Magazine Voorkomen van werkdruk
Regelmogelijkheid is het sleutelwoord
Afhankelijkheid van opleider te groot?
Op pad met een caoonderhandelaar
Nummer 2 - April 2013 Kwartaalmagazine van de Landelijke vereniging van Artsen in Dienstverband (LAD)
Voorwoord
In dit nummer
4
Een glazen jubileumhuis De Landelijke vereniging van Artsen in Dienstverband is op 8 mei 1948 opgericht. Ons 65-jarig bestaan gaat niet ongemerkt voorbij. De LAD is het jubileumjaar sterk gestart met een nieuwe huisstijl en een mooi magazine. Maar daar blijft het niet bij! Het gehele jaar vinden activiteiten plaats. Van workshops en trainingen in de regio tot het jubileumsymposium op 21 november, naast ledenwerving en geschiedschrijving die eergisteren en overmorgen verbindt. U gaat er allemaal nog veel over horen; we zijn druk bezig met alle voorbereidingen. Alvast wel de rode draad: de positie en de toekomst van de dokter - in loondienst - staat centraal. En, of de vereniging nu 65 is geworden of niet - het dagelijks werk gaat natuurlijk wel gewoon door. Met alle belangenbehartiging, dienstverlening en rechtshulp bewijst de LAD haar vitaliteit. Nu de beroepsuitoefening van artsen permanent in een glazen huis zit en van zelfsprekendheden afnemen, is dat ook hard nodig. Die accenten worden ook in dit tweede nummer van ons nieuwe tijdschrift gelegd.
Werkdruk: voorkomen is beter dan genezen Werkdruk. Iedere arts in loondienst kan erover meepraten. Hoe ontstaat werkdruk eigenlijk? En hoe voorkom je het? Onderzoeker Judith Sluiter, kinderarts Tom van Mierlo en bedrijfsarts Lex van den Bosch laten hun licht schijnen over dit onderwerp.
Gert van Enk, voorzitter
8 Specialist ouderen geneeskunde in beeld Nieske Heerema is, zoals ze zelf zegt, een carrièreswitcher. In 2006 begon ze aan de opleiding. “Daarvoor werkte ik onder andere als tropen arts, medisch adviseur van het College voor zorgverzekeringen (CVZ) en als sociaal geneeskundige in de Daniël den Hoed Kliniek. Daar heb ik meegeholpen met het opzetten van een unit voor ondersteunende zorg. En dat bracht me in contact met palliatieve zorg.” lad magazine | 2
7
16
Verhuizen: de gewoonste zaak van de wereld?! De arbeidsmarkt voor artsen in loondienst is niet voor iedereen gelijk. Er is een tekort aan artsen voor verstandelijk gehandicapten, specialisten ouderengeneeskunde en SEHartsen. En een overschot aan met name urologen, cardiologen, chirurgen en radio logen. Verhuis je wel of niet voor je baan?
10
Afhankelijkheid van opleider te groot? Een opleider en degene die bij hem of haar in de leer is hebben een bijzondere ver houding. Leert de één alleen van de ander? Of is de verhouding gelijkwaardiger? En wat zijn de gevolgen van een negatieve beoordeling?
12
Op pad met cao-onderhandelaar Brigitte Sprokholt Brigitte Sprokholt is cao-onderhandelaar van de LAD. Zij voert onder andere de onderhandelingen over de Cao Universitair Medische Centra (UMC).
Flexibiliteit is het sleutelwoord Volgens kinderarts Ruud van Gilst is het geheim van een goede balans werk-privé: flexibiliteit. Je flexibel opstellen naar je werk en je gezin.
Verkeerd ingeschaald
[email protected]
Een basisarts die promoveert aan een universitair medisch centrum (umc) dreigt te laag te worden ingeschaald. Hij is niet de enige; andere collega’s die starten als promovendus stuiten op hetzelfde probleem. De basisarts vraagt de LAD hoe hij zijn werkgever ervan kan overtuigen dat hij te laag wordt ingeschaald. Mijn werkgever wilde me inschalen in de oio-schaal van de Cao UMC omdat ik als promoven dus een leerfunctie heb. Maar in diezelfde cao staat dat een arts-onderzoeker volgens de bij zondere bepalingen voor basisartsen ingeschaald moet worden. Mijn werkgever vertelde erbij dat we ons niet aan de cao hoefden te houden, als we daar allebei mee akkoord zouden gaan.
14
Onterecht boventallig verklaard Via geruchten hoort een psychiater dat de instelling waar zij werkt, gaat reorganiseren. Er zullen medewerkers uit moeten. Zij is bang dat dit haar baan kost, omdat ze er nog maar twee jaar werkt.
15
Column E-health op sokken
18
Agenda / Nieuws
Karlijn Derksen, jurist bij de LAD, bevestigde mij dat een arts die promoveert inderdaad volgens de bijzondere bepalingen voor basisartsen van de Cao UMC moet worden ingeschaald. Ze legde uit dat de oio-schaal binnen dezelfde cao, op basis waarvan mijn werkgever me wilde inschalen, geldt voor een onderzoeker in opleiding (oio) die geen arts is. Bijvoorbeeld een psycholoog of fysicus. Ze benadrukte ook dat mijn werkgever en ik ons aan de Cao UMC moeten houden. Dat is vastgelegd in de cao en, voor de twee privaatrechtelijke umc’s, in de Wet op collectieve arbeidsovereenkomst. Met deze informatie heb ik mijn werkgever ervan kunnen overtuigen dat ik als basisarts en niet als oio ingeschaald moet worden. Daar ben ik erg blij mee, want ik verdien nu aanzienlijk meer. Andere collega’s lopen tegen hetzelfde probleem aan. Daarom vroeg ik de LAD of de Cao UMC op het punt van de inschaling van een arts-onderzoeker verduidelijkt kon worden. Onderhandelaar Brigitte Sprokholt heeft dit voortvarend opgepakt: ze zet zich er inmiddels bij de NFU voor in dat dit punt helderder in de cao wordt verwoord. arts-onderzoeker van een umc Wilt u ook iets delen met anderen over wat de LAD in of voor uw werksituatie heeft betekend? Of een suggestie inbrengen waar uw collega’s iets aan kunnen hebben? Stuur dan een bericht naar
[email protected]. Uw reactie mag maximaal 200 woorden tellen. April 2013 | 3
Werkdruk: voorkomen is beter dan genezen Werkdruk. Iedere arts in loondienst kan erover meepraten. Hoe ontstaat werkdruk eigenlijk? En hoe voorkom je het? Onderzoeker Judith Sluiter, kinderarts Tom van Mierlo en bedrijfsarts Lex van den Bosch laten hun licht schijnen over dit onderwerp.
Judith Sluiter, hoofdonderzoeker Coronel Instituut voor Arbeid en Gezondheid van het AMC
“Medisch specialisten en aiossen werken te lang achter elkaar door en nemen te weinig rust. Dat heeft gevolgen voor de gezondheid van de arts en de patiëntveiligheid”
lad magazine | 4
Judith Sluiter is als hoofdonderzoeker verbonden aan het Coronel Instituut voor Arbeid en Gezondheid in het AMC. Ze deed met anderen onderzoek naar het werk en de gezondheid van medisch specialisten (in opleiding) in het algemeen en meer specifiek naar de werk- en rusttijden van aiossen. “Wat uit beide onderzoeken blijkt, is dat (aankomende) medisch specialisten diverse fysieke, mentale en psychosociale risicofactoren in het werk kennen, weinig regelmogelijkheden hebben, tijdens diensten (te) lang achter elkaar doorwerken en relatief (te) weinig rust krijgen of nemen”, zegt ze. “Dat heeft gevolgen voor de gezondheid van de arts op de langere termijn en mogelijk ook voor de patiëntveiligheid. Daarom moet er meer aandacht komen voor de gezondheid van de arts.” Werkbelasting en (overwerk)cultuur
Bij de studie naar het werk en de gezond heid van 958 medisch specialisten binnen één universitair medisch centrum (umc) keken de onderzoekers welke fysieke, mentale en psychosociale risicofactoren in het werk aanwezig zijn, welke gezond heidsklachten medisch specialisten hebben en welke klachten hun werkvermogen lijkt te beïnvloeden. Judith Sluiter: “Bij de fysieke gezondheidsklachten maakten we onderscheid tussen chirurgen en andere medisch specialisten. De cijfers: 86 procent van de chirurgen en 79 procent van de andere medisch specialisten ondervonden nauwelijks problemen vanwege hun fysieke gesteldheid bij het uitvoeren van hun werk. Een op de zeven chirurgen (14 procent)
en een op de vijf (21 procent) van de andere medisch specialisten ondervonden een aantal malen per maand of vaker wel problemen tijdens het uitvoeren van hun taken als gevolg van hun eigen fysieke gesteldheid. De fysieke risicofactoren in het werk waren vaker of langer aanwezig bij chirurgen.” Ze vervolgt: “De psychische gezondheids klachten die een aanzienlijk deel van de medisch specialisten (in opleiding) mogelijk belemmerden in hun werk, waren: werk gerelateerde vermoeidheidsklachten (42 procent), depressieve klachten (29 procent), angstklachten (24 procent), (posttraumatische) stressklachten (15 procent), en burn-out (6 procent). Ook vroegen we de medisch specialisten hun huidige werkvermogen een cijfer te geven op een schaal van 0 (slecht) tot 10 (beste ooit). Zij kwamen gemiddeld uit op een 8. Vier procent van de medisch specialisten (in opleiding) gaf aan het eigen werkver mogen onvoldoende te vinden. Als me disch specialisten psychische klachten hadden, had dit veel vaker gevolgen voor de inschatting van onvoldoende werk vermogen.” Voor het onderzoek naar de werk- en rusttijden van aiossen vergeleek Judith Sluiter de roosters met de werkelijke werk- en rusttijden van 64 aiossen van de drie grootste specialismen binnen één umc. Daarnaast hielden 18 aiossen een dagboekje bij en beantwoordden 73 aiossen vragen over hun daadwerkelijke werk- en rusttijden. Bij beiden ging het om aiossen
Tekst: Daniëlle Jansen Illustratie: Ronald Slabbers
van 23 specialismen binnen één umc. “De studie liet zien dat een overgroot deel van de aiossen meer uren werkten dan waarvoor zij ingeroosterd waren; ongeveer de helft van de aiossen overwerkten, gegeven de wettelijke maximale arbeids tijden en dat ongeveer een kwart van de aiossen te veel werkten doordat de geroosterde uren niet voldeden aan de wet telijke maximale arbeidstijden. Voor veel van de aiossen (84 procent) bleek het niet mogelijk de regels voor rusttijden tijdens een werkdag of dienst te kunnen nakomen. Als voornaamste reden voor overwerk gaven aiossen de overwerkcultuur aan. Zeer veel aiossen dachten dat van hen verwacht wordt dat ze overwerkten en verwacht dat niet overwerken bij drukte gevolgen had voor hun eindbeoordeling. Ten opzichte van collega’s die niet overwerkten, bleken de aiossen die overwerkten vermoeider te zijn, hadden ze gemiddeld meer stressklachten en een hogere herstelbehoefte na werktijd.” Judith Sluiter ziet dat de (overwerk) cultuur van artsen van grote invloed is op de werkbelasting. “Voor artsen geldt de
ongeschreven regel: je bent een betere arts als je veel werkt. Het is in het kader van preventie belangrijk dat artsen hierover met elkaar in gesprek gaan.”
zelf bepaal hoe snel ik iets doe en wat ik doe. Doordat ik overwerk kan ik af en toe op tijd weg om mijn kinderen van de crèche te halen.”
Beïnvloeden van je eigen werkdruk
Kinderarts Tom van Mierlo van Ziekenhuis Gelderse Vallei herkent de overwerkcultuur waar de onderzoeker het over heeft niet. “Of je een goede arts bent, heeft niet zozeer te maken met hoeveel uren je werkt. Iedere kinderarts bij ons op de afdeling heeft zijn toegevoegde waarde, kwaliteit staat echt voorop. Een collega volgt bijvoorbeeld de landelijke ontwikkelingen op het gebied van de kindergeneeskunde op de voet en ik richt me onder andere op kindermishandeling, ADHD en slaapproblematiek. Bij ons gaat het meer om de kwaliteit van zorg dan om productie.”
Eén keer in de maand draait Tom van Mierlo een weekenddienst en een keer per week een achterwachtdienst van 17.00 uur tot de volgende ochtend. “Bij de achterwachtdienst hebben we een assistent in het ziekenhuis die het eigenlijke werk doet. Het gaat dus vooral om telefonische supervisie. Bij een zieke patiënt of spoed keizersnede moet ik wel naar het zieken huis. Dan kan ik de hele nacht bezig zijn en moet ik de volgende ochtend weer gewoon aan het werk. Dat is zwaar: ik ben moe en heb niet genoeg kunnen herstellen. Ik vind het dan lastiger om me goed te kunnen concentreren.”
De kinderarts werkt 37 uur per week (80 procent) exclusief diensten. Hij werkt drie avonden per maand over. “Die tijd besteed ik aan vergaderingen en ziekenhuisgerelateerde overleggen. Overwerk zorgt juist voor rust, omdat ik
Bij de kinderarts schiet het pauzeren er regelmatig bij in. “Ik ga iets eerder weg om de kinderen van de opvang te halen; daarvoor offer ik regelmatig een deel van mijn pauze op. Het komt ook veel voor dat de poli uitloopt en ook dat gaat dan ten April 2013 | 5
koste van mijn pauze. Dat geeft me een gehaast gevoel en ik heb helaas minder tijd om bij te praten/overleggen met mijn collega’s.”
Tom van Mierlo, kinderarts Ziekenhuis Gelderse Vallei
“Een achterwachtdienst waarbij ik de hele nacht in touw ben geweest plus de volgende ochtend weer aan het werk, vind ik zwaar. Dan ben ik moe en heb ik niet genoeg uit kunnen rusten” Werkdruk is bespreekbaar op de afdeling waar Tom van Mierlo werkt. “Een tijdje terug merkte ik dat ik meer tijd nodig had voor patiënten met complexe psychische en/of lichamelijke problemen. Ik kon niet die kwaliteit van zorg geven die ik wilde. Dat leidde bij mij tot werkdruk. Dat heb ik besproken met drie collega’s die bij ons het vakgroepbestuur vormen. We hebben afgesproken dat ik een poli zelf kan plan nen. Dat geeft me rust: ik kan een deel van mijn poli inrichten zoals dat bij me past.” Ook kan hij zijn voorkeuren aangeven als er een nieuw rooster wordt gemaakt. “Ik kan mijn voorkeursdag voor mijn diensten aan geven of zeggen dat ik meer of minder poli wil doen. Ik heb dus invloed op hoe ik een gedeelte van mijn tijd kan indelen.” Vroegtijdig signaleren van werkdruk
Net zoals artsen hebben ook ambulance werknemers een fysiek en mentaal uit dagend beroep. Hebben werknemers in de lad magazine | 6
ambulancesector ook te maken met een te hoge werkdruk? “Over het algemeen heeft het rijdend ambulancepersoneel waar ik voor werk geen last van continue werk druk”, zegt Lex van den Bosch, zelfstandig bedrijfsarts. Hij heeft onder andere de ambulancediensten van Twente, IJssel land, Drenthe en een deel van Friesland onder zijn hoede. Hij gaat verder: “Werk nemers in de ambulancesector hebben een fulltime werkweek van 36 uur exclusief aanwezigheidsdiensten; 48 uur inclusief aanwezigheidsdiensten. Het rijdend ambulancepersoneel heeft tussen de rit ten door regelmatig de gelegenheid om te wachten op een volgende rit. Hierdoor hebben zij vaak herstel-/rustmomenten. Een uitzondering hierop is nog weleens de zomerperiode. Veel mensen zijn dan met vakantie. Het ambulancepersoneel dat dan werkt, moet gemiddeld meer diensten draaien en heeft daardoor gemiddeld minder hersteltijd dan normaal. Dat zorgt bij som mige mensen voor werkdruk waardoor ze slecht slapen en gaan piekeren.” Een manier om de werkdruk onder het ambulancepersoneel vroegtijdig te kunnen signaleren is het preventieve medische onderzoek naar de gezondheid van het ambulancepersoneel. Lex van den Bosch: “Dit onderzoek voeren we regelmatig uit. We bepalen ermee of iemand (nog) in staat is om het werk in de ambulancezorg goed te doen. Stel dat er uit de test komt dat een werknemer zich niet goed kan concentreren, dan knoop ik daarover een gesprek met hem aan. En bekijk ik samen met degene waar dat aan ligt en wat we eraan kunnen doen.” De bedrijfsarts gaat verder: “In de ambu lancezorg is gezondheid steeds meer een onderdeel van het HRM-beleid.
!
Lex van den Bosch, zelfstandig bedrijfsarts ambulancezorg
“In de ambulancezorg waar ik voor werk is gezondheid een onderdeel van het HRM-beleid. Dat werpt zijn vruchten af” De gezondheid van een medewerker komt tijdens jaar- en functioneringsgesprekken aan bod. We zien dat dit zijn vruchten afwerpt: het ziekteverzuim van het ambu lancepersoneel van Twente, IJsselland en Drenthe ligt lager dan van het gemiddelde van het ambulancepersoneel in de rest van het land.” De LAD zet zich er voor in dat artsen hun werk gezond en op een verantwoorde manier kunnen doen. Veel werkgevers in de zorg kunnen op dit terrein een voorbeeld nemen aan de ambulancezorg in Twente, IJssellland en Drenthe. Het is een punt dat de LAD blijvend agendeert bij werkgevers, aan de cao-tafel maar ook in overleggen op instellingsniveau.
Tips
Hoe voorkom je werkdruk? Lex van den Bosch: “Neem je gezond heid serieus. Trek op tijd aan de bel als je last van werkdruk hebt. Dan kun je samen met de bedrijfsarts en/of je leidinggevende kijken wat je eraan kunt doen.” De kinderarts vult aan: “Oefen invloed uit op hoe je je werk doet. En verder ben ik door een training efficiënter gaan werken.” Judith Sluiter adviseert tot slot: “Werk niet te veel over en neem genoeg rust. Neem hierin je eigen verantwoordelijkheid en bespreek het met collega’s.”
Het podium
Verhuizen: de gewoonste zaak van de wereld?! De arbeidsmarkt voor artsen in loondienst is niet voor iedereen gelijk. Er is een tekort aan artsen voor verstandelijk gehandicapten, specialisten ouderengeneeskunde en SEHartsen. En een overschot aan met name urologen, cardiologen, chirurgen en radiologen. Hoe beïnvloedt dat je mobiliteit? Verhuis je wel of niet voor je baan?
Femke Besemer Is vierdejaars aios interne geneeskunde. Verhuisde vanwege aantekening klinische farmacologie.
“Ik ben mijn opleiding interne genees kunde in het Groene Hart Ziekenhuis in Gouda begonnen. Tijdens de drie jaar dat ik daar in opleiding was, kwam ik erachter dat ik endocrinologie wilde combineren met klinische farmacologie. Na deze drie jaar zou ik verder gaan met mijn op leiding in het LUMC. De aantekening klinische farmacologie kon ik hier niet halen. Daarvoor moest ik uitwijken naar Amsterdam, Rotterdam of Nijmegen. Ik wilde de rest van mijn opleiding in één ziekenhuis volgen. Vooral omdat je bij de klinische farmacologie ook bij verschil lende afdelingen in het ziekenhuis betrok ken bent, vind ik het fijn om mijn stage te doen in een ziekenhuis waar ik de logistiek dan al ken. Mijn voorkeur ging uit naar het UMC St Radboud. Omdat ik de reistijd van Leiden naar Nijmegen te lang vond, ben ik samen met mijn vriend vanwege mijn opleiding naar Nijmegen verhuisd. Toen ik in het Groene Hart Ziekenhuis mijn opleiding deed, reisde ik op en neer tussen Leiden en Gouda. Nu ik in Nijmegen woon en werk scheelt me dat veel reistijd en ben ik niet meer gebonden aan treintijden.”
Jeannette Hoevers Werkt als verzekeringsarts bij het UWV in Emmen. Verhuizing moet aantrekkelijk zijn voor het hele gezin.
“Er is een tekort aan verzekeringsartsen. Dat komt aan de ene kant door vergrijzing van de beroepsgroep; veel verzekerings artsen gaan met pensioen. En aan de andere kant kiezen weinig jonge artsen voor het vak. Dat heeft te maken met het imago van het beroep: saai en stoffig. Maar dat is zeker niet het geval! De laatste jaren zie je daar wel verandering in komen; steeds meer jonge artsen kiezen voor de verzekeringsgeneeskunde. Er is dus volop werk voor verzekerings artsen waardoor ze relatief dicht bij huis kunnen werken. Ik woon 55 km van mijn werk vandaan. De reistijd die ik kwijt ben, is voor mij goed te doen. Daarom hoef ik niet te verhuizen voor mijn baan. Het werk van een verzekeringsarts is over het algemeen overal hetzelfde. Daarom verander ik niet zo snel van baan. Maar stel dat ik een carrièremove wil maken en daarvoor moet verhuizen, dan houd ik daarbij rekening met mijn man en kinderen. Zij moeten het ook zien zitten. Ik zou nu ook niet zo snel verhuizen voor een baan omdat je je huis niet verkocht krijgt.”
Ingrid van de Laar Is klinisch geneticus in het Erasmus MC. Is naar Breda verhuisd omdat ze oorspronkelijk uit Brabant komt.
“Ooit ben ik als anios in het Erasmus MC begonnen. Later deed ik in hetzelfde ziekenhuis mijn opleiding klinische ge netica. Er was maar één opleidingsplek. Het was en is nog steeds moeilijk om een opleidingsplek binnen dit vakgebied te vinden. Dat komt omdat het om een kleine specialisatie gaat. Na mijn opleiding kon ik blijven op de af deling Klinische Genetica van het Erasmus MC. Je wordt als het ware opgeleid voor je eigen afdeling. Toen ik nog in Utrecht woonde, heb ik eraan gedacht om naar Rotterdam te verhuizen. Dat zou me veel reistijd schelen. Uiteindelijk ben ik met mijn gezin naar Breda verhuisd. Dat kan omdat ik geen avond-, nacht- en weekenddiensten draai. Anders was ik wel dichter bij mijn werk gaan wonen. Sinds kort werk ik ook in het Amphia Ziekenhuis in Breda. Daar ga ik op mijn fiets naar toe. Dat heeft veel voordelen. Geen gestress om op tijd op mijn werk te komen of de kinderen van de opvang of van school te halen.”
April 2013 | 7
De werkplek
Specialist ouderengeneeskunde in beeld “Artsen moeten op het juiste moment en in een passende vorm en frequentie aan tafel zitten bij de raad van bestuur; de dialoog tussen medische professionals en bestuurders is heel belangrijk”
Oproep Bent u net zoals Nieske Heerema trots op uw werk en werkplek? En wilt u dat delen met de andere leden? Mail daarvoor naar
[email protected]. Wie weet staat u straks met een interview en foto in het LAD-magazine.
lad magazine | 8
N
ieske Heerema is, zoals ze zelf zegt, een carrièreswitcher. In 2006 begon ze aan de opleiding. “Daar voor werkte ik onder andere als tropenarts, medisch adviseur van het College voor zorgverzekeringen (CVZ) en als sociaal geneeskundige in de Daniël den Hoed Kliniek. Daar heb ik meegeholpen met het opzetten van een unit voor ondersteunende zorg. En dat bracht me in contact met pallia tieve zorg.” “Ik herinner me ook een moment dat ik, werkzaam als zelfstandig consultant op het gebied van kwaliteit, het gevoel had dat ik aan de verkeerde kant van de tafel zat. Ik wilde weer meedoen. Dus toen een oudstudiegenoot me wees op een beschikbare opleidingsplek voor een specialist ouderen geneeskunde heb ik gesolliciteerd. Ik kreeg die plek en dat was ook voor mijn opleider
- die jonger was dan ik - best een gok. Ik was 16 jaar uit de klinische praktijk. Maar ik heb geen dag spijt gehad. Dit is een prachtig vak.” Waarom heeft u voor dit werk gekozen?
“In dit vak zit veel puzzelwerk. Bij ouderen is er vaak sprake van multiproblematiek. Klachten dienen zich ook anders aan en mensen kunnen soms slecht aangeven wat er aan de hand is. Medisch diagnostisch is dat een uitdaging. Het betekent ook dat je heel goed moet vervolgen. Daarnaast vind ik de ethische vraagstukken boeiend. Hoe ver ga je met behandelen? Wat is de rol van familie? Wat vind je van euthanasie bij dementie? Een ander interessant facet aan het werk is dat je heel multidisciplinair werkt.” Nieske Heerema schetst dat het vak aan de ene kant breed is, maar soms ook heel specialistische inzet vraagt.
Tekst: Sonja Huising Fotografie: Corneel de Wilde
In de thuissituatie adviseert de specialist ouderengeneeskunde de huisarts; hij of zij kijkt mee met problemen rond bijvoor beeld decubituswonden of een revalidatie traject. Ook in het ziekenhuis, dat naast het Gorinchemse verpleeghuis ligt waar Nieske Heerema werkt, verzorgt zij con sulten. Binnen het verpleeghuis is ze hoofdbehandelaar. De verschillende rollen betekenen bewegen in de keten. Zowel thuiszorg en ziekenhuiszorg als verpleeg huiszorg voor ouderen komen in beeld. “Vanwege die veelzijdigheid heb ik voor deze organisatie gekozen. Vanuit het geria trisch onderzoeks- en adviescentrum van het Rivas kunnen wij, samen met gespecia liseerde geriatrieverpleegkundigen, een assessment van een patiënt doen. Onder zoeken wat er aan de hand is en het alvast inzetten van praktische hulp doen we tege lijkertijd. Bij die hulp kan het bijvoorbeeld gaan over veiligheid in huis, noodzakelijke dagbehandeling of het inschakelen van andere professionals zoals een psycholoog of een ergotherapeut. Ik kom graag met ouderen in contact in de thuissituatie. Dat geeft context voor de behandeling.” “Ouderenzorg gaat steeds belangrijker worden. En daarbij ligt de focus op het zo lang mogelijk thuis laten wonen van mensen. In de toekomst willen we als specialist ouderengeneeskunde meer consulten buiten het verpleeghuis gaan bieden. Vandaar ook dat in ons vakgebied de sociale geriatrie in de thuissituatie is opgenomen in de opleiding.” Wat is er mooi en minder mooi aan dit vak?
“Ik zie vooral veel mooie kanten. Dat gaf ik al aan. Bijzonder is dat ik binnen dit verpleeghuis ook te maken heb met een afdeling voor chronische beademing. Op die afdeling bieden we met een veelzijdig team zorg aan mensen met ernstige, neuro logische problematiek. Daarbij gaat het vaak om jonge mensen die het leven zoals ze dat kenden zijn kwijtgeraakt. Dat maakt
“Ik ervaar minder werkdruk door het elektronisch patiëntendossier dat hier volledig is ingevoerd; ik kan vanuit elke plek informatie ophalen en heb geen last meer van onleesbare handschriften”
ook de psychische zorg zwaar. Agressie maar ook depressie zijn zaken waarmee we te maken krijgen. Dan is het belangrijk dat je er als team staat. Ook daarin heb je als arts, naast het medisch inhoudelijke stuk, een grote verantwoordelijkheid.” “In mijn vakgebied heb ik natuurlijk vooral met oudere mensen te maken. Dat vind ik fascinerend. Ze zijn karaktervol, hebben hun levensgeschiedenis. Daar komen hun problemen, soms fysiek maar vooral psychisch, meestal uit voort. Ik snap dat jonge mensen het niet altijd op kunnen brengen zich daarin te verdiepen; dat had ik vroeger zelf ook. Daarnaast speelt dat studenten geneeskunde nauwelijks met ouderenzorg in aanraking komen. En on bekend maakt onbemind. Bovendien hoef je het voor ‘het grote geld’ niet te doen.”
“Het kost tijd het mooie aan oude mensen te leren zien; dit vak is op een andere manier heroïsch” Wat vindt u van de werkdruk?
Nieske Heerema geeft aan dat de werk druk wisselend is. “Natuurlijk moeten er diensten gedraaid worden, ben je met regelmaat aan de beurt voor een bereik baarheidsdienst in de avond en nacht of het weekend. Maar er is ook veel vrijheid om je werk te plannen. We zitten bijvoorbeeld minder vast aan spreekuren dan andere medisch specialisten en huisartsen. Boven dien kun je meer tijd nemen voor een patiënt. Maar als iemand ineens heel sterk achteruitgaat moet je er zijn. Dat vraagt flexibiliteit.” “Soms hebben we te maken met patiënten die agressief zijn. Het zorgteam doet daarin meestal de eerste opvang. Als arts heb je han delingsmogelijkheden, via medicatie bijvoor
beeld. Je rol is de situatie te de-escaleren. Daarvoor moet je wel een bepaalde stevig heid hebben.” Hoe is de verhouding met collega’s en leidinggevenden?
“Ik werk intensief samen met mijn veertien collega’s ouderengeneeskunde. We zijn actief vanuit drie locaties en bezoeken ook de kleinschalige voorzieningen daarom heen. Ik denk dat we in de toekomst zeker ook meer kunnen gaan betekenen in de thuiszorg voor ouderen tijdens avonden, nachten en weekenden. De artsen op de huisartsenpost draaien diensten van acht uur; wij kunnen veel meer continuïteit bieden.” Nieske Heerema heeft een manager als functioneel leidinggevende. Hij heeft een verpleegkundige achtergrond en regelt de randvoorwaarden voor het werk van de specialisten ouderengeneeskunde. Per locatie is er een eerste geneeskundige, die ook Bopz-arts is. Hij of zij is verant woordelijk voor het vormgeven van het medisch- inhoudelijke beleid. “Ik denk dat het goed zou zijn om het medisch beleid meer in verbinding te brengen met het beleid van de organisatie als geheel. Bijvoorbeeld voor het verder doorontwikkelen van wijkgerichte zorg is dat essentieel. Door het een en ander aan elkaar te verbinden is afstemming beter mogelijk en werk je elkaar niet tegen. In deze organisatie is de betrokkenheid van artsen bij beleidsvorming groot. Daar hoor ik van collega’s die ergens anders werken nog weleens negatieve verhalen over. Onze beroepsvereniging probeert daar iets in te doen. Maar ik zie dit ook als een aan dachtspunt voor de LAD. We moeten ons realiseren dat we daarin als artsen zelf duidelijk moeten zijn, onze verwachtingen moeten expliciteren. Je kunt hierin niet al leen iets van de bestuurders verwachten.”
April 2013 | 9
Het dilemma
Afhankelijkheid van opleider te groot? Een opleider en degene die bij hem of haar in de leer is hebben een bijzondere verhouding. Leert de één alleen van de ander? Of is de verhouding gelijkwaardiger? En wat zijn de gevolgen van een negatieve beoordeling? “Veel mensen in de gevangenis worstelen ook met psychische problematiek. Mijn beide opleiders zijn dan ook psychiater. De één onderhoudt de contacten met het opleidingsinstituut en is voor mij een mentor. Met hem kan ik bespreken waar ik mee zit, wat ik tegenkom. De andere opleider kijkt vakinhoudelijker, belicht meer de technische kant. We bespreken samen de consulten na. Die rolverdeling is voor mij heel prettig.”
“Het is een voordeel als werkgever en opleider ‘losgekoppeld zijn’; maar als je je het vakgebied niet goed genoeg eigen kunt maken kun je gewoon niet verder, niet in je baan maar ook niet in je vak”
Walter Bouwmans is huisarts in opleiding en bestuurslid van de Landelijke Organisatie Van Aspirant Huisartsen (LOVAH); hij loopt stage in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum in Amsterdam.
lad magazine | 10
“De Stichting Beroepsopleiding Huisartsen (SBOH) is onze werkgever. Dat betekent dat mijn arbeidscontract en mijn opleidingscontract met verschillende partijen zijn gesloten. Daarmee is belangenverstrengeling voor een deel ondervangen. In de huisartsenpraktijk werk je veel één op één. Je voelt je werknemer van een praktijk en dat maakt het heel belangrijk dat de relatie met je opleider goed is. Je moet er samen uit kunnen komen als er een verschil van mening is. Er wordt dan ook vanuit de opleiding veel
aandacht aan de match besteed”, aldus Walter Bouwmans. Problemen
De huisarts in opleiding geeft aan dat er een studiebegeleider ingezet kan worden als er problemen ontstaan. In het ergste geval is ontkoppeling van aios en praktijk mogelijk, maar dat doet men niet graag. Het kost beide partijen veel energie en tijd. Maar een slechte relatie tussen aios en opleider gaat ten koste van de zorg voor de patiënt. Iedereen richt zich dus op het bespreekbaar maken en oplossen van het probleem. Hij geeft aan verhalen uit zijn omgeving te kennen over een opleider die iemands carrière in de weg heeft gestaan. Maar vaak is er volgens hem in dat soort situaties meer aan de hand. De opleider en opgeleide die ‘uit elkaar gaan’ worden toch op een bepaalde manier bekeken, zeker als zoiets zich vaker voordoet. Goed inschatten
Volgens Walter Bouwmans maakt het - als het gaat om de relatie tussen aios en opleider - niet veel uit in welk vakgebied je in opleiding bent. Elke situatie heeft voor- en nadelen. “In de huisartsenpraktijk ben je erg op elkaar aangewezen. Maar ook binnen een vakgroep als bijvoorbeeld kindergeneeskunde moet je je draai weten te vinden. Goed kijken hoe de communi catie verloopt, inspelen op de situatie en vertrouwen winnen. Dat zijn allemaal
Tekst: Sonja Huising Fotografie: Corneel de Wilde
“Een arts in opleiding is een levend kunstwerk; ik ben gefascineerd door het ontdekken van zijn of haar eigenschappen en het tot bloei laten komen van de kwaliteiten van juist die persoon”
Paul Jansen is klinisch geriater en klinisch farmacoloog; hij werkt als opleider in het UMC Utrecht en ontving de Opleidingsprijs 2012.
dingen die in de opleiding aan de orde zijn en die je als arts moet kunnen. Een goede opleider checkt wat je kunt, als opgeleide bouw je krediet op. Dan weet je op den duur wat je aan elkaar hebt, kan de opleider inschatten wat de waarde is van het tele foontje dat je ‘s nachts pleegt. Met die duidelijkheid doet iedereen z’n voordeel.” “Ik zie opleiden als een continuüm. In het laatste deel van de opleiding krijgen aios klinische geriatrie hier al taken als opleider van de derde- en zesdejaars coassistenten en treden op als supervisor, natuurlijk wel onder supervisie van een staflid. Dat geeft een andere, minder eenzijdige verant woordelijkheid en maakt de overgang van opleiden naar zelfstandig werken beter overbrugbaar.” “Volgens mij is er dus niet zozeer sprake van een dilemma als het om opleiden gaat. We moeten veiligheid bieden in de verhouding meester-gezel. Als degene in opleiding veiligheid ervaart kan hij of zij die ook doorgeven. Ik realiseer me dat het moment waarop je op eigen benen moet gaan staan altijd lastig is. Maar het helpt als mensen daar zelf regie in nemen. Bij ons is het zo dat artsen in het laatste deel van hun opleiding geen supervisie meer krijgen als ze competent zijn verklaard, maar zelf om supervisie kunnen vragen. Natuurlijk kijken we altijd mee, maar in ondersteunende en coachende zin”, aldus Paul Jansen. Het opleidingsteam is in de begeleiding van de geriater in opleiding binnen het UMC Utrecht heel belangrijk. Het team beoordeelt de arts op basis van een groot aantal gesprekken. Steeds wordt gekeken naar de leerdoelen. De stand van
een geriater hebben, komt daarmee niet overeen. Het leuke van de Opleidingsprijs die ik ontving is dat die hiervoor meer aandacht genereert.” Opleiden in kort bestek
zaken op dat punt is aanleiding voor het intensiveren of aanscherpen van delen van het opleidingstraject. Paul Jansen zou graag zien dat dat meer flexibel wordt: “De structuur moet tenslotte de ontwikke ling van de competenties volgen en niet andersom.” Verwachtingen
“In een enkel geval loopt het niet goed en vinden we de arts in opleiding niet competent op bepaalde gebieden. Dan proberen we het op een andere plek. Het afbreken van de opleiding heeft een grote impact. Meestal kan iemand dan de zwaarte van het vak niet aan. De werkdruk is namelijk groot. Geriatrie is een vakgebied waarin voor 80 procent acute, complexe problematiek aan de orde is. Dat vraagt om tempo, maar ook om het goed kunnen onderscheiden van hoofd- en bijzaken en om gevoel voor samenwerking. Het beeld dat de meeste mensen van het werk van
Paul Jansen vindt drie elementen in het opleidingstraject essentieel. Het eerste is het geven van positieve feedback, een punt waarvan hij expliciet aangeeft dat dat in de medische opleiding veel te lang heeft ontbroken. Een tweede element is het noemen van verbeterpunten. Daarbij tekent hij aan dat dat van de opleider vraagt om scherp te kijken en te formuleren. Maar de gene die in opleiding is moet kritische gelui den ook kunnen ontvangen en onderzoeken welke kans voor verbeteringen die bieden. Ten slotte is het ‘hoe’ belangrijk. “We ver geten als opleiders vaak aan te geven op welke manier een stap naar voren gezet moet worden. Dat moet je wel melden en concreet maken. Ook een tijdpad schetsen helpt.” “Wat ik persoonlijk erg leuk vind is mensen te leren om goed klinisch te redeneren. Dat is heel essentieel voor het vak, het wakkert de nieuwsgierigheid aan. Dat laatste ligt dichtbij mijzelf; ik ben oprecht geïnteresseerd in mensen, in wat ze drijft.” Na wat aandringen geeft hij toe dat die eigenschap weleens doorslaggevend kan zijn geweest in de toekenning van de Opleidingsprijs 2012.
Oproep Tegen welke dilemma’s loopt u in uw werk aan? De LAD hoort het graag. Dan kunnen we er aandacht aan geven in deze rubriek. Mail daarvoor naar
[email protected].
April 2013 | 11
Brigitte Sprokholt is cao-onderhandelaar van de LAD. Zij voert onder andere de onderhandelingen over de Cao Universitair Medische Centra (UMC). Maar zij doet veel meer voor de LAD-leden in de acht umc’s.
Tekst: Daniëlle Jansen Fotografie: Corneel de Wilde
Op pad met cao-onderhandelaar Brigitte Sprokholt lad magazine | 12
Brigitte Sprokholt is LAD-onderhandelaar voor de Cao UMC en de Cao Nederlandse Universiteiten. Ook zit ze in het algemeen bestuur van SoFoKleS, het arbeidsmarkten opleidingsfonds van de umc’s, universiteiten en onderzoeksinstellingen en is ze vicevoorzitter van de bestuurscommissie UMC Zorgverzekering, vicevoorzitter van het Ambtenarencentrum (AC) en lid van de Pensioenraad van het Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW).
www.lad.nl/Cao’s Meer weten over wat de LAD voor u doet op cao-gebied? Kijk dan bij Cao’s.
Brigitte Sprokholt: “Bij een reorganisatie maak ik samen met andere vakbonden en de werkgever een sociaal plan. Om het behoud van de arbeidsvoorwaarden voor werknemers zo goed mogelijk te regelen en gedwongen ontslagen zo veel mogelijk te voorkomen. Daarnaast overleg ik met andere vakbonden en de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) over de UMC Zorgverzekering. Over de inhoud van het pakket en de hoogte van de premie. Ook voer ik gesprekken met alle zorgwerkgevers in het noorden van het land, meestal over sociaal plannen.” Onderhandelingen Cao UMC
Vandaag heeft Brigitte Sprokholt de gehele dag onderhandelingen over de Cao UMC in Utrecht. Het gaat om de tweede onderhandelingsronde. Ze vertelt: “De eerste onderhandelingen leverde weinig op. De NFU stelde alleen maar ver slechteringen voor. Nu ging het erom of er een open en reëel overleg met de werk gevers mogelijk was. Al vrij snel bleek dat de NFU grotendeels vasthield aan de verslechteringen. De onregelmatigheids toeslag (ORT) en de bovenwettelijke werk loosheidsuitkering zouden moeten worden versoberd. Daarnaast wilde de NFU niet afwijken van de vrijwillige nullijn. Ten slotte hield de werkgever vast aan reorgani saties waarbij gedwongen ontslagen niet worden uitgesloten.” Ze vervolgt: “We hebben als werknemers organisaties de NFU te kennen gegeven dat zij haar verantwoordelijkheid niet neemt. De NFU wijst voortdurend naar externe omstandigheden waardoor zij niet tot loonafspraken wil komen. We hebben de NFU nadrukkelijk aangesproken op goed werkgeverschap en houden vast aan onze gezamenlijke inzet van een salarisstijging van 2,5 procent. Ook willen we afspraken maken over flex en zekerheid, (verhoging van) de stagevergoeding, het afschaffen van jeugdschalen, het persoonlijk budget en de bescherming van werknemers bij de oprichting van nieuwe rechtspersonen. Als laatste hebben we de NFU te kennen gegeven dat verder overleg alleen zin heeft als er valt te praten over salarisverhoging.”
Inzet
Voordat de onderhandelingen over de Cao UMC begonnen, maakte Brigitte Sprokholt een inzet. Dat doet ze op basis van het arbeidsvoorwaardenbeleid van de LAD. En dat niet alleen. Ook LAD-leden kunnen punten aangeven. Onderwerpen die voor hen belangrijk zijn, zaken waar zij tegenaan lopen. “Leden die op onze oproep reageerden, gaven aan dat zij de stagevergoeding voor coassistenten belangrijk vinden. En de leden die deel nemen aan de klankbordgroep gaven heel veel input over het persoonlijk budget, over de mogelijkheid om dit in tijd om te zetten. In deze klankbordgroep bespreken we hoe we de onderhandelingen ingaan en komen daar ook weer op terug. We betrekken de klankbordgroep bij het hele onderhandelingsproces en nemen hun input daar ook in mee”, vertelt Brigitte Sprokholt. Andere vakbonden hebben hun eigen inzet. Ze licht toe: “We komen met alle bonden bij elkaar om tot één inzet te komen.” Bij de Cao UMC lukt het vaak om één inzet te maken. We denken hetzelfde over salarisstijging, vakantiedagen enzovoorts. Maar de Honoreringsregeling Academisch Medisch Specialisten (HAMS), de pro blemen waar aiossen tegenaan lopen en de stagevergoeding voor coassistenten, dat zijn écht de onderwerpen van de LAD. En daar maak ik me sterk voor.”
“De HAMS, de problemen waar aiossen tegenaan lopen en de stagevergoeding voor coassistenten, dat zijn écht de onderwerpen van de LAD. Daar maak ik me sterk voor” Belang werknemer in het oog houden
De volgende ochtend gaat Brigitte Sprokholt naar het Diaconessenhuis van Zorgcombinatie Noorderboog in Meppel. Hier heeft ze een verkennend overleg over een nieuw doorlopend sociaal plan. Aan het overleg doen andere vakbonden, de directeur P&O en een delegatie van
de ondernemingsraad mee. “Met een doorlopend sociaal plan regelen we zo goed mogelijk het behoud van de arbeids voorwaarden voor werknemers en willen we afspreken dat de werkgever niet over gaat tot gedwongen ontslag”, legt Brigitte Sprokholt uit. “We praten over ideeën ten aanzien van het sociaal plan. Over bijvoorbeeld de plaatsingsprocedure, de reiskostencompensatie en de aanvulling van het salaris. Wij, de vakbonden, houden het belang van de werknemer in het oog. Dan kan het zo zijn dat de salarisgarantie termijn langer wordt dan de werkgever oorspronkelijk had voorgesteld, of dat de reiscompensatie omhoog gaat.” Brigitte Sprokholt vervolgt: ”Bij dit soort overleggen maak ik gebruik van mijn kennis en ervaring die ik de afgelopen jaren heb opgebouwd. Ik weet wat gebruikelijk is op het vlak van sociaal plannen en kan het sociaal plan vergelijken met andere sociaal plannen bij gelijksoortige werkgevers.” Inspelen op wensen medewerkers
Na het overleg in Meppel rijdt Brigitte Sprokholt naar de NFU in Utrecht. Hier heeft ze een overleg over de UMC Zorgverzekering. In de auto handelt ze een aantal telefoontjes af. Met een collega van een andere vakbond stemt ze een cao-tekst af. Ze belt met een LAD-lid dat een vraag heeft over een bijeenkomst die zij recent in Dokkum heeft gehouden over het samengaan van twee ziekenhuizen en de gevolgen daarvan voor de medisch specialisten in loondienst. Met andere bonden en de NFU bespreekt Brigitte Sprokholt de inhoud van de UMC Zorgverzekering. Wat blijft erin, wat gaat eruit en wat komt erbij. Ze zegt: “We hebben als vakbonden rechtstreeks invloed op het zorgpakket, de kwaliteit van de zorg en de premie. En spelen in op de wensen van de medewerkers van de umc’s. Dat maakt de UMC Zorgverzekering zo uniek. Ook willen we met de deze zorgverzekering vooruitlopen. Door vernieuwende behande lingen op te nemen. Dat hoort immers bij de umc’s.”
April 2013 | 13
De reconstructie
Onterecht boventallig verklaard Via geruchten hoort een psychiater dat de instelling waar zij werkt, gaat reorganiseren. Er zullen medewerkers uit moeten. Zij is bang dat dit haar baan kost, omdat ze er nog maar twee jaar werkt. “Een jurist van de Individuele Rechtshulp van de LAD adviseerde me om bij mijn werkgever informatie over de reorganisatie te vragen. Daarnaast zei ze me contact op te nemen met de ondernemingsraad omdat die ook op de hoogte van de reorganisatie hoort te zijn en me daar meer over kan vertellen.” De jurist legt uit: “Bij een reorganisatie moet de werkgever schriftelijk advies vragen aan de ondernemingsraad. In dit advies geeft de werkgever aan waarom hij gaat reorganiseren en welke gevolgen dat heeft voor het personeel. Ook moet de werkgever duidelijk maken welke maatregelen hij naar aanleiding hiervan gaat nemen. Die maatregelen staan vaak in een sociaal plan, dat met de vakbonden zoals de LAD is overeengekomen. In een sociaal plan staat bijvoorbeeld of er bij reorganisaties wel of geen gedwongen ontslagen mogen vallen en hoe boventallige werknemers herplaatst worden.” “De werkgever had inderdaad een schrifte lijk advies over de reorganisatie aan de ondernemingsraad voorgelegd en er is een sociaal plan”, zegt de psychiater. “Alleen wilde de werkgever zich niet aan het punt uit het sociaal plan houden, dat er geen gedwongen ontslagen mogen vallen.” lad magazine | 14
“De werkgever kan helemaal niet op eigen houtje het sociaal plan aanpassen”, vertelt de jurist. “Hierbij moet de werkgever de vakbonden betrekken en het kan alleen als er onvoorziene omstandigheden zijn waardoor de instelling zich niet aan het sociaal plan kan houden. Dit heb ik voor de psychiater op papier gezet. Hiermee heeft zij haar werkgever kunnen overtuigen dat hij zich aan het sociaal plan moet houden en er geen sprake kan zijn van gedwongen ontslagen.” Door de reorganisatie kunnen dus geen gedwongen ontslagen vallen, maar kunnen medewerkers die boventallig zijn wel her plaatst worden.
Tekst: Daniëlle Jansen
De psychiater krijgt een brief van de werk gever waarin staat dat zij boventallig is verklaard. Volgens de LAD-jurist is dit onjuist. Binnen de leeftijdscategorie was zij niet het laatst binnengekomen. De jurist heeft namens de psychiater een brief aan de werkgever geschreven. Hierin geeft ze aan dat de werkgever het afspiegelingsbeginsel niet goed heeft toegepast en dat de psychia ter niet boventallig verklaard kan worden. De werkgever stelt de psychiater in het gelijk: hij heeft het afspiegelingsbeginsel onjuist toegepast. Daardoor wordt de psychiater niet boventallig verklaard en behoudt zij haar functie.
Boventallig
In het sociaal plan van de werkgever staat hoe bepaald moet worden welke medewerkers boventallig zijn. Dat gebeurt in dit geval volgens het afspiegelingsbe ginsel. Hierbij wordt gekeken naar cate gorieën uitwisselbare functies (dezelfde of vergelijkbare functies) op basis van leeftijdsopbouw. Binnen een leeftijds groep komt de werknemer met het kortste dienstverband het eerst voor boventallig heid en herplaatsing in aanmerking.
www.lad.nl/over de lad/lid worden Vragen en/of problemen rondom uw (aanstaande) dienstverband? Neem dan contact op met een van onze juristen van de afdeling Individuele Rechtshulp. Klik voor meer informatie en contactgegevens op de button Individuele Rechtshulp.
Column
E-health op sokken In de strategische agenda van de LAD staat dat e-health een manier is om de werkdruk te verminderen. Ik kan me daar als arts in spe van de digi-generatie bij aansluiten; al denk ik dat er ook een aantal valkuilen zijn.
Victor Middelkoop (25) is zesdejaars coassistent aan het LUMC. Hij behaalde zijn doctoraal aan het Erasmus MC. Naast geneeskunst is goochelen zijn tweede grote passie. Met zijn concept MediMagic treedt hij op tijdens medische evenementen. Daarmee belicht hij een heel andere kant van de geneeskunst.
De voordelen van e-health zijn evident. Kijk alleen al naar de app van het Farmacothera peutisch Kompas (FK). Hierdoor hoef je bij je speurtocht naar achtergrondinformatie over medicatie niet meer handmatig dat ouderwetse, telefoonboekdikke kompas door te bladeren. Dat scheelt aardig wat tijd. Het FK is op de werkvloer een beetje als de Gouden Gids in je eigen boekenkast geworden. Je hebt het uit gewoonte nog wel liggen, maar eigenlijk zoek je er nooit meer iets in op. Deze ‘dode boom’ maakt plaats voor modernere informatiebronnen. De medische zakkaartjesapp, de NHG-standaarden-app, ze zorgen er stuk voor stuk voor dat het klassieke beeld van de jonge arts met de uitpuilende artsenjaszakken tot het verleden begint te behoren. De moderne arts wapent zich tegenwoordig met een smartphone en een stethoscoop. De generatiekloof die met deze digitale ver schuiving gepaard gaat, kan nog weleens nadelig uitpakken. Zo kreeg ik tijdens mijn eindbeoordeling sociale geneeskunde te horen dat de afdeling in principe tevreden was over mijn werkzaamheden. Maar dat ze het wel vervelend vonden dat ik tijdens de consulten zo vaak sms’te. Dat ik daarbij eigenlijk de voor het consult relevante problematiek online op mijn mobiel bekeek, was bij mijn beoordelaar nog geen seconde in zijn hoofd opgekomen. Een gegeven dat overigens ook achteraf mijn beoordeling niet meer mocht opleuken.
duidelijk wat hot topics onder je vrienden zijn; je hoeft vage kennissen niet meer te bellen om te weten hoe het met ze gaat en je ziet in één oogopslag wie er naar welke evenementen gaan. Dat is praktisch en scheelt in eerste instantie een hoop tijd. Echter het paradoxale eraan is dat de praktijk uitwijst dat het je uiteindelijk méér tijd kost. En dat je stiekem misschien wel wat vaker op je smartphone Facebook bekijkt, dan onder werktijd acceptabel is. In het verlengde daarvan kan het voor het spreek uur van de toekomst ook een gevaar zijn. Zodra meetbaar is dat mijn generatie artsen sneller is met het verzamelen en verwerken van medische informatie, moeten we misschien in dezelfde tijd (nog) wel meer presteren. En dat wil je nou juist niet. De tijdwinst die dat oplevert kunnen we beter in andere zaken steken. En nee, dan heb ik het niet over Facebook.
Nu ben ik de laatste die zal ontkennen dat de smartphone onder werktijd ook voor nietmedische doeleinden wordt gebruikt. En dan heb ik het vooral over Facebook. Dat netwerk met bijbehorende app is ontworpen om makkelijker en sneller contacten te onderhouden. Het is direct April 2013 | 15
Het huishouden
Flexibiliteit is het sleutelwoord lad magazine | 16
Tekst: Daniëlle Jansen Fotografie: Corneel de Wilde
Ruud van Gilst (50) met zijn vrouw Moniek van Gilst (45) en hun zoons Niels (17) en Dennis (15) De situatie: Ruud van Gilst werkt parttime (80 procent) als kinderarts in het Van WeelBethesda Ziekenhuis in Dirksland. Zijn vrouw heeft haar eigen kinderfysiotherapiepraktijk en werkt fulltime. Met hun zoons Niels en Dennis wonen ze in Middelharnis. Ruud en Moniek van Gilst hebben een huishoudelijke hulp die het huis schoonmaakt en de was strijkt.
Volgens kinderarts Ruud van Gilst is het geheim van een goede balans werk-privé: flexibiliteit. Je flexibel opstellen naar je werk en je gezin. “Ik kan bijvoorbeeld mijn werkuren voor een groot gedeelte afstemmen op mijn gezins leven. Ik kan aangeven wanneer ik rooster vrij wil zijn of geen dienst wil draaien.” Ruud van Gilst kan zijn baan als kinder arts en voorzitter van de vakgroep kinder geneeskunde goed combineren met zijn privéleven. “De kinderen zijn inmiddels wat ouder en zelfstandiger en ik werk parttime (80 procent). Op maandag heb ik mijn vaste vrije dag. Dan tank ik bij. Ik heb een ‘lunchafspraak’ met mijn vrouw; bereid het opzetten van een zelfstandig behandel centrum (ZBC) voor; help de kinderen met hun huiswerk en ik kook. Het schoonmaken besteden we uit aan een huishoudelijke hulp. Zij maakt het huis schoon en strijkt het wasgoed. Daar hoef ik me niet druk om te maken.”
Ik draai gemiddeld een avonddienst per week en een weekenddienst per vijf weken. Ik geef de voorkeur aan lange weekenddiensten. Hier wordt op mijn werk rekening mee gehouden. Het voordeel van lange weekenddiensten is dat ik de andere weekenden alle tijd voor mijn gezin heb” Hij vervolgt: “Ik draai gemiddeld een avond dienst per week en een weekenddienst per vijf weken. Ik geef de voorkeur aan lange weekenddiensten. Hier wordt op mijn werk
rekening mee gehouden. Het voordeel van lange weekenddiensten is dat ik de andere weekenden alle tijd voor mijn gezin heb. Als ik onverwachts moet invallen voor een zieke collega, hoef ik daarvoor thuis niet veel te regelen. Dat komt omdat Niels en Dennis zichzelf wel kunnen redden.“ Passen en meten
In de tijd dat Ruud van Gilst zijn opleiding tot kinderarts volgde, was het vooral het werk dat de klok sloeg. Niels was toen twee jaar en Dennis vier maanden. Hij vertelt: “Ik maakte veel uren en had onregelmatig dienst. Mijn vrouw werkte twee dagen als kinderfysiotherapeut. De zorg van de kinderen kwam veelal op haar schouders terecht. Zij bracht en haalde de kinderen van de kinderopvang en later van de naschoolse opvang. Zij deed de oudergesprekken.” Moniek van Gilst over die tijd: “Ik vond het een onrustige, onregelmatige tijd. Het was passen en meten. Ruud deed erg zijn best om er voor de kinderen te zijn. Maar we hadden veel minder tijd dan nu om leuke dingen met het gezin te doen en te praten over de opvoeding.” Parttime werken
Ruud heeft niet altijd parttime gewerkt. Nadat hij in 2004 zijn opleiding afrondde, ging hij fulltime als kinderarts aan de slag. Twee jaar later ging hij parttime werken. Hij licht dat toe: “Moniek wilde meer in haar eigen praktijk gaan werken en omdat Niels en Dennis nog klein waren, ben ik minder gaan werken. Zo kon ik een deel van de zorg voor hen op me nemen.”
mijn baan als kinderarts met de functie van manager Veiligheid en Kwaliteit van CuraMare, waar het Van Weel-Bethesda Ziekenhuis deel van uitmaakt. Ik heb toen als voorwaarde gesteld dat ik twee dagdelen thuis kon werken. Zo kon ik er ook voor de jongens zijn, als dat nodig was. Vanaf 2011 werk ik parttime en kan ik op mijn vrije dag Niels en Dennis opvangen als ze uit school komen. Op die dag komt Moniek pas om 22.00 uur van haar werk thuis.” Sinds dit jaar werkt Ruud van Gilst twee maandagochtenden in de maand. “Op de afdeling hebben we namelijk afgesproken dat dezelfde kinderarts een week visite loopt. Dat voorkomt verwarring bij ouders en kinderen. We merkten dat ouders dezelfde vragen stelden aan verschillende kinderartsen en iedere keer net een ander antwoord kregen.” Collegialiteit
”Ik werk in een klein, hecht en betrokken team; in totaal zijn we met vijf kinderartsen. Als een collega plotseling naar huis moet, om wat voor reden dan ook, dan is er altijd wel iemand bereid zijn of haar werk over te nemen. Ook hebben we afspraken gemaakt rondom het parttime werken. Als je parttime wilt werken, dan kan dat voor minimaal 60 procent. Als je minder werkt, gaat dat ten koste van je betrokkenheid bij de organisatie. Daarnaast hebben we regelmatig overleg; dit betekent dat je dan weinig tijd hebt voor je eigenlijke werk als kinderarts. Verder hebben we afgesproken dat je op je parttimedag geen dienst hoeft te draaien. Dan kun je helemaal bijkomen.”
Hij vervolgt: “In 2010 en 2011 ben ik weer fulltime gaan werken. Ik combineerde April 2013 | 17
Agenda 18 april
onderhandelingen Cao GGZ tijd: 10.00-17.00 uur, locatie: Nunspeet
24 april
Nieuws Op de hoogte blijven van wat de LAD allemaal voor haar leden doet? In deze rubriek stippen we een aantal onderwerpen aan zoals de activiteiten rondom het jubileum jaar van de LAD; de moeizame onderhandelingen over een nieuwe Cao UMC (Universitair Medische Centra) en de ontwikkelingen rondom de vernieuwing van de Arbeidsvoorwaardenregeling Medisch Specialisten in algemene ziekenhuizen (AMS).
klankbordgroep Cao GGZ tijd: 18.00-20.00 uur, locatie: Utrecht
Jubileumjaar
Op 8 mei van dit jaar bestaat de LAD 65 jaar. En dat vieren we samen met onze leden! Het hele jaar door doen we u verschillende activiteiten cadeau.
16 mei
vergadering centraal bestuur tijd: 19.00-21.00 uur, locatie: Utrecht
17 mei
overleg vernieuwing AMS tijd: 10.30-16.30, locatie: Doorn
1 juni
Aios-dag tijd: 9.30-16.30 uur, locatie: Utrecht
13 juni
vergadering centraal bestuur tijd: 19.00-21.00 uur, locatie: Utrecht
18 juni
overleg vernieuwing AMS tijd: 9.30-12.30 uur, locatie: Utrecht
juni-juli
training Beter in beeld tijd: 9.30-17.00 uur, locatie: Utrecht
www.lad.nl/agenda Voor het volledige overzicht
In juni en juli zijn er bij VvAA in Utrecht dagtrainingen Beter in beeld voor leden. In deze training leert u hoe u zich beter kunt positioneren binnen de organisatie waar u werkt. Hoe breng je als arts ideeën over de invulling en de organisatie van de zorg het beste voor het voetlicht? U gaat naar huis met praktische tips en adviezen! Opgeven voor de training? Dat kan via www.lad.nl.
Symposium
Op 21 november organiseren we van 12.30-17.00 uur in Domus Medica in Utrecht het symposium Positie gemarkeerd! De veelzijdige arts in veranderende zorginstellingen voor LAD-leden en -relaties. Een sympo sium waarin de positie van de arts in dienstverband centraal staat. Die positie - en de versterking daarvan wordt van verschillende kanten belicht.
Verslechteringen Cao UMC Tijdens de onderhandelingen over een nieuwe Cao UMC op 11 maart werd duidelijk dat de werkgevers verslech teringen voor ogen hebben. De onregel matigheidstoeslag en de bovenwette lijke werkloosheidsuitkering zouden moeten worden versoberd. Daarnaast wilde de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) niet afwijken van de vrijwillige nullijn. Ten slotte hield de werkgever vast aan reorganisaties waarbij gedwongen ontslagen niet worden uitgesloten. LAD/AC-FBZ vindt dat de NFU haar verantwoordelijkheid niet neemt. De werkgever wijst voortdurend naar externe omstandigheden waar door zij niet tot loonafspraken wil komen. We hebben de NFU nadruk kelijk aangesproken op goed werk geverschap en houden vast aan de inzet van een salarisstijging van 2,5 procent. Ook willen we afspraken maken over flex en zekerheid,
lad magazine | 18
De LAD komt naar u toe…
Voor en na de zomer organiseren we verschillende themabijeenkomsten in instellingen door het hele land. Met als onderwerpen: werk- en rusttijden, de balans werk-privé (deeltijdwerken en verlof) en reorganisaties. We leggen uit wat uw rechten en plichten zijn en geven praktische tips. Kijk voor meer info op www.lad.nl.
(verhoging van) de stagevergoeding, het afschaffen van jeugdschalen, het persoonlijk budget en de bescherming van werknemers bij de oprichting van nieuwe rechtspersonen. Overleg opgeschort
Op 25 maart vond een volgend overleg plaats. LAD/AC-FBZ heeft er nogmaals bij de NFU op aange drongen verantwoordelijkheid te nemen als goed werkgever en met de werknemersorganisaties in gesprek te gaan over salarisverbetering, arbeids omstandigheden en werkgelegen heid. De NFU ging hier niet op in en schortte het overleg op. Bij het ter perse gaan van dit nummer was het onduidelijk hoe het overleg verder zou gaan. LAD/AC-FBZ en de andere werknemersorganisaties wachten daar voor op een uitnodiging van de NFU. Kijk voor meer info bij Nieuws op www.lad.nl.
Colofon Vernieuwing AMS: een stap in de goede richting Half maart hebben de LAD, de Orde van Medisch Specialisten (OMS) en de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) overlegd over de vernieuwing van de AMS. We hebben verder gesproken over de uitwerking van het bestuurlijk statuut. Hierbij gaat het om de positionering van de medisch specialist in dienst verband binnen de organisatie, de verantwoordelijkheid van de medisch specialist en de raad van bestuur en de informatievoorziening die daarvoor nodig is van de raad van bestuur naar de medisch specialist in dienstverband toe. We willen de rol van de medisch specialisten bij de strategische en financiële keuzes van de instelling verbeteren.
Onderzoek dienstendruk
Ook hebben de LAD, OMS en NVZ afgesproken dat de dienstendruk onder medisch specialisten in dienstverband wordt onderzocht. Dit onderzoek start in april van dit jaar. Medisch specialisten krijgen een uitnodiging om via een enquête hun ervaringen met dienstendruk te melden. Het onderzoek moet bruikbare aanknopingspunten opleveren om gezond en veilig aan het werk te zijn en te blijven. Het volgende overleg over de ver nieuwing van de AMS is op 17 mei. Kijk voor meer info bij Cao’s en AMS op www.lad.nl en op www. amsvernieuwing.nl.
Overleg Cao Gezondheidscentra stagneert Tot nu toe slagen werknemersorganisa ties, waaronder LAD/FBZ, en werk geversorganisatie Landelijke Vereni ging van Georganiseerde eerste lijn (LVG) er niet in overeenstemming te bereiken over een nieuwe Cao Gezondheidscentra en de Arbeids voorwaardenregeling Huisartsen in Gezondheidscentra (AHG), die deel uitmaakt van deze cao. Belangrijke reden hiervoor is de salarisverhoging over 2011, 2012 en inmiddels ook over 2013. Tussen de salariseis van de werknemersorga nisaties en het salarisbod van werk gevers over 2011 en 2012 gaapt een kloof.
Weinig kans op nieuwe cao voor de zomer
De LVG wil onder geen beding een cao-akkoord sluiten zonder de Cao Gezondheidscentra en de AHG te ’moderniseren’. Hiermee lijkt de kans op een nieuwe cao voor de zomer van 2013 erg klein.
Kwartaalblad van de Landelijke vereniging van Artsen in Dienstverband (LAD) met nieuws, opinie en achtergrondinformatie. (oplage 13.500)
Redactie: Caroline van den Brekel (hoofdredacteur) Daniëlle Jansen (eindredacteur) Victor Middelkoop (LAD-lid en coassistent) Annemieke Rolink (LAD-lid en cardioloog) Harry Wauters (LAD-lid en specialist ouderengeneeskunde) Sonja Huising (extern communicatieadviseur) Redactieadres Janssoniuslaan 34-36 Postbus 20058 3502 LB Utrecht Telefoon (030) 670 27 19 E-mail:
[email protected] Vormgeving Member Since, José Baris Fotografie Kogelvis Fotografie, Corneel de Wilde Illustraties Ronald Slabbers Jan Sevenster, cartoon Druk Centrum Drukwerk ISSN-nummer 2213-9923
AHG
De AHG is volgens cao-partijen niet (meer) toekomstbestendig. Zij gaan werken aan een alternatief voor de regeling, in samenspraak met een groep werkgevers en huisartsen van de gezondheidscentra. Deze werksessies zullen contouren voor een nieuwe AHG opleveren.
Nieuw overleg Cao Hidha De Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) is ingegaan op het verzoek van de LAD om te overleggen over de Cao Hidha. Tijdens dit overleg wil de LAD de bezwaren bespreken die de leden hebben bij het bod van de LHV over een nieuwe cao. Beide cao-partijen zijn op 17 april bij elkaar gekomen. Kijk voor de uitkomst van dit overleg op www.lad.nl. LAD-leden hebben het bod van de LHV massaal afgewezen. Hun bezwaarpunten: de verruiming van
het dagvenster (dat is nu van 08.00 tot 18.00 uur; LHV wil 07.00 tot 20.00 uur), de te lage salarisontwikkeling (gedurende de door de LHV voorge stelde cao-looptijd van 1 augustus 2011 tot 1 april 2014) en de weinig concrete afspraak over de extra werk zaamheden die hidha’s vaak ver richten naast hun functie van huisarts. www.lad.nl/ACTUEEL/nieuws Kijk hier voor het volledige nieuwsoverzicht.
April 2013 | 19
Deel en inspireer op www.zorgsuccessen.nl
Samen verbeteren we de zorg IZZ Zorgsuccessen is het succesvolle initiatief van Stichting IZZ om zorginstellingen te stimuleren pilots of programma’s met bewezen toegevoegde waarde te delen.
Stichting IZZ wil succesvolle pilots of programma’s in de zorg actief begeleiden en ondersteunen bij de implementatie in andere zorginstellingen. Zo worden goede initiatieven in de zorg verspreid en maken we samen de zorg beter!
medewerkers. Meld uw project aan op
Met het aanmelden van het project: • draagt u met uw kennis en ervaring bij aan de verbetering van de zorg in Nederland; • krijgt u publiciteit en daardoor een grotere bekendheid van het project; • maakt uw project kans op actieve begeleiding en ondersteuning van Stichting IZZ bij implementatie in andere zorginstellingen.
www.zorgsuccessen.nl
Meld uw project aan op www.zorgsuccessen.nl
IZZ zoekt hiervoor projecten die aantoonbaar bijdragen aan de kwaliteit van zorg of aan de duurzame inzetbaarheid van zorg-
IZZ Zorg voor de zorg