[
Luchtkwaliteitplan 2012-2014
Datum: 26 februari 2013
Opgesteld door
Mw. E.H.M. Loonen Omgevingsdienst West-Holland
Medeopsteller
Mw. E. van Daalen GGD Hollands Midden
Ambtelijk opdrachtgever
Mw. L. Totté Team Stadsruimte, Afdeling Realisatie Gemeente Leiden
2
Samenvatting De gemeente Leiden heeft een nieuw Luchtkwaliteitplan 2012-2014 opgesteld. Dit plan is gemaakt omdat nog niet overal in de gemeente aan de grenswaarde voor luchtkwaliteit wordt voldaan. In 2005 heeft de gemeente een Actieplan Luchtkwaliteit 2005-2010 vastgesteld omdat in de gemeente niet overal aan de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof werd voldaan. In het Actieplan Luchtkwaliteit waren maatregelen opgenomen om de luchtkwaliteit te verbeteren. In 2008 is een reeks van maatregelen vastgesteld. In 2011 zijn deze maatregelen geëvalueerd. In deze evaluatie is geadviseerd een nieuw luchtkwaliteitsprogramma op te stellen omdat er nog locaties in de gemeente zijn waar de grenswaarden voor stikstofdioxide wordt overschreden en er maatregelen uit het vorige Luchtkwaliteitplan zijn die doorlopen. Door het niet uitvoeren van bepaalde maatregelen is hiervoor nog subsidiegeld beschikbaar. Dit subsidiegeld is opgenomen in een reserve en mag alleen gebruikt worden om maatregelen te nemen die de luchtkwaliteit verbeteren. In het Luchtkwaliteitplan 2012-2014 worden de maatregelen die doorlopen en lopende projecten geborgd en het nog beschikbare budget wordt gebruikt voor maatregelen die de Leidse luchtkwaliteit verbeteren. De GGD Hollands Midden is betrokken bij het opstellen van dit plan omdat een goede luchtkwaliteit bijdraagt aan de gezondheid. De maatregelen die in dit plan zijn opgenomen zijn: Milieuzone voor vrachtverkeer Vervangende maatregel Groene Golf: o Plaatsen elektrische oplaadpunten o Groen vervoer collegeleden o Aanschaf aardgasbusjes Stichting Stadsparkeerplan Leiden Pilot-project biogas Resultaatafspraken stikstofdioxide met het ministerie van I&M Stimuleren elektrisch vervoer (verschillende maatregelen) Mobiliteitsmanagement voor inwoners Stimuleren fietsgebruik Onderzoeken mogelijkheden om samen te werken met iSPEX Communicatie
3
4
Inhoud 1 2 3 3.1 3.2 4 5 5.1 5.2 5.3 6 6.1 6.2 6.3 7 8 8.1 9 9.1 9.2 9.3 9.4 9.5 9.6
Inleiding ................................................................................................................... 7 Beleidsontwikkeling luchtkwaliteit ......................................................................... 9 Concentraties in de Lucht...................................................................................... 11 Luchtkwaliteit in Nederland ............................................................................. 11 Luchtkwaliteit in Leiden ................................................................................... 12 Gezondheid en Luchtkwaliteit............................................................................... 13 Doelstelling ............................................................................................................ 15 Toelichting ........................................................................................................ 15 Prestatie indicator ............................................................................................ 15 Stadsenquête.................................................................................................... 16 Maatregelen .......................................................................................................... 17 Maatregelen die doorlopen ............................................................................. 17 Nieuwe maatregelen ........................................................................................ 18 Samenvatting.................................................................................................... 23 Communicatie ....................................................................................................... 24 Financiën ............................................................................................................... 24 Financiën in planperiode 2012-2014................................................................. 26 Bijlage .................................................................................................................... 28 Bijlage 1. Lijst met relevante college- en raadsbesluiten ................................ 28 Bijlage 2. Locatiespecifieke maatregelen ........................................................ 29 Bijlage 3. Financieel overzicht planperiode 2005-2010................................... 32 Bijlage 4. Financieel overzicht van Holland Rijnland ....................................... 33 Bijlage 5. Aandachtspunten van GGD .............................................................. 34 Bijlage 6. Activiteiten voor Elektrisch vervoer ................................................. 35
5
6
1
Inleiding
Binnen de gemeente zijn nog locaties waar de grenswaarden voor stikstofdioxide wordt overschreden, ondanks dat de maatregelen uit het Luchtkwaliteitplan 2005-2010 zijn uitgevoerd. In 2005 is een actieplan Luchtkwaliteit 2005-2010 opgesteld omdat in de gemeente niet overal werd voldaan aan de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). In het Actieplan Luchtkwaliteit werden maatregelen geadviseerd die de gemeente kon nemen om de luchtkwaliteit te verbeteren. In 2008 is een reeks van maatregelen vastgesteld (RV 06.0042) die de gemeente wilde uitvoeren om de luchtkwaliteit in de gemeente te verbeteren. De maatregelen waren: 1. Milieuzone voor vrachtverkeer; 2. Schoon en zuinig gemeentelijk wagenpark; 3. Invoeren van Groene Golf; 4. Toepassen van instrument Vervoersprestatie op locatie (VPL); 5. Communicatie/bewustwordingscampagne; 6. Invoeren van gedifferentieerde parkeertarieven. De uitvoering van bovenstaande maatregelen droeg bij aan het verbeteren van de luchtkwaliteit in Leiden. Naast bovenstaande maatregelen is er in 2008 een ander project gestart dat bijdraagt aan verbetering van de luchtkwaliteit, namelijk het pilot-project biogas. Tevens heeft de gemeente resultaatafspraken gemaakt met het ministerie van I&M (voormalig VROM) om de overschrijding van de luchtkwaliteitnormen(NO2) bij de tunnelmonden aan de Schipholweg voor 2015 op te lossen. In maart 2011 is het Eindverslag uitvoering maatregelen Luchtkwaliteitplan 2005-2010 door het college van B&W (B&W 11.0330) vastgesteld. Hierin zijn verschillende aanbevelingen opgenomen voor een volgend Luchtkwaliteitplan. De aanbevelingen zijn: Het nieuwe Luchtkwaliteitplan onderbrengen bij de Duurzaamheidagenda; Pilot-project biogas als maatregel opnemen; Resultaatafspraken stikstofdioxide met het ministerie van I&M (voormalig VROM) als maatregel opnemen; Prestatie-indicator voor het gemeentelijke wagenpark opnemen; Communicatie vooral concentreren/intensiveren op maatregelen uit het plan; Communicatieactiviteiten van projecten die een ander hoofddoel hebben, maar bijdragen aan verbetering van de luchtkwaliteit bij plan betrekken; Budget reserveren om vragen over luchtkwaliteit twee jaarlijks in stadsenquête op te nemen. Daarna heeft de gemeenteraad in mei 2011 de kaders voor een nieuw Luchtkwaliteitplan vastgesteld en zijn de nog aanwezige financiën geborgd in een reserve (RV 11.0028). De aanbevelingen voor een nieuw Luchtkwaliteitplan 2012-2014 zijn: a. In 2011 – 2014 wordt het behalen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit in de hele gemeente nagestreefd;
7
b. c. d.
De twee reeds lopende maatregelen worden opgenomen in het nieuwe Luchtkwaliteitplan; Het nieuwe Luchtkwaliteitplan 2011 – 2014 gaat onderdeel uitmaken van de Duurzaamheidagenda 2011 – 2014 (B&W 12.0133); Er wordt een reserve Luchtkwaliteitplan 2011 – 2014 ingesteld.
Om een richting voor nieuwe maatregelen te bepalen is in het PO-MOK van 26 maart 2012 een meningvormend document besproken. Hierin is gekozen om elektrische vervoer te stimuleren maar hiervoor geen subsidieregeling in te stellen. Deze wensen zijn in het hoofdstuk 6 “Maatregelen” verder uitgewerkt. Op 11 oktober heeft het college aan de Leidse Milieuraad (LMR) gevraagd advies uit te brengen over het Luchtkwaliteitplan 2012-2014. Op 16 november 2012 heeft de LMR advies uitgebracht aan het college. Het advies van de LMR heeft geleidt tot twee wijzigingen in dit plan. De LMR zal bij de evaluatie van de milieuzone voor vrachtverkeer om advies worden gevraagd over al dan niet voortzetting van milieuzone, dit is op pagina 17 tekstueel aangevoegd. Er is een maatregel toegevoegd, er zal worden bekeken of en hoe de gemeente in het iSPEX1 project een rol zou kunnen spelen, pagina 23. Dit plan heeft de volgende opbouw. In hoofdstuk 2 wordt de ontwikkeling van het luchtkwaliteitbeleid beschreven. In hoofdstuk 3 volgt informatie over de luchtkwaliteitconcentraties in Nederland en de gemeente Leiden. Waarna in hoofdstuk 4 het belang van een goede luchtkwaliteit voor de gezondheid wordt beschreven door de GGD Hollands-Midden (GGDHM). In hoofdstuk 5 zijn de doelstellingen geformuleerd die men wil bereiken door het uitvoeren van de maatregelen die in hoofdstuk 6 staan beschreven. Tenslotte wordt in hoofdstuk 7 de communicatie en in hoofdstuk 8 de financiën van dit plan beschreven.
1
www.ispex.nl
8
2
Beleidsontwikkeling luchtkwaliteit
In juni 2008 is de luchtkwaliteitrichtlijn 2008/50/EG van de Europese Unie (EU) in werking getreden. De richtlijn bevat normen voor de concentraties van stoffen in de buitenlucht ter bescherming van de mens en de natuur. Richtlijn 2008/05/EG is in de plaats gekomen van de kaderrichtlijn luchtkwaliteit (uit 1996) en drie dochterrichtlijnen (uit 1999, 2000, en 2004). De vierde dochterrichtlijn (uit 2005) zal naar verwachting later worden ondergebracht in de nieuwe richtlijn. De EU-normen zijn via de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. In de afgelopen decennia is de luchtkwaliteit in Nederland door een groot aantal Europese en nationale maatregelen sterk verbeterd. Nederland voldoet dan ook aan de meeste van deze grenswaarden. Echter, eind van de twintigste eeuw bleek dat Nederland in 2005 niet aan de aan de grenswaarden voor fijn stof (PM10) zou kunnen. Ook het behalen van de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) zou niet haalbaar zijn. Door het toekennen van de derogatie van de Europese Commissie zijn de ingangsdata van deze grenswaarden verzet naar medio 2011 (voor fijn stof ) en 2015 (voor stikstofdioxide). Het tijdig voldoen aan de grenswaarden is van belang voor de volksgezondheid. Voor de volksgezondheid heeft een schonere lucht, die minimaal voldoet aan de grenswaarden, positieve effecten. Daarnaast heeft het overschrijden van geldende normen geleid tot het stranden bij de bestuursrechter van besluiten over ruimtelijke projecten. Hierbij gaat het om besluiten tot aanleg van nieuwe en uitbreiding van bestaande infrastructuur en het bouwen van woonwijken of bedrijfsterreinen. Activiteiten die van wezenlijk belang zijn voor de ruimtelijke en economische ontwikkeling van Nederland. Ook zijn verschillende besluiten om deze reden niet in procedure gebracht. Dit hing mede samen met de wijze waarop tot eind 2007 in Nederland individuele besluiten direct aan grenswaarden werden getoetst (de koppeling zoals opgenomen in de Besluiten luchtkwaliteit 2001 en 2005). In 2007 is de wetgeving aangepast zodat het mogelijk werd om een programma van maatregelen op te stellen dat ervoor moet zorgen dat Nederland tijdig aan de grenswaarden voldoet en waarbij rekening wordt gehouden met noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) is dit programma zoals geregeld in artikel 5.12 van de Wet milieubeheer. De minister van I&M is eindverantwoordelijk voor het Samenwerkingsprogramma. Mede-overheden zijn in de gelegenheid gesteld om maatregelen toe te voegen aan het programma, hiervoor geldt een uitvoeringsplicht. Vanuit maatschappelijk en bestuurlijk belang zijn er door acht provincies, regio’s en inliggende gemeenten maatregelen opgenomen in het NSL. Ook maatregelen van het Rijk maken deel uit van het programma. De provincie Zuid - Holland heeft de inbreng in het NSL voor onze regio gecoördineerd en heeft zelf de verantwoordelijkheid voor knelpunten langs provinciale wegen en de uitvoering van de maatregelen die de provincie heeft ingebracht in het NSL. Verder is de provin-
9
cie de ontvanger van de subsidie en de overheidslaag die de subsidie verdeelt binnen ZuidHolland. De regio Holland Rijnland heeft samen met de gemeenten maatregelen voorgedragen aan het NSL. Zij zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van deze maatregelen. Gemeenten hebben verantwoordelijkheid voor de knelpunten in de directie nabijheid van de gemeentelijke wegen. De gemeenten van Holland Rijnland hebben maatregelen genomen die de luchtkwaliteit verbeteren. De gemeente Leiden moest extra aanvullende maatregelen nemen omdat de maatregelen die de regio zou nemen niet de lokale hardnekkige luchtkwaliteit knelpunten zou oplossen. Vanuit het Rijk zijn financiën beschikbaar gesteld voor regio’s om luchtkwaliteitknelpunten op te lossen. De regio Holland Rijnland heeft de ontvangen subsidiegelden voor een deel gebruikt om haar eigen Luchtkwaliteitplan uit te voeren en een ander deel wordt gebruikt om het Leidse Luchtkwaliteitplan 2005-2010 te financieren. In het hoofdstuk financiën wordt hierop nader ingegaan. De provincie heeft recent het provinciaal Actieprogramma Luchtkwaliteit (PAL) 2012-2015 vastgesteld. Dit programma is het antwoord van de provincie op de voortgangsrapportage luchtkwaliteit 2011 waaruit bleek dat binnen de provincie extra maatregelen nodig zijn om langs het provinciale wegennet in 2015 aan de grenswaarden te kunnen voldoen.
10
3 3.1
Concentraties in de Lucht Luchtkwaliteit in Nederland
De luchtkwaliteitconcentraties worden bepaald met rekenmodellen. De luchtkwaliteitconcentraties zijn opgebouwd uit verschillende componenten. De schematische opbouw van deze concentratie is in bijgevoegde figuur (fig. 1.0) weergegeven. In stedelijk gebied heb je te maken met een achtergrondconcentratie die wordt veroorzaakt door nationale en internationale bronnen. Daar bovenop bevindt zich in stedelijk gebied een deken met vervuilende lucht. Op specifieke plaatsen zoals bij drukke wegen zijn pieken zichtbaar. Verkeer stoot met name stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) uit. In het rekenmodel zijn grootschalige concentratiekaarten (GCN) van Nederland opgenomen. Deze is ingedeeld in vakken waarin een bepaalde achtergrondconcentratie voor een bepaalde stof is vastgesteld. In berekeningen wordt bij de achtergrondconcentratie de emissie van motorvoertuigen opgeteld waarbij het wegprofiel en de omgevingskenmerken een rol spelen. Deze som geeft de luchtkwaliteitconcentratie ter plaatse weer. Jaarlijks worden door het RIVM de grootschalige concentratiekaarten (GCN) gemaakt en de emissie kengetallen van voertuigen vastgelegd. Door fluctuaties in GCN kaarten en kengetallen die afhankelijk zijn van meteorologische omstandigheden, ontwikkeling rondom schonere motoren en economische groei, kunnen tussen verschillende jaren met dezelfde voertuigaantallen verschillen in concentraties worden berekend. Figuur 1. Concentratie opbouw van NO2 en PM10 in de stad
11
3.2
Luchtkwaliteit in Leiden
In Leiden is verkeer de grootste bron van luchtverontreiniging. Stikstofdioxide en fijn stof zijn daarbij de bepalende stoffen om vast te stellen hoe het met de luchtkwaliteit is gesteld. In de rapportage luchtkwaliteit 2009 die opgenomen was in het eindverslag van het Luchtkwaliteitplan 2005-2010 is getoond dat in 2009 geen overschrijdingen waren van fijn stof langs gemeentelijke wegen in Leiden. Voor stikstofdioxide waren nog wel wegen waar overschrijdingen van de grenswaarden werden berekend (tabel 1). In de rapportage luchtkwaliteit 2010 worden wederom overschrijdingen voor de grenswaarden voor stikstofdioxide berekend. Binnen de gemeente worden langs de wegen geen overschrijding van de fijn stof berekend. In onderstaande tabel zijn de wegen opgenomen waar in 2009 en/of 2010 overschrijdingen van de grenswaarden voor stikstofdioxide zijn berekend (bron: www.monitoringstool.nl). Tabel 1. Wegen in Leiden waar de grenswaarde voor stikstofdioxide (40 g/m ) in 2009 en/of 2010 werd overschreden 3
straatnaam Churchilllaan Haagse Schouwweg Haagweg Hoge Rijndijk Hooigracht Kanaalweg Langegracht Levendaal Noordeinde Oranjeboomstraat Pelikaanstraat Plesmanlaan Schipholweg/ Stationsweg tunnelmonden Willem van der Madeweg
Concentratie 2009 (Rekenpunten) max2. 42,7 g/m3 < 40,5 g/m3 max. 41,3 g/m3 max. 40,7 g/m3 max. 41,7 g/m3 < 40,5 g/m3 < 40,5 g/m3 max. 40,7 g/m3 max. 41,3 g/m3 max. 43,4 g/m3 max. 41,3 g/m3 max. 40,7 g/m3 max. 50,1g/m3 max. 42,2g/m3
Concentratie 2010 (Rekenpunten) max. 42,4 g/m3 max. 40,6 g/m3 < 40,5 g/m3 max. 41,2 g/m3 max. 40,8 g/m3 max. 40,8 g/m3 max. 41,7 g/m3 < 40,5 g/m3 < 40,5 g/m3 Max. max. 41,5 g/m3 < 40,5 g/m3 max. 41,2 g/m3 Niet bepaald3 < 40,5 g/m3
In 2009 zijn er elf wegen binnen de gemeente waar overschrijdingen van de grenswaarden voor stikstofdioxide werden berekend, in 2010 is dit aantal gedaald naar negen4.
2
Langs deze wegen zijn meerdere overschrijdingen van de grenswaarden, het genoemde getal is de hoogste overschrijding In de monitoringstool zijn de tunnelmonden aan de Schipholweg niet opgenomen daarom worden deze niet verder behandeld 4 Ondanks dat de tunnelmond niet correct in de monitoringstool was verwerkt wordt deze wel als overschrijding aangemerkt. 3
12
4
Gezondheid en Luchtkwaliteit
Pas de laatste jaren is bekend dat gezondheidseffecten niet alleen ontstaan na inademen van tijdelijk verhoogde concentraties luchtverontreiniging, maar ook na jarenlang wonen op een plek met lagere (gemiddelde) waarden. Luchtverontreiniging is een mengsel van verschillende stoffen vanuit verschillende bronnen, van zowel natuurlijke (bodemstof, zeezout) als menselijke (verkeer, industrie, intensieve veehouderij) oorsprong. Naast de lokale bijdrage is er een achtergrondconcentratie en een bijdrage vanuit het buitenland (zie figuur 1). Voor de gemeente Leiden is verkeer de belangrijkste bron. Stikstofdioxide en fijn stof zijn daarbij de belangrijkste componenten (zie ook hoofdstuk 3). Stikstofdioxide ontstaat bij verbrandingsprocessen. Het wordt vooral gebruikt als indicator voor het mengsel van schadelijke componenten uitgestoten door wegverkeer. Het heeft dan ook geen zin om maatregelen te nemen waarmee stikstofdioxide wordt weggevangen; de indicator is dan weggevangen, maar de andere schadelijke componenten niet. Fijn stof (PM10) bestaat uit een mengsel van stofdeeltjes, die verschillend zijn van grootte en van chemische samenstelling. Het grovere deel van het PM10 stof is vooral het gevolg van mechanische processen en opwaaiend bodemstof, het fijnere deel van verbrandingsprocessen. Vooral de hele kleine deeltjes kunnen erg diep het lichaam binnendringen, via de longen tot in de bloedbaan, en daar schade aanrichten. Daarom is dit ultrafijne stof het meest schadelijk voor de gezondheid. Ultrafijn stof bestaat onder andere uit dieselroet. Fijn stof kan na kortdurende blootstelling aan piekconcentraties of na langdurende blootstelling aan lagere concentraties leiden tot: - toename van luchtwegklachten zoals piepen, hoesten, kortademigheid; - verergering van astma en/of allergieën (vooral bij kinderen); - vermindering of blijvende verlaging van de longfunctie; - verergering van klachten gerelateerd aan hart- en vaatziekten; - toename van medicijngebruik en ziekenhuisopname van mensen met hart- en longziekten; - vervroegd overlijden. Het gaat hierbij vooral, maar niet alleen, om mensen met al bestaande hart- en longziekten. Betekenis van normen Fijn stof heeft geen gezondheidskundige grenswaarde waaronder geen gezondheidsschade optreedt. Ook bij blootstelling aan lage concentraties –onder de norm- kunnen gezondheidseffecten optreden. De norm geeft dus geen keiharde grens aan tussen wel of geen gezondheidsklachten. De mensen die de meeste klachten ervaren, vaak ook onder de norm, zijn vaak mensen die extra gevoelig zijn (door bijvoorbeeld hart- en longziekten).
13
Afstand tot wegen Uit onderzoek blijkt dat er een hogere kans bestaat op sterven aan long- en hartziekten bij mensen die vlakbij een snelweg (minder dan 100 meter afstand) of een drukke stadsweg (minder dan 50 meter afstand) wonen. Ook luchtwegklachten komen vaker voor bij bewoners langs drukke wegen. Deze studies geven geen verband met één specifieke stof. Op basis van deze onderzoeken wordt geconcludeerd dat vooral het mengsel van stoffen in uitlaatgassen, en vooral dieselroet/ultrafijn stof van verbrandingsmotoren, schadelijk is. De GGD adviseert geen nieuwe woningen of bestemmingen waar kwetsbare groepen langdurig verblijven (scholen, kindercentra, verzorgingshuizen en ziekenhuizen) te bouwen langs Rijkswegen en stadswegen met meer dan 10.000 voertuigbewegingen per etmaal. Door een hoog aandeel verkeersgerelateerde luchtverontreiniging is de luchtkwaliteit in nabijheid van dergelijke wegen onvoldoende. Dit advies wordt onderschreven door de Gezondheidsraad en RIVM.
Vanuit gezondheidsperspectief is het wenselijk om hoge blootstellingen aan luchtverontreiniging voor gevoelige groepen zoveel mogelijk te vermijden. De nationale overheid geeft duidelijk aan dat de lokale overheid de afweging voor de locatie van gevoelige bestemmingen binnen het kader van goede ruimtelijke ordening moet maken (zie brief J. Atsma, maart 2011, Besluit gevoelige bestemmingen, kenmerk DGM/K&L2011041509). Extra doelstelling
Geen ontwikkeling van nieuwe gevoelige bestemmingen1 direct aan drukke binnenstedelijke wegen (>10.000 motorvoertuigbewegingen per etmaal) en binnen 100 meter van snelwegen.
Deze doelstelling staat ook (deels als basis- en deels als extra ambitie) verwoord in het RBDS. De GGD adviseert om deze doelstelling ook in het luchtkwaliteitsplan op te nemen. 1
Hieronder verstaat de GGD woningen, scholen, kindercentra, verzorgingshuizen en ziekenhuizen, met uitzondering van: HBO, universiteit, volwassenenonderwijs, MBO en ROC
De Extra doelstelling die de GGD voorstelt sluit aan bij het aandachtsgebied Wonen onder het wensbeeld duurzaam inrichten in de Duurzaamheidagenda 2012-2014 en is ook opgenomen als extra ambitie in de ambitietabel van het RBDS. In bijlage 5 zijn twee overige aandachtspunten van de GGD opgenomen, het onderwerp stimuleren fietsgebruik is overgenomen in dit plan.
14
5
Doelstelling
Het doel van dit plan is het verder verbeteren van de luchtkwaliteit in de gemeente Leiden. Hierbij is het uitgangspunt dat men binnen de gemeente aan de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) voldoet. Echter vanuit gezondheidsperspectief en gemeentelijk beleid zoals het Regionaal Beleid Duurzame Stedenbouw (RBDS) en Duurzaamheidagenda 2012-2014 is het wenselijk dat in verblijfsgebieden gestreefd wordt naar een norm die 5-10 % onder deze grenswaarden ligt. Dit is als extra doelstelling in het Luchtkwaliteitplan 2012-2014 opgenomen. Basis doelstelling Extra doelstelling
5.1
In Leiden wordt overal langs het gemeentelijk wegennet aan de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof voldaan (= 40 g/m3). De normen voor stikstofdioxide en fijn stof zijn in verblijfsgebieden in de gemeente Leiden 5% tot 10% lager dan de grenswaarden (= 37 g/m3).
Toelichting
In de evaluatie van het Luchtkwaliteitplan 2005-2010 werd geconstateerd dat er geen SMART doelstelling in het Luchtkwaliteitplan 2005-2010 was geformuleerd. Men kon vaststellen dat de luchtkwaliteit was verbeterd maar door veranderingen in regelgeving en rekenmethodiek was de verbetering in luchtkwaliteit niet te kwantificeren. Een meetbare indicator is het aantal locaties langs het gemeentelijk wegennet waar overschrijdingen van de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof wordt berekend. Jaarlijks wordt in de rapportage luchtkwaliteit de concentraties van stikstofdioxide en fijn stof weergegeven.
5.2
Prestatie indicator
Jaarlijks wordt in de programmabegroting gemonitord of beleidsdoelstellingen worden gehaald. Om dit plan te monitoren worden de volgende prestatie-indicatoren voorgesteld: Aantal wegen in Leiden waar langs de weg overschrijdingen van de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof ( grenswaarden = 40 g/m3 ) zijn berekend. Aantal wegen in Leiden waar langs de weg de concentraties stikstofdioxide en fijn stof > 37 g/m3 zijn berekend. Gemeentelijke vrachtauto’s met motoren minimaal EURO IV. Gemeentelijk lichtere wagenpark met roetfilter of Euro V motor. Percentage elektrische bromfietsen. Percentage elektrische brommobiel. Percentage elektrische snorfietsen. Percentage elektrische personenauto’s.
15
Tabel 2. Prestatie indicatoren voor programma begroting onderdeel luchtkwaliteit Nr omschrijving realisatie streefwaarden 2011 2012 2013 P5.9a Gemeentelijke vrachtau- 78%(2009) 80% 85% 90% to’s met minimaal Euro-4 motor p.5.9b Gemeentelijke lichtere 100% (2009) 100% 100% 100% bedrijfswagens met minimaal Euro4 motor P5.9c Aantal locaties langs het 10 (2009) 8 6 3 gemeentelijk wegennet waar niet aan de grenswaarde wordt voldaan ( 3 40 g/m ) P5.9d Aantal locaties langs het 15 (2009) 10 7 4 gemeentelijk wegennet waar niet aan de extra doelstelling van het Luchtkwaliteitplan wordt 3 voldaan (37 g/m ) P5.9e Percentage elektrische 0,82% 1,5% bromfietsen P5.9f Percentage elektrische 0 0,25% brommobiel P5.9g Percentage elektrische 1,05% 1,75% snorfietsen P5.9h Percentage elektrische 0,01% 1% personenauto
5.3
bron 2014 95%
0
Afdeling Stedelijk beheer Afdeling Stedelijk beheer ODWH
0
ODWH
3%
ODWH
0,5%
ODWH
3%
ODWH
2%
ODWH
100%
Stadsenquête
Tweejaarlijks stelt de gemeente een stadsenquête op. Dit is een meetinstrument waarmee resultaten van gemeentelijk beleid worden gemeten. Deelnemen aan deze stadsenquête kost geld. Daarom is in dit plan geld gereserveerd waardoor vragen over het onderwerp luchtkwaliteit kunnen worden opgenomen. In 2013 zullen vragen over luchtkwaliteit worden opgenomen in de stadsenquête.
16
6 6.1
Maatregelen Maatregelen die doorlopen
Om de doelstelling van het Luchtkwaliteitplan 2012-2014 te kunnen behalen zijn er maatregelen nodig. Een aantal maatregelen lopen door vanuit het Luchtkwaliteitplan 20052010. Voor nieuwe maatregelen moet een keuze gemaakt worden tussen maatregelen op specifieke locaties of algemene maatregelen. Maatregelen op specifieke locaties hebben als doel om op die plek de luchtkwaliteit te verbeteren(zie bijlage 9.2) . Algemene maatregelen hebben tot doel de stedelijke achtergrondconcentratie zoals in figuur 1.0 (pagina 13) is weergegeven te verlagen. De maatregel Milieuzone voor vrachtverkeer loopt door in de nieuwe planperiode. Vanuit het Luchtkwaliteitplan 2005-2010 zijn gelden gereserveerd voor de afdeling handhaving. In 2013 zal een evaluatie plaatsvinden. In het oude Luchtkwaliteitplan was geen geld gereserveerd voor de evaluatie van de milieuzone voor vrachtverkeer. In dit plan wordt deze omissie rechtgezet. Voorafgaand aan de besluitvorming zal de LMR om advies worden gevraagd. Op basis van de evaluatie wordt besloten of de milieuzone tot en met eind 2014 in stand wordt gehouden. De invoering van de maatregel gedifferentieerde parkeertarieven was opgenomen in het Luchtkwaliteitplan 2005-2010. Deze maatregel wordt niet opgenomen in dit plan. Op 18 november 2011 heeft het kabinet besloten om het wetsvoorstel Experimenteerwet gedifferentieerde parkeertarieven niet in te dienen bij de Tweede Kamer. De wet was nodig om binnen de gemeente gedifferentieerde parkeertarieven te kunnen toepassen. Leiden kan geen gedifferentieerde parkeertarieven invoeren. In het Luchtkwaliteitplan 2005-2010 was geld gereserveerd om een Groene Golf in te stellen. Deze maatregel is vervangen door drie andere maatregelen, namelijk: - Plaatsen elektrische oplaadpunten: Het college heeft op 27 maart 2012 (B&W 12.0309) besloten een overeenkomst met Stichting E-laad te sluiten. In de gemeente worden 6 elektrische oplaadpalen met ieder twee oplaadmogelijkheden gerealiseerd. - Groen vervoer collegeleden; Deze maatregel is ingevoerd om inzicht te krijgen in de mobiliteitsvormen van collegeleden. Het betreft alleen een inventarisatie, hetgeen anders is dan de titel suggereert. - Aanschaf aardgasbusjes Stichting Stadsparkeerplan Leiden: sinds 2008 neemt de gemeente Leiden samen met het Hoogheemraadschap van Holland Rijnland en Groen Vervoer B.V. deel aan een biogas project. In de eerste fase hebben voertuigen van de drie partijen op een mengsel van biogas en groengas gereden. Nadat de eerste periode is geëvalueerd is besloten om de proef voort te zetten met nieuwe aardgasvoertuigen. Vanuit het Luchtkwaliteitplan 2005-2010 is een deel van deze aardgasbusjes gefinancierd.
17
Pilot-project biogas De gemeente Leiden heeft samen met het Hoogheemraadschap van Rijnland en Groen Vervoer B.V. juni 2008 een intentieovereenkomst gesloten om een pilot rijden op biogas uit te voeren (B&W 08.0560). Het betrof een pilot waarbij aardgasvoertuigen van de verschillende partijen op een mengsel van biogas en aardgas reden. Het biogas dat gebruikt werd voor deze pilot komt vrij bij de afvalwaterzuiveringsinstallatie van het Hoogheemraadschap van Rijnland aan de Voorschoterweg in Leiden. De drie partijen zijn hebben intussen tot twee keer toe de samenwerking verlengd (B&W 10.0152) en (B&W11.0028). Resultaatafspraken stikstofdioxide (NO2) met het ministerie van I&M In juli 2009 heeft het kabinet het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) vastgesteld. Bij de vaststelling is geconstateerd dat ondanks de maatregelen die het rijk, onze regio en de gemeente Leiden neemt of al heeft genomen, nog twee locaties zijn waar een overschrijding van de stikstofdioxide norm in 2015 bestaat. Het betreft de beide tunnelmonden aan de Schipholweg. Ten aanzien van fijn stof zijn er geen overschrijdingen meer in 2011 in de gemeente Leiden. Het rijk wil dat in 2015 op alle locaties aan de norm voor stikstofdioxide wordt voldaan. Op 2 maart 2010 (B&W 10.0265) heeft het college resultaat (afspraken) verplichtingen stikstofdioxide met het ministerie van Infrastructuur en Milieu (voorheen VROM) gemaakt. Hiermee verplicht de gemeente zich om in 2015 te voldoen aan de wettelijke norm voor stikstofdioxide op de beide locaties. In dit plan wordt de afspraak als maatregel opgenomen om de voortgang van de verplichting met het rijk te bewaken. Maatregelen die doorlopen in het Luchtkwaliteitplan 2012-2014: 1. Milieuzone voor vrachtverkeer in de binnenstad; 2. Vervangende maatregel Groene Golf: Plaatsen elektrische oplaadpunten; Groen vervoer collegeleden; Aanschaf aardgasbusjes Stichting Stadsparkeerplan Leiden; 3. Pilot-project biogas; 4. Resultaatafspraken stikstofdioxide met het ministerie van I&M (voormalig VROM) .
6.2
Nieuwe maatregelen
In het Luchtkwaliteitplan 2012-2014 is naast de financiële verplichtingen die voortvloeien uit de voorgaandeplan periode nog budget voor nieuwe maatregelen5. Voor de keuze van maatregelen is afgesproken dat nieuwe maatregelen de luchtkwaliteit moeten verbeteren, nieuwe maatregelen moeten aansluiten op het vorige Luchtkwaliteitplan en de maatrege-
5
In het PO-MOK is besproken welke wensen er zijn voor nieuwe maatregelen. Via een meningsvormend documenten is aangegeven dat het niet wenselijk is dat er locatie specifieke maatregelen worden genomen, dit document is opgenomen in bijlage 2
18
len moeten aansluiten bij activiteiten die al worden uitgevoerd of uitgevoerd gaan worden binnen de gemeente. Milieuzone voor bestelauto In de landelijke werkgroep die uit de convenantpartners van de milieuzone voor vrachtverkeer bestaat is gesproken over de mogelijkheden voor een milieuzone voor bestelbusjes. Uit de onderzoeken is gebleken dat de te verwachten milieueffecten van een milieuzone voor bestelauto’s relatief beperkt zijn, afgezet tegen de inspanningen die de gemeente moet verrichten en de gevolgen voor het bedrijfsleven. De milieuzone voor bestelauto’s is een ingrijpende en kostbare maatregel. De maatregel is ingrijpend omdat het om veel meer voertuigen gaat dan vrachtwagens en kostbaar omdat met het bedrijfsleven is afgesproken dat zij financieel wordt gecompenseerd. Daarom is de maatregel uitsluitend bedoeld voor gemeenten die nog knelpunten hebben in 2015. De gemeente Leiden heeft in 2015 geen hardnekkige knelpunten daarom wordt deze maatregel niet ingevoerd in de gemeente Leiden. Mobiliteitsmanagement voor inwoners Mobiliteitsmanagement is een verzamelnaam voor inspanningen om de mobiliteitskeuzes van individuen te beïnvloeden. In Nederland wordt hier meer in het bijzonder bedoeld het stimuleren van het gebruik van alternatieven voor de auto. Men hanteert als definitie voor mobiliteitsmanagement het organiseren van slim reizen. Hieronder worden allerlei alternatieven voor solistisch autogebruik tijdens de spits verstaan, zoals carpoolen, deels of volledig gebruik van openbaar vervoer, thuiswerken, telewerk, fietsen, etc. Stimuleren fietsgebruik De wens van de gemeente is om verschillende programma’s binnen de gemeente met elkaar te verbinden. Er is een nauwe band tussen luchtkwaliteit en bereikbaarheid. De GGD adviseert voor de gezondheid ook om in te zetten op deze maatregel, zie Bijlage 5. In de nota van uitgangspunten voor het uitvoeringsprogramma “Bereikbaar Leiden” (BW 12.0237) zijn ambities opgenomen voor de fiets. Een van de doelstellingen is “10% meer fietsgebruik”. Ter voorbereiding op het uitvoeringsplan wordt een enquête gehouden onder het JongerenPanel en LeidenPanel. Aan de hand van de uitkomsten van dit onderzoek kunnen gericht maatregelen worden genomen en kan een communicatie campagne worden opgezet. Vanuit het dit Luchtkwaliteitplan wordt geld beschikbaar gesteld ter grootte van € 100.000 om maatregelen en of en communicatie-campagne op te zetten die het fiets gebruik stimuleert. Randvoorwaarde hierbij is dat de activiteiten aansluiten bij het Luchtkwaliteitplan én worden uitgevoerd binnen de planperiode van dit Luchtkwaliteitplan 2012-2014. Bij het stimuleren van fietsgebruik is ook een toename van elektrische fietsen inbegrepen. Elektrische fietsen vallen als doelgroep zowel onder stimuleren fietsgebruik als onder de maatregel stimuleren elektrisch vervoer. Om verwarring en doublures te voorkomen worden alle activiteiten met een stekker verder uitgewerkt onder de maatregel stimuleren elektrisch vervoer.
19
Stimuleren elektrisch vervoer De gemeente heeft aangegeven geen subsidieregeling in te stellen voor burgers en bedrijven. Als eerste stap gaat de gemeente een zestal elektrische oplaadpalen voor auto’s realiseren. Deze palen worden in de openbare ruimte geplaatst. Naast deze impuls wil de gemeente meer activiteiten ontwikkelen om het gebruik van elektrische vervoermiddelen aantrekkelijker en laagdrempeliger te maken. Dit gebeurt door op meer plaatsen elektrische oplaadpunten te realiseren voor auto en fiets en inwoners uitgebreid te informeren. Om na te kunnen gaan of de geleverde activiteiten hun doel bereikt hebben, zijn voor het onderdeel stimuleren elektrisch vervoer doelstellingen geformuleerd. De doelstelling van het onderdeel stimuleren elektrisch vervoer wordt gemeten door het aantal elektrische voertuigen in de gemeente. Om deze te kunnen vaststellen is onderzoek gedaan naar de aantallen voertuigen in de afgelopen jaren. Zie tabel 3. Tabel 3. Aantal elektrisch aangedreven vervoer middelen in Leiden
Bromfiets Brommobiel Snorfiets Personen auto
20076
2008
2009
2010
2011
2012
3 0 18 9
7 0 22 7
6 0 36 4
14 0 51 1
20 0 86 0
22 0 78 3
20127 % 0,82 0,00 1,05 0,01
De percentages voor de hele regio Holland Rijnland zijn bromfiets (incl. overig) 2,3%, brommobiel 0%, snorfiets 1,4 % en personenauto’s 0,012 %. De percentages in de gemeente Leiden liggen in dezelfde grootte orde. Per 1 januari 2012 waren in de gemeente Leiden geen openbare oplaadpunten voor elektrische auto’s noch oplaadpunten in de openbare fietsenstallingen. In de Duurzaamheidagenda 2011-2014 (RV11.0136) onder het aandachtsgebied mobiliteit zijn de volgende ambities opgenomen die aansluiten bij het stimuleren van elektrische vervoer: Uitbreiding oplaadpunten elektrische auto’s en fietsen 100% van de adressen binnen bebouwde kom op maximaal 1 km van elektrische oplaadpunt Aan de hand van bovenstaande tabel zijn doelstellingen geformuleerd voor de maatregel stimuleren elektrisch vervoer: Inclusief de Duurzaamheidagenda heeft het Luchtkwaliteitplan ten aanzien van elektrisch vervoer de volgende doelstelling voor 2015; 3% van het bromfietsen arsenaal is elektrisch 0,5 % van het brommobiel arsenaal is elektrisch 3% van het snorfiets arsenaal is elektrisch
6 7
Het betreffen aantal voertuigen dat per 1 januari van het betreffende jaar in de gemeente staan geregistreerd. Dit zijn de percentages in 2012.
20
2 % van het personenauto arsenaal is elektrisch 100% van de adressen binnen bebouwde kom ligt op maximaal 1 km van elektrische oplaadpunt alle gemeentelijke fietsenstallingen zijn voorzien van één of meerdere oplaadpunten voor elektrische fietsen/brommers.
Om te onderzoeken welke maatregelen kunnen worden uitgevoerd om elektrisch vervoer binnen de gemeente te stimuleren is ”De stekker in elektrisch vervoer , maar hoe?” geraadpleegd8.Hierin worden activiteiten beschreven voor gemeenten die kaderstellend, faciliterend en stimulerend zijn ten aanzien van elektrisch vervoer. Omdat bij stimuleren een duidelijke richting moet worden gekozen zijn kaders van belang. Daarom zijn alle activiteiten die stimulerend (S) en of kaderstellend (K) in bijlage 9.6 tabel 10 overgenomen. Na een eerste selectie van activiteiten blijven onderstaande activiteiten over. Uit deze reeks van activiteiten moet een selectie en/of combinatie gemaakt worden van activiteiten die passen bij de gemeente en kunnen worden uitgevoerd binnen het beschikbare budget. In een brainstormsessie met meerder afdelingen is besproken wat de verschillende afdelingen kansrijke en haalbare maatregelen vinden om elektrisch vervoer te stimuleren.
Tabel 4. Reden om activiteiten wel of niet uit te voeren
Activiteiten 1 2 4 5
7
8
Aanpassen APV met randvoorwaarden voor openbare laadinfrastructuur Keuzes maken over hoe de uitrol van laadinfrastructuur plaats vindt Maken van beleid voor het versnellen van de ontwikkeling van EV Aanbestedingen en concessieverlening zo inrichten dat het gunstig wordt EV in zetten Realiseren van laadinfrastructuur in de openbare ruimte en gemeentelijke parkeergarages Aanbieden van gratis groene stroom bij openbare laadinfrastructuur (bv. de eerste twee jaar)
Ja/ nee nee ja nee ja
ja
nee
ja 11
Elektrificeren van eigen vervoermiddelen
ja
8
Waarom Niet noodzakelijk Zie verder Doelstellingen zijn aanwezig uitvoering is noodzakelijk Vastleggen in aanbestedingscriteria om elektrisch vervoer extra punten te gevente stimuleren Zowel auto als fietsparkeergarages voorzien van oplaadpalen Gratis stroom is voor autobezitters geen reden om een elektrische voertuig aan te schaffen Hierdoor kan het fietsgebruik worden gestimuleerd Volgens regulier vervangprogramma benzine exemplaren ver-
”De stekker in elektrisch vervoer , maar hoe?”, Ondertitel: de startgids voor gemeenten die aan de slag gaan met elektrisch vervoer (bron: Agentschap NL maart 2012) .
21
Activiteiten
14
Ja/ nee
Doelgroepenvervoer (leerlingenvervoer, regiotaxi) elektrificeren
ja
Waarom vangen door elektrisch (daar waar mogelijk) In aanbesteding extra punten toekennen in aan elektrische varianten
De maatregel stimuleren elektrisch vervoer bestaat uit het selecteren van kansrijke maatregelen en het uitvoeren van deze activiteiten. Aan de hand van bovenstaande tabel en de resultaten van de workshop zijn de volgende maatregelen geselecteerd om elektrische vervoer te stimuleren binnen de gemeente. 1. Elektrische oplaadpunten voor fiets en scooter in alle openbare en gesloten gemeentelijke fietsenstallingen en op drukke fietsparkeerlocaties zoals bij winkelgebieden en marktlocaties; 2. Gemeentelijk wagenpark (scooters, auto’s etc.) vervangen9 door elektrische exemplaren; 3. Elektrische oplaadpunten voor auto’s in alle gemeentelijke parkeergarages; 4. Beschikbaar stellen van elektrische fietsen en of scooters voor dienstreizen; 5. Gratis stroom aanbieden bij alle elektrische oplaadpunten voor de fiets in de stad gedurende de planperiode 2013 en 2014; 6. Aanbieders van deelauto’s elektrische auto’s laten plaatsen in de stad; 7. Campagne om vooroordelen over elektrisch vervoer weg te nemen. In onderstaande tabel is een kolom opgenomen met een globale verdeling van de budgetten.
Tabel 5. Globale kostenverdeling over de maatregelen om elektrisch vervoer te stimuleren
indicatieve kosten verdeling
Maatregelen elektrisch vervoer Elektrische oplaadpunten voor fiets en scooter in alle gemeentelijke fietsenstallingen; Gemeentelijk wagenpark (scooters, auto’s etc.) vervangen door elektrische exemplaren 9; Elektrische oplaadpunten in alle gemeentelijke parkeergarages Beschikbaar stellen van elektrische fietsen en of scooters voor dienstreizen; Aanbieden van gratis groene stroom bij openbare laadin-
9
€50.000 €125.000 €50.000 €95.000 €25.000
Hierbij kan de meerprijs van de voertuigen t.o.v. een benzine/diesel exemplaar ten lasten van het Luchtkwaliteitplan worden gebracht.
22
indicatieve kosten verdeling
Maatregelen elektrisch vervoer frastructuur voor fiets (2013 en 2014) Aanbieders van deelauto’s elektrische auto’s laten plaatsen in de stad; Campagne om vooroordelen over elektrisch vervoer weg te nemen Totaal
€5.000 €100.000 €450.000
Onderzoeken mogelijkheden om samen te werken met iSPEX Het iSPEX-project is een consortium van Nederlandse Onderzoekschool voor Astronomie (NOVA), Universiteit Leiden, het Nederlands Instituut voor ruimte onderzoek (SRON), het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en het Koninklijk Nederlands Meteorologische Instituut (KNMI). Naast het consortium zijn er nog verschillende partners aan het project verbonden. Het iSPEX-project ontwikkelt een opzetstukje en een app. voor een smartphone om fijn stof met een smartphone te meten. Dit is een geheel nieuwe manier om fijn stof te meten. Door een opzetstukje voor de lens van je smartphone te klikken verander je dit alledaagse gebruiksvoorwerp in een wetenschappelijk instrument dat fijn stof kan meten. In oktober 2012 heeft het project de Academische Jaarprijs 2012 gewonnen. De publiciteit rondom deze prijs heeft de LMR ertoe aangezet om de gemeente in haar advies te wijzen op de samenhang van de Leidse luchtkwaliteit en het project. Vanuit het Luchtkwaliteitplan zal contact worden gelegd met de Universiteit Leiden om te kijken welke rol de gemeente zou kunnen spelen in het project.
6.3
Samenvatting
Maatregelen Luchtkwaliteitplan 2012-2014: Milieuzone voor vrachtverkeer Vervangende maatregel Groene Golf: o Plaatsen elektrische oplaadpunten o Groen vervoer collegeleden o Aanschaf aardgasbusjes Stichting Stadsparkeerplan Leiden Pilot-project biogas Resultaatafspraken stikstofdioxide met het ministerie van I&M Stimuleren elektrisch vervoer (verschillende maatregelen) Mobiliteitsmanagement voor inwoners Stimuleren fietsgebruik Onderzoeken mogelijkheden om samen te werken met iSPEX Communicatie
23
7
Communicatie
In het Luchtkwaliteitplan 2005-2010 was een communicatieproject “De Leidse Luchtwerken” met vele kunstuitingen opgenomen. In de evaluatie bleek dat deze activiteiten niet het brede publiek vonden dat men wilde bereiken. Daarom is in de evaluatie opgenomen dat voor het onderdeel communicatie aangesloten wordt bij de activiteiten die in het nieuwe plan zijn opgenomen. In de evaluatie staat “Communicatie vooral concentreren/intensiveren op maatregelen uit het dit plan” en aansluiten bij communicatie van projecten die de luchtkwaliteit ten goede komen, zoals een autovrije zondag. Zodra de keuze van maatregelen is vastgesteld, zal een communicatieplan moeten worden opgesteld met communicatieactiviteiten per maatregel (indien van toepassing) en algemene communicatie die aansluit bij Duurzaamheidagenda. De communicatie van de Duurzaamheidagenda is ondergebracht in de duurzaamheidkalender die door de afdeling communicatie van de gemeente Leiden en de Omgevingsdienst West-Holland is opgesteld. Het onderdeel luchtkwaliteit moet hierin worden geborgd.
8
Financiën
Het Rijk heeft samen met de NSL-regio’s een omvangrijk maatregelenpakket opgezet om binnen de derogatietermijnen aan de grenswaarden van luchtkwaliteit te voldoen. Het Rijk heeft voor uitvoering van het maatregelenpakket 1,5 miljard euro uitgetrokken. De beschikbaar gestelde gelden zijn FES10-gelden. Dit maatregelenpakket met luchtkwaliteitmaatregelen is nodig omdat met alleen het Europese bron-beleid het niet mogelijk is om tijdig aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit te voldoen in Nederland. De FES-gelden mogen alleen gebruikt worden voor maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren; de uitkering van deze gelden vindt plaats in tranches. De uitkering van de tranches vind plaats van het Rijk via de provincie naar de regio’s. De verantwoording vindt jaarlijks plaats via de SISA systematiek. De eindverantwoording zal plaatsvinden in 2015 en worden uitgevoerd door de Omgevingsdienst West-Holland. Op 16 april 2008 (08/606) heeft de regio Holland Rijnland, het op 28 februari 2008 vastgestelde Actieprogramma Luchtkwaliteit Holland Rijnland, aan Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland aangeboden. Dit Actieprogramma werd gezien als aanvraag voor de subsidie gelden. Na vaststelling van het NSL bleek dat er behoefte was bij de provincie en het Rijk om de subsidie aanvraag te formaliseren. Daarom heeft de Milieudienst West-Holland op
10
Fonds Economische Structuurversterking (FES) is een Nederlands fonds dat gefinancierd wordt uit een deel van de aardgasbaten.
24
18 december 2009 (2009004151) namens de regio subsidie aangevraagd voor de eerste, tweede en derde tranche. Zowel de eerste, tweede als derde tranche zijn toegekend en ontvangen door de Omgevingsdienst West-Holland. In december 2008 heeft de gemeenteraad de voorziening maatregelen Luchtkwaliteitplan ingesteld om de verkregen FES-gelden en gemeentelijke bijdragen voor de verschillende maatregelen voor de planperiode te borgen (RV08.0102). Het Actieprogramma luchtkwaliteit 2005-2010 van Leiden en het Actieprogramma Luchtkwaliteit 2008-2010 van de regio Holland Rijnland zijn op elkaar afgestemd. Een deel van de door de regio ontvangen FESgelden wordt gebruikt door de gemeente Leiden om maatregelen te treffen die de luchtkwaliteit verbeteren. De financiën van het Luchtkwaliteitplan 2005-2010 waren opgebouwd uit een eigen bijdrage van de gemeente, een bijdrage door derden en de FES-gelden (bijlage 3). Bij de vaststelling van het Luchtkwaliteitplan is geanticipeerd op FES-gelden die de regio zou gaan ontvangen. Deze gelden zijn intussen binnen gekomen bij de Omgevingsdienst. Op grond van eerdere afspraken moet de gemeente Leiden deze gelden aanvragen. Een gedeelte van de eerste tranche is door de regio uitgekeerd aan de gemeente Leiden. Medio 2010 -2011 heeft de gemeente het restant van de eerste en tweede tranche aangevraagd en gekregen (DIV 2010-12929 en -12928). Hiermee zijn de gehele eerste en tweede tranche door de gemeente ontvangen. De derde tranche FES-gelden is op 26 september 2012 (DIV 2012-13696) door de gemeente aangevraagd bij de regio. Op 30 november 2012 heeft de regio aan de gemeente Leiden medegedeeld dat de derde tranche FES gelden wordt toegekend en uitgekeerd (201201517) aan de gemeente Leiden. Aan de derde tranche FES-gelden zijn voorwaarden verbonden (FEZ 2009008771). Zo mogen de gelden alleen voor maatregelen worden gebruikt die de luchtkwaliteit verbeteren en vanaf de derde tranche moet er cofinanciering in het plan zitten. Dit betekent dat de regio/gemeente ook eigen middelen inzetten om het plan te realiseren. In bijlage 4 is een financieeloverzicht opgenomen van de regio (Holland Rijnland) waarin de cofinanciering van de derde tranche is geborgd. De eventuele renteopbrengsten die op de provinciale of gemeentelijke rekening uit deze middelen (derde tranche) worden gerealiseerd, conform artikel 9, derde lid van de regeling, dienen ingezet te worden voor maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit. In de toekenningbrief van de derde tranche van 10 december 2009 (PZH-2009-136897025) is opgenomen dat de FES-gelden besteed moeten zijn voor 1 januari 2015.
25
8.1
Financiën in planperiode 2012-2014
In bijlage 3 is een financieeloverzicht bijgevoegd van de planperiode 2005-2010. Hieruit kan worden opgemaakt dat er nog budget beschikbaar is. De restgelden van de plan periode 2005-2010 zijn: € 607.54411 deze gelden zijn geborgd in een reserve (RV11.0028), zie bijlage 3. De gelden moeten voor 1 januari 2015 zijn besteed. Bij de beschikbare gelden voor de planperiode 2012-2014 wordt de derde tranche toegevoegd. De gemeente is voornemens onderstaande lijst van maatregelen uit te voeren. Per maatregel is aangegeven of er geld vanuit dit plan nodig is. Tabel 6. Overzicht van maatregelen waar budget voor de planperiode 2012-2014 moet worden gereserveerd Maatregel Budget Opmerking reserveren Milieuzone voor vrachtverkeer ja Budget planperiode 2005-2010 was gereserveerd t/m 2013, nu wordt 2014 ook gereserveerd Plaatsen elektrische oplaadpunten nee Budget planperiode 2005-2010 (vervangende maatregel Groene Golf) voor groen Golf volstaat Groen vervoer collegeleden (vervannee gende maatregel Groene Golf) Aanschaf aardgasbusjes Stichting Stadnee Budget planperiode 2005-2010 sparkeerplan Leiden (vervangende volstaat maatregel Groene Golf) Pilot-project biogas ja Geld reserveren voor kosten olieanalyses Resultaatafspraken stikstofdioxide met nee het ministerie van I&M Stimuleren elektrisch vervoer (Selecteja ren en uitvoeren van kansrijke activiteiten) Mobiliteitsmanagement voor inwoners ja Stimuleren fietsgebruik ja Stadsenquête 2013 ja Onderzoeken mogelijkheden om saja men te werken met iSPEX Communicatie ja
11
Pijldatum 31 december 2011
26
Hieronder is een globale verdeling van de gelden over de verschillende maatregelen opgenomen. Tabel 7. Indicatieve verdeling van budgetten per maatregel Budgetten €607.544
Resterend geld van Luchtkwaliteitplan 2005-2010 Inkomsten bijdrage parkeerfonds
€75.000
Te ontvangen derde tranche FES-gelden saldo
€427.517 €1.110.061
Verwachte uitgaven voor milieuzone 2012-2013-2014 á €105.000 per jaar
€315.000
Uitgave SSL
€50.000
saldo
€745.061
Voorgestelde maatregelen met indicatieve verdeling per maatregel Pilot-project biogas €5.000 Onderzoek effecten milieuzone vrachtwagens
€50.000
Mobiliteitmanagement voor inwoners
€25.000
Stadsenquête 2013
€5.000
Stimuleren fietsgebruik
€100.000
Communicatie
€100.000
Stimuleren elektrisch vervoer
€450.000
Onderzoeken mogelijkheden om samen te werken met iSPEX subtotaal
Rest/ onvoorzien
€5.000 €740.000
€5.061
27
9
Bijlage
9.1 B&W 05.0810 05.1000 05.1188 05.1472 05.1415
Bijlage 1. Lijst met relevante college- en raadsbesluiten
06.0240
Raad (RV) 06.0042 -
06.1490 07.1023
06.0141 06.0141 -
08.0082 08.0560 08.0670 08.1013 09.0781 09.1199 09.1584 10.0152 10.0265 10.0326
08.0102 10.0038
11.0300 12.0041 12.0309 12.0517 12.0677
11.0028 -
120679 120680
-
12.0867 12.0870
10.0051
Onderwerp Rapportage Luchtkwaliteit 2004 gemeente Leiden Luchtkwaliteit en bestemmingsplan Ontwerp- Luchtkwaliteitplan 2005-2010 gemeente Leiden Verklaring Aanpak Problematiek Luchtkwaliteit Zuidvleugel Plan van Aanpak Taskforce Luchtkwaliteit Luchtkwaliteitplan 2005-2010 gemeente Leiden Milieuzonering en realisatie gevoelige bestemmingen in de Leeuwenhoek Aanvullende maatregelen Luchtkwaliteit Erratum Aanvullende maatregelen Luchtkwaliteit Rapportage Luchtkwaliteit 2005 gemeente Leiden Rapportage luchtkwaliteit 2006 gemeente Leiden en voortgangsverslag uitvoering maatregelen Luchtkwaliteit: Communicatieplan “De Leidse Luchtwerken” Deelname aan pilot -project rijden op biogas Milieuzone voor vrachtverkeer binnenstad Leiden 2009-2013 Instellen voorziening Maatregelen Luchtkwaliteitplan Ontwerp Verkeersbesluit Milieuzone Leiden Ontwerp Verkeersbesluit Milieuzone Leiden Aanschaf aardgasbussen voor Stichting Stadsparkeerplan Leiden (SSL) Overeenkomst pilot-project Rijden op biogas Resultaatafspraken NO2 met het ministerie van VROM Oormerking aanvullende bijdrage t.b.v. aanleg ongelijkvloerse kruising Plesmanlaan Eindverslag uitvoering maatregelen Luchtkwaliteit 2005-2010 Vervolg overeenkomst pilot biogas Rijden op biogas Overeenkomst pilot E-laad.nl gemeente Leiden met Stichting E-laad Verlening convenant milieuzone voor vrachtverkeer(in voorbereiding) Algemene Beleidsuitgangspunten plaatsing laadpalen elektrisch vervoer op particulier verzoek E-laad plaatsen Ontwerp Verkeersbesluit " Verlenging Milieuzone Leiden tot 31 december 2014” Verkeersbesluit E-laad plaatsen na inspraak Verkeersbesluit “verlening Milieuzone leiden tot 31 december 2014
28
9.2
Bijlage 2. Locatiespecifieke maatregelen
Samenvattend: Het is op dit moment niet effectief om locatiespecifieke maatregelen te treffen. Het is niet efficiënt om voor nieuwe locatie specifieke maatregelen te kiezen. Reden hiervoor is dat met de huidige prognose in 2015 bijna overal aan grenswaarden voor stikstofdioxide kan worden voldaan. In 2009 werd overal aan de grenswaarde voor fijn stof voldaan. 3
Tabel 8. Overschrijding van grenswaarde (> 40µg/m )
locatie Churchilllaan Haagweg* Hooigracht* Leveldaal* Noordeinde* Oranjeboomstraat* Pelikaanstaat* Plesmanlaan Willem van de Madeweg
NO2 > 40 µg/m3 2009 2011 2015 Ja nee nee ja ja ja ja ja ja ja ja
nee nee nee nee nee nee nee nee
opmerking i.v.m. Rijnlandroute wordt op deze weg geen maatregelen genomen
nee nee nee nee nee nee nee nee
Locatie maakt onderdeel uit van A4/W4 project Schipholwegtunnel ja ja ja Wordt in nieuwe plan opgenomen als aparte maatregel * deze locatie ligt binnen de milieuzone voor vrachtverkeer (sinds 1-1-2010) Bij de tunnelmonden aan de Schipholweg kan in 2015, volgens de huidige rekenmodellen, niet aan de grenswaarden voor stikstofdioxide worden voldaan. Voor deze locatie zal in 2012 een onderzoek starten dat geïnitieerd wordt vanuit het kaderbesluit Gebiedsvisie Stationsgebied en het hierbij behorende nieuwe bestemmingsplan.
Voor de twee tunnelmonden aan de Schipholweg zijn in het verleden windtunnelonderzoeken uitgevoerd om de concentraties stikstofdioxide en fijn stof te bepalen. De windtunnelonderzoeken zijn uitgevoerd omdat de gebieden rondom de tunnelmonden aerodynamisch gecompliceerd zijn. Hierdoor kan niet met een regulier rekenmodel worden gewerkt. Deze windtunnelonderzoeken hebben plaatsgevonden ten tijde van het Besluit Luchtkwaliteit 2005. Onder deze wettelijke regels was de toetsafstand 5 meter. Intussen is de toetsafstand 10 meter. Bij verdubbeling van de afstand kan niet rekenkundig een correctie plaatsvinden doordat de luchtwervelingen ter plaatsen onbekend zijn. Alleen een nieuw windtunnelonderzoek kan informatie verschaffen over de stikstofdioxide en fijn stof concentraties ter plaatse. Dit onderzoek is noodzakelijk om bij de ontwikkeling van het Stationsgebied aan te geven of men kan voldoen aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uit de Wet milieubeheer én indien men niet kan voldoen welke maatregelen genomen moeten worden om aan de grenswaarde te kunnen voldoen.
29
Door fluctuaties in GCN kaarten en kengetallen die afhankelijk zijn van meteorologische omstandigheden, ontwikkeling rondom schonere motoren en economische groei kunnen tussen verschillende jaren met dezelfde voertuigaantallen verschillen in concentraties worden berekend. Daarom is het risicovol om net onder de grenswaarden (= 40,0 g/m3) te zitten. Een verandering in de achtergrondconcentratie of emissiekengetallen kan dan leiden tot overschrijdingen van de grenswaarden en verplichting tot het nemen van maatregelen. Vanuit dat perspectief is het veiliger om een marge tot de grenswaarden te nemen. Als richtlijn wordt hiervoor het Regionaal Beleidskader Duurzame Stedenbouw (RBDS) gebruikt. Wanneer de resultaten uit de rapportage luchtkwaliteit 2009 worden getoetst aan het RBDS dan blijkt dat in 2015 nog enkele locaties zijn waar de stikstofdioxideconcentratie > 37 µg/m3. 3
Tabel 9. Overschrijding van gemeentelijk beleid (> 37 µg/m ) 3
locatie Churchilllaan
NO2 > 37 µg/m 2009 2011 2015 ja ja ja
Haagweg Hooigracht* Leveldaal* Noordeinde* Oranjeboomstraat* Pelikaanstaat* Plesmanlaan*
ja ja ja ja ja ja ja
nee ja ja ja ja ja nee
nee nee nee nee nee nee ja
Willem van de Madeweg Schipholwegtunnel
ja ja
nee ja
nee ja
Dr Lelylaan
ja
ja
ja
opmerking i.v.m. Rijnlandroute worden op deze weg geen maatregelen genomen
i.v.m. Rijnlandroute worden op deze weg geen maatregelen genomen Wordt in nieuwe plan opgenomen als aparte maatregel (kaderbesluit LCP) i.v.m. Rijnlandroute worden op deze weg geen maatregelen genomen
Kooilaan ja nee nee * Langebrug ja nee nee Morsweg* ja nee nee Vrijheidslaan nee nee nee Willem de Zwijgerlaan ja ja nee Zijlsingel nee nee nee * deze locatie ligt binnen de milieuzone voor vrachtverkeer (vanaf 1-1-2010) Analyse van deze locaties geeft aan dat de tunnelmonden bij de Schipholweg nog overschrijdingen vertonen. Er is reeds eerder aangegeven dat het benodigde onderzoek en eventuele maatregelen zijn ondergebracht in het Kaderbesluit Stationsgebied. De andere locaties namelijk Churchilllaan en Dr. Lelylaan liggen in elkaars verlengde en maken geen deel uit van de toekomstige Rijnlandroute. Echter vanwege de Rijnlandroute
30
zullen wel ingrijpende reconstructies plaatsvinden, daarom wordt afgezien van maatregelen op deze wegen. Momenteel vindt in opdracht van de gemeenteraad een onderzoek plaats met de werktitel “Mogelijkheden voor betere doorstroming op de N206”. In dit onderzoek wordt door de gemeente en provincie Zuid Holland de gehele route tussen de A4 en A44 bestudeerd en bekeken hoe de doorstroming kan verbeteren. In de mogelijke varianten die kunnen leiden tot een betere doorstroming wordt de verandering van de luchtkwaliteitconcentraties bepaald.
Conclusie locatiespecifieke maatregelen In de gemeente zijn in 2015, behalve bij de tunnelmonden aan de Schipholweg, geen locaties waar de grenswaarde voor stikstofdioxide wordt overschreden. Gezien de onzekerheid van de planning van de infrastructurele ontwikkelingen in de regio is het niet gewenst om locatiespecifieke maatregelen op te nemen in het plan dat tot eind 2014 loopt.
31
9.3
Bijlage 3. Financieel overzicht planperiode 2005-2010
32
9.4
Bijlage 4. Financieel overzicht van Holland Rijnland
33
9.5
Bijlage 5. Aandachtspunten van GGD
De GGD is graag betrokken bij maatregelen die nog verder uitgewerkt moeten worden, zoals milieuzone bestelbusjes, mobiliteitsmanagement voor inwoners, stimuleren elektrisch vervoer en communicatie. Aanvullend op de reeds beschreven aandachtspunten adviseert de GGD nog 2 extra aandachtspunten: Stimuleren fietsgebruik (overgenomen in plan) Een maatregel met een dubbel positief effect is het stimuleren van fietsgebruik; als de auto blijft staan is er én minder uitstoot én er wordt meer bewogen. Aspecten die een rol spelen bij de keuze van vervoersmiddel zijn reisduur, doorstroming, veiligheid en comfort. Maatregelen die hierop aangrijpen en fietsgebruik stimuleren zijn onder andere: Leg een netwerk aan van aantrekkelijke fietspaden en fietssnelwegen of verbeter de kwaliteit van huidige paden. Maak fietspaden veilig door goede verlichting en bestrating. Door middel van rotondes, veilige oversteekplaatsen en slimme kruispunten kan doorstroming voor fietsers worden gestimuleerd. De aanwezigheid van voldoende routes waarbij fietsers goed door kunnen rijden is essentieel voor de keuze voor de fiets. Zorg voor voldoende goede en toegankelijke fietsenstallingen bij het startpunt (de woning) en de bestemming van wijkbewoners. Dit geldt vooral voor plaatsen waar de fiets langere tijd staat, zoals stations, scholen, sportvoorzieningen en bedrijven. Zorg bij het plannen en inrichten van (lange afstands-)fietsroutes voor voldoende afstand tussen die route en (drukke) autoroutes. Dat is gunstig voor veiligheid/comfort, maar ook voor de gezondheid. Aftelstoplichten werken motiverend voor fietsers Verbeteren doorstroming verkeer Verbetering van doorstroming van verkeer is een maatregel die zowel de luchtkwaliteit verbetert, de geluidemissie vermindert als ook positief ervaren wordt door automobilisten. Enkele manieren om dit te bereiken: Langzaam Rijden Gaat Sneller (LARGAS): door het verlagen van de rijsnelheid naar 40km/h binnen de bebouwde kom, het verwijderen van stoplichten en het aanleggen van versmallingen en drempels zullen er minder optrek- en stopbewegingen gemaakt worden. Verkeer kan makkelijker invoegen, oversteekbaarheid van wegen neemt toe en de milieubelasting voor de omgeving af. Optimaliseren van drukke kruispunten: is het mogelijk om een kruispunt met stoplichten te vervangen door een rotonde, of om de afstelling van stoplichten te optimaliseren? Vaak worden kruispunten als losse onderdelen afgesteld, terwijl onderlinge afstemming voor grote winst in doorstroming kan zorgen. Zoek hierbij naar een goede balans tussen doorstroming van autoverkeer en de wachttijd voor wandelaars en fietsers. Het verlagen van de rijsnelheid op snelwegen rondom de stad naar 80 km/u levert een betere doorstroming op, minder kans op files en minder emissie van verbrandingsproducten. Dit zal met het Rijk besproken moeten worden. 34
9.6
Bijlage 6. Activiteiten voor Elektrisch vervoer
Om te onderzoeken welke maatregelen kunnen worden uitgevoerd om elektrisch verover binnen de gemeente te stimuleren is ”De stekker in elektrisch vervoer , maar hoe?” geraadpleegd. In ”De stekker in elektrisch vervoer , maar hoe?”, Ondertitel: de startgids voor gemeenten die aan de slag gaan met elektrisch vervoer (bron: Agentschap NL maart 2012) Hierin worden activiteiten beschreven voor gemeenten die kaderstellend, faciliterend en stimulerend zijn ten aanzien van elektrisch vervoer. Omdat het bij stimuleren een duidelijke richting moet worden gekozen zijn kaders van belang. Daarom zijn alle activiteiten die stimulerend (S) en of kaderstellend (K) in onderstaande tabel opgenomen.
Tabel 10. Activiteiten die kaderstellend en stimulerend zijn voor elektrisch vervoer Activiteiten
K
1
•
2
3
4
5
6
7
8
Aanpassen APV met randvoorwaarden voor openbare laadinfrastructuur In de algemene plaatselijke verordening (APV) kan de gemeente randvoorwaarden opnemen over bijvoorbeeld vormgeving, plaatsing t.o.v. parkeerplaatsen etc. Keuzes maken over hoe de uitrol van laadinfrastructuur plaats vindt De gemeente denkt na over en besluit wie laadinfrastructuur realiseert, in welke hoeveelheden en op welke locaties. Het instellen van een milieuzone in de binnenstad Schonere voertuigen hebben voordeel boven meer vervuilende voertuigen waardoor het voor veelrijders in de binnenstad aantrekkelijk wordt op EV over te stappen. Maken van beleid voor het versnellen van de ontwikkeling van EV Door maatregelen in beleid onder te brengen laat de gemeente zien dat de ontwikkeling van EV een belangrijk onderdeel van haar taken is. Aanbestedingen en concessieverlening zo inrichten dat het gunstig wordt EV in te zetten Door het stellen van eisen aan de uitstoot van schadelijke stoffen in aanbestedingen waar vervoer onderdeel van is ontstaan gunstige omstandigheden voor inschrijvers die willen verduurzamen. Uitvoeren van een marketing- en promotiecampagne over EV Aanpakken van de onbekendheid over EV kan door het opzetten van een campagne, goed voorbeeld is de Electric Heroes campagne Realiseren van laadinfrastructuur in de openbare ruimte en gemeentelijke parkeergarages De gemeente biedt hiermee aan inwoners en bedrijven, maar ook aan bezoekers, de mogelijkheid de gemeente met een elektrisch voertuig te bezoeken. Aanbieden van gratis groene stroom bij openbare laadinfrastructuur (bv. de eerste 2 jaar) Tegen relatief lage kosten kan de gemeente laten zien dat zij de ontwikkeling van EV belangrijk vindt. Bij meer gebruik van laadinfrastructuur in de toekomst zal meer stroom in rekening gebracht worden.
35
S
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Activiteiten
9
10
11
12
13
14
15
16
17
K
Verlenen van subsidie voor laadinfrastructuur in private en semiopenbare ruimte Hiermee verlaagt de gemeente de drempel voor ondernemers en particulieren om op EV over te stappen. Een privaat laadpunt biedt voor de gebruiker het meeste comfort. (Mede) financieren van een snellaadpunt De aanwezigheid van een snellaadpunt neemt de ‘range anxiety’ (zie 3.3) van gebruikers weg. Dit stimuleert ondernemers om elektrische voertuigen te gebruiken. Elektrificeren van eigen vervoermiddelen De gemeente geeft hiermee het goede voorbeeld en laat zien dat zij in EV gelooft. Dit is een belangrijke stimulans voor bedrijven om ook op EV over te stappen. Verlenen van een subsidie voor de aanschaf van elektrische voertuigen De aanschafprijs is een belemmering voor veel gebruikers. Een aanschafsubsidie is een effectief middel om de drempel voor bedrijven te verlagen Participeren in innovatieprojecten op het gebied van EV en smart grids Innovatieprojecten worden door bedrijven vaak te risicovol geacht. Door een garantie of participatie van de gemeente komen meer projecten tot stand. Doelgroepenvervoer (leerlingenvervoer, regiotaxi) elektrificeren Dit type vervoer kenmerkt zich door korte afstanden binnen een beperkt gebied. Het is daarmee zeer geschikt voor elektrificatie. De gemeente beheert de concessie. Opzetten van een shuttledienst naar bedrijventerreinen, scholen, evenementen Hiermee wordt het vervoer schoner en komen er minder auto’s op de weg. Door de korte afstanden en de vaste route leent dit type vervoer zich goed voor elektrificatie. Tijdelijk aanbieden van gratis parkeerplaatsen bij laadpunten Bij laadpunten bij betaalde parkeerplaatsen levert dit extra voordeel voor een EV-gebruiker op. De gemeente verlaagt hiermee de drempel om over te stappen op EV. Ontwikkelen van een proef met elektrisch openbaar vervoer i.s.m. provincie of stadsregio Door de vaste route van bussen is het mogelijk deze te elektrificeren. De provincie of stadsregio is de concessiehouder. De gemeente kan dit hier dus aankaarten.
S
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Niet alle maatregelen passen binnen de kaders. Hieronder volgt een opsomming met argumenten waarom een bepaalde activiteit niet wordt geadviseerd. In enkele gevallen zijn de activiteiten zo nauw met elkaar verbonden dat het logisch is om ze samen te voegen.
36
Tabel 10a. Activiteiten die niet bij de wensen voor nieuwe maatregelen passen
Activiteit 3 6 9-10-12 13 15 16 17
Reden om niet te voeren De gemeente heeft wel een milieuzone voor vrachtverkeer In het voorjaar van 2012 is dit project uigevoerd. Een subsidieregeling is uitgesloten Een garantie stelling is ook een vorm van participatie daarom vervalt deze activiteit ook. Het opzetten van een shuttledienst is geen gemeentelijke taak Gezien de huidige parkeerdruk in de gemeente en de financiële gevolgen voor het parkeerfonds is het niet wenselijk om deze maatregel uit te voeren De OV concessie verlening voert de gemeente niet zelf uit maar de provincie. Binnen de planperiode vindt geen OV concessie verlening plaats.
Na een eerste selectie van activiteiten blijven onderstaande activiteiten over. Uit deze reeks van activiteiten moet een selectie en/of combinatie gemaakt worden van activiteiten die passen bij de gemeente en kunnen worden uitgevoerd binnen het beschikbare budget. Tabel 10b. Activiteiten die kaderstellend en stimulerend zijn voor elektrisch vervoer
1
2
4
5
7
8
Activiteiten Aanpassen APV met randvoorwaarden voor openbare laadinfrastructuur In de algemene plaatselijke verordening (APV) kan de gemeente randvoorwaarden opnemen over bijvoorbeeld vormgeving, plaatsing t.o.v. parkeerplaatsen etc. Keuzes maken over hoe de uitrol van laadinfrastructuur plaats vindt De gemeente denkt na over en besluit wie laadinfrastructuur realiseert, in welke hoeveelheden en op welke locaties. Maken van beleid voor het versnellen van de ontwikkeling van EV Door maatregelen in beleid onder te brengen laat de gemeente zien dat de ontwikkeling van EV een belangrijk onderdeel van haar taken is. Aanbestedingen en concessieverlening zo inrichten dat het gunstig wordt EV in zetten Door het stellen van eisen2 aan de uitstoot van schadelijke stoffen in aanbestedingen waar vervoer onderdeel van is ontstaan gunstige omstandigheden voor inschrijvers die willen verduurzamen. Realiseren van laadinfrastructuur in de openbare ruimte en gemeentelijke parkeergarages De gemeente biedt hiermee aan inwoners en bedrijven, maar ook aan bezoekers, de mogelijkheid de gemeente met een elektrisch voertuig te bezoeken. Aanbieden van gratis groene stroom bij openbare laadinfrastructuur (bv. de eerste 2 jaar) Tegen relatief lage kosten kan de gemeente laten zien dat zij de ontwikkeling van EV belangrijk vindt. Bij meer gebruik van laadinfrastructuur in de toekomst zal meer stroom in rekening gebracht worden.
37
K •
S
•
•
•
•
•
•
•
11
14
Activiteiten Elektrificeren van eigen vervoermiddelen De gemeente geeft hiermee het goede voorbeeld en laat zien dat zij in EV gelooft. Dit is een belangrijke stimulans voor bedrijven om ook op EV over te stappen. Doelgroepenvervoer (leerlingenvervoer, regiotaxi) elektrificeren Dit type vervoer kenmerkt zich door korte afstanden binnen een beperkt gebied. Het is daarmee zeer geschikt voor elektrificatie. De gemeente beheert de concessie.
38
K
S •
•