1 Maatschappij- en gedragswetenschappen MaGW Nieuwsbrief Milieuonderzoek november 2005
foto: ESA
november 2005 Maatschappij- en Gedragswetenschappen
MaGW Nieuwsbrief Milieuonderzoek INHOUDSOPGAVE Klik door op het onderwerp van uw keuze.
NIEUWS EN AGENDA Nieuws - EOS: veel onderzoeksbudget voor niet-technologische aspecten 2
3 GASTCOLUMN door ir. BertJan Heij 15
COLOFON
ENERGIEONDERZOEK - Voedsel vreet energie - AIRE-resultaten: implementatie windenergie vooral politiekmaatschappelijk probleem 5
9 GAMON - Verder met milieubeleidsmakers en sociaalwetenschappers
MILIEU & ECONOMIE - De economie van armoede, milieu en het gebruik van natuurlijke hulpbronnen 11
13 VAM - Beleidsmakers kunnen beter inspelen op afwegingen van bedrijven
MaGW Nieuwsbrief Milieuonderzoek Sinds 2005 brengen vier NWO-programma’s gezamenlijk de MaGW Nieuwsbrief Milieuonderzoek uit. De nieuwsbrief verschijnt alleen in digitale vorm en is bedoeld voor betrokkenen bij de programma’s Energieonderzoek, GaMON (Gammaonderzoek Milieu, Omgeving, Natuur), Milieu & Economie en Vulnerability, Adaptation and Mitigation (VAM). Stuur deze nieuwsbrief rustig door aan relaties! De nieuwsbrief op een nieuw/ander adres of helemaal niet meer ontvangen? Stuur een mail naar drs. Ymkje de Boer,
[email protected].
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
2 Maatschappij- en gedragswetenschappen MaGW Nieuwsbrief Milieuonderzoek november 2005
NIEUWS EN AGENDA Nieuws EOS: veel onderzoeksbudget voor niet-technologische aspecten In 2005 heeft het ministerie van EZ een kleine 30 miljoen euro beschikbaar gesteld aan partijen die onderzoek doen op het terrein van duurzame energie, energie-efficiency en schoon gebruik van fossiele brandstoffen. Inmiddels zijn alle gelden verdeeld. Slechts ongeveer 1% van de middelen wordt nu besteed aan niet-technologische aspecten (gamma-onderzoek). Dat is ongewenst omdat op de weg naar een duurzame energiehuishouding ook veel niet-technische knelpunten moeten worden opgelost. Wilbert Hoondert, opdrachtmanager Energie Onderzoek Subsidie (EOS) bij SenterNovem, hoopt en verwacht dat in 2006 de deelname van gamma-onderzoekers groter zal zijn. Het programma EOS is opgesteld om de kennis over energie-efficiency en duurzame energie in Nederland uitbreiden en beslaat het traject van idee tot aan marktintroductie. Het programma subsidieert Nederlandse kennisinstellingen en bedrijven die hieraan een bijdrage willen leveren. ‘Ik vermoed dat de partijen die voor het onderzoeksbudget in aanmerking komen, niet allemaal op de hoogte zijn van het feit dat 45% van het onderzoeksvoorstel over niet-technologische aspecten mag gaan.’ Hoondert en zijn collega’s spannen zich, in overleg met NWO, momenteel dan ook in om dit bekend te maken en om te inventariseren of er knelpunten zijn die SenterNovem zou kunnen wegnemen. ‘Misschien hebben partijen moeite om elkaar te vinden waardoor het gammadeel oningevuld blijft. Mogelijk kan SenterNovem een rol spelen in het bij elkaar brengen van verschillende groepen.’ Dat er in verschillende universiteitscentra al jaren multidisciplinair energie- en transitieonderzoek wordt gedaan, is bekend. Hoondert: ‘Maar we willen ook graag onderzoekers uit andere gebieden bereiken. Zo kan ik me voorstellen dat in de wereld van de milieukunde en milieueconomie kansen liggen.’ In de onderzoeksvoorstellen moeten technologische en niet-technologische aspecten aan elkaar gekoppeld zijn. ‘Dus als iemand iets doet rond inpassing van duurzame energie in het elektriciteitsnetwerk, dan zou je daarbij ook vragen rond de economische haalbaarheid, de maatschappelijke acceptatie, de weten regelgeving, samenwerking tussen partijen ‘in de keten’ enzovoort kunnen betrekken.’ Particuliere onderzoekers, onderzoekers op instituten, universiteiten en bedrijven kunnen subsidie aanvragen bij verschillende EOS-programma’s: - EOS: Nieuw Energie Onderzoek richt zich op de eerste fase van de innovatieketen: het uitwerken van nieuwe ideeën. - EOS: Lange Termijn subsidieert kennisontwikkeling en onderzoek naar een toekomstige duurzame energiehuishouding. - EOS: Innovatiesubsidie Samenwerkingsprojecten stimuleert alle samenwerkingsprojecten op het gebied van innovatie en duurzaamheid. Energie is hier een onderdeel van. - EOS: Demonstratie is expliciet bedoeld voor het testen van nieuwe energietechnologieën in een praktijkomgeving. - De Unieke Kansen Regeling richt zich op het stimuleren van samenwerkingsprojecten onder leiding van Nederlandse marktpartijen en is een onderdeel van het programma Energietransitie. Meer informatie op http://www.senternovem.nl/eos of via de adviseurs, telefoon 030 214 79 49, e-mail
[email protected]. Wie zich opgeeft voor de EOSnieuwsbrief wordt automatisch op de hoogte gehouden van tenderdata.
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
3 Maatschappij- en gedragswetenschappen MaGW Nieuwsbrief Milieuonderzoek november 2005
GASTCOLUMN ‘Klimaatwaarnemingen’ door ir. BertJan Heij, senior beleidsadviseur, Milieu- en natuurplanbureau
In 1996 kwam ik in de klimaatwereld terecht, als programmaleider van het Nationaal Onderzoek Programma Mondiale Luchtverontreiniging en Klimaatverandering (NOP). Als hydroloog voelde ik bij deze overstap de meeste affiniteit met de natuurwetenschappelijke kant van het klimaatvraagstuk. En dan vooral met oceaanstroming en alles wat zich verder aan nattigheid aan het aardoppervlak en in de atmosfeer afspeelt. Maar al snel werd ik er door behulpzame collega’s op geattendeerd dat het klimaatvraagstuk vele niet-natuurwetenschappelijke kanten kent. Om een beetje in de stemming te komen heb ik de oratie van Pieter Leroy uit 1995 gelezen. En dat sloeg in. Als natuurwetenschapper BertJan Heij, Milieu- en heb ik de natuurlijke neiging om van voortbrengselen uit de natuurplanbureau sociaalwetenschappelijke hoek te vinden: ‘dat had ik zelf óók wel kunnen bedenken’. Als je dit herkent, raad ik je aan om die oratie te lezen. De portee van het verhaal is: de natuurwetenschappers zijn begonnen te rapporteren dat het slecht gaat met het milieu, zij bepalen aan welke kwaliteitseisen het milieu moet voldoen en vervolgens zitten ze met de handen in het haar. Dan worden de sociale wetenschappers te hulp geroepen om te bedenken hoe de noodzakelijke maatschappelijke veranderingen gerealiseerd kunnen worden. Zijn claim: betrek de sociale wetenschappen van het begin af aan bij de probleemdefinitie, de probleemafbakening, de beeldvorming, etc. Dat lijkt hem een beter idee dan dat je, zoals hij het verwoordt, als natuurwetenschapper het sociaalwetenschappelijke terrein betreedt zonder kaart van dat terrein of met een enigszins verouderde of verkleurde kaart. Nu, tien jaar later, is de situatie sterk verbeterd, maar toch… het samenwerken van verschillende disciplines bij de oplossing van complexe vraagstukken is nog steeds niet vanzelfsprekend. Neem de recente discussie over luchtverontreiniging in Nederland en het niet halen van de normen, waarbij we opeens vergeten zijn dat we aan integraal luchtbeleid zouden gaan doen… Onder het thema ‘klimaatverandering’ wint het onderwerp adaptatie steeds meer aan belang. Neem Bangladesh. De mensen daar wonen echt in het verdomhoekje van de wereld: cyclonen, overstromingen, arseen in het grondwater, economisch een ramp, en corruptie. Het is frappant hoeveel dit land qua natuurlijke omstandigheden lijkt op het Nederland uit de tijd van de Sint Elisabethsvloed. Nu hogen wij bij wateroverlast (rivierafvoer, zeespiegelstijging) de dijken op, doen de deuren dicht of geven de rivieren ruimte, en meer van dit soort robuuste dingen. Wij kunnen dat betalen, maar voor Bangladesh is er wat dat betreft bitter weinig perspectief. Hoe moet zo’n land zich in vredesnaam aanpassen aan klimaatverandering? Wellicht kan Nederlandse expertise hier nuttig zijn? Ook klimaatcommunicatie wordt steeds belangrijker. Goede wetenschappelijke communicatie begint met helderheid over wat je waarneemt en over wat je wel, nog niet of onvoldoende weet. Anders hoef je niet te verwachten dat je doelgroep de boodschap oppikt. Het volgende verhaaltje (gestolen van Joseph Schwarcz, van de McGill University te Montreal) vind ik hiervan een leuke illustratie. >>> Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
4 Maatschappij- en gedragswetenschappen MaGW Nieuwsbrief Milieuonderzoek november 2005
>>>
There were five friends who lived in Quebec and one day they decided to go on a trip to visit a foreign country, so they piled into a bus and headed for Ontario. They got across the border and they were looking out the window and one of them, who happened to be a naturopath, upon spying one black sheep on a hill, said: ‘Look, all of the sheep in Ontario are black!’ Next to him was a chiropractor – a somewhat more critical thinker. He said: ‘I don’t think you can really say that. All you can say is that in Ontario some of the sheep are black.’ Well, sitting behind them was a biologist – more scientifically minded. He said, ‘I don’t think you guys can really say that scientifically either. All you can really say is that in Ontario, there is at least one black sheep’. But sitting next to him was a physicist. He said, ‘Well, that isn’t exactly right either. If you just want to go in terms of conclusions based upon the evidence, in Ontario, there is at least one sheep that is black on one side.’ Sitting behind them, of course, was the chemist – the fount of all knowledge. He said: ‘No, all of you guys are wrong. You can’t really say that. The only thing you can really say is that in Ontario, there is at least one sheep that is black on one side, some of the time.’
Het is maar net hoe je het bekijkt…
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
5 Maatschappij- en gedragswetenschappen MaGW Nieuwsbrief Milieuonderzoek november 2005
ENERGIEONDERZOEK Voedsel vreet energie De Europese voedselindustrie heeft te weinig significante verbeteringen aangebracht in energie-efficiëntie van haar productieprocessen in de afgelopen dertig jaar. Dit concludeert NWO-promovenda Andrea Ramírez uit haar analyse van energieconsumptie, energie-efficiëntie en ontwikkelingen van de voedselketen in dertien Europese landen. Ramírez promoveerde op 22 september aan de Universiteit Utrecht. Andrea Ramírez onderzocht de energiehuishouding van de Europese voedingsmiddelensector. Zij ontdekte dat productiegroei de energiebehoefte van de sector heeft verhoogd met gemiddeld 1,8 procent over de afgelopen dertig jaar. Besparingen in de hoeveelheid energie die je nodig hebt om een eenheid van een product te maken, heeft in diezelfde periode echter maar 0,2 procent energiewinst opgeleverd. De netto-balans is dus negatief. Er is een aantal belangrijke redenen voor de groeiende energiebehoefte in de voedselindustrie. De toegenomen behoefte aan voedselproductie, een steeds groeiende consumptie per hoofd van de bevolking en een toename in de hoeveelheid transport – grotere hoeveelheden voedsel moeten over Andrea Ramírez, Universiteit Utrecht grotere afstanden worden vervoerd. Sommige sectoren zoals de zuivelindustrie hebben wel belangrijke verbeteringen laten zien in hun energie-efficiëntie. Deze verbeteringen zijn echter voornamelijk veroorzaakt door het concentreren van de industriële productie, wat in de meeste gevallen geen verdere verbetermogelijkheden biedt in de toekomst. De resultaten van dit onderzoek zijn een bron van zorg. Tenzij belangrijke verbeteringen optreden in de afnamesnelheid van de benodigde energie per eenheid product, zal de netto-energiebehoefte van de Europese voedselketen alleen maar stijgen. Als de industrie netto-energie wil sparen zonder de economische groei in gevaar te brengen, dan moeten industrie en politiek zich meer inspannen om de energie-efficiëntie te verbeteren. Het promotieonderzoek is uitgevoerd aan de Universiteit Utrecht en maakt onderdeel uit van het programma ‘Stimulating the adoption of energyefficient techonologies in small and medium sized enterprises’ dat wordt gefinancierd door het NWO/SenterNovem Stimuleringsprogramma Energieonderzoek. Dit programma is een gezamenlijk initiatief van SenterNovem en het NWO-gebied Maatschappij- en Gedragswetenschappen, bedoeld om bèta-/gammakennis te ontwikkelen ten behoeve van de transitie naar een duurzame energievoorziening. Nadere informatie bij dr. ir. Andrea Ramírez Ramírez (UU, Scheikunde), 030 25 37 639,
[email protected]. De promotie vond plaats op 22 september 2005. Promotor prof. dr. K. Blok. Een uitgebreide Nederlandstalige samenvatting van dit proefschrift staat op: http: //www.nwo.nl/nwohome.nsf/pages/NWOP_6FZBRL Een uitgebreide Engelstalige samenvatting van dit proefschrift staat op: http://www.nwo.nl/nwohome.nsf/pages/NWOP_6FZBRL_Eng
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
6 Maatschappij- en gedragswetenschappen MaGW Nieuwsbrief Milieuonderzoek november 2005
ENERGIEONDERZOEK AIRE-resultaten: implementatie windenergie vooral politiekmaatschappelijk probleem Hoe kunnen vormen van duurzame elektriciteit versneld worden ingevoerd in Nederland? Dat is de hoofdvraag achter het programma AIRE (Accelerated Implementation of Renewable Electriciy Supply in the Netherlands) zoals dit in 2000 gehonoreerd werd door het NWO/ SenterNovem Stimuleringsprogramma Energieonderzoek. Nu twee van de drie promovendi klaar zijn en voor de derde de promotiedatum binnenkort ook bekend wordt, vonden de AIRE-onderzoekers het tijd om de verschillende actoren rond duurzame elektriciteit eens bij elkaar te halen en met name te reflecteren op de vraag wat beleidsmakers konden leren van de onderzoeksresultaten. Op vrijdagochtend 4 november kwamen er zo’n 25 onderzoekers, beleidsmakers en andere geïnteresseerden samen op de Universiteit Utrecht. Uit de bijeenkomst mag worden afgeleid dat de technische inpassing van windenergie en de verhouding tussen productiekosten en energieprestatie geen grote problemen meer hoeven te vormen. Veel lastiger ligt het met de daadwerkelijke toelating van turbines op land en zee door lokale overheden. De vraag hoe de rijksoverheid hierop vanuit het transitiebeleid het beste op in zou kunnen spelen, bleek niet gemakkelijk te beantwoorden. Na de opening door Erik Lysen, programmaleider AIRE en algemeen directeur van het Utrecht Centrum voor Energieonderzoek (UCE), was het woord allereerst aan oud-AIO Han Slootweg. Hij promoveerde in december 2003 bij de TU Delft op onderzoek naar de inpassing van windenergie in het gangbare elektriciteitsnetwerk. Slootweg hield zich destijds bezig met simulatieinstrumentarium waarmee hij Han Slootweg, Susanne Agterbosch, Martin Junginger en Erik Lysen beter inzicht kon krijgen in van het programma AIRE organiseerden op 4 november de bijeenhet gedrag van windturbines komst ‘Onderzoek voor beleid – beleid voor onderzoek’ bij de inpassing in het elektriciteitsnet. Mede door zijn werk kan stabiele inpassing van windturbines in het net tegenwoordig gegarandeerd worden Slootweg, zelf sinds zijn promotie werkzaam bij netwerkbeheerder Essent, overtuigde de aanwezigen, waaronder drie beleidsmakers van het Ministerie van Economische Zaken, daarmee van de praktische toepasbaarheid van zijn onderzoek ook voor het beleid. Tevens gaf hij aan dat hij zelfs bij zijn huidige collega’s nog regelmatig onterechte koudwatervrees voor inpassing van windenergie in het net moet wegnemen. Maar ook voor het stimuleren van duurzame elektriciteit in het algemeen is zijn onderzoek van belang, betoogde hij. ‘Zolang het gedrag van windturbines onbekend blijft, blijven ze onbemind en zullen er minder turbines geplaatst worden dan eigenlijk wenselijk is.’ Bestuurlijk commitment is een probleem Dat techniek één ding is en daadwerkelijke plaatsing van turbines een tweede, werd duidelijk uit de presentatie van Susanne Agterbosch. Zij bereidt een proefschrift voor waarin ze vooral kijkt naar de institutionele en sociale condities waaronder duurzame elektriciteit kan worden geïmplementeerd. Ze heeft daartoe bekeken welke ontwikkelingen zich in de markt voor windenergie Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
7 Maatschappij- en gedragswetenschappen MaGW Nieuwsbrief Milieuonderzoek november 2005
ENERGIEONDERZOEK voordeden in de periode 1989 – 2004. Opvallend is dat in de eerste jaren vooral de grote energiedistributeurs aan de gang gingen met windturbines, terwijl de afgelopen jaren juist het kleine, particulier initiatief actief is geworden en de energiebedrijven veel minder. Er zijn grote verschillen in de marktontwikkelingen per provincie en het implementatietempo van windenergie bleef lange tijd achter bij de doelstellingen van de rijksoverheid. Volgens Agterbosch is dit te verklaren doordat het generieke beleid van het rijk niet spoort met de belangentegenstellingen op lokaal niveau. Ook wordt windenergiebeleid in de uitvoering gehinderd door restricties van andere vormen van beleid (zoals milieuof landschappelijk beleid). Veel projecten stranden al in de pre-procedurele fase. De promovenda gaf aan dat het rijksbeleid meer gesegmenteerd zou moeten worden naar verschillende typen ondernemers (plaatsers van windturbines). Bovendien zou er vooral gestuurd moeten worden op bestuurlijk commitment aan de windenergiedoelstellingen. Meer positieve geluiden nodig Martin Junginger, die in mei 2005 promoveerde op kostenreductie van duurzame energie, vertelde dat meer inzicht in de verhouding tussen productiekosten en energieprestaties de implementatie van duurzame elektriciteit uit windenergie en biomassa verder kan helpen. In feite zijn de resultaten van zijn onderzoek al gebruikt bij bijvoorbeeld de vaststelling van de MEP-tarieven, zo vertelde hij. Aan de hand van een voorbeeld uit Duitsland liet Junginger zien dat we voorzichtig moeten zijn met het beoordelen van de getallen uit een enkel land: een sterke lokale vraag zorgt ervoor dat de kosten daar nauwelijks dalen. Wereldwijd gezien blijft het leereffect echter wel degelijk bestaan: de productiekosten nemen met bijna 20% af bij iedere verdubbeling van de geïnstalleerde capaciteit in de wereld. Maar dat betekent niet dat we moeten gaan stilzitten, waarschuwde hij. In elk geval moet er op Europees niveau meer worden geëxperimenteerd met bijvoorbeeld biomassa en moet kennis beter worden uitgewisseld. Aansluitend gaf prof. dr. Wim Sinke (ECN en UCE) zijn visie op hoe het energiebeleid, en daaraan gekoppeld het beleid voor energieonderzoek, vormgegeven dient te worden om een optimale implementatie van duurzame energiebronnen te realiseren. Hij bekritiseerde in zijn presentatie enkele uitgangspunten achter EOS en de Energietransitie. Een van zijn belangrijkste punten was dat de overheid op dit moment geen inspirerende vorm van sturing aan de processen geeft. In de communicatie rond duurzame energie wordt door de overheid ook teveel aandacht gegeven aan problematische aspecten ervan en te weinig aan wat er goed aan is en waarom we naar die vormen van energie toe moeten. Ongeduldmanagement Peter Aubert, vanuit het Ministerie van EZ nauw betrokken bij het Energietr ansitieprogramma en EOS, was de laatste spreker en kon meteen ingaan op de kritiek van Sinke. Hij stelde dat de overheid weliswaar probleemeigenaar is, maar geen oplossingseigenaar. Daarvoor is de inzet van maatschappelijke partijen (onderzoekers, bedrijfsleven enzovoort) nodig. Die partijen zijn uitdrukkelijk uitgenodigd om hun bijdrage te leveren. Aubert gaf aan dat de overheid daarbij laveert tussen aan de ene kant vele opties open houden (maar wel voorwaarden stellen aan oplossingen) en aan de andere kant keuzes maken waarmee we verder kunnen komen (de transitiepaden). Ook stelde hij dat kennisontwikkeling niet ons grootste probleem is, maar wel de daadwerkelijke toepassing van kennis. Bovendien constateerde hij dat hij vaak bezig moet zijn met ‘ongeduldmanagement’ richting zijn politieke opdrachtgevers: minister(s) en Tweede Kamer. ‘Zij willen natuurlijk dat er snel resultaat geboekt wordt, maar de ontwikkeling van echt goede oplossingen duurt soms nu eenmaal dertig jaar.’
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
8 Maatschappij- en gedragswetenschappen MaGW Nieuwsbrief Milieuonderzoek november 2005
ENERGIEONDERZOEK Er ligt al veel op de plank Na het verhaal van Aubert barstte de discussie onder de aanwezigen los. Daarbij werd de inzet van de AIO’s zeer geprezen: hun verhalen houden beleidsmakers scherp, werd onder meer gezegd. Onderwerpen die verder aan bod kwamen, waren het nut van het leren van het verleden en van elkaar. Een van de deelnemers merkte bijvoorbeeld op dat er in onderzoeksprogramma’s vaak veel doelstellingen staan, maar weinig leerlessen. Ook spraken de aanwezigen met elkaar over de soms lastige dynamiek van het beleid. Een van de deelnemers schetste het als volgt: ‘Het is niet zo dat beleid rationeel en wetenschappelijk onderbouw tot stand komt. Het gaat om emoties, macht en politiek. Er is sterke concurrentie tussen de verschillende beleidsterreinen. Het ene moment is duurzaamheid belangrijk, maar dan ineens is het weer veiligheid en verdwijnt duurzaamheid naar de achtergrond.’ Een ander vulde aan: ‘Het lijkt vaak of de waan van de dag regeert. Onderzoekers zouden zich meer moeten richten op die 150 mensen in Den Haag die de dienst uitmaken. Veel oplossingen voor milieuproblemen, liggen al jaren op de plank.’ Ook kwam de vraag ter sprake hoe open een transitieproces moet worden ingezet. Enerzijds moet er een duidelijk visie van de overheid liggen, vonden sommigen, anderzijds moeten er vele opties open blijven en wetenschappers worden geprikkeld om met creatieve ideeën te komen. Een deelnemer merkte op dat veel van de huidige transitieprojecten wel aardig zijn, maar nog niet tot duurzame energiesystemen leiden. ‘Dat ligt ver buiten de scope van bedrijven die zich toch vaak met korte termijnzaken bezighouden.’ Andere deelnemers brachten daar tegenin dat er wel degelijk bedrijven zijn die lange termijnvisies hebben. Regiefunctie overheid Tot slot lag de vraag op tafel hoe sturend de overheid moet en kan zijn. Een deelnemer verwoordde het zo: ‘De overheid heeft zeer sturend opgetreden inzake de ontwikkeling van de brandstofcel. Dat is dus geen succes geworden. De overheid moet op een heel andere manier ‘sturen’, meer als procesregisseur. De overheid heeft zelf geen vooropgezette ideeën, maar moet goed luisteren naar die van anderen.’ Susanne Agterbosch gaf daarbij aan dat overheden vaak niet consistent zijn in hun beleid en dat dit erg lastig punt is voor andere actoren. Ze gaf aan dat de ruimte die ondernemers krijgen van overheden een belangrijke factor is. Al met al was het zeer open en geanimeerde discussie, die door alle aanwezigen erg op prijs werd gesteld. De wetenschappelijke resultaten werden door de AIREmensen op deze manier toegankelijk en aantrekkelijk gemaakt voor anderen. Misschien is het houden van dit soort slot-workshops ook een goede manier van kennisoverdracht voor de andere programma’s die in het kader van het Stimuleringsprogramma Energieonderzoek zijn gefinancierd.
Meer informatie over AIRE: http://www.nwo.nl/nwohome.nsf/pages/NWOP_5WBF9P Meer informatie over het UCE: http://www.uce-uu.nl/ Op de UCE-website staan ook de volledige Powerpointpresentaties van alle sprekers van 4 november.
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
9 Maatschappij- en gedragswetenschappen MaGW Nieuwsbrief Milieuonderzoek november 2005
GAMON Verder met milieubeleidsmakers en sociaalwetenschappers Naar aanleiding van de GaMON/SWOME-Marktdag in april van dit jaar (zie ook de MaGW Nieuwsbrief Milieuonderzoek uit mei 2005) verschenen er in het vakblad voor milieuprofessionals ArenA twee artikelen van de hand van mensen uit de kring van GaMON. ArenA was zo vriendelijk de stukken ter beschikking te stellen van de GaMON-website. Hieronder de beginnetjes; op de website kunt u verder lezen.
Wetenschap en beleid, living apart together door ir. Sander van den Burg en drs. Ymkje de Boer Vroeger waren milieuproblemen relatief simpel. Een fabriek sprong slordig om met een gevaarlijke stof en bodem of oppervlaktewater raakten vervuild. Dankzij technologische ontwikkeling en een goed ontwikkeld systeem van vergunningverlening en handhaving zijn dit soort beleidsproblemen tegenwoordig beheersbaar. Maar dan nu de stijgende zeespiegel versus ons kustverdedigingbeleid. Of het transitievraagstuk van landbouw of energie. Het zijn weerbarstige problemen die zowel beleidsmakers als sociaal-wetenschappers bezighouden. Kan en moet de samenwerking tussen hen beter en zo ja, hoe dan? De relatie tussen wetenschappers en beleidsmakers is aan revisie toe. Waar de overheid zich in het verleden met deskundig advies kon richten op het oplossen van duidelijke, afgebakende milieuproblemen – vaak veroorzaakt door goed identificeerbare actoren – zijn de hedendaagse milieuproblemen complex;zij komen voort uit een diversiteit aan menselijke activiteiten en ze manifesteren zich in een veelheid van schadelijke effecten. Discussies over bijvoorbeeld genvoedsel of klimaatverandering maken duidelijk dat de natuurwetenschap alleen geen uitsluitsel kan geven over de ernst en oplossing hiervan. We hebben te maken met vraagstukken rond menselijk gedrag, sturing, culturele waarden en toekomstethiek, die op het terrein van de sociale wetenschappen liggen. Voor een adequaat milieubeleid wint de inzet van sociaalwetenschappelijke kennis aan belang. De vraag is nu hoe de interactie tussen beleidsmakers en sociaalwetenschappers het beste vorm kan krijgen. Naar aanleiding van een ‘Marktdag’ over dit onderwerp vroegen we enkele beleidsmakers en wetenschappers naar hun mening. Andere interactie Jan Dirven (LNV) geeft aan dat de ‘ongestructureerde’ hedendaagse problemen een heel ander type interactie tussen maatschappelijke partijen vereist: meer in ‘horizontale’ verbanden in plaats van langs hiërarchisch georiënteerde lijnen (zie zijn eigen bijdrage op bladzijde 10 van deze nieuwsbrief). Bovendien is volgens Dirven een verandering nodig in de wijze waarop deze partijen functioneren. Zo ver gingen de andere betrokkenen over het algemeen niet. Politiek en wetenschap hebben elk hun eigen rol en eigen wereld, stellen de meeste ondervraagden. Lees het volledige artikel op: http://www.nwo.nl/nwohome.nsf/pages/NWOP_ 6FSGP2/$file/GaMON_art_vdburgdeboer.pdf
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
10 Maatschappij- en gedragswetenschappen MaGW Nieuwsbrief Milieuonderzoek november 2005
GAMON Wetenschap en beleid als sociaal leerproces door ir. drs. Jan Dirven, adviseur strategisch management, Ministerie van LNV In hun pogingen om hardnekkige milieuvraagstukken beter de baas te worden, stuiten onderzoekers en beleidsmakers op allerlei dilemma’s en barrières. Gangbare werkwijzen en competenties schieten tekort om daar grip op te krijgen. Herkenning en bewustwording van dit dilemma is een eerste vereiste om de huidige cirkelbewegingen te doorbreken. Een volgende stap is dat beleid en wetenschap de aandacht verleggen van inhoud naar proces, waarbij ook het eigen functioneren ingrijpend verandert. Zoals elk sociaal leerproces is dat een lastige opgave, maar geen onmogelijke. Moderne beleidstheorieën stellen dat voor verschillende typen vraagstukken verschillende sturingsmechanismen nodig zijn. Afhankelijk van de mate van consensus over visies en probleempercepties van een vraagstuk, variëren deze mechanismen van verticale hiërarchieën tot horizontale netwerken. Aan elk maatschappelijk vraagstuk is dus tegelijk een specifiek sturingsvraagstuk verbonden. Dit betekent niet alleen dat beleidskennis betrekking heeft op samenhangende maatschappelijke én sturingsvraagstukken, maar ook dat de aard en de wijze van totstandkoming van de kennisvragen verschilt. Forse spanning Het blijkt echter een lastige opgave om beleidskennis langs deze moderne gedachtelijn te ontwikkelen. Dat vraagt immers het vertrouwde en bekende los te laten en daarvoor in de plaats te leren omgaan met de onzekerheden van het onbekende. In de bijzonder aanbevelingswaardige RMNO-publicatie ‘Willens en Wetens’ van 2000, maken In ’t Veld c.s. een gedegen analyse van de rollen van kennis in beleidsprocessen. Zij laten zien dat op het terrein van milieu en natuur een forse spanning bestaat tussen beleids- en kennisarena’s. De kern daarvan is dat zij elkaar vaak gebruiken uit welbegrepen eigenbelang en daardoor ook vaak van weinig betekenis voor elkaar zijn. Om dat te veranderen zouden beleid en wetenschap zich niet alleen bezig moeten houden met ontwikkelingen en veranderingen van de samenleving en van elkaar, maar vooral ook van zichzelf. De Duitse socioloog Niclas Lühmann spreekt in dit verband over de overgang van verticale naar horizontale mechanismen en van technische naar sociale leerprocessen. Of zoals minister Veerman stelt: van zorgen vóór, naar zorgen dát! In feite gaat het om verschillende Beleidsmakers en wetenschappers met elkaar in debat op de paradigmata,waartussen SWOME/GaMON Marktdag op 14 april 2005. overheden, kennisinstellingen en andere actoren moeten leren schakelen. Dat betekent fundamentele veranderingen in beleids- en kennisprocessen van de betrokken organisaties. Zij moeten leren in te breken in hun gangbare werkwijzen, manieren van organiseren, competenties en oriëntaties. Lees het volledige artikel op http://www.nwo.nl/nwohome.nsf/pages/NWOP_ 6FSGPV/$file/GaMON_art_Jan%20Dirven.pdf
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
11 Maatschappij- en gedragswetenschappen MaGW Nieuwsbrief Milieuonderzoek november 2005
MILIEU & ECONOMIE De economie van armoede, milieu en het gebruik van natuurlijke hulpbronnen Armoede en milieu hangen nauw samen: de kwaliteit van het milieu beïnvloedt de leefomstandigheden van de armen en armoede beïnvloedt het gebruik van de natuurlijke hulpbronnen. Tijdens een grote internationale conferentie in Wageningen in mei 2006 staat deze thematiek centraal. De conferentie gaat in op de theorie (o.a. natural resource management, economics of property rights and institutions, studies linking international trade, poverty and the environment) en het beleid rond de problematiek. Doel is om vooruitgang te boeken in de analyse van oorzaken van armoede en overdadige exploitatie van hulpbronnen. De conferentie zal bijdragen aan de internationale onderzoeksagenda van wetenschappers op dit terrein. De bijeenkomst dient tevens ter voorbereiding van de internationale beleidsagenda, waarin armoedeverlichting, bescherming van natuurlijke hulpbronnen en biodiversiteit centraal staan. Papers Er is een open inschrijving voor wetenschappelijke papers. Ongeveer 80 geselecteerde papers zullen worden gepresenteerd in parallelle sessies. De wetenschappelijke commissie van de conferentie nodigt u uit, en met de name de onderzoekers van het Stimuleringsprogramma Milieu & Economie, een paper in te dienen. De papers kunnen voor 31 januari 2006 worden ingediend (
[email protected]). Wat Internationale conferentie Economics of Poverty, Environment and Natural Resource Use Wanneer 17 tot en met 19 mei 2006 Waar Wageningen International Conference Center Organisatie Organisatie: WUR Environmental Economics and Natural Resources Group, Frontis Wageningen International Nucleus for Strategic Expertise en NWO Stimuleringsprogramma Milieu & Economie Keynote speakers C. Barrett (Cornell University, USA) D. Bromley (University of Wisconsin, USA) P. Dasgupta (University of Cambridge, UK) S. Engel (University of Bonn, Germany) K.-G. Mäler (Stockholm University, Sweden) D. Zilberman (University of California, Berkely, USA) Belangrijke 31 jan 2006 1 mrt 2006 1 apr 2006 1 apr 2006 1 mei 2006
data Deadline for submission of full papers Notification of acceptance of contributed papers Deadline for the submission of accepted full papers Deadline for early registration Deadline for registration
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
12 Maatschappij- en gedragswetenschappen MaGW Nieuwsbrief Milieuonderzoek november 2005
MILIEU & ECONOMIE Kosten Deelnemers die zich voor 1 april aanmelden, betalen 250,- inclusief documentatie, eten en drinken. Hotelovernachtingen zijn hierbij niet inbegrepen. Na 1 april bedraagt de toegang 320,-. AIO’s kunnen deelnemen voor 200,-. Meer informatie - www.nwo.nl/me (doorklikken naar nieuws of symposia) - www.socialsciences.wur.nl/enr/ - Marije verschuur, Secretaris Stimuleringsprogramma Milieu & Economie,
[email protected] of 070- 344 09 57
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
13 Maatschappij- en gedragswetenschappen MaGW Nieuwsbrief Milieuonderzoek november 2005
VAM Beleidsmakers kunnen beter inspelen op afwegingen van bedrijven Als we beter weten hoe bedrijven in hun ondernemingsstrategie omgaan met de klimaatproblematiek, kunnen overheden hun beleidsinstrumentarium effectiever maken. Dit is de hypothese achter het VAM-programma ‘Getting down to business: economic response to climate change’ dat prof. dr. Ans Kolk leidt aan de Universiteit van Amsterdam. ‘Bedrijven reageren net als burgers vanuit hun eigen realiteit. Die is anders dan de beleidsrealiteit,’ vertelt ze. ‘De houding van bedrijven inzake de klimaatproblematiek is de afgelopen tien jaar flink veranderd. Toen ik midden jaren ’90 begon met mijn onderzoek hield de vraag naar het waarheidsgehalte van het broeikaseffect velen bezig. Bedrijven waren ook geneigd af te wachten of het qua beleidsmaatregelen wel zo’n vaart zou lopen. Inmiddels is dat naar de achtergrond verdwenen. Voor veel bedrijven is het gewoon realiteit geworden dat ze met hun strategie moeten inspelen op fenomenen als emissiehandel. Ze onderzoeken nu serieus hoe het economisch aantrekkelijk kan zijn om bepaalde klimaatmaatregelen te nemen onder het mom ‘better safe than sorry’. Een internationaal concurrerend bedrijf kan het zich immers niet veroorloven dat een andere grote speler op de markt hem door een slimme strategie een slag voor is.’ Voor Ans Kolk is hoogleraar bedrijven vormen afwegingen rond milieu en klimaat maar één Sustainable management aspect van de bedrijfsvoering, vertelt Kolk. Bovendien worden ze en directeur van de in dit type afwegingen niet alleen maar gedreven door de wens Business School van een actieve bijdrage te leveren aan bijvoorbeeld het tegengaan de Universiteit van Amsterdam. Foto: Pieter van klimaatverandering. ‘Het gaat vaak om heel andere dingen: van Rijk, Foto Dijkstra bv een positief imago, de boot niet willen missen ten opzichte van concurrenten enzovoort. Beeldvorming en reputatiekwesties spelen vaak een belangrijke rol. Om als samenleving een stap verder te komen met bijvoorbeeld de Kyoto-doelstellingen moeten we dit soort mechanismen beter gaan begrijpen. Hoe spelen bedrijven in op het klimaatbeleid van de overheid? En hoe kan het overheidsbeleid bedrijven stimuleren om mee te helpen?’ Kolk gaat hier met steun van het NWO-programma VAM, die een post-doc onderzoeker financiert, de komende drie jaar verder onderzoek naar doen. De UvA-hoogleraar bouwt daarbij voort op lopend onderzoek waar zij met promovendus Jonatan Pinkse al aan gewerkt heeft. Bedrijven lopen soms voor op overheid De rol van bedrijven in klimaatbeleid is zo belangrijk omdat bedrijven door in te spelen of vooruit te lopen op beleid, veranderingen teweeg kunnen brengen die niet direct door de overheid zelf tot stand kunnen worden gebracht. Kolk: ‘Toen landen in 1997 het Kyoto Protocol goedkeurden, wisten ze nog niet precies hoe ze dat verdrag moesten implementeren. Bedrijven als BP en Shell begonnen echter al met emissiehandel, intern, tussen hun verschillende vestigingen. Ze onderzochten of alternatieve energiebronnen, zoals zonne- en windenergie, zin hadden. Banken en verzekeraars, ook Nederlandse, ontwikkelden nieuwe producten om klimaatrisico’s af te dekken en emissiehandel mogelijk te maken. Autobedrijven gingen onderzoek doen naar nieuwe verbrandingstechnieken.’ Door dit soort koerswijzigingen kunnen bedrijven soms winst maken of nieuwe markten aanboren. Er is bijvoorbeeld veel vraag naar de Toyota Prius, een auto met zowel een elektro- als een benzinemotor, die veel lagere emissies heeft. Ook in de VS, waar veel benzineslurpende terreinwagens rondrijden, overtreffen de verkopen van de Prius alle verwachtingen. ‘Bedrijven doen dit soort dingen ook omdat er in Europa sinds januari 2005 een emissiehandelssysteem is, en daardoor meer aandacht voor emissieverlaging. Bedrijven houden rekening met de mogelijkheid Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
14 Maatschappij- en gedragswetenschappen MaGW Nieuwsbrief Milieuonderzoek november 2005
VAM dat dit nu nog relatief beperkte systeem zal worden uitgebreid naar andere sectoren en andere landen.’ Bedrijven hebben verschillende strategieën Kolk’s lopende onderzoek heeft al enig inzicht opgeleverd in het soort klimaatstrategieën dat bedrijven volgen. Sommige richten zich vooral op verbeteringen in het productieproces, zoals energiebesparing, soms samen met hun toeleveranciers. Andere bedrijven proberen nieuwe, klimaatvriendelijker producten te ontwikkelen. Er is ook een groep die zich niet zo zeer op innovatie richt, maar wacht tot emissievermindering door handel kan worden ‘ingekocht’. De komende jaren gaat Kolk samen met Pinkse verder onderzoek doen naar de verdere ontwikkelingen, en naar wat nu bepaalt of bedrijven een meer afwachtende strategie volgen of actief zelf naar nieuwe oplossingen zoeken. Ook kijken de onderzoekers naar welke invloed het scala aan beleidsinstrumenten hierop heeft. Al eerder heeft Kolk belangstelling opgevat voor de top 500 bedrijven wereldwijd die periodiek schriftelijk worden geënquêteerd. Een aardig gegeven is dat de respons op klimaatvragen over de jaren steeds toeneemt. ‘Ons onderzoek verloopt in drie fases. Op basis van een uitgebreide analyse van die enquêtes kunnen we bepalen wat bedrijven precies doen aan klimaatbeleid en welke karakteristieken die bedrijven hebben. Pakken energie-intensieve bedrijven het anders aan dan energie-extensieve? Handelen Japanse bedrijven anders dan Amerikaanse? Hoe zit het met bedrijven die veel aan R&D doen? En hoe met bedrijven die vooral voor de consumentenmarkt produceren in vergelijking met bedrijven die meer in de business-to-business zitten? Zo ontstaat een lijst met bedrijven die verschillen typen strategieën hanteren. De volgende stap is een analyse van het Nederlandse beleidsinstrumentarium en de reacties van Nederlandse bedrijven daarop. Gaan ze met het ene type maatregel anders om dan met het andere? De laatste stap houdt in dat we een beperkt aantal bedrijven selecteren voor een onderzoek in de diepte. Wat is precies hun strategie, ook intern? Welke leerervaringen doen ze op, ook in de verschillende landen waar ze actief zijn? Tot welke innovaties leiden die? Uiteindelijk komen hier aanbevelingen uit hoe beleidsmakers hier zo effectief mogelijk op in kunnen spelen.’ Vaak geen rechtstreeks contact met bedrijven Zullen beleidsmakers na afloop van het onderzoek een gedegen advies in handen hebben over hoe ze bedrijven moeten betrekken bij het klimaatbeleid? ‘Ik ben natuurlijk geen consultant. Wel zullen we kunnen aangeven waar beleidsmakers rekening mee moeten houden als het gaat om het interpreteren van gedrag van bedrijven. Ik vind het belangrijk dat de onderzoeksresultaten straks ook gelezen worden door managers en beleidsmakers. Omdat veel economen en beleidsmakers zelf niet op grote schaal contact hebben met bedrijven, kan het ze wat opleveren om bijvoorbeeld via deze weg meer kennis te nemen van wat bedrijven aanzet tot innoveren, investeren, afkopen, verhandelen of afwachten. Ook managers vinden het nuttig om inzicht te krijgen in ontwikkelingen en achtergronden.’ Kolk vindt het doen van maatschappelijk relevant onderzoek zeer belangrijk en heeft ondervonden dat mensen uit de praktijk zeer geïnteresseerd zijn in onderzoeksresultaten. ‘Maar het is niet altijd eenvoudig om wetenschappelijke kennis over te dragen aan de partijen die er mee zouden kunnen werken, vooral omdat we meestal niet de ‘hapklare recepten’ aanreiken waar bijvoorbeeld beleidsmakers juist op dat moment op wachten. Ik heb in het verleden wel eens gemerkt dat beleidsprioriteiten in de loop van de tijd verschoven en de onderzoeksresultaten die in een later stadium beschikbaar kwamen, niet meer direct aansloten op de vraag van dat moment.’
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
15 Maatschappij- en gedragswetenschappen MaGW Nieuwsbrief Milieuonderzoek november 2005
COLOFON De MaGW Nieuwsbrief Milieuonderzoek is een uitgave van de NWOprogramma’s GaMON, Milieu & Economie, VAM en het NWO/SenterNovem Stimuleringsprogramma Energieonderzoek. De nieuwsbrief verschijnt in PDF-vorm en wordt verstuurd via e-mail aan ongeveer 800 onderzoekers, beleidsmakers en andere personen die nauw betrokken zijn bij of geïnteresseerd in wetenschappelijk (bèta/gamma-)onderzoek op het terrein van energie, klimaat en milieu. Tenzij anders aangegeven zijn de artikelen geschreven door drs. Ymkje de Boer in nauwe samenwerking met de betrokkenen bij het onderwerp. Foto voorpagina: wereldwijde vervuiling met stikstofoxide, Universiteit van Heidelberg, verkregen via portal www.esa.int Voor inhoudelijke vragen of vragen over de verspreiding van de nieuwsbrief: drs. Ymkje de Boer, YM de Boer Advies 020 637 6537,
[email protected]
NWO/SENTERNOVEM STIMULERINGSPROGRAMMA ENERGIEONDERZOEK Secretaris: drs. Marije Verschuur, 070 344 0957,
[email protected] Voorzitter Stuurgroep: prof.dr.mr.ir. Sicco Santema Voorzitter programmacommissie: ir. Jan Paul van Soest Web: www.nwo.nl/energieonderzoek PROGRAMMA GaMON Secretaris: drs. Henk Waaijers, 070 344 0913,
[email protected] Voorzitter Stuurgroep: prof.dr. Pieter Hooimeijer Voorzitter Programmacommissie: prof.dr. Charles Vlek Web: www.nwo.nl/gamon STIMULERINGSPROGRAMMA MILIEU & ECONOMIE Secretaris: drs. Marije Verschuur, 070 344 0957,
[email protected] Voorzitter programmacommissie: prof. dr. Harmen Verbruggen Web: www.nwo.nl/me PROGRAMMA VULNARABILITY, ADAPTATION AND MITIGATION Secretaris: drs. Ineke Breuers, 070 344 0902,
[email protected] Voorzitter programmacommissie: prof. dr. Jeroen van den Bergh Web: www.nwo.nl/vam
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek