op voort in de vorm van een breed uitgewerkt aanbod aan voortgezette professionalisering (zoals beschreven in paragraaf 1.4.3). Dit profielkenmerk komt voort uit de overtuiging dat een hbo-bacheloropleiding slechts garant kan staan voor een adequaat startniveau als leerkracht. Voor het functioneren als vakbekwame leerkracht zijn aanvullende kwalificaties vereist. Het verwerven van post-initiële kwalificaties dient bij voorkeur gekoppeld te zijn aan het eigen functioneren in de beroepspraktijk. De Marnix Academie geeft daarom met nadruk uitwerking aan de beleidsagenda van het Leven Lang Leren. Verbinding met het beroepenveld De Marnix Academie heeft zich met nadruk verbonden aan het beroepenveld (zoals beschreven in paragraaf 1.4.2). Deze verbinding spoort met de landelijke beleidsagenda Krachtig Meesterschap en is voor de Marnix Academie met bijzondere nadruk doorgevoerd. Inmiddels heeft de verbinding met het beroepenveld, inhoudelijk zowel als qua omvang, een voor Nederland unieke ontwikkeling doorgemaakt. Kwaliteit en identiteit De Marnix Academie wil een kwaliteitsinstelling zijn. Dit profielkenmerk heeft enerzijds betrekking op de door studenten en door het beroepenveld ervaren kwaliteitsaspecten; in kwaliteitsonderzoek en in rankings wil de Marnix Academie altijd behoren tot de top 5. Het kwaliteitsaspect heeft anderzijds betrekking op de eigen – mede vanuit de protestantschristelijke identiteit ingegeven – inhoudelijke ambitie van de Marnix Academie. De Marnix Academie hanteert een expliciete eigen visie op het beroep van leraar en stelt zich ten taak om aan die visie een nadere uitwerking te geven. Een leerkracht moet inspireren en moet het eigen pedagogisch en onderwijskundig handelen kunnen verbinden aan de eigen levensbeschouwelijke achtergrond en keuze. In paragraaf 1.3 komt de beroepsvisie nader aan de orde.
1.2.3 Context in cijfers De door de staatsecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ingestelde reviewcommissie heeft nadere aanwijzingen verstrekt over de aard van de door instellingen aan te leveren gegevens. Onder andere is in overweging gegeven om bij de beschrijving van de ‘omgeving’ van de instelling gebruik te maken van enkele context-indicatoren. De betreffende cijfermatige gegevens over de Marnix Academie zijn hieronder weergegeven. De cijfers hebben betrekking op het studiejaar 2011/2012 en op de door de Marnix Academie verzorgde bekostigde opleidingen. Dat wil zeggen: de bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs én de bij de Marnix Academie bekostigde hbo-masteropleiding Leren en Innoveren. Bron: www.cijfers.hbo-raad.nl, geraadpleegd op 29 maart 2012.
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 11/51
Instroom naar vooropleiding: Voltijdopleiding bachelor afzonderlijk
Bacheloropleiding (voltijd plus deeltijd) plus hbo-masteropleiding Leren en Innoveren
Mbo 24,8 %
Mbo 20%
Havo 63,1%
Havo 48%
Vwo 7,8 %
Vwo 8%
Overig 4,3 %
Hoger onderwijs 22% Overig 2 %
Instroom naar ethniciteit en geslacht: Voltijdopleiding bachelor afzonderlijk
Bacheloropleiding (voltijd plus deeltijd) plus hbo-masteropleiding Leren en Innoveren
Allochtoon niet-westers 2,3 %
Allochtoon niet-westers 4 %
Allochtoon westers of autochtoon 97,7 %
Allochtoon westers of autochtoon 95%
Vrouwelijk 84,3 %
Vrouwelijk 81 %
Mannelijk 15,7 %
Mannelijk 19 %
Deeltijdstudenten (bacheloropleiding plus hbo-masteropleiding Leren en Innoveren): 328 deeltijdstudenten (24,4%) van de in totaal 1347 studenten
Instroom naar leeftijd, voor de bekostigde hbo-bacheloropleiding leraar basisonderwijs (in voltijd en deeltijd aangeboden) plus de hbo-masteropleiding Leren en Innoveren (uitsluitend in deeltijd aangeboden) Leeftijd
Bachelor voltijd
Bachelor deeltijd
< 20 jaar
77 %
4%
20 t/m 24 jaar
23 %
19 %
7%
21 %
31 %
15 %
7%
25 t/m 29 jaar
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 12/51
Master Leren en Innoveren
Totale bekostigde instroompopulatie 58 %
30 t/m 34 jaar
15 %
7%
4%
35 t/m 39 jaar
18 %
11 %
4%
40 t/m 44 jaar
10 %
11 %
3%
≥ 45 jaar
3%
48 %
3%
De gepresenteerde cijfers geven aanleiding tot enkele specifieke opmerkingen:
De Marnix Academie bedient een beduidend aantal deeltijdstudenten en naast jonge studenten stromen ook oudere studenten in. Het laatste geldt in de bachelordeeltijdopleiding, terwijl met name in de hbo-masteropleiding Leren en Innoveren een beduidend aantal studenten met leeftijd 45-plus instroomt (vooral gerelateerd aan de landelijke beleidsagenda voor een upgrade van kwalificaties in het onderwijs). Niet in de cijfers verwerkt is onze inzet voor post-initiëel onderwijs en voor voortgaande professionalisering (zoals beschreven in paragraaf 1.4.3 van deze notitie). De agenda van de Marnix Academie is zeer bewust gericht op het Leven Lang Leren. De zogenaamde langstudeerdersmaatregel en meer nog de onlangs (maart 2012) in de media naar voren gekomen maatregelen gericht op het (zo moeten wij begrijpen) terugdringen van de mogelijkheid voor deeltijds studeren staan op gespannen voet met ons beleid. Toch kiest de Marnix Academie er voor om vast te houden aan het eigen beleid. Binnen de mogelijkheden van wet- en regelgeving zullen wij ons blijven inzetten voor de naar onze mening vereiste post-initiële scholingsmogelijkheden voor leerkrachten.
De Marnix Academie is bewust bezig met de in- en doorstroom van mannelijke studenten. Met name zorgen wij er bij de diverse groepsindelingen voor dat mannelijke studenten samen kunnen studeren met andere mannelijke studenten en worden gekoppeld aan mannelijke begeleiding bij het praktijkleren op de basisschool. Mannelijke studenten starten in het eerste jaar met een stage in de bovenbouw. Daarnaast zijn de eisen voor het portfolio aangepast en minder talig gemaakt (hetgeen blijkens evaluatie overigens ook vrouwelijke studenten goed bevalt). In de werving worden nadrukkelijk mannelijke rolmodellen opgevoerd (onze recente deelname aan de landelijke campagnedag ‘Mannen voor de klas’ was daarvan een voorbeeld), bij onderwijsinhouden wordt gelet op specifieke belangstelling van mannen of vrouwen, de studiebegeleiding wordt afgestemd op mannen en het sociale aspect krijgt aandacht (bijv. in de vorm van een ‘mannendag’). Geconstateerd mag worden dat het percentage mannelijke studenten op de Marnix Academie boven het landelijk gemiddelde ligt voor lerarenopleidingen basisonderwijs.
De Marnix Academie heeft ingezet op het ontwikkelen van een diversiteitsbeleid. Voorjaar 2012 is hiertoe een project ‘Ontwikkeling diversiteitsbeleid Marnix Academie’ van start gegaan, waarbij allereerst een ambitieonderzoek plaatsvindt mede onder de partnerscholen in het beroepenveld. Aan de hand van een nadere analyse van de actuele context, binnen
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 13/51
zowel de Marnix Academie als binnen de scholen van het partnerschap (zie hiervoor paragraaf 1.4.2 van deze notitie), zal het beoogde diversiteitsbeleid worden geformuleerd. Het project wordt uitgevoerd vanuit het lectoraat Dynamische Identiteitsontwikkeling. Het nieuw te formuleren beleid zal vanaf september 2013 worden uitgevoerd.
1.3
Missie en visie van de Marnix Academie
De Marnix Academie ziet het als haar taak een ondersteunende functie te vervullen voor het protestants-christelijk primair onderwijs. Daarvoor verzorgt zij de initiële opleiding voor onderwijsgevenden in het basisonderwijs, biedt zij mogelijkheden voor voortgaande professionalisering van onderwijsgevenden, directies en schoolbesturen en levert zij diensten aan scholen via ondersteuning en advisering. De hogeschool kan worden getypeerd als een open christelijke instelling, die zich tot doel heeft gesteld samenhang te realiseren tussen levensbeschouwelijke, pedagogische en onderwijskundige uitgangspunten. De academie wil zich als organisatie laten aanspreken op haar kernkwaliteiten:
betrokkenheid in de realisatie van een stimulerende leer- en werkomgeving en de aandacht voor studenten en medewerkers; flexibiliteit in het omgaan met veranderende omstandigheden en vragen; innovatie bij het ontwikkelen van nieuwe concepten en programma’s; klantgerichtheid door het inspelen op signalen en leervragen vanuit studenten, cursisten en het beroepenveld.
Deze kernkwaliteiten zijn verbonden aan een visie op het beroep van leraar en professioneel handelen in ruimere zin. Die visie wordt binnen de Marnix Academie verwoord met drie begrippen: bekwaam, betrokken en bevlogen. Bekwaam staat daarbij voor ‘vakmanschap’ in alle dimensies van het vak (bijvoorbeeld een goede meester of juf zijn); betrokken heeft betrekking op wat met kinderen, op school en in de samenleving gebeurt; bevlogen is verbonden aan door wat uit vitale bronnen op de professional afkomt en wat hij/zij weet te vertalen in creatief professioneel handelen. Een uitgebreide beschrijving van de beroepsvisie van de Marnix Academie is opgenomen in de publicatie Bekwaam, betrokken en bevlogen, Beelden van een beroep in beweging. (Utrecht 2009; beschikbaar via onze website http://www.marnixacademie.nl/marnix-academie/over-marnix/missie-en-beleid.aspx).
1.4
Strategie en beleid
In het strategisch beleidsplan Investeren in relatie voor de periode 2009-2012 (Utrecht 2009; beschikbaar via onze website http://www.marnixacademie.nl/marnix-academie/overmarnix/missie-en-beleid.aspx) heeft de Marnix Academie aangegeven zich verder te willen ontwikkelen als kennisinstelling en kennispartner op het gebied van leren en opleiden. De Marnix Academie heeft daarbij aangegeven niet in een geïsoleerde positie aan kennisontwikkeling vorm te willen geven, maar dat te willen doen in samenwerking met studenten, partners en andere
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 14/51
instellingen voor hoger onderwijs. Inmiddels is de planperiode in belangrijke mate verstreken en mogen wij constateren dat de beleidsvoornemens zijn waargemaakt. Najaar 2012 zal een nieuw strategisch beleidsplan ontstaan. Op dit moment kunnen wij de belangrijkste strategische beleidskeuzes voor de komende jaren al weergeven. De beleidskeuzes zijn gerelateerd aan de onderscheidende profielkenmerken van de Marnix Academie (zoals reeds genoemd in paragraaf 1.2.2). Bij elk van de beleidskeuzes geven wij een samenvattend overzicht van de betreffende sterke punten en ontwikkelpunten.
1.4.1 Kwaliteit en omvang van het onderwijs De Marnix Academie staat goed bekend in het beroepenveld – het basisonderwijs – en bij studenten. Wij mogen dit afleiden uit de scores bij diverse kwaliteitsonderzoeken, met name werkveldtevredenheidsonderzoek, Nationale Studentenenquête, HBO-monitor, etc. Ook in de veelvuldige contacten met het basisonderwijs, waaronder de door de Marnix Academie uitgevoerde contractwerkzaamheden, merken wij dat onze kwaliteit wordt gewaardeerd. De genoemde kwaliteit is gerelateerd aan de overzichtelijke schaal van de instelling, aan de door medewerkers ervaren sterke verbinding met het beroepenveld en aan de in paragraaf 1.3 genoemde en breed onder medewerkers verankerde visie. Ook robuuste organisatieaspecten en een aanwezige positieve beroepsethos spelen een belangrijke rol. Gelet op de ambitie van de Marnix Academie, om niet alleen opleidingen aan te bieden maar ook een volwaardige kennisinstelling te willen zijn voor het basisonderwijs, is het van belang om een zekere omvang na te streven. In de afgelopen jaren is een groei gerealiseerd tot ongeveer 1350 studenten in de bacheloropleiding. Het ziet ernaar uit dat de groei zich zal voortzetten, tot ongeveer 1500 studenten in de bacheloropleiding (te bereiken rond 2014). De arbeidsmarkt voor net afgestudeerde leerkrachten basisonderwijs is op dit moment (voorjaar 2012) moeizaam; alle signalen wijzen er op dat dit een tijdelijk effect is en dat over enkele jaren en zeker in het midden en westen van het land er weer behoefte zal zijn aan nieuw aantredende leerkrachten. In vergelijking met elders afstuderende leerkrachten, wordt het getuigschrift van de Marnix Academie goed gewaardeerd en vinden Marnix-afgestudeerden relatief gemakkelijk een baan. Naast de reguliere bachelor-opleiding tot leraar basisonderwijs, biedt de Marnix Academie de lerarenopleiding basisonderwijs ook aan als academische variant. Hiermee is een excellentieprogramma beschikbaar en kunnen ook meer getalenteerde instromende studenten (met name vwo-ers) worden bediend en worden behouden voor het basisonderwijs. Het programma is op academisch werk- en denkniveau en bereidt studenten voor op een toekomstige onderzoekende en vernieuwende rol in een schoolteam. In ‘research- en designateliers’ werken studenten aan verdiepend theoretisch of praktisch onderzoek, gecombineerd met het ontwerpen van onderwijs en dat presenteren of daarover publiceren. Een samenwerking met de Universiteit Utrecht waarborgt het academische karakter van de opleiding. In de opleiding is een pré-master Onderwijskundig ontwerp en advisering van de Universiteit Utrecht ingedaald. De Academische
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 15/51
lerarenopleiding aan de Marnix Academie is gestart in 2009 en het aantal instromende studenten is groeiende. Ook in het segment post-initieel onderwijs inclusief hbo-masteropleidingen is de Marnix Academie sterk aanwezig. Hiermee wordt uitwerking gegeven aan het Leven Lang Leren, zoals reeds genoemd als onderscheidend profielkenmerk van de Marnix Academie in paragraaf 1.2.2. In samenwerking met andere hogescholen worden drie hbo-masteropleidingen aangeboden (zoals genoemd in paragraaf 1.2.1). In recente jaren is – gebaseerd op overleg hierover met het beroepenveld – een aanbod post-initieel onderwijs toegevoegd. De Marnix Academie positioneert zich daarmee tot een mono-sectorale instelling van beduidende omvang. De ambitie is gericht op het – ook in de genoemde omvang van zo’n 1500 studenten in de bacheloropleiding – behouden van kwaliteit en erkenning. In de diverse rankings van hogescholen en vooral van lerarenopleidingen wil de Marnix Academie steeds blijven behoren tot de top-5 (van de enkele tientallen te ranken instellingen of opleidingen). De Marnix Academie wil voldoen aan alle maatschappelijke eisen en verwachtingen die aan nieuwe leerkrachten worden gesteld. Daarbij zal de Marnix Academie vasthouden aan een eigen opleidingsprofiel. Dat profiel – gekenmerkt met de al eerder genoemde woorden bekwaam, betrokken en bevlogen - wordt onder andere concreet vertaald in leerkrachten die in staat zijn om ‘onderzoekend’ en met reflectie in hun werk te staan en zichzelf te zien als subject en object van verdere verbetering. De kernwoorden zijn ook te verbinden aan de open christelijke identiteit van de Marnix Academie. Dat fundament wordt vertaald in leerkrachten die in staat zijn hun persoonlijke drijfveren en ‘beliefs’ te benoemen en te verbinden aan hun pedagogisch handelen in de klas. Specifiek ten behoeve van de bacheloropleiding zijn de wettelijk ingegeven zeven achterliggende SBO-compententies aangevuld met een Marnix-specifieke achtste competentie, gericht op ‘inspiratie en normatief handelen’. Binnen de bestaande wettelijke kaders zijn lerarenopleidingen basisonderwijs tot op heden uitgesloten van het mogen aanbieden van een Associate Degree. Vooruitlopend op mogelijke wijzigingen in wet- en regelgeving, heeft de Marnix Academie in haar overleg met het beroepenveld de vraag gesteld in hoeverre al dan niet belangstelling bestaat voor een aan te bieden programma Associate Degree (met name leidend tot een kwalificatie ‘onderwijsassistent’). In het overleg werd duidelijk dat voor zo’n aanbod vooralsnog nauwelijks of geen belangstelling bestaat. Voor de volledigheid wijzen wij nog op het volgende. Gelet op het profielkenmerk van de Marnix Academie om een kwaliteitsinstelling te willen zijn, faciliteert de Marnix Academie een promotietraject van een van haar docenten gericht op het tot stand komen en de inhoud van academische lerarenopleidingen basisonderwijs. Het promotietraject moet gerichte informatie opleveren, over ‘wat werkt’ en ‘wat niet werkt’. Het bedoelde promotietraject zal waarschijnlijk in de loop van 2012 worden afgerond. Sterkte: Gerealiseerde kwaliteit, erkend door het beroepenveld en door studenten.
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 16/51
Reeds gerealiseerde en zich verder aftekenende groei. Verworven goede plaats in rankings. Eigen beroepsbeeld mede ingegeven door de protestants-christelijke identiteit. In het beroepsbeeld wordt bekwaamheid verbonden aan betrokkenheid en bevlogenheid. Toegevoegde Marnix-eigen achtste competentie ‘inspiratie en normatief handelen’ in de bacheloropleiding. Academische variant lerarenopleiding basisonderwijs in een groeiende omvang. Marnix-afgestudeerden vinden relatief gemakkelijk een baan. Sterke aanwezigheid in het segment post-initieel onderwijs inclusief hbo-masteropleidingen.
Ontwikkelpunt: De Marnix Academie is kwetsbaar in termen van onderwijs-conjunctuur. Als antwoord daarop zal een nadere strategie moeten worden ontwikkeld die is gericht op het behoud van de opgebouwde omvang en positie.
1.4.2 Partners in Opleiding en Ontwikkeling De relatie met het beroepenveld is voor de Marnix Academie van essentieel belang. De Marnix Academie heeft zich met nadruk verbonden aan dat beroepenveld, middels Partners in Opleiding en Ontwikkeling. Het partnerschap bestrijkt een groot gedeelte van Midden-Nederland (ruwweg de cirkel om Utrecht, begrensd door de plaatsen Amstelveen-Almere-Apeldoorn-Tiel-WaalwijkBarendrecht-Alphen aan den Rijn) en behelst een intensieve (en contractueel vastgelegde) samenwerking met 38 schoolbesturen en ruim 310 daaronder ressorterende basisscholen (situatie jaarwisseling 2011/2012). De basisscholen en schoolbesturen zijn (overwegend) van open protestants-christelijke signatuur. In het partnerschap lag aanvankelijk de nadruk op het ‘Opleiden in de school’, ten behoeve van de bacheloropleiding van de Marnix Academie. Daartoe is een structuur beschreven en ingericht, ten behoeve van het opleiden en begeleiden van studenten en van het professionaliseren van leerkrachten in hun begeleidende taak. De samenwerking met partnerscholen heeft inmiddels een dusdanige omvang aangenomen dat alle studenten via partnerscholen worden opgeleid. In 2009 werd vanuit het partnerschap een omvangrijke Opleidingsschool ter accreditatie aan de NVAO voorgelegd, in het kader van de erkenningsronde voor opleidingsscholen. De Opleidingsschool omvat de meerderheid van de basisscholen binnen het partnerschap; vanuit de NVAO werd de aanduiding ‘goed’ verkregen (NVAO registratienummer OS 2009B-036 ). Op dit moment (ruwweg de kalenderjaren 2011 tot 2015) wordt een traject doorlopen gericht op het – op basis van gestelde kwaliteitscriteria – certificeren van alle basisscholen binnen het partnerschap. De gestelde criteria sluiten aan op het door de Marnix Academie zelf gebruikte model voor borging van de eigen kwaliteit (gebaseerd op het EFQM-model). De samenwerking is verder uitgebouwd naar een gedeelde verantwoordelijk voor het opleiden en voor school- en opleidingsontwikkeling. De Marnix Academie en de basisscholen werken hiermee samen aan kenniscreatie en kennisdeling. Voorbeelden hiervan zijn de professionele
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 17/51
leerwerkgemeenschappen. In een leerwerkgemeenschap vindt koppeling van theorie aan praktijk plaats en werken medewerkers van een basisschool samen met medewerkers van de Marnix Academie en samen met studenten aan een inhoudelijk aspect van schoolontwikkeling. Binnen het partnerschap worden ervaringen uitgewisseld, middels grensoverschrijdende samenwerking en themabijeenkomsten. Enkele leerkrachten uit het basisonderwijs treden op de Marnix Academie op als studiecoach. Onlangs is het partnerschap door de Onderwijsinspectie aangemerkt als ‘good practice’ (bezoek Onderwijsinspectie d.d. 16 maart 2012 in het kader van de monitoring Beleidsagenda Krachtig Meesterschap; verslag van het bezoek nog te verwachten). Inmiddels is binnen het partnerschap ook een erkende Academische Opleidingsschool gerealiseerd, in het kader van de Regeling verankering academische opleidingssschool 2012-2016 (brief OCW gedateerd 26 maart 2012, referentie MUO-2012/1844 U). In zo’n Academische Opleidingsschool is een als zodanig geborgde onderzoeksfunctie aanwezig. Hoofddoelen van het partnerschap zijn: gezamenlijke kennisontwikkeling gericht op kwalitatief goed onderwijs; competentiegericht opleiden en zorg dragen voor een krachtige leeromgeving op de scholen en de opleiding; verbindingen tussen ontwikkeling van de student, onderzoek en schoolontwikkeling; ontwikkelen van kwaliteitscriteria gericht op kwalitatief partnerschap; borgen van kwaliteit en innovatieve kracht. De genoemde doelen zijn inmiddels grotendeels behaald, waarbij de door-ontwikkeling van het partnerschap zich nu vooral toespitst op laatstgenoemd doel. Bij belangrijke curriculum- of profileringskeuzen aan de kant van de Marnix Academie wordt het partnerschap geraadpleegd en worden keuzen afgestemd op binnen het partnerschap aanwezige wensen. Gelet op het succes en mede ingegeven door de goede naam van de Marnix Academie, dienen zich belangstellende nieuwe schoolbesturen aan. Ten aanzien van het identiteitsaspect doet zich een verbreding voor, van duidelijk protestants-christelijk georiënteerde schoolbesturen naar een toevoeging van rooms-katholieke en interconfessionele schoolbesturen en de daaronder functionerende basisscholen. Het aantal belangstellende schoolbesturen is te groot, in vergelijking met de mogelijkheden van de Marnix Academie. De Marnix Academie wil de inhoudelijke kwaliteit van de samenwerkingsrelatie voorop blijven stellen en ziet een verdere groei van het partnerschap niet als op zichzelf staand doel. Gekoerst wordt op een relatieve vergroting van het aantal basisscholen binnen het partnerschap met een specifiek onderwijskarakter, met name speciaal basisonderwijs en onderwijs-vernieuwingsscholen. Hiermee kan worden toegevoegd aan de diversiteit binnen het partnerschap, op basis waarvan specifieker leerwensen van studenten en onderlinge uitwisseling van leerervaringen tussen scholen uitgebreider kunnen worden geaccommodeerd. Voor de volledigheid wijzen wij nog op het volgende. Gelet op het profielkenmerk van de Marnix Academie om een kwaliteitsinstelling te willen zijn, is enkele jaren geleden een onderzoek ingezet naar het verband tussen samenwerkingsvormen met het beroepenveld en de mate van vernieuwing (innovatie) die dat oplevert. Als uitkomst van het onderzoek is gebleken dat vooral
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 18/51
het inzetten op een wederzijdse partnerschapsrelatie en de grensoverschrijdende samenwerking tussen instelling en beroepenveld bepalend zijn voor het al dan niet tot stand komen van innovatie in opleiding en schoolontwikkeling. De resultaten van het onderzoek zijn samengebracht in de bundel Samen verder Samen innoveren, Mariska Jansen, Utrecht 2011. Sterkte: De samenwerking met het beroepenveld is inhoudelijk en qua omvang sterk ontwikkeld en daarin uniek. Met het beroepenveld gedeelde verantwoordelijkheid, voor de opleiding en voor schoolontwikkeling. Binnen het partnerschap aanwezige inhoudelijke diversiteit. Gestelde kwaliteitscriteria en daaraan gekoppelde certificering van de in het partnerschap deelnemende basisscholen. Brede erkenning en grote belangstelling voor de inmiddels in het partnerschap bereikte resultaten. Ontwikkelpunten: Budgettaire spanning bij schoolbesturen kan de medeverantwoordelijkheid voor het opleiden en het voeren van inhoudelijke schoolontwikkeling aantasten. De Marnix Academie zal hier een antwoord op moeten vinden, gericht op het kunnen handhaven van de intensieve samenwerking met het beroepenveld. Nadere criteria zullen worden ontwikkeld, voor het al dan niet toelaten van belangstellende basisscholen tot het partnerschap. Naast kwaliteitscriteria zal het hierbij ook gaan om meer expliciete aspecten van inhoudelijke diversiteit. Kennisontwikkeling en kennisdeling met het beroepenveld zullen worden verbonden aan een aan te scherpen Marnix-onderzoeksprofiel (zoals beschreven in paragraaf 1.4.5).
1.4.3 De contractwerkzaamheden Een van de onderscheidende profielkenmerken van de Marnix Academie is de sterke verbinding met het beroepenveld. Het partnerschap, zoals beschreven in de vorige paragraaf, is ingericht op de aspecten opleiden en begeleiden van bachelorstudenten en de gemeenschappelijke opbouw van kennis en schoolontwikkeling in de samenwerking tussen Marnix Academie en basisschool. De op de Marnix Academie aanwezige kennis en expertise wordt ook in de vorm van contractwerkzaamheden ingezet voor basisscholen. De Marnix Academie is sterk aanwezig in advisering, post-initiële opleiding en verdere professionalisering van leerkrachten en van schooldirecties of schoolbesturen in het primair onderwijs. Deze activiteiten zijn organisatorisch ondergebracht in het Marnix Onderwijscentrum (MOC), onderdeel van de Marnix Academie. Het MOC kent een cursorisch aanbod, maar werkt vooral ook in maatwerktrajecten samen met de basisschool. De dienstverlening is georganiseerd in een aantal kenniscentra, waarin de adviseurs op basis van expertise samenwerken. Deze kenniscentra zijn: School & Identiteit
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 19/51
Leerkracht Interactief taal- en rekenonderwijs Leerlingenzorg Jonge kind Onderwijsmanagement Individuele begeleiding
Specifiek ten behoeve van de contractwerkzaamheden zet de Marnix Academie ongeveer twintig docenten/adviseurs in. In personele zin wordt gestuurd op een overlap met de taakinzet van docenten ten behoeve van de bacheloropleiding. Ook de lectoren van de Marnix Academie zijn mede betrokken in de contractwerkzaamheden. Hiermee lukt het om de op de Marnix Academie aanwezige expertise zo breed mogelijk te verankeren en te gebruiken in het volledige assortiment aan activiteiten. Ook in het relatiebeheer/accountmanagement ten behoeve van de contacten met het basisonderwijs wordt gestuurd op het vertegenwoordigen van het assortiment in zo breed mogelijke zin. In 2011 realiseerde de Marnix Academie aan contractwerkzaamheden een omzet van bijna 2,4 miljoen euro, ofwel 18 % van de totale omzet. De contractwerkzaamheden concentreren zich op de in de vorige paragraaf genoemde basisscholen en schoolbesturen binnen het partnerschap. Toch weet de Marnix Academie met haar contractwerkzaamheden ook in bredere zin tegemoet te komen aan de behoeften binnen het regionale scholenveld. De financiële mogelijkheden van schoolbesturen (de ‘klanten’ voor de contractwerkzaamheden van de Marnix Academie) staan duidelijk onder druk. Voor de komende jaren is het beleid gericht op consolidatie van de huidige omzet (dus contractactiviteiten in een omvang van tenminste 2 miljoen euro per jaar). Maatwerk vindt vooral plaats in de vorm van advies en begeleiding bij integrale schoolontwikkeling. Vraagstukken op het gebied van schoolorganisatie, leerkracht- en managementcompetenties, leerlingenzorg, taal- en rekenonderwijs of andere vakgebieden worden in samenhang bekeken. Daarna wordt met de school de route voor schoolontwikkeling uitgezet. De adviseur vanuit de Marnix Academie neemt daarbij vaak de rol in van procesbegeleider, coach of supervisor. Gelet op de landelijke beleidsagenda tot voortgaande professionalisering van leerkrachten en het voor de Marnix Academie onderscheidene profielkenmerk Leven Lang Leren, is de huidige ontwikkeling vooral gericht op het tot stand laten komen en kostendekkend aanbieden van een uitgebreider aanbod aan specialistische post-hbo-opleidingen (onder erkenning van de Stichting Post Hoger Beroeps Onderwijs Nederland via het Centrum voor Post Initieel Onderwijs Nederland). Het beroepenveld is hierover geconsulteerd en geeft aan behoefte te hebben aan een aanbod scholingsmogelijkheden op post-hbo-niveau (gekoppeld aan de zich binnen het basisonderwijs verder ontwikkelende specialisaties binnen een schoolteam). De reeds erkende post-initiële opleidingen zijn genoemd in paragraaf 1.1. Gekoerst wordt op het toevoegen van een erkend post-hbo cursusaanbod: Intern Begeleider – Top-opleiding Leer- en Gedragsspecialist – RT-opleiding
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 20/51
Specialist Brede School Opleiding Schoolleider (in het samenwerkingsverband Penta Nova, zie daarvoor paragraaf 1.4.6) Opleiding Middenmanagement (ook in het samenwerkingsverband Penta Nova).
Voor de toekomst zal worden overwogen of verdere post-hbo dan wel hbo-masteropleidingen zullen worden toegevoegd. Helaas moeten wij constateren dat de beschikbaarheid van een lerarenbeurs is beperkt tot hbo-masteropleidingen en daarmee niet voor andersoortig post-hbo aanbod kan worden aangewend. Naar onze waarneming is het volgen van een hbomasteropleiding voor een deel van de zittende leerkrachten een te grote of te moeilijke stap en kan juist het aanbod aan andersoortig post-hbo een antwoord geven op de algemene behoefte aan upgrading van docent-kwalificaties. Wij constateren hier een omissie in het bestaande stelsel. Voor een actueel overzicht van het huidige aanbod verwijzen wij naar de website http://www.marnixonderwijscentrum.nl. Binnen het totaalaanbod is onder andere het aanbod aan opleidingen gericht op schoolmanagement voor primair en voortgezet onderwijs een belangrijk aspect. Vanuit het samenwerkingsverband Penta Nova (nader omschreven in paragraaf 1.4.6) biedt de Marnix Academie schoolleidersopleidingen aan. Vanuit de Marnix Academie en met name vanuit het lectoraat Leiderschap in het Onderwijs wordt inhoudelijke input geleverd ten behoeve van het tot stand komen van een landelijk registratietraject voor schoolleiders. De Marnix Academie neemt hiermee een agendabepalende positie in. Sterkte: Gerealiseerde omzet in beduidende omvang. Koppeling contractwerkzaamheden aan door de Marnix Academie aangeboden initiële opleidingen. Inbedding contractwerk in (vooral) het partnerschap met basisscholen en schoolbesturen. Het aanbod is inhoudelijk goed afgestemd op de landelijke beleidsagenda ‘Leven Lang Leren’ en op de wensen binnen het beroepenveld. Het aanbod spoort met de landelijke ontwikkeling gericht op certificering van leerkrachten en schoolleiders. Ontwikkelpunten: Gevoeligheid voor onderwijs-conjunctuur. De Marnix Academie zal daar een antwoord op moeten blijven vinden, gericht op behoud van de huidige omvang aan contractwerkzaamheden en op de inhoudelijke afstemming daaromtrent met het beroepenveld.
1.4.4 Lectoraten en verdere onderzoeksactiviteiten De Marnix Academie kent (situatie voorjaar 2012) drie lectoraten met bijbehorende kenniskringen en praktijknetwerken, op voor de hogeschool strategische thema’s. Over deze themakeuze vond intensief gesprek plaats met het beroepenveld. Voor een uitgebreide
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 21/51
beschrijving verwijzen wij naar onze website http://www.marnixacademie.nl/marnixacademie/kennisontwikkeling/lectoraten.aspx. In dit document volstaan wij met een korte beschrijving: Het lectoraat Dynamische identiteitsontwikkeling Het lectoraat Dynamische identiteitsontwikkeling doet onderzoek naar de identiteitsontwikkeling van leerlingen en leerkrachten binnen het basisonderwijs. Het lectoraat is nauw betrokken bij de opleidingen van de Marnix Academie, zowel de initiële opleiding als de masteropleidingen en trainingen of cursussen. Het lectoraat speelt een belangrijke rol bij de ontwikkeling van onderwijs, als het gaat om levensbeschouwelijke ontwikkeling van kinderen en levensbeschouwelijke vorming van studenten. Het lectoraat werkt eveneens aan het professionaliseren van onze docenten op het terrein van levensbeschouwing. Het lectoraat Interactie en taalbeleid Het lectoraat Interactie en taalbeleid richt zich op gesprekken in de klas, die de taal- en denkontwikkeling van leerlingen bevorderen. Kinderen hebben gesprekken nodig om er hun taal, denken en kennis mee te ontwikkelen, maar niet ieder gesprek is daar vanzelf geschikt voor. Het lectoraat onderzoekt het plaatsvinden van ‘kwalitatief hoogwaardige interactie’ en het daarbij ondersteunen van leerkrachten. het lectoraat Leiderschap in het onderwijs (samen met de partners van Penta Nova, zie daarvoor paragraaf 1.4.6) Het belang van leiderschap in het onderwijs is nationaal en internationaal sterk toegenomen. Schoolleiders krijgen meer verantwoordelijkheid voor de onderwijskwaliteit van hun school. Bovendien ontstaat binnen scholen steeds meer behoefte aan onderzoeksgegevens die aangeven ‘wat werkt en wat niet werkt’. De vraag naar evidence based werken neemt toe. Dit vraagt om nieuwe vormen van leiderschap. Het lectoraat Leiderschap in het onderwijs wil daaraan een sterke impuls geven. In de tabel hieronder geven wij de totale formatie-inzet lectoraten weer (situatie aanvang 2012): Lectoraat Formatie-inzet lector Formatie-inzet leden kenniskring Dynamische identiteitsontwikkeling 0,5 0,6 Interactie en taalbeleid 0,6 0,8 Leiderschap in het onderwijs 0,6 1,2 *) *) formatie-inbreng mede vanuit de collega-hogescholen in het samenwerkingsverband Penta Nova De totale formatie onderwijzend personeel van de Marnix Academie bedraagt 72,6 fte. De formatie lectoraten ligt daarmee in verhouding beduidend hoger dan het landelijk gemiddelde voor het hbo. Ons beleid is gericht op het verder positioneren van de Marnix Academie als kennisinstelling en daartoe tenminste handhaven van de huidige lectoraatsomvang. De lectoren en hun kenniskringleden zijn inhoudelijk in brede zin betrokken in het totale assortiment van activiteiten zoals aangeboden door de Marnix Academie. Onder andere werken de lectoren aan een versterking van de kennisopbouw bij Marnix-docenten op het aspect ‘onderzoeksvaardigheden’ en de daarbij vereiste begeleiding van studenten.
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 22/51
Naast de genoemde lectoraten en hun betreffende kenniskringen, vinden ook andere onderzoeksactiviteiten plaats. Wij noemen met name de ontwikkeling van onderzoeksvaardigheden en het uitvoeren van praktijkonderzoek binnen de bacheloropleiding (en uiteraard ook binnen de academische variant daarvan) en binnen de hbo-masteropleidingen; de leerwerkgemeenschappen in intensieve samenwerking met het beroepenveld (zoals beschreven in paragraaf 1.4.2) en enkele door de Marnix Academie gefaciliteerde promotietrajecten. In paragraaf 1.4.5 gaan wij nader in op de ontwikkeling van een omvattende Marnix-onderzoeksprogrammering. Sterkte: De lectoraten zijn goed bekend in en worden gewaardeerd door het beroepenveld, met een focus op de scholen binnen Partners in Onderwijs en Ontwikkeling (beschreven in paragraaf 1.4.2). Lectoraten zijn binnen de Marnix Academie sterk verweven in de activiteiten voor onderwijs en contractwerkzaamheden. Lectoren werken aan kennisopbouw bij docenten. De lectoraten en verdere onderzoeksinspanningen leveren onderzoeksmatige onderbouwing voor de Marnix-eigen opvattingen ten aanzien van onderwijskwaliteit. Ontwikkelpunten: De onderlinge verbinding tussen de drie lectoraten zal inhoudelijk worden versterkt. Onder andere zal nadere onderlinge overweging plaatsvinden ten aanzien van te hanteren onderzoeksmethodologieën en hantering van een gemeenschappelijk begrippenkader. Op basis van een Marnix-onderzoeksprofiel zullen de lectoraten, inhoudelijk meer dan nu ingekaderd, werken aan expertiseopbouw en doorwerking – gerelateerd aan de Marnix onderwijsvisie en kwaliteitsopvatting. Ook de verdere onderzoeksactiviteiten van de Marnix Academie zullen aan dit Marnix-onderzoeksprofiel worden gerelateerd (zie hiervoor paragraaf 1.4.5). Structuur en aansturing van het onderzoek zullen worden verscherpt en worden omgeven door verscherpte doelstellingen en kwaliteitszorg.
1.4.5 Het Marnix-onderzoeksprogramma Om de Marnix Academie scherper als kennisinstelling te kunnen profileren is een start gemaakt met het definiëren van een samenhangend onderzoeksprogramma. Via een brede interne (opleidingsdocenten) en externe (schoolbesturen binnen het partnerschap) consultatie is een inventarisatie gemaakt van relevante onderzoeksthema’s. In 2012 zal tot vaststelling van het programma en tot uitvoering van het programma worden overgegaan. Na vaststelling van het programma zullen de diverse onderzoeksactiviteiten (binnen lectoraten, in leerwerkgemeenschappen, in door de Marnix Academie gefaciliteerde promotietrajecten) aan het programma worden verbonden. In de nadere overweging en beschrijving van het samenhangende onderzoeksprogramma zal onder andere overleg worden gevoerd en samenwerking worden gezocht met een universiteit, naar zich laat aanzien de Vrije Universiteit.
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 23/51
In de onderwijsprogramma’s van de Marnix Academie wordt aandacht besteed aan de verwerving van onderzoeksvaardigheden (vooral in de bacheloropleiding) en aan de uitvoering van praktijkonderzoek (in de bachelor- en in de hbo-masteropleidingen). Uiteraard zal ook de betreffende verdere expertiseopbouw bij docenten aan het Marnix-onderzoeksprogramma worden verbonden. In de afgelopen jaren heeft de Marnix Academie reeds meerdere specifieke onderzoekssubsidies verworven. Het betreft met name: (RAAK projectnr. 2006-1-6P) € 246.960,- voor het project ‘Multiculturele identiteit in het basisonderwijs’. (RAAK projectnr. 2007-4-12P) € 182.910,- voor het project ‘Maatschappelijke stage in het basisonderwijs’. (RAAK projectnr. 11.854) € 252.820 voor het project ‘Uitdagend onderwijs met interactie voor laagtaalvaardige jonge kinderen’. Ook uit twee andere specifieke regelingen zijn subsidies verworven, te weten: Uit de Stimuleringsregel Krachtig Meesterschap (toekenning 18 juni 2010 bij Agentschap NL bekend onder referentienummer KM10041) € 298.208 voor het project ‘Grip op burgerschap – systematisch en doelgericht buitenschools leren’. Toekenning door Surf Foundation (voorjaar 2011) € 120.000,- voor het project ‘Toetsing en toetsgestuurd leren.’ Het project wordt uitgevoerd door de Marnix Academie in samenwerking met Hogeschool De Kempel in de periode januari 2011 – maart 2013 en richt zich op de beoordeling van portfolio’s in lerarenopleidingen in een toetsgestuurde/digitale leeromgeving. Als ondertitel gebruiken wij de aanduidingen: ‘De beoordeling beoordeeld – Portfoliobeoordeling in lerarenopleidingen getoetst op echtheid en eigenheid’. Voor de volledigheid is het goed te vermelden, dat er soms vanuit een van onze lectoraten wordt meegewerkt in een project onder penvoerderschap van een andere hogeschool. Voor de toekomst zal worden gestreefd naar het verwerven van verdere subsidies, waarbij de focus gekoppeld zal zijn aan het vast te stellen Marnix-onderzoeksprogramma en aan de doorwerking daarvan naar het beroepenveld. Ook hiermee geven wij uitwerking aan onze specifieke profielkenmerken, met name op de aspecten Kwaliteit en Verbinding met het beroepenveld (zoals omschreven in paragraaf 1.2.2). Vooralsnog onduidelijk is in welke omvang specifiek te verwerven middelen ten behoeve van onderzoek voor hbo-instellingen ter beschikking zullen blijven staan. In paragraaf 1.5 van deze notitie wordt beschreven hoe de Marnix Academie invulling geeft aan het aspect valorisatie en wordt aangegeven dat de Marnix Academie in samenwerking met andere hogescholen invulling wil geven aan een landelijk Expertisecentrum Meesterschap, gericht op de brede professionaliteit van de leerkracht. Het spreekt voor zich dat de nadere invulling van het onderzoeksprofiel van de Marnix Academie wordt afgestemd op deze aspecten. Sterkte: Onderzoeksinspanningen zijn sterk gerelateerd aan de binnen de Marnix Academie gevoerde onderwijscurricula en aan ontwikkelingen en inhoudelijke accenten in het beroepenveld. Op basis van gerealiseerde onderzoeksinspanningen wordt nu gewerkt aan een instellingsbrede programmatische verbinding. Reeds verworven RAAK subsidies.
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 24/51
Ontwikkelpunten: Het onderzoeksprofiel van de Marnix Academie zal worden versterkt en zal daarin inhoudelijk en met meer focus aansluiten op de specifieke visie en kwaliteitsopvatting van de Marnix Academie. Het onderzoeksprofiel van de Marnix Academie zal – in samenwerking en in samenhang met de onderzoeksactiviteiten van de overige betrokken hogescholen – onderdeel zijn van het beoogde landelijk Expertisecentrum Meesterschap (zoals aangeduid in paragraaf 1.5.2). Gekoppeld aan het versterkte Marnix onderzoeksprofiel zal worden ingezet op het verwerven van verdere RAAK-subsidies (of vergelijkbare subsidies).
1.4.6 Samenwerking met andere hogescholen en universiteiten Zoals eerder is aangegeven kiest de Marnix Academie zelfbewust voor haar bestaan als monosectorale instelling voor hoger beroepsonderwijs. De specifieke profielkenmerken van de Marnix Academie (zoals genoemd in paragraaf 1.2.2) legitimeren deze keuze volop. In de waardering (welke wij constateren bij studenten en bij het beroepenveld) zien wij onze keuze in sterke mate bevestigd. De relatief kleinschalige en daarmee overzichtelijke omvang van de Marnix Academie maakt dat sterke inhoudelijke verbindingen kunnen worden gevoerd, binnen de instelling en in de relatie met het beroepenveld. De Marnix Academie hanteert een duidelijke focus en kan daarin (zodra gewijzigde landelijke beleidsagenda’s of ontwikkelingen in het beroepenveld daartoe aanleiding geven) snel schakelen. De overzichtelijke schaal maakt ook dat de student wordt ‘gekend’ en dat een goede begeleidingsstructuur wordt gevoerd. Tegelijk is het van belang om inhoudelijk samen te werken, met andere hogescholen en met universiteiten. De Marnix Academie onderhoudt daartoe meerdere samenwerkingsverbanden. Vooral de volgende daarvan zijn van belang:
Interactum De Marnix Academie maakt onderdeel uit van een samenwerkingsverband van vijf monosectorale lerarenopleidingen basisonderwijs: de Educatieve Federatie Interactum. Met de partners in Interactum – de hogescholen Ipabo Amsterdam/Alkmaar, De Kempel/Helmond, Iselinge/Doetinchem en Katholieke Pabo Zwolle – wordt vooral het volgende gerealiseerd: o Een inhoudelijke netwerkfunctie. Met name binnen onderscheiden vakdomeinen vindt uitwisseling van kennis plaats. Ook op bestuurlijk/managerial niveau en bij processen van kwaliteitszorg of bedrijfsvoering worden ervaringen uitgewisseld. o De Interactumpartners (tot op heden nog zonder Hogeschool Iselinge) bieden in samenwerking de bij de Marnix Academie geaccrediteerde hbo-masteropleiding Leren en Innoveren aan. Voor nadere informatie over deze opleiding verwijzen wij naar de website http://www.lereneninnoveren.nl. o In 2011 werd een door de Interactumpartners (zonder Hogeschool Iselinge) gedragen Interactum-lectoraat Kantelende Kennis afgesloten. In acht jaren lectoraat is een cyclus voor collectieve kennisontwikkeling tot stand gekomen. Deze cyclus werkt met name door in de leerwerkgemeenschappen waarin de Marnix Academie samenwerkt met het beroepenveld en in de hbo-masteropleiding Leren en Innoveren.
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 25/51
o
o o
Via de elektronische leeromgeving worden ontwikkelde kennisobjecten Interactumbreed beschikbaar gesteld (zie hiervoor de website http://www.interactum.nl/Kennisobjecten.aspx). Inhoudelijke netwerkactiviteiten met enkele Vlaamse universiteiten en hogescholen (onderdeel van het Vlaamse Interactum-samenwerkingsverband) Via gemeenschappelijke ‘loketten’ voor intake en relatiebeheer wordt een omvangrijke internationale studentenmobiliteit gerealiseerd. Zie hierover paragraaf 1.4.8.
Penta Nova Onder de naam Penta Nova, Academie voor Schoolmanagement werkt de Marnix Academie samen met de hogescholen INHolland, Christelijke Hogeschool Ede, Driestar Educatief en Gereformeerde Hogeschool Zwolle. Vanuit dit samenwerkingsverband worden opleidingen voor schoolleiders aangeboden, inclusief de hbo-masteropleiding Educational Leadership. Het aanbod valt niet onder directe rijksfinanciering en wordt derhalve uitgevoerd op basis van kostendekkende tarieven, welke wij in rekening brengen bij de afnemende schoolbesturen. Het aanbod is met nadruk gekoppeld aan het Marnix-profielkenmerk Leven Lang Leren, waarbij voor de populatie deelnemers aan opleidingen gericht op schoolmanagement duidelijk is dat meerjarige werkervaring, als leerkracht in het onderwijs, een vereiste is. Penta Nova heeft inmiddels een sterke marktpositie verworven en zich inhoudelijk ontwikkeld tot een erkend expertisecentrum op het terrein van leiderschap in het onderwijs. In recente jaren heeft zich een duidelijke verbreding voorgedaan, waarbij de expertiseopbouw mede is gericht op het voortgezet onderwijs. De Marnix Academie treedt op als administratief en organisatorisch centrum voor Penta Nova. Aan Penta Nova is een lectoraat Leiderschap in het Onderwijs verbonden; ook dit lectoraat is ingebed binnen de Marnix Academie als huis-instelling. Voor nadere informatie over Penta Nova verwijzen wij naar de website http://www.pentanova.nl/home.aspx.
Master Special Educational Needs Onder licentie van de Hogeschool Windesheim verzorgt de Marnix Academie de lesplaats Utrecht voor de hbo-masteropleiding Special Educational Needs (SEN). Als onderdeel van het assortiment aan activiteiten van de Marnix Academie, wordt dit aanbod – op locatie en verzorgd door medewerkers van de Marnix Academie – door het werkveld bijzonder gewaardeerd. Zoals aangegeven in paragraaf 1.4.3 heeft de Marnix Academie ingezet op een uitgebreid aanbod aan post-hbo-opleidingen binnen haar assortiment, waaronder opleidingen op het terrein van de leerlingenzorg. Het spreekt voor zich dat daarbij gebruik wordt gemaakt van de expertise zoals opgebouwd, gerelateerd aan de master SEN.
Universiteiten De Marnix Academie werkt samen met enkele universiteiten. Wij noemen met name het volgende : o De samenwerking met de Universiteit Utrecht, ten behoeve van de academische variant Lerarenopleiding basisonderwijs van de Marnix Academie. Onder meer is de pré-master Onderwijskunde ingedaald in het programma. Ook met het wetenschapsknooppunt van de Universiteit Utrecht wordt samengewerkt, in het kader van stimulering Bêta-Techniek op basisscholen.
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 26/51
o Drie medewerkers van de Marnix Academie (situatie voorjaar 2012) doorlopen een promotietraject, met bijbehorende begeleiding vanuit een universiteit.
o Twee van de drie Marnix-lectoren treden op als co-promotor. o De samenwerking met de bestaande landelijke expertisecentra, op het terrein van rekenen/wiskunde (ELWIeR), Nederlands, mens- en maatschappijwetenschappen, elk omgeven door specifieke universitaire samenwerkingsrelaties. o De samenwerking met de Universiteit voor Humanistiek, waarbij het gaat om het inhoud geven aan het begrip reflexieve professionaliteit (zoals nader beschreven in paragraaf 1.5.2). o In 2011 zijn gesprekken gestart met de Vrije Universiteit, gericht op een geïntensiveerde samenwerking bij de onderzoekstaakstelling van de Marnix Academie. Voor het goede begrip wijzen wij er overigens op dat een op inhoud gerichte samenwerking van een mono-sectorale hogeschool met een brede universiteit zich vooral manifesteert op het niveau van een onderzoeksgroep binnen die universiteit. Sterkte: Door kwaliteitsaspecten bevestigde keuze voor het mono-sectoraal bestaan van de Marnix Academie. Menselijke maat van de instelling, doorwerkend in herkenbaarheid voor en begeleiding van studenten. Meerdere functionerende inhoudelijke netwerken met andere instellingen voor hoger onderwijs zijn aanwezig. Bestaande samenwerkingsverbanden met andere instellingen voor hoger onderwijs zijn inhoudelijk sterk verankerd in de Marnix Academie. Ontwikkelpunt: Op basis van een scherper te formuleren netwerk-strategie moet een intensiever en meer omvattende inhoudelijke samenwerking ontstaan, met een beperkt aantal partijen. Met name de universitaire verbinding moet daar duidelijk in aanwezig zijn.
1.4.7 Duurzame ontwikkeling Gekoppeld aan haar identiteitsopvatting, staat het thema duurzame ontwikkeling hoog op de beleidsagenda van de Marnix Academie. Meest belangrijk daarbij is de inhoudelijke uitwerking van het begrip duurzaamheid, in termen van bewustzijn van het eigen handelen. Studenten worden uitgedaagd om na te denken over wat hen beweegt en hun denken daarover te verbinden met hun pedagogische taakstelling. Zoals reeds is opgemerkt in paragraaf 1.4.1 van deze notitie is specifiek voor de bacheloropleiding een achtste competentie ‘Inspiratie en normatief handelen’ toegevoegd aan de zeven op landelijk niveau door SBO geformuleerde competenties voor leerkrachten. In termen van duurzame ontwikkeling ligt hiermee het accent op het aspect People. Bij Duurzame Ontwikkeling zijn ook de aspecten Planet en Profit belangrijk. De Marnix Academie gaat verantwoord om met schaarse hulpmiddelen als energie, water, papier etc. De beleidsdoelstellingen hieromtrent zijn uitgewerkt in de vorm van een milieubeleidsplan.
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 27/51
Het onderwerp duurzame ontwikkeling leeft sterk binnen de Marnix Academie en maakt voor de Marnix Academie onderdeel uit van haar beroepsbeeld en kwaliteitsopvatting. Ook deelnemers in het aanbod post-hbo inclusief hbo-masteropleidingen nemen dit waar. De Marnix Academie sluit hiermee ook in haar profielkenmerk Leven Lang Leren aan op het onderwerp duurzame ontwikkeling. De Marnix Academie heeft inmiddels een Keurmerk Duurzame Ontwikkeling in het Hoger Onderwijs verworven, in het kader van het Auditing Instrument for Sustainability in Higher Education (AISHE). Sterkte: Het onderwerp duurzame ontwikkeling maakt integraal onderdeel uit van de opleidingen van de Marnix Academie, met een accent op de bacheloropleiding. Ontwikkelpunt: De reeds verworven duurzaamheidserkenning AISHE 2-sterren zal worden voortgezet in een nog te verwerven erkenning AISHE 3-sterren. Volgens planning gaan wij hierbij uit van het late najaar 2012.
1.4.8 Internationalisering Ook ten aanzien van het aspect internationalisering voert de Marnix Academie een nadrukkelijk beleid, op basis van de richtinggevende documenten The European University Charter 2007-2013 (mede ondertekend door de Marnix Academie) en The European Teacher. Een internationale oriëntatie voegt voor de Marnix Academie toe aan de opleiding van studenten, met name als het gaat om de reflectie ten aanzien de eigen professionaliteit in relatie tot mens- en wereldbeelden en besef van de eigen door cultuur en opvoeding bepaalde positie. Het thema is hiermee gekoppeld aan de identiteit van de Marnix Academie en aan de visie en kwaliteitsopvatting (zoals beschreven in paragraaf 1.4.1). Naast de meer algemene reflectie is het uiteraard vooral van belang om kennis te nemen van de onderwijspraktijk in andere landen en culturen. Het begrip hiervan werkt door in het eigen professioneel handelen van aanstaande leerkrachten in de beroepspraktijk, met name als het gaat om het verzorgen van onderwijs aan allochtone leerlingen afkomstig uit een andere (vooral niet-westerse) cultuur. De doelstellingen van de Marnix Academie zijn vastgelegd in een beleidsplan internationalisering. Een vertaling vindt plaats in: Studentenmobiliteit Docentenmobiliteit Minors en vakken in de majorfase met een internationale focus (een voorbeeld: in de minorfase van de bacheloropleiding worden de Engelstalige minoren Special Educational Needs en Humanities aangeboden, voor in totaal 60 EC) Samenwerkingsverbanden met instellingen voor hoger onderwijs binnen en buiten Europa Kennisimport en –export via lectoraten en promotietrajecten Structurele aandacht in de curricula voor de internationale dimensie, met name gekoppeld aan de thema’s multiculturele en multireligieuze samenleving Internationaliseringsactiviteiten als onderdeel van het aanbod aan contractwerkzaamheden
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 28/51
Van de populatie studenten in de bacheloropleiding van de Marnix Academie neemt meer dan 90% deel aan een internationale week in het tweede studiejaar, gaat meer dan 15% in het derde studiejaar naar het buitenland in het kader van een Erasmus exchangeprogramma en volgt meer dan 5 % in het vierde studiejaar een uitgebreide buitenlandse stage van 3 tot 5 maanden studietijd. Omgekeerd ontvangt de Marnix Academie per studiejaar enkele tientallen buitenlandse studenten. De activiteiten op het terrein van internationalisering vinden uiteraard plaats in nauwe samenwerking met buitenlandse universiteiten en hogescholen. Sterkte: Het onderwerp internationalisering is op basis van geformuleerd beleid nadrukkelijk in de opleidingen van de Marnix Academie opgenomen. Beduidende aantallen studenten participeren, als onderdeel van hun studie, in internationale uitwisselingsactiviteiten. Ontwikkelpunten: Elk programma-onderdeel in de bacheloropleiding zal – waar dit relevant kan zijn – worden voorzien van een aantoonbare internationale oriëntatie. Het betreft onder andere het gebruik van internationale literatuur. De geformuleerde doelstellingen in het internationaliseringsbeleid van de Marnix Academie ten aanzien van verder verhoogde studenten- en docentenmobiliteit zullen in de komende jaren worden gerealiseerd. Onder andere zullen alle tweedejaarsstudenten in de bacheloropleiding gaan deelnemen aan een internationale week.
1.5 Valorisatie en Expertisecentrum
1.5.1 Valorisatie De Marnix Academie is – als monosectorale hbo-instelling – gericht op een duidelijke beroepspraktijk, te weten het basisonderwijs. Tegelijkertijd kiest de Marnix Academie voor een bredere scope. Het aanbod van de Marnix Academie is mede gericht op het inhoudelijk versterken van de voor- en vroegschoolse educatie (VVE), hetgeen met name naar voren komt in een minor binnen de bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs en in een gedeelte van de door de Marnix Academie verzorgde nascholings-/contractwerkzaamheden. Aan de andere kant van het basisonderwijs is zo’n verbreding nog meer aan de orde. De Marnix Academie biedt een minor aan gericht op de overgang van basisschool naar voortgezet onderwijs; in contractwerkzaamheden zijn soms begeleidingstrajecten binnen het voortgezet onderwijs aan de orde; het lectoraat Leiderschap in het onderwijs is mede betrokken in expertise-opbouw ten behoeve van het voortgezet onderwijs en de deelnemers-populatie van de hbo-masteropleiding Leren en Innoveren is voor een aanzienlijk deel afkomstig uit het voortgezet onderwijs en zelfs uit het mbo en hbo. Samenvattend kunnen wij constateren dat de Marnix Academie zich heeft ontwikkeld tot een kennisinstelling op het terrein van onderwijs en leren, met een duidelijke focus op de leeftijd 2 tot 14 jaar.
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 29/51
Vooral binnen Partners in Opleiding en Ontwikkeling wordt werk gemaakt van een gemeenschappelijke agenda voor onderzoek en ontwikkeling. In de samenwerking tussen Marnix Academie en basisschool staan steeds concrete ontwikkelvragen centraal, op schoolniveau en/of op overstijgend bestuursniveau. De resultaten staan in brede zin binnen het partnerschap ter beschikking, op basis waarvan de Marnix Academie functioneert als kennismakelaar. Binnen het partnerschap vindt tevens een voortgaande opbouw van kennis plaats. De contractactiviteiten, vanuit de Marnix Academie ten behoeve van het beroepenveld, voegen daar in belangrijke mate aan toe. De inhoudelijke onderwerpen worden niet eenzijdig door de Marnix Academie aangedragen, maar komen tot stand in een intensieve wisselwerking met het beroepenveld. Ontwikkelagenda’s worden gevoerd met een gemeenschappelijke inbreng van personele capaciteit (de leerwerkgemeenschappen) of worden kostendekkend in rekening gebracht als het gaat om de eenzijdige inzet van binnen de Marnix Academie aanwezige expertise bij de uitvoer van contractwerkzaamheden ten behoeve van schoolontwikkeling. De aanwezige lectoraten en hun kenniskringen zijn in deze uitwisseling van kennis verweven. Anders gezegd: het aspect valorisatie is bij de Marnix Academie sterk ingevuld. In de komende jaren zal de opgebouwde positie verder worden versterkt of op zijn minst worden geconsolideerd. Binnen de eigen regio Midden-Nederland (provincie Utrecht plus delen van de provincies Gelderland, Zuid-Holland en Noord-Holland en kleinere delen van de provincies Flevoland en Noord-Brabant) heeft de Marnix Academie zich ontwikkeld tot een expertisecentrum voor het basisonderwijs (of voor het leren van kinderen in de leeftijd 2 tot 14 jaar).
1.5.2 Expertisecentrum en aanspraak op selectief budget Vanuit de in paragraaf 1.3 beschreven missie en visie van de Marnix Academie, uitgewerkt in de sterk aan het identiteitsaspect verbonden kwaliteitsopvatting zoals omschreven in paragraaf 1.4.1, heeft zich de laatste jaren een sterke gerichtheid op reflexieve professionaliteit ontwikkeld. Daaronder verstaat de Marnix Academie – in de context van de sector Educatie – het volgende. Goed onderwijs en goede opleidingen kenmerken zich door de aandacht voor normativiteit en inspiratie. Centrale vraag daarbij is hoe je als professional in het beroep staat. Studenten aan lerarenopleidingen moeten niet alleen kennis leren verzamelen en overbrengen, maar ook uitgedaagd worden als het gaat om vragen naar het waarom van leren en onderwijzen. Als toekomstig beroepsbeoefenaar moet de student dus leren om zijn handelen te overdenken, te analyseren en waar nodig te verbeteren of aan te vullen. De leerkracht als professional maakt voortdurend eigen keuzes, neemt verantwoordelijkheid, analyseert en evalueert. De leerkracht moet daartoe beschikken over competenties als initiatief nemen, kritisch denken, verantwoordelijkheidszin en flexibiliteit. De leerkracht moet kennis hebben van de wereld en daarnaast ook beschikken over pedagogische bagage. De leerkracht moet zicht hebben op de eigen beweegredenen en op het eigen normatieve kader. De leerkracht moet zich laten inspireren en moet ook zelf kunnen inspireren. Persoonlijke professionaliteit krijgt hiermee de lading van reflexieve professionaliteit. Een professionele leerkracht is in staat en bereid om de eigen waarden en normen te toetsen en tegen het licht te houden, is zich bewust van de eigen innerlijke drijfveren en kan die verantwoorden. Een professionele leerkracht vat zijn eigen professie op als meer dan instrumenteel-technisch.
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 30/51
Reflexieve professionaliteit heeft op de Marnix Academie een stevige plaats gekregen, in het beroepsbeeld van de Marnix Academie (zoals beschreven in paragraaf 1.3); in de onderwijsprogramma’s van de Marnix Academie (waarbij wij met name refereren aan de reeds in paragraaf 1.4.1 genoemde achtste competentie); in de in samenwerking met het basisonderwijs gevoerde ontwikkelagenda en in de eigen expertiseopbouw en onderzoekstaakstelling. Reflexieve professionaliteit staat in het hart van de kwaliteitsopvatting van de Marnix Academie en is gekoppeld aan het specifieke profielkenmerk Leven Lang Leren. De Marnix Academie heeft zich ontwikkeld tot een expertisecentrum voor reflexieve professionaliteit en maakt de keuze om dit thema in versterkte mate te blijven voeren. De Marnix Academie voert deze agenda niet alleen, maar zoekt hierbij de samenwerking met elders aanwezige expertise, zoals bijvoorbeeld aanwezig op de Vrije Universiteit en op de Universiteit voor Humanistiek. Als onderdeel van het Hoofdlijnenakkoord wordt gesproken over het toedelen van een percentage selectief budget, gerelateerd aan de profilering van de instelling. Wij gaan er van uit dat zulke middelen aan de Marnix Academie zullen worden toegekend. De middelen zullen wij gebruiken ter versterking van onze onderscheidende profielkenmerken (zoals beschreven in paragraaf 1.2.2) in het algemeen en van onze expertiserol voor reflexieve professionaliteit in het bijzonder. In het traject ter voorbereiding van de door de hbo-instellingen in te dienen voorstellen voor prestatieafspraken, heeft overleg plaatsgevonden tussen zes kleinere of mono-sectorale instellingen, nadrukkelijk actief op het domein Educatie en van erkende goede kwaliteit. Als uitkomst van het overleg is geconstateerd dat de bedoelde hogescholen hun reeds opgebouwde kennis en verdere ambities willen onderbrengen in een samenhangende inhoudelijke en organisatorische structuur, onder de (voorlopige) aanduiding Expertisecenter Persoonlijk Meesterschap. De Marnix Academie is mede drager van dit initiatief en wil het hierboven beschreven thema reflexieve professionaliteit graag in het Expertisecenter Persoonlijk Meesterschap onderbrengen. De aanvraag wordt ingediend door de Marnix Academie in samenwerking met de hogescholen Driestar Educatief/Gouda, De Kempel/Helmond, Gereformeerde Hogeschool Zwolle, Katholieke Pabo Zwolle en Iselinge/Doetinchem. De aanvraag is als bijlage bij deze notitie opgenomen en zal tevens worden ingediend via de voorgestelde prestatieafspraken van de andere betrokken hogescholen.
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 31/51
2.
Specifieke prestatie-indicatoren
In dit hoofdstuk worden voor de Marnix Academie een aantal specifieke prestatie-indicatoren benoemd. Daarbij wordt aangesloten op de onderwerpen welke zijn genoemd in het Hoofdlijnenakkoord dat december 2011 is afgesloten tussen OCW en de HBO-raad (zoals opgenomen in de door OCW verspreide eerste uitnodiging tot het formuleren van presatieafspraken, gedateerd 29 december 2011 onder OCW-referentie 357907). De indicatoren worden benoemd in de volgorde van het overzicht van (verplichte en facultatieve) indicatoren zoals verstrekt via de website van de door de staatsecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ingestelde reviewcommissie. Bij elk van de indicatoren wordt de huidige situatie benoemd. Tevens wordt de in 2016 te realiseren situatie weergegeven. Onze toelichting wordt afgesloten met een weergave van ons beleid, in steekwoorden geformuleerd en gerelateerd aan de betreffende indicatoren.
2.1
Studiesucces
Bij Studiesucces hanteren wij de volgende indicatoren:
Uitval: Het aandeel van het totaal aantal voltijd bachelorstudenten (eerstejaars HO) dat na één jaar niet meer bij dezelfde instelling in het hoger onderwijs staat ingeschreven. Bron: door de reviewcommissie aangeleverde gegevens op basis van één cijfer HO (DUO)
Rendement: Het aandeel van de voltijd bachelorstudenten die zich na het eerste studiejaar opnieuw bij dezelfde instelling inschrijven (herinschrijvers) dat in de nominale studietijd + één jaar (C+1) bij dezelfde instelling het bachelorsdiploma behaalt. Bron: door de reviewcommissie aangeleverde gegevens op basis van één cijfer HO (DUO)
N.B. De indicator Switch (i.v.m. inschrijving van bachelorstudenten bij een andere opleiding bij dezelfde instelling) is bij de Marnix Academie niet aan de orde. Indicator Uitval Rendement
Nulsituatie cohort 2010: 31,3 % cohort 2006: 73%
Te realiseren situatie cohort 2014: maximaal 30 % Cohort 2010: Minimaal 73%
Toelichting: In de afgelopen jaren zijn beperkt reeds landelijke maatregelen ingevoerd voor verhoging van het niveau van de bacheloropleiding leraar basisonderwijs, te weten de vóór afronding van de propedeuse te behalen taal- en rekentoets. Inmiddels ligt een Advies voor van de Commissie Kennisbasis Pabo, onder de titel Een goede basis (in de wandelgangen aangeduid als het rapport van de Commissie Meijerink), waarin voorstellen zijn gedaan gericht op een nadere verhoging van het niveau. De in het advies opgenomen voorstellen hebben gedeeltelijk betrekking op door de lerarenopleidingen zelf te nemen maatregelen en gaan voor een ander deel over maatregelen in het toeleverende voortgezet onderwijs of mbo. Afrondende besluitvorming over het advies heeft (aan de zijde van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) nog niet
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 32/51
plaatsgevonden, maar algemeen wordt verwacht dat de maatregelen, of in ieder geval onderdelen daarvan, navolging zullen vinden. Ook over de datum van invoering van de maatregelen is nog geen landelijke beslissing genomen, maar wij gaan er van uit dat in ieder geval het gedeelte van de maatregelen dat ligt aan de kant van de lerarenopleidingen basisonderwijs, met ingang van het cohort 2013 of (meer waarschijnlijk) van het cohort 2014 zal worden doorgevoerd. Met de informatie van dit moment (voorjaar 2012) zijn de voor ons relevante randvoorwaarden nog gedeeltelijk onbekend. Met name onduidelijk is in hoeverre de verbetering van het instroomniveau (volgens het advies vereist) zal gaan plaatsvinden ‘voor de poort’, dat wil zeggen voorafgaand aan het feitelijk starten met de opleiding. In het door ons nu genoemde maximale percentage uitval gaan wij er van uit dat de aangeduide maatregelen inderdaad al ‘voor de poort’ en bij het instroomcohort 2014 zullen zijn doorgevoerd, ter verbetering van het niveau van instroom. Als onverhoopt de beoogde verbetering van de instroom onderdeel wordt van het propedeusecurriculum van de lerarenopleidingen, zal uiteraard de uitval daardoor hoger komen te liggen. Gelet op de volgens het advies in te voeren landelijke eindtoetsen moeten wij tevens er rekening mee houden dat het rendement lager zal worden (voor zover het effect niet zal worden gecompenseerd ten gevolge van aangescherpte instroomeisen en/of een aangescherpte propedeuse). Voor het nu relevante prestatiecohort 2010 is het een en ander nog niet aan de orde, terwijl tevens voor dat cohort de propedeuse al is gepasseerd. De nul-situatie ligt voor de Marnix Academie al op meerdere procentpunten boven het landelijk gemiddelde voor het hbo en in de door ons voor het cohort 2010 te realiseren situatie gaan wij uit van het handhaven van (tenminste) deze nul-situatie. Voor de verdere toekomst verwachten wij een slechter rendement, maar zullen wij ons inspannen om het effect beperkt te houden en vervolgens weer terug te groeien naar (minimaal) het huidige rendementsniveau. Als wij spreken over uitval en rendement, lijkt het ons goed om het door ons in deze gevoerde beleid te benoemen. De in onze ogen meest belangrijke factor voor succes of uitval, is de confrontatie met de beroepspraktijk. Ons beleid is gericht op het zo sterk mogelijk gebruik maken van de bedoeling van de propedeutische fase, als indicator voor het succesvol kunnen afronden van de gehele studie en tevens voor het al dan niet kunnen toegroeien naar een succesvolle beroepsbeoefening in het onderwijs. Als uitvloeisel van deze beleidskeuze hebben wij de vroegtijdige en niet vrijblijvende confrontatie met de beroepspraktijk sterk aangezet, in de gehele propedeutische fase. Dat stelt eisen aan onze studenten en aan onze begeleidingsstructuur, maar wordt tevens door de studenten in hoge mate gewaardeerd. In de komende jaren zullen wij aanvullend investeren in de studiebegeleiding van studenten en in onze programmering van het nieuwe curriculum zal nadrukkelijk aandacht worden gegeven aan de te verwachten effecten in termen van mogelijke uitval. Ons beleid in steekwoorden: Doorvoering aanbevelingen commissie Meijerink. Verder aanzetten intake en studiebegeleiding, met name gerelateerd aan het motivatieaspect. Met name voor de ‘late’ inschrijvers zal de intake worden verscherpt en omgeven door expliciete beslismomenten ten aanzien van toelating, mede gebruikmakend van (door de overheid aangekondigde) nieuwe regelgeving dienaangaande.
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 33/51
Aanscherping van het bindend studieadvies (zodra regelgeving dit mogelijk maakt ook in de post-propedeutische fase). Toevoegen aan ons aanbod summercourses (als voorbereiding op entreetoetsen of op andere specifieke toetsvereisten) en specifieke trainingen gedurende het eerste studiejaar. Verder aanzetten studievoorlichting, gericht op zo reëel mogelijk verwachtingen. Gerichte aandacht voor specifieke doelgroepen, als uitvloeisel van het in paragraaf 1.2.2 genoemde diversiteitsbeleid.
2.2 Kwaliteit Als indicator voor kwaliteit gaan wij uit van het studentenoordeel over de opleiding:
Kwaliteit: Het aandeel van de respondenten (voltijdstudenten) in de Nationale Studenten Enquête (NSE) dat tevreden (score in categorie 4) of zeer tevreden (score in categorie 5) is over de opleiding in het algemeen, in het totaal aantal respondenten (voltijd studenten) aan de instelling. Bron: door de reviewcommissie aangeleverde gegevens op basis van NSE februari 2011
Indicator Kwaliteit
Nul-situatie: NSE februari 2011 83,7 %
Te realiseren situatie: NSE februari 2015 Minimaal 80%
Als aanvulling op het beeld geven wij tevens de gemiddelde score voor de Marnix Academie weer, op de NSE februari 2011, waarbij wij alle onderdelen gelijk hebben gewogen. Het totaal gemiddelde (voor de bachelor voltijdopleiding) kwam uit op 3,76 (op een schaal van 1 t/m 5). Toelichting: De nul-situatie ligt zeer beduidend boven de landelijk gemiddelde score binnen de sector onderwijs of binnen het gehele hbo (het landelijk tevredenheidsbeeld ligt op dit moment rond 65 tot 70 %). Onze ambitie is gericht op het handhaven van zo’n goede score. In paragraaf 2.1 is reeds aangegeven dat adviezen uit het rapport Een goede basis zullen moeten worden doorgevoerd. Als gevolg hiervan zijn ingrijpende curriculumaanpassingen aan de orde. Het landelijke traject wordt in faseringen gevoerd, op grond waarvan opeenvolgende beduidende curriculumaanpassingen, gespreid over meerdere opeenvolgende jaren, aan de orde moeten zijn. Grootschalige aanpassingen aan het curriculum leiden in het algemeen tot een tijdelijke verlaging van studenttevredenheid. Enkele jaren geleden, bij het invoeren van het competentiegericht onderwijs en vervolgens van de landelijke taal- en rekentoetsen, was zo’n tijdelijk effect duidelijk waar te nemen. De door ons te realiseren situatie is gericht op het beperkt houden van deze verlaging. In later jaren, na het weer ‘tot rust’ komen van ons curriculum, zullen wij uiteraard inzetten op een tevredenheidspercentage dat opnieuw (net als in de jaren vóór 2012) wordt verbeterd. Daarmee willen wij terug groeien naar een door studenten ervaren kwaliteit op tenminste het huidige niveau. De door studenten ervaren kwaliteit is voor ons niet de enige indicator voor kwaliteit. Uit het Werkveldtevredenheidsonderzoek (nader beschreven in paragraaf 2.4) maken wij op dat
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 34/51
werkgevers graag bij ons afgestudeerde leerkrachten in dienst nemen. Uit alumni-onderzoek (via de HBO-monitor) maken wij op dat onze oud-studenten tevreden zijn over de eerder bij ons doorlopen opleiding. Het moge duidelijk zijn dat wij de resultaten uit zulke onderzoeken intensief volgen en ook bespreken in onze contacten met het beroepenveld. Als wij spreken over kwaliteit, lijkt ons een expliciete verwijzing naar paragraaf 1.3 van deze notitie op zijn plaats. Het begrip kwaliteit is voor ons niet uitsluitend instrumenteel van aard, maar is vooral ook verbonden aan het door ons beoogde beroepsbeeld. Ons beleid in steekwoorden: Vasthouden aan een eigen onderwijsopvatting en de door te voeren noodzakelijke curriculumaanpassingen daar aan relateren (dus niet op zichzelf staand doorvoeren). De relatie tussen curriculum en het toekomstig beroepsprofiel leidend laten blijven in de opbouw van het curriculum. Aspecten van onderwijsorganisatie zo robuust mogelijk blijven verankeren. Zorg dragen voor optimale informatievoorziening aan studenten: roostering, verwachtingen bij studieonderdelen, etc.
2.3 Maatregelen In het door de reviewcommissie verstrekte overzicht zijn een aantal specifieke maatregelen benoemd. Het betreft de volgende indicatoren:
Docentkwaliteit: Het aandeel van de docenten (OP) met een master/PhD in het totaal aantal docenten (OP). Bron: instellingsgegevens opgenomen in de eigen personeelsadministratie Overeenkomstig de aanwijzingen tellen wij niet in fte, maar in aantallen docenten (ongeacht hun aanstellingsomvang). Deze keuze werkt in onze situatie enigszins negatief door; enkele docenten zijn in een beperkte omvang aangesteld voor een specifieke taakstelling, met lagere vereiste kwalificatie. N.B. Naar ons weten ontbreken tot op heden hbo-brede afspraken over hoe om te gaan met ‘oude’ docent-kwalificaties als drs. En MO-B. Binnen het landelijk overleg van lerarenopleidingen basisonderwijs is afgesproken dat genoemde kwalificaties worden geteld als gelijkwaardig aan master. Wij nemen deze afspraak over. Een eerstegraads bevoegdheid gekoppeld aan een doorlopen bacheloropleiding (met name van belang bij de kunstvakken en bij bewegingsonderwijs) tellen wij niet mee als gelijkwaardig aan master.
Onderwijsintensiteit: Het aandeel van de voltijd bacheloropleidingen met minder dan 12 geprogrammeerde contacturen (klokuur/week) in het eerste jaar. Bron: instellingsgegevens ten aanzien van de onderwijsorganisatie. Strikt genomen is in onze situatie de nul-situatie gelijk aan 0% en zal ook de in 2016 door
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 35/51
ons te realiseren situatie gelijk zijn aan 0%. Het lijkt ons een zinvolle toevoeging om het aantal gerealiseerde contacturen getalsmatig te benoemen, in de nul-situatie zowel als in de te realiseren situatie. In de tabel hieronder gaan wij uit van de contacttijd tijdens de in onderwijsperioden ingeplande ‘reguliere’ onderwijsweken, in het eerstejaarsprogramma. Het begrip contactuur is door de reviewcommissie nader omschreven, waarbij is aangegeven dat stages/werkplekleren niet tot de contacttijd behoren. Wij tekenen hierbij aan dat de stage (in onze benaming: het ‘praktijkleren’) in onze onderwijssituatie een omvangrijk en bijzonder wezenlijk onderdeel uitmaakt van de opleiding. Zoals toegelicht in paragraaf 1.4.2 is voor de begeleiding van het praktijkleren een inhoudelijke begeleidingsstructuur uitgewerkt, omgeven door kwaliteitseisen. De Marnix Academie betaalt vanuit de ontvangen rijksmiddelen voor de door basisscholen/schoolbesturen te leveren begeleiding, middelen die in een meer klassieke situatie voor contacttijd met ‘eigen’ docenten zouden worden ingezet. Gelet op de omschrijving vanuit de reviewcommissie hebben wij het praktijkleren (en de begeleidingsmomenten tijdens het praktijkleren) in eerste instantie niet meegeteld. Vervolgens zijn wij nagegaan in welke omvang tijdens het praktijkleren begeleiding plaatsvindt, dat is voor een omvang van tenminste één klokuur per week. Voor het goede begrip: naast reguliere onderwijsweken, kent ons curriculum o.a. tentamenweken, een themaweek, etc. Het is bijna onmogelijk om de contacttijd voor zulke ‘bijzondere’ onderwijsweken telbaar te maken.
Indirecte kosten: De ratio OP/OOP (fte), waarbij OP staat voor onderwijzend/docerend en onderzoekend personeel en OOP staat voor ondersteunend en beheerspersoneel. Bron: instellingsgegevens opgenomen in het door de instellingsaccountant gewaarmerkte Jaarverslag. In de door ons te noemen ratio hanteren wij een indeling overeenkomstig de rechtspositionele aard van de aanstelling. Wij geven twee voorbeelden. Ondersteunende personeelsleden op het gebied van ICT geven soms instructie bij het gebruik van computervoorzieningen; personeelsleden ten behoeve van de mediatheekcollectie geven soms instructie ten behoeve van gebruik of zoekgedrag in de collectie. Bedoelde personeelsleden zijn bij ons aangesteld in de categorie OOP en tellen als zodanig in die categorie mee.
Indicator Docentkwaliteit Onderwijsintensiteit (contacturen/week) Indirecte kosten
Nul-situatie: aanvang 2012 73% master; 4% PhD, totaal 77% Excl. Begeleiding praktijkleren: 16 Incl. begeleiding praktijkleren: ≥ 17 OP:OOP als 2,0:1,0
Te realiseren situatie: aanvang 2016 ≥ 78% master; ≥ 4% PhD, totaal ≥ 82% Excl. Begeleiding praktijkleren: ≥ 16 Incl. begeleiding praktijkleren: ≥ 17 OP:OOP als minimaal 2,0:1,0
Toelichting: Ons beleid is gericht op een verhoging van het aantal docenten met een kwalificatie op tenminste masterniveau. In de komende jaren willen wij een verhoging van het percentage bereiken, tot meer dan het in het Hoofdlijnenakkoord genoemde streefbeeld van 80%. Onlangs hebben wij dit uitgewerkt in termen van personeelsbeleid. Het (ook volgens ons nog te lage) Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 36/51
aantal gepromoveerde docenten is onder onze aandacht, maar bedacht moet worden dat promotietrajecten een lange looptijd hebben. Bovendien kunnen, bij de lage aantallen aan onze instelling verbonden docenten, onverwachte personele mutaties direct doorwerken in het percentage. Onze inzet is daarom gericht op het tenminste gelijk houden en zo mogelijk verhogen van het percentage PhD. Zoals reeds genoemd hebben wij nadrukkelijk ingezet op een inhoudelijk gefundeerde begeleidingsstructuur bij het praktijkleren. Onze beleidsagenda is gericht op een verdere versterking hiervan en wordt met name gevoerd via het certificeren van alle scholen binnen Partners in Onderwijs en Ontwikkeling. Wij kiezen daarom voor het handhaven van het aantal contacturen in de reguliere onderwijsweken aan de Marnix Academie, op tenminste het huidige niveau. De ratio OP:OOP (fte) is in de afgelopen jaren enkele procentpunten gestegen – dus in verhouding meer OP – ten gevolge van expliciet daarop gericht beleid. Een verdere verhoging streven wij niet na. Naar onze mening is onze organisatie op dit moment efficiënt ingericht en wij willen er voor waken dat (relatief dure en voor uitvoerende zaken soms minder bekwame) docenten taken verrichten waarvoor specifiek daarvoor ingestelde ondersteunende functies efficiënter zijn. Ook enkele meer specifieke overwegingen spelen hier een rol. Als onderdeel van de nadere toespitsing van ons onderwijs- en onderzoeksprofiel, zullen wij mogelijk de rol van het ICT-gebruik in het onderwijs sterker willen aanzetten. Het is zeer wel denkbaar dat hierbij nadere ICT-ondersteuning zal zijn vereist. Ook de toenemende toetscultuur (met name de in te voeren landelijke toetsingen gerelateerd aan de in paragraaf 2.1 genoemde maatregelen ter verhoging van het niveau van de bachelor-opleiding leraar basisonderwijs) vereist aanvullende ICTvoorzieningen. Verder moet ook de toenemende verantwoordingslast worden genoemd, ten gevolge waarvan groeiende ondersteunende capaciteit moet worden ingezet. Voor het goede begrip: omgerekend in geld ligt de ratio OP:OOP uiteraard hoger dan de verhouding in fte. Ons beleid in steekwoorden: Personele afspraken gericht op upgrading van docenten naar masterniveau (conform het geformuleerde personeelsbeleid in deze) Handhaving van gefaciliteerde promotietrajecten In sollicitatieprocedures verscherpte kwalificatie-vereisten stellen Onderwijs-organisatorische bijstellingen gericht op een vergroting van het aantal contacturen (mede gekoppeld aan door te voeren bijstellingen in het curriculum) Verscherpte taaktoedelingen en werkprocessen, gericht op efficiënte toedeling van taken OOP Behoud van een relatief ‘plat’ organisatiemodel
2.4 Facultatieve indicatoren Naast de door de reviewcommissie genoemde verplichte indicatoren, is het mogelijk om prestatieafspraken toe te voegen met betrekking tot een aantal facultatieve indicatoren. Gaarne voegen wij enkele indicatoren toe. Allereerst moeten wij opmerken dat de afzonderlijke vragen in de Nationale Studenten Enquête (NSE) voor ons gedeeltelijk bijzonder relevant zijn, voor een ander gedeelte echter minder. Onder andere worden vragen gesteld over de mogelijkheden voor
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 37/51
studentenhuisvesting, in de betreffende studieplaats; een vraag waarop de Marnix Academie helaas minder dan gemiddeld scoort en waarbij – in tegenstelling tot de overige scores – de Marnix Academie ook nauwelijks beleid kan formuleren ter verbetering. Door het toevoegen van enkele van de door de reviewcommissie aangedragen facultatieve indicatoren, kunnen wij nader inzoomen op de afzonderlijke vragen en – ingegeven door onze eigen kwaliteitsopvattingen ten aanzien van onze onderwijstaakstelling – met name de meer inhoudelijke aspecten naar voren halen.
NSE-Oordeel over inhoud: Percentage van studenten dat tevreden is over de inhoud van de opleiding. Het betreft de NSE-scores in de categorie 4 (tevreden) en 5 (zeer tevreden), zoals die in februari 2011 zijn verzameld of in het laatst beschikbare jaar. Bron: door de reviewcommissie aangeleverde gegevens op basis van NSE februari 2011
NSE-Oordeel over algemene vaardigheden: Percentage van studenten dat tevreden is over de verworven algemene vaardigheden binnen de opleiding. Het betreft de NSE-scores in de categorie 4 (tevreden ) en 5 (zeer tevreden), zoals die in februari 2011 zijn verzameld of in het laatst beschikbare jaar. Bron: door de reviewcommissie aangeleverde gegevens op basis van NSE februari 2011
NSE-Oordeel over wetenschappelijke vaardigheden: Percentage van studenten dat tevreden is over de verworven wetenschappelijke vaardigheden binnen de opleiding. Het betreft de NSE-scores in de categorie 4 (tevreden ) en 5 (zeer tevreden), zoals die in februari 2011 zijn verzameld of in het laatst beschikbare jaar. Bron: door de reviewcommissie aangeleverde gegevens op basis van NSE februari 2011
NSE-Oordeel over voorbereiding op het beroep: Het betreft de NSE-scores in de categorie 4 (tevreden ) en 5 (zeer tevreden), zoals die in februari 2011 zijn verzameld of in het laatst beschikbare jaar. Bron: door de reviewcommissie aangeleverde gegevens op basis van NSE februari 2011
Het NSE-oordeel over wetenschappelijke vaardigheden voeren wij bewust op. Het verwerven van onderzoeksvaardigheden en het uitvoeren van praktijkonderzoek is een wezenlijk onderdeel van ons bachelor-curriculum; immers leerkrachten moeten hebben geleerd om de in de beroepspraktijk te maken afwegingen expliciet te maken en bij belangrijke keuzes onderzoeksmatig te handelen dan wel gebruik te maken van beschikbare resultaten uit onderzoek. Het spreekt voor zich dat vooral in de academische variant van de bacheloropleiding en in de hbo-masteropleidingen dit aspect versterkt aan de orde is. Uit de door de reviewcommissie aangedragen facultatieve indicatoren voeren wij hier niet op de aantallen uitwisselingsstudenten in of uitwisselingsstudenten uit. In paragraaf 1.4.8 is in meer algemene zin ingegaan op ons internationaliseringsbeleid; het door ons geformuleerde beleid is vooralsnog niet één-op-één in de aangedragen indicatoren te ‘vangen’. In paragraaf 1.4.5 zijn de reeds verworven RAAK-subsidies genoemd en is aangegeven dat wij ook in de komende jaren vergelijkbare subsidies willen verwerven. Ook daarover nemen wij nu geen getalsmatige facultatieve indicator op.
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 38/51
Indicator NSE-oordeel inhoud NSE-oordeel algemene vaardigheden NSE-oordeel wetenschappel. vaardigheden NSE-oordeel voorbereiding beroep
Nul-situatie NSE 2011: 70,9 % NSE 2011: 77,3 % NSE 2011: 64,4 % NSE 2011: 81,8 %
Te realiseren situatie NSE 2015: ≥ 70% NSE 2015: ≥ 75% NSE 2015: ≥ 65% NSE 2015: ≥ 80%
Als aanvulling op het beeld geven wij tevens de gemiddelde score voor de Marnix Academie weer, op de genoemde aspecten in de NSE februari 2011 (op een schaal van 1 t/m 5): Inhoud: 3,8 Algemene vaardigheden: 3,9 Wetenschappelijke vaardigheden: 3,7 Voorbereiding op het beroep: 4,1 Toelichting: In de nul-situatie ligt de score van de Marnix Academie, op elk van de genoemde NSE-aspecten, significant boven het landelijk gemiddelde voor de sector onderwijs of voor het gehele hbo. Tegelijkertijd tekent zich een landelijke agenda af gericht op meer uniformering en op het relatief minder benadrukken van algemene beroepsvoorbereidende vaardigheden. Ons beleid is gericht op het handhaven van een score welke significant boven het landelijk gemiddelde ligt, op elk van de genoemde aspecten. In aanvulling op de genoemde indicatoren wijzen wij erop dat wij periodiek, in een cyclus van één keer per twee jaar, een Werkveldtevredenheidsonderzoek (WTO) uitvoeren. Dit onderzoek is voor ons van wezenlijk belang, immers de Marnix Academie kenmerkt zich door de intensieve verbinding met het beroepenveld (zoals met name is beschreven in paragraaf 1.4.2). Het WTO bevraagt het werkveld, dus het basisonderwijs, op de diverse aspecten van de bacheloropleiding, op de curriculumkeuzes die de Marnix Academie maakt, op het niveau van de bacheloropleiding en op de bijbehorende toetsing, op de betrokkenheid van studenten van de Marnix Academie in inhoudelijke schoolontwikkeling en meer algemeen op de verbinding tussen Marnix Academie en het beroepenveld en op de door de Marnix Academie aangeboden contractactiviteiten (zoals beschreven in paragraaf 1.4.3 van deze notitie). De totaalscore is goed en zelfs in de afgelopen jaren nog verder stijgend. De uitkomsten van het WTO vertalen wij in verbeteracties, als onderdeel van onze systematiek van kwaliteitszorg. Het lijkt ons nuttig om de scores over de afgelopen jaren hier weer te geven: Jaar uitvoering WTO 2007 2009 2011
Totaalscore bacheloropleiding 7,1 (op 10-puntschaal) 7,3 7,5
Ons beleid in steekwoorden: Systematisch blijven monitoren van tevredenheidsaspecten, onder studenten en in het beroepenveld. Doorvertaling van de uitkomsten in verbeteracties, als onderdeel van onze systematiek voor kwaliteitszorg.
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 39/51
Blijvende afstemming met het beroepenveld over de door ons te maken keuzes ten aanzien van de inhoud van het door ons aangeboden assortiment aan activiteiten ( waaronder het curriculum van de bacheloropleiding) en de aan die keuzes ten grondslag liggende beroepsbeelden. Deze afstemming moet doorwerken in een in de komende jaren nog verder groeiende score in het WTO.
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 40/51
Bijlage: Naar een expertisecenter Persoonlijk Meesterschap (PM) Inleiding In dit beoogde expertisecenter wordt samengewerkt door de volgende hogescholen: Hogeschool de Kempel in Helmond, Katholieke Pabo Zwolle, Marnix Academie te Utrecht, Iselinge Hogeschool te Doetinchem, Hogeschool de Driestar te Gouda en Gereformeerde Hogeschool Zwolle. De eerste vier hogescholen zijn monosectoraal (pabo’s) en de laatste twee hogescholen zijn multisectoraal. Hogeschool de Driestar heeft een pabo en een tweedegraads lerarenopleiding, voor verschillende vakken, en verzorgt een opleiding pedagogiek. De Gereformeerde Hogeschool Zwolle biedt naast de pabo onder andere ook de opleidingen SPH en MWD aan. De bundeling van een diversiteit aan expertise om a.s. leraren op te leiden tot persoonlijk meesterschap is van groot belang voor de hogescholen in het beoogde expertisecenter. Alle betrokken hogescholen staan door de jaren heen garant voor bewezen kwaliteit, wat onder meer blijkt uit de hoge ranking in de jaarlijkse onderzoeken naar opleidingskwaliteit (Elsevier, Keuzegids et cetera). De hogescholen hebben alle een uitstekende relatie met een substantieel deel van het werkveld (zie bijlage 1) en zij participeren alle in netwerken met andere kennisinstellingen in en buiten Nederland (zie bijlage 2). Alle hogescholen staan voor en werken aan (het opleiden van) leraren die goed onderwijs geven, effectief en inspirerend zijn. Uiteraard moet de basis op orde zijn en ook op orde blijven, maar de professionaliteit van een goede leraar bestaat uit meer dan het zijn van een vakspecialist; de goede leraar is ook een pedagoog en hij heeft kennis van de wereld. Bovendien doet de leraar er toe als persoon met zijn mensbeeld, opvattingen en hoe hij in het leven staat. Iedereen heeft herinneringen aan zijn of haar leraren en vragen naar deze herinneringen leiden onveranderlijk tot antwoorden, die allereerst en vooral refereren aan de persoon van de leraar: of je je er als leerling veilig voelde, of er naar je geluisterd werd, of hij al dan niet boeiend kon vertellen et cetera: “What an inspiration this teacher, so kind, so pure…” (Naar aanleiding van de Franse film: ‘Être et avoir’ van Nicolas Philibert )
De actualiteit In de afgelopen jaren is er door de lerarenopleidingen veel tijd besteed aan het ontwikkelen van de kennisbases (vakgericht en generiek) en de bijbehorende toetsing. Voldoende vakkennis bij alle (a.s.) leraren werd en wordt als noodzakelijk gezien door alle betrokkenen en beschouwd als een voorwaarde voor (a.s.) leraren om goede kwaliteit te kunnen leveren. Vakkennis alleen is echter niet voldoende om te kunnen spreken van goede leraren. Van leraren wordt in toenemende mate gevraagd dat zij inspelen op de onderwijsbehoeften van leerlingen en hen onderwijs op maat kunnen bieden. Passend onderwijs en opbrengstgericht onderwijs bijvoorbeeld, zijn thema’s waaraan lerarenteams invulling geven en ook op de lerarenopleidingen krijgen deze thema’s de nodige aandacht om a.s. leraren hiervoor toe te rusten. Vakkennis en didactische kwaliteiten zijn onontbeerlijk voor leraren om daadwerkelijk onderwijs op maat te kunnen bieden, maar achter deze onderwijsontwikkeling, tevens maatschappelijke opdracht,
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 41/51
gaat ook een bepaalde optiek op de maatschappij schuil, die terug te voeren is op beelden, opvattingen en waarden van mensen en dus ook raakt aan de persoon van de leraar. Om deze maatschappelijke opdracht goed te kunnen vervullen zijn goede en vooral breed opgeleide leraren nodig. Dat is de opdracht voor alle lerarenopleidingen. Onder breed opgeleide leraren wordt ook verstaan dat leraren in staat zijn om hun professie breed op te vatten. Zo blijken de grenzen tussen onderwijs en zorg steeds meer te vervagen; de focus op passend onderwijs is daar een voorbeeld van. Er is sprake van een ontwikkeling gericht op ontschotting tussen onderwijs en zorg en de Gereformeerde Hogeschool Zwolle leidt ook op voor zorg & welzijn (SPH en MWD) en onderzoek wordt ingezet om verdere expertise te ontwikkelen. Ook Hogeschool de Driestar zet onder meer in op zorg en welzijn (opleiding pedagogiek). De traditionele grenzen in het onderwijs tussen VVE, primair onderwijs en voortgezet onderwijs vervagen; er ontstaan allerlei vormen van integrale kindcentra. Voor degenen die werkzaam zijn in het onderwijs (maar ook in de zorg) wordt de beroepscontext, alsmede de eisen die aan onderwijsprofessional worden gesteld steeds complexer. Inzetten op de behoeften van kinderen in de leeftijd van 2 tot 14 jaar past binnen de focus van dit beoogde expertisecenter, waarbinnen expertise aanwezig is zowel met betrekking tot het opleiden voor het primair onderwijs, als voor voortgezet onderwijs en zorg en welzijn. Bundeling van alle aanwezige expertise bij de betrokken hogescholen is in dit kader van groot belang; de hogescholen hebben elkaar nodig om uitvoering te geven aan hun opdracht om leraren op te leiden tot brede onderwijsprofessionals. Van leraren wordt verwacht dat zij hun leerlingen toerusten voor het heden, maar tegelijkertijd dat zij hun leerlingen voorbereiden op het (kunnen) functioneren in de toekomst. Een toekomst die uiteraard nog onbekend is, maar zeker gekenschetst kan worden als een steeds complexer wordende samenleving waarin betrokkenen moeten (leren) functioneren en die van toekomstige generaties naast de deels bestaande ook nieuwe, andere en complexere competenties vraagt, alsmede voor degenen die de toekomstige generaties opleiden (Inspectie van het Onderwijs, 2012). In dat verband valt veelvuldig het begrip 21st Century skills. Wat dit betekent voor leraren, a.s. leraren en dus ook voor lerarenopleiders zijn vragen waarvoor lerarenopleidingen zich gesteld zien en waarop zij passende antwoorden moeten formuleren. Hoe moet de beroepspraktijk van de leraar doorontwikkeld worden aan de hand van de eisen van de toekomende tijd? Hoe ziet de leraar anno 2020 eruit en hoe acteert hij en welke hulpmiddelen (bijvoorbeeld social media) zet hij daarbij in? Hoe moet het beroepsprofiel van de leraar anno 2020 eruit zien? Deze vragen gaan de verschillende betrokken hogescholen in het beoogde expertisecenter systematisch en resultaatgericht onderzoeken en beantwoorden. Dit onderzoek moet leiden tot een aantal bruikbare prototypes voor het opleidingsonderwijs ‘van morgen’ en een passend beroepsprofiel voor de leraar anno 2020. Dat is de opdracht waarvoor lerarenopleidingen zich nu gesteld zien.
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 42/51
Achtergrond van de betrokken hogescholen Werken aan de brede professionaliteit bij het opleiden, het onderhouden en verder uitbouwen van de expertise van leraren basisonderwijs, in een intensieve relatie met het werkveld, staat centraal in en is een bestaand speerpunt van de betrokken hogescholen. Het beoogde expertisecenter bouwt voort op wat al tot stand is en wordt gebracht in de hogescholen en is er op gericht de inzet op dit speerpunt te versterken in samenwerking met het werkveld en de aan de hogescholen gelieerde lectoraten (zie bijlage 3) en de netwerken die de hogescholen hebben met kennisinstellingen, waaronder een aantal universiteiten (zie bijlage 2). Bovendien zal aansluiting worden gezocht bij de masteropleidingen, waarin de hogescholen partners zijn, zoals de masters Leren & Innoveren, Special Educational Needs en Educational Leadership, waarin docenten en werkveld van de partnerhogescholen betrokken zijn. Verworvenheden uit deze bestaande masteropleidingen worden tegen het licht gehouden en dienen, waar nodig, als input voor bijstellingen en ontwikkelingen gericht op het toekomstig functioneren van leraren, zoals in de masters Leren & Innoveren. Er wordt ook een verbinding gelegd met verwante opleidingstrajecten, die een aantal betrokken hogescholen naast de pabo aanbieden, zoals op het terrein van zorg. In het licht van bijvoorbeeld passend onderwijs is deze verbinding niet alleen voor de hand liggend, maar expertise ingebracht vanuit de verschillende opleidingstrajecten kan zorgen voor versterking; de masteropleiding Special Educational Needs is een voorbeeld van een master op het grensgebied van onderwijs en zorg. Ten behoeve van hun studenten kennen de hogescholen verschillende maatwerktrajecten, zoals excellentie- en honoursprogramma’s. Veel aandacht gaat uit naar het onderzoekend vermogen van a.s. leraren, zowel specifiek in bijvoorbeeld het kader van opbrengstgericht werken, als ook ten aanzien van de brede professionaliteit van de a.s. leraar op het terrein van vakkennis, didactiek en de a.s. leraar als persoon. Alle lectoraten te samen, verbonden aan de samenwerkende hogescholen (sommige al BKO-geaccrediteerd) geven zicht op een brede onderzoeksagenda voor docenten, studenten en werkveld en de hogescholen zijn op zoek naar mogelijkheden om in elkaars onderzoeksprogramma’s te participeren.
Waarom een expertisecenter Persoonlijk Meesterschap? De inzet is om leraren goed onderwijs te laten geven. Goed onderwijs staat of valt met goed opgeleide leraren. Een goed opgeleide leraar is een belangrijke factor voor de kwaliteit van het onderwijs. Over deze opvatting bestaat een brede consensus en daarover is al het nodige geschreven. In de studie ‘Wat is de ideale leraar’ (Gennip & Vrieze, 2008), noemen de auteurs drie basisdimensies, die aan goed leraarschap ten grondslag liggen:
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 43/51
Vakkennis Interventies
Persoon
VIP-kwaliteitsmodel (Gennip &Vrieze, 2008) Naast vakkennis, waaruit de vakbeheersing van de leraar blijkt, maar ook zijn deskundigheid om leerlingen te boeien, dient de leraar te beschikken over een repertoire aan interventies. Interventies, zoals het scheppen van een goede werksfeer, structuur aanbrengen in lessen en het geven van bruikbare feedback, hebben betrekking op de didactische kwaliteiten van een goede leraar. Tot slot telt ook de persoon van de leraar: zijn authenticiteit, zijn passie, zijn persoonlijke aandacht en zijn gevoel voor humor. De auteurs pleiten voor onderzoek naar validatie van het model, waarbij de drie dimensies in samenhang worden beschouwd om vast te kunnen stellen hoe deze bijdragen aan het verbeteren van leerprestaties bij leerlingen. Dit pleidooi sluit aan bij de ambitie van de hogescholen in het expertisecenter Persoonlijk Meesterschap, waarbij de insteek is om de leraar als persoon als uitgangspunt te nemen in de geformuleerde onderzoeksvraag: Hoe ziet de leraar anno 2020 er in zijn beroepspraktijk uit en hoe acteert hij daarin? Wat drijft deze leraar, wat zijn zijn opvattingen, hoe verhoudt hij zich tot anderen in de toekomstige samenleving en wat wil hij betekenen voor anderen en anderen meegeven (waardengedreven). Hoe legt hij echt contact met leerlingen en met hun ouders, maar ook met collega’s en andere betrokkenen in en bij het onderwijs? Hoe betrekt hij leerlingen daadwerkelijk bij het onderwijs en zorgt voor veiligheid en een goede werksfeer (Inspectie van het Onderwijs, 2012)? Vervolgens is dan de vraag: Welke effectieve hulpmiddelen zet de leraar anno 2020 daarbij in? Welke interventies moeten tot zijn repertoire (gaan) behoren voor hemzelf en voor anderen om te kunnen functioneren in de toekomstige samenleving en te voldoen aan de maatschappelijke opdracht om te zorgen voor hoge(re) opbrengsten in zijn onderwijspraktijk? Uiteraard is er dan ook nog de vraag: over welke vakkennis dient deze toekomstige leraar te beschikken en hoe zorgt hij ervoor dat deze kennis op niveau is en blijft.
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 44/51
De vraag naar relevante en bewezen (basis)kennis (evidence based) is een vraag die de afgelopen jaren breed in de samenleving hernieuwde aandacht heeft gekregen en waarin lerarenopleidingen terecht veel energie hebben gestoken en moeten blijven steken. Maar (instrumentele) kennis is altijd een middel waarvan een goed opgeleide en breed toegeruste onderwijsprofessional zich bedient om aan zijn maatschappelijke opdracht te voldoen. Het vertrekpunt van onderzoek in dit expertisecenter is de persoon van de leraar met zijn waardenoriëntatie (values based), die oog heeft voor en in weet te spelen op de behoeften van leerlingen (van 2 tot 14 jaar) in de maatschappelijke context, een goed evenwicht weet te bewerkstelligen en te handhaven tussen vorming en kennis(overdracht), over zijn eigen grenzen heen kan kijken, ethisch handelt, onderzoekend, ondernemend en creatief is en op deze wijze passend en ook effectief onderwijs kan bieden. Kortom, een leraar die functioneert als een brede onderwijsprofessional. Hoe kan een expertisecenter Persoonlijk Meesterschap functioneren? Het expertisecenter wordt ingericht als een netwerk met een gezamenlijke infrastructuur. Een van de betrokken hogescholen zal fungeren als penvoerder. In een in te stellen stuurgroep hebben alle betrokken hogescholen zitting en wordt per hogeschool een bestuurder afgevaardigd. De projectleiding komt in handen van een projectleider: een van de lectoren aangesteld bij een van de deelnemende hogescholen. Daarnaast wordt er een Raad van Advies ingericht, waarin samenwerkingspartners, experts, vanuit de netwerken van kennisinstellingen van de betrokken hogescholen participeren. Projectgroepen worden geleid door een lector bij een van de hogescholen. De projectleider coördineert en monitort de projecten en legt verantwoording af aan de stuurgroep. Er wordt een gezamenlijke projectenagenda opgesteld met een bijbehorend tijdpad en afspraken over wanneer welke (deel)producten moeten worden opgeleverd. Zo ontstaat een eigen onderzoeksprogramma in samenhang, waarin expertise wordt gekoppeld en middelen doelmatig kunnen worden ingezet en het onderwijsonderzoek in de betrokken hogescholen wordt versterkt. Het functioneren van het expertisecentrum wordt gekenmerkt door mobiliteit. Expertise die beschikbaar is, dan wel wordt ontwikkeld wordt bijeen gebracht door de verschillende participerende hogescholen. Dat zijn niet alleen de betrokkenen in de participerende hogescholen zelf, maar ook de overleg- en samenwerkingspartners in hun eigen netwerken en de relaties die zij hebben met (onderwijs)specialisten in andere onderwijsinstellingen, kenniscentra, zoals het NIVOZ en universiteiten (zie bijlage 2). Daadwerkelijke ontmoetingen tussen betrokkenen zullen georganiseerd worden, maar deze zullen ook op virtuele wijze, door de inzet van sociale media, gerealiseerd worden. In die zin is er ook sprake van double loop learning; veel onderwijsinstellingen hebben ten aanzien van de inzet van sociale media nog een slag te maken. Gezien de geografische spreiding van de samenwerkingspartners in het expertisecentrum kunnen deze ontwikkelingen op een natuurlijke wijze hun beslag krijgen, terwijl de gevarieerde regionale inbeddingen van de verschillende partners (zie bijlage 1 en 2) bijdragen aan een rijkdom aan onderzoekservaringen en disseminatie van onderzoeksresultaten (waaronder publicaties). Intensivering van de samenwerkingsverbanden van de hogescholen met zowel werkveld als bijvoorbeeld universiteiten ligt voor de hand en de ruimte om gezamenlijke scholingsvragen te formuleren en uit te zetten ligt in de lijn der verwachting. Zo ontstaat een expertisecenter dat fungeert als een hoogwaardig kenniscentrum voor werkveld en hogescholen en de gebundelde expertise kan hiervoor worden ingezet. Ontwerponderzoek zal centraal staan bij de aanpak en operationalisering van de onderzoeksvragen en de uitwerkingen zullen gericht zijn op het
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 45/51
ontwikkelen van prototypen van onderwijs die toegepast worden en geëvalueerd: vormen van onderwijs die werken. De volgende stappen zullen worden gezet om de infrastructuur in het expertisecenter te realiseren: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Stuurgroep instellen Raad van Advies samenstellen Projectleider aanwijzen Onderzoeksvragen verder operationaliseren Definiëren onderzoeksprojecten Vaststellen wie bij welke onderzoeksprojecten worden betrokken (intern en extern) Doelen bepalen Tijdpad opstellen Werkagenda maken
Een verdere uitwerking van de stappen is voorzien wanneer er duidelijkheid is over het toekennen van het expertisecentrum door OCW/de reviewcommissie en de condities waaronder.
Wat is de essentie van wat wordt onderzocht in het expertisecenter Persoonlijk Meesterschap? De hogescholen in het expertisecenter vinden elkaar in de opvatting dat ‘kennis’ een belangrijke drager is voor de onderwijsprofessional, maar niet de enige drager. De onderwijsprofessional is iemand die beschikt over een breed ambachtelijk repertoire (vakkennisspecialist, didacticus, pedagoog, ontwikkelingspyscholoog en cultuurdrager), theoretisch goed geschoold is, onderzoeksbekwaam is en innovatief gericht: in staat is om keuzes te maken ‘voor morgen’ – ook als morgen verder weg ligt. Een waardengedreven meester in zijn vak, met een eigen identiteit, nu en in de toekomst. Dat veronderstelt ook dat deze onderwijsprofessional het reflectieve vermogen heeft om alles wat tot zijn vakmanschap behoort met elkaar in verband te brengen en in te zetten, rekening houdend met wat de beroepspraktijk van hem kan vragen en de wijze waarop hij als persoon deze praktijk beleeft. “Het is een persoonlijke constructie van doen en denken die rekening houdt met wat mensen willen, kunnen en moeten. Maar ook met professionele eisen, structurele voorwaarden en conjuncturele gebeurtenissen” (Cauwenberghe (red.), 2008). In het volgende model worden deze elementen bijeen gebracht:
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 46/51
Ambachtelijkheid V*I*P
Meesterschap
Theorie
Onderzoek
V*I*P
V*I*P
Het ATO-model Het waardengedreven meesterschap van de onderwijsprofessional sluit de elementen (ambachtelijkheid, theoretisch onderlegd en onderzoeksbekwaam) in die hiervoor zijn benoemd en dragen eveneens de drie dimensies in elke cirkel ((vak)kennis, interventies en persoon) in zich van het model van Gennip & Vrieze (2008). ‘Persoonlijk meesterschap’, niet voor niets het label van het expertisecenter, vormt het hart waarin alle aspecten van de professie bij elkaar komen en waarbij de persoon van de leraar het vertrekpunt is. De uitgangspunten die de in het beoogde expertisecenter betrokken hogescholen met elkaar delen vinden bijvoorbeeld hun weerslag in de lectoraatsopdrachten die de hogescholen al hebben geformuleerd en die worden uitgewerkt in de lectoraatsonderzoeken en in de onderzoeksagenda die voor de toekomst wordt opgesteld. Passend bij de opvattingen over de brede professionaliteit van de leraar profileren de hogescholen in het expertisecenter zich vooral met lectoraten die insteken op ‘de persoon’ van de leraar, en vervolgens op de ‘interventies’, zonder overigens de ‘vakkennis‘ uit het oog te verliezen. Hierin zijn de betrokken hogescholen uniek en tekenen ook hun onderzoeksprofielen zich af (zie bijlage 3). De elementen in het hierboven geschetste ATO-model sluiten nauw aan bij de opvattingen van de PO-raad. In haar optiek is een kwaliteitsschool een school, waarin de drie O’s: ontwikkeling, onderwijsuitvoering en onderzoek, zijn ingebed in de organisatie. De PO-raad ziet een duidelijke rol weggelegd voor de opleidingen om deze kwaliteitsslag samen te bewerkstelligen. Daarnaast stelt de PO-raad, gesteund door opvattingen in de Onderwijsraad (2010, 2011a, 2011b), dat de opbrengsten in het onderwijs omhoog moeten, o.a. door te pleiten voor onderwijs aan 2,5 jarigen en door de overstap van groep 8 naar het voortgezet onderwijs te vergemakkelijken (POraad, 2010). In het expertisecenter Persoonlijk Meesterschap wordt onderschreven dat het niveau van vroeg- en voorschoolse educatie omhoog kan en moet, daar is ontwikkelingsruimte voor en daar wil het expertisecenter een bijdrage leveren. Maar ook ten aanzien van de invulling en verdere ontwikkeling van de doorgaande lijn van primair naar voortgezet onderwijs, hebben de pabo’s –zeker op het terrein van de tweedegraadsopleidingen en pedagogiek- het nodige te
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 47/51
bieden. Tenslotte stellen de hogescholen in het expertisecenter zich op het standpunt dat een onderwijsprofessional over zijn eigen grenzen heen moet kijken. De leerkracht als innovator veronderstelt ook dat deze kennis vergaart en ervaring opdoet ten aanzien van wat zich beroepshalve afspeelt en ontwikkeld wordt in het buitenland en voor zichzelf vaststelt hoe deze ervaringen bij kunnen dragen aan zijn professionele ontwikkeling. Financiering De agenda van het beoogde expertisecenter sluit aan bij de beleidsagenda’s van de betrokken hogescholen. De hogescholen zien de noodzaak om te investeren in de eigen instellingen gericht op de toekomst. Het gaat de betrokken hogescholen dan ook niet in de eerste plaats om de financiële middelen die de overheid beschikbaar stelt voor de inrichting van expertisecentra. Dat neemt niet weg dat de 1% voorwaardelijke financiering die beschikbaar komt voor een expertisecenter de deelnemende hogescholen helpt het beoogde ontwikkelingstraject, dat in lijn is met de oriëntatie op de bevordering van passend en opbrengstgericht onderwijs, te versnellen, een inhoudelijk, samenhangend programma te ontwikkelen en zo expertise te verdiepen en expliciet te verbinden aan de vragen uit het werkveld. Het feit dat de betrokken hogescholen hierbij bovendien voortbouwen op de aanhoudend bewezen hoge kwaliteit van deze hogescholen leidt er toe dat zij hierbij ook aanspraak willen maken op de resterende 1% die voor deze benoemde kwaliteit beschikbaar wordt gesteld. Referenties Cauwenberghe, C. van (red.) (2008). Kennis in de steigers: ‘Work in Progress’. Een studie naar de rol van kennis als fundament onder de kennisbasis van een Lerarenopleiding Basisonderwijs. Open Universiteit Nederland. Gennip, H. van, & Vrieze, G. (2008). Wat is de ideale leraar? Studie naar vakkennis, interventie en persoon. Nijmegen: ITS – Radboud Universiteit. Inspectie van het Onderwijs (2012). De staat van het onderwijs. Onderwijsverslag 2010/2011. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs. Onderwijsraad (2010). Naar een nieuwe kleuterperiode in de basisschool. Den Haag: Onderwijsraad. Onderwijsraad (2011a). Een stevige basis voor iedere leerling. Den Haag: Onderwijsraad. Onderwijsraad (2011b). Hoger onderwijs voor de toekomst. Den Haag: Onderwijsraad. PO-raad (2010). In tien jaar naar de top. Pleidooi voor 10-jarenplan voor het primair onderwijs. Utrecht: PO-raad. Bijlagen: 1. Overzicht van de betrokken hogescholen en hun werkveld: de besturen en de daaronder vallende scholen 2. Netwerkoverzichten van kennisinstellingen gelieerd aan de hogescholen 3. Overzicht van aan de hogescholen gelieerde lectoraten gekoppeld aan dimensies uit het VIP-model
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 48/51
Bijlage 1: Overzicht van de betrokken hogescholen en hun werkveld: de besturen en de daaronder vallende scholen in hun regio’s Hogeschool
Aantal schoolbesturen
Aantal scholen PO VO
Regio
Hogeschool de Kempel Katholieke Pabo Zwolle Marnix Academie
38
310
Midden Nederland
Iselinge Hogeschool Hogeschool de Driestar Gereformeerde Hogeschool Zwolle
N.B. de aantallen met betrekking tot de overige hogescholen worden via de door hen ingediende aanvraag toegevoegd.
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 49/51
Bijlage 2: Netwerkoverzicht van kennisinstellingen gelieerd aan de hogescholen
Radboud Universiteit Open Universiteit Universiteit Utrecht Vrije Universiteit ESoE Universiteit Maastricht R.U. Groningen NIVOZ Universiteit Leuven HU Brussel KdG Antwerpen KHLIM Hasselt KH Kempen Turnhout KHBO Brugge/Oostende Universiteit Graz Universiteit Bilbao OISE
Datum Onderwerp Blad
Kempel
KPZ
X X X X X X
X X
Marnix
Iselinge
X X X
X X X X X X X X
X X X X X
X X X X X
X X X
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 50/51
X X X X X
Driestar
Geref. Hs Zwolle
Bijlage 3: Overzicht van aan de hogescholen gelieerde lectoraten gekoppeld aan dimensies uit het VIPmodel Lectoraten bij de betrokken hogescholen Eigentijds beoordelen in het onderwijs
VIP-model Vakkennis
Interventies
Persoon
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
(Hogeschool de Kempel)
Reflectie en Retorica (Katholieke Pabo Zwolle)
Interactie en taalbeleid (Marnix Academie)
Identiteitsontwikkeling (Marnix Academie)
Leiderschap in het onderwijs (Penta Nova)
Christelijk Leraarschap (Hogeschool de Driestar) Engels
X
(Hogeschool de Driestar)
Samenlevingsvraagstukken
X
(Gereformeerde Hogeschool Zwolle)
Morele Vorming
X
(Gereformeerde Hogeschool Zwolle)
Datum Onderwerp Blad
27 april 2012 voorstel PRESTATIEAFSPRAKEN 51/51
X