Manifest R2002 Onderteken dit manifest door je naam en evt. functie te zenden naar
[email protected]
Hieronder tref je het Manifest R2002 aan. De aanleiding voor R2002 is het voorbije culturele hoofdstadjaar. Dat jaar toonde aan dat er ontzettend veel drive van jongeren in de culturele sector aanwezig is. Dit heeft tot een zelfbewustzijn bij jonge cultuurmakers geleid dat ten grondslag aan dit manifest ligt. Het Manifest R2002 bevat 10 concrete voorstellen ter verbetering van het culturele jongerenklimaat in Rotterdam. Het doel van het manifest is om het pas aangetreden College van B en W en hun beleidsmakers van prikkelende opvattingen en stimulerende adviezen te voorzien. Het is mede daarom van belang dat het manifest door zoveel mogelijk representanten onderschreven wordt. Kunstenaars, organisatoren, publiek en een ieder ander die de jongerencultuur in Rotterdam een warm hart toedragen, worden dan ook opgeroepen om het Manifest R2002 te ondertekenen. Vervolgens zal het manifest op donderdag 29 augustus vanaf 21:00 uur in Off_Corso aan een vertegenwoordiger van het gemeentebeleid worden aangeboden. Deze presentatie zal gepaard gaan met een representatief programma en een feest na afloop. Je bent hierbij van harte welkom. Dit manifest heeft niet de pretentie een compleet beleidsadvies te zijn. Het moet veeleer als een aanzet tot een verandering in de culturele sector worden gezien. Het manifest bevat namelijk niet alleen 10 goede voorstellen, het illustreert vooral een methode waarop er na R2002 in Rotterdam gewerkt zou kunnen worden. Zo zou het fijn zijn dat er een einde kwam aan de praktijk dat ambtenaren, gevestigde culturele instellingen, communicatiebureaus e.d. voor jongeren aan het bedenken en beslissen zijn. Deze top down cultuur wil R2002 inruilen voor een bottom up werkwijze. Alleen dan kunnen de kansen van de opkomende jongerencultuur volledig benut worden. Lloyd Beaton (Mplex) Boris van Berkum (Galerie Mama) Eric, Leen en Nico (Tocado) Mustapha Chraou (Marketingbureau) Siska Diddens (SKVR) Alcides da Graca (Radio Stanvaste) Elke van der Heijden (studente KCW) Rufus Ketting (Humobisten) Martijn Koek (Beeldspraak) Martin de Korte (Barkode)
Ted Langenbach (Now & Wow) Tyrone van der Meer (010 Bboys) Lisia Pires (RKS) Marijke de Ruyter (SiR) Michel Smit (Off_Corso) Peter van der Stelt (Waterfront) Giel van Strien (Passionate) Sigmar Vriesde (Straight Up) Ingeborg Wegter (Netwerk CS) Bernhard Zom (The Shop)
1
1
Jongeren en openbare ruimte
Stelling:
Er is bij de gemeente Rotterdam te weinig kennis van en waardering voor de straat als dé plek waar creatieve uitingen uit de jongerencultuur zich manifesteren. Daarbij strookt het onveilige gevoel dat veel mensen krijgen bij het zien van jongeren die maar wat rondhangen in de stad niet met de functie die straatcultuur vervult in de culturele vernieuwing in en sociale cohesie van de stad.
De openbare ruimte speelt een essentiële rol in de vorming en vermenging van jongerensubculturen. Subculturen zijn belangrijk omdat die voor sociale en culturele cohesie zorgen waarbinnen naast sociale coderingen ook creatieve uitingen kunnen ontstaan en rijpen. De vorming van subculturen manifesteert zich reeds in een prille fase op die plekken waar jongeren ‘rondhangen’ en niets bijzonders lijken te doen. Daar wordt veelal de basis gelegd van waaruit bepaalde creatieve uitingen ontstaan, die elders verder ontwikkeld maar telkens weer binnen de eigen subcultuur (de eigen kring) gepresenteerd worden. De eigen subcultuur speelt in dit proces de rol van leverancier van creatieven, organisatietalenten en publiek (achterban). Naarmate uitingen aan populariteit winnen, worden die interessant voor andere subscenes en uiteindelijk ook voor grote podia, festivals en andere culturele evenementen. Een aantal voorbeelden van op straat ontstane culturele activiteiten, die nu succesvol zijn in de ‘gevestigde sector’: Rapper E-life (gastrapper bij Postmen); Breakdance van 010 Bboys (dansvoorstelling met Conny Jansen Danst en Scapino Ballet in Theater Zuidplein en Rotterdamse Schouwburg) ; Graffiti van Bad Boys (tentoonstelling Straight Up hiphoplounge in Calypso); R&B van Romeo (speelde tijdens het Bevrijdingsfestival); Etnische subscene: Cabo-swing van Splash (tijdens Dunya on Stage in de Doelen); Kawina van Firm Boys (speelde op de diverse festivals), Delidel Touch (Reggae, verschillende prijzen gewonnen en op verschillende festivals en podia te zien, waaronder Dunya); activiteiten in het Skatepark op de Blaak. Voorstel: inventariseren en faciliteren De gemeente inventariseert i.s.m. R2002 plekken waar bepaalde subgroepen in de openlucht ‘hun ding doen’. Deze plekken worden in samenspraak met jongeren voorzien van de juiste faciliteiten. Mogelijke uitkomsten van deze behoefte-inventarisering kunnen bijvoorbeeld zijn: een breakdancemat op Schouwburgplein, een Graffiti Freezone of muziek voor kunstskaters in het Museumpark.
2
2
Broedplaatsen
Stelling:
Doordat de gemeente (o.a. het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam) de waarde van broedplaatsen niet inziet verdwijnen te vaak waardevolle initiatieven van jongeren.
Broedplaatsen zijn culturele laboratoria waar jonge cultuurmakers en –belevers elkaar op intrinsieke gronden ontmoeten, ondersteunen en motiveren in elkaars activiteiten en ambities. Broedplaatsen hebben verschillende functies die in de praktijk in elkaar overlopen. Deze functies zijn die van ontmoeting, experiment, presentatie, uitgaan en discussie. Broedplaatsen: • ontstaan vaak vanuit particulier initiatief • ontstaan rondom een bepaalde subcultuur • zijn organisch van aard • hebben een grote aantrekkingskracht op jonge cultuurmakers/kunstenaars die op verschillende niveaus (prof., semi-prof. en amateur) en vanuit verschillende disciplines de uitingen binnen de jongerencultuur vernieuwen • zijn uniek en dus onderling niet uitwisselbaar vanwege hun eigen karakter Voor bezoekers (wannabes uit hetzelfde segment, zappers, cultuurmakers uit andere subculturen) is een broedplaats bij uitstek een verfrissende uitgaans- en ontmoetingsplek. Voor programmeurs en kunstenaars uit de gevestigde scene vormen broedplaatsen een belangrijke bron van inspiratie, nieuw talent, programmeringmogelijkheden en innovatie. In Rotterdam zijn o.a. de volgende plekken te benoemen: Kucosa (onder het spoor bij Hofplein, beeldend kunstenaars); Locus 010 (op de Hoogstraat, jeugd- en partycultuur); Voormalig Gemeentearchief (jonge kunstenaars, toegepaste kunst); Odeon, Frimangron en andere buurthuizen/ feestzalen. Initiatieven als Off_Corso en Now&Wow zijn een goed voorbeeld van hoe gemeentelijke diensten samen met commerciële bedrijven en culturele ondernemers tot een goede tijdelijke oplossing kunnen komen. Voor het reeds lang gesloten Imperium, een landelijk bekende broedplaats voor Soul /R&B / Hip Hop / Raga Muffin gerichte subculturen, is dat helaas niet gebeurd. Met de komst van Mplex kan die leemte weer gevuld worden. Voorstel: broedplaatsen huisvestings-en stimuleringsbeleid Belangrijk is dat de gemeente de waarde inziet van broedplaatsen en dit in acht neemt bij het maken van besluiten over deze plekken. 1 Het OBR moet alternatieven aanbieden bij herhuisvesting van broedplaatsen die moeten vertrekken, bijvoorbeeld vanwege een nieuwe bestemming voor de locatie. Door de initiatiefnemers van broedplaatsen te betrekken bij de herhuisvesting kan gezamenlijk een juiste oplossing gevonden worden. 2 De gemeente moet zelf actief broedplaatsenbeleid voeren. Langdurig leegstaande panden kunnen een tijdelijke culturele bestemming krijgen. 3 Waar nodig: financiële ondersteuning van broedplaatsen. Wat dit betreft is het goed dat ook de RKS de culturele waarde van de broedplaats feestzalen erkent. Zij schrijft in haar jaarverslag 2001: ‘Er zijn activiteiten in de non-commerciële sfeer waar eigenlijk meer overheidsgeld naar toe moet. Feestzalen moeten uit de semi-gedoogsfeer komen waarin ze nu veelal verkeren en zowel in wijken als in het stadscentrum een geaccepteerde, volledige legale positie krijgen.’
3
3
Debat
Stelling:
Er is geen debat onder jongeren in de stad
Debat is belangrijk voor de ontwikkeling van nieuwe generaties cultuurmakers en voor de culturele infrastructuur. Het creëert een plaats voor ontmoeting, het verstevigt het netwerk en kan cultuurmakers stimuleren om minder geïsoleerd op te treden. Momenteel vindt dit debat te weinig plaats en is het nauwelijks zichtbaar. Tijdens het Girls Festival 2001 is gebleken dat debat onder jongeren enorm kan aanslaan. Daar bleek dat als een debat aansluit op de beleving van jonge cultuurmakers en –belevers het interessante discussies oplevert. Ook via Radio Stanvaste wordt regelmatig met succes gedebatteerd onder jongeren. De Unie is momenteel het instituut voor debat in Rotterdam. Voor de meeste jongeren heeft deze plek echter geen enkele betekenis of aantrekkingskracht. Debat onder jongeren zou beter georganiseerd kunnen worden op plaatsen waar jongeren al komen, zoals Mplex in Nighttown, Off_Corso of Waterfront. Vaak vindt op ontmoetingsplaatsen voor jongeren al discussie plaats over actuele onderwerpen. Het zou goed zijn deze discussies enigszins te kanaliseren zodat ze voor een bredere groep toegankelijk zijn. De discussies leveren dan een bijdrage aan de (artistieke) ontwikkeling van grotere groepen jongeren. Uiteraard is het een goed idee om aan te sluiten bij bestaande initiatieven zoals The Grapevine (culturele talkshow voor jongeren) en Adapter (op het gebied van nieuwe media en kunst). Voorstel: investeren in ‘de software’ van het Rotterdamse jongeren debat Het is niet direct nodig een fysieke plek voor debat te creëren. Wel moet gezorgd worden voor organisatie en inhoudelijke ondersteuning van de debatten. Voorstel is om hiervoor een werkgroep van jongeren te vormen. Deze groep moet regelmatig veranderen van samenstelling zodat er altijd sprake is van nieuwe impulsen.
4
4
Kennisoverdracht
Stelling:
In Rotterdam is er een negatieve balans tussen enerzijds het handhaven en anderzijds het vroegtijdig verdwijnen van waardevolle initiatieven.
De ontwikkeling van een cultureel klimaat in een stad is dynamisch: initiatieven ontstaan en zorgen voor nieuwe activiteiten, terwijl oude verdwijnen. Dit is illustrerend voor een actief cultureel klimaat. Initiatieven die een waarde voor de stad hadden kunnen hebben verdwijnen te snel en te vaak. Voorbeelden zijn Cultuurschok en Funkalliance. De belangrijkste oorzaak hiervan is de kennis- en ervaringachterstand van jonge culturele ondernemers. De sector van jonge culturele ondernemers is zeer kwetsbaar. Iedere vijf jaar staat er weer een groep jongeren op die het wiel moet uitvinden, voordat zij de mogelijkheid hebben om op gelijkwaardige niveau met de gevestigde instellingen mee te doen. Waar deze beginners artistiek, conceptueel en qua imagebuilding uitstekend op de hoogte zijn, hebben ze moeite met onderdelen als financiering, management, productie en het bedenken en uitvoeren van een organisatiestrategie. RKS directeur Robert de Haas constateert in de inleiding van het jaarverslag 2001 dat veel initiatiefnemers behoefte hebben aan intensieve, organisatorische ondersteuning. Een conclusie die gedeeld wordt door de ‘jongerenstad’ van Rotterdam 2001, Culturele Hoofdstad van Europa. In hun evaluatie van Young@Rotterdam schrijven zij dat ‘veel tijd kroop in het voortdurend sturen en adviseren van de diverse organisatoren…’. Bij de gevestigde culturele orde is een enorme schat aan kennis voorradig waar de beginnende culturele ondernemer gebrek aan heeft. De RKS heeft nu een lerend traject uitgezet waaraan een vijftiental kleine organisaties deelnemen. Dit begeleidingstraject van 4 jaar heeft als belangrijkste doel ‘het organiserend vermogen van kleine organisaties te verhogen,’ aldus het jaarverslag van de RKS. Dit aanbodmodel is echter veel te statisch voor het tempo waarin de activiteiten en organisaties zich in de jongerencultuur (willen) ontwikkelen. Voorstel: Helpdesk Er wordt een Helpdesk (zowel virtueel als fysiek) in het leven geroepen, die de kwaliteiten van de nieuwe en de gevestigde culturele ondernemers ten behoeve van elkaar benut. De taak van deze balie is tweeledig. In de eerste plaats kan het jonge culturele ondernemers ondersteunen bij het opzetten en ontwikkelen van hun organisaties. Dit kan door een website met relevante informatie; door workshops van ervaren werknemers; door het aanstellen van intermediairs die beschikbaar zijn voor de ondernemers en ze ook in avonduren actief opzoeken; en door een infopunt te creëren waar iedere beginnende ondernemer kan langskomen en naar toe kan bellen of e-mailen. Belangrijk is dat er sprake is van een actieve, ondernemende helpdesk, intermediairs die het veld opzoeken i.p.v. achter een loket gaan wachten op wat er op hen af komt. Een goed voorbeeld is het initiatief Kunst & Zaken dat ervaren mensen uit het bedrijfsleven koppelt aan culturele organisaties die individuele organisatieadviezen geven. Ook de RKS heeft geprobeerd dit probleem aan te pakken met de Middag voor de kleine instellingen’. Andere voorbeelden zijn de Muzikantenwinkel in Waterfront, het CBK dat een soort steunpunt biedt aan beeldend kunstenaars, en de functie van Straight Up voor de hiphop scene. Het gaat er echter om dit soort incidentele ondersteuning te structureren. In de tweede plaats levert de Helpdesk informatie aan de gevestigde instellingen. Deze kunnen informatie inwinnen over nieuwe ontwikkelingen in de jongerencultuur, zowel op artistiek gebied, als wat betreft marketing en publiciteit. Maar ook een overzicht van alle nieuwe culturele ondernemers en hun activiteiten is hier opvraagbaar.
5
5
Cultureel ondernemerschap
Stelling:
Het huidige financieringsbeleid sluit niet aan bij actuele praktijk van jonge cultuurmakers.
Cultureel ondernemerschap is een relatief nieuw woord maar wordt reeds lang bedreven. Sinds Rick van der Ploeg wordt cultureel ondernemerschap door menig beleidsmaker en subsidieverstrekker gestimuleerd. De subsidiecriteria zijn echter niet aangepast en beperken de mogelijkheden van menig jonge cultuurmaker. In de ontwikkeling van jongerencultuur zijn het naast de in punt 2 genoemde broedplaatsen vooral de commerciële initiatieven en uitgaansplekken die ruimte bieden aan jong talent en nieuwe cultuuruitingen. De commercie neemt veelal een voortrekkersrol in en investeert daarmee in culturele vernieuwing. In Rotterdam zien we de vermenging van commercie en ondernemerschap met kunst en cultuur vaak bij de jonge cultuurmakers. Voorbeelden zijn: Off_Corso, Now&Wow, Mplex, feestzalen, vele dans-, break- en rapgroepen uit de hiphop scene, platenlabels zoals Clone en Stardumb Records. Er worden twee problemen geconstateerd: 1. Risico bij opstarten projecten te groot. Wanneer een commerciele organisatie een cultureel product wil ontwikkelen vergt dit een investering. Beginnende ondernemers hebben vaak moeite om deze investering op te brengen. Vanwege het commerciele karakter van de initiatiefnemer is het vaak moeilijk om een subsidiegever te vinden. Hierdoor ontstaat de situatie dat deze, artistiek interessante projecten, geen kans krijgen. 2. Beginnende culturele ondernemers hebben grote moeite om hun overhead te financieren. Kleine organisaties die (nog) niet in het Kunstenplan zijn opgenomen kunnen in principe geen subsidie aanvragen om overhead kosten te betalen. In de groeifase van beginnende organisaties is juist vaak een extra investering nodig in kosten zoals personeel en faciliteiten. Financieringstekorten op het gebied van de overhead brengen menig startend cultuur maker in de groei, in grote problemen. Particuliere initiatieven en het commercieel-culturele ondernemerschap van organisaties verdienen aandacht en respect van beleidsmakers, en zouden gestimuleerd en beloond moeten worden. Wij constateren een kennisachterstand bij beleidsmakers en subsidieverstrekkers als het gaat om ondernemerschap in het culturele veld. Men dient zich opnieuw te oriënteren op de ontwikkelingen in de praktijk en beleid te maken dat daarop aansluit. Voorstel: Niet straffen maar ondersteunen Garantie budget Er dient een garantiebudget in het leven geroepen te worden speciaal voor Cultureel ondernemers die kunstzinnige produkten in hun aanbod op willen nemen met als doel deze financieel rendabel te maken, maar daarvoor niet als organisatie niet de risisco’s kunnen/willen dragen. Het is daarbij belangrijk dat de garantiebudgetverstrekker een houding inneemt vergelijkbaar als bij een bank die (cultureel) investeert en (culturele) winst boekt. Dus een gelijkwaardige gesprekspartner die met je meedenkt. Culturele initiatieven die dankzij het garantiebudget daadwerkelijk worden uitgevoerd en ook commercieel succesvol blijken te zijn, betalen de bijdrage uit het garantiefonds uiteindelijk terug. Startsubsidie voor overhead Beginnende cultuurmakers zouden de mogelijkheid moeten krijgen om voor overheadkosten een speciale subsidie aan te vragen.
6
6
Back to the Floor
Stelling:
Beleidsmakers hebben onvoldoende affiniteit met jongeren om beslissingen te kunnen nemen over ontwikkelingen in de (jongeren)cultuur.
De jongerencultuur is zo dynamisch dat beleidsmakers en adviesraden niet altijd op de hoogte zijn van alles wat speelt, maar tegelijkertijd nemen zij wel (financiële) beslissingen die verregaande gevolgen hebben voor de jongerencultuur in de stad. De beslissers zijn vaak onvoldoende op de hoogte van de verhoudingen binnen het jongerencultuurveld om een aanvraag op waarde te kunnen inschatten. Wat is de rol van de aanvrager binnen een bepaalde scene? Heeft hij een achterban of alleen een mooi verhaal? Een niet helemaal foutloos geformuleerde aanvraag kan wel voortkomen uit culturele interessegebieden van grote groepen jongeren, waarvan het bestaan nog niet doorgedrongen is tot het culturele centrum. Voorstel: 1. 'back to the floor' Iedere subsidieaanvrager biedt een (mini)stageplaats aan voor wethouders, leden van de commissie Kunstzaken en beleidsmakers bij de gemeente en deelgemeenten. Een dagje meelopen met een organisator, een vrijwilligersklusje achter de schermen van een cultureel festival, een snuffelstage van een week, een weekend achter de bar in een jongerencentrum etc. Uiteraard kost dit veel tijd. Enige argument is echter dat het een beslisser over culturele budgetten op op de hoogte hoort te zijn. Een korte stage op de ‘werkvloer’ is vaak leerzamer dan rapporten lezen achter een bureau. Bovengenoemde bestuurders, (deel)raadsleden en ambtenaren moeten minimaal 1 dag per jaar stage lopen bij een jonge culturele organisatie. 2. Vraag advies Als cultureel beleidsmaker of organisator van een jongerenevenement kun je niet overal verstand van hebben. Belangrijk is daarom vooral dat beleidsmakers en organisatoren hun plannen en ideeën voorleggen aan (jonge) mensen die er wel verstand van hebben. En dat deze specialisten daar dan ook fatsoenlijk voor betaald worden. Gedacht wordt ook aan een soort vereniging van jonge cultuurorganisatoren die kunnen adviseren of ze eventueel in hun netwerk mensen kennen die over bepaalde subculturele onderwerpen kunnen adviseren. Deze vereniging/ netwerk-groep kan eventueel ook ondergebracht worden bij de helpdesk.
7
7
Wal noch Schip
Stelling:
De huidige subsidiestructuur is niet toegerust op vernieuwing waardoor de meest vernieuwende subsidieaanvragen tussen wal en schip vallen.
Jongere cultuurmakers bedenken nieuwe dingen, dat is inherent aan jong zijn en aan cultuur. Ze zijn vaak grensoverschrijdend, disciplineoverstijgend en balanceren op de grenzen van professioneleen amateurkunst. Subsidieloketten zijn altijd trendvolgend terwijl ze in hun richtlijnen wel vaak hameren op vernieuwing. Een voorbeeld van een organisatie die niet binnen de huidige lokettenstructuur past is de jeugdtheatergroep ‘Rotterdams Lef’ waarvan de RKS in haar jaarverslag 2001 zegt: ‘De RKS signaleert wel dat de subsidiëring van ‘Rotterdams Lef’, los van de kwalitatieve beoordeling van de groep, een probleem is. Omdat de spelers actief zijn in het kader van een werkgelegen-heidsproject vallen zij buiten de subsidierichtlijnen van de RKS.’ Dit is meer een probleem van de gemeentelijke overheid dan van de enthousiaste spelers van Rotterdams Lef. Het gevolg van deze situatie is dat veel jongereninitiatieven tussen de wal en het schip van subsidieland vallen. Zo worden bijvoorbeeld al jaren jongerencultuur-initiatieven bij Welzijn / jeugdbeleid doorverwezen naar cultuur en bij kunst / cultuurbeleid wordt doorverwezen naar welzijn. Onder de argumentatie ‘het houdt ze van de straat’ wordt in Rotterdam jeugdcultuur beleid gevoerd. Jongerencultuur wordt op deze manier niet serieus genomen en deze werkwijze leidt tot het verstevigen van de status-quo binnen het kunstaanbod. Voorstel: ‘wal noch schip fonds’ Het voorstel is om een ‘wal noch schip fonds’ voor afgewezen aanvragen op te richten, vanuit de gedachte dat daar de spannendste en meest vernieuwende aanvragen zitten. De voorstellen moeten digitaal ingeleverd kunnen worden en de communicatie met het fonds moet per e-mail mogelijk zijn. Aanvragen bij dit fonds kunnen het hele jaar door ingediend worden en door de commissieleden individueel beoordeeld. Wie wil moet z’n voorstel mondeling kunnen toelichten. De aanvragen kunnen tegelijkertijd dienen als de inspiratiebron voor nieuw beleid en daarbij richtinggevend zijn. Tegelijkertijd dienen de indieners daarvoor beloond te worden op een manier die past bij de pioniersfase waarin ze zich bevinden.
8
8
Blijvende vernieuwing stimuleren
Stelling:
Er werken te weinig jonge culturele pioniers in de gevestigde culturele instellingen.
De jonge Rotterdamse culturele voorhoede is uitgerust met een dubbele vernieuwingsdrang. Rotterdam heeft als stad een pioniersfunctie en tegelijkertijd is vernieuwing een van de belangrijkste beoordelingscriteria voor kunst. Met deze verkennende pioniers heeft de culturele sector in Rotterdam een unieke kwaliteit in haar bezit. Hoewel pioniers soms solo opereren, hebben ze in Rotterdam een effectieve infrastructuur gecreëerd. De kenmerken hiervan vormen een afspiegeling van eigentijdse jongeren: sociaal netwerk (gsm-netwerk), dynamisch, initiërend, avonduren, marktgericht en commercieel denkend. Rotterdam heeft een indrukwekkende culturele infrastructuur. Een kenmerk van een dergelijke infrastructuur is dat ze neigt tot institutionalisering. De langer bestaande of grote culturele instellingen in Rotterdam hebben vaak een bureaucratische manier van werken. Kenmerken hiervan zijn: harde infrastructuur, statisch, voert een lange termijn opdracht uit, kantooruren, aanbodgericht en gesubsidieerd. Deze instellingen hebben dus een werkmethode die de tegenpool vormt van de jonge culturele ondernemers. Gevolg is dat de programmering, de vorm en planning van de activiteit, en de marketing en publiciteit van deze instellingen, niet aansluiten op de belevingswereld van jongeren. Een recente voorbeeld als het gestopte Cultuurschok, toont aan dat er op dit moment iets fundamenteels mis is. De opgedane ervaring, de kennis van de jongerencultuur, het creatieve, conceptuele denken gaat nu weer verloren. Het energievretende pionieren, gecombineerd met gebrek aan ervaring en de starheid van bureaucratische loketten, leidt er vaak toe dat de jonge ondernemers het na een paar jaar voor gezien houden. Het wordt hoog tijd dat de gevestigde instellingen alert reageren op culturele vernieuwing in de stad.
Voorstel: samenwerken en jonge medewerkers stimuleren 1. samenwerken: Het is voor de vitaliteit en kwaliteit van de culturele sector van cruciaal belang dat netwerken doorlopend vernieuwd en uitgebouwd worden. Organisaties moeten een actieve houding hebben bij het zoeken van jonge, vernieuwende culturele samenwerkingspartners uit de stad. 2. jonge medewerkers stimuleren: Het gaat hier vooral om een mentale omslag in het personeelsbeleid binnen de instellingen. Die omslag kan ervoor zorgen dat nieuw organisatietalent wordt gekoesterd en gecoacht in plaats van gefrustreerd, onderbetaald en in de marge van de organisatie gezet. Het gaat hier ook om een substantiële instroom van cultuurpioniers die bereid zijn aan dit veranderingsproces mee te werken en daarvoor concrete invloed en zeggingsschap binnen de instellingen verwerven. De ‘oude garde’ kan het enthousiasme en de wilde plannen van jonge werknemers stimuleren en daar de eigen kennis en kunde aan toevoegen zodat het ook echt een succes kan worden. Het evaluatieverslag van Young@Rotterdam laat in dit verband niets aan onduidelijkheid over: ‘Niet alleen gastprogrammeurs maar uiteindelijk ook verjonging (nieuwe generatie cultuurmakers) en verkleuring van personeelssamenstelling (we leven verdomme in Rotterdam, niet in een klein dorpje in Friesland!!!!).
9
9 Actualiseren van cultureel uitgaan Stelling:
Het gevestigde cultuuraanbod sluit niet aan bij de vrijetijdsbesteding van jongeren.
De dagindeling van jongeren is anders dan die waarmee vorige generaties zijn opgegroeid. Werkdagen zijn vaak langer en jongeren zijn gewend aan langere openingstijden van winkels. Dit betekent dat de nieuwe generatie op een later tijdstip een culturele activiteit aangeboden wil krijgen. Daarnaast lijkt Nederland op dit moment een inhaalslag met o.a. België te maken, waar culturele bezoeken in de (latere) avonduren onder invloed van de zuidelijke cultuur, al veel langer gebruikelijker is. Activiteiten die rond 20:00 uur aanvangen zijn niet meer voor iedereen toereikend. Naast de dagindeling is ook de kunstbeleving bij jongeren anders. De grenzen tussen ‘high’ en ‘low’ (elite en massa) culture en tussen zingeving en vermaak zijn vervaagd. Voor hen gaat het ervaren van kunst hand in hand met sfeervol uitgaan. Tegelijkertijd is het aanbod op de late avond vaak van een lage kwaliteit. Na 23.00 uur worden alleen nog dj’s geprogrammeerd omdat dat meer publiek (en dus inkomsten) oplevert. Het massale bezoek van jongeren aan de op 2 maart jl. gehouden Museumnacht illustreert deze ontwikkeling en dat ze voorziet in de behoefte van jongeren. Ook talkshow The Grapevine trekt maandelijks op de late zaterdagavond een volle zaal met jong publiek dat moeiteloos op dat tijdstip de concentratie voor een luisterprogramma opbrengt. Voorstel: bevorderen cultureel uitgaan 1 Cultnight Iedere eerste zaterdag van de maand vindt er in Rotterdam de Cultnight plaats. Aan deze Cultnight nemen zowel de gevestigde instellingen als de nieuwe culturele initiatieven deel. De Cultnight is een vorm van veilig uitgaan, waarbij Rotterdam zich kan profileren als een sfeervolle, compacte uitgaansstad. Als uitgangspunt dient de succesvolle Museumnacht van 2 maart 2002. Er zijn echter een paar verschillen: •
•
•
•
Een maandelijkse Cultnight is beter dan een jaarlijkse Museumnacht omdat door de herkenbaarheid en frequentie er daadwerkelijk een nieuw publiek in de culturele sector kan worden opgebouwd. De Cultnight zou zich in principe moeten uitstrekken tot de gehele culturele sector en zich niet moeten beperken tot musea en andere instellingen voor beeldende kunst, en wat betreft omvang de Culturele As moeten beslaan. Om een overkill van aanbod te voorkomen zullen de grotere instellingen slechts een deel van hun aanbod kunnen openstellen. De Cultnight moet zich richten op jongeren uit heel Nederland of zelfs daarbuiten. Het evenement kan – net als bij de Museumnacht – bezocht worden met een passe-partout en gaat ook gepaard met aantrekkelijk geprijsde overnachtingen voor de doelgroep, zoals door Motel Mozaïque op kleine schaal wordt toegepast. Op deze wijze zet Rotterdam zich en passant als jongerenstad op de kaart van Nederland. Het vergunningenbeleid moet op die avonden worden versoepeld. De openingstijden en horeca/catering-mogelijkheden van de deelnemende culturele organisaties moeten worden aangepast.
2 Meer & beter cultureel aanbod op de latere avond Er moet in Rotterdam een groter aanbod komen van culturele activiteiten die op doordeweekse dagen tussen 21:00 uur en 22:00 uur aanvangen. Dit sluit beter aan op de werkdagen en het uitgaanspatroon van het jonge publiek en het oudere publiek dat haar uitgaansgedrag ook steeds meer naar de latere avond heeft verlegd. Rond deze tijd is het publiek vaak alleen nog aangewezen op filmvoorstellingen en een verbreding van dit aanbod voorziet in een groeiende behoefte. Het gaat hier bijvoorbeeld om voorstellingen in de Rotterdamse Schouwburg, maar ook late optredens van bands, die nu vaak om 23:00 uur het veld moeten ruimen voor DJ’s.
10
10
Jongerenmarketing & Communicatie
Stelling:
Op dit moment is er een slecht cultureel marketingbeleid voor jongeren.
Voor jongeren is het imago van een product ontzettend belangrijk en is het vaak de doorslaggevende factor om een bepaald cultureel product te consumeren. Daarom is het van belang dat er een effectieve jongerenmarketing in de culturele sector aanwezig is. Op bepaalde onderdelen is dit niet het geval: • Het uitgaansmagazine R’Uit is oubollig, nietszeggend en heeft een hoog ‘sport en recreatiegehalte’. Dimi is gericht op het CKV-aanbod en heeft een duidelijk schools karakter waardoor de maximum leeftijd van hun doelgroep rond de 16 jaar ligt. Daardoor zijn deze twee bladen voor grote groepen jongeren absoluut oninteressant. Een alternatief voor deze groep is in Rotterdam niet aanwezig. • Het plakbeleid in Rotterdam is inefficiënt. Twee jaren geleden heeft de gemeente Rotterdam Culturele Affichering Rotterdam in het leven geroepen en bij Rotterdam Festivals ondergebracht. Dit om enerzijds het wildplakken tegen te gaan en anderzijds om culturele instellingen de mogelijkheid te bieden om hun producten aan te bieden. De prijzen die Rotterdam Festivals hanteren zijn echter soms het viervoudige van het bedrag dat instellingen bij een wildplakker betalen. Het gevolg is dat CAR voor de meeste jonge cultuurmakers onbereikbaar is en zij hun producten niet kunnen aanbieden of gedwongen worden tot wildplakken over te gaan, zoals overal in de stad te zien is. Ondanks de toezeggingen van Rotterdam Festivals op TV Rijnmond zijn de tarieven voor dit jaar nauwelijks gedaald. • Er is een gebrek aan een overkoepelend jongerenmarketingbeleid. De verantwoordelijke organisatie Rotterdam Marketing blijkt hiertoe niet in staat te zijn, waarschijnlijk omdat ze nauwelijks affiniteit met de doelgroep heeft. Daarnaast heeft deze organisatie de neiging om zelf een communicatie-aanbod te ontwikkelen terwijl dit nu juist aan de succesvolle imagebuilders in de culturele sector moet worden overgelaten.
Voorstel: Effectief jongerenmarketingbeleid 1
Uitgaansmagazine voor jongere doelgroep
Er wordt in Rotterdam een semi-commercieel uitgaansmagazine a la Time Out / Pleasure gelanceerd. Jonge ondernemers dingen met voorstellen mee naar het verwerven van deze opdracht. Het blad wordt dus voor een deel commercieel en voor een deel vanuit de gemeente gefinancierd. Het geld voor deze doelgroep dat nu aan R ‘Uit wordt besteed zou voor dit nieuwe magazine beschikbaar moeten komen. Het nieuwe blad is gericht op de doelgroep die tussen Dimi en R’Uit inzit
2
Goedkoper en dynamischer plakbeleid
CAR moet haar prijzen voor beginnende en kleine cultuurmakers radicaal verlagen, waarbij de tarieven in de buurt komen bij die van het wildplakken. Daarnaast zou CAR meer vanuit de vraag van de sector moeten werken, waarbij ook rekening wordt gehouden met de wensen van jonge cultuurmakers. Zo moeten er meer mogelijkheden worden aangeboden wat betreft vorm (nu alleen affiche), formaat (nu alleen A-0), plaats (nu te beperkt), imago (nu te sophisticated) en hoeveelheden (nu alleen grote clusters).
3
Overkoepelend beleid
Er wordt een overkoepelend jongerenmarketingbeleid ontwikkeld waarbij het primaat bij de succesvolle culturele ondernemers ligt. Dit beleid is er op gericht om de communicatie naar buiten te versterken door van deze successen gebruik te maken. Het bij het eerste punt voorgestelde magazine is hier een voorbeeld van.
11