Management en Organisatie
Proefles
I. Geld lenen. Stel: je wordt 18 jaar, je haalt je rijbewijs en je wilt dan direct een auto hebben. Die kost € 25.000, maar jij hebt geen cent. Je kijkt naar de TV en je hoort iemand zeggen: “ Koop je auto nu, en betaal over 3 jaar”. Dat is dus precies wat jij wil, en je ondertekent een contract waarin met kleine lettertjes iets vaags staat over “ 0,678 % samengestelde rente per maand”. Dat lijkt jou peanuts, en verder let je er niet zo op, want je wil nog vandaag in je super auto wegscheuren. 3 jaar later komt de postbode met een aangetekende brief: of je per direct € 31.884,89 wilt betalen, zoals afgesproken in het contract. Anders volgt een proces. Vraag: Hoe heet dat verschil met die € 25.000, en hoe is het nieuwe bedrag berekend? ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... .....................................................................................................................................
Jij was eigenlijk vergeten dat je nog moest betalen, dus dat geld heb je absoluut niet. Er zit niets anders op dan de auto te verkopen. Maar wat blijkt: met heel veel moeite krijg je er nog € 10.000 voor terug! Vraag: hoe komt het dat de auto zoveel minder waard is geworden, en hoe heet dat bedrag? .....................................................................................................................................
Het resultaat van je onbezonnen actie is dat je èn geen auto meer hebt, èn een schuld hebt van € 21.884,89! Geen wonder dat de overheid dit soort reclame boodschappen binnenkort gaat verbieden. Je kunt het ook anders, verstandiger doen( het verstandigst is natuurlijk om eerst het geld te sparen, en de rente zelf op te strijken!). Je leent bij een betrouwbare bank €25.000 tegen de zelfde maandrente en ook voor 3 jaar. De bank verplicht je dan elke maand een bedrag te betalen van € 784,98, en dat 36 maanden lang. In dat bedrag zit rente èn een stukje aflossing. Als je keurig 36x dat bedrag hebt betaald, ben je van je schuld af. Voordeel: je zult nu wel even moeten nadenken of je dat bedrag elke maand wel kunt missen, maar vooral: je betaalt een stuk minder rente! Vraag: hoeveel is nu het bedrag aan rente, en hoe komt het dat het minder is? .....................................................................................................................................
..................................................................................................................................... ..................................................................................................................................... .....................................................................................................................................
III Balans debet kant:
creditkant:
de waarde van je bezittingen plus kas/bankgeld
hoe heb je je bezittingen gefinancierd? met eigen geld en/of geleend geld
Stel in juni 2005 had je je diploma gehaald en je ging studeren op kamers. Je had toen studieboeken nodig en spullen om je kamer in te richten.Verder moet je steeds huur, collegegeld, etc. betalen. Zelf had je € 1.000 gespaard, van je ouders kon je € 2.500 lenen tegen 1% rente per maand. Het is nu 1 sept. 2005. Als je nog niets aangeschaft had, dan zag je balans er zo uit: debet credit eigen geld € 1.000 kas € 3.500 geleend geld € 2.500
In de eerste 2 weken van september ging je flink shoppen: boeken (1200), een Ikea keukentje (800), gordijnen (400), een douchecabine(600). Op 15 september maak je opnieuw je balans op: debet .................... ............... .................... ............... .................... ............... ................... ................ ................... ................ totaal........ ................
credit .................. .............. .................. .............. ................. ............... ................. ............... ................. ............... totaal
.............
Conclusie: • Een balans is altijd in evenwicht(daarom heet het ook balans). Aan de credit kant staat waar je geld vandaan komt(van je zelf of geleend) en aan de debetkant staat hoe je het besteed hebt (aan bezittingen), en wat je nog niet besteed hebt zit in de kas. • Een balans geldt maar voor één moment. Op 30 september moest je € 400 aan huur betalen. Het bedrag van de kas wordt nu €100. Maar je hebt er geen bezitting van € 400 voor gekocht. Hoe krijg je de balans nu weer in evenwicht? Oplossing: die € 400 wordt onttrokken aan je eigen geld. Voortaan heb je nog maar € 600 eigen geld in je kamer zitten. Zou je, direct na de huurbetaling, de kamer van de hand doen en al je spulletjes voor de zelfde prijs verkopen, dan krijg je 3.000 terug + 100 nog in kas = 3.100. Dan moet je de lening van je ouders aflossen(2.500), dus hou je 600 over voor je zelf..
We zeggen: die € 400 zijn huurkosten. Het is een uitgave van je eigen geld waar geen nieuw bezit tegenover staat. Bedenk nu zelf wat er met de balans gebeurt als je door een baantje € 1500 verdient en dat geld vervolgens gebruikt om je collegegeld van € 1200 te betalen en €300 af te lossen op je lening.
II. Break even afzet: hoeveel producten moet ik per jaar verkopen, zodanig dat ik net geen verlies maar ook geen winst maak? Stel je bent in de VS op vakantie en je ziet een heel bijzonder jeansmerk; die wil je wel in Nederland gaan verkopen in een eigen winkeltje. Je hebt geen eigen geld, dus moet je een lening vragen bij de bank. De bank wil dan jouw break-even afzet weten. Hoe bereken je dat? Als je kijkt naar de verkoopprijzen in Nederland voor vergelijkbare broeken, schat je in dat € 70 per broek redelijk is. Je moet de broeken natuurlijk eerst zelf inkopen: de fabrikant vraagt € 20 per broek. En om ze in Nederland te krijgen moet je invoerrechten en transportkosten betalen; samen € 10 per broek. Als je nu één broek verkoopt krijg je € 70, maar je hebt er al € 30 aan kosten voor gemaakt, dus hou je €40 per broek over. Met die € 40 per broek moet je nòg een groot bedrag aan kosten ´dekken’. Dat zijn je ‘vaste’ of ‘overhead’ kosten: bedragen die vast liggen hoeveel of hoe weinig broeken je ook verkoopt. Bijvoorbeeld: • de huur van je winkel € 15.000 per jaar • je eigen loon en dat van een verkoopster in vaste dienst: € 36.000 per jaar • energie-, schoonmaak-, en rentekosten: samen € 9.000 per jaar. Totaal aan vaste kosten: € 60.000 per jaar. bedrag aan vaste kosten De formule voor het berekenen van de break-even afzet = ‘dekkings-bijdrage’ per broek € 60.000 Dus:
= 1500 broeken per jaar. (125 per maand!) €70- €30
Als je dus 1500 broeken per jaar verkoopt, zal je winst € 0 zijn, maar heb je ook geen verlies. Controle berekening: omzet: 1500 x €70 = € 105.000 min invoerrechten en transport 1500 x €30 = € 45.000 min vaste kosten = € 60.000 netto winst = € 0 Wanneer de bank denkt dat je meer dan 1500 broeken gaat verkopen, zul je die lening wel krijgen! Vraag: bereken je nettowinst als je 2000 broeken verkoopt. .......................
.................................................
.......................
.................................................
.......................
.................................................
................................................................................................................