Loons, Diets en Luiks
MAASLANDSE MONOGRAFIEËN
onder redactie van prof. dr A.M. van der Woude (voorzitter), prof. dr H. Cardon, mevrouw dr J.C. Dekker, dr M. van der Eycken, prof. dr A.Fl. Gehlen, dr J.J. de Jong, dr W.J.M.J. Rutten, dr P.J.H. Ubachs, prof. dr R. van Uytven
Raad van advies mr B.J.M. baron van Voorst tot Voorst (Maastricht) Mevr. H. Houben-Bertrand (Hasselt) prof. dr C. Bruneel (Louvain-la-Neuve) prof. dr H.F.J.M. van den Eerenbeemt (Tilburg) prof. dr W. Janssen (Bonn) prof. dr A. Labrie (Maastricht) prof. dr H. de Schepper (Nijmegen) prof. dr M.G. Spiertz (Nijmegen) prof. dr H. baron van der Wee (Leuven)
De Stichting "Maaslandse Monografieën" werd in 1964 in het leven geroepen door het Sociaal Historisch Centrum voor Limburg en Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap en staat onder bestuur van: mr W.F.E.R.M. van Oppen (voorzitter), prof. dr A. Knotter (secretaris), A.F. Henrar (penningmeester), prof. dr A.M.J.A. Berkvens, mr H.J.J.M. van der Bruggen, drs F.L.J.F. Jadoul, dr J.G.C. Venner
ARNOUT MERTENS
LOONS, DIETS EN LUIKS HASSELT EN DE VOLKSVERTEGENWOORDIGING IN HET LAND VAN LOON EN BET PRINSBISDOM LUIK (1477-1538)
MET EEN WOORD VOORAF VAN PROF. EM. DR R. VAN UYTVEN
2000 MAASLANDSE MONOGRAFIEËN, MAASTRICHT
©
2000 Stichting Maaslandse Monografieën, Maastricht
Uit deze uitgave mag niets worden gereproduceerd door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. CIP-GEGEVENS KONINKLDKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG Mertens, Arnout Loons, Diets en Luiks. Arnout Mertens. - Maastricht: Stichting Maaslandse Monografieën (Maaslandse Monografieën ; nr. 62) 240 blz.; 1 tab.; 552 ref.; 11 afb.; 1 krt.; 5 bijl.; Zusarnmenfassung; résumé. ISBN 90-9013612-6 geb. NUGI 641 Trefw.: institutionele geschiedenis; 15e-16e eeuw; land van Loon; prinsbisdom Luik
Foto omslag: zegel van de stad Hasselt uit 1490, met de H. Quintinus, het Loonse wapen en de hazelaar - was; RH, Oorkonden van het land Loon, nr. 19. Lay-out: Stichting Maaslandse Monografieën
IV
Woord vooraf In de ambitieuze en stimulerende typologie van de volksvertegenwoordiging in Europa die W.P. Blockmans in 1974 voorstelde, bleven de Luikse en Loonse representatieve lichamen noodgedwongen onvermeld bij gebrek aan geëigende monografieën. De samenvatting van enkele bladzijden die P. Harsin over de Luikse standenvergadering schreef in een bundel over de Zuid-Nederlandse staten, verschenen in 1965 in de reeks 'Standen en Landen', was te summier om daarvoor dienstig te zijn. De aanwezigheid van Loonse afgevaardigden op de Luikse vergaderingen werd niet eens aangestipt. Toch duiken in de gezaghebbende en doorwrochte studies van P. Harsin over de politieke geschiedenis van het prinsbisdom Luik in de Nieuwe Tijd bij gelegenheid de Luikse Staten en hun Loonse deelnemers op en reikt ook diens productieve maar niet altijd secure negentiende-eeuwse voorganger J. Daris heel wat elementen erover aan. Wat zij te bieden hebben over de organisatie en de werking van de Luikse standen werd door G. Hansotte in zijn onvolprezen handboek over de Luikse instellingen overzichtelijk samengebracht. Zijn uiteenzetting spitst zich echter toe op de zeventiende-achttiende eeuw en zijn aandacht gaat begrijpelijkerwijs overwegend naar het prinsbisdom Luik, niet naar het perifere Loon. De verwaarlozing van het Loonse, nu Belgisch-Limburgse verleden, doet zich trouwens lang niet alleen voor op het gebied van de geschiedenis van de instellingen en van de representatieve lichamen. Hopelijk zal deze uitgave in de reeks 'Maaslandse Monografieën' ertoe bijdragen om de relatieve achterstand van de Loonse historiografie weg te werken. Het gemis aan verhandelingen die de vakgroepen Geschiedenis van de Belgische universiteiten wel voor de geschiedenis van Brabant, Vlaanderen en Luik afleveren, wreekt zich natuurlijk. Daarbij komt dat de bedenkelijke staat van het bronnenbestand voor de Middeleeuwen en vroege Nieuwe Tijd niet van dien aard is om grote scharen van onderzoekers voor Loonse onderwerpen te werven.
v
Het is daarom bijzonder verheugend dat een jonge vorser de moed heeft opgebracht zich voor zijn eerste wetenschappelijke wapenfeiten te wagen op het terrein van de geschiedenis van de eigen Loonse regio. Ondanks het ontbreken van gedegen voorstudies en de fragmentaire bewaring van de geëigende archieffondsen is Arnout Mertens erin geslaagd uit de collecties van het Rijksarchief Hasselt en uit diverse verspreide Loonse fondsen, incluis het Stadsarchief van Sint-Truiden, een bevredigende oogst aan feiten en gegevens op te diepen en ze tot een coherent geheel samen te voegen. Het gemis aan bewaarde reglementen en statuten, van waaruit men meestal de organisatie en de bevoegdheden van een instelling beschrijft, heeft hij omgebogen in zijn voordeel; hij beschrijft heel concreet het reilen en zeilen van de Loonse parlementen vanuit de dagelijkse realiteit en de praktijk zoals hij die uit de bronnen heeft moeten samenlezen. Hij kon daartoe een lijst aanleggen van 82 vergaderingen van de Luikse Staten in de jaren 1477-1536; 27 waren voordien onbekend. Op grond daarvan heeft hij als eerste door een uitputtende analyse ervan de Luikse Staten in kaart gebracht naast hun beter bekende tegenhangers in Vlaanderen, Brabant, Holland en Gelre. De bijzondere positie die de Loonse steden en vrijheden en de Dietse steden uit het prinsbisdom, speciaal Tongeren en Sint-Truiden, daarin innamen, wordt daarbij duidelijk belicht. Nog belangrijker voor de eigen Loonse geschiedenis zijn de bevindingen van de auteur over het fungeren van de specifieke Loonse landdagen. Zij kwamen al samen in 1487 en mogelijk voordien, vroeger dus dan tot nu toe werd aangenomen. Die landsvergaderingen, waarvan de auteur er tussen 1487 en 1523 84 weet aan te wijzen, handelden hoofdzakelijk over financiële problemen. Zij bewijzen evenwel dat het Loonse gewest, nadat het in 1366 in het bezit van de Luikse prinsbisschoppen was gekomen, zijn eigenheid niet volledig heeft verloren. Voor de Luikse fiscaliteit vormde het weliswaar samen met het ambt Stokkem (de Maas kant met de steden Bree, Maaseik en Stokkem) een belastingdistrict, maar in andere opzichten hoorde Stokkem niet tot het eigenlijke Loon. Dat land van Loon viel trouwens ook niet samen met het vroegere gelijknamige graafschap.
VI
Vanuit haar institutionele invalshoek werpt de voorliggende studie bovendien licht op de sociaal-economische verhoudingen en de stedelijke hiërarchie in Loon. Hasselt bleek qua financiële en economische draagkracht en als politiek centrum natuurlijk de 'oversteren des lantz van Loen', waarmee geen enkele andere Loonse stad zich kon meten. Daarentegen vertoonden tal van dorpen in de zogenaamde magere Kempen een economische bedrijvigheid en welvaart die hun toeliet zich als evenwaardige politieke gesprekpartners naast de kleine steden te laten gelden. Door zijn vernieuwende inzichten en door het rijke prosopografische materiaal nopens het politieke personeel van de Loonse steden en dorpen, is dit boek niet alleen een fundamentele bijdrage tot een vergelijkende geschiedenis van de oude landsvergaderingen, maar tevens een dankbaar naslagwerk over de geschiedenis van het land van Loon, zijn steden en dorpen. Een chronologisch vervolg zal hopelijk niet te lang op zich laten wachten.
Prof. em. dr R. van Uytven Universiteit Antwerpen (UFSIA) K.U. Leuven
VII
VIII
Inhoudsopgave Woord vooraf door prof. dr Raymond van Uytven Lijst van gebruikte afkortingen Lijst van gebruikte archieven Lijst van gepubliceerde bronnen en literatuur
V XIII XIV XVII
Algemene inleiding
1
Deel 1. Statenvergaderingen in het prinsbisdom Luik
7
Inleiding
9
Hoofdstuk 1. De drie standen in het prinsbisdom Luik 1. De clerus 2. De adel 3. De burgerij
13 13 14 15
Hoofdstuk 2. Vergaderingen op landsniveau tussen 1477 en 153 8: de landdagen 21 1. Werking 22 a. Initiatief 22 - b. Frequentie 25 - c. Vergaderplaats 25 d. Intern verloop 27 - e. De deelnemers aan de drie Staten 38 - f. Financiering 41 - g. Taalgebruik 42 - h. Loonse verstandhouding en samenwerking 42 - i. Samenwerking op Diets niveau, vooral tussen Hasselt, Tongeren en SintTruiden 45 - j. Afzonderlijke bijeenkomsten van de derde stand 46 2. Bevoegdheden van de Luikse Staten 47 a. Algemeen politiek beleid 47 - b. Financiën en fiscaliteit 50 - c. Landsverdediging 52 - d. Economische politiek 52 e. Justitie 55 - f. Kwantitatief overzicht van de bevoegdheidsterreinen 55 Besluit van deel I
59
IX
Deel IL Loonse vertegenwoordiging van steden en vrijheden en Loonse 'Staten'
65
Inleiding: Loonse 'steden' en Kempens platteland
67
Hoofdstuk 3. Een Loonse vertegenwoordiging 1. De directe vertegenwoordiging van steden en vrijheden van Loon 2. Vergaderingen van gedeputeerden van het land van Loon 3. ~engvormen
73 76 78 81
Hoofdstuk 4. Werking 1. Initiatief 2. Frequentie 3. Intern verloop 4. Bekwame gedeputeerden 5. Archiefbeheer, zegel en financiering
83 83 84 84 87 91
Hoofdstuk 5. De stad Hasselt 1. 'Een redelijck fraey stedeken ".' 2. '". ende wel bewoont' ?: stadsbewoners en buitenpoorters 3. Primaatstad in Loon 4. Drijvende kracht van de Loonse vertegenwoordiging
95 95
Hoofdstuk 6. Representativiteit van de Loonse vertegenwoordiging 1. Het ambt Stokkem en wat onder het land van Loon verstaan moet worden 2. Evenredige vertegenwoordiging op basis van de fiscale bijdrage? a. De vergaderingen van gedeputeerden 115 - b. De vergaderingen van de directe vertegenwoordigers 117 3. Band van de vertegenwoordiging met de bevolking
x
97 103 105
111 111 115
119
Hoofdstuk 7. Bevoegdheden van de vertegenwoordiging en uitvoering van de besluiten 1. Bevoegdheden 2. Uitvoering a. Inning van de belastingen 132 - b. Op zoek naar geldschieters en de afbetaling van leningen 133
127 127 131
Besluit van deel II
141
Algemeen besluit
147
Zusamrnenfassung
157
R~umé
167
Bijlagen 1. Landdagen van het prinsbisdom Luik (1477-1538) 2. Vergaderingen van het land van Loon (1487-1523) 3. Kaart van het land van Loon en het ambt Stokkem (ca. 1500) 4. Belastingen in het land van Loon en in het ambt Stokkem in procenten (1490-1541) 5. Belastingen in het land van Loon en in het ambt Stokkem in daadwerkelijke geldbedragen (1490-1541)
201
Register van persoonsnamen
207
Register van plaatsnamen
211
177 185 195 197
XI
XII
Lijst van gebruikte afkortingen AGN APL ARA BCRH BIAL BMH Daris XV Daris XVI gecomm. gedep. gl.
H. Harsin I Harsin II J.Gr. OAH OLL pb. PSHAL RH Rgl. ROPL SAST
vo
Algemene Geschiedenis der Nederlanden L'Ancien Pays de Looz Algemeen Rijksarchief Bulletin de la Commission Royale d'Histoire Bulletin de l'Institut Archéologique de Liège Bulletin de la Société des Mélophiles de Hasselt Daris, J. Histoire du diocèse et de la principauté de Liège pendant Ie XVe siècle Daris, J. Histoire du diocèse et de la principauté de Liège pendant Ie XVIe siècle gecommitteerden gedeputeerden gulden Hasselt Harsin, P. Études critiques, 1 Harsin, P. Études critiques, II Fonds J. Grauwels (RH) Oud Archief van de stad Hasselt Het Oude Land van Loon prins-bisschop Publications de la Société Historique et Archéologique dans Ie Limbourg Rijksarchief Hasselt Rijnse gulden Recueil des Ordonnances de la Principauté de Liège Stadsarchief van Sint-Truiden Verzamelde Opstellen
XIII
Lijst van gebruikte archieven a. Brussel, Algemeen Rijksarchief (ARA), Archief van de universiteit van Leuven 14261797, nr. 1003. b. Hasselt, Rijksarchief (RH), Oud Archief van de stad Hasselt (OAH) nr. 50: Ordonnanties uitgaande van vreemde vorsten of gezagdragers, 1548-1791. - nr. 72: Ordonnantieregisters en recessen van de magistraat, 1504-1595. nr. 112: Het poorterschap van de Kempense dorpen, 1422-1787. - nr. 132: Landdagen, 1485-1550. nr. 140: Zittingen en briefwisseling van de 'Staten van Loon', 1494-1774. - nr. 143: Brieven van prins-bisschop Jan van Horn aan het stadsbestuur, 1487-1505. - nr. 144: Brieven van prins-bisschop Everhard van der Marck aan het stadsbestuur, 15061537. - nr. 154: Supplieken aan de magistraat, 1508-1592. - nr. 162: Correspondentie aan de magistraat, 1482-1499. nr. 163: Idem, 1500-1560. - nr. 357: Klachten over het innen van belastingen betreffende Bocholt, Grote-Brogel, Helchteren, Hendrieken, Herk-de-Stad, Houthalen, Mal, Riemst , Rummen, Schulen, Wellen, Wijchmaal, Zolder en Zonhoven, 1496-1498. - nr. 358: Klachten van Diepenbeek en van Gruitrode in verband met Loense belastingen, 1492-1540 en 1541-1618. nr. 359: Renten betreffende het land van Loon, 1487-1594. nr. 360: Redemptie van lasten staande op het land van Loon, 1489-1621. - nr. 361: Kwijtschriften van taksen en belastingen, 1488-1515. - nr. 363: Niet-betaalde schattingen van het land van Loon, 1500-1501 en 1515. - nr. 364: Uitgaande lasten ten overstaan van het land van Loon, 1487-1490. - nr. 365: 'Die verzegelinge van den land van Loon' (lijst van renten), 1489. - nr. 368: Rekening van de stad Hasselt aan de prins-bisschop en de 'Staten van Loon' over de gelden gelicht om het kasteel en het ambt Stokkem te lossen en besteed aan militaire uitgaven, 1488. - nr. 369: Rekening van de kinderen van J. Custers over een schatting van 8.690 Rijnse gulden geheven in het land van Loon, 1490. - nr. 370: Rekening van de schatting, 1490-1492. - nr. 371: Rekening van de schatting, 1492. - nr. 372: Rekening van Jannes Jupen over een schuld van 711 gulden 14 1/2 stuiver ten behoeve van Jeannot le Bätard e.a" 1493. - nr. 373: Rekening van gelden betaald aan de steden Diest, Hasselt, 's-Hertogenbosch, Maastricht, Weert enz" 1498. - nr. 374: Rekening van de schatting van 2.362 gulden, 1499. - nr. 375: 'Liber computationum cum diversis personis', 1500-1501. - nr. 376: Rekening van de schatting opgemaakt door Herman Tybots, 1504. nr. 377: Rekening van 2.450 gulden opgemaakt door rentmeester Peter van der Heyden alias Culen, 1510. nr. 378: Rekening van Robrecht Stouten over 2.450 gulden, 1512-1513. - nr. 379: Rekening, J 515.
XIV
- nr. 380: Rekening van 2.000 gulden van Peter van der Heyden alias Culen en Robrecht Stouten om de hertog van Saksen te betalen, 1515. - nr. 381: Rekening van Robrecht Stouten, 1523. - nr. 382: Kosten van de stad Hasselt voor het land van Loon, 1533 e.v. - nr. 383: Rekening van Melser Laureten, 1541. - nr. 385: Rekening van Jan van Hilst: betaling van de schuld aan Margaretha van der Marck-Arenberg en Robrecht WeiBenberg, 1569-1576. - nr. 394: Schulden van het land van Loon: klachten, protesten, correspondentie, 14921621. - nr. 395: Schuld van Robrecht WeiBenberg en de familie Arenberg op het graafschap Loon: betwistingen, 1485-1614. - nr. 485: Rekening van de bouwmeesters - nr. 523: Idem, 1512-1513. (stadsrekening), 1483-1484. - nr. 525: Idem, 1513-1514. nr. 486: Idem, 1484-1485. - nr. 527: Idem, 1514-1515. - nr. 528: Idem, 1515-1516. nr. 487: Idem, 1486-1487. nr. 488: Idem, 1487-1488. - nr. 529: Idem, 1516-1517. nr. 532: Idem, 1517-1518. nr. 489: Idem, 1490-1491. nr. 534: Idem, 1518-1519. nr. 491: Idem, 1491-1492. nr. 492: Idem, 1492-1493. nr. 535: Idem, 1519-1520. nr. 493: Idem, 1493-1494. - nr. 537: Idem, 1520-1521. nr. 539: Idem, 1521-1522. nr. 494: Idem, 1494-1495. nr. 496: Idem, 1495-1496. - nr. 541: Idem, 1522-1523. - nr. 543: Idem, 1523-1524. nr. 498: Idem, 1496-1497. - nr. 545: Idem, 1524-1525. nr. 500: Idem, 1497-1508.1 nr. 501: Idem, 1497-1498. - nr. 547: Idem, 1525-1526. nr. 503: Idem, 1498-1499. - nr. 549: Idem, 1526-1527. - nr. 551: Idem, 1527-1528. nr. 504: Idem, 1500-1501. nr. 553: Idem, 1528-1529. nr. 505: Idem, 1501-1502. - nr. 555: Idem, 1529-1530. nr. 506: Idem, 1502-1503. - nr. 557: Idem, 1530-1531. nr. 508: Idem, 1503-1504. - nr. 558: Idem, 1531-1532. nr. 510: Idem, 1504-1505. - nr. 560: Idem, 1532-1533. nr. 511: Idem, 1505-1506. - nr. 562: Idem, 1533-1534. nr. 512: Idem, 1506-1507. - nr. 564: Idem, 1534-1535. nr. 514: Idem, 1507-1508. - nr. 566: Idem, 1535-1536. nr. 515: Idem, 1508-1509. - nr. 568: Idem, 1536-1537. nr. 517: Idem, 1509- 1510. - r.r. 569: Iderr1, 153ï-i538. nr. 519: Idem, 1510-1511. nr. 521: Idem, 1511-1512. - nr. 1349: Processtukken: de magistraat tegen diverse personen en instellingen, 14891518.
c. RH, Fonds J. GrauweIs, Brieven betreffende de Luikse landdagen, 11 transcripties.2
1
Deze rekening geeft een overzicht van de aangeduide periode. Losse aantekeningen zonder bronvermelding van dr J. Grauwels, destijds departementshoofd van het Rijksarchief Hasselt. De originele stukken konden niet worden teruggevonden.
2
XV
d. RH, Oorkonden en andere bescheiden betreffende de afgevaardigden van het land van Loon, nr. 1-21. e. Sint-Truiden, Stadsarchief (SAST), nr. 99, Landdagen.
f Tongeren, Stadsarchief, nr. 290, Resoluties, 1477-1690 ('register plebiscitorum').
XVI
Lijst van gepubliceerde bronnen en literatuur Alberts, W.J. De Staten van Gelre en Zutphen tot 1459. Bijdragen van het instituut voor Middeleeuwse geschiedenis der Rijksuniversiteit te Utrecht XXII. Groningen-Djakarta, 1950. Alberts, W.J. De Staten van Gelre en Zutphen (1459-1492) . Bijdragen van het instituut voor Middeleeuwse geschiedenis der Rijksuniversiteit te Utrecht XXIX. GroningenDjakarta, 1956. Alberts, W.J. Geschiedenis van de beide Limburgen. Beknopte geschiedenis van het gebied omvattende de tegenwoordige Nederlandse en Belgische provincies Limburg. Maaslandse Monografieën XV en XVII. 2 dln. Assen, 1972 en 1974. Anten, D. 'Correspondance'. L'Ancien Pays de Looz (APL), XII (1908) p. 57-62. Auweele, D. van den. Schepenbank en schepenen te Brugge (1127-1384). Bijdrage tot de studie van een gewone stedelijke rechts- en bestuursinstelling. Onuitgegeven doctoraatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, Dept. Geschiedenis, 1977. Avonds, P. 'Brabant en Limburg 1100-1403' in: Algemene Geschiedenis der Nederlanden (AGN) ll. Haarlem, 1982, p. 452-482. Baere, C. de en Vanderstraeten, C. 'Geschiedenis van de lakennijverheid in Hasselt'. Limburgse bijdragen, XVII (1921) p. 87-154 en XVIII (1922) p. 13-100. Baerten, J. Het graafschap Loon. Maaslandse Monografieën IX. Assen, 1969. Baillien, H. Tongeren. Van Romeinse civitas tot middeleeuwse stad. Maaslandse Monografieën XXIX. Assen, 1979. Bamps, C. en Geraets, E. 'Hasselt-jadis. Recherches sur l'ancienne banlieue'. Bulletin des Mélophiles de Hasselt (BMH), XXXI (1895) p. 9-107. Barthels, B. De lakennijverheid te Hasselt (1414-1591). De produktie en haar invloed in de sociale sfeer. Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, Dept. Geschiedenis, 1990. Becker, H.J. 'Wahlkapitulation'. Handwörterbuch zur deutschen Rechtsgeschichte, V (1998) kol. 1086-1089. Berchem, R. van. La Terre et Seigneurie de Ranst en Brabant. Genève, 1971. Blockmans, W.P. 'Typologie van de volksvertegenwoordiging in Europa tijdens de late middeleeuwen'. Tijdschrift voor Geschiedenis, LXXXVII (1974) p. 483-502. Blockmans, W.P. 'Albrecht ID, hertog van Saksen'. Nationaal Biografisch Woordenboek, V (1972) kol. 14-22. Blockmans, W.P. De volksvertegenwoordiging in Vlaanderen in de overgang van middeleeuwen naar nieuwe tijden (1384-1506). Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, Klasse der Letteren, jaargang XL, nr. XC. Brussel, 1978. Boeren, P.C. 'Bestuurs- en rechtsinstellingen c. 1300-1500' in: E.C.M.A. Batta e.a., ed. Limburgs verleden. Geschiedenis van Nederlands Limburg tot 1815, II. Maastricht, s.a., p. 68-117. Barman, C. de. Les échevins de la Souveraine Justice de Liège, II. Luik, 1899. Bormans, S. Les seigneuries féodales du pays de Liège. Table des reliefs. (herdruk; Brussel, 1981 (Ie druk Luik, 1871)).
XVII
Born, R. Les Croy. Une grande lignée hennuyère d' hommes de guerre, de diplomates, de conseillers secrets, dans les coulisses du pouvoir, sous les ducs de Bourgogne et la maison d'Autriche (1390-1612). Brussel, 1981. Brockmans, C. Beringen, stad en buitingen. Beringen, 1986. Brockmans, C. Van buiting tot Paal. Paal, 1978. Brommer, P" Schleidgen, W.-R. en Zimmer, Th. Inventar des herzoglich arenbergischen Archivs in Edingen/Enghien. Teil 1. Akten und Ambtsbücher der deutschen Besitzungen . Veröffentlichungen der Landesarchivverwaltung Rheinland-Pfalz XXXVI. Koblenz, 1984. Buntinx, W. 'De enquête van Oudenburg. Hervorming van de repartitie van de beden in het graafschap Vlaanderen (1408)'. Handelingen van de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, CXXXIV (1968) p. 75-137. Bussels, M. 'De Middeleeuwen en de Moderne Tijd' in: Bijdrage tot de geschiedenis van Hamont. Hamont, 1976, p . 71-149. Bussels, M. 'Het kapittel van Fosses wil naar Hasselt verhuizen' in: Mélanges Félix Rousseau. Études sur l'histoire du pays mosan au moyen iige. Brussel, 1958, p. 157170. Bussels, M. Inventaris van het Oud Archief van de stad Hasselt. Brussel, 1966. Caluwaerts, G. Hasselt intra muros. Deurne, 1989. Caluwaerts, G. Munt te Hasselt. (Hasselt, 1999) ter perse. Cauchies, J.-M. en Schepper, H. de. Justice, griice et législation. Genèse de l' état et moyens juridiques dans les Pays-Bas, 1200-1600. Centre de recherches en histoire du droit et des institutions II. Brussel, 1994. Charles, J.L. La ville de Saint-Trond au moyen áge. Des origines à la fin du XIVe siècle. Bibliothèque de la Faculté de Philosophie et Lettres de l'Université de Liège CLXXIII. Parijs, 1965. Chestret de Haneffe, J. de. Histoire de la Maison de la Marck y compris les Clèves de la seconde race. Luik, 1898. Chestret de Haneffe, J. de. Numismatique de la principauté de Liège et de ses dépendances (Bouillon, Looz) depuis leurs annexions. Mémoires couronnés et mémoires des savants étrangers publiés par l' Academie Royale des Sciences, des Lettres et des BeauxArts de Belgique L. Brussel, 1890. Chronique de Servais de Foullon, abbé de Saint-Trond. G. Simenon, ed. Luik, 1910. Codex diplomaticus lossensis au recueil et analyse de chartes servant de preuves à l'histoire de /'ancien comté de Looz. M .l. Wolters, ed. Gent, 1849. Cooprnans, J.P.A. 'De Brabantse heerlijke stad' in: J.P.A. Coopmans en W.A . van Ham, ed. De heerlijke stad. Bergen op Zoom, 1987, p. 9-13. Coppens, H. Inventaris van het archief van de /eenzaat van Kuringen . Brussel, 1976. Coutumes du comté de Looz, de la seigneurie de Saint-Trond et du comté impérial de Reckheim. L. Crahay, ed. Cornmission Royale des Anciennes Leis et Ordonnances J. Brussel, 1871. Daniëls, P. 'La nurnismatique de Vogelsanck'. Bulletin de la Société d' Art et d' Histoire du diocèse de Liège, IV (1886) p. 131-132. Daris, J. Histoire de la bonne ville, de l'ég/ise et des comtes de Looz. 2 dln. Luik, 18641865. Daris, J. Notices historiques sur les églises du diocèse de Liège, UI. Luik, 1872. Daris, J. Notices historiques sur les églises du diocèse de Liège, IX. Luik, 1881.
XVIII
Daris, J. Histoire du diocèse et de la principauté de Liège pendant ie XV!e siècle. Luik, 1884. Daris, J. Histoire du diocèse et de la principauté de Liège pendant ie XVe siècle. Luik, 1887. Dessel, R. van. Het land van Ham, 1000 jaar geschiedenis. Tessenderlo, 1987. Die Matrikel der Universität Köln, I (1389-1475). H. Keussen, ed. Bonn, 1928. Edicts et publications des monnaies forgées et lesquelles ont eu cours par les pays et principaultés de Liège dez /'an 1477 iusques à l'an 1623. L. de Vlierden, ed. Luik, 1623. Eycken, M. van der. Geschiedenis van Diest. Diest, 1980. Fairon, E. 'Notes sur la dornination bourguignonne dans la principauté de Liège (14681476)'. Bulletin de l'lnstitut Archéologique Liégeois (BIAL), XLII (1911) p. 1-89. Fairon, E. 'Analyses sornrnaires des Journées d'États de la principauté de Liège, 15411612, 1613-1650, 1651-1689'. Annuaire d'Histoire Liégeoise, V (1955-1956) p. 285412, 469-574 en 659-759. Fairon, E. Chartes confisquées aux bonnes vil/es du pays de Liège et du comté de Looz après la bataille d'Othée ( 1408). Brussel, 1937. Fairon, E. lnventaire des archives de la Chambre des Comptes. Tongeren, 1937. Forgeur, R. Le pa/ais de Liège, ancien pa/ais des princes-évêques et des États. Feuillets Archéologiques de la Société Royale te Vieux-Liège. Luik, 1965. Frederix, J. Het vrachtvervoer over land naar de haven van Antwerpen (1488-1556). Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, Dept. Geschiedenis, 1969. Gemeenten van België. Geschiedkundig en administratief-geografisch woordenboek. Vlaanderen. H. Hasquin, R. van Uytven en J.-M. Duvosquel, ed. 2 dln. S.J., 1980. Gérard, E. en Gérard, G. Analectes pour servir à l' histoire de Dinant. Tnventaire Remacle. Dinant, 1944. Gerits, J. Historische steden in Limburg. S.1., 1989. Gessler, J. 'Analecta Hasselensia'. Verzamelde opstellen (VO), II (1926) p. 81-96. Gessler, J. 'Le droit de bourgeoisie de Bocholt et la créance Borrnans sur cette commune' in: Mélanges Camille de Borman. Luik, 1919, p. 165-175. Gessler, J. 'Études d'histoire financière. 1. Les rentes hasseltoises'. BIAL, LII (1928) p. 163-181. Gorissen, P. 'De versterkingen van Hasselt en de oudste geschiedenis der stad'. Het Oude Land van Loon (OLL) , II (1947) p. 67-72. Gorissen, P. 'Geschiedenis van de privilegies der stad Hasselt'. VO, XIV (1938) p. 137193. Gorissen, P. 'Hasselts buitenpoorterschap in de veertiende en vijftiende eeuw' in: R. Lemaire e.a., ed. Miscellanea J. Gessler. Leuven, 1948, p. 552-557. Grauwels, J. 'De députés van de Dietse steden in de Luikse Staten' in: G. Asaert e.a., ed. Recht en instellingen in de oude Nederlanden tijdens de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd. Liber amicorum Jan Buntinx. Symbolae Facultatis Litterarum et Philosophiae Lovaniensis, Series A, X. Leuven, 1981, p. 447-465. Guicciardini, L. Beschryvinghe van alle de Nederlanden anderssins ghenoemt NederDuytschschlandt. Amsterdam, 1612 (facsimile-uitgave 1968).
XIX
Halkin, L.E. 'L'élection du prince évêque de Liège, Erard de la Marck'. BIAL, Lil (1928) p. 31-59. Ham, W.A. van. 'De heerlijke steden' in: J.P.A. Coopmans en W.A. van Ham, ed. De heerlijke stad. Bergen op Zoom, 1987, p. 15-20. Hansay, A. 'La 'crenée' générale du pays de Liège en 1470 et Je dénombrement des feux'. Bulletin de la Commission Royale d' Histoire (BCRH), LXXI (1902) p. 67-106. Hansay, A. 'Le droit de bourgeoisie accordé par la ville de Hasselt à des bourgades au cours des XIVe et XVe siècles' . VO, XI (1935) p. 367-396. Hansay, A. 'Les premiers siècles de l'histoire de Hasselt'. VO, II (1926) p. 54-71. Hansay, A. 'Notes sur la population du pays de Liège au 15me siècle'. APL, VII-VIII (1903-1904) p. 22-23. Hansotte, G. États du pays de Liège et comté de Looz. Archives de l'État à Liège, Inventaires XCVII. Brussel, 1990. Hansotte, G. Les institutions politiques et judiciaires de la principauté de Liège aux temps modernes. S.l., 1987. Harsin, P. 'Gouvernés et gouvernants dans Ja principauté de Liège du XIVe au XVIIIe siècle' in: Standen en Landen, XXXIII (1965) p. 79-86. Harsin, P. 'Histoire d'une créance ou les prétentions de Jacques de Croy à l'épiscopat Jiégeois (1482-1516)' in: Album E. Lousse, I. Leuven, 1961, p. 137-163. Harsin, P. Études critiques sur l'histoire de la principauté de Liège 1477-1795. 3 dln. Luik, 1955-1959. Hasselt 750 jaar stad (1232-1982). Gemeentekrediet van België. Historische uitgaven X. Hasselt, 1982. Herckenrode, J.S .F.J.L. de en Vegiano, M. de. Nobiliaire des Pays-Bas et du comté de Bourgogne. 4 dln. Gent, 1865-1868. Heynen, G. 'Onderzoek naar de demografische toestand van Aalst, Brustem en Ordingen in 1576 en 1470'. OLL, XXX (1975) p. 177-192. Hohenberg, P.M. en Lees, L.H. The Making of Urban Europe 1000-1950. CambridgeLonden, 1985. Hollenfeltz, J.L. 'Les monnaies des seigneuries de Vogelsang, Zolder et Zonhoven' . Revue Beige de Numismatique, LXIX (1923) p. 164-169. Hommerich, L. van. 'Gouvernés et gouvernants dans le duché de Limbourg et Jes autres pays d'Outre-Meuse' in: Standen en Landen, XXXIII (1965) p. 109-116. Houtte, J.A. van. Economische en sociale geschiedenis van de Lage Landen. ZeistAntwerpen, 1964. Klep, P.M.M. 'Population estimates of Belgium by province (1375-1831)' in: Historiens et populations. Liber amicorum Étienne Hélin. Louvain-la-Neuve, 1991, p. 485-507. Kokken, H. Steden en Staten. Dagvaarten van steden en Staten van Holland onder Maria van Bourgondië en het eerste regentschap van Maximiliaan van Oostenrijk (1477-1494). Hollandse/Historische Reeks XVI. Den Haag, 1991. Kroniek van de abdij van Sint-Truiden. E. Lavigne, ed. Maaslandse Monografieën LIII. Leeuwarden-Mechelen, 1993. Laufs, A. 'Reichskammergericht' . Handwörterbuch zur deutschen Rechtsgeschichte, IV (1990) kol. 655-662. Laurent, H. La loi de Gresham au moyen áge. Essai sur la circulation monétaire entre la Flandre et Ie Brabant à la fin du X/Ve siècle. Brussel, 1933.
XX
Lettres des Princes-Évêques de Liège au Magistrat de Hasselt. H. van Neuss, ed. BMH, XXII (1885) p. 85-119. Leunis, J .E. 'Limburgse ambachtslieden der 15de en 16de eeuw in Italië'. OLL, X (1955) p. 24-51 en 89-100. Lousse, E. 'Assemblées d'Etats' in: L'Organisation corporative du Moyen Age à la fin de /'Ancien Régime. Études présentées à la Cornmission Internationale pour l'Histoire des Assemblées d'États VII; Katholieke Universiteit Leuven, Publicaties op het gebied der Geschiedenis en der Philologie, 3de reeks, XVIII. Leuven, -1943, p. 231-266. Lyna, J. 'Bijdragen tot de geschiedenis van Hasselt'. VO, XI (1935) p. 273-330. Lyna, J. 'Het munitio-raadsel van Hasselt'. aLL, Il (1947) p. 115-117. Lyna, J. 'De geschiedenis' in: Limburg. Brussel, 1953, p. 23-38. Lyna, J. 'De taaltoestanden in het graafschap Loon'. va, XVIII (1943) p. 63-79. Lyna, J. 'Geschiedkundig overzicht' in: J. Lyna, ed. De Limburgsche Kempen. Hasselt, 1936, p. 65-97. Lyna, J. 'Geschiedkundig overzicht' in: Limburgs Haspengouw. [Tongeren], 1951, p. 133156. Lyna, J. 'Het historisch wapen van Limburg'. va, XVII (1942) p. 99-119. Lyna, J. Het graafschap Loon. Politieke en sociale overzichtelijke geschiedenis. Beringen, 1956. Maddens, N. De beden in het graafschap Vlaanderen tijdens de regering van keizer Karel V (1515-1550). Standen en Landen LXXII. Heule, 1978. Maes, S.F. en Dreesen, J. De geschiedenis van Bree. 2 dln. Bree, 1946-1952. Martens, J. 'Bier en stadsfinancies te Hasselt in de 16de en 17de eeuw'. Gemeentekrediet van België, CXVIII (1976) p. 243-256. Matricule de l'université de Louvain, II (31 augustus 1453 - 31 augustus 1485). J. Wils, ed. Brussel, 1946. Matricule de l'université de Louvain, III (31 augustus 1485 - 31 augustus 1527). A. Schillings, ed. Brussel, 1958. Matricule de l'université de Louvain, IV (februari 1528 - februari 1569). A. Schillings, ed. Brussel, 1961. Mersch, G. 'Maaseik in de Loonse periode (1244-1366)' in: Maaseik. Ontstaan en groei van een grensstad. Maaseik, 1994. Mersch, G. 'Maaseik in de Luikse periode (1366-1505)' in: Maaseik. Ontstaan en groei van een grensstad. Maaseik, 1994. Mertens, A. Loons, Diets en Luiks, de volksvertegenwoordiging in het land van Loon en het prinsbisdom Luik (1477-1538). Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, Dept. Geschiedenis, 1997. Mertens, A. 'Financiën en fiscaliteit in het land van Loon en in het ambt Stokkem (14901541)'. Limburg - Het Oude Land van Loon, LXXVII (1998) p. 97-113. Mertens, J. Geschiedenis van Houthalen. Houthalen-Helchteren, 1983. Mertens, J. De vier dorpen van de Bank van Pelt (16de-17de eeuw). Bijdrage tot de kennis van de Loonse Kempen en van de teutenhandel. Overpelt, 1984. Mertens, J. 'Landcommandeur Edmond Godfried von Bocholtz, zijn familie en de balije Biesen in de tweede helft van de 17de eeuw' in: Leden van de Duitse Orde in de balije Biesen. Bijdragen tot de geschiedenis van de Duitse Orde in de balije Biesen 1. Bilzen, 1994, p. 215-324.
XXI
Mertens, J. Handel en wandel van de teuten in Duitse gewesten. Studie van de migratie van "Brabanders" en "Luikenaars" tijdens de 16de-19de eeuw. Lommel, 1995. Molemans, J. en Mertens, J. Zonhoven. Historisch-naamkundige studie. Zonhoven, 1982. Molemans, J. 'De politieke en rechterlijke instellingen van het graafschap Loon'. OLL, L (1996) p. 5-256. Moureaux-Van Neck. 'Un aspect de l'histoire financière du Brabant au Moyen-Age: les aides accordées aux ducs entre 1356 et 1430'. Annales de la Société Royale d' Archéologie de Bruxelles, LI (1962-1966) p. 65-94. Muller, J. Bouillon. Duché, ville, chateau. Gembloers, 1974. Neu, P. Die Arenberger und das Arenberger Land. Band l. Van den Anfängen bis 1616. Veröffentlichungen der Landesarchivverwaltung Rheinland-Pfalz LII. Koblenz, 1989. Nijssen, R. Inventaris van de archieven van de schepenbank van Kozen, van de heerlijke leenzaal en het heerlijk cijns hof aldaar en van de cijnshoven van Waelhoven te Kozen en van Averbode te Rummen. Rijksarchief te Hasselt, Inventarissen XXV. Brussel, 1998. Nuyens, E.M.Th.W. De staatkundige geschiedenis der provincie Limburg vanaf haar ontstaan tot aan haar uiteenvallen in 1839. Werken uitgegeven door Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap II. Maastricht, 1956. Oosterbosch, M. 'Het openbare notariaat te Hasselt tijdens de Middeleeuwen (14de-15de eeuw)'. OLL, XXXVII (1982) p. 223-273. Ozeray, M.J.F. Histoire de la ville et du duché de Bouillon. Brussel, 1864. Paquay, J. Bilsen voorheen. Bilzen, 1929. Paquay, J. Tongeren voorheen. Geschiedkundige schets. Tongeren, 1934. Piérard, C. 'Les États de Hainaut' in: Standen en Landen, XXXIII (1965) p. 61-77. Pirenne, H. Histoire de Belgique. Des origines à nos jours. 4 dln. Brussel, 1928. Prevenier, W. 'De beden in het graafschap Vlaanderen onder Filips de Stoute (13841404)'. Belgisch Tijdschrift voor Filologie en Geschiedenis, XXXVIII (1960) p. 330365. Prevenier, W. 'Les États de Flandre, depuis les origines jusqu' en 1790' in: Standen en Landen, xxxm (1965) p. 15-59. Prevenier, W. De Leden en de Staten van Vlaanderen (1384-1405). Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België. Klasse der Letteren. Jaargang XXIII, nr. XLIII. Brussel, 1961. Prevenier, W., Augustyn, B. e.a. De gewestelijke en plaatselijke overheidsinstellingen in Vlaanderen tot 1795. Brussel, 1997. Prims, F. Geschiedenis van Antwerpen, VIIL Antwerpen, 1941. Prins, H. de. De inschrijvingsfrequentie van de Leuvense universiteit (1485-1527) . Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, Dept. Geschiedenis, 1969. Promotions de la faculté des arts de l'université de Louvain (1428-1797), r. E.H.J. Reusens, ed. Leuven, 1869. Raadt, J.-Th. de. Sceaux armoriés des Pays-Bas et des pays avoisinants (Belgique Royaume des Pays-Bas - Luxembourg - Allemagne - France). Recueil historique et héraldique, III. Brussel, 1900. Recueil des ordonnances de la principauté de Liège. Deuxième série, 1507-1684. L. Polain, ed. 3 dln. Brussel, 1869-1872.
XXII
Roegiers, J. 'Het traditionele curriculum van de Leuvense artesfaculteit' in: Materiae promotionis. Natuurwetenschap aan de Oude Universiteit Leuven. Leuven, 1997, p. 1316. Schepper, H. de en Cauchies, J.-M. 'Justicie, gracie en wetgeving. Juridische instrumenten van de landsheerlijke macht in de Nederlanden, 1200-1600' in: H. Soly en R. Verrneir, ed. Beleid en bestuur in de oude Nederlanden. Liber amicorum Prof Dr. M. Baelde. Gent, 1993, p. 127-181. Schouteden, W. Beringen vroeger en nu. Enige grepen uit de geschiedenis en de folklore van Beringen. Beringen, s.a. Schubert, E. Fürstliche Herrschaft und Territorium im späten Mittelalter. Enzyklopädie deutscher Geschichte XXXV. München, 1996. Schwennicke, D. Europäische Stammtafeln. Stammtafeln zur Geschichte der europäischen Staaten. Neue Folge, Band VIII. West-, Mittel- und Nordeuropäische Familien. Marburg, 1980. Sijpe, L. van de en Schroé, A. De geschiedenis van de stad Hamont. Catalogus. HamontAchel, 1986. Slootmans, K. 'Kooplui uit de Maasstreek op de Bergse jaarmarkten'. Publications de la Société Historique et Archéologique dans Ie Limbourg (PSHAL), XCVIII-IC (19621963) p. 91-145. Smit, J.G. Vorst en onderdaan. Studies over Holland en Zeeland in de late Middeleeuwen. Miscellanea Neerlandica XII. Leuven, 1995. Spufford, P. Monetary problems and policies in the Burgundian Netherlands 1433-1496. Leiden, 1970. Stabel, P. Dwarfs among Giants. The Flemish Urban Network in the Late Middle Ages. Leuven-Apeldoorn, 1997. Stinissen, J. 'De heren van Peer en Lummen. De Van der Marcken van 1351 tot ca. 1500'. Limburg, LXVIII (1989) p. 217-235. Stinissen, J. 'De heren van Peer. Guy van Brimeu en de Bourgondiërs'. Limburg, LXX (1991) p. 41-56 en p. 101-123. Stinissen, J. 'Het lakenmakersambacht te Peer'. OLL, XLVII (1992) p. 155-166. Stinissen, J. Geschiedenis van Peer in de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd. Peer, 1998. Straven, F. Inventaire analytique et chronologique des archives de la ville de St. -Trond. 6 dln. Sint-Truiden, 1886-1895. Struick, J.E.A.L. Gelre en Habsburg 1492-1528. Werken uitgegeven door Gelre, Vereeniging tot beoefening van Geldersche geschiedenis, oudheidkunde en recht XXX. Arnhem, 1960. Te Hasselt bewaarde ordonnantiën van de Luikse prins-bisschoppen (1411-1735). J. Grauwels, ed. Handelingen van de Koninklijke Commissie voor de Uitgave der Oude Wetten en Verordeningen van België XX. Brussel, 1962, p. 71-182. Theux de Montjardin, J. de. Le chapitre de Saint-Lambert à Liège. 4 dln. Brussel, 18711872. Uyttebrouck, A. Le gouvernement du duché de Brabant au bas moyen áge (1355-1430). 2 dln. Brussel, 1975. Uytven, R. van. Stadsfinanciën en stadsekonomie te Leuven van de Xlle tot het einde der XVIe eeuw. Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, Klasse der Letteren, Jaargang XXIII, m . XLIV. Brussel, 1961.
XXIII
Uytven, R. van en Blockmans, W.P. 'Constitutions and their applications in the Netherlands during the Middle Ages' . Belgisch Tijdschrift voor Filologie en Geschiedenis, XLVII (1969) p. 399-424. Uytven, R. van. 'Het stedelijk leven llde-14de eeuw' in: AGN II. Haarlem, 1982, p. 187253. Van de dood van Karel de Stoute tot de troonsbestijging van aartshertog Karel (14771515). P. Morren, ed. Brussel, 1997. Vandermaesen, M . 'Vlaanderen en Henegouwen onder het huis van Dampierre 1244-1384' in: AGN II. Haarlem, 1982, p. 399-440. Vanthoor, R. 'Aantekeningen over de accijnsrechten te Hasselt onder het Oud Régime' OLL, IV (1949) p. 161-172 en V (1950) p. 11-20. Vanthoor, R. De accijnsrechten te Hasselt onder het Oude Regime, 1484-1795. Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, Dept. Geschiedenis, 1946. Venner, G.H.A. 'De organisatie van de Staten van het Overkwartier van Gelder gedurende de periode 1590-1602'. PSHAL, CX (1974) p. 287-324. Venner, G.H.A. 'De reglementen van de Staten van het Overkwartier van Gelder'. PSHAL, CXIV (1978) p. 141-223. Venner, G.H.A. lnventaris van het archief van de Staten van het Overkwartier van Gelder 1404-1794. Maastricht, 1979. Venner, G.H .A. 'Straelen und die Stände. Die Kleinstädte in den Ständen des geldrischen Oberquartiers 1590-1704' in: 650 Jahre Stadt Straelen 1342-1992. Gelre, 1992, p. 99137. Venner, J.G.C. Beeldenstorm in Hasselt 1567. Achtergronden en analyses van een rebellie tegen de prins-bisschop van Luik. Maaslandse Monografieën XLVIII. LeeuwardenMaastricht, 1989. Vocht, H. de. lnventaire des archives de l'université de Louvain 1426-1797. Leuven, 1927. Walz, R. Stände van Jülich-Berg im 16. und 17. Jahrhundert. Bergische Forschungen XVII. Neustadt an der Aisch, 1982. Werveke, H. van. 'Vlaanderen en Brabant 1305-1346. De sociaal-economische achtergrond' in: AGN III. Antwerpen, 1951, p. 1-15. Wouters, H.H.E. 'De politieke betrekkingen tussen Maastricht en het prinsbisdom Luik in de dertiende en veertiende eeuw' in: "Van der Nyersen upwaert". Een bundel opstellen over Limburgse geschiedenis. Werken uitgegeven door Limburgs Geschied- en Oudheidkundig genootschap VII. Maastricht, 1981, p. 17-50. G. Wymans, 'Les États de Tournai et du Tournaisis' in: Standen en Landen, XXXIII (1965) p. 163-180.
XXIV
Algemene inleiding In de Belgische historiografie ontbreekt een fundamentele behandeling van de samenwerking en de samenhorigheid in het graafschap Loon en het prinsbisdom Luik. Deze studie over de volksvertegenwoordiging in het voormalige graafschap en het prinsbisdom tijdens de overgang van de Middeleeuwen naar de Moderne Tijden wil daartoe een bijdrage leveren. De literatuur omtrent de Loonse geschiedenis bevat echter vele lacunes. Voor Hasselt ontbreekt een wetenschappelijke monografie en voor de meeste andere Loonse steden is de situatie niet beter. Voor de geschiedenis van het graafschap, zeker vanaf 1366, is de historicus nog altijd aangewezen op J. Lyna, Het graafschap Loon (1956), een publicatie voor een breder publiek. De periode vóór 1366 werd door J. Baerten in Het graafschap Loon (1969) voor het eerst op samenhangende wijze uiteengezet. W .J. Alberts schreef in 1972-1974 zijn overzichtelijke Geschiedenis van de beide Limburgen, waarin ook hij het gemis aan een degelijk referentiekader voor de geschiedenis van het graafschap Loon na 1366 vaststelde. 1 Recentelijk verscheen het postuum uitgegeven overzichtswerk van J. Molemans, 'De politieke en rechterlijke instellingen van het graafschap Loon' (1996), zeker wat betreft de volksvertegenwoordiging een compilatie- en vertaalwerk. Inzake de Luikse geschiedenis leverde P. Harsin diepgaand onderzoek in zijn driedelige Études critiques sur l' histoire de la principauté de Liège (1955-1959), waarin h ij grondig inging op de geschiedenis van het Luikse vorstendom vanaf 1477. G. Hansotte gaf in Les institutions politiques et judiciaires de la principauté de Liège aux temps modernes (1987) een overzicht van de instellingen van het prinsbisdom, maar dit betreft vooral de zeventiende en achttiende eeuw. Al snel bleek ons dat het niet duidelijk was wat precies onder Loon verstaan moet worden en welke representatieve organisatie op Loons niveau functioneerde. Een pertinente vraag daarbij is of het ressorteren van Loon sedert 1366 onder het Luikse vorstendom ten gevolge van de Loonse successieoorlogen een unie dan wel een inlijving betrof. Enerzijds behield het graafschap immers zijn eigen
' W.J. Alberts, Geschiedenis van de beide Limburgen, I, p. 62.
1
rechtspraak, leenhof en fiscale omschrijving, maar anderzijds maakten de Loonse steden en de Loonse adel deel uit van de Luikse Staten en verloor het graafschap zijn zelfstandig bestuur. Tevens zal onderzocht moeten worden of er een organisatie op Diets2 niveau bestond, te weten tussen de 'Nederlands'-sprekende onderdanen van het prinsbisdom. Tot slot willen we achterhalen hoe de Luikse landdagen verliepen, welke taak de Staten uiteindelijk op zich namen en hoe 'democratisch' de volksvertegenwoordiging op het niveau van het prinsbisdom was. De problematiek die in deze studie aan bod komt, valt in twee delen uiteen. Het eerste deel behandelt de vertegenwoordiging voor het hele prinsbisdom, het tweede deel ontleedt de representatieve structuren die in Loon werkzaam waren. Als bijlage stelden we tabellen op van de vergaderingen van de Luikse Staten en van de Loonse vertegenwoordiging, met vermelding van datum en plaats van de bijeenkomsten, initiatiefnemer(s), deelnemers, behandelde onderwerpen en bronverwijzing. Deze overzichten bieden een uitvoerig referentiekader, noodzakelijk voor verdere bestudering van de verschillende onderdelen van de Luiks-Loonse politiek. De lijsten van de directe belastingen in het land van Loon en in het ambt Stokkem, in daadwerkelijke geldbedragen, werden recent door ons gepubliceerd voor de periode 1490-1541,3 maar omwille van de toegankelijkheid nogmaals als bijlage bij onderliggende studie opgenomen. Op basis van die getallen berekenden we, in een appendix, het procentuele aandeel van de Loons-Stokkemse lokaliteiten in de belastingen. We rangschikten de gemeenten naar grootte. Dit verheldert het belang van de diverse steden en dorpen en maakt een onderlinge vergelijking tussen de entiteiten mogelijk. Tenslotte visualiseert een kaart (bijlage 3) van het land van Loon en het ambt Stokkem omstreeks 1500 wat onder deze twee omschrijvingen verstaan moet worden en waarin het gebied van het vroegere graafschap verschilde. Bij de afbakening van de bestudeerde periode werd in zeer grote mate met de beschikbare bronnen rekening gehouden. Bescheiden in een aaneensluitende reeks van vóór het einde van de Late Middeleeuwen bleven voor de instellingengeschiedenis van het land van Loon en het prinsbisdom Luik niet bewaard. Het jaar 1477 bleek 2 3
2
Diets: Nederlandstalig. A. Mertens, 'Financiën en fiscaliteit', p. 97-113.
een geschikte en te verantwoorden begindatum. De dood van Karel de Stoute in dat jaar maakte een einde aan de Bourgondische bezetting van het Luikse vorstendom sedert 1467. Het Luikse stadsrecht werd in de steden van het prinsbisdom heringevoerd en de instellingen namen de draad opnieuw op. Als einddatum werd geopteerd voor 1538, het overlijdensjaar van prins-bisschop Everhard van der Marck. Als sterke vorst slaagde hij erin om zijn stempel op het land te drukken. Vanaf zijn opvolger Cornelis van Bergen ( 153 8-1544) bleef het Luikse landdagenarchief bewaard. Dit bestand vergt een apart onderzoek, dat niet binnen dit bestek uitgevoerd kon worden. Invalshoek voor de studie werd de primaatstad Hasselt. Alleen van die Loonse stad bleef voor de gekozen periode geschikt archiefmateriaal bewaard. Met uitzondering van het Stadsarchief van Sint-Truiden leverden andere archieven nauwelijks iets op. In Luik, de hoofdstad van het prinsbisdom, bleef het Statenarchief pas vanaf 1541 bewaard. Voor Hoei en de andere Waalse steden waren geen bescheiden voorhanden, evenmin als voor het Loonse Beringen, Bilzen, Borgloon, Bree, Hamont, Herk-de-Stad, Maaseik, Peer en Stokkem. Het archief van het kathedraalkapittel van Sint-Lambertus in Luik hielp ons ook niet verder. Uiteindelijk leverden de volgende bestanden voldoende materiaal: 1. Van de Luikse landdagen bleven in Hasselt en in Sint-Truiden uitnodigingen tot de bijeenkomsten, voorstellen op de vergaderingen en antwoorden van één Staat of van diverse Staten bewaard: alles samen een 75-tal archiefdocumenten. In plaats van te overlappen, vulden de beschikbare bronnen in de twee archiefdepots elkaar meestal aan. De Hasseltse bescheiden zijn doorgaans in het Diets opgesteld, de Sint-Truidense in het Frans. Verslagen en rekeningen van de vergaderingen gingen kennelijk verloren. 2. De Loonse rekeningen vormden het hoofdbestand om de activiteiten van de Loonse vertegenwoordiging te reconstrueren. Zij beslaan een 20-tal archiefnummers in het fonds Oud Archief van de stad Hasselt (OAH) in het Rijksarchief Hasselt. Zij bleven omwille van de onduidelijke en slordige inventarisering nagenoeg onbekend en werden mede daarom ook nooit onderzocht. De financiële bronnen bestaan doorgaans 1) uit een lijst van de Loonse dorpen en steden met vermelding van de te betalen 3
bijdrage in een bepaalde belasting en 2) uit een reeks uitgavenposten. Aan de hand van de lijsten kon het relatieve belang van de verschillende lokaliteiten achterhaald worden. De uitgaven informeren over wie er deel uitmaakte van de vertegenwoordiging, waarover werd onderhandeld, waar de zittingen doorgingen, welke andere werkzaamheden plaatsvonden enz. Ook de documenten die in datzelfde archieffonds in het bestand 'Loonse Staten' zijn ondergebracht, waren van belang. De aard van die bescheiden loopt sterk uiteen en gaat van een uitnodiging voor een vergadering over een rekening van het land tot stukken in verband met twisten over belastingen. Zoals zal blijken, hebben deze bronnen uit de hier bestudeerde periode evenwel niets met 'Staten' te maken, wel met de vergaderingen van 'steden en vrijheden', een specifieke instelling die eigen is aan het land van Loon. 3. De correspondentie gericht aan de Hasseltse stadsmagistraat vormde een derde belangrijke verzameling bronnen. Vooreerst zijn er de nagenoeg honderd Dietse en Franse brieven van de prins-bisschoppen Jan van Horn en Everhard van der Marck, waarvan een beperkt gedeelte werd uitgegeven. Naast een enkele uitnodiging voor de landdagen bevatten die bescheiden informatie over de toestand van het prinsbisdom en de houding van de stad Hasselt in het tijdsgebeuren, evenwel met een hiaat tussen 1521en1536. De brieven van andere personen, dorpen en steden aan het stadsbestuur vormen een tweede bestand. Daaruit kunnen we onder meer aanwijzingen voor een samenwerkingsverband op Diets niveau distilleren. 4. Een vierde belangwekkende groep archiefstukken zijn de bouwmeesters- of stadsrekeningen van Hasselt. Die bleven vanaf 1483 aaneensluitend bewaard, op 1485-1486 en 1488-1490 na. Ze informeren over de verplaatsingen en bedrijvigheid van bodes (onder meer in verband met de Luikse landdagen), over bezoekers in de stad, over de ambtsuitoefening van personen enz. Ze zijn evenwel niet zo rijk en gedetailleerd - onder andere wat betreft dateringen - als bijvoorbeeld de rekeningen van grote Brabantse steden als Leuven. 5. Recentelijk werd in het Hasseltse Rijksarchief een bestand 'Oorkonden en andere bescheiden van de afgevaardigden van het land van Loon' (her)ontdekt. Het gaat hier in hoofdzaak om ren-
4
tebrieven van de Loonse afvaardiging. Ook deze stukken konden we nog in onze publicatie verwerken. Dat deze studie, een herwerkte versie van mijn licentiaatsverhandeling aan de Katholieke Universiteit Leuven, tot een goed einde gebracht kon worden, danken we vooral aan de stimulerende en kritische begeleiding door prof. dr Raymond van Uytven, die het woord vooraf wilde schrijven. Onze erkentelijkheid gaat verder uit naar dr M. van der Eycken van het Rijksarchief Hasselt, naar F. Duchateau van het Stadsarchief van Sint-Truiden, naar G. Caluwaerts, directeur van het Koninklijk Atheneum van Hasselt, en naar dr Cl. de Moreau de Gerbehaye van het Algemeen Rijksarchief Brussel en L. Meers-Stang! voor de Franse respectievelijk Duitse vertaling van de samenvatting achteraan het boek. Aan de redactie van Maaslandse Monografieën betuigen we graag onze dank voor de publicatie.
5
6
Deel 1. Statenvergaderingen in het prinsbisdom Luik
7
8
Inleiding De vergaderingen van de drie standen of Staten vormden het hoogste orgaan van de volksvertegenwoordiging in het prinsbisdom Luik. Daar lag de macht van het 'land' op centraal niveau geconcentreerd. Binnen de grenzen van hun bevoegdheid behartigden de Staten samen met de vorst de landsbelangen. P. Harsin publiceerde een kort overzichtsartikel over de Staten1 en E. Fairon maakte een samenvatting van het landdagenarchief, dat zich in het Rijksarchief Luik bevindt en pas in 1541 aanvangt,2 met andere woorden de periode die volgt op de door ons onderzochte tijdsspanne. Ondanks haar groot belang vormde de instelling echter nog geen onderwerp van studie, zoals die voor het graafschap Vlaanderen, het hertogdom Brabant, het hertogdom Gelre en het graafschap Holland bijvoorbeeld wel grondig werd uitgevoerd. 3 Vergelijking met deze laatste vorstendommen uit de Nederlanden en het Maas-Rijngebied leverde dan ook relevante inzichten op. De kanunniken van het Luikse kathedraalkapittel van Sint-Lambertus vormden vanaf de Hoge Middeleeuwen de raad van de bisschop.4 In de elfde en twaalfde eeuw sloten zich ridders aan. De laatsten waren de vooraanstaande vazallen van de prins-bisschop en vervulden een dubbele taak: de heer met raad (consilium) en met militaire daad ter verdediging van het land (auxilium) bijstaan. De defensie van het prinsbisdom, oorlog en vrede, belastingen en de stichting van kerken en conventen behoorden tot de prerogatieven van de vergadering of synode van het kapittel en de ridders. Vanaf het midden van de dertiende eeuw werden verschillende bevoorrechte steden tot de synode uitgenodigd. Omdat die steden aan 1
P. Harsin, 'Gouvemés et gouvemants', p. 79-86. E. Fairon, 'Analyses sommaires des Joumées d'États de la principauté de Liège, 15411689', p. 285-412, 469-574, 659-760. 3 W.P. Blockmans, De volksvenegenwoordiging in Vlaanderen; W. Prevenier, De Leden en de Staten van Vlaanderen (1384-1405); recentelijk W. Prevenier e.a., De gewestelijke en plaatselijke overheidsinstellingen; A. Uyttebrouck, Le gouvernement; W.J. Alberts, De Staten; G.H.A. Venner, 'De organisatie van de Staten', 'De reglementen' en Inventaris; H. Kokken, Steden en Staten. Voor een korte schets van de Staten in de Nederlanden, zie H. de Schepper en J.-M. Cauchies, 'Justicie, gracie en wetgeving', p. 153-156; Franse vertaling: J.-M. Cauchies en H. de Schepper, Justice, griice et législation, p. 47-51. • J. Daris, Notices historiques, IX, p. 135-136 en 159-160; G. Hansotte, Les institutions politiques, p. 111-112. 2
9
belang en invloed wonnen, kon de prins-bisschop het zich niet langer veroorloven enkel met de eerste en tweede stand belangrijke beslissingen te nemen en de steden uit te sluiten. In de vijftiende eeuw nam de vergadering van de drie standen de naam 'Staten' aan. Vanaf de veertiende eeuw werden de bevoegdheden van de Staten sterk uitgebreid. De Vrede van Fexhe (1316), gesloten ten gevolge van de twist tussen de steden en de adel enerzijds en bisschop Adolf van der Marck anderzijds, betekende een beperking van de prins-bisschoppelijke macht. De vorst werd gebonden aan de oude 'costuimen' van de steden en het land, en de wetgeving kon enkel bij goedkeuring van de Sens du Pays - de verzameling van de prins-bisschop, het kapittel, de edellieden en de geprivilegieerde steden - worden gewijzigd. In 1332 erkende de prinsbisschop dat hij geen financiële bijdrage van zijn onderdanen kon eisen zonder instemming van de clerus, ridders en 'goede steden'. Sedert 1345 verbood de eed van de prins-bisschop hem zonder goedkeuring van het kathedraalkapittel van Sint-Lambertus kastelen, versterkte steden, rechtsgebieden of Luiks grondgebied te verkopen. Vanaf de Vrede van de XVI in 1403, gesloten tegen prins-bisschop Jan van Beieren, was ook het recht om oorlog te verklaren aan de Sens du Pays voorbehouden. Zeker vanaf de oprichting van de Rechtbank van de XXII in 1343/1373 beschikten de Staten over een reële juridische bevoegdheid. Dit tribunaal was immers volledig uit hun leden samengesteld. Het moest de naleving van de verschillende 'vredes' tussen de vorst en de onderdanen garanderen en de ongeoorloofde praktijken van de regeerders beteugelen. 5 Dat de Luikse Staten vooral in de eerste helft van de veertiende eeuw op staatkundig, financieel, militair en juridisch vlak meer macht naar zich konden toehalen, houdt verband met de stedelijke ontvoog
5 De Rechtbank van de XXII is vergelijkbaar met de Raad van Kortenberg in het hertogdom Brabant. De oprichting van die Raad werd voorzien in het Charter van Kortenberg (1312). De Raad oefende controle uit op de hertog, zijn raadslieden en ambtenaren; deze laatsten konden eventueel ook afgezet worden; A. Uyttebrouck, Le gouvernement, I, p. 524-527. Het Charter van Kortenberg vertoont opvallend sterke gelijkenissen met de Vrede van Fexhe: bevestiging van bestaande privileges, maatregelen tegen gezagdragers die deze privileges schonden en de oprichting van een onderzoeksinstelling (de Rechtbank van de XXII en de Raad van Kortenberg). De bevestiging van het Charter van Kortenberg in 1372 en de afkondiging van de Vrede van de XXII in 1373 beïnvloedden op hun beurt de Vrede van de XXV in Vlaanderen; R. van Uytven en W.P. Blockmans, 'Constitutions and their application', p. 417.
10
dingsbeweging, die in Vlaanderen in 1302 op gang is gekomen en ook in de andere vorstendommen haar invloed liet gelden. 6
6 J. Daris, Notices historiques, IX, p. 159; H. Pirenne, Histoire de Belgique, I, p. 288 e.v. ; J.A. van Houtte, Ecooomische en sociale geschiedenis, p. 98; M. Vandermaesen, 'Vlaanderen en Henegouwen', p. 412-414; H. van Werveke, 'Vlaanderen en Brabant 1305-1346', p. 3-15; D. van den Auweele, Schepenbank en schepenen, p. 159-162 en 404; P. Avonds, 'Brabant en Limburg 1100-1403', p. 476-477 en 479.
11
12
Hoofdstuk 1. De drie standen in het prinsbisdom Luik 1. De clerus
Het Luikse kathedraalkapittel van Sint-Lambertus vertegenwoordigde de eerste stand in het prinsbisdom. 7 Hierin zetelden maximaal zestig kanunniken, onder wie de prins-bisschop die uit hun midden was verkozen. Toelatingsvoorwaarden waren adellijke afkomst of tenminste in de Moderne Tijden - bezit van een diploma theologie, rechten of geneeskunde, behaald aan een door de paus of het kapittel erkende universiteit. De Luikse nationaliteit was niet vereist. De benoeming gebeurde in de regel door de vorst in de even maanden en door de paus in de oneven maanden, maar het kwam ook voor dat de keizer, de Leuvense universiteit en het kapittel zelf kandidaten aanduidden. Zeker vanaf het einde van de zestiende eeuw kreeg de Luikse burgerij de bovenhand in de recrutering van de kanunniken. De hoofdrolspeler van het kapittel was de deken. 8 Het kapittel vervulde een drievoudige rol. In de eerste plaats vertegenwoordigde het de hele eerste stand van het land9 en zetelde het uit hoofde van die functie in de landdagen. Ten tweede fungeerde het als kapittel van de kathedraal van de bisschop, wat een reeks kerkelijke taken met zich bracht en wat ten derde ook voor een uitgebreide politieke macht zorgde. Zo kozen de kanunniken een nieuwe prins-bisschop en legden hem een 'capitulatie' op. De Wahlkapitulation - de eed waarin de elect zijn rechten en plichten jegens het kiescollege, in casu het kathedraalkapittel, erkende -
1
P. Harsin, Études critiques, II, p. 134-138; G. Hansotte, Les institulions politiques, p. 113-117. 8 Vanaf 1483 oefende Walter van Corswarem die functie uit. Hij werd in 1526 door Frederik van Bichlingen opgevolgd. In 1533 nam Joris van Egmond het ambt voor veertien jaar op zich; P. Harsin, Études critiques, II, p. 137. 9 Dus zowel de andere seculieren als de reguliere geestelijkheid van het prinsbisdom. De secundaire clerus - de clerus die van andere collegiale kerken dan van de kathedraal van Sint-Lambertus in Luik afhing - zetelde vanaf de zestiende eeuw in de Assemblée du Clergé Secondaire, waar de leden hun belangen zoals immuniteit, exempties en privileges verdedigden. Zij vormden evenwel geen vierde stand; G. Hansotte, Les institutions politiques, p. 118-119.
13
vond in kerkelijke vorstendommen ononderbroken plaats vanaf de vijftiende eeuw. Dit in tegenstelling tot in wereldlijke vorstendommen, waar soortgelijke verdragen met betrekking tot het vorstelijke gezag tot de crisisverschijnselen van een staat behoorden. 10 De kanunniken oefenden sede vacante de prins-bisschoppelijke soevereine rechten uit en konden hun deelname aan de uitoefening van de vorstelijke macht in alsmaar groeiende mate opdringen door de posten van de belangrijkste medewerkers op te eisen en bij afwezigheid van de prins-bisschop het bestuur waar te nemen. Zij streefden ernaar om de meerderheid van de benoemingen in de Geheime Raad en de Rekenkamer naar zich toe te trekken en bovendien de recrutering van de lekenleden in die instellingen te beheersen. Zij verleenden toestemming tot buitenlandse bezoeken van de vorst, eventueel vergezeld van een kanunnik, en stelden een groot deel van de gerechtelijke functionarissen in het vorstendom aan.
2. De adel De tweede stand vertegenwoordigde de adel, maar niet elke edelman mocht in de Tweede Staat zetelen. 11 Integendeel, de recrutering verliep in de Moderne Tijden steeds oligarchischer. In de zestiende eeuw volstond het houder te zijn van een fief de noble tènement, dat zowel van het Loonse leenhof in Kuringen als van het Luikse leenhof kon afhangen. 12 Later kon een kandidaat enkel zitting hebben, als hij door de stand was toegelaten. Om een dergelijke beslissing te nemen, moest tweederde van de leden aanwezig zijn. Sedert 1691 moest de kandidaat acht adellijke kwartierstaten kunnen voorleggen, sedert 1765 zelfs zestien en net als bij de eerste stand was de Luikse nationaliteit geen conditio sine qua non. In het Over kwartier van Gelre was er een soortgelijke evolutie. Om als lid 0 E. Schubert, Fürstliche Herrschaft, p. 8; H.J. Becker, 'Wahlkapitulation', kol. 10861089. 11 G. Hansotte, Les institutions politiques, p. 120-123. 12 Een mandement van prins-bisschop Ernest van Beieren van 16 april 1600 somt de leden vru.Ïde État Noble exhaustief op. Onder hen staan zowel Luikse als Loonse heerlijkheden genoteerd, alfabetisch op de voornaam van de toenmalige heer; ROPL, tweede serie, II, p. 238-241. In principe konden dus zowel Loonse als Luikse edellieden in de Luikse Tweede Staat zetelen. Wie er daadwerkelijk in de periode 1477-1538 was opgenomen, is vooralsnog bij gebrek aan bronnen niet te achterhalen. '
14
van de ridderschap voor een Statenbijeenkomst beschreven te worden, moest men in de zestiende eeuw edelman van geboorte zijn en een 'riddermatig' goed bezitten. De herkomst van de postulant speelde daar evenmin een rol. De bijkomende vereiste van acht adellijke kwartieren werd sedert 1608 geformuleerd. 13 Exclusieve voorrechten van de adelstand waren enkele fiscale exempties en voorbehouden ambten, zoals posten in de Geheime Raad en in het leenhof van Luik, militaire functies enz. Verder verdeelde hij een aantal prebendes en stond hij in voor de taxe noble. De ridderstand besliste zelf tot de heffing van deze belasting op adellijke leengoederen, waarvan de inkomsten werden gebruikt om eigen uitgaven zoals de bijdragen in de keizerlijke contributies en administratieve kosten te dekken. In ruil daarvoor waren die lenen vrijgesteld van grondbelasting. Allodia en cijnsgoederen waren niet aan de taxe noble onderworpen. In het Overkwartier van Gelre genoten de leden van de ridderschap op dezelfde wijze 'adellijke vrijheid' voor het riddermatig goed dat hun toelating tot de Staten verschafte, niet voor hun andere bezittingen. 14
3. De burgerij
Tussen de circa 700 nederzettingen in het prinsbisdom Luik waren, volgens G. Hansotte, 15 in het begin van de zestiende eeuw 21 versterkte lokaliteiten, die over het privilege beschikten om op de bijeenkomsten van de Staten in de derde stand zitting te hebben. Alleen die 21 plaatsen mochten de begeerde titel van 'goede stad' dragen. Aan Franstalige of Waalse zijde zouden dat in alfabetische volgorde de volgende negen zijn geweest: Chätelet, Ciney, Couvin, Dinant, Fosse-la-Ville, Hoei, Luik, Thuin en Visé. Tussen 1537 en 1543 mocht Waremme (Borgworm) zich daarbij aansluiten en in 1651 volgde tenslotte nog Verviers, zodat er vanaf toen 23 geprivilegieerde steden geweest zouden zijn. Aan Nederlandstalige of Dietse zijde kunnen we een onderscheid maken tussen de tien Loonse en de twee niet-Loonse goede steden. In het graafschap Loon zouden Beringen, Bilzen, Bree, Hamont, Hasselt, Herk-de13 14
15
G.H.A. Venner, 'De reglementen', p. 148; G.H.A. Venner, Inventaris, p. 18-20. G.H.A. Venner, 'Straelen und die Stände', p. 108. G. Hansotte, Les ins1itutions poliliques, p. 243-244.
15
Stad, Loon(= Borgloon), Maaseik, Peer en Stokkem tot de bevoorrechte plaatsen hebben behoord. Diets maar niet Loons waren SintTruiden en Tongeren. Naast de goede steden waren er nog twee steden, die het deelnemingsrecht aan de Statenvergaderingen niet genoten: Bouillon en Maastricht. De laatste stad genoot internationaal prestige en diende twee heren, te weten de hertog van Brabant en de Luikse prins-bisschop. Ook de bevolking was er in twee nationaliteiten verdeeld, namelijk in een Brabantse en in een Luikse. De betrokkenheid op het prinsbisdom betrof enkel de kleinere Luikse groep. 16 Bouillon was de hoofdplaats van het gelijknamige hertogdom, dat sedert 1096 in personele unie met het prinsbisdom werd verenigd, toen Godfried IV van Bouillon zijn hertogdom aan prins-bisschop Otbert verkocht om zijn kruistocht te. financieren. Het stadje dankte zijn belang aan zijn strategische ligging. Het slot was één der belangrijkste versterkingen van de prins-bisschop. 17 De Waalse steden Chätelet, Ciney en Visé werden evenwel in de bronnen uit onze periode niet als goede steden vermeld, evenmin als het Loonse Hamont en Peer. We betwijfelen ten zeerste dat zij vóór 1538 tot de geprivilegieerde steden van het prinsbisdom gerekend mogen worden. In de Hasseltse bron met betrekking tot de Blijde Inkomst van prins-bisschop Everhard van der Marck zou het ontbreken van Chätelet, Hamont en Peer nog verklaard kunnen worden doordat de prins-bisschop daar niet de heer van de stad was, 18 maar ook in andere documenten ontbreken zij . 19 J. Stinissen rekent Peer wel sedert circa 1487 tot de goede steden van het prinsbisdom, 20 maar ons inziens ten onrechte. De auteur baseert zich voor zijn stelling op de vermelding van Peer als stad in een Loonse lening van 1487, maar dat levert nog geen bewijs voor rechtstreekse zitting in de derde stand van Luik. Blijkens de bron16 H.H.E . Wouters, ' De politieke betrekkingen', p. 49 ; P. C. Boeren, ' Bestuurs- en rechtsinstellingen', p. 109 ; P. Harsin, Études critiques, II, p . 141. 17 M.J.F. Ozeray, Hiswire de la ville et du duché de Bouillon; Muller, Bouillon. Duché,
ville, chiiteau. 18
In Chätelet kwam het heerlijk recht aan het kathedraalkapittel van Luik toe en in Hamont en in Peer aan een edelman. 19 Bijvoorbeeld RH, OAH, nr. 395, f. lr, waar in verband met de zaak WeiJlenberg (zie deel II) als leden van de derde stand volgende steden worden opgesomd: Luik, Hoei, Dinant, Tongeren , Sint-Truiden, Fosse-la-Ville, Thuin, Couvin, Hasselt, Herk-de-Stad, Bilzen, Beringen, Maaseik, Stokkem en Bree. 20 J. Stinissen, Geschiedenis van Peer, p. 45 .
16
nen had niet de stad Peer zitting in de Staten, wel de heer van Peer, die tot de tweede stand behoorde en in die hoedanigheid aan de landdagen deelnam. 21 De bronnen vermelden de goede steden steeds in een vaste rangorde. 22 Luik opent altijd de reeks, gevolgd door Hoei en Dinant, op de hoofdstad na de voornaamste Waalse steden. De LuiksDietse steden Tongeren en Sint-Truiden bekleden de vierde en vijfde plaats. Daarna volgen de kleine Waalse stadjes Fosse-laVille, Thuin en Couvin. Overeenkomstig het tijdstip van aansluiting bij het prinsbisdom staan de steden van het voormalige graafschap Loon als laatste in de reeks: de oude hoofdstad Borgloon telkens ais eerste - hieruit blijkt de sterke rol van de traditie - en Hasselt, de spil van het land van Loon, als tweede. Herk-de-Stad, Maaseik, Bree, Bilzen, Beringen en Stokkem, die allemaal op min of meer hetzelfde ontwikkelingsniveau stonden, sloten de rij af. De onderlinge volgorde tussen de laatstgenoemde steden kon wel variëren. De goede steden waren alle versterkte steunpunten en vervulden als zodanig een belangrijke functie voor de prins-bisschop. Zij verzekerden de verdediging van het land en zorgden voor het onderhouden van de vrede. Zij waren alle onderworpen aan de landsheer of een andere stadsheer, van wie onder meer de rechtspraak afhing. 23 Bij zijn inhuldiging in de stad moest de heer ook een eed zweren, waarin hij beloofde de privileges van de stad te eerbiedigen. 24 Op Sint-Truiden na, waar de bisschop en de abt die bevoegdheid deelden, was de prins-bisschop overal zelf de heer. Dat een lokaliteit een plaats kreeg toegewezen aan de tafel van de derde stand en zichzelf dus goede stad mocht noemen, wil overigens niet noodzakelijk zeggen dat het om een echte stad ging, laat
21
RH, OAH, nr. 395. Bijvoorbeeld SAST, nr. 99, 5 mei 1492; RH, OAH, nr. 72, f. 92r-v (naar aanleiding van de Blijde Inkomst van Everhard van der Marck). In andere vorstendommen hadden de steden eveneens een vaste rangorde: bijvoorbeeld in Holland (Smits, Vorst en onderdaan, p. 490-493) en in het Overkwartier van Gelre (G.H.A . Venner, 'Straelen und die Stände', p. 126-131). 23 J.P.A. Coopmans, 'De Brabantse heerlijke stad', passim; W.A. van Ham, 'De heerlijke steden', passim. 24 Voor Hasselt, zie RH, OAH, nr. 72, f . 9r, eed van Everhard van der Marck bij zijn intrede op 15 juni 1506. 22
17
staan om een stad van formaat, ook al kon men een aantal juridische en politieke voorrechten laten gelden. 25 De goede steden beschikten over een aantal voorrechten, die hetzij uit hun privileges, hetzij uit hun sociaal-economisch belang voortvloeiden. Daarnaast hadden ze ook een aantal verplichtingen, die dorpen niet kenden. De stedelijke raad en haar voorzitters - de burgemeesters - stonden in voor de uitoefening van die rechten en plichten. G. Hansotte stelde een overzicht op van de politieke, juridische, sociale, economische en militaire prerogatieven. 26 Enkele van de goede steden genoten meer politieke bevoegdheden dan alleen maar het deelnemingsrecht aan de Statenvergaderingen. Negen steden mochten leden van de Rechtbank van de XXII kiezen: Fosse-la-Ville, Hasselt, Loon, Sint-Truiden, Thuin en Tongeren elk één, Dinant en Hoei twee, de hoofdstad Luik tenslotte vier. Deze rechtbank was in de veertiende eeuw opgericht om de goede werking van het Luikse politieke systeem te garanderen. Zij moest machtsmisbruik, partijdigheid en rechtsmisbruik van de publieke mandatarissen tegengaan en ervoor zorgen dat de verschillende 'vredes' werden gerespecteerd. 27 In de bestendige deputatie van de standenvertegenwoordiging zetelden naast de afgevaardigden van de eerste en de tweede stand ook vertegenwoordigers van de steden. De twee zittende en de twee uittredende burgemeesters van Luik waren van rechtswege lid en werden bijgestaan door twee afgevaardigden van de Waalse steden en door twee afgevaardigden van de Dietse steden. De genoemde deputatie was evenwel pas vanaf het begin van de zeventiende eeuw een geïnstitutionaliseerde instantie. 28 In de 'Staten Revisoren', die in 1487 met de Vrede van Sint-Jacob werden opgericht en instonden voor de herziening van de uitspraken van de Rechtbank van de XXII, was het overwicht van de Cité - de benaming voor een stad met bisschopsresidentie - nog groter: van de zes gedelegeerden die de steden mochten afvaardigen, waren 25
In de inleiding van deel II komt deze problematiek uitgebreid aan bod voor de LoonsDietse goede steden. 26 G. Hansotte, Les institutions politiques, p. 245-252. Mutatis mutandis gelden de taken van een goede stad in het prinsbisdom Luik in feite voor elke min of meer autonome stad in de Zuidelijke Nederlanden. 27 P. Harsin, Études critiques, II, p. 140 en 162; P. Harsin, 'Gouvernés et gouvernants', p. 84; voor een uitgebreider overzicht met betrekking tot die rechtbank, zie G. Hansotte, Les institutions politiques, p. 188-196. 28 J. Grauwels, 'De députés van de Dietse steden in de Luikse staten', p. 447.
18
er vier van Luik. De Waalse en de Dietse steden mochten elk één gedeputeerde sturen. 29 Tot in de zeventiende eeuw bepaalden de steden zelf wie van het stadspersoneel hen in de landdagen vertegenwoordigde, nadien mochten enkel de burgemeesters gaan, tenzij bij verhindering. De samenstelling van de vertegenwoordiging van de geprivilegieerde steden was in die zin 'democratisch' dat de afgevaardigden door de stedelijke generaliteit waren gekozen. Deze laatste gaf hun een duidelijk omlijnd en beperkt mandaat. In tegenstelling tot de clerus en de adel bezaten de steden geen exclusieve bevoegdheden. Wel stonden de steden in voor de benoeming van representanten in de bestuurlijke en gerechtelijke instellingen, maar in tegenstelling tot de eerste en tweede stand deden zij dat elk op lokale titel, niet als stand. Samenvattend kunnen we besluiten dat de samenstelling van de drie standen naar hedendaagse maatstaven verre van representatief was voor alle inwoners van het prinsbisdom. De beperkte groep kanunniken van het kathedraalkapittel van Luik vertegenwoordigde de hele clerus, de enkele edellieden die aan de gestelde criteria beantwoordden, vertegenwoordigden de hele ridderstand en de geprivilegieerde steden spraken in naam van de rest van het land. De vertegenwoordiging van de steden lijkt nog het meest representatief, maar daar moeten we onmiddellijk aan toevoegen dat vooral de hoofdstad van het prinsbisdom haar stempel op de derde stand drukte, dat de kleine steden nauwelijks aan bod kwamen en dat het platteland helemaal niet vertegenwoordigd was en dus op geen enkele manier in de macht deelde. Het democratische gehalte voorzover deze term voor de bestudeerde periode gebruikt mag worden - was derhalve zeer beperkt, temeer daar de steden en het platteland voor het leeuwendeel van de belastingen moesten opdraaien.
29
P. Harsin, 'Gouvernés et gouvernants', p. 84; G. Hansotte, Les institutions politiques, p. 200-202.
19
20
Hoofdstuk 2. Vergaderingen op landsniveau tussen 1477 en 1538: de landdagen De landdagen of dagvaarten zijn de vergaderingen van de drie Staten, die in het prinsbisdom frequent plaatsvonden. Om een goed overzicht over het geheel te krijgen, stelden we als bijlage een tabel op met voor zover mogelijk de vermelding van de begindatum van de vergadering, de plaats, de initiatiefnemer(s), de deelnemers van Hasselt, de besproken thema's, de taal waarin de bronnen werden opgesteld, de aard van de bron en tot slot de referentie (zie bijlage 1). We vonden voor de periode 1477-1538 59 landdagen meer dan J. Daris. 30 De landdagen die P. Harsin in deel 1 en II van zijn Études critiques vermeldde en waarvoor wij geen bronnen terugvonden, zijn bij onze lijst gevoegd. Voor de periode oktober 14921505 vonden we veertien landdagen meer dan Harsin,31 voor de periode 1506-1538 drie meer dan hij.32 De ondertekening van de vredesverdragen,33 waarbij ook vertegenwoordigers van de Staten aanwezig waren, werd niet in de lijst opgenomen, evenmin als de sporadische bijeenkomsten van de goede steden van het prinsbisdom of van het land van Loon. Deze zittingen kunnen immers niet als landdagen worden bestempeld. Hierop wordt verder in de tekst ingegaan. In de tabel namen we enkel de afgevaardigden van de stad Hasselt op, omdat het op basis van ons bronnenmateriaal voor de andere steden en Staten niet mogelijk was te achterhalen wie de landdagen bezocht. Omdat de stad hun vacatie betaalde, konden de Hasselaren in de Hasseltse stadsrekeningen worden opgespoord. Op de dagvaarten waren soms ook deelnemers aanwezig, die het land van Loon als geheel vertegenwoordigden. 34
J. Daris, Histoire ". pendant Ze XVe siècle; J. Daris, Histoire ". pendant Ze XV/e siècle. P. Harsin, Études critiques, I, p. 310. 32 P. Harsin, Études critiques, II, p. 430. 33 Bijvoorbeeld de Vrede van Hoei op JO april 1483 en de Vrede van Tongeren op 21 mei 1484. 34 Uit deel II zal blijken welk gebied met het land van Loon werd bedoeld. De namen van de vertegenwoordigers van het land van Loon worden verder in dit hoofdstuk vermeld.
:io
31
21
1. Werking a. Initiatief Met uitzondering van de periode van de burgeroorlog (1480-1492) was de prins-bisschop altijd bij het initiatief tot de landdagen betrokken. Lodewijk van Bourbon (t 30 augustus 1482) besliste altijd alleen over eventuele vergaderingen. 35 De eerstvolgende vergadering van de Luikse Staten na de dood van Bourbon werd door de deken en het Luikse kathedraalkapittel georganiseerd. 36 Sede vacante nam het kapittel immers de taken van de prins-bisschop over. Op 14 mei 1483 nodigden de vice-deken en het kapittel na overleg met het Luikse stadsbestuur de Staten uit 37 en de landdag van 24 januari 1484 was door de Staten zelf belegd. 38 In november 1487 riep de magistraat van de stad Luik de Staten bijeen39 en voor de dagvaart in oktober 1488 lag het initiatief bij de deken, het kapittel, de adel en het Luikse stadsbestuur met medeweten van Everhard van der Marck, momber (= voogd) van het land en oom van de latere gelijknamige prins-bisschop. 40 In het licht van de betwisting van het prins-bisschoppelijke gezag is het niet onbegrijpelijk dat de soeverein in de aangehaalde voorbeelden niet als initiatiefnemer optrad. Na het herstel van de rust in het land nam de vorst opnieuw zelf het voortouw in handen, tenminste wat Jan van Horn (t 1505) betreft. 41 Onder Everhard van der Marck (t 1538) scheen doorgaans de prins-bisschop 'by raedt, deliberacie ende advys' van de deken en het kapittel de beslissing tot organisa-
35
Hier dient opgemerkt dat we voor zijn ambtstermijn op de verdergenoemde publicatie van J. Daris zijn aangewezen, omdat de originele documenten verloren gingen. 36 RH, Fonds J. Grauwels, uitnodiging van lO november voor de landdag van 14 november. 37 J. Daris, Histoire ".pendant Ie XVe siècle, p. 564; RH, Fonds J. Grauwels, uitnodiging van 14 mei 1483. 38 RH, Fonds J. Grauwels, uitnodiging van 16 januari 1484. 39 RH, Fonds J. Grauwels, uitnodiging van 9 november 1487. 40 RH, Fonds J. Grauwels, uitnodiging van 27 september 1488. Het gaat hier om Everhard III van der Marck (t 1496), broer van de in 1485 terechtgestelde Willem van der Marck en de hoofdtegenstander van Jan van Horn. Voor een overzicht van de belangrijke rol van de familie Van der Marck-Arenberg in het Luikse prinsbisdom, zie J. de Chestret de Haneffe, Histoire de la Maison de la Marck; P. Neu, Die Arenberger, I, vooral p. 123-142. 41 In oktober 1503 nodigde het kapittel de stad Hasselt op verzoek van de prins-bisschop uit; RH, OAH, nr. 132, brief van 27 september 1503.
22
tie van een Statenvergadering te nemen. 42 Op 18 maart 1521 namen de stadhouder, de kanselier - de belangrijkste functionaris van het land - en de raad van de prins-bisschop in naam van deze laatste het initiatief. 43 In ieder geval gaat het standpunt van P. Harsin, namelijk dat het initiatief altijd door de vorst of zijn kanselier werd genomen, 44 slechts ten dele op. De situatie is grotendeels vergelijkbaar met Brabant en Vlaanderen, waar in principe de vorst het initiatief tot een bijeenkomst van de Staten nam, maar in de praktijk ook anderen - in casu de steden - dat deden. 45 Blijkens de bronnen van Hasselt en Sint-Truiden kregen de deelnemers van de dagvaarten in de regel een schriftelijke uitnodiging. In die lettres de convocation werd doorgaans zeer beknopt de agenda van de vergadering meegedeeld, zodat de betrokkenen zich konden voorbereiden. De datum van de vergadering werd gewoonlijk minstens een week op voorhand bekendgemaakt. 46 In dringende gevallen bedroeg de tijd tussen de uitnodiging en de bijeenkomst slechts enkele dagen. In maart 1521 werd de uitnodiging een week vóór de vergadering verstuurd. 47 De prins-bisschop schreef: 'Wy souden uch deesen
42
Op 9 februari 1512, op 16 januari 1514 , op 22 juni 1521 en op 30 maart 1536; Ibidem, uitnodiging van 9 februari 1512; uitnodiging van 16 januari 1514 ; uitnodiging van 22 juni 1521; SAST, nr. 99, uitnodiging van 30 maart 1536. 43 RH, OAH, nr. 132. 44 P. Harsin, 'Gouvernés et gouvernants', p. 85; zie ook G. Hansotte, Les institutions politiques, p. 127. 45 W.P. Blockmans, De volksvertegenwoordiging in Vlaanderen , p. 231-232; W. Prevenier, ' Les États de Flandre', p. 37; A. Uyttebrouck, Le gouvernement, p. 262-264. 46 Zie de tabel van de landdagen als bijlage 1. 47 RH , OAH, nr. 132, brief van 18 maart 1521. 48 Ibidem, brief van 16 januari 1514.
23
Hasselt gestuurd, waarin te lezen stond dat Bardoul de onderwerpen van de volgende landdag aan het stadsbestuur kenbaar zou maken.49
) Afb. 1. Uitnodiging van prins-bisschop Jan van Horn aan de stad Hasselt om aan de e.k. landdag van de Luikse Staten deel te nemen, Maastricht, 1 november 1501 - papier, 16 x 21 cm; RH, OAH, nr . 132.
49
RH, OAH, nr. 144 , brief van 19 augustus 1518. Ook in Holland vond de dagvaartbeschrijving meestal door middel van gesloten brieven plaats, slechts zelden mondeling; H. Kokken , Steden en Staten, p. 103.
24
b. Frequentie Het overzicht van de landdagen maakt duidelijk dat het kapittel, de adel en de goede steden van het prinsbisdom elkaar geregeld ontmoetten. De Staten van het prinsbisdom Luik vergaderden in de periode 1477-1538 voorzover bekend een weinig meer dan 100 keer, wat een jaarlijks gemiddelde van 1,7 oplevert. Er werd weliswaar één of meerdere jaren niet vergaderd,50 vooral onder het bestuur van Everhard van der Marck (1506-1538), maar samen met de onregelmatige vergaderkalender - er waren geen vaste tijdstippen van samenkomst voorzien - toont dit aan dat de Staten enkel bijeenkwamen, als daaraan behoefte bestond. Na de dood van Karel de Stoute (t 1477) troffen de Staten elkaar meermaals per jaar om de normale gang van zaken in het land te herstellen en daarna om de burgeroorlog te beëindigen. In 1485 kwam men tenminste vijfmaal samen. Omdat de Staten de belastingen telkens slechts voor een beperkt aantal jaren goedkeurden, moesten de landdagen wel frequent plaatsvinden. De vorst kon de dagvaarten niet lang uitstellen zonder in financiële problemen te geraken. 51 c. Vergaderplaats In de regel vonden de landdagen te Luik plaats, wat niet mag verwonderen. De Cité was de onbetwiste hoofdstad van het prinsbisdom en leidde de derde stand. Het was tevens de religieuze hoofdplaats van het bisdom; en het kapittel dat aan de kathedraal van Sint-Lambertus verbonden was, vormde de eerste stand van het prinsbisdom. Bij grote uitzondering zochten de Staten hun toevlucht in een andere stad. In de periode 1477-153 8 gebeurde dat enkel tijdens de burgeroorlog (1480-1492). Tussen 1485 en 1492 werd enkele keren in Maastricht vergaderd, waar prins-bisschop Jan van Horn resideerde wegens zijn strijd met de familie Van der Marck en haar aanhangers, die in Luik de scepter zwaaiden. Ook in Hasselt, Maaseik, Sint-Truiden, Tongeren en zelfs in Brussel en Diest kwamen de Staten een enkele keer samen. Na 1502 is geen
so Met name in 1508, 1513, 1517, 1519-1520, 1524-1526, 1528, 1530, 1533-1535 en 1537. 51 G. Hansotte, Les institutions politiques, p. 127-128.
25
PAl. f\TlVM
.•; .l".t- ~-· h.-~(. ~,JJ,.k
J .i..,..;,...
"f·'.-- '·~ ,_.... :..- ._ ,.,_~ " ..._
E.P l SC OPA L E
L EOD ll .
-:-
~
Afb. 2. Prins-bisschoppelijk paleis in Luik gebouwd tijdens de regering van Everhard van der Marck; Joan Blaeu, Toonneel der steden van 's konings Nederlanden, met hare beschrijvingen, deel 2, 1649 (facsimile 1973), prent bij p. IX D.
26
vermelding van een andere stad dan Luik als vergaderplaats in de bronnen terug te vinden. In welk gebouw de leden van de drie Staten elkaar troffen, is minder duidelijk. Zij kwamen normaliter in hetzelfde lokaal samen: in Luik 'vergadert in onser gewoenlicker plaetsen' .52 Door de deliberatie per stand afzonderlijk moeten meerdere plaatsen c.q. vertrekken ter beschikking van de Staten hebben gestaan. Hoogstwaarschijnlijk vergaderde men in het prins-bisschoppelijke paleis, maar dan heeft men toch een hele tijd een alternatief moeten zoeken, omdat dit gebouw tijdens de burgeroorlog grondig werd verwoest. Pas in 1515 vroeg Everhard van der Marck geld aan de Staten om het paleis weer op te bouwen. 53 Op 8 december 1505 en op 3 juni 1529 liet de vorst de Staten in de kapittelzaal van de kathedraal samenkomen. 54 Mogelijk gingen de landdagen ook door in een klooster. 55 Zeker in de achttiende eeuw beschikten de Staten in het paleis over eigen contactruimten, bureaus voor hun administratie en archiefkamers. 56 d. Intern verloop Bekendmaking van de agenda De agenda van de Statenbijeenkomsten werd beknopt aangegeven in de uitnodigingen tot de landdagen. 57 In het stadsarchief van SintTruiden bleef bij uitzondering een uitvoerig 'concept vanden propositien ende artyclen die geproponeert seelen werden opten lantdach'
sz RH, OAH, nr. 132, 8 maart 1485; 25 januari 1531. Op de landdag van 29 april 1536 beëindigde de vorst zijn voorstellen met 'als ghij vertrecken sult zijn op uwer gewoenlicke plaetzen ... '; Ibidem, 29 april 1536; SAST, nr. 99, zelfde datum. 53 RH, OAH, nr. 132, 8 januari 1515. 54 J. Daris, Hisroire ... pendant Ie XVe siècle, p. 625. Het antwoord van de Staten op 3 juni 1529 eindigde als volgt: 'Presens en chapittre situe par derier le grand aulte de la venerable eglise de Liège'; SAST, nr. 99, 3 juni 1538. ss De Staten van Henegouwen bijvoorbeeld hielden hun zittingen soms in de abdij van Val des Écoliers; C. Piérard, 'Les États de Hainaut', p. 67. De Staten van het Overkwartier vergaderden per uitzondering in het klooster 't Zand bij Straelen; G.H.A. Venner, Inventaris, p. 27. De Loonse vertegenwoordiging van steden en vrijheden kon ook in het klooster van de augustijnen in Hasselt vergaderen, zoals nog zal blijken. 56 R. Forgeur, Le pa/ais de Liège, p. 4, 32 en 37; G. Hansotte, Les institutions politiques, p. 127. 57 RH, OAH, nr. 132, nr. 143 en nr. 144; SAST, nr. 99, passim.
27
bewaard, 58 dat al even uitgebreid is als de voorstellen, die de prinsbisschop op de dagvaarten deed. Dat het niet om dé voorstellen op de landdag ging, bewijst de laatste alinea: 'Item tselen noch andere dingen geproposeert werden die tgemeyn beste ende die zekerheyt alles lants aentreffende zyn'. Die zin toont aan dat niet alle voorstellen vooraf aan de betrokkenen werden meegedeeld. In de lettres de convocation werd ook aangegeven of de betrokkenen bepaalde documenten of gegevens naar de landdag moesten meebrengen. Op de bijeenkomst van 29 april 1536 moesten de deelnemers van de steden bijvoorbeeld het aantal burgers tussen 18 en 60 jaar oud met aanduiding van hun bewapening melden. 59 De voorafgaande bekendmaking van de agenda was nodig, omdat de betrokkenen zich moesten voorbereiden op de thema's en de steden hun afgevaardigden een mandaat meegaven, dat de beslissingsruimte van deze laatsten vastlegde. Als de onderwerpen niet bij voorbaat kenbaar waren gemaakt, moesten de leden van de derde stand na de bekendmaking van de voorstellen op de landdag eerst naar hun steden terugkeren om aan hun stadsbestuur te vragen wat zij al dan niet mochten beslissen, wat tijdverlies en bijkomende kosten betekende. De initiatiefnemer vroeg de stadsmagistraat dan ook om de mandatarissen 'volkomen macht en commissie' te geven60 of 'genoich gelast hebbende vollcommen macht ind beveel mitten siegel van unser stat [= in casu Hasselt] omme te handelen sonder weder verhaill terugge'. 61 Voorafgaande vergaderingen Op 19 maart 1514 schreef de stad Tongeren het volgende aan de Hasseltse magistraat: ' ... wij hebben uren brieff aen onss gesonden ontfangen ende redelijck verstanden, believe U te weten dat dy stadt Tongeren cortz byden anderen geweest es om zekere saken etc. dan als ur wysheyt Tongeren compt om opden landach [van 28 maart] te trecken willen wy byden anderen spreken ende dat beste
58
SAST, nr. 99, 19 september 1518. Ibidem, 30 maart 1536 (uitnodiging). De lijsten van die burgers bleven niet bewaard. Bijvoorbeeld RH, OAH, nr. 132, 27 september 1503; 9 februari 1512; SAST, nr. 99, 30 maart 1536. 61 RH, OAH, nr. 132, 9 april 1492 (uitnodiging). 9 ' 60
28
inder selven saken doen ."'. 62 Hieruit blijkt dat er vóór de landdag onderlinge besprekingen tussen steden konden plaatsvinden. Hoe wijd dit fenomeen verspreid was en wie er waar samenkwam, valt niet uit de bronnen te achterhalen. Aanwezigheid en duur van de landdag De leden van de Staten moesten altijd de avond vóór de vergadering in een herberg aanwezig zijn, opdat men de ~ag erop tijdig zou kunnen beginnen. 63 De bijeenkomsten vingen wellicht op een vast uur in de voormiddag aan: 'om[me] des ande[re]n daegs ter gewoenlicker plaetse en[de] uren aen te hoeren ende verstaen dat hon geproponeirt sal werden ... '. 64 Of er in de herberg informele voorbesprekingen plaatsvonden, is niet bekend. Toch lijkt het ondenkbaar dat de vertegenwoordigers van de steden, die in elk geval op de landdag van 1 mei 1527 allemaal in de Luikse herberg De Keizer verbleven, 65 de onderwerpen van de landdag vooraf niet onderling zouden behandelen. 66 Tijdens de periode van de burgeroorlog (1480-1492) moet het voor de deelnemers overigens vrij problematisch zijn geweest om de landdagen te bereiken. De veiligheid op de weg was zeker niet gewaarborgd. Daarom gaven Everhard van der Marck, heer van Arenberg en momber van de stad Luik, en het stadsbestuur van Luik van 10 april tot 1 mei vrijgeleide aan wie de landdag van 24 april 1492 in Maastricht bezocht. 67 De duur van de vergaderingen beliep één tot enkele dagen, afhankelijk van de aard van de te behandelen thema's en van het feit of de afgevaardigden van de steden al dan niet hun stadsbestuur moesten raadplegen.
62
RH, OAH, nr. 163, brief van 19 maart 1514. Bijvoorbeeld RH, OAH, nr. 132, 20 maart 1489; 27 september 1503; 9 februari 1512; 16 januari 1514; 18 maart 1521; 19 mei 1521. 64 Ibidem, nr. 132, 25 januari 1531. 65 RH, OAH, nr. 549, f. 28v. 66 De gedeputeerden van het graafschap Holland moesten eveneens de avond vóór de vergadering in de herberg van de vergaderplaats aanwezig zijn; H. Kokken, Steden en Staten, p. 208. Ook deze auteur stelde dat dit de mogelijkheid tot informeel vooroverleg bood. In het Overkwartier van Gelre werden de deelnemers tevens de avond tevoren in de herberg verwacht; G.H .A. Venner, 'De organisatie van de Staten', p. 304; G.H.A. Venner, 'Straelen und die Stände', p. 118. 67 RH, OAH, nr. 132, brief van 10 april 1492. 63
29
De voorstellen Bij het begin van de uiteindelijke vergadering werden de vorstelijke voorstellen geproclameerd. In de bronnen van 3 juni 1529 en van 21 juli 1532 werd expliciet vermeld dat de zegelaar van de vorst niet te verwarren met de kanselier, hoewel dat ambt in andere vorstendommen doorgaans een dubbelfunctie inhield - 68 de proposities uiteenzette. 69 Op de landdag van 8 januari 1515: 'Nae den brieff die ghy gehoert hebt [wellicht de uitnodiging tot de dagvaart] die nyet en begrypt sommigen punten die myn geneden heere my belast heeft uch te vercleren ornme uch in vreede te halden'. 70 Wie de thema's in opdracht van de vorst toelichtte, staat niet vermeld. Op 15 januari 1516 deed de kanselier van de prins-bisschop dit. 71 Omdat er niet meer van dergelijke voorbeelden zijn, gaan we ervan uit dat de prins-bisschop die taak normaliter persoonlijk op zich nam: 'nae dien die voersc[hreven] propositien bijden persoen van onss heren genaden gedaen waeren, ".'. 72 De betrokkenen kregen een schriftelijk exemplaar. 73 Het kwam ook voor dat er op verzoek van een buitenlandse vorst gasten op de landdagen aanwezig waren, zoals op 20 september 1512 de ambassadeurs van keizer Maximiliaan I van Oostenrijk en op 3 januari 1514 de gedeputeerden van Margaretha van Oostenrijk, hertogin van Savoye en regentes van de Nederlanden. In dat geval deden die respectievelijke ambassadeurs en gedeputeerden de voorstellen die hun aangingen. 74 Eventueel konden nog belangrijke documenten aan de aanwezigen worden bekendgemaakt en voorgelezen. Op de Statenbijeenkomst van 30 juni 1522 werden na de voorstellen confiscatiebrieven van keizer 68
De scheiding van beide ambten in het prinsbisdom Luik was een gevolg van de dubbele bevoegdheid van de prins-bisschop, namelijk wereldlijk en geestelijk. De kanselier was president van de Geheime Raad en bevoegd voor de wereldlijke taken, hoewel hij kanunnik van Sint-Lambertus was. De zegelaar of de vicaris-generaal (eventueel beiden) stond in voor de geestelijke zaken; P. Harsin, Études critiques, I, p. 304. 69 Respectievelijk SAST, nr. 99, 3 juni 1529 en RH, OAH, nr. 132, 21 juli 1532. 70 RH, OAH, nr. 132, 8 januari 1515 (voorstellen op de landdag). 71 'Pour respondre aux proposicions faite[s] a ceste joumee des estas par mons[eigneu)r Je chancellier a c[om]mandeme[n]t n[ost)re t[re]srev[erend] s[eigneu]r et pri[n]ce mons[eigneu]r de liege'; RH, OAH, nr. 132, 15 februari 1516. 12 SAST, nr. 99, 30 juni 1522 (voorstellen op de landdag). 73 Ibidem, passim; SAST, nr. 99, passim. 74 Respectievelijk RH, OAH, nr. 132, 20 september 1512; SAST, nr. 99, 20 september 1512 en RH, OAH, nr. 132, brief van 3 januari 1514.
30
t-•
b.. . .
-4-
a'i-
~·-'f°"'.''·~ ~- "><" ,(..c..-. I
'
.. \
l {
\
r
~
.
Afb. 3. Voorstellen van prins-bisschop Everhard van der Marck op de landdag van 9 januari 1509, uit het Frans in het Nederlands vertaald - papier, 29 x 21 cm; RH, OAH,
nr. 132.
31
Afb. 4. Portret van prins-bisschop Everhard van der Marck; Edingen, Archief en Cultureel Centrum Arenberg.
32
Karel V voorgelezen in verband met geld, dat de kinderen van Willem van der Marck van het prinsbisdom vorderden. 75 De gewone deliberatie Nadat de thema's in de gemeenschappelijke vergadering waren bekendgemaakt en toegelicht, kon de deliberatie per stand in afzonderlijke ruimten beginnen. Zo'n bespreking vond waarschijnlijk telkens in de namiddag plaats. Een enkele aanwijzing daarvoor vonden we in de voorstellen van de prins-bisschop op de landdag van 29 april 1536: 'dat ghij nae der noenen, als ghij vertrecken sult zijn op uwer gewoenlicker plaetzen ... omme tsamen te communiceren ende confereren des gheens hier boven voersc[hreven] is'. 76 De Staten gaven 'advijs ende conclusien'. 77 Elke stand boog zich apart over de voorgestelde materie en formuleerde een schriftelijk antwoord. De betrokken steden van het prinsbisdom verdeelden zich in twee taalgroepen, 78 om daarna een gezamenlijk standpunt in te nemen. 79 Uiteindelijk formuleerden de drie Staten van het prinsbisdom in de plenaire zitting een gemeenschappelijk antwoord op de voorstellen van de vorst. 80 Het kwam voor dat de deliberatie van een aantal voorstellen pas op de volgende landdag plaatsvond. 81 Zoals gezegd, mochten de leden van de derde stand geen standpunt innemen over zaken, die hun mandaat te buiten gingen. Op de landdag van 8 januari 1515 konden de steden geen bede aan de prins-bisschop toestaan: 'Als aengaende der subventien oft danckbaerheit by mynen voirsc[hreven] heer versoicht etc" daeromme dat 75 SAST, nr. 99, 30 juni 1522 (voorstellen op de landdag). Wellicht gaat het om het zoengeld dat het prinsbisdom diende uit te keren wegens de wederrechtelijke terechtstelling van Willem in 1485 in Maastricht. 76 RH, OAH, nr. 132, 29 april 1536. 77 Bijvoorbeeld SAST, nr. 99, 30 juni 1522 (antwoord van de Staten). 78 In Hasselt bleven antwoorden van de Dietse steden bewaard; RH, OAH, nr. 132, 28 maart 1514; 29 april 1536. 79 Antwoorden van Luik met de andere goede steden bevinden zich Ibidem, nr. 132, 15 februari 1516 en 14 februari 1531; SAST, nr. 99, 30 juni 1522. 80 RH, OAH, nr. 132, 29 oktober 1492, 9 september 1511 , 20 september 1512, 3 januari 1514, 8januari 1515, 11juli1521, 14 februari 1531, 21juli1532, 29 april 1536; SAST, nr. 99, 29 oktober 1492, 9 september 1511, 29 maart 1512, 20 september 1512, 28 maart 1514, 30 juni 1522, 3 j uni 1529, 29 april 1536. 81 Bijvoorbeeld: 'Item inden naesten voerleden lantdach zyn drye articulen geproponeert geweest sunderlingen aentreffende dat waelvaert vanden landen ... dat mynen heere vanden staten nu daer op delibereren willen'; SAST, nr. 99, 11 juli 1521.
33
drye staeten die representerende den raedt ende die den eedt deden nyet alleyne den heere mer oick den landen'. De Staten gingen met dat initiatief akkoord en stelden de volgende samenstelling van die 'raad' voor: drie vertegenwoordigers van de prins-bisschop en telkens twee personen vanwege de drie verschillende standen. Op de landdag van 29 april 1527 adviseerde het kapittel om in verband met de muntkoers twee van haar leden met gedeputeerden van de andere Staten het voorstel en advies van de vorst daaromtrent te laten bekijken en te onderzoeken. 90 Op 20 oktober 1530 had keizer Karel V voor het prinsbisdom Luik het privilege uitgevaardigd dat tegen vonnissen van de Luikse schepenbank in criminele zaken geen beroep mogelijk was. Op de dagvaart van 14 februari 1531 verzochten de Staten aan de prins-bisschop een aantal personen naar de Luikse schepenen te delegeren om de rechtskracht te bevestigen van beslissingen van vóór dit privilege. 91 Zij stelden de volgende personen voor: de scholaster92 vanwege het kapittel, Waroux 93 voor de adel en de burgemeesters Schwarzenberg94 van Luik, J ehan Tiribu van Hoei en Thiry van Bierset van Tongeren voor de derde Staat. Deze 'commissies' of raden, met wisselende samenstelling, moeten worden gezien als voorlopers van de bestendige deputatie, die pas in de zeventiende eeuw tot een vaste instelling uitgroeide. 95 We mogen ons niet laten misleiden door de term 'gedeputeerden', want die werd te pas en te onpas gebruikt en wijst niet altijd op de afgevaardigden in zulke comités. De leden van de drie Staten gingen er niet altijd mee akkoord dat zaken door afgevaardigden in beperkte kring werden besproken. Zo stelde de vorst op de dagvaart van 11 juli 1521 voor om de duizend 90
Ibidem, 29 april 1527 (advies van het kapittel). De prins-bisschop had kort ervoor, op 26 januari 1527, een nieuwe monetaire stand gedecreteerd; Edicts et publications des monnaiesforgées, p. G IV tot H II. 91 RH, OAH, nr. 132, 14 februari 1531 (antwoord van de Staten). 92 Jacques du Buissoa; P. Harsin, Études critiques, II, p. 160. Hij was de zoon van Quintin du Buisson en Jacqueline du Parcque en werd op 20 november 1512 in het kapittel van Sint-Lambertus opgenomen; J. de Theux de Montjardin, Le chapitre de Saint-Lamben à Liège, III, p. 27-28. 93 Op dat ogenblik was Johan Ie Polain, zoon van de Luikse schepen Johan Ie Polain (t 1513), heer van Waroux; C. de Barman, Les échevins de la Souveraine lustice de Liège, p. 78. 94 Bedoeld is &!mond van Schwarzenberg, heer van Hierges; P . Harsin, Études critiques, II, p. 161 en 513. 95 J. Grauwels, 'De députés van de Dietse steden in de Luikse Staten', p . 447.
36
soldaten van het prinsbisdom, die in keizerlijke dienst waren, nog twee maanden te betalen. 96 Daarna zou het kasteel van Bouillon opnieuw onder de hoede van de prins-bisschop vallen. Deze laatste vroeg 'dat etzlicke vanden staeten gedeputeert werden omme den staet ende rekeninge te hooren ende oick die de penninge [te] handelen'. De drie Staten hadden evenwel 'geordineert ende gesloten dat sy allen int gemeyn willen tegewoirdich syn totter rekeningen' .91 Besluitvorming Wat de besluitvorming betreft, zijn de inlichtingen voor de periode 1477-1538 uitermate schaars. Het is daarom gewenst te rade te gaan bij auteurs, die voor latere periodes wel informatie konden verzamelen. Daaruit blijkt dat de stemming hoofdelijk gebeurde voor de leden van het kapittel en de adel, maar niet voor de betrokkenen van de steden. 98 De twee vertegenwoordigers van eenzelfde stad konden slechts één stem uitbrengen. De hoofdstad Luik beschikte aanvankelijk over een vorm van liberum veto in de derde stand, dat in 1684 door een tweede stem werd vervangen. Om tot een besluit te ·komen, moest in elke stand een meerderheid worden gevonden en was het akkoord van de drie standen vereist. 99 Ook in de bronnen werd een aanwijzing daartoe teruggevonden. Op 27 september 1503 nodigde het kapittel in naam van de prins-bisschop de afgevaardigden van Hasselt uit om op de komende landdag in verband met de aflossing van Bouillon en Franchimont 'eyndrechtichlick te tracteren' met de andere betrokkenen van de Staten. 100 Hier moet worden herhaald dat de beslissing van de afgevaardigden van de derde stand eventueel ondergeschikt was aan een raadpleging van het stadsbestuur of zelfs van de ambachten, die dat bestuur hadden gekozen. Bovendien was de aanwezigheid van een bepaald aantal 96
SAST, nr. 99, 11 juli 1521 (voorstellen op de landdag). Ibidem, (antwoord van de Staten). 98 P. Harsin, 'Gouvernés et gouvernants', p. 84-85; G. Hansotte, Les institutions politiques, p. 128-129. 99 In het Overkwartier van Gelre was voor een besluit evenmin unanimiteit vereist per stand, wel een meerderheid binnen elk van beide standen. De geestelijkheid was niet in de Staten vertegenwoordigd; G.H.A. Veoner, 'De organisatie van de Staten', p. 309-310; G.H.A. Venner, 'Straelen und die Stände', p. 123-125. 100 RH, OAH, nr. 132. 97
37
leden - mogelijk de meerderheid - noodzakelijk, wat problemen kon opleveren. De Staten kwamen niet altijd tot een vergelijk. Op de landdag van juni 1529 deelden enerzijds het kapittel en de adel en anderzijds de derde stand niet hetzelfde standpunt omtrent de betaling van de bijdrage, die het prinsbisdom aan de keizer voor diens kroning was verschuldigd. 101 De eerste twee Staten wilden dat de vijf kwartieren van het prinsbisdom - de steden en dorpen - het geld opbrachten, maar de derde Staat wilde de belasting gelijk over de drie standen verdelen. Elk van de drie Staten bleef bij zijn standpunt en de vergadering ging zonder overeenkomst uiteen. Net als bijvoorbeeld in het Overkwartier van Gelre 102 hadden de afwezigen in Luik ongelijk. De genomen beslissingen in de landdagen golden voor alle leden van de drie Staten van het prinsbisdom, ook voor wie niet kwam opdagen. Dat blijkt uit de lettres de convocation. De prins-bisschop schreef aan Hasselt en Sint-Truiden dat het besluit met de aanwezigen genomen zou worden, of hun gedeputeerden kwamen of niet. 103 Tijdens de periode van de burgeroorlog werden afwezigen op de landdagen zelfs als 'vredesverstoorders' beschouwd. 104 In het graafschap Vlaanderen was de situatie anders. Als één van de Leden niet op een vergadering aanwezig was, ontliep het bepaalde verplichtingen. 105 In de Vlaamse Statenvergaderingen waren de besluiten wel geldig voor de afwezigen van de geestelijke stand. 106 Ook in het hertogdom Brabant konden er bijeenkomsten van twee of drie van de vier hoofdsteden plaatsvinden, waar zaken van het land werden besproken, zonder dat die voor de afwezigen golden.107 e. De deelnemers aan de drie Staten Uit de beschikbare bronnen valt niet af te leiden welke leden van de drie Staten effectief op de landdagen aanwezig waren. Enkel 101
SAST, nr. 99, 3 juni 1529; P. Harsin, Études critiques, II, p. 206-207. G.H.A. Venner, 'Straelen und die Stände', p. 123. 103 RH, OAH, nr. 132, brief van 9 februari 1512; Ibidem, brief van 25 januari 1531; SAS:r, nr. 99, brief van 30 maart 1536. 1 °' Bijvoorbeeld RH, OAH, nr. 132, brief van 9 april 1492: 'Laet hier in gheen gebreck sijn ten eynde dat op uren gebreck die dingen niet en woerden verechtert noch behindert, op die pene gestraift ende gecorrigeert als breker des peys' . 10 ' W.P. Blockmans, De volksvenegenwoordiging in Vlaanderen, p. 144-146 en 251. 106 W.P. Blockmans, De volksve11egenwoordiging in Vlaanderen, p. 255. 107 A. Uyttebrouck, Le gouvernement, I, p. 454-458. 102
38
voor Hasselt kon op basis van de stadsrekeningen worden nagegaan of de stad aan de zittingen deelnam en wie er als gedeputeerde naartoe ging. Zelfs uit de namen van de zegelaars van landdagdocumenten kan niet worden afgeleid wie present was. Slechts enkelen zegelden in naam van de andere leden van hun Staat. Op de landdag van 16 mei 1493 werd het document in verband met Jeannot Ie Bätard108 gezegeld door de deken en het kapittel voor de eerste stand, door Simon van Herbais, 109 ridder Johan le Polain, Johan heer van Hollogne en ridder Corbeau de Ponseur voor de tweede stand en door de burgemeesters en de raad van de stad Luik voor de derde stand. 110 Op 21 juli 1532 zegelden Walter Garry voor de clerus, Willem Obrechts voor de adel en Henry Bardoul, secretaris van de Geheime Raad, voor de steden. 111 Als grote uitzondering werden in één van de protocollen van de Vrede van 1492 de volgende leden van de Staten als zegelaars teruggevonden: voor de eerste stand Richard IV van Merode, 112 heer van Houffalize, Willem van El deren, 113 Johan van Alsteren, 114 heer van Hamal en Brustem, en Jan de Rover,115 drossaard van het graafschap Loon; voor de 108 Jeannot, genaamd Ie Batard (t 1514), afkomstig van Gascogne, was gehuwd met Jacqueline, dochter van de in 1485 terechtgestelde Willem van der Marck. Hij was ook grootmeier en burgemeester van Luik, en kreeg krachtens de Vrede van Tongeren (1484) 2.000 pond toegekend voor bewezen diensten tijdens de oorlog; P. Harsin, Études critiques, I, p. 173 en 372. 109 Simon van Herbais was zegelaar, econoom en hofmeester van de prins-bisschop; RH, OAH, nr. 72, f. 22v; P. Harsin, Études critiques, I, p. 290 en 301. llO SAST, nr. 99, 16 mei 1493. m RH, OAH, nr. 132, 21 juli 1532. 112 Richard IV van Merode werd op 19 augustus 1474 in het Sint-Lambertuskapittel opgenomen en genoot zijn prebende tot 1479; J. de Theux de Montjardin, Le chapitre de SaintLambert à Liège, II, p. 299. Wellicht was hij de vader van Richard van Merode, burgemeester van Luik, voogd van Haspengouw en heer van Voroux en Ossogne, en tevens de schoonzoon van Raes van Warfusée; S. Bormans, Les seigneuries féodales , p. 392. 113 Willem van Hamal en van Elderen kreeg op 29 april 1428 een prebende in het kapittel van Sint-Lambertus. Later - wanneer precies is niet bekend - trad hij evenwel uit en huwde hij op 12 april 1456 met de dochter van Richard II van Merode (de grootvader van de gelijknamige al eerder genoemde kanunnik). llij was heer van Binderveld, Heers, Heppignies, 's-Herenelderen, Many, Rocourt, Rummen, Schalkhoven en Wasnes. Hij overleed in 1494; J. de Theux de Montjardin, Le chapitre de Saint-Lambert à Liège, II, p. 206-207. D. Schwennicke, Europäische Stamrntafeln, Band VIII, Tafel 3, geeft als sterftedatum 1 december 1497. u4 Johan van Hamal en van Elderen was de zoon van Willem van Elderen, heer van Hamal, en Yolande van Kerkom. Hij werd op 6 november 1442 in het kapittel opgenomen; J. de Theux de Montjardin, Le chapitre de Saint-Lambert à Liège, II, p. 243. 115 Jan de Rover vertegenwoordigde de prins-bisschop ook op de vergaderingen van het land van Loon; zie de tabel van de vergaderingen van het land van Loon als bijlage 2.
39
tweede stand Raes van Warfusée, heer van Voroux, Ossogne en Waroux,ll 6 Godgaff vanden Rivieren, heer van Heers en Horpmaal, Gerard van Marbeis, heer van Loverval, meester Gerard d'Yve, 117 heer van Neufvilles, Willem van Horion, heer van Oleye (Liek) en Grand-Axhe, Dierick, heer van Momalle en Braives, Englebert d'Emptines, heer van Hermalle, en Jan van Floyon, baljuw van Haspengouw; voor de derde stand Beringen, Bilzen, Borgloon, Bree, Couvin, Dinant, Fosse-la-Ville, Hasselt, Herk, Hoei, Luik, Maaseik, Sint-Truiden, Stokkem, Thuin en Tongeren.11 8 De uitgebreidheid van het aantal zegelaars is te danken aan het grote belang van de gesloten vrede. In de overige gevallen kunnen we niet meer nagaan of alle leden aanwezig waren, of het altijd dezelfde waren die niet of wel kwamen en dus of het absenteïsme al dan niet groot was. Eén voorbeeld van de afwezigheid van Dinant werd gevonden op de landdag in Sint-Truiden in 1492: 'Il est décidé qu'on [= Dinant] ne se rendra pas à la Journée d'État à Saint-Trond, à cause des grandes occupations du conseil' . 119 Zulke gevallen zullen wellicht frequenter zijn voorgekomen. In het Overkwartier van Gelre bijvoorbeeld was het absenteïsme op het einde van de zestiende eeuw erg groot, zeker bij de adel, en dit vooral omwille van de hoge kosten van een Statenvergadering en omwille van het onveilige reizen. 120 Zoals verder zal blijken, lieten sommige Loonse steden zich door een gemeenschappelijke representant vertegenwoordigen. G. Hansotte schreef dat vanaf het einde van de zeventiende eeuw enkel de burgemeesters als afgevaardigden van de steden op de landdagen mochten verschijnen, omdat zij daartoe het meest ge116 Raes van Warfusée (t 1525) was op dat ogenblik raadsheer en eerste kamerheer van Jan van Hom. Tevoren was hij voogd van Luik geweest, maar hij had die functie neergelegd ten voordele van Everhard llI van der Marck. Raes huwde met Elisabeth Bacx, dochter van ridder Renier, heer van Rhode. Hun enige dochter Agnes trouwde met Richard van Merode; C. de Borman, Les échevins de Liège, p. 414. Hij en Richard van Merode waren de nauwste adellijke aanhangers van prins-bisschop Jan van Hom; P . Harsin, Études critiques, I, p. 301. 117 Gerard d'Yve was de zoon van Jean d'Yve en Jeanne de Celles. Op 28 augustus 1500 was hij in elk geval overleden; J.S.F.J.L. de Herckenrode en M. de Vegiano, Nobiliaire, IV, p. 2175. 118 SAST, nr. 99, 5 mei 1492; P. Harsin, Études critiques, I, p. 288, noot 177. 119 E. Gérard en G. Gérard, Analectes pour servir à l'histoire de Dinant. Inventaire Remacle, p. 116 (uit 'Régistre aux sieultes', 1490-1524, f. 20r). 120 G.H.A. Venner, 'De organisatie van de Staten', p. 305-306.
40
schikt waren. 121 Voordien mocht het stadsbestuur om het even wie afvaardigen. In de zestiende eeuw zouden het meestal de burgemeesters zijn geweest. Na onderzoek van de Hasseltse stadsrekeningen blijkt inderdaad dat doorgaans de burgemeesters de Loonse hoofdstad vertegenwoordigden, meestal vergezeld van de stadssecretaris of een bode, hoewel ook anderen wel eens naar de landdagen trokken, al dan niet samen met één of beide burgemeesters.122 f. Financiering Volgens G. Hansotte draaide de vorst op voor de kosten van de Statenvergaderingen, maar namen de Staten soms de verplaatsingsen verblijfskosten op zich. 123 Hoewel het om één van de clausules in de capitulatie van de vorst ging, 124 is althans voor de periode 1477-1538 niet in de bronnen terug te vinden dat de prins-bisschop de landdagen financierde. Het leek veeleer zo dat de betrokkenen zelf betaalden. Zo hadden de vertegenwoordigers van Borgloon en Hasselt in februari 1516 aan de rentmeester van het land van Loon - de Hasselaar Peter van der Heyden alias Culen - gevraagd of zij naar hun stad mochten terugkeren om kosten te sparen. 125 De rentmeester zou de zaken verder alleen voor het land van Loon behandelen. Op de Statenbijeenkomst in mei van datzelfde jaar moest elke stad en vrijheid zijn eigen kosten betalen, omdat het een gemene landdag betrof. 126 Dat we de Hasseltse vertegenwoordigers in de stadsrekeningen terugvonden, bewijst dat de stad zelf de verplaatsings- en verblijfskosten op zich nam.
121
G. Hansotte, Les institwions politiques, p. 125-126. Zie bijlage 1, landdagen van het prinsbisdom Luik, waarin we de Hasseltse deelnemers opnamen. In de bronnen werd niet altijd vermeld of een persoon het ambt van burgemeester uitoefende. Werd dat niet aangegeven, dan baseerden we ons op de burgemeesterslijsten van J. Gessler, 'Analecta Hasselensia', p. 82-84, en van C. Bamps en E. Geraets, ' Hasselt-jadis', p. 98-99. 123 G. Hansotte, Les institutions poliliques, p. 127. De auteur verwijst daarvoor naar een ordonnantie van 1791 ; ROPL, 3de serie, II, p. 954. 124 P. Harsin, Études crüiques, Il, p. 57. 125 RH, OAH, nr. 380, f. 8v; zie ook deel Il. 126 RH, OAH, nr. 380, f. ! Ir. 122
41
g. Taalgebruik De landdagen verliepen hoofdzakelijk in het Frans. De stad Luik en het kapittel, verbonden aan de Luikse kathedraal van Sint-Lambertus, speelden immers de hoofdrol. Toch vlotte de samenwerking tussen de Franstaligen en de Dietstaligen kennelijk goed. 127 De uitnodiging voor de landdag werd doorgaans in het Diets opgesteld, tenminste voorzover het Hasselt betreft. De voorstellen van de prins-bisschop op de vergadering werden van het Frans naar het Diets vertaald en ook van de genomen besluiten kregen de nietFranstaligen een kopie 'gemaict uut welschen in dutschen' .128 In het stadsarchief van Sint-Truiden bevinden zich wel opvallend meer Franstalige documenten met betrekking tot de landdagen dan in het archieffonds van de stad Hasselt. Dat is mogelijk verklaarbaar doordat Sint-Truiden dichter tegen de taalgrens lag en niet tot het land van Loon behoorde, in tegenstelling tot Hasselt, dat centraal in Loon lag en er bovendien de feitelijke hoofdstad van vormde. Ook van belangrijke documenten ontvingen de Dietstalige betrokkenen in de Luikse Staten een exemplaar in hun taal. Van de pauselijke brieven inzake het proces van het prinsbisdom Luik tegen de hertog van Saksen bijvoorbeeld kregen de leden van het kapittel een Latijnse versie, de adel en de goede steden elk twee exemplaren, één in het Frans en één in het Diets, opdat iedereen het zou begrijpen. 129 Om diezelfde reden werden ook de privileges, die de keizer aan het prinsbisdom toekende, uit het Latijn naar het Frans en het Diets vertaald. 130 h. Loonse verstandhouding en samenwerking Vraag is of de Loonse vertegenwoordigers in de Luikse Staten een afzonderlijke groep vormden. In de terminologie werd een onderscheid gemaakt tussen het graafschap of land van Loon en de 127 In de bronnen zijn geen sporen van klachten omtrent het Frans als voertaal terug te vinden. Enerzijds dient de gebrekkigheid van de bewaarde archivalia in rekenschap gebracht te worden, anderzijds moet de Franstaligheid niet per definitie problemen veroorzaakt hebben. 128 Over het authentieke karakter van de vertalingen kan op basis van de bronnen geen uitspraak gedaan worden. Wie de vertaling verwrgde, is evenmin bekend. 129 RH, OAH, nr. 132, 8 januari 1515 (voorstellen van de landdag). 130 SAST, nr. 99, 19 september 1518 ('concept' van de voorstellen van de landdag).
42
overige delen van het Luikse prinsbisdom. Men sprak van de Staten van het land van Luik en het graafschap of land van Loon, 131 ook wel - maar slechts bij uitzondering - van de Staten van het land van Luik, het hertogdom Bouillon en het graafschap Loon. 132 Het gebruik van dergelijke titulatuur lijkt ons evenwel geen geldig argument om tot een aparte positie van Loon te besluiten. De terminologie gaat immers terug op de veertiende-eeuwse verwerving van het graafschap Loon door de Luikse prins-bisschop en bleef nadien behouden. De bronnen van de landdagen laten niet toe te besluiten dat de Loonse steden een invloedrijke stem hadden. 133 Wel worden in de rekeningen van het land van Loon vermeldingen aangetroffen van vertegenwoordigers van het land van Loon als geheel (dus niet van de Loonse steden apart), die op kosten van het land naar de dagvaarten trokken, hoewel geen spoor van hen in het landdagenarchief terug te vinden is. In de rekening die op 24 augustus 1490 werd opgemaakt, werden de rentmeester van het land van Loon Jan Custers en meester Rener Bunnen (schepen van Hasselt) betaald om naar de landdag in Luik en Tongeren te gaan. 134 Daarna trokken de schout van Ham, meester Rener Bunnen, rentmeester Jan Custers en de Hasseltse bode Merlemont voor het land van Loon naar de landdag in Maastricht. Ook op de dagvaart in Diest met de hertog van Saksen waren gedeputeerden van Loon aanwezig. 135 Op twee landdagen in Sint-Truiden (circa 1490-1492) vertegenwoordigden onder meer Willem Boes (burgemeester van Borgloon), Peter Swolffs (burgemeester van Beringen) en Aert Bormans (stadsontvanger van Hasselt) het land van Loon. 136 Op de Statenbijeenkomst van 9 september 1511 in Luik waren de Hasselaren Peter van der Heyden alias Culen en J(oh)annes Jupen voor het land van Loon aanwezig, 137 naast de Hasseltse burgemeesters en schout in naam van hun stad, 138 en zoals gezegd, bij de financiering van de landda131
SAST, nr. 99, passim; RH, OAH, nr. 132 , passim. Bijvoorbeeld RH, OAH, nr. 132, mandement van 8 maart 1485. 133 Bronnen waaruit de opvattingen en de houding van de Loonse adel en geestelijkheid kunnen worden vastgesteld, bleven niet bewaard. 134 RH, OAH, nr. 369, f. 3r. De datum van de landdag wordt in de rekeningen op een enkele keer na niet vermeld. 135 RH, OAH, nr. 369, f. 3v en f. 5v. 136 RH, OAH, nr. 370, f. 16r. 137 RH, OAH, nr. 377, f. 9v- 10v. 138 RH, OAH, nr. 521, f. 19r en 2lr. 132
43
gen was de rentmeester van het land van Loon in februari 1516 in Luik op de vergadering aanwezig en sprak hij in naam van de vertegenwoordigers van Hasselt en Borgloon. 139 De vertegenwoordiging van het geheel moet - zeker voorzover het Hasselt aangaat - los van de gedeputeerden van de afzonderlijke steden worden gezien. De landdag van november 1511 toont dit aan. In margine werd zelfs genoteerd 'dat die burgemeestere van Hasselt opten selven dachfart waeren vander stat weegen ende de vors. Peter van der Heyden alias Culen ende J oupen van slants weegen'. 140 Dat de vertegenwoordiging van het land van Loon de afzonderlijke gedeputeerden van de kleine Loonse steden - op Hasselt en eventueel Borgloon als hoofdstad de jure na - op de landdagen verving, mag zeker niet worden uitgesloten. Het land van Loon betaalde ook bodes om convocatiebrieven van de landdagen rond te brengen. De zuster van bode Gerit van Merlemont kreeg in 1493 bijvoorbeeld vijf stuiver om twee dergelijke brieven naar Borgloon en Bilzen te brengen. 141 De Loonse steden konden ook apart met de vorst bijeenkomen. Op 12 september 1521 was er te Luik een vergadering van de Loonse steden Beringen, Bilzen, Borgloon, Hasselt en Herk met de steden Bree, Maaseik en Stokkem van het ambt Stokkem om de betwistingen omtrent de fiscale bijdrage van dat ambt te beëindigen. 142 Het ambt Stokkem wilde niet meer betalen dan het vijfde deel van de belastingen, geheven in de Loons-Stokkemse omschrijving. Zoals bij de landdagen moesten de betrokkenen de avond voordien aanwezig zijn. De gezamenlijke Loonse vertegenwoordiging, de leidende rol van Hasselt over het geheel en de eigen taal zijn elementen die op een Loonse samenwerking en eigenheid wijzen. Men verdedigde vanuit een gemeenschappelijk historisch verleden gelijke belangen binnen een eigen territorium. Vooral door de gebrekkigheid van de bronnen kan echter geen spoor van Loonse invloed in de landdagen worden teruggevonden, maar van de Waalse steden evenmin. Wellicht ontbrak het Loon aan macht. Enkel een samenwerking in Diets verband, met steden als Sint-Truiden en Tongeren, kon in de Luikse Staten eventueel enige vruchten afwerpen. 139 140 141 142
RH, RH, RH, RH,
44
OAH, OAH, OAH, OAH,
nr. 380, f. 8v. nr. 377, f. lOv.
nr. 372, f. 4v. nr. 132, brief van 4 september 1521.
i. Samenwerking op Diets niveau, vooral tussen Hasselt, Tongeren
en Sint-Truiden De Dietse steden, en dan eigenlijk vooral Tongeren, Sint-Truiden en Hasselt, hadden onderling een goede verstandhouding en werkten behoorlijk samen. Zij delibereerden in de aparte taalgroep over de vorstelijke voorstellen op de landdagen. 143 Zij moesten samen tot een besluit komen om met die conclusie verder te vergaderen in de voltallige sessie van de derde stand en daarna in de plenaire zitting van de drie Staten. Op de landdag van 28 juni 1513 verkregen de Dietse steden een uitzondering op een ordonnantie in verband met renten en erfelijke cijnzen op huizen. 144 De ordonnantie zou voor hen niet gelden, totdat de prins-bisschop de steden had bezocht om zich van de toestand te vergewissen. In het geheel van de Dietse steden kreeg Tongeren wel eens een aparte vermelding. Op de landdag van 29 april 1536 luidde de titel van de Dietse bespreking van de vorstelijke proposities 'deliberacie ende advys der stat Tongeren ende anderen Dutschen steeden'. 145 De prins-bisschop had aan elke stand gevraagd zes betrokkenen te deputeren 'omme tsamen te communiceren ende confereren des gheens hier boven voers[chreven] is ende daer nae advijs ende beraedt genoemen hebbende tsaemen eenen yeghelick rapport
143
144
1" 146 147 148
Ibidem, Ibidem, Ibidem, Ibidem. Ibidem, Ibidem,
28 maart 1514; 29 april 1536. 28 juni 1513. 29 april 1536. 14 februari 1531 (besluiten van de landdag). 28 maart 1514 (antwoord van de Dietse steden op de landdag).
45
Ook buiten de eigenlijke vergaderingen was er regelmatig contact en overleg tussen de top drie van de Dietse steden Tongeren, SintTruiden en Hasselt als hoofd van het land van Loon. Zij trokken samen naar de landdagen, vroegen elkaar om raad inzake de uitvoering van de besluiten van de Staten, overlegden over prins-bisschoppelijke eisen, namen elkaars bepalingen in verband met munthervorming en graanuitvoer over, waarschuwden elkaar regelmatig voor de dreiging van vijandige soldaten enz. 149 j. Afzonderlijke bijeenkomsten van de derde stand Naast de landdagen waren er ook aparte ontmoetingen van de derde stand van het land, georganiseerd door de prins-bisschop. Twee zulke bijeenkomsten konden we bewijzen, maar vermoedelijk vonden die vaker plaats. De twee bronnen zijn immers respectievelijk een vermelding in een rekening van het land van Loon en een uitnodiging van de prins-bisschop. Verslagen van de vergaderingen bleven niet bewaard. Op 29 juli 1515 was er een stedenvergadering te Luik in verband met de hertog van Saksen. 150 De steden van het land van Loon gingen niet afzonderlijk, maar stuurden een gezamenlijke afvaardiging, namelijk Jan van Hout en zijn collega van Borgloon en de Hasselaren Henrick Greven, Jannes Jupen en Peter van der Heyden alias Culen. In Luik, waar zij de steden van de andere kwartieren van het prinsbisdom ontmoetten, werd besloten dat Peter van der Heyden en Jannes Jupen als vertegenwoordigers van het land van Loon met de andere steden naar Mechelen zouden reizen om de zaak verder met de gedeputeerden van de hertog van Saksen te bespreken. Op 20 mei 1521 was er een samenkomst van de steden te Luik in verband met de soldij van keizerlijke troepen. 151 Net zoals bij de landdagen moesten de betrokkenen de avond voordien in de herberg aanwezig zijn. Hasselt stuurde zijn gedeputeerden afzonderlijk naar de hoofdstad. Of er daarnaast nog een delegatie van het land van Loon ging, is niet bekend. Tot slot zij hier nog eens de vergadering vermeld van de Loonse steden met de prins-bisschop op 12 septem-
149 A. Mertens, Loons, Diets en Luiks, de volksvenegenwoordiging, p. 82-84, op basis van RH, OAH, nr. 132, 163, 370, 510, 517 en 521. 15o RH, OAH, nr. 378, f. llv. 151 RH, OAH, nr. 132, 19 mei 1521 (uitnodiging van de prins-bisschop).
46
ber 1521 te Luik in verband met het fiscaal aandeel van het ambt Stokkem.
2. Bevoegdheden van de Luikse Staten Dat de Staten van het prinsbisdom Luik dankzij hun uitgebreide bevoegdheden op politiek, fiscaal-financieel, economisch, militair en juridisch vlak een degelijke controle op het bewind uitoefenden, is uit de literatuur bekend. 152 Zij bezaten samen met de prinsbisschop wetgevende macht en verleenden hun goedkeuring aan verdragen met buitenlandse vorsten. Belastingen konden zonder instemming van de Staten niet worden geheven en zij beslisten mee over oorlog en vrede. Welke concrete zaken de vertegenwoordigers van de drie standen in de Statenvergaderingen behandelden, kon niet worden onderzocht. 153 a. Algemeen politiek beleid Na het nefaste Bourgondische regime probeerde Lodewijk van Bourbon (t 30 oktober 1482) het prinsbisdom er weer bovenop te helpen. Op de landdagen besprak hij met de drie Staten het hospitaalwezen en de armenzorg, de bevoegdheden van de vorst en de Staten, de benoemingen, de binnenlandse vrede, de herinrichting van het Luikse kapittel, het lot van de emigranten, de confiscatie van goederen, de nodige herstellingen binnen het prinsbisdom, de 'Pauline' - de pauselijke bul van 1465, die de prins-bisschoppelijke autoriteit vastlegde - 154 de reglementering op het dragen van
ui
P. Harsin, 'Gouvemés et gouvemants', p. 83-84; G. Hansotte, Les institUlions politi-
ques, p. 129-133. 153 Om een vergelijking met het grondig ontlede Vlaanderen en Brabant mogelijk te maken, volgden wij voor dit onderdeel de structuur van W.P. Blockmans, De volksvenegenwoordiging in Vlaanderen, (deel III: Functies), en W.P. Blockmans, 'Typologie van de volksvertegenwoordiging', p. 494-497. In verband met de verschillende onderwerpen die besproken werden, verwijzen we voor een precieze bronreferentie naar de tabel van de landdagen als bijlage 1. 154 P. Harsin, Études critiques, I, p. 43-44. In 1518 verleende ook keizer Maximiliaan een privilege aan het prinsbisdom ter bevestiging van alle vrijheden, statuten, rechten enz. die door zijn voorgangers of andere souvereinen toegekend waren. Het keizerlijke privilege werd regelmatig door zijn opvolgers bevestigd; ROPL, tweede serie, I, p. 27 (24 juni 1518); Ibidem, p. 76-78 (27 juli 1521); Ibidem, p. 76-78 (20 oktober 1530); Ibidem, p.
47
livreien en de inrichting van een jaarlijks feest ter herdenking van de triomf van de prins-bisschop over de samenzweerders tegen hem. Tijdens de korte periode van het interregnum (1482-1484) kwamen de Luikse Staten toch nog bijeen, uiteraard zonder prinsbisschop. Zij kozen Willem van der Marck als momber van de hoofdstad en verdediger van het land en delibereerden over het herstel en de welvaart van de staat. De onderwerpen die onder Jan van Horn (1484-1505) door de Staten op binnenlands politiek vlak werden behandeld, betroffen de vrede en de welvaart binnen het land, de onderhandelingen tussen de vorst en de hoofdstad met als gevolg de Vrede van Sint-Jacob in 1487 (het belangrijkste Luikse publiek- en administratiefrechtelijke document), 155 de bekrachtiging van vroegere decreten van de Staten, de strafkwijtschelding aan de stad Luik en de tegenpartij, en de teruggave van alle geconfisqueerde goederen van de heerlijkheid Grevenbroek aan Adriaan van Grevenbroek. Op de laatste landdag onder het bewind van Jan van Horn stelden de Staten hem voor om wegens zijn ziekte een coadjutor in dienst te nemen, wat helemaal niet in goede aarde viel. 156 Everhard van der Marck (1506-1538) behandelde met de Staten het behoud van de vrede en het herstel van de welvaart in het land, de privileges die de keizer aan het prinsbisdom had verleend, het juridisch statuut van prins-bisschoppelijke domein- of tafelgronden, het statuut van de lenen, een aantal bepalingen van de Vrede van de XXII, processies en speciale missen, de goederen van de burgers van Maastricht, de verkoop van erfelijke goederen, het edict van Worms tegen Luther en de landloperij.
136-139 (20 juli 1545); Ibidem, p. 307-308 (31 augustus 1570); Ibidem, III, p. 64-65 (22 augustus 1626). 155 Ibidem, III, p. 200-205. 156 Ibidem, II, p. 31-32.
48
Afb. Sa. Dubbele stuiver van Willem van der Marck met beeldenaar in wapenuitrusting, 1484; Edingen, Archief en Cultureel Centrum Arenberg.
Afb. 5b. Dubbele stuiver van Willem van der Marck met beeldenaar in profiel, 1484; Edingen, Archief en Cultureel Centrum Arenberg.
49
De buitenlandse politiek van de Staten en de vorst was na de burgeroorlog haast volledig gericht op neutraliteit, een doelstelling die het prinsbisdom, een zelfstandig kerkelijk vorstendom binnen het Heilig Roomse Rijk en sedert 1500 onderdeel van de Westfaalse 'Kreits' van het Rijk, tot aan de opheffing in 1795 bleef nastreven. 157 Het land poogde daarom vrede met Frankrijk en Brabant te sluiten. Een maatregel van buitenlandse politiek die los van het neutraliteitsstreven stond, was, op de landdag van 11juli1521, het verbod op de verkoop van onroerende goederen aan buitenlandse kloosters en kerken. b. Financiën en fiscaliteit Onder de rubriek financiën en fiscaliteit worden niet alleen de bedes van de prins-bisschop en de keizer verstaan, maar ook de betalingen aan schuldeisers van het land en de discussies daaromtrent, betalingen voor verdragen en voor de verdediging van het land, de schulden op gronden en huizen en dergelijke. De directe belastingen werden volgens een vaste sleutel gelijkmatig over de vijf kwartieren van het prinsbisdom verdeeld, te weten 1. Luik en omstreken; 2. Condroz, Franchimont en Moha; 3. Amont en Tussen-Samber-en-Maas; 4. Haspengouw (Borgworm, Sint-Truiden en Tongeren) en 5. Loon. 158 De belastingen in het laatstgenoemde kwartier zullen we in deel II ontleden. Voorzover bekend, kwamen onder Lodewijk van Bourbon weinig financiële onderwerpen ter sprake. De Staten waren met de vorst een belastingvermindering overeengekomen en er werd enkel een "' Voor een overzicht van de buitenlandse politiek van het prinsbisdom onder de vorsten Horn en Van der Marck, zie P. Harsin, Études critiques, I, p. 316-335 en II, p. 63-112 en 325-410. 158 Ibidem, p. 190; G. Hansotte, Les institutions politiques, p. 138. Onder het fiscale kwartier Loon wordt hier het door ons besproken land van Loon met inbegrip van het ambt Stokkem verstaan; zie p. 111-115. Fairon stelde vast dat de ontvangsten van het graafschap Loon niet onmiddellijk na de opname van Loon in het Luikse vorstendom in de algemene rekeningen van het prinsbisdom ingeschreven werden, in elk geval nog niet in 1429-1430. In 1508 werd nog een apart register aan het land van Loon gewijd. De auteur stelde volgende verdeling van het graafschap Loon vast: 1) Loon, met daaronder de kwartieren Borgloon, Vliermaal, Hasselt, Herk, Bilzen, Genk en Zutendaal; 2) Stokkem; 3) Pelt en Grevenbroek; 4) sedert 1614 het graafschap Horn; E. Fairon, Inventaire des archives de la Chambre des Comptes, p. 66. Wij vonden enkel een tweedeling in de Loonse rekeningen terug. Genk en Zutendaal ressorteerden onder het ambt Stokkem en Pelt en Grevenbroek vielen onder het land van Loon.
50
heffing voor de verdediging van de hoofdstad en het land besproken. Tijdens de langere regeerperiode van Jan van Horn kwamen meer fiscaal-financiële materies aan bod. 159 Om te beginnen moesten de schuldeisers worden terugbetaald: Everhard van der Marck, de bisschop van Kamerijk Jacques van Croy en J eannot Ie Bätard. Daarnaast moest het prinsbisdom bijdragen leveren voor het vredesverdrag en voor de financiering van de neutraliteit. De prins-bisschop vroeg geld om met keizer Maximiliaan en later met Filips de Schone naar het Heilig Roomse Rijk te kunnen trekken, om in Keulen te gaan bemiddelen tussen de prins-bisschop van Utrecht en de hertog van Gulik en om in Frankrijk de belangen van het land te verdedigen. Het prinsbisdom leverde een aandeel in de betaling aan keizer Maximiliaan voor zijn actie tegen de Zwitsers, die weigerden de Rijkshervorming van 1495 te erkennen, en moest een bijdrage leveren aan het onderhouden van het leger van de Duitse vorst. Andere discussiethema's waren de schulden en lasten van het land en de hoofdstad, de schulden op grondpercelen, de betaling van renten, de herwinning van de kastelen van Stokkem en Bouillon en de soldij van ruiters. Onder Everhard van der Marck delibereerden de Staten over betalingen aan de volgende crediteurs: 160 de hertog van Saksen, Jacques van Croy, Filips van Kleef (heer van Ravenstein en luitenant-generaal van Maximiliaan van Oostenrijk), de graaf van Nassau, de graaf van Horn en de keizer, die de renten van de kinderen van Willem van der Marck had geconfisqueerd. De inwoners van het prinsbisdom moesten ook bijdragen in de belastingen van het Heilig Roomse Rijk met betrekking tot de betaling van de keizerskroning in Rome en de Türkensteuer (de financiering van het leger tegen de Turken). De drie Staten keurden ook telkens voor een periode van zes jaar een jaarlijkse dotatie voor de prins-bisschop goed. De vorst gebruikte dat geld om zijn land er opnieuw bovenop te helpen, wat tijdens het bewind van Jan van Horn nog lang niet was voltooid, en op die manier te zorgen voor de 'waelfaert, troist ende rust van synen ondersaten dardurch hon gevende groet zekerheit'. 161 Zo werden Bree, Bouillon, Couvin, Ciney, 159
160
Zie ook P. Harsin, Études critiques, I, p. 345-363. Voor een overzicht van de belastingen onder Everhard van der Marck, zie P. Harsin,
Études critiques, II, p. 190-210.
51
Hasselt, Luik, Maaseik, Sint-Truiden, Stokkem en de grenzen van het land versterkt en liet de vorst het paleis in Luik herbouwen. Van de dotatie werd tevens het proces tegen de hertog van Saksen, crediteur van het prinsbisdom voor achterstallige soldij, 162 in Rome betaald. Ook voor de soldij van soldaten en voor de betaling van de Vrede van Kamerijk stond het prinsbisdom gedeeltelijk in. Andere financiële onderwerpen vormden de verkoop van erfelijke goederen, de bespreking van de renten op huizen en erven, en de zware lasten op vervallen huizen in de steden, wat de wederopbouw erg bemoeilijkte. c. Landsverdediging Op het gebied van landsverdediging werden zowel het interne als het externe veiligheidsbeleid behandeld: maatregelen tegen samenzweerders, het verbod om tweedracht te zaaien, de aanstelling van een lijfwacht voor prins-bisschop Lodewijk van Bourbon tegen Willem van der Marck, richtlijnen tegen ongehoorzaamheid, politionele zaken, de veiligheid van de wegen, de versterking van de garnizoenen, het beklag over de commandant van de versterking in Agimont (die geen prins-bisschoppelijke troepen wilde toelaten), het verbod om in dienst van een buitenlandse vorst te treden, de telling en paraatheid van de dienstplichtigen en de eed van de kasteleins. d. Economische politiek In verband met het economische beleid kwamen nijverheid en handel niet ter sprake. Enkel over de muntproblematiek werd uitvoerig gediscussieerd in de Staten, behalve onder Lodewijk van Bourbon. 'Hoewel dat alleen toebehoert onsen geneden heer te doen ende tordineren ordene aen der muynten, nochtans om deswille dat veele persoenen beeter weeten ende merckelicken die groete ongeregeleerschappe die men nu heeft int sel ve stuck', 163 werd de muntpolitiek regelmatig onder Jan van Horn en Everhard van der Marck in de landdagen besproken. De diversiteit in de soorten 161 162 163
RH, OAH, nr. 132, 8 januari 1515 (voorstellen van de prins-bisschop). Zie p. 139. RH, OAH, nr. 132, 15 februari 15 16 (voorstellen van de prins-bisschop).
52
munten en hun waarde was in die tijd te groot, zodat de Luikse munten onder Everhard van der Marck aan de Brabantse voet werd gekoppeld. De nieuwe muntslag moest een tegenwicht vormen tegenover de minderwaardige speciën die door Lodewijk van Bourbon en Jan van Horn in omloop waren gebracht. Die muntpolitiek hing nauw samen met de handelspolitiek, omdat het de handelsbetrekkingen vergemakkelijkte. 163 Dat de muntpolitiek een niet te onderschatten thema is, bewijst de situatie in Vlaanderen, Brabant en Holland. In die vorstendommen kon de vorst daarover niet zonder de Staten beslissen. 164 In Brabant werden de bevoegdheden van de Staten inzake monetaire politiek in het Waalse Charter van 1314 en in de Blijde Inkomst van 1356 vastgelegd en met kleine wijzigingen in elke Blijde Inkomst herhaald. De oudst bekende bronnen die inhoudelijke informatie over de vergaderingen van de Brabantse Staten met hun vorst bevatten, behandelen trouwens de monetaire crisis in 13801381.165 Vlaamse en Hollandse privileges bevatten soortgelijke clausules als de Brabantse. P. Spufford zag het ontstaan van de Staten-Generaal in de Nederlanden in 1437 zelfs als een gevolg van de munteenmaking in de Bourgondische Nederlanden in 1433. 166 Het kwam voor de vorst immers voordeliger uit om met de verschillende Staten samen over hetzelfde onderwerp te vergaderen dan met elk afzonderlijk. In de eerste negen vergaderingen van de Staten-Generaal van de Nederlanden tussen 1437 en 1461 stonden steeds monetaire problemen op de agenda. In de vijftien daaropvolgende bijeenkomsten tussen 1463 en 1470 kwam de muntpolitiek maar liefst tien keer aan bod. Dat monetaire zaken op het niveau van de Staten-Generaal werden besproken, wil niet zeggen dat de provinciale Staten hun bevoegdheid daaromtrent verloren. Net zoals de afgevaardigden van de steden in de Luikse landdagen, beschikten de gedeputeerden van de afzonderlijke Staten slechts over een beperkt mandaat in de Staten-Generaal.
163
164 165 166
Zie J. de Chestret de Haneffe, Numismatique, p. 203, 2 19-220, 232-243. P. Spufford, Monetary problems, p. 147-163. H . Laurent, La /oi de Gresham au moyen age, p. 24-25. P. Spufford , Monetary problems, p. 154.
53
Afb. 6a. Goudgulden van prins-bisschop Everhard van der Marck naar het postulaatstype, verordening van 1510, 2,27 gr.; Edingen, Archief en Cultureel Centrum Arenberg.
Afb. 6b. Snaphaan, bijgenaamd De Sint-Hubertus, van prins-bisschop Everhard van der Marck, 1525; 7,72 gr.; Edingen, Archief en Cultureel Centrum Arenberg.
54
e. Justitie Op juridisch vlak voerde hoofdzakelijk Everhard van der Marck belangrijke hervormingen door om de proceskosten en -duur te verminderen. 168 De schepenen van Luik en Vliermaal mochten niet meer als raadgevers optreden in processen, die voor die hoven werden bepleit. Vooral inzake beroep leverde Van der Marck origineel werk. Op de landdag van 15 februari 1516 maakte hij de idee bekend om een nieuwe instelling als hof van beroep voor het prinsbisdom op te richten als tegenhanger voor het Reichskammergericht, dat sedert 1527 in Spiers en sedert 1693 in Wetzlar was gevestigd. 169 In 1518 kreeg het prinsbisdom vier privileges van keizer Maximiliaan. Het belangrijkste was het privilege de non appellando, dat het verbod van een direct beroep voor het Rijkskamergerecht inhield. Eerst werden de vonnissen van de Luikse schepenen onderworpen aan de vorst en zijn raad en daarna was er enkel in onroerende zaken boven 600 gulden en in roerende zaken boven 300 gulden een beroep voor het Rijkskamergerecht mogelijk. Karel V zou die bedragen nog verdubbelen. 170 Andere juridische onderwerpen die op de landdagen aan bod kwamen, zijn het aantal leenmannen nodig bij verheffingen, de correctie van misdadigers enz. f. Kwantitatief overzicht van de bevoegdheidsterreinen Als we de behandelde thematiek per regeerperiode in cijfers omzetten, kan het belang van de verschillende actieterreinen worden afgeleid, net als een eventuele evolutie in de besproken onderwerpen. Dit geeft het volgende beeld: 171 168 Voor een overzicht van de justitiële thematiek, zie, naast de tabel van de landdagen als bijlage 1, ook P. Harsin , Éwdes criliques, II, p. 148-163. 169 A. Laufs, 'Reichskammergericht' , kol. 655-662. 170 Voor wat belreft de beroepsprocedure in het prinsbisdom, zie ook G. Hansotte, Les inslitutions politiques, p. 177-181. l1l Om tot de cijfers te komen, deelden we de besproken onderwerpen op de landdagen per prins-bisschop (plus het interregnum) in de verschillende categorieën in en berekenden we het percentage. Het gemiddelde werd eveneens berekend door de onderwerpen op te tellen, en niet door het gemiddelde van de bekomen percentages te berekenen . Uiteraard is het niet altijd eenvoudig om uit te maken of een thema bij het ene dan wel bij het andere bevoegdheidsterrein moet worden ondergebracht. Voor de indeling verwijzen we naar de voorgaande paragrafen onder 2. Bevoegdheden van de Luikse Staten. Net zoals bij W.P.
55
Kwantitatief overzicht van de thema's in procenten Tnema
Binnenlandse politiek Buitenlandse politiek Financiën Landsverdediging Monetaire politiek Justitie
tlouroon
lnterregnum
ttom
van oer Marck
uem1aae1ae
37 23 10 23
67 33
33 4 49 2 9 2
22 8 32 14 7 18
28
7
10
32 12 6 Il
Onder Lodewijk van Bourbon bespraken de Staten vooral politieke aangelegenheden met de vorst (60 procent), hoofdzakelijk binnenlandse kwesties (37 procent). Dit hoeft niet te verwonderen. Het prinsbisdom had een slopende bezetting achter de rug en moest zijn politieke koers opnieuw richting geven. Ook de landsverdediging was omwille van diezelfde Bourgondische bezetting vaak gespreksthema (23 procent). Het fiscaal-financiële domein was regelmatig discussiestof (10 procent), maar had niet dezelfde betekenis als onder de opvolgers van Bourbon. Justitie nam nog een bescheiden plaats in (7 procent) en economische onderwerpen kwamen niet aan bod. Voor de periode van het interregnum valt op dat de Staten toch samenkwamen, zonder twijfel omdat een erkende prins-bisschop ontbrak en het machtsvacuüm opgevuld moest worden. Voorzover de zes ons bekende agendapunten representatief zijn, vergaderden de Staten enkel over politieke zaken. Andere thema's werden niet behandeld, wellicht omdat er geen vorst was die om belastingen verzocht of advies inzake monetaire politiek vroeg, en voor juridische hervormingen was de tijd allesbehalve rijp. De burgeroorlog woedde volop en precies daarom wekt het verwondering dat er niet over de veiligheid en de verdediging van het land werd gediscussieerd. Onder Jan van Hom springt onmiddellijk het belang van het fiscaal-financiële thema in het oog (50 procent). Buiten de dotatie voor de prins-bisschop, kostte het bereiken van de vrede veel geld Blockmans, De volksvenegenwoordiging in Vlaanderen, p. 544-545 geven de cijfers weer hoe vaak elk item ter sprake kwam en staan zij los van de duur van de bespreking, die niet meetbaar is. Anderzijds geeft de duur van de discussie niet per definitie het belang van de zaak aan . Van de gebrekkigheid van de getallen zijn we ons terdege bewust.
56
en na de burgeroorlog eisten de crediteurs hun tegoeden op. Ook de binnenlandse politiek werd vaak behandeld (33 procent). Het land moest er na de burgeroorlog bovenop worden geholpen. Daarnaast kwam het probleem van de ontwaarde munten regelmatig aan bod (9 procent) . Justitie en landsverdediging kwamen een enkele keer ter sprake (elk 2 procent). Onder Everhard van der Marck traden de verschillende thema's meer gelijkwaardig naar voren. Net als bij Jan van Horn kwam het financiële het meest ter tafel (31 procent), zij het minder dominerend. Daarna volgde de binnenlandse politiek (22 procent) en de aanpak van de problemen op het vlak van de justitie (18 procent). De thema's veiligheid en verdediging van het land waren goed voor 14 procent, gevolgd door de buitenlandse (8 procent) en de monetaire politiek (7 procent). Door al die verschillende onderwerpen in de landdagen grondig te behandelen, is Everhard van der Marck erin geslaagd om het prinsbisdom na de desastreuze tweede helft van de vijftiende eeuw op alle gebieden te saneren. Een globale evolutie uit de vier diagrammen te halen, is niet mogelijk. De beschouwde tijdsspanne is te kort en zeker onder Lodewijk van Bourbon en Jan van Horn te woelig. Tussen de verschillende periodes zijn vooral sterke fluctuaties in de behandelde materie merkbaar. Gemiddeld kwamen politieke onderwerpen het meest aan bod (38 procent: 28 procent binnenlandse politiek en 10 procent buitenlandse politiek), gevolgd door fiscaal-financiële thema's (32 procent). Problemen in verband met landsverdediging en justitie werden in even ruime mate behandeld (respectievelijk 12 en 11 procent). Muntpolitiek tenslotte - het enige economische gespreksthema van de Staten - was goed voor 6 procent.
57
58
Besluit van deel 1 De Staten vormden een sterke macht in het Luikse prinsbisdom, waar de vorst terdege rekening mee moest houden. Naar hedendaagse maatstaven gemeten, was het democratische gehalte van de Staten gering. De eerste stand werd in het prinsbisdom vertegenwoordigd door de beperkte groep kanunniken van het kathedraalkapittel van Sint-Lambertus te Luik, de tweede stand door een select gezelschap edellieden en de derde stand door de geprivilegieerde steden. Hoe zag een mogelijke vergadering van de drie standen of landdag eruit? Als de prins-bisschop het nodig achtte - gemiddeld bijna tweemaal per jaar -, liet hij doorgaans minstens een week van te voren de betrokkenen van de drie standen via convocatiebrieven op de hoogte brengen van de datum en de plaats van de bijeenkomst, evenals van de agenda van de landdag. Dit laatste was nodig, omdat de deelnemers zich moesten voorbereiden en de gedeputeerden van de steden een mandaat van hun stadsbestuur kregen, dat in de meeste gevallen niet verder reikte dan de voorgestelde thema's. De initiatiefname van de prins-bisschop gebeurde al dan niet in overleg met de deken en het kapittel van Sint-Lambertus. Sede vacante beslisten het kapittel, de Staten zelf of de stad Luik tot de organisatie van een landdag. Na een eventuele voorafgaande vergadering van bijvoorbeeld de Dietse steden arriveerden de participanten de avond vóór de landdag in een herberg in de plaats van bijeenkomst. Dat was doorgaans Luik, maar kon ook wel eens Brussel, Diest, Hasselt, Maaseik, Maastricht, Sint-Truiden of Tongeren zijn. De dag daarop werden de leden van de Staten mondeling in het Frans, en elk schriftelijk in zijn voertaal, van de voorstellen van de prins-bisschop op de hoogte gesteld. Meestal deed de vorst dit zelf, soms ook de zegelaar of de kanselier. Als er vertegenwoordigers van buitenlandse hoogwaardigheidsbekleders aan de dagvaart deelnamen, zorgden zij voor de mededeling van en toelichting op de onderwerpen die voor hen van belang waren. Na de voorstellen werden eventueel nog belangrijke documenten aan de Staten ter kennis gebracht. In de namiddag begon de deliberatie per stand. De steden splitsten zich in twee taalgroepen, een Waalse en een Dietse, en formuleerden elk een antwoord, waaruit later een gemeenschappelijk standpunt werd 59
opgesteld. In de plenaire zitting probeerden de drie Staten tot een compromis te komen. Het oorspronkelijke besluit van elke groep afzonderlijk moest derhalve worden bijgeschaafd. De afgevaardigden van de steden moesten, indien nodig, voor overleg contact met hun thuisfront opnemen. Als er gedelibereerd moest worden over een zaak waarvoor hun mandaat ontoereikend was, kon men niet tot een conclusie komen. Aan de deliberatie kon men eisen koppelen, maar het mag in geen geval zo eenvoudig worden gezien dat de vorst een bede vroeg en de Staten daarop hun grieven bekendmaakten. De deliberatie kon op verzoek van de vorst ook in beperkte kring plaatsvinden. Van elke stand kwamen dan enkele betrokkenen bijeen, die samen over de voorstellen discussieerden en vervolgens elk aan hun Staat advies uitbrachten. Als de besproken materie moeilijk of tijdrovend was, konden de vorst of de Staten het initiatief nemen om het thema na de landdag, die in zijn geheel één tot enkele dagen duurde, in een raad van gedeputeerden uit te werken. Die werkgroepen waren samengesteld uit leden van de drie standen en moeten we beschouwen als voorlopers van de 'bestendige deputatie', die in het begin van de zeventiende eeuw haar vaste vorm kreeg. Het kapittel en de adel namen besluiten bij hoof
Het land van Loon vormde ten dele een aparte eenheid in het grotere Luikse geheel. Naast de afgevaardigden van Hasselt waren ook gemeenschappelijke vertegenwoordigers van het land van Loon op de landdagen aanwezig. Wellicht vervingen zij meteen ook de gedeputeerden van de kleine Loonse steden. De Loonse steden konden ook apart met de prins-bisschop vergaderen. Hoewel het land van Loon zich door de eigen taal, zijn gemeenschappelijk verleden en de eigen groepsvertegenwoordiging in elk geval als een eigenheid afficheerde, kan op basis van de wel zeer gebrekkige bronnen geen specifieke impact van dat land in de Luikse Staten worden vastgesteld, waarschijnlijk ook omdat in Luik vooral de Dietse kaart werd getrokken om enige invloed te kunnen uitoefenen. Desondanks zijn die Loonse eenheid en eigenheid elementen, die hier eerder op een unie van het oude graafschap Loon met het prinsbisdom Luik dan op een inlijving wijzen. Ook op Diets niveau, en dan vooral tussen Tongeren, Sint-Truiden en Hasselt, bestond een samenwerkingsverband. De Dietse steden delibereerden apart over de voorstellen van de vorst. Tongeren, de grootste Dietse stad, leek daarbij in de periode 1477-1538 de voortrekkersrol te spelen. Buiten de vergaderingen hielden de drie genoemde steden regelmatig contact en overleg over zaken, die voor het prinsbisdom van belang waren. Zij trokken ook samen naar de landdagen. Dat de Dietse steden enig gewicht in de Luikse schaal konden werpen, is niet onmogelijk, maar blijkt niet uit de bronnen. De gegevens over de procedure en de inhoud van het overleg tussen die steden zijn daarvoor te karig. Van onderlinge tegenwerking of strijd is echter ook geen spoor te vinden. Het lijkt niet onwaarschijnlijk dat Tongeren en Sint-Truiden zich sedert de Loonse verbinding met Luik in 1366 sterker dan tevoren als Dietse steden profileerden, omdat zij in de Loonse derde stand een bondgenoot vonden. De vertegenwoordigers van het voormalige Loonse graafschap van hun kant zullen wel hebben beseft dat zij met de steun van steden als Tongeren en Sint-Truiden sterker stonden. De Dietse steden Tongeren, Sint-Truiden, Borgloon, Hasselt, Maaseik, Bilzen, Herk-de-Stad, Beringen, Bree en Stokkem hadden overigens eerder al aan hetzelfde zeel getrokken, bijvoorbeeld in 1461 onder leiding van Raes van Rivieren, heer van Heers, in hun verzet tegen de opgelegde lasten. 172 172
RH, Oorkonden .. . van het land van Loon, nr. 2 (origineel) en nr. 3 (afschrift).
61
De Staten van het Luikse prinsbisdom beschikten over uitgebreide bevoegdheden. Zij beslisten samen met de vorst over de binnen- en buitenlandse politieke zaken. Een wet kwam enkel tot stand na overeenkomst van de vorst met de Staten en belastingen konden uitsluitend na instemming van deze laatste worden geheven. De prins-bisschop moest de Staten kennen in zaken van oorlog en vrede en in materies die de interne veiligheid van het land betroffen. Ook voor het uitstippelen van de monetaire politiek won hij wel eens hun advies in. Tenslotte behoorden rechterlijke organisatie en rechtspraak tot hun prerogatieven. De vergelijking van de Luikse situatie met die in de andere ZuidNederlandse vorstendommen levert enkele relevante inzichten op. W.P. Blockmans stelde een kwantitatief overzicht op van de thema's die in de volksvertegenwoordiging in het graafschap Vlaanderen aan bod kwamen. 173 Tijdens de periode 1384-1506 was de economische politiek er veruit het belangrijkste gespreksthema (gemiddeld 39 procent). Vooral de handel kwam daarin ter sprake (24 procent). Financiën was goed voor 20 procertt, justitie en algemene politiek elk voor 15 procent en landsverdediging voor 11 procent. De aangehaalde cijfers verbergen evenwel grote schommelingen, want in het begin van de beschouwde periode waren de besprekingen van de handelsproblemen nog prominenter aanwezig en de fiscaal-financiële problematiek veel minder. 'De dominante die zich aftekent, is de verschuiving van de spontane actie van onderdanen, gericht op de bevrediging van eigen noden op een pragmatische wijze door de ledenvergaderingen, naar de inschakeling in een groter staatsbestel, waarin de vorst zijn wensen kon laten primeren op de voor hem meest efficiënte wijze, namelijk gecentraliseerd en direct gericht tot een zo groot mogelijk aantal steden en kasselrijen'. 174 De auteur besloot daaruit dat de oorsprong van de Vlaamse volksvertegenwoordiging op landsniveau niet gezien moet worden in de financiële activiteit van bedes, maar in de spontane samenwerking in het kader van de handel. Op die manier zorgden de Staten voor de bescherming van het land tegen de vorstelijke willekeur. De vorsten gingen zich evenwel van de bestaande kaders bedienen en vanaf het einde van de Middeleeuwen
"'W.P. Blockmans, De volksvenegenwoordiging in Vlaanderen, p . 542-552. Ibidem, p. 543.
174
62
konden zij allengs hun stempel op de verschillende domeinen drukken. Rekening houdend met het feit dat onze gegevens uit een latere periode stammen (1477-1538), lag de toestand in het prinsbisdom Luik toch bepaald anders. Ten eerste wat betreft de thema's. De meeste thema's hadden betrekking op het politieke terrein (38 procent) - meer dan het dubbele van in Vlaanderen - gevolgd door het fiscaal-financiële domein (32 procent), de helft meer dan in Vlaanderen. Landsverdediging was ongeveer hetzelfde (12 procent). Justitie was goed voor 11 procent en de muntpolitiek - het enige onderdeel van de economische politiek dat op de agenda van de Luikse Staten stond - voor 6 procent. Het belangrijkste actieterrein van de Vlaamse volksvertegenwoordiging - de handelsproblematiek - kwam in Luik niet ter sprake, net zo min als de nijverheid. Een en ander werpt een nieuw licht op de genese van de Luikse Staten. Die ontstonden niet om handelsbelangen te verdedigen. Integendeel, economische grootmachten van het gewicht van de Vlaamse en Brabantse steden ontbraken in het prinsbisdom. Het ontstaan verliep evenmin spontaan om de vorstelijke willekeur in te dijken. Het betrof veeleer een uitbreiding van de vorstelijke raad, die zijn bevoegdheden in de loop van de Middeleeuwen - vooral in de eerste helft van de veertiende eeuw - ten nadele van de prinsbisschop zag groeien, hoofdzakelijk op politiek, militair en financieel gebied. In tegenstelling tot in Vlaanderen en Brabant, 175 waar de steden een overtuigend overwicht bezaten, domineerden de kanunniken van Sint-Lambertus het Luikse geheel. De steden van het prinsbisdom maakten pas als laatste groep deel uit van de Sens du Pays, het overlegforum van de vorst en de standen. Het ontbreken van een gemeenschappelijke handels- en nijverheidspolitiek in de Luikse Staten moet tot de beperkte invloed van de steden - op Luik na - hebben bijgedragen. Omgekeerd konden de steden zich door hun zwakke economische positie ook niet als politieke zwaargewichten ontpoppen. Een correlatie tussen beide was onmiskenbaar aanwezig.
"' Voor hel hertogdom Brabant gelden vergelijkbare cijfers voor de bevoegdheidsterreinen van de volksvertegenwoordiging als voor het graafschap Vlaanderen. Die percentages werden door W.P. Blockmans in De volksvertegenwoordiging in Vlaanderen, p. 548 en in 'Typologie van de volksvertegenwoordiging', p. 495-497 berekend op basis van A. Uyttebrouck, Le gouvernement.
63
64
Deel II. Loonse vertegenwoordiging van steden en vrijheden en Loonse 'Staten'
65
66
Inleiding: Loonse 'steden' en Kempens platteland Om de verhoudingen binnen de Loonse vertegenwoordiging te kunnen begrijpen, is een goed beeld van de stedelijke en de economische ontwikkeling van het gebied noodzakelijk. De Loonse entiteiten die een plaats op de bank van de derde stand hadden verworven, kregen vanuit Luik wel de titel van 'goede stad', maar het is zeer de vraag of zij ook allemaal steden de facto waren. Bij gebrek aan bronnen bestaan over de ontstaansgeschiedenis van de Loonse steden echter nog heel wat leemtes en in de meeste gevallen ontbreken ook wetenschappelijke bijdragen. Over de nietLoonse steden Sint-Truiden en Tongeren zijn meer publicaties beschikbaar, hoewel wetenschappelijke monografieën over de stadsgeschiedenis in de Late Middeleeuwen en Moderne Tijd nog op zich laten wachten. Bilzen, Borgloon, Hasselt en Herk-de-Stad verkregen hoogstwaarschijnlijk in de tweede helft van de twaalfde eeuw het Luikse recht. Beringen, Bree, Maaseik en Stokkem volgden in de dertiende eeuw. 1 Hamont en Peer, de enige twee steden in heel het prinsbisdom Luik die tot een heerlijkheid behoorden, 2 hebben nooit het meer geavanceerde Luikse recht verworven en behielden het Loonse plattelandsrecht. In de goede steden zetelden daarentegen twee schepenbanken, te weten de binnenbank die volgens het Luikse recht oordeelde voor de bewoners binnen de stadsmuren - een gevolg van de stedenpolitiek van de graaf van Loon - en de buitenbank die het Loonse recht sprak voor de mensen buiten de wallen. J. Lyna schreef de wording van de Loonse steden toe aan de interne dynamiek van de domaniale centra. 3 Voor die stelling zijn geen aanwijzingen in de bronnen te vinden en er valt zelfs een tegenspraak bij de auteur te constateren, omdat die in vroegere artikels ook de militaire factor bij het ontstaan had erkend. J. Baerten stelde dan ook dat de Loonse graven de steden om strategische en economische redenen hebben opgericht. Maaseik, Stokkem en Bree moesten de oostgrens van het graafschap verdedigen. 1
J. Baerten, Het graafschap Loon, p. 122-124. z M. Bussels, ' De Middeleeuwen en de Moderne Tijd', p. 92. 3 J. Lyna, Hel graafschap Loon, p. 41.
67
Beringen, Herk-de-Stad en de vrijheden Brustem en Montenaken stonden in voor de westgrens. Bilzen, Borgloon, Hasselt en de vrijheid Kolmont hadden tot taak de machtsuitbreiding van de Luikse enclaves tegen te gaan. Voor Beringen, Bree en Bilzen golden bijkomende argumenten. De graaf wilde er via de oprichting van een stad de plaatselijke bevolking aan zich binden. Door de stedenstichtingen wilde hij ook de Kempen en de Maaskant stimuleren, de handel bevorderen en de controle over de handelswegen bewaren. 4 G. Mersch wees op een laatste reden van stedenstichting door de graaf van Loon. 5 Hij betwistte het militaire argument in elk geval voor Maaseik omwille van de goede relatie tussen de graaf van Loon en de hertog van Gelre, zodat oorlogsdreiging daar geen rol speelde. Volgens hem telden ook motieven van binnenlandse politiek mee. Door de stadsstichting van Maaseik verwierf de graaf ook in dat deel van zijn graafschap een positie, vanwaar hij zijn gezag kon uitbreiden tegenover de diverse enclaves. De Loonse goede steden waren allemaal versterkte stadjes, het ene al kleiner dan het andere. Naburige steden als Tongeren, SintTruiden en Maastricht verhinderden hen ongetwijfeld om een voldoende uitgebreid ommeland te verwerven. Ook het grote aantal stadjes binnen een beperkte oppervlakte droeg ertoe bij dat er zich in Loon geen enkele grote stad kon ontwikkelen. Het is zelfs de vraag of de Loonse steden aan de stadsbepaling van R. van Uytven voldoen, die voor een globale en soepele benadering van het fenomeen pleit, omdat de veelzijdigheid van een stad niet in een sluitende definitie gevat kan worden: 'Een stad is een nederzetting met centrale functies, waaraan zij haar gediversifieerde sociaaleconomische structuur, haar relatief dichte bevolking en aaneengesloten bebouwing en haar tegenover de omgeving afstekend uiterlijk en eigen mentaliteit dankt'. 6 In Beringen ontbraken georganiseerde ambachten,7 net als in Bree, Hamont, Peer 8 en Stokkem. Vanaf de dertiende eeuw was Beringen wel een bloeiend klein-regionaal handelscentrum, maar in de zestiende eeuw was het niet meer dan een landbouwdorp. Ook Bilzen, een ommuurde nederzetting met 'J. Baerten, Het graafschap Loon , p. 120-131. s G. Mersch, 'Maaseik in de Loonse periode (1244-1366)', p. 86. 6 R. van Uytven, 'Het stedelijk leven llde-14de eeuw', p. 118. 7 C. Brockrnans, Beringen. Stad en buitingen, p. 46. 8 Alleen voor Peer zijn er aanwijzingen dat er in de Middeleeuwen een vereniging van drapeniers heeft bestaan ; J. Stinissen, 'Het lakenmakersambacht in Peer', p. 155-165.
68
drie toegangspoorten en met een beroepsorganisatie in zes ambachten,9 was weinig meer dan een landelijke woongemeenschap, hoewel er ook op beperkt regionaal vlak handel werd gedreven. 10 Borgloon dankte zijn belang aan de burcht van de Loonse graven, die er vanaf de elfde eeuw was gevestigd. 11 Toen die verblijfplaats in 1179 werd verwoest en de graaf naar Kuringen verhuisde en bovendien het muntatelier in Hasselt werd gevestigd, 12 behield Borgloon in de dertiende en veertiende eeuw nog een regionale marktfunctie. Daarna verloor de nederzetting evenwel haar belang. Ook in Bree werd op beperkte schaal handel gedreven en was er nijverheid, maar ook daar domineerde de landbouw. 13 Hamont maakte ten gevolge van de overgave van Robrecht en Jan van Grevenbroek aan de Loonse graaf en prins-bisschop Jan van Heinsberg vanaf 1401 deel uit van Loon. Grevenbroek (=Hamont, Achel en Sint-Huibrechts-Lille) werd toen immers een Loons leen. 14 Hamont was versterkt met een gracht en een omwalling, organiseerde jaarmarkten, had een stadsmilitie enz., maar lag zeer afgelegen in het graafschap Loon en telde slechts een zestigtal huizen binnen de wallen.15 Herk-de-Stad bezat in de dertiende-veertiende eeuw enig aanzien, maar vanaf de vijftiende eeuw was het weinig meer dan een landelijke nederzetting. In 1515 werden nog twee jaarmarkten ingericht, 16 wellicht in de hoop om er de economische welvaart te stimuleren. Ook in Maaseik was de landbouw het belangrijkste middel van bestaan. Daarnaast werden er grijze wollen stoffen, wit laken, linnen, leer en pelswerk geproduceerd en verhandeld. Het stadje diende waarschijnlijk ook als overslagplaats van Luikse steenkool. 17 Peer, vermoedelijk vanaf 1367 versterkt, 18 kende een 9
J. Paquay, Bi/sen voorheen, p. 9-12 en 42. J. Gerits, Historische steden in Limburg, p. 47. 11 J. Daris, Histoire de la bonne ville, de l'église et des comtes de Looz, p . 6. 12 Het Hasseltse muntatelier werd na de dood van de laatste Loonse graaf (1361) wellicht gesloten tot elect Jan van Beieren in 1411 de oude muntprivileges bevestigde; J. de Chestret de Haneffe, Numismatique, p. 57. Zie ook G. Caluwaerts, Munt te Hasselt. 13 S.F. Maes en J. Dreesen, De geschiedenis van Bree, I, p. 163-193. 14 M. Bussels, 'De Middeleeuwen en de Moderne Tijd' , p. 80. "L. van de Sijpe en A. Schroé, De geschiedenis van de stad Hamont. Catalogus, tweede hoofdstuk (de catalogus is niet gepagineerd). Ook J. Lyoa stelde vast dat Hamont niet het prestige van een echte stad had. Een bewijs daarvoor zag hij in het feit dat het ambt Pelt zich soms op de Loonse vergaderingen liet vertegenwoordigen, en niet Hamont; J. Lyna, ' Geschiedkundig overzicht', p. 82. 16 E. Houtman, 'Herk-de-Stad' in: Gemeenten van Belgie, I , p. 378. 17 G. Mersch, 'Maaseik in de Luikse periode (1366-1505)', p. 146- 147. 10
69
welvarende lakennijverheid. Het Peerse laken vond onder meer afzet op de jaarmarkt van Antwerpen, waar het bijvoorbeeld door de armentafel van Sint-Goedele in Brussel werd gekocht. Geëmigreerde ambachtslui van Peer treffen we in de vijftiende en zestiende eeuw zelfs in Firenze aan, 19 een bewijs voor de neergang ter plaatse. Bovendien waren er een weekmarkt en jaarmarkten, maar de economische bedrijvigheid van de bevolking was toch hoofdzakelijk op landbouw gericht en zeker in de zestiende en zeventiende eeuw was het stadje tot een dorp vervallen. 20 Stokkem had vooral strategisch belang, dat in de aanwezigheid van een burcht tot uiting kwam. Het was één van de voornaamste versterkte plaatsen van het graafschap Loon en het prinsbisdom Luik en daardoor een gewilde prooi van vreemde troepen, met alle negatieve gevolgen vandien. Stokkem had ook een bescheiden centrale functie als zetel van het drossaardambt Stokkem en als zetel van het gelijknamig fiscaal kwartier. Toch was het grotendeels een landbouwnederzetting. De inrichting van vier jaarmarkten in 1514 kon daar weinig aan veranderen. Globaal genomen kunnen we stellen dat de Loonse steden - op Hasselt na, dat verder aan bod komt - enkel stad genoemd kunnen worden dankzij hun militaire en beperkt regionale functie en hun daarmee samengaand uitzicht. Daarbuiten onderscheidden de stadjes zich nog van het omliggende platteland, doordat er een ander recht gold, behalve in Peer en Hamont. De landbouwactiviteiten voerden meestal ook bij de stadsbewoners de boventoon. 21 Tongeren en het tweeherige Sint-Truiden, de twee niet-Loonse steden uit het Nederlandstalige gebied, waren van een hoger niveau en konden op een rijker stedelijk verleden bogen. 22
18 Everhard I van der Marck, heer van Peer, besliste in dat jaar Peer te verstevigen met een gracht, poorten en andere versterkingen; J. Stinissen, 'De heren van Peer en Lummen. De Van der Marcken van 1351 tot ca. 1500', p. 224. 19 J.E. Leunis, 'Limburgse ambachtslieden', passim; J. Stinissen, 'Het lakenmakersambacht te Peer', p. 155-156. 20 J. Gerits, Historische steden in Limburg, p. 179-182. 21 W.J. Alberts spreekt in dit verband van landstadjes met een sterk agrarische inslag; W.J. Alberts, Geschiedenis van de beide Limburgen, I, p. 80. 22 J. Paquay, Tongeren voorheen, p. 8-10; H. Baillien, Tongeren, p. 23-26 en 138-139. Voor de middeleeuwse geschiedenis van Sint-Truiden zie J.L. Charles, La vi/le de Saint-
Trond au Moyen Age.
70
De economische activiteiten in een aantal dorpen deden in de door ons behandelde periode niet onder voor die in de kleinere steden, zeker niet in de vrije Kempen. Helaas werden nauwelijks archiefbescheiden bewaard. Vanaf het einde van de vijftiende eeuw - wanneer de bronnen aanvangen - vindt men in die Kempen tussen Beringen en het ambt Pelt sporen van de productie van netgarens, visnetten en lint. Gelegen op de weg van Bergen-op-Zoom en Antwerpen naar Keulen wemelde het in dit gebied van vrachtrijders, vooral in dorpen met een textielnijverheid. Er werden schapen geteeld en men dreef een niet-onaanzienlijke handel in slachtvee, schapen, wol, garen en laken. Die producten werden tot ver buiten Loon aan de man gebracht. De Zonhovense bevolking vervaardigde zeker vanaf het begin van de zestiende eeuw - mogelijk zelfs vroeger - zeildoek voor de Antwerpse markt en de noordelijker gelegen gebieden. Overpelt, Ellikom en Bocholt bezaten bijvoorbeeld al in het eerste kwart van de zestiende eeuw een volmolen. 23 Aanwijzingen genoeg voor de stelling dat de dorpen van de Loonse Kempen op economisch gebied niet of nauwelijks verschilden van de Kempense stadjes, vaak zelfs niet wat de reglementering van de productie betreft. De afwezigheid van ambachten in stadjes als Beringen, Bree, Hamont en Peer bewijst dat. Bovendien hadden ook de Kempense dorpen het recht week- enjaarmarkten te organiseren. Ook het spoor van Lambrecht Bellens en Jan van Peelt in 1399 in Schiedam (Zuid-Holland), twee kooplui die zo goed als zeker uit Pelt afkomstig waren,24 bevestigt de genoemde stelling. Die economische kracht van het Kempense platteland - in tegenstelling tot de Haspengouwse dorpen, die door de adel werden beheerst en waar de gebondenheid aan de vruchtbare grond nieuwe vormen van economie afremde - met zijn commerciële en artisanale activiteiten kwam ook op hoger niveau tot uiting, met name in de volksvertegenwoordiging van het land van Loon.
23
24
J. Mertens, Handel en wandel van de teuten in Duitse gewesten, p. 296-298. Ibidem, p. 296-297 en 461.
71
72
Hoofdstuk 3. Een Loon se vertegenwoordiging Op 16 april 1490 gingen vertegenwoordigers van de Loonse steden Borgloon, Hasselt, Bilzen, Herk-de-Stad, Beringen en Peer, het land van Vogelzang, 25 het land van Ham 26 en het ambt Pelt27 'in naeme des geheelder lants van Loon' bij de Maastrichtenaar Herman Hoen een lening van 300 Rijnse gulden aan om oorlogsuitgaven te bekostigen. 28 Lyna zag die vertegenwoordiging als toevallig, omdat de steden uit de Maasvallei er niet bij betrokken waren. 29 Zij was voor hem wel een eerste organisatie, waaruit de Loonse Staten een soort nationale vertegenwoordiging - ontstonden, met zittingen op onregelmatige tijdstippen en zonder definitieve vorm. Of en in welke mate Lyna gelijk heeft, dient onderzocht te worden. Voor een goed begrip geven we vooraf algemeen aan over welk Loon het in deze studie gaat: het grootste deel van de Loonse Kempen en een belangrijk deel van Haspengouw, zonder de Maaskant en zonder de steden Sint-Truiden en Tongeren met hun omliggende platteland. 30 Uit de logica van het verhaal zal de verklaring daarvoor blijken. De eerste bewaard gebleven vermelding van handelingen van een Loonse vertegenwoordiging dateert van 26 februari 1487, 31 dus drie jaar vóór de afvaardiging waarop Lyna zijn stelling baseerde. Op die dag gingen de steden Borgloon, Hasselt, Bilzen, Herk-de-Stad, Beringen en Peer, de 'meierij' Pelt, 32 de 'bank' van Luyksgestel, 33 25
Gevormd door de gemeenten Houthalen, Zolder en Zonhoven, en door Houweiken (te weten de gehuchten Everse!, Schoot en Ubbersel onder Heusden); J. Mertens, Geschiedenis van Houthalen, p. 143 en 168. 26 Gevormd door Beverlo (Heppen inbegrepen), Kwaadmechelen en Oostham; R. van Dessel, Het land van Ham, p. 23. 27 Gevormd door de Bank van Pelt (= Kaulille, Kleine-Brogel, Neerpelt en Overpelt), Eksel, Hechtel, Luyksgestel en Wijchmaal; J. Mertens, De vier dorpen van de Bank van Pelt (16de-17de eeuw), p. 5. 28 RH, OAH, nr. 50, open brief. Wij vonden deze open brief foutief geïnventariseerd in het OAH terug, namelijk onder 'Ordonnanties uitgaande van vreemde vorsten of gezagvoerders (1548-1791)'. Zowel de titel als de tijdsaanduidingen kloppen niet. Onder dat archiefnummer zitten verschillende documenten, die er niet thuishoren. 29 J. Lyna, Het graafschap Loon, p. 94-95. De auteur gaf geen bronverwijzing en vergat Herk-de-Stad te vermelden. 30 Zie de kaart van het land van Loon en het ambt Stokkem als bijlage. 31 RH, OAH, nr. 378 , f. 7v-8r. 32 Bedoeld is het ambt Pelt. De omschrijving 'meierij' werd veeleer in het aangrenzende Noord-Brabant gebruikt.
73
het land van Vogelzang en het land van Ham een lening aan bij de heer van Boxtel (Noord-Brabant) om het Loonse aandeel in de aflossing van het kasteel van Stokkem te kunnen betalen. Het gaat hierbij wellicht niet om een eerste organisatie. Het bestaan van die Loonse afvaardiging is immers enkel bekend via een kopie van de kwitantie van de lening in de Loonse rekening van 1512, omdat die lening afbetaald moest worden. Van 1487 dateren nog twee oorkonden, waaruit de activiteiten van een Loonse delegatie blijken. Op 7 maart van dat jaar verleende prins-bisschop Jan van Hom zijn toestemming voor de verkoop van een erfrente door het land van Loon en op 10 maart deden de deken en het kapittel van SintLambertus hetzelfde. 34 Op 7 september 1489 verkochten de burgemeesters, raden, poorters en ingezetenen van de steden Borgloon, Hasselt, Bilzen, Herkde-Stad, Beringen en Peer, de schout, schepenen en inwoners van het land van Vogelzang, van het land van Ham en van het ambt Pelt in naam van het land van Loon een jaarlijkse erfrente van 66 Rijnse gulden voor 1.100 Rijnse gulden aan Henrick van Dael, priester ~n kapelaan van het Sint-Servaaskapittel in Maastricht. 35 Dezelfde vertegenwoordiging verkocht op die dag ook een jaarlijkse erfrente van 42 Rijnse gulden voor 700 Rijnse gulden aan Elizabeth Poesch, weduwe van de Maastrichtse poorter Jan van Meessen, en een jaarlijkse erfrente van 50 Rijnse gulden voor 833 Rijnse gulden aan Jan van Coethem. 36 Zes dagen later, op 13 september 1489, oorkondden de schepenen van Maastricht Henrick van Austenrode 37 en Willem Spinde dat priester Andries van Kelchteren, oud-burgemeester Go(d)ert Lantmeter(s) van Bilzen en Alaert Alaerts zich als gevolmachtigden van bovengenoemde Loonse afvaardiging garant stelden voor een lening, die door het land van Loon werd afgesloten. 38 Op 14 december 1489 verkochten de Loonse representanten 33
Bedoeld is de schepenbank (het juridische ressort) van de gemeente Luyksgestel in Noord-Brabant. Tot het einde van het Ancien Régime behoorde dit dorp tot het land van Loon. In 1807 werd het geruild met het Brabantse Lommel, dat 'Limburgs' wu worden; E.M.Th.W. Nuyens, De staatkundige geschiedenis der provincie Limburg, p. 15-17. Merkwaardig is dat Luyksgestel apart werd vermeld, want het hoorde immers onder het ambt Pelt. 34 RH, Oorkonden " . van het land van Loon, nr. 4 en 5. Aangezien de tweede akte slechts drie dagen na de eerste werd opgesteld, gaat het wellicht om dezelfde erfrente. " Ibidem, nr. 7. 36 Ibidem, respectievelijk nr. 8 en 9 . 37 Mogelijk Amstemode. 38 Ibidem, nr. 10 en 11.
74
een jaarlijkse erfrente van 42 Rijnse gulden voor 700 Rijnse gulden aan Marcelius Berckenbosch, Dierick Billien en Elisabeth Nonden uit Weert, op 18 januari 1490 nog eens een erfrente aan Adriaen N. uit 's-Hertogenbosch en op 22 januari 1490 een erfrente van 16,5 Rijnse gulden voor 300 Rijnse gulden aan de Diestse burger Henrick Witten de jonge. 39 Hoogst merkwaardig is dat de Loonse vertegenwoordigers in de originele oorkonde van 22 januari 1490 vermeld staan als 'representerende de drij staten desselven lants' [van Loon], hoewel het net dezelfde deelnemers betrof als bij de andere leningen, namelijk de burgemeesters, raden, poorters en ingezetenen van de steden Borgloon, Hasselt, Bilzen, Herk-de-Stad, Beringen en Peer, de schout, schepenen en inwoners van het land van Vogelzang, van het land van Ham en van het ambt Pelt. Afgevaardigden van de clerus of de adel waren dus niet aanwezig! In het besluit komen we hierop terug. De twee laatste samenkomsten vóór 16 april 1490 - de eerste datum die J. Lyna aanhaalde dateren van 4 en 24 maart 1490. Op 4 maart verkochten de vertegenwoordigers in naam van het land van Loon - deze keer niet meer als afgevaardigden van de drie staten van Loon - een lijfrente van 15 Rijnse gulden voor 150 Rijnse gulden aan Andries Emmen en Jan Toeyt van Oosterwijk, en op 24 maart verkochten zij een jaarlijkse erfrente van 12 Rijnse gulden voor 200 Rijnse gulden aan de Weertse priester Jan Driessen. 40 Blijkens een oorkonde van Filips de Schone gingen Loonse vertegenwoordigers in 1490 nog leningen aan bij Pieter Spreeuwaerts, Jacop Poesch, Merten Deudoens, Aemde Nouwen en andere Brabanders. 41 Uit de bovenstaande vergaderingen van de steden en vrijheden die in naam van het land van Loon leningen afsloten (= renten verkochten), blijkt niet alleen dat het land in financiële moeilijkheden verkeerde maar vooral ook dat er al vroeger een Loonse delegatie naar voren trad dan J. Lyna vermoedde. Van de periode vóór 1487 bleven geen bescheiden bewaard. Toch moet er al vroeger een 39
Ibidem, respectievelijk nr. 12, 13 en 14. Oud-burgemeester van Hasselt Servaes van der Hoeven kocht die rente op 9 december 1515 van Johan Drydoens, burger van Diest en voogd van zijn echtgenote, de dochter van wijlen Henrick Witten de jonge; Ibidem, nr. 15 (transfix aan nr. 14). De zoon van Servaes van der Hoeven, Melchior Lauwereiten, verkocht die rente op zijn beurt aan Geert Snoucks, inwoner van Herk-de-Stad; Ibidem, nr. 16 (transfix aan nr. 15). 40 Ibidem, respectievelijk nr. 17 en 18. 41 Ibidem, nr. 21. Een beschrijving bij de oorkonde dateert het stuk op 14 februari 1495.
75
Loonse vertegenwoordiging zijn opgetreden. De archiefstukken die na J. Lyna werden gevonden, zijn aanwijzingen dat de datum opgeschoven kan worden. De verschillende vergaderingen vanaf 1487 naar soorten indelen is niet eenvoudig, omdat de deelnemers niet altijd bekend zijn. 42 In andere gevallen is wel bekend dat de aanwezigen bijvoorbeeld burgemeesters of gedeputeerden waren, maar staan noch hun namen, noch hun plaats van herkomst in de bronnen vermeld. Af en toe dekken de titels van de vergaderingen - bijvoorbeeld 'vergadering van de gedeputeerden van het land' - niet helemaal de inhoud. Toch kunnen twee belangrijke categorieën worden onderscheiden, namelijk zittingen van de directe vertegenwoordiging van steden en vrijheden van het land van Loon en vergaderingen van de gedeputeerden van het land van Loon, met daarnaast mengvormen.
1. De directe vertegenwoordiging van steden en vrijheden van Loon Tussen 1487 en 1490 sloot een omvangrijke vertegenwoordiging van steden en ressorten van het Loonse land dus meerdere leningen af. Het ging om de steden Borgloon, Hasselt, Beringen, Bilzen, Herk-de-Stad en Peer, en het ambt Pelt, het land van Ham en het land van Vogelzang. Zoals uit een brief van de Loonse gecommitteerde Alaert Alaerts aan Hasselt blijkt, werden met de term vrijheden de Loonse heerlijkheden bedoeld, en dan vooral de drie ressorten Pelt, Ham en Vogelzang. 43 Op 26 februari 1487 maakte ook Luyksgestel van die vertegenwoordiging deel uit, hoewel dit dorp onder het ambt Pelt thuishoorde. Op 15 februari 1500 vond een vergadering van de gedeputeerden van het land plaats. Volgens de titel op het archiefstuk zou de samenkomst bij de zittingen van de Loonse gedeputeerden ingedeeld moeten worden, maar naast mannen uit de Loonse steden Borgloon, Hasselt, Bilzen, Herk-de-Stad, Beringen en Peer namen er ook vertegenwoordigers van Pelt, Eksel en het land van Vogelzang deel aan. 44 De vergadering van 6 augustus 1510 van de gedeputeerden van de steden en vrijheden van het 42
Onbekende deelnemers werden in de tabel als bijlage 2 met een vraagteken aangeduid. 'Darynne die stede Loon, Hasselt, Herck, Beringen, Bilsen, dye vryheyt slants van Vogelsanc ende die anderen vryheyden ende lieden slants van Loon hon verbinden'; RH, OAH, nr. 162, brief van 23 augustus 1489. 44 RH, OAH, nr. 375, f. 15r. 43
76
land van Loon45 wordt door ons ook tot deze groep gerekend, hoewel voor diezelfde vergadering tevens de vermelding 'gedeputeerden van het land van Loon' 46 wordt gevonden en niet controleerbaar is wie eraan deelnam. Op die vergadering werden evenwel vijf vaste gedeputeerden van het land gekozen, zodat ervan uitgegaan kan worden dat de steden en vrijheden vertegenwoordigd waren. In april 1516 kreeg de bijeenkomst met 21 deelnemers uit voornoemde plaatsen - nu zonder Bilzen en Luyksgestel - de benaming van 'vergadering van de burgemeesters van de steden en vrijheden van het land van Loon'. 47 Die aanduiding klopt evenwel niet helemaal, omdat ook de schouten van Ham, Peer en Vogelzang en de secretarissen van Hasselt en Vogelzang aanwezig waren. Van de vergadering in augustus 1515 is enkel de vermelding 'burgemeesters van de steden en vrijheden van het land van Loon' gekend, zonder de namen van de deelnemers. 48 De samenkomsten van de 'burgemeesters en gedeputeerden van de steden' in januari en februari 1523 worden ook tot deze groep gerekend. 49 De 'vrijheden' zijn uit de titel weggelaten, maar in beide gevallen vertegenwoordigde Jan van Elter het land van Vogelzang en vergaderde Jan van Wydoe, de schout van Ham en Pelt, ook mee. Daarnaast was Henry Bardoul, secretaris van de Geheime Raad, aanwezig. Van de steden namen Beringen, Bilzen, Borgloon en Hasselt deel. Daarbij kwamen in februari 1523 de vertegenwoordigers van het ambt Stokkem, te weten Bree, Maaseik en Stokkem. Na die datum ontbreken de bronnen. 50 Op de vergaderingen van de steden en vrijheden van het land waren telkens minstens tien mannen (burgemeesters, schouten, drossaards, ... ) aanwezig, die door de Loonse lokaliteiten of hun heer werden aangesteld. Naast deze samenkomsten waren er nog andere vergaderingen, namelijk van Loonse gedeputeerden, die een •s RH, OAH, nr. 377, f. 5v. 46 Ibidem, f. lr. 47 RH, OAH, nr. 380, f. lOr-v. 48 RH, OAH, nr. 378, f. 12r. 49 RH, OAH, nr. 381 , f. lr, nr. 140 en nr. 376, f. 7v-8r. so Niet alleen in de Loonse rekeningen is er een lacune vanaf 1521-1523. Van de periode tussen 1521 en 1536 bleven ook geen brieven van de prins-bisschop aan de Hasseltse magistraat bewaard; 'Lettres des princes-évêques de Liège au rnagistrat de Hasselt' , p. 106, noot 2. De volgende bewaarde rekening van Loon dateert van 1541; RH, OAH, nr. 383.
77
soort dagelijks bestuur vormden en bijgevolg niet in tegenspraak stonden met die van de steden en vrijheden.
2. Vergaderingen van gedeputeerden van het land van Loon
De zogenaamde gedeputeerden van het land van Loon - minder frequent ook gecommitteerden genoemd -51 namen de grote meerderheid van de vergaderingen voor hun rekening. Zij kwamen in naam van het land samen. In enkele brieven werd de term 'gecommitteerden van de prins-bisschop, van de ridderschap en van het gemene land van Loon' gebruikt, 52 hoewel de adel niet vertegenwoordigd was. Wat betreft de vergaderingen waarvan de namen en de plaats van herkomst van de gedeputeerden bekend zijn, kunnen interessante vaststellingen worden gedaan. Het aantal betrokkenen schommelde doorgaans rond vijf gedeputeerden. Drie lijkt het minimum. Over de aanduiding van de gedeputeerden zijn de inlichtingen schaars. Op de bijeenkomst van de gedeputeerden van de steden en vrijheden van het land van Loon op 6 augustus 1510 kozen die afgevaardigden vijf gecommitteerden 'om vordane dbeste voer dlant van Loen te done, tselve lant te verantworden ende voer schade te verhueden na honnen besten verstande hon mogelick sijnde'.s 3 De gedeputeerden werden dus volgens een getrapt systeem aangeduid en vormden de kern van de Loonse vertegenwoordiging en activiteiten. Dit wijst op een zekere institutionalisering. Die vijf waren meester Jan van Eyndbroeck (ook Ingenbrouck of Indbrouck) van Borgloon, meester Peter van der Heyden alias Culen en meester Wouter van Eelsraeck van Hasselt, Ghijsbrecht Kersse van Bilzen, één keer als schout en op 30 september 1516 als burgemeester vermeld, en bastaard Jan van Elter, schout van het land van Vogelzang. Dit betekent dat Bilzen, Borgloon en het land van Vogelzang ieder één gedeputeerde in de vergadering hadden en de stad Hasselt zelfs twee. Volgens de bronnen bleef hun mandaat verschillende
1 ' 52
Bijvoorbeeld RH, OAH, nr. 377, f. 13v: 'die gedeputeerde oft gecommitteerde' . RH, OAH, nr. 394, brief van Bilzen uit 1491; nr. 140, mandement van 1 maart 1496 en mandement van 14 mei 1496; nr. 357, brieven met klachten over de inning van de belastingen. "RH, OAH, nr. 377, f. 5v.
78
jaren gelden, maar blijkbaar niet voor een voorafbepaalde duur. Vanaf wanneer dit systeem geldt, is niet bekend. De vijf verschenen allen tot 1519 op de vergaderingen van de gedeputeerden van het land, en Peter van der Heyden alias Culen, Wouter van Eelsraeck en Jan van Elter zelfs tot 1523, het laatste jaar waarvoor gegevens beschikbaar zijn. Het kwam voor dat de gedeputeerden niet alle vijf op de samenkomsten verschenen of dat er naast hen ook anderen aanwezig waren, zoals de rentmeester van het land van Loon Robrecht (ook Robert) Stouten op 5 december 1515.54 Onder de anderen konden evenzeer vertegenwoordigers van de prins-bisschop te vinden zijn, zoals de drossaard van het land van Grevenbroek Herman Tybots,55 of Henry Bardoul, secretaris van de Geheime Raad. 56 Ook Jannes Jupen nam van 1510 tot 1516 regelmatig aan de vergaderingen deel, en nogmaals in mei 1521.57 Hij was notaris en stadssecretaris van Hasselt, had in 1490 de kopie van het 'alt buxken' met de statuten van de stad opgesteld,58 stond in 1493 in voor de financiën van het land van Loon en hielp vanaf 1510 rentmeester Peter van der Heyd en alias Culen bij het beheer van de rekening van het land. 59 Zijn zoon zou burgemeester van Hasselt worden. Omwille van het onderwerp van de vergadering kon het voorkomen dat er niet-gedeputeerden als belanghebbenden, als specialisten-technici of als vertegenwoordigers van de tegenpartij aan de vergadering van de gedeputeerden deelnamen. Dit was op 6 mei 1514 het geval met Jan Boeten van Beverlo. 60 In 1518 zaten enkele vertegenwoordigers van het ambt Stokkem mee aan de vergadertafel van de
54 RH, OAH, nr. 378, f. lr. " Diezelfde Tybots vinden we in 1504 ook als rentmeester van het land van Loon en als burgemeester van Hasselt terug; RH, OAR, nr. 376, f. lr. 6 ' Op 3 december 1515, op 17 en 22 december 1516 en in januari en februari 1523; RH, OAH, nr. 377, f. lr; nr. 380, f. lr en 13v; nr. 378, f. 15v; nr. 380, f. 14v-15r; nr. 381, f. lr; nr. 140; nr. 376, f. 7v-8r. " RH, OAH, nr. 377, f. 6r, f. 7r-v, f. 8v, f. llr; nr. 380, f . lr, 8v-9r, f. 12v-13v; nr. 378, f. 15v; nr. 380, f. 14v-15r; nr. 381 , f. 26v. ' 8 RH, OAH, nr. 489, f. 12r . De kopie werd in 1490 door de prins-bisschop rechtsgeldig gemaakt, nadat de vorige stadsprivileges door Karel de Stoute waren afgeschaft en verwijderd. Met enkele wijzigingen leidde de kopie in 1500 tot een nieuw privilege voor de stad Hasselt; A. Mertens, Loons, Diets en Luiks, de volksvertegenwoordiging, p. 47-48. " RH, OAH, nr. 372 en nr. 377, f . lr; M. Oosterbosch, 'Het openbare notariaat in Hasselt', p. 231. 60 RH, OAH, nr. 377, f. 13v.
79
gedeputeerden. Begin januari - toen was ook Robrecht (Robert) WeiBenberg, de man over wie de vergadering ging, aanwezig verkeerden de schout van Bocholt en twee burgemeesters van het ambt Stokkem in hetzelfde geval, 61 en op 18 april de burgemeesters van Bree, Maaseik en Stokkem. 62 Op 24 mei vergaderden de gedeputeerden Jan van Elter van Vogelzang en Peter van der Heyden alias Culen van Hasselt met de burgemeesters van Hasselt en met meester Wilhem Blaesen van dezelfde stad, op 27 mei de Hasseltse gedeputeerden Peter van der Heyden en Wouter van Eelsraeck met dezelfde burgemeesters plus die van Maaseik. 63 Het lijkt erop dat altijd dezelfde dorpen en steden gedeputeerden mochten sturen. Op 30 augustus 1511 verscheen meester Lonis van Bilzen op de vergadering in plaats van Ghijsbrecht Kersse, de gebruikelijke gedeputeerde uit Bilzen die blijkbaar niet aanwezig kon zijn.64 In 1521, toen Ghijsbrecht Kersse uit Bilzen en Jan van Eyndbroeck uit Borgloon niet meer op de vergaderingen verschenen, waren er wel andere personen uit Borgloon en Bilzen. 65 Vóór 1510 is het minder eenvoudig om een vaste groep participanten te onderscheiden. In die tijdsspanne zijn hun namen slechts zelden in de bronnen terug te vinden.66 De enige steeds terugkerende over wie zekerheid bestaat, is Peter Swolffs van Beringen, die ook burgemeester was. 67 Behalve hij, namen mannen deel uit de steden Borgloon, Hasselt en Bilzen, een enkele keer zelfs iemand uit Stevoort, 68 en enkelen van wie de afkomst niet valt vast te stellen. Besluiten dat 1510 een cesuur was, omdat er vanaf dan een min of meer vaste samenstelling van de gedeputeerden optrad, is niet gewettigd, temeer omdat tussen 1500 en 1510 nauwelijks enige
61
RH, OAH, nr. 381, f. 13v-14r. Ibidem, f. 17r-v. 63 Ibidem, f. 2lr-v. 64 RH, OAH, nr. 377, f. 9v. " Zie de drie vergaderingen omstreeks mei 1521, die niet als 'vergaderingen van de gedeputeerden' werden beschreven, maar er toch bij gerekend kunnen worden, zij het dan met andere aanwezigen erbij, zoals de burgemeesters van Hasselt, vertegenwoordigers van Maaseik of de schout van Ham en Pelt. 66 Zie de tabel van de vergaderingen van het land van Loon als bijlage 2. Van de elf vergaderingen die als bijeenkomsten van de gedeputeerden werden aangeduid, zijn er slechts vier waarvan de namen van de participanten bekend zijn, zij het dan nog onvolledig. 67 RH, OAH, nr. 370, f. 9r. 68 RH, OAH, nr. 372, f. 4r. 62
80
informatie beschikbaar is,69 terwijl de bronnen vanaf 1510 meer gedetailleerd zijn. 3. Mengvormen
Naast de twee voorgaande soorten samenkomsten kwamen vergaderingen voor, die als een combinatie van de vorige categorieën gezien kunnen worden, hoewel ook hier met wisselende deelnemers. Is het immers niet logisch dat er ruggespraak werd gehouden tussen de steden en vrijheden enerzijds en de gedeputeerden van het land anderzijds? Zo bleven de gedeputeerden in contact met de vertegenwoordigden. In juni 1490 verzamelden zich de burgemeesters en gedeputeerden van het land van Loon. Zeker aanwezig waren telkens een burgemeester van Beringen, Bilzen en Borgloon, en een schepen van Hasselt. 70 De andere betrokkenen werden niet vermeld. In 1516 waren er waarschijnlijk vier samenkomsten van de gedeputeerden van het land met de burgemeesters. 71 Op 23 februari kwamen de gedeputeerden Ghijsbrecht Kersse van Bilzen, Jan van Elter van Vogelzang, Jannes Jupen en Peter van der Heyden alias Culen van Hasselt met de burgemeesters van Beringen, Bilzen en Herkde-Stad samen. 72 Op 30 september vergaderden de gedeputeerden Jan van Eyndbroeck van Bilzen en Jannes Jupen van Hasselt met de burgemeesters van Borgloon en Bilzen (Ghijsbrecht Kersse was toen zelf burgemeester van Bilzen), met Jannes van den Haute van Borgloon, met Robrecht Stouten en Servaes van der Hoeven van Hasselt, met de schout van Pelt en Ham, en met meester Gherit van den Edelbampt van Beringen. 73 Verder waren daar twee 'goede mannen' van Peer bij, twee van Maaseik en één van Stokkem. Van de bijeenkomst van 14 december zijn de aanwezigen niet bekend. Op 22 december vond opnieuw een vergadering plaats van de 69
Er kon slechts één vergadering in de bronnen worden teruggevonden, te weten op 27 augustus 1504, en daarin wordt niets over de deelnemers meegedeeld; RH, OAH, nr. 376, f. lr. 70 RH, OAH, nr. 370, f. 9r. 71 In de bronnen (RH, OAH, nr. 381, f. 12r-v) staat nog een vergadering in december vermeld, maar vermoedelijk gaat het om één van de al genoemde. 71 RH, OAH, nr. 380, f. 8v-9r. Hoewel de deelnemers in de archiefbescheiden allen als 'gedeputeerden' en niet als 'gedeputeerden en burgemeesters' worden betiteld, hoort de vergadering ons inziens in deze categorie van mengvormen thuis. 73 RH, OAH, nr. 380, f. 12v.
81
burgemeesters en de gedelegeerden van de steden en vrijheden met dè gedeputeerden. 74 Present waren een burgemeester van Borgloon en Hasselt, de burgemeesters van Bilzen, de meier en een burgemeester van Beringen, de schout van Ham en Pelt, de drossaard en twee gedeputeerden van Peer, vier gedeputeerden van het land, een burgemeester van Herk-de-Stad en nog twee personen van onbekende afkomst. In 1518 waren er twee zulke vergaderingen: op 25 februari met de burgemeester van Borgloon, die van Bilzen, een vertegenwoordiger van Vogelzang, Peter van der Heyden alias Culen en Robrecht Stouten van Hasselt, en de burgemeester van Bree; 75 in juni met mensen uit Beringen, Bilzen, Borgloon, Hasselt en Vogelzang met de burgemeesters uit de steden van het ambt Stokkem. 76 Op 14 februari 1520 vond een vergadering van de gedeputeerden plaats met de steden Beringen, Bilzen, Borgloon, Hasselt, Maaseik en Stokkem.77 In het laatste decennium van de vijftiende eeuw gingen nog enkele buitengewone vergaderingen door, die niet in de voorgaande groepen ondergebracht kunnen worden. Op 20 juli 1493 was er de vergadering van de steden en de dorpen van het land van Loon, waarvoor niet minder dan 97 missiven ter uitnodiging werden geschreven. 78 Tenslotte was er op 17 juli 1496 in Hasselt nog overleg van de vertegenwoordigers van de dorpen van het ambt Pelt om een compromis uit te werken inzake de betaling van Wijchmaal in de Loonse belastingen. 79 Kennelijk konden de bovengenoemde vergaderingen zeer uitgebreid of erg beperkt worden.
74 75
16 77 78 79
RH, OAH, nr. 378, RH , OAH, nr. 381, Ibidem, f. 19r. Ibidem, f. 24v. RH, OAH, nr. 372, RH, OAH, nr. 140,
82
f. 15v en nr. 380, f. 14v-15r. f. 14v-15r. Maaseik kon niet aanwezig zijn.
5r. in margine op een brief van Wijchmaal d.d. vóór 17 juli 1496.
Hoofdstuk 4. Werking 1. Initiatief
Ongeacht de aard van de bijeenkomsten werden de betrokkenen altijd door een bode van Hasselt op de hoogte gebracht, doorgaans enkele dagen op voorhand. Wie het initiatief tot een vergadering nam of wie de deelnemers liet samenroepen, is in de meeste gevallen niet duidelijk. Zelden vermelden de bronnen wie de deelnemers in Hasselt uitnodigde. In november 1489 was het de Hasseltse magistraat, 80 op 25 februari 1518 waren het de gedeputeerden van het land van Loon, die de burgemeesters van dit land en van het ambt Stokkem hadden ontboden. 81 In december 1510,82 op 23 februari 151683 en in het voorjaar van 1521 84 nam de rentmeester van het land van Loon het initiatief tot de zitting. Zes keer gaf prins-bisschop Everhard van der Marck opdracht de deelnemers te convoceren, zowel in verband met Luikse als in verband met strikt Loonse aangelegenheden. 85 Dit wil niet zeggen dat de prins-bisschop in de meeste gevallen tot de vergadering besliste. Het lijkt er eerder op dat het expliciet is aangegeven, als de prins-bisschop de betrokkenen liet aanschrijven. Het voorkomen van verschillende initiatiefnemers toont aan dat de Loonse vergaderingen niet helemaal geïnstitutionaliseerd waren. De hele organisatie verliep niet volgens een vast stramien. De rol van de stad Hasselt inzake dit initiatief was de facto evenwel aanzienlijk. In de vertegenwoordiging had Hasselt immers het overwicht en meestal was de rentmeester een Hasselaar. 86 Derhalve riep naast de prins-bisschop doorgaans een Hasselaar de vergaderingen samen.
80
Ibidem, brief van 2 november 1489. RH, OAH, nr. 381, f. 14v. 82 RH, OAH, nr. 377, f. 7r. 13 RH, OAH, nr. 380, f. 8v. 84 RH, OAH, nr. 381, f. 26v. 85 RH, OAH, nr. 378, f. 12r; nr. 380, f. !Or en 12v; nr. 381, f. 17r, 19r en f. 22v. 86 Vergelijk A. Mertens, 'Financiën en fiscaliteit', p. 103. 81
83
2. Frequentie Zoals uit de bespreking van de verschillende vormen van Loonse vergaderingen bleek, kwam de vertegenwoordiging van het land van Loon frequent samen. Er zijn weliswaar een aantal jaren, waarvan geen vergadering bekend is, 87 een gevolg van de onvolledigheid of het ontbreken van bronnen. Het zou bijvoorbeeld verbazen, als er tussen februari 1494 en maart 1496 geen enkele ontmoeting tussen de vertegenwoordigers van het land zou zijn geweest, zeker als men weet dat er in 1493 en in 1496 telkens minstens drie doorgang hebben gevonden. In de jaren waarvoor er wel gegevens beschikbaar zijn, werd doorgaans meermaals per jaar vergaderd. Tussen 1510 en 1521 - de periode waarvoor de informatie het meest volledig lijkt - wordt een gemiddelde van drie à vier vergaderingen per jaar bereikt. 88 De samenkomsten werden niet op vaste tijdstippen gehouden, maar naargelang men dit omwille van een of ander feit of probleem nodig achtte. De totale frequentie zegt overigens niet alles, want het ging niet altijd om dezelfde soort vergaderingen, waarbinnen de samenstelling van de participanten kon varieren. Ook het ontbreken van een vaste vergaderkalender wijst er eveneens op dat deze vorm van Loonse volksvertegenwoordiging einde vijftiende, begin zestiende eeuw zeker niet institutioneel was uitgebouwd. Het overleg was ook niet opgezet voor een beleid op termijn, maar was een middel en een noodzaak om de directe problemen op te lossen.
3. Intern verloop Over de eigenlijke vergaderingen bestaat nauwelijks informatie. Wie bepaalde de agenda? Wie zat de bijeenkomst voor? Hoe verliep de vergadering? Wat was de inbreng van de deelnemers? Hoe werd tot besluitvorming gekomen? Op dergelijke vragen blijven de bronnen het antwoord schuldig. Er is geen enkel verslag of document bekend dat daaromtrent enige informatie kan geven.
87
Met name 1488, 1495 , 1488-1499, 1501-1503, 1505-1509, 1522 en vanaf 1524. Soms bedraagt de tijd tussen twee opeenvolgende bijeenkomsten slechts één of enkele dagen, zodat het moeilijk is om uit te maken of het om één dan wel om twee vergaderingen ging.
88
84
n~~·, ,~f!• " .rflfttOmUÛl\l· mttii;fnmi A~ t1/in9\ffu1.r,~cb(it1'(1 vttf::
M;U
:pn6f1rnm frfforncnhJnfkumruh:mJ
•
i~~nJ f'\'tt•u1;. :p1m~'': d11'ii11~i :4,!_-'}'•t(t\t11 fit 1101i1m ."(/,J11,~Y1iffpû . ...,~':il 1~ \ · ..1T1s~ ~'l1Mu"1"n'.-!l•: /'!1-..J~<-f1rp:;'11hmr"-, .....?""1"f-" 6!!'...f~ " 1
4u ... r-:;,)u"t-1m'hM1" -CU"1td- . 'hl,~•f"..~J.f"",1u,~h""';,.\•t""".:1"'
1 '1j /.,..,,.,".( "f>.J{f ...",.,.~I<""' \\'C<••l'lrl~. p""*°;:M.".; f41\lh(r...,;,.,., .,.':fotpV..6-.:{-.,,.-:;/ ' '":; J1~,t."'l •\1, /~ .,e"""" l'"'"'~"'"' }'-' y~Î:.NT tu . ,("u"' [.,.",'f'""""~ .J~,n~~ J
~I
1"~,;\:I\'\""' l"•'!•V"•~... · l't'(r-'!H''"f'\,1;rrip+ov.7"•··~ ~""...:·<'ll\(c;111'.-r·{~
·11 .-.tt '°"·.""""~'"""'" ','•· P''-c(.i1•H1~Y. 40"/'hh•.f\H• /~""'1''"'':'~.•" i'1 !d/ f'<\rhl· "-("''' ' MJJl_"fn•f(•-;_": 1''""'"1""~ ";o. t "'"~"' ::-~m1:~"'J:"'_., "'"Jl.""~"~~""' 1 ntu lo-fM•tt• 'C'T•f.>!JP"' ·/•<"rt..· ,..,",n,n• ~C
.vW>r ~it~ ... nf.•. S\~ ~''P"" · ... " (("nr ...:::..-r-;,' ('C'(>~.;;.v"l' fi"ff",,""R.+. \.,,.._."i.... C•ffn.f.t- ~ '"'"~ ~ """'""··' '"' '~'~'/tMf f.t"'1 1f,.,.. '\•rr+ ," .... .,, (-('~.... ~:t..-i"IJ '"'-f"i ;.."lt-rti\..,,f>"
I: J
.
~::;::.~:;~:?-~:.::~:.:· ~~:·:.:.::~.;"v:·~;1~~=:~::;":w;:~G:&.:··
:.:::,~':.:'·':;~"".:::'. ~·::~"_;·,;.~::::.:'~<)~~:· ~ :.~.::~~:;,~::+k·'" i.~ •\""" ,lf,,.,...,.." "".;-:.,u h•''l'~ "~....,.,. . ..,., ·...,../;..""_"",[:• fnov. H-f.T>w• "
--=.,,,_,""l"i '
~:~~§~~~1~~~ê~ ;~?;~~.:;~~:~~~~~:~~~?!.~~;?:~:·:~~~~:~?::!:E.~ /l ,."a
4"1:."':.,. ('•k•.\~> Y\; t.,_,~
" ........ ,".,.,,"_"' ..OJ. 1?."" f'>.-:1-·I-,. -::-·f" ..-...•Tr•'•"• ""'"C""".,.- "~,, ........... _..h"ff,..,..;. ,,W:-• \.'">o:"'.... "'rtn- r fc-'ijt•l..._..,.,"," • ~('C"" .... "')n." '"'"~ '"'"~~." ,..,~ f" f -tT>r "':°T""'.,tt'" f"'?•• /~ '"'f"""•>t· "•t- 'E •!l •rf" . r-·' /~"'Mt,{o• "..__ ,:_, :1•'"~ '' •\I• ~· ...· .....,.,,/",( -..•t .... " r:, ,\.-"- •..:C. t.u (t•hlo,:J;' ;' "'·' "':i.... " "'"'':'°'..,..","... •/•E..r""'•-
rfl . .
,..: :t~~:~'.::::;~: . .:t~·::::;.:::~::: !:c~;~;(j/;;..:::; ~.;;:'::.~;;.·:.~ 1'"'"' -,<..: ... "~.",; ~~"""'""'""'
*"•"'1"''
.-..-.,
.Jr f'-_ff"fn .J;./ u.'t'W"'". <'..,•wf·h·co·- ( ••,.;."• r. f~.-.,...; ,, "<-"; '"
.,,{,•i-/,,",.....,.,~· "'\.·lt- ......,i. "/'•' ...
r, •• "'f'••'th· ~/...,ó(f" "....-:..~1~... -
"I'\
,) , ..........h rr·-~;:_;;:;,_"'":,.;; ~ 1~ ............ u '......."
~·~~~~~;~g~~~~~~~~-;:~~~1.:~~{fä~i;f~i~~~~f;~~~~.: fh'JllîU\,..,.y".f"""'-f'.f~"""..:"..., .... ::;..,1"d..,f.1~~""h" ...':." ~-:r.r-"" !J"•f•5"'•: .?\-"";."; "'°·h'),".r,-ë-,..,";_" ..,., /';" ~.:,"',." .., ~rn.:). "1-" . ... ,..,_':)_... t=,," ,..,,.""<\W fl.~ \.J ,, ,...-,;~
r.~.;.::::~.~~~:·:~;::.::::~;;·:t:;· r:t;~·:.:;·:·;.;::;~:.:~~·:;,~-:...~~~~~;:. c,r. ••w . (' """ «ffti."f'.._\) •1)>11"t.~."'t>.,. s..·"·-*· :'"~ "''""'"i-b r" rp"......... 1 f·"·~·' f\1 . "."""."'"'"'""'"•'""~~•" ......"_... 1"•.; .... w,....t-."""y.-c•.-p".:. \.t···"" ....•i<\.I
.p.,.:.. G.f..• ,.,...<.c-f', ;t-a."f 1;,.".,. ...~p :)Jl." """ "" /<"("• t ...• :''" 1'," "~"". {!... " ..,~", .; ,.,1;-.,. ....."..- •• " "~""c.r. ,"-r..."••" """f"f/'h+ ~·uit": ,,...."" ... ":- ro16h·"4fk"
/~"··~
't 'V"'"fr·•·;•t"'·,;.r{r '· -?·"' ."ï-....r.r~ ••-.
Afb. 7. Testament van prins-bisschop Everhard van der Marck - perkament, 37,5 x 27 cm; Edingen, Archief en Cultureel Centrum Arenberg.
85
Het is zelfs de vraag of zij ooit zijn opgesteld. Wel hadden de afwezigen op de vergaderingen ongelijk, net als in de Luikse Staten. Dat blijkt uit een brief van Hasselt, waarin de stad aan de betrokkenen vroeg om de gedeputeerden naar haar te sturen, zodat de belastingquoten voor de betaling van de soldij verdeeld konden worden. Men dreigde weigeraars bij de vorst aan te brengen: 'Oft enege hier toe bescreven achterbleven, netemen dencken wij met de anderen bij ons komende die taxen te setten ende onsen gened[igen] heere die ongehoirsame over te geven'. 89 Over het taalgebruik en de duur van de vergaderingen openbaren de bronnen meer. In de bestudeerde periode verliep alles in de volkstaal, zowel het opstellen van de rekeningen als de correspondentie, en zeker ook de vergaderingen zelf. Franstalige documenten werden vertaald. 90 Zelfs ridder Johan Ie Polain (t 1513), schepen en ook burgemeester van de stad Luik en heer van Waroux, 91 schreef de gedeputeerden van het land van Loon in het Diets aan. 92 Het gebruik van de volkstaal wijst op een directe verbondenheid van de vertegenwoordigers met de vertegenwoordigden. Deze informatie lijkt misschien overbodig, maar in de zeventiende en achttiende eeuw was dat minder evident en vervreemdde het vertegenwoordigend bestuur sterk van de bevolking. Het gebruik van de volkstaal hangt wellicht ook samen met de talenkennis van de prins-bisschoppen. Deze laatsten of hun medewerkers schreven tot circa 1600 brieven in de volkstaal naar Hasselt. 93 Vanaf de vorsten uit het huis Beieren werd uitsluitend het Frans als voertaal gebezigd. De duur van de vergaderingen varieerde van één tot enkele dagen. Dit kan hoofdzakelijk worden afgeleid uit de verblijfkosten 89
RH, OAH, nr. 140, brief van 2 november 1489.
Zo vertaalde notaris Henrick Kuerix bijvoorbeeld de brief van Jeannot Ie Bätard; RH, OAH, nr. 380, f. Sr. 91 C. de Barman, Les échevins de la Souveraine Justice de Liège, p. 74-79. 92 RH, OAH, nr. 140, brief van 27 januari 1500. Omtrent de zaak J. Ie Polain vond ook een aantal verplaatsingen plaats. In 1501-1502 trokken de Hasselaren meester Aert van Meldaert, meester Wouter van Eelsraeck, meester Joannes Kangieters en Jannes Jupen daarvoor naar Luik (RH, OAH, nr. 503, f. 32v) en het jaar daarop deden meester Willem Gontiers, meester Jan van Eelsraeck en Peter van Musel hetzelfde; RH, OAH, nr. 506, f. 25v. 93 Zie 'Lettres des princes-évêques de Liège au magistrat de Hasselt'. De laatste Dietse brief van de prins-bisschop aan de stad Hasselt dateert van 1629; J. Lyna, 'De taaltoestanden in het graafschap Loon', p. 71-73. 90
86
van de betrokkenen. 94 Dat een bijeenkomst slechts één dag duurde, blijkt uit het feit dat de aanwezigen de dag erna - of de dag zelf al? - voor het land op zending vertrokken. 95 Zoals hoger vermeld, valt soms moeilijk uit te maken of een vergadering enkele dagen duurde, dan wel of het twee opeenvolgende bijeenkomsten betrof. De deelnemers moesten waarschijnlijk de dag van een vergadering zelf in Hasselt zijn. 96 Analoog met de Luikse landdagen werd in november 1489 geschreven dat de deelnemers de avond voordien aanwezig moesten zijn. 97 4. Bekwame gedeputeerden
Uit de aanspreektitels blijkt dat het niet de geringsten waren, die als gedeputeerden het land vertegenwoordigden. Jan van Eyndbroeck van Borgloon was meester en staat op 3 december 1515 als burgemeester vermeld. 98 Jan van Ordingen, die aan de vergadering van 22 december 1516 deelnam, was zeker in 1504 burgemeester van Borgloon. 99 Wouter van Eelsraeck was stadsontvanger van Hasselt geweest, 100 Peter van der Heyden alias Culen oefende tussen 1510 en 1516 het ambt van rentmeester van het land van Loon .uit 101 en beiden werden zelfs enkele keren tot burgemeester 94
Enkele voorbeelden: op de vergadering van april 1516 hebben de betrokkenen maandagavond in herberg De Wildeman en in het huis van rentmeester Peter Culen gegeten, dinsdagmiddag en dinsdagavond eveneens bij de rentmeester thuis en woensdagavond in De Wildeman met de burgemeesters en de anderen die nog op de dagvaart waren gebleven; RH, OAH, nr. 380, f. lür-v. Op de vergadering in april 1518 hebben de vijf gedeputeerden elk twee dagen reiskosten geteld; RH, OAH, nr. 381, f. 17v. 95 zo vergaderden de gedeputeerden bijvoorbeeld op 23 februari 1516 over het feit dat er een nieuw contract met de hertog van Saksen gesloten moest worden en op 24 februari vertrokken er drie van hen ter uitvoering daarvan naar Antwerpen; RH, OAH, nr. 380, f. 8v-9r. 96 Dit blijkt uit een brief van 1491 van Bilzen aan Hasselt: 'Wijr solden morgen vroech ". sien tot Hasselt."'; RH, OAH, nr. 394, brief van Bilzen. 91 'Dat ghij alle onscholt affgestalt ur volmechtige gedeputeerde uutschickt op gonsdach savonts neestkomende bennen deser stat Hasselt te sijne om des anderen daichs met den anderen gedeputeerden vanden lande enegelick vanden vurs. sommen sijn quoot ende poene te helpen geven'; RH, OAH, nr. 140, brief van het stadsbestuur van Hasselt (2 november 1489). 98 RH, OAH, nr. 377, f . lr. 99 RH, OAH, nr. 376, f. 6v. 100 RH, OAH, nr. 493. 101 RH, OAH, nr. 377, f. lr en nr. 380, f. Ir.
87
van Hasselt gekozen. 102 Ghijsbrecht Kersse was schout en burgemeester van Bilzen. 103 Jan van Elter was een adellijke bastaard en schout van het land van Vogelzang. 104 Ook de curricula vitae van Herman Tybots - 105 burgemeester van Hasselt, drossaard van het land van Grevenbroek en rentmeester van het land van Loon - en van Jannes Jupen - notaris, stadsklerk en rentmeester - waren niet onaardig. Het ging dus om mannen met ervaring in bestuur en organisatie, en derhalve vertrouwd met overleg, vergaderingen en onderhandelingen. Voor een amateur - iemand zonder zulke juridische of bestuurlijke ervaring of kennis - was er geen plaats in de vergaderingen. 106 Een aantal Hasselaren die de term 'meester' in de bronnen kreeg toebedeeld, kon in de matrikels van de universiteit van Keulen of Leuven worden teruggevonden, waar zij zich op de artesstudies hadden toegelegd. Willem Gontiers schreef zich in februari 1471 in aan de universiteit van Keulen, 107 Nicolaes Meldaert op 31 augustus
102
J. Gessler, 'Analecta Hasselensia', p. 83-84; zie bijvoorbeeld ook RH, OAH, nr. 361, brief van 4 juli 1514. 103 Bijvoorbeeld RH , OAH, nr. 377, f. 5v en nr. 380, f. 12v. 104 De Etters (d' Autel) waren vanaf 1457 heren van het land van Vogelzang. Jan l van Elter (1457-1487) was heer van Autel en Sterpenich in Luxemburg en had het erfelijke burgemeesterschap van Bastenaken verworven. Enkele leden van de familie bekleedden ook de functie van drossaard van het land van Loon; J. Molemans en J. Mertens, Zonhoven, p. 39 e.v. Jan werd op 12 februari 1509 in zijn functie aangesteld; Ibidem, p. 59. Op de aanwezigheid van een schout in de vertegenwoordiging komen we verder terug. In 1520 staat Jan als 'stadhouder' van het land van Vogelzang vermeld; RH, OAH, nr. 381, f. 24v. Vermeldenswaard is ook dat Jan Ivan Elter in Zolder en Zonhoven munt sloeg om zich als autonome heer te laten gelden; P. Daniëls, 'La numismatique de Vogelsanck', p. 131-132 en J.L. Hollenfeltz, 'Les monnaies', p. 164-169. 1 °' Volgens het register van de broederschap van Sint-Geertrui te Kuringen was Herman Tybots ook 'scoutet en borchseedt [= burggraaf] tot Cueringen' en werd hij in die hoedanigheid opgevolgd door de heer van Groesbeek, vader van de latere prins-bisschop Gerard van Groesbeek (1564-1580). J. Mantelius vermeldt Tybots in zijn kroniek Hasseletum (Leuven, 1663) als stichter van de rederijkerskamer De Rode Roos in 1515. Hendrik Tybots - wellicht de vader van Herman - woonde in De Drie Pistolen op de Grote Markt. Na de dood van Herman Tybots hertrouwde zijn vrouw met Steven de Geloes, stadhouder en lid van de Rechtbank der XXII; G. Caluwaerts, Hasselt intra muros, p. 29-31. 106 Dit wil niet zeggen dat het allemaal geletterde heren waren. Zo moest bijvoorbeeld Niclaes van Raeren , de secretaris van Borgloon, een kwitantie van zijn burgemeester Gherit van den Edelbampt in verband met een vergoeding ondertekenen, omdat deze laatste niet kon schrijven; RH, OAH, nr. 381, f. lOr. Ongeletterd was evenwel geen synoniem van onbekwaam. 107 Die Matrikel der Universitllt Köln, I, p. 818, nr. 67.
88
1480 aan die van Leuven 108 en Hendrik Greven op 31 augustus 1514 eveneens aan de Brabantse universiteit. 109 Dionijs van Millen was in 1496 al als licentiaat in de artes geproclameerd. 110 Jannes Jupen, Reyner Bormans, Herman Tybots en Wouter van Eelsraeck konden niet zelf in de matricula worden teruggevonden, maar zij stuurden wel hun zoon naar de Leuvense artesfaculteit: op 6 oktober 1514 liet 'Henricus Jupon de Hasselt filius Johannis Jupon, secretarii de Hasselt' zich immatriculeren 111 en op 30 augustus 1531 liet 'Reynerus Bormans' - wellicht de zoon van gedeputeerde Reyner Bormans - zich inschrijven. 112 'Walterus Elsrack' - zoon van de gelijknamige vertegenwoordiger? - schreef zich op 28 februari 1532 in 113 en behaalde op 18 februari 1535 het diploma van licentiaat.114 'Henricus Tybouts de Hasselt filius Hermanni' werd op 29 augustus 1532 in de rollen opgenomen. 115 Op 27 augustus 1554 schreef Petrus Colonus - kleinzoon van Peter van der Heyden alias Culen? - zich in Leuven in. 116 Aert van Geinck, mogelijk de gelijknamige zoon van degene die in 1504-1505 voor Hasselt naar de landdag trok, 117 was van 1535 tot 1547 zelfs examinator van de toekomstige licentiaten aan de Leuvense Alma Mater. 118 De matrikels vermelden soms ook de pedagogie waarin de studenten waren
108 Matricule de /'université de Louvain, II, p. 425, nr. 293. Zijn zoon Arnoldus begon op 27 juli 1514 de artesstudies in Leuven; Ibidem, III, p. 490, nr. 140. 100 Ibidem, IJl, p . 499, nr. 427. Op diezelfde dag schreven zich in Leuven overigens ook twee andere Hasselaren in: Hendrik Gontiers - mogelijk familie van vertegenwoordiger Willem Gontiers - en Johannes Busken; Ibidem, III, p. 498, nr. 383 en 397. 110 Promotions de /afacu/té des ans de /'université de Louvain (1428-1797), I, p. 64, nr. 4; Petrus en Thomas Millen - mogelijk familieleden - lieten zich op 26 februari 1490 en 22 november 1500 inschrijven; Matricule de /'universiié de Louvain, III, p. 61, nr. 72 en p. 207, nr. 13. 111 Ibidem, III, p. 500, nr. 18. 112 Ibidem, IV, p . 59, nr. 190. 113 Ibidem, IV, p . 69, nr. 186. 114 Promotions de lafaculté des arts de l 'université de Louvain (1428-1797), I, p. 83, nr. 15. us Matricu/e de l'université de Louvain, IV, p. 79, nr. 270. Op diezelfde dag liet ook Joannes Bormans de Hasselt zich in de Leuvense matricula opnemen; Ibidem, IV, p. 80, nr. 291. Mogelijk was hij de zoon van de gelijknamige rentmeester, die in 1506-1507 voor het land van Loon werkzaam was; RH, OAH, nr. 512, f . !6v. 116 Matricule de /'université de Louvain, IV, p. 502, nr. 426. 117 RH, OAH, nr. 486, f. 25v. 118 Promotions de lafaculté des arts de /'université de Louvain (1428-1797), 1, p. 82, 86, 90, 94, 98, 102, 108, 113, 117, 122, 130, 135 en 140.
89
ondergebracht. 119 Daarbij valt op dat de Hasselaren telkens in het Varken (Poreus) waren ingeschreven, al dan niet als armen (pauperes), wat wilde zeggen dat zij vrijgesteld waren van inschrijvingsgeld. De Hasseltse concentratie in die pedagogie hield ongetwijfeld verband met een beurzenstichting door een stadsgenoot. Een oorkonde van 1499 vermeldt dat het Varken eertijds bezit was van Jan van Wydoe, die er zijn naam mee had verbonden en er in 1468 enkele beurzen had gesticht. 120 Jan van Wydoe was tussen 1428 en 1447 - vanaf dit laatste jaar is er een lacune van één eeuw in de bronnen - tevens regelmatig regent en examinator van de Leuvense universiteit. 121 Hij is zo goed als zeker verwant met de gelijknamige persoon, die in 1505 de stad Hasselt vertegenwoordigde op de samenkomst met de andere steden, 122 op 23 februari 1516 als schout van Hasselt de vergadering van de gedeputeerden van het land van Loon bijwoonde, 123 op 21 april 1516 als schout van Ham wordt vermeld in de vergadering van de steden en vrijheden 124 en op 30 september en 22 december 1516 als schout van het land van Ham en het ambt Pelt op de zittingen van het land van Loon aanwezig was. 125 Op de Loonse samenkomst na 23 mei 1521 en op die van 20 januari 1523 was hij eveneens present, 126 maar zonder vermelding van zijn hoedanigheid. Op de vergadering van de gedeputeerden en burgemeesters van het land van Loon op 3 februari 1523 tenslotte, vertegenwoordigde hij de prins-bisschop. 127 Mogelijk is hij ook rentmeester van het land van Loon geweest. Op de vergadering van 26 augustus 1512 werd zijn rekening immers overhoord, 128 maar de bron vermeldt niet om welke rekening het gaat. Of hij van geboorte Hasselaar was, kunnen we niet met zekerheid bevestigen. 119 Er waren vier pedagogieën: de Burcht, de Lelie, de Valk en het Varken. De studenten woonden daar en volgden er de lessen; J. Roegiers, 'Het traditionele curriculum van de Leuvense artesfaculteit', p. 13. 120 ARA, Archief van de universiteit van Leuven 1426-1797, nr. 1003. 121 Promotions de lafaculté des ans de l 'université de Louvain (1428-1797) , I, p. 18-19, 23, 25, 29, 32, 35-36, 39, 42, 44, 47-48, 50, 53-54 en 57. Waarschijnlijk betreft het niet degene die in 1411 door de Luikse elect Jan van Beieren tot belastingheffer in Loon werd aangesteld (RH, Oorkonden ". van het land van Loon, nr. 1), mogelijk wel diens zoon. 1 2 2 RH, OAH, nr. 510, f. 34v. 1n RH, OAH, nr. 380, f. 8v-9r. 124 Ibidem, f. lOr-v. 125 Ibidem, f . 12v respectievelijk f. 14v-15r en nr. 378, f. 15v. 126 RH, OAH, nr. 381, f. 26v respectievelijk f. lr en nr. 140. 127 RH, OAR, nr. 140; nr. 376, f. 7v-8r. 128 RH, OAH, nr. 377, f. 12v; nr. 378, f. Ir.
90
Dat hij eerst als vertegenwoordiger van de stad en later als schout ervan aan de vergaderingen deelnam, zijn sterke aanwijzingen daarvoor. Mogelijk verwierf hij de latere betrekkingen omwille van zijn capaciteiten. In ieder geval kan er geen twijfel over bestaan dat het Varken via het kanaal van zijn beurzenstichting werd gepromoot.129 H. de Prins onderzocht voor de periode 1485-1527 de herkomst van de Lovanienses. 130 Hasselt kon toen maar liefst 72 ingeschrevenen voorleggen en werd in het prinsbisdom enkel voorafgegaan door de stad Luik met 133 academisch geschoolden in Leuven. Sint-Truiden volgde met 61 studenten en Tongeren met 32. Ter vergelijking: Beringen telde er 19, Bilzen 1, Borgloon 3, Bree 15, Hamont 4, Herk-de-Stad 17, Maaseik 6, Peer 6, Stokkem 1, Bouillon 1, Chätelet 14, Dinant 13, Hoei 54, Thuin 15 en Visé 1. Het is opmerkelijk dat een kleine stad als Hasselt een dergelijk potentieel aan academisch geschoolden telde, wat eens te meer de superieure rol van Hasselt in het Loons-Dietse geheel bewijst. Bij gebrek aan een grondige studie van de aanwezigheid van inwoners van het prinsbisdom aan de diverse universiteiten, kan evenwel nog geen definitief oordeel worden geveld over de onderlinge verhoudingen. In ieder geval wijst de doorstroming van academisch geschoolden naar het stedelijke of landelijke bestuur op een professionalisering van die instanties. Voor de personen die niet in de matrikels van de twee genoemde universiteiten werden teruggevonden, is niet duidelijk of de term 'meester' op een universitaire titel dan wel bijvoorbeeld op het meesterschap in een ambacht sloeg.
5. Archiefbeheer, zegel en financiering
Uit het volgend fragment van 1511 blijkt dat de vertegenwoordigers van het land van Loon hun eigen archief bewaarden: 'Uut ordinan129 In 1570 stichtte Peter (of Petrus) Titelmans nog twee beurzen voor Hasselaren in het Varken; H . de Vocht, Inventaire des archives de /'universiré de Louvain 1426-1797, p. 112, nr. 1109. Peter Titelmans was in 1531 als primus geproclameerd. Net als zijn oudere broer Franciscus, die in 1521 was gepromoveerd, had hij zich in het Varken ingeschreven; Promolions de lafaculré des ans de l'université de Louvain (1428-1797), 1, p. 72 en 80. 130 H. de Prins, De inschrijvingsfrequentie van de Leuvense universiteit (1485-152 7). Voor de cijfers die volgen, zie p. 69-72, waar de auteur een tabel van de lokaliteiten uit het prinsbisdom Luik geeft.
91
cien vanden vurs. gecommitteerde enen vasten compt gecoicht om des lants van Loen rekeningen, brieve, quytancien ende ontlastingen daer in te sluten' . 131 De kist was voorzien van ijzeren banden en twee hangsloten en werd bewaard in het Hasseltse klooster van de augustijnen, waar ook de jaarlijkse verkiezing van de stadsmagistraat plaatsvond. Als er twijfel rees over al dan niet gedane betalingen, wendden de betrokkenen zich tot die archieven in Hasselt. 132 Wie de sleutels van de kist en dus de bevoegdheid over het archiefbeheer bezat, is onbekend. Ongetwijfeld bezat de rentmeester één van de twee sleutels. Het is ook de vraag of er vóór 1511 een eigen kist bestond. Dat het archief van het land van Loon nu nog steeds in het fonds Oud Archief van de stad Hasselt wordt bewaard, hoeft dus niet te verwonderen. De oude archieforde, organisch gegroeid, bleef bewaard. Over een eigen zegel beschikte het land niet. In 1518 werd gebruikgemaakt van het zegel van de Hasseltse schepenen voor een document van het land van Loon, zonder vermelding van andere zegels. 133 Doorgaans echter zegelden de verschillende vertegenwoordigers de documenten. 134 De betrokkenen stonden niet zelf in voor de kosten van de vergaderingen en vacaties. Alle prestaties in dienst van het land werden door het land betaald. 135 Ook de rentmeester stond in loondienst van het land. Zijn wedde bedroeg 'naar alde costume' 3 gulden voor elke 100 gulden die het land ontving. 136 Zo'n rijkelijke vergoeding is niet onbegrijpelijk. Hij had een hoge functie en was
131
RH, OAH, nr. 377, nr. 7v. Bijvoorbeeld voor Diepenbeek en Gruitrode; 'Dese nairvolgende clausule und articlen syn geextraheert und uyt gecopiert uyt diversche halde registren und manuelen inhaldende die rekenynge und diversche scattynge uns settyngen des lants van Loen te diversche stonden gedaen liggende tot Hasselt in archivis'; RH, OAH, nr. 358. 133 RH, OAH, nr. 381, f. 15v. Sedert 1424 werd het perron, zinnebeeld van de Luikse stedelijke vrijheid, uit het Hasseltse zegel verwijderd en vervangen door het Loonse wapen (10 dwarsbalken van goud en keel), dat naast het symbool van de stad (een hazelaar) werd geplaatst. Op het middenveld staat de patroonheilige, de H. Quintinus, onder een laatgotisch baldakijn afgebeeld; J. Lyna, 'Het historisch wapen van Limburg', p. 109 (met afbeelding). 134 In 1518 bijvoorbeeld de steden; RH, OAH, nr. 381, f. l8r. Dat de diverse vertegenwoordigers in de regel apart zegelden, komt eveneens tot uiting in de rentebrieven; RH, Oorkonden ... van het land van Loon, nr. 7-14 en 17-20. 135 RH, OAH, van nr. 369 tot nr. 381, passim. 136 Bijvoorbeeld RH, OAH, nr. 375 , f. 20v; nr. 376, f. 7r; nr. 378, f. 14r; nr. 381, f. 28v. 132
92
zelf voor eventuele tekorten verantwoordelijk. 137 De bezoldiging gold ook voor alle problemen die hij op zijn weg ontmoette. 138
137 'Item die gaige van deser schettingen te heffen nemlick van 3.047 gulden aeffgeslaegen die faulten vanden hondert gulden drije gulden fac. 91 gulden, 7 stuivers, 3 oord stuivers Brabants'; RH, OAH, nr. 376, f. 7r. 138 'Voor sollicitacie, surge, anxt ende perikel diligentie etc. gedain bij desen rentmeester inder zaken vurschreven', en 'goede diligentie gedaan in den lande te verantwerden'; RH, OAH, nr. 381, f. 28v.
93
94
Hoofdstuk 5. De stad Hasselt 1. 'Een redelijckfraey stedeken".'
Hasselt, waarvan de eerste nederzetting tot het einde van de vierde of het begin van de vijfde eeuw teruggaat, 139 ligt aan de Demer, op de grens tussen de agrarisch arme Kempen in het noorden en het rijkere Haspengouw in het zuiden. Deze gunstige geografische positie leverde Hasselt een marktfunctie op, die bovendien werd versterkt door een voordelige ligging aan één van de alternatieve handelsroutes van het Rijnland via Aken en Maastricht naar het hertogdom Brabant en het graafschap Vlaanderen. Vooral in de vijftiende eeuw, toen Antwerpen en Bergen-op-Zoom de leiding van Brugge overnamen, werd Hasselt veelvuldig door handelaars bezocht. 140 Die situatie stimuleerde op haar beurt de plaatselijke nijverheid 141 en de centrale ligging maakte haar geschikter als Loonse hoofdplaats dan het meer periferisch gelegen Borgloon. Heer van Hasselt waren de graven van Loon, die de plaats op hun beurt vanaf het begin van de dertiende eeuw in leen hielden van de Luikse prins-bisschoppen. 142 Hasselt bezat waarschijnlijk sedert het einde van de twaalfde eeuw het Luikse recht. In 1232 werd dit recht in ieder geval door graaf Arnold IV vernieuwd en bevestigd. In 1239 mocht de Hasseltse schepenbank de Luikse al als 'hoofd' vervangen voor Beringen en Kuringen, waaruit blijkt dat Hasselt al langer het Luikse recht gehad moet hebben. 143 Net als in Vlaanderen en Brabant heeft er zich in de eerste helft van de veertiende eeuw in Hasselt een ontwikkeling naar stedelijke democratisering voorgedaan. De schepenbank - een grafelijke instelling - verloor haar bestuurlijke taken ten voordele van de ambachten, en de
139
A. Hansay, 'Les premiers siècles de l'histoire de Hasselt', p. 54-57. Om vanuit Keulen Bergen-op-Zoom te bereiken, volgden de handelaars en vrachtrijders de route Keulen-Aken-Maastricht-Hasselt of Keulen-Luik-Tongeren-Hasselt. Vanuit Hasselt ging het dan verder via de Kempen (Zonhoven, Helchteren en Lommel); K. Slootmans, 'Kooplui uit de Maasstreek', p. 103. Ook om vanuit het Rijngebied naar Antwerpen te gaan, reisde men niet zelden via Hasselt; J. Frederix, Het vrachtvervoer, p. 22. 141 A. Hansay, 'Les premiers siècles de l'histoire de Hasselt', p. 58; J.G.C. Venner, Beeldenstorm in Hasselt, p. 19-23. 142 J. Baerten, Het graafschap Loon, p. 73-74. 143 Ibidem, p. 122. 140
95
magistraat slaagde er zelfs in om bepaalde domeinen van de eenvoudige rechtspraak naar zich toe te trekken. De ontwikkeling van de stad had ook nieuwe versterkingen nodig gemaakt en de grote en kleine gracht werden na de schenking van graaf Lodewijk IV in 1330 bezit van het Hasseltse stadsbestuur. 144 De oudst bekende beschrijving van Hasselt is van de hand van Ludovico Guicciardini (1521-1589): 'Hasselt light op den watervloedt Demere vier mijlen van Maestricht ende sesse van Luyck: het is een redelijck fraey stedeken ende wel bewoont'. 145 Veel meer dan een magere vermelding is dit niet. Ook van Borgloon, waarvan bekend is dat het zeker geen imposante stad was, schrijft Guicciardini dat het een 'redelijck fraey stedeken' was. 146 Het is niet ondenkbaar dat de auteur zo'n oppervlakkige beschrijving gaf, om niet te moeten aangeven dat Hasselt geen vergelijking met grote steden zoals die van Brabant of Vlaanderen aankon. 147 Een belangrijke iconografische bron voor de beschrijving van de stad is het bekende zeventiende-eeuwse bedevaartvaantje, dat op basis van een zestiende-eeuws model gemaakt zou zijn. 148 De stad was stevig ommuurd. 149 In de omwalling stonden zestien torens met daartussen nog enkele kleinere. In de tweede helft van de vijftiende eeuw had Hasselt wel sterk onder de Bourgondische bezetting en de daaropvolgende burgeroorlog geleden. Een deel van de verdedigingsmuur had men moeten slopen, maar rond 1500 zou alles weer in goede staat zijn gebracht. Rond de stad liep een brede gracht met water van de Demer. Via de vier toegangspoorten kon men vanuit de vier windstreken de stad binnengaan: de Kempense poort in het noorden, de Maastrichterpoort in het oosten, de Sint-Truiderpoort in het zuiden en de Kuringerpoort in het westen. Van buitenaf bekeken zou de stad weinig indruk hebben gemaakt. De Sint-Quintinus-
144
A. Hansay, 'Les premiers siècles de l'histoire de Hasselt', p. 64-65 en 69-70; J.G.C. Venner, Beeldenstorm in Hasselt, p. 29 en 32-35. 145 Guicciardini, Beschrijving he van alle de Nederlanden, p. 389. 146 Ibidem, p. 386. 147 J.G.C. Venner, Beeldenstorm in Hasselt, p. 23-24. 148 Voor een afbeelding van beide zijden van het bedevaartvaantje (de andere zijde geeft het interieur van de O.L. V.-kerk weer), zie Hasselt 750 jaar stad (1232-1982), p. 54 en 59. 149 Waarschijnlijk werd de eerste omwalling in de twaalfde-dertiende eeuw opgetrokken. Waar die precies lag, is niet duidelijk; P. Gorissen, 'De versterkingen van Hasselt' en J. Lyna, 'Het munitio-raadsel van Hasselt'.
96
kerk150 en de Onze-Lieve-Vrouwekapel domineerden het stadsgezicht. Verder waren er enkel nog wat torentjes van kloostergebouwen of kapellen, enkele adellijke woningen of grotere gebouwen. 151
2. '". ende wel bewoont'?: stadsbewoners en buitenpoorters
J. Venner onderzocht het bevolkingsaantal van Hasselt van het einde van de vijftiende tot het begin van de zeventiende eeuw op basis van quotisatielijsten. 152 Via een aantal berekeningen telde hij voor de periode tussen 1482 en 1500 circa 3.200 inwoners intra muros. 153 Dit aantal daalde in 1520 tot ongeveer 2.650 om daarna weer te stijgen en in 1565 nagenoeg 3.900 inwoners te tellen. Voor de Hasseltse buitengebieden (buitingen) telde hij respectievelijk circa 1.100, 950 en 1.200 inwoners. Het verminderde bevolkingsaantal in 1520 was te wijten aan oorlogsomstandigheden, plunderingen en pestepidemieën. Een vergelijking van het Hasseltse bevolkingscijfer met andere steden uit onze gewesten maakt duidelijk dat Hasselt een bijzonder kleine stad was. Luik had in het begin van de zestiende eeuw wellicht meer dan 25.000 inwoners. 154 Brugge telde in 1477 42.000 inwoners, Gent op het einde van de vijftiende eeuw 45.000 (tegenover 64.000 in het midden van de veertiende eeuw) en leper een kleine 10.000 (tegenover 40.000 in het midden van de veertiende eeuw). 155 Leuven telde in 1480 circa 24.000 inwoners. In 1492 was de bevolking er op circa 15.000 inwoners teruggevallen, om daarna langzaam te stijgen tot ongeveer 16.000 in 1496 en 17.000 in 150
De Sint-Quintinus was de enige parochiekerk. In de vijftiende eeuw was er sprake geweest om van die kerk een collegiale te maken. In het Waalse stadje Fosse-Ja-Ville was er in het midden van deze eeuw een twist tussen de stad en de kanunniken ontstaan, waardoor de laatsten naar Hasselt wilden verhuizen. Wegens verzet van de inwoners van Fosse-Ja-Ville en de steden Luik, Dinant en Thuin, en omwille van de verdeeldheid van de kanunniken is de verhuizing uiteindelijk niet doorgegaan. In plaats daarvan werd in Hasselt een zangkoor opgericht; M. Bussels, 'Het kapittel van Fosses', p. 163- 168. "' J.G.C. Venner, Beeldenstonn in Hasselt, p. 25-27. m Ibidem, p. 71-78. 153 Dus geen 16.000 inwoners die A. Hansay foutief op basis van de Crenée (oorlogsbelasting) van Karel de Stoute berekende; A. Hansay, 'La "crenée" générale'. Naderhand is de auteur evenwel op zijn stelling teruggekomen; A. Hansay, 'Note sur la population', p. 2223. 54 ' P . Harsin, Études critiques, Il, p. 119. m P . Stabel, Dwaifs among Giants, p. 28 en 31-33.
97
1526. 156 Brussel telde in het derde kwart van de vijftiende eeuw 32.000 inwoners, 157 Antwerpen 27.000, Mechelen 22.000 158 en Maastricht ongeveer 10.000. 159 Zelfs aan kleinere Brabantse steden kon Hasselt niet tippen: Bergen-op-Zoom, Nijvel en Diest telden op het einde van de vijftiende eeuw tussen de 5.000 en de 10.000 inwoners. 160 Zo 'wel bewoont' was de Loonse hoofdstad dus niet. Naast de burgers intra muros telde Hasselt nog buitenpoorters, burgers die buiten de stadsmuren leefden. Steden schonken het buitenpoorterschap doorgaans aan individuen. Ook Hasselt deed dat. 161 Daarnaast paste die stad nog een heel ander systeem toe, dat zelden voorkwam. Tussen 1388 en 1429 werd het poorterschap immers aan acht hoofdzakelijk Kempense dorpen verleend: aan Bocholt (1388), Hamont (1401), Grote-Brogel (1402), Neeroeteren (1402), Meeuwen (1422), Heusden (1423), Houthalen (1429) en Zolder (1429). 162 Die dorpen liggen tussen circa 10 km (Zolder) en circa 40 km (Hamont) in vogelvlucht van Hasselt verwijderd. Een goede synthese over het fenomeen van het Hasseltse buitenpoorterschap is niet voorhanden. 163 De toekenning ervan gebeurde in elk geval op basis van een wederzijds contract, waarvan de inhoud van dorp tot dorp erg verschilde. De twee betrokken partijen waren enerzijds de Hasseltse stadsmagistraat en anderzijds de vertegenwoordigers van het betreffende dorp. In tegenstelling tot de stadsbewoners waren de inwoners van het dorp geen individuele poorterseed verschuldigd. Wel legden de vertegenwoordigers van het
156
R. van Uytven, Stads.financiën en stadselwnomie te Leuven, p. 478. P. Stabel, Dwaifs among Giants, p . 67. 158 P.M.M. Klep, 'Population estimates of Belgium by province (1375-1831)', p. 495. 159 Mededeling P.J.H. Ubachs. 160 P. Stabel, Dwarfs arnong Giants, p. 67. 161 P. Gorissen, 'Hasselts buitenpoorterschap', p. 553. 162 A. Hansay, 'Le droit de bourgeoisie', p. 367. In Heusden was het buitenpoorterschap alleen weggelegd voor de in de bron aangegeven personen en de nakomelingen die op de percelen van die voorzaten woonden (die aan de landsheer toebehoorden of juridisch onder Beringen ressorteerden, dus niet wals Houweiken onder Vogelzang); RH, OAH, nr. 72, f. 132r. In het geval van Zolder gold het buitenpoorterschap voor Zolder en het gehucht Bolderberg met de drie 'heerwagens' (gehuchten) Bolderberg, Boekt en Voort, met uitwndering van een aantal personen en hun erf. Daarbuiten verwierven ook Jan Windelen van Viversel en zijn nakomelingen, 'die op haer erde wonen sullen tot ewigen daghen', het Hasseltse buitenpoorterschap; RH, OAH, nr. 72, f. 63v. 163 Zoals gezegd ontbreekt een wetenschappelijk werk voor Hasselt. Bovendien is er ook behoefte aan degelijke monografieën van Bocholt, Grote-Brogel, Heusden, Meeuwen, Neeroeteren en Zolder. 157
98
Afb. Sa. Het 16de-eeuwse Hasselt, gezien vanuit de Luikerpoort, op de voorzijde van een l 7de-eeuws pelgrimsvaantje; gravure van de Hasseltse zilversmid en muntmeester Nicolaas Sigers (t 1678) naar een 16de-eeuws model - koperplaat, 21 x 32 cm; Hasselt, Stedelijk Museum Stellingwerff-Waerdenhof, inv.nr. gravure 79.8.156; inv.nr. koperplaat 86.8 .058 (bruikleen St.-Quintinus- en 0.-L.-V.-kerk, Hasselt).
'
4------ -- -
--
Afb. 8b. Hasselt omstreeks 1730 vanuit het zuiden, met uiterst links de Luikerpoort en uiterst rechts het klooster van de kapucijnen; gewassen pentekening van Remacle Ie Loup (1708-1770) - papier, 18 x 29,5 cm; Luik, 8ibliothèque 'Les Chiroux', Rés. Précieuse, IV, p. 270.
99
dorp een gelofte voor heel de dorpsgemeenschap af. 164 Het buitenpoorterschap was voor eeuwig met de grond verbonden. 165 Zonder wederzijds profijt zouden beide partijen zich niet tot een buitenpoorterscontract hebben gesloten. Hasselt haalde er opmerkelijke financiële en militaire voordelen uit. Ofwel betaalden de dorpen een eenmalige som, 166 ofwel verbonden zij zich tot de betaling van een jaarlijkse rente. 167 Bocholt betaalde een eenmalig bedrag van 300 nieuwe Hollandse gulden en een jaarlijkse erfrente van 20 Hollandse gulden voor de stadsvesten; 168 Heusden betaalde een vast bedrag van 200 Arnhemse gulden en een erfelijke rente van 20 gulden. 169 Op militair vlak moest Bocholt 25 infanteristen of 25 cavaleristen leveren - naar keuze van Hasselt - met name 'als die stat herwaert vaeren sall', net als Heusden. 170 Houthalen stond mee in voor de verdediging van zowel Hasselt als het land van
164
Houthalen beloofde 'ons ende der goeder gantser stat van Hasselt ten ewighen daghen hol\ ende ghetrouwe te sine als goede gansse ghetrouwe poertere ende medeghebrodere sculdich sijn te sine ende ewelyc te bliven'; geciteerd in J. Mertens, Geschiedenis van Houthalen, p . 210. Ook Grote-Brogel, Heusden en Zolder deden dat; RH, OAH, nr. 72, respectievelijk f . 67r, f. 13lv, f. 64r. 165 Voor Zolder zie RH, OAH, nr. 72, f. 63v. P. Gorissen , 'Hasselts buitenpoorterschap', p. 552-554, stelde dat het woord 'eerde' als bewoonde aarde moet worden gezien, waardoor vreemdelingen die een nieuwe woning betrokken, geen buitenpoorters waren. 166 Houthalen betaalde 200 grijpen (of griffioenen) voor de versterking van de stad Hasselt (J. Mertens, Geschiedenis van Houthalen, p. 210). Meeuwen betaalde 300 Rijnse gulden, die Hasselt als een jaarlijkse rente van 30 gulden uitkeerde aan een ingezeten poorter 'die jarlix gheldende hadde op die halle en[de] ghewanthuijs (= lakenhal) der vorscr[even] stat van Hasselt' (RH, OAH, nr. 112). Zolder betaalde 200 grijpen voor de muren en de vesten van Hasselt (A. Hansay, 'Le droit de bourgeoisie', p. 369, noot 6; RH, OAH, nr. 72, f. 64r). 167 Grote-Brogel en Hamont betaalden jaarlijks 10 schildse gulden (RH, OAH, nr. 72, f. 67r; M. Bussels, 'De Middeleeuwen en de Moderne Tijd', p. 84) en Neeroeteren 20 schildse gulden (A. Hansay, 'Le droit de bourgeoisie', p. 369) . Rekening houdend met het jaar dat Neeroeteren het buitenpoorterschap kreeg, betreft de schildse gulden hier de gouden griffioen van elect Jan van Beieren (1389-1418), die op de keerzijde het schild droeg van de Palts; J. de Chestret de Haneffe, Numismatique, p. 178, nr. 282. De schildse gulden of gulden met het schild (florin à l'écu) werd in meerdere vorstendommen geslagen. Voor de hier besproken periode sloeg Jan van Beieren er ook een voor SintTruiden, Willem V van Beieren voor het graafschap Holland, Albrecht van Beieren eveneens voor het graafschap Holland. Neeroeteren zal ongetwijfeld geopteerd hebben voor de gulden die op dat ogenblik de meest gunstige koers kende; mededeling G. Caluwaerts, waarvoor dank. 168 RH, OAH, nr . 72, f. 62r-v; A. Hansay, 'Le droit de bourgeoisie', p. 369. 169 RH, OAH, nr. 72, f. 132r. 170 Ibidem, respectievelijk f. 62r en f. 13Iv.
100
Loon, 171 Meeuwen kreeg als taak de landgrenzen aan de Maas te beschermen, of daar waar het nodig was, bij te springen 172 en ook Grote-Brogel en Zolder waren 'gebalden lantweringe te doene'. 173 De concessies en plichten van Hasselt en dus de voordelen voor de verschillen.de dorpen zijn minder concreet, maar daarom niet minder reëel. Hasselt moest de rechten van de buitenpoorters beschermen, maar de dorpen draaiden voor de kosten op. 174 Wat die juridische bijstand precies inhield, wordt nergens aangegeven. Toch was de toezegging van Hasselt om aan de buitenpoorters rechtsbijstand te verlenen op het einde van de veertiende en in het begin van de vijftiende eeuw zeker geen loze belofte. De Kempense dorpen ontgroeiden in die periode het domaniale stadium en waren sociaal-economisch en demografisch volop in ontwikkeling gekomen. Op bestuurlijk en juridisch vlak zocht men naar meer geavanceerde structuren. De schepenbank begon met de permanente schriftelijke vastlegging van de rechtshandelingen. Na lering van het hof van Vliermaal en met goedkeuring van de heer van Vogelzang begonnen de schepenen van Houthalen bijvoorbeeld op 12 augustus 1434 met de schriftelijke optekening van de aangenomen wetten. Als doel had men een grotere rechtszekerheid voor de onderdanen voor ogen: '".dat men bevolen heeft den ghescrifte om meerre sekemisse ende beter ontheltenisse ende omme eenen yghelijken in toecomenden tijden te gheven dat hom toe boerende is ".' .175 Slechts vijf jaar tevoren had Houthalen het buitenpoorterschap van Hasselt verworven. Tussen de aanvang van de schepenbankregisters en de verlening van het buitenpoorterschap is er geen causaal verband, wel ongetwijfeld een correlatie. De dorpen in ontwikkeling misten intellectuele mankracht en professionaliteit, die
171
J. Mertens, Geschiedenis van Houthalen, p. 210; RH, OAH, nr. 112. RH, OAH, nr. 112; A. Hansay, 'Le droit de bourgeoisie', p . 372, noot 7. 173 RH, OAH, nr. 72, respectievelijk f. 67r en f. 64r. 174 Dat gold voor Grote-Brogel (RH, OAH, nr. 72, f. 67r), Hamont (M. Bussels, 'De Middeleeuwen en de Moderne Tijd', p. 84), Houthalen (J. Mertens, Geschiedenis van Houthalen, p. 210) en Zolder (RH, OAH, nr. 72, f. 64r). In de clausule van Heusden werd dat niet opgenomen (RH, OAH, nr. 72, f. 13lr) en in de tekst van het buitenpoorterschap van Bocholt staat zelfs niets over bescherming van de rechten (RH, OAH, nr. 72, f. 62r-v), maar toch vroeg Bocholt bijvoorbeeld in het begin van de zestiende eeuw de steun van Hasselt in een bepaalde zaak (welke is niet bekend); RH, OAH, nr. 163, brief van Bocholt (onleesbare datering). 11 s J. Mertens, Geschiedenis van Houthalen, p. 161. 172
101
Hasselt wel kon bieden, bijvoorbeeld op het vlak van juridische hulpverlening. Ook financieel haalden de dorpen er profijt van. Bocholt, Hamont, Heusden en Meeuwen waren vrij van 'alle ongelden'. 176 Ongelden of accijnzen waren allerlei onrechtstreekse belastingen. In Hasselt ging het om belastingen op de productie van goederen, op de verkoop ervan in de stad, op de in- en uitvoer en op het gebruik van openbare stedelijke faciliteiten. 177 Tolvrijheid of vrijstelling van weg- en bruggelden mogen daar niet bij worden gerekend, zoals Gorissen terecht stelde, 178 omdat die slechts door de heer van de stad - de prins-bisschop - verleend kon worden. Voor Houthalen, Grote-Brogel en Zolder gold dan weer geen vrijstelling van ongelden. 179 De dorpen genoten financieel-economische voordelen en Hasselts jurisdictionele steun, maar de verplichtingen van de buitenpoorters waren schijnbaar groter dan die van de stad. De verbondenheid met en de steun van Hasselt woog voor de dorpen blijkbaar toch zwaarder. Op het einde van de veertiende en in het begin van de vijftiende eeuw bevond de hoofdstad zich zo goed als op het hoogtepunt van haar macht. Die positie bouwde zij ook relatief ver buiten de stadsmuren uit. De toekenning van het buitenpoorterschap aan de acht genoemde dorpen is tevens een duidelijke vorm van imperialisme. 180 De stad kon op die wijze haar hegemonie over de Loonse Kempen uitbreiden. 181 Door de dorpen aan zich te binden en zo onder haar invloed te brengen, ondergroef Hasselt wellicht ook de invloed van de grondheren van die lokaliteiten. Bovendien is het niet ondenkbaar dat smokkel door dit contract van buiten176
Zie respectievelijk J. Gessler, 'Le droit de bourgeoisie de Bocholt', p. 170 en RH, OAH, nr. 72, f. 62r; M . Bussels, 'De Middeleeuwen en de Moderne Tijd ' , p. 84; RH, OAH, nr. 72, f. 131r. m R. Vanthoor, De accijnsrechten te Hasselt, p. 3-4; R. Vanthoor, 'Aantekeningen over de accijnsrechten te Hasselt', p. 163. 178 P. Gorissen, 'Hasselts buitenpoorterschap', p. 554-555; zie ook J. Mertens, Geschiedenis van Houthalen, p. 212. 179 Grote-Brogel, Houthalen en Zolder waren niet vrij van accijnzen; J. Mertens, Geschiedenis van Houthalen, p. 210-211; RH , OAH, nr. 72, f. 66v-67r en f. 63v-64r. 180 Vergelijk daarmee het volgende, weliswaar meer dan een eeuw later: de Europese metropool Antwerpen kocht bijvoorbeeld in 1559 zelfs heerlijkheden op, namelijk Deurne (met Borgerhout), Oorderen, Oosterweel en Wilmarsdonk; F . Prims, Geschiedenis van Antwerpen, p. 22. 181 A. Hansay, 'Le droit de bourgeoisie', p. 368-370; P. Gorissen, 'Hasselts buitenpoorterschap', p. 554-555 .
102
poorterschap werd tegengegaan, wat voor de stad dan weer de controle op de handel eenvoudiger maakte. Kennelijk kon deze expansie enkel - en gebeurde dit zelfs bewust - in dit relatief vrije maar concurrentiële Kempense gebied met zijn commerciële en artisanale bedrijvigheid. Dit in tegenstelling tot het agrarisch rijkere Haspengouw, waar de adel veel sterker stond en zulke bedrijvigheid veel geringer was. Hasselt heeft met dit recht van buitenpoorterschap in de Late Middeleeuwen een sterke politieke en economische strategie tentoongespreid. 182 Zij heeft duidelijk laten zien dat zij een echte primaatstad was, bij machte om het louter lokale te overstijgen en een regionale politiek te voeren door het ontwikkelingsproces van de dorpen te stimuleren, al was het waarschijnlijk alleen maar in een poging om haar eigen positie te handhaven. 3. Primaatstad in Loon Ondanks het feit dat Hasselt op het einde van de vijftiende en in de zestiende eeuw geen echt rijke stad was, gold zij als primaatstad 183 van Loon. Centraal gelegen domineerde zij het land. Op juridisch gebied blijkt dat doordat de Hasseltse schepenbank de Luikse al vanaf 1239 als hoofd mocht vervangen voor Beringen en Kuringen. Sedert 1469 was het oppergerecht van Vliermaal, dit is de hoogste Loonse rechtbank, in Hasselt gevestigd. Later, in 1584, verhuisde ook nog de leenzaal van het graafschap van Kuringen naar het aangrenzende Hasselt. 184 Ook op politiek vlak was de Demerstad leidinggevend. In de bronnen wordt dit met zoveel woorden gezegd. Prins-bisschop Everhard van der Marck schreef in 1514 een brief 182 Tot op het einde van het Ancien Régime bleef dit buitenpoorterscontract van kracht, zij het dat beide partijen hun rechten en plichten vaak nog slechts onvolledig kenden of naleefden; RH, OAH, nr. 112; vergelijk ook J. Mertens, Geschiedenis van Houthalen, p . 211-212. 183 P.M. Hohenberg en L.H. Lees, The Making of Urban Europe 1000-1950, p. 56, definiëren 'primate cities' als steden die buitenproportioneel groot zijn in verhouding tot de andere leden van het stedelijk netwerk waarvan zij deel uitmaken, met andere woorden steden die andere rondom hen tot dwergen degraderen, wat b.v. Dublin, Londen en Parijs circa 1300 deden. Hoewel Hasselt uiteraard niet met deze laatste steden vergeleken kan worden en evenmin in het prinsbisdom de eerste viool speelde, was de stad wel veruit de grootste in het land van Loon. Wij willen de term primaatstad verruimen tot een stad die op elk vlak het onbetwiste leiderschap in haar regio bezat, wat voor Hasselt zeker het geval was in Loon. 184 H. Coppens, Inventaris van de leem.aal van Kuringen, p. 6.
103
aan de stad Hasselt als 'oversteren des lantz van Lo en'. 185 In de Statenvergaderingen van het prinsbisdom vormde Hasselt samen met Tongeren en Sint-Truiden de top drie van de Dietse steden. Voorts was er de genoemde politiek van buitenpoorterschapsverlening. Op economisch vlak hadden de Hasseltse ambachten een verzorgende functie voor het omliggende platteland. Belangrijk waren de weekmarkten op dinsdag en vrijdag, maar ook de vrije markten die zeker drie keer per jaar plaatsvonden en tot twee weken konden duren. 186 De lakennijverheid en de bierproductie waren van belang voor de export. Zowel in de Nederlanden als in Duitse gebieden - in het land van Maas en Rijn - werd Hasselts laken verhandeld. De lakenhandel kende een bloei tot in de vijftiende eeuw, maar werd vanaf het einde van die eeuw stilaan overvleugeld door de goedkopere lakennijverheid op het platteland. 187 Van dan af nam de bierproductie de voornaamste plaats in. 188 Als Hasselt aan de stadsomschrijving van R. van Uytven wordt getoetst, kunnen we stellen dat die hoofdstad grosso modo aan de eisen voldeed. In de eerste plaats vervulde zij een aantal centrale functies, zowel voor de directe omgeving (bijvoorbeeld verzorgende ambachten, weekmarkten, vervanging van de Luikse schepenbank als hoofd) als voor het hele Loonse land (bijvoorbeeld vergaderplaats en verzamelplaats voor de belastingen, vestiging van het oppergerecht van Vliermaal, latere vestiging van de leenzaal van Kuringen, jaarmarkten). De Hasseltse nederzetting bezat ook een gediversifieerde sociaal-economische structuur (naast de landbouwers vertoefde er een groot getal handwerkslui, die per beroep in ambachten waren georganiseerd en zich aan reglementen moesten houden; er leefden handelaars, geestelijken in diverse kloosters enz.). Vervolgens was de bevolkingsdichtheid in Hasselt aanzienlijk hoger dan in de omliggende nederzettingen en was er een aaneengesloten bebouwing. Door de grachten, wallen, kerktorens, kloosters en andere grote gebouwen onderscheidde het uiterlijk van Hasselt 185
RH, OAH, nr. 163, brief van 4 juli 1514. J.G .C. Venner, Beeldenstorm in Hasselt, p. 83. 187 C. de Baere en C. Vanderstraeten, 'Geschiedenis van de lakennijverheid in Hasselt', p. 100-101. Vooral in het midden van de zestiende eeuw kende de Hasseltse lakenproductie nog een kortstondige opflakkering, maar zelfs overheidssteun kon het definitieve failliet op het einde van die eeuw niet verhelpen; B. Barthels, De Zakennijverheid te Hasselt, p. 119124 en 138-139. 188 J. Martens, 'Bier en stadsfinancies te Hasselt', p. 243. 186
104
zich van haar omgeving. Door al deze eigenschappen heerste er in Hasselt ongetwijfeld een mentaliteit, die zeker afstak tegenover omliggende nederzettingen. Dat Hasselt de belangrijkste nederzetting van Loon was, komt zeer goed tot uiting in de belastinglijsten. 189 De stad had Borgloon, de oorspronkelijke hoofdplaats, ver achter zich gelaten en ook de andere steden konden niet aan Hasselts financiële kracht tippen. Zo'n echte stad beschikte tevens over een eigen bestuur, sterk verschillend van het platteland. 4. Drijvende kracht van de Loonse vertegenwoordiging
Bij de bestudering van de Loonse vergaderingen en de daarbij horende activiteiten komt de vooraanstaande rol, die Hasselt in het Loonse geheel speelde, zeer sterk tot uiting. Ten eerste vonden de bijeenkomsten zo goed als altijd in Hasselt plaats. 190 De 'lantdach vanden lande van Loon' in Maastricht op 20 mei 1505 191 vormde een uitzondering. Het gebouw waarin de besprekingen werden gehouden, kon verschillen. Meestal is het niet expliciet aangegeven. Bij een aantal vergaderingen staat wel vermeld waar de personen de maaltijd gebruikten - met name in Hasseltse herbergen De Helm, De Valk, De Wildeman en Het Sweert, of in de woning van de rentmeester van het land van Loon - maar het is niet zeker dat daar ook de besprekingen plaatsvonden. Het gebeurde immers dat ze wegens plaatsgebrek niet allemaal in dezelfde herberg aten en dronken. 192 Op 18 augustus 1510 werd in het huis van de Loonse rentmeester Peter van der Heyden alias Culen vergaderd 193 en twee keer zijn er aanwijzingen dat het Hassdtse raadhuis vergaderplaats was.194 189
Zie de belastingen van het land van Loon als bijlage. Van een aantal bijeenkomsten is de plaats niet aangegeven, maar aangezien we slechts één keer een andere vergaderplaats dan Hasselt aantroffen, nemen we aan dat er in de regel in Hasselt vergaderd werd. 191 RH, OAH, nr. 510, f. 29v. 192 Bijvoorbeeld RH, OAH, nr. 381, f. 23r. 193 RH, OAH, nr. 377, f. 6r. 194 In 1496 werd er in Hasselt in het raadhuis een compromis tussen Wijchmaal en de andere dorpen van het ambt Pelt uitgewerkt over het probleem van het aandeel van Wijchmaal in de betaling van de belastingen; zie p. 133. In januari 1518 werd er in Hasselt vergaderd over de zaak Robrecht Weillenberg. Twee Hasseltse bodes werden betaald, 190
105
Dat Hasselt de nodige uitstraling bezat en een aangepaste infrastructuur kon aanbieden om vergaderingen te beleggen en mensen op gepaste wijze te ontvangen, blijkt ook uit de bijeenkomsten, die in het kader van de Gelderse kwestie in de Demerstad werden georganiseerd. Sedert het laatste kwart van de vijftiende eeuw stond Karel van Egmond, hertog van Gelre, tegenover de BourgondischHabsburgse partij, wat resulteerde in onophoudelijk overleg afgewisseld met schermutselingen en wederzijdse veroveringen, ingebed in het conflict Habsburg-Valois. Het Verdrag van Venlo in 1543 beslechtte de slopende strijd uiteindelijk in het voordeel van Karel V. Daarmee was bovendien de eenmaking van de Nederlanden onder Habsburgs gezag voltooid. 195 Afgevaardigden van beide kampen onderhandelden van 23 november tot 1 december 1506 en van 5 tot 13 januari 1507 in Hasselt. 196 Hoewel er geen Hasselaren of Loonse representanten aan de vergadertafel zaten, zijn in de stadsrekeningen toch sporen van de samenkomsten terug te vinden. De deelnemers logeerden immers in herberg De Valk en ter gelegenheid van hun aanwezigheid werd op kosten van de stad wijn geschonken. 197 De afgevaardigden van beide partijen kwamen ook na januari 1507 naar Hasselt. Zo vermeldt de bouwmeestersrekening van het jaar 1507 -1508 van de gedelegeerden van de Gelderse steden, bastaard Reinier van Gelre, de 'ambassaten' van Brabant en die van Gelre in de Hasseltse herbergen. 198 De datum wordt niet verder gepreciseerd. De vooraanstaande rol van Hasselt blijkt, ten tweede, uit het feit dat de functionarissen die voor het land van Loon werkten, uit Hasselt kwamen. De meeste rentmeesters vervulden niet onaanzienlijke functies in de stad. Jan Custers was meester van een ambacht en in de Hasseltse stadsrekeningen staat een vermelding van vergoeding voor zijn reis- en verblijfkosten. 199 Dionijs van Millen was omdat zij twee dagen 'tvuer opt raethuys gestoickt hadden'; RH, OAH, nr. 381, f. 13v14r. 1 " J.E.A.L. Struick, Gelre en Habsburg 1492-1528; W.I. Alberts, Geschiedenis van de beide Limburgen, I, p. 117-127. 196 J.E.A.L. Struick, Gelre en Habsburg, respectievelijk p. 107-110 en 113-115, op basis van stukken bewaard in het Raus-, Hof- und Staatsarchiv in Wenen. 197 RH, OAH, nr. 512, f. 17v. Vermeld worden bastaard Reinier van Gelre, de heer van Brabant en de prins-bisschop. Mogelijk wordt met de heer van Brabant Maximiliaan van Oostenrijk bedoeld. De latere Karel V was toen immers slechts zeven jaar oud. 198 RH, OAH, nr. 514, f. 21r. 199 RH, OAH, nr. 369, f. lr en nr. 487, 35r.
106
tevens schout van Hasselt200 en zijn naamgenoot - waarschijnlijk zijn zoon - was tussen 1509 en 1549 als notaris in Hasselt actief. 201 Jannes Jupen was notaris en stadsklerk. 202 Peter van der Heyden alias Culen, Robrecht Stouten en Servaes van der Hoeven waren burgemeesters van Hasselt2°3 en deze laatste was in 1507-1508 ook schout van Hasselt, 204 Herman Tybots cumuleerde het burgemeesterschap zelfs met de betrekking van rentmeester. 205 De enige rentmeester van wie bekend is dat hij niet uit Hasselt kwam, was Mathijs Beelen, afkomstig uit Zonhoven, tijdelijk in Hasselt woonachtig,206 maar later in Maastricht. 207 Beelen cumuleerde ook de functies van muntmeester en van algemeen ontvanger van Loon. 208 De bodes die opdrachten voor het land uitvoerden (frequent Jan Eyck, Dionijs Maichs, Gielis Paesmans, Gerit van Merlemont, Peter van Musel en Thijs met de ene hand, minder vaak Symon Boers,209 Jacop Commerclaes,210 Willem Steigen211 en Jan van Oppelzonhoven),212 waren stadsbodes van Hasselt. Jannes Maichs, die in 1493 mede de brieven naar de steden en dorpen van het land van Loon schreef, was notaris in Hasselt. 213 Ten derde bezat Hasselt een numeriek overwicht in de Loonse vertegenwoordiging. In de stedenopsommingen in de bronnen staat Hasselt wel na Borgloon - de bakermat van het land van Loon 200
RH, OAH, nr. 370, f. lr.
M. Oosterbosch, 'Het openbare notariaat in Hasselt', p. 234-235. Op 28 februari 1543 schreef Dionisius Millen zich aan de universiteit van Leuven in; Matricule de l'zmiversité de Louvain, IV, p. 259, nr. 229. Waarschijnlijk is hij de kleinzoon van de eerstgenoemde Dionijs. 202 RH, OAH, nr. 372 en 377; M. Oosterbosch, 'Het openbare notariaat in Hasselt', p. 231. 203 c. Bamps en E. Geraets, 'Hasselt-jadis', p. 98-99; J. Gessler, 'Analecta Hasselensia', p. 83-84. 204 RH, OAH, nr. 514, f. 20v. 2 °' RH, OAH, nr. 376, f. lr. Herman Tybots is ook drossaard van het land van Grevenbroek geweest; RH, OAH, nr. 373, f. 48v. 206 Einde vijftiende - begin zestiende eeuw bewoonde Mathijs Beelen het pand De Keizerskroon op de Botermarkt; G. Caluwaerts, Hasselt intra muros, p. 206. 207 RH, OAH, nr. 1349, f. lr; nr. 371, f. Ir. Het land van Loon voerde voor het Luikse Officialaat een proces tegen Mathijs Beelen; zie p. 137. 208 D. Anten, 'Correspondance', p. 58. 209 Bijvoorbeeld RH, OAH, nr. 375, f. 27r en nr. 504, f. 25v. 210 Bijvoorbeeld RH, OAH, nr. 498, f. 11v; RH, OAH, nr. 517, f. 25v. 211 Bijvoorbeeld RH, OAH, nr. 553, f. 17v. 212 Bijvoorbeeld RH, OAH, nr. 517, f. 27v. 213 RH, OAH, nr. 372, f. 5r; M. Oosterbosch, 'Het openbare notariaat in Hasselt', p. 272. . 201
107
vermeld, maar dat gebeurde enkel vanuit een aloude traditie. In feite nam Hasselt duidelijk de eerste plaats in, hoewel het kleine Borgloon in vergelijking met zijn toenmalig belang qua aandeel in de volksvertegenwoordiging zeker niet mocht klagen. Er was geen enkele vergadering waarop een vertegenwoordiger van Hasselt ontbrak2 14 en van de vijf gedeputeerden die in 1510 werden gekozen, kwamen er twee uit Hasselt. 215 Een echt overwicht was er op de vergadering in mei 1519. 216 Vier personen uit Hasselt vergaderden op 24 mei van dat jaar met de schout van Vogelzang als gedeputeerde en op 27 mei met de burgemeesters van Maaseik, bovendien een stad uit het ambt Stokkem. Ten vierde wendde men zich tot Hasselt, als het een zaak van het land van Loon betrof. Zo hadden de gedeputeerden van de Luikse Staten de biljetten - de documenten met vermelding van het te betalen bedrag - in verband met de belasting voor de aflossing van het slot van Franchimont (1504) naar de magistraat van Hasselt gestuurd, die de stukken verder moest verdelen. 217 In 1506 schreef een kloosterling van Maastricht aan de stad Hasselt dat hij nog geld van het Loonse land tegoed had. 218 In 1515 moesten de Loonse steden naar Luik komen in verband met de hertog van Saksen. In opdracht van de prins-bisschop schreef Hasselt die steden daarover aan. 219 In 1516 stuurde de vorst drie brieven naar Hasselt, die naar de drie steden van het ambt Stokkem doorgestuurd moesten worden. 220 In 1519 schreef de vrouw van Godert Holthom een brief naar Hasselt met de vraag één of twee gedeputeerden van het land naar Maaseik te sturen voor de bespreking van de schuld, waarvan zij betaling eiste. 221 Op 10 april 1523 schreef prins-bisschop Everhard van der Marck een brief naar de stad Hasselt met de vraag waar de 100 gulden bleef, die hem op de laatste landdag in Luik door het Loonse kwartier was toegezegd. 222
214
Op de vergadering van 22 juli 1493 na, maar daarvan zijn ons niet alle deelnemers bekend; RH, OAH, nr. 372, f . 4r. 215 RH, OAH, nr. 377, f. 5v. 21 6 RH, OAH, nr. 381, f. 2lr-v. 217 RH, OAH, nr. 376, f. Sr. 218 RH, OAH, nr. 163, brief van 16 november 1506. 219 RH, OAH, nr. 380, f. !Or. 220 Ibidem, f. llr. 221 RH, OAH, nr. 381, f. 22r. 222 RH, OAH, nr. 154, brief van 10 april 1523.
108
Ook de volgende gegevens bevestigen, samen met de al aangehaalde elementen, dat Hasselt in het land van Loon in het algemeen en in de Loonse vertegenwoordiging in het bijzonder onmiskenbaar de eerste viool speelde. De stad had 1.000 Rijnse gulden aan het land van Loon geleend om de hertog van Saksen te kunnen betalen223 en ze nam veel uitgaven voor het land op zich. 224 Erden en Johan Aerts van Bocholt moesten zich in 1496 in Hasselt voor de gecommitteerden van het land komen verantwoorden voor hun weigering in de belasting mee te betalen. 225 In 1518 werd enkel het zegel van de Hasseltse schepenen gebruikt aan een document van het land van Loon en tot slot zij herhaald dat de archivalia van Loon in Hasselt werden bewaard. Deze laatste stad was dus duidelijk de drijvende kracht van de Loonse vertegenwoordiging.
223
2 " 225
RH, OAH, nr. 370, f . 7r. Bijvoorbeeld RH, OAH, nr. 378, f. 4v en nr. 382. RH, OAH, nr. 140, mandement van 1 maart 1496 en mandement van 14 mei 1496.
109
110
Hoofdstuk 6. Representativiteit van de Loonse vertegenwoordiging Uit het voorgaande is gebleken welke twee vormen van vergaderingen gestalte hebben gekregen en wie de deelnemers waren, maar daarmee zijn de belangrijkste vragen met betrekking tot de volksvertegenwoordiging nog niet beantwoord. Waarom had uitgerekend deze of gene vertegenwoordiger zitting in de verschillende vergaderingen? Wie vertegenwoordigden zij? In hoeverre was de vertegenwoordiging representatief voor het hele territorium of welke groepen bleven van iedere vorm van medezeggenschap uitgesloten? J. Het ambt Stokkem en wat onder het land van Loon verstaan moet worden
Vóór september 1516 zat geen enkele vertegenwoordiger van het ambt Stokkem aan de Loonse vergadertafel. Wat de periode tot 1510 betreft, kan nog de verzachtende omstandigheid van het gebrekkige bronnenmateriaal worden ingeroepen. Na 1510 gaat dat argument niet meer op. Als er dan al representanten van het ambt Stokkem aan vergaderingen deelnamen, werd hun deelname haast altijd afzonderlijk vermeld, dus los van de participanten van het land van Loon. Zij traden niet als vertegenwoordigers van het land van Loon op - we treffen hen niet als gedeputeerden aan - maar namen alleen deel als het onderwerp van de vergadering dat nodig maakte. Dat kwam tussen 1516 en 1523 negen keer voor. Op 30 september 1516 vergaderden twee 'goede mannen' van Maaseik en één afgevaardigde van Stokkem met een uitgebreide vertegenwoordiging van het land van Loon. 226 In 1518 namen vertegenwoordigers van het ambt Stokkem vier keer aan een bijeenkomst deel. Begin januari hebben de gedeputeerden van het land van Loon vergaderd 'met die uit het ambt van Stokkem': Henrick van Meeuwen als schout van Bocholt en twee burgemeesters van het ambt. 227 Op 25 februari hadden de gedeputeerden de burgemees-
226 227
RH, OAH, nr. 380, f. 12v-13r. RH, OAH, nr. 381, f. 13v-14r.
111
ters uit het ambt Stokkem en het land van Loon ontboden. 228 De Maaseikenaren waren niet komen opdagen, hoewel Bree had aangedrongen om op hen te wachten. Op 18 april waren de gedeputeerden van het land van Loon met de burgemeesters van de steden Bree, Maaseik en Stokkem op bevel van de prins-bisschop in Hasselt verzameld. 229 Op 5 juni vergaderden de gedeputeerden en burgemeesters van het land van Loon in Hasselt met de burgemeesters van de drie Stokkemse steden. 230 Op 27 mei 1519 waren de vertegenwoordigers van Bree, Maaseik en Stokkem in Hasselt ontboden, maar alleen de Maaseikenaren waren komen opdagen. 231
Afb. 9. 16de-eeuws zegel van de stad Hasselt, met de H. Quintinus, het Loonse wapen en de hazelaar - bronzen afgietsel; privé-bezit.
228
Ibidem, f. 14v-15r. Ibidem, f. 17r-v. 230 Ibidem, f. 19r. Dit is één van de zeldzame keren dat de Stokkemse steden zonder aparte vermelding in de reeks van de andere deelnemers werden opgenomen. 231 RH, OAH, nr. 381, f. 2lr. 229
112
Op 10 december van datzelfde jaar waren twee deelnemers van Maaseik en de burgemeester van Stokkem op de vergadering aanwezig. 232 Het zal wel niet toevallig zijn geweest dat zij apart aten in de herberg De Helm, de anderen in De Wildeman. In het voorjaar van 1521 kwamen twee mannen uit Maaseik - wellicht de burgemeesters - met mensen uit Borgloon en Hasselt bijeen233 en in februari 1523 waren de drie steden uit het ambt van Stokkem op de vergadering present. 234 De deelname van het ambt Stokkem vanaf 1516 aan de bijeenkomsten van het land van Loon kwam niet zozeer voort uit een toenadering van het ambt tot het land dan wel uit het voorwerp van de vergaderingen: de geldkwestie inzake Robrecht WeiJ3enberg. 235 In elk geval lijkt het ontbreken van de steden uit de Maasvallei in de Loonse vertegenwoordiging van 1490 niet toevallig, in tegenstelling tot wat J. Lyna schreef. 236 Het ambt Stokkem behoorde in de Late Middeleeuwen niet tot het fiscale land van Loon. Deze these wordt ook bekrachtigd in de financiële bronnen van het land van Loon. Het ambt betaalde alleen in 1470, 1492, 1498, 1499, 1504, 1515 en 1521 mee en stond dan voor 20 tot 24 procent van de totale belasting in, behalve in 1492, maar dat was een uitzonderingsjaar. 237 Op de landdag van 11 juli 1521 deden de drie steden van het ambt Stokkem hun beklag. 238 Het ambt wilde niet meer betalen dan eenvijfde van de totale belastingsom, die in Loon werd geheven. Om de zaak op te lossen, belegde de prins-bisschop op 12 september een vergadering met de Loonse steden en die van het ambt Stokkem in Luik. 239 De grootste bijdrage in de belastingen van het ambt leverde Maaseik: tussen 1,9 en 2,25 procent. Bree volgde met 1,7 tot 2 procent. Stokkem, de derde stad van het ambt en tevens de naamgever ervan, betaalde 0,8 tot 1 procent - evenveel als Zutendaal - en werd voorbijgestoken door de dorpen Beek, Dilsen, Genk, Meeuwen, Neeroeteren, Opglabbeek, Opitter, Opoeteren en Tongerlo. Ook hier een bewijs dat Stokkem niets meer was 232
Ibidem, f. 22v-23r. Ibidem, f. 26v. 234 Ibidem, nr. 376, f. 7v-8r en nr. 140. 23' Voor de zaak Robrecht WeiJlenberg, zie p. 136-137. 230 J. Lyna, Het graafschap Loon, p. 94. 237 Zie de tabel van de belastingen in het land van Loon als bij lagen 4 en 5. 238 RH, OAH, nr. 394, brief van 4 september 1521. 239 Meester Henrick Greven, de rentmeester en Jannes Jupen trokken daarvoor naar Luik; RH, OAH, nr. 539, f. 15v. 233
113
dan de burcht die er stond en de kwalificatie stad niet waardig was. Als het ambt Stokkem niet meebetaalde, werden de kosten op de andere dorpen en steden van het land van Loon verhaald en steeg dus het te betalen percentage van deze laatste entiteiten. Frappant is dat het ambt Stokkem alleen meebetaalde, als de belastingen door de Luikse Staten werden gedicteerd. 240 Dit bijzonder feit bevestigt de afzonderlijke positie die het ambt bekleedde, en verdient extra nadruk. Waarop die aparte positie steunde, is niet duid~lijk.
Het land van Loon, waaruit een volksvertegenwoordiging optrad en dat het voorwerp van deze studie vormt, was een geheel van lokaliteiten die de Loonse belastingen betaalden. 241 Het ambt Stokkem maakte daar dus geen deel van uit. Dit Loonse land was in onze optiek derhalve een fiscale omschrijving, maar we mogen het toch niet aanduiden met de term 'fiscaal kwartier Loon', omdat dit begrip in de ogen van Luik zowel het land van Loon als het ambt Stokkem omvatte en één van de vijf kwartieren van het prinsbisdom was, dat eenvijfde van de directe belastingen moest betalen. Als een vergelijking wordt gemaakt tussen het hier beschouwde Loon en het oude graafschap, 242 blijkt daaruit dat het land van Loon dorpen omvatte, die niet tot het vroegere graafschap behoorden: Diepenbeek, Hoepertingen, Leut, Ulbeek, Vucht enz. Omgekeerd waren er Loonse lenen (als Berloz, Neeritter, Nieuwerkerken, Opheers, Pietersem, Rosoux-Crenwick en Vorsen) en oudgrafelijke gebieden in het zuidwesten van Haspengouw (als Aalst, Brustem, Corswarem, Gelinden, Halle-Booienhoven, Kortijs, Montenaken, Walsbets, Wezeren, Wilderen enz.), die van het hier besproken land van Loon geen deel uitmaakten. Dit land was derhalve een soort rampgebied van het voormalige graafschap, maar tegelijk ook meer. Het valt wel op dat de vertegenwoordigers van dat Loonse land zichzelf zagen als deputati et gubernatores comitatus et patrie lossensis, 243 als gedeputeerden en regeerders van 'het graafschap en het land van Loon'. Zij beschouwden zichzelf als de erfgenamen en de behoeders van het juridisch slechts ten dele 240 Voor een overzicht van de belastingen, zie A. Mertens, 'Financiën en fiscaliteit in het land van Loon en in het ambt Stokkem (1490-1541)'. 241 Voor een overzicht van de lokaliteiten in die gebiedsdelen zie de tabel van de belastingen in het land van Loon als bijlagen 4 en 5. 242 Zie de kaart van het land van Loon en het ambt Stokkem als bijlage 3. 243 RH, OAH, nr. 1349 , f. 56r.
114
bewaard gebleven graafschap, en wilden de benaming graafschap blijkbaar in hun titulatuur behouden. 2. Evenredige vertegenwoordiging op basis van de fiscale bijdrage?
Het onderzoek naar de fiscale inspanning van de Loonse dorpen en steden maakt duidelijk in welke mate de financiële sterkte van bepaalde entiteiten zich vertaalde in een plaats in de vertegenwoordiging van het land. De Loonse belastinglijsten kunnen in bepaalde gevallen ophelderen waarom sommige lokaliteiten al dan niet over een stem in de vertegenwoordiging van het land beschikten. Vooraf dient wel gesteld dat voor dit onderdeel niet werd gesteund op de belastinglijsten uit de periode van de burgeroorlog en kort daarna, dit wil zeggen 1490-1493. Die gegevens wijken immers af van het normale patroon. 244 Er wordt ook telkens een onderscheid gemaakt tussen de belastingen, waarin het ambt Stokkem niet of wel meebetaalde. a. De vergaderingen van gedeputeerden Bekijken we eerst en vooral de plaatsen die een vast lid hadden in de vergaderingen van de gedeputeerden: de oude hoofdstad Borgloon nam ongeveer 1,5 procent van de totale som voor zijn rekening als het ambt Stokkem niet meebetaalde, en 1,15 als dit ambt wel bijdroeg. Hasselt nam zonder het ambt Stokkem circa 9 procent van de hele belasting voor zijn rekening, met dit ambt ongeveer 7 procent. Het Haspengouws-Kempense grensstadje Bilzen droeg 2,3 procent bij als de Maaskant niet meebetaalde. Was dit wel het geval, dan betaalde het 1,75 procent. Voor het Kempense stadje Beringen gelden ongeveer dezelfde cijfers. Om het financiële aandeel van het land van Vogelzang te kennen, moeten we de quota optellen van Houthalen, Heusden (waaronder ook Houweiken), Zolder (inclusief Bolderberg, Viversel en Stokrooie) en Zonhoven: 10 procent als het ambt Stokkem niet meebetaalde, in het andere
244
Zie de tabel van de belastingen in het land van Loon als bijlagen 4 en 5.
115
l
1
~,..'\~, "'"'t"' )...1", 1.-._~-r-< ,., ,,1
.(i.~-:t'"
-.C-.I"..,•.., J.~'·".J;
fJ1ftrr' 1( '"]SfC lfrr·"
rrr;tf
t'f -tt'r.i~r·7A 1°''
;ww-(,"»,
rrt"'J ft-
!'
~·"'oJ}etti-
~:.";u
J
.r Nr1'J ft
t
,..-)"~~{.,,...
1
.
l .,
~·frfr'' ('..;r.J..",
1
f1Î 1( "/( ""''1 -Î,~· t''7fr 11X1{ bff rr\,;t"~
Afb. 10. Rekening van Johannes Jupen, rentmeester van het land van Loon, i.v.m. de heffing van een belasting van 712 Rijn se gulden in het jaar 1493 · l katern, papier, 29,5 x 22 cm; RH, OAH, nr. 372.
116
'
geval 7 ,5 procent. 245 In het geval van Borgloon kan bezwaarlijk van een kapitaalkrachtig stadje worden gesproken. Het dankte zijn plaats in de deputatie, zoals al gezegd, enkel aan de tijd dat de grafelijke burcht er was gevestigd: vergane glorie dus. Hasselt daarentegen was de financiele koploper van het land van Loon. Zelden betaalde een enkele lokaliteit - niet de omschrijvingen als het land van Vogelzang of het ambt Pelt - eenderde van het Hasseltse aandeel. Vanuit dat standpunt is het niet onlogisch dat de primaatstad twee stemmen in de vergaderingen van de gedeputeerden bezat. De contributie van Bilzen was niet onaardig: het stadje betaalde evenveel als Beringen en iets minder dan Peer. Dit laatste stadje zat wellicht niet in de deputatie omdat het zich later dan de andere tot een betekenisvolle nederzetting had ontwikkeld en Beringen was waarschijnlijk afgevallen. 246 b. De vergaderingen van de directe vertegenwoordigers Van de steden en dorpen die enkel op de vergaderingen van de directe vertegenwoordiging present waren, betaalde Herk-de-Stad niet zoveel als zijn andere stedelijke collega's: 1,8 procent als het ambt Stokkem niet bijdroeg, anders 1,3 procent. De contributie van Peer bedroeg 2,6 procent bij afwezigheid van het ambt Stokkem en ongeveer 2 procent als het ambt meebetaalde. Opvallend is het aandeel van het ambt Pelt: circa 12 procent als het ambt Stokkem niet deelnam,247 in het andere geval 8,5 tot 9 procent. Op het eerste gezicht lijkt het misschien verwonderlijk dat de Kempense dorpen Eksel, Hechtel, Kaulille, Kleine-Brogel, Luyksgestel, Neerpelt, Overpelt en Wijchmaal zoveel konden opbrengen, maar dit gegeven bevestigt - net als het grote aandeel van het land van Vogelzang de stelling van de nijvere Kempen, waar de uitgestrekte plattelandsgemeenten alleen in uiterlijkheden en in rechtspraak van de steden
241
Van die 10 en die 7 ,5 procent moet ongeveer één procent afgetrokken worden, omdat niet heel Heusden tot het land van Vogelzang behoorde, enkel de omschrijving Houweikeo met haar drie gehuchten. Houthalen betaalde daar respectievelijk 2 en 1,3 tot 1,6 procent van, Heusden circa 1,5 en 1,1 procent, Zolder 3 en 2,3 procent en Zonhoven 3,5 en 2,4 tot 2,7 procent. 246 Beringen zat vóór 1510 waarschijnlijk wel in de deputatie; zie p . 80. 247 Daarvan betaalde Overpelt 3 procent, Eksel en Neerpelt elk iets meer dan 2 procent, Kaulille bijna 1,5 procent, Wijchmaal 1,1 tot 1,4 procent.
117
verschilden en economisch sterk stonden. Dat zette zich door in de vertegenwoordiging van het land: omdat het Kempense platteland minstens evenwaardig aan de kleine zogenaamde steden was, kon het zich blijkbaar ook in de representatie van het land manifesteren. Waarom het ambt Pelt geen vaste betrokkene in de deputatie had, is niet duidelijk. Mogelijke verklaringen zijn het ontbreken van een invloedrijke familie zoals de Elters voor Vogelzang en de meer perifere ligging. Het land van Ham (Beverlo, Kwaadmechelen en Oostham) betaalde 4,5 procent als het Maasambt niet contribueerde, anders 3,5 procent. Beverlo betaalde daarvan het grootste aandeel, te weten respectievelijk 2 en 1,5 procent, niet weinig voor een Loonse plattelandsgemeente. De grote afwezige op de vergaderingen van de Loonse vertegenwoordiging leek het land van Grevenbroek te zijn. Achel, Hamont en Sint-Huibrechts-Lille stonden samen voor 5 procent van de totale belastingen in als het ambt Stokkem niet meebetaalde, in het andere geval voor 3,7 tot 3,9 procent. Herman Tybots, die in 1498 als drossaard van het land van Grevenbroek248 en in 1504 als rentmeester van het land van Loon en burgemeester van Hasselt wordt vermeld, 249 was tussen 1510 en 1514 wel aanwezig op vijf vergaderingen van de gecommitteerden als drossaard (zonder vermelding 'van het land van Grevenbroek'). 250 Twee keer was hij uitdrukkelijk 'in namen ons genedigen heren' [= de prins-bisschop] daar 251 en vermoedelijk ook in de andere gevallen. Of hij toen nog drossaard van het land van Grevenbroek was, is niet duidelijk. Andere dorpen die een behoorlijke som geld moesten betalen en toch geen afgevaardigde in de vertegenwoordiging hadden, waren Bocholt (2,7 respectievelijk 2,1 procent), Diepenbeek (3,2 respectievelijk 2,5 procent), Gruitrode (1,8 respectievelijk 1,4 procent), Kortessem (2 respectievelijk 1,5 procent), Kuringen (2,5 respectievelijk 1,9 procent), Millen en Valmeer (1,8 respectievelijk 1,35 procent), Tessenderlo (2,9 respectievelijk 2,3 procent) en Wellen plus Vrolingen (2,3 respectievelijk 1,7 procent). 252 Opnieuw valt op 248
RH, OAH, nr. 373, f. 48v. RH, OAH, nr. 376, f . lr. 250 RH, OAH, nr. 377, f. 7r-v (10 december 1510); f. 8v (5 mei 1511); f . 9v (30 augustus 1511); f. llr (31december1511) ; f. 16r-v (11juli1514). 251 Op 5 mei en 30 augustus 1511; zie vorige noot. 252 Het eerste getal is telkens de som, die het dorp gemiddeld betaalde als het ambt Stokkem niet participeerde, het tweede getal geeft het percentage aan, dat het dorp bijdroeg als 24
9
118
dat het vooral grote Kempense dorpen waren, die vaak meer dan de steden betaalden. Kortessem, Wellen, Millen en Valmeer waren daarentegen grotere Haspengouwse gemeenten. Uiteindelijk vallen er toch enkele tegenstrijdige elementen in de relatie fiscaal aandeel-vertegenwoordiging te constateren. Ten eerste waren er lokaliteiten met een oude stedelijke traditie en een min of meer grote financiële bijdrage: Beringen, Bilzen en Borgloon. Die steden hadden zitting in de twee soorten vergaderingen, Beringen althans tot 1500. Peer, dat niet op een rijk stedelijk verleden kon bogen, was kapitaalkrachtig en zetelde niet in de deputatie, wel in de rechtstreekse vertegenwoordiging. Ten tweede is er een zekere contradictie tussen de Loonse omschrijvingen onderling. Het ambt Pelt, het land van Vogelzang en het land van Grevenbroek droegen aanzienlijk bij in de belastingen, het land van Ham minder. Toch was alleen Vogelzang in beide soorten vergaderingen vertegenwoordigd. Pelt en Ham namen aan de directe vertegenwoordiging deel, Grevenbroek helemaal niet. Ten derde waren er in Haspengouw enkele grotere gemeenten die een aanzienlijke som betaalden, maar geen afgevaardigden in de vertegenwoordiging hadden. Al bij al was de vertegenwoordiging op basis van de opgelegde belastingen naar moderne normen niet evenredig.
3. Band van de vertegenwoordiging met de bevolking Het stadje Borgloon had een uitgebreid aandeel in de volksvertegenwoordiging van het land van Loon. Jan van Eyndbroeck was de vaste gedeputeerde. 253 Ook in de vergaderingen van de directe vertegenwoordiging zetelde een functionaris van Borgloon: doorgaans één of beide burgemeesters. Gedeputeerde Jan van Eyndbroeck was overigens zelf ook burgemeester,254 net als de vaste gedeputeerde van Hasselt en Bilzen. Aangezien de burgemeesters door de stedelijke generaliteit werden gekozen255 en ook de vaste gedeputeerde tijdens zijn mandaat voor het land in Borgloon be-
het ambt Stokkem wel meebetaalde. Hij werd op 6 augustus 1510 gekozen; RH, OAH, nr. 377, f. 5v. 254 Ibidem, f. Ir. 255 J. Daris, Histoire de la bonne ville, de l'église et des comtes de Looz, I, p. 74-115; zie ook G. Hansotte, Les instirutions politiques, p. 257. 253
119
stuurlijke taken uitoefende, vormden zij ook een echte vertegenwoordiging van het stadje en zijn inwoners. De belangen van de Hasseltse bevolking waren zonder meer goed verdedigd. Doorgaans zaten meerdere Hasselaren aan de vergadertafel en in haast alle gevallen waren dat zittende, voormalige of toekomstige burgemeesters, 256 op notaris en stadsklerk Jannes Jupen na. Die vertegenwoordigers hadden hun sporen in het stadsbestuur verdiend. 257 Uiteraard hangt de representativiteit van de stedelijke afgevaardigden af van de uitgebreidheid van de groep waaruit werd gerecruteerd. J. Venner onderzocht voor de periode 1525-1584 welke oligarchie werkelijk de macht binnen de stad in handen had en kwam tot de vaststelling dat het Hasseltse kiesstelsel aan relatief veel mensen de kans bood om een functie in het stadsbestuur uit te oefenen. 258 Voor Bilzen geldt ongeveer hetzelfde als voor Borgloon. De vaste gedeputeerde van Bilzen was Ghijsbrecht Kersse, 259 die in 1516 ook het burgemeestersambt uitoefende 260 en derhalve een werkelijke binding met het stadje had. 261 Op de andere samenkomsten van het land verschenen de burgemeesters. Op 30 oktober 1493 en op 15 februari 1500 vertegenwoordigde de Bilzenaar Johan van den Berghe de stad. 262 Welk ambt hij uitoefende, is onbekend. Tot 1500 verscheen Peter Swolffs regelmatig als vertegenwoordiger van Beringen op de vergaderingen van het land van Loon. Ook hij is burgemeester geweest. 263 Na 1500 zijn de Beringse burgemeesters haast alleen op de uitgebreide bijeenkomsten terug te vinden, hoewel er telkens rekening mee gehouden moet worden dat 156
Dat geldt voor Reyner Bunnen, Reyner Bormans, Peter van der Heyden alias Culen, Wouter van Eelsraeck, Hendrik Greven, Aert van Eelsraeck, Robert Stouten, Servaes van der Hoeven, Jan van Rilst, Johan Ballen, Nicolaes van Meldaert, Reyner van Millen en Steven Geloes. Zoals gezegd volgde een aantal van hen universitaire studies. 157 In hoeverre zij andere functies dan het burgemeesterschap uitoefenden, kon niet worden onderzocht. 158 J.G.C. Venner, Beeldenstorm in Hasselt, p. 128-151. Over het Hasseltse stadsbestuur, zie ook P. Gorissen, 'Geschiedenis van de privileges der stad Hasselt'; G. Hansotte, Les institutions politiques, p. 26; A. Mertens, Loons, Diets en Luiks, de volksvertegenwoordiging, p. 47-55. 159 Hij werd op 6 augustus 1510 gekozen; RH, OAH, nr. 377, f. 5v. 260 RH, OAH, nr. 380, f. 12v-13r. 261 De twee burgemeesters werden door de zes ambachten van de stad verkozen; J. Paquay, Bilsen voorheen, p. 25-26. 262 Zie respectievelijk RH, OAH, nr. 371, f. lr en nr. 375, f. 15r. 263 RH, OAH, nr. 370, f. 9r.
120
er tussen 1500 en 1510 geen gegevens bekend zijn. Als de burgemeesters aanwezig waren, konden zij als geschikte vertegenwoordigers van de Beringse bevolking doorgaan. 264 Van Herk-de-Stad verschenen slechts zes keer vertegenwoordigers op de directe vergaderingen van het land, waarvan vijf keer met zekerheid de burgemeesters. 265 Op 15 februari 1500 waren het de gedeputeerden Jannes Duetschen en Matheus Gielis, mogelijk ook burgemeesters? Na 1516 vergaderde Herk-de-Stad niet meer mee. In Herk koos evenwel enkel 'de stad' de burgemeesters. De buitengebieden (buitingen) hadden geen stem, 266 waardoor de bevolking slechts gedeeltelijk vertegenwoordigd was. Betrokkenen uit Peer namen af en toe aan de zittingen van de directe vertegenwoordiging deel. Zoals vermeld, sloten het stadsbestuur en de bevolking tussen 1487 en 1490 leningen af met de andere vertegenwoordigers van het land van Loon. Op 15 februari 1500 vergaderden twee gedeputeerden uit Peer met de andere vertegenwoordigers van het land. 267 Ook op drie vergaderingen van 1516 waren Perenaren present: op 21 april 1516 twee burgemeesters en de schout,268 op 30 september twee 'goede mannen' 269 en op 22 december twee gedeputeerden en drossaard Frederik van Rijkel. 270 De schout en drossaard werden door de heer van Peer benoemd. 271 Het feit dat een vertegenwoordiger van het land van Vogelzang met andere woorden het platteland - lid van de deputatie van het 264
Hier moet wel opgemerkt worden dat Gherit van den Edelbampt - niet te verwarren met de gelijknamige burgemeester van Borgloon - doorgaans als burgemeester genoteerd staat, zelfs nog op 30 september 1516, maar dat hij op 22 december van datz.elfde jaar als meier in de bronnen terug te vinden is; RH, OAH, respectievelijk nr. 380, f. 12v-13r en nr. 378, f . 15v en nr. 380, f. 15r. Eén burgemeester van Beringen werd door de generaliteit gekozen, de tweede door de raad die door de generaliteit was gekozen; J. Daris, Notices historiques, III, p . 41 en 45-46; zie ook G. Hansotte, Les institutions politiques, p. 257. 265 RH, OAH, nr. 378, f. 7v-8r (26 februari 1487); nr. 50, open brief van 1490 (1 6 april 1490); nr. 380, f. 8v-9r (23 februari 1516), f. lOr-v (2 1 april 1516) en f. 15r (22 december 1516). ™ G. Hansotte, Les institutions politiques, p. 257. 267 RH, OAH, nr. 375, f. 15r. 268 RH, OAH, nr. 380, f. lür-v. 269 Ibidem, f. 12v-13r. 270 RH, OAH, nr. 378, f. 15v, en nr. 380, f. 14v-15r. 271 Tot 1500 was Van der Marck heer van Peer, nadien een bastaardlinie van de Bourgondiërs; J. Stinissen, 'De heren van Peer en Lummen. De Van der Marcken van 1351 tot ca. 1500' en J. Stinissen, ' De heren van Peer. Guy van Brimeu en de Bourgondiërs' .
121
Loonse land was, kan als een 'democratisch' element worden gezien. Toch mogen we daarbij twee zaken niet uit het oog verliezen. Ten eerste was die vertegenwoordiger zeker vanaf 1510 de drossaard van het land van Vogelzang. Net als de drossaard van Peer werd hij benoemd én betaald door de heer - in ons geval de Elters -, 272 en 'wiens brood men eet, diens woord men spreekt'. Bovendien was drossaard Jan van Elter een bastaard van de heerlijke familie. In hoeverre vertegenwoordigde hij dan de plaatselijke bevolking en niet de belangen van de adellijke heer? Anderzijds zou men net als in Peer de drossaard als een invloedrijke vertegenwoordiger van de betreffende dorpen van Vogelzang kunnen beschouwen, die de belangen van de bevolking best kon verdedigen als hij die van zijn heerlijkheid tenminste echt wilde vrijwaren en als hij door de dorpen als afgevaardigde werd aangesteld. 273 Wie zou er meer dan hij beschikken over de capaciteiten om een valabele vertegenwoordiger van Houthalen, Houweiken, Zolder en Zonhoven te zijn? Op de vergadering van de burgemeesters van de steden en vrijheden op 21 april 1516 waren de burgemeesters van het land van Vogelzang als betrokkenen aanwezig. 274 Dit kunnen we zonder meer als een echte vertegenwoordiging van het land van Vogelzang beschouwen. Tussen 1487 en 1490 traden de schout en de schepenen van de dorpen van Vogelzang als vertegenwoordiging op.275 Wie er effectief het land van Vogelzang bij het afsluiten van de leningen representeerde, is niet bekend. Vermoedelijk was het de schout. Op 15 februari 1500 namen Jan Libens en Merten Wendelen in naam van het land van Vogelzang aan de vergadering van de gedeputeerden deel, 276 op 25 februari 1518 Leenardt Beckers aan de vergadering van de gedeputeerden en burgemeesters. 277 Welke functie zij op dat ogenblik in het land van Vogelzang uitoefenden,
272
J. Molemans en J. Mertens, Zonhoven, p. 39-40. Het algemene en politieke belang van figuren als drossaards en schouten in het land van Loon werd nog niet onderzocht. Een studie die deze materie bijvoorbeeld prosopografisch zou behandelen, is zeer wenselijk. 274 RH, OAH, nr. 380, f. lür-v. m Zie p. 73-75. 276 RH, OAH, nr. 375, f. 15r. 277 RH, OAH, nr. 381, f. 14v-15r. 273
122
is evenwel onbekend. 278 In ieder geval hadden Zonhoven, Zolder, Houthalen en Houweiken een opmerkelijke vertegenwoordiging. Ook voor het ambt Pelt en het land van Ham gingen de schout en de schepenen tussen 1487 en 1790 met de andere afgevaardigden van het land van Loon leningen aan. Net als voor Vogelzang zullen vermoedelijk alleen de schouten hebben opgetreden. Op 17 juli 1496 en op 31 januari 1497 werkte Hasselt met het ambt Pelt een compromis uit over het aandeel van Wijchmaal in de belastingen. 279 Op 15 februari 1500 representeerde Wouter Cuppens het ambt Pelt.280 Over hem is geen informatie te vinden. Daarna moeten we tot 21 april 1516 wachten om twee burgemeesters van Pelt in de vergadering aan te treffen. 281 Jan van Wydoe trad toen als schout van Ham op en op 30 september en 12 december van datzelfde jaar zelfs als schout van het land van Ham én het ambt Pelt. 282 Ook in 1523 was Van Wydoe op de vergaderingen aanwezig, 283 op de vergadering van februari 1523 zelfs uitdrukkelijk vanwege de prinsbisschop. Voor Pelt en Ham moeten we niet altijd aan een echt zuivere vertegenwoordiging van de bevolking denken. De schouten werden net als in Peer en in het land van Vogelzang door de heer benoemd, maar in Pelt en Ham was de heer tegelijk de vorst van Loon en Luik: de prins-bisschop. Toch geldt ook hier de opmerking dat de schout een geschikt representant van het ambt kon zijn, die mogelijk door de betrokken dorpen was aangesteld. De aparte deelname van de Luyksgestelse schout en schepenen in de vertegenwoordiging in februari 1487 lijkt een eenmalige gebeurtenis geweest te zijn. 284 Luyksgestel maakte immers deel uit van het ambt Pelt en was vertegenwoordigd door de schout van Pelt. Betrokkenen uit het ambt Stokkem kwamen altijd uit de steden Maaseik, Stokkem of Bree, op 21 januari 1518 na, toen de schout van Bocholt met twee burgemeesters uit het genoemde ambt aanwe278
Jan Libens was in 1524 wel schout en rentmeester van Vogelzang en Hendrik Wendelen, wellicht een familielid van hogergenoemde Merten, werd in 1533 tot drossaard van Vogelzang aangesteld; J. Molemans en J. Mertens, Zonhoven, p. 59. 279 RH, OAH, nr. 140. uo RH, OAH, nr. 375, f. 15r. ui RH, OAH, nr. 380, f. lOv. u 2 Ibidem, f. 13r; nr. 378, f. 15v en nr. 380, f. 14v-15r. Op 23 februari 1516 was hij als schout van Hasselt op de vergadering aanwezig; Ibidem, f. 9r. 283 RH, OAH, nr. 381, f. lr (20 januari); nr. 376, f. 8r en nr. 140 (begin februari). Of hij toen nog schout was, is onbekend . 284 RH, OAH, nr. 378, f. 7v-8r.
123
zig was. 285 Op 30 september 1516 traden twee 'goede mannen' uit Maaseik en één uit Stokkem op. 286 Op 25 februari 1518 was enkel een burgemeester van Bree present, hoewel de Maaseikenaars ook zouden komen. 287 Op 18 april en 5 juni 1518 waren de burgemeesters van de drie steden tegenwoordig. 288 Op 27 mei 1519 kan alleen de aanwezigheid van de burgemeesters van Maaseik worden vastgesteld, net als in het voorjaar van 1521; 289 op 10 december 1519 traden een burgemeester van Stokkem en twee van Maaseik op. 290 Begin februari 1523 waren opnieuw de drie steden vertegenwoordigd.291 Het platteland van het ambt Stokkem had geen enkel aandeel in de vergaderingen. In de mate waarin de deelnemers hun plaats van herkomst vertegenwoordigden, moeten we een onderscheid maken tussen vertegenwoordigers die door de steden of dorpen zelf werden aangesteld en vertegenwoordigers die door de heer werden benoemd. Schouten en drossaards, juridische ambtenaren, die in hoofdzaak voor het Kempense platteland optraden, verkeerden in het laatste geval en moeten zodoende meer als vertegenwoordigers van de heer en minder als die van de inwoners worden gezien. Toch is het de vraag of hun aanwezigheid minder 'democratisch' was. Werden zij bijvoorbeeld niet op de vergadering van de mannelijke gezinshoofden van een dorp of door de burgemeesters gekozen of gecontroleerd? Het lijkt moeilijk voorstelbaar dat juridisch personeel zonder instemming van het gemeentelijk bestuur als vertegenwoordiging kon optreden. De sporadische deelname van de burgemeesters van het ambt Pelt en van het land van Vogelzang aan de Loonse vertegenwoordiging tonen aan dat ook zij bij de besluitvorming daaromtrent betrokken waren. De ervaring en bekwaamheid van het gerechtelijk personeel konden bovendien in plaatsen als Ham, Pelt en Vogelzang een voordeel zijn, omdat men daar wellicht minder makkelijk bekwame lieden onder de bevolking kon recruteren, tenzij bij mensen die taken in het plaatselijke gerechtshof vervulden en dus ervaring hadden in jurisdictie, administratie en financiën. De u" RH, OAH, nr. 381, f. 13v-14r. 286 RH , OAH, nr. 380, f. 12v-13r. 287 RH, OAH, nr. 381, f. 14v-15r. 288 Ibidem, respectievelijk f. 17r-v en f. 19r. 289 Ibidem, respectievelijk f. 2lr-v en f. 26v. 290 Ibidem, f . 22v-23r. 201 RH, OAH, nr. 140 en nr. 376, f. 7v-8r.
124
situatie is in elk geval niet vergelijkbaar met die in het Overkwartier van Gelre, waar de drosten, de hoogste landsheerlijke functionarissen in een ambt (in de zin van territoriale omschrijving), tot in het begin van de zeventiende eeuw ambtshalve zitting hadden in de Staten en zelfs tot de ridderschap werden gerekend, hoewel zij niet de vereiste kwalificaties konden voorleggen. Die verworven positie, gunstig voor de vorst omdat hij op die manier de samenstelling van de Staten kon beïnvloeden, hadden zij te danken aan hun verdiensten in de vorming van het land in de Late Middeleeuwen. In welke mate zij het platteland vertegenwoordigden, valt daar evenmin vast te stellen. 292 Bestond de Loonse vertegenwoordiging tot slot uit een select clubje of was de vertegenwoordiging representatief voor heel het fiscale land van Loon? Wat de vergaderingen van de directe vertegenwoordiging - de uitgebreide bijeenkomsten - betreft, was het land van Loon in zijn totaliteit behoorlijk vertegenwoordigd. Met uitzondering van Hamont hadden alle 'steden' een stem in de vergaderingen: het Haspengouwse Borgloon en Herk-de-Stad, Bilzen en Hasselt op de grens van Haspengouw met de Kempen, Beringen en Peer als Kempense stadjes. Het Kempense platteland was goed vertegenwoordigd door de schouten van Ham, Pelt en Vogelzang. De reden voor de uitgebreide vertegenwoordiging van het Kempense platteland werd al dikwijls aangehaald: het ontbreken van uitgesproken steden in een toch welvarend gebied. In het oude hertogdom Limburg zien we een soortgelijk fenomeen. Bij gebrek aan sterke steden namen ook daar afgevaardigden van de vrijheden als onderdeel van de derde stand aan de volksvertegenwoordiging deel. 293 De enige groep die nagenoeg volledig in de Loonse vertegenwoordiging ontbrak, was het Haspengouwse platteland. Daar beschikte de adel over een sterkere positie dan in de rest van het land. De dorpen waren er kleiner dan in de Kempen en waren niet in zulke grote heerlijkheden of ruimere aaneengesloten gehelen georganiseerd. In vergelijking met de oppervlakte die de Kempen
292
G.H.A. Venner, 'De organisatie van de Staten', p. 298-300; G.H.A. Venner, 'De reglementen', p. 148-149; G.H.A. Venner, Inventaris, p. 24-25. In het Doornikse was het platteland wel vertegenwoordigd in de Staten, maar dan ook door vorstelijke functionarissen, te weten de baljuws, en niet door plaatselijke verkozenen; G. Wymans, ' Les États de Tournai et du Tournaisis', p. 172-173. 293 L. van Hommerich, 'Gouvernés et gouvernants', p. 113-114.
125
besloeg, was Haspengouw relatief goed vertegenwoordigd door de steden. Ook de deputatie van het land was min of meer evenwichtig en representatief samengesteld: de vaste kern bestond uit Borgloon, Bilzen, Hasselt en het land van Vogelzang. Het gaat hier met andere woorden om een Haspengouws stadje, een stadje op de grens van Haspengouw en de Kempen, de feitelijke hoofdstad van het land in het centrum en het Kempense platteland. Bovendien werden regelmatig derden op de vergaderingen uitgenodigd.
126
Hoofdstuk 7. Bevoegdheden van de vertegenwoordiging en uitvoering van de besluiten 1. Bevoegdheden
Ongeacht het soort vergadering, de agenda hield altijd verband met het fiscale en het financiële domein. Een evolutie in de loop der jaren naar uitgebreidere bevoegdheden valt niet vast te stellen. De betrokkenen beslisten om een lening af te sluiten of om met een bepaald doel belastingen te heffen, crediteurs werden uitbetaald, de rekeningen van het land werden gecontroleerd en goedgekeurd, twisten met betrekking tot betalingen werden besproken en opgelost, en eventueel werden daartoe zelfs juridische stappen ondernomen. Het fiscaal-financiële terrein lijkt inderdaad een zeer belangrijke maar ook de enige bevoegdheid van de Loonse vertegenwoordiging geweest te zijn. Zoals verder zal blijken, gaven de gedeputeerden in 1495 ook advies aan de prins-bisschop over fiscale zaken betreffende het land van Loon, om dan samen met de vorst en de Loonse adel een ordonnantie over de betalingswijze van de belastingen uit te vaardigen. Een deel van de belastingen werd wel door de Luikse Staten waar Loon ook aan deelnam - opgelegd, maar het feit dat de Loonse vertegenwoordigers en niet de 'vreemde' Luikenaren instonden voor de collecte van dat geld en alles wat daarmee gepaard ging, moet toch als gunstig voor het Loonse land worden beschouwd. De Loonse vertegenwoordiging zal ongetwijfeld meer voeling en affiniteit met het volk hebben gehad. 294 De Loonse representatie stond niet alleen in voor de inning van de Luikse belastingen. Zij kon ook eigen Loonse belastingen heffen om uitbetalingen van leningen en schulden aan legeraanvoerders en dergelijke uit de periode van de burgeroorlog uit te voeren. Omdat de Loonse vertegenwoordigers zulke belastingen voorstelden, zal
294
In juni 1516 waren er bijvoorbeeld schutters van de prins-bisschop naar Hasselt gekomen om steden en dorpen van het land van Loon met achterstallige betalingen te 'panden', met andere woorden om er beslag op te leggen. Rentmeester Peter van der Heyden alias Culen - een Hasselaar - heeft kunnen voorkomen dat de schutters ook effectief hun opdracht uitgevoerd hebben, hoewel het merendeel van de steden en dorpen nog een gedeelte moest betalen; RH, OAH, nr. 380, f. llv.
127
meer met de mogelijkheden van de bevolking rekening zijn gehouden. Het centrale Luikse bestuur moest wel met de Loonse belastingen instemmen. In 1505 bijvoorbeeld ging toenmalig rentmeester Herman Tybots met een knecht en Jannes Jupen naar prins-bisschop Jan van Horn in Maastricht 'om te solliciteren een schettinge'. 295 Ook voordat een lening aangegaan mocht worden, moesten de prins-bisschop en het kapittel van Sint-Lambertus toestemming geven. In elk geval gaven beiden in maart 1487 hun toestemming. 296 Dat Loon eigen belastingen hief naast de Luikse, zorgde wel voor een verhoogde maar onontkoombare belastingdruk op de Loonse bevolking. Ons is niet bekend dat de andere kwartieren van het prinsbisdom een soortgelijk systeem van bijkomende heffingen toepasten. Ook P. Harsin stelde alleen voor Loon een bijkomende heffing vast. 297 Het land van Loon mocht niet autonoom allerhande beslissingen nemen. Het kreeg alleen een beperkte beslissingsruimte om financieel orde op zaken te stellen. De besluiten van de Luikse Staten moesten worden gevolgd en de cijfers bevestigen dat de belastingen volgens een vaste verdeling werden geïnd. Er was enkel voor kleine marges plaats, zoals de bijdrage van Wijchmaal in de belastingen aantoont. 298 De Loonse vertegenwoordiging kon wel voorstellen voor leningen en belastingen doen en stond later voor de uitvoering in, maar de prins-bisschop had het laatste woord. Ook het feit dat de vorst het initiatief tot een Loonse vergadering kon nemen, wijst op de beperkte mogelijkheden. Voorzover te achterhalen, kenden de genomen beslissingen een goede navolging, op kleinere betwistingen in verband met de belastingen na. Ook de betrekkingen tussen de Loonse vertegenwoordiging en haar vorst verliepen schijnbaar zonder problemen. De prins-bisschop stond de heffing van belastingen toe, gaf opdrachten299 en raad aan de Loonse gedeputeerden en liet zijn invloed ten voordele van het Loonse land gelden.300 Van 2 "'
RH, OAH, nr. 376, f . 6v. RH, Oorkonden ." van het land van Loon, nr. 4 en 5. 291 P. Harsin, Études critiques, I, p. 357. De auteur heeft enkel weet van de Loonse betalingen aan de hertog van Saksen en aan Cornelis van Bergen. 298 Zie p. 133. 299 In 1511 trok de Hasselaar meester Henrick Greven bijvoorbeeld naar de prins-bisschop in Hoei om 'commissie' (= opdracht) te krijgen voor de gedeputeerden van het land van Loon; RH, OAH, nr. 519, f. 13r. 300 Vooral in het proces dat het Loonse land tegen Robrecht WeiJlenberg in Keulen voerde, komt de goede relatie met prins-bisschop Everhard van der Marck tot uiting. De vorst 296
128
een twist is geen spoor te vinden. Voor al Everhard van der Marck verbleef dikwijls in Kuringen, wat de samenwerking vergemakkelijkte. Henry Bardoul, secretaris van de Geheime Raad en tevens secretaris van de Leenzaal van Kuringen, 301 vergaderde met de Loonse betrokkenen. Een uitzondering op de bevoegdheidsbeperking tot het fiscaalfinanciële terrein lijken de twee vergaderingen te zijn, waar de toekenning van het Keulse burgerschap aan personen in dienst van het land werd behandeld. 302 De steden Bilzen, Borgloon, Hasselt en Maaseik zegelden in december 1519 de vrijstellingsbrief voor die kandidaten, opdat zij burgers van Keulen zouden kunnen worden. De andere steden zouden 'geloven' (= mee instemmen, goedkeuren). Omdat de vrouwen van de toekomstige Keulse burgers ook het Keulse burgerschap moesten aannemen, betaalde het land voor hen een 'kermis'(= geschenk) .303 Toch houdt ook dit onderwerp verband met het financiële domein. De Loonse vertegenwoordiging voerde in Keulen een proces tegen Robrecht Wei13enberg in verband met een geldkwestie.304 Door in die stad Keulse burgers in dienst van het Loonse land aan te stellen, bleef het land beter op de hoogte van de zaak en konden die nieuwe burgers de Loonse zaken aldaar bevredigend behartigen. 305 Voor de periode 1490-1541 werd de lijst van de Luikse en Loonse belastingen (de daadwerkelijke geldbedragen) al door ons gepubliceerd. 306 Enkele vragen over de financiën en fiscaliteit blijven onbeantwoord. Zo valt uit de bronnen niet op te maken wie de repartitie van de belastingen over de diverse lokaliteiten bepaalde. Het statuut van de rentmeester is evenmin duidelijk. De vraag of er een sleutel in het belastingsysteem zat, blijft open. Het lijkt
schreef brieven naar de stad en de rechtbank van Keulen en ging zelfs persoonlijk naar die stad; RH, OAH, nr. 381, passim. 301 H. Coppens, Inventaris van de leenzaal van Kuringen, p. 29. Bardoul was ook de coördinator van de aartsdiaconale visitaties van de kloosters in het graafschap Loon en in de steden Tongeren en Sint-Truiden; RH, Archief van het Sint-Catharinadal (mededeling G. Caluwaerts, waarvoor dank). m Op 5 juni 1518 en op 10 december 1519; RH, OAH, nr. 381, f. 19r en f. 22v-23r. 303 RH, OAH, nr. 381, f. 23r. 304 Zie p. 136-137. 3os Aan heer Arnolt Bruwilre werd in mei 1518 in Keulen gevraagd 'of hij wilde burge werden voer dlant'. Zijn antwoord luidde laconiek: 'alzoe dat noit weire' ; RH, OAH, nr. 381, f. 18v-19r. 306 A. Mertens, 'Financiën en fiscaliteit'; zie ook bijlage 5.
129
niet zonder meer mogelijk om de te betalen bedragen te delen door een bepaalde factor en zo bijvoorbeeld het aantal haarden van een dorp of stad te achterhalen en dus het bevolkingsaantal te reconstrueren, hoewel het voor de crenée of oorlogsbelasting van 1470 wel mogelijk bleek. 307 In het graafschap Vlaanderen werden de belastingen evenmin op basis van het bevolkingscijfer verdeeld. De economische en demografische kracht van de entiteiten, in combinatie met hun politieke invloed, bepaalden de te betalen som. In 1408 voerden Jan zonder Vrees en de Vier Leden een herziening door van de repartitiebasis van de Transport van Vlaanderen, de vaste jaarlijkse belastingen sedert circa 1309, omwille van de gewijzigde economische verhoudingen tussen de diverse steden en dorpen. De nieuwe verdeelsleutel, de Transport van Oudenburg genaamd en opnieuw herzien in 1517-1518, 308 gold alleen voor bijzondere beden, niet voor de jaarlijkse belasting. 309 Al sedert het laatste kwart van de veertiende eeuw werd van de repartitieschaal van de Transport van Vlaanderen afgeweken, maar tot 1408 werden voor elke bede nieuwe quota berekend. 310 Ook in het hertogdom Brabant werden voor 1430, de troonsbestijging van Filips de Goede, de beden niet op basis van het bevolkingsaantal maar volgens een vaste sleutel omgeslagen. Enkel in 1374, 1394 en 1428 ging men uit van het bevolkingscijfer. 311 Van de belastingen berekenden we de percentages. 312 Er valt geen evolutie te onderkennen. Wel is er zoals eerder aangegeven een verschil in percentage, naargelang het ambt Stokkem al dan niet meebetaalde: in de Loonse belastingen droeg het ambt Stokkem niet bij en moesten de lokaliteiten van het land van Loon meer betalen; in de Luikse belastingen betaalde het ambt Stokkem wel mee en 307
A. Hansay, 'La "Crenée" générale'; A. Hansay, 'Notes sur la population'; E. Fairon, 'Notes sur la domination bourguignonne dans la Principauté de Liège, p. 50; G. Heynen, 'Onderzoek naar de demografische toestand van Aalst, Brustem en Ordingen in 1576 en 1470', p. 177-192; J. Mertens, De vier dorpen van de Bank van Pelt (16de-17de eeuw), p. 9. 308 N. Maddens, De beden in het graafschap Vlaanderen tijdens de regering van keizer Karel V (1515-1550), p. 41-67. 309 W. Buntinx, 'De enquête van Oudenburg', p. 75-84. 310 W. Prevenier, 'De beden in het graafschap Vlaanderen onder Filips de Stoute (13841404)', p. 344-346. 311 Moureaux-Van Neck, 'Un aspect de l'histoire financière du Brabant au Moyen-Age: les aides accordées aux ducs entre 1356 et 1430', p. 72-72 . 312 Zie bijlage 4. We sorteerden de gemeenten in aflopende volgorde van hun gemiddelde bijdrage in de belastingen als het ambt Stokkem meebetaalde.
130
zakten de bijdragen voor onderdanen van het land van Loon. Soms deden zich kleine schommelingen voor, waarvoor verschillende redenen denkbaar zijn: de lokaliteit stond er financieel slecht voor, 313 had bij een vorige belasting teveel betaald, had op een andere manier bijgedragen, had nog geld van het land tegoed314 enz. De belastingen die tijdens de oorlogsjaren en vlak daarna - 14901493 - werden geheven, zijn niet representatief voor de financiële sterkte van de Loonse dorpen en steden. Blijkbaar werden de getroffen plaatsen - bijvoorbeeld Hasselt - minder zwaar aangeslagen. Ook het percentage dat in de crenée wordt aangegeven, kan moeilijk met de andere belastingen worden vergeleken, omdat bepaalde - weerspannige - lokaliteiten zwaarder waren aangeslagen dan andere, omdat dorpen in een ander kwartier dan het Loonse werden getaxeerd enz. De verhouding tussen de steden en het platteland bedroeg ongeveer één op vier. De steden Beringen, Bilzen, Borgloon, Hamont, Hasselt, Herk-de-Stad en Peer betaalden samen circa 20 procent van de belastingen in het land van Loon. Als de belasting ook in het ambt Stokkem werd omgeslagen, bedroeg het aandeel van de genoemde steden vermeerderd met de bijdragen van Bree, Maaseik en Stokkem 1 tot 2 procent meer. In het Overkwartier van Gelre was het stedelijke aandeel nog kleiner en betaalde het platteland zelfs circa 85 procent van de belastingen.315 Tot slot zij nog vermeld dat de Kempen316 gemiddeld circa 63 procent van het totale bedrag van de belastingen in het land van Loon betaalde als het ambt Stokkem niet bijdroeg, en circa 48 procent als dat wel het geval was.
2. Uitvoering
De activiteit van de Loonse volksvertegenwoordiging reikte verder dan alleen overleg en vergaderen. De genomen beslissingen moes313
Dit was bijvoorbeeld het geval met Wijchmaal; zie p. 133. Hasselt verkeerde bijvoorbeeld in die situatie: de stad had in 1516 nog vergoedingen voor reiskosten van het Loonse land tegoed en daarom betaalde zij minder dan het opgegeven quotum; RH, OAH, nr. 381, f. lOr-v. 3 is G.H.A. Venner, 'Straelen und die Stände', p. 108. 316 Tot de Loonse Kempen werd het gebied ten noorden van de lijn Meldert-LummenHasselt-Diepenbeek-Genk-Zutendaal gerekend, zonder het ambt Stokkem. Het quotum van Hasselt op de grens van Haspengouw en de Kempen rekenden we slechts voor de helft tot het Kempense aandeel. 314
131
ten worden uitgevoerd en inzake de betalingen rezen wel eens twisten. Dat alles bracht een intense bedrijvigheid van bodes, gedeputeerden en anderen met zich mee. 317 a. Inning van de belastingen De Hasseltse bode bezorgde de biljetten met het te betalen bedrag aan de dorpen, 318 nadat ze door de gedeputeerden van het land waren 'overzien'. 319 Het geld werd in leren zakken 'besteld' of opgehaald.320 Als het Luikse belastingen betrof, werd het geld per wagen naar Luik gevoerd 'want sij [de zakken] zeer lestich waeren ende te swaer'. 321 Op het einde van 1504 was er in dat verband een complexe situatie. Nadat het geld naar Luik was gevoerd, moest het eerst tijdelijk per schip van Luik naar Maastricht worden gebracht, omdat men vreesde dat het geld niet voor de aflossing van het kasteel van Franchimont gebruikt zou worden. Daarna werd het weer naar Luik gevoerd. Een tijdrovende en arbeidsintensieve activiteit! Gedurende heel die tijd was Herman Tybots 12 dagen onderweg, zijn knecht 10 dagen, Jannes Jupen 28 dagen, meester Aert van Meldaert 16 dagen, de burgemeester van Borgloon Jan van Ordingen en zijn collega samen 33 dagen. 322 De dorpen en steden betaalden het bedrag vaak in verschillende schijven. 323 De inning van de belastingen verliep niet altijd vlekkeloos. Zo kregen de gecommitteerden van het land op het einde van de vijftiende eeuw klachten te horen in verband met de betaling van Grote-Brogel, Herk-de-Stad, Pelt, Wijchmaal, Zolder, Zonhoven en andere. 324 De dorpen konden de belastingen niet altijd opbrengen. 317
Omdat deze personen voor hun onkosten vergoed werden, zijn er sporen van hun activiteiten in de rekeningen van het land terug te vinden. 318 Bijvoorbeeld Peter van Musel in augustus 1510; RH, OAH, nr. 377, f. 6r. 319 Ibidem, f. 6r. Die biljetten werden - voor zover bekend - door Henry Bardoul, de secretaris van de prins-bisschop, geschreven; RH, OAH, nr . 376, f. 5r; nr. 377, f. 6r; nr. 380, f. 6v. no RH, OAH, nr. 376, f. 5r. 321 RH, OAH, nr. 376, f. 5v; nr. 380, f. l lv-12r. 322 RH, OAH, nr. 376, f. 5v-6v . Het verliep niet altijd zo ingewikkeld. Op 16 januari 1489 beval prins-bisschop Jan van Hom meester Reyner Bormans, Jan Custers en de andere Loonse afgevaardigden per bode een som geld naar hem te sturen; RH, Oorkonden ... van het land van Loon , nr. 6. 323 Dat blijkt uit de rekeningen van het land van Loon; bijvoorbeeld RH , OAH, nr. 363; nr. 369, f. 6r; nr. 371, f. 5r; nr. 372, f. 6r-7v. 24 3 RH, OAH, nr. 357.
132
Zo hadden de inwoners van Kortessem in juli 1491 aan de prinsbisschop laten weten dat zij niet in staat waren om hun oorlogsbelasting te betalen. Omdat vele inwoners van dit dorp in Hasselt verbleven, schreef de vorst op verzoek van het bestuur van Kortessem naar de Loonse primaatstad, met het verzoek zulke inwoners tot betaling te dwingen. 325 Zoals uit de klacht van Wijchmaal aan de 'gecommitteerden van de prins-bisschop, van de ridderschap en van het gemene land van Loon' blijkt, was Wijchmaal zwaar getroffen door de oorlog. 326 Het Kempense dorp kon zijn achtste deel, waarop het in de belastingen van het ambt Pelt werd geschat, niet meer betalen. In het raadhuis van Hasselt werd met de andere dorpen van het ambt Pelt op 17 juli 1496 een compromis bereikt. 327 De dorpen van het ambt gingen akkoord dat Wijchmaal in de belastingen van elke 100 gulden vier jaar lang 7 gulden minder moest betalen. Daarover ontstond een twist, die op 13 januari 1497 in Hasselt werd besproken. Het dorp Wijchmaal meende dat het 7 gulden mocht aftrekken van zijn aandeel in elke 100 gulden, die in het hele ambt Pelt werd geheven. De andere dorpen interpreteerden die korting niet zo: Wijchmaal kreeg enkel 7 gulden korting op elke 100 gulden, die het dorp moest betalen, wat een veel kleinere korting betekende. 328 b. Op zoek naar geldschieters en de afbetaling van leningen De al herhaaldelijk genoemde leningen tussen 1487 en 1490 waren geen alleenstaande zaken. De Loonse vertegenwoordiging was ten tijde van de burgeroorlog (1480-1492) veelvuldig binnen en buiten het land te rade gegaan om in ruil voor een jaarlijkse afbetaling geld te verwerven. Op 17 mei 1490 had de Loonse vertegenwoordiging van steden en vrijheden bijvoorbeeld een jaarlijkse erfrente verkocht voor 100 Rijnse gulden aan de Hasseltse burger Gert Duefkens, zoon van Gerit, en op 3 juli 1490 een jaarlijkse erfrente van 12 Rijnse gulden voor 200 Rijnse gulden aan Rener Kriekel-
325
RH, OAH, nr. 143, brief van 14 juli 1491. RH, OAH, nr. 140, brief van 1496. 327 Ibidem, in margine. 328 Ibidem, onderaan; RH, OAH, nr. 357, brief van de gecommitteerden van het land aan het ambt Pelt. 326
133
man, burger van Sittard. 329 De oorlog bracht immers veel schade en kosten met zich, al was het alleen maar wegens de betaling van de legers. Vooral 's-Hertogenbosch was bij de zoektocht naar geldschieters zeer in trek. 330 Daarnaast werden in Aken, Diest, Hasselt, 331 Maastricht, 332 Sittard en Weert diverse leningen afgesloten en naast de zeven dorpen van Pelt -333 eens te meer een illustratie van de welvaart in die Kempense dorpen - leenden bijvoorbeeld inwoners van Grevenbroek, Luik, Munsterbilzen, Peer en Zonhoven sommen geld aan het land. Ook Cornelis van Bergen, raad en kamerheer van Maximiliaan van Oostenrijk en heer van Grevenbroek, had bijvoorbeeld 4.000 gulden aan het land van Loon geleend.334 De terugbetaling van de leningen verliep niet altijd vlot. In dat verband trokken de gedeputeerden van het Loonse land in 1493 naar 's-Hertogenbosch, Weert, Maastricht en Diest, 335 en in 1500 onder meer naar Weert, Sittard en Venlo. 336 Zelfs nog in 1518 werden Oth Bollincks, Beelken Pels en anderen in 's-Hertogenbosch 'gecommerd' (arrest of beslag leggen), hoogstwaarschijnlijk in verband met zulke terugbetalingen. Jannes Jordens werd daarop vanwege de Loonse vertegenwoordiging naar 's-Hertogenbosch gestuurd om 'de commer af te stellen'. 337 Soms liep tussen de 329
RH, Oorkonden ... van het land van Loon, nr. 19 en 20. Het veelvuldig afsluiten van leningen blijkt ook uit de registers, waarin de kwijt- en lijfrenten opgetekend staan; RH, OAH, nr. 364, 365 en 373. Ook in de rekeningen van het land van Loon zijn dergelijke vermeldingen terug te vinden. Zie ook RH, OAH, nr. 162, nr. 163 en nr. 493. 330 De Loonse vertegenwoordigers trokken ook regelmatig naar 's-Hertogenbosch om daar over leningen of over de terugbeialing ervan te onderhandelen; RH, OAH, nr. 372, f. 4v5r; RH, OAH, nr. 394, brief van 2 juni 1493, brief van 26 juni 1493; bijvoorbeeld ook RH, OAH, nr. 359, contract van 's-Hertogenbosch met het land van Loon (1493); RH, OAH, nr. 368, f. lr en 18v; RH, OAH, nr. 487, f. 19r; Ibidem, nr. 488, f. 33v. 331 In 1490 had de stad Hasselt bijvoorbeeld 1.000 Rijnse gulden aan het land van Loon geleend om de hertog van Saksen te kunnen beialen; RH, OAH, nr. 370, f. 7r. Hasselt zat op dat ogenblik ook zelf in financiële moeilijkheden. In 1480 had de stad voor 3.500 gulden leningen afgesloten. In 1490 was dat bedrag tot ca. 15.000 gulden gestegen, om dan weer te dalen tot ca. 500 gulden in 1540; J. Gessler, 'Études d'histoire financière', p. 173 (grafiek) . 332 Peter van Musel trok in 1496-1497 bijvoorbeeld naar Maastricht omwille van 'stans [van Loon] versiegelinge'; RH, OAH, nr. 498, f. 9r. 333 RH, OAH, nr. 377, f. 4v-5r. 334 RH, OAH, nr. 360, brief van 30 april 1489. m RH, OAH, nr. 372, f. 4v-5r. 336 RH, OAH, nr. 375, f. 19v. 337 RH, OAH, nr. 381, f. 19r-v.
134
schuldenaar en de schuldeiser de onenigheid over een lening zo hoog op dat er processen werden gevoerd tot voor de rechtbank van Keulen toe. Ook andere gevallen waarin geld van het land werd gevorderd en die door de Loonse vertegenwoordiging opgelost moesten worden, konden zich tot tijd- en geldrovende kwesties ontwikkelen. Het hiernavolgende overzicht geeft dit aan.
Afb. ll. De vertegenwoordiging van het land van Loon verkoopt op 17 mei 1490 een jaarlijkse rente van 6 Rijnse gulden aan de Hasseltse burger Geert Duefkens voor 100 Rijnse gulden - perkament, 22 x 58 cm, vier bewaarde zegels (v.l.n.r. stad Hasselt, stad Bilzen, land van Vogelzang en ambt Pelt) - de zegels van Borgloon, Herk-de-Stad, Beringen, Peer en het land van Ham gingen verloren; RH, Oorkonden van het land van Loon, nr. 19.
135
Terugbetaling van de heer van Boxtel Om hun aandeel in de aflossing van het kasteel van Stokkem te kunnen betalen, sloten de Loonse afgevaardigden op 26 februari 1487 met ridder Henrick van Ranst, heer van Boxtel (Noord-Brabant) en Kessel (bij Lier), en met zijn vrouw Henrick (sic) een lening af tegen een jaarrente van 180 Rijnse gulden of tegen terugbetaling van het elfvoudige in één keer. 338 Pas in 1513 was de lening volledig terugbetaald aan de vrouwe van Canticrode. 339 De tegoeden van Everhard III van der Marck Luiks momber Everhard IV van der Marck had via zijn vader Everhard III, eveneens momber, nog 600 Hornse gulden van het land van Loon tegoed. 340 In de zomer van 1517 had Everhard IV op zijn beurt de rechten daarvan aan de Keulse burger Robrecht WeiBenberg (ook Wissenburch) afgestaan. 341 Op 2 januari 1518 vergaderde W eiBenberg met de gedeputeerden van Loon en "het ambt Stokkem. Men was bereid hem 600 gulden te betalen, maar W eiBenberg ging niet akkoord. Enkele dagen later liet hij weten dat hij wel met de som van 600 gulden zou instemmen, als het ambt Stokkem niet zou meebetalen. De zaak werd voor de Keulse rechtbank gebracht. 342 Het land van Loon nam daarvoor doctors in de beide rechten onder de arm 343 en kreeg steun van de prins-bisschop. Waarom het ambt Stokkem er zo nauw bij betrokken was, is niet duidelijk. Uit de rekening van 1569-1576 blijkt dat het land van
338
RH, OAH, nr. 378, f. 7v-8r. Zie J.-Th. de Raadt, Sceaux armoriés, p. 193. Voor de identificatie van de plaatsnamen zie R. van Berchem, La Terre et Seigneurie de Ranst. 339 Voor de afwikkeling van de zaak, zie RH, OAH, nr. 376, f. 6v; nr. 377, f. lr en 12v; nr. 378, f. lr, 6r, 8r-v en 13r; A. Mertens, Loons, Diets en Luiks, de vo/ksvenegenwoordiging, p. 134-135. 340 RH, OAH, nr. 380, f. 12r-13r. 341 RH, OAH, nr. 381, f. 13r-28r. Margaretha van der Marck-Arenberg ( t 1599) zou later erfgename van Weifienberg worden ; RH, OAH, nr. 395 . 342 RH, OAH, nr. 381, f. 15r e.v . ; nr. 395. 343 Henrick Aenholt, Jan Covelentz (t 1520), Peter Crans, secretaris Herman Heister, doctor Luys Hun, meester Adam Peps , procureur Dierich Raspurch (t 1520), meester Jacob Sombreff, doctor Peter van Overenck, doctor Joest Wilpui en meester Jacob Zoens verdedigden het land van Loon in Keulen; RH, OAH, nr. 381, f. 15r-v, f. 19v, f. 2lv, f. 24r-25v, f. 28r; nr. 555, f. 17r; nr . 558, f. 13v; nr. 562, f. !Or.
136
Loon de schuld aan Robrecht Wei13enberg uiteindelijk heeft moeten betalen. 344 Het land had het proces blijkbaar verloren. Rentmeester Mathijs Beelen voor het Luikse Officialaat Mathijs Beelen, afkomstig uit Zonhoven, was in 1492 door de burgemeesters en gedeputeerden van het land van Loon tot rentmeester van dat land verkozen om een Luikse belasting van 2.027 Rijnse gulden te heffen. 345 Zijn rekening bleek niet te kloppen en de nasleep van zijn ambtstermijn zou dertig jaar duren, met een rechtszaak tot voor het Luikse Officialaat346 en veel tijdrovende en kostbare verplaatsingen naar Luik (bij de prins-bisschop) en Maastricht (de woonplaats van de beklaagde) tot gevolg. 347 In 1500 had Beelen overigens een proces in verband met niet-betaalde accijnzen tegen de stad Hasselt gewonnen. 348 De lening van de graaf van Nassau Graaf Engelbert II van Nassau-Dillenburg (1451-1504), van 1499 tot aan zijn dood heer van Diest, was schuldeiser ten overstaan van het prinsbisdom omwille van aanzienlijke bedragen, die hij tijdens het interregnum aan Jan van Horn had geleend. 349 De Dietse steden Borgloon, Hasselt, Sint-Truiden en Tongeren moesten een deel van
'M4 RH, OAH, nr. 385. In verband met het proces bleven in het Arenbergarchief in Edingen (België) drie pakken stukken bewaard; P. Brommer e.a" Inventar des herzoglich arenbergischen Archivs in Edingen/Enghien. Teil I. Akten und Ambtsbücher der deutschen Besitzungen, nr. 20 en 21 (pakken nr. D 2624, D 2625 en D 3568). 34 ' RH, OAH, nr. 371, f. lr; nr. 1349, f. Ir. ' 346 RH, OAH, nr. 1349. 347 RH, OAH, nr. 377, f. lOv, l lr, 13r-14r, 15r-v, 16v, 17r, 18v; nr. 378, f. 13v; nr. 380, f. 7r, 8r-10r, 12r; nr. 381, f. 12v, 13v, 18r, 19r, 20r, 23r, 29r. 348 Beelen, die zoals vermeld de functies van rentmeester, algemeen ontvanger en muntmeester cumuleerde, was waarschijnlijk ook wijnhandelaar. Hij weigerde evenwel belastingen (100 gulden) op zijn gekelderde wijn (7.584 liter!) te betalen en beriep zich daarbij op het privilege dat munters vrijgesteld waren van accijnzen en gabellen. Door zijn cumulatie van betrekkingen genoot hij steun van de prins-bisschop en diens entourage. Jan van Hom verbleef ook enkele keren ten huize van Beelen; D . Anten, 'Correspondance', p. 5862; G. Caluwaerts, Munt te Hasselt. 34' P. Harsin, Études critiques, I, p. 350-351. Engelbert II was de zoon van Jan IV en Maria van Loon en de grootoom van Willem de Zwijger, en was met markgravin Limburga van Baden gehuwd; M. van der Eycken, Geschiedenis van Diest, p . 127 en 368.
137
de schuld aflossen. 350 Op 17 juli 1510 werd in Diest overeengekomen dat deze vier steden 2.000 goudgulden in drie schijven aan de erfgenamen van de graaf zouden betalen. 351 Van de 2.450 Brabantse gulden die in augustus 1510 in het land van Loon werd geheven, ging 1.400 Brabantse gulden (of 1.000 goudgulden) - het aandeel van Hasselt en Borgloon - naar de afbetaling van de graaf van Nassau. 352 Blijkbaar was het hele land van Loon en niet alleen Borgloon en Hasselt verantwoordelijk gesteld voor de schulden, zoals ook uit de vergaderagenda en de verplaatsingen ter betaling naar Diest blijkt. 353 Op zondag vóór Kerstmis 1515 kregen rentmeester Peter van der Heyden alias Culen en Jan Eyck als Loonse vertegenwoordigers in Diest te horen dat hun betaling was voldaan, maar die van Tongeren en Sint-Truiden nog niet. 354 De betaling van bisschop Jacques van Croy Jacques van Croy deed vanaf het overlijden van prins-bisschop Lodewijk van Bourbon in 1482 vergeefse pogingen om de prinsbisschoppelijke waardigheid van Luik te verwerven. 355 De steun van de familie Van der Marck en van de Heilige Stoel hielp niet. Hij kon 'enkel' een dubbele jaarlijkse rente van het prinsbisdom in de wacht slepen. Na de dood van prins-bisschop Jan van Horn in 1505 stelde hij zich opnieuw kandidaat, maar hij moest ook toen genoe-
350
Op 16 december 1492 bijvoorbeeld nodigde Sint-Truiden Hasselt uit om de zaak Nassau met Hasselt, Borgloon en Tongeren te bespreken; RH, OAH, nr. 162, brief van 16 december 1492. 351 P. Harsin, Études critiques, II, p. 198. Uit een latere brief blijkt dat Frederik van Renesse, drossaard van Diest, de schuld van Borgloon en Hasselt op 17 juli 1510 regelde in een contract met de gedeputeerden van het land van Loon; RH, OAH, nr. 394, brief van 29 januari 1511. 352 RH, OAH, nr. 377, f. lr, en f. Sr. 353 Enkele voorbeelden: Op 19 september 1510 trokken Peter Culen en Jannes Jupen naar Diest (RH, OAH, nr. 377, f. 6v), op 29 januari 1511 werd de eerste termijn betaald (Ibidem, f. 7v) en op 17 juli 1514 gingen gedeputeerde Jan van Elter van Vogelzang en Jannes Jupen naar Diest (Ibidem, f. l 7r) . In oktober 1515 trok rentmeester Robert Stouten naar daar om te zeggen dat het Loonse gedeelte was betaald; RH, OAH, nr. 378, f. 13v. Zie ook het overzicht van de vergaderingen van het land van Loon als bijlage 2. 354 RH, OAH, nr. 380, f. 7v. 355 P. Harsin, Études critiques, I, p. 102, 210, 214, 219-220, 225, 232-233, 238, 245-257, 287-289; Il, p. 37-38 en 193-194; P . Harsin, ' Histoire d'une créance ', p. 139-159. Hij was de tweede zoon van Jan van Croy en Maria van Lalaing; R. Born, Les Croy, p. 102103.
138
gen nemen met een jaarlijkse rente van 1.200 gulden. 356 Ondertussen was hij in 1502 wel bisschop van Kamerijk geworden, wat hij tot zijn dood in 1516 bleef. Pas in 1515 werd de laatste schijf van 100 gulden betaald. 357 De vergoeding van de hertog van Saksen Hertog Albrecht III van Saksen (1443-1500), luitenant-generaal van keizer Maximiliaan van Oostenrijk in de Nederlanden en sedert 1488 samen met Engelbert van Nassau ondersteuner van de prinsbisschoppelijke partij in de burgeroorlog, eiste meer dan 30.000 gulden van het prinsbisdom terug voor uitbetaalde soldij.358 Het bedrag werd ten voordele van zijn zoon Georges in een erfelijke rente van 1.085 gulden omgezet. Als één van de vijf kwartieren moest Loon (inclusief het ambt Stokkem) eenvijfde betalen. Het land van Loon (zonder Stokkem) vergaderde zelfs apart met de gedeputeerden van de hertog.359 Omdat de schulden niet regelmatig werden afbetaald, moesten de kwartieren nog een extra betaling leveren. 360 Door de ernstige onenigheden draaide het zelfs op een proces in Rome uit. Uiteindelijk werd in 1516 in Antwerpen een verdrag ondertekend dat de betaling van 24.000 gulden in drie schijven in 1516 en 1517 inhield. 361 6 Voor de verkiezingsstrijd tussen Everhard van der Marck en Jacques van Croy, zie L.E. Halkin, 'L'élection du prince évêque de Liège, Erard de la Marck', p. 32-46. 357 Voor de Loonse bijdrage daarin, zie RH, OAH, nr. 377, f. 7r, 8v, 13v en 15r; nr. 378, f. llv; A. Mertens, Loons, Diets en Luiks, de volksvertegenwoordiging, p. 138-139. 358 P. Harsin, Études critiques, I, p . 228 e.v.; Ibidem, Il, p . 194-205. W.P. Blockmans, 'Albrecht III, hertog van Saksen', kol. 14-22. In verband met de hertog van Saksen werd ook een drukke briefwisseling gevoerd, zowel met betrekking tot zijn diensten voor het land als met betrekking tot zijn vergoeding; RH, OAH, nr. 143, brief van 6 april, 10 mei, 5 juli, 12 juli, 18 juli, 19 augustus, 2 september, 13 september en 22 september 1489; brief van 21 november en 30 november 1490; brief van 29 december 1491; brief van 7 februari 1493; RH, OAH, nr. 162, brief van 26 april, 15 mei, 26 mei, 10 juli en 2 oktober 1489; brief van 13 maart 1490; brief van 9 april 1491; RH, OAH, nr. 163, brief van 8 april 1489, 1 februari 1506; RH, OAH, nr. 394, brief van 21 december 1493. Vergelijk ook Van de dood van Karel de Stoute tot de troonsbestijging van aartshertog Karel (14771515), p. 170-171. 359 RH, OAH, nr. 378, f. 12r; nr. 380, f. lr, 8v-9r, !Or-v. 360 Het land van Loon betwistte evenwel een achterstand van 650 gulden en beweerde dat de Luikse ontvangers Mathieu Custers en Andries van Kelchteren het bedrag niet aan de hertog hadden doorgegeven; P. Harsin, Érudes critiques, Il, p. 196. 361 Voor het Loonse aandeel, zie RH, OAH, nr. 378, f. 11 v e.v. ; nr. 380, f. lr en 9r; A. Mertens, Loons, Diets en Luiks, de volksvertegenwoordiging , p. 139-140. "
139
140
Besluit van deel II De stelling van J. Lyna met betrekking tot de Loonse vertegenwoordiging dient na uitvoerig onderzoek van de vaak gebrekkige bronnen grondig herzien te worden. De oudste organisatie dateerde zeker niet van 1490. De eerste vermelding vinden we in 1487, maar er moet om praktische redenen van betaling van belastingen al vóór de burgeroorlog (1480-1492) een bepaalde organisatie zijn geweest. Niet onwaarschijnlijk is wel dat de ontwikkeling van de Loonse representatie ten gevolge van die oorlog in een stroomversnelling geraakte. Het Loonse land sloot toen immers noodgedwongen leningen af en moest deze later terugbetalen. Alleen al daarvoor moest een samenwerkingsverband c.q. een vertegenwoordiging optreden. Dit verheldert enigszins het bestaan-ontstaan van het land van Loon als fiscale omschrijving. We stelden vast dat het land van Loon niet overeenkwam met het fiscale kwartier Loon, dat in de ogen van Luik ook het ambt Stokkem omvatte. Daarom lijkt ons de thesis plausibel dat het fiscale kwartier Loon in de Late Middeleeuwen intern in twee omschrijvingen - het land van Loon en het ambt Stokkem - is opgedeeld c.q. uiteengevallen. Om de fiscale activiteiten binnen het land van Loon - onder Luiks toezicht - tot een goed einde te brengen, zijn de sterksten van het land met de feitelijke hoofdstad Hasselt op kop als vertegenwoordiging naar voren getreden. De vertegenwoordiging mogen we niet als een nationale vertegenwoordiging - in de zin van emanatie van het hele graafschap Loon van weleer - beschouwen. Het gaat hier om het fiscale land van Loon. Het ambt Stokkem maakte er geen deel van uit, hoewel de vertegenwoordigers van het land van Loon ook in dat gebied voor de heffing van de Luikse belastingen zorgden. De afwezigheid van Bree, Maaseik en Stokkem in de lening van 1490 (J. Lyna) mag derhalve niet als toevallig worden gezien. Ook ontbraken enkele lenen en een aantal Haspengouwse entiteiten, waarin het Loonse recht van kracht was. Omgekeerd waren er gebiedsdelen die niet tot het graafschap Loon hebben behoord en toch van het fiscale land van Loon deel uitmaakten. De vertegenwoordiging was als instelling in de eerste decennia van de zestiende eeuw zeker niet volledig uitgebouwd. Een vaste vergaderkalender ontbrak, wat niet wil zeggen dat de zittingen niet 141
frequent plaatsvonden. Men kwam op wisselend initiatief bijeen om directe financiële problemen op te lossen, zij het dat in dit opzicht de prins-bisschop en Hasselt, tussen wie een goede verstandhouding heerste, het initiatief naar zich toe trokken. Er kunnen twee soorten vergaderingen worden onderscheiden: de directe bijeenkomsten met bekwame en meestal rechtstreeks door de bevolking verkozenen uit de steden, ambten en heerlijkheden van het land, en de vaker voorkomende vergaderingen van de deputatie, die door de eerste groep werd verkozen en een soort kerncollege vormde. Daarnaast deden zich ook mengvormen tussen beide organen en varianten van één van beide voor. De deelnemers aan de vergaderingen vertegenwoordigden het hele gebied van het land van Loon relatief goed, hoewel er contradicties waren in de eigenschappen, die de betrokken gemeenten recht op vertegenwoordiging gaven. Die hielden verband met factoren als ligging, traditie, grootte, financiële inspanning en invloed. De stad Hasselt speelde een leidende rol in de Loonse omschrijving. De prins-bisschop schreef Hasselt niet zonder reden in 1514 als 'overste van het land van Loon' aan.362 Volgens W.P. Blockmans moet het onderzoek naar volksvertegenwoordiging zich uitstrekken 'van de meest rechtstreekse vormen van vertegenwoordiging van onderdanen inzake politieke besluitvorming (in casu het bestuur van de gilden) tot de hoogste emanaties, die pretenderen het geheel van de onderdanen te vertegenwoordigen tegenover de hoogste overheid.' 363 De vertegenwoordiging van Loonse steden en vrijheden past niet in dat concept, omdat het geen orgaan van politieke besluitvorming betreft. De Loonse organisatie opereerde zo goed als uitsluitend op het niveau van de fiscaalfinanciële uitvoering. De bevoegdheden gingen niet verder dan de oplossing van zich voordoende problemen en van die uit het verleden, met name op dat fiscaal-financiële terrein. De Loonse vertegenwoordiging inde enerzijds Luikse belastingen in opdracht van de Luikse Staten en hief anderzijds Loonse belastingen na voorafgaande instemming van de prins-bisschop, betaalde leningen en schulden terug en loste zelf problemen hieromtrent op, als het moest via juridische weg. Als land beschikte Loon niet over autonome politieke zeggenschap. Loonse steden waren wel bij de 362
363
RH, OAH, nr. 163, brief van 4 juli 1514. W.P. Blockmans, 'Typologie van de volksvertegenwoordiging', p. 484 .
142
politieke besluitvorming betrokken, maar dan ingeschakeld op een hoger niveau, dat van de Luikse Staten. Daar moest men op lokale titel - tenzij men zich door een functionaris van het land van Loon als geheel liet vertegenwoordigen - met andere steden, met het kapittel van Sint-Lambertus en met de adel tot een vergelijk komen. Toch is de Loonse organisatie van steden en vrijheden een vorm van volksvertegenwoordiging, zij het dan niet in de zin van W.P. Blockmans. De invloedrijksten van het Loonse land profileerden zich en zagen zichzelf als vertegenwoordigers van de hele bevolking van dat land. Omdat zij enkel bevoegd waren voor de uitvoering van besluiten, stonden zij evenwel niet tegenover de hoogste overheid (de vorst), die met hun optreden immers akkoord ging en met wie zij overlegden en samenwerkten. Naast de genoemde vertegenwoordiging van het Loonse land bestond er binnen dezelfde regio nog een andere Loonse organisatie, die we hier voor het eerst aan bod kunnen laten komen en die J. Lyna als Loonse Staten beschouwde. 364 Voor hem waren Loonse Staten het samenwerkingsverband tussen de adel en de steden. 365 Hij stelde dat deze Loonse Staten tot 1575 zittingen belegden om financiële zaken te bespreken. In dat jaar, toen ze een laatste keer in het kasteel van Vogelzang waren samengekomen, werden ze waarom anders dan om politieke redenen, dit wil zeggen omdat ze wellicht te zeer aan echte politiek deden en nu wel tegenover de vorst stonden - door Luik verboden. Andere voorbeelden uit die eeuw of vroeger reikte de auteur niet aan. Een eeuw later, van 1675 tot 1690, hielden de Loonse steden opnieuw met de adel zittingen om over belastingen, leningen, geldeisers en de slechte toestand van het graafschap te vergaderen. Vóór 1538 vonden wij één document, dat aangeeft dat er tussen de Loonse steden, de Loonse adel en de vorst wel degelijk samenwerking - Loonse Staten volgens de definitie van J. Lyna - bestond. Op 7 en 8 oktober 1495 werd een ordonnantie uitgevaardigd over de betalingswijze van belastingen
364
J. Lyna, 'Bijdragen tot de geschiedenis van Hasselt', p. 323-330; zie ook J. Lyna, 'De taaltoestanden in het graafschap Loon', p. 68-71; J. Lyna, 'Geschiedkundig overzicht', p. 150-151; J. Lyna, 'De geschiedenis', p . 33. 365 De Loonse vertegenwoording die in 1490 een lening afsloot - en dus de hele in deze studie besproken organisatie van steden en vrijheden -, zag hij derhalve niet als Staten, enkel als een prefiguratie daarvan.
143
op onroerende en roerende goederen in het land van Loon. 366 Dit gebeurde na advies van de gedeputeerden terzake - naar wij geredelijk mogen aannemen de gedeputeerden die wij hierboven hebben onderzocht - op bevel van de prins-bisschop in het kasteel van Kuringen. Aanwezig waren de vorst zelf, zijn raadsleden (de kanselier, zijn zegelaar Simon van Herbais, ridder Jan van Goer en de drossaard van Bilzen), de ridderschap (de heer van Vogelzang, de heer van Guigoven, de heer van Herten en anderen), de gedeputeerden van de steden en van de vrijheden en tenslotte Henry Bardoul, secretaris van de Geheime Raad. Wanneer deze zogenaamde Loonse Staten voor het eerst optraden, is niet bekend. Evenmin kan men besluiten dat deze Staten gegroeid zouden zijn uit de vertegenwoordiging die onder meer in 1490 leningen afsloot, zoals J. Lyna meende. De bronnen zijn ontoereikend. De 'Staten' zouden evengoed ouder kunnen zijn. Wat J. Lyna als Loonse Staten zag, zijn evenwel geen Staten, in de strikte betekenis van E. Lousse noch in de ruimere betekenis van W.P. Blockmans: 1. E. Lousse gaf de volgende definitie van Staten: 'Une assemblée d'États, au sens le plus général, nous paraît être une assemblée politique, composée des représentants de l'ordre ou des ordres politiquement privilégiés d'un seul pays ou de plusieurs pays unis, instituée pour veiller, d'une part, au maintien des privilèges des ordres, des corps et des individus, ainsi qu'à la défense des droits fondamentaux de ces pays et, d'autre part, pour rendre au prince les services stipulés dans les chartes comme contre-partie des droits reconnus et des privilèges concédés par lui'. 367 In de zogenaamde Loonse Staten zetelden wel vertegenwoordigers van de geprivilegieerde standen van het fiscale land van Loon (de adel en de derde stand), maar het was op zich geen politiek orgaan of mocht dat toch niet zijn. Net als de vertegenwoordiging van steden en vrijheden hielden zij zich in principe alleen met fiscale zaken bezig. Waken over het behoud van de privileges en de verdediging van de fundamentele rechten van het land en als tegenprestatie het inlossen van plichten tegenover de vorst
366 RH, OAH, nr. 72, f. 21v-22v; Te Hasselt bewaarde ordonnantiën van de Luikse prinsbissclwppen (1411-1735), p. 81-82. Van deze ordonnantie had J. Lyna geen weet. 367 E. Lousse, ' Assemblées d'Etats', p. 263 .
144
conform de bedongen charters, waren er niet bij . Dat behoorde immers tot de prerogatieven van de Luikse Staten, waar Loon wel vertegenwoordigd was, maar zeker niet autonoom kon beslissen. 2. De Loonse 'Staten' waren zelfs geen vorm van volksvertegenwoordiging volgens het criterium van W.P. Blockmans. Evenmin als de Loonse steden en vrijheden deden zij aan politieke besluitvorming in algemene zin. Wat waren de Loonse 'Staten' dan wel? De aanspreektitel van de vertegenwoordigers van de steden en vrijheden als 'gecommitteerden van de prins-bisschop, van de ridderschap en van het gemene land van Loon' en hun eenmalige betiteling in de lening van 22 januari 1490 als vertegenwoordigers van de drie Staten van het land van Loon, die door ons niet geduid konden worden, doen enerzijds twijfelen of de Loonse 'Staten' echt iets anders waren dan de vertegenwoordiging van de steden en vrijheden. Toch treffen we nooit een vertegenwoordiger van de adel, laat staan van de clerus, op die vergaderingen van de steden en vrijheden aan. De genoemde titulatuur werd ons inziens dan ook onterecht gebruikt. Zo goed als zeker was de vergadering van de Loonse 'Staten' van 1495 enkel een uitbreiding van de vertegenwoordiging van steden en vrijheden met een plechtiger karakter om een principiële (fiscale) beslissing te nemen inzake de betalingswijze van belastingen, die enkel het land van Loon aanbelangde. Dit houdt wellicht verband met de situatie van gedeeltelijke unie en gedeeltelijke inlijving. Naar de vorm mocht en kon Loon zijn eigenheid bewaren. Inhoudelijk was zijn rol zeer beperkt.
145
146
Algemeen besluit De vraag moet worden gesteld naar het wezen en de betekenis van zowel de Luikse als de Loonse vormen van vertegenwoordiging. Beide organisaties representeerden het Luikse land respectievelijk de Loonse regio. Daarom moet voorzover mogelijk worden Y'- ingegaan op wat in dat Loonse gebied en bij zijn instellingen aan nationaliteits- of samenhorigheidsgevoel leefde en vervolgens - in ( .Yt.- grote trekken - op wat van de betekenis van de Loonse vertegenwoordiging en van dat gevoel in de Moderne Tijden en zelfs in de negentiende-twintigste eeuw nog restte, kortom op de continuïteit en nawerking.
Nauwelijks echte steden De geprivilegieerde steden, waarvan de afgevaardigden de hele derde stand van het zelfstandige Luikse vorstendom in de landdagen vertegenwoordigden, waren zeker niet allemaal steden de facto. Het merendeel was weinig meer dan een versterkte agglomeratie, een Intensitätsinsel, waarbinnen een geavanceerder recht gold dan op het platteland. Vooral wat de nijvere Loonse Kempen betrof, was er in de vijftiende-zestiende eeuw nauwelijks onderscheid in de economische bedrijvigheid tussen de omliggende stadjes en de dorpen. Uitzonderingen waren de echte steden Dinant, Hasselt, Hoei, Sint-Truiden, Tongeren en de hoofdstad Luik, de enige echte én grote stad voor wie een rol van bijzondere betekenis was weggelegd. Het ontbreken van sterke steden had zijn weerslag op de machtsverhoudingen in de Luikse Staten. Het leeuwenaandeel van de macht ging er naar de kanunniken van het Luikse kathedraalkapittel van Sint-Lambertus, die de hele clerus van het prinsbisdom vertegenwoordigden. In Vlaanderen en Brabant was de volksvertegenwoordiging democratischer samengesteld. De steden hadden er hun sterke economische macht immers op politiek terrein kunnen verzilveren. In het Luikse prinsbisdom is dit nauwelijks mogelijk gebleken.
147
Situering van de Luikse Staten binnen Blockmans' typologie Om de Luikse Staten te situeren en ten volle te kunnen begrijpen, is een comparatieve werkwijze aangewezen. Proberen we daarom de Luikse vorm van volksvertegenwoordiging te categoriseren onder één van de vijf types, die W.P. Blockmans als model aanreikt. 1 De auteur stelt algemeen en voorafgaandelijk dat er enerzijds een samengaan is tussen 1. een predominantie van adel en clerus, 2. een zeer lage representatieve activiteit die in grote entiteiten is georganiseerd en 3. een beperking tot fiscale en algemeenpolitieke functies; en anderzijds een samengaan tussen 1. een overwicht van steden, 2. een hoge representatieve activiteit in kleinere groeperingen en 3. een zeer breed actieterrein, vooral economisch gericht. De Luikse Staten houden het midden tussen die twee combinaties. De clerus - het kathedraalkapittel van SintLambertus - en de stad Luik, die binnen de derde stand vetorecht bezat, domineerden. Er was een relatief hoge representatieve activiteit in grotere entiteiten georganiseerd en er was een breed actieterrein, met uitzondering van de economische politiek (op de muntpolitiek na). Daarmee kan de Luikse volksvertegenwoordiging het best onder het tweede van de vijf types van W.P. Blockmans' indeling worden ondergebracht, dat met name van toepassing is, als er in een hoofdzakelijk landelijke samenleving een productieoverschot ontstond. Handelaars traden naar voren, maar wierpen de statische verhoudingen in de landelijke productiezones niet wezenlijk omver, omdat de commerciële functies in steden van kleine omvang werden geconcentreerd. De representatieve activiteit was er één van soepele samenwerking tussen grootgrondbezitters (adel en clerus), stedelingen en vertegenwoordigers van de overheid. Het actieterrein was ruim en de vergaderfrequentie lag tussen één en vijf keer per jaar. Dit type ligt tussen dat van een volledig landelijke samenleving en dat van een uitgesproken verstedelijkt gebied zoals Vlaanderen en Brabant in. 2 In dit tussentype werd het oude graafschap Loon mee ingeschakeld sedert het in 1366 bij Luik 1
W.P. Blockrnans, 'Typologie van de volksvertegenwoordiging', p. 497-500. Het vierde type dat W.P. Blockrnans beschrijft, is dat van een verstedelijkt gebied dat niet onder een centrale overheid was geplaatst en geen grote bevoorradingsproblemen kende (bijvoorbeeld Duitse Hanzesteden), het vijfde type is van toepassing op autonome steden zoals de Noord-Italiaanse stadsstaten, waar bevoorrading en afzet niet zonder problemen verliepen; Ibidem, p. 500. 2
148
kwam, met Hasselt als enige echte maar kleine stad en terwijl Loon nog meer agrarisch was dan het Luikse vorstendom. Loonse volksvertegenwoordiging
De Loonse vertegenwoordiging van steden en vrijheden had vrijwel uitsluitend een uitvoerende fiscaal-financiële functie, te weten de effectieve heffing van de belastingen, door de Luikse Staten opgelegd, én de afbetaling aan schuldeisers ten overstaan van het land van Loon, waartoe de vertegenwoordiging in de periode van de burgeroorlog leningen had afgesloten en eigen Loonse belastingen hief. Op het einde van de Late Middeleeuwen leken de activiteiten van dit samenwerkingsverband - als het ontbreken van oudere bronnen niet bedriegt - een hoge vlucht te nemen, vrijwel zeker ten gevolge van de genoemde burgeroorlog, die op de Bourgondische dominantie volgde. Dit orgaan is een in onze gewesten vrij uniek samenwerkingsverband tussen de steden en het platteland, zonder betrokkenheid van adel of clerus. Hoewel zij zich als vertegenwoordiging van het oude graafschap zag, representeerde zij er slechts een gedeelte van, namelijk een ressort dat hoofdzakelijk de Kempen en delen van Haspengouw rond Bilzen en Borgloon besloeg. Het ambt Stokkem (de Maaskant met de steden Bree, Maaseik en Stokkem) werkte er bij gelegenheid mee samen, maar maakte er geen deel van uit, evenmin als bepaalde lokaliteiten die onder de Loonse juridische instellingen ressorteerden, terwijl omgekeerd historisch niet-Loonse entiteiten toch tot dit fiscale land van Loon behoorden. Het fiscale land van Loon was echter niet gelijk aan het fiscale kwartier Loon, dat één van de vijf kwartieren van het prinsbisdom was en zowel het land van Loon als het ambt Stokkem omvatte. Aan de Loonse vertegenwoordiging van de steden en vrijheden is ongetwijfeld nog een andere betekenis te hechten. Lokale ambtsdragers ontmoetten elkaar vooral in die instelling regelmatig op regionaal niveau en hielpen mee een beleid te voeren dat het plaatselijke karakter oversteeg. Zij verruimden hun horizon en zetten zich in samenwerking met de vorst en met de hoofdstad Hasselt voor het Loonse landsbelang in. Is het echter denkbaar dat men op het niveau van de bijeenkomsten van de steden en vrijheden enkel administratief handelde en niet aan een bepaalde 149
vorm van 'politiek' deed, al was het maar door indirect op de Dietse vertegenwoordiging in de Luikse Staten te rekenen? In 1522 werd de juridische eigenheid van Loon door de Luikse Staten bevestigd en werd Vliermaal het hoogste gerechtshof van het Loonse gebied.3 Dat moet de Loonse politieke klasse voordien en ook daarna toch lang hebben beroerd. Van dit politiek feit vinden we in de vergaderingen van het land van Loon evenwel geen spoor, maar de laatste rekening dateert van 1521 en van het jaar 1522 bleef dus niets bewaard. In die vertegenwoordiging van de Loonse steden en vrijheden nam Hasselt het voortouw. Die stad bezat een combinatie van belangrijke troeven, zoals een centrale ligging in het oude graafschap en in het land van Loon en de vestiging langs belangrijke verkeerswegen. Deze voordelen maakten dat dit centrum na de val van de grafelijke burcht in Borgloon in 1179 tot primaatstad van het graafschap en het land van Loon uitgroeide. Dat de stad Hasselt zich bewust was van haar rol als spil in Loon, blijkt zonder meer uit haar expansionistische en strategisch weldoordachte politiek van buitenpoorterschap in de concurrentiële Loonse Kempen. Bij Hasselt moet evenwel niet aan een grootstad worden gedacht. De stad, die over een voor die tijd democratisch bestuur beschikte, had een niet al te indrukwekkend uiterlijk en slechts een bevolkingsaantal van circa drieduizend inwoners intra muros. In het land der blinden is eenoog in de Late Middeleeuwen koning geworden. Hasselt was immers meer dan de primus inter pares. De stad dirigeerde de Loonse vertegenwoordiging, leverde de infrastructuur en de functionarissen van hoog tot laag (met als belangrijkste figuren Jannes Jupen, Herman Tybots, Peter van der Heyden alias Culen en Wouter van Eelsraeck), zorgde via haar universitair gevormden voor de professionalisering van het bestuur, droeg financieel meer bij dan de andere en was middelaar tussen de vorst en het land. Het lijkt erop dat Hasselt mutatis mutandis zo goed als dezelfde rol in het land van Loon vervulde als de stad Luik in het hele prinsbisdom, zij het met minder machtsmiddelen maar toch indrukwekkend genoeg. Bovendien dient nog opgemerkt
3
Coutumes du comté de Looz, I, p. 3-5; Codex diplomaticus lossensis, m. 514-515; J. Lyna, Het graafschap Loon, p. 92-93.
150
dat onze gegevens stammen uit de periode, waarin de stad Hasselt al over haar sociaal-economisch hoogtepunt heen was. Naast de vertegenwoordiging van de Loonse steden en vrijheden kende dit landje ook de zogenaamde Loonse Staten, het samenwerkingsverband tussen de tweede en derde stand van het land van Loon zonder deelname van de clerus. Deze Loonse Staten vergaderden erg onregelmatig, in de periode 1477-1538 voorzover de bronnen dit prijsgeven slechts één keer: in 1495 op initiatief van de vorst, met name over de betalingswijze van belastingen in het land van Loon. De verhouding tussen de vertegenwoordiging van steden en vrijheden en die Staten is wegens de gebrekkige bronnen niet helder. De steden en vrijheden, die ook werden aangeschreven als •gecommitteerden van de prins-bisschop, van de ridderschap en van het gemene land van Loon' - eigenlijk de aanspreektitel van Loonse 'Staten' -, één keer zelfs als representanten van de drie Staten van het land van Loon, zetelden als vertegenwoordigers van de derde stand alle in deze Loonse Staten. Zo goed als zeker was deze vergadering van 1495 derhalve een uitbreiding van die vertegenwoordiging van steden en vrijheden, meer bepaald met een meer officieel karakter om een principiële beslissing te nemen, die enkel het land van Loon betrof. Om echte Staten ging het hier niet. Een Loonse evenknie naast de Luikse Staten zou trouwens onvermijdelijk voor grote wrijvingen hebben gezorgd. Zulke concurrentie zouden de Luikse Staten nooit naast zich hebben geduld. De organisatie van de steden en vrijheden en de zogenaamde Loonse Staten bestonden naast de Luikse Staten, waarin de Loonse adel en steden eveneens hun plaats hadden. Die organisaties waren complementair. De Luikse Staten legden belastingen op, de zogenaamde Loonse Staten overlegden (in 1495) over de wijze van betaling van bepaalde belastingen en de vertegenwoordigers van steden en vrijheden zorgden ervoor dat het geld effectief werd verzameld. Er namen zelfs gedeputeerden van de Loonse steden en vrijheden als groep - los van de afzonderlijke steden, in elk geval wat Hasselt betreft - aan die Luikse Staten deel. Ook de losse samenwerkingsvormen en overlegkanalen van de top drie van de Dietse steden van het prinsbisdom - het Loonse Hasselt met de Luikse stad Tongeren en de half-Luikse stad Sint-Truiden - stonden niet in tegenspraak met de behandelde fiscaal-financiële organisatie van de Loonse steden en vrijheden. Zowel de vertegenwoordiging 151
van Loonse steden en vrijheden, de Loonse 'Staten' als zelfs het Dietse overleg waren niet alleen uiting van een nationaal verleden, maar droegen ook bij tot het behoud en de bevestiging van de Loonse eigenheid in brede zin en de verdere ontwikkeling van het saamhorigheidsgevoel. De diverse structuren waren echter verre van uitgekristalliseerd, vooral door het hybridische karakter van de institutionele achtergrond van Loon in het Luikse vorstendom (gedeeltelijke unie en gedeeltelijke naasting) en door de verbrokkeling van het Loons-Dietse gebied. Enkel het fiscale land van Loon kende een eigen vertegenwoordiging voor de fiscale problematiek, niet het gehele gebied van het oude graafschap.
Loons, Diets én Luiks Een Luiks nationaliteitsgevoel, ontstaan rond de bisschopszetel, kon zich in de Middeleeuwen ontwikkelen enerzijds door de 'Sens du Pays' (Consilium Patriae) van geestelijken, edellieden en stedelingen, die alsmaar aan inhoud won en die tegenover de vorst een ernstige tegenmacht vormde, zodat in de loop der tijd tussen beide een uitgebalanceerd evenwicht tot stand kwam, en anderzijds door het feit dat het periferisch gelegen prinsbisdom binnen het Heilig Roomse Rijk, met zijn verval van het centrale gezag, een grote autonomie kon uitbouwen. In deze geleidelijk gegroeide Luikse constellatie werd Loon sedert het midden van de veertiende eeuw met gedeeltelijk behoud van zijn eigenheid ingeschakeld. De houding van Loon tegenover Luik verliep volgens een slingerbeweging. Vlak na 1366 heerste er enthousiasme over het opgaan in Luik, maar onder elect Jan van Beieren (1389-1418) kreeg teleurstelling de bovenhand. 4 Na de slag van Othée in 1408 verklaarde de vorst de stedelijke privileges nietig, waarop Hasselt en later de andere Loonse steden het Luikse perron uit hun zegel verwijderden en door het oude grafelijke wapen vervingen. Deze verwijdering van het perron als symbool van de vrijheid werd ons inziens niet vanuit Luik opgelegd, maar was - zoals Lyna schreef een afzetting tegen Luik en een uiting van Loonse profilering. In de opstand van de Kluppelslagers in 1461 onder leiding van Raes 4
Ibidem, p. 102-106, ook voor wat volgt; J. Lyna, 'Het historisch wapen van Limburg', p. 107-110.
152
van Rivieren, heer van Heers, tegen de afpersing van de fiscale procureurs van geestelijke gerechtshoven werkten de Dietse steden dan voor het eerst op aparte wijze samen. Hun vorst waren zij evenwel niet afvallig. De afwijzende houding van Hasselt tegenover de rebellerende compagnons de la tente verte onder leiding van diezelfde Raes in 1465 bewees dat. Maar tijdens het conflict van het prinsbisdom met de Bourgondiërs in diezelfde periode stond Loon niet op één lijn met de rest van het prinsbisdom en dreigden de Loonse steden ermee om zelf met de vijand een overeenkomst te sluiten. Latere voorbeelden van dergelijke aard zijn niet bekend. J. Lyna schreef al dat de zelfstandigheid van het gerecht als geen andere factor het voortbestaan van het oude graafschap heeft verzekerd. 5 Juridisch bestond er een unie met Luik. Daarnaast vormde Loon een aparte financiële omschrijving binnen het prinsbisdom, maar op politiek vlak ging het meer om een inlijving bij Luik. Na de Bourgondische bezetting kon het land van Loon nauwelijks een eigen politieke visie doordrukken. Neem het voorbeeld van Hasselt. Deze stad - in Loon de eerste - kwam in het grotere Luikse geheel terecht en bekleedde in die verruimde context zeker geen eersterangsrol. De Franstalige stad Luik dicteerde de wet en bovendien liet het Luikse politieke kader zijn weerslag ook op de interne organisatie van Hasselt en de andere steden voelen. De Loonse eigenheid, die in het aloude graafschap rond de grafelijke dynastie gestalte had gekregen en al in de overgang van de veertiende naar de vijftiende eeuw opnieuw tot bewustzijn was gebracht, kreeg ook een bijzondere vorm in de Dietse afdeling van de Derde Staat van het prinsbisdom. Daarin vormden de Loonse steden (vooral Hasselt), de Dietse steden Tongeren en Sint-Truiden en de steden van het ambt Stokkem (dat volgens de bronnen evenwel nauwelijks meetelde in dit gezelschap) een eigen vergadercollege. Dit was zeker meer dan een forum, waarin men enkel dezelfde Dietse taal kon spreken. Overleg over Loonse belangen moet daar ongetwijfeld hebben plaatsgevonden. Ook vooraf en nadien, op de heen- en terugreis naar de landdag, mondeling en schriftelijk, in de Loonse 'Staten' of door middel van afgevaardigden van het land van Loon in zijn geheel enzovoorts bestond dit overleg. Dit heeft door de eeuwen heen de Loonse en Dietse saamhorigheid - met grote fluctuaties, dan weer heviger dan weer 5
J. Lyna, Het graafschap Loon, p. 92.
153
sluimerend - evenzeer levendig gehouden, al vertaalde dit saamhorigheidsgevoel zich amper in politieke macht. Toch mag een en ander niet worden overdreven. Of de LoonsDietse eigenheid en dit saamhorigheidsgevoel de Loons-Dietse steden daadwerkelijk en altijd met een visie op langere termijn aan hetzelfde zeel hebben doen trekken en of ze bij machte waren om het stedelijke particularisme en uiteenlopende belangen te overwinnen, is zeer de vraag, laat staan dat de onderlinge samenwerking van die aard zou kunnen zijn geweest dat zij in de genoemde Luikse constellatie ook enig gewicht zou kunnen uitoefenen. Het tekort aan inhoudelijke informatie in de bronnen, zowel inzake procedure en overleg als wat betreft standpunten van of eventuele verstandhoudingen tussen de betrokken deelnemers (Loonse en Luikse of Dietse en Waalse steden), maakt het uiterst moeilijk in dit opzicht definitieve uitspraken te doen. Voor de zestiendeachttiende eeuw, waarvan het bronnenmateriaal toch rijker bewaard bleef, is het al zo moeilijk. Dat in de Luikse Statenvergaderingen van 1477-1538 echter vertegenwoordigers van het land van Loon als geheel verschijnen, naast bijvoorbeeld vertegenwoordigers van een stad als Hasselt, doet toch het sterke vermoeden rijzen dat de grotere steden niet per definitie het belang behartigden van de kleinere steden (zoals Beringen, Bilzen, Borgloon enzovoorts). Deze laatste betekenden zo weinig dat ze niet eens eigen vertegenwoordigers afvaardigden. De Loonse steden spraken dus kennelijk niet met één politieke stem, laat staan dat er permanent convergentie van belangen zou hebben bestaan tussen kleine Loonse stadjes en Dietse steden als Tongeren en Sint-Truiden, die toch in velerlei opzichten meer op Luik waren gericht. Ondanks overleg zou de divergentie van belangen tussen de diverse Loons-Dietse steden zeker bij momenten onderling wel eens groter kunnen zijn geweest dan de Loonse samenhorigheid, die sedert de Romantiek in de literatuur zo werd en wordt verheerlijkt. Ook het afzijdig blijven van het ambt Stokkem in de vertegenwoordiging van het land van Loon wijst op een gebrek aan samenwerking. Niet ondenkbaar is dat de grotere steden zich vaak toch aan de imposante hoofdstad Luik spiegelden, die zoals al gezegd de Derde Staat bijna compleet overvleugelde. De belangen die de Cité ardente tegen de vorst, de clerus en de adel verdedigde, zullen overigens ten dele ook wel in het voordeel van de grotere Loonse en Dietse steden hebben gespeeld. 154
Het gebied van het voormalige graafschap Loon was tegen het einde van de Middeleeuwen én Loons én Diets én Luiks, in zijn algemeenheid genomen zowat alles tegelijk. Nu eens kwam het Loonse aan bod, dan het Luikse, dan weer het Dietse. Niet alleen de gebrekkigheid van de archiefbescheiden en het manco aan wetenschappelijke voorstudies, maar ook dit hybridische karakter maakt dat de historische duiding van het Loons-Dietse land slechts na veel en moeizaam puzzelwerk totstandkomt. Verdere evolutie
De triade Loons, Diets en Luiks moest op termijn ten nadele van de een of andere component uitdraaien, met name in de Moderne Tijden. De vorstelijke macht groeide vanaf het einde van de zestiende eeuw onder de prins-bisschoppen uit het huis van Beieren. In de jaren tachtig van de zeventiende eeuw ontnam Maximiliaan Hendrik aan de steden het recht om zelf hun stadsbestuur te benoemen. De stedelijke vertegenwoordiging in de landdagen verloor derhalve grotendeels haar 'democratisch' gehalte en de bevolking raakte nog verder van het bestuur verwijderd. Ook de verkoop van het ambt van gedeputeerde door de Dietse steden aan Franstaligen droeg daartoe bij. 6 Het vetorecht van de hoofdstad werd bovendien vervangen door een tweede stem in de derde Staat, die daardoor haar impact verloor tegenover de clerus en de adel. 7 Was het economische belang van de steden op het einde van de Middeleeuwen al zo beperkt, in de Moderne Tijden nam het alleen maar af. Verfransing en vervreemding drongen op. De samenstelling van de twee andere Staten werd selecter. De kanunniken verwierven hun zetel via coöptatie en steeds minder adel voldeed aan de criteria voor een plaats in de tweede Staat. Wettelijk en 6
Tot 1766 werd dat ambt aan de meestbiedende - doorgaans een Franstalige - verkocht, maar de Dietse steden stonden niet op één lijn. In dat jaar ondertekenden de Dietse steden een conventie dat elke burgemeester volgens een vaste beurtrol één maand als député in Luik zou zetelen. De overeenkomst werd evenwel niet uitgevoerd en twee kampen stonden tegenover elkaar: enerzijds Borgloon, Hasselt, Maaseik, Sint-Truiden, Stokkem en initiatiefnemer Tongeren en anderzijds Beringen, Bilzen, Bree, Hamont, Herk-de-Stad en Peer. Na enkele jaren getouwtrek werd het ambt vanaf 1783 opnieuw verkocht; J. Grauwels, 'De députés van de Dietse steden in de Luikse Staten', p. 451-462. 7 P. Harsin, 'Gouvernés et gouvernants', p. 81.
155
werkelijk land stonden mijlenver uit elkaar.8 Het spreekt voor zich dat het Loonse element met de daarmee samenhailgende eigenheid in zulke constellatie nog verder verzwakte en Loon steeds afhankelijker van Luik werd. Een naïeve poging om van Luik los te komen, bijvoorbeeld in 1675,9 had geen schijn van kans. Het land was sociaal-economisch en politiek uitgemergeld. De jonge Loonse twijg werd in 1366 op de sterkere Luikse stam geënt, waarop hij wel altijd voldoende kracht mocht en kon behouden om in leven te blijven, maar politiek nooit heeft gefloreerd. De drie elementen Loons, Diets .en Luiks bleven tot in de twintigste eeuw aanwezig. Daarbij werd Loons na de Franse episode van het Departement van de Nedermaas evenwel Limburgs, een opgedrongen benaming van koning Willem I, met Maastricht als hoofdstad. 10 Diets evolueerde in de loop van de negentiende eeuw in Vlaams, waarbij Limburg in toenemende mate aansluiting vond bij het Nederlandstalig-Vlaamse deel van België in plaats van bij het Waalse Luik. Hasselt was en is tot op vandaag de hoofdstad gebleven van de nieuwe provincie. De Luikse component zou sedert 1795 politiek geleidelijk afnemen, hoewel Limburg tot in de beginjaren van de twintigste eeuw sociaal-economisch toch nog sterk op Luik afgestemd bleef en het bisdom Luik bijvoorbeeld pas in 1967 werd gesplitst in een Waals bisdom Luik en een Vlaams bisdom Hasselt.
8
Ibidem, p. 82-83. Chronique de Servais Foulon, abbé de Saint-Trond, p. 225-226; In vertaling: Kroniek van de abdij van Sint-Truiden, p. 193-194; J. Mertens, 'Landcommandeur &!mond Godfried von Bocholtz', p. 324-325. 10 Zie omtrent die benaming W.J . Alberts, Geschiedenis van de beide Limburgen, II, p. 155.
9
156
Zusammenfassung Die Volksvertretung im Land von Loon und dem Fürstbistum Lüttich (1477-1538) Die vorliegende Abhandlung über die Stände- bzw. Volksvertretung in der ehemaligen Grafschaft Loon (Looz) und dem Fürstbistum Lüttich in der Übergangszeit vom Mittelalter zur Frühen Neuzeit möchte die Lücke in der Forschung nach repräsentativen Einrichtungen in diesem Gebiet zum Teil schlie13en. 1. Es bedurfte der Klärung, was man unter 'Loon' zu verstehen hatte und welche repräsentative Organisation auf Looner Ebene fungierte. Eine entscheidende Frage dabei war, ob es sich bei der seit 1366 infolge der Looner Erbfolgekriege bestehenden Zugehörigkeit zum Fürstentum Lüttich urn eine Union oder eine Einverleibung handelte. Die Grafschaft behielt immerhin einerseits ihre eigene Gerichtsbarkeit, ihr eigenes Lehnsgericht und eigene Steuerbestimmungen, andererseits jedoch gehörten Städte und Adel von Loon zu den Lütticher Staaten und die Grafschaft verlor ihre Selbstverwaltung. 2. Zugleich wurde auch untersucht, ob es eine Organisation auf 'dietscher' Ebene gab, und zwar innerhalb der Untertanen des Fürstbischofs, die die mittelniederländische Volkssprache (das 'Dietsch') gesprochen haben (konkret in der ehemaligen Grafschaft Loon mit den Gebieten urn Tongern und St. Truiden, die nicht zur Grafschaft gehört haben). 3. Zum Schluss wollten wir ermitteln, wie die Landtage im Fürstbistum Lüttich (einschlie13lich der ehemaligen Grafschaft und den anderen dietschen Gebieten) verliefen, welche Aufgaben die Staaten schlie13lich übemahmen und wie 'demokratisch' die Volksvertretung im Fürstbistum war. 1. Staatenversammlungen im Fürstbistum Lüttich
Die Staaten steilten eine starke Macht im Fürstbistum Lüttich dar, mit welcher der Fürst stets zu rechncn hatte. Gemessen an heutigen Mafistäben war die demokratische Reichweite der Staaten gering. Der erste Stand wurde im Fürstbistum durch die beschränkte Anzahl Kanoniker des Domstifts von St. Lambertus in Lüttich 157
vertreten, der zweite Stand durch eine erlesene Gesellschaft von Edelleuten und der dritte Stand durch die privilegierten Städte, mit Ausnahme von Dinant, Hasselt, Huy, St. Truiden (St. Trond), Tongern und der Hauptstadt Lüttich, alles kleinere Städtchen. Wie sah eine durchschnittliche Versammlung der drei Stände oder ein Landtag aus? Wenn der Fürstbischof es für notwendig erachtete - etwa zweimal pro Jahr -, liefi er den Beteiligten der drei Stände eine Woche vorher durch Einladungsschreiben Datum und Ort der Zusammenkunft bekanntgeben, ebenso die Tagesordnung des Landtages. Letzteres war notwendig, wei! sich die Teilnehmer vorbereiten mussten und die Abgeordneten der Städte von ihrer Stadtverwaltung ein Mandat bekamen, das in den meisten Fällen nur die vorgeschlagenen Themen beinhaltete. Möglicherweise ergriff der Fürstbischof die Initiative nach Rücksprache rnit dem Dechant des Stifts von St. Lambertus. Die Teilnehmer trafen am Abend vor dem Landtag am Ort der Zusammenkunft, meist Lüttich, ein. Möglicherweise kamen die Vertreter von Loon und anderen dietschen Städten schon vorher zusammen. Am Tag darauf wurden die Vorschläge des Fürstbischofs den Mitgliedem der Staaten zunächst mündlich in französischer Sprache und daraufhin allen Teilnehmern in ihrer Verkehrssprache schriftlich übermittelt. Meistens übernahm diese Aufgabe der Fürst selbst, manchmal auch der Siegelbewahrer oder der Kanzler. Wenn Vertreter ausländischer Würdenträger am Landtag teilnahmen, sorgten diese für die Mitteilung und Erklärung der für sie wichtigen Themen. Neben den Vorschlägen wurden den Staaten eventuell noch wichtige Unterlagen vorgelegt. Am Nachmittag begannen die Stände getrennt zu beraten. Die Städte teilten sich in zwei Sprachgruppen, eine wallonische und eine niederländische, und formulierten jeweils eine Antwort, woraus später ein gemeinsamer Standpunkt entwickelt wurde. In der Plenarsitzung versuchten die drei Staaten zu einem Kompromiss zu kommen. Dementsprechend musste dazu der ursprüngliche Beschluss jeder Gruppe gesondert ausgefeilt werden. Falls nötig, mussten die Abgeordneten zur Rücksprache Kontakt mit daheim aufnehmen, und wenn über eine Sache beraten werden musste, wofür ihr Mandat unzureichend war, konnte man zu keinem Resultat gelangen. An die Beratung konnten Forderungen gekoppelt werden, doch
158
so einfach vorstellen, als hätte der Fürst ein Ansuchen vorgetragen und die Staaten hätten daraufhin ihre Beschwerden geäufiert. Die Beratung konnte auf Anfrage des Fürsten auch im kleineren Kreis stattfinden. Von jedem Stand kamen dann einige Beteiligte zusammen, die miteinander über die Vorschläge diskutierten und nachher jeder seinem Stand darüber Mitteilung machte. Wenn die besprochene Angelegenheit schwierig oder zeitraubend war, konnten Fürst oder Stände dazu übergehen, das Thema nach dem Landtag, der insgesamt einen oder mehrere Tage dauerte, in einem Abgeordnetenrat auszuarbeiten. Diese Arbeitsgruppen waren aus Mitgliedern der drei Stände zusammengesetzt und können als Vorläufer der 'beständigen Deputation' gesehen werden, die zu Anfang des siebzehnten Jahrhunderts ihre feste Form erhielt. Das Stift und der Adel fassten Beschlüsse durch Abstimmung pro Person. Die Abgeordneten derselben Stadt verfügten über nur eine einzige Stimme und diejenigen von Lüttich über ein Vetorecht. Innerhalb jedes Standes musste eine Mehrheit erzielt werden und ein Beschluss konnte erst durchgeführt werden, wenn sich die drei Stände einig waren. Im Gegensatz zu beispielsweise Flandern oder Brabant hatten die Abwesenden keine Möglichkeit des Einspruchs. Auch für sie galt der gefasste Beschluss. Über Häufigkeit und Dauer der Anwesenheit auf den Landtagen kann keine Aussage gemacht werden. Die Stadt Hasselt wurde beispielsweise in der Regel durch ihre Bürgermeister vertreten. Die Tatsache, dass die Delegierten in den Stadtrechnungen erscheinen, weist darauf hin, dass die Städte selbst und nicht der Fürst für die Kosten aufkamen. Die Verkehrssprache auf den Landtagen war Französisch, für die niederländisch sprechendenjedoch das Dietsch. Jeder Beteiligte bekam die Unterlagen in seiner Sprache: Französisch, Dietsch oder Latein. Das Land von Loon bildete in mancher Hinsicht eine separate Einheit im gröfieren Ganzen von Lüttich. Neben den Abgeordneten aus Hasselt waren auch gemeinschaftliche Vertreter aus dem Land von Loon auf den Landtagen anwesend. Möglicherweise vertraten sie zugleich auch die Delegierten der kleinen Looner Städte, die dann selbst keine eigenen Vertreter entsandten. Die Looner Städte konnten auch separat ruit dem Fürstbischof tagen. Obwohl das Land von Loon durch die eigene Sprache, seine gemeinsame Vergangenheit und die eigene Gruppendelegation auf jeden Fall seine Eigenheit herauskehrte, kann auf der Basis der sehr dürftigen 159
Quellen kein spezifischer Einfluss dieses Landes auf die Lütticher Staaten festgestellt werden, vielleicht auch deswegen, weil das Land in Lüttich vor allem die 'dietsche Karte' zog, urn einigen Einfluss ausüben zu können. Auch auf dietschem Niveau, eigentlich zwischen den Städten Tongern, St. Truiden und Hasselt, gab es Vereinbarungen über Zusammenarbeit. Die dietschen Städte berieten separat über die Vorschläge des Fürsten. Au13erhalb der Versammlungen hielten die drei genannten Städte regelmäfüg Kontakt und Rücksprache über Themen, die für das Fürstbistum wichtig waren. Sie zogen auch gemeinsam zu den Landtagen. Dass die dietschen Städte in Lüttich von einiger Bedeutung waren, ist nicht unmöglich, doch geht dies nicht eindeutig aus den spärlichen Quellen hervor. Es scheint möglich, dass Tongern und St. Truiden sich seit der Looner Verbindung mit Lüttich im Jahre 1366 mehr als zuvor als dietsche Städte profilierten, weil sie in den Looner Städten Verbündete fanden. Die Vertreter der ehemaligen Grafschaft Loon ihrerseits werden wohl erkannt haben, dass sie mit Unterstützung von Städten wie Tongern oder St. Truiden mehr erreichen konnten. Die Lütticher Staaten besal3en weitgehende Kompetenzen. Sie bestimmten gemeinsam mit dem Fürsten die Innen- und Au13enpolitik. Ein Gesetz kam nur nach Übereinstimmung des Fürsten mit den Staaten zustande und Steuern konnten ausschlieBlich nach deren Zustimmung erhoben werden. Der Fürstbischof musste sich mit den Staaten in Kriegs- und Friedenssachen verständigen und in Fragen, welche die innere Sicherheit des Landes betrafen. Auch beim Konzipieren der Währungspolitik holte er gelegentlich ihren Rat ein. Schliel3lich gehörten Gerichtsverfassung und Rechtsprechung zu ihren Prärogativen. Urn die Lütticher Staaten einordnen und verstehen zu können, muss komparativ vorgegangen werden. Versuchen wir deshalb, die Lütticher Art der Volksvertretung in eine der fünf Typen zu kategorisieren, wie sie W. P. Blockmans modellhaft angibt. Der Autor geht im allgemeinen und apriori davon aus, dass einerseits eine Verbindung besteht zwischen a. einer Prädomination von Adel und Klerus, b. einer sehr niedrigen repräsentativen Tätigkeit, die in grol3en Einheiten organisiert ist und c. einer Einschränkung auf fiskalische und allgemein-politische Funktionen; und andererseits eine Verbindung besteht zwischen a. einem Übergewicht von 160
Städten, b. einer hohen repräsentativen Tätigkeit in kleineren Einheiten und c. einem sehr breiten Wirkungsfeld, das hauptsächlich wirtschaftlich ausgerichtet ist. Die Lütticher Staaten halten die Mitte zwischen diesen beiden Kombinationen. Der Klerus - das Domstift von St. Lambertus - und die Stadt Lüttich, die im dritten Stand Vetorecht besa.13, dominierten. Es gab eine relativ hohe repräsentative Tätigkeit und einen weiten Aktionsradius. Eine Ausnahme bildete dabei nur die Wirtschaftspolitik, die bis auf die Münzpolitik ausgeschlossen blieb. Damit kann die Lütticher Volksvertretung am ehesten in die zweite Kategorie der fünf Typen von W. P. Blockmans Einteilung eingestuft werden, die Anwendung findet, wenn in einer überwiegend ländlichen Gegend ein Produktionsüberschuss entstand. Händler traten auf, brachten aber die statischen Verhältnisse in den ländlichen Produktionszonen nicht wesentlich durcheinander, weil sich die kommerziellen Funktionen auf Städte kleinen Umfangs konzentrierten. Die repräsentative Tätigkeit bestand aus einer reibungslosen Zusammenarbeit von Gro.13grundbesitzern (Adel und Klerus), Städtern und Vertretern der Obrigkeit. Das Tätigkeitsfeld war breit und die Versammlungsfrequenz lag zwischen einmal und fünfmal pro Jahr. Dieser Typus hält die Mitte zwischen dem einer vollständig ländlichen Form des Zusammenlebens und dem eines ausgesprochen verstädterten Gebietes wie Flandern und Brabant. So manches wirft ein neues Licht auf die Genese der Lütticher Staaten. Ihre Entstehung bedingte eine Ausweitung des fürstlichen Rates, der seine Befugnisse im Laufe des Mittelalters zum Nachteil des Fürsten wachsen sah. Im Gegensatz zu Flandern und Brabant, wo die Städte ein deutliches Übergewicht besa.13en, dominierten in Lüttich zur Gänze die Kanoniker von St. Lambertus. Die Städte des Fürstbistums kamen erst als letzte Gruppe zum Sens du Pays, dem Diskussionsforum des Fürsten und der Stände. Das Fehlen einer gemeinsamen Handels- und Gewerbepolitik in den Lütticher Staaten muss zum beschränkten Einfluss der Städte - ausgenommen Lüttich - beigetragen haben. Die Städte wiederum konnten durch ihre schwache wirtschaftliche Stellung auch keine gro.13e politische Macht ausüben. Es gab zwischen beiden unverkennbar eine Korrelation.
161
Auftrag der Lütticher Staaten ein und erhob andererseits Looner Steuern nach vorheriger Zustimmung des Fürstbischofs, bezahlte Anleihen und Schulden zurück und löste selbst diesbezügliche Probleme, falls nötig auf dem Rechtsweg. Als Land verfügte Loon nicht über ein autonomes politisches Verfügungsrecht. Looner Städte wurden bei der Beschlussfassung zwar einbezogen, doch auf das höhere Niveau der Lütticher Staaten verwiesen. Trotzdem ist die Looner Organisation von Städten und gröfieren Herrschaften eine Form der Volksvertretung, wenn auch nicht in dem politischen Sinn wie W. P. Blockmans sie forrnulierte. Die Einflussreichsten des Looner Landes profilierten sich und sahen sich selbst als Vertreter der gesamten Bevölkerung dieses Landes. Neben der Vertretung der Looner Städte und Herrschaften gab es in diesern Ländchen auch die sogenannten Looner Staaten, eine Arbeitsgerneinschaft zwischen dem zweiten und dritten Stand des Looner Landes ohne Teilnahme des Klerus. Diese Looner Staaten versarnrnelten sich nur gelegentlich, in der Zeitspanne von 1477 bis 1538 laut Quellen nur ein einziges Mal, närnlich irn Jahre 1495 auf Initiative des Fürsten, die sich auf die Art der Steuerzahlung im Land von Loon bezag. So gut wie sicher bedeutete diese Versammlung eine Erweiterung der Vertretung von Städten und Herrschaften, genauer gesagt urn einen prinzipiellen Beschluss auf feierlichere Weise zu fassen, der nur das Land von Loon betraf. Urn wirkliche Staaten ging es hier nicht. Neben der Organisation der Städte und gröfieren Herrschaften und den sogenannten Looner Staaten gab es die Lütticher Staaten, worin ebenfalls Adel und Städte von Loon ihren Platz einnahmen. Die Organisationen waren kornplementär. Die Lütticher Staaten erhoben Steuem, die sogenannten Looner Staaten beratschlagten (1495) über die Art und Weise der Bezahlung bestimmter Steuem und die Vertreter der Städte und Herrschaften sorgten dafür, dass das Geld effektiv eingesammelt wurde. Auch die lockeren Arbeitsformen und Verhandlungskanäle der Spitze der dietschen Städte des Fürstbistums - die Looner Stadt Hasselt rnit der Lütticher Stadt Tongern und der Halb-Lütticher Stadt St. Truiden standen nicht im Gegensatz zu den behandelten fiskalischfinanziellen Organisationen der Looner Städte und Herrschaften. Sowohl die Vertretung der Städte und Herrschaften von Loon, die Looner 'Staaten' als auch die dietsche Beratung waren nicht nur Ausdruck einer nationalen Vergangenheit, sondem trugen auch bei 164
zur Erhaltung und Affirmation der Looner Eigenheit im weiteren Sinne und zur Weiterentwicklung des Zusammengehörigkeitsgefühls. Die diversen Strukturen waren jedoch alles andere als ausdifferenziert, vor allem durch die Zerstückelung des LoonerDietschen Gebietes und den hybriden Charakter des institutionellen Hintergrundes von Loon im Lütticher Fürstentum. Im juristischen Sinn gab es eine Union mit Lüttich. Daneben bildete Loon einen gesonderten finanziellen Bereich innerhalb des Fürstbistums, doch auf politischer Ebene ging es eher urn eine Lütticher Einverleibung. Nur das fiskalische Land von Loon hatte eine eigene Vertretung für die Finanzproblematik, nicht aber das ganze Gebiet der alten Grafschaft. Das Gebiet der ehemaligen Grafschaft Loon war gegen Ende des Mittelalters sowohl durch Looner, Dietscher als auch Lütticher Elemente geprägt. Einmal kam die Looner oder Lütticher, dann wieder die dietsche Art zum Vorschein. Nicht nur die mangelhaften Archivunterlagen und das Fehlen wissenschaftlicher Vorstudien, sondern auch dieser hybride Charakter haben zur Folge, dass die historische Deutung des Looner-Dietschen Landes nur nach vieler mühsamer Puzzlearbeit zustande kommt.
165
166
Résumé La représentation populaire au pays de Looz et dans la principauté de Liège (1477-1538) La présente étude, relative à la représentation populaire dans }'ancien comté de Looz et la principauté de Liège durant la transition entre le moyen äge et les temps modernes, veut palier en partie l'indigence des recherches à l'égard des institutions représentatives dans ce domaine. 1. Il n'était pas clairement établi ce qu'il fallait comprendre sous le terme Looz, ni quelle organisation représentative fonctionnait à l'échelon du comté. Il serait pertinent à ce propos de savoir si Ie ressort de Looz à la principauté de Liège depuis 1366, suite aux guerres de succession, signifie davantage une union qu'une annexion. Certes, d'une part le comté conservait sa propre juridiction, sa cour féodale et sa circonscription fiscale. Mais, d'un autre cóté, les villes et la noblesse lossaines appartenaient aux États de Liège et le comté avait perdu son autonomie de gestion. 2. En outre, on a cherché s'il existait une organisation au niveau thiois, c'est-à-dire entre les sujets 'néerlandophones' de la principauté (!'ancien comté de Looz, avec les régions de Tongres et de Saint-Trond). 3. Enfin, nous voulions découvrir comment se déroulaient les Journées des États de Liège, de quelles täches ceuxci se chargeaient-ils eux-mêmes en définitive et quel degré de 'démocratie' trouvait-on dans la représentation populaire au niveau de la principauté. 1. Les sessions des États en principauté de Liège Les États constituaient un pouvoir fort en principauté de Liège. Le prince devait donc sérieusement les prendre en compte. À l'aune de nos critères contemporains, la teneur démocratique des États était faible. Dans la principauté, l'état primaire était représenté par le groupe restreint des chanoines du chapitre cathédral de SaintLambert à Liège, Ie deuxième état par un cercle sélectionné de membres de la noblesse et l'état tiers par les villes privilégiées, 167
outre Dinant, Hasselt, Huy, Saint-Trond, Ton gres et la capitale Liège, des villes plus modestes. À quoi ressemblait une session ordinaire des trois états ou Journées d'États? Lorsque le prince-évêque l'estimait nécessaire pratiquement deux fois par an -, il faisait porter à la connaissance des membres des trois états une semaine à !'avance, via des lettres de convocation, la date et Je lieu de l'assemblée, ainsi que l'ordre du jour des Joumées d'États. Celui-ci était nécessaire, car les participants devaient se préparer et les députés des villes recevaient un mandat de leurs autorités urbaines qui, dans la plupart des cas, ne dépassait pas le traitement des thèmes proposés . L'initiative du prince-évêque était prise en concertation ou non avec le doyen et Ie chapitre de Saint-Lambert. Après une éventuelle réunion préalable, par exemple des villes thioises, les participants arrivaient le soir précédant !'ouverture des Journées dans la localité ou se tiendrait l'assemblée, généralement à Liège. Le jour venu, les membres des états étaient informés des propositions du prince-évêque, oralement en français, et par écrit chacun dans sa langue véhiculaire. Généralement, le prince le faisait en personne, parfois il était remplacé par le garde des sceaux ou le chancelier. Lorsque des représentants de hauts dignitaires étrangers prenaient part à la Journée, ils veillaient à cornmuniquer et à expliquer les objets qui revêtaient une certaine importance à leurs yeux. A cóté des propositions, d'autres documents importants étaient encore éventuellement portés à la connaissance des États. Après midi commençaient les délibérations par état. Les villes se divisaient en deux groupes linguistiques, wallon et thiois. Ils formulaient chacun une réponse à partir desquelles on élaborait ensuite un point de vue commun. En séance plénière, les trois États tentaient de parvenir à un compromis. Par conséquent, la résolution initiale prise individuellement dans chaque groupe devait être harmonisée. Les délégués des villes devaient, si nécessaire, prendre contact avec leurs mandants respectifs pour se concerter et lorsqu'ils devaient délibérer sur une affaire incomplètement couverte par leur mandat, ils ne pouvaient aboutir à une conclusion. Si la délibération était éventuellement assortie d'exigences, en aucun cas on ne peut simplifier la vision du processus en une demande d'aide par le prince à laquelle les États répondraient en faisant connaître leurs griefs. 168
À la requête du prince, la délibération pouvait aussi se dérouler dans un cercle restreint. Alors quelques membres de chaque état se réunissaient pour discuter des propositions et ensuite émettre un avis à leur État respectif. Lorsque la matière discutée était complexe ou nécessitait beaucoup de temps, le prince ou les États pouvaient prendre l'initiative de revenir sur la question avec une commission de députés, après les Joumées d'États, qui ne duraient qu'un seul jour, ou quelques-uns au maximum. Ces groupes de travail étaient composés de membres des trois états et devaient être considérés comme des précurseurs de la 'députation permanente',
169
très lacunaires, probablement aussi parce qu'à Liège on jouait surtout la carte thioise pour pouvoir exercer quelque influence. Au niveau thiois, notamment entre Tongres, Saint-Trond et Hasselt, existait également un accord de coopération. Les villes thioises délibéraient séparément sur les propositions du prince. En dehors des réunions, les trois villes prenaient régulièrement contact et se concertaient sur des affaires importantes pour la principauté. Elles se rendaient ensemble aussi aux Journées d'États. Il n'est pas impossible que les villes thioises aient pu jeter leur poids dans la balance liégeoise, mais cela ne ressort pas des sources, peu loquaces. Il ne paraît pas invraisemblable que Tongres et SaintTrond se fussent profilées comme thioises dès Ie rattachement de Looz à Liège en 1366, plus qu'auparavant, parce qu'elles trouvaient un allié dans l'état tiers lossain. De leur cöté, les représentants de l'ancien comté de Looz auraient bien eu conscience qu'ils deviendraient plus forts avec l'aide de villes telles que Tongres et Saint-Trond. Les États de Liège disposaient de compétences étendues. lls décidaient avec le prince des affaires politiques intérieures et étrangères. Une loi ne devenait exécutoire qu'après accord du prince avec les États et les impóts pouvaient être levés uniquement après leur consentement. Le prince-évêque devait les consulter dans les affaires relatives à la guerre et à la paix, ainsi que dans les matières touchant à la sécurité intérieure du pays. Pour la définition de la politique monétaire, il recueillait également leur avis. Enfin, l'organisation judiciaire et l'élaboration du droit judiciaire ressortissaient aussi à leurs prérogatives. Une méthode de travail comparative est particulièrement indiquée pour situer les États de Liège et pouvoir les comprendre pleinement. C'est pourquoi nous tentons de classer le mode liégeois de représentation populaire sous l 'une des cinq catégories proposées par W.P. Blockmans comme modèle. L'auteur affirme généralement et d'emblée qu'il existe d'une part une corrélation entre a. une prédominance de la noblesse et du clergé, b. une activité représentative très faible, organisée en grandes entités et c. une limitation aux fonctions fiscales et de politique générale; et d'autre part une connexité entre a. une supériorité des villes, b. une forte activité représentative dans des groupements plus restreints et c. un terrain d'action très élargi, surtout à vocation économique. Les 170
États liégeois se situent à mi-chemin entre ces deux combinaisons. Le clergé - Ie chapitre cathédral de Saint-Lambert - et la ville de Liège, disposant du droit de veto au sein de l'état tiers, dominaient l'assemblée. Une activité représentative relativement développée s'organisait dans les grandes entités, qui disposaient d'un large terrain d'action, à l'exception de la politique économique (sauf en matière monétaire). Sur base de ce constat, la représentation populaire liégeoise sera de préférence classée sous la deuxième des cinq catégories de la nomenclature de W.P. Blockmans. Ce cas de figure est notamment d'application dans une société essentiellement rurale, lorsque apparaissait un surplus de production. Les commerçants se manifestaient, mais ne bouleversaient pas les rapports statiques dans les zones rurales de production, parce que les fonctions commerciales étaient concentrées dans des villes de faible envergure. L'activité représentative apparaît comme une collaboration souple entre les grands propriétaires fonciers (noblesse et clergé), les citadins et les représentants de l'autorité. Le champ d'action était vaste et la fréquence des réunions allait d'une à cinq fois par an. Ce type de situation se plaçait entre celui d'une symbiose rurale totale et celui d'un territoire nettement urbanisé, à l'instar de la Flandre et du Brabant. L'un et l'autre jettent une nouvelle lueur sur la genèse des États liégeois. Il s'agissait d'une extension du conseil princier, qui vit croître ses compétences au cours du moyen äge au détriment du prince. Contrairement à la Flandre et au Brabant, ou les villes détenaient une supériorité prépondérante, les chanoines de SaintLambert dominaient Ie pays de Liège tout entier. Les villes de la principauté épiscopale n'appartenaient au Sens du Pays, Ie forum de discussion du prince et des états, que comme dernier interlocuteur. L'absence d'une politique commerciale et industrielle commune aux États de Liège devait avoir contribué à cantonner l'influence des villes, excepté Liège. Inversement, les villes pouvaient aussi se révéler d'un faible poids politique en raison de leur position économique faible. Une corrélation entre les deux existait indéniablement.
171
2. La représentation lossaine des villes et franchises et les 'États' de Looz
La thèse de J. Lyna sur la représentation lossaine doit être revue fondamentalement au terme d'une enquête circonstanciée des sources souvent défectueuses. Le plus ancien organisme ne datait certainement pas de 1490. On trouve la première mention en 1487. Mais pour des raisons pratiques de payement des impöts, il doit y avoir eu une organisation spécifique dès avant la guerre civile (1480-1492). Il n'est pas impensable que le développement de la représentation lossaine ait connu une accélération, suite à cette guerre. En effet, le pays de Looz conclut alors des emprunts par la force des choses qu'il dut rembourser par la suite. Mais un accord de coopération, voire un organe représentatif, devait déjà intervenir dans ce cadre. Ce fait éclaircit quelque peu l'existence ou l'apparition du pays de Looz en tant que circonscription fiscale. Nous constatons que celui-ci ne correspondait pas au quartier fiscal de Looz, qui comprenait également du point de vue de Liège, le pays de Stokkem. C'est pourquoi la thèse selon laquelle au bas moyen äge le quartier fiscal de Looz est divisé, voire démembré, au niveau interne en deux circonscriptions - le pays de Looz et le pays de Stokkem - nous semble plausible. Pour mener à bien les compétences fiscales dans le pays de Looz - sous surveillance liégeoise -, les plus puissants du pays avec Hasselt, la capitale de fait en tête, se sont manifestés comme représentation. Celle-ci ne peut être regardée comme une représentation nationale, au sens d'une émanation de !'ensemble du comté de Looz d'antan. Il s'agit ici du pays fiscal de Looz. Le pays de Stokkem n'en faisait pas partie, bien que les représentants du pays de Looz levaient les impóts également sur ce territoire. Quelques fiefs et un certain nombre d'entités hesbignonnes, ou Ie droit lossain était en vigueur, n'en dépendaient pas non plus. Inversement, il y avait des parties de territoire qui n'avaient pas appartenu au comté de Looz et qui cependant faisaient partie du pays fiscal de Looz. La représentation n'était certainement pas totalement développée en tant qu'institution durant les premières décennies du XVIe siècle. Un calendrier fixe des réunions faisait défaut, ce qui ne signifie pas que les séances n'avaient pas lieu fréquemment. Sur 172
une initiative émanant de l'un ou l'autre partie, on se réunissait pour résoudre immédiatement les problèmes financiers, bien qu'à eet égard, le prince-évêque et Hasselt, entre qui régnait une bonne entente, attiraient l'initiative vers eux. On peut distinguer deux sortes de réunions: d'une part, les assemblées directes avec des gens compétents et généralement élus directement par la population dans les villes, ammanies et seigneuries du pays et, d'autre part, les réunions plus fréquentes de la députation, qui était choisie par Ie premier groupe et formait une sorte de collège restreint. Il existait en outre des formes hybrides, entre les deux organes, ainsi que des variantes de chacun des deux. Les participants aux réunions représentaient relativement bien !'ensemble du territoire du pays de Looz, quoiqu'il y eût des contradictions dans les critères donnant droit de représentation aux communautés concernées. Ces spécificités étaient liées à des facteurs comme la situation, la tradition, la grandeur, l'ampleur de l'effort financier et l'influence. La ville de Hasselt jouait un röle dirigeant dans la circonscription lossaine. La ville formait une combinaison d'atouts, tels qu'une position centrale et une implantation le long d'axes de circulation. Ces avantages permirent au centre de se développer pour devenir la première ville du comté et du pays de Looz, après la chute du chateau fort comtal de Looz en 1179. Le fait que la ville de Hasselt était consciente de son röle de pivot ressort directement de sa politique expansionniste et stratégique mûrie en matière de bourgeoisie foraine en Campine lossaine concurrente, ou, aux XVe et XVIe siècles, l'on distinguait à peine les petites villes environnantes des villages, en terme d'activité économique. S'agissant de Hasselt, on ne doit cependant pas penser à une grosse ville. Elle était d'aspect peu impressionnant, avec une population d'environ 3.000 habitants seulement intra muros. Au bas moyen äge, au pays des aveugles, les borgnes sont rois. Hasselt était en effet plus que Ie primus inter pares. Du reste, encore par-delà son apogée, la ville dirigeait la représentation lossaine, fournissait l'infrastructure et les fonctionnaires de haut en bas, veillait au professionnalisme de son administration par Ie truchement d'universitaires de formation, contribuait financièrement plus que les autres et servait d'intermédiaire entre le prince et Ie pays. 173
L'organisation lossaine effectuait presque exclusivement des exécutions au niveau fiscal et financier. Les compétences n'allaient pas plus loin que la solution des problèmes présents et passés, notamment sur ce terrain fiscal et financier. La représentation lossaine encaissait d'une part les impöts liégeois sur l'ordre des États de Liège et d'autre part elle levait des impöts lossains après approbation préalable du prince-évêque, remboursait les emprunts et les dettes et réglait les problèmes à ce sujet, même par la voie juridique si nécessaire. En tant que pays, Looz ne disposait pas du pouvoir de mener une politique autonome. Les villes lossaines étaient bien impliquées dans le processus décisionnel, mais en intervenant à un niveau plus élevé, celui des États de Liège. Toutefois, l'organisation lossaine des villes et franchises était une forme de représentation populaire, bien qu'elle ne fût pas au sens politique formulé par W.P. Blockmans. Les forces les plus influentes du pays lossain se définissaient et se voyaient ellesmêmes comme des représentantes de teute la population du pays. À cöté de la représentation des villes et franchises lossaines, ce petit pays connaissait ce que l'on appelait également États lossains, !'alliance du deuxième et du tiers état du pays de Looz, sans participation du clergé. Ces 'États' lossains se réunissaient très occasionnellement, une seule fois seulement durant la période 14771538, dans la mesure ou les sources le divulguent: en 1495, à l'initiative du prince, notamment à propos du mode de payement des impöts au pays de Looz. Il est à peu près sûr que cette réunion fut une extension de la représentation des villes et franchises, plus spécialement avec un caractère plus solennel pour prendre une décision fondamentale concernant exclusivement Ie pays de Looz. Il ne s'agissait pas ici de véritables États. L'organisation des villes et franchises et les 'États' lossains existaient à cöté des États de Liège, ou la noblesse et les villes lossaines avaient également leur place. Ces organismes étaient complémentaires. Les États de Liège imposaient les charges fiscales, les 'États' lossains délibéraient (en 1495) sur le mode de payement de certaines impositions et les représentants des villes et franchises veillaient à ce que les sommes soient effectivement réunies. Les collaborations informelles et les canaux de concertation au sommet de trois des villes thioises de la principauté Hasselt, la lossaine, ainsi que la ville liégeoise de Tongres et la 174
demi-liégeoise de Saint-Trond -, n'entraient pas en opposition avec l'organisation traitant les aspects fiscaux et financiers des villes et franchises lossaines. Aussi bien la représentation des villes et franchises lossaines, que les 'États' lossains ou la concertation thioise elle-même étaient non seulement l'expression d'un passé national, mais contribuaient aussi au maintien et à l'affirmation de la spécificité lossaine au sens large et au développement ultérieur du sentiment de cohésion. On était cependant encore loin d'une cristallisation des diverses structures, surtout en raison du morcellement territoria! du pays lossain-thiois et du caractère hybride du cadre institutionnel lossain dans la principauté de Liège. Juridiquement, il existait une union à Liège. Par ailleurs, Looz formait une circonscription financière séparée au sein de la principauté, mais sur le plan politique, on se trouvait plutöt en présence d'une incorporation à Liège. Seul Ie pays de Looz, et non pas !'ensemble du territoire de !'ancien comté de Looz, connaissait une représentation propre pour les questions fiscales. Vers la fin du moyen àge, Ie territoire de !'ancien comté de Looz était tout à la fois lossain, thiois et liégeois. Dans le pays, entrait en ligne de compte tantöt l'élément lossain, tantöt l'élément liégeois, tantöt l'élément thiois. Non seulement, l'indigence des documents d'archives et !'absence d'études scientifiques préliminaires, mais aussi le caractère hybride implique que l'explication historique du pays lossain-thiois ne puisse se réaliser qu'après un long et laborieux travail de reconstitution du puzzle.
175
176
Bij lage 1. Landdagen van het prinsbisdom Luik (1477-1538)
Referentie
Initiatief
Luik
Pb.
Herstel v.h. oude regime (bul v. paus Paulus Il). hospitalen en armenzorg. bevoegdheden pb. en Staten, o nderdanen hebben voorrang bij benoemingen. vrede, kapittel opnieuw in Luik, j ustitie, emigrnnten. confiscatie v. goederen. belastingen zoveel mogelijk verm inderen. herstellingen
Daris XV. p. 484-485: Harsin L p. 42
Luik
Pb
Samenzweerders verbannen en hun goederen geconfi squeerd, inrichting v.h. jaarlijkse feest v.d. triomf v.d. pb. over de samenzwering
Oaris XV, p. 489
Belasting voor de verdediging v.d . hoofdstad en hel land. neutraliteit
Daris XV, p. 491
Luik
Pb.
Neutral iteit
Daris XV. p. 49 1
5. Scp 1478
Luik
Pb.
Belastingen
Daris XV. p. 492
6. 10 jan 1479
Lu ik
Ambassadeur naar de Franse koning
Daris XV. p. 493
7. 10 juli 1479
!Luik
Pb.
Neutraliteit. bandecrcet 1c2.cn samenzweerders. verbod twt:cdrnchl te veroorzaken. enkel publiekt:. fu nclionarissen mogen livreien dragen. goedki.:uring v . voorsldlen v.d. pb. tegen Frankrijk. samenzweerders en Willem v.d. Marck
Daris XV. p. 493-494
Pb.
Lijfwacht voor de pb. tegen Willem v.d. Marck
Daris XV. p. 495
Relatie met Frankrijk inzake de emigranten n.a.v. brief v.d. Franse koning
Daris XV. p. 497
3. 15 feb 1478 4.
8.
13
maa
1478
Luik
24 ju ni 1480
9. Dcc 1480
[Lu;k
10. 10 maa 148 1 11. 29 juni 148 1
......
Taal !Aard v.d. bron
Plaats
1477
2. 22 okt 1477
-.....) -.....)
Deelnemers Hasselt !Onderwerp
Datum
19 apr
1.
Neutraliteit onderhouden. uitspraken v.h. gcreehlshof respecteren
Daris XV. p. 498
Pb.
Garnizoenen vers!erkcn. beklag over de commandant v. Agimont
Darîs XV, p. 498
12. 14 nov 1482
Luik
Deken en knpittel
Keuze Willem v.d. Marck als momber v.h. land, andere
Uitnod ig ing (10 nov)
J.Gr.
13. 14 mei 1483
Luik
Vice-deken. kapitlel en Luikse magistraat
Vrcdcs,•erdrag met Filips v. Kleef
Uitnodiging (7 mei)
J.Gr.: Daris XV, p. 564
1
...... -....}
00
r·
3 aug 1483
IDics1
Stads rckcning
Mr. Jannes l-lcntcns M r. Jan Custers Merlemont
Gedeputeerden naar Rome voor de restauratie, bewaring en tocs1and v.d.
15. 24 n ov 1483
kerk. de
16. 24 j a n 1484
Luik
17. 28 mei 1484
Luik
ISrntcn
18. 7 j an 1485
19. 8 maa 1485
Luik
20. Kort n:.i 23 a ug 1485
Luik
Daris XV. p. 56 8
hoorctstad en het prinsb isdom J .G r. ; OAH 484. t: 2 \ v
We lvaart v.h. l:md
Ui1nodiging ( 16 jan)
Oo1atic pb.. betaling vredesverdrag
Brief aan dt= Loonse s1edcnlJ .G r.: Daris XV. p. 575
Verzoek v.d. Loonsc s1edcn, Vrede v Tongeren
Brief v.d. Staten aa.n H. en IJ.Gr. de nndcre Loonse steden
LvL moet 3.000 gl. belalcn aan Everhard v.d. Marck als aandee l in de 10.000 gl.
N
Brief v.d . Staten (ook IOA.H 132: J .Gr. Franse brief daarover v. 23 apr 1485)
He nog Maximiliaan als voo rzitter v.d. onderhandelingen tussen de pb. en
Daris XV. p. 581
de hoofds1ad aangeduid
Bekrachtiging v.d. decreten. die de drie Staten tijdens de onrusten lJitgevaardigd hebben
21r 7 sep 1485 22. 21 d ec 1485
OAH 485, f. 17v
!Maastricht
Brief v.h. kapittel en de stad Luik aan H .. die ongerust was voor de veilighe id o nderweg
N iet aangegeven
3 JUii 1487
Oaris XV. p. 582
IJ.Gr.
Daris XV. p. 590
Publicatie v.d . Vrede v. Saint-Jacques
123 24 11 n ov 1487
L uik
L uikse
Uitnodiging (9 nov)
Jacques v . C roy
J.G r.
magistraat 1
12s. 15(of10 ?) dec 1487
Luik
Pb.
N iet aangegeven
Dringende uitnodiging v.d . IO A H 132 pb. aan H. (de anderen zij n
al in Luik) Luik
LvL moel 3.000 gl.
bct~l en
om de neutraliteit te bereiken
Brief v.d. Staten aan de
]J.Gr.
Loonsc steden
Luik
Oeken en
Vrede
Uitnod iging ( 27 scp)
J.Gr.
kapittel op vraag ''. adel en Luikse magistraat met ,m edeweten v .
Evcrhard v.d . I Marck
28.120 jan 1489
ILuik
29.l t 1 m :rn 1489 !Luik
Kapiu el
Nationale poli1ick
Harsin 1. p. 230
Kapiuel op
Jacques v. Croy
Harsin 1. p. 232-233
vraag v. Croy 30. 31 nia• 1489 IS<.-Trniden IPb.
Verdediging v. Jan v. Horn tgo. Croy. bespreking v.d. brief v.d. paus i.v.m. IN de wclvaan v.h. land. andere zaken over de welvaart v.h. land
31.Sokt 1489
Zegeling verbondsbricf
-....)
3 okt uitnodiging: maning IOAH 132: OAH 143 v.d. pb. (6 ok1)
Hasselt
Rekening v.h. LvL
0AH370.f.1 2r
33. 1490
St.-Truidcn
Rekening v.h. LvL
OAH 370. f. 16r
34. 1490
St.-Truidcn
Rekening v.h. LvL
35. 27/9/1491
Maastrich1
36. 24 apr 1492
Maastricht
37.15 mei 1492
Maastricht
39.120 feb 1493
'°
IOAH 132
32. 1490
38.129 okt 1492
......
N
Uitnodiging v.d. pb. (20 maa)
!Luik
Soldaten uit het land laten vertrekken
Burgemeesters Jannes Jupen (sLadssecrct.)
1-
Uitnodiging v.d. pb. (24 scp 149 1
Vredesbrieven zegelen. schuld iian Van der Marck, strnfkwi_jtschclding aan F en N IUitnodiging v.d. pb. (9 de stad Luik en de tegenpartij. houding tegenover ongchoor?..aarnheid, apr}: vrijgele idebrief v. schulden en lasten v.h. land Van der Marck + Lu ikse stadsbestuur ( 10 apr)
Burgemeesters Rcncr IVredestrac1aat, Jacques v. Croy Bormans en Herman Tybots Janncs Jupen (stadssecrct.) O rdonnan1ic omtrent de schulden en lasten op grondstukken
De aanvoerders v.d . verslerkingcn mogen geen aanval doen oftoclmcn ( neutraliteit respecteren). Franse onderhandelaars over de neutral iteit betalen
N
Besluit Staten: brief v.d. Staten
Fen N IBesluit Staten
OAH 370. f. 16r [OAH 143
OAH 132: OAH 49 1. f. 33v: Dar is XV. P- 6 11
ISAST 99; OAH 49 1. f. 33v; Daris XV. p. 614
OAI 1 132: SAST 99: Daris XV. p. 6 15 Daris XV. p. 616
_. 00
14or6
Staten met gedeputeerde v.
mei 1493
0
IJeannot Ie Bätard
1
!Open br;ef
!SAST 99
1-
IDaris XV. p. 6 19
IStadsrckcning
IOAH 494. f. J lr
l~erzoekschr;ft
IDar;s XV. p. 6 19
l~tadsrekening
IDads XV, p, 620
cdsrekcn;ng
IOAH 50 1. f. 31 v: Dar;s
Jeannot Ie Bätard
41.16 feb 1495
42.l14 mei 1495
Pb.
li.u;k
1.
!Be lasting voor de pb. o m Maximiliaan naar het H.R.R. te vergezellen. alle geconfisqueerde goederen v.d. he.erlijkheid Grcvenbroek teruggeven aan Adriaan v. Grevenbroek
IMr.Clocs Bilters Mr. Acrt v. Meldaert Mr. Rcner Bormans Merlemont
43.118 sep 1495 44. 7 dec 1495
IPb l:_u;k
1~urgeme sters
1-
1
!Munt Bernling v. renten
IN
(N.N.)
J.Gr.
Jannes Jupen
(stadssccret.) 1•5'1' 496 1
46. 29 juni 1497
I:
147. 6 aug 1497
1~b Pb.
1-
IBclast;ng 'oor de pb. om met Filips de Schone naar het H .R.R. te gaan
Mr. Lowich v.d. Acrt Mr. Rcner Bormans Merlemont Mr. Rcncr Bormans
1
Munt
OAH 498, f. 24r
XV, p. 620
1
l4s, jun; 1499
Pb.
Robrecht v.d. Marck 12.000 gl. betalen voor de aflossing v. Stokkem. belasting voor de keizer tegen de Zwitsers: munt
Daris XV. p. 621
1
'49, 14 m aa 1500
Belasting voor de pb. o m naar Keulen te gaan om te bemiddelen tussen de J prins· bisschop v. Utrecht en de hertog v. Gul ik
/·
IDaris XV, p. 622
50. na 1nov 1501
Soldij voor ruiters
IBr;efv.d. pb, ( 1 nov)
IOAH 132
IN 5 1. begin lente 1502
Belasting v. 10 .000 gl. voor de pb. om in Frankrijk de belangen v. h. prinsbisdom te verdedigen
52r503
Schulden v.d. hoofdstad
53, 15 okt 1503
L uik
Kapincl op vraag v. pb.
Mr. Peter v.d . 1-leyden
Aflossing v fran chimont en Bouillon
J Daris
IN
1~Hnod;g;,1g
XV. p. 623
rar;s XV, p. 623 (27 sep)
OAM 132: OMI 508, 28v
r.
M r. Acrt Hamers? Daris XV, p. 623
Schulden v.d. hoofdstad
54. 4 jan 1504 55. JI aug 1504
Luik
56. 18 sep 1504
Luik
57. 16 okt 1504
Luik
58. 8 dec 1505
Luik
ll'b
ll'b
59. 2 juni 1506
Drossaard Herman Tybots Mr. Acrt v. Mcldacrt Janncs Jupcn Mr. Acr1 v. Mcldacrt Mr. Tic]Jn an Scngcrs
Terug koop v Franchimom v. Jan v.d. Marck
Open brief
SAST 99
Franchimont en andere zaken
Uitnodiging (Il sep)
J.Gr.
Rekening v.h. LvL
OMI 376. f. 5r
Bijdrage leger v.d . Duitse koning. j ustitie. munt, vrede bewaren (de S1atcn beslisten niets. Z ij vroegen de pb. op 11 dec. wel omwille v. zijn ziekte een coadjulo r in d ienst te nemen).
S1adsrckening
OAH 5 1 l. f. 27v: Oaris XV. p. 625-626
Vrcdc, juslitie. bestuur. politie. vers1crkingcn. usurpatics v.d. Brusselse regering op het Luikse grondgebied
Stadsrekcning
OAH 5 11. f. 3 l v: Daris XVI. p. 667
Mr. Willem Gomicrs Jannes Jupen Peter v. Muscl
Pb.
60.125 maa 1507
61.19 jan 1509
62.131maa1511
Mr. Rencr Bormans IV rede. justitie. politie, laslcn op huizen en erven. specifi cering v. erven en got:dercn afhangend v.h. domein en tafel v.d. pb .. uitvoering v. zaken die al voorgesteld waren, dotatie pb.
ILuik
Harsin 1L p. 203
Pb. vraagt 10.000 gl. voor onvoorziene koslcn t.g.v. de bezetting v. Duitse knechten in de Kempen
Mr. Wouterv Eclsraeck
IF en N jVoorstellen pb.
Hertog v. Saksen
Stadsrekcning
OAH 132: OAH 5 15. f. J8v: SAST 99
0A H51 9.f. 12v
Jannes Maichs 63.19 sep 15 11
Luik
64.129 maa 1512 ILuik
65.120 sep 1512
....... 00 .......
ILuik
Mr. Jan Bcckcrs
/Munt. hertog v. Saksen, b isschop v. Kamerijk Jacques v. Croy. bernling aan/Fen Mr. Ticlman Scngcrs de heer v. Ravenstein. de prins v. Oranje en de g raaf v. 1-lom, justit ie. do1alie p b., Vrede v.d. XXI I. feodale goederen
Pb .. deken en kapiuel
Mr. Tielman Scngers 'Munt cijnzen op huizen. statuut v. goederen. cijnzen op vervallen huizen Mr. Jan Bcckers in de steden. paraatheid dienstplichtigen. processies en s peciale missen. Janncs Jupen (klerk) justitie Jan Eyck (bode)
Mr. Jan Ballen Mr. Pc1cr v.d. 1-teydcn Janncs Jupcn
Oorlog in Gelre. veiligheid koopl ui. houding pb. tgo. de ke izer. landdag in Maastricht (want twcehcrig) over twisten tussen het prinsbisdom en Brabant
NI2)1) Voorstellen pb. Antwoord Staten
OMI 132: OMI 377. f. IOr-v: OA H 52 1. f. 19r
en 2J r; SAST99
Fen N 11) Uitnodiging (9 feb) 2 ) Voorstellen pb. 3) Antwoord kapittel 4) Antwoord Staten
IF en N 11)Voorstellen v.d. ambassadeurs v.d . keizer 2) Antwoord v.d. Staten
OAH 132: OMI 144; OAH 52 1, f. 2 1r: SAST 99: Darîs XVI. p. 13
IOA H \ 32: ûAl·I 523. 26v; SAST 99
......
00
Vrede. ham.ki. kondim:!s landdal! in Maas1richt om het pnnsb istlom in ..-rede te houden. misdadigers he;trnffi.:n. 5 jaar uitstd voor de inv.oners v.d . s1ad Luik inzake betalingen aan de onderdanen v.d . aartshertog
N
Pb"
Vrede behouden. Vrede v.d XX I1 .iust itie. cijnzen en renten op huizen in
1F
kap ittel
de sleden
66.13 j a n 1514
N
67.128
maa 15 14 ILuik
68.18 j•n 1515
69. 15 fe b 15 16
Luik
Mr. Aert "· Eclsraeck 'Pb. in het bu itenland om over vrede te onderhandckn. hertog v. Saksen.
Luik
M r. Peter v.d. l·kydcn Jannes Jupen
c ijnzen en renten op vervallen huizen in de s teden. dotatie pb., eed v.d. kasteleins. veilighe id v.d. wegen
Mr. Jan Ballen
Hertog \'. Saksen, j ustitie, munt. renten en c ij nzen op vervallen hu izen in de Steden
Acrt v. Eclsrncck
70. 24 mei 1516
L uik
7 1. 28 dcc 15 16
Luik
Mr. Jan IJal lcn
1) Brit:f v. 3 jan v.d. IOA!-1 132 landvoogdes: wat haar gedcpu1ccrdcn op de landdag moeten 7.eggen 2) A111woord v.d . pb . en de Staten en N I ' ) Uitnodiging ( 16 j an)
IOAl-1132 : OAH 144;
2) Voorstellen pb. SAST 99: Daris XV I. p. 3) Antwoord Dietse s teden 16 4) Antwoord Staten
IF en NI 21}) Voorstellen pb. Antwoord Staten IF en N
11 ) Voorstellen 2) Advies v.d. pb. 3) Antwoord v.d. steden
OAH 132: OAH 527. f. 28v
IOAl-1 132; OAl-f 528, f. 13v en 15r
J-lcnog v. S(l.kscn. dotatie pb.
Stadsrckening
OAM 532 . f. 14r
Hcnog v. S<1ksen
Stadsrckening
OAH 528. f. 14'
Keizerlij ke privileges, j ustitie lkcizerskamcr). Vrede v.d . XXII. paraatheid IN dienstplichtigen
Voorstel len pb.
SAST 99: Harsin Il , p. 337
Vriendschap mei de keizer
N
Open brie f
SAST99
N
Uitnodiging ( 18 maa)
OAI 1 132: OAH 537, f.
Mr. Peter v.d. Heyden 72. 19 scp 1518
Pb.
73. 12 nov 15 18 74. 26maa 152 1 ILuik
75.l 11juli1 521
Luik
76.130 juni 1522
!Luik
Stadhouder. !Mr. Jan nes Jordens kanselier en Mr. Peter v.d. raad v.d. pb. in Heydcn n aam \' .d. pb.
!Soldaten aan de grenzen
Pb. + proost en 'Schout Janncs deken v.h. Jordens kapittel Rentmr. Scn aes \1 .d. Hoeven Giclis Pacsmans ( bode) (317 en 17n )
Welvaart. Bouillon. s tatuut v.d . le nen. kc:it crlijkc privileges. justitie, te ll ing IN d ienstpli\:htigen. Vrede \·.d. XX II. c ijnzen en renten op ven·atlen hu izen. vc:rhod verkoop onroerende goederen aan buitenlandse khwsters o f kerken. mu nt, buskruit
S1cvcn Gelocs
12r
llcscherming v.h. land. j ustitie. m unt. gocdcn:n v.d . burgers v. Maas tricht
1) Uitnod iging (22 j uni) 2) Voorstellen pb. 3) Antwoord Staten
IF en N j 1) Voorstel len pb.
OAH 132: OAl-1 539. f. l lr en 12r: Daris XV I. p. 25
SAST 99: OAH 54 1. f.
2) Antwoord steden 3) Antwoord Staten
Gielis Paesmans lconfiscalie v.d. keizer v. schulden mm de k inderen v. Willem v.d. Marck (bode) Mr. Hcnrick Grcvcn
18v- 19r
Janncs Jupcn
77.lmci 1523 78.129 apr 1527
00 \.>)
Pb. !Luik
79.IJ juni 1529
!Luik
Burgem. Rcyncr v. Mi llen Burgem. Jan Cruyckbeckcrs Giclis Pacsma.ns
!Betaling voor de keizcrskroning in Rome
80.114 feb 1531
ILuik
Burgcm. Steven Gclocs + knecht Mr. Bartholomeus Blaescn Giclis Pacsrnans (bode)
!Leger tegen de Turken. munt.justitie. betaling Vrede v. Kamerijk. uil voer bcslui1cn vorige landdag
81.]2 1juli1532
ILuik
Burgem. Servaes v.d. ILcg~r tcg~n dc.!urkcn. ~erv?rmîngjustilie. brief v.d. heer v. Hoeven "Tlo1rchc1gnes . verbod 111 dienst v.c. vreemde vorst ic gaan Burgem. Pauwels Bouycns Giclis Paesmans
82.129 apc 1536
Luik
Pb. + kapiuel
Daris XVI. p. 27
Edict v. Worms. justitie, dom.tic pb. Burgem. Pouwcls !Justitie. dotatie pb .. munt. onderhoud knechten Bouycns Durgcm. Aer1 Moes Rentm. Servaes v.d Hoeven Gieli s Pacsman~ Dion ijs Maichs
Fen N [ l )_Antwoord v.h. kapittel \SAST 99: OA l-I 549. f. 2) Lijst wat de pb. jaarlijks 18v: Daris XVI, r. 26
IF
moet betalen
en 28
Antwoord v.d. Staten
SAST 99: OAH 553. f. 16v: Daris XVI. p. 28
1) Uitnodiging (25 jan) 2) Antwoord steden 3) Besluit Staten
F en N!Antwoord Staten
IOAH 132: OAH 557. \6v: SAST 99: Daris XVI. p. 30
OAH 132: OAH 558. f. !4r; Daris XVI. p. 38
Burgcm. Jan v. Hilst /Telling c1iens1plicluigen. verkoop erfelijke goederen. valse getuigen. mmtal Fen N 11 ) Uitnodiging (30 maa) IOAH 132: OAH 566. Mr. Jan Schilders lcenmanneu bij verheffingen. Vrede v.d. XXII (brar1d en j acht). beroep v.d . 2) Voorstellen pb. 16v. 17v. 23r: SAST Mr. Robnxht Stoutcn XXII. dotatie pb.. hervorming j ustitie, landloperij 3) Antwoord Dietse sleden 99: Daris XVI. p. 39 Jan l.icbrechl (bode) 4) Antwoord Staten Pauwels Koele (g~·lct nagezonden)
Bij g ebre k aan prec ie zere informa tie werden volgende landdagen niet in de tabe l opgenomen: In 1483-1484 een landdag in Brussel: RH, OAH. nr. 485. f 19r: In 1483-1484 een landdag in Tongere n; RH. OAH. nr. 485, f. 26v: 111 1484-1485 een landdag in Tongeren; RH. OAH, nr. 486. f 31 r:
r.
r.
....... 00 ~
111 1486- 1487 een landdag in Hasselt; RH , OAH, nr. 487, f. 20r; In 1487-1488 een landdag in Diest: RH, OAH, nr. 488, f. 34r; Na 24 oktohcr 1490 en vóór 1492 twee landdagen in Luik, twee in Tongeren, één in Maastricht en cén in D iest: RH, OAH, nr. 369, f. 3r-v en f. 5v; In 1491en1492 een landdag in Sint-Truiden ( hoogst\vaarschijnlijk tussen 27 september 1491 en 24 apri l 1492); RH, OAH. nr. 49 1. f. 8v; 1n 1494- 1495 een landdag in Maastricht naar aan le iding van de ontvangst van aartshertog Filips lde Schone]; Rl-I, OAH, nr. 494, f. 3 1r: In 1494- 1495 twee landdagen in Luik, waarvan één zeker de in de tabel opgenomen landdag van 14 mei niet was: RH , OAH, nr. 494, f. 3 1r; Volgens Harsin
1. p. 310 mogelijk een landdag in maart 1498. éên op 3 1 augustus 1499 en éên in september
In 150 1-1 502 een landdag in Maaseik: Ril , OA H, nr. 505, f. 7v; Vo lge ns Harsin !, p. 310 mogelijk een landdag op 7 maart 1505; In 1509-1510 een landdag; Rl-1. OAH. nr. 517, f. 25v: Rond Kerstm is 1522 een la nddag in Luik; RH , 0/\1-1, nr. 54 1. f. 19r.
1500 ~
Bij lage 2. Vergaderingen van het land van Loon (1487-1523)
Datum
onderwerp van de bijeenkomst
referentie RH
11urgem.. gezworenen, raad en
Lening bij de heer v. Boxtel om het
onderdane n v. Borgloon. ll ., Bilzen, Herk. Beringen. Peer en de schout en sd1epencn v.d. meierij Pe lt, bank v.
Loon se aandeel in de aflossing v.h. kas1eel v. S1okkem te betalen
OAH 378, 7v-8r
plaals Deelnemers
1. 26 feb 1487
r.
Luyksgestel. land v. Vogelz., land v. Ham 2. 6 maa 1489 H.
Gedep. LvL mei Cornelis v. Bergen, heer Schadeberokkening aan de inwoners v.
v. Grevenbroek
3. 14-15 apr 1489
5. aug 1489
Cornelis v. Bergen
H.
4. 13 juli 1489 H.
H.
6. 7 sep 1489
Grevenbroek
-Gedep. LvL · Vanwege de pb.: ridder Willem v. Ordingen, Dionîjs v . M ille n a ls vervanger v. drossaard LvL Jan de Rover, Pontz v. Welchenhusen erfvoogd v. Lonzin , Jan v. Cortenbach voogd v. Valkenburg
OAH 162, brief v. 3 maan OAH 162, brief v . 12 apr 1489; 394, brief v. 14 apr OAH 143. brief v . 13 juli 1489
Gedep. LvL
Beta ling v. soldaten v.d. hertog v. Saksen OAH 143. brief v. 19 aug 1489
llurgem .. raad. poorters en ingeze1e nen v.d. steden Borgloo n. H.. Bilzen, Herk. Beringen en Pee.r. de scho ut, schepe ne n en inwoners v.h . land v. Vogelz., land v. Ham en ambt Pelt
Verkoop v. jaarlij kse erfrenten aan Henrick van den Dael, priesrer en kapelaa n v.h. Sim-St!rvaaskapitel in Maastricht, aan Elizabeth Poesch. weduwe v.d. Maastrichtse poorter Jan v. Meessen, en aan Jan v. Coethem
OAH 547, r. l v; Oorkonden
nr. 7-9
7. 13 sep 1489 -
Priester Andries v. Ke lchte ren, oudVerkoop v. rente aan Hcnrick v. Oorkonden burgemeester v. Bilzen Goert Austenrode en Willem Spinde, schepene n nr. 10-11 Lanrmeter(s) en Alaert A laerts als v. Maastrîdit gevolmachtigden v. Borgloon. H., Bilzen, Herk, Beringen, Peer en v.h. land v. Vogelz .. land v. Ham en am bt Peil
8. 5 nov 1489
Gedep. LvL
H.
9. 27 nov 1489 H.
10 14 dec 1489 ·
Zetting v.d . belasting die aan de pb. toegezegd was("" één maand soldij voor het voetvolk in Tongeren)
OAH 143, brief v. 26 nov 1489
- Gedep. LvL - Vanwege de pb.: drossaard LvL Jan de Roeve r, schout v. H. Dion ijs v. Millen Burgem ., raad, poorters en ingezetenen v .d. steden Borg loon, H" Bilzen, Herk,
Beringen en Peer, de scho ut, schepenen
O AH 140, brief v. 2 nov 1489
Verkoop v.e. jaarlijkse erfrente aan
Oorkonden
Marcelius Berckenbosch, Dîerich Billien en Elisabeth Nonden uit Weert
nr. 12
en inwoners v.h . land v. Vogelz .• land v. Ham en ambt Pelt
185
Il 18 jan 1490 -
Burgem .. ratid, pooncrs en ingezetenen v.d. sleden Borgloon. H., Bilzen. Herk.
Verkoop v.e. jaarlijkse erfrente aan Adriacn N. v. 's-Hertogenbosch
Oorkonden nr. 13
Beringen e n Peer. de schout, schepenen en inwoners v.h. land v. Vogelz.. land v. Ham en ambt Peil
12 22 jan 1490 -
Burgem.. raad. pooners en ingezetenen v.d. steden ilorgloon. H" Bilzen, Herk, Beringen en Peer, de schou1, schepenen en inwoners v.h. land v. Vogelz .. land v. Ham en <1mbt Pelr
Verkoop v.e. jaarlijkse erfrente aan Henrick Winen de jonge, burger v. Diest
Oorkonden nr. 14
13 4 maa 1490 -
Burgem .. raad, poorters en ingezetenen v.d. steden Borgloon. H.. Bilzen. Herk. Beringen en Peer. de schout schepenen
Verkoop v.e. jaarlijkse lijfrente aan Andries Emmen en Jan Toey1 v. Oosterwijk
nr. 17
Oorkonden
en inwoners v.h. land v. Vogelz., land v.
Ham en ambt Pelt 14 24 maa 1490
Burgem .. raad, poorters en ingezetenen v.d. steden Borgloon. M., Bilzen. Herk. Beringen en Peer. de schou1. schepenen en inwoners v.h. land v. Vogelz.. land v. Ham en ambt Pel1
Verkoop v.e. jaarlijkse erfrente aan de Weertse priester Jan Driessen
15 16 apr 1490 -
Burgem" gezworenen, raad, poorters en ingezeten ~n v.d. steden Borgloon, H., Bilzen, Herk. Beringen en Peer en de schout. schepenen en onderdanen v.h. land v . Vogelz" hel land v. Ham en hel ambt Pelt
Lening v. 300 gl. bij Herman Hoen, burger v. Maastricht, om de oorlog te financieren
Gecomm. LvL
Leningen
16 9-10 mei 1490
H.
Oorkonden nr. 18
OAH 50,
open brief v. 1490
OA l-l 162, brief v. 9
mei Burgem .. raad. poorters en ingezelenen v.d. si.eden Borgloon. H" Bilzen, Herk, Beringen en Peer. de schout schepenen en inwoners v.h. kmd v. Vogelz., land v. Ham en mnbr Pelt
Verkoop v.e. jaarlijkse erfren1e aan de Hasseltse burger Gert Duefkens, zoon v. Gerit
18 27 mei 1490 H .
Gedep. LvL
Goedkeuring belasting om de soldaten te betalen
OAH 370, f.
19 3-4 juni 1490
Gedep. en burgem. LvL Borgloon: burgem. Willem Boes H.: schepen Reyner Bunnen Bilzen: burgem. Goden Lan1me1ers Beringen: burgem. Peter Swolffs
- Burgem. en gedep. betaald - Belasting v. 8.699 Rgl. gezet om
OAH 370, f.
17 17 mei 1490 -
20 3 juli 1490
21 24 a ug 1490 -
186
Durgem., raad, pooi1ers en ingeze1enen v.d. steden Borgloon. H.. Bilzen. Herk. Beringen en Peer. de schou1. schepenen en inwon1:rs v.h. land v. Vogdz., land v. Ham en ambt Pelt
Oorkonden nr. 19
lr
lr, 9r
soldaten 1e beialen
Verkoop v.e. jaarlijkse erfren1e aan Rener Oorkonden nr. 20 Kriekelman, burger v. Sittard
OAl-I 369. f. Belasting v. 8.690 Rgl. gezel om kosten i.v.m. het sluiten v. vrede en andere lasten lr v.h. LvL te betalen
22 1490?
H.
OAH 369. f.
Gedep. LvL
5v 23 16 aug 149 1 H.
Geconun. v.d. pb.. ridderschap en gemene Noodzakelijke affaires behandelen LvL ( Bilzen kon niet komen) Vanwege de pb.: drossaard LvL Jan de
OAH 394, brief v. B ilzen; 143 ,
Rover en de schout v. Beringen Marcelis v. Diest
aug 1491
brief v. 12
Be lasting gezet voor de Blijde Inkomst v.d. pb. in Luik (25 juli 1492), i.v.m. de neutraliteit v.h. prinsbisdom en andere
24 10 " "" 1492 -
OAH 371 , lr
lasten 25 19 mei 1493 ~
Gedep. LvL
Belasting gezet om de hee.r v. "'Genie!" en OAH 372, f.
Jeannot Ie Bätard te betalen 26 20 juli 1493 H.
27 22juli 1493 H.
Steden en dorpen LvL
Jr
Overhoring en betaling belastingen v.h.
OAl-I 372, f.
land
5r
Gedep. LvL:
OMJ 372. f.
Peter Swolffs [Beringen] GhijsbreclH v. Heestert
4r
Peter Buelens v. Stevoon e.a. 28 30 okt 1493 -
Rentmr. Mathijs Beelen
Rekening v. 10 nov 1492 overgegeven
OAH 371 , f. lr
Gedcp. Lvl :
Zetting v.d. belasting om de Jasten v.h.
OAH 140
Heer Andries v. Kelchleren Wilhcm Boes
land te betalen
[Borgloon] Wi lhem Boes Ghijsbrecht v. Heestert [H.] Jordan Jordens [Bi lzen] Johan v.d. Berghe [Beringen) Peter Swolffs Henrick Bolgry
29 24 feb 1494 H.
rs eringen J Peter Swolffs 30 1maa 1496 H.
Gecomm . v.d. pb., ridderschap en gemene Mandement i.v.m. bijdrage Erden Aerts LvL in de schatting v. Bochoh
OAH 140
31 14 mei 1496 H.
Gecomm. v.d. pb. ridderschap en gemene Idem, maar dan tgo. Johan Aens (20 mei LvL schuldig bevonden, want niet in H. verschenen)
OAH 140
32 16 j uli 1496
Gedep. LvL
Betaling v. 1.750 goudgl. in vier jaar aan Cornelis v. Bergen
OAH 375, f. 16v
33 17 juli 1496 H.
Ambt Pelt + H.
Korting belast ing Wijchmaal
OA H 140
34 15 feb 1500 H.
Gedep. LvL: Borgloon: mr. Jan v. Hout en Aert Peix
Achterstallige lasten
OAH 375, f. l 5r
H. : mr. Reyner Bormans en Peter v.d. Heyden Bilzen: Johan v.d. Berghe Herk: Jannes Ouetschen en Matheus
Giclis Beringen: Peter Swolffs Peer: Jannes Peelmans en Lambrecht Huben Pelt: Wouter Cuppens
187
Eksel: Heyn v. der Loe
Land v. Vogelz.: Menen Windclcy OA H 505, f.
Onder meer de burgemeesters van
35 1501-1502
Beringen, Bree, Hasselt Herk-de-S1ad,
l 6v
Maaseik en Stokkem 36 27 aug 1504
37 20 mei 1505 Maas-
OAH 376. f. lr
Everhard [v.d. Marck] eiste 3.000 gl. v.h.
OA H 5 10, f.
~L
tricht 38 16 aug 1508 H.
Belasting in het LvL opgezet voor de lossing v. Franchimont (op de landdag in Lu ik beslist)
Gedep. LvL
~
OAH 394
Vanwege de pb.: rentmr.-generaal heer
Andries v. Kelchle ren en Henry Bardou\ 39 6 aug 1510
H.
40 18 aug 1510 H.
Gedep. (v.d. sleden en vrijheden) v.h. LvL
- Belastingen gezet (ter betaling v.d. heer OA H 377, f. v. Nassau, heer v. Box1el, Spreeuwarden lr, 5v v. Maastricht, broeders v. Zepperen e.a.) - 5 gecomm . gekozen : mr. Jan v. Eyndbroeck (Borgloon), mr. Peter v.d. Hcyden en mr. Wouter v. Eelsraeck (H.), Ghijsbrechl Kersse (schout v. Bilzen), Jan v. Elrer (schout v. Vogelz.)
Gecomrn. LvL;
Commissie en biljenen overzien
OAH 377. f. 6r
Gecomm. LvL: [in naam v.d. pb.l dross. Herman Tybms Schout v. Vogclz.: Jan v. Elter {Bilzenj Gbijsbrecht Kersse (H.) mr. Wouter v. Eelsraeck [H.) mr. Peter v.d. Heyden [rentmr.] [H.] dienaar Jannes Ju pen
Bespreking v.d. vacatie v.d. rentmr. naar Luik i.v.m. Croy
OAH 377, f. 7r-v
Gecomm . LvL: In naam v.d. pb.: dross. He rman Tybots
- Croy - Nassau
OAH 377, f. 8v
l H.] rennn r. Peter v.d. Heyden {H.) mr. Wouter v. Eelsraeck {Bilzen] Ghijsbreclu Kersse (H.J mr. Henrick Greven lH. JJannes Jupen 41 10 dec 15 10 H.
42 5 mei 1511
H.
Schout v. Vogelz.: Jan v. Elter [Borgloon} Jan v. Eyndbroeck [Bilzenl Ghijsbrecht Kersse [H .} mr. Pe1er v.d. Heyden [rentmr.J [H.l mr. Wouier v. Eelsraeck
[H.] dienaar Jan nes Jupen 43 30 aug 1511 H.
Gecomm. LvL: In naam v.d. pb.: dross. Herman Tybots [schout v. Vogelz.J Jan v. Elter [Bilzen] mr. Lonis i.p.v. Ghijsbrecht Kersse [H.] mr. Wouter v. Eelsraeck [H .] mr. Peter v.d. Heyden !rentmr.]
Nassau
OAH 377, f. 9v
44 31dec1511 H.
Gecomm . LvL:
- Mathijs Beelen
OAl-1 377, f.
188
45 26 aug 1512 H.
{In naam v.d. pb.] dross. Herman Tybots [Schout v. Vogelz.] Jan v. Elter fBorgloonl Jan v. Eyndbroeck {H.] mr. Peter v.d. Heyden [ren1mr.] [1-1.) dienaar Jannes Jupen
- Henrick Sci llinx
ll r
Gecomm./gedep. LvL: [Bi lzen] Ghijsbrecht Kersse [Borgloon] Jan v. Eyndbroeck {H.] mr. Peter v.d. Heyden {renonr.]
- Rekening v. Jan v. Wydoe overhoord - Nieuwe belasting opgezet ter betaling v.d. vrouwe v. Boxtel
OAH 377. f. 12v: 378, f. lr
46 3 de< 1512
H.
Gecomm. LvL
- Verhoging v.d. biljetten - Mathijs Beelen
OAH 377, f. 13r
47 Dinsdag v.d. H.
H.
Gcdep. LvL
Boxtel
OAH 378, f. 6r
48 6 mei 1514
H.
Gedep. of gecomm. LvL: [Borgloon] Jan v. Eyndbroeck [Schout v. Vogelz.) Jan v. Elter [H.] mr. Peter v.d. Heyden [rentmr.] (H.] Jannes Jupen Jan Boeten v. Beverlo
-Croy - Mathijs Beelen
OAfl 377, f. 13v
49 4 juni 1514
H.
Gecomm. LvL
- Jcannot Ie Bätard - Croy
OAH 377, f. 14r-v
50 11juli 15 14 H.
Gecom m. LvL: LDross. v. Grevcnbroek] Herman Tybots {H.] mr. Peter v.d . Heyden [rentmr.] (1-1.] mr. Wouter v. Eelsraeck [Borgloon] Jan v. Eyndbroeck [Bilzen] Gh ijs brecht Kersse Schout v. Vogelz.: Jan v. Elter
- "Gecommerden Lewe JZoutleeuw?]1' - Mathijs Beclen - Nassau
OA H 377, f. 16r-v
SI 17 juli 1515 H.
Gedep. LvL
- Mathijs Beelen - Croy
OA H 378, f. llr
52 14 aug 1515 H.
Ourgem. v.d. steden en vrijheden LvL
Hertog v. Saksen
OAH 378, f. 12r OAH 380, f. lr
••nieuwe
markt" ISlJ
- Belasting gezet ter betaling v.d. hertog v. Saksen - Mei 15 16: betaling aan de pb.
53 sep 1515
Rekening v. 1512 overhoord
OAH 378, f. 14r
54 1 dec 1515
Gedep. LvL
55 3 dec 1515
Rekening v. 15 10 overgegeven [Gedep.:J [IJ.] rentmr. Peter v.d. Heyden !Gecomm. v.d. pb. 11-lenry nardoul Burgem. Borg loon: Jan v. Eyndbroeck [H.] mr. Wouter v. Eelsrneck Bilzen: Ghijsbrecht Kersse Schout v. Vogelz.: Jan v. Elter
OAl-1377, f. lr
56 5 dec 1515
[Gedep.: J
Rekening v. 1512 overgegeven
OA H 378, f.
189
lr
(H.] rcnimr. Robrecht Stouten Borgloon: Jan Eyndbroeck H.: mr. Wou1er v. Eelsraeck Bilzen: Ghijsbrechr Kcrsse Schout v. Vogelz.: Jan v. Elter 51 4 feb 1516
Gedep. LvL: [Borgloon] Jan v. Eyndbrocck [H.] mr. Wou1er v. Ee tsraeck [H.] m.r. Peter v.d. Heyden (Schout v. Vogelz.J Jan v. Vogelz.
Mathijs Beelcn
OAH 380, f. 8r
58 23 feb 1516
Gedep. LvL: [Bilzen] Ghijsbrechl Kersse [Schout v. Vogelz.J Jan v. Vogelz. H.: burgem. [Henrick Greven + collega} Herk: burgem. Bilzen: burgem. Beringen: burgem. mr. Gherît v.d. Edelbampt en Claes Steinmetser Schout v. 1-L Jan v.Wydoe (H .] Jannes Jupen en Peter v.d. Hcyden
- Geld voor de pb. - Hertog v. Saksen - Mathijs Beelen
OAH 380. f. 8v-9r
59 21apr1516 H.
Burgem. v.d. steden en vrijheden LvL: Hertog v. Saksen H.: burgcm. Henrick Greven Beringen: twee burgem. Herk : twee burgem. Vogelz.: twee burgem. Pelt: twee burgem. Peer: twee burgem. [H.J rentmr. Peter v.d. Heyden Schou1 v. Ham : Jan v. Wydoc Schout v. Peer (H .] mr. Aert v. Ee!sraeck, Jannes Jupen en Robrecht Stomen Borgloon: burgem. mr. Ulrich en zijn collega [Borgloon] mr. Lemel Struven [Vogelz.] Jan v. Elter en secretaris Jannis Gedep. v.d. hertog v. Saksen
OA H 380, f. 10 r-v
60 30 sep 1516 H.
Gedep. + burgem. LvL; Burgem. Horg!oon: Gherit v.d. Edelbampt en Luen is Clemwaens [Borgloon) Jan v. Eyndbroeck (gedep.) Borgloon: Jannes v.d. Houte [H.] Robrec.ht Stouten, Jannes Jupen en Servaas v.d. Hoeven [Vice-Jkanselier mr. Johan Ferret Burgem. Bilzen: Ghijsbrecht Kersse + collega Schour v. Pelt en Ham : Jan v. Wydoe (Beringen] mr. Gherit v .d. Edelbamp1 Peer: twee goede mannen Maaseik: 1wee goede mannen Stokkem: één goede man
Everhard v.d. Marck
OAH 380, f. 12v
61 14 dec 1516
Gedep. v.d. de pb. en LvL en de burgem. LvL
Kosten v. J-1. voor hel LvL
OAH 381 , f. IOr-v
190
62 17 dec 1516 H.
[Gedep.:] [H.] rentmr. Peter v.d. Heydcn Sccrelaris v.d. pb.: Henry Bardoul
Rekening v. 1515 overgegeven
OAH 380, f. lr, 13v
Rekening v. 1512 en 1515 herlezen en '"gepasseerd''
OAH 378, f. 15v; 380 f. 14v, 15r
· Everhard v.d. Marck - Mathijs Beelen • Steven Geloes
OAH381 , f. 12r-v
Zett ing v.d . belasrîng ter betaling v.d. "Spreeuwarden" v. Maastricht, de broeders v. Zepperen en de vrouw v. Godert Holthom
OAH 38 1, f. lr
Steven Geloes
OAH 381 , f. 12v 0AH38 1, f. 13v, 14r
Borgloon: Jan v. Eyndbroeck
H. : Wouter v. Eclsraeck Bilzen: Ghijsbrccht Kersse
Schout v. Vogelz.: Jan v. Elter Secreiaris v. H.: Janncs Jupen 63 22 dec 15 16 -
Burgcm. e n "geschicten" v.d. steden en vrijheden mei de gedep.: Borgloon: burgem. Gerit v.d. Edelbampt en Jan v. Ordingen H.: burgem. fan v . 1-li\st
Bilzen: burgem. Daem Joesten en Kers1ken v.d. Herck Herk-de-stad: burgem. Matheus Clinger Beringen: meier Gerit v.d. Edelbampr en burgem. Lodewijk Bonen Peer: dross . Frederik v. Rijkel Schout v. Pelt en Ham: Jan v. Wydoe Peer: gedep. Jan Sas!'>erman en Jan Severins Lenart Du it. (Getekend door H. Bardoul [pb.J, Jan v. Eyndbroeçk [Borgloon], Wouter v. Eelsraeck fH .], Gijsbrecht Kasse [Bilzen], Jan v. E!ter [Vogelz.j, Gerit v.d . Edelbampt [Borgloon], Jan v. Hilst, Kcrslken v.d. Herck. Geril v.d. Edelbampt voor zichzelf en voor Lodewijk Bone n (Beringen), Adam Joest, Matheus C linger (burgem . v. Herk), Frederik v. Rijkel, Jan v. Wydoe en Jannes Jupen [H.] voor J. Sassennan en J. Severins) Gedep. v.d. de pb. en LvL met de burgem. v.d. steden LvL
64 Dec 1516
65 12 feb 1517 H.
66 20 mao 1517
H.
Gcdep. LvL
67 2 jan 1518
H.
- Gedep. LvL:
- Robrecht Weil3enberg
(Borgloon] Jan v. Eyndbrocck
- Steven Geloes
[Bilzen] Ghijsbrecht Kcrsse fVogelz. J Jan v. Elter [H.] mr. Wou1er [v. EelsraeckJ. mr. Pe ter v.d. Heyden
[H.?l mr. Willem Blaesen [H.] ren1mr. Robrecht Sto uten - Ambt Stokkem:
191
Schout v. Bocholt: 1-fenrick v. Meeuwen 1wee andere burgem. v.h. amb1 - Robrecht WeiBenberg 68 Jan of feb 1518
H.
69 19 feb 1518
H.
Gedep. LvL:
Robrecht WeiBenbe rg
OAH 381. f. 14r-v
[Borgloon] Jan v. Eyndbroeck (H.] mr. Wou1er v. Eelsraeck en mr. Perer v.d. Heydcn
Gedep. LvL: Robrecht Weilknberg [Borgloon] Jan v. Eyndbroeck [BilzcnJ G hijsbrccht Kersse {Vogelz.] Jan v. Elter [H .] mr. Wouter v. Eelsraeck en mr. Peter
OAfl 381 , f. 14v
v .d. Heyden 70 25 f eb 1518 H.
e.v.
Gedcp. en burgem. LvL: Borgloon: burgem . Hen nan Struven
Robrecht Weiilenberg
OAfl 381 , f. 14v-1 5r
Robrecht Wei/3enberg
OAH 381 , f.
Bilzen: burgem. Luenis v.d. Cruce Vogelz.: Leenard1 Beckers
fH .J Peter v.d. Heyden en Robrecht
Stouten Bree: burgem.
(Maaseik was niet gekomen) 71 18-19 apr 1518
H.
Gedep. LvL:
l 7r-v
[ Borgloon] Jan v. Eyndbroeck
[Bilzen] G hijsbrecht Kersse [ Vogelz. ) Jan v. Eher (H.J mr. Wouter v. Eelsraeck en mr. Peter
v.d. Heyden + burgcm. v. Maaseik, Bree e n Stokkem
72
19 mei 1518
73 5 juni 1518
H.
H.
Gedep. LvL
Gedep. en burgem . Lvl.. {+ ambt Stokkem): Borgloon: Jan v. Eyndbroeck en mr. 1-le rman S1ruvcn [Vogelz.] Jan v. Eher lH.) mr. Wou1er v. Eclsraeck en mr. Peter
- Bespreking v.h. rapport v. Jan v. Elter in OAH 381 , f. Keulen (m .b.t. Robrecht WeiBenberg) - M a1hijs Beelen
J 8r
- Burgerschap Keulen - Mathijs Beelen - Steven Geloes
OAH 381. f. 19r
- Arrest v.h. LvL in ·s-Hertogenbosch
v.d. Heyden Bilzen: burgem . Luenis v.d . Cruce +
collega Beringen: burgem. mr. Lenart en Peter Stokkem, Maaseik en Bree: elk twee burgem. 74 7 sep 1518
Gedep. LvL: [Bilzen] Ghijsbrecht Kersse
Betaling aan de vrouw v. Goden l-lolthom OAH 381 , f. 20r
(Borgloon] Jan v. Eyndbroeck [Vogelz.] Jan v . Eher
[H.] mr. Wouter v. Ee lsracck en mr. Peter v.d. Heydcn 75 29
apr 1519 H.
Gedep. LvL: [Borg loon] Jan v . Eyndbroeck
192
Robrecht WeiBenberg
OAH 381 , f.
20r-v
[Bilzen) Ghijsbrecht Kersse [Vogelz. ) Jan v. Elter [H.} mr. Wouter v. Eelsraeck en mr. Peter v.d. Hcyden
76 24 mei 1519 H.
[Vogelz.} Jan v. Elter [H.] Peter v.d. Hcyden en burgern. Johan
Robrecht Weil3enberg
OA H 381 , f.
21r
Ballen en N iclaes v . Mcldaen fH .] mr. Willem Blaesen
77 27 mei 1519 H.
[H.J Peter v.d. Heyden en Wouter v. Eelsracck als gedep. J-1.: burgem. Johan Ballen, Niclaes v. Meldaert Maaseik: 1wee burgem.
Robrecht WciBenberg
0A H 381 , f. 2\r-v
78 10 dec 1519 -
Burgem. v.d. s1eden en vrijheden en de gedep. LvL: Borgloon: Hcnnan Struven en Luenis Bun1inxs
- Burgerschap Keulen - Mathijs Bcelen - Belasting gezet - Robrecht Weillenberg
OA H 38 1, f. 22v-23r
Burgem. v . Borgloon en Bilzen met de gedep.: Borgloon: mr. Luenis Bun1inx Bilzen: Jan Deigens (Vogelz.] Jan v. Elter H.: burgem. Arnold v. Eelsraeck en Reyner v. Millen. mr. Wouter v. Eelsraeck en mr. Pe1er v.d. Heyden
Robrccht Weiflenberg
OAH 381. f.
[Borgloon] Luen is Buntinxs en Ghcrit v.d. Edelbampl H.: mr. Wouter v. Eelsraeck, Jannes Jordcns, Peter v.d. Heyden Maaseik: Andries Lensen en Henrick Beeks (Bilzen "schreef haar onschu ld")
Robrecht Weil3enberg
OAH 381 , f. 26v
Zening v.d. belasting ter betaling v.d. knechten v. " Longue"
OAH 38 1. f. 29r
Jan v. Wydoe Borgloon: Lucnis Buntinxs [H.] mr. Wouter v. Ee lsraeck, Jannes Jordens en Jannes Jupen
Robrecht Weillenberg
OAH 38 1, f.
Burgem. en gedep. v.d. steden: Borg loon: Jan Rubken + Gerî1 v.d. Edelbampl
- Rekening v. 15 17 overgegeven
H. Arnold v. Eelsraeck en Reyner v.
Millen Bilzen: Jan Deigens en Luenîs v.d. Cruce Beringen: Gherit v.d. Edelbampl en zijn gezel Maaseik: Oierick Pullinck en Jan Zavelland
Stokkem: burgem. Gedep.: \Vouicr v. Eelsraeck en Pe1er v.d. Heyden [H.], Jan v. Eltcr [Vogelz.]
79 14 feb 1520 H.
80 maa, apr of H. mei 1521
81 meil521
82 na 23 mei
1521
83 20 j an 1523 H. e.v.
24v
26v
OAH 381. lr; 140
193
H.: burgem. Steven Geloes en Peter v.d.
Heyden Bilzen: Lunijs v.d. Cruys en Kers1ken v.d. Herck Beringen: Lodewijk Bonen en Dries Bonen
Vogelz.: Jan v. Elter Jan v. Wydoe [vanwege de pb.] Henry Bardoul
84 3 feb 1523 e.v.
H.
Gedep. en burgem. LvL: Borg loon: Jannes Rupkens en Lonis Buntinx H.: Peter v.d . Heyden en Steven Geloes Bilzen: Lonis v.d. Cruys, Kerstken v.d. Herck
Vanwege de pb.: Jan v. Wydoe Bree: Jan Craens
Stokkem: Goesen Meniens Maaseik: Dirick Puyt linx en Thijs v. Tongerloe Beringen: Dries Bonarts Vogelz. : Jan v. Elter Henry Bardoul
194
- Rekening v. 1504 en 1517 afgesloten - Betaling v.d. rekening v. 1521 op het LvL
OAH 140;
376, r. 7v-8r
Bijlage 3. Kaart van het land van Loon en het ambt Stokkem (ca. 1500)
Legenda A = Ambt Stokkem B = Land van Loon
Maaseik
c
c
01 !3 4 5
es;e;-
lOl:Jn
J
195
196
Bijlage 4. Jaar
Belastingen in het land van Loon en in het ambt Stokkem in procenten (1490-1541) 1490
1490
1492
1493
1498?
1498? 1496-99
1499
1500
1504
1510
363 +
366 +
367 +
376 %
377
1512
1515
1517
1519
1521
ambt
380
381 + 367
het ambt
378
381 + 367
1541 Gemiddelde Gemidóelde
140
383
Stokkem
S\okkcm
%
%
%
%
%
%
%
%
%
0 ,21
0.31
0,28
0,28 2,53 0,32 2,12 0.39
0,21
zonder
mcthoet
371 %
372
369
369
373
374
375
%
370 %
%
%
%
%
%
%
Berbroek
0,26
0,24
0,24
0,25
0,23
2,80 0,28
2,83
1,82
0,21 1,70
0,31 2,38
0,28
2.87 0,21
0,31 2,37
0,28
3,07 0,22
0,22 1,76
0, 19
J!eriruwl [incl. Paal] (1)
1,94
2,34
2,34
1,75
2,37
2,36
1,66
2,36
0.28 2 ,59
0,28 1,58
0,36 2,03
0,26 1,48
0,36
0,39 1.42
0,31 1,82
0,27 1,56 0,30
0.40 2,37
0,29 1,70
2,04 0,40
0,29 1,45 0,44
0,36 1,97 0,40
0,36 1,97 0,40
0,23 1,47 0,28
0.36 1,93 0 ,38
0,36 1,91 0,38
0,26 1,35 0 ,27
2,34
2,34
1,75
2,37
2,36
1,66
2,15
2,09
0,46 1,19
0,41 1,18 0,21
2,01 0.37 1,14 0.20
2,81 0 ,56 1,64
3,29
2,36
2.85 0,53 1,60 0 ,28 3.35
2,84 0,57 1,66
2,46
2,85 0,53 1,60 0,28 3,35
2,00 0,41
1,58 0,30
2,32 0,58 0,97 0,19 3.06
2,13
0,43 0,82
2,75 0,62
2.38 2,77 0,62 1,58 0,30 3,30
1,94
2,67
0,36 1,98 0 ,40 2,36 2,92 0,51
2 ,50
0,29 3,44
0,29 3,41
1,16 0,21 2,44
0,28 3,36
0,63 0,46 1,69 0,30
0,84
0,60
0,68 1,94
0,48 1,59
0,84 0,62
0,59 0 ,44
2,25
2,24
1,61
0,83 0,63 2, 36
0,30
0,42
0,34
0,30
0,41
0,26 0,49 0,16
0,35 0,66 0.22
0,35
0,25
0,65
0,48
0 ,16
0,82 0 ,63 2,32 0.41 0,36 0,66 0 ,22
1,73
0,22
0,82 0 ,63 2,32 0,41 0,36 0,66 0.22
0,66 0 ,63
0,29 0,25 0,44
0,34 0,73 0,97 0,29 0,24 0,68 0,19
0,61 0 ,47
0,4 1 0,38 0,61
0,84 0,69 1,95 0,41 0.37 0,87 0,22
0 ,22
0,16
0,35 0,65 0.22
0 ,09 0,21
0 ,18 0,21
0,18
0. 13
0,1 7
0.21 0,17
0,21
0,15
0,22
0,22
0.18
3 ,92
5 ,22
5,14
3.68
5,33
3,89
0,82 0,49 1,40
1,08 0,66 1,86
1,06
0,76
1,10
5,01 1,10
0,65 1,85
0,48 1,30
0,61
0,44 0,28
0,32 0,21
2,00 0,43 0,30
0,49 1,50
0,44 0,28
0,67 1,90 0,43 0 ,28
Referentie (RAH, OAH)
369
Land van Loon Berlingen Beverlo [Incl. Heppen) (2) Beverst
l!illln Bocholt Bommershoven (+ Haren)
2,56 0,39
0 ,92 3.45
1.40 2,65
0,43
0,40
0,43
1,66
Broekom Diepenbeek
0,31
1,55 0,29
0,82 0,25
3,13
2,93
2.81
0 ,26 2.84
0,22 2,53
0,81
0,76
0,73
0,74
0,65
0,37 2,58
0,34 2,41
0.33 2,74
0,33 2,77
0,51 1,70
Eigenbilzen Eksel Gellik Genoelselderen Gors-Opleeuw Gotem Grandville Grazen en Orsmaal (3}
1,75
0,40 1,17 0,21
0.19
1,59
1,98
2.96 0,52 1,53 0,29 3,24 0,81 0 ,56 2,32 0,40 0,39 0,62
1,92
0,27 1,64 0 ,33 1,72 2, 19
0,44 1,09 0,21 2,60
0,59 0,49 1,72
0.40
0,38
0,36
0,37
0,31
0,49 0.49 0,18 0,1 8 0,26
0.46 0,46 0,17 0,17 0,24
0.43 0.46 0.17 0,17 0,24
0,43 0,46 0,17
0,27 0,47 0,17
0.26
0,17
0,11
0,15 0,20
0,11 0,13
0,24
0,18
0.18
0,15
0,11 0,15
0,16
0,24
0,20
0,24
0,22
0,22
4,71 1,10
4,41 1,03
4,24 1.09
4,29 1,10
3,99 0,87
3,90
5,27
3.73
0,85
5,27 1,10
5,27 1,10
0.53 2, 12
0,54 2,14
0,50 1,45
0,48
Gruitrode
0,46 2,30
0,79 0,47
3,74 0,82
0.49 2,45
1,14 0,64
5, 16 1,14
1,41
1,89
1,36
0,65 1,89
0,48 1,45
0 ,66 1,68
0,66 1,88
Guigoven
0,44
0,41
0,40
0,39
0,33
0,43
0,31
0,43
0,42
0,44
0,44
Gutschoven Hamme [Oostham] Haren bij de Maas [Neerharen)
0 .37
0 ,34
0,33
0,33
0,21
0,32 0,20
0 ,28
0,20
0 ,28
0 ,34
0 ,28
0,28
0,33 0,21
2,08
1,95
2,02
2,04
1,16
1,57
1,57
1,17
1,50
1,52
1,05
1,57
1,70
0,39
0,20
0,20
7,27 0,48
9,38 0,94
9,38 0,94
9,15
6,52
0,76
9,37 1,01
0 ,89
0,63
0,20 9 ,27 0,93
0,20
4,57 1,42
0,21 9,26 0,90
0,15
4,97 1,40
0,19 6,98 0,70
0,20
5,75 1,15
1,23 0,14 6,71 0,73
0,21
6, 13 1,23
1,57 0,21 9,32 1,01
1,58
ltlrutll
1,31 0,15 7,18 0,78
8,16 1,04
1,34 0,19 6,66 0,78
0 ,49 0 ,22
0,46 0,21
0,43 0,20
0,43 0,20
0.34 0. 14
0,33
0,44
0.32
0,50 0,20
0,59
0.36
0,49
0,49
0 ,39
0,16
0,21
0,20
0,15
0,92
0,86
1,06
1,07
0,77
0,13 0,72
0 ,50 0,20
0,58
0,18 1,01
0,53 0,23
0 ,37
0,14 0,74
0,45 0, 18 1,01
0,90
0,94
0,94
0,70
0,91
0,90
0,64
0,21 0,93
0.20 0,95
0,79
Grevenbroek (=Achel, l::iim2n1 en Sint-Huibrechts-Lille) Grote-Brogel
Grote-Spouwen
Hechtel
~
2,30 0,34
i!2rgll>Qn
Duras, Binderveld en Runkelen
......
2,45 0,37
0.98 3,68
0,30
Heers Heks Helchteren
0,28 0 ,17
1,45
0,15 7,00
0,31
0,28 0,47 0,17 0,14
0,86
0,35 0,24
0,16
.._.
Bijlage 4.
\0 00
(vervolg)
Jaar
1
1490
1490
1492
1493 1498?
1498? 1496-99
1499
1500
1504
1510
1512
1515
1517
1519
1521
1541 Gemiddelde Gemiddelde 1
Hendrieken Herderen
0,31 0,49
Herk-de-Stad (met buttlngen) (4)
0,4 9
0 ,46
1,12
1,12
1,42
1,38
Herten
0,15 1,84
0,14 1,72
0 ,13 1,30
0,14
0.10
0,74 0,06
0,69 0,06
0,73 0,07
1,31 0,74
1,27 0,50
0,06
0,04
0,09 1,23 0,48 0.04
0.49 1,90
0 ,46 1,84
0,43 2,55
0,43
0.43
0,41
0 ,40
0,44
1,61 0.34
1,57
0,43
2,58 0,44
0,54 2,08
0,33
0,43
1,96
1,84
1,75
1,77 1,07
1,16
1,14
0,88
0,83
1,15
0 ,27 0.98
0,25 0,58
0,86 0,24 0,57
1,52 1,15
0,33 0,76
0.23 0,54
0 ,33 0.76
0,22
0.54 1.53
1,95 0,21 0,99
0,31 0,77 2,16 0,35 2,59 0,28 1,32
0,25 1,88 0,20 0,95
0,38 2 ,60 0,28 1,33
0.11
Heusden en Houwelken Hoepertingen
Horn [onder Vechmaal] (5)
Horpmaal Houthalen Jesseren Kaulille
0,29 0,57
0,35 0.70
0,36 0.70
0,28 0.36
0,27 0,35
0,26 0,33
0,37
0,19
0,38
0 ,38
0.28
0,38
0.48
0,44
0,50
0,50
0,37
0,51
1,86
1,33
1,85
0,09
1,87 0,13
0,77
0,13
0,10
0,1 4
1,85 0,14
0,37
0,48
1,85 0,14
1,31 0,10
1,84
1,87 0,15 1,50
1,52
0,64 0,20 0,56
0,63 0,19 0.56 2,19
1.70
1,19
1,71
1.57
0,65
1,06 0,32
1,57
0,46 0,04 0,40 1.28 0.32
0,64
0,64
0,47
0,05
0,15
0. 19
0,19
0 ,14
0,54 2,09 0,43 1,53
0.53
0,53
0,53
0,40
1,09
0,27 0,36
0 ,09 1,17
0,64 0,05
0.40 0,51
1,26
2,07
2,07
0,39 0,77
0 ,44
0.44 1,44
1,74
1.44 1,16
0,24
0,33
0,33
0,34
0.71
0,71
1,54 0,33 1,07 0,82 0,23 0,54
0,31 0,78
0,19
0,31
1,74
0,71
2,17
1,84 0.29 2.71
2,09 0,35 2,84
0,31 0,71 2,09 0,35 2 ,64
0,23 0,54 1,56 0 ,26 1,96
0,24
0,27
0,27
0,77
1,19
1,19
0,15 0.29
0.17 0,13
0,17 0 ,13
1,12
1,12
2,21
1,05
0,37 0,47
1,50
1,31
0,10
0,66
1,60 0,67
1,18
0,45 0,14
0.16
0,12
0,39
0,53
0,52
0.09 0,43
2,06
2 ,11
0,44
0.44
1,45
1,57
1.14
1,16 0,32
1,19 0,31 0,79
1,02 0,24
0.31 0.72
0 ,31
0,24 0,84
2,05
2,31
1,73
0,28
0.49
0,45 1,38 1,23 0,33 0,66
0,45
1,37 0,32
1,36 1,21 0,33 0.65
0,97 0,87 0 ,23 0.46
0,34 0,71 2,07 0,33
0,23 0,50 1,49 0,23
0,16
0,33 0,72 2 ,09 0,33 2,56 0,29
0,29
0,21
0,37 2.66 0,28
0.89
1,14
1.12
0 ,80
1,21
0,36 2,61 0,26 1,33
0,09
0,18
0,13 0,09
0.17
0,13
0,13
0,1 2
0.13
0 ,13
0,74
1,12
1,25
1,03
0,63
0,18 0.13 1,11 0 .82
0,17
0,09 0,79 0,65
0,56
0,68
1,11
0,21
0,21
0,15
0.22
0.27
0,65 0.23
0,30 0 ,69 0,46
1,35
1,26
1,16
0,30
0,26
Kleine-Brogel
1,03
0,97
0,97
Kleine-Spouwen ("Non nespauwen") Koersel Kortessem
0,31 1,23
0,29 1,15
0,31 1,36
0,26
0,24
1,38
0,58
2,94 0,38 2.76 0,31
2,76 0,36 2 ,59 0,29
2,67 0,39 2,52
1,64 0,27 2,02
0,20
0,21
1,59
1,49
2.65 0.40 2,48 0,20 1,72
1,73
1.02
(Lens op de Jeker}
0,18
0,17
0,20
0 ,20
0,12
0,11
0,16
Leut Lummen en Linkhout Luyksgestel ("Gestelt") Mal
0 ,16 0,16
2,09 1,85
2,11 1,87
0,11 0,87 0,73
0,11
1,15 1,44
0,11 0,91 0,75
0,15
1,23 1,53
1,21
0.80
1,22
0,39
0,37
0,44
0,44
0,16
0,16
1,00 0,21
0,7 1 0,15
1,01 0.21
0,65 0,39
0,88 0,22
0,88 0,22
0,16
Martensltnde ("Linde bij Bilsen" )
0,22
0,21
0.35
0,36
0,24
0.23
0,32
0.22
0,31
0,34
0,61
0,61
0 ,72
0,57
0,31 0,75
0,22
0,34
0,31 0 ,75
0,32
0,69
0,24 0,63
0.32
0.74
0.32 0,72
0.23
Meldert
0 ,56
0.72
0,71
0,50
0,75
Membruggen Millen, Val-Meer Mopertingen Munsterbilzen Neerpelt
0,59
0,55
0,53
0,53
0,35
0.34
0,44
0,44
0,33
0,45
0,45
0,32
0,43
3,31
3,34
1.39
1,34
0,33 1,30
0,19
0,57
1,82
1,94
1,88
1,88
1.40
1,35 0,45
1,89 0,63
0 ,62
0,63 0,63
1,90 0,63
0,43 1.65
0,63 0.63
1,92 0,64
0,62 2,28
0,48 0.48
0,47
0,46 1.76
0,85 0,45 1,70
0,48 1,81 0,62
0.48
0,93
2,29
0,97
2,26
2.26
0,47 1,68
0,64 2,18
0,65 2.19
0 ,45 1,54
0,24
0.27 0 ,42
0 ,14
0,25
Kozen [Wijer inbegrepen] (6) Kuringen Kuttekoven Kwaadmechelen
0,36 0,52
1,81
Kerniel
0,23 0,59 1,38
met hei
ambt SlOkkem
0,1 4 1,57
Kermt
1,16
1.0ndcr he1amb1 Stokkem
2,55
1,81
0.72
0.89
1,60 0,35
0,57
2,12
0.20 1,02
Lens-sur-Geer
0,49 3,43
0.46 3,22
0,67 3 ,31
0,68 3,34
1,13
0.25 0,55
0,34
1,79
1,72
0,63
0 ,63 0.60
0.45 0,49
2.26
2,57
1,80
Bijlage 4.
(vervolg)
Jaar
Nonnemielen (onder Sint-Truiden) Oreye (Oerle)
1492
1493 14987
1498? 1496-99
1499
1500
1504
1510
1512
1515
1517
1519
1521
1541 Gemiddelde Gemiddelde
0 ,31
0,29
0,36
0,36
0,15
0,15
0 ,20
0, 14
0 ,20
0 ,19
0 ,22
0.22
0,16
0 ,21
0 ,21
0 ,15
0,22
0,21 0,17
0,17 0,17
0,20 0,17
0,20 0,17
0,11 0 ,11
0,11 0,11
0,16 0,16
0,10 0,10
0.19 0.12 1.45
0,16 0,17 3,14
0,16 0,17 3,14
0,12 0,09
0, 17 0,17
0,17 0,17
0,13 0,13
0,17 0,17
2,34
3,18
3,20
2,24
2,81
2 ,70
2,70
2,01
2,65
2,61
1,87
3,15 2.69
4 ,23
3,97
3.76
3,60
2,38
2,32
3,07
2,22
~ Repen, Kolmont en Herk
3,07
2,87
2,49
2,52
2, 15
2,04
2,74
1,97
2,75
(nu Overrepen}
0,43
0,40
0,99
0.99
0,34
0,32
0,44
0,31
0,44
0 ,68
0,47
0,47
0,35
0,49
0,51
0,35
Riemst
0,42 0,59
0,57 0,55
0,66 0 ,53
0 ,66 0 ,53
0,35 0,46
0.36 0,45
0.46 0.63
0,32 0,43
0 ,46
0.39
0,47
0,47
0 ,1 5 1,40
0,17 1,31
0, 11 1,26
0,11 1.27
0,11 1,23
0,10 1,20
0,13
0,10
0,66 0 ,16 1,66
0,35 0 ,49 0,12
0,52 0,69 0 ,16
0,51 0 ,68 0,16
0,38 0.48 0,48
1,15
0.53 0 .12 0,58
0 ,66 0.1 6
1,59
0 ,63 0,13 1,60
0,37 0,49
0.34 0,46
0,36 0,46
0 ,36 0 ,46
0,25 0,31
0 ,24 0,30
0 ,33 0.40
0.23 0,29
0.33
0 ,12
1,24 0,23
1,65 0,33
1,64 0,34
1,15 0,23
0,46
0,43
0,43
0 ,33
0,32
0,41
0,31
0,4 1
0,55 1.23
0,52 1,15
0.77 1,15
0.77 1,15
0 ,69 0,97
0 ,67 0,98
0,90
0 ,65
0.40 0.43 0 ,91
0 ,29 0 ,27 0 ,65
0,40
0,49
0 ,41 0 .44 0 ,92
1,27
0,91
0.38 2,87
0,36 3,31
0 ,36 3,34
0,18 0 ,32
0 ,17 2.46
0,23
Tessenderlo
0.40 3,07
Tichelrije (sub Nieuwerkerken] {8}
0,07
0 ,07
0,07
0,06
0,05
0,05
" Tille" [= Thys} (9) Ulbeek
0,17
0,17
0,61
0,57
0,66
0,66
0,58
0,55
Vechmaal Veldwezelt
0,61 0,43 0,74 0,12
0,57 0,40 0,69 0,11
0,83 0,50 1,49 0,13
0,83 0,51 1,49 0,12
0,37 0 ,63 0,70 0, 10
Rosmeer " Ruercoven" {7)
Rummen Schalkhoven Schulen s-Herenelderen ("Elderen") Spalbeek Stevoort St.-Huibrechts-Hern (incl. Hardelingen)
Vliermaal Voort Vucht Waltwilder [incl. Hoelbeek) (10)
,_.
1490
0,16 0,16 3,06
Otrange (Wouteringen) Overpelt
ID ID
1490
Wellen en Vrolingen Werm Wijchmaal Wimmertingen Wintershoven
0,17
0,17
wnder hct amb! Stokkem
met hel an1b! Stokkem
0,24 0,17 0,17
0,19 0,14 0,12
3.39
2,38
2,73
2.19
0,47
0,51
0,47
0,50 0,63 0,15 1,54 0,34
0 ,48 0 ,40
0,65 0,16 1,64
0.48 0 ,16
1,66 0,33
0,33
0.41
0 ,41
0,19
0,44
0,44
0,90
0,63
0,91
0,91
0,30 0,33 0,68
1,27
0,77
1,29
1,29
0,96
1,23
1,21
0,88
1,28
1,24
0 ,17
0,23
0, 15
0,25
0 ,25
2,37
3,24
1,45
3,01
3,01
0.26 3,01
0,26 2,97
0 ,18 2,11
0,25 3,00
0 ,29 3,07
0 ,20
3,23
0,19 2,24
0,06 0,16 0,76
0 ,04 0,11 0,54
0,06
0,07
0 ,06
0 ,06
0, 16 0,76
0,12 0,77
0,17 0,78
0,17 0,78
0,49
0,34
0,35
0 ,35
0,78 0,92
0 ,58 0 ,66
0,13
0,12
0.78 0,92 0,13
0.63 1,45 0,15
0,94 0,94 0,13
0,94 0,94 0,13
0 ,06 0,13 0 ,56 0,24 0,69
0,05
0,35
0,08 0,19 0,79 0,34 0,97
0,07 0,17
0,49
0 ,08 0,18 0 ,80 0.34 0,98
0,08
0 ,36 0.63 0 ,70 0.10
0,05 0,09 0,58 0,26 0,70 0,70 0,09
0.96 0,14
0,94 0,13
0,68 0,10
0,37
0.35
0,36
0,34
0,36
0,39
0,44
0 ,44
0,35
0 .45
0.45
0 .32
0 ,39
0,52
0 ,37
0,52
1,73
0,08 0,92 0,10
2,29 0,10 1,44 0 ,14
1,66 0,07
0,31
0.41
0,12
0,29
0,28
0,31
0,31
0,40
2,45 0.40
2,30 0,38
2, 16 0.36
2, 17 0,36
1,77 0 ,08
1,66
1.55
1.49
1.36
0,96
0,15 0,44
0,14 0,41
0,14 0,40
0,13 0,40
0,11 0,31
0,11
0.41
0,53
0,44
0,42 0,44
0,94
0,82
0,17 0,79
0 ,32 0.94 0,94 0,12 0,44
0 ,73 0.47 0,77
1,12 0 ,24
0 ,33 0 .31 0 ,68 0.95
2,04
0,12 0.61
0 ,39 0,62
0,95 0, 13
0.91 0 ,11
0,42
0 ,35 0 ,40 1,75 0,1 5 0 ,95 0, 11
0,53
0,40
0,56
0.55
0,39
0,53
0,46
2,30
1,45
2,39
2,39
0,24 0,77 0 ,1 0
0,13 1,13 0,16
0,13 1,13 0.16
1,77 0,09 0,64 0.12
2,42 0.13 1.08 0,16
3,25 0,1 3 1,06 0,16
1,71 0,09 0,76 0,11
0,29
0 ,41
0 ,19
0.44
0 ,44
0,33
0 ,45
0.45
0 .33
2,40 0,1 2 1,14 0,15 0,44
2,44 0,20
0,10
0,10 1,45 0,15
0,90
0,53
0,32
1,30 0,15 0,43
0 ,31
tv 0 0
Bijlage 4.
(ve rvolg)
Jaar
Zichen-Zussen-Bolder Zolder (incl. Stokrooie, V iversel en Bolderberg) Zonhoven
1
1493 14987
1490
1490
1492
0,37
0,34
0,60
0,60
0.42
3,25 2.88
3,45 2.30
4,77
4,82
4,80
4,85
2,49 2.80
Ambt Stokkem
14987 1496-99
1499
1500
1504
1510
1512
1515
1517
1519
1521
0,41
0,54
0,39
0,55
0,39
0,55
0.55
0,37
0.55
0,38
0,39
0,55
0.50
0,42
2.42
3,23
1,74
3,17
2,21
3,15
3,61
3,61
3.58
2,53
3,17
3,38 3,49
2,6 1
2,42
2,36 2,69
3 ,12
3,63
3,17 3,61
3,16
3,61
2,32 2,62
3,24
2,7 1
1541 Gemiddelde Gemiddelde zooder met het het ambt
ambt
Stokkem
Stokkem
2.94
62,5
Aldenelk (bij Maaseik)
0,81
0,79
0,89
0,79
As Beek
0,63 0,92
0.55 0,90
0 ,72
0.56 0,92
1,08
0,84 0.58 0.84
1.05 0 ,71 1,02
0,86 0,63 0.95 1,84
l!rti
1,75
1,69
1,70
Dilsen Elen
1,24
1,21
1,46
1,16
0,50
0,53
0,84
1,26 0,56
Ellikom
0,11
0,11
Genk Gerdingen Heppeneert (bij Maaseik) Lanklaar
1,61 0,47
1,54 0,43
0 ,13 1,91
0,53 0.11
0,20 0,21
0.19
0,24
0.20
1,93
1,89
0,25 2,26
0 ,19
Mlllilk
1.95
0,56 0,19 0,23 2,03
Meeuwen
1.35 0,23 1,59
1,28
1,61
1,50
1,37
0,28 1,86
1,27 0.21 1,56 0.97 0,92 0,92 0,16 0,56 0,88 0.92 0,21 0,81
1,2 1
0,22 1,55 0.98 0.90 0,90 0,17 0,58 0,83 0,90 0,19 0,80
0,23 1.59 1,03 0,84 0.79 0,28 0,56 0,82 0,84 0,35 0,84
0,26 1,98 1,26
0 ,24
Neerglabbeek Neeroeteren Opglabbeek
1,00
Opitter
0,92 0,92 0,16 0,60 0,83 0,92 0.18 0,82
Opoeteren Reppel Rotem ~
Tongerlo Wijshagen Zutendaal totaal in geldbedragen
8 155 Rgl.
8699 1783,7 Rgl. Rgl.
1,70
2 ,06
0,56
1,18
1,08 1,08
0,19 0 ,72
0,98 1.08 0,20 0.95
646 3578, 1 5875,3 4399,03 4051,2 Rgl.
(Rgl.?) (Rgl.?)
goudgl.
(Rgl.?)
1,48
0.39 0,18
0,16 1,56
3.868 3100 2389,6 2.390 2. 141 goudgl. Brab.gl. Brab.gl. Brab.gl. goudgl.
2.10 1,56 0.69 0,22 1,94 0.70 0,24 0 ,24
2.25
1,02
0,99 0,31 0,70 1,01 1,02
0,42 1,05 1169,5 593,05 2192,3 2645 (Rgl.?) (Rgl.?) (Rgl.?} Brab.gl.
1,31
0,58 0 ,14
1,67 0,52 0,20 0,22 2,05
1,69 1.07 0,95
0.93 0,21 0,62 0.89 0,95 0,26 0,88
Bijlage 5. Belastingen in het land van Loon en in het ambt Stokkem in daadwerkelijke geldbedragen (1490-1541)
Jaar
1470
1490
1492
1493
1498? 1498? 1496-
Rcforen1ie (l·IRA, OAH)
369
370
37 l
372
369
1499
1500
374
363 + 366 + 367 + 378
1504
1510
1512
151 5
151 7
380
38 1 + 381 + 140
15 19
1521
1541
1499 369
373
375
376
377
367
383
367
Land van Loon (") lkrhn1ck lh::nngcn lini.:I. Paall ( 1 J Berlingen
lkverlu lincl. Heppcill
e)
l kvcr!>I Bil.t:cn l:lod10h Bominer!>hoven (+ Haren) Borgloon
Broekom D i ep<:nbet!k Dura!>, Binderve!d en Runkelen
Eigenbilzen Eksel
Gellik Genoelselderen Gor!>-Üplceuw Gotem
Grandville Gruz..:n en Orsmaal ( 'J Grevcnbruck ( = Achet.
21 250 18 200 30 80 300
35 135 25 255 66 30 2 10 33 40 40
15 15 21 384
21
4 .4 50.0 5.0
1.6 18.3 J.8
H.2 65 .0
200 30
45 .7
16.7
7.0
2.6
80
25.0
300
47.3
9 .2 17.3
56.7 l l.O 65.0 76.8 16 .3 42 .8 7 .8 90.4
250
18
35
7.7
135 25
14.7
255
4.5 50.2
66
13.0
2.8 5.J 1.7 18.4 4.8
1(1.()
23.4
12.7 103.2 15.8 91 .9 17.4 1111.7
H.7 68.8 I0.6 60.0 1 J.7
24.0 69.6 12.4 144.S
l:l.6 104.3 15.9 89.4 17.S 104.3 121.1 27.2 69.4 1:u1 144.7
37.3
36.8
24 .2 19.5 64.3 11.7 10.3 17.7 6.4 4 .3
122.9
7.3 60.0 9.3
31.5
22 .6
11 .3
29.7
50.S
6.0 36.5
60.0
107 .0 24 .0
72.0 18.0
68.0 12.8
68.0 12.8
4.5 27.8 33.3
2.3 14.0
8 1.3
6.1 37.5 45.5
16 .6
43 .8
74.3
8.5
6.7
61.3
30.0 6.0 95.0 10.5
38. 1 6.8 80.0 19.5
38. 1 6.8 80.0 19.5
25.0 4.5 53.5 13.0
19.4 3.4. 40.3 10.0
3.4 9.8
9.0 25.5
1.7
4.5
20.3 5.0
53.5 13.0
26.5 22.5 15.0 15.0 75.5 30.0 55.5 55.5 16.0 9.0 9.8 9.8 14 .5 7.5 8.5 8.5 33.8 2 1.0 15.8 15.8 8.5 6.0 5.3 5.3 6.0 7.5 4 .3 4.3 7.8 7.5 ~3 5.3 200.5 116.0 126.0 126.0
10.0 37.0 6.5 5.5 111.5 3.5 2.0 84.0
7.4 26.4 5.0 4 .1 7.7 2.6 2.1 2.5 61.0
3.7 9 .7 16.0 13.3 35.3 60.0 2.0 6.5 J0.5 2.1 . 5.5 9 .0 16.5 3.9 . 10.5 1.3 3.5 5.5 1.1 2.9 . 4 .3 1.3 3.3 5.5 30.5 80.7 135.5 .
12.6 7.7 21.7 5.2 3.3
6.3 3.9
16.7 10.5
28.0 17.0
11.0
28.5
48 .3
2.6
17.5
9 .0
7.0 4.6 23.0
11.0 7.0 40.0
15.0 46. J 8.2 95.7
18 .4
26 .9
60.9
99.5
30.0 85.5
2.4
IJ .l
40 4{) 15 15
7.7
8.3 3.0 3.0
2 .8 3.0 l.I 1.1
9 .8 16.7 6.1 4.1
17.5 15.4 16.7 9.9 6 .7
\ó.6 26.9 9.7 6.8
5.5
8.9
8.8
5.2
142.9 229.3
23 1.7
15 1. 1
7. 1 3 .5 13.8 2.6
4.3
36.5 5.8
9.5 56.0
2.2
19.5
1.8
14.0 2 .2
47.0
17.9
1.6
3.6 27.8 4.3
9.5 56.0
5~
27.7
4.5 37.5 5.0
47.0
U
4 .2
6.8 56.0 8.5
45.0
48.9
75.6
6.8 56.0 8.5
13.5 60.0
D
21
6.11 611.0 9.0
92.0
M
384
14.0 79 .0 15.5
MU~
210
18. J
12.ll
92.0
11.5
127.8 32.5
~5
10.3
13.0
40.5 7.3 85.5 2 1.0
l-lamon1 en
Si111-lluibrcch1s-Lillc) Gro1e-Brogel
Grote-Spouwen Grui1rode Ci11ig1 1vc11 Gut ~chuvcn
Ha1111nc I011sthaml
N
0
......
90 40
90 40
200
20n
9 .5 37.8
.16 30
.'\6 )0
7.1 .'i.9
170
170
3fdl
2.2
L\.2
3 1.3 17.8 52.1 11.8 7.6 47.0
50 .2 28. 1 83 . 1 18.8 11.0
XS.2
50 . I
32. 1
44 .3
28.3
18.9
25.0
15.0
15.8
15.8
83.0 19.0 12.5 h9.0
55. 1 12 . .'i H. I 49.7
73.3
45.0
45.0
45.0
16.8 11.0
13.0 10.5
10.5 6.8
10.5 6.8
17.5 10.5 30.0 7.0 4.5
61.0
36.0
37.5
37.5
25.0
(" 1 Do.:: p la;usc:n werdc11 gcvcnlici:nl aan d~ hnn
25.5
26.3
26.3
1.7
{')Paal maak Ic 1ijdens het An<:it:n Régimc van Ucringc11 tlcc l uit. ( 1) Heppen ma:1ktc 101 1850 deel uil van Beverlo . ( ') Grnti:n. 11u Drabant. was Louns. W:it ondcrOrsmaf1I vcrsta:m moel worden, is onduidelijk. Een Loons leen ontler On;m;wl ( ·G U~.'icnhove1i) uf undtr Oom1aal ( Halle- Booie nhoven)?
N 0 N
Jaar
1470
1490
1492
1493
1498? 1498? 1496-
Referentie 0-.JRA. OAH)
369
370
371
372
369
1499
1500
374
363 + 366 + 367 + 378 375 376 377
1499
5.5
Haren bij de Maas
369
373
8.7
9.2
5.8
f=Nccrharcnl 500 100 Heers 40 Heks 18 lkk:h1cren 75 Hc111.Jricken 25 Herderen 40 40 's·Hcrenelderen t·Eldercn") Herk-l.le-Swd 40 Hasselt Hechtel
500 100 40 18 75 25 50 40 40
88.6 25.0 7.7 3.6 18.9 6.3
29.6 257.0
9.2 2.8 1.3 6.9
27.9 12.3 5. 1 27.4
20.0
2.3 4 .6 2.8 7.3
10.0 12 .8 11.8 50 .9
12.4
7.7
4 11.3 410.0 27 1.9 44.7 44.4 29.5 19.3 19.5 Ll.0 8.2 7.9 5.3 43.5 44.4 29. I 15.8 16.4 10.5 20.4 20.9 13.6 18.8 80.9
18. 1
12.7
8 1.B
53.9
(met huitingen) (")
Henen Heusden en Houwc iken Hoepertingen Hom (onder Vechmaal]
el
12
12
2.4
0.9
3.6
150 60
150
23.2
s .·5
45 .5
5.0 12.2
5.7 74 .7
4 8.2
60 5 40
13.0 1.2 7.7
4.8 0.4
17.8 1.5
28.3 2.3
28.3 2.3
18.8 1.6
2.8
45.5 7.9 3 1.3 20.7 4.6 17.4
16.7
15.4 57.5 12.2
23.8 91.4 19.0 66.8 50.4
16.2 5 1.8 12 .9 44 .3 33.5
Kaulille
5 40 155 35 160
Ho rPmaul Houchalen
3.8
2.9 11.5 6.9
41.4
) 1.6
24 .0 92.5 19.2 67.2 50.6
1.8
8.9
14. I
14.4
9.4
6 .J
20.9
33.5
33.4
22. 1
Kerm1
11 0
Ke rniel
20
Kleine-Brogel
84
160 35 160 110 26 84
Kleine-Spouwen ('"Nonnespauwcn")
25
25
5.6
1.7
8.5
13.6
13.5
9.0
100
100 240
24.3 47.3
8.9 17.3
20.9 58.7
34.5 8 1.2
34.0 95.1
22.1 62.1
31
7. 1
225 25 130 15
44..J 3.6 30.7 3.6
2.6 16 .3
9 .7 72. 1
14.3 114.6
15.5 114.0
10.2 76.3
Je:i.:i.crcn
Koersel
Koriessem 240 Kozen fWijer inbegrepen! (") 3 1 Kuringen 225 Kuuckoven 25 K w aadmec.:hc lcn 130 Lcns-:i.ur-Geer 15
1.3
7.6
12.2
12.5
8. 1
11. 2
36.4
58.2
58.3
3~U
1.3
~2
~6
7.1
~5
13.6 12. 1 2 .9
4.1 32.7 27 .0 5 .7
6 .4 5 1.1 43.0 9 .2
6 .8 53 .4 44. 1 9.[
4 .3 32.5 28.6 6 .0
(Lens op de Jeker)
Leut Lummen en Linkhoui Luyksgestel ("Gestel!")
Ma l
100 125
32
1rn1 125 32
31.2 33.(J
7.9
8.0
1504
12.0
1510
4.9
151 2
4.9
15 15
1517
380
381 + 381 + 140 367 367
4.0
2.5
362.3 225.5 224.3 224.3 149.5 108.3 39.3 15.0 10.5 15.0 22.5 22.5 17.3 16.5 12.0 12.0 8.0 6.8 7.0 7.0 4.9 4.9 3.4 2.4 39.3 28.0 22.5 22.5 15.0 10.7 14.5 6.0 9.0 9.0 6.0 4.4 18.5 13.5 12.0 12.0 8.0 6.0 16.0 72.3
6 .0
10.5
10.5
7 .0
5.1
24.0
44 .3
44.3
39.5
21.9
5.0 66.0 25.0 2.0
3.0 33.0 10.0 4.5
1.7 17.5
21.0 80.8 16.8 59.0 44.5 12.8
16.5 39.0 12.0 24 .0 54.0 7.5
29.5 12.0
3 .4
3.4
37.5 15.4 4.5 12.8 49.5 10.5
37.5 15.4 4.5 12.8 49.5 10.5
2.0 25 .0 10.0 3.0 8.5 33.0 7.0
34.5
34 .5
23.0
27.8 7.9
27.8 7.9
10.5 6.0
17.0
17.0
7.5
7.5
17.5 5.0 11.5 5.0
30.0 84.0
54.0 57.0
14.8
9 .0
100.8 11.0 51.5 6.3
84.0 7.5 24.0 4.5
17.0 50.0 8.3 63.0 6.5 28.5 4.1
17.0 50.0 8.3 63.0 6.5 28.5 4 .1
6 .0 47.3 39.0 8.0
9 .0
3.0 26.8
3.0 26.8
20.0 12.0
2 1.0
2 1.0
5.3
5.3
11.5 33.5 5.5 42.0
3.5 19.0 2.0
2.0 17.0 14.0 3.5
D 2.3 ~5
as Ll 16. l 14.4 3~ 7~
3~
8.4 24.5 3.9 30.2 3.4 13.3 2. 1 1.5 13.2
9.7 2.5
1519
1.2
152 1
3.2
154 1
383
5.0
54.3 143.0 236.0 5.3 13.9 23.8 3.5 8.0 12.5 1.2 5.3 3.2 5.4 23.8 14.l 2.4 5.9 9.5 3.0 12.0 8.0 2.6 6.0 11.3 11.0 28.8 46.0 0.9 9.0 3.8 1.2 3.3 13.0 2.7 8. 1 7.2 2.0 3.9 2.0
2.3
3.5
23.0 9.9 3.0 8.6 30.0 7.0 21.3 19.0 5.1 IO.I 5.1
40.0 16.8 4.5 13.5 52.5 11.3 37.0 30.0 8.3 18.3 8.0
2.0 15. I 1.7 6.7 1.1
11.0 32.7 5. 1 39.6 4.5 17.5 2.9
18.3 52.3 9.5 67.8 7.0 30.8 4.3
0.8 6.6 4.9 1.3
2.0 16.3 12.8 3.3
3.0 28.5 22.5 5.5
4.2 12.3
l'J Tol Ji..: lluitinge n vau I krl.. b..:hunnk out.Ier ;md.:rc tic vnicgc r .i:clf~t;111digc gcn11;..:111c
l)unk. 1 ! ) Si n1 - l'it.:1c:r~- ilorn. nu n:n gd1u.:h1 v:.in Vc1.:hma;1I. wa.~ dc~11jJ~ een Loou:.c hccr\ijl..hc uJ e n een zclfstundige gcmccnh:.
(") V;111 dil: Loonse heerlijkheid Koren muuktc de ufzomJcr/ijkcgemeemc Wijer deel uit.
Jaar
1470
1490
1492
1493
1498? 1498"1 1496- 1499 1499
1500
Rcfcrcn1îe (l-IRA. OAl-I)
369
370
37 1
372
369
363 +
366 + 367 +
375
376
Marte ns linde ("Linde bij Bi lsen") Mei J en
Membruggen Millen, Val-Meer Mupeningcn Muns1crbilzen N onnemielen (onder Sint-Truiden) Neerpelt
369
373
374
1504
1510
1512
1515
1517.
378
380
38 1 + 38 1 +
377
367
15 19
18
6.3
2.3
8.6
13.3
13.9
9. 1
12.3
7.5
7.5
7.5
5.0
3.8
1.9
4.9
8.0
60 48 50
6.0 9.5 59. 1
2.2 3.5
22.0 12.5
36.0 19.9
49.6
78.6
23.2 13.3 52.5
28.0
21 .6
31.8 20.9 79.5
50. 1
27.2
24.0 7.8
19.5 6.0 60.0 15.0 15.0 6.0
18.0 10.5 45.0 15.0 15.0 5.J
18.0 10.5 45.0 15.0 15.0 5.3
12.0 7.0 30.0 10.0 10.0 3.5
8.4 5.3 22.5 7.5 7.5 2.5
4.2 2.7 11.3 3.8 3.9 1.3
11.1 7.0 29.6 9.9 9.9 3.2
19.0 11.0 48.0 16.0 16.0 5.5
30.0
54.0 3.8 4 .1 75.0 64.5 11.3
54.0 3.8 4. 1 75.0 64.5 11.3
36.0 2.5 2.0 50.0 43.0 7.5
25.6 2.0 2.0 37.2 3 1.0 5.8
13.0
33.8 2.8 2.8 49.0
58.0 4 .3 4.3 80.3 68.5 12.0
7.5 10.5 2.5
6. 1 8. 1 1.9
18.5 70.J
4.4
16.6
26.5
2.4
5.5
8.9
27 .2 8.8
17.6
6.5
280 15 15 345
59.0 3.6 3 .0
100. 1 6.4
100.:i 7. 1
6.5 85 .D J 36.4
6.9 134.9
66.7 4 .3 4 .2
Peer
250
250
67 .0 44.5
21 .6 1.3 1.1 24.6
63. 1 4.0 4.,
Overpelt
280 17 14 345
16.3
35
17.7
6.4
76.8 120. 1 120.5 12.0 19.0 19.3
80.0 12.7
106.5
35
17.0
6.0 3.8 45 .0 87.0 2 1.0
34 48 12 11 4 30 40 33 45 100 250
50 48
11.8 9.5
4.3 3.5
12.0 16.5 3.8
15.8 3.8
6 1.8
18.0
39.8
19 .3
3.0
14.3 17.9
14.4 17.5
9.4 11.8
33 45 100 250 6
6.5 13.7 20.5 59. I 1.2
2.4 5.0 7.5 2 1.6 0.4
6.5 24.8 34.8 11.6 1.8
10. I 39.7 57.8 144.J 2.8
10.2 39.7 55.7 141.9 2.7
6.8 26.3 37.0 95.9 1.8
12.8 15.8 9.0 35.0 49. J 125.4 2.4
7.9 9.8 6.0 21.8 30.8 72.0 1.4
15.8 3.8 39.8 7.9 9.8 6.0 21.8 30.8 72.0 1.4
26.5
8.9 11.2
J.8
40
22.5 6.5 8.3
13.2 17.6 4.2 46.6
17.8 24 .3 5.0
11 4
0 .7 8.2
20.J 27.5 5.7 69.9
11.3
2.0
2 1.1 26.5 6.0 70.5
11.3
15
12.5 16.6 3.9 44. J
5.0 6.5 4.0 14.5 20.5 48.0 1.0
3.9 4.8 3. 1 10.8 14.4 35.2 1.0
3.1 4.1 1.0 9.8 2.0 2.4 1.6 5.4 7.2 17.6 0.5
15
3.0
1.1
50 50 35
11.8 14.8 9.0
4.3 5.4 3.3
4.J 20.8 13.4
6.8 )2.3 2 1.4
9 .7 0 .8
22.6 25 . I
37.J 4 1.I
3.5 13.2
5.7 20.6
2.0 12.5 5.5 15.0 15.0 2.0 7.5
2.0
26.5 2.4
4.1 18.8 8.3 22.5 22.5 3.0 10.6
2.2 9.4 4.0
60 10
4.1 18.8 8.3 22.5 22.5 3.0 10.6
5.9
89.9
88.6 6.3 6. 1 11 8.J
1.0
1.0 19.0 15.5 3.0
(nu Overrepen) Riemst Rosmeer "Rucrcovcn" C) R ummen Schalkhoven Schulen Sinl · Huibrechts-Hcm Spalbeek S1evoort
Tessenderlo
Tîchelrije (sub Nîc uwcrkerkenl (1 ) ''Tille" f= Thys! (') U lbeek Vechmaal Veldwezelt
V liermaal
Voon
6 14 50 50 35 60 10
V ucht
N
0
w
383
18
12.0
R epen, Kolmonc en Herk
140
60 48 76
40 25
Ocnmge (Wouteringen)
154 1
367
40 25
Oreye (Oerle)
152 1
30
2 .4
7.1 4 .6 33.4 22.0 21.5 14. 1 )4.) . 23.6 40.4
26.6
5.9
4 .8
15 .7
14 .0
6.3 29.5 19.0 30.3 35.7 5. 1 14.0
4.5 19.5 24.0 45.0 2.3 3.8 24.0 10.5 19.5 45.0 4.5 12 .0
C'J llc
f"l 1kt gd1111.:h1 lichdrijc vorm~k 1m:cr J;111 drie vierde vim 1le latere gemeente Nicuwcrkcrkc:n.
1~l 'l11ys. nu
provi11dc l .uik, wu.~ dcsiijds Loon.
11.5
11.2
1.6 5.3
1. 1 4.7 5.8 5.6 0.8 2.7
41.0
7.8
u
12 .0
106 106
16.5
25 .3
4 1.8
~1
u
u 4~
~
JU
u
14.2
uo
1~4
325
%3 13
M3
2.9 12.3 5.3 15. J 15.0 2.2 7.0
4.3 20.0 8.3 24.0 24.0 3.0 11.3
ll
N
0
.j:>.
Jaar
1470
1490
1492
1491
1498? 1498? 1496- 1499
1500
1504
15 10
1512
15 15
1517
363 + 366 +
367 +
378
380
38 1 + 38 1 +
375
377
1519
152 1
1541
140
383
1499 Referen1ie (HRA, OAH)
W<Jll willler
lincl. Hoelbeek} (1°) Wclkn en V rol ingen Werm
Wijchm:ial Wimmertingen
Winten.hovcn
Zdcm Zichen-Zussen-Bolder Zohkr ( ind. Stokrooie, Vivcn.d en Bolderhcrt; Z1ml11ivcn
369
370
37 1
372
369
369
5.5
2.0
14.2
22 .7
22.7
15. 1
20.0
16.5
12.8
12.8
8.5
6.5
3.3
8.6
13.5
38.5 6.5 26.6 2.5 7.1
14. I
63.4
10 1.4
100.9
67 . 1
2.4 8.8
2.8 34.5 3.9 11.3
4.5 54. I 6.1 18. 1
4.4 63.4 6.4 18. 1
14.6
23.5
45.0 7.5 24.0 3.0 6.0 15.0
57.0 3.0 27.0 3.8 10.5 12.8
15.1
2 3.4 23.8
3.0 36.5 4 .1 11 .9 15.5
89.1 3.9 56.0 5.7 16.0 20.0
23.9 142.1
16 .0
2 1.l
12.0
13. 1
94.2
125.5
54.0
75.8
28.3 1.6 12.6 1.9 5.3 6.0 6.5 37.0
37.5 2.0 16.7 2.5 7.3 9.0 8.5
142.0
38.0 2.0 18.0 2.5 7.0 8.5 8.0 50.5
19.3 0.8 6.3 1.0 2.7 3.0 2.3
89.0
57.0 3.0 27.0 3.8 10.5 12.8 13.1 75.8
18.5
48.4
61.0 3.0 29.0 3.8 11 .3 13.3 14.0 80.3
106.0
140.4
75.0
R6.3
86.3
57.5
42.3
21.3
55.5
80.8
JO
265
33 135 12 36 50 30 300 200
11.7
J0.7
85.0
0.9
2.6 4 .2 3.9 31.2
32.8 62.7 44.3 17.9 3.9 57.6 16 .7 7.1 7.4 69.0
53.0 99.7 71.0 31. 1 6.3 90.3 25 .5 11 .2 11 .9 Il 1.3
48.3
75.2
13.0 91.0 57.6
Reppel
8.3 56.7 35.7 32.8 32.8 5.8
Rotem
21.5
S1okkem Tongerlo
29.6
Genk Gerdingen Heppenccn (bij Maaseik)
Lanklaar Maaseik Meeuwen
Neerglabbeek Nceroe1eren Opglabbeek
Opiuer Opocrcrcn
367
24
46.6 32.3
Elen
367
21XI
29. I 2 2.6
Ellikom
376
24
159.5
AIJ e ncik (bij Maaseik) As Beek Bree Dilsen
374
200 33 135 12 36 50
100.2
Amb1 S1okkem
373
235
85.7
31.4
158.9
62.5
32.M
l "'l Fi:>e:aal werd de ulfälandigc gcmccntt Huclhcc k biJ Wallwildcrgcrckcnd.
53.0 53.11
9.8 34.2 48.7 53.0
36. 1
24.5
29. 1
29.0
17.5 28.5 52.5 36.0 16.5 3.5 46.0 12.0 5.5 6.0 60.5 39.5 6.5 48.5 30.0 28.5 28.5 5.0 . 17.5
39.6 43.8
28.5
43.8 83.7 59.3 25.9 5.2 77 .3 22.7
9.6 10.2 9 1.8 65.3 11.3 75 .3 47.7
43.8 43.8 7.8
27.3
18.0 12.5 18.0 36.5 27.0 12.0 3.5 33.5 12.0
4.0 5.0 43.5 26.0 5 .0
34.0 22.0 18.0 17.0
6.0 12.0 17.5 18.0
23.0 15.5 22.3 46. I 34.2
15.2 4.9 42.5 15.3 5.3 5.4 49.4 32.9 5.6 43.4 27.6 22.3 21.7 6.8 15.4 22.2 22.3
Jaar
1470
1490
1492
1493
1498'! 1498'/
1496· 1499
1499
1500
Refercn1ie (HRA, OAl-0
369
370
37 1
372
369
373
374
363 + 366 + 367 + 378 375 376 377
W11:.hagcn
ó.5
11 .2
Zute ndaal
29.4
47. J
3578
5875
!Olaal
N 0
UI
369
8185
8699
1794
650
Rgl.
Rg.
Rgl.
Rgl. fRgl.?) (Rgl."!)
8.3 38.5 4423
1504
15 10
15 12
6.5 25.0
15 15
15 17
380
381 + 381 + 140 367 367
1519
7.5 18.0
152 1
154 1 383
9.3 23.0
4051
3889
3100
2403
2403
2 141
g
gdgl.
Rr.gl.
Br.gl.
Br.gl
gdgl. (Rgl.?) (Rgl.?) (Rgl.?) Br.gl.
1176
595
2192
7343
206
Register van persoonsnamen N.B. Prins-bisschop Everhard van der Marck werd niet opgenomen. Aenholt, Henrick 136 Aert, Lowich van der 180 Aerts, Erden 109, 187 -, Johan 109, 187 Ala(e)rts, Ala(e)rt 74, 76, 185 Alsteren, Johan van 39 Amstenrode, zie Austenrode Arenberg 22, 136 Austenrode, Henrick van 74, 185 Autel, zie Etter Bacx, Elisabeth 40 -, Renier 40 Baden, Fredericus IV van, prins-bisschop van Utrecht 180 -, Limburga van 137 Ballen, J(oh)an 120, 181-182, 193 Bardoul, Henry 23-24, 39, 77, 79, 129, 132, 144, 188-189, 191, 194 Bätard, Jeannot le 39, 51, 86, 180, 187, 189 Beckers, Jan 181 -, Leenardt 122, 192 Beeks, Henrick 193 Beelen, Mathijs 107, 137, 187-193 Beieren, Albrecht van 100 -, Ernest van 14 -, huis 86, 155 -, Jan van 10, 69, 90, 100, 152 -, Maximiliaan Hendrik van 155 -, Willem V van 100 Beilens, Lambrecht 71 Berckenbosch, Marcelius 75, 185 Bergen, Cornelis, heer van 128, 134, 185, 187 -, Cornelis van, prins-bisschop 3 Berghe, Johan van den 120, 187 Bichlingen, Frederik van 13 Bierset, Thiry de 36, 45 Billien, Dierick 75, 185 Bilters, Cloes 180 Bilzen, Lonis van 80 Blaesen, Bartholomeus 183 -, Wilhem 80, 191, 193 Boers, Symon 107 Boes, Willem 43, 186-187 Boeten, Jan 79, 189 Bolgry, Henrick 187 Bollincks, Oth 134
Bonarts, Dries 194 Bonen, Dries 194 -, Lodewijk 191, 194 Bormans, Aert 43 -, Jan 89 -, Re(y)ner 89, 120, 132, 179-181, 187 Bouillon, Godfried IV van 16 Bourbon, Lodewijk van, prins-bisschop 22, 47, 50, 52-53, 56-57, 138, 177 Bourgondië, huis 47, 56, 96, 106, 121, 149, 153 Bourgondië, zie Filips de Goede en Karel de Stoute Bouyens, Pouwels 183 Boxtel, zie Ranst Bruwilre, Arnolt 129 Buelens, Peter 187 Buisson, Jacques du 36 -, Quintin du 36 Bunnen, Re(y)ner 43, 120, 186 Buntiruc(s), Luenis 193 Busken, Joannes 89 Celles, Jeanne de 40 Clemwaerts, Luenis (Lonis) 190, 194 Clinger, Matheus 191 Coetbem, Jan van 74, 185 Colonus, Petrus 89 Comrnerclaes, Jacop 107 Corswarem, Walter van 13 Cortenbach, Jan van 185 Covelentz, Jan 136 Craens, Jan 194 Crans, Peter 136 Croy, Jacques van 51, 138-139, 178-179, 181, 188-189 -, Jan van 138 Cruce (Cruys), Luenis van de 192-194 Cruyckbeckers, Jan 183 Culen, zie Heyden Cuppens, Wouter 123, 187 Custers, Jan 43, 106, 132, 178 -, Matheus 139 Dael, Henrick van 74, 185 Deigens, Jan 193 Deudoens, Merten 75 Diest, Marcelis van 187 Driessen, Jan 75, 186 Drydoens, Johan 75
Duefkens, Ger(i)t 133, 135, 186 Duetschen, Jannes 121, 187 Duit, Lenart 191 Edelbampt, Gherit van den 81, 88, 121 , 190-191, 193 Eelsraeck, Aert van 120, 182, 190, 193 -, Jan van 86 -, Wouter van 78-80, 86-87, 89, 120, 150, 181, 188-193 Egmond, Joris van 13 Elderen, Johan van 39 -, Willem van 39 Elter (Autel), J(oh)an van 77-81, 88, 121, 138, 188-194 -, familie 88, 118, 122 -, Jan I van 88 Emmen, Andries 75, 186 Emptines, Englebert d' 40 Eyck, Jan 107, 138, 181 Eyndbroeck, Jan van 78, 80-81, 119, 188192 Ferret, Johan 190 Filips de Goede, hertog van Bourgondië 130 Filips de Schone, aartshertog 51 , 75, 180, 184 Floyon, Jan van 40 Garry, Walter 39 Geinck, Aert van 89 Geloes, Steven 88, 120, 182-183, 191 192, 194 Gelre, Karel van 106 -, Reinier van 106 Gielis, Matheus 121, 187 Goer, Jan van 144 Gontiers, Hendrik 89 -, Willem 86, 88-89, 181 Greven, Hendrik 46, 89, 113, 120, 128, 183, 188, 190 Grevenbroek, Adriaan van 48, 180 -, Jan van 69 -, Robrecht van 69 Groesbeek, Gerard van 88 Guicciardini, Ludovico 96 Gulik, hertog van 51, 180 Habsburg 106 Haeren, Niclaes van 88 Hamal, zie Elderen Hamers, Aert 181 Hand, Thijs met de ene 107 Heestert, Ghijsbrecht van 187 Heinsberg, Jan van 69 Heister, Herman 136 Hentens, Jannes 178
Herbays (Herbais), Simon van 39, 144 Herck, Kerstken van der 191, 194 Heyden alias Culen, Peter van der 41, 43-44, 46, 78-82, 87, 89, 105, 107, 120, 127, 138, 150, 180-182, 187-194 Hilst, Jan van 120, 183, 191 Hoen, Herman 73, 186 Hoeven, Servaes van der 75, 81, 107, 120, 182, 183, 190 Hollogne, Johan van 39 Holthorn, Godert 108, 191-192 Horion, Willem van 40 Horn, graaf van 51, 181 Horn, Jan van, prins-bisschop 4, 22, 2425, 40, 48, 50-53, 56-57, 74, 79, 128, 132-133, 137-138, 144, 150, 178-181, 185- 186 Hout, Jan van 46, 187 Houte, Jannes van den 81, 190 Huben, Lambrecht 187 Hun, Luys 136 Ingenbrouck (Indbrouck), zie Eyndbroeck Innocentius VIU, paus 179 Jan zonder Vrees, hertog van Bourgondië 130 Jannis 190 Joest(en), Adam (Daem) 191 Jordans, Jannes 134, 182, 193 -, Jordan 187 Jupen, Henricus 89 -, J(oh)annes 43-44, 46, 79, 81, 86, 8889, 107, 113, 116, 120, 128, 132, 138, 150, 179-183, 188-191, 193 Kangieters, Joannes 86 Karel de Stoute, hertog van Bourgondië 3, 25, 79, 97 Karel V, keizer 33-34, 36, 38, 46, 48, 51, 55, 106, 182-183 Kelchteren, Andries van 74, 139, 185, 187-188 Kerkom, Yolande van 39 Kersse, Ghijsbrecht 78, 80-81, 88, 120, 188- 193 Kleef, Filips van 51, 177, 181 Koele, Pauwels 183 Kriekelman, Rener 133, 186 Kuerix, Henrick 86 Lalaing, Maria van 138 Lantmeters, Go(d)ert 74, 185- 186 Lauwereiten, Melchior 75 Lensen, Andries 193 Libens, Jan 122- 123 Liebrecht, Jan 183 Lodewijk XI, koning 177
Loe, Heyn van der 188 Lonis 188 Loon, Arnold IV van 95 -, Lodewijk IV van 96 -, Maria van 137 Loup, Rernacle Ie 99 Luther, Maarten 48 Maichs, Dionijs 107, 183 -, Jannes 107, 181 Marbeis, Gerard van 40 Marck, van der, familie 22, 25, 121, 138 -, Adolf van der 10 -, Everhard I van der 69 -, Everhard III van der 22, 29, 40, 136, 178-179 -, Everhard IV van der 136, 188 -, J(oh)an van der 181 -, Jacqueline van der 39 -, Margaretha van der 136 -, Robert van der 180 -, Willem van der 22, 33, 39, 48-49, 5152, 177, 183 Meessen, Jan van 74, 185 Meeuwen, Henrick van 111, 192 Meldaert, Aert van 86, 132, 180-181 -, Arnoldus van 89 -, Nicolaes van 88, 120, 193 Mentens, Goesen 194 Merlemont, Gerit van 43-44, 107, 178, 180 Merode, Richard van 40 -, Richard II van 39 -, Richard IV van 39 Millen, Dionijs van 89, 106-107, 185 -, Petrus van 89 -, Reyner van 120, 183, 193 -, Thomas van 89 Moes, Aert 183 Momalle en Braives, Dierick van 40 Musel, Peter van 86, 107, 132, 134, 181 N" Adriaen 75, 186 Nassau, Engelbert II van 51, 137-139, 181, 188-189 -, Jan IV van 137 -, Willem (de Zwijger) van 137 -, Willem I van, koning 156 Nonden, Elisabeth 75, 185 Nouwen, Aernde 75 Obrechts, Willem 39 Oostenrijk, Margaretha van, landvoogdes 30, 182 -, Maximiliaan van, aartshertog en keizer 30, 47, 51, 55, 106, 134, 139, 178, 180181
Oppelzonhoven, Jan van 107 Ordingen, Jan van 87, 132, 191 -, Willem van 185 Otbert, prins-bisschop 16 Overenck, Peter van 136 Pa(e)smans, Gielis 107, 182-183 Parcque, Jacqueline du 36 Paulus II, paus 177 Peelmans, Jannes 187 Peelt, Jan van 71 Peix, Aert 187 Pels, Beelken 134 Peps, Adam 136 Poesch, Elisabeth 74, 185 -, Jacop 75 Polain, Johan Je, kanselier 36, 39 -, Johan Ie, schepen en burgemeester van Luik 86 Ponseur, Corbeau de 39 Puytlinck, Dierick 193-194 Ranst en Boxtel, Henrick van 136, 185, 188-189 Raspurch, Dierich 136 Ravenstein, zie Kleef Renesse, Frederik van 13 8 Rijkel, Frederik van 121 Rivieren, Godgaff vanden 40 -, Raes van 61, 153 Rover, Jan de 39, 185, 187 Rubken(s), Jan(nes) 193-194 Saksen, Albrecht I1I van 34-35, 42-43, 46, 51-52, 87, 108-109, 128, 134, 139, 181-182, 185, 189-190 -, Georges van 139 Sasserman, Jan 191 Schilders, Jan 183 Schwartzenberg(h)e, Edmond van 36 Scillinx, Henrick 189 Sengers, Tielrnan 181 Severins, Jan 191 Sigers, Nicolaas 99 Snoucks, Geert 75 Sombreff, Jacob 136 Spinde, Willem 74, 185 Spreeuwaerts, Pieter 75 Steigen, Willem 107 Steinrnetser, Claes 190 Stouten, Robert (Robrecht) 79, 81-82, 107, 120, 138, 183, 190-192 Struven, Herman 192-193 -, Lernel 190 Swolffs, Peter 43, 80, 120, 186-187 Tiribu, Jehan 36 Titelmans, Franciscus 91
-, Peter 91 Toeyt, Jan 75, 186 Tongerlo, Thijs van 194 Tybots (Typot), Hendrik 88-89 -, Herman 79, 88-89, 107, 118, 128, 132, 150, 179, 181, 188-189 Ulrich, meester 190 Valois 106 Vogelzang, zie Elter Warfusée, Agnes van 40 -, Raes van 39-40 Waroux, de 36 Weissenberg, Robrecht (Robert) van 16, 80, 105, 113, 128-129, 136-137, 191-193
Welchenhusen, Pontz van 185 Wendelen, Hendrik 123 -, Merten 122-123, 188 Wilpui, Joes! 136 Windelen, Jan 98 Wissenburch, zie Weissenberg Witten, Henrick 75, 186 Wydoe (Widoe), Johan van 77, 90, 123, 189-191 , 193-194 Yve, Gerard d' 40 Yve, Jean d' 40 Zavelland, Jan 193 Zoens, Jacob 136
Register van plaatsnamen N.B. De plaatsnamen Hasselt, Loon en Luik werden niet opgenomen. Aalst 114 Achel 69, 118, 197, 201 Agimont 52, 177 Aken (Aachen) 95, 134 Aldeneik 200, 204 Amant 50 Antwerpen 70-71, 95, 98, 102, 139 Arenberg 29 As 200, 204 Autel (Elter) 88 Bastenaken (Bastogne) 88 Beek 113, 200, 204 België 156 Berbroek 197, 201 Bergen-op-Zoom 71, 95, 98 Beringen 3, 15-17, 40, 43-44, 61, 67-68, 71, 73-77, 80-82, 91, 95, 98, 103, 115, 117, 119-121, 125, 131, 135, 154-155, 185-194, 197, 201 Berlingen 197, 201 Berloz 114 Beverlo 73, 79, 118, 197, 201 Beverst, 197, 201 Bilzen 3, 15-17, 40, 44, 50, 61, 67-68, 73-78, 80-82, 87-88, 91, 115, 117, 119120, 125-126, 129, 131, 135, 144, 149, 154-155, 185-194, 197, 201 Binderveld 39, 197, 201 Bocholt 71, 80, 98, 100-102, 109, 111, 118, 187, 192, 197, 201 Boekt 98 Bolderberg 98, 115, 200, 204 Bommershoven 197, 201 Booienhoven, zie Halle Borgerhout 102 Borgloon 3, 16-18, 40-41, 43-44, 46, 50, 61, 67-69, 73-78, 80-82, 87-88, 91, 9596, 105, 107-108, 113, 115, 117, 119121, 125-126, 129, 131-132, 135, 137138, 149-150, 154-155, 163, 173, 185194, 197, 107 Borgworm (Waremme) 15, 50 Bouillon 16, 37, 43, 51-52, 91, 180, 182 Boxtel 74, 136, 185, 189 Brabant 4, 9-10, 16, 23, 38, 47, 50, 53, 60, 63, 75, 89, 95-96, 98, 106, 130, 138, 147-148, 159-160, 169, 171, 181, 201 Braives 40
Bree 3, 15-17, 40, 44, 52, 61, 67-69, 71, 77, 80, 82, 91, 112-113, 123-124, 131, 141, 149, 155, 188, 194, 200, 204 Broekom 197, 201 Brugge 95, 97 Brussel 25, 59, 70, 98, 181, 183 Brustem 39, 68, 114 Canticrode (Mortsel) 136 Chätelet 15-16, 91 Ciney 15, 16, 52 Condroz 50 Corswarem 114 Couvin 15-17, 40, 52 Crenwick, zie Rosoux Demer 95-96, 103, 106 Deurne 102 Diepenbeek 92, 114, 118, 131, 197, 201 Diest 25, 43, 59, 75, 98, 134, 137-138, 178, 184, 186 Dilsen 113, 200, 204 Dinant 15-18, 40, 91, 97, 147, 158, 169 Donk 202 Doornik 125 Dormaal 201 Dublin 103 Duras 197, 201 Eigenbilzen 197, 201 Eksel 73, 76, 117, 188, 197, 201 Elen 200, 204 Ellikom 71, 200, 204 Elter, zie Autel Everse! 73 Fexhe 10 Firenze (Florence) 70 Floirchiennes 183 Fosse-la-Ville 15-18, 40, 97 Franchimont 37, 50, 108, 132, 180-181, 188 Frankrijk 50-51, 156, 177, 179-180 Gascogne 39 Gelinden 114 Gellik 197, 201 Gelre 9, 14-15, 17, 29, 37-38, 40, 68, 106, 125, 131, 181 Gemel 187 Genk 50, 113, 131, 200, 204 Genoelselderen 197, 201 Gent 97
Gerdingen 200, 204 Gors-Opleeuw 197, 201 Gotem 197, 201 Grand-Axhe 40 Grandville 197, 201 Grazen 197, 201 Grevenbroek, Land van 48, 50, 69, 79, 88, 107, 118-119, 134, 180, 185, 197, 201 Groesbeek 88 Grote-Brogel 98, 100-102, 132, 197, 201 Grote-Spouwen 197, 201 Gruitrode 92, 118, 197, 201 Guigoven 144, 197, 201 Gulik (Jülich) 51 Gussenhoven 201 Gutschoven 197, 201 Halle-Booienhoven 114, 201 Ham, Land van 43, 73-77, 80-82, 90, 118-119, 123-125, 135, 185-186, 190-191 Hamal 39 Hamme 197, 201 Hamont 3, 15-16, 67-71, 91, 98, 100-102, 118, 125, 155, 197, 201 Hardelingen 199, 203 Haren 197, 201 Haspengouw 39-40, 50, 71, 73, 95, 103, 114-115, 119, 125-126, 131, 141, 149, 162, 172 Hechtel 73, 117, 197, 202 Heers 39-40, 61, 153, 197, 202 Heilig Roomse Rijk 50-51, 104, 148, 152, 180-181 Heks 197, 202 Helchteren 95, 197, 202 Hendrieken 198, 202 Henegouwen 27 Heppen 73, 197, 201 Heppeneert 200, 204 Heppignies 39 Herderen 198, 202 Herenelderen, 's 39, 199, 202 Herk (Overrepen) 199, 203 Herk-de-Stad 3, 15-17, 40, 44, 50, 61, 67-69, 73-76, 81-82, 91, 117, 121, 125, 131-132, 135, 155, 185-188, 190-191, 198, 202 Hennalle 40 Herten 144, 198, 202 Hertogenbosch, 's- 75, 134, 186, 192 Heusden 73, 98, 100- 102, 115, 117, 198, 202 Bierges 36
Hoei 3, 15-18, 21, 36, 40, 45, 91, 128, 147, 158, 168 Hoelbeek 199, 204 Hoepertingen 114, 198, 202 Holland 9, 17, 24, 29, 53, 100 Hollogne 39 Horn 50, 198, 202 Horpmaal 40, 198, 202 Houffalize 39 Houthalen 73, 98, 100-102, 115, 122-123, 198, 202 Houweiken 73, 98, 115, 117, 122-123, 198, 202 Ieper 97 Italië 148 Jesseren 198, 202 Jülich, zie Gulik Kamerijk 51-52, 139, 181, 183 Kaulille 73, 117, 198, 202 Kempen 67-68, 71 , 73, 95, 98, 101-103, 115, 117-119, 124-126, 131, 133-134, 147, 149-150, 163, 173, 181 Kermt 198, 202 Kerniel 198, 202 Kessel 136 Keulen (Köln) 51, 71, 88, 95, 128- 129, 135-136, 180, 192-193 Kleine-Brogel 73, 117, 198, 202 Kleine-Spouwen 198, 202 Koersel 198, 202 Kolmont 68, 199, 203 Kortenberg 10 Kortessem 118-119, 133, 198, 202 Kortijs 114 Kozen 198, 202 Kuringen 14, 69, 88, 95, 103-104, 118, 129, 144, 198, 202 Kuttekoven 198, 202 Kwaadmechelen 73, 118, 198, 202 Lanklaar 200, 204 Lens op de Jeker (Lens-sur-Geer) 198, 202 Leut 114, 198, 202 Leuven 4, 13, 88-91, 97 Liek, zie Oleye Lier 136 Limburg 74, 125, 156 Linkhout, 198, 202 Lommel 74, 95 Londen 103 Longue 193 Lonzin 185 Loverval 40 Lummen 131 , 198, 202
Luxemburg 88 Luyksgestel 73-74, 76-77, 117, 123, 185, 198, 202 Maas 9, 50, 68, 73, 101, 104, 113, 115, 118, 149, 156 Maaseik 3, 16-17, 25, 40, 44, 52, 59, 61, 67-69, 77, 80-82, 91, 108, 111 -113, 123124, 129, 131, 134, 141, 149, 155, 184, 188, 190, 192-194, 200, 204 Maastricht 16, 24-25, 29, 33-34, 43, 48, 59, 68, 73-74, 95-96, 98, 105, 107-108, 128, 132, 137, 156, 178-179, 181-182, 184-186, 188, 191 Mal 198, 202 Many 39 Martenslinde 198, 203 Mechelen 46, 98 Meeuwen 98, 100-102, 113, 200, 204 Meldert 131, 198, 203 Membruggen 198, 203 Millen 118-119, 198, 203 Moha 50 Momalle 40 Montenaken 114 Mopertingen 198, 203 Munsterbilzen 134, 198, 203 Nederlanden 9, 18, 30, 53, 62, 104 Neerglabbeek 200, 204 Neerharen 197, 202 Neeritter 114 Neeroeteren 98, 100, 113, 200, 204 Neerpelt 73, 117, 198, 203 Neufvilles 40 Nieuwerkerken 114, 199, 203 Nijvel 98 Nonnemielen 199, 203 Noord-Brabant 73-74, 136 Oerle, zie Oreye Oleye (Liek) 40 Oorderen 102 Oosterweel 102 Oosterwijk 75, 186 Oostham 73, 118, 197, 201 Opglabbeek 113, 200, 204 Opheers 114 Opitter 113, 200, 204 Opoeteren 113, 200, 204 Oreye (Oerle) 199, 203 Orsmaal 197, 201 Ossogne 39-40 Othée, 152 Otrange (Wouteringen) 199, 203 Oudenburg 130 Overpelt 71, 73, 117, 199, 203
Overrepen 199, 203 Paal 197, 201 Palts 100 Parijs 103 Peer 3, 16-17, 67-71, 73-77, 81-82, 91 , 117, 119, 121-123, 125, 131, 134-135, 155, 185-187, 190-191, 199, 203 Pelt, ambt 50, 71, 73-77, 80-82, 90, 105, 117-119, 123-125, 132-135, 185-187, 190-191 Pietersem 114 Ravenstein 51, 181 Repen 199, 203 Reppel 200, 204 Rhode 40 Riemst 199, 203 Rijn 9, 95, 104 Rijnland 95 Rocourt 39 Rome 34, 51-52, 139, 178, 183 Rosmeer 199, 203 Rosoux-Crenwick 114 Rotem 200, 204 Ruercoven, zie Rullekoven Rullekoven 199, 203 Rummen 39, 199, 203 Runkelen 197, 201 Samber 50 Savoye 30 Schalkhoven 39, 199, 203 Schiedam 71 Schoot 73 Schulen 199, 203 Sint-Huibrechts-Hern 199, 203 Sint-Huibrechts-Lille 69, 118, 197, 201 Sint-Pieters-Horn 202 Sint-Truiden 16-18, 23, 25, 27, 38, 40, 42-46, 50, 52, 59, 61, 67-68, 70, 73, 91, 100, 104, 129, 137-138, 147, 151, 153155, 157-158, 160, 164, 167-168, 170, 17~ 179, 184, 199, 203 Sittard 134, 186 Spalbeek 199, 203 Spiers (Speyer) 55 Sterpenich 88 Stevoort 187, 199, 203 Stokkem 2-3, 16-17, 40, 44, 50-52, 61, 67-68, 70, 73-74, 77, 79-83, 91, 108, 111-115, 117- 119, 123-124, 130-131, 136, 139, 141, 149, 153-155, 162, 172, 180, 185, 188, 190- 194, 200, 204 Stokrooie 115, 200, 204 Straelen 27 Tessenderlo 118, 199, 203
Thuin 15-18, 40, 91, 97 Thys 199, 203 Tichelrije 199, 203 Tongeren 16-18, 21, 25, 28, 34, 36, 40, 43-46, 50, 59, 61, 67-68, 70, 73, 91, 95, 104, 129, 137-138, 147, 151, 153-155, 157-158, 160, 164, 167-168, 170, 174, 178, 183-185 Tongerlo 113, 194, 200, 204 Ubbersel 73 Ulbeek 114, 199, 203 Utrecht 51, 180 Valkenburg 185 Valmeer 118-119, 198, 203 Vechmaal 198-199, 202-203 Veldwezelt 199, 203 Venlo 106, 134 Verviers 15 Visé 15-16, 91 Viversel 98, 115, 200, 204 Vlaanderen 9-11, 32, 38, 47, 53, 60, 6263, 95-96, 130, 147-148, 156, 159, 161, 169, 171 Vliermaal 50, 55, 101, 103-104, 150, 199, 203 Vogelzang, Land van 73-78, 80-82, 88, 98, 101, 108, 115, 117-119, 121-126, 135, 138, 143-144, 185-186, 188-191, 193-194 Voort 98, 199, 203 Voroux 39-40 Vorsen 114 Vrolingen 118, 199, 204
Vucht 114, 199, 203 Walsbets 114 Waltwilder 199, 204 Waremme, zie Borgworm Waroux 36, 40, 86 Wasmes 39 Weert 75, 134, 185-186 Wellen 118-119, 199, 204 Werm 199, 204 Westfalen 50 Wetzlar 55 Wezeren 114 Wijchmaal 73, 82, 105, 117, 123, 128, 131-133, 187, 199, 204 Wijer 198, 202 Wijshagen 200, 205 Wilderen 114 Wilmarsdonk 102 Wimmertingen 199, 204 Wintershoven 199, 204 Worms 48, 183 Wouteringen, zie Otrange Zelem 199, 204 Zepperen 188, 191 Zichen-Zussen-Bolder 200, 204 Zolder 73, 88, 98, 100-102, 115, 117, 122-123, 132, 200, 204 Zonhoven 71, 73, 88, 95, 107, 115, 117, 122-123, 132, 134, 137' 200, 204 Zoutleeuw 189 Zuid-Holland 71 Zutendaal 50, 113, 131, 200, 205 Zwitserland 51, 180