132
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN SERVICES DU PREMIER MINISTRE F. 99 — 6
DIENSTEN VAN DE EERSTE MINISTER [S − C − 98/21488]
7 DECEMBRE 1998 Loi organisant un service de police inte´gre´, structure´ a` deux niveaux (1) ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Les Chambres ont adopte´ et Nous sanctionnons ce qui suit : Article 1er. La pre´sente loi re`gle une matie`re vise´e a` l’article 78 de la Constitution.
N. 99 — 6
[S − C − 98/21488]
7 DECEMBER 1998 Wet tot organisatie van een geı¨ntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus (1) ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
TITRE Ier. — Dispositions ge´ne´rales
TITEL I. — Algemene bepalingen
CHAPITRE Ier. — Dispositions liminaires
HOOFDSTUK I. — Inleidende bepalingen
Art. 2. Dans la pre´sente loi, on entend par :
Art. 2. In deze wet wordt verstaan onder :
1˚ le gouverneur : le gouverneur de province ou le gouverneur de l’arrondissement administratif de Bruxelles-Capitale;
1˚ de gouverneur : de provinciegouverneur of de gouverneur van het administratief arrondissement van Brussel-Hoofdstad;
2˚ les services de police : la police fe´de´rale et les corps de police locale;
2˚ de politiediensten : de federale politie en de korpsen van de lokale politie;
3° l’inspection générale : l’inspection générale de la police fe´de´rale et de la police locale.
3° de algemene inspectie : de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie.
Art. 3. Les services de police sont organise´s et structure´s a` deux niveaux : le niveau fe´de´ral et le niveau local, lesquels assurent ensemble la fonction de police inte´gre´e. Ces niveaux sont autonomes et de´pendent d’autorite´s distinctes. La pre´sente loi organise les liens fonctionnels entre ces deux niveaux.
Art. 3. De politiediensten worden georganiseerd en gestructureerd op twee niveaus : het federale niveau en het lokale niveau, die samen de geı¨ntegreerde politiezorg verzekeren. Deze niveaus zijn autonoom en hangen van verschillende overheden af. Deze wet regelt de functionele banden tussen deze twee niveaus.
Conforme´ment au Titre II de la pre´sente loi, la police locale assure au niveau local la fonction de police de base, laquelle comprend toutes les missions de police administrative et judiciaire ne´cessaires a` la gestion des e´ve´nements et des phe´nome`nes locaux sur le territoire de la zone de police, de meˆme que l’accomplissement de certaines missions de police a` caracte`re fe´de´ral.
Overeenkomstig Titel II van de huidige wet, verzekert de lokale politie op het lokale niveau de basispolitiezorg, meer bepaald alle opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie die nodig zijn voor het beheren van lokale gebeurtenissen en fenomenen die zich voordoen op het grondgebied van de politiezone, evenals het vervullen van sommige politieopdrachten van federale aard.
Conforme´ment au Titre III de la pre´sente loi la police fe´de´rale assure sur l’ensemble du territoire, dans le respect des principes de spe´cialite´ et de subsidiarite´, les missions spe´cialise´es et supralocales de police administrative et judiciaire, ainsi que des missions d’appui aux polices locales et aux autorite´s de police.
Overeenkomstig Titel III van de huidige wet, verzekert de federale politie over het gehele grondgebied, met inachtneming van de principes van specialiteit en subsidiariteit, de gespecialiseerde en de supralokale opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie, evenals ondersteunende opdrachten voor de lokale politiediensten en voor de politieoverheden.
Le service de police inte´gre´ garantit aux autorite´s et aux citoyens un service minimal e´quivalent sur l’ensemble du territoire du Royaume.
De geı¨ntegreerde politiedienst waarborgt de overheden en de burgers een minimale gelijkwaardige dienstverlening over het gehele grondgebied van het Rijk.
Art. 4. Dans le respect des pre´rogatives des autorite´s compe´tentes, les ministres de l’Inte´rieur et de la Justice sont charge´s de coordonner la politique ge´ne´rale en matie`re de police ainsi que de coordonner la gestion de la police fe´de´rale et de la police locale. A cette fin, ils arreˆtent chaque anne´e un plan national de se´curite´.
Art. 4. De ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie worden, met inachtname van de prerogatieven van de bevoegde overheden, belast met het coo¨rdineren van het algemeen politiebeleid, evenals met de coo¨rdinatie van het beheer van de federale politie en van de lokale politie. Zij stellen te dien einde jaarlijks een nationaal veiligheidsplan op.
Les lignes de force du plan national de se´curite´ sont communique´es au Parlement.
De krachtlijnen van het nationaal veiligheidsplan worden aan het Parlement medegedeeld.
Le plan national de se´curite´ assure une approche globale et inte´gre´e de se´curite´ et assure la cohe´rence de l’action des services de police. Les plans zonaux de se´curite´ en tiennent compte.
Het nationaal veiligheidsplan waarborgt een globale en geı¨ntegreerde aanpak van de veiligheid en verzekert de samenhang van het optreden van de politiediensten. De zonale veiligheidsplannen houden er rekening mee.
En outre, les ministres de l’Inte´rieur et de la Justice veillent, dans le cadre des compe´tences qui leur sont attribue´es par la pre´sente loi, a` organiser les services de police de manie`re telle qu’une collaboration ope´rationnelle efficace et que la fonction de police inte´gre´e soient garanties.
In het raam van de hun door deze wet toegekende bevoegdheden waken de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie er bovendien over de politiediensten op zodanige wijze te organiseren dat een doeltreffende operationele samenwerking en een geı¨ntegreerde politiezorg worden gewaarborgd.
Art. 5. Les missions des services de police sont fixe´es par la loi.
Art. 5. De opdrachten van de politiediensten worden bij wet bepaald.
(Les notes concernant ce texte se trouvent p. 178.)
(De nota’s betreffende deze tekst bevinden zich op blz. 178.)
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
133
CHAPITRE II. — Le conseil fe´de´ral de police
HOOFDSTUK II. — De federale politieraad
Art. 6. Il est cre´e´ un conseil fe´de´ral de police. Il est compose´ comme suit :
Art. 6. Er wordt een federale politieraad opgericht. Hij wordt als volgt samengesteld :
1˚ un pre´sident;
1˚ een voorzitter;
2˚ un repre´sentant du ministre de l’Inte´rieur et un repre´sentant du ministre de la Justice;
2˚ een vertegenwoordiger van de minister van Binnenlandse Zaken en een vertegenwoordiger van de minister van Justitie;
3˚ le procureur ge´ne´ral, pre´sident du colle`ge des procureurs ge´ne´raux;
3˚ de procureur-generaal, voorzitter van het college van procureursgeneraal;
4˚ un gouverneur;
4˚ een gouverneur;
5˚ le procureur fe´de´ral;
5˚ de federale procureur;
6˚ un procureur du Roi;
6˚ een procureur des Konings;
7˚ un juge d’instruction;
7˚ een onderzoeksrechter;
8˚ trois bourgmestres, membres du conseil consultatif des bourgmestres et provenant chacun d’une Re´gion diffe´rente;
8˚ drie burgemeesters, lid van de adviesraad van burgemeesters, en die elk uit een verschillend Gewest komen;
9˚ le commissaire ge´ne´ral;
9˚ de commissaris-generaal;
10˚ un chef de corps de la police locale.
10˚ een korpschef van de lokale politie.
Son pre´sident excepte´, le conseil fe´de´ral de police comprend autant de membres d’expression franc¸aise que de membres d’expression ne´erlandaise.
De federale politieraad telt, de voorzitter niet meegerekend, evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden.
Le pre´sident et les membres du conseil fe´de´ral de police vise´s a` l’aline´a 1er, 4˚, 6˚, 7˚, 8˚ et 10˚, sont de´signe´s par arreˆte´ royal de´libe´re´ en Conseil des ministres, sur proposition des ministres de l’Inte´rieur et de la Justice pour une pe´riode renouvelable de quatre ans. Le chef de corps de la police locale est de´signe´ sur proposition de la Commission permanente de la police locale vise´e a` l’article 91.
De voorzitter en de leden van de federale politieraad, bedoeld in het eerste lid, 4˚, 6˚, 7˚, 8˚ en 10˚, worden aangesteld voor een hernieuwbare termijn van vier jaar bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, op voorstel van de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie. De korpschef van de lokale politie wordt aangesteld op voorstel van de Vaste Commissie van de lokale politie, bedoeld in artikel 91.
Art. 7. Sans pre´judice des autres compe´tences qui lui sont confe´re´es par la loi, le conseil fe´de´ral de police donne des avis aux ministres de l’Inte´rieur et de la Justice et est charge´ de l’e´valuation globale du fonctionnement et de l’organisation de la police fe´de´rale et des polices locales, notamment sur la base d’un rapport annuel e´tabli par l’inspection ge´ne´rale de la police fe´de´rale et de la police locale.
Art. 7. Onverminderd de andere bevoegdheden die hem bij wet worden toebedeeld, verleent de federale politieraad advies aan de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie en is deze belast met de globale evaluatie van de werking en de organisatie van de federale politie en van de lokale politiediensten, met name op basis van een jaarlijks rapport opgesteld door de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie.
Il donne un avis motive´ sur le projet de plan national de se´curite´, et e´value re´gulie`rement son exe´cution. L’avis du conseil fe´de´ral de police est communique´ au Parlement, ensemble avec les lignes de forces du plan.
Hij geeft een gemotiveerd advies over het ontwerp van het nationaal veiligheidsplan, en zal de uitvoering ervan geregeld evalueren. Samen met de krachtlijnen van het plan wordt aan het Parlement het advies van de federale politieraad meegedeeld.
Le Roi de´termine, par arreˆte´ de´libe´re´ en Conseil des ministres sur proposition des ministres de l’Inte´rieur et de la Justice, les modalite´s de fonctionnement du conseil fe´de´ral de Police.
De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit op voorstel van de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie, de nadere regels voor de werking van de federale politieraad.
CHAPITRE III. — Le conseil consultatif des bourgmestres
HOOFDSTUK III. — De adviesraad van burgemeesters
Art. 8. Un conseil consultatif des bourgmestres est cre´e´. Tout arreˆte´ re´glementaire concernant la police locale est soumis par le ministre de l’Inte´rieur a` l’avis du conseil consultatif.
Art. 8. Een adviesraad van burgemeesters wordt opgericht. Elk reglementair besluit betreffende de lokale politie wordt door de minister van Binnenlandse Zaken onderworpen aan het advies van de adviesraad.
Par arreˆte´ royal de´libe´re´ en Conseil des ministres, le Roi de´termine la composition et les modalite´s de la de´signation de ses membres et du fonctionnement du conseil, en ce compris les de´lais dans lesquels les avis du conseil sont rendus.
Bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit bepaalt de Koning de samenstelling ervan, de nadere regels voor de aanwijzing van zijn leden en van zijn werking, met inbegrip van de termijnen waarbinnen de adviezen door de raad worden verstrekt.
Le Roi veille au caracte`re repre´sentatif du conseil consultatif eu e´gard aux types de zone de police. Les membres du conseil consultatif et leurs supple´ants sont nomme´s par le Roi, par arreˆte´ de´libe´re´ en Conseil des ministres, pour un terme de trois ans renouvelable.
De Koning waakt over het representatief karakter van de adviesraad rekening houdend met de types van politiezone. De leden van de adviesraad en hun plaatsvervangers worden door de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, benoemd voor een hernieuwbare periode van drie jaar.
La perte de la qualite´ de bourgmestre implique de plein droit la fin du mandat de membre du conseil consultatif.
Het verlies van de hoedanigheid van burgemeester leidt van rechtswege tot het bee¨indigen van het mandaat van lid van de adviesraad.
TITRE II. — La police locale
TITEL II. — De lokale politie
CHAPITRE Ier. — Dispositions ge´ne´rales
HOOFDSTUK I. — Algemene bepalingen
Section 1re. — Les zones de police
Afdeling 1. — De politiezones
Art. 9. Apre`s que l’avis des bourgmestres concerne´s, qui consultent les conseils communaux a` cet effet, ainsi que l’avis du procureur ge´ne´ral et du gouverneur aient e´te´ recueillis sur une proposition de re´partition du ministre de l’Inte´rieur, le Roi divise, par arreˆte´ royal de´libe´re´ en Conseil des ministres sur la proposition des ministres de l’Inte´rieur et de la Justice, le territoire des provinces et celui de l’arrondissement administratif de Bruxelles-Capitale en zones de police. Pour ce faire, les limites des arrondissements judiciaires sont respecte´es, sauf en ce qui concerne les communes ressortissant a` plusieurs arrondissements judiciaires.
Art. 9. Na advies van de betrokken burgemeesters, die de gemeenteraden dienaangaande raadplegen, van de procureur-generaal en van de gouverneur over een voorstel tot indeling door de minister van Binnenlandse Zaken, verdeelt de Koning, bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit op de voordracht van de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie, het grondgebied van de provincies en van het administratief arrondissement van Brussel-Hoofdstad, in politiezones. Daartoe worden de grenzen van de gerechtelijke arrondissementen gerespecteerd, behoudens wat de gemeenten betreft die ressorteren onder meerdere gerechtelijke arrondissementen.
134
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
Une zone de police est compose´e d’une ou de plusieurs communes. La zone pluricommunale est dote´e de la personnalite´ juridique.
Een politiezone bestaat uit e´e´n of meer gemeenten. De meergemeentezone beschikt over rechtspersoonlijkheid.
Art. 10. Chaque zone de police dispose d’un corps de police locale. Dans les zones pluricommunales, la police locale est organise´e de manie`re telle a` disposer d’un ou plusieurs postes de police dans chaque commune de la zone.
Art. 10. Elke politiezone beschikt over een lokaal politiekorps. In de meergemeentezones wordt de lokale politie zodanig georganiseerd dat ze over een of meer politieposten beschikt in elke gemeente van de zone.
Art. 11. Dans les zones pluricommunales, les compe´tences du conseil communal en matie`re d’organisation et de gestion du corps de police local sont exerce´es par le conseil de police, vise´ a` l’article 12.
Art. 11. In de meergemeentezones worden de bevoegdheden van de gemeenteraad inzake de organisatie en het beheer van het lokaal politiekorps uitgeoefend door de politieraad, bedoeld in artikel 12.
Dans les meˆmes zones, les compe´tences respectives du colle`ge des bourgmestre et e´chevins et du bourgmestre en matie`re d’organisation et de gestion du corps de police local sont exerce´es par le colle`ge de police, vise´ a` l’article 23.
In dezelfde zones, worden de respectieve bevoegdheden van het college van burgemeester en schepenen en van de burgemeester inzake de organisatie en het beheer van het lokaal politiekorps uitgeoefend door het politiecollege, bedoeld in artikel 23.
Sans pouvoir, d’une fac¸on quelconque, porter atteinte a` leurs attributions le conseil de police a le droit d’eˆtre informe´ par les bourgmestres de la manie`re dont ils exercent les pouvoirs que leur confe`rent les articles 42, 43 et 45 ainsi que l’article 133, aline´as 2 et 3, de la nouvelle loi communale.
Zonder op enige wijze afbreuk te doen aan de hen toegekende bevoegdheden, heeft de politieraad het recht geı¨nformeerd te worden door de burgemeesters over de wijze waarop zij de bevoegdheden uitoefenen die hen zijn verleend krachtens de artikelen 42, 43 en 45 evenals krachtens artikel 133, tweede en derde lid van de nieuwe gemeentewet.
Section 2. — Le conseil de police et le colle`ge de police
Afdeling 2. — De politieraad en het politiecollege
Sous-section 1re. — Composition du conseil de police et du colle`ge de police
Onderafdeling 1. — Samenstelling van de politieraad en van het politiecollege
Art. 12. La police locale dans la zone pluricommunale est administre´e par un conseil de police compose´ de :
Art. 12. De lokale politie in de meergemeentezone wordt bestuurd door een politieraad bestaande uit :
— 13 membres dans une zone pluricommunale ne de´passant pas 15 000 habitants;
— 13 leden in een meergemeentezone die de 15 000 inwoners niet overschrijdt;
— 15 membres pour une population de 15 001 a` 25 000 habitants;
— 15 leden voor een bevolking van 15 001 tot 25 000 inwoners;
— 17 membres pour une population de 25 001 a` 50 000 habitants;
— 17 leden voor een bevolking van 25 001 tot 50 000 inwoners;
— 19 membres pour une population de 50 001 a` 80 000 habitants;
— 19 leden voor een bevolking van 50 001 tot 80 000 inwoners;
— 21 membres pour une population de 80 001 a` 100 000 habitants;
— 21 leden voor een bevolking van 80 001 tot 100 000 inwoners;
— 23 membres pour une population de 100 001 a` 150 000 habitants;
— 23 leden voor een bevolking van 100 001 tot 150 000 inwoners;
— 25 membres pour une population de plus de 150 000 habitants.
— 25 leden voor een bevolking van meer dan 150 000 inwoners.
Le conseil de police est proportionnellement compose´ de conseillers communaux des diffe´rentes communes constituant ensemble la zone pluricommunale, sur la base de leurs chiffres de population respectifs. Chaque conseil communal dispose au minimum d’un repre´sentant au conseil de police.
De politieraad wordt evenredig samengesteld uit leden van de gemeenteraden van de verschillende gemeenten die samen de meergemeentezone vormen, op basis van hun respectievelijke bevolkingscijfers. Elke gemeenteraad beschikt over minstens e´e´n vertegenwoordiger in de politieraad.
Dans les cas ou` la proportionnalite´ vise´e au deuxie`me aline´a ne permet pas la repre´sentation d’un conseil communal, un membre supple´mentaire lui est attribue´ afin d’y reme´dier. Le nombre de membres de´termine´ a` l’aline´a 1er est en ce cas augmente´ d’une unite´.
In de gevallen dat de evenredigheid bepaald in het tweede lid geen vertegenwoordiging van een gemeenteraad toelaat, wordt e´e´n bijkomend lid toegekend om hierin te voorzien. Het aantal leden bepaald in het eerste lid wordt in dit geval telkens vermeerderd met e´e´n eenheid.
Chaque membre effectif a un ou deux supple´ants.
Elk effectief lid heeft een of twee opvolgers.
Les bourgmestres des communes faisant partie de la zone pluricommunale sont membres de plein droit du conseil de police. Ils ne sont pas inclus dans le nombre de membres de´termine´ conforme´ment a` l’aline´a 1er.
De burgemeesters van de gemeenten die deel uitmaken van de meergemeentezone zijn van rechtswege lid van de politieraad. Zij worden niet meegerekend in het overeenkomstig het eerste lid bepaald aantal leden.
Art. 13. Pour la de´termination et la re´partition du nombre des membres vise´ a` l’article 12, sont pris en conside´ration les chiffres de population en fonction desquels a e´te´ de´termine´e la composition des diffe´rents conseils communaux dans la zone pluricommunale correspondante.
Art. 13. Voor het bepalen en het verdelen van het aantal leden bedoeld in artikel 12 worden de bevolkingscijfers in aanmerking genomen die als basis hebben gediend voor het bepalen van de samenstelling van de verschillende gemeenteraden in de overeenkomstige meergemeentezone.
Art. 14. Pour pouvoir eˆtre e´lu membre effectif ou supple´ant du conseil de police, le candidat doit, au jour de l’e´lection, faire partie du conseil communal de l’une des communes constituant la zone pluricommunale.
Art. 14. Om te kunnen worden verkozen tot werkend of plaatsvervangend lid van de politieraad, moet de kandidaat op de dag van de verkiezing deel uitmaken van de gemeenteraad van een van de gemeenten die de meergemeentezone vormen.
Art. 15. Les membres effectifs du conseil de police ne peuvent eˆtre parents ou allie´s jusqu’au troisie`me degre´, ni eˆtre unis par les liens du mariage.
Art. 15. Effectieve leden van de politieraad mogen geen bloed- of aanverwanten zijn tot en met de derde graad, noch door de echt verbonden zijn.
L’alliance entre les membres du conseil survenue poste´rieurement a` l’e´lection ne met pas fin a` leur mandat.
Aanverwantschap die na de verkiezing tot stand komt onder de leden van de raad, stelt geen einde aan hun mandaat.
L’ordre de pre´fe´rence entre les personnes e´lues comme membres effectifs est re´gle´ conforme´ment a` l’ordre de´termine´ a` l’article 17. Le membre effectif a la pre´fe´rence sur celui qui devient membre du conseil par supple´ance. Entre les personnes qui deviennent simultane´ment membres du conseil par supple´ance, l’ordre de pre´fe´rence est re´gle´ conforme´ment a` l’ordre de´termine´ a` l’article 17.
Tussen de als effectief lid verkozen personen wordt de orde van voorrang geregeld overeenkomstig de in artikel 17 bepaalde orde. Het effectief lid geniet voorrang op degene die door opvolging lid van de raad wordt. Tussen personen die gelijktijdig door opvolging lid van de raad worden, wordt de voorrang geregeld overeenkomstig de in artikel 17 bepaalde orde.
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
135
Art. 16. Les candidats membres effectifs et les candidats supple´ants sont pre´sente´s par e´crit dans chaque conseil communal par un ou plusieurs conseillers communaux; les candidats acceptent par e´crit par une de´claration signe´e sur l’acte de pre´sentation. Le bourgmestre, assiste´ du secre´taire communal, et en pre´sence d’un conseiller communal de chaque groupe politique qui de´pose un acte de candidature, rec¸oit les actes de pre´sentation.
Art. 16. De kandidaat-effectieve leden en de kandidaat-opvolgers worden in elke gemeenteraad schriftelijk voorgedragen door een of meer gemeenteraadsleden; de kandidaten stemmen in door een ondertekende verklaring op de akte van voordracht. De burgemeester, bijgestaan door de gemeentesecretaris en in tegenwoordigheid van een gemeenteraadslid van elke politieke fractie die een kandidatenlijst indient, neemt de akten van voordracht in ontvangst.
Pour l’e´lection des membres du conseil de police, chaque conseiller communal dispose d’une voix s’il y a moins de quatre membres a` e´lire, de trois voix s’il y a quatre ou cinq membres a` e´lire, de quatre s’il en y a six ou sept, de cinq s’il y en a huit ou neuf, de six s’il en a dix ou onze, et de huit s’il y a douze membres ou plus a` e´lire.
Voor de verkiezing van de leden van de politieraad heeft elk gemeenteraadslid e´e´n stem indien er minder dan vier leden te verkiezen zijn, drie stemmen indien er vier of vijf leden te verkiezen zijn, vier indien er zes of zeven, vijf indien er acht of negen, zes indien er tien of elf en acht indien er twaalf of meer leden te verkiezen zijn.
L’e´lection des membres du conseil de police se fait au scrutin secret et en un seul tour. Chaque conseiller communal rec¸oit autant de bulletins de vote qu’il dispose de voix. Sur chaque bulletin il vote pour un membre effectif
De verkiezing van de leden van de politieraad geschiedt bij geheime stemming en in e´e´n enkele stemronde. Elk gemeenteraadslid ontvangt zoveel stembiljetten als hij stemmen heeft. Op elk stembiljet brengt hij een stem uit voor een effectief lid.
Le Roi peut, par un arreˆte´ de´libe´re´ en Conseil des ministres, fixer les modalite´s et la proce´dure a` suivre pour la pre´sentation des listes de candidats et pour les e´lections.
De Koning kan bij een in Ministerraad overlegd besluit de nadere regels en de procedure bepalen die in acht moeten worden genomen bij de indiening van de kandidatenlijsten en bij de verkiezingen.
Art. 17. Sont e´lus en tant que membres effectifs, les candidats qui ont obtenu le plus grand nombre de voix. En cas de parite´ de voix, la pre´fe´rence est accorde´e dans l’ordre indique´ ci-apre`s :
Art. 17. De kandidaten die de meeste stemmen hebben bekomen zijn verkozen tot effectieve leden. Bij staking van stemmen wordt voorrang verleend in de volgende orde :
1˚ au candidat qui, au jour de l’e´lection, est investi d’un mandat dans le conseil de police. Si deux ou plusieurs candidats se trouvent dans ce cas, la pre´fe´rence est accorde´e a` celui qui, sans interruption, a exerce´ son mandat pendant le temps le plus long;
1˚ aan de kandidaat die, op de dag van de verkiezing, een mandaat in de politieraad uitoefent. Indien e´e´n of meerdere kandidaten in dit geval verkeren wordt de voorrang verleend aan degene die zonder onderbreking zijn mandaat het langst heeft uitgeoefend;
2˚ au candidat qui, ante´rieurement, a exerce´ un mandat dans le conseil de police. Si deux ou plusieurs candidats se trouvent dans ce cas, la pre´fe´rence est accorde´e a` celui qui a exerce´ son mandat sans interruption pendant le temps le plus long, et en cas d’e´galite´ de dure´e a` celui qui est sorti de charge le plus re´cemment;
2˚ aan de kandidaat die, voorheen, een mandaat in de politieraad heeft uitgeoefend. Indien e´e´n of meerdere kandidaten in dit geval verkeren, wordt voorrang verleend aan degene die zonder onderbreking het langst zijn mandaat heeft uitgeoefend, en bij gelijke duur, aan degene die het het laatst heeft bee¨indigd;
3˚ au candidat qui, sans avoir atteint l’aˆge de soixante ans, est le plus aˆge´;
3˚ aan de oudste kandidaat in jaren die de leeftijd van zestig jaar niet heeft bereikt;
4˚ au moins aˆge´ des candidats qui ont atteint l’aˆge de soixante ans.
4˚ aan de jongste in jaren van de kandidaten die de leeftijd van zestig jaar hebben bereikt.
Celui qui serait e´lu, mais dont l’e´lection ne sortirait pas d’effet pour cause d’incompatibilite´, est remplace´ par son supple´ant.
Wie zou verkozen zijn doch wiens verkiezing geen uitwerking kan krijgen, wordt wegens onverenigbaarheid vervangen door zijn opvolger.
Les candidats propose´s a` titre de supple´ants d’un membre effectif e´lu sont de plein droit supple´ants de ce membre.
De kandidaten die als opvolgers van een verkozen effectief lid worden voorgedragen, zijn van rechtswege de opvolgers van het voornoemde lid.
Art. 18. L’e´lection des membres du conseil de police a lieu en se´ance publique le troisie`me lundi qui suit l’installation du conseil communal. Si cette date coı¨ncide avec un jour fe´rie´ le´gal, l’e´lection est reporte´e au premier jour ouvrable suivant.
Art. 18. De verkiezing van de leden van de politieraad heeft plaats in openbare vergadering de derde maandag nadat de gemeenteraad werd geı¨nstalleerd. Indien die datum op een wettelijke feestdag valt, wordt de verkiezing verschoven naar de eerstvolgende werkdag.
Art. 19. Lorsqu’un membre effectif cesse de faire partie du conseil de police avant l’expiration de son mandat et qu’il n’a pas de supple´ants, tous les conseillers communaux encore en fonction qui avaient signe´ la pre´sentation du membre a` remplacer, peuvent pre´senter ensemble un candidat membre effectif et un ou plusieurs candidats supple´ants. Dans ce cas, ces candidats sont proclame´s e´lus, les candidats supple´ants l’e´tant dans l’ordre de leur pre´sentation.
Art. 19. Wanneer een effectief lid voor het verstrijken van zijn mandaat ophoudt deel uit te maken van de politieraad en hij geen opvolger of opvolgers heeft, kunnen alle nog in functie zijnde gemeenteraadsleden die de voordracht van het te vervangen lid hadden ondertekend, gezamenlijk een kandidaat effectief lid en e´e´n of meer kandidaat-opvolgers voordragen. In dit geval worden deze kandidaten verkozen verklaard, de kandidaat-opvolgers in orde van hun voordracht.
S’il en est autrement, il est pourvu au remplacement par un vote secret ou` chaque conseiller communal dispose d’une voix et ou` le candidat ayant obtenu le nombre de voix le plus e´leve´ est de´clare´ e´lu. En cas de parite´ de voix, l’article 17 est applicable.
Is zulks niet het geval, dan wordt in de vervanging voorzien bij een geheime stemming waarbij elk gemeenteraadslid over e´e´n stem beschikt en de kandidaat die de meeste stemmen behaalde verkozen wordt verklaard Bij staking van stemmen is artikel 17 van toepassing.
Art. 20. La dure´e du mandat des membres du conseil de police est de six ans. Ce mandat prend cours le premier jour ouvrable du troisie`me mois qui suit la date d’entre´e en fonction des conseils communaux e´lus apre`s un renouvellement complet, ou au plus tard le premier jour du deuxie`me mois qui suit celui au cours duquel le re´sultat de leur e´lection est devenu de´finitif. Les membres poursuivent leur mandat jusqu’a` l’installation du nouveau conseil de police.
Art. 20. Het mandaat van de leden van de politieraad duurt zes jaar. Dit mandaat vangt aan de eerste werkdag van de derde maand, volgend op de datum van het aantreden van de verkozen gemeenteraden na een volledige vernieuwing of ten laatste de eerste werkdag van de tweede maand volgend op de maand waarin de uitslag van hun verkiezing definitief is geworden. De leden blijven hun mandaat uitoefenen tot de installatie van de nieuwe politieraad.
Le membre de´missionnaire reste en fonction jusqu’a` la prestation de serment de son supple´ant.
Het lid dat ontslag neemt, blaft zijn mandaat uitoefenen tot zijn opvolger is bee¨digd.
Le supple´ant ou le membre e´lu en remplacement ache`ve le mandat du membre auquel il succe`de.
De opvolger of het ter plaatsvervanging verkozen lid voleindigt het mandaat van het lid dat hij opvolgt.
Art. 21. A l’exception de la circonstance vise´e a` l’article 20, aline´a 1er, la perte de la qualite´ de conseiller communal met fin de plein droit au mandat de membre du conseil de police.
Art. 21. Met uitzondering van de omstandigheid bedoeld in het eerste lid van artikel 20 leidt het verlies van de hoedanigheid van gemeenteraadslid van rechtswege tot het bee¨indigen van het mandaat van lid van de politieraad.
Art. 22. Les dispositions des articles 11, 12 et 12bis de la nouvelle loi communale sont applicables aux membres du conseil de police.
Art. 22. De bepalingen van de artikelen 11, 12 en 12bis van de nieuwe gemeentewet zijn van toepassing op de leden van de politieraad.
136
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
Art. 23. Le colle`ge de police est constitue´ des bourgmestres des diffe´rentes communes constituant la zone pluricommunale.
Art. 23. Het politiecollege wordt gevormd door de burgemeesters van de verschillende gemeenten die de meergemeentezone vormen.
Le mandat de membre du colle`ge de police prend cours au moment de la prestation de serment en qualite´ de bourgmestre.
Het mandaat van lid van het politiecollege vangt aan op het ogenblik van de eedaflegging als burgemeester.
Le membre du colle`ge de police absent ou empeˆche´ est remplace´ conforme´ment aux dispositions de l’article 14 de la nouvelle loi communale.
Het lid van het politiecollege dat afwezig is of verhinderd, wordt vervangen overeenkomstig de bepalingen van artikel 14 van de nieuwe gemeentewet.
Le colle`ge de police de´signe un de ses membres comme pre´sident.
Het politiecollege stelt e´e´n van zijn leden aan als voorzitter.
Pour le surplus, le rang des membres du colle`ge de police est de´termine´ par le nombre de voix accorde´ a` chacun d’entre eux conforme´ment a` l’article 24.
Vóór het overige wordt de rang van de leden van het politiecollege bepaald door het stemmenaantal dat elk van hen overeenkomstig artikel 24 is toegekend.
Si le colle`ge de police n’a pas de´signe´ de pre´sident, cette fonction est assure´e par le membre reveˆtu du rang le plus haut.
Indien het politiecollege geen voorzitter heeft aangesteld, wordt deze functie waargenomen door het lid met de hoogste rang.
Art. 24. Au sein du colle`ge de police, chaque bourgmestre dispose d’un nombre de voix proportionnel a` la dotation policie`re minimale que sa commune investit dans la zone pluricommunale.
Art. 24. In het politiecollege beschikt elke burgemeester over een aantal stemmen naar evenredigheid van de minimum politiedotatie die zijn gemeente in de meergemeentezone inbrengt.
Par de´rogation a` l’aline´a 1er, le nombre de voix est accorde´, pendant les deux premie`res anne´es qui suivent l’anne´e pendant laquelle la police locale a e´te´ mise en place, proportionnellement a` la charge nette pour la fonction Justice et Police portant le code statistique 399 des derniers comptes annuels fixe´s et approuve´s de chaque commune.
In afwijking van het eerste lid wordt gedurende de eerste twee jaren volgend op het jaar waarin de lokale politie is opgericht, het aantal stemmen toegekend naar evenredigheid van de nettolast voor de functie Justitie en Politie onder de statistische code 399 van de laatst vastgestelde en goedgekeurde jaarrekeningen van elke gemeente.
Le Roi fixe, par arreˆte´ de´libe´re´ en Conseil des ministres, les modalite´s a` suivre pour l’octroi de voix aux membres du colle`ge de police.
De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de nadere regels die in acht moeten worden genomen voor de toekenning van stemmen aan de leden van het politiecollege.
Sous-section 2. — Re´unions, de´libe´rations et de´cisions du conseil de police et du colle`ge de police
Onderafdeling 2. — Vergaderingen, beraadslagingen en besluiten van de politieraad en van het politiecollege
Art. 25. Le conseil de police se re´unit toutes les fois que l’exigent les affaires comprises dans ses attributions, et au moins dix fois par an.
Art. 25. De politieraad vergadert zo dikwijls als de zaken die tot zijn bevoegdheid behoren het vereisen en ten minste tienmaal per jaar.
Le pre´sident du colle`ge de police pre´side le conseil de police.
De voorzitter van het politiecollege zit de politieraad voor.
Chaque membre du conseil de police, y compris les membres du colle`ge de police, dispose d’une voix.
Elk lid van de politieraad, de leden van het politiecollege inbegrepen, heeft e´e´n stem.
Art. 26. Par de´rogation a` l’article pre´ce´dent, chaque groupe de repre´sentants d’une commune de la zone de police dispose, pour les votes sur l’e´tablissement du budget, les modifications budge´taires et les comptes annuels, d’autant de voix que celles dont dispose au sein du colle`ge de police le bourgmestre de la commune qu’il repre´sente. Ces voix sont re´parties de manie`re e´gale entre les membres du groupe.
Art. 26. In afwijking van het vorige artikel beschikt, bij de stemmingen over de vaststelling van de begroting, de begrotingswijzigingen en de jaarrekeningen, elke groep vertegenwoordigers van e´e´n gemeente uit de politiezone over evenveel stemmen als waarover de burgemeester van de gemeente die hij vertegenwoordigt, beschikt in het politiecollege. Deze stemmen worden onder de leden van die groep gelijk verdeeld.
Art. 27. Les articles 84, 86, 87, 87bis, 88, 89, 90, 91, 92, 93, 94, 95, deuxie`me aline´a, 96, 97, 98, 99, 100 et 101 de la nouvelle loi communale sont d’application conforme au conseil de police.
Art. 27. De artikelen 84, 86, 87, 87bis, 88, 89, 90, 91, 92, 93, 94, 95 tweede lid, 96, 97, 98, 99, 100 en 101 van de nieuwe gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op de politieraad.
Art. 28. Les articles 104, aline´as 1er et 3, et 105 de la nouvelle loi communale sont d’application conforme au colle`ge de police.
Art. 28. De artikelen 104, eerste en derde lid, en 105 van de nieuwe gemeentewet zon van overeenkomstige toepassing op het politiecollege.
Le colle`ge de police ne peut de´libe´rer que si la majorite´ des voix vise´e a` l’article 24 est repre´sente´e.
Het politiecollege mag alleen dan beraadslagen en besluiten als de meerderheid van de stemmen bedoeld in artikel 24 is vertegenwoordigd.
Les de´cisions du colle`ge de police sont prises a` la majorite´ des voix vise´e a` l’aline´a pre´ce´dent. En cas de parite´ de voix, le colle`ge de police reporte l’affaire a` une prochaine re´union. Si la majorite´ des voix du colle`ge de police a de´clare´ au pre´alable urgent le traitement de l’affaire, ou si l’affaire avait e´te´ reporte´e lors d’une re´union pre´ce´dente apre`s parite´ de voix, la voix du pre´sident est pre´ponde´rante en cas de parite´ des voix.
De besluiten van het politiecollege worden bij meerderheid van de stemmen bedoeld in het vorige lid genomen. Bij staking van stemmen verdaagt het politiecollege de zaak tot een volgende vergadering. Indien bij meerderheid van stemmen in het politiecollege de behandeling van de zaak vooraf spoedeisend is verklaard, of wanneer de zaak in een vorige vergadering na staking van stemmen werd verdaagd, is bij staking van stemmen de stem van de voorzitter beslissend.
Art. 29. Dans la zone pluricommunale, la fonction de secre´taire du conseil de police et du colle`ge de police est exerce´e par un membre du personnel du cadre administratif et logistique du corps de police local ou d’une des administrations communales de la zone. Il est de´signe´ respectivement par le conseil de police et par le colle`ge de police. Il re´dige les proce`s-verbaux du conseil et du colle`ge et en assure la transcription.
Art. 29. In de meergemeentezone wordt de functie van secretaris van de politieraad en van het politiecollege door een lid van het personeel van het administratief en logistiek kader van het lokaal politiekorps of van een gemeentelijke administratie van de zone vervuld. Hij wordt respectievelijk aangeduid door de politieraad of het politiecollege. Hij stelt de notulen van de raad en van het college op en zorgt voor de overschrijving ervan.
Le chef de corps de la police locale est charge´ de la pre´paration des affaires qui sont soumises au conseil de police ou au colle`ge de police et assiste aux se´ances du conseil et du colle`ge.
De korpschef van de lokale politie is belast met de voorbereiding van de zaken die aan de politieraad of aan het politiecollege worden voorgelegd en woont de vergaderingen van de raad en het college bij.
Les proce`s-verbaux transcrits sont signe´s par le pre´sident et par le secre´taire.
De overgeschreven notulen worden door de voorzitter en door de secretaris getekend.
Le proce`s-verbal reprend tous les objets mis en discussion ainsi que la suite re´serve´e a` tous les points pour lesquels aucune de´cision n’a e´te´ prise. De meˆme, il reproduit clairement toutes les de´cisions.
De notulen vermelden alle besproken onderwerpen alsook het gevolg dat werd gegeven aan die punten waaromtrent geen beslissing werd genomen. Zij maken eveneens duidelijk melding van alle beslissingen.
La correspondance e´manant du conseil de police et du collège de police est signe´e par le pre´sident et contresigne´e par le chef de corps, sauf si une de´le´gation est accorde´e a` cet effet.
De briefwisseling uitgaande van de politieraad en het politiecollege wordt door de voorzitter ondertekend en door de korpschef medeondertekend tenzij daarvoor delegatie wordt verleend.
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
137
Art. 30. Les recettes et de´penses de la zone de police sont effectue´es par un comptable spe´cial.
Art. 30. De ontvangsten en uitgaven van de politiezone worden gedaan door een bijzondere rekenplichtige.
Dans la zone unicommunale, le receveur communal agit comme comptable spe´cial.
In de e´e´ngemeentezone treedt de gemeenteontvanger als bijzondere rekenplichtige op.
Dans la zone pluricommunale, le comptable spe´cial est, sur la proposition du colle`ge de police, de´signe´ par le conseil de police parmi les receveurs communaux et les receveurs du centre public d’aide sociale d’une des communes appartenant a` la zone de police. Cependant, le conseil de police peut faire appel a` un receveur re´gional.
In de meergemeentezone wordt de bijzondere rekenplichtige op voorstel van het politiecollege aangewezen door de politieraad onder de gemeenteontvangers en de ontvangers van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van een van de gemeenten die deel uitmaken van de politiezone. De politieraad kan evenwel een beroep doen op een gewestelijke ontvanger.
Le comptable spe´cial est charge´, seul et sous sa responsabilite´, d’encaisser les recettes de l’autorite´ de police et d’acquitter sur mandats re´guliers les de´penses ordonnance´es jusqu’a` concurrence soit du montant spe´cial de chaque article du budget, du cre´dit spe´cial ou du cre´dit provisoire, soit du montant des allocations transfe´re´es en application de l’article 248 de la nouvelle loi communale.
De bijzondere rekenplichtige heeft tot taak om, alleen en onder zijn verantwoordelijkheid, de ontvangsten van de politieoverheid te innen en tegen regelmatige bevelschriften de betaalbaar gestelde uitgaven te doen ten belope, hetzij van het bijzonder bedrag bepaald in elk artikel van de begroting, van het bijzonder krediet of van het voorlopig krediet, hetzij van het bedrag van de overeenkomstig artikel 248 van de nieuwe gemeentewet, overgeschreven kredieten.
Dans le cas ou` il y aurait de la part du comptable spe´cial refus ou retard d’acquitter le montant de mandats re´guliers, le payement en sera poursuivi, comme en matie`re de contributions directes, par le receveur de l’Etat sur l’exe´cutoire du gouverneur, qui convoque le comptable spe´cial et l’entend pre´alablement, s’il se pre´sente.
Indien de bijzondere rekenplichtige weigert het bedrag van regelmatige bevelschriften te betalen of zulks uitstelt, wordt de betaling vervolgd, zoals inzake directe belastingen, door de rijksontvanger, nadat de gouverneur, die de bijzondere rekenplichtige oproept en hem vooraf hoort, indien hij zich aanmeldt, de bevelschriften uitvoerbaar heeft verklaard.
Art. 31. Le comptable spe´cial dans la zone pluricommunale est tenu de fournir, pour garantie de sa gestion, un cautionnement comple´mentaire en nume´raire, en titres ou sous la forme d’une ou plusieurs hypothe`ques.
Art. 31. De bijzondere rekenplichtige in de meergemeentezone is verplicht tot waarborg van zijn beheer, een aanvullende zekerheid in geld, in effecten, of in de vorm van een of meerdere hypotheken te stellen.
Le Roi fixe le montant minimum et maximum de ce cautionnement comple´mentaire.
De Koning bepaalt het minimum- en het maximumbedrag van deze aanvullende zekerheid.
Lors de la premie`re re´union faisant suite a` la de´signation du comptable spe´cial, le conseil de police fixe le montant du cautionnement qu’il doit constituer, ainsi que le de´lai qui lui est imparti pour ce faire.
De politieraad stelt, op de eerstvolgende vergadering na de aanstelling van de bijzondere rekenplichtige, het bedrag vast van de zekerheid die deze moet stellen, alsmede de termijn waarover hij daartoe beschikt.
Le cautionnement est place´ a` la caisse des de´poˆts et consignations; l’inte´reˆt qu’il porte appartient au comptable spe´cial.
De zekerheid wordt bij de deposito- en consignatiekas gedeponeerd; de rente die ze opbrengt komt aan de bijzondere rekenplichtige toe.
Les actes de cautionnement sont passe´s, sans frais pour la zone pluricommunale, devant le colle`ge de police.
De akten van zekerheidstelling worden, zonder kosten voor de meergemeentezone, voor het politiecollege verleden.
S’il y a lieu de payer des droits d’enregistrement, ceux-ci sont re´duits au droit fixe ge´ne´ral et sont a` charge du comptable spe´cial.
Indien er registratierechten verschuldigd zijn, worden deze teruggebracht tot het algemeen vast recht en zijn ze ten laste van de bijzondere rekenplichtige.
Le comptable spe´cial peut remplacer le cautionnement, soit par une garantie bancaire ou assurance qui re´pond aux modalite´s fixe´es par le Roi, soit par la caution solidaire d’une association agre´e´e par le Roi.
De bijzondere rekenplichtige mag de zekerheidstelling vervangen door, hetzij een bankwaarborg of verzekering die beantwoordt aan de modaliteiten door de Koning bepaald, hetzij de hoofdelijke borgstelling van een vereniging die door de Koning is erkend.
Cette association agre´e´e doit reveˆtir la forme d’une socie´te´ coope´rative et se conformer aux prescriptions du livre Ier, titre IX, section VII, du Code de commerce; ne´anmoins elle ne perd pas son caracte`re civil.
Deze erkende vereniging moet de vorm van een coo¨peratieve vennootschap aannemen en de voorschriften van boek I, titel IX, afdeling VII, van het Wetboek van koophandel naleven; ze behoudt niettemin haar burgerlijk karakter.
L’arreˆte´ d’agre´ment de l’association ainsi que les statuts approuve´s sont publie´s au Moniteur belge.
Het besluit tot erkenning van de vereniging alsmede de goedgekeurde statuten worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
L’association peut controˆler la caisse et la comptabilite´ du comptable spe´cial dont elle s’est porte´e garante, moyennant l’accord du colle`ge de police sur les dispositions contractuelles e´tablissant ce droit et ses modalite´s d’exercice.
De vereniging kan de kas en de boekhouding controleren van de bijzondere rekenplichtige voor wie ze zich borg heeft gesteld, mits het politiecollege instemt met de contractuele bepalingen waarbij dit recht wordt gevestigd en met de wijze waarop dit recht wordt uitgeoefend.
Le colle`ge de police veille a` ce que le cautionnement du comptable spe´cial soit re´ellement fourni et renouvele´ en temps requis.
Het politiecollege zorgt dat de zekerheid van de bijzondere rekenplichtige werkelijk gesteld en te bekwamer tijd wordt vernieuwd.
Le comptable spe´cial qui n’aura pas fourni son cautionnement dans les de´lais prescrits, et qui n’aura pas justifie´ ce retard par des motifs suffisants, sera de´mis d’office et il sera pourvu a` son remplacement.
De bijzondere rekenplichtige die zijn zekerheid niet binnen de voorgeschreven termijn verschaft en dit verzuim niet voldoende verantwoordt, is ambtshalve ontslagen en wordt vervangen.
Tous frais relatifs a` la constitution du cautionnement sont a` la charge du comptable spe´cial.
Alle kosten betreffende de vestiging der zekerheid komen ten laste van de bijzondere rekenplichtige.
En cas de de´ficit dans la caisse de la zone pluricommunale, la zone pluricommunale a privile`ge sur le cautionnement du comptable spe´cial.
Is er een tekort in de kas van de meergemeentezone, dan heeft de meergemeentezone een voorrecht op de zekerheid van de bijzondere rekenplichtige.
Le comptable spe´cial est place´ sous l’autorite´ du colle`ge de police.
De bijzondere rekenplichtige staat onder het gezag van het politiecollege.
Art. 32. En cas d’absence du comptable spe´cial, sa fonction est assure´e conforme´ment aux dispositions de remplacement qui sont d’application dans son administration d’origine.
Art. 32. In geval van afwezigheid van de bijzondere rekenplichtige wordt zijn functie waargenomen overeenkomstig de bepalingen voor vervanging die in zijn bestuur van herkomst van toepassing zijn.
Le conseil de police fixe, dans les conditions fixe´es par le Roi, l’indemnite´ du comptable spe´cial dans la zone pluricommunale.
De politieraad stelt, binnen de voorwaarden door de Koning bepaald, de vergoeding van de bijzondere rekenplichtige in de meergemeentezone vast.
138
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD Sous-section 3. — Gestion budge´taire et financie`re
Onderafdeling 3. — Budgettair en financieel beheer
Art. 33. Le Titre V de la nouvelle loi communale est applicable a` la gestion des biens et revenus de la police locale, sous cette re´serve que, pour la zone pluricommunale, les mots « commune, conseil communal, colle`ge des bourgmestre et e´chevins, e´tablissements communaux non dote´s de la personnalite´ juridique », figurant dans la nouvelle loi communale, doivent se lire respectivement comme « zone pluricommunale, conseil de police, colle`ge de police », et « sections explicitement de´signe´es de la police locale ».
Art. 33. Titel V van de nieuwe gemeentewet is van toepassing op het beheer van de goederen en inkomsten van de lokale politie, met dien verstande dat voor de meergemeentezone de in de nieuwe gemeentewet voorkomende woorden « gemeente, gemeenteraad, college van burgemeester en schepenen, gemeente-instellingen die geen rechtspersoonlijkheid bezitten », respectievelijk moeten worden gelezen als : « meergemeentezone, politieraad, politiecollege, » en « uitdrukkelijk aangewezen afdelingen van de lokale politie ».
Art. 34. L’article 131 et le titre VI, chapitres Ier et II, de la nouvelle loi communale, les articles 243 et 253 excepte´s, sont applicables a` la gestion budge´taire et financie`re de la police locale, e´tant entendu que :
Art. 34. Artikel 131 en titel VI, hoofdstuk I en II, van de nieuwe gemeentewet, uitgezonderd de artikelen 243 en 253, zijn van toepassing op het budgettair en financieel beheer van de lokale politie, met dien verstande dat :
1˚ pour la zone pluricommunale, les mots « commune, conseil communal, colle`ge des bourgmestre et e´chevins, bourgmestre, secre´taire communal, receveur communal et caisse communale », figurant dans la nouvelle loi communale, doivent se lire respectivement comme « zone pluricommunale, conseil de police colle`ge de police, pre´sident du colle`ge de police, chef de corps de la police locale, comptable spe´cial et caisse de la zone pluricommunale »;
1˚ voor de meergemeentezone de in de nieuwe gemeentewet voorkomende woorden « gemeente, gemeenteraad, college van burgemeester en schepenen, burgemeester, gemeentesecretaris, gemeenteontvanger en gemeentekas », respectievelijk moeten worden gelezen als : « meergemeentezone, politieraad, politiecollege, voorzitter van het politiecollege, korpschef van de lokale politie, bijzondere rekenplichtige en kas van de meergemeentezone »;
2˚ le « rapport vise´ a` l’article 96 » mentionne´ a` l’article 240, § 1er, aline´a 3, de la nouvelle loi communale, doit se lire comme « les documents prescrits par le Roi devant eˆtre joints au budget et comptes de la zone de police »;
2˚ het in artikel 240, § 1, derde lid, van de nieuwe gemeentewet vermelde « verslag bedoeld in artikel 96 » moet worden gelezen als « de door de Koning voorgeschreven documenten die bij de begroting en rekeningen van de politiezone moeten worden gevoegd »;
3˚ a` l’article 241, § 1er, de la nouvelle loi communale, les mots « le premier lundi du mois d’octobre » doivent se lire comme « dans le courant du mois d’octobre »;
3˚ in artikel 241, § 1, van de nieuwe gemeentewet de woorden « eerste maandag van oktober » moeten worden gelezen als « in de maand oktober »;
4˚ a` l’article 250 de la nouvelle loi communale, les mots « par le bourgmestre ou par celui qui le remplace et par un e´chevin » doivent se lire comme « par le pre´sident du colle`ge de police ou celui qui le remplace ».
4˚ in artikel 250 van de nieuwe gemeentewet de woorden « door de burgemeester of door degene die hem vervangt, en door een schepen » moeten worden gelezen als « door de voorzitter van het politiecollege of diegene die hem vervangt ».
Section 3. — Le conseil zonal de se´curite´
Afdeling 3. — De zonale veiligheidsraad
Art. 35. Dans chaque zone de police est instaure´ un conseil zonal de se´curite´ au sein duquel est organise´e une concertation syste´matique entre les bourgmestres, le procureur du Roi, le chef de corps de la police locale et le directeur coordonnateur administratif de la police fe´de´rale ou son de´le´gue´.
Art. 35. In elke politiezone wordt een zonale veiligheidsraad opgericht waarbinnen een systematisch overleg wordt georganiseerd tussen de burgemeesters, de procureur des Konings, de korpschef van de lokale politie en de bestuurlijke directeur-coo¨rdinator van de federale politie of zijn afgevaardigde.
Le conseil zonal de se´curite´ peut inviter des experts a` participer a` ses re´unions.
De zonale veiligheidsraad kan deskundigen uitnodigen om deel te nemen aan zijn werkzaamheden.
Les missions du conseil zonal de se´curite´ sont :
De opdrachten van de zonale veiligheidsraad zijn de volgende :
1˚ la discussion et la pre´paration du plan zonal de se´curite´;
1˚ het bespreken en de voorbereiding van het zonaal veiligheidsplan;
2˚ la promotion de la coordination optimale de l’exe´cution des missions de police administrative et judiciaire;
2˚ het bevorderen van de optimale coo¨rdinatie van de uitvoering van de opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie;
3˚ l’e´valuation de l’exe´cution du plan zonal de se´curite´.
3˚ het evalueren van de uitvoering van het zonaal veiligheidsplan.
Art. 36. Le plan zonal annuel de se´curite´ comprend :
Art. 36. Het jaarlijks zonaal veiligheidsplan omvat :
1˚ les missions et objectifs prioritaires de´termine´s par les bourgmestres et le procureur du Roi, chacun en ce qui concerne ses compe´tences, qui sont inte´gre´s dans une approche globale de la se´curite´ ainsi que la manie`re dont ces missions et objectifs seront atteints;
1˚ de prioritaire opdrachten en doelstellingen vastgesteld door de burgemeesters en de procureur des Konings, elkeen wat zijn bevoegdheden betreft, die in een globale veiligheidsaanpak worden geı¨ntegreerd, evenals de wijze waarop deze opdrachten en doelstellingen zullen worden bereikt;
2˚ la capacite´ de la police locale destine´e a` l’exe´cution des missions de police judiciaire et de police administrative et qui doit permettre que l’exe´cution de ces missions puisse eˆtre assure´e en tout temps, en particulier les missions locales;
2˚ de capaciteit van de lokale politie die bestemd is voor de uitvoering van de opdrachten van gerechtelijke en bestuurlijke politie en die er moet voor zorgen dat deze opdrachten te allen tijde kunnen worden uitgevoerd, in het bijzonder de lokale opdrachten;
3˚ la contribution de la police locale a` l’exe´cution des missions a` caracte`re fe´de´ral vise´es a` l’article 61;
3˚ de bijdrage van de lokale politie in de uitvoering van de opdrachten van federale aard bedoeld in artikel 61;
4˚ les missions et objectifs particuliers a` une commune de la zone, qui correspondent a` une intervention budge´taire de cette commune de´passant la dotation convenue conforme´ment a` l’article 40, aline´a 3.
4˚ de opdrachten en doelstellingen die eigen zijn aan een gemeente van de zone, die overeenstemmen met een budgettaire tussenkomst van deze gemeente die de overeenkomstig artikel 40, derde lid, overeengekomen dotatie overschrijdt.
Art. 37. Le plan zonal de se´curite´ est pre´pare´ par le conseil zonal de se´curite´ en tenant compte du plan national de se´curite´.
Art. 37. Het zonaal veiligheidsplan wordt, rekening houdend met het nationaal veiligheidsplan, voorbereid door de zonale veiligheidsraad.
Les parties du plan zonal de se´curite´ qui ont des re´percussions sur les matie`res relevant de la compe´tence du conseil communal ou du conseil de police sont soumises pour accord au conseil communal ou, le cas e´che´ant, au conseil de police.
De gedeelten van het zonaal veiligheidsplan die een weerslag hebben op de aangelegenheden die onder de bevoegdheid ressorteren van de gemeenteraad of van de politieraad, worden voor akkoord voorgelegd aan de gemeenteraad of, desgevallend, aan de politieraad.
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
139
Apre`s approbation par les bourgmestres et le procureur du Roi, il est soumis pour approbation aux ministres de l’Inte´rieur et de la Justice, qui doivent se prononcer dans un de´lai de deux mois a` compter de la re´ception du plan. Passe´ ce de´lai, leur approbation est re´pute´e acquise. Si le ministre de l’Inte´rieur et le ministre de la Justice de´sapprouvent le plan, une nouvelle version leur est soumise. Dans ce cas, le de´lai d’approbation est ramene´ a` un mois.
Na goedkeuring door de burgemeesters en de procureur des Konings, wordt het voor goedkeuring voorgelegd aan de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie, die er zich over moeten uitspreken binnen de twee maanden vanaf de ontvangst van het plan. Na deze termijn wordt hun goedkeuring als gegeven geacht. Indien de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie het plan niet goedkeuren, wordt hen een nieuwe versie ervan voorgelegd. In dit geval wordt de termijn voor goedkeuring teruggebracht tot e´e´n maand.
Les conseils communaux sont informe´s du plan approuve´, a` l’exception des parties ou des donne´es dont le conseil zonal de se´curite´ a estime´ qu’elles avaient un caracte`re confidentiel.
De gemeenteraden worden ingelicht over het goedgekeurde plan, met uitzondering van de gedeelten of gegevens die door de zonale veiligheidsraad als vertrouwelijk worden beschouwd.
Lorsqu’il s’ave`re, en cours d’exe´cution du plan zonal de se´curite´, que les capacite´s pre´vues, conforme´ment a` l’article 36, 2˚, sont insuffisantes pour exe´cuter ces missions, le conseil zonal de se´curite´ y reme´die.
Wanneer, in de loop van de uitvoering van het zonaal veiligheidsplan blijkt dat de overeenkomstig artikel 36, 2˚, geplande capaciteit, ontoereikend is om die opdrachten uit te voeren, wordt dit verholpen door de zonale veiligheidsraad.
Section 4. — Personnel et budget
Afdeling 4. — Personeel en begroting
Art. 38. Pour chaque zone de police, le Roi fixe l’effectif minimal du personnel ope´rationnel et du personnel administratif et logistique de la police locale en tenant compte de la spe´cificite´ de la zone.
Art. 38. Voor elke politiezone bepaalt de Koning het minimaal effectief van het operationeel en van het administratief en logistiek personeel van de lokale politie, rekening houdend met de specifieke kenmerken van die zone.
Art. 39. Dans les zones de police unicommunales, le budget du corps de police local est approuve´ par le conseil communal, conforme´ment aux normes budge´taires minimales arreˆte´es par le Roi, par arreˆte´ de´libe´re´ en Conseil des ministres.
Art. 39. In de e´e´ngemeentezones, wordt de begroting van het lokaal politiekorps goedgekeurd door de gemeenteraad, overeenkomstig de door de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit, vastgestelde minimale begrotingsnormen.
Le budget de la zone de police est a` charge de la commune de la zone et de l’Etat fe´de´ral.
De begroting van de politiezone komt ten laste van de gemeente van de zone en van de federale Staat.
Art. 40. Dans les zones de police pluricommunales, le budget du corps de police local est approuve´ par le conseil de police, conforme´ment aux normes budge´taires minimales arreˆte´es par le Roi, par arreˆte´ de´libe´re´ en Conseil des ministres.
Art. 40. In de meergemeentezones wordt de begroting van het lokaal politiekorps goedgekeurd door de politieraad, overeenkomstig de door de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit, vastgestelde minimale begrotingsnormen.
Le budget de la zone de police est a` charge des diffe´rentes communes de la zone et de l’Etat fe´de´ral.
De begroting van de politiezone komt ten laste van de verschillende gemeenten van de zone en van de federale Staat.
Chaque conseil communal de la zone vote la dotation a` affecter au corps de police locale, laquelle est verse´e a` la zone de police.
Elke gemeenteraad van de zone stemt de dotatie die aan het lokaal politiekorps moet worden toegekend en die aan de politiezone wordt gestort.
Conforme´ment a` l’article 36, 4˚, une commune peut augmenter sa dotation au be´ne´fice de la zone de police.
Overeenkomstig artikel 36, 4˚, kan een gemeente haar dotatie verhogen ten voordele van de politiezone.
La dotation est inscrite dans les de´penses de chaque budget communal. La contribution a` la zone pluricommunale est paye´e au moins par douzie`mes.
De dotatie wordt in de uitgaven van elke gemeentebegroting ingeschreven. De bijdrage aan de meergemeentezone wordt op zijn minst in twaalfden uitbetaald.
Le Roi fixe, par arreˆte´ de´libe´re´ en Conseil des ministres, les re`gles de´taille´es en ce qui concerne le calcul et la re´partition des dotations ainsi que les modalite´s selon lesquelles celles-ci sont paye´es.
De nadere regels inzake de berekening en de verdeling van de dotaties en de wijze waarop zij worden uitbetaald, worden door de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit vastgelegd.
Lorsque la zone pluricommunale ne dispose pas de ressources suffisantes pour couvrir les de´penses re´sultant de l’accomplissement de sa mission, la diffe´rence est couverte par les communes qui en font partie.
Wanneer de meergemeentezone niet over voldoende middelen beschikt om de uitgaven te dekken die voortkomen uit de vervulling van haar opdracht, wordt het verschil gedragen door de gemeenten die er deel van uitmaken.
Art. 41. Par zone de police, une subvention est pre´vue chaque anne´e a` charge du budget fe´de´ral, ci-apre`s appele´e la subvention fe´de´rale. Ladite subvention est fixe´e sur la base :
Art. 41. Per politiezone wordt jaarlijks een toelage uitgetrokken ten laste van de federale begroting, verder genoemd de federale toelage. De federale toelage wordt bepaald op basis van :
1˚ de la part des autorite´s fe´de´rales dans le financement des missions locales de la police;
1˚ het aandeel van de federale overheid in de financiering van de lokale opdrachten van de politie;
2˚ des missions fe´de´rales, ge´ne´rales ou spe´cifiques, assure´es au sein de la zone concerne´e.
2˚ de algemene en bijzondere federale opdrachten die binnen de betrokken zone worden vervuld.
Le Roi fixe, par arreˆte´ de´libe´re´ en Conseil des ministres, les crite`res et les modalite´s pour la fixation et le versement de la subvention fe´de´rale, qui est paye´e au moins par douzie`mes.
De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit de criteria en de nadere regels die in acht moeten worden genomen voor het bepalen en het uitbetalen van de federale toelage. Het uitbetalen gebeurt op zijn minst in twaalfden.
Un cre´dit limite´ a` 7,5 % des recettes de l’Etat provenant d’amendes de condamnations pe´nales en matie`res diverses, ainsi que de sommes d’argent vise´es a` l’article 216bis du Code d’instruction criminelle et a` l’article 65 de la loi relative a` la police de la circulation routie`re, est inscrit au budget ge´ne´ral de de´penses. Ce cre´dit est utilise´ pour soutenir le fonctionnement des corps de police locale. Le Roi de´termine les conditions et modalite´s selon lesquelles ces subventions sont inte´gre´es dans la dotation fe´de´rale.
Een krediet beperkt tot 7,5 % van de rijksontvangsten uit boeten van strafrechtelijke veroordelingen in allerhande zaken, evenals uit de geldsommen bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van Strafvordering en in artikel 65 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, wordt op de algemene uitgavenbegroting ingeschreven. Dit krediet wordt aangewend voor de ondersteuning van de werking van de lokale politiekorpsen. De Koning stelt de voorwaarden en modaliteiten vast volgens dewelke deze subsidies worden geı¨ntegreerd in de federale dotatie.
CHAPITRE II. — Autorite´ et direction
HOOFDSTUK II. — Gezag en leiding
Art. 42. Pour l’accomplissement de ses missions de police administrative, la police locale est place´e sous l’autorite´ du bourgmestre qui peut lui donner, pour ce qui concerne l’accomplissement de ces missions sur le territoire de sa commune, les ordres, instructions et directives ne´cessaires a` cet effet.
Art. 42. Voor het uitvoeren van haar opdrachten van bestuurlijke politie, staat de lokale politie onder het gezag van de burgemeester die haar, wat de uitvoering betreft van deze opdrachten op het grondgebied van zijn gemeente, de bevelen, onderrichten en richtlijnen geeft die dienaangaande noodzakelijk zijn.
140
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
Dans les zones de police pluricommunales, lorsque l’exe´cution d’une de´cision d’un bourgmestre n’est pas pre´vue dans le plan zonal de se´curite´ et a pour effet de re´duire l’exe´cution des de´cisions des autres bourgmestres de la zone, le chef de corps de la police locale en informe le colle`ge de police.
Wanneer, in de meergemeentezones, de uitvoering van een beslissing van een burgemeester niet is opgenomen in het zonaal veiligheidsplan en dit voor gevolg heeft dat de uitvoering van de beslissingen van de andere burgemeesters van de zone wordt beperkt, licht de korpschef van de lokale politie het politiecollege hierover in.
Art. 43. En cas de calamite´s, de catastrophes, de sinistres, d’e´meutes, d’attroupements hostiles ou de menaces graves et imminentes contre l’ordre public, et lorsque les moyens de la police locale sont insuffisants, le bourgmestre ou celui qui le remplace peut reque´rir la police fe´de´rale aux fins de maintenir ou de re´tablir l’ordre public.
Art. 43. In geval van ramp, onheil, schadegeval, oproer, kwaadwillige samenscholingen of ernstige en nakende bedreigingen van de openbare orde, en wanneer de middelen van de lokale politie onvoldoende zijn, kan de burgemeester of de persoon die hem vervangt, met het oog op de handhaving of het herstel van de openbare orde, de federale politie vorderen.
Le gouverneur et le commissaire d’arrondissement sont imme´diatement informe´s de la re´quisition par l’autorite´ reque´rante.
De gouverneur en de arrondissementscommissaris worden door de opvorderende overheid onmiddellijk over de vordering ingelicht.
Lorsque les moyens des services de police ne suffisent pas pour maintenir l’ordre public, le bourgmestre peut reque´rir les forces arme´es.
Wanneer de middelen van de politiediensten onvoldoende zijn om de openbare orde te handhaven, kan de burgemeester de krijgsmacht vorderen.
En cas de re´quisition ou d’intervention de la police fe´de´rale ou de l’arme´e, sans pre´judice des compe´tences du ministre de l’Inte´rieur et du gouverneur en matie`re de protection civile, la police locale demeure sous l’autorite´ du bourgmestre de la commune concerne´e. Elle est place´e sous la direction du chef de corps ou du directeur coordonnateur administratif de la police fe´de´rale conforme´ment aux articles 7/1 et 7/2 de la loi sur la fonction de police.
Bij opvordering of ingrijpen van de federale politie of van het leger blijft de lokale politie onder het gezag van de burgemeester van de betrokken gemeente, onverminderd de bevoegdheden van de minister van Binnenlandse Zaken en van de gouverneur inzake civiele bescherming. Zij staat onder de leiding van de korpschef of van de bestuurlijke directeur-coo¨rdinator van de federale politie, overeenkomstig de artikelen 7/1 en 7/2 van de wet op het politieambt.
Les forces requises restent en contact e´troit avec l’autorite´ reque´rante et le chef de corps de la police locale pour intervenir de manie`re coordonne´e.
De opgevorderde machten blijven in nauw contact met de vorderende overheid en de korpschef van de lokale politie om op gecoo¨rdineerde wijze op te treden.
Art. 44. Chaque corps de police locale est place´ sous la direction d’un chef de corps.
Art. 44. Elk lokaal politiekorps staat onder de leiding van een korpschef.
Il est responsable de l’exe´cution de la politique policie`re locale, et plus particulie`rement de l’exe´cution du plan zonal de se´curite´.
Hij is verantwoordelijk voor de uitvoering van het lokaal politiebeleid, en meer bepaald, voor de uitvoering van het zonaal veiligheidsplan.
Il assure la direction, l’organisation et la répartition des tâches au sein du corps de police locale et l’exe´cution de la gestion de ce corps. Pour ce taire, le bourgmestre ou le colle`ge de police peut lui de´le´guer certaines de ses compe´tences.
Hij staat in voor de leiding, de organisatie en de verdeling van de taken binnen het lokaal politiekorps en de uitvoering van het beheer van dit korps. Hiertoe kan de burgemeester of het politiecollege hem sommige van zijn bevoegdheden delegeren.
Dans l’exercice de cette fonction, il est responsable de l’exe´cution par le corps de police des missions locales, des directives relatives aux missions a` caracte`re fe´de´ral et des re´quisitions, ainsi que de l’application des normes vise´es aux articles 141 et 142.
In de uitoefening van deze functie is hij verantwoordelijk voor de uitvoering door het politiekorps van de lokale opdrachten, van de richtlijnen met betrekking tot de opdrachten met een federaal karakter en van de opvorderingen evenals van de toepassing van de normen bedoeld in de artikelen 141 en 142.
Pour l’exercice de sa fonction, le chef de corps peut solliciter l’aide vise´e a` l’article 104, 1˚.
Voor de uitoefening van zijn functie, kan de korpschef de in artikel 104, 1˚, bedoelde hulp inroepen.
Art. 45. Le chef de corps exerce les attributions vise´es a` l’article 44 sous l’autorite´ du bourgmestre ou du colle`ge de police.
Art. 45. De korpschef oefent de in artikel 44 bedoelde bevoegdheden uit onder het gezag van de burgemeester of van het politiecollege.
En vue de la bonne gestion du corps de police, le chef de corps informe dans les plus brefs de´lais le bourgmestre ou le colle`ge de police de tout ce qui concerne le corps de police locale et l’exe´cution de ses missions. Il l’informe en outre des initiatives que la police locale compte prendre et qui concernent la politique zonale de se´curite´.
Met het oog op een goed beheer van het politiekorps, licht de korpschef zo spoedig mogelijk de burgemeester of het politiecollege in over alles wat het lokaal politiekorps en de uitvoering van zijn opdrachten aangaat. Hij licht hem ook in over de initiatieven die de lokale politie overweegt te nemen en die betrekking hebben op het zonale veiligheidsbeleid.
Il est tenu de faire rapport tous les mois au bourgmestre ou au colle`ge de police sur le fonctionnement du corps et de l’informer des plaintes venant de l’exte´rieur et concernant le fonctionnement du corps ou les interventions de son personnel.
Hij moet elke maand verslag uitbrengen aan de burgemeester of aan het politiecollege over de werking van het korps en hem op de hoogte brengen van de klachten van buitenaf aangaande de werking van het korps of het optreden van zijn personeel.
Art. 46. En cas d’absence ou d’empeˆchement du chef de corps, le bourgmestre ou le colle`ge de police de´signe le chef de corps remplac¸ant parmi les membres du corps de police reveˆtus du grade le plus e´leve´.
Art. 46. In geval van afwezigheid of verhindering van de korpschef stelt de burgemeester of het politiecollege onder de leden van het politiekorps met de hoogste graad, de vervangende korpschef aan.
CHAPITRE III. — Personnel
HOOFDSTUK III. — Personeel
Art. 47. Le conseil communal ou le conseil de police de´termine le cadre du personnel ope´rationnel et du personnel administratif et logistique du corps de police locale, conforme´ment aux normes minimales fixe´es par le Roi.
Art. 47. De gemeenteraad of de politieraad bepaalt de formatie van het operationeel en van het administratief en logistiek personeel van het lokaal politiekorps, overeenkomstig de door de Koning vastgestelde minimumnormen.
Par arreˆte´ de´libe´re´ en Conseil des ministres, le Roi de´termine les modalite´s selon lesquelles le personnel du cadre ope´rationnel et du cadre administratif et logistique de la police fe´de´rale et des autres corps de la police locale peuvent se porter candidats a` un emploi au sein d’un corps de police locale.
De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de modaliteiten volgens welke het personeel van het operationeel en van het administratief en logistiek kader van de federale politie en van de andere lokale politiekorpsen zich kandidaat kunnen stellen voor een ambt bij een lokaal politiekorps.
Art. 48. Le chef de corps de la police locale est de´signe´ a` son emploi par le Roi pour un terme de cinq ans, renouvelable une fois, sur proposition motive´e du conseil communal ou du conseil de police et apre`s avis motive´ du procureur ge´ne´ral pre`s la cour d’appel et du gouverneur, parmi les candidats juge´s aptes par une commission de se´lection.
Art. 48. De chef van het lokale politiekorps wordt door de Koning in zijn functie aangewezen voor een e´e´nmaal hernieuwbare termijn van vijfjaar, op gemotiveerde voordracht van de gemeenteraad of van de politieraad en na gemotiveerd advies van de procureur-generaal bij het hof van beroep en van de gouverneur, uit de door een selectiecommissie geschikt bevonden kandidaten.
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
141
Le bourgmestre ou le colle`ge de police peut, par de´cision motive´e, pre´senter un autre candidat juge´ apte par la commission de se´lection.
De burgemeester of het politiecollege kan met een gemotiveerde beslissing, een ander door de selectiecommissie geschikt bevonden kandidaat voordragen.
Art. 49. A l’issue du premier terme de cinq ans, le Roi prolonge la de´signation du chef de corps de la police locale apre`s avis motive´ du conseil communal ou du conseil de police, du bourgmestre ou du colle`ge de police, du procureur ge´ne´ral pre`s la cour d’appel et du gouverneur, et sur la base d’une e´valuation globale effectue´e par une commission d’e´valuation. La de´signation ne peut eˆtre prolonge´e lorsque le conseil communal ou le conseil de police et le bourgmestre ou le colle`ge de police e´mettent, apre`s avoir entendu le chef de corps, un avis ne´gatif motive´.
Art. 49. Na afloop van de eerste termijn van vijf jaar, verlengt de Koning de aanstelling van de korpschef van de lokale politie na gemotiveerd advies van de gemeenteraad of van de politieraad, van de burgemeester of van het politiecollege, van de procureur-generaal bij het hof van beroep en van de gouverneur, en op grond van een globale evaluatie uitgevoerd door een evaluatiecommissie. De aanstelling mag niet worden verlengd indien de gemeenteraad of de politieraad en de burgemeester of het politiecollege na de korpschef te hebben gehoord, een met redenen omkleed negatief advies uitbrengen.
Il peut eˆtre mis fin anticipativement au mandat du chef de corps s’il apparaıˆt, sur la base d’une e´valuation de la commission d’e´valuation, apre`s avis des instances vise´es a` l’aline´a 1er, et apre`s que l’inte´resse´ ait e´te´ entendu, que ce dernier ne donne pas satisfaction dans sa fonction.
Het mandaat van de korpschef kan vroegtijdig worden bee¨indigd wanneer, op grond van een evaluatie door de evaluatiecommissie, na advies van de in het eerste lid vermelde instanties en nadat de betrokkene werd gehoord, blijkt dat deze laatste in zijn functie geen voldoening schenkt.
Le Roi arreˆte les conditions de re´affectation des chefs de corps au mandat duquel il est mis fin ou dont le mandat n’est pas renouvele´.
De Koning bepaalt de voorwaarden voor de reaffectatie van korpschefs van wie het mandaat niet wordt vernieuwd of wordt bee¨indigd.
Art. 50. Le Roi fixe les conditions auxquelles doivent re´pondre les candidats a` la de´signation en qualite´ de chef de corps de la police locale et arreˆte la proce´dure de de´signation a` cet effet ainsi que la proce´dure d’e´valuation des chefs de corps de la police locale.
Art. 50. De Koning bepaalt de voorwaarden waaraan de kandidaten voor de aanstelling tot korpschef van de lokale politie moeten beantwoorden en stelt de aanstellingsprocedure vast evenals de evaluatieprocedure van de korpschefs van de lokale politie.
Le conseil communal ou le conseil de police constitue la commission de se´lection vise´e a` l’article 48 conforme´ment au modalite´s fixe´es par le Roi, par arreˆte´ de´libe´re´ en Conseil des ministres. Le meˆme arreˆte´ de´termine en outre les modalite´s de fonctionnement et les missions de cette commission.
De gemeenteraad of de politieraad stelt de in artikel 48 bedoelde selectiecommissie samen, overeenkomstig de nadere regels bepaald in een door de Ministerraad overlegd koninklijk besluit. Hetzelfde besluit stelt bovendien de nadere regels vast betreffende de opdrachten en de werking van deze commissie.
Le cas e´che´ant, le conseil communal ou le conseil de police peut de´cider de faire appel a` une commission de se´lection constitue´e par le ministre de l’Inte´rieur, selon les modalite´s ge´ne´rales vise´es a` l’aline´a pre´ce´dent.
Desgevallend kan de gemeenteraad of de politieraad beslissen een beroep te doen op een selectiecommissie die door de minister van Binnenlandse Zaken werd samengesteld volgens de algemene nadere regels bedoeld in het vorige lid.
Art. 51. Les commissions d’e´valuation sont constitue´es par le ministre de l’Inte´rieur, selon les modalite´s fixe´es par arreˆte´ royal de´libe´re´ en Conseil des ministres. L’inspection ge´ne´rale de la police fe´de´rale et de la police locale fait partie de ces commissions.
Art. 51. De evaluatiecommissies worden samengesteld door de minister van Binnenlandse Zaken, overeenkomstig de nadere regels vastgesteld bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit. De algemene inspectie van de federale politie en de lokale politie maakt deel uit van deze commissies.
Le Roi de´termine en outre les modalite´s de constitution et de fonctionnement de ces commissions d’e´valuation et en pre´cise les missions.
De Koning stelt bovendien de nadere regels vast voor de samenstelling en de werking van deze evaluatiecommissies en preciseert hun opdrachten.
Art. 52. Si le conseil communal ou le conseil de police refuse, reste en de´faut ou se trouve dans l’impossibilite´ de pre´senter un candidat de´clare´ apte ou de statuer sur la prolongation de la de´signation dans les six mois a` compter de la re´ception, constate´e par la correspondance, d’une invitation faite par le ministre de l’Inte´rieur, le Roi de´signe le chef de corps de la police locale sur la liste des candidats de´clare´s aptes par la commission de se´lection et apre`s avoir pris connaissance des avis motive´s vise´s aux articles 48 et 49.
Art. 52. Indien de gemeenteraad of de politieraad weigert, nalaat of in de onmogelijkheid verkeert een geschikt bevonden kandidaat voor te dragen of zich uit te spreken over de verlenging van de aanstelling binnen de zes maanden na de uit de briefwisseling blijkende ontvangst van een verzoek van de minister van Binnenlandse Zaken, stelt de Koning de korpschef van de lokale politie aan uit de lijst van de kandidaten die geschikt werden verklaard door de selectiecommissie en na kennis te hebben genomen van de gemotiveerde adviezen bedoeld in de artikelen 48 en 49.
Art. 53. Les officiers supe´rieurs de la police locale sont nomme´s par le Roi, conforme´ment a` l’arreˆte´ royal pris en exe´cution de l’article 121, aline´a 2, 1˚, sur pre´sentation motive´e du conseil communal ou du conseil de police et apre`s avis motive´ du procureur ge´ne´ral pre`s la cour d’appel et du gouverneur, parmi les candidats juge´s aptes par une commission de se´lection.
Art. 53. De hogere officieren van de lokale politie worden overeenkomstig het koninklijk besluit genomen in uitvoering van artikel 121, tweede lid, 1˚, door de Koning benoemd, op gemotiveerde voordracht van de gemeente- of van de politieraad, na gemotiveerd advies van de procureur-generaal bij het hof van beroep en van de gouverneur, onder de door een selectiecommissie geschikt bevonden kandidaten.
Le bourgmestre ou le colle`ge de police peut, par de´cision motive´e, pre´senter d’autres candidats juge´s aptes par la commission de se´lection.
De burgemeester of het politiecollege kan, met een gemotiveerde beslissing, andere door de selectiecommissie geschikt bevonden kandidaten voordragen.
Art. 54. Les officiers de la police locale qui ne sont pas vise´s a` l’article 53 sont nomme´s par le conseil communal ou le conseil de police, apre`s avis motive´ du procureur ge´ne´ral pre`s la cour d’appel et du gouverneur, parmi les candidats juge´s aptes par une commission de se´lection.
Art. 54. De niet in artikel 53 bedoelde officieren van de lokale politie, worden benoemd door de gemeenteraad of door de politieraad, na gemotiveerd advies van de procureur-generaal bij het hof van beroep en van de gouverneur, onder de door een selectiecommissie geschikt bevonden kandidaten.
Art. 55. Le Roi fixe les conditions et les modalite´s de nomination des officiers de la police locale.
Art. 55. De Koning bepaalt de voorwaarden en de nadere regels voor de benoeming van de officieren van de lokale politie.
Le conseil communal ou le conseil de police constitue la commission de se´lection vise´e aux articles 52 et 53 conforme´ment au modalite´s fixe´es par le Roi, par arreˆte´ de´libe´re´ en Conseil des ministres. Le meˆme arreˆte´ de´termine en outre les modalite´s de fonctionnement et les missions de cette commission.
De gemeenteraad of de politieraad stelt de in de artikelen 52 en 53 bedoelde selectiecommissie samen, overeenkomstig de nadere regels bepaald bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit. Hetzelfde besluit stelt bovendien de nadere regels vast betreffende de opdrachten en de werking van deze commissie.
Le cas e´che´ant, le conseil communal ou le conseil de police peut de´cider de faire appel a` une commission de se´lection constitue´e par le ministre de l’Inte´rieur, selon les modalite´s vise´es a` l’aline´a pre´ce´dent.
Desgevallend kan de gemeenteraad of de politieraad beslissen een beroep te doen op een selectiecommissie die door de minister van Binnenlandse Zaken werd samengesteld volgens de nadere regels bedoeld in het vorige lid.
142
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
Art. 56. Le conseil communal ou le conseil de police nomme ou recrute les autres membres de la police locale, selon les conditions et modalite´s arreˆte´es par le Roi.
Art. 56. De gemeenteraad of de politieraad benoemt of werft de andere leden van de lokale politie aan, volgens de voorwaarden en nadere regels vastgesteld door de Koning.
Art. 57. Le fonctionnaire de police qui dirige, au sein du corps de police locale, le service principalement charge´ des missions de police judiciaire est de´signe´ a` cette fonction apre`s avis motive´ du procureur du Roi.
Art. 57. De politieambtenaar die binnen het lokaal politiekorps de dienst leidt die hoofdzakelijk belast is met de opdrachten van gerechtelijke politie, wordt in deze functie aangesteld na een met redenen omkleed advies van de procureur des Konings.
Art. 58. Les agents auxiliaires de police ne peuvent exercer aucune mission de police administrative ou judiciaire autre que celles qui leur sont attribue´es en matie`re de police de la circulation routie`re, ainsi que celle de veiller au respect des re`glements de police communaux.
Art. 58. De hulpagenten mogen geen opdrachten van bestuurlijke of gerechtelijke politie uitvoeren, behalve de bevoegdheden die hen zijn toegekend inzake de politie van het wegverkeer en die om toe te zien op de naleving van gemeentelijke politieverordeningen.
Dans les limites de ces compe´tences, ils peuvent controˆler l’identite´ de chaque personne qui a commis une infraction.
Binnen die bevoegdheden kunnen zij de identiteit van iedere persoon die een misdrijf heeft begaan controleren.
Art. 59. Les fonctionnaires de police, les agents auxiliaires de police et les membres statutaires du personnel du cadre administratif et logistique preˆtent serment entre les mains du bourgmestre ou du pre´sident du colle`ge de police.
Art. 59. De politieambtenaren, de hulpagenten van politie en de statutaire personeelsleden van het administratief en logistiek kader leggen de eed af in handen van de burgemeester of van de voorzitter van het politiecollege.
Art. 60. L’avis du procureur ge´ne´ral, du gouverneur ou du procureur du Roi, requis dans le cadre d’une proce´dure de nomination ou de de´signation, doit eˆtre remis dans le de´lai d’un mois sous peine d’eˆtre re´pute´ favorable.
Art. 60. Het in het raam van een benoemings- of een aanstellingsprocedure vereiste advies van de procureur-generaal, van de gouverneur of van de procureur des Konings moet worden overgezonden binnen een termijn van een maand, anders wordt het advies als gunstig beschouwd.
CHAPITRE IV. — Missions a` caracte`re fe´de´ral
HOOFDSTUK IV. — Opdrachten van federale aard
Art. 61. Conforme´ment a` l’article 3, la police locale assure certaines missions de police a` caracte`re fe´de´ral.
Art. 61. Overeenkomstig artikel 3, staat de lokale politie in voor sommige opdrachten van federale aard.
Le ministre de l’Inte´rieur ou le ministre de la Justice de´termine ces missions par des directives contraignantes. L’exe´cution de ces directives ne peut mettre en pe´ril l’exe´cution des missions locales.
De minister van Binnenlandse Zaken of de minister van Justitie bepaalt deze opdrachten door dwingende richtlijnen. Het uitvoeren van die richtlijnen mag de uitvoering van de lokale opdrachten niet in gevaar brengen.
Lorsque les directives sont ge´ne´rales, elles sont soumises pour avis au conseil consultatif des bourgmestres. Lorsqu’elles concernent une ou plusieurs zones de police de´termine´es, elles font l’objet d’une concertation pre´alable avec le bourgmestre ou le colle`ge de police.
Wanneer de richtlijnen algemeen zijn, worden ze voor advies voorgelegd aan de adviesraad van burgemeesters. Wanneer ze betrekking hebben op e´e´n of meer welbepaalde politiezones, maken zij het voorwerp uit van een voorafgaand overleg met de burgemeester of het politiecollege.
Les directives peuvent porter sur le type de personnel et l’effectif a` mettre en œuvre, sur son e´quipement et son armement et sur les principes de leur intervention.
De richtlijnen kunnen betrekking hebben op het soort personeel alsook het in te zetten effectief op zijn uitrusting en bewapening en op de wijze van optreden.
La directive est exe´cute´e sous la direction du chef de corps de la police locale, sauf lorsqu’elle porte sur une mission qui est exerce´e conjointement par la police locale et la police fe´de´rale. Dans ce cas, la directive de´signe le niveau de police charge´ de la direction ope´rationnelle.
De richtlijn wordt uitgevoerd onder leiding van de korpschef van de lokale politie, behalve wanneer ze betrekking heeft op een opdracht die tegelijk door de lokale politie en de federale politie wordt uitgeoefend. In dat geval duidt de richtlijn het politieniveau aan dat met de operationele leiding is belast.
Les directives du ministre de la Justice concernant les missions de police judiciaire sont prises apre`s avis du colle`ge des procureurs ge´ne´raux.
De van de minister van Justitie uitgaande richtlijnen betreffende de opdrachten van gerechtelijke politie worden genomen na advies van het college van de procureurs-generaal.
Art. 62. Les missions suivantes peuvent faire l’objet des directives vise´es a` l’article 61 :
Art. 62. De volgende opdrachten kunnen het voorwerp uitmaken van de in artikel 61 bedoelde richtlijnen :
1˚ les missions pre´vues aux articles 17, 18, aline´a 1er, 19, aline´a 1er, 20, aline´a 1er, 21, aline´a 1er, 23, §§ 3 et 4, 25, aline´a 3, 44 et 46 de la loi sur la fonction de police;
1˚ de opdrachten die bepaald zijn in de artikelen 17, 18, eerste lid, 19, eerste lid, 20, eerste lid, 21 eerste lid, 23, §§ 3 en 4, 25, derde lid, 44 en 46 van de wet op het politieambt
2˚ les missions a` caracte`re fe´de´ral comprises dans un plan zonal de se´curite´;
2˚ de opdrachten van federale aard die in een zonaal veiligheidsplan zijn vermeld;
3˚ les mesures de police indispensables a` l’exe´cution de missions de police administrative spe´ciales des autorite´s publiques fe´de´rales et re´gionales;
3˚ de politiemaatregelen die essentieel zijn voor de uitvoering van gespecialiseerde opdrachten van bestuurlijke politie van de federale en gewestelijke overheden;
4˚ preˆter main forte aux fonctionnaires publics charge´s d’une inspection, d’un controˆle ou d’un constat, dans les conditions pre´vues a` l’article 44, aline´a 3, de la loi sur la fonction de police;
4˚ de sterke arm verlenen aan de overheidsambtenaren belast met een inspectie, een toezicht of een vaststelling, binnen de in artikel 44, derde lid, van de wet op het politieambt bepaalde voorwaarden;
5˚ certaines missions de surveillance, de controˆle ou de protection spe´ciale des personnes et des biens mobiliers et immobiliers;
5˚ bepaalde opdrachten van bewaking, toezicht of bijzondere bescherming van personen en van roerende of onroerende goederen;
6˚ la recherche d’informations ne´cessaires aux autorite´s fe´de´rales;
6˚ het inwinnen van informatie noodzakelijk voor de federale overheden;
7˚ les ope´rations de police supralocale a` l’e´gard de personnes, de ve´hicules ou autres biens recherche´s;
7˚ de operaties van bovenlokale politie ten opzichte van op te sporen personen, voertuigen of andere voorwerpen;
8˚ a` titre exceptionnel et temporaire, des renforts a` certaines enqueˆtes judiciaires, a` la demande des autorite´s judiciaires compe´tentes;
8˚ uitzonderlijk en tijdelijk, versterking verlenen bij omvangrijke gerechtelijke onderzoeken, op verzoek van de gerechtelijke overheden;
9˚ a` titre exceptionnel et temporaire, certaines missions de surveillance et de controˆle spe´cifiques en cas de menace grave ou imminente contre l’ordre public, comprenant des risques d’atteintes graves aux personnes et aux biens.
9˚ uitzonderlijk en tijdelijk, bepaalde specifieke bewakings- en toezichtopdrachten bij ernstige of nakende bedreiging van de openbare orde, met risico’s van zware aantastingen van personen en goederen.
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
143
Art. 63. Le ministre de l’Inte´rieur ou le ministre de la Justice peut, lorsque sa directive n’est pas suivie d’effet, et apre`s concertation avec le bourgmestre ou le colle`ge de police concerne´, reque´rir la police locale d’exe´cuter cette directive.
Art. 63. Wanneer aan zijn richtlijn geen gevolg wordt gegeven en na overleg met de betrokken burgemeester of het betrokken politiecollege, kan de minister van Binnenlandse Zaken of de minister van Justitie de uitvoering van deze richtlijn door de lokale politie bevelen.
Art. 64. En cas de calamite´s, de catastrophes, de sinistres, d’e´meutes, d’attroupements hostiles ou de menaces graves et imminentes contre l’ordre public, le ministre de l’Inte´rieur peut, lorsque les moyens de la police locale ne suffisent pas, reque´rir la police locale d’une autre zone de police aux fins de maintenir ou de re´tablir l’ordre public.
Art. 64. In geval van ramp, onheil, schadegeval, oproer, kwaadwillige samenscholingen of ernstige en nakende bedreigingen van de openbare orde, kan de minister van Binnenlandse Zaken, wanneer de middelen van de lokale politie van een politiezone ontoereikend zijn, de lokale politie van een andere politiezone opvorderen teneinde de openbare orde te handhaven of te herstellen.
Sans pre´judice des compe´tences du ministre de l’Inte´rieur et du gouverneur, la police locale requise est place´e sous l’autorite´ du bourgmestre de la commune dans laquelle elle intervient.
Onverminderd de bevoegdheden van de minister van Binnenlandse Zaken en van de gouverneur, wordt de opgevorderde lokale politie onder het gezag geplaatst van de burgemeester van de gemeente waarin ze optreedt.
La police locale requise intervient sous la direction du directeur coordonnateur administratif de la police fe´de´rale ou du chef de corps de la police locale conforme´ment aux articles 7/1 et 7/2 de la loi sur la fonction de police.
De opgevorderde lokale politie treedt op onder leiding van de bestuurlijke directeur-coo¨rdinator van de federale politie of van de korpschef van de lokale politie overeenkomstig de artikelen 7/1 en 7/2 van de wet op het politieambt.
La police locale requise doit exe´cuter toutes les re´quisitions a` concurrence d’une partie de sa capacite´ annuelle qui ne peut eˆtre infe´rieure a` dix pour cent ni supe´rieure a` vingt pour cent de la capacite´ de l’effectif minimal du personnel du cadre ope´rationnel vise´ a` l’article 38. Cette partie est de´termine´e chaque anne´e dans le plan zonal de se´curite´. En cas d’urgence, ou lorsque la se´curite´ nationale le requiert, la capacite´ vise´e a` l’aline´a pre´ce´dent peut eˆtre de´passe´e. Dans les cas fixe´s par le Roi, la capacite´ peut de´passer les vingt pour cent.
De gevorderde lokale politie moet alle vorderingen uitvoeren tot beloop van een gedeelte van haar jaarcapaciteit dat niet lager mag zijn dan tien procent en niet hoger dan twintig procent van de capaciteit van het in artikel 38 bedoelde minimale effectief van het personeel van het operationeel kader. Het gedeelte wordt jaarlijks vastgesteld in het zonale veiligheidsplan. Bij dringende noodzaak of wanneer de nationale veiligheid het vereist, mag de in het vorige lid bedoelde capaciteit wel worden overschreden. De bedoelde capaciteit mag meer dan twintig procent bedragen in de door de Koning bepaalde gevallen.
CHAPITRE V. — La tutelle spe´cifique
HOOFDSTUK V. — Het specifiek toezicht
Section 1re. — Dispositions ge´ne´rales
Afdeling 1. — Algemene bepalingen
Art. 65. L’autorite´ de tutelle peut, tant par correspondance que sur place, recueillir tous les renseignements et donne´es utiles a` l’examen des dossiers qui sont soumis a` sa tutelle.
Art. 65. De toezichthoudende overheid kan zowel per briefwisseling als ter plaatse, alle inlichtingen en gegevens inwinnen die nodig zijn voor het onderzoek van de dossiers die aan haar toezicht zijn onderworpen.
Section 2. — Personnel de la police locale
Afdeling 2. — Personeel van de lokale politie
Art. 66. L’approbation des de´cisions relatives au cadre de personnel, au budget et aux modifications qui y sont apporte´es, a` la contribution d’une commune au conseil de police et a` ses modifications et aux comptes, ne peut eˆtre refuse´e que pour violation des dispositions comprises dans cette loi ou prises en vertu de cette loi.
Art. 66. De goedkeuring van de beslissingen betreffende de personeelsformatie, betreffende de begroting en de erin aangebrachte wijzigingen, betreffende de bijdrage van een gemeente aan de politieraad en de erin aangebrachte wijzigingen en betreffende de rekeningen kan slechts worden geweigerd omwille van de schending van de bepalingen vervat in deze wet of genomen krachtens deze wet.
Art. 67. Les de´cisions du conseil communal ou du conseil de police relatives au cadre organique ope´rationnel et a` celui du personnel administratif et logistique de la police locale, sont transmises pour approbation au gouverneur.
Art. 67. De besluiten van de gemeenteraad of van de politieraad betreffende de formatie van het operationeel personeel en de formatie van het administratief en logistiek personeel van de lokale politie worden ter goedkeuring naar de gouverneur verstuurd.
Par cadre organique, on entend l’e´nume´ration des grades et la fixation du nombre d’emplois statutaires a` plein temps et a` temps partiel, par grade.
Onder personeelsformatie wordt verstaan de opsomming van de graden en de vaststelling van het aantal vol- en deeltijdse statutaire betrekkingen per graad.
Art. 68. Le gouverneur statue sur l’approbation de la de´cision vise´e a` l’article 67 dans les 25 jours a` compter du lendemain du jour ou` il l’a rec¸ue. Cette de´cision est transmise aux autorite´s communales ou aux autorite´s de la zone pluricommunale, au plus tard le dernier jour du de´lai pre´cite´.
Art. 68. De gouverneur spreekt zich uit over de goedkeuring van de beslissing bedoeld in artikel 67 binnen 25 dagen te rekenen vanaf de dag volgend op de dag dat hij ze heeft ontvangen. Deze beslissing wordt uiterlijk de laatste dag van deze termijn naar de gemeenteoverheid dan wel de overheid van de meergemeentezone verstuurd.
Passe´ ce de´lai, le gouverneur est sense´ avoir donne´ son approbation.
Wanneer deze termijn verstreken is, wordt de gouverneur geacht de goedkeuring te hebben verleend.
Art. 69. Le conseil communal ou le conseil de police peut exercer un recours aupre`s du ministre de l’Inte´rieur contre l’arreˆte´ portant de´sapprobation par le gouverneur des de´cisions du conseil communal ou du conseil de police portant sur le cadre organique, dans un de´lai de quarante jours a` compter du lendemain de la transmission de l’arreˆte´ l’autorite´ communale ou a` l’autorite´ de la police locale.
Art. 69. Tegen het besluit van de gouverneur houdende nietgoedkeuring van de besluiten van de gemeenteraad, respectievelijk politieraad, betreffende de personeelsformatie, kan de gemeenteraad of politieraad, bij de minister van Binnenlandse Zaken, hoger beroep instellen binnen een termijn van veertig dagen die ingaat op de dag na het versturen van het besluit naar de gemeenteoverheid of de overheid van de lokale politie.
Art. 70. Le ministre de l’Inte´rieur statue sur le recours dans un de´lai de vingt-cinq jours a` compter du lendemain de sa re´ception. Il transmet sa de´cision, au plus tard le dernier jour de ce de´lai, au gouverneur et au conseil communal ou au conseil zonal de la police. Passe´ ce de´lai, le recours est admis.
Art. 70. De minister van Binnenlandse Zaken spreekt zich uit over het ingesteld beroep binnen een termijn van vijfentwintig dagen die ingaat op de dag na het inkomen van het beroep. Hij verstuurt zijn besluit uiterlijk de laatste dag van deze termijn naar de gouverneur en naar de gemeenteraad of de politieraad. Wanneer die termen verstreken is, is het beroep ingewilligd.
144
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD Section 3. — Finances
Afdeling 3. — Financie¨n
Sous-section 1re. — Budget et modifications budge´taires
Onderafdeling 1. — Begroting en begrotingswijzigingen
Art. 71. Les de´cisions du conseil communal et du conseil de police relatives au budget de la police locale et aux modifications qui y sont apporte´es, ainsi que les de´cisions relatives a` la contribution de la commune faisant partie d’une zone pluricommunale au conseil de police, et ses modifications, sont envoye´es pour approbation au gouverneur.
Art. 71. De besluiten van de gemeenteraad en van de politieraad betreffende de begroting van de lokale politie en de erin aangebrachte wijzigingen, alsook de besluiten betreffende de bijdrage van de gemeente die deel uitmaakt van een meergemeentezone, aan de politieraad en de erin aangebrachte wijzigingen worden voor goedkeuring naar de gouverneur verstuurd.
Toutes les annexes requises pour l’e´tablissement de´finitif du budget sont jointes au budget
Bij de begroting worden alle belagen gevoegd die vereist zijn voor de definitieve vaststelling van de begroting.
Le Roi de´termine les donne´es ne´cessaires a` l’e´tablissement du budget de la police, qui devront eˆtre notifie´es par les autorite´s compe´tentes a` l’autorite´ de tutelle. Il de´cide e´galement de la nature du support d’information, ainsi que de la forme selon laquelle ces donne´es sont pre´sente´es.
De Koning bepaalt de gegevens die door de voor de vaststelling van de politiebegroting bevoegde overheden, aan de toezichthoudende overheid moeten worden toegestuurd, de aard van de informatiedrager en de vorm waarin die gegevens worden vastgelegd.
Art. 72. § 1er. Le gouverneur se prononce sur l’approbation dans un de´lai correspondant au de´lai qui a e´te´ de´termine´ pour la tutelle sur le budget des communes de la zone, a` diminuer de cinq jours.
Art. 72. § 1. De gouverneur spreekt zich uit over de goedkeuring binnen een termijn die wordt berekend door de termijn die vastgesteld is voor het toezicht op de begroting van de gemeenten van de zone te verminderen met vijf dagen.
Au cas ou` le conseil communal ou le conseil de police refuse de porter au budget, en tout ou en partie, les recettes ou les de´penses obligatoires que la loi met a` charge de la commune ou la zone pluricommunale pour l’exercice auquel se rapporte le budget de la police ou la contribution au conseil de police, le gouverneur y inscrit d’office les montants requis. S’il s’agit d’une zone pluricommunale, le gouverneur modifie, simultane´ment avec l’inscription d’office, le montant de la contribution au conseil de police de chaque commune faisant partie de la zone pluricommunale concerne´e.
Indien de gemeenteraad of de politieraad, ontvangsten of verplichte uitgaven die krachtens de wet gedurende het jaar waarop de politiebegroting of de bijdrage aan de politieraad betrekking heeft, ten laste van de gemeente of de meergemeentezone komen, geheel of gedeeltelijk weigert op de begroting te brengen, schrijft de gouverneur de vereiste bedragen ambtshalve in. In het geval van een meergemeentezone wijzigt de gouverneur gelijktijdig met de ambtshalve inschrijving, het bedrag van de bijdrage aan de politieraad van elk van de gemeenten die deel uitmaken van de betrokken meergemeentezone.
Au cas ou` le conseil communal ou le conseil de police porte au budget de la police ou a` la contribution au conseil de police des recettes qui, aux termes de la loi, ne reviennent pas, en tout ou en partie, durant l’exercice auquel se rapporte le budget, a` la commune ou a` la zone pluricommunale, le gouverneur proce`de, suivant le cas, a` la radiation du montant ou a` l’inscription d’office du montant correct.
Indien de gemeenteraad of de politieraad, ontvangsten op de politiebegroting of op de bijdrage aan de politieraad brengt die krachtens de wet gedurende het jaar waarop de begroting betrekking heeft geheel of gedeeltelijk niet aan de gemeente of de meergemeentezone toekomen, gaat de gouverneur naargelang het geval over tot de schrapping van het bedrag of tot de ambtshalve inschrijving van het juiste bedrag.
S’il s’agit d’une zone pluricommunale, le gouverneur modifie, simultane´ment avec l’inscription d’office, le montant de la contribution au conseil de police de chacune des communes faisant partie de la zone pluricommunale concerne´e.
In het geval van een meergemeentezone, wijzigt de gouverneur gelijktijdig met de ambtshalve inschrijving of schrapping, het bedrag van de bijdrage aan de politieraad van elk van de gemeenten die deel uitmaken van de betrokken meergemeentezone.
§ 2. Le gouverneur transmet son arreˆte´ a` l’autorite´ communale ou a` l’autorite´ de la zone pluricommunale, au plus tard le dernier jour du de´lai vise´ au § 1er, aline´a 1er.
§ 2. De gouverneur brengt zijn besluit ter kennis van de gemeenteoverheid of de overheid van de meergemeentezone, uiterlijk de laatste dag van de in § 1, eerste lid, bedoelde termijn.
Passe´ ce de´lai, le gouverneur est cense´ avoir approuve´ le budget de la police.
Wanneer die termijn is verstreken, wordt de gouverneur geacht zijn goedkeuring aan de politiebegroting te hebben verleend.
L’arreˆte´ du gouverneur est porte´ a` la connaissance du conseil communal ou du conseil de police, lors de sa prochaine se´ance.
Het besluit van de gouverneur wordt aan de gemeenteraad of de politieraad, meegedeeld tijdens zijn eerstvolgende vergadering.
Art. 73. Le conseil communal ou le conseil de police peut exercer un recours aupre`s du ministre de l’Inte´rieur contre l’arreˆte´ du gouverneur portant ajustement du budget de la police ou de la contribution au conseil de police, ou contre son arreˆte´ portant de´sapprobation, dans un de´lai de quarante jours à compter du lendemain de la notification de l’arreˆte´ a` l’autorite´ communale ou a` l’autorite´ de la police locale.
Art. 73. Tegen het besluit van de gouverneur tot aanpassing van de politiebegroting of de bijdrage aan de politieraad of tegen zijn besluit houdende niet-goedkeuring, kan de gemeenteraad of de politieraad bij de minister van Binnenlandse Zaken, hoger beroep instellen binnen een termijn van veertig dagen die ingaat op de dag na het versturen van het besluit naar de gemeenteoverheid of de overheid van de lokale politie.
Art. 74. Le ministre de l’Inte´rieur statue sur le recours dans un de´lai de quarante jours a` compter du lendemain de sa re´ception. Il transmet sa de´cision, au plus tard le dernier jour de ce de´lai, au gouverneur et au conseil communal ou au conseil de police. Passe´ ce de´lai le recours est admis.
Art. 74. De minister van Binnenlandse Zaken spreekt zich uit over het ingesteld beroep binnen een termijn van veertig dagen die ingaat op de dag na het inkomen ervan. Hij verstuurt zijn besluit uiterlijk de laatste dag van deze termijn naar de gouverneur en naar de gemeenteraad of de politieraad. Wanneer die termijn is verstreken, is het beroep ingewilligd.
L’arreˆte´ du gouverneur est porte´ a` la connaissance du conseil communal ou du conseil de police, lors de sa prochaine se´ance.
Het besluit van de minister wordt aan de gemeenteraad of de politieraad, meegedeeld tijdens zijn eerstvolgende vergadering.
Art. 75. Les articles 72 a` 74 s’appliquent e´galement aux modifications apporte´es au budget de la police par le conseil communal ou le conseil de police, ainsi qu’aux modifications apporte´es, par le conseil communal des communes appartenant a` une zone pluricommunale, a` la contribution au conseil de police.
Art. 75. De artikelen 72 tot 74 zijn eveneens van toepassing op de door de gemeenteraad of de politieraad in de politiebegroting aangebrachte wijzigingen, alsook op de door de gemeenteraad van de gemeenten van een meergemeentezone in de bijdrage aan de politieraad aangebrachte wijzigingen.
Toutefois, le de´lai est de´fini par le de´lai qui a e´te´ de´termine´ pour la tutelle sur les modifications de budget des communes de la zone, a` diminuer de cinq jours.
De termijn wordt evenwel berekend door de termijn die vastgesteld is voor het toezicht op de begrotingswijzigingen van de gemeenten van de zone, te verminderen met vijf dagen.
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
145
Sous-section 2. — La contribution financie`re des communes a` la zone pluricommunale
Onderafdeling 2. — De financie¨le bijdrage van de gemeenten tot de meergemeentezone
Art. 76. Par de´rogation a` l’article 72, § 1er, aline´a 1er, le gouverneur se prononce sur les de´cisions relatives a` la contribution due au conseil de police par une commune faisant partie d’une zone pluricommunale dans les vingt-cinq jours a` compter du lendemain de la re´ception de cette de´cision.
Art. 76. In afwijking van artikel 72, § 1, eerste lid, spreekt de gouverneur zich uit over de beslissingen met betrekking tot de bedrage verschuldigd aan de politieraad door een gemeente die deel uitmaakt van een meergemeentezone binnen een termijn van vijfentwintig dagen, die ingaat op de dag na het inkomen van deze beslissing bij de gouverneur.
Passe´ ce de´lai, le gouverneur est cense´ avoir donne´ son approbation a` cette de´cision.
Wanneer die termijn is verstreken, wordt de gouverneur geacht zijn goedkeuring aan die beslissing te hebben verleend.
Sous-section 3. — Les comptes
Onderafdeling 3. — De rekeningen
Art. 77. Les de´cisions du conseil communal ou du conseil de police relatives aux comptes de la police locale, sont envoye´es au ministre de l’Inte´rieur et au gouverneur.
Art. 77. De besluiten van de gemeenteraad of van de politieraad betreffende de rekeningen die betrekking hebben op de lokale politie worden verstuurd naar de minister van Binnenlandse Zaken en naar de gouverneur.
Le Roi de´termine les donne´es qui, pour la constatation de ces comptes, doivent eˆtre transmises a` l’autorite´ de tutelle par les autorite´s compe´tentes. Il de´termine e´galement la nature du support d’informations et la forme selon laquelle ces donne´es sont pre´sente´es.
De Koning bepaalt de gegevens die door de voor de vaststelling van die rekeningen bevoegde overheden, aan de toezichthoudende overheid moeten worden opgestuurd, de aard van de informatiedrager en de vorm waarin die gegevens worden vastgelegd.
Art. 78. Les de´libe´rations vise´es a` l’article 77 sont soumises a` l’approbation du gouverneur, lequel statue sur leur approbation et arreˆte les montants dans les deux cents jours a` compter du lendemain de la re´ception du compte. Le gouverneur adresse son arreˆte´ au plus tard le dernier jour de ce de´lai a` l’autorite´ communale ou a` l’autorite´ de la zone pluricommunale, au receveur compe´tent et au ministre de l’Inte´rieur.
Art. 78. De in artikel 77 bepaalde besluiten zijn onderworpen aan de goedkeuring van de gouverneur, die zich over de goedkeuring ervan uitspreekt en de bedragen ervan vaststelt binnen een termijn van tweehonderd dagen die ingaat op de dag na het inkomen van de rekening bij de gouverneur. De gouverneur verstuurt zijn besluit uiterlijk de laatste dag van deze termijn naar de gemeenteoverheid of de overheid van de meergemeentezone, naar de bevoegde ontvanger en naar de minister van Binnenlandse Zaken.
Passe´ ce de´lai, le gouverneur est cense´ avoir donne´ son approbation aux comptes.
Wanneer die termijn is verstreken, wordt de gouverneur geacht aan de rekeningen zon goedkeuring te hebben verleend.
L’arreˆte´ du gouverneur est communique´ au conseil communal ou au conseil de police, lors de sa prochaine se´ance.
Het besluit van de gouverneur wordt aan de gemeenteraad of de politieraad medegedeeld tijdens zijn eerstvolgende vergadering.
Art. 79. Le conseil communal ou le conseil de police et le receveur compe´tent peuvent exercer aupre`s du ministre de l’Inte´rieur un recours contre l’arreˆte´ du gouverneur relatif au compte concernant la police locale, dans les quarante jours a` compter du lendemain de l’envoi de l’arreˆte´ aux autorite´s communales ou aux autorite´s de la zone pluricommunale.
Art. 79. Tegen het besluit van de gouverneur betreffende de rekening die betrekking heeft op de lokale politie kunnen de gemeenteraad of de politieraad en de bevoegde ontvanger hoger beroep instellen bij de minister van Binnenlandse Zaken, binnen een termijn van veertig dagen die ingaat op de dag na het versturen van het besluit naar de gemeenteoverheid of de overheid van de meergemeentezone.
Une copie du recours est adresse´e le meˆme jour au gouverneur, au receveur compe´tent et a` l’autorite´ communale ou a` l’autorite´ de la zone pluricommunale.
Een afschrift van het hoger beroep wordt dezelfde dag verstuurd naar de gouverneur, de bevoegde ontvanger en naar de gemeenteoverheid of de overheid van de meergemeentezone.
Art. 80. En cas de recours, le compte est e´tabli par le ministre de l’Inte´rieur dans un de´lai de cent jours a` compter du lendemain de sa re´ception. En cas de recours conforme´ment a` l’article 79 e´manant a` la fois du conseil communal ou du conseil de police et du receveur compe´tent, les recours sont regroupe´s. Le ministre de l’Inte´rieur e´tablit alors le compte dans un de´lai de cent jours a` compter du lendemain de la re´ception du recours du conseil communal ou du conseil de police.
Art. 80. Ingeval van hoger beroep wordt de rekening door de minister van Binnenlandse Zaken vastgesteld binnen een termijn van honderd dagen die ingaat op de dag na het inkomen ervan. Bij hoger beroep overeenkomstig artikel 79 van zowel de gemeenteraad of de politieraad, als van de bevoegde ontvanger worden de beide beroepen samengevoegd. De minister van Binnenlandse Zaken stelt dan de rekening vast binnen een termijn van honderd dagen, die ingaat op de dag na het inkomen van het hoger beroep van de gemeenteraad of de politieraad.
Le ministre de l’Inte´rieur transmet sa de´cision sur le recours introduit au plus tard le dernier jour du de´lai vise´ a` l’aline´a pre´ce´dent, au gouverneur, a` l’autorite´ communale ou a` l’autorite´ de la zone pluricommunale, ainsi qu’au receveur compe´tent.
De minister van Binnenlandse Zaken verstuurt zijn besluit inzake een ingesteld beroep uiterlijk de laatste dag van de in het vorige lid bedoelde termijn naar de gouverneur, de gemeenteoverheid of de overheid van de meergemeentezone en naar de bevoegde ontvanger.
Lorsqu’aucune de´cision n’est transmise a` l’autorite´ communale ou a` l’autorite´ de la zone pluricommunale dans le de´lai susdit, le recours est admis; en cas de recours du receveur compe´tent seul, le recours est rejete´.
Indien binnen de voormelde termijn geen besluit van de gemeenteoverheid of de overheid van de meergemeentezone is verstuurd, is het beroep ingewilligd; in geval van hoger beroep van de bevoegde ontvanger alleen, is het hoger beroep verworpen.
Art. 81. Les articles 78 a` 80 sont e´galement applicables au de´compte final du receveur compe´tent.
Art. 81. De artikelen 78 tot 80 zijn eveneens van toepassing op de eindrekening van de bevoegde ontvanger.
Sous-section 4. — Controˆle la comptabilite´ et de la caisse
Onderafdeling 4. — Toezicht inzake de boekhouding en kas
Art. 82. § 1er. En cas de refus ou de retard dans l’ordonnancement des de´penses en matie`re de police que la loi impute aux communes ou aux zones pluricommunales, le gouverneur entend le colle`ge des bourgmestre et e´chevins ou le colle`ge de police et ordonne, s’il y a lieu, le re`glement imme´diat des de´penses en cause.
Art. 82. § 1. Bij weigering of vertraging in de betaalbaarstelling van de uitgaven inzake de politie die de wet aan de gemeenten of de meergemeentezones oplegt, hoort de gouverneur, het college van burgemeester en schepenen of het politiecollege en beveelt indien nodig, de onmiddellijke betaling van bedoelde uitgaven.
Le colle`ge des bourgmestre et e´chevins ou le colle`ge de police peuvent exercer, dans un de´lai de quarante jours a` compter de l’expe´dition de l’arreˆte´ par lequel le gouverneur e´met d’office, en vertu de l’aline´a pre´ce´dent, un mandat, un recours contre cet arreˆte´ aupre`s du ministre de l’Inte´rieur.
Tegen het besluit waarbij de gouverneur krachtens het vorige lid ambtshalve een bevelschrift uitvaardigt, kan het college van burgemeester en schepenen of het politiecollege hoger beroep instellen bij de minister van Binnenlandse Zaken, binnen een termijn van veertig dagen die ingaat na het versturen van het besluit.
146
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
Le ministre de l’Inte´rieur statue sur le recours dans un de´lai de quarante jours a` compter du lendemain de la re´ception du recours et transmet son arreˆte´ au plus tard le dernier jour de ce de´lai au gouverneur et a` l’autorite´ communale ou a` l’autorite´ de la zone pluricommunale. Lorsqu’aucun arreˆte´ n’est transmis dans le de´lai susdit, le recours du colle`ge des bourgmestre et e´chevins ou du colle`ge de police est admis.
De minister van Binnenlandse Zaken spreekt zich uit over het hoger beroep binnen een termijn van veertig dagen, die ingaat op de dag na het inkomen ervan, en verstuurt zijn besluit uiterlijk de laatste dag van die termijn naar de gouverneur en naar de gemeenteoverheid of de overheid van de meergemeentezone. Indien binnen de voormelde termijn geen besluit is verstuurd, is het hoger beroep van het college van burgemeester en schepenen of het politiecollege, ingewilligd.
§ 2. Le receveur compe´tent peut, dans un de´lai de quarante jours a` compter du lendemain de la re´ception de l’arreˆte´ du gouverneur, exercer aupre`s du ministre de l’Inte´rieur un recours contre cet arreˆte´ de´clarant exe´cutoire un mandat re´gulier en cas de refus d’ordonnancer de la part du receveur compe´tent.
§ 2. Tegen het besluit waarbij de gouverneur, bij weigering tot betaling door de bevoegde ontvanger, een regelmatig bevelschrift uitvoerbaar verklaart, kan de bevoegde ontvanger bij de minister van Binnenlandse Zaken hoger beroep instellen binnen een termijn van veertig dagen die ingaat op de dag na ontvangst van dit besluit.
Le ministre de l’Inte´rieur statue sur le recours dans un de´lai de quarante jours a` compter du lendemain de la re´ception du recours et notifie son arreˆte´ au plus tard le dernier jour de ce de´lai au gouverneur, au receveur et aux autorite´s communales ou aux autorite´s de la zone pluricommunale. Lorsqu’aucun arreˆte´ n’est notifie´ dans le de´lai susdit, l’arreˆte´ du gouverneur devient exe´cutoire.
De minister van Binnenlandse Zaken spreekt zich over het hoger beroep uit binnen een termijn van veertig dagen, die ingaat op de dag na het inkomen ervan en geeft kennis van zijn besluit uiterlijk de laatste dag van die termijn naar de gouverneur, naar de ontvanger en naar de gemeenteoverheid of de overheid van de meergemeentezone. Indien binnen de voormelde termijn geen besluit is verstuurd, is het besluit van de gouverneur uitvoerbaar.
La de´cision de´finitive d’ordonnancement tient lieu de mandat re´gulier que le receveur doit exe´cuter d’office.
De definitieve beslissing tot betaling geldt als een regelmatig en door de ontvanger ambtshalve uit te voeren bevelschrift.
Art. 83. Le ministre de l’Inte´rieur et le gouverneur controˆlent la comptabilite´ et la caisse de la commune ou de la zone pluricommunale, chaque fois qu’ils le jugent utile. Tout controˆle fera l’objet d’un proce`s-verbal qui est soumis au conseil communal ou au conseil de police.
Art. 83. De minister van Binnenlandse Zaken en de gouverneur onderzoeken de boekhouding en de kas van de gemeente of de meergemeentezone, telkens zij dit nodig achten. Van elk onderzoek wordt een procesverbaal opgemaakt dat aan de gemeenteraad of de politieraad, wordt voorgelegd.
Sous-section 5. — Re´e´chelonnement des dettes
Onderafdeling 5. — Schuldherschikking
Art. 84. Les de´libe´rations du conseil communal ou du conseil de police portant sur le re´e´chelonnement des charges financie`res des emprunts souscrits pour le financement de la police locale sont transmises pour approbation au gouverneur.
Art. 84. De besluiten van de gemeenteraad of de politieraad, waardoor de financie¨le lasten van de leningen opgenomen voor het financieren van de lokale politie worden herschikt, worden ter goedkeuring naar de gouverneur verstuurd.
Le gouverneur statue sur l’approbation de la de´cision du conseil communal ou du conseil de police dans un de´lai de quarante jours a` compter du lendemain de sa re´ception et transmet son arreˆte´ au plus tard le dernier jour de ce de´lai aux autorite´s communales ou aux autorite´s de la zone pluricommunale. Passe´ ce de´lai, le gouverneur est cense´ avoir approuve´ le re´e´chelonnement.
De gouverneur spreekt zich uit over de goedkeuring van het besluit van de gemeenteraad of de politieraad, binnen een termijn van veertig dagen die ingaat op de dag na het inkomen ervan en verstuurt zijn besluit uiterlijk de laatste dag van deze termijn naar de gemeenteoverheid of de overheid van de meergemeentezone. Wanneer de voormelde termen is verstreken, wordt de gouverneur geacht zijn goedkeuring aan de schuldherschikking te hebben verleend.
Section 4. — Tutelle administrative ge´ne´rale d’autres ope´rations des institutions communales
Afdeling 4. — Algemeen administratief toezicht op overige handelingen van de gemeentelijke instellingen
Art. 85. Une liste contenant un bref expose´ des de´libe´rations du conseil communal sur des questions relatives a` la police locale, ainsi que celles du conseil de police, est envoye´e au gouverneur. Le colle`ge des bourgmestre et e´chevins ou le colle`ge de police certifient a` cette occasion que les dispositions en matie`re de publicite´, vise´es au deuxie`me aline´a, ont e´te´ respecte´es.
Art. 85. Van de besluiten van de gemeenteraad over aangelegenheden die de lokale politie betreffen en van de besluiten van de politieraad wordt een lijst met een beknopte omschrijving van de daarin geregelde aangelegenheden aan de gouverneur verstuurd. Het college van burgemeester en schepenen of het politiecollege bevestigt bij die zending dat de bepalingen inzake de openbaarheid, bedoeld in het tweede lid, worden nageleefd.
Le jour meˆme de l’expe´dition au gouverneur, la liste vise´e a` l’aline´a pre´ce´dent est publie´e par voie d’affichage. Cet avis sera affiche´ pendant au moins dix jours. L’avis mentionne e´galement l’ordre du jour du conseil communal, la dure´e et le lieu ou` la liste peut eˆtre consulte´e par le public pendant au moins dix jours.
Op dezelfde dag van de verzending aan de gouverneur wordt de in het eerste lid bedoelde lijst door middel van een aanplakbrief bekendgemaakt. De brief blijft minstens tien dagen aangeplakt. De aanplakbrief vermeldt tevens de agenda van de raadszitting, de duur en de plaats waar de lijst minstens tien dagen ter inzage ligt van het publiek.
Art. 86. Sans pre´judice des dispositions de l’article 85, une copie certifie´e conforme des de´libe´rations reprises ci-apre`s, doit eˆtre envoye´e au gouverneur :
Art. 86. Onverminderd de bepalingen van artikel 85 moet een voor eensluidend verklaard afschrift naar de gouverneur worden gestuurd van de hierna vernoemde besluiten :
1˚ les de´libe´rations du conseil communal ou du conseil de police, ainsi que celles, du colle`ge des bourgmestre et e´chevins ou du colle`ge de police, prises suite a` une de´le´gation de compe´tences confe´re´e, par le conseil communal ou le conseil de police, fixant le mode d’attribution et les conditions des marche´s publics des travaux, des fournitures et des services auxquels sont applicables les arreˆte´s et les normes vise´es au chapitre II du titre IV de la pre´sente loi, ainsi que les de´libe´rations de passation du colle`ge des bourgmestre et e´chevins ou du colle`ge de police, prises en exe´cution des de´libe´rations pre´cite´es;
1˚ de besluiten van de gemeenteraad of de politieraad, alsook die van het college van burgemeester en schepenen of het politiecollege, genomen ingevolge bevoegdheidsdelegatie door de gemeenteraad of de politieraad, waarbij de gunningswijze en de voorwaarden worden bepaald van opdrachten tot aanneming van werken, leveringen en diensten waarvoor de besluiten en normen bedoeld in hoofdstuk II van titel IV van deze wet toepasselijk zijn, alsmede de gunningsbesluiten van het college van burgemeester en schepenen of het politiecollege, genomen in uitvoering van voormelde besluiten;
2˚ les de´libe´rations du conseil communal ou du conseil de police, ainsi que celles du colle`ge des bourgmestre et e´chevins ou du colle`ge de police concernant les de´penses rendues ne´cessaires par des circonstances urgentes et impre´vues;
2˚ de besluiten van de gemeenteraad of de politieraad, alsook die van het college van burgemeester en schepenen of het politiecollege, betreffende de uitgaven die door dringende en onvoorziene omstandigheden worden vereist;
3˚ les de´libe´rations du conseil communal ou du conseil de police relatives au recrutement, a` la nomination et a` la promotion des membres de la police locale.
3˚ de besluiten van de gemeenteraad of de politieraad houdende aanwerving, benoeming en bevordering van de leden van de lokale politie.
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
147
Art. 87. § 1er. Le gouverneur suspend, par arreˆte´ motive´ et dans les de´lais de´termine´s a` l’article 88, l’exe´cution des de´cisions de´termine´es aux articles 85 et 86 par lesquelles une autorite´ communale ou une autorite´ d’une zone pluricommunale viole les dispositions le´gales et re´glementaires relatives a` la police locale, les normes d’e´quipement, d’organisation et de fonctionnement de´termine´es aux articles 141 et 142 ou le cadre du personnel approuve´. Une copie de l’arreˆte´ de suspension est transmise sans de´lai au ministre de l’Inte´rieur.
Art. 87. § 1. De gouverneur schorst bij gemotiveerd besluit en binnen de termijnen bepaald in artikel 88, de uitvoering van de in de artikelen 85 en 86 bepaalde besluiten, waarbij een gemeenteoverheid of een overheid van een meergemeentezone de wets- en verordeningsbepalingen met betrekking tot de lokale politie, de in de artikelen 141 en 142 bepaalde uitrustings-, werkings- en organisatienormen, of de goedgekeurde personeelsformatie schendt. Een afschrift van het schorsingsbesluit wordt zonder verwijl naar de minister van Binnenlandse Zaken verzonden.
§ 2. L’autorite´ communale ou l’autorite´ de la zone pluricommunale peut retirer la de´cision suspendue et en informe le gouverneur.
§ 2. De gemeenteoverheid of de overheid van de meergemeentezone kan het geschorste besluit intrekken en geeft daarvan kennis aan de gouverneur.
Elle peut, dans les cent jours a` compter du lendemain de l’envoi de l’arreˆte´ suspensif du gouverneur a` la commune ou a` la zone pluricommunale, justifier de fac¸on motive´e une de´libe´ration suspendue et adresser au ministre de l’Inte´rieur cette de´libe´ration justificative, sous peine de nullite´ de la de´libe´ration suspendue, au plus tard le dernier jour du de´lai susmentionne´. Une copie en est transmise au gouverneur.
Zij kan een geschorst besluit gemotiveerd rechtvaardigen binnen een termijn van honderd dagen die ingaat op de dag na het versturen van het schorsingsbesluit van de gouverneur naar de gemeente of de meergemeentezone en stuurt dit rechtvaardigingsbesluit op straffe van nietigheid van het geschorste besluit uiterlijk de laatste dag van die termijn naar de minister van Binnenlandse Zaken. Een afschrift wordt naar de gouverneur gestuurd.
§ 3. En cas de justification, le ministre de l’Inte´rieur peut, par arreˆte´ motive´ et dans les 40 jours a` compter du lendemain de la re´ception de la de´libe´ration justificative, annuler la de´cision suspendue par laquelle l’autorite´ communale ou l’autorite´ de la zone pluricommunale viole les dispositions cite´es au § 1er.
§ 3. Ingeval van rechtvaardiging kan de minister van Binnenlandse Zaken bij gemotiveerd besluit het geschorste besluit waarbij de gemeenteoverheid of de overheid van de meergemeentezone de in § 1 aangehaalde bepalingen schendt, vernietigen binnen een termijn van veertig dagen die ingaat op de dag na het inkomen van het rechtvaardigingsbesluit.
L’arreˆte´ d’annulation est adresse´, au plus tard le dernier jour du de´lai de quarante jours, aux autorite´s communales ou aux autorite´s de la zone pluricommunale. Une copie en est envoye´e au gouverneur. Au cas ou` le ministre compe´tent laisse expirer le de´lai d’annulation, la suspension sera leve´e d’office.
Het vernietigingsbesluit wordt uiterlijk de laatste dag van die termijn van veertig dagen naar de gemeenteoverheid of de overheid van de meergemeentezone verstuurd. Een afschrift wordt naar de gouverneur gestuurd. Indien de bevoegde minister de termijn voor vernietiging laat verstrijken, is de schorsing ambtshalve opgeheven.
§ 4. Sans pre´judice de la compe´tence suspensive du gouverneur, le ministre de l’Inte´rieur peut, par arreˆte´ motive´ et dans les quarante jours, annuler la de´libe´ration par laquelle l’autorite´ communale ou l’autorite´ de la zone pluricommunale viole les dispositions cite´es au § 1er. Une copie de cet arreˆte´ d’annulation est notifie´e au gouverneur.
§ 4. Onverminderd de schorsingsbevoegdheid van de gouverneur kan de minister van Binnenlandse Zaken, bij gemotiveerd besluit en binnen de veertig dagen het besluit vernietigen waarbij de gemeenteoverheid of de overheid van de meergemeentezone de in § 1 aangehaalde bepalingen schendt. Een afschrift van het vernietigingsbesluit wordt naar de gouverneur gestuurd.
Art. 88. § 1er. Les de´libe´rations vise´es a` l’article 85 ne sont plus susceptibles de suspension ou d’annulation par les autorite´s vise´es a` l’article 87 si celles-ci n’ont pas pris et transmis leur de´cision a` l’autorite´ communale ou a` l’autorite´ de la zone pluricommunale dans un de´lai de vingt-cinq jours a` compter du lendemain de l’expe´dition de la liste vise´e a` l’article 85 sur laquelle elles figurent.
Art. 88. § 1. De in artikel 85 bepaalde besluiten zijn niet langer vatbaar voor schorsing of vernietiging door de overheden bedoeld in artikel 87 indien deze hun beslissing niet hebben genomen en naar de gemeenteoverheid of de overheid van de meergemeentezone hebben verstuurd binnen een termijn van vijfentwintig dagen, die ingaat op de dag volgend op het versturen van de in artikel 85 bedoelde lijst waarop zij zijn vermeld.
Ce de´lai est interrompu par l’expe´dition d’une lettre recommande´e a` la poste par laquelle l’autorite´ de tutelle re´clame le dossier concernant une de´libe´ration de´termine´e ou recueille des informations comple´mentaires aupre`s des autorite´s communales ou des autorite´s de la zone pluricommunale.
Deze termijn wordt gestuit door de verzending van een ter post aangetekende brief waarbij de toezichthoudende overheid het dossier betreffende een bepaald besluit bij de gemeenteoverheid of de overheid van de meergemeentezone opvraagt of bijkomende inlichtingen inwint.
Une de´libe´ration des autorite´s communales ou des autorite´s de la zone pluricommunale re´clame´e par l’autorite´ de tutelle n’est plus susceptible de suspension ou d’annulation apre`s l’expiration d’un de´lai de vingt-cinq jours dans lequel l’autorite´ de tutelle doit adresser son arreˆte´, ce de´lai prenant cours le jour suivant la re´ception, soit du dossier transmis par lettre recommande´e ou remis contre re´ce´pisse´, soit des informations supple´mentaires vise´es au deuxie`me aline´a.
Een door de toezichthoudende overheid opgevraagd besluit van een gemeenteoverheid of een overheid van een meergemeentezone is niet langer vatbaar voor schorsing of vernietiging na het verstrijken van een termijn van vijfentwintig dagen, waarbinnen de toezichthoudende overheid haar besluit moet versturen, en die ingaat op de dag volgend op de ontvangst, hetzij van het bij aangetekende zending toegestuurde of tegen ontvangstbewijs afgegeven dossier, hetzij van de in het tweede lid bedoelde bijkomende inlichtingen.
§ 2. Les de´cisions de l’autorite´ communale ou de l’autorite´ de la zone pluricommunale dont, conforme´ment aux dispositions de l’article 86, une copie doit eˆtre adresse´e au gouverneur sans demande pre´alable de l’autorite´ de tutelle, ne sont plus susceptibles de suspension ou d’annulation apre`s l’expiration d’un de´lai de vingt-cinq jours dans lequel l’autorite´ de tutelle doit adresser son arreˆte´ a` l’autorite´ communale ou a` l’autorite´ de la zone pluricommunale, ce de´lai prenant cours le lendemain de la re´ception de la de´libe´ration vise´e a` l’article 86 au gouvernement provincial.
§ 2. De besluiten van de gemeenteoverheid of de overheid van de meergemeentezone waarvan, ten gevolge van de bepalingen van artikel 86, zonder voorafgaand verzoek van de toezichthoudende overheid een afschrift naar de gouverneur moet worden gezonden, zijn niet langer vatbaar voor schorsing of vernietiging na het verstrijken van een termen van vijfentwintig dagen, waarbinnen de toezichthoudende overheid haar besluit naar de gemeenteoverheid of de overheid van de meergemeentezone moet versturen, en die ingaat op de dag na het inkomen van het in artikel 86 bedoelde besluit bij het provinciaal gouvernement.
Section 5. — Tutelle coercitive
Afdeling 5. — Dwangtoezicht
Art. 89. Le ministre de l’Inte´rieur ou le gouverneur peut, apre`s l’expiration du de´lai fixe´ dans un avertissement e´tabli par lettre, charger un ou plusieurs commissaires spe´ciaux de se rendre sur place, aux frais personnels des personnes publiques, respectivement de la commune ou de la zone pluricommunale qui ont ne´glige´ d’obtempe´rer a` l’avertissement, aux fins de recueillir les informations ou observations demande´es ou d’exe´cuter les mesures qui de´coulent des obligations lie´es a` l’application de la pre´sente loi.
Art. 89. De minister van Binnenlandse Zaken of de gouverneur kan, na het verstrijken van de termijn bepaald in een uit briefwisseling blijkende waarschuwing, een of meer bijzondere commissarissen gelasten zich ter plaatse te begeven, op de persoonlijke kosten van de gemeentelijke overheidspersoneel of van de overheidspersonen van de meergemeentezone die verzuimd hebben aan de waarschuwing gevolg te geven, teneinde gevraagde inlichtingen of opmerkingen in te zamelen of de maatregelen ten uitvoer te brengen die voortvloeien uit verplichtingen welke aan de toepassing van deze wet zon verbonden.
148
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
Le receveur communal est charge´ du recouvrement des frais vise´s a` l’aline´a 1er, sur la foi d’un arreˆte´ pris a` cet effet par l’autorite´ ayant engage´ la proce´dure de contrainte, qui tient lieu de mandat a` exe´cuter d’office par le receveur.
De invordering van de kosten, bedoeld in het eerste lid, geschiedt door de ontvanger op zicht van een daartoe getroffen besluit van de overheid die de dwangprocedure heeft ingesteld en dat geldt als een door de ontvanger ambtshalve uit te voeren bevelschrift.
CHAPITRE VI. — Dispositions diverses
HOOFDSTUK VI. — Diverse bepalingen
Art. 90. Le conseil communal ou le conseil de police peut arreˆter un re`glement relatif a` la perception d’une re´tribution pour des missions de police administrative de la police locale.
Art. 90. De gemeenteraad of de politieraad kan een reglement vaststellen betreffende de inning van een vergoeding voor opdrachten van bestuurlijke politie van de lokale politie.
Le Roi re`gle, par arreˆte´ de´libe´re´ en Conseil des ministres, les conditions de cette perception et ses modalite´s.
De Koning regelt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de voorwaarden en de nadere regels van deze inning.
Art. 91. Le Roi cre´e une Commission permanente de la police locale. A la demande du ministre de l’Inte´rieur ou d’autres ministres inte´resse´s, du colle`ge des procureurs ge´ne´raux, d’un gouverneur ou d’un bourgmestre, ou d’initiative, cette commission e´tudie et donne des avis sur tous les proble`mes relatifs a` la police locale.
Art. 91. De Koning richt een Vaste Commissie van de lokale politie op. Op verzoek van de minister van Binnenlandse Zaken of andere betrokken ministers, van het college van de procureurs-generaal, van een gouverneur of een burgemeester of op eigen initiatief onderzoekt deze commissie en geeft advies omtrent alle problemen betreffende de lokale politie.
Le Roi de´termine, par arreˆte´ de´libe´re´ en Conseil des ministres, la composition, le mode d’e´lection et le mode de fonctionnement de cette commission.
De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de samenstelling, de verkiezings- en werkwijze van deze commissie.
TITRE III. — La police fe´de´rale
TITEL III. — De federale politie
CHAPITRE Ier. — Disposition ge´ne´rale
HOOFDSTUK I. — Algemene bepaling
Art. 92. La police fe´de´rale pre´pare le plan national de se´curite´ et contribue, avec toutes ses directions ge´ne´rales et ses services, a` sa re´alisation.
Art. 92. De federale politie bereidt het nationaal veiligheidsplan voor en draagt, met al haar algemene directies en diensten, bij tot de uitvoering ervan.
Sans pre´judice de l’article 4, le plan national de se´curite´ comprend, en ce qui concerne la police fe´de´rale :
Onverminderd artikel 4, omvat het nationaal veiligheidsplan, wat de federale politie betreft :
1˚ les missions et les objectifs prioritaires de la police fe´de´rale, tels que fixe´s par les ministres de la Justice et de l’Inte´rieur, ainsi que la manie`re dont ils sont atteints;
1˚ de opdrachten en de prioritaire doelstellingen van de federale politie, bepaald door de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken, en de wijze waarop zij moeten worden verwezenlijkt;
2˚ la re´partition des moyens en personnel et en mate´riel entre les directions ge´ne´rales et services.
2˚ de verdeling van de personele en materie¨le middelen over de algemene directies en diensten.
CHAPITRE II. — Organisation ge´ne´rale Art. 93. La police fe´de´rale comprend :
HOOFDSTUK II. — Algemene organisatie Art. 93. De federale politie bestaat uit :
1˚ le commissaire ge´ne´ral dont rele`vent toutes les directions ge´ne´rales et services de la police fe´de´rale;
1˚ de commissaris-generaal, onder wie alle algemene directies en diensten van de federale politie ressorteren;
2˚ les directions ge´ne´rales que le Roi de´termine par arreˆte´ de´libe´re´ en Conseil des ministres, dirige´es chacune par un directeur ge´ne´ral, dont au moins une direction ge´ne´rale de la police judiciaire, une direction ge´ne´rale de la police administrative et des directions ge´ne´rales charge´es de l’appui et de la gestion.
2˚ de algemene directies bepaald door een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, elk geleid door een directeur-generaal, waaronder minstens een algemene directie gerechtelijke politie, een algemene directie bestuurlijke politie en algemene directies belast met de ondersteuning en het beheer.
Les directions ge´ne´rales sont compose´es de services centraux ou de´concentre´s;
De algemene directies bestaan uit centrale of gedeconcentreerde diensten;
3˚ des services de coordination et d’appui de´concentre´s;
3˚ gedeconcentreerde coo¨rdinatie- en steundiensten;
4˚ des services judiciaires de´concentre´s.
4˚ gedeconcentreerde gerechtelijke diensten.
Art. 94. Le ressort et le sie`ge des services de´concentre´s de la police fe´de´rale sont ceux des arrondissements judiciaires, sauf exception justifie´e par des situations particulie`res, Dans ce cas le Roi fixe par arreˆte´ de´libe´re´ en Conseil des ministres le ressort et le sie`ge des services de´concentre´s afin de tenir compte de ces particularite´s.
Art. 94. Het ambtsgebied en de zetel van de gedeconcentreerde diensten van de federale politie zijn die van de gerechtelijke arrondissementen, behoudens uitzonderingen wegens bijzondere omstandigheden. In dat geval, bepaalt de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, het ambtsgebied en de zetel van de gedeconcentreerde diensten om rekening te houden met die bijzondere omstandigheden.
Art. 95. Les programmes comprenant une approche judiciaire et administrative inte´gre´e en vue du traitement ou de la gestion de phe´nome`nes spe´cifiques sont e´labore´s par la direction ge´ne´rale de la police judiciaire, sous l’autorite´ des deux ministres, sans porter atteinte a` leurs compe´tences respectives.
Art. 95. Programma’s die in het raam van de bestrijding of de opvolging van specifieke fenomenen een geı¨ntegreerde gerechtelijke en bestuurlijke aanpak vereisen, worden uitgewerkt door de algemene directie gerechtelijke politie, onder het gezag van de twee ministers, zonder afbreuk te doen aan hun respectieve bevoegdheden.
Art. 96. Des membres de la police locale sont de´tache´s, pour un mandat renouvelable une fois, dans les directions ge´ne´rales et dans les services de la police fe´de´rale charge´s de l’appui a` la police locale, ainsi que dans les autres services de la police fe´de´rale dont les attributions ont un impact direct sur le fonctionnement de la police locale.
Art. 96. Leden van de lokale politie worden, voor een e´e´nmaal hernieuwbaar mandaat, gedetacheerd in de algemene directies en in de diensten van de federale politie belast met de steun aan de lokale politie, alsook in de andere diensten van de federale politie van wie de bevoegdheden een weerslag hebben op de werking van de lokale politie.
Parmi les fonctions vise´es a` l’aline´a 1er, le Roi de´termine, par arreˆte´ de´libe´re´ en Conseil des ministres, celles auxquelles des membres de la police locale sont de´signe´s a` des fonctions dirigeantes, ainsi que la dure´e du mandat et les modalite´s des mises en place vise´es au pre´sent article.
De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de in het eerste lid bedoelde functies waarin leden van de lokale politie voor leidinggevende functies worden aangewezen, evenals de duur van het mandaat en de nadere regels betreffende de detacheringen bedoeld in dit artikel.
Les membres de la police locale vise´s a` l’aline´a 1er, sont de´signe´s par le Roi apre`s avis de la Commission permanente de la police locale et du conseil consultatif des bourgmestres.
De leden van de lokale politie bedoeld in het eerste lid worden door de Koning aangewezen na advies van de Vaste Commissie van de lokale politie en van de adviesraad van de burgemeesters.
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
149
Les membres de la police locale vise´s a` l’aline´a 1er entretiennent re´gulie`rement des rapports de service concernant leur utilisation au sein de la police fe´de´rale avec la Commission permanente de la police locale et le conseil consultatif des bourgmestres.
De leden van de lokale politie bedoeld in het eerste lid onderhouden met de Vaste Commissie van de lokale politie en met de adviesraad van de burgemeesters geregelde dienstbetrekkingen aangaande hun aanwending binnen de federale politie.
CHAPITRE III. — Autorite´, direction et attributions
HOOFDSTUK III. — Gezag, leiding en bevoegdheden
Art. 97. Pour l’accomplissement de ses missions de police administrative, la police fe´de´rale est place´e sous l’autorite´ du ministre de l’Inte´rieur qui peut lui donner les ordres, instructions et directives ne´cessaires a` cet effet.
Art. 97. Voor het vervullen van haar opdrachten van bestuurlijke politie staat de federale politie onder het gezag van de minister van Binnenlandse Zaken die haar hiertoe de nodige bevelen, onderrichtingen en richtlijnen kan geven.
Sans pre´judice des compe´tences propres que les autorite´s judiciaires exercent directement a` l’e´gard de la police fe´de´rale, elle est place´e, pour l’exe´cution de ses missions de police judiciaire, sous l’autorite´ du ministre de la Justice qui peut lui donner les ordres, les instructions et les directives ne´cessaires a` cet effet. Les ordres et instructions concernant une enqueˆte pe´nale de´termine´e ne peuvent eˆtre donne´s qu’a` la demande de l’autorite´ judiciaire compe´tente.
Onverminderd de eigen bevoegdheden die de gerechtelijke overheden rechtstreeks ten overstaan van de federale politie uitoefenen, staat zij voor het vervullen van haar opdrachten van gerechtelijke politie onder het gezag van de minister van Justitie, die haar hiertoe de nodige bevelen, onderrichtingen en richtlijnen kan geven. De bevelen en onderrichtingen met betrekking tot een bepaald strafrechtelijk onderzoek kunnen slechts worden gegeven op verzoek van de bevoegde gerechtelijke overheid.
Pour l’exe´cution des missions qui concernent la police des cours et tribunaux, et sans pre´judice des dispositions articles 759 a` 763 du Code judiciaire, des articles 31 et 32 du Code de proce´dure pe´nale militaire et des articles 181, 267, aline´a 2, 506 et 507 du Code d’instruction criminelle, la police des prisons et la protection du transfe`rement des de´tenus, la police fe´de´rale est place´e sous l’autorite´ du ministre de la Justice qui peut lui donner les ordres, instructions et directives ne´cessaires a` cet effet.
Voor de uitvoering van de opdrachten die betrekking hebben op de politie van de hoven en rechtbanken, onverminderd de bepalingen van de artikelen 759 tot 763 van het Gerechtelijk Wetboek, de artikelen 31 en 32 van het Wetboek van Strafrechtspleging voor het leger en de artikelen 181, 267, tweede lid, 506 en 507 van het Wetboek van Strafvordering, op de politie van de gevangenissen en op de bescherming van de overbrenging van gevangenen, staat de federale politie onder het gezag van de minister van Justitie die haar hiertoe de nodige bevelen, onderrichtingen en richtlijnen kan geven.
Art. 98. La police fe´de´rale est place´e sous l’autorite´ du ministre de l’Inte´rieur et du ministre de la Justice qui, conforme´ment aux dispositions le´gales, sont conjointement compe´tents pour fixer les principes ge´ne´raux de l’organisation, du fonctionnement et de l’administration ge´ne´rale de la police fe´de´rale pour assurer notamment un service minimum e´quivalent a` la population.
Art. 98. Overeenkomstig de wettelijke bepalingen leggen de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Justitie gezamenlijk de algemene principes vast inzake de organisatie, de werking en het algemeen beheer van de federale politie die onder hun gezag staat om inzonderheid een gelijkwaardige minimale dienstverlening aan de bevolking te verzekeren.
Ils fixent conjointement les compe´tences du commissaire ge´ne´ral, des directeurs coordonnateurs administratifs et des directeurs des services judiciaires ainsi que les attributions des directeurs ge´ne´raux qui disposeront de compe´tences pour l’organisation interne de leur direction ge´ne´rale et la gestion de celle-ci en matie`re de personnel, de fonctionnement et d’investissements.
Zij bepalen gezamenlijk de bevoegdheden van de commissarisgeneraal, de bestuurlijke directeurs-coo¨rdinatoren en de directeurs van de gerechtelijke diensten, alsook de bevoegdheden van de directeursgeneraal die over bevoegdheden zullen beschikken inzake de interne organisatie van hun algemene directie en het beheer ervan inzake personeel, werking en investeringen.
La signature du ministre de l’Inte´rieur et celle du ministre de la Justice sont notamment requises pour les arreˆte´s royaux organiques relatifs a` la police fe´de´rale et pour la note de politique ge´ne´rale se rapportant a` la police fe´de´rale dans le cadre du projet de budget ge´ne´ral des de´penses.
De handtekening van de minister van Binnenlandse Zaken en die van de minister van Justitie zijn inzonderheid vereist voor de organieke koninklijke besluiten betreffende de federale politie en voor de beleidsnota met betrekking tot de federale politie in het raam van het ontwerp van algemene uitgavenbegroting.
Sans pre´judice d’autres dispositions le´gales ou re´glementaires, la gestion quotidienne de la police fe´de´rale est confie´e au ministre de l’Inte´rieur. Lorsque le traitement de ces dossiers influence directement la direction ge´ne´rale de la police judiciaire, les services judiciaires ou la gestion de l’information, il y associe le ministre de la Justice selon les re`gles qu’ils fixent en commun.
Behoudens andere wettelijke en reglementaire bepalingen, wordt het dagelijks beheer van de federale politie toegewezen aan de minister van Binnenlandse Zaken. Wanneer de afhandeling van die dossiers de algemene directie van de gerechtelijke politie, de gerechtelijke diensten of het informatiebeheer rechtstreeks beı¨nvloedt, betrekt hij daar de minister van Justitie bij. volgens de regels die zij daartoe samen bepalen.
Art. 99. La police fe´de´rale est place´e sous la direction du commissaire ge´ne´ral. Il est responsable de l’exe´cution, par la police fe´de´rale, de la politique policie`re de´finie par les ministres de l’Inte´rieur et de la Justice, et plus particulie`rement de l’exe´cution du plan national de se´curite´ pour ce qui concerne la police fe´de´rale.
Art. 99. De federale politie staat onder leiding van de commissarisgeneraal. Hij is verantwoordelijk voor de uitvoering, door de federale politie, van het politiebeleid dat is bepaald door de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie, en, meer in het bijzonder, voor de uitvoering van het nationaal veiligheidsplan wat de federale politie betreft.
Il assure la coordination entre les directions ge´ne´rales, veille a` ce que l’appui ne´cessaire soit apporte´ aux ope´rations et est responsable du fonctionnement quotidien de la police fe´de´rale. Il assure l’exe´cution inte´gre´e des missions de la police fe´de´rale et veille en particulier a` ce que le directeur coordonnateur administratif et le directeur du service judiciaire de´concentre´ coordonnent leurs activite´s.
Hij verzekert de coo¨rdinatie tussen de algemene directies, ziet er op toe dat de nodige steun aan de operaties wordt verleend en is verantwoordelijk voor de dagelijkse werking van de federale politie. Hij staat borg voor de geı¨ntegreerde uitvoering van de opdrachten van de federale politie en ziet er in het bijzonder op toe dat de bestuurlijke directeur-coo¨rdinator en de directeur van de gedeconcentreerde gerechtelijke dienst hun activiteiten coo¨rdineren.
Lorsque leurs ordres instructions et directives concernent spe´cifiquement les compe´tences de la direction ge´ne´rale de la police administrative ou de la direction ge´ne´rale de la police judiciaire, le ministre de l’Inte´rieur ou le ministre de la Justice peuvent les donner directement au directeur ge´ne´ral de l’une de ces directions ge´ne´rales. Ce dernier en informe sans de´lai le commissaire ge´ne´ral.
Wanneer hun bevelen, onderrichtingen en richtlijnen specifiek betrekking hebben op de bevoegdheden van de algemene directie van de bestuurlijke politie of van de algemene directie van de gerechtelijke politie, kunnen respectievelijk de minister van Binnenlandse Zaken of de minister van Justitie die rechtstreeks geven aan de directeurgeneraal van e´e´n van die algemene directies. Deze laatste licht de commissaris-generaal hiervan onverwijld in.
Dans le cadre de´termine´ conforme´ment a` l’article 98, aline´a 1er, le commissaire ge´ne´ral arreˆte l’organisation des services.
Binnen het raam vastgelegd overeenkomstig artikel 98, eerste lid, bepaalt de commissaris-generaal de organisatie van de diensten.
Art. 100. Les directions ge´ne´rales sont place´es sous la direction des directeurs ge´ne´raux.
Art. 100. De algemene directies staan onder leiding van de directeursgeneraal.
150
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
Sans pouvoir s’immiscer dans l’exe´cution d’informations ou d’instructions judiciaires, le commissaire ge´ne´ral re´forme les de´cisions d’un directeur ge´ne´ral qui ne respectent pas le plan national de se´curite´ ou qui portent atteinte au fonctionnement des autres directions ge´ne´rales ou a` la cohe´rence du fonctionnement de la police fe´de´rale.
Zonder zich te kunnen inmengen in de uitvoering van opsporings- of gerechtelijke onderzoeken, herroept de commissaris-generaal de beslissingen van een directeur-generaal die het nationaal veiligheidsplan schenden of die afbreuk doen aan de werking van andere algemene directies of aan de coherente werking van de federale politie.
Dans ce cas, la de´cision du commissaire ge´ne´ral est prise sous l’autorite´ des ministres de l’Inte´rieur et de la Justice qui peuvent conjointement re´former celle-ci, soit a` l’initiative de l’un d’entre eux, soit a` la demande d’un des magistrats fe´de´raux affecte´s a` la police fe´de´rale, chacun dans le cadre de ses compe´tences, ou a` la demande du directeur ge´ne´ral concerne´. Si la de´cision du commissaire ge´ne´ral a un impact sur une information ou une instruction judiciaire, l’avis du procureur fe´de´ral est pre´alablement sollicite´.
De beslissing van de commissaris-generaal wordt in dit geval genomen onder het gezag van, en kan op haar beurt worden herroepen door, de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken die gezamenlijk optreden, hetzij op initiatief van een van hen, hetzij op verzoek van een van de federale magistraten die aangesteld zijn bij de federale politie ieder in het raam van zijn bevoegdheden, of van de betrokken directeur-generaal. Indien de beslissing van de commissarisgeneraal een weerslag heeft op een opsporings- of gerechtelijk onderzoek, wordt het voorafgaand advies van de federaal procureur ingewonnen.
Art. 101. La direction ge´ne´rale de la police administrative est entre autres charge´e des missions suivantes :
Art. 101. De algemene directie van de bestuurlijke politie is onder andere belast met volgende opdrachten :
1˚ la direction et la coordination ope´rationnelle des missions de police administrative des services centraux de la police fe´de´rale;
1˚ de leiding en de operationele coo¨rdinatie van de opdrachten van bestuurlijke politie van de centrale diensten van de federale politie
2˚ les missions spe´cialise´es de police administrative, et l’appui a` ces missions, notamment en matie`re de controˆle aux frontie`res, de police de la circulation, de police des chemins de fer, maritime et ae´ronautique, ainsi que concernant les menaces graves ou organise´es contre l’ordre public;
2˚ de gespecialiseerde opdrachten van bestuurlijke politie, en de ondersteuning van deze opdrachten, inzonderheid inzake grenscontrole, verkeers-, spoorweg-, zeevaart- en luchtvaartpolitie, alsook betreffende ernstige of georganiseerde bedreigingen van de openbare orde;
3˚ tenir en re´serve les effectifs ne´cessaires a` l’exe´cution de missions de police administrative pour lesquelles le concours de la police fe´de´rale est sollicite´, requis ou ordonne´;
3˚ het in reserve houden van de effectieven nodig voor de uitvoering van opdrachten van bestuurlijke politie, waarvoor de medewerking van de federale politie is gevraagd, gevorderd of bevolen;
4˚ la coordination, le controˆle et l’appui aux missions de´concentre´es de police administrative des directeurs coordonnateurs administratifs.
4˚ de coo¨rdinatie, de controle en de ondersteuning van de gedeconcentreerde opdrachten van bestuurlijke politie van de bestuurlijke directeurs-coo¨rdinatoren.
Art. 102. La direction ge´ne´rale de la police judiciaire est entre autres charge´e des missions suivantes :
Art. 102. De algemene directie van de gerechtelijke politie is onder andere belast met volgende opdrachten :
1˚ la direction et la coordination ope´rationnelle des missions de police judiciaires des services centraux de la police fe´de´rale;
1˚ de leiding en de operationele coo¨rdinatie van de opdrachten van gerechtelijke politie van de centrale diensten van de federale politie;
2˚ la coordination ope´rationnelle, le controˆle et l’appui aux services judiciaires de´concentre´s vise´s a` l’article 105;
2˚ de operationele coo¨rdinatie, de controle en de ondersteuning van de in artikel 105 bedoelde gedeconcentreerde gerechtelijke diensten;
3˚ les missions spe´cialise´es de police judiciaire et l’appui a` ces missions, entre autres en matie`re de lutte contre la criminalite´ grave, la criminalite´ organise´e, la corruption, la de´linquance e´conomique et financie`re organise´e et la de´linquance informatique;
3˚ de gespecialiseerde opdrachten van gerechtelijke politie en de ondersteuning van deze opdrachten, onder andere inzake de strijd tegen de zware criminaliteit, de georganiseerde criminaliteit, de corruptie, de georganiseerde economische en financie¨le delinkwentie en de computercriminaliteit;
4˚ la police technique et scientifique, sans pre´judice des attributions de l’Institut National de Criminalistique et de Criminologie;
4˚ de technische en wetenschappelijke politie, onverminderd de bevoegdheden van het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie;
5˚ les techniques particulie`res de recherche et la gestion des informateurs;
5˚ de bijzondere opsporingstechnieken en het informantenbeheer;
6˚ les programmes vise´s a` l’article 95, en ce compris l’analyse criminelle ope´rationnelle.
6˚ de programma’s bedoeld in artikel 95, met inbegrip van de operationele misdrijfanalyse.
Art. 103. Le directeur coordonnateur administratif dirige et organise le service déconcentré de coordination et d’appui, et veille notamment a` prendre toutes les mesures pre´paratoires a` la gestion, au niveau supralocal d’e´ve´nements ou de situations de crise, de calamite´s, catastrophes ou sinistres.
Art. 103. De bestuurlijke directeur-coo¨rdinator leidt en organiseert de gedeconcentreerde coo¨rdinatie- en steundienst en waakt er met name over alle maatregelen te nemen ter voorbereiding van het beheren, op bovenlokaal niveau van crisisgebeurtenissen, crisissituaties, van ramp, onheil of schadegeval.
Le directeur coordonnateur administratif entretient re´gulie`rement des rapports de service avec le commissaire d’arrondissement et le gouverneur.
De bestuurlijke directeur-coo¨rdinator onderhoudt geregelde dienstbetrekkingen met de arrondissementscommissaris en de gouverneur.
Pour l’exe´cution de ses missions, le directeur coordonnateur administratif se conforme aux ordres, instructions et directives du commissaire ge´ne´ral et des directeurs ge´ne´raux.
Voor de uitvoering van zijn opdrachten handelt de bestuurlijke directeur-coo¨rdinator conform de bevelen, onderrichtingen en richtlijnen van de commissaris-generaal en van de directeurs-generaal.
Il coordonne ses activite´s avec celles du directeur du service judiciaire de´concentre´.
Hij stemt zijn activiteiten af op die van de directeur van de gedeconcentreerde gerechtelijke dienst.
Art. 104. Le directeur coordonnateur administratif est charge´ des missions suivantes :
Art. 104. De bestuurlijke directeur-coo¨rdinator wordt belast met :
1˚ re´pondre aux demandes d’appui ope´rationnel, administratif ou technique de la police locale, a` l’exception de l’appui en matie`re de missions spe´cialise´es de police judiciaire vise´es a` l’article 102;
1˚ het beantwoorden van de aanvragen tot technische, administratieve en operationele ondersteuning van de lokale politie, met uitzondering van de ondersteuning inzake gespecialiseerde opdrachten van gerechtelijke politie bedoeld bij artikel 102;
2˚ coordonner sur demande des autorite´s de police administrative compe´tentes, l’appui du niveau fe´de´ral pour les missions supralocales de police administrative;
2˚ de coo¨rdinatie, op vraag van de bevoegde overheden van bestuurlijke politie, van de ondersteuning door het federaal niveau voor de bovenlokale opdrachten van bestuurlijke politie;
3˚ coordonner, sur demande des autorite´s compe´tentes, l’appui du niveau fe´de´ral pour les missions supra locales qui ont une composante tant de police administrative que de police judiciaire;
3˚ de coo¨rdinatie, op vraag van de bevoegde overheden, van de ondersteuning door het federaal niveau voor de bovenlokale opdrachten die zowel een component van bestuurlijke politie als van gerechtelijke politie bevatten;
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
151
4˚ diriger les services de police administrative fe´de´raux de´concentre´s;
4˚ de leiding van de gedeconcentreerde federale diensten van bestuurlijke politie;
5˚ participer au conseil zonal de se´curite´ et assister les autorite´s administratives ou judiciaires locales qui le sollicitent;
5˚ het deelnemen aan de zonale veiligheidsraad en het verlenen van bijstand aan de lokale bestuurlijke of gerechtelijke overheden die daarom verzoeken;
6˚ faire rapport au commissaire ge´ne´ral de l’exe´cution des missions fe´de´rales par les polices locales;
6˚ verslag uitbrengen bij de commissaris-generaal over de uitvoering van de federale opdrachten door de lokale polities
7˚ coordonner et diriger les ope´rations de police conforme´ment aux articles 7/1 a` 7/3 de la loi sur la fonction de police, a` l’exception des missions spe´cialise´es de police judiciaire vise´es a` l’article 102.
7˚ de coo¨rdinatie en de leiding van de politieoperaties overeenkomstig de artikelen 7/1 tot 7/3 van de wet op het politieambt met uitzondering van de gespecialiseerde opdrachten van gerechtelijke politie, bedoeld bij artikel 102.
Art. 105. Le service judiciaire de´concentre´ exe´cute les missions spe´cialise´es de police judiciaire attribue´es a` ce service conforme´ment a` l’article 5, aline´as 2 et 3, de la loi sur la fonction de police. Il est place´ sous la direction du directeur du service judiciaire de´concentre´, de´nomme´ directeur judiciaire.
Art. 105. De gedeconcentreerde gerechtelijke dienst voert de gespecialiseerde opdrachten van gerechtelijke politie uit die hem overeenkomstig artikel 5, tweede en derde lid, van de wet op het politieambt zijn toevertrouwd. Hij staat onder leiding van de directeur van de gedeconcentreerde gerechtelijke dienst, gerechtelijke directeur genoemd.
Le directeur judiciaire dirige et organise son service a` cet effet et coordonne l’exe´cution de ces missions par les membres de son service. Il agit conforme´ment aux ordres, instructions et directives qu’il rec¸oit du directeur ge´ne´ral de la direction ge´ne´rale de la police judiciaire, sans pre´judice de l’article 99, aline´a 2, et de l’aline´a 6 du pre´sent article.
Daartoe leidt en organiseert de gerechtelijke directeur zijn dienst en coo¨rdineert hij de uitvoering van die opdrachten door de leden van zijn dienst. Hij handelt conform de bevelen, onderrichtingen en richtlijnen vanwege de directeur-generaal van de algemene directie gerechtelijke politie, onverminderd artikel 99, tweede lid, en het zesde lid van dit artikel.
Il coordonne ses activite´s avec celles du directeur coordonnateur administratif
Hij stemt zijn activiteiten af op die van de bestuurlijke directeurcoo¨rdinator.
En vue d’assurer la coordination des missions de police judiciaire entre la police locale et le service judiciaire de´concentre´, le directeur de ce service de´tache un ou plusieurs fonctionnaires de liaison aupre`s d’une ou plusieurs polices locales. Le nombre de fonctionnaires de liaison est fonction de l’importance des missions de police judiciaire de ces polices locales. Pendant la dure´e de leur de´tachement, les fonctionnaires de liaison continuent a` relever du directeur du service judiciaire de´concentre´ et ne disposent d’aucune autorite´ hie´rarchique sur la police locale.
Om de coo¨rdinatie van de opdrachten van gerechtelijke politie te verzekeren tussen de lokale politie en de gedeconcentreerde gerechtelijke dienst, detacheert de directeur van deze dienst e´e´n of meer verbindingsambtenaren bij e´e´n of meer lokale polities. Het aantal verbindingsambtenaren is afhankelijk van de belangrijkheid van de gerechtelijke opdrachten van die lokale polities. Tijdens de duur van hun detachering blijven de verbindingsambtenaren ressorteren onder de directeur van de gedeconcentreerde gerechtelijke dienst en beschikken zij over geen enkel hie¨rarchisch gezag over de lokale politie.
Le directeur judiciaire et les fonctionnaires de liaison assurent l’appui aux services de recherche des polices locales.
De gerechtelijke directeur en de verbindingsambtenaren verzekeren de ondersteuning van de opsporingsdiensten van de lokale polities.
Les services judiciaires de´concentre´s exe´cutent e´galement a` titre subsidiaire des missions spe´cialise´es de police administrative.
In bijkomende orde oefenen de gedeconcentreerde gerechtelijke diensten ook gespecialiseerde opdrachten van bestuurlijke politie uit.
CHAPITRE IV. — Personnel
HOOFDSTUK IV. — Personeel
Art. 106. La loi fixe, chaque anne´e, l’effectif du cadre ope´rationnel et du cadre administratif et logistique de la police fe´de´rale.
Art. 106. De wet bepaalt elk jaar het effectief van het operationeel kader en van het administratief en logistiek kader van de federale politie.
La meˆme loi de´finit la part minimale de chaque cadre qui sera affecte´e a` la direction ge´ne´rale de la police judiciaire et aux services judiciaires de´concentre´s.
Diezelfde wet legt het minimale deel van elk kader vast dat zal worden toegewezen aan de algemene directie van de gerechtelijke politie en aan de gerechtelijke gedeconcentreerde diensten
Le Roi de´termine les re`gles de´taille´es selon lesquelles les membres du personnel du cadre ope´rationnel et du cadre administratif et logistique de la police locale peuvent se porter candidats a` un emploi au sein de la police fe´de´rale.
De Koning legt de gedetailleerde regels vast volgens dewelke de personeelsleden van het operationeel kader en van het administratief en logistiek kader van de lokale politie zich kandidaat kunnen stellen voor een ambt bij de federale politie.
Art. 107. Le commissaire ge´ne´ral et les directeurs ge´ne´raux sont de´signe´s a` leur emploi par le Roi pour un terme de cinq ans, renouvelable une fois, sur proposition des ministres de la Justice et de l’Inte´rieur et apre`s avis motive´ du conseil fe´de´ral de police. Pour la de´signation du directeur ge´ne´ral de la direction ge´ne´rale de la police judiciaire, l’avis motive´ du colle`ge des procureurs ge´ne´raux est en outre requis.
Art. 107. De commissaris-generaal en de directeurs-generaal worden door de Koning aangewezen voor hun ambt voor een termijn van vijf jaar, die eenmaal kan worden hernieuwd, op voordracht van de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken en na gemotiveerd advies van de federale politieraad. De aanwijzing van de directeur-generaal van de algemene directie van de gerechtelijke politie gebeurt bovendien na gemotiveerd advies van het college van procureurs-generaal.
Le directeur coordonnateur administratif est de´signe´ a` son emploi par le Roi pour un terme de cinq ans, renouvelable une fois, sur proposition du ministre de l’Inte´rieur et apre`s avis motive´ du ministre de la Justice et du gouverneur.
De bestuurlijke directeur-coo¨rdinator wordt door de Koning aangewezen voor zijn ambt voor een termijn van vijf jaar, die eenmaal kan worden hernieuwd, op voordracht van de minister van Binnenlandse Zaken en na gemotiveerd advies van de minister van Justitie en van de gouverneur.
Le directeur judiciaire est de´signe´ pour son emploi par le Roi pour un terme de cinq ans, renouvelable une fois, sur proposition du ministre de la Justice et apre`s avis motive´ du ministre de l’Inte´rieur et du procureur ge´ne´ral pre`s la cour d’appel territorialement compe´tent.
De gerechtelijke directeur wordt door de Koning voor zijn ambt aangewezen voor een termijn van vijf jaar, die eenmaal kan worden hernieuwd, op voordracht van de minister van Justitie en na gemotiveerd advies van de minister van Binnenlandse Zaken en van de territoriaal bevoegde procureur generaal bij het hof van beroep.
Il peut, selon les meˆmes modalite´s, eˆtre mis fin anticipativement aux termes fixe´s aux aline´as 1er, 2 et 3, s’il apparaıˆt sur la base d’une e´valuation de la commission d’e´valuation que l’inte´resse´ ne donne pas satisfaction dans sa fonction.
Aan de in het eerste, tweede en derde lid bepaalde termijnen kan volgens dezelfde modaliteiten voortijdig een einde worden gesteld wanneer op grond van een evaluatie door de evaluatiecommissie blijkt dat betrokkene in zijn ambt geen voldoening schenkt.
Nul ne peut eˆtre de´signe´ aux emplois vise´s aux aline´as 1er, 2 et 3 s’il n’a pas e´te´ de´clare´ apte par une commission de se´lection. Ces de´signations sont renouvele´es sur avis d’une commission d’e´valuation. Pour le surplus, le Roi fixe, par arreˆte´ de´libe´re´ en Conseil des ministres, les conditions et la proce´dure de de´signation a` ces emplois, ainsi que la proce´dure d’e´valuation Il fixe e´galement les modalite´s de constitution
Niemand kan worden aangewezen voor de betrekkingen bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, tenzij hij geschikt werd verklaard door een selectiecommissie. Die aanwijzingen worden hernieuwd op basis van een advies van een evaluatiecommissie. Voor het overige bepaalt de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de voorwaarden en procedure om voor deze ambten te worden aangewezen, evenals de
152
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
et de fonctionnement de la commission de se´lection et de la commission d’e´valuation. Les supe´rieurs hie´rarchiques de la police fe´de´rale e´mettent un avis pre´alablement a` toute de´signation aux emplois vise´s aux aline´as 1er, 2 et 3 et, sauf en ce qui concerne le commissaire ge´ne´ral, a` tout renouvellement du mandat des inte´resse´s.
evaluatieprocedure. Hij bepaalt eveneens de nadere regels voor de oprichting en de werking van de selectiecommissie en van de evaluatiecommissie. De hie¨rarchische oversten van de federale politie brengen een advies uit voorafgaandelijk aan elke benoeming tot de betrekkingen bedoeld in het eerste, tweede en derde lid en behalve wat de commissaris-generaal betreft, aan elke Vernieuwing van het mandaat van betrokkenen.
En cours de mandat, le titulaire peut, par de´cision conjointe du ministre de l’Inte´rieur et du ministre de la Justice, eˆtre affecte´ a` un autre emploi d’un niveau au moins e´quivalent dans une autre direction ge´ne´rale ou service de la police fe´de´rale lorsque cette mesure est ne´cessaire au fonctionnement optimal de cette direction ge´ne´rale ou de ce service.
Het personeelslid dat een mandaat bekleedt, kan tijdens dat mandaat, door een gezamenlijke beslissing van de minister van Binnenlandse Zaken en van de minister van Justitie, worden aangewezen voor een andere betrekking van een op zijn minst gelijkwaardig niveau in een andere algemene directie of dienst van de federale politie wanneer deze maatregel noodzakelijk is voor de optimale werking van deze algemene directie of deze dienst.
Le Roi fixe le de´lai dans lequel l’avis des ministres du gouverneur et du procureur ge´ne´ral pre`s la cour d’appel requis dans le cadre d’une proce´dure de de´signation doit eˆtre e´mis sous peine d’eˆtre re´pute´ favorable, ainsi que les conditions d’utilisation des officiers dont le mandat n’est pas renouvele´ ou auquel il est mis fin.
De Koning bepaalt de termijn binnen dewelke het advies van de ministers, de gouverneur en de procureur-generaal bij het hof van beroep in het raam van een aanwijzingsprocedure moet worden verstrekt. Eenmaal die termijn verstreken, wordt het advies geacht gunstig te zijn. Hij bepaalt eveneens de voorwaarden tot aanwending van de officieren waarvan het mandaat niet werd hernieuwd of werd bee¨indigd.
Art. 108. Le Roi re`gle le re´gime des affectations qui seront ne´cessaires au sein de la police fe´de´rale, pour que ses missions soient assure´es.
Art. 108. De Koning bepaalt de regeling van de aanwijzingen die noodzakelijk zijn binnen de federale politie om haar opdrachten uit te voeren.
CHAPITRE V. — Les re´quisitions
HOOFDSTUK V. — De vorderingen
Art. 109. Les re´quisitions du bourgmestre visant a` obtenir le concours de la police fe´de´rale pour l’exe´cution de ses missions de police administrative sont adresse´es au directeur coordonnateur administratif territorialement compe´tent.
Art. 109. De vorderingen van de burgemeester tot het bekomen van de medewerking van de federale politie voor de uitvoering van haar opdrachten van bestuurlijke politie, worden gericht aan de territoriaal bevoegde bestuurlijke directeur-coo¨rdinator.
Art. 110. Les re´quisitions de police judiciaire visant a` obtenir le concours de la police fe´de´rale sont adresse´es par les autorite´s judiciaires compe´tentes au directeur du service judiciaire de´concentre´, au directeur coordonnateur administratif ou au directeur ge´ne´ral de la direction ge´ne´rale de la police judiciaire pour les services relevant de leurs compe´tences.
Art. 110. De vorderingen van gerechtelijke politie tot het bekomen van de medewerking van de federale politie worden door de bevoegde gerechtelijke overheden gericht aan de directeur van de gedeconcentreerde gerechtelijke dienst, aan de bestuurlijke directeur-coo¨rdinator of aan de directeur-generaal van de algemene directie van de gerechtelijke politie voor de diensten die onder hun bevoegdheden ressorteren.
CHAPITRE VI. — Collaboration avec les forces arme´es
HOOFDSTUK VI. — Samenwerking met de krijgsmacht
Art. 111. Le commissaire ge´ne´ral et les officiers de´signe´s par le Roi sur proposition conjointe des ministres de l’Inte´rieur, de la Justice et de la De´fense nationale peuvent, lorsque les moyens de la police fe´de´rale se re´ve`lent insuffisants, reque´rir pour le maintien de l’ordre public et l’exe´cution des missions de police judiciaire, l’assistance des forces arme´es si celles-ci sont les seules a` pouvoir fournir les moyens techniques et humains ne´cessaires.
Art. 111. De commissaris-generaal en de officieren die worden aangewezen door de Koning, op gezamenlijke voordracht van de ministers van Binnenlandse Zaken, van Justitie en van Landsverdediging, kunnen voor de handhaving van de openbare orde en de uitvoering van de opdrachten van gerechtelijke politie, wanneer de middelen van de federale politie ontoereikend blijken, de bijstand vorderen van de krijgsmacht, wanneer deze de enige is die de noodzakelijke technische en menselijke middelen kan leveren.
Art. 112. Le ministre de l’Inte´rieur et le ministre de la Justice fournissent, a` la demande du ministre de la De´fense nationale, les de´tachements de la police fe´de´rale ne´cessaires pour assurer, a` des endroits de´termine´s en dehors du territoire du Royaume, la police des militaires. Ces de´tachements sont place´s sous les ordres de l’autorite´ de´signe´e par ces ministres.
Art. 112. Op verzoek van de minister van Landsverdediging, leveren de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Justitie de nodige detachementen van de federale politie om op bepaalde plaatsen, buiten het grondgebied van het Rijk, de politie van de militairen te verzekeren. Deze detachementen staan onder het bevel van de door de ministers aangewezen overheid.
La police fe´de´rale ne peut eˆtre charge´e, en temps de paix, par les autorite´s judiciaires compe´tentes de porter des citations aux parties ou aux te´moins, sauf dans les circonstances vise´es a` l’aline´a 1er.
De federale politie mag in vredestijd door de bevoegde gerechtelijke overheden niet worden gelast dagvaardingen aan partijen en getuigen te bezorgen, behalve in de omstandigheden bedoeld in het eerste lid.
Art. 113. En cas d’e´ve´nements de nature a` compromettre se´rieusement l’ordre public ou en cas de troubles graves ou ge´ne´ralise´s qui peuvent donner lieu a` la re´quisition ou la mise en œuvre des forces arme´es, la police fe´de´rale en informe les autorite´s militaires territoriales, les tient au courant des e´ve´nements et leur fournit les e´le´ments d’appre´ciation qui leur permettent de prendre, en temps utile, les mesures pre´paratoires a` toute re´quisition ou a` une intervention des forces arme´es.
Art. 113. Bij gebeurtenissen die de openbare orde ernstig in gevaar kunnen brengen of bij ernstige of algemene onlusten, die aanleiding zouden kunnen geven tot het vorderen of het inzetten van de krijgsmacht, geeft de federale politie aan de territoriale militaire overheden daarvan kennis, houdt hen op de hoogte van het verloop der gebeurtenissen en verstrekt hen de nodige gegevens om te zijner tijd de voorbereidende maatregelen te treffen voor enige vordering of voor het ingrepen van de krijgsmacht.
CHAPITRE VII. — Dispositions diverses
HOOFDSTUK VII. — Diverse bepalingen
Art. 114. Les de´penses relatives a` la police fe´de´rale font l’objet d’une section du budget ge´ne´ral des de´penses. Les allocations de base relatives a` la direction ge´ne´rale de la police judiciaire sont regroupe´es dans une division organique distincte.
Art. 114. De uitgaven voor de federale politie maken het voorwerp uit van een sectie van de algemene uitgavenbegroting. De basisallocaties met betrekking tot de algemene directie van de gerechtelijke politie worden samengebracht in een afzonderlijke organisatieafdeling.
Art. 115. § 1er. Dans les cas ou` l’appel fait a` la police fe´de´rale n’est pas re´gle´ en vertu de la loi, des membres du personnel et des biens de la police fe´de´rale peuvent eˆtre affecte´s a` des prestations d’utilite´ publique effectue´es contre paiement, pour autant que :
Art. 115. § 1. In de gevallen waarin het beroep op de federale politie niet krachtens de wet is geregeld, mogen personeelsleden en goederen van de federale politie worden ingezet in het raam van tegen betaling uitgevoerde prestaties van openbaar nut, voor zover :
1˚ les missions le´gales ne soient pas mises en pe´ril; 2˚ les prestations aient un caracte`re humanitaire ou culturel ou contribuent a` une aide a` la nation;
1˚ de wettelijke opdrachten niet in het gedrang worden gebracht; 2˚ de prestaties een humanitair of cultureel oogmerk hebben of strekken tot hulp aan de natie;
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
153
3˚ les prestations consistent en la mise a` la disposition de personnel ou de biens immeubles, le preˆt de biens, la livraison de biens de consommation ou la prestation de services.
3˚ de prestaties bestaan in de terbeschikkingstelling van personeel of onroerende goederen, de lening van goederen, de levering van verbruiksgoederen of de levering van diensten.
Les modalite´s de paiement des prestations sont de´termine´es par le Roi.
De nadere regels betreffende de betaling van de prestaties worden bepaald door de Koning.
§ 2. A la demande d’une personne morale et avec l’accord du ministre du Budget, le ministre de l’Inte´rieur peut faire effectuer par la police fe´de´rale et contre remboursement inte´gral des couˆts, des missions de police administrative pre´sentant un caracte`re exceptionnel et ne´cessitant un engagement particulier de moyens en personnel ou en mate´riel. Le Roi de´termine les modalite´s de la demande et du calcul des couˆts.
§ 2. Op vraag van een rechtspersoon en tegen volledige terugbetaling van de kosten en met akkoord van de minister van Begroting, kan de minister van Binnenlandse Zaken de federale politie uitzonderlijke taken van bestuurlijke politie laten uitvoeren die een bijzondere aanwending van personeel of materiaal vereisen. De Koning bepaalt de nadere regelen van de aanvraag en de kostenberekening.
Les missions de police administrative effectue´es au profit d’une personne de droit public fe´de´ral n’exercent pas d’activite´s financie`res ou commerciales ne donnent toutefois pas lieu a` remboursement.
De ten gunste van een federale publiekrechtelijke rechtspersoon zonder financie¨le- of handelsactiviteiten uitgevoerde taken van bestuurlijke politie geven nochtans geen aanleiding tot terugbetaling.
§ 3. Dans le cadre de l’exercice des missions qui lui sont le´galement confie´es, la police fe´de´rale peut recevoir des contributions volontaires, financie`res ou en mate´riel, provenant de l’Union europe´enne, d’organismes publics supranationaux, des autorite´s fe´de´rales et, dans le cadre de leur compe´tences, des re´gions, des communaute´s, des provinces ou des communes. Les contributions financie`res sont destine´es spe´cialement a` l’acquisition d’e´quipement, aux frais de fonctionnement de l’e´quipement et aux remboursements des frais de la mise en œuvre de cet e´quipement ou a` l’accomplissement d’e´tudes, de recherches ou de se´minaires par ou pour la police fe´de´rale.
§ 3. In het raam van de uitoefening van de opdrachten die haar wettelijk zijn toevertrouwd, kan de federale politie vrijwillige financie¨le bijdragen of materieel ontvangen vanwege de Europese Unie, supranationale publiekrechtelijke organen, de federale overheden en, binnen het raam van hun bevoegdheden, de gewesten, de gemeenschappen, de provincies of de gemeenten. De financie¨le bedragen zijn in het bijzonder bestemd voor de verwerving van uitrusting, voor de werkingskosten van de uitrusting en voor de terugbetalingen van de kosten voor de inwerkingstelling van die uitrusting of voor de uitvoering van studies, onderzoeken of seminaries door of voor de federale politie.
Les conditions de perception sont de´termine´es par le Roi.
De inningsvoorwaarden worden bepaald door de Koning.
§ 4. Il est cre´e´ un fonds organique de la police fe´de´rale. Ce fonds est alimente´ par les recettes pre´vues aux §§ 1er a` 3 du pre´sent article.
§ 4. Er wordt een organiek fonds van de federale politie opgericht. Dit fonds wordt gestijfd door de ontvangsten bepaald in de §§1 tot 3 van dit artikel.
La partie de ces recettes qui pourra eˆtre ajoute´e aux moyens de fonctionnement de la police fe´de´rale est de´termine´e annuellement dans le budget.
Het gedeelte van die ontvangsten dat toegevoegd kan worden aan de werkingsmiddelen van de federale politie, wordt jaarlijks bepaald in de begroting.
TITRE IV. — Dispositions communes
TITEL IV. — Gemeenschappelijke bepalingen
CHAPITRE Ier. — Le personnel
HOOFDSTUK I. — Het personeel
Section 1re. — Dispositions ge´ne´rales
Afdeling 1. — Algemene bepalingen
Art. 116. Les services de police sont compose´s de deux cadres : un cadre ope´rationnel et un cadre administratif et logistique.
Art. 116. De politiediensten bestaan uit twee kaders : een operationeel kader en een administratief en logistiek kader.
Art. 117. Le cadre ope´rationnel est compose´ de fonctionnaires de police re´partis en trois cadres : le cadre de base, le cadre moyen et le cadre d’officiers. Le cadre ope´rationnel peut en outre comprendre un cadre d’auxiliaires de police.
Art. 117. Het operationeel kader bestaat uit politieambtenaren die in drie kaders zijn verdeeld : het basiskader, het middenkader en het officierskader. Het operationeel kader kan bovendien een kader van hulpagenten van politie omvatten.
Les fonctionnaires de police sont compe´tents pour l’exercice des missions de police judiciaire et administrative.
De politieambtenaren zijn bevoegd voor de uitoefening van opdrachten van gerechtelijke en bestuurlijke politie.
Les agents auxiliaires de police ne sont pas fonctionnaires de police, mais disposent d’une compe´tence de police restreinte.
De hulpagenten van politie zijn geen politieambtenaren, maar hebben een beperkte politiebevoegdheid.
Les agents auxiliaires de police sont, soit des membres statutaires du personnel, soit engage´s dans les liens d’un contrat de travail.
De hulpagenten van politie zijn, ofwel statutaire personeelsleden, of wel personeelsleden in dienst genomen bij een arbeidsovereenkomst.
Art. 118. Le cadre administratif et logistique est compose´ de membres du personnel qui ne sont pas reveˆtus de la qualite´ d’agent de police administrative ou judiciaire.
Art. 118. Het administratief en logistiek kader bestaat uit personeelsleden zonder bevoegdheid inzake bestuurlijke of gerechtelijke politie.
Les membres du cadre administratif et logistique sont soit des membres du personnel statutaire, recrute´s et nomme´s ou utilise´s dans ce corps conforme´ment au re´gime de mobilite´, soit des membres du personnel engage´s dans les liens d’un contrat de travail. Le personnel charge´ des taˆches auxiliaires spe´cifiques est engage´ sous le re´gime d’un contrat de´ travail.
De leden van het administratief en logistiek kader zijn of wel statutaire personeelsleden, in dienst genomen en benoemd of ingezet in het genoemde korps overeenkomstig de mobiliteitsregeling, ofwel personeelsleden in dienst genomen bij een arbeidsovereenkomst. Het personeel belast met de bijkomende, specifieke opdrachten wordt in dienst genomen onder het stelsel van een arbeidsovereenkomst.
Si tous les emplois du cadre administratif et logistique ne sont pas occupe´s par du personnel sans compe´tence de police, des membres du corps ope´rationnel peuvent a` leur demande, soit passer dans ce corps, soit y exercer temporairement de tels emplois.
Indien niet alle ambten van het administratief en logistiek kader door personeel zonder politiebevoegdheid zijn ingenomen, kunnen ook leden van het operationeel kader, op hun vraag ofwel naar dit korps overgaan, ofwel er tijdelijk dergelijke ambten bekleden.
Les membres du personnel du cadre administratif et logistique ne peuvent remplir des missions de police. Les membres du cadre ope´rationnel qui passent au cadre administratif et logistique perdent de plein droit leur qualite´ d’officier ou d’agent de police judiciaire et administrative. Lorsqu’ils re´inte`grent le cadre ope´rationnel, ils retrouvent cette qualite´.
De leden van het administratief en logistiek kader mogen geen politieopdrachten uitvoeren. De leden van het operationeel kader die overgaan naar het administratief en logistiek korps verliezen van rechtswege hun hoedanigheid van officier of agent van gerechtelijke en bestuurlijke politie. Wanneer zij het operationeel kader opnieuw vervoegen, herkrijgen zij deze hoedanigheid.
Art. 119. Le statut est le meˆme pour tous les fonctionnaires de police, qu’ils appartiennent a` la police fe´de´rale ou a` la police locale. La meˆme re`gle vaut, par cate´gorie, pour les agents auxiliaires de police et pour le personnel du cadre administratif et logistique.
Art. 119. Het statuut is voor alle politieambtenaren gelijk, ongeacht of zij tot de federale politie of tot de lokale politie behoren. Hetzelfde geldt, per categorie, voor de hulpagenten van politie en het personeel van het administratief en logistiek kader.
154
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
Art. 120. Au sein de chaque corps de police, l’autorite´ d’un membre du personnel sur un autre membre du personnel est exerce´e, dans cet ordre :
Art. 120. Binnen elk politiekorps wordt het gezag van een personeelslid over een ander personeelslid uitgeoefend, in volgende orde :
1˚ sur la base de la fonction qu’on assume dans l’organisation, c’est-a`-dire sur tous les membres du personnel qui sont affecte´s dans un service qui rele`ve, dans l’organigramme, de sa responsabilite´;
1˚ op grond van het ambt dat wordt waargenomen in de organisatie, dat wil zeggen op alle personeelsleden die aangesteld zijn in een dienst die in het organigram onder zijn verantwoordelijkheid valt;
2˚ sur la base de la taˆche qui lui est confie´e, c’est-a`-dire sur tous les membres du personnel a` qui mission a e´te´ donne´e de collaborer a` l’exe´cution de ces taˆches, dans les limites de celles-ci;
2˚ op grond van de hem toevertrouwde taak, dat wil zeggen op alle personeelsleden aan wie opdracht is gegeven om mee te werken aan de uitvoering van die taak, maar binnen de perken ervan;
3˚ sur la base du grade ou, a` grade e´gal, de l’anciennete´, c’est-a`-dire sur tous les membres du personnel du corps de police, mais sans interfe´rer dans l’exercice de la fonction ou dans l’exe´cution de la taˆche.
3˚ op basis van de graad of, bij gelijke graad, van ancie¨nniteit, dat wil zeggen op alle personeelsleden van het politiekorps, maar zonder zich te mengen in de uitoefening van het ambt of in de uitvoering van de taak.
L’autorite´ est toujours exerce´e dans les limites de l’habilitation figurant dans les dispositions le´gislatives, contractuelles ou re´glementaires ou dans des ordres de services permanents ou temporaires.
Het gezag wordt steeds uitgeoefend binnen de perken van de machtiging die wordt ontleend aan de wettelijke, contractuele of reglementaire bepalingen of aan permanente of tijdelijke dienstbevelen.
Art. 121. Le Roi fixe par arreˆte´ de´libe´re´ en Conseil des ministres, conforme´ment et dans les limites fixe´es par la loi, le statut du personnel du cadre ope´rationnel et du cadre administratif et logistique.
Art. 121. De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, overeenkomstig en binnen de door de wet bepaalde perken, het statuut van het personeel van het operationeel kader en van het administratief en logistiek kader.
Le Roi de´termine notamment : 1˚ les grades des fonctionnaires de police;
De Koning bepaalt inzonderheid : 1˚ de graden van de politieambtenaren;
2˚ le statut administratif et pe´cuniaire, en ce compris les e´chelles de traitement, les allocations ou indemnite´s, ainsi que les conditions de recrutement, de nomination, de promotion des fonctionnaires de police, des agents auxiliaires de police et du personnel du cadre administratif et logistique;
2˚ het administratief en geldelijk statuut, met inbegrip van de weddeschalen, de toelagen en vergoedingen, alsook de voorwaarden van werving, benoeming en bevordering van de politieambtenaren, van de hulpagenten en van het personeel van het administratief en logistiek kader;
3˚ les conditions de recrutement et d’emploi des agents auxiliaires de police et du personnel administratif et logistique engage´ dans les liens d’un contrat de travail;
3˚ de aanwervings- en tewerkstellingsvoorwaarden voor de hulpagenten en voor het administratief en logistiek personeel in dienst genomen bij een arbeidsovereenkomst;
4˚ les conditions et les modalite´s du passage du cadre ope´rationnel vers le cadre administratif et logistique;
4˚ de voorwaarden en de wijze waarop de leden van het operationeel kader overgaan naar het administratief en logistiek kader;
5˚ les taˆches auxiliaires et spe´cifiques pour lesquelles le personnel du cadre administratif et logistique est engage´ dans les liens d’un contrat de travail;
5˚ de bekomende specifieke opdrachten waarvoor het personeel van het administratief en logistiek kader in dienst wordt genomen bij een arbeidsovereenkomst;
6˚ les modalite´s d’utilisation selon le re´gime de mobilite´ des membres statutaires du corps administratif et logistique.
6˚ de wijze waarop de statutaire leden van het administratief en logistiek korps volgens de mobiliteitsregeling, kunnen worden ingezet.
Art. 122. Quelle que soit l’autorite´ investie du pouvoir de nomination, le statut des membres des services de police garantit l’objectivite´ entre autres du recrutement, de la se´lection, de la de´signation aux emplois, du retrait d’emploi, de la nomination, de la promotion et de l’avancement, ainsi que de l’e´valuation.
Art. 122. Welke ook de overheid is die de benoemingsbevoegdheid heeft, het statuut van de leden van de politiediensten waarborgt de objectiviteit bij onder meer de aanwerving, de selectie, de aanwijzing in de betrekkingen, de ambtsontheffing, de benoeming, de bevorderingen, de schaalovergang, alsook bij de evaluatie.
Sans pre´judice des restrictions spe´cifiques a` l’exercice des droits et liberte´s expresse´ment pre´vues par la loi en raison de leur emploi, les fonctionnaires de police, les agents auxiliaires de police et le personnel du cadre administratif et logistique jouissent des meˆmes droits et liberte´s que les autres citoyens.
Onverminderd de specifieke beperkingen op de uitoefening van de rechten en vrijheden, uitdrukkelijk bij wet bepaald wegens hun ambt, genieten de politieambtenaren, de hulpagenten van politie en de personeelsleden van het administratief en logistiek kader, dezelfde rechten en vrijheden als de andere burgers.
Section 2. — Principes ge´ne´raux du statut des fonctionnaires de police
Afdeling 2. — Algemene principes van het statuut van de politieambtenaren
Art. 123. Les fonctionnaires de police contribuent en tout temps et en toutes circonstances a` la protection des citoyens et a` l’assistance que ces derniers sont en droit d’attendre ainsi que, lorsque les circonstances l’exigent, au respect de la loi et au maintien de l’ordre public.
Art. 123. De politieambtenaren dragen te allen tijde en in alle omstandigheden bij tot de bescherming van de medeburgers en tot de bijstand die deze laatsten mogen verwachten, alsook, wanneer de omstandigheden het vereisen, tot het doen naleven van de wet en tot het behoud van de openbare orde.
Ils respectent et s’attachent a` faire respecter les droits de l’homme et les liberte´s fondamentales.
Zij nemen de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in acht en verbinden zich ertoe die te doen naleven.
Art. 124. Le statut des fonctionnaires de police garantit l’exercice de l’autorite´.
Art. 124. Het statuut van de politieambtenaren waarborgt de uitoefening van het gezag.
Art. 125. Le statut des fonctionnaires de police garantit leur disponibilite´.
Art. 125. Het statuut van de politieambtenaren waarborgt hun beschikbaarheid.
Les fonctionnaires de police doivent re´pondre a` tout appel relatif a` l’exe´cution du service et e´viter tout ce qui pourrait porter atteinte a` la confiance du public dans leur disponibilite´. Les fonctionnaires de police ne peuvent eˆtre absents du service sans autorisation ou justification.
De politieambtenaren moeten gevolg geven aan elke oproep in verband met het vervullen van de dienst en alles vermeden dat het vertrouwen van het publiek in hun beschikbaarheid kan schaden. De politieambtenaren mogen niet zonder toelating of rechtvaardiging van hun dienst wegblijven.
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
155
Lorsqu’ils sont reste´s absents irre´gulie`rement plus de dix jours, ils sont de´mis d’office de leur emploi aux conditions fixe´es par le Roi. Cette de´mission fait perdre aux inte´resse´s leur qualite´ de membre du personnel de leur corps de police. Cette mesure est prise par le Roi s’Il a nomme´ le membre du personnel concerne´ dans son dernier grade, et, selon le cas, par le ministre de l’Inte´rieur, le bourgmestre ou le colle`ge de police, dans les autres cas.
Wanneer zij meer dan tien dagen onregelmatig afwezig zijn gebleven, worden zij, onder de voorwaarden bepaald door de Koning, van ambtswege uit hun ambt ontslagen. Dit ontslag heeft voor de betrokken personen het verlies van hun hoedanigheid van personeelslid van hun politiekorps tot gevolg. Die maatregel wordt genomen door de Koning indien Hij het betrokken personeelslid in zijn laatste graad heeft benoemd en, naargelang van het geval, door de minister van Binnenlandse Zaken, de burgemeester of het politiecollege, in de andere gevallen.
Art. 126. § 1er. L’exercice du droit de gre`ve par les fonctionnaires de police de la police fe´de´rale et de la police locale est soumis aux conditions suivantes :
Art. 126. § 1. De uitoefening van het stakingsrecht door de politieambtenaren van de federale en van de lokale politie is afhankelijk van de volgende voorwaarden :
1˚ l’annonce pre´alable de la gre`ve par une organisation syndicale agre´e´e;
1˚ de voorafgaande aanzegging van de staking door een erkende syndicale organisatie;
2˚ la discussion pre´alable au sein du comite´ de ne´gociation pour les services de police, avec l’autorite´ compe´tente, de la question pour laquelle la gre`ve est envisage´e.
2˚ de voorafgaande bespreking met de bevoegde overheid van de kwestie naar aanleiding waarvan de staking wordt overwogen in het onderhandelingscomite´ voor de politiediensten.
Le Roi de´termine les modalite´s relatives au pre´avis et a` la discussion vise´s a` l’aline´a 1er et le de´lai dans lequel ils doivent avoir lieu.
De Koning bepaalt de nadere regels betreffende de in het eerste lid bedoelde aanzegging en bespreking en de termijn waarbinnen zij moeten plaatsvinden.
§ 2. Le ministre de l’Inte´rieur peut, apre`s concertation avec le ministre de la Justice, ordonner aux fonctionnaires de police de la police fe´de´rale et de la police locale qui font usage ou qui de´sirent faire usage du droit de gre`ve, de continuer ou de reprendre le travail pendant la pe´riode et pour les missions pour lesquelles leur engagement est ne´cessaire et qu’il de´signe. Si les fonctionnaires de police font partie de la direction ge´ne´rale de la police judiciaire, l’ordre est donne´ conjointement par les ministres de l’Inte´rieur et de la Justice. Le bourgmestre ou le colle`ge de police dispose de la meˆme compe´tence a` l’e´gard des fonctionnaires de police de la police locale.
§ 2. De minister van Binnenlandse Zaken kan, na overleg met de minister van Justitie, de politieambtenaren van de federale en van de lokale politie die gebruik maken of wensen te maken van het stakingsrecht, bevelen het werk voort te zetten of te hervatten gedurende de periode en voor die opdrachten waarvoor hun inzet noodzakelijk is en die hij aanwijst. Indien de politieambtenaren deel uitmaken van de algemene directie gerechtelijke politie van de federale politie, gaat het bevel gezamenlijk uit van de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie. De burgemeester of het politiecollege heeft dezelfde bevoegdheid ten aanzien van de politieambtenaren van de lokale politie.
L’autorite´ qui souhaite donner l’ordre vise´ a` l’aline´a pre´ce´dent est tenue de communiquer au pre´alable aux organisations syndicales repre´sentatives du personnel des services de police et, le cas e´che´ant, a` l’organisation syndicale agre´e´e qui a de´pose´ le pre´avis de gre`ve, les missions pour lesquelles elle estime que l’ordre est ne´cessaire.
De overheid die het in vorige lid bedoelde bevel wenst te geven is ertoe gehouden de opdrachten waarvoor zij dat bevel noodzakelijk acht, vooraf mee te delen aan de representatieve syndicale organisaties van het personeel voor de politiediensten alsook, in voorkomend geval, aan de erkende syndicale organisatie die de stakingsaanzegging heeft ingediend.
§ 3. Le fonctionnaire de police qui ne donne pas suite a` l’ordre d’une autorite´ vise´e au § 2 est puni d’une peine d’emprisonnement de huit jours a` un mois et d’une amende de 100 a` 10 000 francs, ou d’une de ces peines seulement.
§ 3. De politieambtenaar die geen gevolg geeft aan het bevel van een in § 2 bedoelde overheid wordt gestraft met een gevangenisstraf van 8 dagen tot een maand en met een geldboete van 100 tot 10 000 frank of met een van die straffen alleen.
Les dispositions du livre Ier du Code pe´nal en ce compris le chapitre VII et l’article 85, sont d’application pour cette infraction.
De bepalingen van boek I van het Strafwetboek, hoofdstuk VII en artikel 85 niet uitgezonderd, zijn toepasselijk op dit misdrijf.
Art. 127. Le statut des fonctionnaires de police garantit leur impartialite´.
Art. 127. Het statuut van de politieambtenaren waarborgt hun onpartijdigheid.
Ils doivent e´viter tout acte ou attitude de nature a` e´branler cette pre´somption d’impartialite´. Les fonctionnaires doivent proscrire tout arbitraire dans leurs interventions en e´vitant, notamment, de porter atteinte, dans leur manie`re d’intervenir ou en raison de l’objet de leur intervention, a` l’impartialite´ que les citoyens sont en droit d’attendre d’eux.
Zij moeten elke handeling of houding vermeden waardoor dit vermoeden van onpartijdigheid zou kunnen worden aangetast. De politieambtenaren moeten elke willekeur bij hun optreden uitsluiten, door inzonderheid te vermijden dat ze, bij hun wijze van optreden of uit hoofde van de aangelegenheid waarvoor zij optreden, afbreuk doen aan de onpartijdigheid die de burgers van hen mogen verwachten.
Les fonctionnaires de police s’abstiennent en toutes circonstances de manifester publiquement leurs opinions politiques et de se livrer publiquement a` des activite´s politiques. Ils ne peuvent se porter candidat a` un mandat politique.
De politieambtenaren moeten er zich in alle omstandigheden van onthouden in het openbaar uiting te geven aan hun politieke overtuiging en zich in het openbaar in te laten met politieke activiteiten. Zij mogen geen kandidaat zijn voor een politiek mandaat.
Art. 128. Le statut des fonctionnaires de police garantit leur mobilite´ au sein de la police fe´de´rale, entre les polices locales, et entre celles-ci et la police fe´de´rale. Les emplois e´quivalents sont ainsi e´galement accessibles aux fonctionnaires de la police fe´de´rale et de la police locale qui re´unissent les conditions statutaires.
Art. 128. Het statuut van de politieambtenaren waarborgt hun mobiliteit in de federale politie, tussen de verschillende lokale politiediensten, en tussen de laatstgenoemde en de federale politie. Zo worden gelijkwaardige betrekkingen eveneens toegankelijk voor ambtenaren van de federale politie en van de lokale politie die aan de statutaire voorwaarden voldoen.
Dans ce cadre, le Roi re`gle les conditions dans lesquelles la commune, la zone pluricommunale l’autorite´ locale ou l’Etat qui a supporte´ les frais relatifs au recrutement et a` la formation d’un fonctionnaire de police peut, si ce fonctionnaire est recrute´ dans les cinq ans de sa nomination dans une autre police locale ou dans la police fe´de´rale, re´cupe´rer ces frais aupre`s de l’autorite´ locale ou de l’Etat.
In dat kader regelt de Koning de voorwaarden waaronder de gemeente, de meergemeentezone, de lokale overheid of de Staat die de kosten voor de indienstneming en de opleiding van een politieambtenaar heeft gedragen, die kosten kan verhalen op de lokale overheid of op de Staat, indien de betrokken ambtenaar, binnen vijf jaar na zijn benoeming, in dienst wordt genomen in een andere lokale politiedienst of in de federale politie.
Art. 129. Le statut des fonctionnaires de police garantit l’e´galite´ des chances entre hommes et femmes au sein de la police fe´de´rale et de la police locale.
Art. 129. Het statuut van de politieambtenaren waarborgt de gelijke kansen van mannen en vrouwen in de federale en in de lokale politie.
Sous re´serve des dispositions relatives a` la protection de la maternite´ applicables au personnel de la fonction publique, le personnel fe´minin est soumis aux meˆmes conditions de travail que le personnel masculin appartenant au meˆme corps.
Onder voorbehoud van de bepalingen betreffende de bescherming van het moederschap die van toepassing zijn op het personeel van het openbaar ambt, zijn de vrouwelijke personeelsleden aan dezelfde arbeidsvoorwaarden onderworpen als het mannelijk personeel dat tot hetzelfde korps behoort.
156
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
Art. 130. Le statut des fonctionnaires de police garantit leur inte´grite´.
Art. 130. Het statuut van de politieambtenaren waarborgt hun integriteit.
Les fonctionnaires de police doivent proscrire tout abus dans l’exercice de leurs missions.
De politieambtenaren moeten elk misbruik bij hun optreden uitsluiten.
Il est interdit aux membres du personnel de solliciter, d’exiger ou d’accepter, directement ou par personne interpose´e, meˆme en dehors de leurs fonctions, mais en raison de celles-ci, des dons, gratifications ou avantages quelconques.
Het is de personeelsleden verboden, zelfs buiten hun functies, maar uit dien hoofde, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenpersonen, giften, beloningen of welke voordelen ook te vragen, te eisen of aan te nemen.
Art. 131. Le statut des fonctionnaires de police garantit le secret professionnel et comprend un devoir de discre´tion.
Art. 131. Het statuut van de politieambtenaren, waarborgt het beroepsgeheim en het bevat een discretieplicht.
Il est interdit aux fonctionnaires de police, meˆme apre`s cessation de l’exercice de leur emploi, de re´ve´ler des donne´es relatives a` la suˆrete´ nationale, a` la protection de l’ordre public, aux inte´reˆts financiers des autorite´s, a` la pre´vention et a` la re´pression d’infractions pe´nales, au secret me´dical, aux droits et liberte´s du citoyen, et particulie`rement au droit au respect de la vie prive´e. Cette interdiction s’applique e´galement aux donne´es relatives a` la pre´paration de toute de´cision.
Het is de politieambtenaren verboden, zelfs na het bee¨indigen van hun ambt, die gegevens bekend te maken die betrekking hebben op ’s lands veiligheid de bescherming van de openbare orde, de financie¨le belangen van de overheid, het voorkomen en bestraffen van strafbare feiten, het medisch geheim, de rechten en vrijheden van de burger, en in het bijzonder op het recht op eerbied voor het prive´-leven. Dit verbod geldt bovendien voor gegevens die betrekking hebben op de voorbereiding van alle beslissingen.
Art. 132. Le membre du personnel e´vite tout comportement, meˆme en dehors de l’exercice de la fonction, qui peut mettre en pe´ril l’exe´cution des devoirs de l’emploi ou porter atteinte a` la dignite´ de celui-ci.
Art. 132. Het personeelslid vermijdt elke gedraging, zelfs buiten de uitoefening van het ambt, die het vervullen van de ambtsplichten in de weg kan staan of met de waardigheid van het ambt strijdig is.
Les fonctionnaires de police doivent eˆtre respectueux du Chef de l’Etat, des autres pouvoirs constitue´s et des institutions publiques.
De politieambtenaren moeten eerbied tonen voor het Staatshoofd, de andere gestelde machten en de overheidsinstellingen.
Art. 133. Les articles 123, aline´a 2, 124 a` 132 s’appliquent aux agents auxiliaires de police. Les articles 125, 126, §§ 1er et 2, 127, aline´as 1er et 2, 128 a` 132 s’appliquent aux membres du cadre administratif et logistique.
Art. 133. De artikelen 123, tweede lid, 124 tot 132 zijn van toepassing op de hulpagenten van de politie. De artikelen 125, 126, §§ 1 en 2, 127, eerste en tweede lid, 128 tot 132 zijn van toepassing op de leden van het administratief en logistiek kader.
Section 3. — Des incompatibilite´s professionnelles
Afdeling 3. — Beroepsonverenigbaarheden
Art. 134. Sans pre´judice des incompatibilite´s pre´vues dans des lois particulie`res et sauf lorsque l’inte´resse´ se trouve en non-activite´ pour convenance personnelle, la qualite´ de membre du personnel du cadre ope´rationnel est incompatible avec l’exercice :
Art. 134. Onverminderd de in bijzondere wetten bepaalde onverenigbaarheden en tenzij de betrokkene zich in non-activiteit wegens persoonlijke aangelegenheden bevindt, is de hoedanigheid van personeelslid van het operationeel kader onverenigbaar met de uitoefening van :
1˚ d’une autre profession; 2˚ d’une fonction, d’une charge ou d’un mandat public;
1˚ een ander beroep; 2˚ een openbaar ambt, een openbare opdracht of een openbaar mandaat;
3˚ d’un mandat ou service, meˆme gratuit, dans les entreprises prive´es a` but lucratif;
3˚ een opdracht of een dienst, zelfs als die onbezoldigd is, in particuliere ondernemingen met winstoogmerk;
4˚ de tout autre mandat ou service dont le ministre de l’Inte´rieur a constate´ l’incompatibilite´.
4˚ elke andere opdracht of dienst waarvan de minister van Binnenlandse Zaken de onverenigbaarheid heeft vastgesteld.
Les membres du personnel ne peuvent, ni directement, ni par personne interpose´e, exercer aucune espe`ce de commerce, eˆtre ge´rant d’affaires ni participer a` la direction, a` l’administration ou a` la surveillance de socie´te´s commerciales ou d’e´tablissements industriels ou commerciaux.
De personeelsleden mogen noch rechtstreeks, noch via een tussenpersoon, enige handel drijven, als zaakwaarnemer optreden, deelnemen aan de leiding, het bestuur van of het toezicht op handelsvennootschappen. nijverheids- of handelsinstellingen.
Art. 135. Des de´rogations individuelles aux interdictions porte´es par l’article 134 peuvent eˆtre accorde´es selon le cas par le commissaire ge´ne´ral, le bourgmestre ou le colle`ge de police, dans le respect des directives donne´es par le ministre de l’Inte´rieur, pour des emplois, professions ou occupations accessoires ne compromettant pas l’inte´reˆt du service ni la dignite´ de l’e´tat de membre du personnel.
Art. 135. Individuele afwijkingen van de verbodsbepalingen in artikel 134 kunnen worden toegestaan, naargelang van het geval, door de commissaris-generaal, de burgemeester of het politiecollege, binnen het raam van de richtlijnen gegeven door de minister van Binnenlandse Zaken voor bijkomende betrekkingen, beroepen of bezigheden die niet het belang van de dienst schaden, noch afbreuk doen aan de waardigheid van de status van personeelslid.
L’autorisation doit eˆtre pre´alable et peut eˆtre soumise a` certaines conditions. Elle est toujours re´vocable.
De toestemming moet vooraf worden verkregen en kan afhankelijk worden gesteld van welbepaalde voorwaarden. Zij kan steeds worden ingetrokken.
Art. 136. § 1er. Les membres du personnel du cadre logistique et administratif ne peuvent, ni directement, ni par personne interpose´e, exercer aucune occupation qui peut porter atteinte a` l’accomplissement de leurs devoirs professionnels ou a` la dignite´ de la fonction.
Art. 136. § 1. De personeelsleden van het administratief en logistiek kader mogen, noch rechtstreeks, noch via een tussenpersoon, enige bezigheid verrichten die kan schaden aan het vervullen van hun ambtsplichten of die aan de waardigheid van het ambt afbreuk doet.
Le membre du personnel du cadre administratif et logistique communique par e´crit et au pre´alable, selon le cas, au commissaire ge´ne´ral, au bourgmestre ou au colle`ge de police l’occupation qu’il entend exercer.
Het personeelslid van het administratief en logistiek kader meldt voorafgaandelijk en schriftelijk elke bezigheid die het beoogt uit te oefenen aan, naar gelang het geval, de commissaris-generaal, de burgemeester of het politiecollege.
§ 2. Les membres du personnel du cadre logistique et administratif qui sont membres du personnel de la zone pluricommunale ou qui rec¸oivent une allocation ou un salaire de celle-ci ne peuvent faire partie du conseil de police ou du colle`ge de police ni du conseil communal d’une des communes de la zone pluricommunale.
§ 2. De personeelsleden van het administratief en logistiek kader die personeelslid zijn van of een toelage of wedde ontvangen van de meergemeentezones, kunnen geen deel uitmaken van de politieraad of het politiecollege, noch van de gemeenteraad van e´e´n van de gemeenten van de meergemeentezone.
Section 4. — Dispositions diverses
Afdeling 4. — Diverse bepalingen
Art. 137. Les fonctionnaires de police preˆtent le serment suivant : « Je jure fide´lite´ au Roi, obe´issance a` la Constitution et aux lois du peuple belge ».
Art. 137. De politieambtenaren leggen de hierna volgende eed af : « ik zweer getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan de wetten van het Belgische volk ».
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD Le Roi de´termine l’instance qui rec¸oit ce serment. Art. 138. Sont reveˆtus de la qualite´ d’officier de police judiciaire, auxiliaire du procureur du Roi : 1˚ les fonctionnaires de police reveˆtus d’un grade d’officier;
157
De Koning bepaalt de instantie in de handen van wie de eed wordt afgelegd. Art. 138. Hebben de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings : 1˚ de politieambtenaren bekleed met een graad van officier;
2˚ les fonctionnaires de police qui exercent les fonctions et qui re´pondent aux conditions d’anciennete´ et de formation arreˆte´es par le Roi.
2˚ de politieambtenaren die de ambten uitoefenen en aan de ancie¨nniteits- en opleidingsvoorwaarden voldoen bepaald door de Koning.
Art. 139. La loi organise les relations entre les autorite´s publiques et les syndicats des fonctionnaires de police, des agents auxiliaires de police ainsi que du personnel du cadre administratif et logistique.
Art. 139. De wet regelt de betrekkingen tussen de overheid en de vakverenigingen van de politieambtenaren en de hulpagenten van politie alsook die van het personeel van het administratief en logistiek kader.
Le statut disciplinaire des fonctionnaires de police, des agents auxiliaires de police, ainsi que du personnel du cadre administratif et logistique est fixe´ par la loi. Les recours que ces membres du personnel peuvent introduire contre une mesure d’ordre ou une sanction disciplinaire prise par le bourgmestre, le conseil communal, le colle`ge de police et le conseil de police sont organise´s par la loi.
De luchtregeling voor de politieambtenaren, voor de hulpagenten van politie en voor het personeel van het administratief en logistiek kader wordt bij wet bepaald. De beroepen die deze personeelsleden kunnen instellen tegen een ordemaatregel of tegen een tuchtstraf die door de burgemeester, de gemeenteraad, het politiecollege en de politieraad werd getroffen, worden bij wet geregeld.
Art. 140. Toute e´valuation ou communication e´crite relative a` la manie`re d’exercer ses missions d’un fonctionnaire de police lui est notifie´e avant d’eˆtre classe´e, avec ses observations e´ventuelles, dans son dossier dont les pie`ces sont inventorie´es.
Art. 140. Elke evaluatie of schriftelijk bericht betreffende de wijze waarop een politieambtenaar zijn opdrachten vervult, wordt hem bekendgemaakt vooraleer het, met zijn eventuele bemerkingen, wordt toegevoegd aan zijn dossier waarvan de stukken worden genummerd.
CHAPITRE II. — Organisation et e´quipement
HOOFDSTUK II. — Organisatie en uitrusting
Art. 141. Le Roi de´termine l’uniforme, les insignes, les cartes de le´gitimation et autres moyens d’identification.
Art. 141. De Koning bepaalt het uniform, de kentekens, de legitimatiekaarten en andere middelen van identificatie.
Il arreˆte e´galement les normes en matie`re d’e´quipement et l’armement des services de police en vue de garantir la compatibilite´ et la coope´ration entre les services de police et, si ne´cessaire, l’ope´rationnalite´d’une intervention commune.
Hij bepaalt eveneens de normen inzake de uitrusting en de bewapening van de politiediensten, teneinde de compatibiliteit en de samenwerking tussen de politiediensten en, indien nodig, de operationaliteit van een gezamenlijk optreden te waarborgen.
Art. 142. Le Roi de´termine par arreˆte´ de´libe´re´ en Conseil des ministres les normes d’organisation et de fonctionnement des services de police afin d’assurer un service minimum e´quivalent a` la population.
Art. 142. De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de organisatie en werkingsnormen van de politiediensten teneinde een gelijkwaardige minimale dienstverlening aan de bevolking te verzekeren.
TITRE V. — L’inspection ge´ne´rale
TITEL V. — De algemene inspectie
Art. 143. Il est cre´e´ une inspection ge´ne´rale de la police fe´de´rale et de la police locale.
Art. 143. Er wordt een algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie opgericht.
L’inspection ge´ne´rale est place´e sous l’autorite´ des ministres de l’Inte´rieur et de la Justice qui sont conjointement compe´tents pour fixer les principes ge´ne´raux de son organisation, de son fonctionnement et de son administration ge´ne´rale. La gestion quotidienne de l’inspection ge´ne´rale est confie´e au ministre de l’Inte´rieur. Lorsque le traitement de ces dossiers influence directement la direction ge´ne´rale de la police judiciaire, les services judiciaires ou la gestion de l’information, il y associe le ministre de la Justice conforme´ment aux re`gles fixe´es par le Roi, sur proposition du ministre de l’Inte´rieur et du ministre de la Justice.
De algemene inspectie staat onder het gezag van de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Justitie, die gezamenlijk de algemene principes inzake haar organisatie, haar werking en haar algemeen beheer vastleggen. Het dagelijks beheer van de algemene inspectie wordt toegewezen aan de minister van Binnenlandse Zaken. Wanneer de behandeling van die dossiers de algemene directie van de gerechtelijke politie, de gerechtelijke diensten of het informatiebeheer rechtstreeks beı¨nvloedt, betrekt hij daar de minister van Justitie bij. overeenkomstig de regels die door de Koning op voordracht van de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Justitie worden vastgesteld.
Art. 144. L’inspecction ge´ne´rale porte sur le fonctionnement de la police fe´de´rale et de la police locale.
Art. 144. De algemene inspectie heeft betrekking op de werking van de federale politie en van de lokale politie.
Elle inspecte en particulier l’application des lois, re`glements, ordres, instructions et directives, ainsi que des normes et standards. Elle examine re´gulie`rement l’efficacite´ et l’efficience de la police fe´de´rale et des corps de police locale, sans pre´judice des proce´dures internes a` ces services.
Zij controleert in het bijzonder de toepassing van de wetten, verordeningen, bevelen, onderrichtingen en richtlijnen, alsook van de normen en standaarden. Zij onderzoekt regelmatig de efficie¨ntie en de doeltreffendheid van de federale politie en van de lokale politiekorpsen, onverminderd de interne procedures bij die diensten.
Outre les compe´tences vise´es a` l’article 51, le Roi peut confe´rer a` l’inspection ge´ne´rale des compe´tences en matie`re d’e´valuation du personnel et de formation.
Naast de bevoegdheden bedoeld in artikel 51 kan de Koning aan de algemene inspectie bevoegdheden toekennen inzake de evaluatie en de opleiding van het personeel.
Art. 145. L’inspection ge´ne´ral agit, soit d’initiative, soit sur ordre du ministre de la Justice ou du ministre de l’Inte´rieur, soit a` la demande des autorite´s judiciaires et administratives, plus particulie`rement des bourgmestres, des gouverneurs, des procureurs ge´ne´raux, du procureur fe´de´ral, des procureurs du Roi et du Conseil fe´de´ral de police, chacun dans le cadre de ses compe´tences.
Art. 145. De algemene inspectie handelt hetzij ambtshalve hetzij op bevel van de minister van Justitie of van de minister van Binnenlandse Zaken, hetzij op verzoek van de gerechtelijke en bestuurlijke overheden, meer bepaald de burgemeesters, de gouverneurs, de procureursgeneraal, de federale procureur, de procureurs des Konings en de federale politieraad, ieder in het raam van hun bevoegdheden.
Le commissaire ge´ne´ral de la police fe´de´rale peut demander une inspection portant sur la police fe´de´rale. Le chef de corps d’une police locale peut agir de meˆme pour sa police locale.
De commissaris-generaal van de federale politie kan om een inspectie in de federale politie verzoeken. De korpschef van een lokaal politiekorps kan zulks eveneens doen voor zijn lokale politiedienst.
Sans pre´judice des compe´tences de police judiciaire de ses membres et de l’application de la loi du 18 juillet 1991 du controˆle des services de police et de renseignements, elle donne suite aux plaintes et de´nonciations qu’elle rec¸oit.
Onverminderd de bevoegdheden van gerechtelijke politie van haar leden en de toepassing van de wet van 18 juli 1991 betreffende het toezicht op de politie- en inlichtingendiensten, geeft zij gevolg aan de klachten en aangiften die zij ontvang.
Art. 146. L’inspection ge´ne´rale assure la me´diation requise a` l’e´gard des plaintes qui concernent des faits qui ne constituent pas une infraction.
Art. 146. Voor klachten betreffende feiten die geen misdrijf uitmaken, zorgt de algemene inspectie voor de vereiste bemiddeling.
158
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
Art. 147. Pour l’accomplissement de leurs missions d’inspection, les membres de l’inspection ge´ne´rale posse`dent un droit d’inspection ge´ne´ral et permanent au sein de la police fe´de´rale et de la police locale.
Art. 147. Voor de uitvoering van hun inspectieopdrachten, beschikken de leden van de algemene inspectie over een algemeen en permanent recht tot inspectie in de federale politie en in de lokale politie.
Ils peuvent librement entendre les membres de la police fe´de´rale et de la police locale, pe´ne´trer dans les lieux dans lesquels et pendant le temps ou` ces fonctionnaires de police y exercent leurs fonctions et consulter sur place et, si ne´cessaire prendre copie de tous les documents et pie`ces ne´cessaires a` leur inspection. Lorsque les documents et pie`ces concernent une information ou une instruction en cours, ils ne peuvent en prendre copie qu’avec l’accord du magistrat compe´tent.
Zij kunnen de leden van de federale en van de lokale politie vrij horen, mogen de lokalen betreden, waarin en gedurende de tijd dat de betrokken leden hun ambt uitoefenen, ter plaatse alle documenten en stukken die nodig zijn voor hun inspectie, raadplegen en, zo nodig, een kopie ervan maken. Wanneer de documenten en stukken betrekking hebben op een lopend opsporings- of gerechtelijk onderzoek, kunnen zij er enkel een kopie van maken met het akkoord van de bevoegde magistraat.
Art. 148. L’inspection ge´ne´rale soumet les re´sultats de ses inspections au ministre de l’Inte´rieur et au ministre de la Justice, a` l’autorite´ ou a` l’instance qui l’a saisie et, lorsque l’inspection porte sur une police locale, e´galement aux bourgmestres compe´tents.
Art. 148. De algemene inspectie legt de resultaten van haar inspecties voor aan de minister van Justitie en aan de minister van Binnenlandse Zaken, aan de overheid de instantie die haar heeft geadieerd, en, wanneer de inspectie betrekking heeft op een lokale politiedienst, tevens aan de bevoegde burgemeesters.
Si, a` l’occasion d’une inspection, sont constate´s des faits de nature a` entraıˆner une proce´dure disciplinaire, l’inspection ge´ne´rale en donne connaissance a` l’autorite´ disciplinaire compe´tente.
Wanneer, naar aanleiding van een inspectie, feiten werden vastgesteld, die tot een tuchtprocedure aanleiding kunnen geven, geeft zij hiervan kennis aan de bevoegde tuchtrechtelijke overheid.
Art. 149. L’inspection ge´ne´rale est dirige´e par l’inspecteur ge´ne´ral et est compose´e de fonctionnaires de police de la police fe´de´rale et de la police locale. Ils peuvent se faire assister par du personnel administratif et des experts.
Art. 149. De algemene inspectie staat onder leiding van de inspecteurgeneraal en is samengesteld uit politieambtenaren van de federale politie en van de lokale politie. Zij kunnen zich laten bijstaan door administratief personeel en deskundigen.
Apre`s avis du conseil fe´de´ral de police, le Roi, sur proposition du ministre de l’Inte´rieur et du ministre de la Justice, de´termine le cadre, les conditions de de´signation a` l’inspection ge´ne´rale, le statut du personnel non policier et arreˆte les re`gles particulie`res relatives au statut des fonctionnaires de police de manie`re a` garantir l’inde´pendance de l’inspection ge´ne´rale a` l’e´gard des services de police. Il arreˆte les modalite´s de fonctionnement de l’inspection ge´ne´rale.
Na advies van de federale politieraad stelt de Koning, op voorstel van de minister van Binnenlandse Zaken en van de minister van Justitie, de formatie vast, de voorwaarden van aanwending bij de algemene inspectie, alsook het statuut van het personeel dat niet tot de politie behoort, en bepaalt de bijzondere regels met betrekking tot het statuut van de politieambtenaren zodanig, dat de onafhankelijkheid van de algemene inspectie ten aanzien van de politiediensten wordt gewaarborgd. Hij bepaalt de nadere regels van de werking van de algemene inspectie.
L’inspecteur ge´ne´ral est de´signe´ a` cet emploi par le Roi pour un terme de cinq ans renouvelable une fois sur proposition des ministres de la Justice et de l’Inte´rieur et apre`s avis motive´ du conseil fe´de´ral de police.
De inspecteur-generaal wordt door de Koning aangewezen voor zijn ambt voor een eenmaal hernieuwbare termijn van vijf jaar, op voorstel van de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken en na gemotiveerd advies van de federale politieraad.
Le Roi fixe les conditions et la proce´dure de de´signation a` cet emploi, ainsi que la proce´dure d’e´valuation. Il fixe e´galement les modalite´s de constitution et de fonctionnement de la commission de se´lection et de la commission d’e´valuation.
De Koning bepaalt de voorwaarden en procedure om voor dit ambt te worden aangewezen, evenals de evaluatieprocedure. Hij bepaalt eveneens de nadere regels voor de oprichting van de selectiecommissie en van de evaluatiecommissie.
TITRE VI. — Modifications de la loi du 5 août 1992 sur la fonction de police
TITEL VI. — Wijzigingen van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt
Art. 150. Dans l’article 2 de la loi du 5 août 1992 sur la fonction de police, modifie´ par la loi du 17 novembre 1998, les mots « a` la gendarmerie, aux polices communales et a` la police judiciaire » sont remplace´s par les mots « a` la police fe´de´rale et a` la police locale ».
Art. 150. In artikel 2 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, gewijzigd bij de wet van 17 november 1998 worden de woorden « de rijkswacht, de gemeentepolitie en de gerechtelijke politie » vervangen door de woorden « de federale politie en de lokale politie ».
Art. 151. Dans l’article 4 de la meˆme loi, l’aline´a 1er est remplace´ par la disposition suivante :
Art. 151. In artikel 4 van dezelfde wet wordt het eerste lid vervangen door de volgende bepaling :
« Sont reveˆtus de la qualite´ d’officier de police administrative :
« Met de hoedanigheid van officier van bestuurlijke politie zijn bekleed :
— les gouverneurs de province;
— de provinciegouverneurs;
— les commissaires d’arrondissement;
— de arrondissementscommissarissen;
— les bourgmestres;
— de burgemeesters;
— les officiers de la police fe´de´rale et de la police locale. » re
— de officieren van de federale politie en van de lokale politie. »
Art. 152. Un intitule´ de´nomme´ « Section I — Dispositions ge´ne´rales » est inse´re´ dans le chapitre II de la meˆme loi, avant l’article 5.
Art. 152. Een opschrift met als titel « Afdeling 1. — Algemene bepalingen » wordt in hoofdstuk II vo´o´r het artikel 5 van dezelfde wet ingevoegd.
Art. 153. A l’article 5 de la meˆme loi, sont apporte´es les modifications suivantes :
Art. 153. In artikel 5 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1˚ dans l’aline´a 2, les mots « du procureur fe´de´ral, des juges d’instruction, » sont inse´re´s entre les mots « militaires » et « des procureurs »;
1˚ in het tweede lid, tussen het woord « gerechtshof, » en de woorden « van de procureurs », worden de woorden « van de federale procureur, van de onderzoeksrechters » ingevoegd;
2˚ dans ce meˆme aline´a, le mot « communale » est remplace´ par le mot « locale »;
2˚ in hetzelfde lid wordt het woord « gemeentelijke » door het woord « lokale » vervangen;
3˚ l’article est comple´te´ par l’aline´a suivant : « Conforme´ment a` l’article 143ter du Code judiciaire, le ministre de la Justice de´termine par directive, en partant des principes de spe´cialite´ et de subsidiarite´, les missions de police judiciaire qui sont re´alise´es prioritairement, d’une part, par la police locale, d’autre part, par les services judiciaires et autres services de la police fe´de´rale. »
3˚ het artikel wordt aangevuld met het volgende lid : « Overeenkomstig artikel 143ter van het Gerechtelijk Wetboek en uitgaande van de principes van specialiteit en subsidiariteit, bepaalt de minister van Justitie bij richtlijn de opdrachten van gerechtelijke politie die prioritair worden vervuld, enerzijds, door de lokale politie, anderzijds, door de gerechtelijke diensten en andere diensten van de federale politie. »
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 154. Apre`s l’article 5 de la meˆme loi, une section 2 et les articles 5/1 a` 5/5 sont inse´re´s, re´dige´s comme suit : « Section 2. — Rapports des services de police avec les autorite´s
159
Art. 154. Na artikel 5 van dezelfde wet worden een afdeling 2 en de artikelen 5/1 tot 5/5 luidend als volgt, ingevoegd : « Afdeling 2. — Betrekkingen van de politiediensten met de overheden
Art. 5/1. Les autorite´s de police administrative et les services de police doivent se communiquer les renseignements qui leur parviennent au sujet de l’ordre public et qui peuvent donner lieu a` des mesures de pre´vention ou de re´pression.
Art. 5/1. De overheden van bestuurlijke politie en de politiediensten moeten elkaar de hen toegekomen inlichtingen betreffende de openbare orde mededelen, die tot preventieve of beteugelende maatregelen aanleiding kunnen geven.
Art 5/2. Les services de police informent par rapport spe´cial les autorite´s administratives inte´resse´es des e´ve´nements extraordinaires concernant l’ordre public dont elles ont connaissance.
Art. 5/2. De politiediensten moeten bij bijzonder verslag de betrokken bestuurlijke overheden informeren over de buitengewone gebeurtenissen betreffende de openbare orde waarvan zij kennis hebben.
Pour lui permettre d’assurer ses responsabilite´s de police administrative, le chef de corps de la police locale, le directeur coordonnateur administratif et le directeur judiciaire de la police fe´de´rale informent le bourgmestre sans de´lai des faits importants qui sont de nature a` troubler la tranquillite´, la se´curite´ ou la salubrite´ publique dans sa commune. Le chef de corps de la police locale lui fait rapport sur les proble`mes de se´curite´ dans la commune, sur la re´alisation des missions de police administrative sur le territoire de la commune et sur l’exe´cution passe´e et pre´visible du plan zonal de se´curite´.
Om de burgemeester in staat te stellen zijn verantwoordelijkheden van bestuurlijke politie uit te oefenen, informeren de korpschef van de lokale politie, de bestuurlijke directeur-coo¨rdinator en de gerechtelijke directeur van de federale politie hem onverwijld over de gewichtige feiten die de openbare rust, veiligheid of gezondheid in de gemeente kunnen verstoren. De korpschef van de lokale politie brengt bij hem verslag uit over de veiligheidsproblemen in de gemeente, over de vervulling van de opdrachten van bestuurlijke politie op het grondgebied van de gemeente en over de gedane en voorziene uitvoering van het zonaal veiligheidsplan. De korpschef van de lokale politie informeert hem bovendien voorafgaandelijk over de initiatieven die de lokale politie overweegt te nemen op het grondgebied van de gemeente en die een invloed hebben op het gemeentelijk veiligheidsbeleid. De bestuurlijke directeur-coo¨rdinator informeert voorafgaandelijk de burgemeester over alle initiatieven die hij wil ondernemen in het kader van zijn bevoegdheden op het grondgebied van de gemeente, en die een invloed hebben op het gemeentelijk veiligheidsbeleid. Hij brengt hem bovendien verslag uit over het vervullen van de opdrachten van bestuurlijke politie, waarvan hij de coo¨rdinatie waarneemt en die betrekking hebben op het grondgebied van zijn gemeente. De directeur van de gedeconcentreerde gerechtelijke dienst informeert voorafgaandelijk de bestuurlijke directeur-coo¨rdinator en de burgemeester over alle operaties die de gerechtelijke eenheid onderneemt op het grondgebied van de gemeente en die van aard zijn om de openbare rust te verstoren. Art. 5/3. Voor het vervullen van de opdrachten van gerechtelijke politie worden geregelde dienstbetrekkingen onderhouden : 1˚ met de procureur des Konings, door de korpschef van de lokale politie en door de gerechtelijke directeur en in de gevallen bedoeld in artikel 104 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geı¨ntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, de bestuurlijke directeur-coo¨rdinator van de federale politie; 2˚ met de procureurs-generaal, met het college van procureursgeneraal en met de federale procureur door de commissaris-generaal en de directeurs-generaal van de federale politie. Art. 5/4. Telkens zij er kennis van krijgen, brengen de politiediensten de territoriale militaire overheden, bij bijzonder verslag, op de hoogte van alles wat de veiligheid van de strijdkrachten kan schaden, van alle propaganda waarbij de militairen tot tuchteloosheid worden aangezet, alsook van alle voorvallen waarbij militairen betrokken zijn. Art. 5/5. In de gebieden in staat van beleg, wanneer de macht waarmede de burgerlijke overheden voor de handhaving van de orde en van de politie bekleed zijn, door de militaire overheid wordt uitgeoefend, kan deze, met het oog op het vervullen van die opdracht, de door de omstandigheden geboden vorderingen aan de politiedienaren richten. »
Le chef de corps de la police locale l’informe en outre pre´alablement des initiatives que la police locale compte prendre sur le territoire de la commune et qui ont une influence sur la politique communale de se´curite´. Le directeur coordonnateur administratif informe le bourgmestre pre´alablement de toutes les initiatives qu’il compte prendre dans le cadre de ses compe´tences sur le territoire de la commune, et qui ont une influence sur la politique communale de se´curite´. Il lui fait en outre rapport sur la re´alisation des missions de police administrative dont il assume la coordination et qui concernent le territoire de sa commune. Le directeur du service judiciaire de´concentre´ informe pre´alablement le directeur coordonnateur administratif et le bourgmestre de toutes les ope´rations que l’unite´ judiciaire entreprend sur le territoire de la commune et qui sont de nature a` troubler la tranquillite´ publique. Art. 5/3. Pour la re´alisation des missions de police judiciaire, des rapports de service re´guliers sont entretenus : 1˚ avec le procureur du Roi, par le chef de corps de la police locale et par le directeur judiciaire et, dans les cas vise´s a` l’article 104 de la loi du 7 décembre 1998 organisant un service de police inte´gre´, structure´ a` deux niveaux, par le directeur coordonnateur administratif de la police fe´de´rale; 2˚ avec les procureurs ge´ne´raux, le colle`ge des procureurs ge´ne´raux et le procureur fe´de´ral, par le commissaire ge´ne´ral et les directeurs ge´ne´raux de la police fe´de´rale. Art. 5/4. Chaque fois qu’ils en acquie`rent connaissance, les services de police informent, par rapport spe´cial, les autorite´s militaires territoriales de tout ce qui peut porter atteinte a` la suˆrete´ des forces arme´es, de toute propagande incitant les militaires a` l’indiscipline, de meˆme que de tous les incidents auxquels ceux-ci sont meˆle´s. Art. 5/5. Dans les territoires en e´tat de sie`ge, lorsque les pouvoirs dont l’autorite´ civile est reveˆtue pour le maintien de l’ordre et de la police sont exerce´s par l’autorite´ militaire, celle-ci peut, en vue de re´aliser cette mission, adresser aux services de police les re´quisitions ne´cessite´es par les circonstances. » Art. 155. A l’article 6 de la meˆme loi, sont apporte´es les modifications suivantes :
Art. 155. In artikel 6 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1˚ dans l’aline´a 1er, les mots « ordres, instructions et re´quisitions » sont remplace´s par les mots « ordres, instructions, re´quisitions et directives »;
1˚ in het eerste lid worden de woorden « de onderrichtingen, vorderingen en bevelen » vervangen door de woorden « de bevelen, onderrichtingen, vorderingen en richtlijnen »;
2˚ les aline´as 2 et 3 sont abroge´s;
2˚ het tweede en het derde lid worden opgeheven;
3˚ I’article, ainsi modifie´, devient l’article 5/6 de la meˆme loi.
3˚ dit artikel, zo gewijzigd, wordt artikel 5/6 van dezelfde wet.
Art. 156. L’article 7 de la meˆme loi en devient l’article 6.
Art. 156. Artikel 7 van dezelfde wet wordt artikel 6.
Art. 157. Apre`s l’article 6 de la meˆme loi, une section 3 intitule´e « Coordination et direction des ope´rations » est inse´re´e.
Art. 157. Na artikel 6 van dezelfde wet wordt een afdeling 3 ingevoegd met als titel « Coo¨rdinatie en leiding van de operaties ».
Art. 158. L’article 8 de la meˆme loi, modifie´ comme suit, en devient l’article 7 :
Art. 158. Artikel 8 van dezelfde wet, gewijzigd als volgt, wordt artikel 7 :
1˚ les mots « sauf accord expre`s conclu avec d’autres services de police » sont remplace´s par les mots « sauf lorsque la direction est confie´e a` un fonctionnaire de police d’un autre corps de police sur la base d’un accord expre`s ou d’une disposition le´gale »;
1˚ de woorden « behoudens uitdrukkelijke overeenkomsten die met andere politiediensten worden aangegaan » worden vervangen door de woorden « behalve wanneer een politieambtenaar van een ander politiekorps wordt belast met de leiding op basis van een uitdrukkelijk akkoord of van een wetsbepaling »;
160
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
2˚ l’article est comple´te´ par l’aline´a suivant :
2˚ het artikel wordt aangevuld met het volgende lid :
« Par de´rogation a` l’aline´a 1er, cet accord n’est pas ne´cessaire lorsque l’autorite´ judiciaire a, en exe´cution des articles 28ter, § 4, ou 56, § 3, du Code d’instruction criminelle, charge´ dans une enqueˆte particulie`re plusieurs services de police de missions de police judiciaire et a de´signe´ l’un d’entre eux pour la direction ope´rationnelle de cette enqueˆte. »
« In afwijking van het eerste lid, is dat akkoord niet noodzakelijk, wanneer de gerechtelijke overheid, in uitvoering van de artikelen 28ter, § 4 of 56, § 3, van het Wetboek van Strafvordering, in een bepaald onderzoek verscheidene politiediensten heeft belast met opdrachten van gerechtelijke politie en de operationele leiding van dat onderzoek aan e´e´n onder hen heeft toegewezen. »
Art. 159. Les articles 7/1 a` 7/5, re´dige´s comme suit, sont inse´re´s apre`s l’article 7 de la meˆme loi :
Art. 159. De artikelen 7/1 tot 7/5 luidend als volgt, worden ingevoegd na artikel 7 van dezelfde wet :
« Art. 7/1. A l’exception des missions vise´es a` l’article 102 de la loi du 7 décembe 1998 portant organisation d’un service de police inte´gre´, structure´ a` deux niveaux, la coordination et la direction ope´rationnelles des missions de police dont l’exe´cution s’e´tend sur le territoire de plus d’une zone de police sont confie´es :
« Art. 7/1. Met uitzondering van de opdrachten bedoeld bij artikel 102 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geı¨ntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, worden de operationele coo¨rdinatie en leiding van de opdrachten van politie waarvan de uitvoering zich uitstrekt over het grondgebied van meer dan een politiezone, als volgt toevertrouwd :
1˚ en cas d’intervention conjointe sur la base d’un accord de diffe´rents corps de police locale, au chef de corps de la police locale de´signe´ a` cet effet par le ou les bourgmestres concerne´s;
1˚ in geval van gezamenlijk optreden op basis van een akkoord tussen verschillende lokale politiekorpsen, aan een korpschef van de lokale politie, die hiervoor wordt aangewezen door de betrokken burgemeester of burgemeesters;
2˚ en cas d’intervention conjointe de diffe´rents corps de police locale et de la police fe´de´rale, y compris lorsque celle-ci intervient sur re´quisition, au directeur coordonnateur administratif;
2˚ in geval van gezamenlijk optreden van verschillende lokale politiekorpsen en van de federale politie, met inbegrip wanneer deze laatste tussenkomt na vordering, aan de bestuurlijke directeurcoo¨rdinator;
3˚ pour l’exe´cution, par une police locale, d’une re´quisition du ministre de l’Inte´rieur vise´e a` l’article 64 de la loi du 7 décembre 1998 organisant un service de police inte´gre´, structure´ a` deux niveaux, au directeur coordonnateur administratif.
3˚ voor de uitvoering, door een lokale politie, van een vordering door de minister van Binnenlandse Zaken bedoeld bij artikel 64 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geı¨ntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, aan de bestuurlijke directeurcoo¨rdinator.
Les conseils zonaux de se´curite´ peuvent organiser les missions pre´vues au 1˚ par des protocoles.
De zonale veiligheidsraden kunnen de onder 1˚ bepaalde opdrachten organiseren bij middel van protocollen.
Dans les cas vise´s au 2˚ et 3˚, la coordination et la direction ope´rationnelle peuvent eˆtre confie´es a` un chef de corps local de´signe´ a` cet effet si les autorite´s de police locales et fe´de´rales concerne´es le de´cident conjointement.
In de gevallen bedoeld in 2˚ en 3˚, kan de operationele coo¨rdinatie en leiding worden toevertrouwd aan een daartoe aangeduide lokale korpschef indien de betrokken lokale en federale politieoverheden dit samen beslissen.
Art. 7/2. A l’exception des missions vise´es a` l’article 102 de la loi du 7 décembre 1998 portant organisation d’un service de police inte´gre´, structure´ a` deux niveaux, la coordination et la direction ope´rationnelles des missions de police dont l’exe´cution est limite´e au territoire d’une zone de police, sont confie´es au chef de corps de la police locale.
Art. 7/2. Met uitzondering van de opdrachten bedoeld bij artikel 102 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geı¨ntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, worden de operationele coo¨rdinatie en leiding van de opdrachten van politie waarvan de uitvoering beperkt is tot het grondgebied van e´e´n politiezone, toevertrouwd aan de korpschef van de lokale politie.
La coordination et la direction ope´rationnelles sont cependant confie´es au directeur coordonnateur administratif dans les cas suivants :
De operationele coo¨rdinatie en leiding worden evenwel toevertrouwd aan de bestuurlijke directeur-coo¨rdinator in de volgende gevallen :
1˚ lorsqu’il donne suite a` la demande du chef de corps de la police locale d’assurer cette mission;
1˚ wanneer hij gevolg geeft aan het verzoek van de korpschef van de lokale politie, om deze opdracht waar te nemen;
2˚ lorsque la police fe´de´rale intervient d’initiative ou sur ordre du ministre de l’Inte´rieur pour l’exe´cution de missions supralocales et que celui-ci de´cide, au vu des circonstances propres a` cette intervention, de confier cette fonction au directeur coordonnateur administratif. Cette de´cision est prise, sauf urgence, apre`s concertation avec le bourgmestre;
2˚ wanneer de federale politie ambtshalve of op bevel van de minister van Binnenlandse Zaken optreedt bij de uitvoering van bovenlokale opdrachten, en deze laatste, gelet op de specifieke omstandigheden van deze tussenkomst, beslist deze functie toe te vertrouwen aan de bestuurlijke directeur-coo¨rdinator. Deze beslissing wordt, behoudens in geval van hoogdringendheid, genomen is overleg met de burgemeester;
3˚ lorsque la police fe´de´rale ou une police locale intervient dans le cadre d’une re´quisition vise´e respectivement aux articles 43 et 64 de la loi du 7 décembre 1998 organisant un service de police inte´gre´, structure´ a` deux niveaux, et que le ministre de l’Inte´rieur a de´cide´ de confier ces fonctions au directeur coordonnateur administratif
3˚ wanneer de federale politie of een lokale politie tussenkomt in het kader van een vordering, respectievelijk bedoeld bij de artikelen 43 en 64 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geı¨ntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, en dat de minister van Binnenlandse Zaken heeft beslist deze functies aan de bestuurlijke directeur-coo¨rdinator toe te vertrouwen.
Art. 7/3. La coordination et la direction ope´rationnelles d’une mission a` caracte`re fe´de´ral au sens de l’article 61 de la loi du 7 décembre 1998 portant organisation d’un service de police inte´gre´, structure´ a` deux niveaux, et qui exige l’intervention conjointe d’un ou plusieurs corps de police locale et de la police fe´de´rale, sont assure´es par le niveau de police de´signe´ dans la directive.
Art. 7/3. De operationele coo¨rdinatie en leiding van een opdracht van federale aard in de zin van artikel 61 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geı¨ntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, en die het gezamenlijk optreden van e´e´n of verschillende lokale politiekorpsen en de federale politie vereist, worden uitgeoefend door het politieniveau dat in de richtlijn is aangewezen.
La coordination et la direction ope´rationnelles d’une mission a` caracte`re fe´de´ral dans la circonstance vise´e a` l’article 63 de la loi du 7 décembre 1998 organisant un service de police inte´gre´, structure´ a` deux niveaux, sont cependant assure´es par le directeur coordonnateur administratif sauf en cas de de´cision contraire des ministres de l’Inte´rieur et de la Justice.
Behoudens andersluidende beslissing van de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie worden de operationele coo¨rdinatie en leiding van een opdracht van federale aard in de omstandigheid bedoeld bij artikel 63 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geı¨ntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, evenwel uitgeoefend door de bestuurlijke directeur-coo¨rdinator.
Art. 7/4. En vue de l’exe´cution des missions vise´es aux articles 7/1, 7/2 et 7/3, le directeur coordonnateur administratif rec¸oit a` sa demande tout renseignement utile de la part des supe´rieurs des corps de police locale concerne´s.
Art. 7/4. Met het oog op de uitvoering van de opdrachten bedoeld bij de artikelen 7/1, 7/2 en 7/3, ontvangt de bestuurlijke directeurcoo¨rdinator op zijn vraag elke nuttige inlichting vanwege de oversten van de betrokken lokale politiekorpsen.
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
161
Art. 7/5. Le commandant de tout de´tachement des forces arme´es appele´ a` intervenir avec un service de police est tenu de se conformer aux instructions qui lui sont adresse´es par le fonctionnaire de police qui a la direction des ope´rations.
Art. 7/5. De commandant van elk detachement van de krijgsmacht die samen met de politie moet optreden, is verplicht de instructies in acht te nemen, welke aan hem worden gericht door de politieambtenaar die de leiding heeft van de operaties.
Bien que le fonctionnaire de police ait la direction des ope´rations, le commandant du de´tachement des forces arme´es conserve le commandement de son de´tachement.
Hoewel de politieambtenaar de leiding van de operaties heeft, behoudt de commandant van het detachement van de krijgsmacht het bevel over zijn detachement.
L’usage des armes par les personnes qui n’appartiennent pas a` la police est, dans ce cas, re´gi conforme´ment a` l’article 38, 1˚ et 3˚. »
Het gebruik van wapens door de personen die niet tot de politie behoren, wordt in dat geval geregeld overeenkomstig artikel 38, 1˚ en 3˚. »
Art. 160. Une section 4, comprenant les articles 8 a` 8/8, et re´dige´e comme suit, est inse´re´e dans le chapitre II de la meˆme loi :
Art. 160. Een afdeling 4, bevattende de artikelen 8 tot 8/8 en luidend als volgt, wordt ingevoegd in hoofdstuk 11 van dezelfde wet :
« Section 4. — Des re´quisitions
« Afdeling 4. — De vorderingen
Sous-section 1re. — Dispositions ge´ne´rales
Onderafdeling 1. — Algemene bepalingen
Art. 8. Toute re´quisition doit eˆtre e´crite, mentionner la disposition le´gale en vertu de laquelle elle est faite, en indiquer l’objet, eˆtre date´e, et porter les nom et qualite´ ainsi que la signature de l’autorite´ reque´rante.
Art. 8. Iedere vordering moet schriftelijk geschieden en moet de wetsbepaling vermelden krachtens welke zij wordt verricht, alsmede het voorwerp; zij moet gedateerd zijn en de naam en hoedanigheid, alsook de handtekening van de vorderende overheid dragen.
En cas d’urgence, les services de police peuvent eˆtre requis par tout moyen de communication. Cette re´quisition doit eˆtre confirme´e le plus rapidement possible dans les formes pre´vues par l’aline´a pre´ce´dent.
In spoedeisende gevallen kunnen de politiediensten met om het even welk communicatiemiddel worden gevorderd. Die vordering moet zo snel mogelijk worden bevestigd in de vorm bepaald bij het vorige lid.
Art. 8/1. Pour l’exe´cution des re´quisitions adresse´es aux services de police, les autorite´s compe´tentes, sans s’immiscer dans l’organisation du service, pre´cisent l’objet de la re´quisition et peuvent faire des recommandations et donner des indications pre´cises sur les moyens a` mettre en uvre et les ressources a` utiliser.
Art. 8/1. Ter uitvoering van de aan de politiediensten gerichte vorderingen verduidelijken de bevoegde overheden, zonder zich te mengen in de organisatie van de dienst, het onderwerp van de vordering en kunnen zij aanbevelingen en precieze aanwijzingen geven omtrent de middelen die moeten worden ingezet en die moeten worden aangewend.
Lorsqu’il est impossible de se conformer a` ces recommandations et indications pre´cises parce que leur exe´cution porterait atteinte a` la re´alisation d’autres missions de police, l’autorite´ reque´rante en est informe´e dans les meilleurs de´lais. A cette occasion, les circonstances particulie`res qui rendent impossible le respect de ces recommandations et indications pre´cises sont mentionne´es. Cette disposition ne dispense pas les services de police de l’obligation d’exe´cuter les re´quisitions.
Wanneer het niet mogelijk is gevolg te geven aan die aanbevelingen en precieze aanwijzingen omdat hun uitvoering de vervulling van andere politieopdrachten in het gedrang zou brengen, wordt de vorderende overheid hiervan zo spoedig mogelijk ingelicht. Daarbij worden de bijzondere omstandigheden die het opvolgen van die aanbevelingen en precieze aanwijzingen onmogelijk maken, vermeld. Deze bepaling ontheft de politiediensten niet van de verplichting om de vorderingen uit te voeren.
Art. 8/2. La police requise ne peut discuter l’opportunite´ de la re´quisition. Elle doit l’exe´cuter. Cependant, si la re´quisition lui paraıˆt manifestement ille´gale, elle ne peut pas l’exe´cuter. Dans ce cas, elle en informe par e´crit sans de´lai l’autorite´ reque´rante en indiquant les motifs.
Art. 8/2. De gevorderde politie mag over de gepastheid van de vordering niet oordelen. Zij moet ze uitvoeren. Indien de vordering haar evenwel als kennelijk onwettelijk voorkomt, mag zij ze niet uitvoeren. In dat geval licht zij schriftelijk de vorderende overheid daarvan onverwijld in met opgave van de redenen.
Art. 8/3. Les effets de la re´quisition cessent lorsqu’elle est exe´cute´e ou lorsque l’autorite´ reque´rante signifie par e´crit ou verbalement la leve´e de la re´quisition au chef de corps de la police qui avait e´te´ requise ou au chef de l’unite´ charge´e d’exe´cuter la re´quisition.
Art. 8/3. De werking van de vordering houdt op wanneer ze is uitgevoerd of wanneer de vorderende overheid de opheffing van de vordering, schriftelijk of mondeling, aan de chef van het gevorderde politiekorps of aan de chef van de met de uitvoering van de vordering belaste eenheid, ter kennis brengt.
Sous-section 2. — Re´quisitions de police administrative
Onderafdeling 2. — Vorderingen van bestuurlijke politie
Art. 8/4. Les ope´rations ne´cessaires a` l’exe´cution des re´quisitions de police administrative sont mene´es sous la direction d’un fonctionnaire de police reveˆtu de la qualite´ d’officier de police judiciaire.
Art. 8/4. De operaties die nodig zijn voor de uitvoering van de vorderingen van bestuurlijke politie, worden uitgevoerd onder de leiding van een politieambtenaar die bekleed is met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie.
Le service de police requis de´termine l’organisation du service ainsi que la nature et, sans pre´judice de l’article 64, aline´a 4, de la loi du 7 décembre 1998 organisant un service de police inte´gre´, structure´ a` deux niveaux, l’importance des moyens a` mettre en œuvre afin d’exe´cuter la re´quisition et de donner suite aux recommandations et indications de l’autorite´ reque´rante. Si la coordination et la direction ope´rationnelles est confie´e a` un chef de corps de la police locale en exe´cution des articles 7/1 ou 7/2, le responsable du service de police requis se concerte a` cet effet pre´alablement avec le chef de corps concerne´.
De gevorderde politiedienst bepaalt de organisatie van de dienst alsook de aard en, onverminderd artikel 64, vierde lid, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geı¨ntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, de omvang van de aan te wenden middelen, teneinde de vordering uit te voeren en gevolg te geven aan de aanbevelingen en aanwijzingen van de vorderende overheid. Indien de coo¨rdinatie en de operationele leiding in uitvoering van de artikelen 7/1 of 7/2 is toevertrouwd aan een korpschef van de lokale politie, dan zal de verantwoordelijke van de gevorderde politiedienst hieromtrent met de betrokken korpschef vooraf overleg plegen.
Les supe´rieurs compe´tents de la police requise, sans s’immiscer dans le de´roulement des ope´rations de police administrative, coordonnent, apportent le soutien ne´cessaire et controˆlent la re´alisation des missions effectue´es a` la suite d’une re´quisition. Ces mesures sont porte´es a` la connaissance des autorite´s reque´rantes par l’interme´diaire du supe´rieur de la police requise.
Zonder zich in te laten met het verloop van de operaties van bestuurlijke politie, zorgen de bevoegde oversten van de gevorderde politie voor de coo¨rdinatie, verschaffen zij de nodige steun en controleren zij de vervulling van de opdrachten verricht ten gevolge van een vordering. Deze maatregelen worden, door tussenkomst van de overste van de gevorderde politie, ter kennis gebracht van de vorderende overheden.
Au cours de l’exe´cution d’une re´quisition de police administrative, le fonctionnaire de police vise´ a` l’aline´a 1er doit se maintenir en liaison avec l’autorite´ administrative reque´rante et l’informer, sauf en cas de force majeure, des moyens d’action qu’il se propose de mettre en œuvre.
Gedurende de uitvoering van een vordering van bestuurlijke politie, moet de in het eerste lid bedoelde politieambtenaar contact blijven houden met de vorderende bestuurlijke overheid en die, behoudens in geval van overmacht, op de hoogte brengen van de middelen die hij voornemens is aan te wenden.
De son cote´, l’autorite´ reque´rante doit transmettre a` ce fonctionnaire de police toutes les informations utiles a` la re´alisation de sa mission.
De vorderende overheid, van haar kant, moet die politieambtenaar alle inlichtingen verstrekken, die nuttig zijn voor het vervullen van zijn opdracht.
162
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
Art. 8/5. Dans le cas vise´ a` l’article 8/1, aline´a 2, le ministre de l’Inte´rieur peut, a` la demande de l’autorite´ reque´rante, donner l’ordre a` la police fe´de´rale de se conformer a` ces recommandations et indications pre´cises. Sous-section 3. — Re´quisitions de police judiciaire
Art. 8/5. In het bij artikel 8/1, tweede lid, bedoeld geval, kan de minister van Binnenlandse Zaken, op verzoek van de vorderende overheid, aan de federale politie het bevel geven zich te schikken naar de aanbevelingen en precieze aanwijzingen van die overheid. Onderafdeling 3. — Vorderingen van gerechtelijke politie
Art. 8/6. Les dispositions du Code d’instruction criminelle, notamment les articles 28ter, § 3, et 56, § 2, s’appliquent aux re´quisitions de police judiciaire adresse´es aux services de police.
Art. 8/6. Op de aan de politiediensten gerichte vorderingen van gerechtelijke politie zijn de bepalingen van het Wetboek van Strafvordering, inzonderheid de artikelen 28ter, § 3, en 56, § 2, van toepassing.
Les ope´rations ne´cessaires a` l’exe´cution des re´quisitions de police judiciaire sont mene´es, sous leur direction, par les fonctionnaires de police qui ont la qualite´ d’officier de police judiciaire.
De operaties die nodig zijn voor de uitvoering van de vorderingen van gerechtelijke politie worden uitgevoerd onder de leiding van politieambtenaren die de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie hebben.
Les fonctionnaires de police vise´s a` l’aline´a pre´ce´dent de´terminent l’organisation du service ainsi que la nature et l’importance des moyens a` mettre en œuvre afin d’exe´cuter la re´quisition et de donner suite aux recommandations et indications pre´cises de l’autorite´ reque´rante.
De in het vorige lid vermelde politieambtenaren bepalen de organisatie van de dienst en de aard en de omvang van de aan te wenden middelen, teneinde de vordering uit te voeren en gevolg te geven aan de aanbevelingen en aan de precieze aanwijzingen van de vorderende overheid.
Les supe´rieurs compe´tents de la police requise, sans s’immiscer dans le de´roulement des enqueˆtes judiciaires, coordonnent, apportent le soutien ne´cessaire et controˆlent la re´alisation des missions effectue´es a` la suite d’une re´quisition. Ces mesures sont porte´es a` la connaissance des autorite´s judiciaires reque´rantes par l’interme´diaire du supe´rieur de la police requise.
Zonder zich in te laten met het verloop van gerechtelijke onderzoeken, zorgen de bevoegde oversten van de gevorderde politie voor de coo¨rdinatie, verschaffen zij de nodige steun en controleren zij de vervulling van de opdrachten verricht ten gevolge van een vordering. Deze maatregelen worden, door tussenkomst van de overste van de gevorderde politie, ter kennis gebracht van de vorderende gerechtelijke overheden.
La confirmation vise´e a` l’article 8, aline´a 2, d’une re´quisition de police judiciaire peut re´sulter du proce`s-verbal e´tabli par le fonctionnaire de police qui aura exe´cute´ cette re´quisition.
De in artikel 8, tweede lid, bedoelde bevestiging van een vordering van gerechtelijke politie kan blijken uit het proces-verbaal, opgesteld door de politieambtenaar die deze vordering heeft uitgevoerd.
Art. 8/7. Lorsque la direction ge´ne´rale de la police judiciaire de la police fe´de´rale ne dispose pas des effectifs et des moyens ne´cessaires pour exe´cuter simultane´ment les re´quisitions de diffe´rentes autorite´s judiciaires, le procureur fe´de´ral, ou par de´le´gation, le magistrat fe´de´ral vise´ a` l’article 47quater du Code d’instruction criminelle, de´cide, apre`s concertation avec le directeur ge´ne´ral de cette direction ge´ne´rale, quelle re´quisition est exe´cute´e prioritairement.
Art. 8/7. Indien de algemene directie van de gerechtelijke politie van de federale politie niet over het vereiste personeel en de nodige middelen beschikt om gelijktijdig de vorderingen van verschillende gerechtelijke overheden uit te voeren, beslist de federale procureur, of bij delegatie de bij artikel 47quater van het Wetboek van Strafvordering bedoelde, federale magistraat, na overleg met de directeur-generaal van deze algemene directie, aan welke vordering bij voorrang gevolg wordt gegeven.
Art. 8/8. Dans le cas vise´ a` l’article 8/1, aline´a 2, lors de l’exe´cution d’une re´quisition par la police fe´de´rale, le ministre de la Justice peut, a` l’initiative du procureur fe´de´ral ou, par de´le´gation, du magistrat fe´de´ral vise´ a` l’article 8/7, lui donner l’ordre de se conformer aux recommandations et indications pre´cises de l’autorite´ judiciaire reque´rante. »
Art. 8/8. In het bij artikel 8/1, tweede lid, bedoeld geval, en ter uitvoering, door de federale politie, van een vordering, kan de minister van Justitie, op initiatief van de federale procureur, of bij delegatie, van de in het artikel 8/7 bedoelde, federale magistraat, aan de federale politie het bevel geven zich te schikken naar de aanbevelingen en precieze aanwijzingen van de vorderende gerechtelijke overheid. »
Art. 161. Dans la meˆme loi, la division sous la forme d’un chapitre III intitule´ « Coordination de la politique en matie`re de police et de la gestion des services de police » est remplace´e par une division sous la forme d’une section 5 intitule´e « Mesures de concertation et de coordination ».
Art. 161. In dezelfde wet wordt de indeling in een hoofdstuk III met als opschrift « Coo¨rdinatie van het politiebeleid en van het beheer van de politiediensten » vervangen door een indeling in een afdeling 5 met als opschrift « Maatregelen tot overleg en coo¨rdinatie ».
Art. 162. L’article 9 de la meˆme loi est remplace´ par la disposition suivante :
Art. 162. Artikel 9 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
« Art. 9. Dans chaque province, ainsi que dans l’arrondissement administratif de Bruxelles-Capitale, une concertation est organise´e entre le procureur ge´ne´ral pre`s la cour d’appel, le gouverneur, les directeurs coordonnateurs administratifs ou leurs de´le´gue´s, les directeurs judiciaires ou leurs de´le´gue´s et des repre´sentants des polices locales. Cette concertation vise a` stimuler les conseils zonaux de se´curite´. Les avis formule´s au niveau de la concertation provinciale sont porte´s a` la connaissance des conseils zonaux de se´curite´ et des autorite´s fe´de´rales. Des experts peuvent eˆtres invite´s a` participer aux re´unions.
« Art. 9. In elke provincie, alsook in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, wordt een overleg georganiseerd tussen de procureur-generaal bij het hof van beroep, de gouverneur, de bestuurlijke directeurs-coordinator of hun gemachtigden, de gerechtelijke directeurs of hun gemachtigden en vertegenwoordigers van de lokale politiediensten. Dit overleg heeft tot doel de zonale veiligheidsraden te stimuleren. De op het vlak van het provinciaal overleg uitgebrachte adviezen worden ter kennis gebracht van de zonale veiligheidsraden en van de federale overheden. Deskundigen kunnen worden uitgenodigd om deel te nemen aan de vergaderingen.
Par arrondissement judiciaire est organise´e une concertation de recherche entre le directeur coordonnateur administratif ou son de´le´gue´, le directeur du service judiciaire de´concentre´ ou son de´le´gue´, des repre´sentants des polices locales et le procureur du Roi, sous la direction de ce dernier. Cette concertation porte essentiellement sur la coordination des missions de police judiciaire et sur l’organisation de l’e´change de l’information. Le ministre de la Justice de´termine les modalite´s de cette concertation de recherche. »
Per gerechtelijk arrondissement wordt een rechercheoverleg georganiseerd tussen de bestuurlijke directeur-coo¨rdinator of zijn gemachtigde, de directeur van de gedeconcentreerde gerechtelijke dienst of zijn gemachtigde, vertegenwoordigers van de lokale politiediensten en de procureur des Konings, onder leiding van deze laatste. Dit overleg heeft hoofdzakelijk betrekking op de coo¨rdinatie van de opdrachten van gerechtelijke politie en op de organisatie van de uitwisseling van de informatie. De minister van Justitie bepaalt de nadere regels inzake dit rechercheoverleg. »
Art. 163. A l’article 10 de la meˆme loi, sont apporte´es les modifications suivantes :
Art. 163. In artikel 10 van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1˚ les §§ 1er a` 3 sont abroge´s; 2˚ la division en paragraphes est abroge´e de sorte que le § 4, inse´re´ par la loi du 17 novembre 1998 portant inte´gration de la police maritime, de la police ae´ronautique et de la police des chemins de fer dans la gendarmerie devient l’aline´a unique.
1˚ de §§ 1 tot en met 3 worden opgeheven; 2˚ de indeling in paragrafen wordt opgeheven, zodat § 4, ingevoegd bij de wet van 17 november 1998 houdende integratie van de zeevaartpolitie, de luchtvaartpolitie en de spoorwegpolitie in de rijkswacht het enige lid wordt.
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 164. Dans la meˆme loi, apre`s l’article 10, est inse´re´e une section 6 comprenant les articles 11 a` 13 intitule´e : « Section 6. — Des compe´tences de police administrative ».
163
Art. 164. In dezelfde wet wordt na artikel 10 een afdeling 6 ingevoegd, bestaande uit de artikelen 11 tot en met 13 en waarvan het opschrift luidt als volgt : « Afdeling 6. — De bevoegdheden inzake bestuurlijke politie ».
Art. 165. L’article 11 de la meˆme loi est remplace´ par la disposition suivante :
Art. 165. Artikel 11 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
« Art. 11. Sans pre´judice des compe´tences qui leur sont attribue´es par ou en vertu de la loi, le ministre de l’Inte´rieur et le gouverneur exercent a` titre subsidiaire les attributions du bourgmestre ou des institutions communales lorsqu’ils manquent, volontairement ou non, a` leurs responsabilite´s, lorsque les troubles a` l’ordre public s’e´tendent au territoire de plusieurs communes, ou lorsque, bien que l’e´ve´nement ou la situation soit localise´e dans une seule commune, l’inte´reˆt ge´ne´ral exige leur intervention.
« Art. 11. Onverminderd de bevoegdheden die hun zijn toegekend door of krachtens de wet, oefenen de minister van Binnenlandse Zaken en de gouverneur de bevoegdheden van de burgemeester of van de gemeentelijke instellingen in subsidiaire orde uit wanneer deze, al dan niet vrijwillig, hun verantwoordelijkheden niet nakomen, wanneer de verstoring van de openbare orde zich uitstrekt over het grondgebied van verscheidene gemeenten of, wanneer, ook al is de gebeurtenis of de situatie slechts in een enkele gemeente gelokaliseerd, het algemeen belang hun tussenkomst vereist.
Les compe´tences vise´es a` l’aline´a premier concernent les mesures de police administrative au sens de l’article 3, 1˚, a` l’exclusion de celles qui font l’objet de l’article 42 de la loi du 7 décembre 1998 organisant un service de police inte´gre´, structure´ a` deux niveaux. »
De bij het eerste lid bedoelde bevoegdheden betreffen maatregelen van bestuurlijke politie in de zin van artikel 3, 1˚, behalve diegene die het voorwerp uitmaken van artikel 42 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geı¨ntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus. »
Art. 166. A l’article 14 de la meˆme loi, sont apporte´es les modifications suivantes :
Art. 166. In artikel 14 van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1˚ dans l’aline´a 1er, les mots « la gendarmerie et la police communale » sont remplace´s par les mots « les services de police »;
1˚ in het eerste lid worden de woorden « de rijkswacht en de gemeentepolitie » vervangen door de woorden « de politiediensten »;
2˚ dans les aline´as 2 et 3, le mot « Elles » est remplace´ par le mot « Ils »;
2˚ in het tweede en derde lid van de Franse tekst wordt het woord « Elles » vervangen door het woord « Ils »;
3˚ l’aline´a 4 est abroge´.
3˚ het vierde lid wordt opgeheven.
Art. 167. Dans l’article 15 de la meˆme loi les mots « la gendarmerie, la police communale et la police judiciaire pre`s les parquets » sont remplace´s par les mots « les services de police ».
Art. 167. In artikel 15 van dezelfde wet, worden de woorden « de rijkswacht, de gemeentepolitie en de gerechtelijke politie bij de parketten » vervangen door de woorden « de politiediensten ».
Art. 168. Un article 15bis, re´dige´ comme suit, est inse´re´ dans la meˆme loi :
Art. 168. Een artikel 15bis, luidend als volgt, wordt in dezelfde wet ingevoegd :
« Art. 15bis. La police fe´de´rale et la police locale remplissent les missions de´termine´es dans la pre´sente sous-section conforme´ment a` l’article 3 de la loi du 7 décembre 1998 organisant un service de police inte´gre´, structure´ a` deux niveaux. »
« Art. 15bis. De federale en de lokale politie vervullen de in deze onderafdeling bepaalde opdrachten overeenkomstig artikel 3 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geı¨ntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus. »
Art. 169. A l’article 16 de la meˆme loi, sont apporte´es les modifications suivantes :
Art. 169. In artikel 16 van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1˚ dans la premie`re phrase de l’aline´a 1er, les mots « La gendarmerie et la police communale » sont remplace´s par les mots « Les services de police »;
1˚ in de eerste zin van het eerste lid worden de woorden « De rijkswacht en de gemeentepolitie » vervangen door de woorden « De politiediensten »;
2˚ dans la deuxie`me phrase de l’aline´a 1er, le mot « Elles » est remplace´ par le mot « Ils »;
2˚ in de Franse tekst van de tweede zin van het eerste lid, wordt het woord « Elles » vervangen door het woord « Ils »;
3˚ l’aline´a 2 est supprime´.
3˚ het tweede lid wordt opgeheven.
Art. 170. Dans l’article 16bis de la meˆme loi, introduit par la loi du 17 novembre 1998 portant inte´gration de la police maritime, de la police ae´ronautique et de la police des chemins de fer dans la gendarmerie, les mots « la gendarmerie » sont remplace´s par les mots « la police fe´de´rale ».
Art. 170. In artikel 16bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 17 november 1998 houdende integratie van de zeevaartpolitie, de luchtvaartpolitie en de spoorwegpolitie in de rijkswacht, worden de woorden « de rijkswacht » vervangen door de woorden « de federale politie ».
Art. 171. Dans l’article 16ter de la meˆme loi, introduit par la loi du 17 novembre 1998 portant inte´gration de la police maritime, de la police ae´ronautique et de la police des chemins de fer dans la gendarmerie, les mots « la gendarmerie » sont remplace´s par les mots « la police fe´de´rale ».
Art. 171. In artikel 16ter van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 17 november 1998 houdende integratie van de zeevaartpolitie de luchtvaartpolitie en de spoorwegpolitie in de rijkswacht, worden de woorden « de rijkswacht » vervangen door de woorden « de federale politie ».
Art. 172. Dans l’article 16quater de la meˆme loi, introduit par la loi du 17 novembre 1998 portant inte´gration de la police maritime, de la police ae´ronautique et de la police des chemins de fer dans la gendarmerie, les mots « la gendarmerie » sont remplace´s par les mots « la police fe´de´rale ».
Art. 172. In artikel 16quater van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 17 november 1998 houdende integratie van de zeevaartpolitie, de luchtvaartpolitie en de spoorwegpolitie in de rijkswacht, worden de woorden « de rijkswacht » vervangen door de woorden « de federale politie ».
Art. 173. Dans l’article 17, aline´a 1er, de la meˆme loi, modifie´ par la loi du 17 novembre 1998 portant inte´gration de la police maritime, de la police ae´ronautique et de la police des chemins de fer dans la gendarmerie, les mots « la gendarmerie et la police communale » sont remplace´s par les mots « les services de police ».
Art. 173. In artikel 17, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 17 november 1998 houdende integratie van de zeevaartpolitie, de luchtvaartpolitie en de spoorwegpolitie in de rijkswacht, worden de woorden « de rijkswacht en de gemeentepolitie » vervangen door de woorden « de politiediensten ».
Art. 174. Aux articles 18, 19 et 20 de la meˆme loi, sont chaque fois apporte´es les modifications suivantes :
Art. 174. In de artikelen 18, 19 en 20 van dezelfde wet, worden telkens de volgende wijzigingen aangebracht :
1˚ dans l’aline´a 1er, les mots « La gendarmerie et la police communale » sont remplace´s par les mots « Les services de police »;
1˚ in het eerste lid worden de woorden.. De rijkswacht en de gemeentepolitie vervangen door de woorden « De politiediensten »;
2˚ dans l’aline´a 2, les mots « Les services de police » sont remplace´s par le mot « Ils ».
2˚ in het tweede lid worden de woorden « De politiediensten » vervangen door het woord « Zij ».
164
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
Art. 175. A l’article 21 de la meˆme loi, sont apporte´es les modifications suivantes :
Art. 175. In artikel 21 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1˚ dans l’aline´a 1er, modifie´ par la loi du 17 novembre 1998 portant inte´gration de la police maritime, de la police ae´ronautique et de la police des chemins de fer dans la gendarmerie les mots « La gendarmerie et la police communale », sont remplace´s par les mots « Les services de police »;
1˚ in het eerste lid, gewijzigd bij de wet van 17 november 1998 houdende integratie van de zeevaartpolitie, de luchtvaartpolitie en de spoorwegpolitie in de rijkswacht, worden de woorden « De rijkswacht en de gemeentepolitie » vervangen door de woorden « De politiediensten »;
2˚ dans l’aline´a 2, les mots « Les services de police » sont remplace´s par le mot « Ils ».
2˚ in het tweede lid worden de woorden « De politiediensten » vervangen door het woord « Zij ».
Art. 176. A l’article 22 de la meˆme loi, sont apporte´es les modifications suivantes :
Art. 176. In artikel 22 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1˚ dans l’aline´a 1er, les mots « La gendarmerie et la police communale » sont remplace´s par les mots « Les services de police »;
1˚ in het eerste lid worden de woorden « De rijkswacht en de gemeentepolitie vervangen door de woorden « De politiediensten »;
2˚ dans l’aline´a 2, les mots « La gendarmerie et la police communale » sont remplace´s par le mot « Ils »;
2˚ in het tweede lid worden de woorden « De rijkswacht en de gemeentepolitie » vervangen door het woord « Zij »;
3˚ dans l’aline´a 3, les mots « la gendarmerie » et les mots « ou le chef de corps de la police communale concerne´e » sont respectivement remplace´s par les mots « la police fe´de´rale » et les mots « et le chef de corps de la police locale concerne´e. »
3˚ in het derde lid worden de woorden « de rijkswacht » en de woorden « of de korpschef van de betrokken gemeentepolitie » respectievelijk vervangen door de woorden « de federale politie » en de woorden « en de korpschef van de betrokken lokale politie ».
Art. 177. A l’article 23 de la meˆme loi, sont apporte´es les modifications suivantes :
Art. 177. In artikel 23 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1˚ dans le § 3, les mots « la police communale » sont remplace´s par les mots « la police locale », et le paragraphe est comple´te´ par les mots suivants : « sans pre´judice de l’application des articles 61 et 62 de la loi du 7 décembre 1998 organisant un service de police inte´gre´, structure´ a` deux niveaux »;
1˚ in § 3 worden de woorden « De gemeentepolitie » vervangen door de woorden « De lokale politie », en de paragraaf wordt aangevuld met de hierna volgende woorden : « onverminderd de toepassing van de artikelen 61 en 62 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geı¨ntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus. »;
2˚ dans le § 4, aline´a 1er, les mots « La gendarmerie assure » sont remplace´s par les mots « La police fe´de´rale et, dans les circonstances pre´vues aux articles 61 et 62 de la loi du 7 décembre 1998 organisant un service de police inte´gre´, structure´ a` deux niveaux, la police locale assurent »;
2˚ in § 4, eerste lid, worden de woorden « De rijkswacht zorgt » vervangen door de woorden « De federale politie en, in de door de artikelen 61 en 62 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geı¨ntegreerde politie gestructureerd op twee niveaus, bepaalde omstandigheden, de lokale politie zorgen »;
3˚ dans le § 4, aline´a 2, les mots « elle assure » sont remplace´s par « elles assurent »;
3˚ in § 4, tweede lid, worden de woorden « zij zorgt » vervangen door « zij zorgen »;
4˚ dans le § 5, les mots « La gendarmerie » sont remplace´s par les mots « La police fe´de´rale ».
4˚ in § 5 worden de woorden « De rijkswacht » vervangen door de woorden « De federale politie ».
Art. 178. Dans l’article 24 de la meˆme loi, les mots « La gendarmerie et la police communale » sont remplace´s par les mots « Les services de police ».
Art. 178. In artikel 24 van dezelfde wet worden de woorden « De rijkswacht en de gemeentepolitie » vervangen door de woorden « De politiediensten. ».
Art. 179. A l’article 25 de la meˆme loi, sont apporte´es les modifications suivantes :
Art. 179. In artikel 25 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1˚ dans l’aline´a 1er, les mots « de la gendarmerie, de la police communale et de la police judiciaire pre`s les parquets » sont supprime´s;
1˚ in het eerste lid worden de woorden « van de rijkswacht, van de gemeentepolitie en van de gerechtelijke politie bij de parketten » geschrapt;
2˚ dans l’aline´a 2, les mots « eˆtre confie´s aux fonctionnaires pre´cite´s » sont remplace´s par les mots « leur eˆtre confie´s »;
2˚ in het tweede lid worden de woorden « aan de voornoemde ambtenaren » vervangen door het woord « hen »;
3° entre l’alinéa deux et l’alinéa trois un alinéa est inséré, rédigé comme suit :
3° tussen het tweede en het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidend als volgt :
« Les autorite´s judiciaires peuvent confier aux fonctionnaires de police des enqueˆtes en matie`re disciplinaire. »;
« Aan de politieambtenaren kunnen door de gerechtelijke overheden onderzoeken in tuchtrechtelijke aangelegenheden worden toevertrouwd. »;
4˚ dans l’aline´a trois, qui devient l’aline´a quatre, les mots « la gendarmerie et la police communale » sont remplace´s par les mots « les services de police ».
4˚ in het derde lid, dat het vierde lid wordt, worden de woorden « de rijkswacht en de gemeentepolitie » vervangen door de woorden « de politiediensten ».
Art. 180. A l’article 26 de la meˆme loi, sont apporte´es les modifications suivantes :
Art. 180. In artikel 26 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1˚ dans l’aline´a 1er, les mots « La gendarmerie la police communale » sont remplace´s par les mots « Les fonctionnaires de police »;
1˚ in het eerste lid worden de woorden « De rijkswacht en de gemeentepolitie » vervangen door de woorden « De politieambtenaren »;
2˚ dans l’aline´a 2, les mots « Les fonctionnaires de police » sont remplace´s par le mot « Ils ».
2˚ in het tweede lid worden de woorden « De politieambtenaren » vervangen door het woord « Zij ».
Art. 181. A l’article 27 de la meˆme loi, sont apporte´es les modifications suivantes :
Art. 181. In artikel 27 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1˚ dans l’aline´a 1er, modifie´ par la loi du 17 novembre 1998 portant inte´gration de la police maritime, de la police ae´ronautique et de la police des chemins de fer dans la gendarmerie, les mots « de la gendarmerie et de la police communale » sont supprime´s;
1˚ in het eerste lid, gewijzigd bij de wet van 17 november 1998 houdende integratie van de zeevaartpolitie, de luchtvaartpolitie en de spoorwegpolitie in de rijkswacht worden de woorden « van de rijkswacht en van de gemeentepolitie » geschrapt;
2˚ dans l’aline´a 2, les mots « de la gendarmerie et de la police communale » sont supprime´s.
2˚ in het tweede lid worden de woorden « van de rijkswacht en de gemeentepolitie » geschrapt.
Art. 182. Dans l’article 28, § 4, de la meˆme loi, modifie´ par la loi du 17 novembre 1998 portant inte´gration de la police maritime, de la police ae´ronautique et de la police des chemins de fer dans la gendarmerie, les mots « l’autorite´ administrative » sont remplace´s par les mots « l’autorite´ de police administrative compe´tente ».
Art. 182. In artikel 28, § 4, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 17 november 1998 houdende integratie van de zeevaartpolitie, de luchtvaartpolitie en de spoorwegpolitie in de rijkswacht, worden de woorden « de bestuurlijke overheid » vervangen door de woorden « de bevoegde overheid van bestuurlijke politie ».
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
165
Art. 183. A l’article 30 de la meˆme loi sont apporte´es les modifications suivantes :
Art. 183. In artikel 30 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1˚ dans l’aline´a 1er, les mots « fonctionnaire de police administrative » sont remplace´s par les mots « fonctionnaire de police »;
1˚ in het eerste lid worden de woorden « een politieambtenaar van bestuurlijke politie » vervangen door de woorden « een politieambtenaar »;
2˚ dans l’aline´a 3, les mots « autorite´ administrative » sont remplace´s par les mots « autorite´ de police administrative ».
2˚ in het derde lid worden de woorden « bestuurlijke overheid » vervangen door de woorden « overheid van bestuurlijke politie ».
Art. 184. A l’article 31, aline´a 1er, de la meˆme loi, les mots « fonctionnaires de police administrative » sont remplace´s par les mots « fonctionnaires de police ».
Art. 184. In artikel 31, eerste lid, van dezelfde wet, worden de woorden « ambtenaren van bestuurlijke politie » vervangen door de woorden « politieambtenaren ».
Art. 185. Dans l’article 33, aline´a 2, de la meˆme loi, les mots « de la commune concerne´e » sont inse´re´s entre les mots « au bourgmestre » et « ou ».
Art. 185. In artikel 33, tweede lid, van dezelfde wet, worden tussen de woorden « de burgemeester » en « of » de woorden « van de betrokken gemeente » ingevoegd.
Art. 186. Dans l’article 34, § 2, de la meˆme loi, les mots « fonctionnaire de police administrative » sont remplace´s par les mots « fonctionnaire de police ».
Art. 186. In artikel 34, § 2, van dezelfde wet worden de woorden « de ambtenaren van bestuurlijke politie » vervangen door de woorden « de politieambtenaren ».
Art. 187. Dans l’article 35, aline´a 1er, de la meˆme loi, les mots « fonctionnaires de police administrative ou judiciaire » sont remplace´s par les mots « fonctionnaires de police ».
Art. 187. In artikel 35, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden « De ambtenaren van bestuurlijke of gerechtelijke politie » vervangen door de woorden « De politieambtenaren ».
Art. 188. A l’article 38 de la meˆme loi, sont apporte´es les modifications suivantes :
Art. 188. In artikel 38 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1˚ dans l’aline´a 1er, 3˚, les mots « de la police communale et de la gendarmerie » sont supprime´s;
1˚ in het eerste lid, 3˚, worden de woorden « van de gemeentepolitie en de rijkswacht » geschrapt;
2˚ dans l’aline´a 1er, 4˚, les mots « de la police communale, de la gendarmerie et de la police judiciaire pre`s les parquets » sont supprime´s.
2˚ in het eerste lid, 4˚, worden de woorden « van de gemeentepolitie, de rijkswacht en de gerechtelijke politie bij de parketten » geschrapt.
Art. 189. L’article 39 de la meˆme loi est abroge´.
Art. 189. Artikel 39 van dezelfde wet wordt opgeheven.
Art. 190. Dans l’article 40 de la meˆme loi, les mots « de la gendarmerie, de la police communale ou de la police judiciaire pre`s les parquets » sont supprime´s.
Art. 190. In artikel 40 van dezelfde wet worden de woorden « van de rijkswacht, de gemeentepolitie of de gerechtelijke politie bij de parketten » geschrapt.
Art. 191. Une sous-section 3, comprenant les articles 44/1 a` 44/11, re´dige´e comme suit, est inse´re´e dans la section 1re du chapitre IV de la meˆme loi :
Art. 191. Een onderafdeling 3, bevattende de artikelen 44/1 tot 44/11, luidend als volgt, wordt ingevoegd in afdeling 1 van hoofdstuk IV van dezelfde wet :
« Sous-section 3. — De la gestion des informations
« Onderafdeling 3. — Het informatiebeheer
Art. 44/1. Dans l’exercice des missions qui leur sont confie´es, les services de police peuvent recueillir et traiter des donne´es a` caracte`re personnel et des informations relatives notamment a` des e´ve´nements, a` des groupements et a` des personnes pre´sentant un inte´reˆt concret pour l’exe´cution de leurs missions de police administrative et pour l’exe´cution de leurs missions de police judiciaire conforme´ment aux articles 28bis, 28ter, 55 et 56 du Code d’instruction criminelle.
Art. 44/1. Bij het vervullen van de opdrachten die hun zijn toevertrouwd, kunnen de politiediensten gegevens van persoonlijke aard en inlichtingen inwinnen en verwerken, meer bepaald met betrekking tot de gebeurtenissen, de groeperingen en de personen die een concreet belang vertonen voor de uitoefening van hun opdrachten van bestuurlijke politie en voor de uitoefening van hun opdrachten van gerechtelijke politie overeenkomstig de artikelen 28bis, 28ter, 55 en 56 van het Wetboek van Strafvordering.
Ces informations et donne´es ne peuvent eˆtre communique´es qu’aux autorite´s et services de police ainsi qu’aux services de renseignements et de se´curite´ qui en ont besoin pour l’exe´cution de leurs missions.
Deze gegevens en inlichtingen kunnen enkel worden medegedeeld aan de overheden en de politiediensten, evenals aan de inlichting- en veiligheidsdiensten die ze nodig hebben voor de uitoefening van hun opdrachten
Art. 44/2. La collecte, le traitement et la transmission des informations et des donne´es vise´es a` l’article 44/1, aline´a 1er, se font conforme´ment a` la loi du 8 décembre 1992 relative a` la protection de la vie prive´e a` l’e´gard des traitements de donne´es a` caracte`re personnel. Ces informations et donne´es doivent pre´senter un lien direct avec la finalite´ du fichier et se limiter aux exigences qui en de´coulent.
Art. 44/2. Het inwinnen, de verwerking en het toezenden van de inlichtingen en gegevens bedoeld in artikel 44/1, eerste lid, gebeurt overeenkomstig de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. Deze inlichtingen en gegevens moeten in rechtstreeks verband staan met de bestaansreden van het gegevensbestand en beperkt blijven tot de vereisten die eruit voortvloeien.
Le Roi de´termine, par arreˆte´ de´libe´re´ en Conseil des ministres, les re`gles relatives a` la dure´e de conservation de ces informations et donne´es.
De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de regels betreffende de duur van de bewaring van deze inlichtingen en gegevens.
Des personnes de contact pour la Commission de la Protection de la Vie Prive´e sont de´signe´es dans les services de police.
Binnen de politiediensten worden contactpersonen voor de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer aangewezen.
La gestion des structures et moyens techniques informatiques ne´cessaires pour la banque de donne´es ge´ne´rale nationale vise´e a` l’article 44/4 est assure´e par une des directions ge´ne´rales, charge´e de l’appui, vise´e a` l’article 93, 2˚, de la loi du 7 décembre 1998 organisant un service de police inte´gre´, structure´ a` deux niveaux.
Het beheer van de informaticatechnische structuren en middelen, nodig voor de algemene nationale gegevensbank bedoeld in artikel 44/4, gebeurt door e´e´n van de algemene directies belast met de ondersteuning, bedoeld in artikel 93, 2˚, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geı¨ntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus.
Art. 44/3. Les informations et les donne´es vise´es a` l’article 44/1, aline´a 1er, relatives aux missions de police administrative sont recueillies et traite´es sous l’autorite´ du ministre de l’Inte´rieur.
Art. 44/3. De inlichtingen en gegevens bedoeld in artikel 44/1, eerste lid, met betrekking tot de opdrachten van bestuurlijke politie worden ingewonnen en verwerkt onder het gezag van de minister van Binnenlandse Zaken.
Sans pre´judice des compe´tences des autorite´s judiciaires, les informations et donne´es vise´es a` l’article 44/1, aline´a 1er, relatives aux missions de police judiciaire sont recueillies et traite´es sous l’autorite´ du ministre de la Justice.
Onverminderd de eigen bevoegdheden van de gerechtelijke overheden, worden de inlichtingen en gegevens bedoeld in artikel 44/1, eerste lid, met betrekking tot de opdrachten van gerechtelijke politie ingewonnen en verwerkt onder het gezag van de minister van Justitie.
166
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
Art. 44/4. Les informations et les donne´es vise´es a` l’article 44/1, aline´a 1er, sont traite´es, selon les modalite´s fixe´es par le Roi, par arreˆte´ de´libe´re´ en Conseil des ministres, dans une banque de donne´es nationale ge´ne´rale, cre´e´e dans une des directions ge´ne´rales charge´e de l’appui, vise´e a` l’article 93, 2˚, de la loi du 7 décembre 1998 organisant un service de police inte´gre´, structure´ a` deux niveaux. Plusieurs syste`mes d’index sont inclus dans cette banque de donne´es. Dans le cadre de ces syste`mes d’index, le Roi re`gle aussi la surveillance d’un magistrat fe´de´ral sur l’information judiciaire.
Art. 44/4. De inlichtingen en gegevens bedoeld in artikel 44/1, eerste lid, worden, volgens de modaliteiten bepaald door de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit, verwerkt in een algemene nationale gegevensbank, opgericht binnen e´e´n van de algemene directies belast met de ondersteuning, bedoeld in artikel 93, 2˚, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geı¨ntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus. In deze gegevensbank zijn meerdere indexsystemen vervat. In het kader van deze indexsystemen, regelt de Koning ook het toezicht van een federale magistraat over de gerechtelijke informatie.
Le Roi fixe, par arreˆte´ de´libe´re´ en Conseil des ministres, les conditions sous lesquelles cette banque de donne´es et chacun de ces syste`mes d’index sont accessibles et peuvent eˆtre consulte´s par les autorite´s judiciaires compe´tentes et les services de police dans le cadre de l’exercice de leurs missions.
De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de voorwaarden waaronder deze gegevensbank en elk van deze indexsystemen toegankelijk en bevraagbaar zijn door de bevoegde gerechtelijke overheden en de politiediensten in het kader van de uitoefening van hun opdrachten.
Les services de police transmettent d’office et de manie`re directe a` cette banque de donne´es nationale ge´ne´rale les informations et les donne´es vise´es a` l’article 44/1, aline´a 1er.
De politiediensten zenden ambtshalve en rechtstreeks de inlichtingen en gegevens bedoeld in artikel 44/1, eerste lid, aan deze algemene nationale gegevensbank toe.
Les ministres de l’Inte´rieur et de la Justice, chacun dans le cadre de ses compe´tences, de´terminent, sur avis conforme de l’organe de controˆle vise´ a` l’article 44/7, les cate´gories d’informations et de donne´es qui n’exigent pas une transmission.
De ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie bepalen, elk binnen het kader van zijn bevoegdheden, op eensluidend advies van het controleorgaan bedoeld in artikel 44/7, de categoriee¨n van inlichtingen en gegevens die geen toezending vereisen.
Art. 44/5. Lorsque, dans le cadre de l’exercice de leurs missions de police administrative, les services de police acquie`rent connaissance d’informations inte´ressant l’exercice de la police judiciaire, ils en informent sans de´lai ni restriction les autorite´s judiciaires compe´tentes.
Art. 44/5. Wanneer de politiediensten in het kader van de uitoefening van hun opdrachten van bestuurlijke politie kennis krijgen van informatie die voor de uitoefening van de gerechtelijke politie van belang is, stellen zij daarvan onverwijld en zonder enige beperking de bevoegde gerechtelijke overheden in kennis.
Lorsque dans le cadre de l’exercice de leurs missions de police judiciaire, les services de police acquie`rent la connaissance d’informations inte´ressant l’exe´cution de la police administrative et qui peuvent donner lieu a` des de´cisions de police administrative, ils en informent les autorite´s administratives compe´tentes, sauf si cela peut porter atteinte a` l’exercice de l’action publique, mais sans pre´judice des mesures indispensables a` la protection des personnes.
Wanneer de politiediensten in het raam van de uitoefening van hun opdrachten van gerechtelijke politie kennis krijgen van informatie die voor de uitoefening van de bestuurlijke politie van belang is en aanleiding kan geven tot beslissingen van bestuurlijke politie, stellen zij daarvan, behoudens wanneer dit de uitoefening van de strafvordering in het gedrang kan brengen, maar onverminderd de voor de bescherming van personen noodzakelijke maatregelen, de bevoegde bestuurlijke overheden in kennis.
Art. 44/6. Dans l’exercice de leurs missions de police judiciaire, les services de police communiquent les informations et les donne´es vise´es a` l’article 44/1, aline´a 1er, aux autorite´s judiciaires compe´tentes, conforme´ment aux articles 28bis, 28ter, 55 et 56 du Code d’instruction criminelle.
Art. 44/6. Bij de uitvoering van hun opdrachten van gerechtelijke politie delen de politiediensten de inlichtingen en gegevens bedoeld in artikel 44/1, eerste lid, aan de bevoegde gerechtelijke overheden mee, overeenkomstig wat is bepaald bij de artikelen 28bis, 28ter, 55 en 56 van het Wetboek van Strafvordering.
Art. 44/7. Il est cre´e´ un organe de controˆle sous l’autorite´ du ministre de l’Inte´rieur et du ministre de la Justice, charge´ du controˆle de la gestion de la banque de donne´es nationale ge´ne´rale vise´e a` l’article 44/4, aline´a 1er. Cet organe de controˆle a un acce`s illimite´ a` toutes les informations et les donne´es conserve´es dans cette banque de donne´es.
Art. 44 /7. Er wordt een controleorgaan opgericht onder het gezag van de minister van Binnenlandse Zaken en van de minister van Justitie, belast met de controle van het beheer van de algemene nationale gegevensbank bedoeld in artikel 44/4, eerste lid. Dit controleorgaan heeft een onbeperkt recht op toegang tot alle inlichtingen en gegevens bewaard in deze gegevensbank.
Il est particulie`rement charge´ de controˆler le respect des re`gles d’acce`s a` la banque de donne´es nationale ge´ne´rale et de transmission a` cette banque des donne´es et informations vise´es a` l’article 44/1, aline´a 1er.
Het is in het bijzonder belast met de controle van de naleving van de regels inzake de toegankelijkheid van de algemene nationale gegevensbank en de toezending aan deze gegevensbank van de inlichtingen en gegevens bedoeld in artikel 44/1, eerste lid.
Sans pre´judice des dispositions vise´es a` l’article 44/4, les services de police peuvent, dans des circonstances particulie`res, cre´er des banques de donne´es. La cre´ation de toute banque de donne´es par les services de police doit pre´alablement eˆtre communique´e a` cet organe de controˆle. Toutes les informations et les donne´es de ces banques de donne´es sont communique´es a` la banque de donne´es nationale ge´ne´rale vise´e a` l’article 44/4, aline´a 1er, sauf accord de l’organe de controˆle sur une demande de non transmission. Toutes les compe´tences attribue´es a` l’organe de controˆle par le pre´sent article s’appliquent inte´gralement a` ces banques de donne´es. Dans les conditions de´termine´es par le Roi, par arreˆte´ de´libe´re´ en Conseil des ministres, ces banques de donne´es sont accessibles et consultables par les autorite´s compe´tentes, chacune dans le cadre de ses compe´tences, et par les services de police dans le cadre de l’exercice de leurs missions.
Onverminderd de bepalingen van artikel 44/4, kunnen de politiediensten in bijzondere omstandigheden gegevensbanken oprichten. De oprichting van elke gegevensbank door de politiediensten, dient voorafgaandelijk aan dit controleorgaan te worden gemeld. Alle inlichtingen en gegevens in deze gegevensbanken worden aan de algemene nationale gegevensbank bedoeld in artikel 44/4, eerste lid, meegedeeld, behalve wanneer er een akkoord is van het controleorgaan met een verzoek tot niet-mededeling. Ten aanzien van deze gegevensbanken gelden onverkort alle bevoegdheden van het controleorgaan, zoals vermeld in dit artikel. Onder de voorwaarden bepaald dooi de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, zijn deze gegevensbanken toegankelijk en bevraagbaar door de bevoegde overheden, elk binnen het kader van hun bevoegdheden, en de politiediensten in het kader van de uitoefening van hun opdrachten.
Afin d’accomplir ses missions de controˆle, cet organe a un droit d’acce`s illimite´ aux locaux dans lesquels et pendant le temps ou` les fonctionnaires de police y exercent leurs fonctions.
Teneinde zijn controleopdrachten te kunnen vervullen, heeft dit orgaan een onbeperkt recht op toegang tot de lokalen waarin en gedurende de tijd dat de politieambtenaren er hun functies uitoefenen.
Cet organe est pre´side´ par un magistrat fe´de´ral. Ce magistrat est de´signe´ par le ministre de la Justice et le ministre de l’Inte´rieur, apre`s avis du colle`ge des procureurs ge´ne´raux. Il agit, pendant la dure´e de sa de´signation, de manie`re inde´pendante a` l’e´gard du parquet fe´de´ral. Pour le surplus, cet organe est compose´ d’un membre de la police locale, d’un membre de la police fe´de´rale et d’un expert qui sont de´signe´s par les ministres de l’Inte´rieur et de la Justice.
Dit orgaan wordt voorgezeten door een federale magistraat. Deze magistraat wordt door de minister van Justitie en de minister van Binnenlandse Zaken aangewezen, na advies van het college van procureurs-generaal. Hij handelt voor de duur van zijn aanwijzing onafhankelijk ten aanzien van het federaal parket. Voor het overige is dit orgaan samengesteld uit een lid van de lokale politie, een lid van de federale politie en een deskundige, die door de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Justitie worden aangewezen.
L’organe de controˆle agit d’initiative ou a` la demande des autorite´s judiciaires ou administratives, du ministre de la Justice ou du ministre de l’Inte´rieur, dans les conditions fixe´es par le Roi, par arreˆte´ de´libe´re´ en Conseil des ministres.
Het controleorgaan treedt ambtshalve op al op verzoek van de gerechtelijke of bestuurlijke overheden, van de minister van Justitie of van de minister van Binnenlandse Zaken, overeenkomstig de voorwaarden bepaald door de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit.
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
167
Lorsque le controˆle a eu lieu au sein d’une police locale, l’organe de controˆle en informe le bourgmestre ou le colle`ge de police et lui adresse son rapport.
Wanneer de controle heeft plaatsgevonden binnen een lokale politie, informeert het controleorgaan daar de burgemeester of het politiecollege van en zendt hem zijn verslag.
Lorsque le controˆle concerne des renseignements et des donne´es concernant l’exe´cution des missions de police judiciaire, le rapport y relatif qui est e´tabli par l’organe de controˆle est e´galement transmis au procureur du Roi.
Wanneer de controle inlichtingen en gegevens betreft die verband houden met de uitoefening van opdrachten van gerechtelijke politie, wordt het verslag dat dienaangaande door het controleorgaan wordt opgesteld, ook aan de procureur des Konings toegezonden.
Cet organe de controˆle be´ne´ficie de l’appui administratif et logistique de l’inspection ge´ne´rale de la police fe´de´rale et de la police locale et peut, pour l’exe´cution de sa mission, reque´rir l’assistance de cette inspection.
Dit controleorgaan wordt logistiek en administratief ondersteund door de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie en kan, voor de uitvoering van haar opdracht, de bijstand vorderen van deze inspectie.
Le Roi fixe, par arreˆte´ de´libe´re´ en Conseil des ministres, les re`gles relatives au statut des membres de cet organe de controˆle de manie`re a` garantir leur inde´pendance.
De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de regels met betrekking tot het statuut van de leden van dit controleorgaan derwijze dat hun onafhankelijkheid wordt gewaarborgd.
Art. 44/8. En de´rogation a` l’article 44/4, la transmission vise´e a` l’article 44/4, aline´a 3, est diffe´re´e lorsque et aussi longtemps que le magistrat compe´tent, avec l’accord du magistrat fe´de´ral charge´ de la surveillance vise´ a` l’article 44/4, aline´a 1er, estime que cette transmission peut compromettre l’exercice de l’action publique ou la se´curite´ d’une personne.
Art. 44/8. In afwijking van artikel 44/4 wordt de toezending bedoeld in artikel 44/4, derde lid, uitgesteld wanneer en tot zolang de bevoegde magistraat in akkoord met de federale magistraat belast met toezicht, bedoeld in artikel 44/4, eerste lid, van oordeel is dat deze toezending de uitoefening van de strafvordering of de veiligheid van een persoon in gevaar kan brengen.
Art. 44/9. Les fonctionnaires de police charge´s de la gestion de la banque de donne´es nationale ge´ne´rale vise´e a` l’article 44/4, aline´a 1er, sont de´signe´s apre`s l’avis de l’organe de controˆle vise´ a` l’article 44/7. Aucune promotion, nomination ou mutation ne peut leur eˆtre octroye´e que sur initiative ou de l’accord du ministre compe´tent et apre`s avis de cet organe de controˆle. Les modalite´s en sont de´termine´es par le Roi.
Art. 44/9. De politieambtenaren belast met het beheer van de algemene nationale gegevensbank bedoeld in artikel 44/4, eerste lid, worden aangewezen na advies van het controleorgaan bedoeld in artikel 44/7. Geen enkele bevordering, benoeming of mutatie kan hen worden toegekend dan op initiatief of met het akkoord van de bevoegde minister, en na advies van dit controleorgaan. De nadere regels hiervan worden bepaald door de Koning.
A l’e´gard de ces fonctionnaires de police, une proce´dure disciplinaire pour des faits commis pendant la dure´e de leur de´signation ne peut eˆtre intente´e que de l’accord ou sur ordre du ministre compe´tent. L’avis de l’organe de controˆle´ est recueilli pour les proce´dures disciplinaires qui ne sont pas ordonne´es par le ministre.
Ten aanzien van deze politieambtenaren kan een tuchtrechtelijke procedure voor feiten gepleegd tijdens de duur van de aanwijzing slechts worden ingesteld met instemming of op bevel van de bevoegde minister. Het advies van het controleorgaan wordt ingewonnen voor tuchtprocedures die niet door de minister worden bevolen.
La banque de donne´es nationale ge´ne´rale vise´e a` l’article 44/4, aline´a 1er, est ge´re´e au sein d’un service place´ sous la direction d’un chef de service et d’un chef de service adjoint. Un des deux est membre de la police fe´de´rale et l’autre appartient a` la police locale. Les modalite´s de leur de´signation sont arreˆte´es par le Roi.
De algemene nationale gegevensbank bedoeld in artikel 44/4, eerste lid, wordt beheerd in een dienst die onder leiding staat van een diensthoofd en een adjunct-diensthoofd. Ee´n van beide behoort tot de federale politie en de andere behoort tot de lokale politie. De nadere regels van hun aanwijzing worden door de Koning bepaald.
Art. 44/10. Les mesures d’exe´cution vise´es aux articles 44/2, aline´a 2, 44/4, aline´a 2 et 44/7, aline´as 3 et 9, sont prises apre`s avis de la Commission de la Protection de la Vie prive´e, sauf en cas d’urgence.
Art. 44/10. De uitvoeringsmaatregelen bedoeld in de artikelen 44/2, tweede lid, 44/4, tweede lid en 44/7, derde en negende lid, worden genomen na advies van de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer, uitgezonderd in geval van hoogdringendheid.
Art. 44/11. Tout fonctionnaire de police qui retient, sciemment et volontairement des informations et des donne´es pre´sentant un intérêt pour l’exe´cution de l’action publique ou le maintien de l’ordre public et s’abstient de les transmettre a` la banque de donne´es nationale ge´ne´rale, conforme´ment a` l’article 44/4, aline´a 3, sera puni d’un emprisonnement d’un mois a` six mois et d’une amende de vingt-six a` cinq cents francs, ou d’une de ces peines seulement.
Art. 44/11. Elke politieambtenaar die willens en wetens inlichtingen en gegevens die van belang zijn voor de uitoefening van de strafvordering of de handhaving van de openbare orde achterhoudt en nalaat door te zenden aan de algemene nationale gegevensbank overeenkomstig artikel 44/4, derde lid, wordt gestraft met gevangenisstraf van e´e´n maand tot zes maanden en een geldboete van zesentwintig tot vijfhonderd frank of met e´e´n van die straffen alleen.
Les dispositions du livre Ier du Code pe´nal, en ce compris le chapitre VII et l’article 85, sont d’application a` cette infraction. »
De bepalingen van boek I van het Strafwetboek. hoofdstuk VII en artikel 85 niet uitgezonderd, zijn toepasselijk op dit misdrijf. »
Art. 192. A l’article 45 de la meˆme loi, sont apporte´es les modifications suivantes :
Art. 192. In artikel 45 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1˚ dans l’aline´a 1er, les mots « de la gendarmerie et de la police judiciaire pre`s les parquets » sont remplace´s par les mots « de la police fe´de´rale et de la police locale »;
1˚ in het eerste lid worden de woorden « van de rijkswacht en van de gerechtelijke politie bij de parketten » vervangen door de woorden « van de federale politie en van de lokale politie »;
2˚ l’aline´a 2 est remplace´ par la disposition suivante :
2˚ het tweede lid wordt vervangen door de volgende bepaling :
« Les fonctionnaires de police de la police locale re´alisent en principe leurs missions sur le territoire de la zone de police. »
« De politieambtenaren van de lokale politie vervullen hun opdrachten in principe op het grondgebied van de politiezone. »
Art. 193. A l’article 47 de la meˆme loi, sont apporte´es les modifications suivantes :
Art. 193. In artikel 47 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1˚ dans l’aline´a 1er, les mots « de la gendarmerie et de la police judiciaire pre`s les parquets » sont remplace´s par les mots « de la police fe´de´rale »;
1˚ in het eerste lid worden de woorden « van de rijkswacht en de gerechtelijke politie bij de parketten » vervangen door de woorden « van de federale politie »;
2˚ dans l’aline´a 2, les mots « les commissaires de brigades » sont remplace´s par les mots « les fonctionnaires de liaison vise´s a` l’article 134 de la loi provinciale »;
2˚ in het tweede lid wordt het woord « brigadecommissarissen » vervangen door de woorden « verbindingsambtenaren bedoeld in artikel 134 van de provinciewet »;
3˚ les aline´as 3 et 4 sont remplace´s par les dispositions suivantes :
3˚ het derde en vierde lid worden vervangen door de volgende bepalingen :
« La commune ou, le cas e´che´ant, la zone pluricommunale est responsable du dommage cause´ par les fonctionnaires de police de la police locale dans les fonctions auxquelles l’Etat, la commune ou la zone pluricommunale les a employe´s, comme les commettants sont responsables du dommage cause´ par le fait de leurs pre´pose´s.
« De gemeente of desgevallend, de meergemeentezone is aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door de politieambtenaren van de lokale politie in de functies waarin de Staat, de gemeente of de meergemeentezone hen heeft aangewend, net zoals de aanstellers aansprakelijk zijn voor de schade aangericht door toedoen van hun aangestelden.
168
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
La commune ou, le cas e´che´ant, la zone pluricommunale peut exercer un recours contre l’Etat pour le dommage cause´ par le fonctionnaire de police de la police locale dans les missions que l’Etat lui a confie´es. »
De gemeente of, desgevallend, de meergemeentezone kan verhaal nemen op de Staat voor de schade veroorzaakt door een politieambtenaar van de lokale politie bij opdrachten die de Staat hem heeft toevertrouwd. »
Art. 194. A l’article 48 de la meˆme loi, sont apporte´es les modifications suivantes :
Art. 194. In artikel 48 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1˚ dans l’aline´a 1er, les mots « , a` la zone pluricommunale » sont inse´re´s entre les mots « la commune » et « ou a` des tiers »;
1˚ in het eerste lid worden de woorden «, aan de meergemeentezone » ingevoegd tussen de woorden « de gemeente » en « of aan derden »;
2˚ l’aline´a suivant est inse´re´ entre l’aline´a 1er et l’aline´a 2 :
2˚ het volgende lid wordt ingevoegd tussen het eerste en het tweede lid :
« Un mandataire, un pre´pose´ ou un organe de l’Etat, de la commune ou de la zone pluricommunale, victime d’un accident de travail cause´ par un des fonctionnaires de police vise´s a` l’article 47, ne peut intenter une action en justice en responsabilite´ civile contre ce fonctionnaire de police que pour autant que celui-ci ait intentionnellement cause´ l’accident de travail. »;
« Een lasthebber, aangestelde of orgaan van de Staat, de gemeente of de meergemeentezone die het slachtoffer is van een arbeidsongeval veroorzaakt door e´e´n van de in artikel 47 bedoelde politieambtenaren, kan slechts een rechtsvordering inzake burgerlijke aansprakelijkheid tegen die politieambtenaar instellen voor zover die het arbeidsongeval opzettelijk heeft veroorzaakt. »
3˚ dans l’aline´a 2, qui devient l’aline´a 3, les mots « l’aline´a pre´ce´dent » sont remplace´s par les mots « l’aline´a 1er ».
3˚ in het tweede lid dat het derde lid wordt, worden de woorden « vorig lid » vervangen door de woorden « het eerste lid ».
Art. 195. Dans l’article 49 de la meˆme loi, les mots « ou la commune » au § 1er, aline´a 1er, et § 2, sont remplace´s par les mots «, la commune ou la zone pluricommunale ».
Art. 195. In artikel 49 van dezelfde wet worden in § 1, eerste lid, en § 2, de woorden « of de gemeente » vervangen door de woorden «, de gemeente of de meergemeentezone ».
Art. 196. A l’article 50 de la meˆme loi, sont apporte´es les modifications suivantes :
Art. 196. In artikel 50 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1˚ dans l’aline´a 1er, les mots « ou la commune » sont remplace´s par les mots «, la commune ou la zone pluricommunale »;
1˚ in het eerste lid worden de woorden « of de gemeente » vervangen door de woorden «, de gemeente of de meergemeentezone »;
2˚ l’aline´a 2 est remplace´ par la disposition suivante :
2˚ het tweede lid wordt vervangen door de volgende bepaling :
« En ce qui concerne les actes des membres du personnel de la police fe´de´rale, l’Etat est toujours repre´sente´ par le ministre de l’Inte´rieur. »
« Wat de daden van de personeelsleden van de federale politie betreft, wordt de Staat steeds vertegenwoordigd door de minister van Binnenlandse Zaken. »
Art. 197. L’article 51 de la meˆme loi est comple´te´ par l’aline´a suivant :
Art. 197. Artikel 51 van dezelfde wet wordt aangevuld met het volgende lid :
« Lorsqu’une de ces fautes est e´tablie, l’Etat, la commune ou la zone pluricommunale de´cide, apre`s avoir entendu le fonctionnaire de police, si celui-ci doit supporter la totalite´ ou bien une partie des frais de justice. »
« Wordt e´e´n van dergelijke fouten aangetoond, dan beslist de Staat, de gemeente of de meergemeentezone, na de politieambtenaar te hebben gehoord, of de proceskosten geheel dan wel gedeeltelijk door hem moeten worden gedragen. »
Art. 198. Dans l’article 52 de la meˆme loi, sont apporte´es les modifications suivantes :
Art. 198. In artikel 52 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1˚ dans le § 1er, aline´a 1er, les mots « ou l’ex-fonctionnaire de police » sont inse´re´s entre les mots « l’article 47 » et les mots « qui est », et les mots «, la zone pluricommunale » sont inse´re´s entre les mots « la commune », et « ou l’Etat »; 2˚ le § 1er, aline´a 2, est remplace´ par la disposition suivante : « Il en est de meˆme pour le fonctionnaire de police vise´ a` l’article 47 ou l’ex-fonctionnaire de police qui, soit en sa qualite´ de fonctionnaire de police et en raison de l’exe´cution de ses fonctions, est victime d’un acte ayant entraıˆne´ au moins un jour d’absence pour motifs de sante´, soit, en raison de sa seule qualite´ de fonctionnaire de police, est victime d’un acte de vengeance conse´quent. »;
1˚ in § 1, eerste lid, worden de woorden « of de ex-politieambtenaar » ingevoegd tussen de woorden « politieambtenaar » en « die », en worden de woorden «, de meergemeentezone » ingevoegd tussen de woorden « de gemeente » en « of de Staat »; 2˚ § 1, tweede lid, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Dit is eveneens het geval voor de politieambtenaar bedoeld in artikel 47 of de ex-politieambtenaar die, hetzij omwille van zijn hoedanigheid van politieambtenaar en in de uitoefening van zijn functies, slachtoffer is van een daad die minstens e´e´n dag afwezigheid om gezondheidsredenen heeft veroorzaakt, hetzij omwille van zijn loutere hoedanigheid van politieambtenaar het slachtoffer is van een ingrijpende wraakactie. »; 3˚ § 1 wordt aangevuld met het volgende lid : « In geval van overlijden van de politieambtenaar of de ex-politieambtenaar, komt het in het eerste en tweede lid bedoelde recht op rechtshulp toe aan diens rechthebbenden in de volgorde vastgesteld in artikel 4 van de wet van 12 januari 1970 betreffende de toekenning van een bijzondere vergoeding in geval van luchtvaartongeval in vredestijd. »; 4˚ in § 2 worden de woorden « of de gemeente » vervangen door de woorden « , de gemeente of de meergemeentezone »; 5˚ in § 3, eerste lid, worden de woorden «, de meergemeentezone » ingevoegd tussen de woorden « de gemeente » en « of door de Staat »; 6˚ § 3, tweede lid, wordt aangevuld met de woorden « of, als slachtoffer, de strafbemiddeling bedoeld in artikel 216ter, § 1, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, van meet af aan en zonder gegronde redenen afwijst »; 7˚ in § 5, eerste lid, worden de woorden « of de gemeente » vervangen door de woorden «, de gemeente of de meergemeentezone »; 8˚ § 5, tweede lid, wordt vervangen door de volgende bepaling : « De rechtshulp aan de personeelsleden van de federale politie komt ten laste van het ministerie van Binnenlandse Zaken. »; 9˚ § 5, derde lid, wordt vervangen door de volgende bepaling : « De rechtshulp aan de leden van de lokale politie komt ten laste van de gemeente of, desgevallend, de meergemeentezone, behoudens het verhaal van de gemeente of de meergemeentezone op de Staat, indien de ambtenaar van de lokale politie in rechte wordt gedagvaard wegens daden gesteld bij het vervullen van een opdracht voor rekening van de Staat. »;
3˚ le § 1er est comple´te´ par l’aline´a suivant : « En cas de de´ce`s du fonctionnaire de police ou de l’ex-fonctionnaire de police, le droit a` l’assistance en justice vise´ aux aline´as 1er et 2 revient a` ses ayants droit dans l’ordre fixe´ a` l’article 4 de la loi du 12 janvier 1970 relative a` l’octroi d’une indemnite´ spe´ciale en cas d’accident ae´ronautique survenu en temps de paix. »; 4˚ dans le § 2, les mots « ou la commune » sont remplace´s par les mots «, la commune ou la zone pluricommunale »; 5˚ dans le § 3, aline´a 1er, les mots « la zone pluricommunale » sont inse´re´s entre les mots « la commune » et « ou par l’Etat »; 6˚ le § 3, aline´a 2, est comple´te´ par les mots « ou qu’il a, en tant que victime, refuse´ d’emble´e et sans motifs fonde´s la me´diation pe´nale vise´e a` l’article 216ter, § 1er, aline´a 1er, du Code d’instruction criminelle »; 7˚ dans le § 5, aline´a 1er, les mots « ou par la commune » sont remplace´s par les mots « par la commune ou par la zone pluricommunale »; 8˚ le § 5, aline´a 2, est remplace´ par la disposition suivante : « L’assistance en justice des membres du personnel de la police fe´de´rale est a` charge du ministe`re de l’Inte´rieur. »; 9˚ le § 5, aline´a 3, est remplace´ par la disposition suivante. « L’assistance en justice des membres de la police locale est a` charge de la commune ou, le cas e´che´ant, de la zone pluricommunale, sauf le recours de celle-ci contre l’Etat si le fonctionnaire de la police locale est attrait en justice pour des actes accomplis lors d’une mission re´alise´e pour le compte de l’Etat. »;
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
169
10˚ au § 6, les mots « ou de la commune » sont remplace´s par les mots «, de la commune ou de la zone pluricommunale ».
10˚ in § 6 worden de woorden « of de gemeente » vervangen door de woorden «, de gemeente of de meergemeentezone ».
Art. 199. A l’article 53 de la meˆme loi, sont apporte´es les modifications suivantes :
Art. 199. In artikel 53 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1˚ le § 2 est remplace´ par la disposition suivante : « L’indemnisation est a` charge de l’Etat pour les fonctionnaires de police de la police fe´de´rale, a` charge de la province pour les fonctionnaires de liaison vise´s a` l’article 134 de la loi provinciale et a` charge de la commune ou, le cas e´che´ant, de la zone pluricommunale, pour les fonctionnaires de police de la police locale. »; 2˚ dans les §§ 4 et 5, les mots « ou la commune » sont remplace´s par les mots «, de la commune ou la zone pluricommunale »; 3˚ le § 6 est remplace´ par la disposition suivante : « L’indemnisation est a` charge du ministe`re de l’Inte´rieur en ce qui concerne le personnel de la police fe´de´rale. »
1˚ § 2 wordt vervangen door de volgende bepaling : « De vergoeding komt ten laste van de Staat voor de politieambtenaren van de federale politie, ten laste van de provincie voor de verbindingsambtenaren bedoeld in artikel 134 van de provinciewet, en ten laste van de gemeente of, desgevallend, de meergemeentezone, voor de politieambtenaren van de lokale politie »; 2˚ in de §§ 4 en 5 worden de woorden « of de gemeente » vervangen door de woorden «, de gemeente of de meergemeentezone »; 3˚ § 6 wordt vervangen door de volgende bepaling : « Wat de personeelsleden van de federale politie betreft komt de vergoeding ten laste van het ministerie van Binnenlandse Zaken. »
Art. 200. Dans la meˆme loi, un article 53bis est inse´re´, re´dige´ comme suit :
Art. 200. In dezelfde wet wordt een artikel 53bis ingevoegd luidend als volgt :
« Art. 53bis. Pour l’application des dispositions de ce chapitre, les agents auxiliaires de police sont assimile´s aux fonctionnaires de police. »
« Art. 53bis. Voor de toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk worden de hulpagenten van politie gelijkgesteld met politieambtenaren. »
Art. 201. Dans la meˆme loi, est inse´re´ un article 53ter, re´dige´ comme suit :
Art. 201. In dezelfde wet wordt een artikel 53ter ingevoegd luidend als volgt :
« Art. 53ter. La loi du 5 août 1992 sur la fonction de police est appele´e « loi sur la fonction de police ». »
« Art. 53ter. De wet van 5 augustus 1992 op het politieambt wordt « wet op het politieambt » genoemd. »
TITRE VII. — Autres dispositions modificatives et abrogatoires
TITEL VII. — Overige wijzigings- en opheffingsbepalingen
CHAPITRE Ier. — Modifications de la nouvelle loi communale
HOOFDSTUK I. — Wijzigingen aan de nieuwe gemeentewet
Art. 202. A l’article 133bis de la nouvelle loi communale, sont apporte´es les modifications suivantes :
Art. 202. In artikel 133bis van de nieuwe gemeentewet, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1˚ dans l’aline´a 1er, inse´re´ par la loi du 15 juillet 1992 et modifie´ par la loi du 3 avril 1997, les mots « les articles 133, aline´as 2 et 3, 171bis, aline´as 1er et 3, 172, § 1er, et 175 » sont remplace´s par les mots « l’article 133, aline´as 2 et 3, et les articles 42, 43 et 45 de la loi du 7 décembre 1998 organisant un service de police inte´gre´, structure´ a` deux niveaux. »;
1˚ in het eerste lid, ingevoegd bij de wet van 15 juli 1992 en gewijzigd bij de wet van 3 april 1997, worden de woorden « artikel 133, tweede en derde lid, artikel 171bis, eerste en derde lid, artikel 172, § 1, en artikel 175 » vervangen door de woorden « artikel 133, tweede en derde lid, en de artikelen 42, 43 en 45 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geı¨ntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus. »;
2˚ cet aline´a est comple´te´ par la phrase suivante : « Dans les zones unicommunales, ce droit est e´tendu aux pouvoirs confe´re´s au bourgmestre par l’article 45 de la loi du 7 décembre 1998 organisant un service de police inte´gre´, structure´ a` deux niveaux. »;
2˚ Dit lid wordt aangevuld met de volgende zin : « In de e´e´ngemeentezone wordt dit recht uitgebreid tot de bevoegdheden die de burgemeester zon verleend krachtens artikel 45 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geı¨ntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus. »;
3˚ l’aline´a 2, introduit par la loi du 3 avril 1997, est abroge´.
3˚ het tweede lid, toegevoegd bij de wet van 3 april 1997, wordt opgeheven.
Art. 203. Dans l’article 143, aline´a 2, de la meˆme loi remplace´ par la loi du 16 juillet 1993, les mots « des corps de police communale et » et les mots « les dispositions du titre IV de la police communale et » sont supprime´s.
Art. 203. In artikel 143, tweede lid van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 16 juli 1993, worden de woorden « van de gemeentelijke politiekorpsen en » en de woorden « de bepalingen van titel IV van de gemeentepolitie en » geschrapt.
Art. 204. Dans l’article 144, aline´a 1er, de la meˆme loi, remplace´ par la loi du 16 juillet 1993, les mots « en vertu de l’article 189 de la pre´sente loi et » sont supprime´s.
Art. 204. In artikel 144, eerste lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 16 juli 1993, worden de woorden « krachtens artikel 189 van deze wet en » geschrapt.
Art. 205. L’article 156 de la meˆme loi est comple´te´ par l’aline´a suivant :
Art. 205. Artikel 156 van dezelfde wet wordt aangevuld met het volgende lid :
« Pour les membres de la police qui ont e´te´ mis en conge´ pre´alable a` la retraite, conforme´ment a` l’article 238 de la loi du 7 décembre 1998 organisant un service de police inte´gre´, structure´ a` deux niveaux l’augmentation de la pension pre´vue a` l’aline´a 3 n’est accorde´e que pour la partie de la pension qui correspond a` la pe´riode qui pre´ce`de le conge´ pre´alable a` la retraite. »
« Voor de leden van de politie die, overeenkomstig artikel 238 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geı¨ntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, met verlof voorafgaand aan de pensionering zijn gegaan, wordt de verhoging van het pensioen waarin het derde lid voorziet, slechts toegestaan voor het gedeelte van het pensioen dat overeenstemt met de periode die voorafgaat aan het verlof voorafgaand aan de pensionering. »
Art. 206. L’article 158, aline´a 2, de la meˆme loi est comple´te´ par les mots suivants :
Art. 206. Artikel 158, tweede lid, van dezelfde wet wordt aangevuld met de volgende woorden :
« excepte´ pour le personnel vise´ a` l’article 238 de la loi du 7 décembre 1998 organisant un service de police inte´gre´, structure´ a` deux niveaux, pour lequel cet aˆge maximum est fixe´ a` 4 ans apre`s l’aˆge de la mise en conge´ pre´alable a` la retraite, sans toutefois pouvoir exce´der 60 ans. ».
« behalve voor de personeelsleden bedoeld in artikel 238 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geı¨ntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, waarvoor die maximumleeftijd wordt vastgesteld op 4 jaar na de leeftijd waarop hun het verlof voorafgaand aan de pensionering is toegekend, zonder dat ze evenwel ouder mogen zijn dan 60 jaar. ».
Art. 207. Le Titre IV de la meˆme loi, comprenant les articles 170 a` 230, est abroge´.
Art. 207. Titel IV van dezelfde wet, die de artikelen 170 tot 230 bevat, wordt opgeheven.
Art. 208. Dans l’article 255 de la meˆme loi sont apporte´es les modifications suivantes :
Art. 208. In artikel 255 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1˚ dans le 5˚, les mots «, des membres du corps de police communal » sont supprime´s;
1˚ in 5˚, worden de woorden «, de leden van het gemeentelijke politiekorps » geschrapt;
170
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
2˚ l’article est comple´te´ par un 18˚, re´dige´ comme suit :
2˚ het artikel wordt aangevuld met een 18˚, luidend als volgt :
« 18˚ les de´penses qui sont mises a` charge de la commune par ou en vertu de la loi du 7 décembre 1998 organisant un service de police inte´gre´, structure´ a` deux niveaux, en ce compris, dans les zones pluricommunales, la dotation de la commune a` la zone de police. »
« 18˚ de kosten die ten laste worden gelegd van de gemeente door of krachtens de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geı¨ntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, met inbegrip van, in de meergemeentezones, de dotatie van de gemeente aan de politiezone. »
Art. 209. Aux articles 264, aline´as 1er et 2, 265 et 266 de la meˆme loi, remplace´s par l’arreˆte´ royal du 30 mai 1989, les mots «, le conseil de police ou le colle`ge de police » sont inse´re´s apre`s les mots « autorite´ communale ».
Art. 209. In de artikelen 264, eerste en tweede lid, 265 en 266 van dezelfde wet, vervangen door het koninklijk besluit van 30 mei 1989, worden de woorden «, de politieraad of het politiecollege » na de woorden «, de gemeenteoverheid » ingevoegd.
Art. 210. L’article 270 de la meˆme loi est comple´te´ par l’aline´a suivant :
Art. 210. Artikel 270 van dezelfde wet wordt aangevuld met het volgende lid :
« Dans les zones pluricommunales, le colle`ge de police exerce pour la zone de police les compe´tences attribue´es par l’aline´a 1er au colle`ge des bourgmestre et e´chevins. L’autorisation pre´vue a` l’aline´a 2 est donne´e par le conseil de police. »
« In de meergemeentezones, oefent het politiecollege ten aanzien van de politiezone de bevoegdheden uit die krachtens het eerste lid aan het college van burgemeester en schepenen zijn toegekend. De in het tweede lid bepaalde machtiging wordt door de politieraad gegeven. »
CHAPITRE II. — Modifications de la loi du 7 avril 1919 instituant des officiers et agents judiciaires pre`s les parquets
HOOFDSTUK II. — Wijzigingen van de wet van 7 april 1919 tot instelling van rechterlijke officieren en agenten bij de parketten
Art. 211. Dans la loi du 7 avril 1919 instituant des officiers et agents judiciaires pre`s les parquets, modifie´e par les lois des 21 août 1948, 27 mars 1969, 2 décembre 1982, 18 juillet 1991, par l’arreˆte´ royal du 5 août 1991 et par la loi du 7 août 1992, sont apporte´es les modifications suivantes :
Art. 211. In de wet van 7 april 1919 tot instelling van rechterlijke officieren en agenten bij de parketten, gewijzigd bij de wetten van 21 augustus 1948, 27 maart 1969, 2 december 1982, 18 juli 1991, bij het koninklijk besluit van 5 augustus 1991 en bij de wet van 5 augustus 1992, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1˚ l’intitule´ de la loi est remplace´ par l’intitule´ suivant : « Loi portant certaines dispositions statutaires relatives aux officiers et agents judiciaires pre`s les parquets »;
1˚ het opschrift van de wet wordt vervangen door het volgende opschrift : « Wet houdende sommige statutaire bepalingen betreffende de gerechtelijke officieren en agenten bij de parketten »;
2’ l’article 1er, aline´a 1er, est remplace´ par la disposition suivante :
2˚ artikel 1, eerste lid, wordt vervangen door de volgende bepaling :
« Le Roi peut instituer des officiers et agents judiciaires. »;
« De Koning kan gerechtelijke officieren en agenten instellen. »;
3˚ les articles 1er, aline´a 2, 3, aline´a 2, 7, 8, aline´as 2 a` 4, 10, 12 et 13 sont abroge´s.
3˚ de artikelen 1, tweede lid, 3, tweede lid, 7, 8, tweede tot vierde lid, 10, 12 en 13 w orden opgeheven.
CHAPITRE III. — Abrogation de la loi du 2 décembre 1957 sur la gendarmerie
HOOFDSTUK III. — Opheffing van de wet van 2 december 1957 op de rijkswacht
Art. 212. La loi du 2 décembre 1957 sur la gendarmerie modifie´e par les lois des 8 avril 1969, 29 décembre 1975, 4 mars 1987, 18 juillet 1991, 13 juillet 1992, 9 décembre 1994, 20 décembre 1995, 3 avril 1997 et 17 novembre 1998 et par l’arreˆte´ royal du 23 avril 1997, est abroge´e.
Art. 212. De wet van 2 december 1957 op de rijkswacht, gewijzigd bij de wetten van 8 april 1969, 29 december 1975, 4 maart 1987, 18 juli 1991, 13 juli 1992, 9 december 1994, 20 december 1995, 3 april 1997 en 17 november 1998 en bij het koninklijk besluit van 23 april 1997, wordt opgeheven.
L’article 11 de cette loi est toutefois maintenu en vigueur pour la de´termination du statut d’origine des membres de la cate´gorie de personnel de police spe´ciale et pour les militaires transfe´re´s qui font partie du corps administratif et logistique de la gendarmerie.
Artikel 11 van dezelfde wet blijft evenwel van kracht voor het vastleggen van het oorspronkelijk statuut van de leden van de categorie bijzonder politiepersoneel en van de overgeplaatste militairen die deel uitmaken van het administratief en logistiek korps van de rijkswacht.
CHAPITRE IV. — Modifications du Code d’instruction criminelle
HOOFDSTUK IV. — Wijzigingen van het Wetboek van Strafvordering
Art. 213. Dans l’article 9 du Code d’instruction criminelle modifie´ par les lois des 10 juillet 1967, 10 octobre 1967, 11 février 1986, 3 août 1992, 4 mars 1997 et 12 mars 1998, sont apporte´es les modifications suivantes :
Art. 213. In artikel 9 van het Wetboek van Strafvordering, gewijzigd bij de wetten van 10 juli 1967, 10 oktober 1967, 11 februari 1986, 3 augustus 1992, 4 maart 1997 en 12 maart 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1˚ les mots « par les membres du personnel de la police communale reveˆtus de la qualite´ d’officier de police judiciaire » sont supprime´s;
1˚ de woorden « door de personeelsleden van de gemeentepolitie bekleed met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie » worden geschrapt;
2˚ les mots « Par les officiers de gendarmerie » sont remplace´s par les mots « Par les membres de la police fe´de´rale et de la police locale reveˆtus de la qualite´ d’officier de police judiciaire ».
2˚ de woorden « Door de officieren van de rijkswacht » worden vervangen door de woorden « Door de leden van de federale politie en van de lokale politie bekleed met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie ».
Art. 214. Le chapitre II du livre Ier du meˆme Code est supprime´.
Art. 214. Hoofdstuk II van het eerste boek van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.
Art. 215. A l’article 16 du meˆme Code, sont apporte´es les modifications suivantes :
Art. 215. In artikel 16 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1˚ dans l’aline´a 1er, modifie´ par la loi du 11 février 1986 et l’arreˆte´ royal du 5 août 1991, les mots « gardes champeˆtres vise´s a` l’article 203 de la nouvelle loi communale, les » sont supprime´s;
1˚ in het eerste lid, gewijzigd bij de wet van 11 februari 1986 en het koninklijk besluit van 5 augustus 1991, worden de woorden « in artikel 203 van de Nieuwe Gemeentewet bedoelde veldwachters, de » geschrapt;
2˚ dans l’aline´a 3, modifie´ par la loi du 11 février 1986 les mots « membre de la police communale » sont remplace´s par les mots « fonctionnaire de police ».
2˚ in het derde lid, gewijzigd bij de wet van 11 februari 1986, worden de woorden « lid van de gemeentepolitie » vervangen door het woord « politieambtenaar ».
Art. 216. Dans l’article 17 du meˆme Code, modifie´ par la loi du 11 février 1991 et l’arreˆte´ royal du 5 août 1991, les mots « gardes champeˆtres vise´s a` l’article 203 de la nouvelle loi communale, les » sont supprime´s.
Art. 216. In artikel 17 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 11 februari 1986 en het koninklijk besluit van 5 augustus 1991, worden de woorden « in artikel 203 van de Nieuwe Gemeentewet bedoelde veldwachters, de » geschrapt.
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
171
Art. 217. Dans les articles 20 et 21 du meˆme Code, respectivement remplace´s et modifie´s par la loi du 11 février 1986, les mots « membre de la police communale » sont remplace´s par les mots « fonctionnaire de police ».
Art. 217. In de artikelen 20 en 21 van hetzelfde Wetboek, respectievelijk vervangen en gewijzigd bij de wet van 11 februari 1986, worden de woorden « lid van de gemeentepolitie » vervangen door het woord « politieambtenaar ».
Art. 218. Dans l’article 28ter, § 3, aline´a 2, du meˆme Code, inse´re´ par la loi du 12 mars 1998, les mots « a` l’article 6 de la loi du 5 août 1992 sur la fonction de police et, pour ce qui concerne la gendarmerie, aux articles 44 a` 50 de la loi du 2 décembre 1957 sur la gendarmerie » sont remplace´s par les mots « aux articles 8 a` 8/3 et 8/6 a` 8/8 de la loi sur la fonction de police et, pour ce qui concerne la police fe´de´rale, a` l’article 110 de la loi du 7 décembre 1998 organisant un service de police inte´gre´, structure´ a` deux niveaux ».
Art. 218. In artikel 28ter, § 3, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 12 maart 1998, worden de woorden « artikel 6 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt en, wat betreft de rijkswacht, overeenkomstig de artikelen 44 tot 50 van de wet van 2 december 1957 op de rijkswacht » vervangen door de woorden « de artikelen 8 tot 8/3 en 8/6 tot 8/8 van de wet op het politieambt en, wat de federale politie betreft, overeenkomstig artikel 110 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geı¨ntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus ».
Art. 219. Un article 47quater, re´dige´ comme suit, est inse´re´ dans le meˆme Code :
Art. 219. Een artikel 47quater, luidend als volgt, wordt ingevoegd in hetzelfde Wetboek :
« Art. 47quater. Un magistrat fe´de´ral est charge´ de la surveillance du fonctionnement de la direction ge´ne´rale de la police judiciaire de la police fe´de´rale. Ce magistrat veille en particulier a` ce que les missions judiciaires spe´cialise´es soient exe´cute´es par cette direction ge´ne´rale conforme´ment aux re´quisitions et aux directives des autorite´s judiciaires compe´tentes.
« Art. 47quater. Een federale magistraat wordt belast met het toezicht op de werking van de algemene directie van de gerechtelijke politie van de federale politie. Deze magistraat waakt er in het bijzonder over dat de gespecialiseerde gerechtelijke opdrachten door deze algemene directie worden uitgevoerd overeenkomstig de vorderingen en richtlijnen van de gerechtelijke overheden.
Un magistrat fe´de´ral est charge´ de la surveillance spe´cifique du fonctionnement du « service de re´pression de la corruption » dans la direction ge´ne´rale de la police judiciaire de la police fe´de´rale. Ce magistrat fait annuellement rapport au ministre de la Justice. Le rapport est communique´ aux Chambres le´gislatives par le ministre de la Justice. Ce magistrat peut eˆtre auditionne´ par le Parlement sur le fonctionnement ge´ne´ral du « service de re´pression de la corruption ». »
Een federale magistraat wordt belast met het specifieke toezicht op de werking van de « dienst ter bestrijding van de corruptie » binnen de algemene directie van de gerechtelijke politie van de federale politie. Deze magistraat brengt jaarlijks verslag uit aan de minister van Justitie. Het verslag wordt door de minister van Justitie aan de Wetgevende Kamers medegedeeld. Deze magistraat kan door het Parlement worden gehoord over de algemene werking van deze « dienst ter bestrijding van de corruptie ». »
Art. 220. Dans l’article 48 du meˆme Code, modifie´ par les lois des 10 juillet 1967 et 10 octobre 1967, les mots « officiers de gendarmerie » sont remplace´s par les mots « membres de la police fe´de´rale et de la police locale reveˆtus de la qualite´ d’officier de police judiciaire, auxiliaire du procureur du Roi ».
Art. 220. In artikel 48 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 10 juli 1967 en 10 oktober 1967, worden de woorden « officieren van de rijkswacht » vervangen door de woorden « leden van de federale politie en van de lokale politie bekleed met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings ».
Art. 221. L’article 50 du meˆme Code, modifie´ par la loi du 10 juillet 1967 et par l’arreˆte´ royal du 5 août 1991, est abroge´.
Art. 221. Artikel 50 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 10 juli 1967 en het koninklijk besluit van 5 augustus 1991, wordt opgeheven.
Art. 222. Dans l’article 56, § 2, aline´a 2, du meˆme Code, inse´re´ par la loi du 12 mars 1998, les mots « a` l’article 6 de la loi du 5 août 1992 sur la fonction de police et, pour ce qui concerne la gendarmerie, aux articles 44 a` 60 de la loi du 2 décembre 1957 sur la gendarmerie » sont remplace´s par les mots « aux articles 8 a` 8/3 et 8/6 a` 8/8 de la loi sur la fonction de police et, pour ce qui concerne la police fe´de´rale, a` l’article 110 de la loi du 7 décembre 1998 organisant un service de police inte´gre´, structure´ a` deux niveaux ».
Art. 222. In artikel 56, § 2, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 12 maart 1998, worden de woorden « artikel 6 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt en, wat betreft de rijkswacht, overeenkomstig de artikelen 44 tot 50 van de wet van 2 december 1957 op de rijkswacht » vervangen door de woorden « de artikelen 8 tot 8/3 en 8/6 tot 8/8 van de wet op het politieambt en, wat de federale politie betreft, overeenkomstig artikel 110 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geı¨ntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus ».
CHAPITRE V. — Modifications de la loi organique du 18 juillet 1991 du controˆle des services de police et de renseignements
HOOFDSTUK V. — Wijzigingen van de organieke wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten
Art. 223. L’article 3, aline´a 1 er, 1˚, de la loi organique du 18 juillet 1991 du controˆle des services de police et de renseignements est remplace´ par la disposition suivante :
Art. 223. Artikel 3, eerste lid, 1˚, van de organieke wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten wordt vervangen door de volgende bepaling :
« 1˚ « services de police », outre la police locale et la police fe´de´rale, les services relevant d’autorite´s publiques et d’organismes d’inte´reˆt public, dont les membres sont reveˆtus de la qualite´ d’officier de police judiciaire ou d’agent de police judiciaire; ».
« 1˚ « politiediensten », naast de lokale politie en de federale politie, de diensten die ressorteren onder de overheden en instellingen van openbaar nut, waarvan de leden met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie of van agent van gerechtelijke politie zijn bekleed; ».
Art. 224. L’article 7 de la meˆme loi est remplace´ par la disposition suivante :
Art. 224. Artikel 7 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
« Art. 7. § 1er. Pour l’application du pre´sent chapitre, on entend par « les ministres compe´tents », selon le cas : 1˚ le ministre de la Justice pour : a) l’exercice, par les services de police, des missions de police judiciaire; b) l’exercice, par la police fe´de´rale, des missions de suˆrete´ de l’Etat;
« Art. 7. § 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder de « bevoegde ministers » naargelang van het geval : 1˚ de minister van Justitie, voor : a) de uitoefening door de politiediensten van de opdrachten van gerechtelijke politie; b) de uitoefening, door de federale politie, van de opdrachten die de veiligheid van de Staat betreffen; 2˚ de minister van Binnenlandse Zaken, voor : a) de uitoefening, door de politiediensten, van de opdrachten van bestuurlijke politie; b) de organisatie en de normen inzake het beheer van de lokale politie. § 2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk verstaat men onder « de bevoegde overheden » : 1˚ de procureur-generaal bij het hof van beroep, de federale procureur en de procureur des Konings voor de uitoefening, door de politiediensten, van de opdrachten van gerechtelijke politie in hun respectievelijke ambtsgebieden;
2˚ le ministre de l’Inte´rieur pour : a) l’exercice, par les services de police, des missions de police administrative; b) l’organisation et les normes de gestion de la police locale. § 2. Pour l’application du pre´sent chapitre, on entend par « les autorite´s compe´tentes » : 1˚ le procureur ge´ne´ral pre`s la cour d’appel, le procureur fe´de´ral et le procureur du Roi pour l’exe´cution des missions de police judiciaire par les services de police dans leurs ressorts respectifs;
172
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
2˚ le bourgmestre territorialement compe´tent pour l’exercice des missions de police administrative par les services de police sur le territoire communal; 3˚ le bourgmestre ou le colle`ge de police, pour l’organisation, la gestion et la direction du corps de police locale. »
2˚ de territoriaal bevoegde burgemeester, voor de uitoefening, door de politiediensten, van de opdrachten van bestuurlijke politie op het grondgebied van de gemeente; 3˚ de burgemeester of het politiecollege voor de organisatie, het beheer en de leiding van het lokale politiekorps. »
CHAPITRE VI. — Modifications de la loi provinciale
HOOFDSTUK VI. — Wijzigingen aan de provinciewet
Art. 225. Dans l’article 69, 3˚, de la loi provinciale, introduit par la loi du 22 décembre 1989, les mots « commissaire de brigade, vise´ a` l’article 206 de la nouvelle loi communale » sont remplace´s par les mots « les fonctionnaires de liaison vise´s a` l’article 134 ».
Art. 225. In artikel 69, 3˚, van de provinciewet, ingevoegd door de wet van 22 december 1989, worden de woorden « brigadecommissaris, bedoeld in artikel 206 van de nieuwe gemeentewet » vervangen door de woorden « de verbindingsambtenaren bedoeld in artikel 134 ».
Art. 226. L’article 128 de la loi provinciale, modifie´ par la loi du 27 mai 1975, est remplace´ par la disposition suivante :
Art. 226. Artikel 128 van de provinciewet, gewijzigd door de wet van 27 mei 1975, wordt vervangen door de volgende bepaling :
« Art. 128. Le gouverneur veille dans la province au maintien de l’ordre public, a` savoir la tranquillite´, la suˆrete´ et la salubrite´ publiques.
« Art. 128. De gouverneur zorgt in de provincie voor het handhaven van de openbare orde, te weten de openbare rust, veiligheid en gezondheid.
Il peut a` cet effet faire appel a` la police fe´de´rale. A cette fin, il s’adresse alors au directeur coordonnateur administratif.
Daartoe kan hij een beroep doen op de federale politie. Hij richt zich daarvoor tot de bestuurlijke directeur-coo¨rdinator.
Il veille a` la bonne coope´ration entre les services de police et entre les zones de police dans la province.
Hij ziet toe op een goede samenwerking tussen de politiediensten en tussen de politiezones in de provincie.
Il peut eˆtre charge´ par les ministres compe´tents de missions spe´ciales relatives a` la se´curite´ et a` la police. »
Hij kan door de bevoegde ministers worden belast met bijzondere opdrachten met betrekking tot veiligheid en politie. »
Art. 227. L’intitule´ du titre X de la meˆme loi est comple´te´ par les mots « et des fonctionnaires de liaison ».
Art. 227. Het opschrift van titel X van dezelfde wet wordt aangevuld met de woorden « en de verbindingsambtenaren ».
Art. 228. A l’article 133 de la meˆme loi, sont apporte´es les modifications suivantes :
Art. 228. In artikel 133 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1˚ dans l’aline´a 1er, modifie´ par la loi du 6 juillet 1987, les mots « dans leur ou leurs arrondissement(s) » sont supprime´s;
1˚ in het eerste lid, gewijzigd door de wet van 6 juli 1987, worden de woorden « in hun arrondissement of arrondissementen » geschrapt;
2˚ l’aline´a 2, inse´re´ par la loi du 30 janvier 1924 et modifie´ par les lois des 29 juin 1976 et 6 juillet 1987, est abroge´.
2˚ het tweede lid, ingevoegd door de wet van 30 januari 1924 en gewijzigd door de wetten van 29 juni 1976 en 6 juli 1987, wordt opgeheven.
Art. 229. L’article 134 de la meˆme loi, abroge´ par la loi du 6 juillet 1987, est re´introduit sous la re´daction suivante :
Art. 229. Artikel 134 van dezelfde wet, opgeheven door de wet van 6 juli 1987, wordt opnieuw ingevoegd in de volgende lezing :
« Art. 134. Un ou plusieurs fonctionnaires de liaison des services de police sont de´tache´s aupre`s du gouverneur de la province. Ils assistent le gouverneur de province et les commissaires d’arrondissement dans leurs missions en matie`re de se´curite´ et de police et exercent leur taˆche sous l’autorite´ du gouverneur.
« Art. 134. Ee´n of meer verbindingsambtenaren uit de politiediensten worden gedetacheerd bij de provinciegouverneur. Zij staan de provinciegouverneur en de arrondissementscommissarissen bij in hun opdrachten inzake veiligheid en politie en oefenen hun taak uit onder het gezag van de gouverneur.
Le Roi de´termine le nombre de fonctionnaires de liaison par province. Le fonctionnaire de liaison est de´signe´ par le gouverneur de province conforme´ment aux conditions fixe´es par le Roi. »
De Koning bepaalt per provincie het aantal verbindingsambtenaren. De verbindingsambtenaar wordt door de provinciegouverneur aangewezen overeenkomstig de door de Koning vastgestelde voorwaarden. »
CHAPITRE VII. — Modifications du Code rural
HOOFDSTUK VII. — Wijzigingen aan het Veldwetboek
Art. 230. L’article 61, aline´a 2, du Code rural, remplace´ par la loi du 30 janvier 1924 et modifie´ par la loi du 11 février 1986, est remplace´ par la disposition suivante :
Art. 230. Artikel 61, tweede lid, van het Veldwetboek, vervangen door de wet van 30 januari 1924 en gewijzigd door de wet van 11 februari 1986, wordt vervangen door de volgende bepaling :
« Ces gardes sont reveˆtus de la qualite´ d’officier de police judiciaire dans les cas pour lesquels ils sont compe´tents pour la recherche et la constatation des infractions. »
« Die wachters zijn bekleed met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie in de gevallen waarvoor ze bevoegd zijn om misdrijven op te sporen en vast te stellen. »
Art. 231. L’article 66 du meˆme Code, modifie´ par la loi du 11 février 1986, est abroge´.
Art. 231. Artikel 66 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd door de wet van 11 februari 1986, wordt opgeheven.
Art. 232. Dans l’article 67 du meˆme Code, modifie´ par la loi du 11 février 1986, les mots « les gardes champeˆtres vise´s a` l’article 182 de la nouvelle loi communale » sont remplace´s par les mots « les fonctionnaires de police de la police locale ».
Art. 232. In artikel 67 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd door de wet van 11 februari 1986, worden de woorden « de veldwachters bedoeld in artikel 182 van de nieuwe gemeentewet » vervangen door de woorden « de politieambtenaren van de lokale politie ».
Art. 233. L’article 69, aline´a 1er, du meˆme Code, remplace´ par la loi du 11 février 1986, est remplace´ par la disposition suivante :
Art. 233. Artikel 69, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen door de wet van 11 februari 1986, wordt vervangen door de volgende bepaling :
« Dans les cas pre´vus par l’article 68, les gardes forestiers de l’Etat, des communes et des e´tablissements publics ne pourront, sous peine d’une amende de 25 francs, se refuser a` accompagner les membres de la police locale ou de la police fe´de´rale qui requie`rent leur pre´sence. »
« In de gevallen bedoeld in artikel 68 mogen de boswachters van de Staat, de gemeenten en de openbare instellingen, niet weigeren, op straffe van een geldboete van 25 frank, de leden van de lokale politie of van de federale politie, die hun aanwezigheid vorderen. te vergezellen. »
CHAPITRE VIII. — Modification de la loi du 22 juillet 1993 portant certaines mesures en matie`re de fonction publique
HOOFDSTUK VIII. — Wijziging aan de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken
Art. 234. L’article 3, § 3, 6˚, de la loi du 22 juillet 1993 portant certaines mesures relatives a` la fonction publique, renume´rote´ par la loi du 20 mai 1997, est remplace´ par la disposition suivante :
Art. 234. Artikel 3, § 3, 6˚, van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, vernummerd bij de wet van 20 mei 1997, wordt vervangen door de volgende bepaling :
« 6˚ la police fe´de´rale ».
« 6˚ de federale politie ».
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
173
TITRE VIII. — Dispositions transitoires
TITEL VIII. — Overgangsbepalingen
CHAPITRE Ier. — Le personnel
HOOFDSTUK I. — Het personeel
Section 1re. — La police locale
Afdeling 1. — De lokale politie
Art. 235. Les membres des corps de police communale, en ce compris les auxiliaires de police ainsi que les membres du cadre ope´rationnel de la police fe´de´rale affecte´s aux brigades territoriales et qui sont de´signe´s par le Roi, conforme´ment aux conditions et modalite´s fixe´es par un arreˆte´ royal de´libe´re´ en Conseil des ministres, passent dans le cadre ope´rationnel de la police locale.
Art. 235. De leden van de gemeentelijke politiekorpsen, met inbegrip van de hulpagenten van politie alsook de leden van het operationeel kader van de federale politie in dienst bij de territoriale brigades en die worden aangewezen door de Koning overeenkomstig de bepalingen en nadere regels, vastgesteld bij een in Ministerraad overlegd besluit, gaan over naar het operationeel kader van de lokale politie.
Les membres du cadre administratif et logistique des corps de police communale passent au cadre administratif et logistique de la police locale.
De leden van het administratief en logistiek kader van de gemeentelijke politiekorpsen gaan over naar het administratief en logistiek kader van de lokale politie.
Le personnel communal non policier affecte´ aux corps de police communale peuvent passer au cadre administratif et logistique de la police locale.
Het niet politioneel gemeentelijk personeel in dienst bij de gemeentelijke politiekorpsen kunnen overgaan naar het administratief en logistiek kader van de lokale politie.
Les militaires, les militaires transfe´re´s et les civils qui font partie du corps administratif et logistique de la police fe´de´rale, et le personnel civil auxiliaire de la police fe´de´rale qui sont affecte´s aux brigades territoriales et qui sont de´signe´s par le ministre de l’Inte´rieur passent au cadre administratif et logistique de la police locale.
De militairen, overgeplaatste militairen en burgers die deel uitmaken van het administratief en logistiek kader van de federale politie, en het burgerlijk hulppersoneel van de federale politie die in dienst zijn bij de territoriale brigades en die worden aangewezen door de minister van Binnenlandse Zaken gaan over naar het administratief en logistiek kader van de lokale politie.
Art. 236. Les membres du personnel vise´s a` l’article pre´ce´dent sont soumis aux dispositions qui fixent le statut ou la position juridique des membres du cadre ope´rationnel ou du cadre administratif et logistique de la police fe´de´rale et de la police locale.
Art. 236. De personeelsleden bedoeld in het vorige artikel zijn onderworpen aan de bepalingen die het statuut of de rechtspositie vastleggen van de leden van het operationeel of van het administratief en logistiek kader van de federale politie en van de lokale politie.
Toutefois, ils peuvent de´cider de rester soumis aux lois et re`glements qui, selon le cas, sont d’application aux membres de la police communale et au personnel communal non policier affecte´ aux corps de police communale et les membres du cadre administratif et logistique des corps de police communale.
Zij kunnen echter beslissen onderworpen te blijven aan de wetten en reglementen die, naargelang het geval, van toepassing zijn op de leden van de gemeentepolitie en op het niet politioneel gemeentelijk personeel in dienst bij de gemeentepolitiekorpsen en de leden van het administratief en logistiek kader van de gemeentepolitiekorpsen.
Il en est de meˆme pour les membres du corps ope´rationnel de la gendarmerie, pour les membres de la cate´gorie de personnel de police spe´ciale de la gendarmerie, pour les militaires, pour les militaires transfe´re´s et pour les civils du corps administratif et logistique de la gendarmerie et pour le personnel civil auxiliaire de la gendarmerie qui ont fait usage de la faculte´ ouverte par l’article 242, aline´a 2.
Hetzelfde geldt voor de leden van het operationeel korps van de rijkswacht, voor de leden van de categorie bijzonder politiepersoneel van de rijkswacht, voor de militairen, voor de overgeplaatste militairen, voor de burgers van het administratief en logistiek korps van de rijkswacht en voor het burgerlijk hulppersoneel van de rijkswacht die gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid die werd geboden in artikel 242, tweede lid.
La de´cision vise´e aux aline´as 2 et 3 est prise dans les trois mois qui suivent l’entre´e en vigueur du pre´sent article et est communique´e sous forme e´crite par le membre du personnel concerne´ a` l’autorite´ compe´tente. Une fois passe´ dans un corps de police local, le membre du personnel vise´ aux aline´as 2 et 3 peut a` tout moment demander a` eˆtre soumis aux dispositions vise´es a` l’aline´a 1er.
De beslissing bedoeld in het tweede en derde lid wordt genomen binnen de drie maanden die volgen op de inwerkingtreding van onderhavig artikel en wordt door het betrokken personeelslid schriftelijk meegedeeld aan de bevoegde overheid. Eenmaal overgegaan naar een lokaal politiekorps kan het personeelslid bedoeld in het tweede en derde lid te allen tijde vragen om te worden onderworpen aan de bepalingen bedoeld in het eerste lid.
Dans ce cas cependant, les articles 123 a` 127 et 129 a` 132 s’appliquent aux fonctionnaires de police, les articles 123, aline´a 2, a` 127 et 129 a` 132 s’appliquent aux auxiliaires de police, et les articles 125, aline´as 1er a` 4; 126, §§ 1er et 2, 127, aline´as 1er et 2, 129 a` 132 s’appliquent aux membres du cadre administratif et logistique.
In dit geval echter zijn de artikelen 123 tot 127 en 129 tot 132 van toepassing op de politieambtenaren, de artikelen 123, tweede lid, tot 127 en 129 tot 132 van toepassing op de hulpagenten, en de artikelen 125, eerste tot vierde lid, 126, §§ 1 en 2, 127, eerste en tweede lid, 129 tot 132 van toepassing op de leden van het administratief en logistiek kader.
Les modifications apporte´es aux lois et re`glements vise´s a` l’aline´a 2, poste´rieurement a` la date de leur passage leurs sont e´galement applicables.
De wijzigingen die werden aangebracht aan de wetten en reglementen bedoeld bij het tweede lid zijn ook na de datum van hun overgang op hen van toepassing.
Art. 237. Les fonctionnaires de police de la police communale qui, a` la date de la constitution de la police locale, ont atteint l’aˆge de soixante ans accomplis sont pensionne´s d’office a` condition qu’ils comptent au moins vingt-cinq anne´es de services admissibles pour l’ouverture du droit a` la pension dans le secteur public, a` l’exclusion des bonifications pour e´tudes et des autres pe´riodes bonifie´es a` titre de services admis pour la fixation du traitement.
Art. 237. De politieambtenaren van de gemeentepolitie die, op de datum van instelling van de lokale politie de volle leeftijd van zestig jaar hebben bereikt, worden ambtshalve gepensioneerd, op voorwaarde dat zij ten minste vijfentwintig jaar aanneembare dienstjaren tellen voor de opening van het recht op pensioen in de openbare sector, met uitsluiting van de bonificaties v oor studies en andere perioden die voor de vaststelling van de wedde in aanmerking werden genomen.
Art. 238. Le conseil communal ou le conseil de police peut, dans une pe´riode maximale de deux ans prenant cours a` la date de l’entre´e en vigueur du pre´sent article, et dans les conditions de´termine´es par le Roi, de´cider d’instaurer une mesure de conge´ volontaire pre´alable a` la mise a` la retraite des membres de la police locale de la cate´gorie de grade des officiers de police et pour d’autres cate´gories de membres de la police locale qui sont aˆge´s d’au moins 56 ans et de moins de 60 ans et qui comptent au moins 20 anne´es de services admissibles pour l’ouverture du droit a` la pension dans le secteur public, a` l’exclusion des bonifications pour e´tudes et des autres pe´riodes bonifie´es a` titre de services admis pour la fixation du traitement, a l’exception des agents auxiliaires de police.
Art. 238. De gemeenteraad of de politieraad kan, binnen een periode van maximaal twee jaar die ingaat op de datum van inwerkingtreding van dit artikel en binnen de voorwaarden vastgesteld door de Koning, beslissen tot een vrijwillige maatregel van verlof voorafgaand aan de pensionering voor de categoriee¨n van graden van politieofficieren en voor andere categoriee¨n van personeelsleden van de lokale politie die minstens 56 jaar en minder dan 60 jaar oud zijn en ten minste 20 jaar aanneembare dienstjaren tellen voor de opening van het recht op pensioen in de openbare sector, met uitsluiting van de bonificaties voor studies en andere perioden die voor de vaststelling van de wedde in aanmerking werden genomen met uitzondering van de hulpagenten van politie.
Art. 239. Un traitement d’attente e´gal a` 80 % du dernier traitement d’activite´ est alloue´ au membre du personnel en conge´ volontaire pre´alable a` la mise a` la retraite. Par dernier salaire d’activite´, il y a lieu
Art. 239. De gemeente kent aan het personeelslid dat vrijwillig verlof voorafgaand aan de pensionering heeft genomen een wachtgeld toe dat gelijk is aan 80 % van de laatste activiteitswedde. Onder laatste
174
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
d’entendre le dernier traitement annuel alloue´ pour des prestations comple`tes, le salaire comple´mentaire et les montants perc¸us pour prestations irre´gulie`res. Le pe´cule de vacances et la prime de fin d’anne´e sont accorde´s dans les meˆmes proportions.
activiteitswedde dient te worden verstaan de laatst toegekende jaarwedde voor volledige prestaties, de aanvullende wedde en het ontvangen bedrag voor onregelmatige prestaties. Het vakantiegeld en de eindejaarstoelage worden volgens dezelfde proporties toegekend.
Les agents statutaires qui be´ne´ficient du conge´ pre´vu a` l’aline´a 1er peuvent, moyennant autorisation pre´alable, exercer une activite´ professionnelle. Dans le cas cependant ou` les revenus de cette activite´ professionnelle de´passent les limites en matie`re de cumul pre´vues aux articles 4 et 9 de la loi du 5 avril 1994 re´glant le cumul des pensions du secteur public avec des revenus provenant d’une activite´ professionnelle ou avec un revenu de remplacement, le traitement d’attente sera re´duit ou supprime´ de la meˆme manie`re qu’une pension de retraite.
De statutaire personeelsleden die het in het eerste lid bedoelde verlof nemen, mogen, mits voorafgaande toelating, andere beroepsactiviteiten uitoefenen, met dien verstande dat, indien de inkomsten uit de beroepsactiviteiten de grenzen inzake cumulatie, bepaald bij de artikelen 4 en 9 van de wet van 5 april 1994 houdende regeling van de cumulatie van pensioenen van de openbare sector met inkomsten voortvloeiend uit de uitoefening van een beroepsactiviteit of met een vervangingsinkomen, overschrijden, het wachtgeld wordt verminderd of geschorst op dezelfde wijze als het rustpensioen.
Le statut pe´cuniaire et administratif des membres du personnel en conge´ volontaire pre´alable a` la mise a` la retraite est de´termine´ par le Roi.
Het geldelijk en administratief statuut van de personeelsleden die vrijwillig verlof voorafgaand aan de pensionering hebben genomen, wordt bepaald door de Koning.
Est pris en conside´ration, tant pour l’octroi que pour le calcul de la pension de retraite, le temps pendant lequel l’inte´resse´ a e´te´ place´ en conge´ volontaire pre´alable a` la mise a` la retraite. Pour l’e´tablissement du traitement normal moyen vise´ a` l’article 156, aline´a 2, de la nouvelle loi communale, il est tenu compte des traitements dont l’inte´resse´ aurait be´ne´ficie´ s’il e´tait reste´ en service. Ce traitement moyen est, en outre, constitue´ par l’e´chelle de traitement et les supple´ments de traitement pris en compte pour le calcul de la pension dont l’agent aurait be´ne´ficie´ s’il e´tait reste´ en service.
Wordt in aanmerking genomen, zowel voor de toekenning als voor de berekening van het rustpensioen, de tijd gedurende welke betrokkene met vrijwillig verlof diende te gaan, voorafgaandelijk aan het pensioen. Voor de berekening van de normale gemiddelde wedde bedoeld in artikel 156, tweede lid, van de nieuwe gemeentewet, wordt rekening gehouden met de wedden waarop betrokkene recht zou hebben gehad indien hij in dienst was gebleven. Deze gemiddelde wedde wordt bovendien samengesteld door de weddeschaal en de weddebijslagen die in aanmerking worden genomen voor de berekening van het pensioen waarop de agent aanspraak zou hebben gemaakt indien hij in dienst was gebleven.
Art. 240. Les commissaires de brigade qui sont en fonction le jour de l’entre´e en vigueur de la pre´sente loi peuvent continuer a` exercer leur fonction avec le maintien de leur statut. Leurs missions sont celles des fonctionnaires de liaison vise´s a` l’article 134 de la loi provinciale. Conforme´ment a` l’article 69, 3˚, de la meˆme loi, le conseil provincial garantit les cre´dits ne´cessaires pour couvrir les frais lie´s a` leur fonction.
Art. 240. De brigadecommissarissen die op de dag van het in werking treden van deze wet in dienst zijn, kunnen hun betrekking blijven uitoefenen met het behoud van hun statuut. Hun opdrachten zijn deze van de verbindingsambtenaren bedoeld in artikel 134 van de provinciewet. Overeenkomstig artikel 69, 3˚, van dezelfde wet, staat de provincieraad verder in voor de kredieten, nodig om de financie¨le last te dekken verbonden aan hun betrekking.
Les commissaires de brigade peuvent toutefois e´galement pre´senter leur candidature, conforme´ment aux conditions fixe´es par le Roi, a` une nomination ou une de´signation a` une fonction dans les services de police.
De brigadecommissarissen kunnen zich evenwel ook, overeenkomstig de door de Koning vastgestelde voorwaarden, kandidaat stellen voor een benoeming of een aanwijzing in een betrekking bij de politiediensten.
Section 2. — La police fe´de´rale
Afdeling 2. — De federale politie
Art. 241. Sans pre´judice de l’article 235, les membres du corps ope´rationnel et de la cate´gorie de personnel de police spe´ciale de la gendarmerie et les officiers et agents judiciaires de la police judiciaire pre`s les parquets passent dans le cadre ope´rationnel de la police fe´de´rale.
Art. 241. Onverminderd artikel 235, gaan de leden van het operationeel korps en van de categorie bijzonder politiepersoneel van de rijkswacht en de gerechtelijke officieren en agenten van de gerechtelijke politie bij de parketten over naar het operationeel kader van de federale politie.
Sans pre´judice de l’article 235, les militaires, les militaires transfe´re´s et les civils qui font partie du corps administratif et logistique de la gendarmerie, le personnel civil auxiliaire de la gendarmerie, le personnel auxiliaire de la police judiciaire pre`s les parquets et le personnel contractuel du service ge´ne´ral d’appui policier passent dans le cadre administratif et logistique de la police fe´de´rale.
Onverminderd artikel 235, gaan de militairen, overgeplaatste militairen en burgers die deel uitmaken van het administratief en logistiek korps van de rijkswacht, het burgerlijk hulppersoneel van de rijkswacht, het hulppersoneel van de gerechtelijke politie bij de parketten en het contractueel personeel van de algemene politiesteundienst over naar het administratief en logistiek kader van de federale politie.
Art. 242. Les membres du personnel vise´s a` l’article pre´ce´dent sont soumis aux dispositions qui fixent le statut ou la position juridique des membres du cadre ope´rationnel ou du cadre administratif de la police fe´de´rale et de la police locale.
Art. 242. De in het vorige artikel bedoelde personeelsleden zijn onderworpen aan de bepalingen die het statuut of de rechtspositie vastleggen van de leden van het operationeel of van het administratief en logistiek kader van de federale politie en van de lokale politie.
Toutefois, il peuvent de´cider de rester soumis aux lois et re`glements qui, selon le cas, sont d’application aux membres du corps ope´rationnel de la gendarmerie, aux membres de la cate´gorie de personnel de police spe´ciale de la gendarmerie, aux officiers et agents judiciaires de la police judiciaire pre`s les parquets, aux militaires, aux militaires transfe´re´s et aux civils du corps administratif et logistique de la gendarmerie et de la police judiciaire pre`s les parquets.
Zij kunnen echter beslissen onderworpen te blijven aan de wetten en reglementen die, naargelang van het geval, van toepassing zijn op de leden van het operationeel korps van de rijkswacht, op de leden van de categorie bijzonder politiepersoneel van de rijkswacht, op de gerechtelijke officieren en agenten van de gerechtelijke politie bij de parketten, op de militairen, overgeplaatste militairen en burgers van het administratief en logistiek korps van de rijkswacht en van de gerechtelijke politie bij de parketten.
La de´cision vise´e a` l’aline´a 2 est prise dans les trois mois qui suivent l’entre´e en vigueur du pre´sent article et est communique´e sous forme e´crite par le membre du personnel concerne´ a` l’autorite´ compe´tente. Une fois passe´ dans la police fe´de´rale, le membre du personnel peut a` tout moment demander a` eˆtre soumis aux dispositions vise´es a` l’aline´a 1er.
De beslissing bedoeld in het tweede lid wordt genomen binnen de drie maanden die volgen op de inwerkingtreding van onderhavig artikel en wordt door het betrokken personeelslid schriftelijk meegedeeld aan de bevoegde overheid. Eenmaal overgegaan naar de federale politie kan het personeelslid te allen tijde vragen om te worden onderworpen aan de bepalingen bedoeld in het eerste lid.
Dans le cas vise´ a` l’aline´a 2, les articles 123 a` 127 et 129 a` 132 s’appliquent a` eux.
In het bij het tweede lid bepaalde geval, zijn de artikelen 123 tot 127 en 129 tot 132 op hen van toepassing.
Les modifications apporte´es poste´rieurement a` la date de leur passage aux lois et re`glements vise´s a` l’aline´a 2 leur sont e´galement applicables.
De wijzigingen aan de wetten en reglementen bedoeld in het tweede lid die werden aangebracht na de datum van hun overgang, zijn op hen eveneens van toepassing.
Art. 243. Le Roi de´termine, sur proposition du ministre de la Justice et du ministre de l’Inte´rieur, le personnel statutaire et contractuel des parquets qui passe au corps administratif et logistique de la police fe´de´rale a` la date de l’entre´e en vigueur de la pre´sente loi.
Art. 243. De Koning bepaalt, op voorstel van de minister van Justitie en van de minister van Binnenlandse Zaken, het statutair en contractueel personeel van de parketten dat overgaat naar het administratief en logistiek kader van de federale politie, op de datum van de inwerkingtreding van deze wet.
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
175
Les membres du personnel vise´s a` l’aline´a pre´ce´dent sont soumis, lorsqu’elles entrent en vigueur, aux dispositions qui fixent le statut ou la position juridique des membres du cadre administratif de la police fe´de´rale et de la police locale.
De personeelsleden bedoeld in het vorige lid zijn, wanneer zij in werking treden, onderworpen aan de bepalingen die het statuut of de rechtspositie van de leden van het administratief kader van de federale en van de lokale politie vastleggen.
Toutefois, ils peuvent de´cider de rester soumis aux lois, arreˆte´s et re`glements applicables au personnel statutaire et contractuel des parquets.
Zij kunnen echter beslissen onderworpen te blijven aan de wetten, besluiten en reglementen die van toepassing zon op het statutaire en contractuele personeel van de parketten.
La de´cision vise´e a` l’aline´a 3 est prise dans les trois mois qui suivent l’entre´e en vigueur du pre´sent article et est communique´e sous forme e´crite par le membre du personnel concerne´ a` l’autorite´ compe´tente. Une fois passe´ dans le cadre administratif et logistique de la police fe´de´rale, le membre du personnel peut a` tout moment demander a` eˆtre soumis aux dispositions vise´es a` l’aline´a 2.
De beslissing bedoeld in het derde lid wordt genomen binnen de drie maanden die volgen op de inwerkingtreding van onderhavig artikel en wordt schriftelijk meegedeeld door het betrokken personeelslid aan de bevoegde overheid. Eenmaal overgegaan naar het administratief en logistiek kader van de federale politie kan het personeelslid te allen tijde vragen om te worden onderworpen aan de bepalingen bedoeld in het tweede lid.
Dans ce cas cependant, les articles 125, 126, §§ 1er et 2, 127, aline´as 1er et 2, 129 a` 132 leur sont applicables.
In dat geval zijn evenwel de artikelen 125, 126, §§ 1 en 2, 127, eerste en tweede lid, 129 tot 132 op hen van toepassing.
Les modifications apporte´es poste´rieurement a` la date de leur passage, aux lois et re`glements vise´s a` l’aline´a 2, leur sont e´galement applicables.
De wijzigingen aan de wetten en reglementen bedoeld in het tweede lid die werden aangebracht na de datum van hun overgang, zijn op hen eveneens van toepassing.
Ils peuvent, pendant un de´lai de dix ans a` compter de leur passage, se porter candidat aux emplois de secre´taire en chef, de secre´taire, de secre´taire adjoint et de re´dacteur, dans les conditions pre´vues aux articles 182, 183, 273 a` 280bis et 282 du Code judiciaire. Dans ce cas, l’anciennete´ de grade acquise dans le cadre administratif et logistique de la police fe´de´rale est assimile´e a` l’anciennete´ au parquet.
Zij kunnen zich, gedurende een periode van tien jaar te rekenen vanaf hun overgang, kandidaat stellen voor de betrekkingen van hoofdsecretaris, van secretaris, van adjunct-secretaris en van opsteller, volgens de voorwaarden bepaald in de artikelen 182, 183, 273 tot 280bis en 282 van het Gerechtelijk Wetboek. In dat geval wordt de graadancie¨nniteit verworven binnen het administratief en logistiek kader van de federale politie gelijkgesteld met de parketancie¨nniteit.
Art. 244. Chaque membre du personnel de la police judiciaire pre`s les parquets et chaque membre des brigades de surveillance et de recherche de la gendarmerie sont de´signe´s a` la direction ge´ne´rale de la police judiciaire ou aux services judiciaires déconcentrés, a` moins qu’ils optent pour une autre fonction dans la police fe´de´rale et qu’elle leur soit attribue´e.
Art. 244. Elk personeelslid van de gerechtelijke politie bij de parketten en elk lid van de bewakings- en opsporingsbrigades van de rijkswacht, wordt aangewezen voor de algemene directie van de gerechtelijke politie of voor de gedeconcentreerde gerechtelijke dienst, tenzij zij voor een andere functie in de federale politie kiezen en deze hen wordt toegewezen.
Art. 245. Les officiers et agents judiciaires qui, a` la date d’entre´e en vigueur du pre´sent article, ont atteint l’aˆge de soixante ans accomplis sont pensionne´s d’office a` condition qu’ils comptent au moins vingtcinq anne´es de services admissibles pour l’ouverture du droit a` la pension dans le secteur public, a` l’exclusion des bonifications pour e´tudes et des autres pe´riodes bonifie´es a` titre de services admis pour la fixation du traitement.
Art. 245. De gerechtelijke officieren en agenten die op de datum van inwerkingtreding van dit artikel de volle leeftijd van zestig jaar hebben bereikt, worden ambtshalve gepensioneerd op voorwaarde dat zij ten minste vijfentwintig jaar aanneembare dienstjaren tellen voor de opening van het recht op pensioen in de openbare sector, met uitsluiting van de bonificaties voor studies en andere perioden die voor de vaststelling van de wedde in aanmerking werden genomen.
Durant la pe´riode de´butant le jour de l’entre´e en vigueur du pre´sent article et se terminant a` la date d’entre´e en vigueur de l’article 241, les agents et officiers judiciaires sont pensionne´s d’office le premier jour du mois qui suit la date a` laquelle ils atteignent ou ont atteint l’aˆge de soixante ans et qu’ils remplissent la condition de services admissibles vise´e a` l’aline´a pre´ce´dent.
Tijdens de periode die aanvangt op de datum van inwerkingtreding van dit artikel en eindigt op de datum van inwerkingtreding van artikel 241, worden de gerechtelijke agenten en officieren ambtshalve gepensioneerd op de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop ze de volle leeftijd van zestig jaar bereiken of hebben bereikt en de bij het vorige lid vermelde voorwaarde inzake het aantal aanneembare dienstjaren vervullen.
Art. 246. Les ministres de l’Inte´rieur et de la Justice de´finissent les instances qui remplacent, pour l’exe´cution des lois et re`glements relatifs au statut du personnel vise´ aux articles 241 a` 243, les instances supprime´es par ou en vertu de la pre´sente loi.
Art. 246. De ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie bepalen de instanties die de instanties vervangen die werden afgeschaft door of krachtens deze wet, voor de uitvoering van de wetten en reglementen die betrekking hebben op het personeelsstatuut bedoeld bij artikelen 241 tot 243.
Section 3. — Disposition commune
Afdeling 3. — Gemeenschappelijke bepaling
Art. 247. Le Roi arreˆte, par un arreˆte de´libe´re´ en Conseil des ministres, et dans le respect de l’article 122, aline´a 1er, les conditions et les modalite´s de la premie`re de´signation aux emplois de commissaire ge´ne´ral, de directeur ge´ne´ral, de directeur coordonnateur administratif, de directeur judiciaire de la police fe´de´rale, de chef de corps de la police locale et d’inspecteur ge´ne´ral.
Art. 247. De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, met naleving van artikel 122, eerste lid, de voorwaarden en de nadere regels van de eerste aanstelling voor de functies van commissarisgeneraal, directeur-generaal, bestuurlijke directeur-coo¨rdinator, gerechtelijke directeur van de federale politie, korpschef van de lokale politie en inspecteur-generaal.
CHAPITRE II. — Organisation
HOOFDSTUK II. — Organisatie
Art. 248. La police locale est constitue´e par groupe de zones de police, lorsque le Roi constate que les conditions suivantes ne´cessaires pour permettre la constitution d’une police locale sont remplies :
Art. 248. De lokale politie wordt per groep van politiezones ingesteld, wanneer de Koning vaststelt dat de volgende voorwaarden die noodzakelijk zon voor de oprichting van een lokale politie vervuld zijn :
1˚ le ressort territorial de la zone est fixe´ conforme´ment a` l’article 9;
1˚ het territoriaal ambtsgebied van de zone is bepaald overeenkomstig artikel 9;
2˚ l’effectif et le cadre du corps de police locale est fixe´ conforme´ment aux articles 38 et 47;
2˚ het effectief en het kader van het lokale politiekorps is vastgelegd overeenkomstig de artikelen 38 en 47;
3˚ la dotation fe´de´rale de la zone de police pre´vue a` l’article 41 est fixe´e;
3˚ de federale dotatie van de politiezone bedoeld in artikel 41 is bepaald;
4˚ dans une zone unicommunale, le budget inscrit pour les de´penses mises a` sa charge pour le corps de police locale est conforme aux normes minimales. Dans une zone pluricommunale, la dotation communale et la re´partition des dotations entre communes sont fixe´es conforme´ment aux normes minimales. Ces normes minimales sont fixe´es conforme´ment a` l’article 39;
4˚ in een e´e´ngemeentezone stemt de ingeschreven begroting voor de kosten die ten hare laste voor het lokale politiekorps worden gelegd, overeen met de minimumnormen. In een meergemeentezone wordt de gemeentelijke dotatie en de verdeling van de dotaties onder de gemeenten bepaald overeenkomstig de minimumnormen. Die minimumnormen worden vastgelegd overeenkomstig artikel 39;
176
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
5˚ le plan zonal de se´curite´ approuve´ conforme´ment a` l’article 37 comprend les ressources ne´cessaires a` l’exe´cution des missions vise´es aux articles 61 a` 64.
5˚ het zonaal veiligheidsplan, goedgekeurd overeenkomstig artikel 37, omvat de noodzakelijke middelen voor de uitvoering van de bij de artikelen 61 tot 64 bedoelde opdrachten.
L’arreˆte´ royal constituant la police locale met les articles 202 a` 210, 225 et 235 a` 239 en vigueur dans cette zone de police.
Het koninklijk besluit tot inrichting van de lokale politie maakt de artikelen 202 tot 210, 225 en 235 tot 239 van kracht in deze politiezone.
Les membres des brigades territoriales de la police fe´de´rale be´ne´ficient d’une priorite´ pour combler la diffe´rence entre l’effectif minimal de la zone tel que fixe´ par le Roi en exe´cution de l’article 38 et l’effectif actuel global des corps de police communale de celle-ci.
De leden van de territoriale brigades van de federale politie genieten voorrang voor de opvulling van het verschil tussen de minimale formaties van de zone zoals bepaald door de Koning in uitvoering van artikel 38 en de huidige globale formatie van de gemeentepolitiekorpsen van deze zone.
L’attribution des emplois du cadre du corps de police locale emportant l’exercice d’une autorite´ garantit une re´partition proportionnelle des emplois aux anciens membres de la police communale et des brigades territoriales de la police fe´de´rale.
De toekenning van de ambten die een gezagsuitoefening inhouden in de personeelsformatie van het lokaal politiekorps waarborgt een evenredige verdeling van deze ambten tussen de gewezen leden van de gemeentepolitie en van de territoriale brigades van de federale politie.
Art. 249. Pre´alablement a` la constitution de la police locale, des conventions de police entre le ministre de l’Inte´rieur et les communes d’une zone peuvent eˆtres conclues. Ces conventions contiennent les modalite´s, en ce compris la de´signation dans la zone d’un chef de police dirigeant tous les corps de police pre´sents, selon lesquelles le ou les corps de police communale et la ou les brigade(s) territoriale(s) de la police fe´de´rale font l’objet d’une association dans laquelle ils fonctionnent comme une seule unite´ ope´rationnelle place´e sous l’autorite´ du ou des bourgmestre(s) de cette (ces) commune(s) et, pour les missions de police judiciaire, du procureur du Roi. Ces conventions ne peuvent eˆtre conclues qu’apre`s que les conditions pre´vues a` l’article 248, 1˚ a` 5˚, aient e´te´ remplies.
Art. 249. Voorafgaand aan de instelling van de lokale politie kunnen politieovereenkomsten tussen de minister van Binnenlandse Zaken en de gemeenten van een zone worden afgesloten. Deze overeenkomsten behelzen de nadere regels, met inbegrip van de aanwijzing binnen de zone van een politiechef die alle bestaande politiekorpsen leidt, volgens welke de gemeentepolitekorps(en) en de territoriale brigade(s) van de federale politie optreden als e´e´n enkele operationele eenheid onder het gezag van de burgemeester(s) van die gemeente(n) en, voor de opdrachten van gerechtelijke politie, van de procureur des Konings. Deze overeenkomsten kunnen pas worden afgesloten wanneer de voorwaarden, bepaald in artikel 248, 1˚ tot 5˚, zijn vervuld.
Art. 250. Dans les zones de police ou` il n’y a pas encore de police locale, les brigades territoriales de gendarmerie deviennent les brigades territoriales de la police fe´de´rale et assurent, dans les ressorts qui e´taient ceux des brigades de gendarmerie, les missions de police administrative et judiciaire de´volues aux corps de police locale par l’article 3. Ces missions sont exe´cute´es conjointement avec la police communale.
Art. 250. In de politiezones waar nog geen lokale politie is opgericht, worden de territoriale rijkswachtbrigades, territoriale brigades van de federale politie die, binnen de vroegere ambtsgebieden van de rijkswachtbrigades, de opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie vervullen die door artikel 3 zijn toevertrouwd aan de lokale politiekorpsen. Die opdrachten worden samen met de gemeentepolitie uitgevoerd.
Les articles 16, 21, 35, 44, aline´as 2, 5 et 6, 51, 51bis et 54bis de la loi du 2 décembre 1957 sur la gendarmerie sont maintenus en vigueur a` l’e´gard des brigades territoriales de la police fe´de´rale jusqu’a` la date de la constitution des corps de police locale. Le Roi peut re´gler les modalite´s d’organisation et de fonctionnement des brigades territoriales de la police fe´de´rale.
De artikelen 16, 21, 35, 44, tweede, vijfde en zesde lid, 51, 51bis en 54bis van de wet van 2 december 1957 op de rijkswacht blijven van kracht ten aanzien van de territoriale brigades van de federale politie tot op de datum van de oprichting van de lokale politiekorpsen. De Koning kan de nadere regels voor de organisatie en werking van de territoriale brigades van de federale politie bepalen.
Art. 251. Toute proce´dure en matie`re de marche´s, de fournitures de travaux ou de services pour les besoins de la gendarmerie, de la police judiciaire pre`s les parquets ou du service ge´ne´ral d’appui policier est valablement poursuivie par le ministre de l’Inte´rieur ou son de´le´gue´ a` la date d’entre´e en vigueur du pre´sent article.
Art. 251. Elke procedure inzake overheidsopdrachten, het leveren van werken of diensten ten behoeve van de rijkswacht, de gerechtelijke politie bij de parketten of de algemene politiesteundienst wordt op de datum van inwerkingtreding van dit artikel geldig voortgezet door de minister van Binnenlandse Zaken of zijn afgevaardigde.
Le meˆme principe s’applique a` l’exe´cution des marche´s attribue´s avant la meˆme date.
Hetzelfde principe is van toepassing op de uitvoering van de overheidsopdrachten toegewezen vo´o´r dezelfde datum.
CHAPITRE III. — Les missions
HOOFDSTUK III. — De opdrachten
Section 1re. — La police locale
Afdeling 1. — De lokale politie
Art. 252. Les missions et les compe´tences que les lois et arreˆte´s re´glementaires confient a` la police communale ou aux membres de son personnel sont exerce´es par la police locale ou les membres de son personnel.
Art. 252. De opdrachten en bevoegdheden die de wetten en reglementaire besluiten toekennen aan de gemeentepolitie of aan haar personeelsleden, worden uitgeoefend door de lokale politie of haar personeelsleden.
Section 2. — La police fe´de´rale
Afdeling 2. — De federale politie
Art. 253. Les missions et les compe´tences que les lois et arreˆte´s re´glementaires confient a` la gendarmerie ou a` la police judiciaire pre`s les parquets ou aux membres de leur personnel sont exerce´es par la police fe´de´rale ou les membres de son personnel.
Art. 253. De opdrachten en bevoegdheden die de wetten en reglementaire besluiten toekennen aan de rijkswacht of aan de gerechtelijke politie bij de parketten of aan hun personeelsleden, worden uitgeoefend door de federale politie of haar personeelsleden.
Les missions de police ge´ne´rale et les compe´tences que les lois et arreˆte´s re´glementaires confient a` la police maritime, a` la police ae´ronautique et a` la police des chemins de fer ou aux membres de leur personnel sont exerce´es par la police fe´de´rale ou les membres de son personnel.
De algemene politieopdrachten en bevoegdheden die de wetten en reglementaire besluiten toekennen aan de zeevaartpolitie, de luchtvaartpolitie en de spoorwegpolitie of aan hun personeelsleden, worden uitgeoefend door de federale politie of haar personeelsleden.
Les fonctionnaires de police qui passent au corps ope´rationnel de la police fe´de´rale et qui, avant l’entre´e en vigueur de la pre´sente loi, avaient la qualite´ d’officier de police administrative, d’officier de police judiciaire ou d’officier de police judiciaire, auxiliaire du procureur du Roi, conservent cette qualite´.
De politieambtenaren die overgaan naar het operationeel korps van de federale politie en die vo´o´r de inwerkingtreding van deze wet de hoedanigheid hadden van officier van bestuurlijke politie, van officier van gerechtelijke politie of van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, behouden die hoedanigheid.
Art. 254. Jusqu’a` leur abrogation, les directives, instructions et ordres des autorite´s compe´tentes qui sont relatifs a` l’exercice de leurs missions par la gendarmerie et la police judiciaire pre`s les parquets restent applicables a` l’exercice de ses missions par la police fe´de´rale.
Art. 254. Tot op de datum van hun opheffing blijven de richtlijnen, onderrichtingen en bevelen van de bevoegde overheden met betrekking tot het vervullen van hun opdrachten door de rijkswacht en de gerechtelijke politie bij de parketten van toepassing op de uitvoering van de opdrachten van de federale politie.
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
177
Art. 255. La police fe´de´rale poursuit l’exe´cution de toutes les re´quisitions qui avaient e´te´ confie´es a` la gendarmerie ou a` la police judiciaire pre`s les parquets.
Art. 255. De federale politie blijft al de vorderingen uitvoeren die aan de rijkswacht of aan de gerechtelijke politie bij de parketten waren toevertrouwd.
CHAPITRE IV. — Dispositions diverses
HOOFDSTUK IV. — Diverse bepalingen
Art. 256. Les de´libe´rations du conseil communal prises avant l’entre´e en vigueur de la pre´sente loi, continuent, en ce qui concerne la tutelle administrative, a` eˆtre re´gies par les re`gles qui e´taient en vigueur a` ce moment.
Art. 256. De besluiten van de gemeenteraad genomen voor de inwerkingtreding van deze wet, blijven, wat het administratief toezicht betreft op deze besluiten, onderworpen aan de regelen die op dat tijdstip van kracht waren.
Art. 257. Par de´rogation a` l’article 92, le premier plan national de se´curite´ est pre´pare´ conjointement par la gendarmerie, la police judiciaire pre`s les parquets, et le service ge´ne´ral d’appui policier.
Art. 257. In afwijking van artikel 92, wordt het eerste nationaal veiligheidsplan gezamenlijk voorbereid door de rijkswacht, de gerechtelijke politie bij de parketten, en de algemene politiesteundienst.
TITRE IX. — Dispositions finales
TITEL IX. — Slotbepalingen
Art. 258. § 1 . Il est cre´e´ un comite´ de ne´gociation pour les services de police. Ce comite´ est compe´tent pour les membres du personnel du cadre ope´rationnel et du cadre administratif et logistique des services de police et pour les membres du personnel vise´s aux articles 235, 241 et 243.
Art. 258. § 1. Een onderhandelingscomite´ voor de politiediensten wordt opgericht. Dit comite´ is bevoegd voor de personeelsleden van het operationeel kader en van het administratief en logistiek kader van de politiediensten en voor de personeelsleden bedoeld in de artikelen 235, 241 en 243.
§ 2. Par de´rogation aux dispositions le´gales ou re´glementaire contraires, les re´glementations qui, en vertu du statut syndical de chaque cate´gorie des membres du personnel vise´e au § 1er, ne peuvent eˆtre prises sans une ne´gociation ou une concertation pre´alable avec les organisations syndicales repre´sentatives, sont ne´gocie´es ou concerte´es au sein du comite´ de ne´gociation pour les services de police.
§ 2. In afwijking van andersluidende wettelijke of reglementaire bepalingen, worden de regelingen die krachtens het vakbondsstatuut van elke categorie van personeelsleden, bedoeld in § 1, niet dan na onderhandeling of overleg met de representatieve vakorganisaties kunnen worden vastgesteld, onderhandeld in het onderhandelingscomite´ voor de politiediensten.
Le comite´ de ne´gociation pour les services de police est en outre compe´tent pour toutes les matie`res qui, par l’application du statut de chaque cate´gorie de personnel vise´ au § 1er, sont soumises a` la concertation au sein d’un comite´ supe´rieur de concertation.
Het onderhandelingscomite´ voor de politiediensten is ook bevoegd voor de aangelegenheden die krachtens het statuut van elke categorie van personeelsleden bedoeld in § 1 aan overleg worden onderworpen binnen een hoog overlegcomite´.
§ 3. Chaque organisation syndicale qui, avant la date d’entre´e en vigueur de la pre´sente loi, sie`ge dans un comite´ de ne´gociation qui est compe´tent pour une des cate´gories des membres du personnel vise´e au § 1er, sie`ge dans le comite´ de ne´gociation pour les services de police.
§ 3. Elke vakorganisatie die, voor de datum van inwerkingtreding van deze wet, zitting heeft in een onderhandelingscomite´ dat bevoegd is voor een van de categoriee¨n van personeelsleden bedoeld in § 1, heeft zitting in het onderhandelingscomite´ voor de politiediensten.
Le comite´ de ne´gociation pour les services de police, pre´side´ conjointement par le ministre de l’Inte´rieur et le ministre de la Justice, est compose´ d’une part, de la de´le´gation des autorite´s et d’autre part, de celle des organisations syndicales repre´sentatives qui, au jour de l’entre´e en vigueur de cette disposition, sie`gent au sein d’un comite´ de ne´gociation compe´tent pour une des cate´gories de membres du personnel vise´es au § 1er.
Het onderhandelingscomite´ voor de politiediensten, gezamenlijk voorgezeten door de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Justitie, is samengesteld uit enerzijds de afvaardiging van de overheid en anderzijds die van iedere representatieve vakorganisatie die, op de dag van inwerkingtreding van deze bepaling, zitting heeft in een onderhandelingscomite´ dat bevoegd is voor een van de categoriee¨n van personeelsleden bedoeld in § 1.
La de´le´gation des autorite´s se compose, pre´sidents inclus, au maximum de dix membres. Les pre´sidents se´lectionnent les membres parmi les personnes qui, quelle que soit leur qualite´, sont compe´tentes pour engager les autorite´s publiques concerne´es, e´tant bien entendu que les ministres ayant parmi leurs attributions la matie`re soumise au comite´ de ne´gociation font notamment partie de la de´le´gation des autorite´s. Les pre´sidents ainsi que les autres membres des autorite´s peuvent se faire remplacer par un de´le´gue´ duˆment mandate´. La de´le´gation des autorite´s peut se faire accompagner par des techniciens.
De afvaardiging van de overheid bestaat, met inbegrip van de voorzitters, uit maximaal tien leden. De voorzitters kiezen de leden uit de personen die, in welke hoedanigheid ook, bevoegd zijn om de betrokken openbare overheden te verbinden, met dien verstande dat de ministers tot wier bevoegdheid de aan het onderhandelingscomite´ voorgelegde aangelegenheid behoort onder meer deel uitmaken van de afvaardiging van de overheid. De voorzitters alsook de andere leden van de overheid kunnen zich laten vervangen door een behoorlijk gemachtigde afgevaardigde. De afvaardiging van de overheid mag zich doen vergezellen van technici.
Chaque organisation syndicale constitue librement sa de´le´gation. Elle se compose au maximum de sept membres. La de´le´gation de chaque organisation syndicale peut se faire accompagner par au maximum trois techniciens par point inscrit a` l’ordre du jour.
Elke vakorganisatie stelt vrij haar afvaardiging samen. Zij bestaat uit maximaal zeven leden. De afvaardiging van elke vakorganisatie mag zich doen vergezellen door ten hoogste drie technici per op de dagorde ingeschreven punt.
Ni l’absence d’un ou de plusieurs membres de la de´le´gation des autorite´s convoque´s re´gulie`rement, ni celle d’une ou de plusieurs de´le´gations d’organisations syndicales convoque´es re´gulie`rement n’invalide les ne´gociations.
Noch de afwezigheid van een of meer regelmatig opgeroepen leden van de afvaardiging van de overheid, noch die van e´e´n of meer regelmatig opgeroepen afvaardigingen van vakorganisaties, maakt de onderhandelingen ongeldig.
§ 4. Les re`gles de fonctionnement prescrites par l’arreˆte´ royal du 28 septembre 1984 portant exe´cution de la loi du 19 décembre 1974 organisant les relations entre les autorite´s publiques et les syndicats des agents relevant de ces autorite´s sont d’application au comite´ de ne´gociation pour les services de police.
§ 4. Op het onderhandelingscomite´ voor de politiediensten zijn de werkingsregels van toepassing voorgeschreven bij het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.
Art. 259. Le Roi peut mettre en concordance les dispositions de la pre´sente loi et de la loi sur la fonction de police, ainsi que les dispositions le´gislatives en vigueur qui s’appliquent a` la gendarmerie, a` la police judiciaire pre`s les parquets, a` la police communale et a` la police maritime, ae´ronautique et des chemins de fer ainsi qu’aux membres de ces services, en y apportant les modifications rendues ne´cessaires par l’inte´gration des services de police dans le service de police intégré, structuré à deux niveaux.
Art. 259. De Koning kan de bepalingen van deze wet en van de wet op het politieambt, alsook de nog geldende wetsbepalingen betreffende de rijkswacht, de gerechtelijke politie bij de parketten, de gemeentepolitie en de zeevaart-, luchtvaart- en spoorwegpolitie en de leden van die diensten, coo¨rdineren, in overeenstemming brengen en vereenvoudigen en er tevens de wijzigingen genoodzaakt door de integratie van die politiedienaren in de geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, in aanbrengen.
L’arreˆte´ royal de coordination fera l’objet d’un projet de loi de ratification qui sera soumis aux Chambres le´gislatives, au cours de la session, si elles sont re´unies, sinon au de´but de leur session suivante.
Bij de Wetgevende Kamers zal, tijdens de zitting, indien zij vergaderd zijn, zoniet bij het begin van hun volgende zitting, een wetsontwerp worden ingediend ter bekrachtiging van het koninklijk besluit tot coo¨rdinatie.
Art. 260. Les articles 1er, 2, 5, 9, 121 a` 127 et 130 a` 133, 139, 141, 142, 197 et 198, 2˚, 3˚ et 6˚, 245 et 258 entrent en vigueur le jour de la publication de la pre´sente loi au Moniteur belge.
Art. 260. De artikelen 1, 2, 5, 9, 121 tot 127 en 130 tot 133, 139, 141, 142, 197 en 198, 2˚, 3˚ en 6˚, 245 en 258 treden in werking op de dag van de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad.
er
178
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
Jusqu’a` la constitution de la police fe´de´rale et des corps de police locale, les articles 122, aline´a 2, 123, 125, aline´as 2 et 3, 126, 127, aline´as 2 et 3, 130, aline´as 2 et 3, 131, aline´as 2 et 3, et 132 s’appliquent aux membres de la police communale, aux membres du corps ope´rationnel et de la cate´gorie de personnel de police spe´ciale de la gendarmerie, et aux officiers et agents de la police judiciaire pre`s les parquets ainsi que, selon les distinctions pre´vues a` l’article 133, aux agents auxiliaires de police de la police communale, aux militaires, aux militaires transfe´re´s et aux civils qui font partie du corps administratif et logistique de la gendarmerie, au personnel civil auxiliaire de la gendarmerie, au personnel auxiliaire de la police judiciaire pre`s les parquets, au personnel statutaire et contractuel des parquets en service a` la police judiciaire et au personnel contractuel du service ge´ne´ral d’appui policier.
Tot de oprichting van de federale politie en van de lokale politiekorpsen, zijn de artikelen 122, tweede lid, 123, 125, tweede en derde lid, 126, 127, tweede en derde lid, 130, tweede en derde lid, 131, tweede en derde lid, en 132 van toepassing op de leden van de gemeentepolitie, de leden van het operationeel korps en van de personeelscategorie bijzondere politie van de rijkswacht, en op de officieren en agenten van gerechtelijke politie bij de parketten, alsook, volgens het onderscheid gemaakt in artikel 133, op de hulpagenten van politie van de gemeentepolitie, de militairen, de overgedragen militairen en de burgerlijke personeelsleden die deel uitmaken van het administratief en logistiek korps van de rijkswacht. het burgerlijk hulppersoneel van de rijkswacht, het hulppersoneel van de gerechtelijke politie bij de parketten, het statutair en contractueel personeel van de parketten dat is aangesteld bij de gerechtelijke politie en het contractueel personeel van de algemene politiesteundienst.
Pendant la pe´riode vise´e a` l’aline´a 2, la compe´tence attribue´e par l’article 126, § 2, est exerce´e selon les distinctions suivantes :
Tijdens de periode bedoeld in het tweede lid, wordt de bij artikel 126, § 2, toegekende bevoegdheid, uitgeoefend volgens het hierna gemaakte onderscheid :
1˚ par le ministre de l’Inte´rieur et le ministre de la Justice, conjointement, a` l’e´gard des membres du corps ope´rationnel et de la cate´gorie de personnel de police spe´ciale de la gendarmerie, des militaires, des militaires transfe´re´s, des civils qui font partie du corps administratif et logistique de la gendarmerie, et du personnel civil auxiliaire de la gendarmerie;
1˚ door de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Justitie, gezamenlijk, met betrekking tot de leden van het operationeel korps en van de personeelscategorie bijzondere politie van de rijkswacht, de militairen, de overgedragen militairen, de burgers die deel uitmaken van het administratief en logistiek korps van de rijkswacht en van het burgerlijk hulppersoneel van de rijkswacht;
2˚ par le ministre de la Justice, a` l’e´gard des officiers et agents de la police judiciaire pre`s les parquets, du personnel auxiliaire de la police judiciaire pre`s les parquets, et du personnel statutaire et contractuel des parquets en service a` la police judiciaire;
2˚ door de minister van Justitie, met betrekking tot de officieren en agenten van gerechtelijke politie bij de parketten, het hulppersoneel van de gerechtelijke politie bij de parketten en het statutair en contractueel personeel van de parketten dat is aangesteld bil de gerechtelijke politie :
3˚ par le ministre de l’Inte´rieur et par le ministre de la Justice, conjointement, a` l’e´gard du personnel contractuel du service ge´ne´ral d’appui policier;
3˚ door de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Justitie samen, met betrekking tot het contractueel personeel van de algemene politiesteundienst;
4˚ par le bourgmestre, a` l’e´gard des membres de la police communale et des agents auxiliaires de police de la police communale.
4˚ door de burgemeester, met betrekking tot de leden van de gemeentepolitie en de hulpagenten van politie van de gemeentepolitie.
Le Roi de´termine la date d’entre´e en vigueur des articles 4, 6 a` 8,11, 38, 39, 41, 47 a` 60, 65 a` 90, 93, 94, 96, aline´a 2, 98,106,108,128,149, 247 et 257, laquelle ne peut eˆtre ulte´rieure au 1er janvier 2000.
De Koning bepaalt de datum van inwerkingtreding van de artikelen 4, 6 tot 8, 11, 38, 39, 41, 47 tot 60, 65 tot 90, 93, 94, 96, tweede lid, 98, 106, 108, 128, 149, 247 en 257, die niet later kan plaatsvinden dan 1 januari 2000.
Le Roi de´termine la date d’entre´e en vigueur des autres articles de la pre´sente loi, laquelle ne peut eˆtre ulte´rieure au 1er janvier 2001.
De Koning bepaalt de datum van inwerkingtreding van de andere artikelen van deze wet, die niet later kan plaatsvinden dan 1 januari 2001.
Promulguons la pre´sente loi, ordonnons qu’elle soit reveˆtue du sceau de l’Etat et publie´e par le Moniteur belge.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met ’s Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Donne´ a` Bruxelles, le 7 décembre 1998.
Gegeven te Brussel, 7 december 1998.
ALBERT
ALBERT
Par le Roi :
Van Koningswege :
Le Premier Ministre, J.-L. DEHAENE
De Eerste Minister, J.-L. DEHAENE
Le Ministre de l’Inte´rieur, L. VAN DEN BOSSCHE
De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE
Le Ministre de la Justice, T. VAN PARYS
De Minister van Justitie, T. VAN PARYS
Scelle´ du sceau de l’Etat :
Met ’s Lands zegel gezegeld :
Le Ministre de la Justice, T. VAN PARYS
De Minister van Justitie, T. VAN PARYS
Note
Nota
(1) Session ordinaire 1997-1998 : Chambre des représentants. Documents parlementaires. — Proposition de loi, n° 1676/1. — Amendements, nos 1676/2 à 4. — Avis du Conseil d’Etat, n° 1676/5. — Amendements, nos 1676/6 et 7. — Rapport, n° 1676/8. — Texte adopté par la Commission, n° 1676/9. — Amendements, n° 1676/10. — Texte adopté en séance plénière et transmis au Sénat, n° 1676/11.
(1) Gewone zitting 1997-1998 : Kamer van volksvertegenwoordigers. Parlementaire stukken. — Wetsvoorstel, nr. 1676/1. — Amendementen, nrs. 1676/2 tot 4. — Advies van de Raad van State, nr. 1676/5. — Amendementen, nrs. 1676/6 en 7. — Verslag, nr. 1676/8. — Tekst aangenomen door de Commissie, nr. 1767/9. — Amendementen, nr. 1676/10. — Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, nr. 1676/11. Parlementaire Handelingen. — Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 21 en 22 oktober 1998. Senaat. Parlementaire stukken. — Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers, nr. 1-1127/1. — Ontwerp niet geëvoceerd, nr. 1-1127/2.
Annales parlementaires. — Discussion et adoption. Séances des 21 et 22 octobre 1998. Sénat. Documents parlementaires. — Projet transmis par la Chambre des représentants, n° 1-1127/1. — Projet non évoqué, n° 1-1127/2.
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
179
MINISTERE DE L’INTERIEUR
MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN
F. 99 — 7 [S − C − 98/21513] 23 DECEMBRE 1998. — Arreˆte´ royal portant exe´cution de l’article 125 de la loi du 7 décembre 1998 organisant un service de police inte´gre´, structure´ a` deux niveaux, aux membres du corps ope´rationnel et de la cate´gorie de personnel de police spe´ciale de la gendarmerie et aux officiers et agents de la police judiciaire près les parquets
N. 99 — 7 [S − C − 98/21513] 23 DECEMBER 1998. — Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 125 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, op de leden van het operationeel kader, en de categorie bijzonder politie personeel van de rijkswacht alsmede de officieren en agenten van de gerechtelijke politie bij de parketten
ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Vu la loi du 7 décembre 1998 organisant un service de police inte´gre´, structure´ a` deux niveaux, notamment les articles 125 et 260; Vu l’arreˆte´ royal du 25 avril 1979 relatif a` l’emploi et au retrait d’emploi du personnel du corps ope´rationnel de la gendarmerie, notamment les articles 54 et 55, modifie´s par les arreˆte´s royaux des 20 décembre 1995 et 5 octobre 1998; Vu l’arreˆte´ royal du 23 décembre 1998 portant exe´cution de l’article 126 de la toi du 7 décembre 1998 organisant un service de police inte´gre´ structure´ a` deux niveaux, notamment l’article 4; Vu l’avis de l’inspection des Finances, donne´ le 20 novembre 1998; Vu le Protocole n˚ 104/1bis du 8 décembre 1998 du Comite´ commun a` l’ensemble des services publics; Vu le Protocole n˚ N-058441 du 11 décembre 1998 du comite´ de ne´gociation du personnel militaire des Forces arme´es; Vu le Protocole n˚ 63 du 11 décembre 1998 du comite´ de ne´gociation du personnel de la gendarmerie; Vu l’urgence motive´e par la circonstance que la mise en place de la police inte´gre´e suppose beaucoup de mesures d’exe´cution sur le plan re´glementaire et que, de`s lors, une publication rapide au Moniteur belge de la loi portant organisation d’un service de police inte´gre´, structure´ a` deux niveaux, s’impose. Que notamment l’article 125 de cette loi, relatif a` l’absence irre´gulie`re de plus dix jours, entre en vigueur le jour de la publication pre´cite´e et s’appliquera aux membres du personnel des diffe´rents services de police existants actuellement. Que ceci suppose cependant que les modalite´s y relatives soient pre´pare´es au pre´alable, sous peine d’hypothe´quer la disponibilite´ des services de police; Vu l’avis du Conseil d’Etat donne´ en application de l’article 84, aline´a 1er, 2˚, des lois coordonne´es du 12 janvier 1973 sur le Conseil d’Etat; Sur la proposition de Notre Ministre de l’inte´rieur et de Notre Ministre de la Justice, Nous avons arreˆté et arreˆtons : Article 1er. On entend, au sens du pre´sent arreˆte´, par :
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geı¨ntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, inzonderheid op de artikelen 125 en 260, Gelet op het koninklijk besluit van 25 april 1979 betreffende het ambt en de ambtsontheffmg van het personeel van het operationeel korps van de rijkswacht, inzonderheid op artikelen 54 en 55, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 2 december 1995 en 8 oktober 1998; Gelet op het koninklijk besluit van 23 december 1998 tot uitvoering van artikel 126 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geı¨ntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, inzonderheid op artikel 4; Gelet op het advies van de inspectie van Financie¨n, gegeven op 20 november 1998; Gelet op het Protocol nr. 104/1bis van 8 december 1998 van het gemeenschappelijk Comite´ voor alle overheidsdiensten, Gelet op het Protocol nr. N-058441 van 11 december 1998 van het onderhandelingscomite´ van het militair personeel van de krijgsmacht; Gelet op het Protocol nr. 63 van 11 december 1998 van het onderhandelingscomite´ van het personeel van de rijkswacht; Gelet op de gemotiveerde hoogdringendheid door het feit dat de totstandkoming van de geı¨ntegreerde politie nog heel wat reglementair uitvoeringswerk vergt en de wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, derhalve zo snel mogelijk in het Belgisch Staatsblad moet worden bekendgemaakt. Dat o.a. artikel 125 van die wet, m.b.t. de onregelmatige afwezigheid van meer dan tien dagen, in werking zal treden de dag van voormelde bekendmaking en van toepassing zal zijn op de personeelsleden van de actueel bestaande diverse politiediensten. Dat dit evenwel niet kan zonder dat reeds de nadere regels dienaangaande anticipatief worden voorbereid, op risico van de beschikbaarheid van de politiediensten in het gedrang te brengen; Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven bij toepassing van artikel 84, eerste lid, 2˚, van de gecoo¨rdineerde wetten van 12 januari 1973 op de Raad van State; Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Artikel 1. In dit besluit worden verstaan onder :
1˚ « la loi », la loi du 7 décembre 1998 organisant un service de police inte´gre´, structure´ a` deux niveaux;
1˚ « de wet », de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus;
2˚ « de fonctionnaire de police », le membre du corps ope´rationnel et de la cate´gorie de personnel de police spe´ciale de la gendarmerie, ainsi que l’officier ou l’agent de la police judiciaire pre`s les parquets;
2˚ « de politieambtenaar », het lid van het operationeel korps en van de categorie bijzonder politie personeel van de rijkswacht alsmede de officier of agent van de gerechtelijke politie bij de parketten;
3˚ « le chef de corps », le commandant de la gendarmerie en ce qui concerne les membres de la gendarmerie et le commissaire ge´ne´ral de la police judiciaire en ce qui concerne les membres de la police judiciaire;
3˚ « de korpschef », de commandant van de rijkswacht, wat betreft de leden van de rijkswacht en de commissaris-generaal van de gerechtelijke politie wat betreft de leden van de gerechtelijke politie;
4˚ « le Ministre », le Ministre de l’inte´rieur pour les membres de la gendarmerie et le Ministre de la Justice pour les membres de la police judiciaire;
4˚ « de Minister », de Minister van Binnenlandse Zaken voor de leden van de rijkswacht en de Minister van Justitie voor de leden van de gerechtelijke politie;
5˚ « l’autorite´ compe´tente », l’autorite´ qui a nomme´ le fonctionnaire de police dams son dernier grade.
5˚ « de bevoegde overheid », de overheid die de politieambtenaar benoemd heeft in zijn laatste graad.
Art. 2. Lorsqu’un fonctionnaire de police est absent irre´gulie`rement, son chef de corps ou l’officier par lui de´le´gue´, informe l’inte´resse´ par lettre recommande´e de la teneur de l’article 125 de la loi, des dispositions du pre´sent arreˆte´ et de la date a` partir de laquelle le de´lai de dix jours vise´ a` l’article 125 de la loi est calcule´.
Art. 2. Wanneer een politieambtenaar onregelmatig afwezig is, stelt zijn korpschef of de door hem gemachtigde officier, de betrokkene met een ter post aangetekende brief in kennis van de inhoud van artikel 125 van de wet, van de bepalingen van dit besluit en van de datum vanaf de welke de in artikel 125 van de wet bedoelde termijn van 10 dagen berekend wordt.
Art. 3. Lorsque le de´lai de 10 jours est expire´, le chef de corps avise imme´diatement le Ministre de l’irre´gularite´ de l’absence.
Art. 3. Wanneer de termijn van tien dagen verstreken is, licht de korpschef onmiddellijk de Minister in over de onregelmatigheid van de afwezigheid.
180
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
Cet avis est e´galement porte´ a` la connaissance de l’inte´resse´ par lettre recommande´e. Par cette communication, l’inte´resse´ est e´galement invite´ a` faire comnaıˆtre au chef de corps, dams les meilleurs de´lais et au plus tard dans les dix jours a` compter de la notification de la communication, ses arguments ou tout e´le´ment permettant de se prononcer sur le caracte`re irre´gulier ou non de son absence.
Betrokkene wordt eveneens in kennis gesteld van dit bericht met een ter de post aangetekende brief. Met deze kennisgeving wordt betrokkene eveneens verzocht, zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen de tien dagen na de berekening van de kennisgeving, aan de korpschef zijn argumenten of enig ander gegeven bekend te maken waardoor het mogelijk is zich uit te spreken over het al dan niet onregelmatig karakter van zijn afwezigheid.
Le chef de corps e´met un avis motive´ sur le caracte`re irre´gulier ou non de l’absence et le transmet sans de´lai a` l’autorite´ compe´tente, ensemble avec les arguments ou e´le´ments avance´s, le cas e´che´ant, par l’inte´resse´.
De korpschef verstrecht een gemotiveerd advies met betrekking op het al dan niet onregelmatig karakter van de afwezigheid en stuurt dit, samen met de door betrokkene desgevallend naar voor gebrachte argumenten of gegevens, door naar de bevoegde overheid.
Art. 4. Lorsqu’elle estime, apre`s avoir pris connaissance des arguments de l’inte´resse´ et de l’avis du chef de corps, que l’absence est effectivement irre´gulie`re, l’autorite´ compe´tente de´met l’inte´resse´ d’office de son emploi.
Art. 4. Wanneer hij, na kennis te hebben genomen van de argumenten of gegevens van betrokkene en van het advies van de korpschef oordeelt dat de afwezigheid inderdaad onregelmatig is, ontslaat de bedoelde bevoegde overheid betrokkene ambtshalve uit zijn ambt.
Art. 5. Les articles 54 et 55 de l’arreˆte´ royal du 25 avril 1979 relatif a` l’emploi et au retrait d’emploi du persomnel du corps ope´rationnel de la gendarmerie, modifie´s par les arreˆte´s royaux du 20 décembre 1995 et du 8 octobre 1998, sont abroge´s.
Art. 5. De artikelen 54 en 55 van het koninklijk besluit van 25 april 1979 betreffende het ambt en de ambtsontheffing van het personeel van het operationeel korps van de rijkswacht, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 20 december 1995 en 8 oktober 1998, worden opgeheven.
Art. 6. L’article 260 de la loi est mis en vigueur.
Art. 6. Artikel 260 van de wet wordt in werking gesteld.
Art. 7. Le pre´sent arreˆte´ entre en vigueur a` la date de sa publication au Moniteur belge.
Art. 7. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 8. Notre Ministre de l’Inte´rieur et Notre Ministre de la Justice sont charge´s, chacun en ce qui le concerne, de l’exe´cution du pre´sent arreˆte´.
Art. 8. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft belast, met de uitvoering van dit besluit.
Donne´ a` Bruxelles, le 23 décembre 1998.
Gegeven te Brussel, 23 december 1998.
ALBERT
ALBERT
Par le Roi :
Van Koningswege :
Le Ministre de l’Inte´rieur, L. VAN DEN BOSSCHE
De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE
Le Ministre de la Justice, T. VAN PARYS
De Minister van Justitie, T. VAN PARYS
c
F. 99 — 8 [S − C − 98/21512] 23 DECEMBRE 1998. — Arreˆte´ royal portant exe´cution de l’article 126 de la loi du 7 décembre 1998 organisant un service de police inte´gre´ structure´ a` deux niveaux ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Vu la loi du 7 décembre 1998 organisant un service de police inte´gre´ structure´ a` deux niveaux, notamment les articles 121, 126 et 260; Vu l’avis de l’inspecteur des finances donne´ le 20 novembre 1998; Vu le Protocole n˚ 104/1ter du 8 décembre 1998 du Comite´ commun a` l’ensemble des services publics; Vu le Protocole n˚ N-058441 du 11 décembre 1998 du comite´ de ne´gociation du personnel militaire des Forces arme´es; Vu le Protocole n˚ 63 du 11 décembre 1998 du comite´ de ne´gociation du personnel de la gendarmerie; Vu l’urgence motive´e par la circonstance que la mise en place de la police inte´gre´e suppose beaucoup de mesures d’exe´cution sur le plan re´glementaire et que, de`s lors, une publication rapide au Moniteur belge de la loi portant organisation d’un service de police inte´gre´, structure´ a` deux niveaux, s’impose. Que notamment l’article 126 de cette loi, relatif au droit de gre`ve, entre en vigueur le jour de la publication pre´cise´e et s’appliquera aux membres du personnel des diffe´rents services de police existants actuellement. Que ceci suppose cependant que les modalite´s y relatives soient pre´pare´es au pre´alable, sous peine d’hypothe´quer la disponibilite´ des services de police; Vu l’avis du Conseil d’Etat donne´ en application de l’article 84, aline´a 1er, 2˚, des lois coordonne´es du 12 janvier 1973 sur le Conseil d’Etat;
N. 99 — 8 [S − C − 98/21512] 23 DECEMBER 1998. — Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 126 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geı¨ntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geı¨ntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, inzonderheid op de artikelen 121, 126 en 260; Gelet op het advies van de inspecteur van financie¨n gegeven op 20 november 1998; Gelet op het Protocol nr. 104/1lter van 8 december 1998 van het gemeenschappelijk Comite´ voor alle overheidsdiensten; Gelet op het Protocol nr. N-058441 van 11 december 1998 van het onderhandelingscomite´ van het militair personeel van de krijgsmacht; Gelet op het Protocol nr. 63 van 11 december 1998 van het onderhandelingscomite´ van het personeel van de rijkswacht; Gelet op de gemotiveerde hoogdringendheid door het feit dat de totstandkoming van de geı¨ntegreerde politie nog heel wat reglementair uitvoeringswerk vergt en de wet tot organisatie van een geı¨ntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, derhalve zo snel mogelijk in het Belgisch Staatsblad moet worden bekendgemaakt. Dat o.a. artikel 126 van die wet, m.b.t. het stakingsrecht, in werking zal treden de dag van voormelde bekendmaking en van toepassing zal zijn op de personeelsleden van de actueel bestaande diverse politiediensten. Dat dit evenwel niet kan zonder dat reeds de nadere regels dienaangaande anticipatief worden voorbereid, op risico van de beschikbaarheid van de politiedienaren in het gedrang te brengen; Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven bij toepassing van artikel 84, eerste lid, 2˚, van de gecoo¨rdineerde wetten van 12 januari 1973 op de Raad van State;
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD Sur la proposition de Notre Ministre de l’Inte´rieur et de Notre Ministre de la Justice et de l’avis de nos ministres qui en ont de´libe´re´ en Conseil, Nous avons arreˆté et arreˆtons : er
Article 1 . On entend, au sens du pre´sent arreˆte´, par:
181
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en van Onze Minister van Justitie en op het advies van onze in Raad vergarderde ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Artikel 1. In dit besluit worden verstaan onder:
1˚ ″la loi″, la loi du 7 décembre 1998 organisant un service de police inte´gre´, structure´ a` deux niveaux;
1˚ ″de wet″, de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geı¨ntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus;
2˚ ″les membres du personnel″, les personnes vise´es aux articles 117 et 118, de la loi;
2˚ ″de personeelsleden″, de personen bedoeld in de artikelen 117 en 118, van de wet;
3˚ ″le comite´ de ne´gociation″, le comite´ mentionne´ a` l’article 126, § 1er, 2˚, de la loi.
3˚ ″het onderhandelingscomite´″, het comite´ zoals bedoeld in artikel 126, § 1, 2˚, van de wet.
Art. 2. Le pre´avis de gre`ve pre´vu a` l’article 126, § 1er, 1˚, de la loi est de´pose´ par un dirigeant responsable d’une organisation syndicale agre´e´e, aupre`s du Ministre de l’Inte´rieur. Le Ministre de l’Inte´rieur en informe sans de´lai le Ministre de la Justice. Si l’action planifie´e concerne la police locale, le pre´avis est e´galement de´pose´ aupre`s du bourgmestre ou du colle`ge de police concerne´.
Art. 2. De stakingsaanzegging bedoeld in artikel 126, § 1, 1˚, van de wet, wordt ingediend door een verantwoordelijke leider van een erkende syndicale organisatie bij de Minister van Binnenlandse Zaken. De Minister van Binnenlandse Zaken brengt de Minister van Justitie hiervan onverwijld op de hoogte. Indien de geplande actie de lokale politie betreft, wordt de voorafgaande aanzegging eveneens ingediend bij de betrokken burgemeester of het betrokken politiecollege.
Pour eˆtre valablement de´pose´, le pre´avis de gre`ve doit eˆtre envoye´ par recommande´ ou faire l’objet d’un accuse´ de re´ception et mentionner les motifs et, de fac¸on pre´cise, le lieu, les services concerne´s, la date et l’heure de de´but ainsi que la dure´e de la gre`ve envisage´e.
Om regelmatig te zijn ingediend, moet de stakingsaanzegging aangetekend worden verstuurd of het voorwerp uitmaken van een ontvangstmelding en de motieven, alsmede de precieze plaats, betrokken diensten, datum en uur van aanvang evenals de duur van de beoogde staking aangeven.
Le pre´avis de gre`ve est au minimum de douze jours et prend cours le jour suivant sa dernie`re notification. Durant cette pe´riode le personnel doit poursuivre le travail normalement.
De stakingsaanzegging bedraagt minimum twaalf dagen en gaat in op de dag welke volgt op de laatste berekening. Tijdens deze periode moet het personeel normaal doorwerken.
Pendant la pe´riode ou` le pre´avis court, aucun autre pre´avis ne peut eˆtre de´pose´ par la meˆme organisation syndicale pour les meˆmes membres du personnel.
Tijdens de periode waarin de aanzegging loopt, kan door dezelfde syndicale organisatie geen enkele andere aanzegging worden ingediend voor dezelfde personeelsleden.
Art. 3. Le pre´sident du comite´ de ne´gociation convoque le comite´ de ne´gociation le plus vite possible apre`s re´ception du pre´avis de gre`ve. Le pre´avis de gre`ve est joint a` la convocation.
Art. 3. Zo snel mogelijk na ontvangst van de stakingsaanzegging wordt het onderhandelingscomite´ door zijn voorzitter bijeengeroepen. De stakingsaanzegging wordt gevoegd bij de oproeping.
L’ordre du jour mentionne dans quel de´lai les ne´gociations doivent eˆtre acheve´es, et ce au plus tard quarante-huit heures avant le terme du pre´avis. Les de´le´gations qui composent le comite´ de ne´gociation peuvent toutefois de´cider conjointement de prolonger ce de´lai.
De dagorde vermeldt binnen welke termijnen de onderhandelingen moeten worden bee¨indigd en dit ten laatste achtenveertig uren voor het vervallen van de stakingsaanzegging. De afvaardigingen die deel uitmaken van het onderhandelingscomite´ kunnen evenwel gezamenlijk beslissen om deze termijn te verlengen.
A l’issue de la ne´gociation, le pre´sident re´dige, le plus vite possible, le proce`s-verbal de celle-ci ainsi que le protocole. Ces deux documents sont signe´s, sans de´lai, par toutes les parties. La gre`ve ne peut de´buter au plus toˆt que 48 heures apre`s la signature du protocole.
Bij het afsluiten van de onderhandeling stelt de voorzitter, zo vlug mogelijk, het proces-verbaal van de vergadering en het protocol op. Deze twee documenten worden onverwijld door alle partijen ondertekend. De staking kan slechts aanvangen ten vroegste 48 uur na de ondertekening van het protocol.
Art. 4. Les membres du personnel qui participent a` la gre`ve et ceux qui n’y participent pas mais qui ne peuvent rejoindre leur lieu de travail, ne perc¸oivent pas de re´mune´ration pour la dure´e de l’interruption du travail. Pour le surplus, ils conservent tous les droits statutaires et leur absence ne peut eˆtre conside´re´ comme irre´gulie`re aussi longtemps que dure la gre`ve ou que l’accomplissement de leurs prestations de travail est rendue impossible en raison de celle-ci.
Art. 4. De personeelsleden die aan de staking deelnemen en zij die er niet aan deelnemen maar die hun arbeidsplaats niet kunnen vervoegen, ontvangen voor de duur van de werkonderbreking geen bezoldiging. Voor het overige behouden zij alle statutaire rechten. Hun afwezigheid mag, zolang de staking duurt of het vervullen van hun arbeidsprestaties hierdoor onmogelijk wordt gemaakt, niet beschouwd worden als een onregelmatige afwezigheid.
Art. 5. Jusqu’a` la constitution de la police fe´de´rale et des corps de police locale, le pre´avis de greve est de´pose´ aupre`s du ministre de l’Inte´rieur et aupre`s des autorite´s vise´es a` l’article 260, aline´a 3, de la loi, selon les distinctions qui y sont faites.
Art. 5. Tot de oprichting van de federale politie en van de korpsen van lokale politie, wordt de stakingsaanzegging ingediend bij de Minister van Binnenlandse Zaken en bij de overheden bedoeld in het artikel 260, derde lid, van de wet, volgens het aldaar gemaakte onderscheid.
Art. 6. Le pre´sent arreˆte´ entre en vigueur a` la date de sa publication au Moniteur belge.
Art. 6. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 7. Notre Ministre de l’Inte´rieur et Notre Ministre de la Justice sont charge´s, chacun en ce qui le concerne, de l’exe´cution du pre´sent arreˆte´.
Art. 7. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en onze Minister van Justitie zijn belast, ieder wat hem betreft, met de uitvoering van dit besluit.
Donne´ a` Bruxelles, le 23 décembre 1998.
ALBERT
Gegeven te Brussel, 23 december 1998.
ALBERT
Par le Roi :
Van Koningswege :
Le Ministre de l’Inte´rieur, L. VAN DEN BOSSCHE
De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE
Le Ministre de la Justice, T. VAN PARYS
De Minister van Justitie, T. VAN PARYS
182
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD COUR D’ARBITRAGE F. 99 — 9
[C − 98/21508]
Arreˆt n° 134/98 du 16 de´cembre 1998 Nume´ros du roˆle : 1138 et 1105 En cause : - le recours en annulation partielle du de´cret de la Communaute´ franc¸aise du 4 fe´vrier 1997 fixant le re´gime des conge´s et de disponibilite´ pour maladie et infirmite´ de certains membres du personnel de l’enseignement, introduit par M. Hupet et autres; - les questions pre´judicielles relatives a` l’article 29 du meˆme de´cret de la Communaute´ franc¸aise, pose´es par le Conseil d’Etat. La Cour d’arbitrage, compose´e des pre´sidents M. Melchior et L. De Gre`ve, et des juges H. Boel, G. De Baets, E. Cerexhe, A. Arts et R. Henneuse, assiste´e du greffier L. Potoms, pre´side´e par le pre´sident M. Melchior, apre`s en avoir de´libe´re´, rend l’arreˆt suivant : I. Objet des questions pre´judicielles et du recours en annulation a. Par arreˆt n° 66.555 du 4 juin 1997 en cause de J. Fontiny contre la Communaute´ franc¸aise, dont l’expe´dition est parvenue au greffe de la Cour le 23 juin 1997, le Conseil d’Etat a pose´ les questions pre´judicielles suivantes : 1. « Le de´cret du 4 fe´vrier 1997 fixant le re´gime des conge´s et de disponibilite´ pour maladie et infirmite´ de certains membres du personnel de l’enseignement rele`ve-t-il de la compe´tence de la Communaute´ franc¸aise en ce que son article 29 lui donne un effet re´troactif au 1er septembre 1995, qui empeˆche le Conseil d’Etat de juger la validite´ d’une de´cision de mise en disponibilite´ d’un membre du personnel d’un centre psycho-me´dico-social, compte tenu de ce que le Conseil d’Etat tient son pouvoir de la loi fe´de´rale et que ses attributions ne peuvent eˆtre fixe´es que par la loi fe´de´rale ? » 2. « Le meˆme de´cret est-il compatible avec les articles 10 et 11 de la Constitution en ce que son article 29 pre´cite´ rend inope´rant le recours introduit devant le Conseil d’Etat contre une de´cision prise en application d’un arreˆte´ ayant au moins partiellement le meˆme objet, et prive le reque´rant d’une garantie juridictionnelle dont jouissent tous les autres citoyens, cre´ant ainsi une diffe´rence de traitement dont il convient de se demander si elle est objectivement justifie´e ? » Cette affaire est inscrite sous le nume´ro 1105 du roˆle de la Cour. b. Par requeˆte adresse´e a` la Cour par lettre recommande´e a` la poste le 4 aouˆt 1997 et parvenue au greffe le 5 aouˆt 1997, un recours en annulation des articles 6, 7, 8, 12, aline´a 2, 18, 19, 28 et 29, ainsi que, dans la mesure rendue ne´cessaire par l’annulation des articles pre´cite´s, des articles 22, 23, 24, 25, 26 et 27 du de´cret de la Communaute´ franc¸aise du 4 fe´vrier 1997 fixant le re´gime des conge´s et de disponibilite´ pour maladie et infirmite´ de certains membres du personnel de l’enseignement (publie´ au Moniteur belge du 6 fe´vrier 1997) a e´te´ introduit par M. Hupet, demeurant a` 6852 Opont, rue Moulin d’Our 3, C. Ponsard, demeurant a` 4000 Lie`ge, quai de Rome 64, S. Deneil, demeurant a` 1410 Waterloo, clos des Essarts 11, P. Goffinet, demeurant a` 6840 Neufchaˆteau, avenue de la Gare 78, A. Vos, demeurant a` 1430 Quenast, rue de Wisbecq 5, M. Burnotte, demeurant a` 6960 Manhay, chausse´e Romaine 26, H. Vervier, demeurant a` 4670 Ble´gny, rue de la Fontaine 31, C. Collard, demeurant a` 5651 Tarcienne, rue Try des Marais 113, A. Decock, demeurant a` 5100 We´pion, Bois Saint-Antoine 5, et Y. Fercot, demeurant a` 7134 Leval-Trahignies, rue Albert Ier 265. Cette affaire est inscrite sous le nume´ro 1138 du roˆle de la Cour. II. Les faits et la proce´dure ante´rieure dans l’affaire portant le nume´ro 1105 du roˆle J. Fontiny a introduit devant le Conseil d’Etat un recours en annulation de l’arreˆte´ ministe´riel portant sa mise en disponibilite´ pour cause de maladie a` partir du 6 fe´vrier 1996 et de l’arreˆte´ ministe´riel par lequel il est admis a` la retraite a` partir du 1er octobre 1996. Ces arreˆte´s sont fonde´s sur les dispositions de l’arreˆte´ du Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise du 28 aouˆt 1995 portant modification du re´gime des conge´s et de disponibilite´ pour maladie et infirmite´ des membres du personnel technique des centres psycho-me´dico-sociaux. Cet arreˆte´ a e´te´ annule´ par l’arreˆt n° 63.463 du Conseil d’Etat du 9 de´cembre 1996 au motif que les mesures qu’il prenait relevaient du pouvoir de´cre´tal. Les meˆmes dispositions ont e´te´ reprises par de´cret le 4 fe´vrier 1997. L’auditeur-rapporteur devant le Conseil d’Etat a souleve´ un moyen d’office tire´ de ce que l’arreˆte´ attaque´, en raison de l’annulation par le Conseil d’Etat, est prive´ de son unique fondement en droit. Concluant que des doutes pesaient sur la constitutionnalite´ du de´cret du 4 fe´vrier 1997, le Conseil d’Etat a pose´ les questions pre´judicielles pre´cite´es. III. La proce´dure devant la Cour a) Dans l’affaire portant le nume´ro 1105 du roˆle Par ordonnance du 23 juin 1997, le pre´sident en exercice a de´signe´ les juges du sie`ge conforme´ment aux articles 58 et 59 de la loi spe´ciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d’arbitrage. Les juges-rapporteurs ont estime´ n’y avoir lieu de faire application des articles 71 ou 72 de la loi organique. La de´cision de renvoi a e´te´ notifie´e conforme´ment a` l’article 77 de la loi organique, par lettres recommande´es a` la poste le 14 aouˆt 1997. L’avis prescrit par l’article 74 de la loi organique a e´te´ publie´ au Moniteur belge du 19 aouˆt 1997. Des me´moires ont e´te´ introduits par : - J. Fontiny, demeurant a` 1200 Bruxelles, avenue Ge´ne´ral Lartigue 15, par lettre recommande´e a` la poste le 24 septembre 1997; - le Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise, place Surlet de Chokier 15-17, 1000 Bruxelles, par lettre recommande´e a` la poste le 29 septembre 1997. b) Dans l’affaire portant le nume´ro 1138 du roˆle Par ordonnance du 5 aouˆt 1997, le pre´sident en exercice a de´signe´ les juges du sie`ge conforme´ment aux articles 58 et 59 de la loi spe´ciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d’arbitrage. Les juges-rapporteurs ont estime´ n’y avoir lieu de faire application des articles 71 ou 72 de la loi organique. Le recours a e´te´ notifie´ conforme´ment a` l’article 76 de la loi organique, par lettres recommande´es a` la poste le 18 septembre 1997. L’avis prescrit par l’article 74 de la loi organique a e´te´ publie´ au Moniteur belge du 19 septembre 1997. Le recours a e´te´ notifie´ a` J. Fontiny conforme´ment a` l’article 78 de la loi organique, par lettre recommande´e a` la poste le 23 septembre 1997.
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD Des me´moires ont e´te´ introduits par : - le Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise, place Surlet de Chokier 15-17, 1000 Bruxelles, par lettre recommande´e a` la poste le 30 octobre 1997; - J. Fontiny, demeurant a` 1200 Bruxelles, avenue Ge´ne´ral Lartigue 15, par lettre recommande´e a` la poste le 7 novembre 1997. c) Dans les deux affaires Par ordonnance du 17 septembre 1997, la Cour a joint les affaires. Les me´moires ont e´te´ notifie´s conforme´ment a` l’article 89 de la loi organique, par lettres recommande´es a` la poste le 17 novembre 1997 et le 9 janvier 1998. Des me´moires en re´ponse ont e´te´ introduits par : - J. Fontiny, par lettre recommande´e a` la poste le 16 de´cembre 1997; - le Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise, par lettre recommande´e a` la poste le 16 de´cembre 1997; - M. Hupet et autres, par lettre recommande´e a` la poste le 10 fe´vrier 1998. Par ordonnances du 25 novembre 1997 et du 27 mai 1998, la Cour a proroge´ jusqu’aux 23 juin 1998 et 23 de´cembre 1998 le de´lai dans lequel l’arreˆt doit eˆtre rendu. Par ordonnance du 8 juillet 1998, la Cour a de´clare´ l’affaire en e´tat et fixe´ l’audience au 16 septembre 1998. Cette ordonnance a e´te´ notifie´e aux parties ainsi qu’a` leurs avocats par lettres recommande´es a` la poste le 10 juillet 1998. A l’audience publique du 16 septembre 1998 : - ont comparu : . Me D. Wagner, avocat au barreau de Lie`ge, pour les parties reque´rantes dans l’affaire portant le nume´ro 1138 du roˆle; . Me M. Detry, avocat au barreau de Bruxelles, pour J. Fontiny; . Me P. Levert, avocat au barreau de Bruxelles, pour le Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise; - les juges-rapporteurs E. Cerexhe et H. Boel ont fait rapport; - les avocats pre´cite´s ont e´te´ entendus; - l’affaire a e´te´ mise en de´libe´re´. La proce´dure s’est de´roule´e conforme´ment aux articles 62 et suivants de la loi organique, relatifs a` l’emploi des langues devant la Cour. IV. Les dispositions en cause Les articles attaque´s du de´cret du 4 fe´vrier 1997 disposent comme suit : « Art. 6. Le membre du personnel vise´ a` l’article 5, en activite´ de service, qui est empeˆche´ d’exercer normalement ses fonctions par suite de maladie ou d’infirmite´, peut be´ne´ficier, pendant chaque pe´riode scolaire, de conge´s pour cause de maladie ou d’infirmite´ a` raison de quinze jours ouvrables. Art. 7. Le membre du personnel nomme´ ou engage´ a` titre de´finitif a` la date du 1er septembre 1995, peut e´galement be´ne´ficier de soixante jours ouvrables de conge´s pour cause de maladie ou d’infirmite´, sur l’ensemble de sa carrie`re. Le membre du personnel nomme´ ou engage´ a` titre de´finitif apre`s le 1er septembre 1995, peut be´ne´ficier du nombre de jours ouvrables de conge´ pour cause de maladie ou d’infirmite´ auquel il aurait eu droit, a` la veille de sa nomination ou de son engagement a` titre de´finitif, en application du chapitre III, sans que ce nombre puisse de´passer soixante jours ouvrables. Pour le membre du personnel invalide de guerre, le nombre de jours de conge´ fixe´ aux aline´as 1er et 2 est porte´ a` nonante jours. Art. 8. Lorsque le membre du personnel a be´ne´ficie´ de jours de conge´ pour cause de maladie ou d’infirmite´ en application de l’article 7, le nombre maximum de jours de conge´ fixe´ par cet article peut eˆtre reconstitue´ au cours de la carrie`re, a` raison de la moitie´ du solde des jours de conge´ pour cause de maladie ou d’infirmite´ vise´s a` l’article 6, que l’inte´resse´ n’a pas e´puise´s a` la fin de chaque pe´riode scolaire, le nombre ainsi obtenu e´tant, le cas e´che´ant, arrondi a` l’unite´ infe´rieure. [...] Art. 12. [...] Le membre du personnel qui a atteint l’aˆge de cinquante-neuf ans et qui se trouve en disponibilite´ par application de l’aline´a pre´ce´dent, est maintenu en disponibilite´ jusqu’au terme de sa carrie`re. [...] Art. 18. Il est attribue´ au membre du personnel vise´ a` l’article 17, un jour ouvrable de conge´ re´mune´re´ pour cause de maladie ou d’infirmite´, par dix jours de services effectifs accomplis, depuis la date de sa premie`re de´signation ou de son premier engagement a` titre temporaire, conforme´ment aux aline´as 2 et 3. Lors de la premie`re interruption de service pour cause de maladie ou d’infirmite´, le membre du personnel peut be´ne´ficier du nombre de jours de conge´ re´mune´re´ calcule´ en application de l’aline´a 1er, sans que ce nombre puisse de´passer soixante jours ouvrables. Lorsque le membre du personnel doit a` nouveau interrompre son service pour cause de maladie ou d’infirmite´, le nombre de jours de conge´ re´mune´re´ auquel il peut pre´tendre est e´gal a` la diffe´rence entre le nombre de jours de conge´ re´mune´re´ dont il aurait pu be´ne´ficier lors de la pe´riode de maladie pre´ce´dente et le nombre de jours de conge´ qu’il a pris, additionne´e d’un jour par dix jours de services effectifs accomplis depuis la fin de l’interruption de service pre´ce´dente, sans que le total des jours de conge´ pour cause de maladie ou d’infirmite´ puisse de´passer soixante jours ouvrables. Par services effectifs accomplis, il faut entendre les jours de pre´sence ou assimile´s durant les jours d’ouverture de l’e´tablissement ou les prestations vise´es a` l’article 7 du de´cret du 25 juillet 1996 relatif aux charges et emplois des Hautes Ecoles organise´es ou subventionne´es par la Communaute´ franc¸aise. Art. 19. Par de´rogation a` l’article 18, le membre du personnel, de´signe´ ou engage´ pour la dure´e comple`te de l’anne´e scolaire ou acade´mique et qui doit interrompre son service pour cause de maladie ou d’infirmite´, peut pre´tendre pour l’anne´e conside´re´e, a` dix-huit jours ouvrables de conge´ re´mune´re´ lorsque l’application de l’article 18 lui est moins favorable. Toutefois, lorsque le membre du personnel concerne´ met fin volontairement a` ses fonctions avant le terme de l’anne´e scolaire ou acade´mique, son dernier traitement d’activite´ est diminue´ d’une somme e´gale a` la diffe´rence entre la re´mune´ration qu’il a obtenue sur la base de l’aline´a 1er et celle a` laquelle il aurait pu pre´tendre en application de l’article 18.
183
184
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD [...] Article 28. Par de´rogation a` l’article 7 du pre´sent de´cret, le nombre de jours ouvrables de conge´ pour cause de maladie ou d’infirmite´ auquel peut pre´tendre le membre du personnel qui, au 1er septembre 1995, est aˆge´ de 59 ans accomplis et se trouve en activite´ de service ou en non activite´, est diminue´ jusqu’a` concurrence du nombre de jours de conge´ pour cause de maladie ou d’infirmite´ pris par l’inte´resse´ au-dela` de trente jours, au cours de la pe´riode scolaire s’e´tendant du 1er septembre 1994 au 31 aouˆt 1995. En aucun cas, le nombre total de jours de conge´ auquel peut pre´tendre le membre du personnel ne peut eˆtre infe´rieur a` trente jours ouvrables. Art. 29. Le pre´sent de´cret produit ses effets le 1er septembre 1995. » Enfin, les articles 22, 23, 24, 25, 26 et 27 attaque´s du de´cret abrogent la re´glementation ante´rieure. V. En droit -ADans l’affaire portant le nume´ro 1105 du roˆle Me´moire de la partie reque´rante devant le Conseil d’Etat A.1. En confe´rant une porte´e re´troactive au de´cret du 4 fe´vrier 1997, la Communaute´ franc¸aise a empeˆche´ le reque´rant devant le Conseil d’Etat d’obtenir une solution au recours qu’il avait introduit devant la haute juridiction administrative. La Cour a estime´, dans son arreˆt n° 31/95 du 4 avril 1995, que si la re´troactivite´ d’un arreˆte´ de re´fection d’un arreˆte´ annule´ par le Conseil d’Etat avait pour objectif unique ou principal d’influer sur l’issue de certaines proce´dures juridictionnelles ou d’empeˆcher les juridictions de se prononcer sur une question de droit, sans que des circonstances exceptionnelles puissent justifier cette inge´rence, elle e´tait ille´gale. En l’espe`ce, la re´troactivite´ confe´re´e a` la mise en application du de´cret du 4 fe´vrier 1997, d’initiative gouvernementale, a manifestement pour objet d’empeˆcher le Conseil d’Etat de statuer sur la re´gularite´ des de´cisions prises en application de l’arreˆte´ ille´gal que ce de´cret remplace. Me´moire du Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise A.2.1. La premie`re question pre´judicielle appelle une re´ponse ne´gative. A de´faut, en effet, on exclurait la possibilite´ pour les le´gislateurs des entite´s fe´de´re´es de proce´der a` des validations le´gislatives, en toute matie`re, alors meˆme qu’il est constant que ces le´gislateurs disposent, au plan de la technique le´gislative, de moyens de mise en oeuvre de leurs compe´tences mate´rielles identiques a` ceux du le´gislateur fe´de´ral. Le raisonnement qui sous-tend la question pre´judicielle pose´e par le Conseil d’Etat revient a` opposer deux dispositions constitutionnelles : l’article 24, § 5, de la Constitution, d’une part, l’article 160, d’autre part. En transfe´rant la politique de l’enseignement aux communaute´s, le Constituant de 1988 a entendu confe´rer une compe´tence de large autonomie, sinon de pleine autonomie aux communaute´s. Raisonner dans un sens qui revient a` privile´gier le pouvoir du le´gislateur fe´de´ral de de´terminer la compe´tence du Conseil d’Etat, au de´triment du pouvoir confe´re´ par la Constitution en matie`re d’enseignement aux conseils de communaute´, conduit a` restreindre induˆment la compe´tence des communaute´s dans une matie`re ou` le Constituant a pourtant entendu leur confe´rer une compe´tence exclusive. A.2.2. La question pose´e par le Conseil d’Etat doit eˆtre re´solue a` la lumie`re de la notion des pouvoirs implicites telle que cette notion est consacre´e par l’article 10 de la loi spe´ciale du 8 aouˆt 1980 et la jurisprudence de la Cour. On ne saurait de´nier l’impact marginal du de´cret du 4 fe´vrier 1997 sur la compe´tence de la section d’administration du Conseil d’Etat : l’effet re´troactif qui s’attache a` ce de´cret n’a pour seule conse´quence que d’affecter le seul recours du reque´rant. La matie`re touche´e, ensuite, soit l’article 14 des lois coordonne´es sur le Conseil d’Etat, ne se preˆte pas a` un traitement diffe´rencie´, de`s lors qu’il est admis, et sous la re´serve du respect des articles 10 et 11 de la Constitution, que certains justiciables puissent se voir prive´s de leur droit a` un recours effectif devant le Conseil d’Etat. Enfin, le lien entre les matie`res en cause apparaıˆt dans la mesure ou` la Communaute´ franc¸aise e´tait tenue de combler le vide juridique re´sultant de l’arreˆt d’annulation du Conseil d’Etat du 9 de´cembre 1996 et ne pouvait, de`s lors, que confe´rer un effet re´troactif au de´cret du 4 fe´vrier 1997. En toute hypothe`se, a` reprendre - quod non - l’enseignement de l’arreˆt n° 46 de la Cour du 11 avril 1988, encore faut-il constater qu’il n’y aurait pas, en l’occurrence, d’empie´tement du Conseil de la Communaute´ franc¸aise sur les compe´tences du le´gislateur fe´de´ral. Le de´cret entrepris n’a e´te´ adopte´ que pour confirmer un texte dont seule la compe´tence de l’auteur de l’acte e´tait en cause. Meˆme plus, a` ce jour, aucun recours en annulation n’a e´te´ forme´ devant la Cour, qui aurait soutenu que ce de´cret violerait les articles 10, 11 et 24 de la Constitution. Sur ce point, on retiendra que le de´lai de recours est aujourd’hui expire´, de`s lors qu’il a commence´ a` courir a` compter du 6 fe´vrier 1997. En outre, le de´cret du 4 fe´vrier 1997 a valide´ un arreˆte´ du Gouvernement, c’est-a`-dire un acte re´glementaire. En raison de ce caracte`re, l’effet exclusif de cette validation ne se borne pas a` paralyser la saisine du Conseil d’Etat. Au contraire, l’acte valide´ a une porte´e ge´ne´rale. Il produit, par conse´quent, des effets juridiques envers toute personne entrant dans son champ d’application. A.3.1. La seconde question appelle, elle aussi, une re´ponse ne´gative. La technique de la validation le´gislative n’est pas en soi ille´gale ni contraire au principe d’e´galite´ contenu dans les articles 10 et 11 de la Constitution. Certes, il ne saurait eˆtre nie´ que, s’agissant de la notion de situations comparables, le reque´rant doive voir sa situation compare´e par rapport aux autres justiciables. Or, il est certain que le reque´rant se voit prive´, de par l’effet re´troactif du de´cret du 4 fe´vrier 1997, de son droit a` voir le Conseil d’Etat examiner la le´galite´ de de´cisions individuelles qui l’affectent directement. Cependant, le reque´rant e´tant le seul des agents de la Communaute´ franc¸aise vise´s non seulement par le de´cret du 4 fe´vrier 1997, mais e´galement par son article 1er, 4°, a` avoir introduit devant le Conseil d’Etat un recours en annulation contre des mesures d’exe´cution de l’arreˆte´ du 28 aouˆt 1995, il ne saurait y avoir en l’espe`ce de discrimination, de`s lors que le reque´rant ne peut voir sa situation compare´e a` d’autres justiciables. A.3.2. Quoi qu’il en soit, le seul objet de cette validation n’est pas d’empeˆcher le Conseil d’Etat de juger la le´galite´ d’un acte administratif attaque´ devant lui. En proce´dant de la sorte, le le´gislateur de´cre´tal a entendu exe´cuter l’arreˆt du Conseil d’Etat et par la` se conformer au texte constitutionnel, exerc¸ant une compe´tence qui lui revenait en vertu de l’article 24, § 5, de la Constitution. Tout au contraire, accre´diter la the`se selon laquelle le le´gislateur de´cre´tal a viole´ les articles 10 et 11 de la Constitution en faisant re´troagir la norme attaque´e reviendrait a` retenir une interpre´tation qui l’empeˆcherait d’exercer pleinement sa compe´tence. En outre, il convient de relever qu’en octroyant un effet re´troactif au de´cret attaque´, le le´gislateur de´cre´tal ne s’est aucunement approprie´ les vices qui entachaient l’arreˆte´ du 28 aouˆt 1995, annule´ par le Conseil d’Etat.
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD Me´moire en re´ponse de la partie reque´rante devant le Conseil d’Etat A.4.1. Contrairement a` ce que soutient le Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise, le reque´rant a inte´reˆt a` ce que la Cour re´ponde aux questions pre´judicielles pose´es par le Conseil d’Etat puisque l’annulation de l’acte entrepris aurait pour conse´quence qu’il serait cense´ ne pas avoir e´te´ mis a` la pension a` la date de l’arreˆte´ annule´ et qu’on devrait alors conside´rer qu’il est reste´ en service jusqu’a` l’aˆge normal de la pension. A.4.2. Sur le fond, quant a` la seconde question pre´judicielle, la circonstance que le reque´rant soit le seul a` avoir demande´ l’annulation de dispositions prises est sans incidence sur les arguments selon lesquels le de´cret emporte discrimination entre le reque´rant, les enseignants et les autres agents de la fonction publique : le constat d’inconstitutionnalite´ fait par la Cour vaut, en effet, erga omnes. Me´moire en re´ponse du Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise A.5. Dans le cadre de l’instruction du recours en annulation que la partie reque´rante avait introduit, l’auditeur avait estime´ que le recours e´tait fonde´, en conside´rant d’office que les arreˆte´s pris a` l’encontre du reque´rant devaient eˆtre annule´s pour de´faut de base le´gale, a` raison de l’annulation de l’arreˆte´ du 28 aouˆt 1995 portant modification du re´gime des conge´s et de disponibilite´ pour maladie et infirmite´ des membres du personnel technique des centres psycho-me´dico-sociaux de la Communaute´ franc¸aise. Il concluait, en outre, que « la requeˆte semble devoir eˆtre rejete´e pour le surplus ». Dans son dernier me´moire, le reque´rant a e´voque´ l’adoption, par le Conseil de la Communaute´ franc¸aise, du de´cret du 4 fe´vrier 1997 et a fait valoir que le moyen invoque´ d’office par l’auditeur-rapporteur manquait de fondement. Lors de l’audience du 14 mai 1997, le reque´rant e´tait absent. Ainsi, les questions dont la Cour est saisie aujourd’hui ont e´te´ souleve´es d’office. Dans l’affaire portant le nume´ro 1138 du roˆle Requeˆte A.6.1. Un premier moyen est pris de la violation des articles 10 et 11 de la Constitution dont sont victimes les seuls membres du personnel de l’enseignement relevant de la Communaute´ franc¸aise par rapport, d’une part, aux autres agents de la fonction publique relevant tant de l’Etat fe´de´ral que des re´gions, des communaute´s et des autres autorite´s administratives et, d’autre part, par rapport aux membres du personnel de l’enseignement relevant respectivement de la Communaute´ flamande et de la Communaute´ germanophone. A.6.2. Dans une premie`re branche, la violation du principe d’e´galite´ et de non-discrimination est invoque´e par rapport aux agents de la fonction publique en ge´ne´ral relevant tant des autorite´s publiques fe´de´rales que des autorite´s publiques fe´de´re´es ainsi que d’autres autorite´s administratives en ce que la Communaute´ franc¸aise a modifie´ le re´gime des conge´s pour cause de maladie et d’infirmite´ sans fixer au pre´alable les droits minimaux en cette matie`re et en conse´quence sans soumettre le projet de de´cret a` la ne´gociation syndicale au sein du comite´ commun a` l’ensemble des services publics, de´nomme´ le comite´ A, alors que, pour les membres du personnel statutaire relevant du comite´ des services publics nationaux, communautaires et re´gionaux, le Roi a fixe´ par arreˆte´ royal du 22 novembre 1991 les droits minimaux dans cette matie`re, imposant ainsi a` toute autorite´ de soumettre les propositions relatives aux matie`res faisant l’objet des droits minimaux a` la ne´gociation syndicale au sein du comite´ A (article 3, § 1er, de la loi du 19 de´cembre 1974 organisant les relations entre les autorite´s publiques et les syndicats des agents relevant de ces autorite´s, modifie´ par l’article 1er de la loi du 20 juillet 1991 portant des dispositions sociales et diverses). La seule cate´gorie du personnel de l’enseignement relevant de la Communaute´ franc¸aise est ainsi prive´e d’une proce´dure de ne´gociation syndicale devant lui garantir une plus grande protection dans la matie`re des conge´s et mises en disponibilite´ pour maladie et infirmite´. Le nouveau re´gime impose´ dans le seul secteur de l’enseignement est manifestement beaucoup moins favorable aux membres du personnel qui y sont soumis, a` la fois par rapport au re´gime ante´rieur analogue au re´gime ge´ne´ralement en vigueur de la fonction publique et par rapport au re´gime ge´ne´ralement applicable dans la fonction publique tant au niveau fe´de´ral qu’au niveau fe´de´re´, sur la base de l’arreˆte´ royal fixant les droits minimaux et sur la base de l’arreˆte´ royal du 26 septembre 1994 fixant les principes ge´ne´raux pre´cite´s. Les agents de la Communaute´ franc¸aise autres que ceux relevant de l’enseignement be´ne´ficient ainsi d’un syste`me de capitalisation des jours de conge´ de maladie re´mune´re´ auxquels ils ont droit en cours de carrie`re beaucoup plus avantageux que les membres du personnel de l’enseignement. A.6.3. Dans une deuxie`me branche, la violation du principe d’e´galite´ et de non-discrimination est invoque´e par rapport aux membres du personnel de l’enseignement de la Communaute´ flamande et de la Communaute´ germanophone, en ce que seule la Communaute´ franc¸aise a modifie´ la re´glementation relative aux conge´s de maladie et d’infirmite´ dans un sens de´favorable aux membres du personnel de l’enseignement, me´connaissant, d’une part, l’article 3, § 1er, de la loi du 19 de´cembre 1974 pre´cite´e (voir premie`re branche) et, d’autre part, l’article 13.2, littera e, du Pacte international relatif aux droits e´conomiques, sociaux et culturels fait a` New York le 19 de´cembre 1966 et approuve´ par la loi du 15 mai 1981 et par le de´cret de la Communaute´ franc¸aise du 8 juin 1982, alors que les deux autres communaute´s n’ont pas modifie´ de´favorablement cette re´glementation et, si elles le font, sont suppose´es respecter a` la fois la loi du 19 de´cembre 1974 pre´cite´e, en fixant la liste des droits minimaux pre´alablement en la matie`re et en soumettant leur projet a` la ne´gociation syndicale au sein du comite´ A, et le Pacte international relatif aux droits e´conomiques, sociaux et culturels fait a` New York le 19 de´cembre 1966, en respectant l’obligation de standstill de´coulant de l’article 13.2, littera e, de ce Pacte. Certes, chaque communaute´ est entie`rement et seule compe´tente pour le´gife´rer en matie`re d’enseignement. Elles sont cependant toutes trois tenues de respecter les normes fe´de´rales et internationales qui s’imposent a` chacune d’elles, y compris les principes constitutionnels d’e´galite´ et de non-discrimination. A.7. Un deuxie`me moyen est pris de la violation des articles 10 et 11 de la Constitution en ce que les dispositions attaque´es traitent de manie`re identique des cate´gories de personnes se trouvant dans des situations qui, au regard des mesures conside´re´es, sont essentiellement diffe´rentes. Les dispositions attaque´es fixent un nombre de jours de conge´ de maladie re´mune´re´ maximum identique du de´but de la carrie`re (apre`s environ quatre anne´es de service) a` la fin de la carrie`re, sans tenir compte, comme le faisaient les dispositions ante´rieures abroge´es par les dispositions attaque´es, du risque plus e´leve´ de maladie, tant en fre´quence qu’en dure´e, qu’encourent les personnes plus aˆge´es par rapport aux plus jeunes. De`s lors, les membres du personnel de l’enseignement les plus aˆge´s e´puisent beaucoup plus rapidement leur capital conge´ que les plus jeunes et le reconstituent avec beaucoup plus de difficulte´ et beaucoup plus lentement que les plus jeunes, moins sujets aux maladies : il faut en effet neuf ans, a` condition de ne pas eˆtre malade pendant cette pe´riode.
185
186
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD De`s lors, les dispositions attaque´es traitent de manie`re identique, sans justification tenant compte du but et des effets des mesures critique´es, des cate´gories de personnes se trouvant dans des situations pre´sentant des diffe´rences objectives importantes. A.8. Un troisie`me moyen est pris de la violation des articles 10, 11 et 24, § 4, de la Constitution en ce que, d’une part, l’article 12, aline´a 2, du de´cret traite de manie`re diffe´rente, sans justification objective, les membres du personnel ayant atteint l’aˆge de 59 ans et en ce que, d’autre part, l’article 28 du de´cret traite de manie`re diffe´rente, sans justification objective, les membres du personnel aˆge´s de 59 ans au 1er septembre 1995. Les membres du personnel aˆge´s de 59 ans et plus subissent un sort nettement plus de´favorable que les autres membres du personnel de l’enseignement : de`s lors qu’ils sont mis en disponibilite´ pour cause de maladie suite a` l’e´puisement de leur capital conge´, il ne leur est plus possible de reprendre leur fonction meˆme lorsqu’ils retrouvent l’entie`rete´ de leur aptitude physique. Une telle situation peut se produire apre`s seulement quinze jours de maladie de`s lors que le capital de soixante jours aurait e´te´ e´puise´ pre´ce´demment et n’aurait pas encore e´te´ reconstitue´. De`s lors, ce sont les seuls membres du personnel de l’enseignement qui, bien que remplissant les conditions d’aptitude physique, se voient prive´s de leur droit au travail, par exception aux re`gles statutaires applicables qui pre´voient toutes la cessation des fonctions uniquement en cas d’inaptitude physique de´finitive. A.9. Un quatrie`me moyen est pris de la violation des articles 10 et 11 de la Constitution en ce que les dispositions attaque´es re´troagissent au 1er septembre 1995, violant ainsi le principe de se´curite´ juridique en entravant le processus de prise de de´cision au sein du Conseil de la Communaute´ franc¸aise et en privant les membres du personnel concerne´s de la possibilite´ de faire valoir l’ille´galite´ des arreˆte´s du Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise du 28 aouˆt 1995 violant leurs droits. Les arreˆte´s du Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise du 28 aouˆt 1995 ont e´te´ annule´s par le Conseil d’Etat pour violation de l’article 24, § 5, de la Constitution. Le Constituant a voulu que les matie`res essentielles de l’enseignement donnent lieu a` un de´bat au sein du pouvoir le´gislatif et non seulement au sein du pouvoir exe´cutif. En imposant au Conseil de la Communaute´ franc¸aise de voter un projet de de´cret dont l’entre´e en vigueur est fixe´e re´troactivement au 1er septembre 1995, justifiant cette re´troactivite´ par le fait que « l’absence de re´troactivite´ impliquerait la re´vision de toutes les situations administratives individuelles, ce qui cre´erait a` leur niveau une inse´curite´ juridique majeure et au niveau de l’administration, une de´sorganisation nuisant au bon fonctionnement et a` la continuite´ du service public » (Doc., Parlement de la Communaute´ franc¸aise, 1996-1997, n° 135-1, p. 2), le Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise a entrave´ le processus de de´cision au niveau le´gislatif, aucune modification par rapport aux arreˆte´s annule´s n’e´tant possible. Les membres du personnel de l’enseignement se sont vus ainsi prive´s de facto de la garantie constitutionnelle de l’article 24, § 5, celle-ci ne pouvant jouer pleinement en raison meˆme de la re´troactivite´ du de´cret. De`s lors, cette re´troactivite´ aboutit a` valider au nom de la se´curite´ juridique des situations cre´e´es sur la base de dispositions qui violaient l’article 24, § 5, de la Constitution. Une telle re´troactivite´ ne peut eˆtre admise car elle aboutit a` priver les reque´rants de la possibilite´ de faire valoir, sur la base de l’article 159 de la Constitution, aupre`s des juridictions de l’ordre judiciaire l’irre´gularite´ de leur situation ne´e sous l’empire de normes entache´es d’une grave ille´galite´, s’agissant de la violation d’une norme constitutionnelle. Requeˆte en intervention de J. Fontiny A.10. La partie reque´rante devant le Conseil d’Etat dans l’affaire inscrite sous le nume´ro 1105 du roˆle, et qui intervient dans l’affaire ici examine´e jointe au dossier pre´ce´dent, se rallie a` l’argumentation de´veloppe´e par les reque´rants. Me´moire du Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise A.11. Les reque´rants appartiennent aux seules cate´gories de personnel vise´es a` l’article 1er, 1°, 2° et 3°, du de´cret entrepris. Il s’ensuit qu’une e´ventuelle annulation par la Cour ne pourrait s’e´tendre aux membres du personnel vise´s par l’article 1er, 4°, 5° et 6°, du de´cret. En outre, les reque´rants n’ayant pas attaque´ les de´cisions individuelles qui ont e´te´ prises a` leur encontre, des questions se posent quant au caracte`re actuel et direct de leur inte´reˆt. A.12.1. En sa premie`re branche, le premier moyen est irrecevable. On ne sait d’ailleurs pas si la critique concerne exclusivement la violation des articles 10 et 11 de la Constitution au regard d’un pre´tendu non-respect de la formalite´ de la ne´gociation syndicale en comite´ A ou si la critique porte e´galement sur une diffe´rence des re´gimes de conge´ de maladie entre le personnel enseignant et les autres agents de la Communaute´ franc¸aise. D’abord, les cate´gories de personnes vise´es a` l’article 24 de la Constitution ne sont pas comparables a` celles des agents de la fonction publique. Le statut du personnel de l’enseignement est de´termine´ par l’article 24 de la Constitution tandis que celui des autres agents de la fonction publique se fonde soit sur l’article 87, § 4, de la loi spe´ciale du 8 aouˆt 1980, soit sur des dispositions spe´cifiques en ce qui concerne les autorite´s administratives autres que fe´de´rales ou fe´de´re´es. De`s lors, s’agissant du pre´tendu non-respect de la formalite´ de la ne´gociation syndicale au sein du comite´ A, la critique des reque´rants revient a` de´noncer une discrimination qui, - a` la supposer fonde´e, quod non -, trouve son origine, non pas dans le de´cret entrepris, mais dans l’absence de l’adoption par le Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise d’un arreˆte´ fixant la liste des droits minimaux, au sens de l’article 3, § 1er, aline´a 7, de la loi du 19 de´cembre 1974 pre´cite´e. Ainsi, le moyen des reque´rants de´nonce la manie`re dont le Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise a exerce´ et exerce ses compe´tences. Pareille critique e´chappe a` la compe´tence de la Cour. Par ailleurs, et si le moyen veut critiquer le caracte`re de´favorable du re´gime des conge´s du personnel enseignant par rapport a` celui des autres agents de la Communaute´ franc¸aise, cette critique est obscure. Et a` supposer qu’elle soit ave´re´e, sa censure e´chappe a` la compe´tence de la Cour puisqu’elle re´sulterait de l’arreˆte´ royal du 1er juin 1964. A.12.2. En sa deuxie`me branche, le moyen est irrecevable et non fonde´. Non seulement les cate´gories de membres du personnel ne sont pas comparables mais le moyen invoque en outre la violation de l’article 13.2 du Pacte international relatif aux droits e´conomiques, sociaux et culturels, lequel Pacte n’a pas d’effet direct en droit interne - sans compter que l’on ne sait si cette violation est invoque´e de manie`re autonome ou en relation avec les articles 10 et 11 de la Constitution, ce qui dans le premier cas devrait conduire a` l’irrecevabilite´ du moyen -, si bien qu’il y a lieu de s’interroger sur l’effet de standstill qui s’attacherait a` cette disposition.
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD A.13. Le deuxie`me moyen est contradictoire si on le compare avec le troisie`me moyen. On ne peut a` la fois soutenir dans le deuxie`me moyen qu’il fallait e´tablir le seuil a` 59 ans et le critiquer dans le troisie`me moyen. Ceci montre combien il est difficile d’appre´hender une multitude de situations. Il faut insister sur le fait que l’objectif principal du de´cret a e´te´ d’ame´nager certaines re`gles du re´gime de mise en disponibilite´ et de conge´, afin de mettre fin a` une interpre´tation administrative selon laquelle ces jours de conge´ e´taient cumulables, en telle sorte que les membres du personnel qui e´taient peu ou pas malades pendant leur carrie`re disposaient en fin de celle-ci d’un capital de jours de conge´ de maladie. A.14. Le troisie`me moyen n’est pas fonde´. Il est exact que les articles 12 et 28 du de´cret du 4 fe´vrier 1997 re´servent aux membres du personnel aˆge´s de 59 ans un sort particulier distinct de celui des agents aˆge´s de moins de 59 ans, lorsque ces agents viennent a` eˆtre place´s de plein droit en conge´ de maladie. Cependant, cette diffe´rence de traitement e´tait ne´cessaire si l’on voulait corriger les dysfonctionnements ante´rieurs : on ne peut en effet tenir compte de chaque situation individuelle mais seulement de l’ensemble des situations, face a` quoi le crite`re d’aˆge est ade´quat. A.15. Le quatrie`me moyen est non fonde´. La validation le´gislative n’est pas en soi ille´gale ou contraire au principe d’e´galite´. Aucun des reque´rants n’a introduit de recours relativement aux de´cisions individuelles fonde´es sur les arreˆte´s du 28 aouˆt 1995 annule´s par le Conseil d’Etat. Il ne saurait y avoir discrimination de`s lors que les reque´rants ne peuvent voir leur situation compare´e a` d’autres justiciables de la meˆme cate´gorie a` laquelle ils appartiennent, lesquels autres justiciables pourraient encore pre´tendre a` un recours juridictionnel fonde´ sur l’article 159 de la Constitution. Le le´gislateur de´cre´tal n’avait aucunement pour souci de paralyser la saisine des juridictions. La re´troactivite´ est justifie´e par le souci du bon fonctionnement et de la continuite´ du service. Me´moire en re´ponse des reque´rants A.16.1. Le recours est recevable. Dans l’hypothe`se d’une annulation des dispositions entreprises par la Cour, l’article 18 de la loi spe´ciale du 6 janvier 1989 permettra aux reque´rants d’introduire soit un recours en annulation devant le Conseil d’Etat, soit une proce´dure devant les juridictions de l’ordre judiciaire a` l’encontre des de´cisions individuelles re´glant leur situation statutaire et fonde´es sur les dispositions en cause, meˆme dans l’hypothe`se ou` les de´lais pour introduire ces recours seraient expire´s. L’arreˆt du Conseil d’Etat invoque´ par le Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise ne peut avoir d’autorite´ de chose juge´e, ayant un objet diffe´rent de celui du pre´sent recours. Il est relatif a` l’annulation des arreˆte´s de la Communaute´ franc¸aise du 28 aouˆt 1995 et non du de´cret entrepris. A.16.2. Quant au premier moyen, il est fonde´ en sa premie`re branche. Les membres du personnel vise´s a` l’article 24 de la Constitution constituent une cate´gorie particulie`re d’agents et se distinguent d’autres agents de la fonction publique, notamment en ce qui concerne la compe´tence exclusive des communaute´s en matie`re d’enseignement. Ce constat ne suffit cependant pas pour conclure a` l’absence de comparabilite´ entre cette cate´gorie et les autres cate´gories d’agents. En effet, tant les membres du personnel vise´s a` l’article 24 de la Constitution, dont rele`vent les reque´rants, que les autres agents de la fonction publique sont vise´s par la loi du 19 de´cembre 1974 pre´cite´e, et plus particulie`rement par l’article 3, § 1er, aline´a 7, de cette loi. L’exclusion des membres du personnel vise´s a` l’article 24 de la Constitution de la de´le´gation faite au Roi par l’article 3, § 1er, aline´a 8, ne repose que sur le fait qu’en matie`re d’enseignement, les communaute´s ont une compe´tence exclusive. Le Roi aurait empie´te´ sur cette compe´tence en fixant pour cette cate´gorie d’agents la liste des droits minimaux. L’objectif que poursuit l’article 3 de la loi du 19 de´cembre 1974 pre´cite´e tend a` limiter les diffe´rences de traitement existant entre les cate´gories d’agents pour atteindre un minimum de cohe´rence entre les statuts respectifs de ces agents, par le biais de ce qu’on a appele´ les droits minimaux. Il n’est pas contestable que les membres du personnel vise´s a` l’article 24 de la Constitution sont e´galement vise´s par cet objectif, sans quoi ils auraient e´te´ entie`rement exclus de cette le´gislation. Les dispositions attaque´es sont manifestement nettement moins favorables que celles retenues dans l’arreˆte´ royal du 26 septembre 1994 fixant les principes ge´ne´raux du statut administratif et pe´cuniaire des agents de l’Etat applicables au personnel des services des Gouvernements de communaute´ et de re´gion et des colle`ges de la Commission communautaire commune et de la Commission communautaire franc¸aise ainsi qu’aux personnes morales de droit public qui en de´pendent. La diffe´rence de traitement n’est pas justifie´e et la discrimination subie est bien due aux dispositions applique´es et non a` l’absence d’adoption par le Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise d’un arreˆte´ fixant la liste des droits minimaux. De`s lors que la cate´gorie dont rele`vent les reque´rants est re´gie par un re´gime de conge´s et de disponibilite´s pour maladie beaucoup plus de´favorable que celui applique´, dans le respect d’une certaine cohe´rence de la fonction publique, a` tout le reste de la fonction publique, ce sont bien ces dispositions de´cre´tales elles-meˆmes qui cre´ent la discrimination et l’ine´galite´ inconstitutionnelle des dispositions attaque´es. Le premier moyen est aussi fonde´ dans sa seconde branche. Il faut d’ailleurs pre´ciser que le personnel des trois communaute´s peut eˆtre compare´ quand il s’agit de respecter l’obligation de standstill qui de´coule de l’article 13.2 du Pacte international relatif aux droits e´conomiques, sociaux et culturels. A.16.3. Le deuxie`me moyen est fonde´. Le syste`me de conge´ de maladie en vigueur ante´rieurement organisait une augmentation progressive de la dure´e des conge´s de maladie re´mune´re´s au fil de la carrie`re, ce qui permettait aux membres du personnel plus aˆge´s et donc plus susceptibles d’eˆtre malades d’avoir une protection mieux adapte´e a` leur situation et a` leur e´tat physique. La suppression de cette progressivite´ place sur un pied d’e´galite´ les membres du personnel qui ont environ quatre ans d’anciennete´ et ceux qui ont beaucoup plus d’anciennete´ et qui sont donc plus aˆge´s. Le syste`me de mise en disponibilite´ pour cause de maladie se trouve e´galement uniformise´, l’anciennete´ globale n’intervenant plus pour la fixation du traitement d’attente. Cette dernie`re mesure supprime une ine´galite´ entre les membres du personnel victimes de maladie longue alors qu’ils sont jeunes et les membres du personnel plus aˆge´s, ce qui n’est pas contestable. Cela compense cependant a` suffisance l’effet de´favorable que pouvait avoir le syste`me ante´rieur de capitalisation de jours de conge´ de maladie au pre´judice des plus jeunes. Par contre, la suppression totale de cette e´volution paralle`le entre la carrie`re et la protection en cas de maladie pe´nalise exage´re´ment les membres du personnel aˆge´s sans motif raisonnable et proportionnel a` l’objectif poursuivi.
187
188
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD Cet effet de´favorable est encore renforce´ par le temps beaucoup plus long ne´cessaire a` la reconstitution du capital de jours de conge´ de maladie, rendant cette reconstitution dans bien des cas illusoire pour les membres du personnel plus aˆge´s. A.16.4. Le troisie`me moyen est lui aussi fonde´. On ne voit pas en quoi les dysfonctionnements que l’on veut supprimer et leur charge financie`re seraient corrige´s par la mesure entreprise. Le membre du personnel aˆge´ de 59 ans, maintenu en disponibilite´ pour cause de maladie alors qu’il est a` nouveau tout a` fait apte a` travailler, va occasionner une double charge budge´taire : son traitement d’attente, d’une part, et le traitement de son remplac¸ant, d’autre part. Si l’on redoute la perturbation fre´quente de la stabilite´ de l’e´quipe pe´dagogique, l’examen d’aptitude d’un membre du personnel en disponibilite´ pour cause de maladie, qui permet de le mettre a` la pension pour inaptitude physique de´finitive, est un syste`me ade´quat pour pallier cet inconve´nient, sans cre´er un double couˆt budge´taire. Or pre´cise´ment, apre`s 59 ans, il ne sera plus possible de mettre un membre du personnel qui est maintenu en disponibilite´ pour cause de maladie sans eˆtre malade a` la pension pour inaptitude physique de´finitive puisque cette mise en disponibilite´ ne trouvera plus son fondement dans son e´tat de sante´. La privation du droit d’exercer sa profession jusqu’a` l’aˆge de la pension de`s lors que toutes les conditions sont re´unies pour ce faire, y compris l’aptitude physique, inflige´e au membre du personnel aˆge´ de 59 ans, et a` nouveau apte apre`s une pe´riode de maladie, est manifestement discriminatoire a` son e´gard. Le risque de voir de nombreuses personnes aˆge´es de 59 ans, physiquement aptes a` travailler, contraintes a` l’inactivite´ est d’autant plus grand que le capital conge´ de maladie est, du fait des dispositions entreprises, d’une part, beaucoup moins important et, d’autre part, beaucoup plus difficile a` reconstituer. Il ne sera de`s lors pas rare que les membres du personnel plus aˆge´s tombent rapidement en disponibilite´ pour cause de maladie, meˆme s’ils ne sont malades que pour une courte pe´riode d’a` peine plus de quinze jours. Le crite`re de l’aˆge n’est pas ade´quat en ce qui concerne cette mesure. Seul le crite`re de l’aptitude physique a` exercer sa fonction est compatible avec l’obligation constitutionnelle impose´e par les articles 10, 11 et 24 de la Constitution lorsqu’il s’agit de priver un membre du personnel de son droit fondamental a` exercer sa profession. A.16.5. Sur le quatrie`me moyen, il faut faire observer d’abord que, pour deux parties reque´rantes, les de´cisions individuelles de mise en disponibilite´ ont e´te´ prises entre le moment de l’annulation par le Conseil d’Etat des arreˆte´s du Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise du 28 aouˆt 1995 et celui de la publication au Moniteur belge du de´cret du 4 fe´vrier 1997. Leur situation devait de`s lors eˆtre re´gie par la re´glementation ante´rieure aux arreˆte´s du 28 aouˆt 1995 annule´s. Pour ces deux reque´rantes, il ne peut eˆtre question d’une validation le´gislative, mais il s’agit bien d’une application anticipative d’un de´cret non encore vote´ ni publie´. Sur le fond, la Cour a admis le me´canisme de la validation le´gislative, bien qu’elle soit de nature a` affecter la se´curite´ juridique, lorsque des circonstances exceptionnelles la justifient et notamment lorsqu’elle est indispensable au bon fonctionnement et a` la continuite´ du service public. En l’espe`ce, le Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise ne de´montre pas que ces deux conditions sont re´unies. Dans la majorite´ des cas, l’absence de re´troactivite´ du de´cret du 4 fe´vrier 1997 et les effets de l’annulation des arreˆte´s du Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise du 28 aouˆt 1995 par le Conseil d’Etat n’auraient pas entraıˆne´ des changements tels que le bon fonctionnement ou la continuite´ du service public en aient e´te´ se´rieusement affecte´s. Les membres du personnel mis pre´mature´ment en disponibilite´ pour cause de maladie ou a` la pension auraient vu la prise de cours de ces mesures individuelles simplement postpose´e dans le temps et auraient be´ne´ficie´ d’une re´gularisation administrative essentiellement d’ordre pe´cuniaire. La stabilite´ des e´quipes pe´dagogiques ne se trouverait que tre`s peu ou pas compromise. La validation le´gislative a, en outre, un effet particulie`rement pernicieux en l’occurrence en raison du motif meˆme de l’arreˆt d’annulation du Conseil d’Etat du 19 de´cembre 1996. Le Conseil d’Etat a sanctionne´ la violation par la Communaute´ franc¸aise de l’article 24, § 5, de la Constitution. Me´moire en re´ponse de J. Fontiny A.17. Le « Statut syndical » fixe´ par la loi du 19 de´cembre 1974 et son arreˆte´ d’exe´cution du 28 septembre 1984 sont applicables tant a` l’enseignement qu’aux autres autorite´s administratives entrant dans son champ d’application. L’exception faite pour le personnel de l’enseignement en matie`re de fixation des droits minimaux re´sulte du fait que les communaute´s de´tiennent, pour ce qui est de re´gler cette matie`re, une autonomie constitutionnelle. Un arreˆte´ royal ne pourrait fixer des dispositions relatives au statut du personnel de l’enseignement. Cependant, le statut syndical s’appliquant, tout projet de de´cret ou d’arreˆte´ du Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise qui a trait aux droits minimaux, tels qu’ils sont de´finis par la loi du 19 de´cembre 1974 pre´cite´e, doit faire l’objet d’une ne´gociation au sein du comite´ A. En effet, l’objet meˆme des dispositions du statut syndical est d’assurer a` l’ensemble des agents relevant de la fonction publique, a` quelque niveau de pouvoir qu’ils appartiennent, un minimum de droits et de cohe´sion, dans un souci de respect des re`gles d’e´galite´. Enfin, l’arreˆt Fontiny, n° 60.628 du Conseil d’Etat du 4 juin 1996, auquel se re´fe`re le Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise, a e´te´ rendu en suspension et l’examen des moyens fait par le Conseil d’Etat e´tait donc par de´finition succinct. -BQuant a` l’affaire portant le nume´ro 1138 du roˆle Sur la recevabilite´ B.1.1. Le Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise conteste l’inte´reˆt a` agir des parties reque´rantes qui, a` l’exception de C. Collard, seul membre du personnel a` titre temporaire parmi les parties reque´rantes, n’ont pas attaque´ les de´cisions individuelles qui ont e´te´ prises a` leur encontre. Les parties reque´rantes, qui ont fait l’objet soit d’une mise en disponibilite´ pour cause de maladie soit d’une mise a` la pension pre´mature´e pour inaptitude physique de´finitive, perdraient leur inte´reˆt au recours, ces de´cisions individuelles e´tant devenues de´finitives. B.1.2. Il re´sulte de l’article 18 de la loi spe´ciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d’arbitrage que, dans l’hypothe`se d’une annulation des dispositions attaque´es, les parties reque´rantes pourront introduire soit un recours en annulation devant le Conseil d’Etat, soit une proce´dure devant les juridictions de l’ordre judiciaire contre les de´cisions individuelles re´glant leur situation statutaire fonde´es sur les dispositions en cause, meˆme dans l’hypothe`se ou` les de´lais pour introduire ces recours seraient expire´s. Elles ont donc inte´reˆt a` introduire un recours en annulation devant la Cour. L’exception de non-recevoir est rejete´e.
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD Quant au fond Sur le premier moyen B.2.1. Il est soutenu, dans une premie`re branche, que la Communaute´ franc¸aise a modifie´ le re´gime des conge´s pour cause de maladie et d’infirmite´ du personnel de l’enseignement sans fixer au pre´alable les droits minimaux en cette matie`re et sans soumettre, partant, le projet de de´cret au comite´ A commun a` l’ensemble des services publics fe´de´raux, communautaires et re´gionaux. La Communaute´ franc¸aise violerait ainsi les articles 10 et 11 de la Constitution, l’arreˆte´ royal du 22 novembre 1991, pris en application de l’article 3, § 1er, de la loi du 19 de´cembre 1974, fixant les droits minimaux pour les membres du personnel statutaire de l’Etat, des communaute´s et des re´gions pre´voyant une ne´gociation syndicale obligatoire au sein dudit comite´ A. B.2.2. Il est soutenu, dans une seconde branche, que le re´gime des conge´s du personnel enseignant de la Communaute´ franc¸aise serait discriminatoire par rapport a` celui des membres du personnel enseignant de la Communaute´ flamande et de la Communaute´ germanophone parce que seule la Communaute´ franc¸aise a modifie´ la re´glementation relative aux conge´s de maladie et d’infirmite´, me´connaissant ainsi l’article 3, § 1er, de la loi du 19 de´cembre 1974 organisant les relations entre les autorite´s publiques et les syndicats des agents relevant de ces autorite´s, sur lequel se fonde l’arreˆte´ royal du 22 novembre 1991 pre´cite´, ainsi que l’obligation de standstill respecte´e par les autres communaute´s, qui de´coule de l’article 13.2, littera e, du Pacte international relatif aux droits e´conomiques, sociaux et culturels du 19 de´cembre 1966. Sur la premie`re branche B.3. La Cour est compe´tente pour controˆler la constitutionnalite´ de dispositions le´gislatives, non quant a` leur processus d’e´laboration (sous re´serve de l’article 124bis de la loi spe´ciale du 6 janvier 1989), mais seulement quant a` leur contenu. La Cour n’est pas compe´tente pour connaıˆtre de la premie`re branche du premier moyen. Sur la seconde branche B.4. L’article 13.2, littera e, du Pacte international relatif aux droits e´conomiques, sociaux et culturels porte qu’il faut « ame´liorer de fac¸on continue les conditions mate´rielles du personnel enseignant ». Contrairement a` ce que soutiennent les parties reque´rantes, le respect de cet article n’implique pas qu’en Belgique, les membres du personnel enseignant relevant de la compe´tence de la Communaute´ franc¸aise soient traite´s de fac¸on identique aux membres du personnel enseignant relevant de la compe´tence des autres communaute´s. B.5. Le premier moyen est non fonde´. Sur le deuxie`me moyen B.6. Il est alle´gue´ que le re´gime des conge´s et de mise en disponibilite´ e´tabli par les articles 6, 7, 8, 18 et 19 attaque´s du de´cret traiterait de manie`re identique des cate´gories diffe´rentes de personnes a` de´faut de pre´voir un re´gime qui e´voluerait proportionnellement a` l’aˆge des membres du personnel de l’enseignement. Les dispositions attaque´es du de´cret, qui fixent un nombre de jours de conge´ de maladie re´mune´re´s maximum identique du de´but de la carrie`re a` la fin de la carrie`re sans tenir compte du risque plus e´leve´ de maladie, tant en fre´quence qu’en dure´e, qu’encourent les personnes plus aˆge´es par rapport aux plus jeunes, violeraient les articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu’elles traiteraient de manie`re identique, sans justification tenant compte du but et des effets des mesures critique´es, des cate´gories de personnes se trouvant dans des situations pre´sentant des diffe´rences objectives importantes. B.7. L’objet principal du de´cret attaque´ est d’ame´nager certaines re`gles du re´gime ante´rieur des conge´s et de mise en disponibilite´, qui permettait de cumuler, au cours de la carrie`re, des jours de conge´ de maladie non utilise´s de sorte que les membres du personnel qui e´taient peu ou pas malades pendant leur carrie`re disposaient a` l’issue de celle-ci d’un capital de jours de conge´ de maladie que la Communaute´ e´tait oblige´e de re´mune´rer, s’ils e´taient utilise´s dans le cadre d’une pratique administrative laxiste dans le controˆle de l’octroi des jours de conge´ de maladie, en meˆme temps qu’elle devait re´mune´rer les remplac¸ants des enseignants re´pute´s malades. B.8.1. Il appartient au le´gislateur de´cre´tal de de´terminer les objectifs de la politique qu’il entend poursuivre dans les matie`res qui sont de sa compe´tence. Le souci de reme´dier a` une pratique administrative laxiste dans le controˆle de l’octroi des jours de conge´ de maladie qui impliquait un surcouˆt budge´taire est un objectif qui n’est pas manifestement de´raisonnable. Compte tenu de cet objectif, le le´gislateur pouvait raisonnablement de´cider d’envisager ce re´gime dans la perspective d’une carrie`re conside´re´e de manie`re uniforme sans qu’il soit distingue´, au sein de cette carrie`re, des seuils lie´s notamment a` l’aˆge du membre du personnel conside´re´. B.8.2. S’il est exact que des personnes se trouvant dans des situations diffe´rentes - le risque statistique de maladies croissant avec l’aˆge tant du point de vue de leur fre´quence, que de leur dure´e ou de leur gravite´ - sont ainsi traite´es de manie`re identique, ce traitement est fonde´ parce que la constitution du capital de jours de conge´ de maladie non utilise´s, qui n’est dore´navant plus autorise´e au-dela` de soixante jours, se faisait nague`re pre´cise´ment au de´but de la carrie`re des enseignants e´tant donne´ le moins grand risque de maladie a` ce moment-la`, favorisant ainsi sans justification raisonnable les enseignants qui n’e´taient pas malades avant la fin de leur carrie`re par rapport aux enseignants qui l’avaient e´te´. B.8.3. Il est exact que, comme l’affirment les parties reque´rantes, les membres du personnel de l’enseignement plus aˆge´s e´puisent plus rapidement que les plus jeunes leur capital de conge´s de maladie et le reconstituent avec plus de difficulte´. La Cour observe a` cet e´gard que les travaux pre´paratoires, et plus pre´cise´ment les statistiques qui y sont jointes, font apparaıˆtre que le nombre moyen de jours d’absence pour cause de maladie varie (« Les tranches d’aˆges pour lesquelles le nombre de jours de´passe la moyenne (a` partir de 50-54 ans) [...] » (Doc., Parlement de la Communaute´ franc¸aise, 1996-1997, n° 135-2, p. 15)) selon la cate´gorie d’aˆge, de trois jours pour les personnes aˆge´es de 20-24 ans a` 12,5 jours pour les personnes aˆge´es de 45-49 ans et que ce n’est qu’a` partir de l’aˆge de 50-54 ans que la moyenne de 25,5 jours de maladie par an de´passe la moyenne ge´ne´rale de 14,6 jours. En fixant de manie`re e´gale pour tous a` 15 jours le nombre de jours de maladie a` prendre en conside´ration, d’une part, et en disposant qu’au total 60 jours de maladie au maximum peuvent eˆtre reporte´s, d’autre part, le le´gislateur de´cre´tal a tenu compte, d’une manie`re qui n’est pas disproportionne´e, de la diffe´rence des risques de maladie en fonction de l’aˆge. Le deuxie`me moyen est non fonde´.
189
190
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD Sur le troisie`me moyen B.9. Il est encore alle´gue´ que le re´gime des conge´s et de mise en disponibilite´ e´tabli par le de´cret attaque´ violerait les articles 10, 11 et 24, § 4, de la Constitution parce que, d’une part, l’article 12, aline´a 2, du de´cret traiterait de manie`re diffe´rente et sans justification objective les membres du personnel ayant atteint l’aˆge de 59 ans et que, d’autre part, l’article 28 traiterait de manie`re diffe´rente, sans justification objective, les membres du personnel aˆge´s de 59 ans au 1er septembre 1995. B.10. S’il est vrai que les agents du personnel enseignant se trouvant en fin de carrie`re pre´sentent un risque plus e´leve´ de maladie, la conside´ration du crite`re de l’aˆge, retenu dans les articles 12, aline´a 2, et 28 attaque´s du de´cret, et de celui du risque de maladie lie´ a` cet aˆge ou a` l’exercice prolonge´ de la profession d’enseignant ne peut aboutir a` traiter de manie`re diffe´rente des personnes se trouvant dans des situations identiques, c’est-a`-dire qui pre´sentent les meˆmes aptitudes physiques au travail, lorsqu’il s’agit de re´gler leur re´gime de mise en disponibilite´. En traitant de manie`re identique des agents qui, bien qu’ils aient le meˆme aˆge, n’ont pas la meˆme aptitude au travail et en les contraignant tous, sans tenir compte de cette aptitude, a` mettre fin a` leur activite´, le le´gislateur de´cre´tal ne rencontre pas l’objectif d’assainissement financier poursuivi par le de´cret puisque la Communaute´ devra indistinctement honorer le surcouˆt budge´taire lie´ a` la mise en disponibilite´, que celle-ci soit justifie´e ou non par une inaptitude re´elle au travail. Il re´sulte de ceci que l’article 12, aline´a 2, viole les articles 10 et 11 de la Constitution. B.11. La Cour remarque en outre que l’article 28 attaque´ du de´cret e´tablit, a` titre transitoire, un re´gime de conge´ pour cause de maladie diffe´rent pour les agents aˆge´s de 59 ans au 1er septembre 1995 que celui qui est pre´vu a` l’article 7 du meˆme de´cret pour les agents du meˆme aˆge. Bien qu’il ait e´te´ conc¸u comme un « re´gime transitoire » (Doc., Parlement de la Communaute´ franc¸aise, 1996-1997, n° 135-1, p. 5), ni les travaux pre´paratoires du de´cret, ni le Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise ne s’expliquent sur les crite`res et les raisons qui ont pre´side´ a` l’e´tablissement de ce re´gime et la Cour n’aperc¸oit pas en quoi il est conforme tant aux objectifs ge´ne´raux poursuivis qu’aux me´canismes correcteurs qui ont e´te´ reconnus comme justifie´s. Le troisie`me moyen est fonde´. Sur le quatrie`me moyen B.12. Il est alle´gue´ que l’article 29 du de´cret attaque´ du 4 fe´vrier 1997 violerait les articles 10 et 11 de la Constitution parce qu’en pre´voyant que l’ensemble du de´cret « produit ses effets au 1er septembre 1995 », il priverait les membres du personnel concerne´s par le de´cret de la possibilite´ de faire valoir, devant le Conseil d’Etat, l’ille´galite´ des arreˆte´s du Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise du 28 aouˆt 1995 qui avaient e´te´ annule´s par le Conseil d’Etat, lequel avait conside´re´ qu’ils violaient l’article 24, § 5, de la Constitution. En imposant au Conseil de la Communaute´ franc¸aise de voter un projet de de´cret dont l’entre´e en vigueur est fixe´e re´troactivement au 1er septembre 1995, le Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise aurait entrave´ le processus de de´cision au niveau le´gislatif, aucune modification par rapport aux arreˆte´s annule´s n’e´tant possible. Les membres du personnel de l’enseignement se seraient ainsi vus prive´s de facto de la garantie constitutionnelle de l’article 24, § 5, de la Constitution. B.13.1. La Cour constate que, par deux arreˆts du 9 de´cembre 1996, le Conseil d’Etat a annule´ deux des quatre arreˆte´s du Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise adopte´s le 28 aouˆt 1995, qui fixaient le re´gime des conge´s et de disponibilite´ pour cause de maladie et infirmite´ de certains membres du personnel de l’enseignement. Le Conseil d’Etat conside´rait que les arreˆte´s attaque´s comportaient des re`gles essentielles du statut du personnel de l’enseignement en sorte que, relevant de l’organisation de l’enseignement au sens de l’article 24, § 5, de la Constitution, ces re`gles auraient duˆ eˆtre de´finies non par le Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise mais par le le´gislateur de´cre´tal. C’est pour se conformer aux arreˆts d’annulation rendus par le Conseil d’Etat que le Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise a soumis au Conseil de la Communaute´ franc¸aise le projet de de´cret (Doc., Parlement de la Communaute´ franc¸aise, 1996-1997, n° 135-2, p. 2). B.13.2. Contrairement a` ce que soutiennent les parties reque´rantes, l’objet principal du de´cret est de permettre a` une assemble´e le´gislative de´mocratiquement e´lue de fixer les re`gles qui, selon la section d’administration du Conseil d’Etat, concernaient, aux termes de l’article 24, § 5, de la Constitution, des matie`res relevant de la compe´tence du le´gislateur de´cre´tal et non d’un gouvernement. B.14. La Cour constate toutefois que l’article 29 attaque´ fait re´troagir le de´cret au 1er septembre 1995, ce qui a pour effet de couvrir pour le passe´ et sans aucune justification l’inconstitutionnalite´ constate´e par le Conseil d’Etat dans ses arreˆts d’annulation et dont le Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise pre´tendait pourtant tenir compte pour justifier, dans l’expose´ des motifs, le de´poˆt du projet de de´cret. Sans doute a-t-il de´clare´ dans les travaux pre´paratoires que c’est pour e´viter « la re´vision de toutes les situations administratives individuelles, ce qui n’aurait pas manque´ de cre´er a` leur niveau une inse´curite´ juridique majeure et au niveau de l’administration, une de´sorganisation nuisant au bon fonctionnement et a` la continuite´ du service public » qu’il a e´te´ pre´vu que le de´cret re´troagisse au 1er septembre 1995 (ibid., p. 3). Ces passages sont formule´s en termes ge´ne´raux qui ne constituent pas une de´monstration du caracte`re justifie´ de la re´troactivite´. Il re´sulte de ce qui pre´ce`de que le quatrie`me moyen est fonde´. Quant a` l’affaire portant le nume´ro 1105 du roˆle B.15. Il re´sulte de ce qui est de´veloppe´ sur le quatrie`me moyen (B.12 a` B.14) et de l’annulation qui doit en de´couler que les deux questions pre´judicielles ont perdu leur objet. Par ces motifs, la Cour - dans l’affaire portant le nume´ro 1138 du roˆle de la Cour : . annule les articles 12, aline´a 2, et 28 du de´cret de la Communaute´ franc¸aise du 4 fe´vrier 1997 fixant le re´gime des conge´s et de disponibilite´ pour maladie et infirmite´ de certains membres du personnel de l’enseignement; . annule l’article 29 du meˆme de´cret; . rejette le recours pour le surplus; - dans l’affaire portant le nume´ro 1105 du roˆle, dit pour droit que, compte tenu de l’annulation de l’article 29 du de´cret pre´cite´, les deux questions pre´judicielles sont sans objet. Ainsi prononce´ en langue franc¸aise, en langue ne´erlandaise et en langue allemande, conforme´ment a` l’article 65 de la loi spe´ciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d’arbitrage, a` l’audience publique du 16 de´cembre 1998. Le greffier, Le pre´sident, L. Potoms. M. Melchior.
191
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD ARBITRAGEHOF N. 99 — 9
[C − 98/21508]
Arrest nr. 134/98 van 16 december 1998 Rolnummers 1138 en 1105 In zake : - het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van het decreet van de Franse Gemeenschap van 4 februari 1997 houdende de regeling inzake verlof en disponibiliteit wegens ziekte en gebrekkigheid van sommige leden van het onderwijspersoneel, ingesteld door M. Hupet en anderen; - de prejudicie¨le vragen betreffende artikel 29 van hetzelfde decreet, gesteld door de Raad van State. Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en L. De Gre`ve, en de rechters H. Boel, G. De Baets, E. Cerexhe, A. Arts en R. Henneuse, bijgestaan door de griffier L. Potoms, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudicie¨le vragen en van het beroep tot vernietiging a. Bij arrest nr. 66.555 van 4 juni 1997 in zake J. Fontiny tegen de Franse Gemeenschap, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 23 juni 1997, heeft de Raad van State de volgende prejudicie¨le vragen gesteld : 1. « Valt het decreet van 4 februari 1997 houdende de regeling inzake verlof en disponibiliteit wegens ziekte en gebrekkigheid van sommige leden van het onderwijspersoneel onder de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap, in zoverre artikel 29 ervan het terugwerkende kracht verleent tot 1 september 1995, die de Raad van State belet uitspraak te doen over de geldigheid van een beslissing tot terbeschikkingstelling van een personeelslid van een psycho-medischsociaal centrum, gelet op het feit dat de Raad van State zijn bevoegdheid ontleent aan de federale wet en zijn bevoegdheden slechts door de federale wet kunnen worden vastgesteld ? » 2. « Is dat decreet bestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het voormelde artikel 29 ervan het beroep doelloos maakt dat bij de Raad van State wordt ingesteld tegen een beslissing die is genomen krachtens een besluit dat ten minste gedeeltelijk hetzelfde onderwerp heeft, en de verzoeker een rechterlijke garantie ontzegt die alle andere burgers genieten, waardoor een ongelijke behandeling in het leven wordt geroepen ten aanzien waarvan men zich behoort af te vragen of die objectief gerechtvaardigd is ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 1105 van de rol van het Hof. b. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 4 augustus 1997 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 5 augustus 1997, is beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 6, 7, 8, 12, tweede lid, 18, 19, 28 en 29, alsmede, voor zover zulks noodzakelijk zou worden door de vernietiging van de voormelde artikelen, van de artikelen 22, 23, 24, 25, 26 en 27 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 4 februari 1997 houdende de regeling inzake verlof en disponibiliteit wegens ziekte en gebrekkigheid van sommige leden van het onderwijspersoneel (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 6 februari 1997), door M. Hupet, wonende te 6852 Opont, rue Moulin d’Our 3, C. Ponsard, wonende te 4000 Luik, quai de Rome 64, S. Deneil, wonende te 1410 Waterloo, clos des Essarts 11, P. Goffinet, wonende te 6840 Neufchaˆteau, avenue de la Gare 78, A. Vos, wonende te 1430 Quenast, rue de Wisbecq 5, M. Burnotte, wonende te 6960 Manhay, chausse´e Romaine 26, H. Vervier, wonende te 4670 Ble´gny, rue de la Fontaine 31, C. Collard, wonende te 5651 Tarcienne, rue Try des Marais 113, A. Decock, wonende te 5100 We´pion, Bois Saint-Antoine 5, en Y. Fercot, wonende te 7134 Leval-Trahignies, rue Albert Ier 265. Die zaak is ingeschreven onder nummer 1138 van de rol van het Hof. II. De feiten en de rechtspleging in het bodemgeschil in de zaak met rolnummer 1105 J. Fontiny heeft bij de Raad van State beroep tot vernietiging ingesteld van het ministerieel besluit waarbij hij met ingang van 6 februari 1996 in disponibiliteit wordt gesteld wegens ziekte en van het ministerieel besluit waarbij hij per 1 oktober 1996 in ruste wordt gesteld. Die besluiten zijn gebaseerd op de bepalingen van het besluit van de Franse Gemeenschapsregering van 28 augustus 1995 tot wijziging van de regeling inzake verlof en terbeschikkingstelling wegens ziekte of gebrekkigheid, voor de leden van het technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra. Dat besluit is vernietigd bij arrest nr. 63.463 van 9 december 1996 van de Raad van State om reden dat de bij dat besluit genomen maatregelen onder de bevoegdheid van de decreetgever vielen. Dezelfde bepalingen zijn overgenomen in het decreet van 4 februari 1997. De auditeur-verslaggever bij de Raad van State heeft ambtshalve een middel opgeworpen dat is afgeleid uit het feit dat het bestreden besluit, wegens de vernietiging ervan door de Raad van State, zijn enige rechtsgrond wordt ontzegd. Concluderende dat twijfel rees omtrent de grondwettigheid van het decreet van 4 februari 1997, heeft de Raad van State de voormelde prejudicie¨le vragen gesteld. III. De rechtspleging voor het Hof a) In de zaak met rolnummer 1105 Bij beschikking van 23 juni 1997 heeft de voorzitter in functie de rechters van de zetel aangewezen overeenkomstig de artikelen 58 en 59 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof. De rechters-verslaggevers hebben geoordeeld dat er geen aanleiding was om artikel 71 of 72 van de organieke wet toe te passen. Van de verwijzingsbeslissing is kennisgegeven overeenkomstig artikel 77 van de organieke wet bij op 14 augustus 1997 ter post aangetekende brieven. Het bij artikel 74 van de organieke wet voorgeschreven bericht is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 19 augustus 1997. Memories zijn ingediend door : - J. Fontiny, wonende te 1200 Brussel, Generaal Lartiguelaan 15, bij op 24 september 1997 ter post aangetekende brief; - de Franse Gemeenschapsregering, Surlet de Chokierplein 15-17, 1000 Brussel, bij op 29 september 1997 ter post aangetekende brief. b) In de zaak met rolnummer 1138 Bij beschikking van 5 augustus 1997 heeft de voorzitter in functie de rechters van de zetel aangewezen overeenkomstig de artikelen 58 en 59 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof. De rechters-verslaggevers hebben geoordeeld dat er geen aanleiding was om artikel 71 of 72 van de organieke wet toe te passen.
192
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD Van het beroep is kennisgegeven overeenkomstig artikel 76 van de organieke wet bij op 18 september 1997 ter post aangetekende brieven. Het bij artikel 74 van de organieke wet voorgeschreven bericht is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 19 september 1997. Van het beroep is kennisgegeven aan J. Fontiny overeenkomstig artikel 78 van de organieke wet bij op 23 september 1997 ter post aangetekende brief. Memories zijn ingediend door : - de Franse Gemeenschapsregering, Surlet de Chokierplein 15-17, 1000 Brussel, bij op 30 oktober 1997 ter post aangetekende brief; - J. Fontiny, wonende te 1200 Brussel, Generaal Lartiguelaan 15, bij op 7 november 1997 ter post aangetekende brief. c) In de twee zaken Bij beschikking van 17 september 1997 heeft het Hof de zaken samengevoegd. Van die memories is kennisgegeven overeenkomstig artikel 89 van de organieke wet bij op 17 november 1997 en 9 januari 1998 ter post aangetekende brieven. Memories van antwoord zijn ingediend door : - J. Fontiny, bij op 16 december 1997 ter post aangetekende brief; - de Franse Gemeenschapsregering, bij op 16 december 1997 ter post aangetekende brief; - M. Hupet en anderen, bij op 10 februari 1998 ter post aangetekende brief. Bij beschikkingen van 25 november 1997 en 27 mei 1998 heeft het Hof de termijn waarbinnen het arrest moet worden gewezen, verlengd tot respectievelijk 23 juni 1998 en 23 december 1998. Bij beschikking van 8 juli 1998 heeft het Hof de zaak in gereedheid verklaard en de dag van de terechtzitting bepaald op 16 september 1998. Van die beschikking is kennisgegeven aan de partijen en hun advocaten bij op 10 juli 1998 ter post aangetekende brieven. Op de openbare terechtzitting van 16 september 1998 : - zijn verschenen : . Mr. D. Wagner, advocaat bij de balie te Luik, voor de verzoekende partijen in de zaak met rolnummer 1138; . Mr. M. Detry, advocaat bij de balie te Brussel, voor J. Fontiny; . Mr. P. Levert, advocaat bij de balie te Brussel, voor de Franse Gemeenschapsregering; - hebben de rechters-verslaggevers E. Cerexhe en H. Boel verslag uitgebracht; - zijn de voornoemde advocaten gehoord; - is de zaak in beraad genomen. De rechtspleging is gevoerd overeenkomstig de artikelen 62 en volgende van de organieke wet, die betrekking hebben op het gebruik van de talen voor het Hof. IV. De in het geding zijnde bepalingen De bestreden artikelen van het decreet van 4 februari 1997 bepalen als volgt : « Art. 6. Het bij artikel 5 bedoelde personeelslid in actieve dienst dat verhinderd is normaal zijn functies uit te oefenen ten gevolge van ziekte of gebrekkigheid kan gedurende elke schoolperiode verlofdagen wegens ziekte of gebrekkigheid genieten naar rata van veertien werkdagen. Art. 7. Het op 1 september 1995 in vast verband benoemde of geworven personeelslid kan eveneens zestig werkdagen verlof wegens ziekte of gebrekkigheid over heel zijn loopbaan genieten. Het na 1 september 1995 in vast verband benoemde of geworven personeelslid kan aanspraak maken op het aantal werkdagen verlof wegens ziekte of gebrekkigheid waarop hij recht zou hebben gehad op de dag vo´o´r zijn benoeming of zijn werving in vast verband, met toepassing van hoofdstuk III, zonder dat dit aantal meer dan zestig werkdagen mag bedragen. Voor het personeelslid dat oorlogsinvalide is, wordt het aantal verlofdagen bepaald bij de leden 1 en 2 op negentig dagen gebracht. Art. 8. Wanneer het personeelslid verlofdagen wegens ziekte of gebrekkigheid heeft gekregen met toepassing van artikel 7, kan het maximum aantal verlofdagen bepaald bij dat artikel gedurende de loopbaan weder aangevuld worden naar rata van de helft van het saldo van de bij artikel 6 bedoelde verlofdagen wegens ziekte of gebrekkigheid die betrokkene op het einde van elke schoolperiode niet heeft opgebruikt, met dien verstande dat desgevallend het zo bekomen aantal afgerond wordt naar de lagere eenheid. [...] Art. 12. [...] Het personeelslid dat negenenvijftig jaar oud is geworden en dat in disponibiliteit werd gesteld met toepassing van vorig lid, wordt in disponibiliteit behouden tot op het einde van zijn loopbaan. [...] Art. 18. Aan het bij artikel 17 bedoeld personeelslid wordt een werkdag bezoldigd verlof wegens ziekte of gebrekkigheid, per tien dagen werkelijk gepresteerde diensten, toegekend, sedert de datum van zijn eerste tijdelijke aanstelling of zijn eerste tijdelijke werving, overeenkomstig de leden 2 en 3. Bij de eerste dienstonderbreking wegens ziekte of gebrekkigheid, kan het personeelslid over het aantal dagen bezoldigd verlof beschikken, berekend met toepassing van lid 1, zonder dat dit aantal de zestig werkdagen mag overschrijden. Wanneer het personeelslid opnieuw zijn dienst moet onderbreken wegens ziekte of gebrekkigheid, is het aantal dagen bezoldigd verlof waarop hij aanspraak kan maken, gelijk aan het verschil tussen het aantal dagen bezoldigd verlof waarover hij tijdens de vorige ziekteperiode had kunnen beschikken en het aantal verlofdagen dat hij heeft genomen, verhoogd met een dag per tien dagen diensten werkelijk gepresteerd sedert het einde van de vorige dienstonderbreking, zonder dat het totaal verlofdagen wegens ziekte of gebrekkigheid meer dan zestig werkdagen mag bedragen. Onder ″werkelijk gepresteerde diensten″ moeten worden verstaan de dagen aanwezigheid of daarmee gelijkgestelde dagen gedurende de werkdagen van de inrichting of de prestaties bedoeld bij artikel 7 van het decreet van 25 juli 1996 betreffende de opdrachten en betrekkingen in de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen.
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 19. In afwijking van artikel 18, kan het personeelslid dat aangesteld of geworven is voor heel de duur van het school- of academiejaar en dat zijn dienst moet onderbreken wegens ziekte of gebrekkigheid, voor het betrokken jaar aanspraak maken op achttien werkdagen bezoldigd verlof wanneer de toepassing van artikel 18 hem minder gunstig is. Wanneer het betrokken personeelslid vrijwillig een einde maakt aan zijn functies vo´o´r het einde van het schoolof academiejaar, wordt zijn laatste activiteitswedde evenwel verminderd met een bedrag dat gelijk is aan het verschil tussen de bezoldiging die hij bekomen heeft op basis van lid 1 en deze waarop hij aanspraak had kunnen maken met toepassing van artikel 18. [...] Art. 28. In afwijking van artikel 7 van dit decreet, wordt het aantal werkdagen verlof wegens ziekte of gebrekkigheid waarop het personeelslid, dat op 1 september 1995 de volle leeftijd van 59 jaar heeft bereikt en dat zich in dienstactiviteit of in non-activiteit bevindt, aanspraak kan maken, verminderd tot beloop van het aantal verlofdagen wegens ziekte of gebrekkigheid dat door betrokkene werd genomen boven dertig dagen, in de loop van de schoolperiode tussen 1 september 1994 en 31 augustus 1995. In geen geval mag het totaal van de verlofdagen waarop het personeelslid aanspraak mag maken minder zijn dan dertig werkdagen. Art. 29. Dit decreet heeft uitwerking met ingang van 1 september 1995. » Ten slotte heffen de bestreden artikelen 22, 23, 24, 25, 26 en 27 van het decreet de voorgaande reglementering op. V. In rechte -AIn de zaak met rolnummer 1105 Memorie van de verzoekende partij voor de Raad van State A.1. Door aan het decreet van 4 februari 1997 terugwerkende kracht te verlenen, heeft de Franse Gemeenschap de verzoeker voor de Raad van State verhinderd een oplossing te verkrijgen voor het beroep dat hij had ingesteld bij het hoge administratieve rechtscollege. Het Hof heeft in zijn arrest nr. 31/95 van 4 april 1995 geoordeeld dat indien de retroactiviteit van een besluit tot herstel van een door de Raad van State vernietigd besluit tot enig of hoofdzakelijk doel heeft de beslechting van rechtsgedingen te beı¨nvloeden of rechtscolleges te beletten over een rechtsvraag uitspraak te doen, zonder dat uitzonderlijke omstandigheden die inmenging kunnen verantwoorden, zij onwettig is. Te dezen heeft de op initiatief van de Regering aan de toepassing van het decreet van 4 februari 1997 verleende retroactiviteit klaarblijkelijk tot doel de Raad van State te verhinderen uitspraak te doen over de regelmatigheid van de genomen beslissingen met toepassing van het onwettig besluit dat door dat decreet wordt vervangen. Memorie van de Franse Gemeenschapsregering A.2.1. De eerste prejudicie¨le vraag dient ontkennend te worden beantwoord. Zo niet, zou men immers de mogelijkheid uitsluiten voor de wetgevers van de deelentiteiten om over te gaan tot legislatieve validaties, in gelijk welke aangelegenheid, terwijl algemeen wordt aangenomen dat die wetgevers, op wetgevingstechnisch vlak, voor de inwerkingstelling van hun materie¨le bevoegdheden over middelen beschikken die identiek zijn met die van de federale wetgever. De aan de door de Raad van State gestelde prejudicie¨le vraag onderliggende redenering komt erop neer dat twee grondwetsbepalingen tegenover elkaar worden gesteld : artikel 24, § 5, van de Grondwet, enerzijds, en artikel 160, anderzijds. Door het onderwijsbeleid aan de gemeenschappen toe te vertrouwen, heeft de Grondwetgever van 1988 aan de gemeenschappen een bevoegdheid van ruime, zo niet volledige autonomie willen toevertrouwen. Een redenering opbouwen die erop neerkomt voorrang te verlenen aan de bevoegdheid van de federale wetgever om de bevoegdheid van de Raad van State te bepalen, ten nadele van de bevoegdheid die bij de Grondwet inzake onderwijs aan de gemeenschapsraden is toevertrouwd, leidt ertoe dat de bevoegdheid van de gemeenschappen ten onrechte wordt beperkt in een aangelegenheid waarin de Grondwetgever hun nochtans een exclusieve bevoegdheid wilde verlenen. A.2.2. De door de Raad van State gestelde prejudicie¨le vraag moet worden opgelost in het licht van het begrip van de impliciete bevoegdheden, zoals dat begrip in artikel 10 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 en in de rechtspraak van het Hof is verankerd. Men kan niet de marginale impact ontkennen van het decreet van 4 februari 1997 op de bevoegdheid van de afdeling administratie van de Raad van State : de aan dat decreet gekoppelde terugwerkende kracht heeft enkel tot gevolg dat het het enkele beroep van de verzoeker raakt. De betrokken materie, zijnde artikel 14 van de gecoo¨rdineerde wetten op de Raad van State, leent zich vervolgens niet tot een gedifferentieerde behandeling, aangezien wordt aangenomen, en onder het voorbehoud van de inachtneming van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, dat bepaalde rechtzoekenden hun recht op een daadwerkelijk beroep voor de Raad van State kan worden ontzegd. Het verband tussen de in het geding zijnde aangelegenheden blijkt in zoverre de Franse Gemeenschap ertoe gehouden was te voorzien in de juridische leemte die voortvloeit uit het vernietigingsarrest van de Raad van State van 9 december 1996 en bijgevolg niets anders kon doen dan het decreet van 4 februari 1997 terugwerkende kracht te verlenen. In ieder geval, wanneer men - quod non - de lering van het arrest nr. 46 van het Hof van 11 april 1988 overneemt, dan nog moet worden vastgesteld dat de Franse Gemeenschapsraad te dezen geen inbreuk maakt op de bevoegdheden van de federale wetgever. Het bestreden decreet is enkel aangenomen om een tekst te bekrachtigen waarvan enkel de bevoegdheid van de auteur van de akte in het geding was. Wat meer is, tot op heden is voor het Hof geen enkel beroep tot vernietiging ingesteld waarbij zou zijn betoogd dat dit decreet de artikelen 10, 11 en 24 van de Grondwet zou schenden. Hieromtrent dient erop te worden gewezen dat de termijn voor een dergelijk beroep thans verstreken is, aangezien hij is beginnen te lopen op 6 februari 1997. Bovendien heeft het decreet van 4 februari 1997 een regeringsbesluit geldig verklaard, zijnde een verordenende akte. Wegens dat karakter, beperkt het exclusieve gevolg van die geldigverklaring zich niet tot de verlamming van de saisine van de Raad van State. De geldig verklaarde akte heeft integendeel een algemene draagwijdte. Ze brengt bijgevolg juridische gevolgen teweeg voor elke persoon die onder de toepassingssfeer ervan valt. A.3.1. De tweede vraag dient eveneens ontkennend te worden beantwoord. De techniek van de legislatieve validatie is op zich noch onwettig noch strijdig met het gelijkheidsbeginsel vervat in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. Het zou weliswaar niet kunnen worden ontkend dat, wat betreft het begrip van vergelijkbare situaties, voor de verzoeker zijn situatie met die van de andere rechtzoekenden moet worden vergeleken. Het is weliswaar zeker dat de verzoeker, door de terugwerkende kracht van het decreet van 4 februari 1997,
193
194
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD het recht wordt ontzegd op onderzoek door de Raad van State van de wettigheid van individuele beslissingen die hem rechtstreeks raken. Aangezien de verzoeker echter de enige is van de ambtenaren van de Franse Gemeenschap, niet alleen bedoeld in het decreet van 4 februari 1997 maar ook in artikel 1, 4°, ervan, die voor de Raad van State een beroep tot vernietiging tegen maatregelen tot uitvoering van het besluit van 28 augustus 1995 heeft ingesteld, zou er te dezen geen discriminatie kunnen zijn, vermits voor de verzoeker zijn situatie niet met die van andere rechtzoekenden kan worden vergeleken. A.3.2. Hoe dan ook, het enige doel van die validatie bestaat er niet in te verhinderen dat de Raad van State de wettigheid van een voor hem aangevochten administratieve akte beoordeelt. Door op die wijze te werk te gaan, heeft de decreetgever het arrest van de Raad van State willen uitvoeren en zich daardoor willen gedragen naar de tekst van de Grondwet, door het uitoefenen van een bevoegdheid die hem toekwam krachtens artikel 24, § 5, van de Grondwet. Daarentegen zou het aannemelijk maken van de stelling volgens welke de decreetgever de artikelen 10 en 11 van de Grondwet heeft geschonden door de bestreden norm te laten terugwerken, erop neerkomen dat een interpretatie in aanmerking wordt genomen die zou verhinderen dat hij zijn bevoegdheid ten volle uitoefent. Bovendien dient te worden opgemerkt dat door aan het bestreden decreet terugwerkende kracht te verlenen de decreetgever zich geenszins de gebreken heeft toegee¨igend die het door de Raad van State vernietigde besluit van 28 augustus 1995 aantastten. Memorie van antwoord van de verzoekende partij voor de Raad van State A.4.1. In tegenstelling tot wat de Franse Gemeenschapsregering betoogt, heeft de verzoeker er belang bij dat het Hof op de door de Raad van State gestelde prejudicie¨le vragen antwoordt, vermits de vernietiging van de bestreden akte tot gevolg zou hebben dat hij geacht zou worden niet in ruste te zijn gesteld op de datum van het vernietigde besluit en men dan ervan zou moeten uitgaan dat hij tot de normale pensioenleeftijd in dienst is gebleven. A.4.2. Ten gronde, wat betreft de tweede prejudicie¨le vraag, heeft de omstandigheid dat de verzoeker de enige is die de vernietiging van aangenomen bepalingen heeft gevorderd geen gevolg voor de argumenten volgens welke het decreet een discriminatie bevat tussen de verzoeker, het onderwijzend personeel en de andere overheidsambtenaren : de door het Hof gemaakte vaststelling van ongrondwettigheid geldt immers erga omnes. Memorie van antwoord van de Franse Gemeenschapsregering A.5. In het kader van het onderzoek van het beroep tot vernietiging dat de verzoekende partij had ingesteld, had de auditeur geoordeeld dat het beroep gegrond was, door ambtshalve op te werpen dat de ten aanzien van de verzoeker genomen besluiten moesten worden vernietigd bij ontstentenis van wettelijke basis, wegens de vernietiging van het besluit van 28 augustus 1995 tot wijziging van de regeling inzake verlof en terbeschikkingstelling wegens ziekte of gebrekkigheid, voor de leden van het technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Franse Gemeenschap. Hij besloot bovendien dat « het verzoekschrift voor het overige schijnt te moeten worden verworpen ». In zijn laatste memorie wees de verzoeker op de aanneming, door de Franse Gemeenschapsraad, van het decreet van 4 februari 1997 en deed hij gelden dat het door de auditeur-verslaggever ambtshalve aangevoerde middel grondslag miste. Tijdens de terechtzitting van 14 mei 1997 was de verzoeker afwezig. De thans bij het Hof aanhangig gemaakte vragen zijn aldus ambtshalve opgeworpen. In de zaak met rolnummer 1138 Verzoekschrift A.6.1. Een eerste middel is afgeleid uit de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet waarvan de enkele leden van het onderwijzend personeel dat van de Franse Gemeenschap afhangt het slachtoffer zijn, enerzijds, ten aanzien van de andere overheidsambtenaren die zowel van de federale overheid als van de gewesten, de gemeenschappen en de andere administratieve overheden afhangen en, anderzijds, ten aanzien van de leden van het onderwijzend personeel dat respectievelijk van de Vlaamse Gemeenschap en van de Duitstalige Gemeenschap afhangt. A.6.2. In een eerste onderdeel wordt de schending van het gelijkheids- en niet-discriminatiebeginsel aangevoerd ten aanzien van de overheidsambtenaren in het algemeen die zowel van de federale openbare overheden als van de openbare overheden van de deelentiteiten alsmede van andere administratieve overheden afhangen doordat de Franse Gemeenschap het stelsel van verlof wegens ziekte en gebrekkigheid heeft gewijzigd zonder voorafgaandelijk de minimumrechten ter zake vast te stellen en bijgevolg zonder het ontwerp van decreet aan het vakbondsoverleg in het gemeenschappelijk comite´ voor alle overheidsdiensten, het comite´ A genoemd, te onderwerpen, terwijl, voor de statutaire personeelsleden die onder het comite´ voor de nationale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten vallen, de Koning bij koninklijk besluit van 22 november 1991 de minimumrechten ter zake heeft vastgesteld, waarbij aldus aan elke overheid de verplichting wordt opgelegd om de voorstellen betreffende de aangelegenheden die het voorwerp van de minimumrechten uitmaken, voor te leggen aan het vakbondsoverleg binnen het comite´ A (artikel 3, § 1, van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, gewijzigd bij artikel 1 van de wet van 20 juli 1991 houdende sociale en diverse bepalingen). De enkele categorie van het onderwijzend personeel dat van de Franse Gemeenschap afhangt, wordt aldus een procedure van vakbondsoverleg ontzegd, die dat personeel een grotere bescherming inzake verlof en indisponibiliteitstelling wegens ziekte en gebrekkigheid moet waarborgen. Dat nieuwe stelsel dat in de enkele sector van het onderwijs wordt opgelegd is klaarblijkelijk veel minder gunstig voor de personeelsleden die eraan zijn onderworpen, zowel vergeleken met het vroegere stelsel dat analoog was met het algemeen van kracht zijnde stelsel bij de overheid als ten aanzien van het stelsel dat algemeen van toepassing is bij de overheid zowel op federaal niveau als op het niveau van de deelentiteiten, op basis van het koninklijk besluit tot vaststelling van de minimumrechten en op basis van het koninklijk besluit van 26 september 1994 tot vaststelling van de voormelde algemene principes. De andere ambtenaren van de Franse Gemeenschap, die niet in het onderwijs staan, genieten aldus een kapitalisatiestelsel van betaalde dagen ziekteverlof waarop zij tijdens hun loopbaan recht hebben, dat veel gunstiger is dan dat van de personeelsleden van het onderwijs. A.6.3. In een tweede onderdeel wordt de schending van het gelijkheids- en niet-discriminatiebeginsel aangevoerd ten opzichte van de personeelsleden van het onderwijs in de Vlaamse Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap, doordat alleen de Franse Gemeenschap de reglementering betreffende de verloven wegens ziekte of gebrekkigheid heeft gewijzigd in een zin die ongunstig is voor de personeelsleden van het onderwijs, met miskenning, enerzijds, van het voormelde artikel 3, § 1, van de wet van 19 december 1974 (zie eerste onderdeel) en, anderzijds, van artikel 13.2, littera e, van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, opgemaakt te New York op 19 december 1966 en goedgekeurd bij de wet van 15 mei 1981 en bij het decreet van de Franse Gemeenschap van 8 juni 1982, terwijl de twee andere gemeenschappen die reglementering niet op ongunstige wijze hebben gewijzigd en,
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD indien ze zulks doen, verondersteld zijn, enerzijds, de wet van 19 december 1974 in acht te nemen door voorafgaandelijk de lijst van de minimumrechten ter zake vast te stellen en door hun ontwerp aan het vakbondsoverleg binnen het comite´ A te onderwerpen en, anderzijds, het Internationaal Verdrag van New York inzake economische, sociale en culturele rechten van 19 december 1966, door de standstill-verplichting, die voortvloeit uit artikel 13.2, littera e, van dat Verdrag, in acht te nemen. Elke gemeenschap is weliswaar volledig en alleen bevoegd om inzake onderwijs wetgevend op te treden. Zij zijn echter alle drie ertoe gehouden de federale en internationale normen in acht te nemen die aan ieder van hen worden opgelegd, met inbegrip van de grondwettelijke beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie. A.7. Een tweede middel is afgeleid uit de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat de bestreden bepalingen categoriee¨n van personen die zich ten aanzien van de beschouwde maatregelen in essentieel verschillende situaties bevinden, identiek behandelen. De bestreden bepalingen stellen een maximum aantal dagen betaald ziekteverlof vast dat identiek is van het begin van de loopbaan (na ongeveer vier jaar dienst) tot het einde van de loopbaan, zonder rekening te houden, zoals de vroegere bepalingen die bij de bestreden bepalingen zijn opgeheven dat deden, met het hogere risico van ziekte dat oudere personen, in vergelijking met jongere, zowel qua frequentie als qua duur lopen. De oudste personeelsleden van het onderwijs putten immers veel sneller hun verlofkapitaal uit dan de jongeren en bouwen het veel moeilijker en veel trager op dan de jongeren, die minder onderhevig zijn aan ziekten : dat duurt immers negen jaar, op voorwaarde dat men gedurende die periode niet ziek is. De bestreden bepalingen behandelen bijgevolg categoriee¨n van personen die zich in situaties bevinden welke aanzienlijke objectieve verschillen vertonen, op identieke wijze, zonder enige verantwoording waarbij rekening wordt gehouden met het doel en de gevolgen van de bekritiseerde maatregelen. A.8. Een derde middel is afgeleid uit de schending van de artikelen 10, 11 en 24, § 4, van de Grondwet doordat, enerzijds, artikel 12, tweede lid, van het decreet zonder enige objectieve verantwoording personeelsleden die de leeftijd van 59 jaar hebben bereikt verschillend behandelt en, anderzijds, artikel 28 van het decreet, zonder enige objectieve verantwoording, de personeelsleden die op 1 september 1995 de leeftijd van 59 jaar hebben bereikt op verschillende wijze behandelt. De personeelsleden van 59 jaar en ouder ondergaan een duidelijk ongunstiger lot dan de andere personeelsleden van het onderwijs : aangezien zij in disponibiliteit worden geplaatst wegens ziekte, naar aanleiding van de uitputting van hun verlofkapitaal, kunnen zij hun ambt niet meer opnemen, zelfs wanneer zij daartoe opnieuw volledig lichamelijk geschikt zijn. Een dergelijke situatie kan zich voordoen na slechts vijftien dagen ziekte, wanneer het kapitaal van zestig dagen voordien uitgeput en nog niet opnieuw aangelegd zou zijn. Het zijn bijgevolg de enkele personeelsleden van het onderwijs aan wie, hoewel ze aan de voorwaarden van lichamelijke geschiktheid voldoen, het recht op werk wordt ontzegd, bij uitzondering van de statutaire regels die van toepassing zijn en die alle uitsluitend in geval van blijvende lichamelijke ongeschiktheid in de stopzetting van het ambt voorzien. A.9. Een vierde middel is afgeleid uit de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat de bestreden bepalingen terugwerkende kracht hebben tot 1 september 1995, waarbij aldus het beginsel van rechtszekerheid wordt geschonden doordat het besluitvormingsproces binnen de Franse Gemeenschapsraad wordt ondermijnd en doordat de betrokken personeelsleden de mogelijkheid wordt ontzegd de onwettigheid te doen gelden van de besluiten van de Franse Gemeenschapsregering van 28 augustus 1995 waarbij hun rechten worden geschonden. De besluiten van de Franse Gemeenschapsregering van 28 augustus 1995 zijn door de Raad van State wegens schending van artikel 24, § 5, van de Grondwet vernietigd. De Grondwetgever heeft gewild dat de essentie¨le onderwijsaangelegenheden aanleiding geven tot een debat binnen de wetgevende macht en niet alleen binnen de uitvoerende macht. Door de Franse Gemeenschapsraad de verplichting op te leggen een ontwerp van decreet aan te nemen waarvan de inwerkingtreding met terugwerkende kracht wordt vastgesteld op 1 september 1995, waarbij die terugwerkende kracht wordt verantwoord door het feit dat « de ontstentenis van retroactiviteit de herziening van alle individuele administratieve situaties zou impliceren, wat op hun niveau een aanzienlijke rechtsonzekerheid zou veroorzaken en op het niveau van de administratie een verwarring waarbij de goede werking en de continuı¨teit van de openbare dienst wordt geschaad » (Gedr. St., Parlement van de Franse Gemeenschap, 1996-1997, nr. 135-1, p. 2), heeft de Franse Gemeenschapsregering op wetgevend niveau de besluitvorming ondermijnd, aangezien ten aanzien van de vernietigde besluiten geen enkele wijziging mogelijk is. De personeelsleden van het onderwijs wordt aldus de facto de grondwettelijke waarborg van artikel 24, § 5, ontzegd, aangezien die niet ten volle kan werken wegens de terugwerkende kracht zelf van het decreet. Die terugwerkende kracht leidt er bijgevolg toe in naam van de rechtszekerheid situaties geldig te verklaren die zijn gecree¨erd op basis van bepalingen die artikel 24, § 5, van de Grondwet schonden. Een dergelijke terugwerkende kracht kan niet worden toegestaan want zij leidt ertoe de verzoekers de mogelijkheid te ontzeggen, op basis van artikel 159 van de Grondwet, bij de rechtscolleges van de rechterlijke orde de onregelmatigheid van hun situatie te doen gelden die is ontstaan onder de gelding van normen die door een ernstige onwettigheid zijn aangetast, aangezien het om de schending van een grondwettelijke norm gaat. Verzoekschrift tot tussenkomst van J. Fontiny A.10. De verzoekende partij voor de Raad van State in de zaak met rolnummer 1105, die in de hier onderzochte zaak die bij het vorige dossier is gevoegd tussenkomt, sluit zich aan bij de door de verzoekers uiteengezette argumentering. Memorie van de Franse Gemeenschapsregering A.11. De verzoekers behoren tot de enkele in artikel 1, 1°, 2° en 3°, van het bestreden decreet bedoelde personeelscategoriee¨n. Daaruit volgt dat een mogelijke vernietiging door het Hof niet zou kunnen worden uitgebreid tot de in artikel 1, 4°, 5° en 6°, van het decreet bedoelde personeelsleden. Bovendien, aangezien de verzoekers de individuele beslissingen die tegen hen zijn genomen niet hebben bestreden, rijzen er vragen omtrent het actuele en rechtstreekse karakter van hun belang.
195
196
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD A.12.1. Het eerste onderdeel van het eerste middel is onontvankelijk. Men weet overigens niet of de kritiek uitsluitend de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet betreft ten aanzien van een vermeende niet-inachtneming van de formaliteit van vakbondsoverleg in het comite´ A ofwel of de kritiek eveneens betrekking heeft op een verschil van regeling inzake ziekteverlof tussen het onderwijzend personeel en de andere ambtenaren van de Franse Gemeenschap. In de eerste plaats zijn de in artikel 24 van de Grondwet bedoelde categoriee¨n van personen niet vergelijkbaar met die van de overheidsambtenaren. Het statuut van het onderwijzend personeel wordt bepaald in artikel 24 van de Grondwet, terwijl dat van de andere overheidsambtenaren ofwel op artikel 87, § 4, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 is gebaseerd, ofwel op specifieke bepalingen betreffende de andere overheidsadministraties dan de federale of die van de deelentiteiten. Wat de zogenaamde niet-inachtneming van de formaliteit van het vakbondsoverleg binnen het comite´ A betreft, komt de kritiek van de verzoekers erop neer dat een discriminatie wordt aangeklaagd die - in de veronderstelling dat ze gegrond is, quod non - haar oorsprong niet vindt in het bestreden decreet maar wel in de ontstentenis van de aanneming door de Franse Gemeenschapsregering van een besluit tot vaststelling van de lijst van de minimale rechten, in de zin van artikel 3, § 1, zevende lid, van de voormelde wet van 19 december 1974. Het middel van de verzoekers klaagt aldus de wijze aan waarop de Franse Gemeenschapsregering haar bevoegdheden heeft uitgeoefend en uitoefent. Een dergelijke kritiek ontsnapt aan de bevoegdheid van het Hof. Indien dat middel kritiek wil leveren op het ongunstige karakter van de verlofregeling van het onderwijzend personeel in vergelijking met dat van de andere ambtenaren van de Franse Gemeenschap, is die kritiek overigens bijzonder onduidelijk. En in de veronderstelling dat ze bewezen is, ontsnapt de beoordeling ervan aan de bevoegdheid van het Hof, vermits zij zou voortvloeien uit het koninklijk besluit van 1 juni 1964. A.12.2. Het tweede onderdeel van het middel is niet ontvankelijk en niet gegrond. Niet alleen zijn de categoriee¨n van personeelsleden niet met elkaar vergelijkbaar maar, aangezien bovendien de schending wordt aangevoerd van artikel 13.2 van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, dat geen rechtstreekse werking heeft in het intern recht - zonder rekening ermee te houden dat men niet weet of die schending op zich wordt aangevoerd of in verband met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, wat in het eerste geval tot de onontvankelijkheid van het middel zou leiden - dient men zich vragen te stellen bij de standstill-werking die aan die bepaling zou worden gekoppeld. A.13. Het tweede middel is contradictorisch, indien men het met het derde middel vergelijkt. Men kan niet tegelijkertijd in het tweede middel betogen dat men de drempel op 59 jaar diende vast te stellen en die in het derde middel bekritiseren. Dat toont aan hoe moeilijk het is een klare kijk te hebben op een groot aantal situaties. De nadruk dient te worden gelegd op het feit dat de hoofddoelstelling van het decreet erin bestond bepaalde regels van het stelsel van indisponibiliteitstelling en verlof in te voeren om een einde te maken aan een administratieve interpretatie volgens welke die verlofdagen cumuleerbaar waren zodat de personeelsleden die tijdens hun loopbaan weinig of niet ziek waren op het einde ervan over een kapitaal van ziekteverlofdagen beschikten. A.14. Het derde middel is niet gegrond. Het is juist dat de artikelen 12 en 28 van het decreet van 4 februari 1997 aan de personeelsleden die 59 jaar oud zijn een bijzonder lot voorbehoudt dat verschillend is van dat van de ambtenaren die minder dan 59 jaar oud zijn, wanneer die ambtenaren van rechtswege in ziekteverlof zijn geplaatst. Dat verschil in behandeling was echter noodzakelijk, indien men vroegere disfuncties wilde bijsturen : men kan immers geen rekening houden met elke individuele situatie, maar alleen met het geheel van de situaties ten aanzien waarvan het leeftijdscriterium adequaat is. A.15. Het vierde middel is niet gegrond. De legislatieve validatie is op zich niet illegaal of strijdig met het gelijkheidsbeginsel. Geen enkele van de verzoekers heeft beroep ingesteld in verband met de individuele beslissingen die zijn gebaseerd op de besluiten van 28 augustus 1995 die door de Raad van State zijn vernietigd. Er kan geen discriminatie zijn aangezien voor de verzoekers hun situatie niet kan worden vergeleken met die van de andere rechtzoekenden van dezelfde categorie waartoe zij behoren, waarbij die andere rechtzoekenden nog aanspraak zouden kunnen maken op een op artikel 159 van de Grondwet gebaseerd jurisdictioneel beroep. De decreetgever had geenszins de bekommernis de saisine van de rechtscolleges te verlammen. De retroactiviteit is verantwoord door de zorg voor een goede werking en continuı¨teit van de dienst. Memorie van antwoord van de verzoekers A.16.1. Het beroep is ontvankelijk. In het geval van een vernietiging van de bestreden bepalingen door het Hof, staat artikel 18 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 de verzoekers toe, hetzij een beroep tot vernietiging voor de Raad van State in te stellen, hetzij een procedure bij de rechtscolleges van de rechterlijke orde, tegen de individuele beslissingen waarbij hun statutaire situatie wordt geregeld en die gebaseerd zijn op de in het geding zijnde bepalingen, zelfs in het geval waarin de termijnen om die beroepen in te stellen verstreken zouden zijn. Het door de Franse Gemeenschapsregering aangevoerde arrest van de Raad van State kan geen gezag van gewijsde hebben aangezien het een onderwerp heeft dat verschillend is van dat van onderhavig beroep. Het heeft betrekking op de vernietiging van de besluiten van de Franse Gemeenschapsregering van 28 augustus 1995 en niet van het bestreden decreet. A.16.2. Wat betreft het eerste middel is het eerste onderdeel ervan gegrond. De in artikel 24 van de Grondwet bedoelde personeelsleden vormen een bijzondere categorie van ambtenaren en onderscheiden zich van andere overheidsambtenaren, met name wat betreft de exclusieve bevoegdheid van de gemeenschappen inzake onderwijs. Die vaststelling volstaat echter niet om te besluiten tot de ontstentenis van vergelijkbaarheid tussen die categorie en de andere categoriee¨n van ambtenaren. Zowel de in artikel 24 van de Grondwet bedoelde personeelsleden, waartoe de verzoekers behoren, als de andere overheidsambtenaren worden immers beoogd in de voormelde wet van 19 december 1974, en meer in het bijzonder in artikel 3, § 1, zevende lid, van die wet. De uitsluiting van de in artikel 24 van de Grondwet bedoelde personeelsleden van de in artikel 3, § 1, achtste lid, verleende machtiging aan de Koning, berust slechts op het feit dat inzake onderwijs, de gemeenschappen een exclusieve bevoegdheid hebben. De Koning zou afbreuk hebben gedaan aan die bevoegdheid door voor die categorie van ambtenaren de lijst van de minimale rechten vast te stellen. De in artikel 3 van de voormelde wet van 19 december 1974 nagestreefde doelstelling strekt ertoe de bestaande verschillen in behandeling onder de categoriee¨n van ambtenaren te beperken teneinde een minimale coherentie te bereiken onder de respectieve statuten van die ambtenaren, door middel van wat men de minimale rechten heeft genoemd. Het kan niet worden betwist dat de in artikel 24 van de Grondwet bedoelde personeelsleden eveneens met die doelstelling worden beoogd, zo niet zouden zij volledig van die wetgeving zijn uitgesloten.
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD De bestreden bepalingen zijn klaarblijkelijk veel minder gunstig dan die welke in aanmerking zijn genomen in het koninklijk besluit van 26 september 1994 tot bepaling van de algemene principes van het administratief en geldelijk statuut van de rijksambtenaren die van toepassing zijn op het personeel van de diensten van de gemeenschaps- en gewestregeringen en van de colleges van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en van de Franse Gemeenschapscommissie, alsook op de publiekrechtelijke rechtspersonen die ervan afhangen. Het verschil in behandeling is niet verantwoord en de ondergane discriminatie is wel degelijk te wijten aan de toegepaste bepalingen en niet aan de ontstentenis van aanneming door de Franse Gemeenschapsregering van een besluit tot vaststelling van de lijst van de minimale rechten. Aangezien de categorie waartoe de verzoekers behoren onder de toepassing valt van een regeling inzake verlof en disponibiliteit wegens ziekte die veel ongunstiger is dan die welke, met inachtneming van een zekere coherentie in overheidsdienst, wordt toegepast op al het overige overheidspersoneel, zijn het wel degelijk die decretale bepalingen zelf die de discriminatie en de ongrondwettige ongelijkheid van de bestreden bepalingen in het leven roepen. Ook het tweede onderdeel van het eerste middel is gegrond. Er dient overigens te worden gepreciseerd dat het personeel van de drie gemeenschappen vergeleken kan worden wanneer het erom gaat de standstill-verplichting in acht te nemen die voortvloeit uit artikel 13.2 van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten. A.16.3. Het tweede middel is gegrond. Het voordien vigerende stelsel van ziekteverlof organiseerde een geleidelijke verhoging van de duur van het betaalde ziekteverlof gedurende de loopbaan, wat het voor de oudere personeelsleden, die dus gemakkelijker ziek kunnen zijn, mogelijk maakte een betere bescherming te genieten die aan hun situatie en hun lichamelijke gesteldheid was aangepast. De afschaffing van die progressiviteit plaatst de personeelsleden die ongeveer vier jaar ancie¨nniteit hebben en die welke een veel grotere ancie¨nniteit hebben en dus ouder zijn op voet van gelijkheid. Het systeem van indisponibiliteitstelling wegens ziekte wordt eveneens eenvormig gemaakt, waarbij de totale ancie¨nniteit niet meer in aanmerking wordt genomen voor de vaststelling van het wachtgeld. Die laatste maatregel schaft ook een ongelijkheid af onder de personeelsleden die het slachtoffer zijn van een langdurige ziekte terwijl zij nog jong zijn, en de oudere personeelsleden, wat niet kan worden betwist. Dat biedt echter voldoende tegenwicht voor het nadelige gevolg dat het vroegere kapitalisatiesysteem van ziekteverlofdagen ten aanzien van de jongeren kon hebben. De totale afschaffing van die parallelle evolutie van de loopbaan en de bescherming in geval van ziekte bestraft daarentegen in buitensporige mate de oudere personeelsleden zonder redelijk en evenredig motief ten aanzien van het nagestreefde doel. Dat ongunstige gevolg is nog groter door de veel langere vereiste tijdsduur voor de reconstitutie van het kapitaal van ziekteverlofdagen, waardoor die in vele gevallen voor de oudere personeelsleden een illusie is. A.16.4. Het derde middel is ook gegrond. Men ziet niet in hoe de disfuncties die men wil afschaffen en de financie¨le last ervan door de bestreden maatregel zouden worden bijgestuurd. Een personeelslid dat 59 jaar oud is en in disponibiliteit wordt gehouden wegens ziekte, terwijl die persoon opnieuw volledig arbeidsgeschikt is, zal een dubbele begrotingslast veroorzaken : zijn wachtgeld, enerzijds, en de bezoldiging van zijn plaatsvervanger, anderzijds. Indien men ervoor bevreesd is de stabiliteit van het onderwijsteam veelvuldig te storen, vormt het geschiktheidsonderzoek van het personeelslid in disponibiliteit wegens ziekte, waardoor het mogelijk wordt dat personeelslid op pensioen te stellen wegens blijvende lichamelijke ongeschiktheid, een doeltreffend systeem om dat nadeel te verhelpen, zonder dubbele begrotingskosten te cree¨ren. Na 59 jaar zal het echter juist niet meer mogelijk zijn een personeelslid dat in disponibiliteit wordt gehouden wegens ziekte zonder ziek te zijn, in ruste te stellen wegens definitieve lichamelijke ongeschiktheid, vermits die indisponibiliteitstelling geen grondslag meer vindt in zijn gezondheidstoestand. Het feit dat men een personeelslid dat 59 jaar oud is en na een periode van ziekte opnieuw geschikt is, het recht ontzegt om zijn beroep uit te oefenen tot de pensioenleeftijd, terwijl aan alle voorwaarden is voldaan om zulks te doen, met inbegrip van de lichamelijke geschiktheid, is klaarblijkelijk discriminerend te zijnen aanzien. Het risico dat talrijke personen die 59 jaar oud zijn en die lichamelijk geschikt zijn om te werken, gedwongen worden tot inactiviteit is des te groter daar het kapitaal van ziekteverlof ingevolge de bestreden bepalingen, enerzijds, veel minder groot is en, anderzijds, veel moeilijker kan worden gereconstitueerd. Bijgevolg zal het niet zelden voorkomen dat oudere personeelsleden snel in disponibiliteit wegens ziekte worden gesteld, zelfs indien ze slechts ziek zijn voor een korte periode van nauwelijks meer dan vijftien dagen. Het leeftijdscriterium is niet adequaat wat die maatregel betreft. Enkel het criterium van de lichamelijke geschiktheid om zijn functie uit te oefenen is verenigbaar met de in de artikelen 10, 11 en 24 van de Grondwet opgelegde grondwettelijke verplichting, wanneer het erom gaat dat een personeelslid zijn fundamenteel recht om zijn beroep uit te oefenen wordt ontzegd. A.16.5. Wat betreft het vierde middel dient eerst te worden opgemerkt dat, voor twee verzoekende partijen, de individuele beslissingen van indisponibiliteitstelling zijn genomen tussen het moment waarop de besluiten van de Franse Gemeenschapsregering van 28 augustus 1995 door de Raad van State zijn vernietigd en het moment waarop het decreet van 4 februari 1997 in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt. Hun situatie moest bijgevolg worden geregeld door de aan de vernietigde besluiten van 28 augustus 1995 voorafgaande regelgeving. Voor die beide verzoekende partijen kan er geen sprake zijn van een legislatieve validatie, maar gaat het wel degelijk om een anticiperende toepassing van een decreet dat nog niet is goedgekeurd noch bekendgemaakt. Wat de grond van de zaak betreft, heeft het Hof het mechanisme van de legislatieve validatie aanvaard, hoewel zij van dien aard is dat ze de rechtszekerheid raakt, wanneer buitengewone omstandigheden zulks verantwoorden en met name wanneer ze onontbeerlijk is voor de goede werking en de continuı¨teit van de openbare dienst. Te dezen wordt door de Franse Gemeenschapsregering niet aangetoond dat die twee voorwaarden zijn vervuld. In de meeste gevallen, zouden de ontstentenis van retroactiviteit van het decreet van 4 februari 1997 en de gevolgen van de vernietiging van de besluiten van de Franse Gemeenschapsregering van 28 augustus 1995 door de Raad van State geen dusdanige veranderingen hebben teweeggebracht dat de goede werking of de continuı¨teit van de openbare dienst daardoor ernstig zouden zijn geraakt. Voor de personeelsleden die vroegtijdig in disponibiliteit wegens ziekte of in ruste zijn gesteld, zou het ingaan van die individuele maatregelen eenvoudigweg in de tijd zijn uitgesteld en zij zouden een hoofdzakelijk geldelijke administratieve regularisatie hebben genoten.
197
198
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD De stabiliteit van de onderwijsteams zou slechts in geringe mate of helemaal niet in het gedrang zijn gebracht. De legislatieve validatie heeft bovendien te dezen een bijzonder nadelig gevolg wegens het vernietigingsarrest van de Raad van State van 19 december 1996 zelf. De Raad van State heeft de schending door de Franse Gemeenschap van artikel 24, § 5, van de Grondwet afgekeurd. Memorie van antwoord van J. Fontiny A.17. Het « vakbondsstatuut » vastgesteld bij de wet van 19 december 1974 en het uitvoeringsbesluit ervan van 28 september 1984 zijn zowel van toepassing op het onderwijs als op de andere administratieve overheden die onder de werkingssfeer ervan vallen. De voor het onderwijspersoneel gemaakte uitzondering inzake de vaststelling van minimale rechten vloeit voort uit het feit dat de gemeenschappen, wat de regeling van die aangelegenheid betreft, een grondwettelijke autonomie hebben. Een koninklijk besluit zou geen bepalingen betreffende het statuut van het onderwijspersoneel kunnen vaststellen. Met toepassing van het vakbondsstatuut moet ieder ontwerp van decreet of van besluit van de Franse Gemeenschapsregering dat betrekking heeft op de minimale rechten, zoals die zijn gedefinieerd in de voormelde wet van 19 december 1974, echter het voorwerp uitmaken van overleg binnen het comite´ A. Het doel zelf van de bepalingen van het vakbondsstatuut is immers aan alle overheidsambtenaren, ongeacht het beleidsniveau waartoe zij behoren, een minimum aan rechten en samenhang te garanderen, met inachtneming van de gelijkheidsregels. Ten slotte is het arrest Fontiny, nr. 60.628 van de Raad van State van 4 juni 1996, waarnaar de Franse Gemeenschapsregering verwijst, in een schorsingsprocedure gewezen en was het door de Raad van State gedane onderzoek van de middelen dus per definitie beknopt. -BTen aanzien van de zaak met rolnummer 1138 Betreffende de ontvankelijkheid B.1.1. De Franse Gemeenschapsregering betwist het belang om in rechte te treden van de verzoekende partijen die, met uitzondering van C. Collard, het enige tijdelijke personeelslid onder de verzoekende partijen, de tegen hen genomen individuele beslissingen niet hebben aangevochten. De verzoekende partijen, die het voorwerp hebben uitgemaakt ofwel van een indisponibiliteitstelling wegens ziekte ofwel van een vroegtijdige oppensioenstelling wegens definitieve lichamelijke ongeschiktheid, zouden hun belang bij het beroep verliezen, aangezien die individuele beslissingen definitief zijn geworden. B.1.2. Uit artikel 18 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof volgt dat, in geval van een vernietiging van de bestreden bepalingen, de verzoekende partijen ofwel een beroep tot vernietiging kunnen instellen voor de Raad van State, ofwel een procedure voor de justitie¨le gerechten tegen de individuele beslissingen die hun statutaire situatie regelen en die gebaseerd zijn op de in het geding zijnde bepalingen, zelfs in het geval waarin de termijnen om die beroepen in te stellen zouden zijn verstreken. Zij hebben er dus belang bij een beroep tot vernietiging voor het Hof in te stellen. De exceptie van onontvankelijkheid wordt verworpen. Ten gronde Betreffende het eerste middel B.2.1. In een eerste onderdeel wordt betoogd dat de Franse Gemeenschap de verlofregeling wegens ziekte en gebrekkigheid van het onderwijspersoneel heeft gewijzigd zonder voorafgaandelijk de minimale rechten terzake vast te stellen en zonder bijgevolg het ontwerp van decreet voor te leggen aan het gemeenschappelijke comite´ A voor alle overheidsdiensten van de federale overheid, de gemeenschappen en de gewesten. De Franse Gemeenschap zou aldus de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schenden, aangezien het koninklijk besluit van 22 november 1991, genomen met toepassing van artikel 3, § 1, van de wet van 19 december 1974, tot vaststelling van de minimale rechten voor de statutaire personeelsleden van de Staat, de gemeenschappen en de gewesten, in een verplicht vakbondsoverleg in het genoemde comite´ A voorziet. B.2.2. In een tweede onderdeel wordt betoogd dat de verlofregeling voor het onderwijzend personeel van de Franse Gemeenschap discriminerend zou zijn vergeleken met die van de leden van het onderwijzend personeel van de Vlaamse Gemeenschap en van de Duitstalige Gemeenschap omdat enkel de Franse Gemeenschap de reglementering in verband met de verloven wegens ziekte en gebrekkigheid heeft gewijzigd, en aldus artikel 3, § 1, van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel zou miskennen, waarop het voormelde koninklijk besluit van 22 november 1991 is gebaseerd, alsmede de door de andere gemeenschappen in acht genomen standstill-verplichting die voortvloeit uit artikel 13.2, littera e, van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten van 19 december 1966. Betreffende het eerste onderdeel B.3. Het Hof is bevoegd om de grondwettigheid van wetsbepalingen te toetsen, niet ten aanzien van hun proces van totstandkoming (onder voorbehoud van artikel 124bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989), maar enkel ten aanzien van hun inhoud. Het Hof is niet bevoegd om kennis te nemen van het eerste onderdeel van het eerste middel. Betreffende het tweede onderdeel B.4. Artikel 13.2, littera e, van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten stelt dat « de materie¨le omstandigheden van het onderwijzend personeel voortdurend dienen te worden verbeterd ». In tegenstelling tot wat de verzoekende partijen betogen, impliceert de inachtneming van dat artikel niet dat in Belgie¨ de leden van het onderwijzend personeel die onder de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap vallen op dezelfde wijze zouden moeten worden behandeld als de leden van het onderwijzend personeel die onder de bevoegdheid van de andere gemeenschappen vallen. B.5. Het eerste middel is niet gegrond. Betreffende het tweede middel B.6. Er wordt aangevoerd dat, bij ontstentenis van een regeling die in dezelfde verhouding als de leeftijd van de leden van het onderwijspersoneel zou evolueren, de in de bestreden artikelen 6, 7, 8, 18 en 19 van het decreet vastgestelde regeling van verlof en indisponibiliteitstelling verschillende categoriee¨n van personen op identieke wijze zou behandelen. De aangevochten bepalingen van het decreet, die een maximum aantal betaalde ziekteverlofdagen
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD vaststellen die identiek zijn van bij het begin tot op het einde van de loopbaan zonder rekening te houden met het hoger ziekterisico, dat, wat zowel de frequentie als de duur betreft, oudere personen vergeleken met jongere lopen, zouden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schenden in zoverre zij, zonder verantwoording waarbij rekening wordt gehouden met het doel en de gevolgen van de bekritiseerde maatregelen categoriee¨n van personen die zich in situaties met aanzienlijke objectieve verschillen bevinden, op identieke wijze zouden behandelen. B.7. De hoofdbedoeling van het bestreden decreet bestaat erin bepaalde regels aan te passen van het vroegere stelsel van verlof en indisponibiliteitstelling dat het mogelijk maakte, tijdens de loopbaan, de niet gebruikte ziekteverlofdagen te cumuleren zodat de personeelsleden die weinig of niet ziek waren tijdens hun loopbaan op het einde daarvan over een kapitaal van ziekteverlofdagen beschikten dat de Gemeenschap verplicht was te vergoeden als zij werden opgenomen in het kader van een lakse administratieve praktijk inzake controle op de toekenning van ziekteverlofdagen, en waarbij zij terzelfder tijd de vervangers van de ziek geachte leerkrachten moest bezoldigen. B.8.1. Het staat aan de decreetgever de doelstellingen vast te stellen van het beleid dat hij wil voeren in de aangelegenheden waarvoor hij bevoegd is. De zorg om een lakse administratieve praktijk bij de toekenning van ziekteverlofdagen te verhelpen die budgettaire meerkosten veroorzaakte, is een doelstelling die kennelijk niet onredelijk is. Rekening houdend met die doelstelling vermocht de wetgever redelijkerwijze te beslissen dat stelsel in overweging te nemen in het licht van een loopbaan die op eenvormige wijze wordt beschouwd zonder dat, binnen die loopbaan, maxima worden onderscheiden die met name verbonden zijn met de leeftijd van het desbetreffende personeelslid. B.8.2. Hoewel het juist is dat personen die zich in verschillende situaties bevinden - het statistische risico van ziektes stijgt met de leeftijd zowel wat de frequentie, de duur of de ernst ervan betreft - aldus op identieke wijze worden behandeld, is die behandeling gegrond omdat de aanleg van het kapitaal van niet benutte ziekteverlofdagen, die voortaan niet meer wordt toegestaan boven zestig dagen, voordien precies gebeurde bij de aanvang van de loopbaan van de leerkrachten gelet op het minder grote risico van ziekte op dat ogenblik, waarbij aldus zonder redelijke verantwoording de leerkrachten worden bevoordeeld die niet ziek waren vo´o´r het einde van hun loopbaan ten aanzien van de leerkrachten die dat wel geweest waren. B.8.3. Het is juist dat, zoals de verzoekende partijen betogen, de oudere leden van het onderwijspersoneel sneller hun kapitaal van ziekteverlofdagen uitputten dan de jongere en dat met meer moeite opnieuw aanleggen. Het Hof merkt in dit verband op dat uit de parlementaire voorbereiding en meer bepaald uit de erbij gevoegde statistieken blijkt dat het gemiddelde aantal dagen afwezigheid wegens ziekte varieert (« De leeftijdsschijven waarvoor het aantal dagen het gemiddelde overschrijdt (vanaf 50-54 jaar) [...] » (Gedr. St., Parlement van de Franse Gemeenschap, 1996-1997, nr. 135-2, p. 15)) volgens de leeftijdscategorie, van drie dagen voor 20-24-jarigen tot 12,5 dagen voor 45-49-jarigen en dat slechts vanaf de 50-54-jarigen het gemiddelde van 25,5 aantal ziektedagen per jaar het algemeen gemiddelde van 14,6 dagen overschrijdt. Door, enerzijds, het aantal in aanmerking te nemen ziektedagen voor iedereen gelijkelijk te bepalen op 15 dagen en, anderzijds, te bepalen dat in totaal maximum 60 ziektedagen overdraagbaar zijn, heeft de decreetgever op een niet onevenredige wijze rekening gehouden met het verschil van ziekterisico’s naar gelang van de leeftijd. Het tweede middel is niet gegrond. Betreffende het derde middel B.9. Er wordt bovendien aangevoerd dat de in het bestreden decreet vastgestelde regeling van verlof en indisponibiliteitstelling de artikelen 10, 11 en 24, § 4, van de Grondwet zou schenden omdat, enerzijds, artikel 12, tweede lid, van het decreet de personeelsleden die de leeftijd van 59 jaar hebben bereikt zonder objectieve verantwoording op een verschillende wijze zou behandelen en, anderzijds, artikel 28 de personeelsleden die op 1 september 1995 de leeftijd van 59 jaar hebben bereikt zonder objectieve verantwoording op een verschillende wijze zou behandelen. B.10. Hoewel de leden van het onderwijzend personeel op het einde van hun loopbaan een hoger risico van ziekte vertonen, mag het in aanmerking nemen van het leeftijdscriterium in de aangevochten artikelen 12, tweede lid, en 28 van het decreet en van het ziekterisico verbonden met die leeftijd of met de verlengde uitoefening van het beroep van leerkracht niet ertoe leiden personen die zich in identieke situaties bevinden op een verschillende wijze te behandelen, dit wil zeggen die dezelfde fysieke arbeidsgeschiktheid vertonen, wanneer het erom gaat hun stelsel van indisponibiliteitstelling te regelen. Doordat de decreetgever personeelsleden die, hoewel ze dezelfde leeftijd hebben, niet dezelfde arbeidsgeschiktheid hebben, op identieke wijze behandelt en doordat hij hen allen, zonder rekening te houden met die geschiktheid, ertoe verplicht hun activiteit te bee¨indigen, komt hij niet tegemoet aan de met het decreet nagestreefde doelstelling van financie¨le sanering, vermits de Gemeenschap zonder onderscheid de aan de indisponibiliteitstelling verbonden budgettaire meerkosten zal moeten betalen, ongeacht of die al dan niet door een werkelijke arbeidsongeschiktheid is verantwoord. Daaruit vloeit voort dat artikel 12, tweede lid, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt. B.11. Het Hof merkt bovendien op dat het bestreden artikel 28 van het decreet, als overgangsmaatregel, een verlofregeling wegens ziekte instelt die voor de personeelsleden die op 1 september 1995 59 jaar oud zijn verschilt van die waarin artikel 7 van hetzelfde decreet voor personeelsleden van dezelfde leeftijd voorziet. Hoewel ze werd opgevat als een « overgangsregeling » (Gedr. St., Parlement van de Franse Gemeenschap, 1996-1997, nr. 135-1, p. 5), verstrekken noch de parlementaire voorbereiding van het decreet, noch de Franse Gemeenschapsregering uitleg over de criteria en de redenen die aan de vaststelling van die regeling ten grondslag hebben gelegen, en het Hof ziet niet in hoe zij in overeenstemming is met zowel de nagestreefde algemene doelstellingen als met de corrigerende mechanismen die als verantwoord zijn erkend. Het derde middel is gegrond. Betreffende het vierde middel B.12. Er wordt aangevoerd dat artikel 29 van het bestreden decreet van 4 februari 1997 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet zou schenden omdat het, door te bepalen dat het hele decreet « uitwerking [heeft] met ingang van 1 september 1995 », de in het decreet bedoelde personeelsleden de mogelijkheid zou ontzeggen voor de Raad van State de onwettigheid te doen gelden van de besluiten van de Franse Gemeenschapsregering van 28 augustus 1995 die waren vernietigd door de Raad van State, die had geoordeeld dat zij de artikelen 24, § 5, van de Grondwet schonden. Door de Franse Gemeenschapsraad te verplichten een ontwerp van decreet goed te keuren waarvan de inwerkingtreding met
199
200
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD terugwerkende kracht is vastgesteld op 1 september 1995, zou de Franse Gemeenschapsregering de besluitvorming op wetgevend vlak hebben belemmerd, aangezien geen enkele wijziging ten opzichte van de vernietigde besluiten mogelijk was. De leden van het onderwijspersoneel zou aldus de facto de grondwettelijke waarborg van artikel 24, § 5, van de Grondwet zijn ontzegd. B.13.1. Het Hof stelt vast dat, bij twee arresten van 9 december 1996, de Raad van State twee van de vier besluiten van de Franse Gemeenschapsregering heeft vernietigd die waren aangenomen op 28 augustus 1995 en waarin de regeling inzake verlof en indisponibiliteitstelling wegens ziekte of gebrekkigheid voor bepaalde leden van het onderwijspersoneel werd vastgesteld. De Raad van State oordeelde dat de aangevochten besluiten essentie¨le regels van het statuut van het onderwijspersoneel bevatten zodat, aangezien die regels onder de inrichting van het onderwijs vallen in de zin van artikel 24, § 5, van de Grondwet, zij niet door de Franse Gemeenschapsregering hadden moeten worden vastgesteld, maar wel door de decreetgever. Het is om zich naar de door de Raad van State gewezen vernietigingsarresten te gedragen dat de Franse Gemeenschapsregering het ontwerp van decreet aan de Franse Gemeenschapsraad heeft voorgelegd (Gedr. St., Parlement van de Franse Gemeenschap, 1996-1997, nr. 135-2, p. 2). B.13.2. In tegenstelling tot hetgeen de verzoekende partijen betogen, bestaat het voornaamste doel van het decreet erin het een democratisch verkozen wetgevende vergadering mogelijk te maken de regels vast te stellen die, volgens de afdeling administratie van de Raad van State, luidens artikel 24, § 5, van de Grondwet aangelegenheden betroffen die onder de bevoegdheid van de decreetgever en niet van een regering vallen. B.14. Het Hof stelt evenwel vast dat het bestreden artikel 29 het decreet doet terugwerken op 1 september 1995, wat tot gevolg heeft dat de ongrondwettigheid die door de Raad van State in zijn vernietigingsarresten is vastgesteld en waarmee de Franse Gemeenschapsregering nochtans beweerde rekening te houden om, in de memorie van toelichting, de indiening van het ontwerp van decreet te verantwoorden, voor het verleden gedekt is en zulks zonder enige verantwoording. Weliswaar werd tijdens de parlementaire voorbereiding verklaard dat het is om te vermijden « dat alle individuele administratieve situaties worden herzien, waardoor op hun niveau zeker een aanzienlijke rechtsonzekerheid zou zijn ontstaan en op het niveau van de administratie een voor de goede werking en de continuı¨teit van de openbare dienst nadelige verwarring » dat is bepaald dat het decreet terugwerkende kracht heeft tot 1 september 1995 (ibid., p. 3). Die passages zijn in algemene termen gesteld die niet kunnen worden geacht het verantwoorde karakter van de terugwerkende kracht aan te tonen. Uit wat voorafgaat volgt dat het vierde middel gegrond is. Ten aanzien van de zaak met rolnummer 1105 B.15. Uit wat is uiteengezet in verband met het vierde middel (B.12 tot B.14) en uit de vernietiging die eruit moet voortvloeien volgt dat de beide prejudicie¨le vragen hun voorwerp verliezen. Om die redenen, het Hof - in de zaak met rolnummer 1138 : . vernietigt de artikelen 12, tweede lid, en 28 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 4 februari 1997 houdende de regeling inzake verlof en disponibiliteit wegens ziekte en gebrekkigheid van sommige leden van het onderwijspersoneel; . vernietigt artikel 29 van hetzelfde decreet; . verwerpt het beroep voor het overige; - in de zaak met rolnummer 1105, zegt voor recht dat, rekening houdend met de vernietiging van artikel 29 van het voormelde decreet, de beide prejudicie¨le vragen zonder voorwerp zijn. Aldus uitgesproken in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 16 december 1998. De griffier, De voorzitter, L. Potoms. M. Melchior.
SCHIEDSHOF D. 99 — 9
[C − 98/21508]
Urteil Nr. 134/98 vom 16. Dezember 1998 Gescha¨ftsverzeichnisnummern. 1138 und 1105 In Sachen: - Klage auf teilweise Nichtigerkla¨rung des Dekrets der Franzo¨sischen Gemeinschaft vom 4. Februar 1997 zur Regelung der Beurlaubung und Zurdispositionstellung wegen Krankheit und Gebrechlichkeit bestimmter Mitglieder des Unterrichtspersonals, erhoben von M. Hupet und anderen, - Pra¨judizielle Fragen in bezug auf Artikel 29 desselben Dekrets, gestellt vom Staatsrat. Der Schiedshof, zusammengesetzt aus den Vorsitzenden M. Melchior und L. De Gre`ve, und den Richtern H. Boel, G. De Baets, E. Cerexhe, A. Arts und R. Henneuse, unter Assistenz des Kanzlers L. Potoms, unter dem Vorsitz des Vorsitzenden M. Melchior, verku¨ndet nach Beratung folgendes Urteil: I. Gegenstand der pra¨judiziellen Fragen und der Klage auf Nichtigerkla¨rung a. In seinem Urteil Nr. 66.555 vom 4. Juni 1997 in Sachen J. Fontiny gegen die Franzo¨sische Gemeinschaft, dessen Ausfertigung am 23. Juni 1997 in der Kanzlei des Hofes eingegangen ist, hat der Staatsrat folgende pra¨judizielle Fragen gestellt: 1. «Fa¨llt das Dekret vom 4. Februar 1997 zur Regelung der Beurlaubung und Zurdispositionstellung wegen Krankheit und Gebrechlichkeit bestimmter Mitglieder des Unterrichtspersonals in die Zusta¨ndigkeit der Franzo¨sischen Gemeinschaft, soweit sein Artikel 29 ihm Ru¨ckwirkung zum 1. September 1995 verleiht, so daß der Staatsrat daran gehindert wird, u¨ber die Gu¨ltigkeit einer Entscheidung zur Zurdispositionstellung eines Personalmitglieds eines psycho-medizinisch-sozialen Zentrums zu befinden, in Anbetracht der Tatsache, daß der Staatsrat seine Zusta¨ndigkeit aus dem fo¨deralen Gesetz herleitet und seine Befugnisse nur durch das fo¨derale Gesetz festgelegt werden ko¨nnen?»
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD 2. «Ist das Dekret vereinbar mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung, soweit sein Artikel 29 die Klage wirkungslos macht, die beim Staatsrat gegen eine Entscheidung erhoben wird, welche kraft eines Erlasses, der wenigstens teilweise den gleichen Gegenstand hat, getroffen wurde, und dem Kla¨ger eine richterliche Garantie, die alle Bu¨rger genießen, versagt, so daß eine ungleiche Behandlung entsteht, wobei sich die Frage erhebt, ob sie objektiv gerechtfertigt ist?» Diese Rechtssache wurde unter der Nummer 1105 ins Gescha¨ftsverzeichnis des Hofes eingetragen. b. Mit einer Klageschrift, die dem Hof mit am 4. August 1997 bei der Post aufgegebenem Einschreibebrief zugesandt wurde und am 5. August 1997 in der Kanzlei eingegangen ist, wurde Klage auf Nichtigerkla¨rung der Artikel 6, 7, 8, 12 Absatz 2, 18, 19, 28 und 29, sowie insofern, als die Nichtigerkla¨rung der vorgenannten Artikel es erforderlich machen wu¨rde, der Artikel 22, 23, 24, 25, 26 und 27 des Dekrets der Franzo¨sischen Gemeinschaft vom 4. Februar 1997 zur Regelung der Beurlaubung und Zurdispositionstellung wegen Krankheit und Gebrechlichkeit bestimmter Mitglieder des Unterrichtspersonals (vero¨ffentlicht im Belgischen Staatsblatt vom 6. Februar 1997) erhoben von M. Hupet, wohnhaft in 6852 Opont, rue Moulin d’Our 3, C. Ponsard, wohnhaft in 4000 Lu¨ttich, quai de Rome 64, S. Deneil, wohnhaft in 1410 Waterloo, clos des Essarts 11, P. Goffinet, wohnhaft in 6840 Neufchaˆteau, avenue de la Gare 78, A. Vos, wohnhaft in 1430 Quenast, rue de Wisbecq 5, M. Burnotte, wohnhaft in 6960 Manhay, chausse´e Romaine 26, H. Vervier, wohnhaft in 4670 Ble´gny, rue de la Fontaine 31, C. Collard, wohnhaft in 5651 Tarcienne, rue Try des Marais 113, A. Decock, wohnhaft in 5100 We´pion, Bois Saint-Antoine 5, und Y. Fercot, wohnhaft in 7134 Leval-Trahignies, rue Albert Ier 265. Diese Rechtssache wurde unter der Nummer 1138 ins Gescha¨ftsverzeichnis des Hofes eingetragen. II. Sachverhalt und vorhergehendes Verfahren in der Rechtssache mit Gescha¨ftsverzeichnisnummer 1105 J. Fontiny hat beim Staatsrat eine Klage auf Nichtigerkla¨rung des ministeriellen Erlasses u¨ber seine Zurdispositionstellung wegen Krankheit ab dem 6. Februar 1996 und des ministeriellen Erlasses, durch den er ab dem 1. Oktober 1996 pensioniert wurde, eingereicht. Diese Erlasse beruhen auf den Bestimmungen des Erlasses der Regierung der Franzo¨sischen Gemeinschaft vom 28. August 1995 zur Aba¨nderung der Regelung der Beurlaubung und Zurdispositionstellung wegen Krankheit und Gebrechlichkeit der Mitglieder des technischen Personals der psycho-medizinisch-sozialen Zentren. Dieser Erlaß wurde durch Urteil des Staatsrats Nr. 63.463 vom 9. Dezember 1996 fu¨r nichtig erkla¨rt mit der Begru¨ndung, daß die damit ergriffenen Maßnahmen der Dekretsbefugnis unterliegen. Die gleichen Bestimmungen wurden durch das Dekret vom 4. Februar 1997 u¨bernommen. Der berichterstattende Auditor beim Staatsrat hat von Amts wegen einen Klagegrund aufgeworfen, der daraus abgeleitet ist, daß dem angefochtenen Erlaß aufgrund der Nichtigerkla¨rung durch den Staatsrat seine einzige rechtliche Grundlage entzogen wurde. Der Staatsrat schlußfolgerte, daß auf der Verfassungsma¨ßigkeit des Dekrets vom 4. Februar 1997 Zweifel lasteten, und hat die obengenannten pra¨judiziellen Fragen gestellt. III. Verfahren vor dem Hof a) In der Rechtssache mit Gescha¨ftsverzeichnisnummer 1105 Durch Anordnung vom 23. Juni 1997 hat der amtierende Vorsitzende gema¨ß den Artikeln 58 und 59 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 u¨ber den Schiedshof die Richter der Besetzung bestimmt. Die referierenden Richter haben Artikel 71 bzw. 72 des organisierenden Gesetzes im vorliegenden Fall nicht fu¨r anwendbar erachtet. Die Verweisungsentscheidung wurde gema¨ß Artikel 77 des organisierenden Gesetzes mit am 14. August 1997 bei der Post aufgegebenen Einschreibebriefen notifiziert. Die durch Artikel 74 des organisierenden Gesetzes vorgeschriebene Bekanntmachung erfolgte im Belgischen Staatsblatt vom 19. August 1997. Schriftsa¨tze wurden eingereicht von - J. Fontiny, wohnhaft in 1200 Bru¨ssel, rue Ge´ne´ral Lartigue 15, mit am 24. September 1997 bei der Post aufgegebenem Einschreibebrief, - der Regierung der Franzo¨sischen Gemeinschaft, place Surlet de Chokier 15-17, 1000 Bru¨ssel, mit am 29. September 1997 bei der Post aufgegebenem Einschreibebrief. b) In der Rechtssache mit Gescha¨ftsverzeichnisnummer 1138 Durch Anordnung vom 5. August 1997 hat der amtierende Vorsitzende gema¨ß den Artikeln 58 und 59 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 u¨ber den Schiedshof die Richter der Besetzung bestimmt. Die referierenden Richter haben Artikel 71 bzw. 72 des organisierenden Gesetzes im vorliegenden Fall nicht fu¨r anwendbar erachtet. Die Klage wurde gema¨ß Artikel 76 des organisierenden Gesetzes mit am 18. September 1997 bei der Post aufgegebenen Einschreibebriefen notifiziert. Die durch Artikel 74 des organisierenden Gesetzes vorgeschriebene Bekanntmachung erfolgte im Belgischen Staatsblatt vom 19. September 1997. Die Klage wurde J. Fontiny gema¨ß Artikel 78 des organisierenden Gesetzes mit am 23. September 1997 bei der Post aufgegebenem Einschreibebrief notifiziert. Schriftsa¨tze wurden eingereicht von - der Regierung der Franzo¨sischen Gemeinschaft, place Surlet de Chokier 15-17, 1000 Bru¨ssel, mit am 30. Oktober 1997 bei der Post aufgegebenem Einschreibebrief, - J. Fontiny, wohnhaft in 1200 Bru¨ssel, avenue Ge´ne´ral Lartigue 15, mit am 7. November 1997 bei der Post aufgegebenem Einschreibebrief. c) In den beiden Rechtssachen Durch Anordnung vom 17. September 1997 hat der Hof die Rechtssachen verbunden. Diese Schriftsa¨tze wurden gema¨ß Artikel 89 des organisierenden Gesetzes mit am 17. November 1997 und 9. Januar 1998 bei der Post aufgegebenen Einschreibebriefen notifiziert. Erwiderungsschriftsa¨tze wurden eingereicht von - J. Fontiny, mit am 16. Dezember 1997 bei der Post aufgegebenem Einschreibebrief, - der Regierung der Franzo¨sischen Gemeinschaft, mit am 16. Dezember 1997 bei der Post aufgegebenem Einschreibebrief, - M. Hupet und anderen, mit am 10. Februar 1998 bei der Post aufgegebenem Einschreibebrief. Durch Anordnungen vom 25. November 1997 und vom 27. Mai 1998 hat der Hof die fu¨r die Urteilsfa¨llung vorgesehene Frist bis zum 23. Juni 1998 bzw. 23. Dezember 1998 verla¨ngert.
201
202
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD Durch Anordnung vom 8. Juli 1998 hat der Hof die Rechtssache fu¨r verhandlungsreif erkla¨rt und den Sitzungstermin auf den 16. September 1998 anberaumt. Diese Anordnung wurde den Parteien und deren Rechtsanwa¨lten mit am 10. Juli 1998 bei der Post aufgegebenen Einschreibebriefen notifiziert. Auf der o¨ffentlichen Sitzung vom 16. September 1998 - erschienen ¨ in D. Wagner, in Lu¨ttich zugelassen, fu¨r die klagenden Parteien in der Rechtssache mit Gescha¨ftsverzeichnisnum. RA mer 1138, ¨ in M. Detry, in Bru¨ssel zugelassen, fu¨r J. Fontiny, . RA . RA P. Levert, in Bru¨ssel zugelassen, fu¨r die Regierung der Franzo¨sischen Gemeinschaft, - haben die referierenden Richter E. Cerexhe und H. Boel Bericht erstattet, - wurden die vorgenannten Rechtsanwa¨lte angeho¨rt, - wurden die Rechtssachen zur Beratung gestellt. Das Verfahren wurde gema¨ß den Artikeln 62 ff. des organisierenden Gesetzes, die sich auf den Sprachengebrauch vor dem Hof beziehen, gefu¨hrt. IV. Die angefochtenen Bestimmungen Die angefochtenen Artikel des Dekrets vom 4. Februar 1997 besagen: «Art. 6. Wenn ein Personalmitglied, auf das sich Artikel 5 bezieht und das im aktiven Dienst steht, infolge von Krankheit oder Gebrechlichkeit daran gehindert ist, seine Funktion normal auszuu¨ben, kann es wa¨hrend jeder Schulperiode Urlaub wegen Krankheit oder Gebrechlichkeit wa¨hrend fu¨nfzehn Arbeitstagen erhalten. Art. 7. Ein am 1. September 1995 ernanntes oder endgu¨ltig eingestelltes Personalmitglied kann ebenfalls wa¨hrend seiner gesamten Laufbahn sechzig Tage Urlaub wegen Krankheit oder Gebrechlichkeit erhalten. Ein Personalmitglied, das nach dem 1. September 1995 ernannt oder endgu¨ltig eingestellt wurde, kann die Anzahl Arbeitstage als Urlaub wegen Krankheit oder Gebrechlichkeit erhalten, auf die es am Vortag seiner Ernennung oder seiner endgu¨ltigen Einstellung in Anwendung von Kapitel III Anspruch gehabt ha¨tte, ohne daß diese Zahl mehr als sechzig Arbeitstage betragen kann. Fu¨r Personalmitglieder, die Kriegsinvaliden sind, wird die Zahl der in den Absa¨tzen 1 und 2 festgelegten Urlaubstage auf neunzig erho¨ht. Art. 8. Wenn ein Personalmitglied in Anwendung von Artikel 7 Urlaubstage wegen Krankheit oder Gebrechlichkeit erhalten hat, kann die durch diesen Artikel festgesetzte Ho¨chstzahl von Urlaubstagen im Laufe der Laufbahn aufgestockt werden bis zur Ha¨lfte der verbleibenden Urlaubstage wegen Krankheit oder Gebrechlichkeit, die in Artikel 6 vorgesehen sind und die der Betreffende am Ende einer jeden Schulperiode nicht genutzt hat, wobei die somit erzielte Zahl gegebenenfalls auf die untere Einheit abgerundet wird. [...] Art. 12. [...] Ein Personalmitglied, das das Alter von neunundfu¨nfzig Jahren erreicht hat und in Anwendung des vorstehenden Absatzes zur Disposition gestellt ist, bleibt bis zum Ende seiner Laufbahn zur Disposition. [...] Art. 18. Den Personalmitgliedern, auf die sich Artikel 17 bezieht, wird ein bezahlter Arbeitstag als Urlaub wegen Krankheit oder Gebrechlichkeit fu¨r jeweils zehn tatsa¨chlich geleistete Tage Dienst ab dem Datum ihrer ersten Benennung oder ihrer ersten zeitweiligen Einstellung gema¨ß den Absa¨tzen 2 und 3 gewa¨hrt. Bei der ersten Dienstunterbrechung wegen Krankheit oder Gebrechlichkeit kann das Personalmitglied die Anzahl bezahlter Urlaubstage erhalten, die in Anwendung von Absatz 1 errechnet wird, ohne daß diese Zahl mehr als sechzig Arbeitstage betragen kann. Wenn ein Personalmitglied erneut seinen Dienst wegen Krankheit oder Gebrechlichkeit unterbrechen muß, entspricht die Anzahl der bezahlten Urlaubstage, auf die es Anspruch erheben kann, der Differenz zwischen der Anzahl bezahlter Urlaubstage, die es wa¨hrend der vorangehenden Krankheitsperiode ha¨tte erhalten ko¨nnen, und der Anzahl der in Anspruch genommenen Urlaubstage, zuzu¨glich eines Tages fu¨r jeweils zehn Tage tatsa¨chlich geleisteten Dienstes seit dem Ende der vorherigen Dienstunterbrechung, ohne daß die Gesamtzahl der Urlaubstage wegen Krankheit oder Gebrechlichkeit mehr als sechzig Arbeitstage betragen darf. Unter tatsa¨chlich geleistetem Dienst sind die Anwesenheitstage oder die gleichgestellten Tage an den Tagen, an denen die Schule geo¨ffnet ist, oder die Leistungen zu verstehen, die in Artikel 7 des Dekrets vom 25. Juli 1996 u¨ber die Auftra¨ge und Arbeitsstellen der durch die Franzo¨sische Gemeinschaft getragenen oder subventionierten Hochschulen vorgesehen sind. Art. 19. In Abweichung von Artikel 18 kann ein Personalmitglied, das fu¨r die gesamte Dauer des Schuljahres oder des akademischen Jahres benannt oder eingestellt wurde und das wegen Krankheit oder Gebrechlichkeit seinen Dienst unterbrechen muß, fu¨r das betreffende Jahr achtzehn Arbeitstage als bezahlten Urlaub in Anspruch nehmen, wenn die Anwendung von Artikel 18 in seinem Fall weniger gu¨nstig ist. Wenn das betreffende Personalmitglied sein Amt vor dem Ende des Schuljahres oder des akademischen Jahres freiwillig beendet, wird sein letztes Aktivita¨tsgehalt jedoch um einen Betrag herabgesetzt, der der Differenz zwischen der Entlohnung, die es aufgrund von Absatz 1 erhalten hat, und derjenigen, die es in Anwendung von Artikel 18 ha¨tte beanspruchen ko¨nnen, entspricht. [...] Art. 28. In Abweichung von Artikel 7 dieses Dekrets wird die Zahl der Arbeitstage als Urlaub wegen Krankheit oder Gebrechlichkeit, auf die ein Personalmitglied Anspruch erheben kann, das am 1. September 1995 das Alter von neunundfu¨nfzig Jahren erreicht hat und im aktiven Dienst oder nicht aktiv ist, auf die Zahl der Urlaubstage fu¨r Krankheit oder Gebrechlichkeit herabgesetzt, die der Betreffende wa¨hrend der Schulperiode vom 1. September 1994 bis zum 31. August 1995 u¨ber dreißig Tage hinaus in Anspruch genommen hat. Auf keinen Fall kann die Gesamtzahl der Urlaubstage, die das Personalmitglied beanspruchen kann, weniger als dreißig Arbeitstage betragen. Art. 29. Dieses Dekret wird zum 1. September 1995 wirksam.» Schließlich setzen die angefochtenen Artikel 22, 23, 24, 25, 26 und 27 des Dekrets die vorherige Regelung außer Kraft.
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD V. In rechtlicher Beziehung -ARechtssache mit Gescha¨ftsverzeichnisnummer 1105 Schriftsatz der vor dem Staatsrat klagenden Partei A.1. Indem die Franzo¨sische Gemeinschaft dem Dekret vom 4. Februar 1997 eine ru¨ckwirkende Kraft verliehen habe, habe sie den Kla¨ger vor dem Staatsrat daran gehindert, eine Lo¨sung fu¨r die Klage zu erreichen, die er vor der hohen Verwaltungsgerichtsbarkeit eingereicht habe. Der Hof habe in seinem Urteil Nr. 31/95 vom 4. April 1995 den Standpunkt vertreten, daß die ru¨ckwirkende Kraft eines Erlasses zur Anpassung eines durch den Staatsrat fu¨r nichtig erkla¨rten Erlasses ungesetzlich sei, wenn ihre einzige oder hauptsa¨chliche Zielsetzung darin bestehe, den Ausgang gewisser Gerichtsverfahren zu beeinflussen oder die Gerichte daran zu hindern, u¨ber Rechtsfragen zu erkennen, ohne daß diese Einmischung durch außerordentliche Umsta¨nde gerechtfertigt werde. Im vorliegenden Fall werde mit der ru¨ckwirkenden Kraft, die der Anwendung des Dekrets vom 4. Februar 1997 auf Initiative der Regierung verliehen worden sei, offensichtlich bezweckt, den Staatsrat daran zu hindern, u¨ber die Ordnungsma¨ßigkeit der in Anwendung des ungesetzlichen Erlasses, den dieses Dekret ersetze, getroffenen Entscheidungen zu erkennen. Schriftsatz der Regierung der Franzo¨sischen Gemeinschaft A.2.1. Die erste pra¨judizielle Frage sei verneinend zu beantworten. Andernfalls wu¨rde man na¨mlich die Mo¨glichkeit fu¨r die Gesetzgeber der Teilentita¨ten ausschließen, in irgendeinem Sachbereich gesetzgebende Validierungen vorzunehmen, wa¨hrend allgemein angenommen werde, daß diese Gesetzgeber auf dem Gebiet der Gesetzgebungstechnik u¨ber gleiche Mittel fu¨r die Durchfu¨hrung ihrer materiellen Zusta¨ndigkeiten verfu¨gten wie der fo¨derale Gesetzgeber. ¨ berlegung, die der vom Staatsrat gestellten pra¨judiziellen Frage zugrunde liege, laufe darauf hinaus, zwei Die U Verfassungsbestimmungen gegenu¨berzustellen: Artikel 24 § 5 der Verfassung einerseits und Artikel 160 andererseits. Indem der Verfassungsgeber von 1988 den Gemeinschaften die Unterrichtspolitik u¨bertragen habe, habe er diesen ¨ berlegung eine Zusta¨ndigkeit mit umfassender oder sogar vollsta¨ndiger Autonomie anvertrauen wollen. Eine U aufzubauen, die darauf hinauslaufe, der Befugnis des fo¨deralen Gesetzgebers den Vorrang bei der Festlegung der Zusta¨ndigkeit des Staatsrats einzura¨umen, dies zum Nachteil der Befugnis, die kraft der Verfassung in bezug auf den Unterricht den Gemeinschaftsra¨ten zuerkannt worden sei, fu¨hre dazu, die Zusta¨ndigkeit der Gemeinschaften zu Unrecht einzuschra¨nken in einem Sachbereich, in dem der Verfassungsgeber ihnen doch eine ausschließliche Zusta¨ndigkeit habe zuerkennen wollen. A.2.2. Die vom Staatsrat gestellte pra¨judizielle Frage mu¨sse im Lichte des Begriffes der impliziten Befugnisse beantwortet werden, so wie dieser Begriff in Artikel 10 des Sondergesetzes vom 8. August 1980 und in der Rechtsprechung des Hofes verankert sei. Man ko¨nne die marginale Auswirkung des Dekrets vom 4. Februar 1997 auf die Zusta¨ndigkeit der Verwaltungsabteilung des Staatsrats nicht bestreiten; die mit diesem Dekret verbundene ru¨ckwirkende Kraft habe lediglich zur Folge, daß es allein die Klage des Kla¨gers beru¨hre. Der betroffene Sachbereich, na¨mlich Artikel 14 der koordinierten Gesetze u¨ber den Staatsrat, eigne sich nicht fu¨r eine differenzierte Behandlung, da man anerkenne, und zwar unter Vorbehalt der Beachtung der Artikel 10 und 11 der Verfassung, daß bestimmten Rechtsuchenden ihr Anrecht auf eine Klage vor dem Staatsrat entzogen werden ko¨nnte. Der Zusammenhang zwischen den betreffenden Sachbereichen ergebe sich in dem Maße, wie die Franzo¨sische Gemeinschaft verpflichtet gewesen sei, die sich aus dem Nichtigkeitsurteil des Staatsrats vom 9. Dezember 1996 ergebende Rechtslu¨cke zu schließen und sie somit keine andere Mo¨glichkeit gehabt habe, als dem Dekret vom 4. Februar 1997 eine ru¨ckwirkende Kraft zu verleihen. Wu¨rde man - quod non - die Lehre aus dem Urteil Nr. 46 des Hofes vom 11. April 1988 u¨bernehmen, so mu¨ßte man immerhin feststellen, daß der Rat der Franzo¨sischen Gemeinschaft in diesem Fall nicht in die Zusta¨ndigkeiten des fo¨deralen Gesetzgebers eingreife. Das angefochtene Dekret sei lediglich angenommen worden, um einen Text zu besta¨tigen, von dem nur die Zusta¨ndigkeit des Urhebers des Aktes betroffen gewesen sei. Mehr noch, bis zum heutigen Tag sei vor dem Hof keinerlei Nichtigkeitsklage eingegangen, in der angefu¨hrt worden wa¨re, daß dieses Dekret gegen die Artikel 10, 11 und 24 der Verfassung verstoßen wu¨rde. Diesbezu¨glich sei darauf zu verweisen, daß die fu¨r die Einreichung einer solchen Klage zu beachtende Frist mittlerweile abgelaufen sei, da sie am 6. Februar 1997 begonnen habe. ¨ berdies sei mit dem Dekret vom 4. Februar 1997 ein Regierungserlaß besta¨tigt worden, das heißt ein U Verordnungsakt. Aufgrund dieser Beschaffenheit beschra¨nke sich die ausschließliche Wirkung dieser Gu¨ltigkeitserkla¨rung nicht darauf, die Anrufung des Staatsrats zu la¨hmen. Der fu¨r gu¨ltig erkla¨rte Akt habe im Gegenteil eine allgemeine Tragweite. Er rufe folglich rechtliche Auswirkungen hervor fu¨r jede Person, die in seinen Anwendungsbereich falle. A.3.1. Die zweite Frage sei ebenfalls zu verneinen. Die Technik der gesetzgebenden Validierung sei an sich weder ungesetzlich, noch verstoße sie gegen den in den Artikeln 10 und 11 der Verfassung enthaltenen Gleichheitsgrundsatz. Es ko¨nne jedoch nicht geleugnet werden, daß die Situation des Antragstellers, was den Begriff der vergleichbaren Situation betreffe, mit derjenigen der anderen Rechtsuchenden verglichen werden mu¨sse. Es sei jedoch gewiß, daß dem Kla¨ger aufgrund der ru¨ckwirkenden Kraft des Dekrets vom 4. Februar 1997 das Recht auf eine Pru¨fung der Gesetzlichkeit der ihn direkt betreffenden individuellen Beschlu¨sse durch den Staatsrat abgesprochen werde. Da der Kla¨ger jedoch als einziger der Bediensteten der Franzo¨sischen Gemeinschaft, auf die sich nicht nur das Dekret vom 4. Februar 1997, sondern auch dessen Artikel 1 4° beziehe, beim Staatsrat eine Nichtigkeitsklage gegen Durchfu¨hrungsmaßnahmen des Erlasses vom 28. August 1995 eingereicht habe, ko¨nne in diesem Fall keine Diskriminierung vorliegen, da die Situation des Kla¨gers nicht mit derjenigen anderer Rechtsuchenden verglichen werden ko¨nne. A.3.2. Wie dem auch sei, der einzige Zweck dieser Validierung bestehe nicht darin, den Staatsrat daran zu hindern, die Gesetzma¨ßigkeit eines vor ihm angefochtenen Verwaltungsaktes zu beurteilen. Durch diese Vorgehensweise habe der Dekretgeber das Urteil des Staatsrats ausfu¨hren und sich auf diese Weise an den Verfassungstext halten wollen, indem er eine ihm aufgrund von Artikel 24 § 5 der Verfassung zustehende Zusta¨ndigkeit ausgeu¨bt habe. Wu¨rde man hingegen der These zustimmen, der Dekretgeber habe gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung verstoßen, indem er die angefochtene Norm mit ru¨ckwirkender Kraft versehen habe, so bedeute dies, daß man einer Auslegung zustimmen ¨ berdies sei hervorzuheben, daß der wu¨rde, die ihn an der vollen Ausu¨bung seiner Zusta¨ndigkeit hindern wu¨rde. U Dekretgeber, indem er dem angefochtenen Dekret eine ru¨ckwirkende Kraft verliehen habe, sich keinesfalls die Ma¨ngel angeeignet habe, mit dem der vor dem Staatsrat fu¨r nichtig erkla¨rte Erlaß vom 28. August 1995 behaftet gewesen sei.
203
204
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD Erwiderungsschriftsatz der vor dem Staatsrat klagenden Partei A.4.1. Im Gegensatz zu den Behauptungen der Regierung der Franzo¨sischen Gemeinschaft habe der Kla¨ger ein Interesse daran, daß der Hof die vom Staatsrat gestellten pra¨judiziellen Fragen beantworte, da die Nichtigerkla¨rung des angefochtenen Aktes zur Folge haben wu¨rde, daß man davon ausgehen wu¨rde, er sei nicht am Datum des fu¨r nichtig erkla¨rten Erlasses pensioniert worden, und man dann davon ausgehen mu¨ßte, er sei bis zum normalen Pensionsalter im Dienst geblieben. A.4.2. Zur Hauptsache, was die zweite pra¨judizielle Frage betreffe, habe der Umstand, daß der Kla¨ger als einziger die Nichtigerkla¨rung angenommener Bestimmungen gefordert habe, keinen Einfluß auf die Argumente, wonach das Dekret eine Diskriminierung zwischen dem Kla¨ger, dem Unterrichtspersonal und den anderen Bediensteten des o¨ffentlichen Dienstes enthalte, denn die Feststellung der Verfassungswidrigkeit durch den Hof gelte na¨mlich erga omnes. Erwiderungsschriftsatz der Regierung der Franzo¨sischen Gemeinschaft A.5. Im Rahmen der Untersuchung der von der klagenden Partei eingereichten Nichtigkeitsklage sei der Auditor der Auffassung gewesen, die Klage sei begru¨ndet, indem er von Amts wegen davon ausgegangen sei, die in bezug auf den Kla¨ger ergangenen Erlasse mu¨ßten wegen mangelnder gesetzlicher Grundlage fu¨r nichtig erkla¨rt werden aufgrund der Nichtigerkla¨rung des Erlasses vom 28. August 1995 zur Aba¨nderung der Regelung der Beurlaubung und Zurdispositionstellung wegen Krankheit und Gebrechlichkeit der Mitglieder des technischen Personals der psychomedizinisch-sozialen Zentren der Franzo¨sischen Gemeinschaft. Er habe u¨berdies geschlußfolgert, «die Klageschrift scheint im u¨brigen abgewiesen werden zu mu¨ssen». In seinem letzten Schriftsatz habe der Kla¨ger auf die Annahme des Dekrets vom 4. Februar 1997 durch den Rat der Franzo¨sischen Gemeinschaft verwiesen und geltend gemacht, der vom berichterstattenden Auditor angefu¨hrte Klagegrund entbehre einer Grundlage. Wa¨hrend der Sitzung vom 14. Mai 1997 sei der Kla¨ger abwesend gewesen. So seien die jetzt beim Hof anha¨ngig gemachten Fragen von Amts wegen gestellt worden. Rechtssache mit Gescha¨ftsverzeichnisnummer 1138 Klageschrift A.6.1. Ein erster Klagegrund sei abgeleitet aus der Verletzung der Artikel 10 und 11 der Verfassung, der allein die Mitglieder des der Franzo¨sischen Gemeinschaft unterstehenden Unterrichtspersonals zum Opfer fielen, und zwar einerseits gegenu¨ber den anderen Bediensteten des o¨ffentlichen Dienstes, die sowohl der Fo¨deralbeho¨rde als auch den Regionen, den Gemeinschaften und den anderen Verwaltungsbeho¨rden unterstu¨nden, und andererseits gegenu¨ber den Mitgliedern des Unterrichtspersonals, das der Fla¨mischen Gemeinschaft beziehungsweise der Deutschsprachigen Gemeinschaft unterstehe. A.6.2. In einem ersten Teil werde der Verstoß gegen den Grundsatz der Gleichheit und Nichtdiskriminierung angefu¨hrt gegenu¨ber den Bediensteten des o¨ffentlichen Dienstes im allgemeinen, die sowohl den fo¨deralen Beho¨rden als auch den Beho¨rden der Teilentita¨ten sowie anderen Verwaltungsbeho¨rden unterstu¨nden, insofern die Franzo¨sische Gemeinschaft die Regelung der Beurlaubung wegen Krankheit und Gebrechlichkeit abgea¨ndert habe, ohne vorher die Mindestrechte in diesem Sachbereich festzulegen und folglich ohne den Dekretsentwurf der Gewerkschaftsverhandlung im gemeinsamen Ausschuß des o¨ffentlichen Dienstes, dem sogenannten Ausschuß A, zu unterbreiten, wa¨hrend der Ko¨nig fu¨r die statutarischen Personalmitglieder, die dem Ausschuß des nationalen, gemeinschaftlichen und regionalen o¨ffentlichen Dienstes unterstu¨nden, durch ko¨niglichen Erlaß vom 22. November 1991 die diesbezu¨glichen Mindestrechte festgelegt habe, und somit jede Beho¨rde verpflichtet sei, die Vorschla¨ge in bezug auf die Sachbereiche, die Gegenstand der Mindestrechte seien, der Gewerkschaftsverhandlung im Ausschuß A vorzulegen (Artikel 3 § 1 des Gesetzes vom 19. Dezember 1974 zur Regelung der Beziehungen zwischen der o¨ffentlichen Hand und den Gewerkschaften ihres Personals, abgea¨ndert durch Artikel 1 des Gesetzes vom 20. Juli 1991 zur Festlegung sozialer und verschiedener Bestimmungen). Nur der Kategorie des Unterrichtspersonals, das der Zusta¨ndigkeit der Franzo¨sischen Gemeinschaft unterliege, werde somit ein Verfahren der Gewerkschaftsverhandlung vorenthalten, das dem Personal einen besseren Schutz bezu¨glich der Beurlaubung und der Zurdispositionstellung wegen Krankheit und Gebrechlichkeit gewa¨hrleisten solle. Die neue, nur im Unterrichtssektor geltende Regelung sei offensichtlich weit weniger gu¨nstig fu¨r die ihr unterliegenden Personalmitglieder, sowohl im Vergleich zur vorherigen Regelung, die der allgemein geltenden Regelung des o¨ffentlichen Dienstes entspreche, als auch im Vergleich zur allgemein geltenden Regelung des o¨ffentlichen Dienstes sowohl auf fo¨deraler Ebene als auch auf Ebene der Teilentita¨ten, auf der Grundlage des ko¨niglichen Erlasses zur Festlegung der Mindestrechte und auf der Grundlage des ko¨niglichen Erlasses vom 26. September 1994 zur Festlegung der vorgenannten allgemeinen Grundsa¨tze. Die anderen Bediensteten der Franzo¨sischen Gemeinschaft, die nicht im Unterricht bescha¨ftigt seien, gelangten somit in den Genuß eines Kapitalisierungssystems der bezahlten Tage wegen Krankheitsurlaubs, auf das sie wa¨hrend ihrer Berufslaufbahn Anrecht ha¨tten, das viel gu¨nstiger sei als dasjenige der Mitglieder des Unterrichtspersonals. A.6.3. In einem zweiten Teil werde der Verstoß gegen den Grundsatz der Gleichheit und Nichtdiskriminierung im Vergleich zu den Mitgliedern des Unterrichtspersonals der Fla¨mischen Gemeinschaft und der Deutschsprachigen Gemeinschaft angefu¨hrt, insofern nur die Franzo¨sische Gemeinschaft die Regelung der Beurlaubung wegen Krankheit oder Gebrechlichkeit in einem fu¨r die Mitglieder des Unterrichtspersonals ungu¨nstigen Sinne abgea¨ndert habe und dabei einerseits den vorstehend erwa¨hnten Artikel 3 § 1 des Gesetzes vom 19. Dezember 1974 (siehe erster Teil) und andererseits Artikel 13 Absatz 2 Buchstabe e des Internationalen Paktes u¨ber wirtschaftliche, soziale und kulturelle Rechte, der am 19. Dezember 1966 in New York geschlossen und durch das Gesetz vom 15. Mai 1981 sowie durch das Dekret der Franzo¨sischen Gemeinschaft vom 8. Juni 1982 genehmigt worden sei, mißachtet habe, wa¨hrend die beiden anderen Gemeinschaften diese Regelung nicht auf ungu¨nstige Weise abgea¨ndert ha¨tten und man, falls sie dies ta¨ten, davon ausgehen mu¨sse, daß sie einerseits das vorstehend erwa¨hnte Gesetz vom 19. Dezember 1974 einhielten, indem sie vorher die Liste der Mindestrechte in diesem Sachbereich festlegen und ihren Entwurf der Gewerkschaftsverhandlung im Ausschuß A vorlegen wu¨rden, und andererseits den in New York abgeschlossenen Internationalen Pakt u¨ber wirtschaftliche, soziale und kulturelle Rechte vom 19. Dezember 1966 einhielten, indem sie die Stillhalteverpflichtung, die sich aus Artikel 13 Absatz 2 Buchstabe e des Paktes ergebe, beachteten. Jede Gemeinschaft sei zwar uneingeschra¨nkt und alleine befugt, gesetzgeberisch im Unterrichtsbereich aufzutreten. Sie seien jedoch alle drei verpflichtet, die fo¨deralen und internationalen Normen einzuhalten, die jeder von ihnen auferlegt wu¨rden, einschließlich der Verfassungsgrundsa¨tze der Gleichheit und Nichtdiskriminierung. A.7. Ein zweiter Klagegrund werde aus der Verletzung der Artikel 10 und 11 der Verfassung abgeleitet, insofern die angefochtenen Bestimmungen Kategorien von Personen, die sich in bezug auf die beanstandeten Maßnahmen in wesentlich verschiedenen Situationen befa¨nden, in gleicher Weise behandelten.
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD Die angefochtenen Bestimmungen legten eine maximale Anzahl bezahlter Urlaubstage wegen Krankheit fest, die vom Beginn der Berufslaufbahn (nach etwa vier Jahren Dienst) bis zum Ende dieser Laufbahn unvera¨ndert bleibe, ohne zu beru¨cksichtigen - wie es mit den vorherigen, durch die angefochtenen Bestimmungen aufgehobenen Bestimmungen geschehen sei -, daß das Risiko einer Krankheit, sowohl was die Ha¨ufigkeit als auch die Dauer betreffe, bei a¨lteren Personen im Vergleich zu ju¨ngeren Personen ho¨her sei. Die a¨ltesten Mitglieder des Unterrichtspersonals scho¨pften das Urlaubskapital daher viel schneller aus als die ju¨ngeren und bauten es viel schwieriger und langsamer wieder auf als die ju¨ngeren, die weniger krankheitsanfa¨llig seien; dies dauere in der Tat neun Jahre, unter der Bedingung, im Laufe dieser Zeitspanne nicht krank zu werden. Somit wu¨rden Kategorien von Personen, die sich in Situationen mit wesentlichen objektiven Unterschieden befa¨nden, durch die angefochtenen Bestimmungen auf gleiche Weise behandelt, ohne daß der Zweck und die Folgen der beanstandeten Maßnahmen dies rechtfertigen wu¨rden. A.8. Ein dritter Klagegrund sei aus der Verletzung der Artikel 10, 11 und 24 § 4 der Verfassung abgeleitet, insofern einerseits Artikel 12 Absatz 2 des Dekrets ohne objektive Rechtfertigung die Personalmitglieder, die das Alter von 59 Jahren erreicht ha¨tten, unterschiedlich behandele, und andererseits Artikel 28 des Dekrets ohne objektive Rechtfertigung die Personalmitglieder unterschiedlich behandele, die am 1. September 1995 das Alter von 59 Jahren erreicht ha¨tten. Die Personalmitglieder, die mindestens das Alter von 59 Jahren erreicht ha¨tten, wu¨rden deutlich ungu¨nstiger behandelt als die anderen Mitglieder des Unterrichtspersonals; da sie infolge der Ausscho¨pfung ihres Urlaubskapitals zur Disposition gestellt wu¨rden wegen Krankheit, ko¨nnten sie ihre Funktion nicht wieder aufnehmen, selbst wenn sie ko¨rperlich wieder vollsta¨ndig dazu imstande wa¨ren. Eine solche Situation ko¨nne auftreten nach nur fu¨nfzehn Tagen Krankheit, wenn das Kapital von sechzig Tagen vorher ausgescho¨pft und noch nicht wieder aufgebaut sei. So wu¨rde nur den Mitgliedern des Unterrichtspersonals ihr Recht auf Arbeit vorenthalten, obwohl sie die Bedingungen der ko¨rperlichen Eignung erfu¨llten, und zwar in Abweichung von den anwendbaren statutarischen Bedingungen, die alle eine Beendigung des Amtes ausschließlich im Fall einer endgu¨ltigen ko¨rperlichen Unfa¨higkeit vorsa¨hen. A.9. Ein vierter Klagegrund sei aus der Verletzung der Artikel 10 und 11 der Verfassung abgeleitet, insofern die angefochtenen Bestimmungen eine ru¨ckwirkende Kraft zum 1. September 1995 ha¨tten und somit gegen den Grundsatz der Rechtssicherheit verstießen, indem der Entscheidungsfindungsprozeß im Rat der Franzo¨sischen Gemeinschaft beeintra¨chtigt und den betreffenden Personalmitgliedern die Mo¨glichkeit vorenthalten werde, die Ungesetzlichkeit der Erlasse der Regierung der Franzo¨sischen Gemeinschaft vom 28. August 1995, die ihre Rechte verletzten, geltend zu machen. Die Erlasse der Regierung der Franzo¨sischen Gemeinschaft vom 28. August 1995 seien vom Staatsrat wegen Verletzung von Artikel 24 § 5 der Verfassung fu¨r nichtig erkla¨rt worden. Der Verfassungsgeber habe gewu¨nscht, daß die wesentlichen Unterrichtsangelegenheiten Anlaß zu einer Debatte innerhalb der gesetzgebenden Gewalt und nicht allein innerhalb der vollziehenden Gewalt seien. Indem die Regierung der Franzo¨sischen Gemeinschaft den Rat der Franzo¨sischen Gemeinschaft verpflichtet habe, einen Dekretsentwurf anzunehmen, dessen Inkrafttreten ru¨ckwirkend auf den 1. September 1995 festgelegt werde, wobei diese Ru¨ckwirkung durch die Tatsache gerechtfertigt werde, daß «das Fehlen der Ru¨ckwirkung die Revision aller individuellen Verwaltungssituationen zur Folge ha¨tte, was auf ihrer Ebene eine erhebliche Rechtsunsicherheit und auf der Ebene der Verwaltung eine Verwirrung schaffen wu¨rde, die der guten Arbeitsweise und der Kontinuita¨t des o¨ffentlichen Dienstes schaden wu¨rde» (Dok., Parlament der Franzo¨sischen Gemeinschaft, 1996-1997, Nr. 135-1, S. 2), habe sie den Entscheidungsfindungsprozeß auf gesetzgebender Ebene beeintra¨chtigt, da in bezug auf die fu¨r nichtig ¨ nderung mo¨glich gewesen sei. erkla¨rten Erlasse keinerlei A Den Mitgliedern des Unterrichtspersonals sei somit de facto die verfassungsma¨ßige Garantie von Artikel 24 § 5 vorenthalten worden, da diese gerade aufgrund der ru¨ckwirkenden Kraft des Dekrets nicht vollsta¨ndig zum Tragen kommen ko¨nne. Diese Ru¨ckwirkung fu¨hre somit dazu, im Namen der Rechtssicherheit Situationen zu validieren, die aufgrund von Bestimmungen geschaffen worden seien, die gegen Artikel 24 § 5 der Verfassung verstießen. Eine solche Ru¨ckwirkung sei nicht annehmbar, da sie dazu fu¨hre, den Kla¨gern die Mo¨glichkeit vorzuenthalten, aufgrund von Artikel 159 der Verfassung bei den ordentlichen Rechtsprechungsorganen die Regelwidrigkeit ihrer Situation geltend zu machen, die unter der Geltung von mit einer schwerwiegenden Gesetzwidrigkeit behafteten Normen entstanden sei, da es sich um die Verletzung einer Verfassungsvorschrift handele. Interventionsklageschrift von J. Fontiny A.10. Die vor dem Staatsrat klagende Partei in der Rechtssache mit Gescha¨ftsverzeichnisnummer 1105, die der hier gepru¨ften, der vorherigen Akte beigefu¨gten Rechtssache beitritt, schließt sich den Argumenten der Kla¨ger an. Schriftsatz der Regierung der Franzo¨sischen Gemeinschaft A.11. Die Kla¨ger geho¨rten zu den einzigen Personalkategorien, auf die sich Artikel 1 1°, 2° und 3° des angefochtenen Dekrets beziehe. Daraus sei zu folgern, daß eine etwaige Nichtigerkla¨rung durch den Hof nicht auf die Personalmitglieder ausgedehnt werden ko¨nne, auf die sich Artikel 1 4°, 5° und 6° des Dekrets beziehe. Da die Kla¨ger die gegen sie gefaßten individuellen Beschlu¨sse nicht angefochten ha¨tten, mu¨sse man sich im u¨brigen Fragen in bezug auf ihr aktuelles und unmittelbares Interesse stellen. A.12.1. Der erste Teil des ersten Klagegrunds sei unzula¨ssig. Es sei u¨brigens nicht ersichtlich, ob die Kritik ausschließlich die Verletzung der Artikel 10 und 11 der Verfassung hinsichtlich einer angeblichen Nichteinhaltung der Formalita¨t der Gewerkschaftsverhandlung im Ausschuß A betreffe, oder ob die Kritik sich ebenfalls auf einen Unterschied in der Regelung des Krankheitsurlaubs zwischen dem Unterrichtspersonal und den anderen Bediensteten der Franzo¨sischen Gemeinschaft beziehe. Zuna¨chst seien die Personalkategorien, auf die sich Artikel 24 der Verfassung beziehe, nicht vergleichbar mit denjenigen der Bediensteten des o¨ffentlichen Dienstes. Das Statut des Unterrichtspersonals werde durch Artikel 24 der Verfassung festgelegt, wa¨hrend dasjenige der anderen Bediensteten des o¨ffentlichen Dienstes entweder auf Artikel 87 § 4 des Sondergesetzes vom 8. August 1980 oder auf besonderen Bestimmungen gru¨nde, was die anderen Verwaltungsbeho¨rden als diejenigen der Fo¨deralbeho¨rde oder der Teilentita¨ten betreffe. Was die angebliche Nichteinhaltung der Formalita¨t der Gewerkschaftsverhandlung im Ausschuß A betreffe, laufe die Kritik der Kla¨ger
205
206
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD darauf hinaus, eine Diskriminierung anzuprangern, die - unter der Voraussetzung, daß sie begru¨ndet wa¨re, quod non ihren Ursprung nicht im angefochtenen Dekret finde, sondern darin, daß die Regierung der Franzo¨sischen Gemeinschaft nicht einen Erlaß zur Festlegung der Liste der Mindestrechte im Sinne von Artikel 3 § 1 Absatz 7 des vorstehend erwa¨hnten Gesetzes vom 19. Dezember 1974 angenommen habe. Der von der Kla¨gerin vorgebrachte Klagegrund prangere somit die Weise an, in der die Regierung der Franzo¨sischen Gemeinschaft ihre Befugnisse ausgeu¨bt habe und ausu¨be. Fu¨r eine solche Kritik sei der Hof nicht zusta¨ndig. Im u¨brigen sei diese Kritik unklar, falls damit die ungu¨nstige Beschaffenheit der Urlaubsregelung des Unterrichtspersonals im Vergleich zu derjenigen der anderen Bediensteten der Franzo¨sischen Gemeinschaft angeprangert werden solle. Und in der Annahme, ihre Kritik sei erwiesen, entgehe sie der Zusta¨ndigkeit des Hofes, da sie sich aus dem ko¨niglichen Erlaß vom 1. Juni 1964 ergeben wu¨rde. A.12.2. Der zweite Teil des zweiten Klagegrunds sei unzula¨ssig und unbegru¨ndet. Zuna¨chst seien die Kategorien von Personalmitgliedern nicht vergleichbar; u¨berdies mu¨sse man sich Fragen stellen u¨ber die Stillhaltewirkung, die an diese Bestimmung gekoppelt sei, da die angefu¨hrte Verletzung von Artikel 13 Absatz 2 des Internationalen Paktes u¨ber wirtschaftliche, soziale und kulturelle Rechte keine direkte Wirkung im internen Recht habe - ohne zu beru¨cksichtigen, daß man nicht wisse, ob diese Verletzung eigensta¨ndig angefu¨hrt werde oder aber in Verbindung mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung, was im ersten Fall die Unzula¨ssigkeit des Klagegrunds zur Folge haben wu¨rde. A.13. Der zweite Klagegrund sei widerspru¨chlich, wenn man ihn mit dem dritten Klagegrund vergleiche. Man ko¨nne nicht im zweiten Klagegrund anfu¨hren, daß man die Schwelle auf 59 Jahre habe festlegen mu¨ssen, und gleichzeitig diese im dritten Klagegrund anprangern. Dies zeige, wie schwierig es sei, eine Vielfalt von Situationen zu beurteilen. Man mu¨sse hervorheben, daß die wichtigste Zielsetzung des Dekrets darin bestanden habe, bestimmte Regeln des Systems der Zurdispositionstellung und der Beurlaubung umzugestalten, um eine verwaltungsma¨ßige Auslegung zu beenden, wonach diese Urlaubstage kumulierbar gewesen seien, so daß den Personalmitgliedern, die im Laufe ihrer Berufslaufbahn wenig oder gar nicht krank gewesen seien, am Ende dieser Laufbahn ein Kapital an Urlaubstagen wegen Krankheit zur Verfu¨gung gestanden ha¨tte. A.14. Der dritte Klagegrund sei nicht begru¨ndet. Es sei richtig, daß die Artikel 12 und 28 des Dekrets vom 4. Februar 1997 den Personalmitgliedern, die das Alter von 59 Jahren erreicht ha¨tten, ein besonderes Los vorbehalte, das sich von demjenigen der Bediensteten unter 59 Jahren unterscheide, wenn diese Bediensteten mit vollem Recht einen Urlaub wegen Krankheit erhielten. Diese unterschiedliche Behandlung sei jedoch notwendig gewesen, um die vorherigen Funktionssto¨rungen auszugleichen; man ko¨nne in der Tat nicht jede einzelne Situation beru¨cksichtigen, sondern lediglich die Gesamtheit der Situationen, in deren Hinsicht das Alterskriterium angemessen sei. A.15. Der vierte Klagegrund sei unbegru¨ndet. Die gesetzgebende Validierung sei nicht an sich ungesetzlich oder im Widerspruch zum Gleichheitsgrundsatz. Kein einziger Kla¨ger habe eine Klage gegen die individuellen Beschlu¨sse eingereicht, die auf der Grundlage der vom Staatsrat fu¨r nichtig erkla¨rten Erlasse vom 28. August 1995 gefaßt worden seien. Es ko¨nne keine Diskriminierung der Kla¨ger vorliegen, da ihre Situation nicht mit derjenigen anderer Rechtsuchenden der gleichen Kategorie, der sie angeho¨rten, zu vergleichen sei, wobei diese anderen Rechtsuchenden noch einen gerichtlichen Einspruch auf der Grundlage von Artikel 159 der Verfassung geltend machen ko¨nnten. Es sei dem Dekretgeber keinesfalls darum gegangen, die Anrufung des Staatsrats zu la¨hmen. Die Ru¨ckwirkung lasse sich durch die Sorge um eine gute Arbeitsweise und eine Kontinuita¨t des Dienstes rechtfertigen. Erwiderungsschriftsatz der Kla¨ger A.16.1. Die Klage sei zula¨ssig. Sollte der Hof die angefochtenen Bestimmungen fu¨r nichtig erkla¨ren, so ko¨nnten die Kla¨ger aufgrund von Artikel 18 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 entweder eine Nichtigkeitsklage vor dem Staatsrat oder ein Verfahren vor den ordentlichen Gerichten gegen die individuellen Beschlu¨sse, die ihre statutarische Lage regelten und auf den angefochtenen Bestimmungen gru¨ndeten, einleiten, selbst wenn die Fristen zum Einreichen dieser Klagen abgelaufen seien. Das von der Regierung der Franzo¨sischen Gemeinschaft geltend gemachte Urteil des Staatsrats ko¨nne nicht rechtskra¨ftig sein, da es einen anderen Gegenstand aufweise als die vorliegende Klage. Es beziehe sich auf die Nichtigerkla¨rung der Erlasse der Regierung der Franzo¨sischen Gemeinschaft vom 28. August 1995 und nicht des angefochtenen Dekrets. A.16.2. Der erste Klagegrund sei in seinem ersten Teil begru¨ndet. Die Personalmitglieder, auf die sich Artikel 24 der Verfassung beziehe, bildeten eine besondere Kategorie von Bediensteten und unterschieden sich von anderen Bediensteten des o¨ffentlichen Dienstes, insbesondere in bezug auf die ausschließliche Befugnis der Gemeinschaften fu¨r den Unterricht. Diese Feststellung reiche jedoch nicht aus fu¨r die Schlußfolgerung, diese Kategorie sei nicht vergleichbar mit den anderen Kategorien von Bediensteten. Das oben erwa¨hnte Gesetz vom 19. Dezember 1974, und insbesondere Artikel 3 § 1 Absatz 7 dieses Gesetzes, betreffe sowohl die Personalmitglieder, auf die sich Artikel 24 der Verfassung beziehe und zu denen die Kla¨ger geho¨rten, als auch die anderen Bediensteten des o¨ffentlichen Dienstes. Der Ausschluß der Personalmitglieder, auf die sich Artikel 24 der Verfassung beziehe, von der in Artikel 3 § 1, Absatz 8 dem Ko¨nig verliehenen Erma¨chtigung beruhe nur auf der Tatsache, daß die Gemeinschaften in Unterrichtsangelegenheiten u¨ber eine ausschließliche Zusta¨ndigkeit verfu¨gten. Der Ko¨nig ha¨tte in diese Zusta¨ndigkeit eingegriffen, wenn er fu¨r diese Kategorie von Bediensteten die Liste der Mindestrechte festgelegt ha¨tte. Mit dem in Artikel 3 des vorstehend erwa¨hnten Gesetzes vom 19. Dezember 1974 angestrebten Ziel sollten die Behandlungsunterschiede zwischen den Kategorien von Bediensteten begrenzt werden, um ein Mindestmaß an Koha¨renz unter den jeweiligen Statuten dieser Bediensteten zu erreichen, und zwar mittels der sogenannten Mindestrechte. Es sei nicht zu leugnen, daß die Personalmitglieder, auf die sich Artikel 24 der Verfassung beziehe, von dieser Zielsetzung ebenfalls betroffen seien, da sie andernfalls vollsta¨ndig aus dieser Gesetzgebung ausgeschlossen worden wa¨ren. Die angefochtenen Bestimmungen seien offensichtlich deutlich weniger gu¨nstig als diejenigen des ko¨niglichen Erlasses vom 26. September 1994 zur Festlegung der auf das Personal der Dienststellen der Gemeinschafts- und Regionalregierungen und der Kollegien der Gemeinsamen Gemeinschaftskommission und der Franzo¨sischen Gemeinschaftskommission sowie der von ihnen abha¨ngenden juristischen Personen o¨ffentlichen Rechts anwendbaren allgemeinen Grundsa¨tze des Verwaltungs- und Besoldungsstatuts der Staatsbediensteten. Der Behandlungsunterschied sei nicht gerechtfertigt, und die erlittene Diskriminierung sei tatsa¨chlich auf die angewandten Bestimmungen zuru¨ckzufu¨hren und nicht darauf, daß die Regierung der Franzo¨sischen Gemeinschaft nicht einen Erlaß zur Festlegung der Liste der Mindestrechte angenommen habe.
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD Da die Kategorie, der die Kla¨ger angeho¨rten, einer Regelung der Beurlaubung und Zurdispositionstellung wegen Krankheit unterliege, die viel ungu¨nstiger sei als diejenige, die unter Beachtung einer gewissen Koha¨renz des o¨ffentlichen Dienstes auf den gesamten u¨brigen o¨ffentlichen Dienst angewandt werde, wu¨rden genau diese Dekretsbestimmungen selbst die Diskriminierung und die verfassungswidrige Ungleichheit der angefochtenen Bestimmungen herbeifu¨hren. Der zweite Teil des ersten Klagegrunds sei ebenfalls begru¨ndet. Im u¨brigen sei darauf hinzuweisen, daß das Personal der drei Gemeinschaften verglichen werden ko¨nne, wenn es gelte, die Stillhalteverpflichtung einzuhalten, die sich aus Artikel 13 Absatz 2 des Internationalen Paktes u¨ber wirtschaftliche, soziale und kulturelle Rechte ergebe. A.16.3. Der zweite Klagegrund sei begru¨ndet. Bei dem vorher geltenden System des Krankheitsurlaubs sei im Laufe der Berufslaufbahn eine allma¨hliche Erho¨hung der Dauer der bezahlten Urlaubstage wegen Krankheit vorgesehen, was den a¨lteren und somit krankheitsanfa¨lligeren Personalmitgliedern einen Schutz ermo¨glicht habe, der besser ihrer Situation und ihrem ko¨rperlichen Zustand angepaßt gewesen sei. Durch die Abschaffung dieses gestaffelten Systems wu¨rden die Personalmitglieder mit etwa vier Jahren Dienstzeit und diejenigen mit einer viel la¨ngeren Dienstzeit, die also a¨lter seien, auf die gleiche Stufe gestellt. Das System der Zurdispositionstellung wegen Krankheit werde ebenfalls vereinheitlicht, wobei das gesamte Dienstalter nicht mehr zur Festlegung des Wartegehalts beru¨cksichtigt werde. Letztere Maßnahme schaffe eine Ungleichheit zwischen den Personalmitgliedern, die in jungem Alter unter einer langen Krankheit litten, und den a¨lteren Personalmitgliedern ab, was nicht anfechtbar sei. Dies gleiche jedoch hinla¨nglich die mo¨glicherweise nachteilige Wirkung des vorherigen Systems der Kapitalisierung der Tage des Krankheitsurlaubs zum Nachteil der ju¨ngeren Personalmitglieder aus. Die vollsta¨ndige Abschaffung dieser Parallelentwicklung zwischen der Laufbahn und dem Schutz im Krankheitsfalle benachteilige jedoch in u¨bertriebener Weise die a¨lteren Personalmitglieder ohne vernu¨nftigen und im Verha¨ltnis zum angestrebten Ziel stehenden Grund. Die nachteilige Wirkung werde noch versta¨rkt durch die viel la¨ngere Zeit, die zur Aufstockung des Kapitals von Krankheitsurlaubstagen erforderlich sei, was diese Aufstockung in zahlreichen Fa¨llen fu¨r die a¨lteren Personalmitglieder illusorisch mache. A.16.4. Auch der dritte Klagegrund sei begru¨ndet. Es sei nicht erkennbar, inwiefern die Funktionssto¨rungen, die man abzuschaffen wu¨nsche, und ihre finanzielle Belastung durch die angefochtene Maßnahme behoben werden ko¨nnten. Ein 59 Jahre altes Personalmitglied, das wegen Krankheit zur Disposition gestellt bleibe, obschon es durchaus wieder fa¨hig sei zu arbeiten, werde eine doppelte Belastung des Haushalts verursachen: einerseits sein Wartegehalt und andererseits das Gehalt der Ersatzperson. Wenn die Befu¨rchtung einer ha¨ufigen Sto¨rung in der Besta¨ndigkeit der pa¨dagogischen Mannschaft bestehe, so sei die Pru¨fung der Arbeitsfa¨higkeit eines wegen Krankheit zur Disposition gestellten Personalmitglieds, durch die es endgu¨ltig wegen mangelnder ko¨rperlicher Eignung pensioniert werden ko¨nne, ein geeignetes System, um diesem Nachteil abzuhelfen, ohne doppelte Haushaltskosten zu verursachen. Nach dem Alter von 59 Jahren sei es jedoch nicht mehr mo¨glich, ein wegen Krankheit zur Disposition gestelltes Personalmitglied, das jedoch nicht krank sei, wegen endgu¨ltiger mangelnder ko¨rperlicher Eignung zu pensionieren, weil diese Zurdispositionstellung nicht mehr ihre Grundlage im Gesundheitszustand finde. Der Entzug des Rechtes auf Ausu¨bung des Berufes bis zum Pensionsalter, wa¨hrend alle Bedingungen hierzu erfu¨llt seien, einschließlich der ko¨rperlichen Eignung, sei fu¨r ein betroffenes Personalmitglied von 59 Jahren, das nach einer Krankheitsperiode wieder arbeitsfa¨hig sei, eindeutig diskriminierend. Das Risiko, daß zahlreiche Personen von 59 Jahren, die ko¨rperlich arbeitsfa¨hig seien, zur Unta¨tigkeit gezwungen wu¨rden, sei um so gro¨ßer, als das Kapital des Krankheitsurlaubs infolge der angefochtenen Bestimmungen einerseits viel geringer und andererseits viel schwerer aufzustocken sei. Es werde daher nicht selten vorkommen, daß a¨ltere Personalmitglieder schnell wegen Krankheit zur Disposition gestellt wu¨rden, selbst wenn sie nur fu¨r eine kurze Dauer von kaum mehr als fu¨nfzehn Tagen krank seien. Das Alterskriterium sei nicht geeignet in bezug auf diese Maßnahme. Nur das Kriterium der ko¨rperlichen Eignung zur Ausu¨bung der Funktion sei mit der durch die Artikel 10, 11 und 24 der Verfassung vorgeschriebenen verfassungsma¨ßigen Verpflichtung vereinbar, wenn es darum gehe, einem Personalmitglied sein grundlegendes Recht auf Ausu¨bung seines Berufes zu entziehen. A.16.5. In bezug auf den vierten Klagegrund sei zuna¨chst anzumerken, daß fu¨r die beiden klagenden Parteien die individuellen Entscheidungen der Zurdispositionstellung zwischen dem Zeitpunkt der Nichtigerkla¨rung der Erlasse der Regierung der Franzo¨sischen Gemeinschaft vom 28. August 1995 durch den Staatsrat und demjenigen der Vero¨ffentlichung des Dekrets vom 4. Februar 1997 im Belgischen Staatsblatt getroffen worden seien. Ihre Situation mu¨sse daher durch die vor den fu¨r nichtig erkla¨rten Erlassen vom 28. August 1995 bestehende Regelung bestimmt werden. Fu¨r diese beiden klagenden Parteien komme keine gesetzgebende Validierung in Frage, sondern es handele sich vielmehr um eine vorgreifende Anwendung eines noch nicht verabschiedeten und nicht vero¨ffentlichten Dekrets. Zur Hauptsache habe der Hof dem Mechanismus der gesetzgebenden Validierung, obschon sie die Rechtssicherheit beeintra¨chtigen ko¨nne, zugestimmt, wenn außergewo¨hnliche Umsta¨nde sie rechtfertigten, insbesondere wenn sie fu¨r die ordnungsgema¨ße Arbeitsweise und Kontinuita¨t des o¨ffentlichen Dienstes unerla¨ßlich sei. Im vorliegenden Fall werde die Erfu¨llung dieser beiden Bedingungen nicht durch die Regierung der Franzo¨sischen Gemeinschaft bewiesen. In der Mehrzahl der Fa¨lle ha¨tten das Fehlen der ru¨ckwirkenden Kraft des Dekrets vom 4. Februar 1997 und die Auswirkungen der Nichtigerkla¨rung der Erlasse der Regierung der Franzo¨sischen Gemeinschaft vom 28. August 1995 durch den Staatsrat keine Vera¨nderungen mit sich gebracht, die die ordnungsgema¨ße Arbeitsweise oder die Kontinuita¨t des o¨ffentlichen Dienstes ernsthaft beeintra¨chtigt ha¨tten. Fu¨r die vorzeitig wegen Krankheit zur Disposition gestellten oder pensionierten Personalmitglieder sei der Beginn dieser individuellen Maßnahmen lediglich zeitlich zuru¨ckgestellt worden, und sie ha¨tten eine Verwaltungsregularisierung von im wesentlichen finanzieller Art erhalten. Die Besta¨ndigkeit der pa¨dagogischen Mannschaften sei folglich nur in sehr geringem Maße oder gar nicht beeintra¨chtigt worden. Die gesetzgebende Validierung habe im vorliegenden Fall außerdem eine besonders ungu¨nstige Auswirkung wegen der eigentlichen Begru¨ndung des Nichtigkeitsurteils des Staatsrats vom 19. Dezember 1996. Der Staatsrat habe den Verstoß der Franzo¨sischen Gemeinschaft gegen Artikel 24 § 5 der Verfassung geahndet.
207
208
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD Erwiderungsschriftsatz von J. Fontiny A.17. Das durch das Gesetz vom 19. Dezember 1974 festgelegte «Gewerkschaftsstatut» und dessen Ausfu¨hrungserlaß vom 28. September 1984 fa¨nden Anwendung sowohl auf das Unterrichtswesen als auch auf die anderen, zu seinem Anwendungsbereich geho¨renden Verwaltungsbeho¨rden. Die Ausnahme fu¨r das Unterrichtspersonal in bezug auf die Festlegung der Mindestrechte ergebe sich daraus, daß die Gemeinschaften zur Regelung dieses Sachbereichs u¨ber eine verfassungsma¨ßige Eigensta¨ndigkeit verfu¨gten. Ein ko¨niglicher Erlaß ko¨nne keine Bestimmungen u¨ber das Statut des Unterrichtspersonals festlegen. Da jedoch das Gewerkschaftsstatut Anwendung finde, mu¨sse jeder Entwurf eines Dekrets oder eines Erlasses der Regierung der Franzo¨sischen Gemeinschaft bezu¨glich der Mindestrechte, so wie sie durch das obengenannte Gesetz vom 19. Dezember 1974 beschrieben seien, Gegenstand einer Verhandlung im Ausschuß A sein. Es sei na¨mlich das eigentliche Ziel der Bestimmungen des Gewerkschaftsstatuts, sa¨mtlichen Bediensteten des o¨ffentlichen Dienstes ungeachtet der Gewaltenebene, der sie angeho¨rten, ein Mindestmaß an Rechten und Koha¨sion im Sinne der Einhaltung der Gleichheitsregeln zu sichern. Schließlich sei das vom Staatsrat verku¨ndete Urteil Nr. 60.628 in Sachen Fontiny vom 4. Juni 1996, auf das die Regierung der Franzo¨sischen Gemeinschaft Bezug nehme, in einem Aussetzungsverfahren gefa¨llt worden, und es habe daher per definitionem nur eine kurze Pru¨fung der Klagegru¨nde durch den Staatsrat stattgefunden. -BIn bezug auf die Rechtssache mit Gescha¨ftsverzeichnisnummer 1138 Hinsichtlich der Zula¨ssigkeit B.1.1. Die Regierung der Franzo¨sischen Gemeinschaft ficht das Interesse der klagenden Parteien an der Klageerhebung an, die, mit Ausnahme von C. Collard, dem einzigen zeitweiligen Personalmitglied unter den klagenden Parteien, die in bezug auf sie getroffenen individuellen Entscheidungen nicht angefochten haben. Die klagenden Parteien, die entweder Gegenstand einer Zurdispositionstellung wegen Krankheit oder einer vorzeitigen Pensionierung wegen endgu¨ltiger ko¨rperlicher Arbeitsunfa¨higkeit waren, wu¨rden ihr Interesse an der Klage verlieren, weil diese Entscheidungen definitiv geworden seien. B.1.2. Aus Artikel 18 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 u¨ber den Schiedshof geht hervor, daß die klagenden Parteien im Falle einer Nichtigerkla¨rung der angefochtenen Bestimmungen entweder eine Nichtigkeitsklage beim Staatsrat einreichen oder ein Verfahren bei den ordentlichen Gerichten einleiten ko¨nnen gegen die individuellen Entscheidungen, die ihre auf den fraglichen Bestimmungen beruhende statutarische Situation regeln, selbst in dem Fall, wo die Fristen zum Einreichen dieser Klagen bereits abgelaufen sein sollten. Sie haben daher ein Interesse daran, beim Hof eine Nichtigkeitsklage einzureichen. Die Unzula¨ssigkeitseinrede wird abgewiesen. Zur Hauptsache Hinsichtlich des ersten Klagegrunds B.2.1. In einem ersten Teil wird angefu¨hrt, daß die Franzo¨sische Gemeinschaft die Regelung der Beurlaubung wegen Krankheit oder Gebrechlichkeit des Unterrichtspersonals abgea¨ndert habe, ohne vorher die diesbezu¨glichen Mindestrechte festzulegen und ohne somit den Dekretsentwurf dem gemeinsamen Ausschuß A des o¨ffentlichen Dienstes der Fo¨deralbeho¨rde, der Gemeinschaften und Regionen zu unterbreiten. Die Franzo¨sische Gemeinschaft wu¨rde somit gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung verstoßen, da der in Anwendung von Artikel 3 § 1 des Gesetzes vom 19. Dezember 1974 ergangene ko¨nigliche Erlaß vom 22. November 1991 zur Festlegung der Mindestrechte der statutarischen Personalmitglieder des Staates, der Gemeinschaften und Regionen eine verpflichtende Gewerkschaftsverhandlung im besagten Ausschuß A vorsehe. B.2.2. In einem zweiten Teil wird angefu¨hrt, daß die Regelung der Beurlaubung des Unterrichtspersonals der Franzo¨sischen Gemeinschaft im Vergleich zu derjenigen der Mitglieder des Unterrichtspersonals der Fla¨mischen Gemeinschaft und der Deutschsprachigen Gemeinschaft diskriminierend sei, weil nur die Franzo¨sische Gemeinschaft die Regelung der Beurlaubung wegen Krankheit und Gebrechlichkeit abgea¨ndert und somit Artikel 3 § 1 des Gesetzes vom 19. Dezember 1974 zur Regelung der Beziehungen zwischen der o¨ffentlichen Hand und den Gewerkschaften ihres Personals, auf dem der obengenannte ko¨nigliche Erlaß vom 22. November 1991 gru¨nde, sowie die von den anderen Gemeinschaften eingehaltene Stillhalteverpflichtung mißachtet habe, die sich aus Artikel 13 Absatz 2 Buchstabe e des Internationalen Paktes u¨ber wirtschaftliche, soziale und kulturelle Rechte vom 19. Dezember 1966 ergebe. In bezug auf den ersten Teil B.3. Der Hof ist zusta¨ndig fu¨r die Kontrolle der Verfassungsma¨ßigkeit der Gesetzesbestimmungen, nicht in bezug auf ihr Erarbeitungsverfahren (vorbehaltlich des Artikels 124bis des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989), sondern nur in bezug auf ihren Inhalt. Der Hof ist nicht dafu¨r zusta¨ndig, u¨ber den ersten Teil des ersten Klagegrunds zu befinden. In bezug auf den zweiten Teil B.4. Artikel 13 Absatz 2 Buchstabe e des Internationalen Paktes u¨ber wirtschaftliche, soziale und kulturelle Rechte besagt, daß «die wirtschaftliche Lage der Lehrerschaft fortlaufend zu verbessern ist». Im Gegensatz zu den Darlegungen der klagenden Parteien beinhaltet die Einhaltung dieses Artikels nicht, daß die Mitglieder des Unterrichtspersonals, die der Zusta¨ndigkeit der Franzo¨sischen Gemeinschaft unterstehen, in Belgien genau auf die gleiche Weise behandelt werden mu¨ßten wie die Mitglieder des Unterrichtspersonals, die der Zusta¨ndigkeit der anderen Gemeinschaften unterstehen. B.5. Der erste Klagegrund ist unbegru¨ndet. Hinsichtlich des zweiten Klagegrunds B.6. Es wird angefu¨hrt, daß die Regelung der Beurlaubung und der Zurdispositionstellung, die durch die angefochtenen Artikel 6, 7, 8, 18 und 19 des Dekrets eingefu¨hrt wird, unterschiedliche Kategorien von Personen auf identische Weise behandele, weil sie keine Regelung vorsehe, die im Verha¨ltnis zum Alter der Mitglieder des Unterrichtspersonals evoluiere. Die angefochtenen Dekretsbestimmungen, die vom Beginn bis zum Ende der Laufbahn eine gleiche Anzahl von besoldeten Urlaubstagen wegen Krankheit festlegten, ohne dem ho¨heren Krankheitsrisiko, sowohl im Hinblick auf die Ha¨ufigkeit als auch auf die Dauer, fu¨r die a¨lteren Personen im Verha¨ltnis zu den ju¨ngeren Personen Rechnung zu tragen, wu¨rden gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung verstoßen, indem sie ohne Rechtfertigung entsprechend dem Ziel und den Auswirkungen der angefochtenen Maßnahmen Kategorien von Personen, die sich in Situationen mit bedeutenden objektiven Unterschieden befa¨nden, auf identische Weise behandelten.
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD B.7. Das Hauptziel des angefochtenen Dekrets besteht darin, gewisse Bestimmungen der vorherigen Regelung der Beurlaubung und der Zurdispositionstellung anzupassen, die es ermo¨glichte, wa¨hrend der Laufbahn nicht in Anspruch genommene Urlaubstage wegen Krankheit zu kumulieren, so daß die Personalmitglieder, die wa¨hrend ihrer Laufbahn kaum oder nicht krank waren, an deren Ende u¨ber ein Kapital an Urlaubstagen wegen Krankheit verfu¨gten, das die Gemeinschaft vergu¨ten mußte, wenn diese Tage im Rahmen einer laschen Verwaltungspraxis in der Kontrolle der Vergabe der Urlaubstage wegen Krankheit in Anspruch genommen wurden, wobei sie ebenfalls die Ersatzkra¨fte der als krank geltenden Lehrkra¨fte bezahlen mußte. B.8.1. Es obliegt dem Dekretgeber, die Zielsetzungen der Politik festzulegen, die er in den zu seiner Zusta¨ndigkeit geho¨renden Sachbereichen zu verfolgen beabsichtigt. Das Bemu¨hen, einer laschen Verwaltungspraxis in der Kontrolle der Vergabe der Urlaubstage wegen Krankheit, die erho¨hte Haushaltsausgaben mit sich brachte, abzuhelfen, ist eine nicht offenkundig unvernu¨nftige Zielsetzung. Unter Beru¨cksichtigung dieser Zielsetzung konnte der Dekretgeber vernu¨nftigerweise beschließen, diese Regelung im Hinblick auf eine einheitlich betrachtete Laufbahn ins Auge zu fassen, ohne daß innerhalb dieser Laufbahn Obergrenzen vorgesehen wu¨rden, die insbesondere mit dem Alter des betroffenen Personalmitglieds zusammenha¨ngen. B.8.2. Auch wenn es zutrifft, daß Personen, die sich in unterschiedlichen Situationen befinden - das statistische Risiko von mit dem Alter zunehmenden Krankheiten sowohl hinsichtlich ihrer Ha¨ufigkeit, als auch ihrer Dauer oder Schwere -, somit auf identische Weise behandelt werden, ist diese Behandlung doch begru¨ndet, weil der Aufbau des Kapitals an nicht in Anspruch genommenen Urlaubstagen wegen Krankheit, der jetzt nicht mehr u¨ber sechzig Tage hinaus gestattet ist, zuvor gerade zum Beginn der Laufbahn der Lehrkra¨fte erfolgte, da zu diesem Zeitpunkt das Risiko einer Erkrankung geringer war, was somit ohne vernu¨nftige Rechtfertigung die Lehrkra¨fte, die vor dem Ende ihrer Laufbahn nicht krank waren, im Vergleich zu den Lehrkra¨ften, die krank gewesen waren, bevorteilte. B.8.3. Es trifft zu, wie die klagenden Parteien dies anfu¨hren, daß die a¨lteren Mitglieder des Unterrichtspersonals schneller ihr Kapital an Krankheitsurlaub aufbrauchen als die ju¨ngeren und es schwieriger aufstocken. Diesbezu¨glich bemerkt der Hof, daß die Vorarbeiten und insbesondere die ihnen beigefu¨gten Statistiken erkennen lassen, daß die durchschnittliche Zahl an Abwesenheitstagen wegen Krankheit («Die Altersgruppen, in denen die Zahl der Tage u¨ber dem Durchschnitt liegt (ab 50-54 Jahren) [...]» (Dok., Parlament der Franzo¨sischen Gemeinschaft, 1996-1997, Nr. 135-2, S. 15) je nach Alterskategorie von drei Tagen bei den 20-24-Ja¨hrigen bis 12,5 Tagen bei den 45-49-Ja¨hrigen schwankt und daß erst ab dem Alter von 50-54 Jahren der Durchschnitt von 25,5 Krankheitstagen im Jahr u¨ber dem allgemeinen Durchschnitt von 14,6 Tagen liegt. Indem einerseits die Zahl der zu beru¨cksichtigenden Krankheitstage fu¨r alle einheitlich auf 15 Tage festgesetzt und andererseits bestimmt wird, daß insgesamt ho¨chstens sechzig Krankheitstage u¨bertragen werden ko¨nnen, hat der Dekretgeber auf eine nicht unverha¨ltnisma¨ßige Weise dem Unterschied der Krankheitsrisiken entsprechend dem Alter Rechnung getragen. Der zweite Klagegrund ist unbegru¨ndet. Hinsichtlich des dritten Klagegrunds B.9. Ferner wird angefu¨hrt, daß die durch das angefochtene Dekret eingefu¨hrte Regelung der Beurlaubung und der Zurdispositionstellung gegen die Artikel 10, 11 und 24 § 4 der Verfassung verstoße, weil einerseits Artikel 12 Absatz 2 des Dekrets die Personalmitglieder, die das Alter von 59 Jahren erreicht ha¨tten, ohne objektive Rechtfertigung unterschiedlich behandele und andererseits Artikel 28 die Personalmitglieder, die am 1. September 1995 das Alter von 59 Jahren erreicht ha¨tten, ohne objektive Rechtfertigung unterschiedlich behandele. B.10. Es trifft zwar zu, daß die Bediensteten des Lehrpersonals am Ende der Laufbahn ein ho¨heres Krankheitsrisiko aufweisen, doch die Beru¨cksichtigung des in den angefochtenen Artikeln 12 Absatz 2 und 28 des Dekrets vorgesehenen Alterskriteriums und des mit diesem Alter oder der la¨ngeren Ausu¨bung des Lehrerberufs zusammenha¨ngenden Krankheitsrisikos kann nicht dazu fu¨hren, daß Personen, die sich in gleichen Situationen befinden, das heißt die die gleiche ko¨rperliche Arbeitsfa¨higkeit aufweisen, unterschiedlich behandelt werden, wenn es gilt, ihr System der Zurdispositionstellung zu regeln. Indem Personalmitglieder gleich behandelt werden, die trotz des gleichen Alters nicht die gleiche Arbeitsfa¨higkeit aufweisen, und indem sie alle ohne Beru¨cksichtigung dieser Arbeitsfa¨higkeit gezwungen werden, ihre Ta¨tigkeit einzustellen, entspricht der Dekretgeber nicht dem mit dem Dekret angestrebten Ziel der finanziellen Sanierung, weil die Gemeinschaft ohne Unterschied fu¨r die zusa¨tzlichen Haushaltskosten im Zusammenhang mit der Zurdispositionstellung aufkommen muß, ob sie nun durch eine tatsa¨chliche Arbeitsunfa¨higkeit gerechtfertigt ist oder nicht. Folglich versto¨ßt Artikel 12 Absatz 2 gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung. B.11. Außerdem bemerkt der Hof, daß der angefochtene Artikel 28 des Dekrets u¨bergangsweise fu¨r die Bediensteten, die am 1. September 1995 59 Jahre alt sind, eine andere Regelung des Urlaubs wegen Krankheit einfu¨hrt als diejenige, die in Artikel 7 desselben Dekrets fu¨r die Bediensteten im gleichen Alter vorgesehen ist. ¨ bergangsregelung» vorgesehen war (Dok., Parlament der Franzo¨sischen Gemeinschaft, Obschon sie als eine «U 1996-1997, Nr. 135-1, S. 5), erkla¨ren weder die Vorarbeiten zum Dekret noch die Regierung der Franzo¨sischen Gemeinschaft die Kriterien und Gru¨nde, die zur Einfu¨hrung dieser Regelung Anlaß gegeben haben, und der Hof erkennt nicht, inwiefern sie sowohl der allgemeinen Zielsetzung als auch den als gerechtfertigt anerkannten Korrekturmechanismen entspricht. Der dritte Klagegrund ist begru¨ndet. Hinsichtlich des vierten Klagegrunds B.12. Es wird angefu¨hrt, daß Artikel 29 des angefochtenen Dekrets vom 4. Februar 1997 gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung verstoße, weil er vorsehe, daß das gesamte Dekret «zum 1. September 1995 wirksam» werde, und somit den vom Dekret betroffenen Personalmitgliedern die Mo¨glichkeit entziehe, vor dem Staatsrat die Ungesetzlichkeit der Erlasse der Regierung der Franzo¨sischen Gemeinschaft vom 28. August 1995 geltend zu machen, die durch den Staatsrat fu¨r nichtig erkla¨rt worden seien, wobei dieser den Standpunkt vertreten habe, daß sie gegen Artikel 24 § 5 der Verfassung verstießen. Indem die Regierung der Franzo¨sischen Gemeinschaft den Rat der Franzo¨sischen Gemeinschaft gezwungen habe, einen Dekretsentwurf anzunehmen, dessen Inkrafttreten ru¨ckwirkend auf den 1. September 1995 festgesetzt worden sei, habe sie den Entscheidungsfindungsprozeß auf gesetzgebender Ebene beeintra¨chtigt, weil keine ¨ nderung in bezug auf die fu¨r nichtig erkla¨rten Erlasse mo¨glich gewesen sei. Den Mitgliedern des Unterrichtspersonals A sei somit de facto die verfassungsma¨ßige Garantie von Artikel 24 § 5 der Verfassung vorenthalten worden. B.13.1. Der Hof stellt fest, daß der Staatsrat durch zwei Urteile vom 9. Dezember 1996 zwei der vier Erlasse der Regierung der Franzo¨sischen Gemeinschaft vom 28. August 1995 fu¨r nichtig erkla¨rt hat, die das System der Beurlaubung und der Zurdispositionstellung wegen Krankheit und Gebrechlichkeit gewisser Mitglieder des
209
210
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD Unterrichtspersonals festlegte. Der Staatsrat vertrat den Standpunkt, die angefochtenen Erlasse enthielten wesentliche Regeln des Statuts des Unterrichtspersonals, so daß diese Regeln, die zur Organisation des Unterrichtswesens im Sinne von Artikel 24 § 5 der Verfassung geho¨rten, nicht durch die Regierung der Franzo¨sischen Gemeinschaft, sondern durch den Dekretgeber ha¨tten festgelegt werden mu¨ssen. Um sich den Nichtigkeitsurteilen des Staatsrats zu fu¨gen, hat die Regierung der Franzo¨sischen Gemeinschaft dem Rat der Franzo¨sischen Gemeinschaft den Dekretsentwurf unterbreitet (Dok., Parlament der Franzo¨sischen Gemeinschaft, 1996-1997, Nr. 135-2, S. 2). B.13.2. Im Gegensatz zu den Darlegungen der klagenden Parteien besteht der Hauptzweck des Dekrets darin, einer demokratisch gewa¨hlten gesetzgebenden Versammlung die Mo¨glichkeit zur Festlegung der Regeln zu geben, die nach dem Dafu¨rhalten der Verwaltungsabteilung des Staatsrats gema¨ß Artikel 24 § 5 der Verfassung Sachbereiche betrafen, die zum Zusta¨ndigkeitsbereich des Dekretgebers und nicht einer Regierung geho¨rten. B.14. Der Hof stellt jedoch fest, daß der angefochtene Artikel 29 das Dekret ru¨ckwirkend zum 1. September 1995 in Kraft setzt, was dazu fu¨hrt, daß fu¨r die Vergangenheit und ohne irgendeine Rechtfertigung die Verfassungswidrigkeit gedeckt wird, die der Staatsrat in seinen Nichtigkeitsurteilen festgestellt hat und denen die Regierung der Franzo¨sischen Gemeinschaft jedoch Rechnung zu tragen vorgab, um in der Begru¨ndung die Hinterlegung des Dekretsentwurfs zu rechtfertigen. Sicherlich wurde in den Vorarbeiten erkla¨rt, man habe die ru¨ckwirkende Kraft des Dekrets zum 1. September 1995 vorgesehen, um zu vermeiden, «daß alle individuellen Verwaltungssituationen revidiert werden, was unweigerlich auf dieser Ebene eine erhebliche Rechtsunsicherheit und auf Verwaltungsebene eine der ordnungsgema¨ßen Arbeitsweise und der Kontinuita¨t des o¨ffentlichen Dienstes schadende Desorganisation herbeigefu¨hrt ha¨tte» (ebenda, S. 3). Diese Auszu¨ge sind in allgemeinen Worten formuliert, die nicht beweisen, daß die ru¨ckwirkende Kraft gerechtfertigt ist. Aus den obigen Erwa¨gungen ergibt sich, daß der vierte Klagegrund begru¨ndet ist. In bezug auf die Rechtssache mit Gescha¨ftsverzeichnisnummer 1105 B.15. Aus den Erwa¨gungen im Zusammenhang mit dem vierten Klagegrund (B.12 bis B.14) und aus der Nichtigerkla¨rung, die sich daraus ergeben muß, geht hervor, daß die beiden pra¨judiziellen Fragen gegenstandslos geworden sind. Aus diesen Gru¨nden: Der Hof - in der Rechtssache mit Gescha¨ftsverzeichnisnummer 1138: . erkla¨rt die Artikel 12 Absatz 2 und 28 des Dekrets der Franzo¨sischen Gemeinschaft vom 4. Februar 1997 zur Regelung der Beurlaubung und Zurdispositionstellung wegen Krankheit und Gebrechlichkeit bestimmter Mitglieder des Unterrichtspersonals fu¨r nichtig; . erkla¨rt Artikel 29 desselben Dekrets fu¨r nichtig; . weist die Klage im u¨brigen zuru¨ck; - in der Rechtssache mit Gescha¨ftsverzeichnisnummer 1105: erkennt fu¨r Recht, daß die beiden pra¨judiziellen Fragen in Anbetracht der Nichtigerkla¨rung von Artikel 29 des vorgenannten Dekrets gegenstandslos sind. Verku¨ndet in franzo¨sischer, niederla¨ndischer und deutscher Sprache, gema¨ß Artikel 65 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 u¨ber den Schiedshof, in der o¨ffentlichen Sitzung vom 16. Dezember 1998. Der Kanzler, Der Vorsitzende, L. Potoms. M. Melchior. c
ARBITRAGEHOF N. 99 — 10
[C − 98/21511]
Arrest nr. 139/98 van 16 december 1998 Rolnummer 1277 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 47decies, § 2, van het decreet van het Vlaamse Gewest van 2 juli 1981 betreffende het beheer van afvalstoffen, ingevoegd bij artikel 2 van het decreet van 20 december 1989 houdende bepalingen tot uitvoering van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap, ingesteld door de Ministerraad. Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters L. De Gre`ve en M. Melchior, en de rechters P. Martens, G. De Baets, E. Cerexhe, A. Arts en R. Henneuse, bijgestaan door de griffier L. Potoms, onder voorzitterschap van voorzitter L. De Gre`ve, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 16 januari 1998 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 19 januari 1998, heeft de Ministerraad, Wetstraat 16 te 1000 Brussel, beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 47decies, § 2, van het decreet van het Vlaamse Gewest van 2 juli 1981 betreffende het beheer van afvalstoffen, ingevoegd bij artikel 2 van het decreet van 20 december 1989 houdende bepalingen tot uitvoering van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 30 december 1989), op grond van artikel 4, 2°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof. II. De rechtspleging Bij beschikking van 19 januari 1998 heeft de voorzitter in functie de rechters van de zetel aangewezen overeenkomstig de artikelen 58 en 59 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof. De rechters-verslaggevers hebben geoordeeld dat er geen aanleiding was om artikel 71 of 72 van de organieke wet toe te passen. Van het beroep is kennisgegeven overeenkomstig artikel 76 van de organieke wet bij op 10 maart 1998 ter post aangetekende brieven. Het bij artikel 74 van de organieke wet voorgeschreven bericht is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 13 maart 1998. Bij beschikking van 30 juni 1998 heeft het Hof de termijn waarbinnen het arrest moet worden gewezen, verlengd tot 16 januari 1999.
211
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD Bij beschikking van 18 november 1998 heeft het Hof de zaak in gereedheid verklaard en de dag van de terechtzitting bepaald op 9 december 1998. Van die beschikking is kennisgegeven aan de Ministerraad en zijn advocaat bij op 19 november 1998 ter post aangetekende brieven. Op de openbare terechtzitting van 9 december 1998 : - is verschenen : Mr. P. Callens, advocaat bij de balie te Brussel, voor de Ministerraad; - hebben de rechters-verslaggevers G. De Baets en P. Martens verslag uitgebracht; - is de voornoemde advocaat gehoord; - is de zaak in beraad genomen. De rechtspleging is gevoerd overeenkomstig de artikelen 62 en volgende van de organieke wet, die betrekking hebben op het gebruik van de talen voor het Hof. III. In rechte 1. Artikel 47decies, § 2, van het decreet van het Vlaamse Gewest van 2 juli 1981 betreffende het beheer van afvalstoffen, ingevoegd bij artikel 2 van het decreet van 20 december 1989 houdende bepalingen tot uitvoering van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap, dat het voorwerp is van het beroep tot vernietiging, luidt : « Binnen een termijn van dertig dagen na betekening van het dwangbevel kan de heffingsplichtige bij gerechtsdeurwaardersexploot een met redenen omkleed verzet doen, houdende dagvaarding van het Vlaamse Gewest, bij de rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement, waar de standplaats van de ambtenaar die het dwangbevel heeft uitgevaardigd gevestigd is. Hiertoe kiest het Vlaamse Gewest woonplaats bij de OVAM. » 2. Het beroep tot vernietiging is ingesteld door de Ministerraad op grond van artikel 4, 2°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, dat luidt : « Voor de Ministerraad of voor de Regering van een Gemeenschap of van een Gewest staat een nieuwe termijn van zes maanden open voor het instellen van een beroep tot vernietiging tegen een wet, een decreet of een in artikel 26bis [thans 134] van de Grondwet bedoelde regel, wanneer : [...] 2° het Hof, uitspraak doende op een prejudicie¨le vraag, verklaard heeft dat die wet, dat decreet of die in artikel 26bis [thans 134] van de Grondwet bedoelde regel een van de in artikel 1 bedoelde regels of artikelen van de Grondwet schendt. De termijn gaat in op de datum van de kennisgeving van het door het Hof gewezen arrest aan, al naar het geval, de Eerste Minister en aan de voorzitters van de Regeringen; ». 3. In zijn arrest nr. 46/97 van 14 juli 1997 heeft het Hof voor recht gezegd dat voormeld artikel 47decies, § 2, de regels schendt die door of krachtens de Grondwet zijn vastgesteld voor het bepalen van de onderscheiden bevoegdheden van de Staat, de gemeenschappen en de gewesten, door te bepalen dat de heffingsplichtige van een milieuheffing verzet kan doen tegen een hem betekend dwangbevel bij de rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement waar de standplaats van de ambtenaar die het dwangbevel heeft uitgevaardigd, gevestigd is. Dat arrest was inzonderheid gestoeld op de overweging dat de omschrijving van de bevoegdheden van de rechtbanken – op grond van artikel 19, § 1, eerste lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980, zoals dat artikel was gesteld op het tijdstip waarop de in het geding zijnde bepaling was aangenomen, gelezen in samenhang met het toenmalige artikel 94 van de Grondwet – tot de uitsluitende bevoegdheid van de federale wetgever behoorde. De decreetgever kon derhalve te dien aanzien geen bepalingen uitvaardigen, zelfs niet wanneer die bepalingen slechts de bevestiging van bestaande bevoegdheden van een bepaalde rechtbank zouden inhouden en wanneer de federale wetgever soortgelijke bevoegdheden aan die rechtbank zou hebben toegewezen. 4. Op grond van hetgeen voorafgaat, besluit het Hof dat het beroep tot vernietiging gegrond is. Om die redenen, het Hof vernietigt artikel 47decies, § 2, van het decreet van het Vlaamse Gewest van 2 juli 1981 betreffende het beheer van afvalstoffen, ingevoegd bij artikel 2 van het decreet van 20 december 1989 houdende bepalingen tot uitvoering van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap. Aldus uitgesproken in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 16 december 1998. De griffier, L. Potoms.
De voorzitter, L. De Gre`ve.
COUR D’ARBITRAGE F. 99 — 10
[C − 98/21511]
Arreˆt n° 139/98 du 16 de´cembre 1998 Nume´ro du roˆle : 1277 En cause : le recours en annulation l’article 47decies, § 2, du de´cret de la Re´gion flamande du 2 juillet 1981 concernant a` la gestion des de´chets, inse´re´ par l’article 2 du de´cret du 20 de´cembre 1989 contenant des dispositions d’exe´cution du budget de la Communaute´ flamande, introduit par le Conseil des ministres. La Cour d’arbitrage, compose´e des pre´sidents L. De Gre`ve et M. Melchior, et des juges P. Martens, G. De Baets, E. Cerexhe, A. Arts et R. Henneuse, assiste´e du greffier L. Potoms, pre´side´e par le pre´sident L. De Gre`ve, apre`s en avoir de´libe´re´, rend l’arreˆt suivant : I. Objet du recours Par requeˆte adresse´e a` la Cour par lettre recommande´e a` la poste le 16 janvier 1998 et parvenue au greffe le 19 janvier 1998, le Conseil des ministres, rue de la Loi 16 a` 1000 Bruxelles, a introduit un recours en annulation de l’article 47decies, § 2, du de´cret de la Re´gion flamande du 2 juillet 1981 concernant la gestion des de´chets, inse´re´ par l’article 2 du de´cret du 20 de´cembre 1989 contenant des dispositions d’exe´cution du budget de la Communaute´ flamande (publie´ au Moniteur belge du 30 de´cembre 1989), sur la base de l’article 4, 2°, de la loi spe´ciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d’arbitrage.
212
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD II. La proce´dure Par ordonnance du 19 janvier 1998, le pre´sident en exercice a de´signe´ les juges du sie`ge conforme´ment aux articles 58 et 59 de la loi spe´ciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d’arbitrage. Les juges-rapporteurs ont estime´ n’y avoir lieu de faire application des articles 71 ou 72 de la loi organique. Le recours a e´te´ notifie´ conforme´ment a` l’article 76 de la loi organique, par lettres recommande´es a` la poste le 10 mars 1998. L’avis prescrit par l’article 74 de la loi organique a e´te´ publie´ au Moniteur belge du 13 mars 1998. Par ordonnance du 30 juin 1998, la Cour a proroge´ jusqu’au 16 janvier 1999 le de´lai dans lequel l’arreˆt doit eˆtre rendu. Par ordonnance du 18 novembre 1998, la Cour a de´clare´ l’affaire en e´tat et fixe´ l’audience au 9 de´cembre 1998. Cette ordonnance a e´te´ notifie´e au Conseil des ministres ainsi qu’a` son avocat, par lettres recommande´es a` la poste le 19 novembre 1998. A l’audience publique du 9 de´cembre 1998 : - a comparu Me P. Callens, avocat au barreau de Bruxelles, pour le Conseil des ministres; - les juges-rapporteurs G. De Baets et P. Martens ont fait rapport; - l’avocat pre´cite´ a e´te´ entendu; - l’affaire a e´te´ mise en de´libe´re´. La proce´dure s’est de´roule´e conforme´ment aux articles 62 et suivants de la loi organique, relatifs a` l’emploi des langues devant la Cour. III. En droit 1. L’article 47decies, § 2, du de´cret de la Re´gion flamande du 2 juillet 1981 concernant la gestion des de´chets, inse´re´ par l’article 2 du de´cret de la Communaute´ flamande du 20 de´cembre 1989 contenant des dispositions d’exe´cution du budget de la Communaute´ flamande, e´nonce : « Dans un de´lai de trente jours qui suit la signification de la contrainte, le redevable peut exercer un recours motive´ par voie d’exploit d’huissier, portant citation de la re´gion flamande devant le tribunal de premie`re instance de l’arrondissement ou` est e´tablie la re´sidence administrative du fonctionnaire qui a de´livre´ la contrainte. A cet effet, la Re´gion flamande e´lit domicile aupre`s de OVAM. » 2. Le recours en annulation a e´te´ introduit par le Conseil des ministres sur la base de l’article 4, 2°, de la loi spe´ciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d’arbitrage, qui dispose : « Un nouveau de´lai de six mois est ouvert pour l’introduction d’un recours en annulation d’une loi, d’un de´cret ou d’une re`gle vise´e a` l’article 26bis [actuellement 134] de la Constitution par le Conseil des Ministres ou par le Gouvernement d’une Communaute´ ou d’une Re´gion, lorsque : [...] 2° la Cour, statuant sur une question pre´judicielle, a de´clare´ que cette loi, ce de´cret ou cette re`gle vise´e a` l’article 26bis [actuellement 134] de la Constitution viole une des re`gles ou un des articles de la Constitution vise´s a` l’article 1er. Le de´lai prend cours a` la date de la notification de l’arreˆt rendu par la Cour, selon le cas, au Premier Ministre et aux pre´sidents des Gouvernements; ». 3. Dans son arreˆt n° 46/97 du 14 juillet 1997, la Cour a dit pour droit que l’article 47decies, § 2, pre´cite´ viole les re`gles qui sont e´tablies par la Constitution ou en vertu de celle-ci pour de´terminer les compe´tences respectives de l’Etat, des communaute´s et des re´gions en disposant que le redevable d’une « redevance » d’environnement peut faire opposition a` la contrainte qui lui a e´te´ signifie´e, devant le tribunal de premie`re instance de l’arrondissement ou` est e´tablie la re´sidence administrative du fonctionnaire qui a de´livre´ la contrainte. Cet arreˆt e´tait notamment fonde´ sur la conside´ration que la de´finition des attributions des tribunaux - sur la base de l’article 19, § 1er, aline´a 1er, de la loi spe´ciale du 8 aouˆt 1980, tel qu’il e´tait libelle´ au moment de l’adoption de la disposition en cause, article lu en combinaison avec ce qui e´tait alors l’article 94 de la Constitution - relevait de la compe´tence exclusive du le´gislateur fe´de´ral. Par conse´quent, le le´gislateur de´cre´tal ne pouvait adopter aucune disposition en cette matie`re, meˆme s’il ne faisait que confirmer les attributions existantes d’un tribunal de´termine´ et quand bien meˆme le le´gislateur fe´de´ral aurait attribue´ des compe´tences semblables a` ce tribunal. 4. Eu e´gard a` ce qui pre´ce`de, la Cour conclut que le recours en annulation est fonde´. Par ces motifs, la Cour annule l’article 47decies, § 2, du de´cret de la Re´gion flamande du 2 juillet 1981 concernant la gestion des de´chets, inse´re´ par l’article 2 du de´cret du 20 de´cembre 1989 contenant des dispositions d’exe´cution du budget de la Communaute´ flamande. Ainsi prononce´ en langue ne´erlandaise, en langue franc¸aise et en langue allemande, conforme´ment a` l’article 65 de la loi spe´ciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d’arbitrage, a` l’audience publique du 16 de´cembre 1998. Le greffier, L. Potoms.
Le pre´sident, L. De Gre`ve.
SCHIEDSHOF D. 99 — 10
[C − 98/21511]
Urteil Nr. 139/98 vom 16. Dezember 1998 Gescha¨ftsverzeichnisnummer 1277 In Sachen: Klage auf Nichtigerkla¨rung von Artikel 47decies § 2 des Dekrets der Fla¨mischen Region vom 2. Juli 1981 u¨ber die Abfallwirtschaft, eingefu¨gt durch Artikel 2 des Dekrets vom 20. Dezember 1989 u¨ber Bestimmungen zur Durchfu¨hrung des Haushalts der Fla¨mischen Gemeinschaft, erhoben vom Ministerrat. Der Schiedshof, zusammengesetzt aus den Vorsitzenden L. De Gre`ve und M. Melchior, und den Richtern P. Martens, G. De Baets, E. Cerexhe, A. Arts und R. Henneuse, unter Assistenz des Kanzlers L. Potoms, unter dem Vorsitz des Vorsitzenden L. De Gre`ve,
213
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD verku¨ndet nach Beratung folgendes Urteil: I. Gegenstand der Klage Mit einer Klageschrift, die dem Hof mit am 16. Januar 1998 bei der Post aufgegebenem Einschreibebrief zugesandt wurde und am 19. Januar 1998 in der Kanzlei eingegangen ist, erhob der Ministerrat, Wetstraat 16 in 1000 Bru¨ssel, Klage auf Nichtigerkla¨rung von Artikel 47decies § 2 des Dekrets der Fla¨mischen Region vom 2. Juli 1981 u¨ber die Abfallwirtschaft, eingefu¨gt durch Artikel 2 des Dekrets vom 20. Dezember 1989 u¨ber Bestimmungen zur Durchfu¨hrung des Haushalts der Fla¨mischen Gemeinschaft (vero¨ffentlicht im Belgischen Staatsblatt vom 30. Dezember 1989), aufgrund von Artikel 4 Nr. 2 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 u¨ber den Schiedshof. II. Verfahren Durch Anordnung vom 19. Januar 1998 hat der amtierende Vorsitzende gema¨ß den Artikeln 58 und 59 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 u¨ber den Schiedshof die Richter der Besetzung bestimmt. Die referierenden Richter haben Artikel 71 bzw. 72 des organisierenden Gesetzes im vorliegenden Fall nicht fu¨r anwendbar erachtet. Die Klage wurde gema¨ß Artikel 76 des organisierenden Gesetzes mit am 10. Ma¨rz 1998 bei der Post aufgegebenen Einschreibebriefen notifiziert. Die durch Artikel 74 des organisierenden Gesetzes vorgeschriebene Bekanntmachung erfolgte im Belgischen Staatsblatt vom 13. Ma¨rz 1998. Durch Anordnung vom 30. Juni 1998 hat der Hof die fu¨r die Urteilsfa¨llung vorgesehene Frist bis zum 16. Januar 1999 verla¨ngert. Durch Anordnung vom 18. November 1998 hat der Hof die Rechtssache fu¨r verhandlungsreif erkla¨rt und den Sitzungstermin auf den 9. Dezember 1998 anberaumt. Diese Anordnung wurde dem Ministerrat und dessen Rechtsanwalt mit am 19. November 1998 bei der Post aufgegebenen Einschreibebriefen notifiziert. Auf der o¨ffentlichen Sitzung vom 9. Dezember 1998 - erschien RA P. Callens, in Bru¨ssel zugelassen, fu¨r den Ministerrat, - haben die referierenden Richter G. De Baets und P. Martens Bericht erstattet, - wurde der vorgenannte Rechtsanwalt angeho¨rt, - wurde die Rechtssache zur Beratung gestellt. Das Verfahren wurde gema¨ß den Artikeln 62 ff. des organisierenden Gesetzes, die sich auf den Sprachengebrauch vor dem Hof beziehen, gefu¨hrt. III. In rechtlicher Beziehung 1. Artikel 47decies § 2 des Dekrets der Fla¨mischen Region vom 2. Juli 1981 u¨ber die Abfallwirtschaft, eingefu¨gt durch Artikel 2 des Dekrets vom 20. Dezember 1989 u¨ber Bestimmungen zur Durchfu¨hrung des Haushalts der Fla¨mischen Gemeinschaft, der den Gegenstand der Nichtigkeitsklage bildet, bestimmt: «Innerhalb von dreißig Tagen nach erfolgter Zustellung des Zahlungsbefehls kann der Abgabepflichtige mittels Urkunde eines Gerichtsvollziehers und unter Angabe der Gru¨nde Widerspruch einlegen, indem die Fla¨mische Region vor das Gericht erster Instanz des Bezirks, in dem sich der Amtssitz des Beamten, der den Zahlungsbefehl erlassen hat, befindet, geladen wird. Zu diesem Zweck erwa¨hlt die Fla¨mische Region Domizil bei der OVAM.» 2. Die Nichtigkeitsklage wurde vom Ministerrat aufgrund von Artikel 4 Nr. 2 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 u¨ber den Schiedshof erhoben, der bestimmt: «Dem Ministerrat und den Regierungen der Gemeinschaften und Regionen wird eine neue sechsmonatige Frist fu¨r die Erhebung einer Klage auf Nichtigerkla¨rung eines Gesetzes, eines Dekrets oder einer in Artikel 26bis [jetzt 134] der Verfassung erwa¨hnten Regel ero¨ffnet, wenn [...] 2. der Hof auf eine ihm zur Vorabentscheidung vorgelegte Frage erkla¨rt hat, daß dieses Gesetz, dieses Dekret oder diese in Artikel 26bis [jetzt 134] der Verfassung erwa¨hnte Regel gegen eine Regel oder einen Verfassungsartikel versto¨ßt, auf die sich Artikel 1 bezieht. Die Frist la¨uft ab dem Datum, ab dem das vom Hof gefa¨llte Urteil dem Premierminister bzw. den Vorsitzenden der Regierungen notifiziert wird;». 3. In seinem Urteil Nr. 46/97 vom 14. Juli 1997 hat der Hof fu¨r Recht erkannt, daß der vorgenannte Artikel 47decies § 2 gegen die durch die Verfassung oder kraft derselben zur Bestimmung der jeweiligen Zusta¨ndigkeiten von Staat, Gemeinschaften und Regionen festgelegten Vorschriften versto¨ßt, indem er bestimmt, daß der Abgabepflichtige einer Umweltabgabe gegen einen ihm zugestellten Zahlungsbefehl beim Gericht erster Instanz des Bezirks, in dem sich der Amtssitz des Beamten, der den Zahlungsbefehl erlassen hat, befindet, Widerspruch erheben kann. Dieses Urteil beruhte insbesondere auf der Erwa¨gung, daß die Umschreibung der Zusta¨ndigkeiten der Gerichte - aufgrund von Artikel 19 § 1 Absatz 1 des Sondergesetzes vom 8. August 1980 in der zum Zeitpunkt der Verabschiedung der fraglichen Bestimmung geltenden Fassung, in Verbindung mit dem damaligen Artikel 94 der Verfassung - zum ausschließlichen Kompetenzbereich des fo¨deralen Gesetzgebers geho¨rte. Der Dekretgeber konnte demzufolge in diesem Bereich keine Bestimmungen erlassen, auch nicht dann, wenn diese Bestimmungen nur die Besta¨tigung bestehender Kompetenzen eines bestimmten Gerichts beinhalten wu¨rden und wenn der fo¨derale Gesetzgeber diesem Gericht a¨hnliche Befugnisse zugewiesen ha¨tte. 4. Aufgrund der vorstehenden Erwa¨gungen beschließt der Hof, daß die Nichtigkeitsklage begru¨ndet ist. Aus diesen Gru¨nden: Der Hof erkla¨rt Artikel 47decies § 2 des Dekrets der Fla¨mischen Region vom 2. Juli 1981 u¨ber die Abfallwirtschaft, eingefu¨gt durch Artikel 2 des Dekrets vom 20. Dezember 1989 u¨ber Bestimmungen zur Durchfu¨hrung des Haushalts der Fla¨mischen Gemeinschaft, fu¨r nichtig. Verku¨ndet in niederla¨ndischer, franzo¨sischer und deutscher Sprache, gema¨ß Artikel 65 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 u¨ber den Schiedshof, in der o¨ffentlichen Sitzung vom 16. Dezember 1998. Der Kanzler, L. Potoms.
Der Vorsitzende, L. De Gre`ve.
214
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
AUTRES ARRETES — ANDERE BESLUITEN MINISTERE DE L’EMPLOI ET DU TRAVAIL
MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID [98/13051]
[98/13051]
Juridictions du travail. — Démission
Arbeidsgerechten. — Ontslag
Par arrêté royal du 11 décembre 1998, démission honorable de ses fonctions de conseiller social effectif au titre d’employeur à la cour du travail de Liège, est accordée, à sa demande, à M. Cassiers, François.
Bij koninklijk besluit van 11 december 1998 is aan de heer Cassiers, François, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend uit zijn ambt van werkend raadsheer in sociale zaken, als werkgever, bij het arbeidshof te Luik.
[98/13050]
[98/13050]
Juridictions du travail. — Nomination
Arbeidsgerechten. — Benoeming
Par arrêté royal du 11 décembre 1998, M. Berger, Raoul, est nommé juge social effectif au titre de travailleur ouvrier au tribunal du travail de Charleroi, en remplacement de M. Viroux, Christian, dont il achèvera le mandat.
Bij koninklijk besluit van 11 december 1998 is de heer Berger, Raoul, benoemd tot werkend rechter in sociale zaken, als werknemer-arbeider, bij de arbeidsrechtbank te Charleroi, ter vervanging van de heer Viroux, Christian, wiens mandaat hij zal voleindigen.
GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN
VLAAMSE GEMEENSCHAP — COMMUNAUTE FLAMANDE MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP Departement Leefmilieu en Infrastructuur [C − 98/36324]
Rioolwaterzuiveringsinfrastructuur. — Verklaringen van openbaar nut ALKEN. — Bij besluit van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling van 22 september 1998 wordt de oprichting van rioolwaterzuiveringsinfrastructuur van openbaar nut verklaard. Nr. 95301 ONT (AC) 1) Geografische omschrijving : Alken : RWZI Alken. 2) Kadastrale gegevens : Gemeente Alken : Kadastraal bekend onder : Afdeling : 2; Sectie : D; Percelen : nrs. 827 f, 831 b, 832 c, 833 b, 835 b, 836 d, 842 e, 843 a, 844, 845 a, 850 b, 843 b en 851 a. Kadastraal bekend onder : Afdeling : 2; Sectie : C; Perceel : nr. 11 b. 3) Reden van openbaar nut verklaring : Voor de oprichting van de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) voor de behandeling van stedelijk afvalwater. 4) Bevoegde instantie : De onmiddellijke onteigening zal gebeuren door het Vlaamse Gewest voor rekening van de N.V. Aquafin bij wie woonstkeuze gemaakt wordt. 5) Plannen ter inzage bij : - ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Departement Leefmilieu en Infrastructuur Administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer Afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid Cel Milieu-investeringen Graaf de Ferraris-gebouw Emile Jacqmainlaan 156, bus 8 1000 Brussel - N.V. Aquafin Dijkstraat, 8 2630 Aartselaar
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD 6) Wettelijke basis : Gelet op de wet van 26 juli 1962 betreffende de onteigeningen ten algemenen nutte en de concessie voor de bouw van de autosnelwegen, inzonderheid artikel 5, gewijzigd bij de wet van 7 juli 1978. Gelet op de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, gewijzigd bij de wet van 22 mei 1979 en de decreten van 23 december 1980, 5 april 1984, 28 juni 1985, 13 juli 1988, 20 december 1989, 12 december 1990, 21 december 1990, 25 juni 1992,1 juli 1992, 18 december 1992, 15 december 1993, 22 december 1993, 6 juli 1994, 21 december 1994, 22 december 1995, 8 juli 1996 en 20 december 1996. Gelet op het decreet van 13 april 1988 tot bepaling van de ge- vallen en de modaliteiten waarbij de Vlaamse regering kan over gaan tot onteigeningen ten algemenen nutte inzake de gewestelijke aangelegenheden. 7) Datum + bevoegde minister 22 september 1998 De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, Theo Kelchtermans. 8) Verjaring Iedere belanghebbende kan door middel van een ondertekend verzoekschrift tegen dit besluit bij de Raad van State een beroep tot nietigverklaring indienen binnen een termijn van 60 dagen na kennisneming. Het verzoekschrift dient aangetekend te worden neergelegd bij de Raad van State samen met drie gewaarmerkte afschriften en bovendien zoveel afschriften als er tegenpartijen zijn (artikel 85 van het procedurereglement van de Raad van State).
EVERGEM. — Bij besluit van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling van 8 oktober 1998 wordt de oprichting van rioolwaterzuiveringsinfrastructuur van openbaar nut verklaard. Nr. 97490 ONT OP 1) Geografische omschrijving : Evergem : afkoppelen Hindeplas. 2) Kadastrale gegevens : Gemeente Evergem : Kadastraal bekend onder : Afdeling : 1; Sectie : C; Perceel : nr. 23 k. Kadastraal bekend onder : Afdeling : 2; Sectie : D; Percelen : nrs. 332, 572, 548, 571, 553, 554, 570, 586 en 593. 3) Reden van openbaar nut verklaring : Voor de oprichting van de rioolwaterzuiveringsinfrastructuur (afkoppelen Hindeplas) onder, op of boven private onbebouwde gronden, die niet omsloten zijn met een muur of een omheining overeenkomstig de bouw- of stedebouwverordeningen. 4) Bevoegde instantie : Na deze machtiging tot onteigening zal de N.V. Aquafin in naam van het Vlaamse Gewest maar op eigen kosten overgaan tot de onmiddellijke onteigening. 5) Plannen ter inzage bij : - ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Departement Leefmilieu en Infrastructuur Administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer Afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid Cel Milieu-investeringen Graaf de Ferraris-gebouw Emile Jacqmainlaan 156, bus 8 1000 Brussel - N.V. Aquafin Dijkstraat, 8 2630 Aartselaar 6) Wettelijke basis : - Besluit van de Vlaamse regering d.d. 20 maart 1991 houdende vaststelling van regelen met betrekking tot de uitvoering van werken door de N.V. Aquafin in toepassing van de artikelen 32 septies en 32 octies van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging. - Gelet op de wet van 26 juli 1962 betreffende de onteigeningen ten algemenen nutte en de concessie voor de bouw van de autosnelwegen, inzonderheid op artikel 5, gewijzigd bij de wet van 7 juli 1978; 7) Datum + bevoegde minister 8 oktober 1998 De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, Theo Kelchtermans 8) Verjaring Iedere belanghebbende kan door middel van een ondertekend verzoekschrift tegen dit besluit bij de Raad van State een beroep tot nietigverklaring indienen binnen een termijn van 60 dagen na kennisneming. Het verzoekschrift dient aangetekend te worden neergelegd bij de Raad van State samen met drie gewaarmerkte afschriften en bovendien zoveel afschriften als er tegenpartijen zijn (artikel 85 van het procedurereglement van de Raad van State).
215
216
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD OPWIJK. — Bij besluit van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling van 22 september 1998 wordt de oprichting van rioolwaterzuiveringsinfrastructuur van openbaar nut verklaard. Nr. 97269 ONT BP 1) Geografische omschrijving : Opwijk : Klaarstraat - Eeksken. 2) Kadastrale gegevens : Gemeente Opwijk : Kadastraal bekend onder : Afdeling : 1; Sectie : A; Percelen : nrs. 521 m en 518 k. 3) Reden van openbaar nut verklaring : Voor de oprichting van de rioolwaterzuiveringsinfrastructuur (RWZI) onder, op of boven private bebouwde gronden, die al dan niet omsloten zijn met een muur of een omheining overeenkomstig de bouw- of stedebouwverordeningen. 4) Bevoegde instantie : De onmiddellijke onteigening zal gebeuren door het Vlaamse Gewest voor rekening van de N.V. Aquafin bij wie woonstkeuze gemaakt wordt. 5) Plannen ter inzage bij : - ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Departement Leefmilieu en Infrastructuur Administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer Afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid Cel Milieu-investeringen Graaf de Ferraris-gebouw Emile Jacqmainlaan 156, bus 8 1000 Brussel - N.V. Aquafin Dijkstraat, 8 2630 Aartselaar 6) Wettelijke basis : Gelet op de wet van 26 juli 1962 betreffende de onteigeningen ten algemenen nutte en de concessies voor de bouw van de autosnelwegen, inzonderheid artikel 5, gewijzigd bij de wet van 7 juli 1978. Gelet op de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, gewijzigd bij de wet van 22 mei 1979 en de decreten van 23 december 1980, 5 april 1984, 28 juni 1985, 13 juli 1988, 20 december 1989, 12 december 1990, 21 december 1990, 25 juni 1992, 1 juli 1992, 18 december 1992, 15 december 1993, 22 december 1993, 6 juli 1994, 21 december 1994, 22 december 1995, 8 juli 1996 en 20 december 1996. Gelet op het decreet van 13 april 1988 tot bepaling van de gevallen en de modaliteiten waarbij de Vlaamse regering kan overgaan tot onteigeningen ten algemenen nutte inzake de gewestelijke aangelegenheden. 7) Datum + bevoegde minister 22 september 1998 De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, Theo Kelchtermans 8) Verjaring Iedere belanghebbende kan door middel van een ondertekend verzoekschrift tegen dit besluit bij de Raad van State een beroep tot nietigverklaring indienen binnen een termijn van 60 dagen na kennisneming. Het verzoekschrift dient aangetekend te worden neergelegd bij de Raad van State samen met drie gewaarmerkte afschriften en bovendien zoveel afschriften als er tegenpartijen zijn (artikel 85 van het procedurereglement van de Raad van State).
RIEMST. — Bij besluit van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling van 31 augustus 1998 wordt de oprichting van rioolwaterzuiveringsinfrastructuur van openbaar nut verklaard. Nr. 96300 ONT (AC) 1) Geografische omschrijving : Riemst (Zichen-Zussen-Bolder) : RWZI Zichem. 2) Kadastrale gegevens : Gemeente Riemst (Zichen-Zussen-Bolder) : Kadastraal bekend onder : Afdeling : 6; Sectie : B; Percelen : nrs. 959 d, 959 e, 959 f en 959 l. 3) Reden van openbaar nut verklaring : Voor de oprichting van de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) voor de behandeling van stedelijk afvalwater. 4) Bevoegde instantie : De onmiddellijke onteigening zal gebeuren door het Vlaamse Gewest voor rekening van de N.V. Aquafin bij wie woonstkeuze gemaakt wordt.
217
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD 5) Plannen ter inzage bij : - ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Departement Leefmilieu en Infrastructuur Administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer Afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid Cel Milieu-investeringen Graaf de Ferraris-gebouw Emile Jacqmainlaan 156, bus 8 1000 Brussel - N.V. Aquafin Dijkstraat, 8 2630 Aartselaar 6) Wettelijke basis : Gelet op de wet van 26 juli 1962 betreffende de onteigeningen ten algemenen nutte en de concessie voor de bouw van de autosnelwegen, inzonderheid artikel 5, gewijzigd bij de wet van 7 juli 1978. Gelet op de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, gewijzigd bij de wet van 22 mei 1979 en de decreten van 23 december 1980, 5 april 1984, 28 juni 1985, 13 juli 1988, 20 december 1989, 12 december 1990, 21 december 1990, 25 juni 1992,1 juli 1992, 18 december 1992, 15 december 1993, 22 december 1993, 6 juli 1994, 21 december 1994, 22 december 1995, 8 juli 1996 en 20 december 1996. Gelet op het decreet van 13 april 1988 tot bepaling van de ge- vallen en de modaliteiten waarbij de Vlaamse regering kan over gaan tot onteigeningen ten algemenen nutte inzake de gewestelijke aangelegenheden. 7) Datum + bevoegde minister 31 augustus 1998 De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, Theo Kelchtermans. 8) Verjaring Iedere belanghebbende kan door middel van een ondertekend verzoekschrift tegen dit besluit bij de Raad van State een beroep tot nietigverklaring indienen binnen een termijn van 60 dagen na kennisneming. Het verzoekschrift dient aangetekend te worden neergelegd bij de Raad van State samen met drie gewaarmerkte afschriften en bovendien zoveel afschriften als er tegenpartijen zijn (artikel 85 van het procedurereglement van de Raad van State).
COMMUNAUTE FRANÇAISE — FRANSE GEMEENSCHAP MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FRANÇAISE [98/29567]
Université de Liège et Faculté universitaire des sciences agronomiques de Gembloux Remplacement du commissaire du Gouvernement. — Annulation La publication au Moniteur belge du 26 novembre 1998, page 38009, avis n° 29507, de cet arrêté est sans objet et dès lors nulle et non avenue.
[98/29568]
Faculté universitaire des sciences agronomiques de Gembloux Nomination d’un commissaire du Gouvernement. — Annulation La publication au Moniteur belge du 26 novembre 1998, page 38009, avis n° 29506, de cet arrêté est sans objet et dès lors nulle et non avenue.
[98/29569]
Nomination du commissaire du Gouvernement près l’Université de Mons-Hainaut et délégué du Gouvernement près la Faculté polytechnique de Mons et les Facultés universitaires catholiques de Mons. — Annulation La publication au Moniteur belge du 26 novembre 1998, page 38009, avis n° 29505, de cet arrêté est sans objet et dès lors nulle et non avenue.
218
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
REGION WALLONNE — WALLONISCHE REGION — WAALS GEWEST
MINISTERE DE LA REGION WALLONNE [C — 99/27714]
¨ BERSETZUNG U MINISTERIUM DER WALLONISCHEN REGION
VERTALING MINISTERIE VAN HET WAALSE GEWEST
[C — 99/27714]
[C — 99/27714]
Ame´nagement du territoire Plan de secteur Un arreˆte´ du Gouvernement wallon du 26 novembre 1998 arreˆte de´finitivement la modification de la planche 64/7 du plan de secteur de Bertrix-Libramont-Neufchaˆteau visant l’inscription :
Raumordnung. — Sektorenplan
Ruimtelijke ordening. — Gewestplan
Durch Erlaß der Wallonischen Regierung vom 26. November 1998 wird die Aba¨nderung der Karte 64/7 des Sektorenplans BertrixLibramont-Neufchaˆteau zwecks Eintragung der folgenden Gebiete endgu¨ltig beschlossen:
Bij besluit van de Waalse Regering van 26 november 1998 wordt de wijziging van blad 64/7 van het gewestplan BertrixLibramont-Neufchaˆteau definitief bepaald met het oog op de opneming van :
- d’une zone de services et de trois zones d’espaces verts au carrefour des « Correttes »; - d’une zone de loisirs avec se´jour au lieu-dit « Les Rochettes ».
- ein Gebiet fu¨r Dienstleistungen und drei Gru¨ngebiete an der Kreuzung ″Les Corettes″; - ein Freizeitgebiet mit Aufenthalt an der Ortslage ″Les Rochettes″
- een dienstverleningsgebied en drie groengebieden op het kruispunt van de ″Correttes″; - een recreatiegebied met verblijf in de wijk ″Les Rochettes″.
Le meˆme arreˆte´ pre´voit que la zone dite des « Correttes » sera mise en œuvre apre`s adoption d’un plan communal d’ame´nagement par la commune.
Durch denselben Erlaß wird beschlossen, daß das ″Les Corettes″ genannte Gebiet verwertet wird, nachdem die Gemeinde einen kommunalen Raumordnungsplan verabschiedet hat.
Bij hetzelfde besluit wordt bepaald dat het gebied ″Correttes″ ingericht zal worden nadat een gemeentelijk plan van aanleg door de gemeente wordt aangenomen.
AVIS DU 29 MARS 1996 DE LA COMMISSION REGIONALE D’AMENAGEMENT DU TERRITOIRE
Vu le Code wallon de l’Ame´nagement du territoire, de l’Urbanisme et du Patrimoine pour la Re´gion wallonne, notamment les articles 40 et 40bis; Vu l’arreˆte´ de l’Exe´cutif re´gional wallon du 5 décembre 1984 e´ tablissant le plan de secteur de Bertrix-Libramont-Neufchaˆteau; Vu l’arreˆte´ du Gouvernement wallon du 2 février 1995 de´cidant la mise en re´vision partielle et arreˆtant provisoirement la modification du plan de Bertrix-Libramont-Neufchaˆteau en vue de l’inscription sur le territoire de la commune de Bertrix : - d’une zone de services et de trois zones d’espaces verts au carrefour ″les Correttes″; - d’une zone de loisirs avec se´jour au lieu-dit ″Les Rochettes″. Vu les re´clamations et observations e´mises par les particuliers et les associations de personnes lors de l’enqueˆte publique qui s’est de´roule´e du 1er septembre 1995 au 15 octobre 1995 inclus et re´pertorie´es comme suit : a) Requeˆtes parvenues durant l’enqueˆte publique 1. UNIC 251 Bertrix SPRL, rue de la Gare 18 - 6880 Bertrix. 2. Re´gionale ECOLO, rue de la Gare 63 - 6880 Bertrix. 3. M. Jacques WAUTHIER, rue du Saupont 129 - 6880 Bertrix. 4. Groupe AVEC (4 signataires) Rue des Ruelles 34 - 6680 Auby S/Semois 5. M. D. PAJOT Rue Tamarre 2 - 6880 Bertrix. 6. M. G. MOHY-GROSJEAN (sans adresse). 7. M. PONCELET (sans adresse). 8. M. J. GODART, Grand Place 26 - 6880 Bertrix. 9. M. W. THIERY et 45 signataires Rue de la Gare 45 - 6880 Bertrix. 10. Les Amis de la Terre ASBL - Mme M. C. BECQUET La Cornette 57 - 6834 Bellevaux. 11. Les Amis de la Terre ASBL - Mme M. C. BECQUET La Cornette 57 - 6834 Bellevaux. 12. M. et Mme R. ACHEN et M. et Mme J. ADAM (sans adresse).
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD 13. Mme G. GILLET Rue de Bohaimont 39 - 6880 Bertrix. 14. Mme C. GUILLAUME Rue de Bohaimont 39 - 6880 Bertrix. b) Requeˆtes adresse´es hors de´lai 1. Mme D. DASNOIS Rue de la Plite 16 - 6887 Herbeumont. 2. SPRL BOCLINVILLE Rue de la Gare - 6880 Bertrix. 3. Bertrix - Initiatives ASBL Grand Place 7 - 6880 Bertrix. 4. Bertrix Initiatives ASBL, Grand Place 7 - 6880 Bertrix. Vu l’avis du conseil communal de Bertrix du 30 octobre 1995; Vu l’avis de la de´putation permanente du conseil provincial du Luxembourg du 9 novembre 1995; Vu le dossier d’enqueˆte publique transmis par le gouverneur de la province du Luxembourg a` la Commission re´gionale d’Ame´nagement du territoire et mis a` la disposition des membres de sa section Ame´nagement normatif en février 1996; Vu les situations juridiques et existantes du secteur; La Commission re´gionale d’Ame´nagement du territoire e´met, en date du 29 mars 1996, un avis : - de´favorable sur l’inscription d’une zone de services et de trois zones d’espaces verts au carrefour ″Les Correttes″; - favorable sur l’inscription d’une zone de loisirs avec se´jour au lieu-dit ″Les Rochettes″. Elle assortit son avis des conside´rations suivantes : A. Conside´rations ge´ne´rales 1. La CRAT constate que, contrairement au prescrit de l’article 40, § 1er, premier aline´a du CWATUP, elle n’a pas e´te´ consulte´e sur l’inscription d’une zone de services et de trois zones d’espaces verts de part et d’autre du carrefour ″Les Correttes″ avant l’arreˆte´ de´cidant la re´vision partielle du plan et arreˆtant provisoirement la modification partielle du plan de secteur. Il s’agit d’une violation d’une forme substantielle de la proce´dure nulle de plein droit. En effet, lors de l’examen des propositions de modifications partielles relatives a` Bertrix, la CRAT avait, dans son avis du 28 mai 1993, accepte´ l’inscription d’une zone de services le long de la rue des Correttes dans sa partie Est, celle-ci e´tant de´ja` occupe´e par plusieurs entreprises. Elle avait volontairement limite´ l’inscription de nouvelles zones d’activite´s au sud de la route N89. Celle-ci fait en effet partie du re´seau routier a` grand gabarit. Or, pour conserver ce statut, elle doit garder un caracte`re paysager. Depuis de nombreuses anne´es, la CRAT combat les projets qui organisent le mitage de tels axes de circulation et banalisent le paysage. 2. La CRAT estime en outre qu’un tel projet aura une influence sur le commerce de Bertrix. C’est une nouvelle fois un projet qui aura pour effet principal de de´placer les activite´s commerciales internes de Bertrix vers l’exte´rieur et risque de nuire a` l’animation des diffe´rentes zones commerciales situe´es a` Bertrix et de contribuer a` la de´structuration du centre-ville. Ce projet va de plus a` l’encontre de la volonte´ du Gouvernement wallon exprime´e dans la De´claration de politique re´gionale du 7 juin 1995 de revitaliser les centres urbains. La commune de Bertrix devrait porter ses efforts sur un ame´nagement de son centre-ville. Par ailleurs, si l’on s’en tient a` la de´finition stricte de la zone de services telle que stipule´e a` l’article 174-3-3.0 du CWATUP, cette zone est ″destine´e a` l’implantation d’entreprises ou d’e´tablissements de´passant l’inte´reˆt du voisinage... » La zone des Correttes devrait donc accueillir des entreprises commerciales pour la plupart faisant partie de chaıˆnes commerciales qui seraient en concurrence directe avec le commerce local. Les re´percussions sur l’animation des zones commerciales de Bertrix seraient identiques. 3. En ce qui concerne la zone de loisirs avec se´jour, l’avis favorable de la CRAT est motive´ par la qualite´ de l’ame´nagement interne du camping existant. Elle demande que les chemins existants soient pre´serve´s. Elle attire l’attention sur la ne´cessite´ de prendre particulie`rement en compte les proble`mes d’e´puration des eaux use´es lors de la de´livrance du permis. B. Conside´rations particulie`res a) Re´clamations parvenues durant l’enqueˆte publique 1. UNIC 251 Bertrix SPRL - M. JUPRELLE Il est pris acte de l’opposition a` la modification partielle du carrefour des Correttes et des conside´rations formule´es auxquelles il est re´pondu favorablement dans les conside´rations ge´ne´rales. 2. ECOLO - MM. A. CHANTEUX et R. WYCKMANS Il est pris acte de l’opposition a` la modification partielle du carrefour des Correttes et des remarques qui l’accompagnent. Il est re´pondu favorablement dans les conside´rations ge´ne´rales. 3. M J. WAUTHIER Il est pris acte de la demande formule´e par le re´clamant. Son atelier se situe en zone d’habitat et son maintien et son de´veloppement ne sont pas compromis.
219
220
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD 4. Groupe AVEC - Mme FARINELLE et MM. THIERY, CHANTEUX et BOUGARD. Il est pris acte de l’opposition a` la modification partielle du carrefour des Correttes et des remarques qui la justifient. Celles-ci sont rencontre´es dans les conside´rations ge´ne´rales. Il est e´galement pris acte des conside´rations lie´es a` l’extension du camping de la zone des Rochettes dont il devra eˆtre tenu compte lors de la de´livrance du permis de baˆtir. 5. M. D. PAJOT Il est pris acte des pre´cisions apporte´es par l’auteur de projet du sche´ma-directeur de la zone des Correttes et relatives a` l’ame´nagement de celle-ci. 6. M. G. MOHY Il est pris acte de la demande d’inclure a` la zone d’extension de la zone de loisirs, les parcelles cadastre´es 215, 216 et 218 situe´es en zone agricole. L’enclavement invoque´ de ces prairies pour justifier la demande n’est qu’une illusion d’optique lie´e aux couleurs du plan. Des acce`s a` ces parcelles existent et la CRAT demande dans ses conside´rations ge´ne´rales qu’ils soient maintenus. 7. M. PONCELET Il est pris acte des remarques formule´es par le re´clamant concernant la perte de ses terres agricoles au carrefour des Correttes. Il lui est re´pondu favorablement par le rejet de l’inscription d’une zone de services a` cet endroit. 8. M. J. GODART Il est pris acte des propositions relatives a` l’ame´nagement des carrefours des Correttes et d’Ochamps mais celui-ci n’est pas du ressort de la pre´sente enqueˆte et de l’opposition a` l’inscription d’une zone de services au carrefour des Correttes a` laquelle il est re´pondu favorablement dans les conside´rations ge´ne´rales. 9. M. W. THIERY et 45 signataires Il est pris acte de l’opposition a` la modification partielle du carrefour des Correttes et des arguments qui l’accompagnent. Il y est re´pondu favorablement dans les conside´rations ge´ne´rales. 10. Les Amis de la Terre ASBL - Mme M. C. BECQUET Il est pris acte de l’opposition a` la modification partielle du carrefour des Correttes et des remarques qui la justifient. Celles-ci sont rencontre´es dans les conside´rations ge´ne´rales. 11. Les Amis de la Terre ASBL - Mme M. C. BECQUET Il est pris acte de la lettre adresse´e au Ministre-Pre´sident R. COLLIGNON. 12. M et Mme R. ACHEN et M. et Mme J. ADAM Il est pris acte des remarques formule´es par les reque´rants concernant la zone des Correttes. La de´cision de la CRAT rencontre leurs pre´occupations. 13. Mme G. GILLET Les renseignements relatifs a` la parcelle cadastrale dont il est question dans la requeˆte sont insuffisants pour permettre de la localiser. 14. Mme C. GUILLAUME Les renseignements relatifs aux parcelles cadastrales dont il est question dans la requeˆte sont insuffisants pour permettre de les localiser. b) Re´clamations parvenues hors de´lai 1. Mme D. DASNOIS Il est pris acte de l’opposition a` la modification partielle du carrefour des Correttes et des observations qui l’accompagnent. Il y est re´pondu favorablement dans les conside´rations ge´ne´rales. 2. SPRL BOCLINVILLE Il est pris acte de l’opposition a` la modification partielle du carrefour des Correttes et des remarques qui la justifient. Celles-ci sont rencontre´es dans les conside´rations ge´ne´rales. 3. Bertrix Initiatives ASBL Il est pris acte du recours introduit par l’ASBL contre la de´cision du conseil communal de Bertrix du 30 octobre 1995 adresse´ au Gouverneur de la province du Luxembourg. 4. Bertrix Initiatives ASBL Il est pris acte des listes transmises suite au re´fe´rendum organise´ par l’ASBL. RAISONS POUR LESQUELLES LE GOUVERNEMENT S’ECARTE DE L’AVIS DE LA CRAT. La CRAT motive son avis de´favorable notamment eu e´gard au risque de de´placement des activite´s commerciales internes de Bertrix vers l’exte´rieur; il convient de rencontrer cette observation dans le cadre d’une re´flexion communale en cette matie`re. A ce propos, la commune de Bertrix a approuve´ le 30 juin 1994, le contenu d’un sche´ma-directeur de nature a` re´pondre a` cette pre´occupation. Cette proce´dure a abouti a` la pre´sentation d’un projet de sche´ma-directeur comprenant les options permettant de maintenir un e´quilibre entre les fonctions commerciales entre le centre et la pe´riphe´rie de Bertrix, projet sur lequel l’Administration a transmis certaines observations a` la commune de Bertrix en date du 11 juin 1998. Depuis l’entre´e en vigueur du Code wallon de l’Ame´nagement du territoire, de l’Urbanisme et du Patrimoine modifie´, le sche´ma-directeur n’existe plus comme document d’ame´nagement du territoire. Le plan communal d’ame´nagement apparaıˆt comme l’outil ade´quat d’une part, pour assurer la pe´rennite´ de la re´flexion entame´e par la commune de Bertrix et d’autre part, pour re´pondre a` l’avis de´favorable de la CRAT.
221
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
AVIS OFFICIELS — OFFICIELE BERICHTEN CONSEIL D’ETAT
RAAD VAN STATE [98/21520]
[98/21520]
Avis prescrit par l’article 7 de l’arrêté royal du 5 décembre 1991 déterminant la procédure en référé devant le Conseil d’Etat
Bericht voorgeschreven bij artikel 7 van het koninklijk besluit van 5 december 1991 tot bepaling van de rechtspleging in kort geding voor de Raad van State
Maria Thuys, demeurant à 3272 Scherpenheuvel-Zichem, Mannenberg 255, a introduit le 20 novembre 1998 une demande de suspension de l’exécution de l’article 1er de la délibération du conseil communal de la ville de Scherpenheuvel-Zichem du 22 septembre 1998 adoptant définitivement le plan particulier d’aménagement « Schuttersveld ».
Thuys, Maria, wonende te 3272 Scherpenheuvel-Zichem, Mannenberg 255, heeft op 20 november 1998 een vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging ingesteld van artikel 1 van het besluit van 22 september 1998 van de gemeenteraad van de stad Scherpenheuvel-Zichem houdende definitieve aanvaarding van het bijzonder plan van aanleg « Schuttersveld ». Deze zaak is ingeschreven onder het rolnummer G/A. 81.196/X-8577.
Cette affaire est inscrite au rôle sous le numéro G/A. 81.196/X-8577.
Pour le greffier en chef :
Voor de hoofdgriffier :
(signé) G. De Sloover, secrétaire en chef.
(get.) G. De Sloover, hoofdsecretaris.
STAATSRAT [98/21520]
Bekanntmachung, vorgeschrieben durch Artikel 7 des königlichen Erlasses vom 5. Dezember 1991 zur Festlegung des Verfahrens der einstweiligen Entscheidung vor dem Staatsrat Maria Thuys, wohnhaft in 3272 Scherpenheuvel-Zichem, Mannenberg 255, hat am 20. November 1998 einen Antrag auf Aussetzung der Ausführung des Artikels 1 des Beschlusses des Gemeinderats der Stadt ScherpenheuvelZichem vom 22. September 1998 zur endgültigen Verabschiedung des Bebauungsplans « Schuttersveld » eingereicht. Diese Sache wurde unter der Nummer G/A. 81.196/X-8577 ins Geschäftsverzeichnis eingetragen.
Für den Hauptkanzler : (gez.) G. De Sloover, Hauptsekretär.
GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN
COMMUNAUTE FRANÇAISE — FRANSE GEMEENSCHAP MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FRANÇAISE [98/29544]
Appel aux candidats à une désignation à titre temporaire dans l’enseignement de la Communauté française de plein exercice (fondamental et secondaire) et de promotion sociale (secondaire et supérieur) Au cours de l’année scolaire 1999-2000, les Ministres, chacun en ce qui le concerne, feront appel à des candidats à une désignation à titre temporaire pour les besoins de l’enseignement de la Communauté française. Le présent appel aux candidats ne vise cependant par les demandes de désignation à titre temporaire dans les fonctions de recrutement à conférer dans l’enseignement supérieur de plein exercice organisé par la Communauté française en Hautes Ecoles. Un appel aux candidats spécifique sera lancé à cet effet dans le courant du mois de mars. Les fonctions à conférer dans l’enseignement supérieur reprises ci-après ne concernent que le seul enseignement de promotion sociale.
222
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD En outre, le présent appel ne vise pas les fonctions de maître et de professeur de religion. I. Fonctions de recrutement à conférer à titre temporaire : - Le numéro figurant dans la colonne de gauche sera utilisé pour l’introduction des candidatures. - Les fonctions exercées dans l’enseignement de promotion sociale sont distinctes des fonctions exercées dans l’enseignement de plein exercice. - Pour l’année scolaire 1999-2000, les candidats à une désignation temporaire dans l’enseignement de plein exercice et dans l’enseignement de promotion sociale feront l’objet d’un classement spécifique. A partir du 1er septembre 1998 : - Les jours prestés dans l’enseignement de promotion sociale ne seront pris en compte que pour le classement des candidats établi pour ce type d’enseignement; - les jours prestés dans l’enseignement de plein exercice ne seront pris en compte que pour le classement des candidats établi pour ce type d’enseignement. - Dans l’enseignement de plein exercice et dans l’enseignement de promotion sociale, les candidats à une désignation temporaire conservent le bénéfice de leur classement établi à la date du 1er mars 1998. Fonctions à conférer dans l’enseignement de plein exercice
A. 1.
101. 102. 103. 104. 2.
201. 202. 203. 204. 3. 401. 403. 404. 405. 406. 407. 408. B. 501. 502. C. 601. 602. 603. 604. 605. 611. 612. 621. 622. 623. 624. 701. 801. 802. 805.
Dans l’enseignement fondamental Instituteur (trice) maternel(le) Instituteur(trice) maternel(le) chargé(e) des cours en immersion dans l’apprentissage de la langue néerlandaise l’apprentissage de la langue anglaise l’apprentissage de la langue allemande l’apprentissage en langue des signes Instituteur(trice) primaire Instituteur(trice) primaire chargé(e) des cours en immersion dans l’apprentissage de la langue néerlandaise l’apprentissage de la langue anglaise l’apprentissage de la langue allemande l’apprentissage en langue des signes Maître de morale Maître de cours spéciaux éducation physique travail manuel (enseignement spécial) coupe couture (enseignement spécial) économie domestique (enseignement spécial) maître de seconde langue (néerlandais) maître de seconde langue (anglais maître de seconde langue (allemand) Dans l’enseignement secondaire Professeur de langues anciennes Coordonnateur CEFA Dans l’enseignement secondaire du degré inférieur Professeur de cours généraux : langue maternelle-histoire langues germaniques mathématique-physique sciences économiques sciences-géographie 3ème langue et 4ème langue si romane histoire, géographie, sciences éco. et sciences sociales Professeur de cours généraux par immersion dans l’apprentissage du néerlandais dans l’apprentissage de l’anglais dans l’apprentissage de l’allemand dans l’apprentissage en langue des signes Professeur de morale Professeur de cours spéciaux : éducation physique (filles) éducation physique (garçons) dessin-éducation plastique
806. 807. 965. 901. 912. 910. 917. 906. 918. 902. 923. 925. 967. 905. 928. 921. 913. 927. 926. 972. 920. 908. 904. 935. 946. 900. 1001. 1012. 1010. 1018. 1006. 1017. 1002. 1023. 1025. 1067. 1005. 1028. 1021. 1031. 1027. 1026. 1014. 1008.
sténodactylographie éducation musicale Professeur de cours techniques : agronomie agriculture horticulture électricité mécanique carrosserie mécanique automobile petits moteurs soudage - constructions métalliques construction ébénisterie menuiserie peinture en bâtiment (couv. Mur et sol) plomberie-zinguerie-installations sanitaires hôtellerie-cuisine-salle boucherie-charcuterie boulangerie-pâtisserie arts graphiques photographie coiffure bio-esthétique agro-alimentaire vidéographie autres spécialités Professeur de pratique professionnelle : agriculture horticulture électricité ajustage - machines outils carroserie mécanique automobile petits moteurs soudage - constructions métalliques construction ébénisterie menuiserie peinture en batiment (couv. mur, sol) plomberie-zinguerie-installations sanitaires hôtellerie-cuisine-salle boucherie-charcuterie boulangerie-pâtisserie confection industrielle coiffure
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD 1004. 1000.
1132. 1133. 6001. D. 1201. 1202. 1203. 1205. 1206. 1207. 1208. 1209. 1210. 1221. 1222. 1223. 1224. 1301. 1401. 1402. 1403. 1404. 1405. 1583. 1501. 1517. 1548. 1514. 1516. 1528. 1507. 1574. 1576. 1529. 1572. 1568. 1539. 1578. 1510. 1575. 1505. 1580. 1579. 1508. 1543. 1534. 1552. 1518. 1544. 1506. 1519. 1550. 1582.
bio-esthétique autres spécialités Professeur de cours techniques et de pratique professionnelle : coupe-couture économie domestique Accompagnateur CEFA (DI) Dans l’enseignement secondaire du degré supérieur Professeur de cours généraux : 1ère langue et 4ème langue (langues romanes) histoire langues germaniques mathématique physique sciences économiques chimie-biologie géographie sciences sociales Professeur de cours généraux par immersion : dans l’apprentissage du néerlandais dans l’apprentissage de l’anglais dans l’apprentissage de l’allemand dans l’apprentissage en langue des signes Professeur de morale : Professeur de cours spéciaux : éduction physique (filles) éducation physique (garçons) dessin-éducation plastique sténodactylographie éducation musicale Professeur de cours techniques : agronomie agriculture horticulture sylviculture électricité électronique mécanique carroserie électricité automobile mécanique agricole-horticole mécanique automobile petits moteurs conducteur poids lourds soudage - const. métalliques ensemblier décorateur construction ébénisterie menuiserie architecture carrelage chauffage peinture en bâtiment (couverture mur et sol) plomberie-zinguerie-instal. sanitaires vidéographie hôtellerie-cuisine-salle boucherie-charcuterie boulangerie-pâtisserie confection industrielle étalage - publicité arts graphiques
1553. 1531. 1509. 1504. 1536. 1555. 1532. 1500. 1601. 1617. 1637. 1614. 1622. 1607. 1656. 1657. 1623. 1672. 1668. 1629. 1678. 1610. 1675. 1605. 1679. 1608. 1632. 1626. 1618. 1633. 1606. 1619. 1681. 1640. 1628. 1634. 1609. 1604. 1643. 1600.
1701. 1702. 7001. 2900. 3010. 3020. 3100. 3200. 3400. 3500. 3600. 3700. 3800. 3900.
223
photographie nursing coiffure bio-esthétique chimie agro-alimentaire pharmacie autres spécialités Professeur de pratique professionnelle : agriculture horticulture sylvivulture électricité ajustage - machines outils carrosserie électricité automobile mécanique agricole - horticole mécanique automobile petits moteurs conducteur poids lourds soudage - constructions métalliques ensemblier décorateur construction ébénisterie menuiserie carrelage chauffage peinture en bâtiment (couv. mur et sol) Plomberie-zinguerie-instal. Sanitaires hôtellerie-cuisine-salle boucherie-charcuterie boulangerie-pâtisserie confection industrielle tapissier-garnisseur étalage-publicité photographie nursing coiffure bio-esthétique vidéographie autres spécialités Professeur de cours techniques et de pratique professionnelle : coupe-couture économie domestique Accompagnateur CEFA (DS) Personnel auxiliaire d’éducation surveillant(e)-éducateur(trice) Surveillante-éducatrice d’internat Surveillant-éducateur d’internat Secrétaire-bibliothécaire Bibliothécaire Personnel paramédical Puéricultrice Infirmier(ère) Kinésithérapeute Logopède Personnel psychologique Psychologue Personnel social Assistant(e) social(e)
224
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD Fonctions à conférer dans l’enseignement de promotion sociale
C.
Dans l’enseignement secondaire de promotion sociale du degré inférieur Professeur de cours généraux :
651.
langue maternelle-histoire
652.
langues germaniques
653.
mathématique-physique
654.
sciences économiques
655.
sciences-géographie
661.
3ème langue et 4ème langue si romane
662.
histoire, géographie, sciences éco. et sciences sociales professeur de cours spéciaux :
4567.
ébénisterie
4505.
menuiserie
4528.
peinture en bâtiment (couv. Mur, sol)
4521.
plomberie-zinguerie-installations sanitaires
4531.
hôtellerie-cuisine-salle
4527.
boucherie-charcuterie
4526.
boulangerie-pâtisserie
4514.
confection industrielle
4508.
coiffure
4504.
bio-esthétique
4500.
autres spécialités
851.
éducation physique (filles)
852.
éducation physique (garçons)
855.
dessin-éducation plastique
1152.
856.
sténodactylographie
1153.
économie domestique
857.
éducation musicale
D.
Dans l’enseignement secondaire de promotion sociale du degré supérieur
4065
agronomie
4001.
agriculture
4012.
horticulture
4010.
électricité
4017.
mécanique
Professeur de cours techniques et de pratique professionnelle :
Professeur de cours techniques :
4006.
carrosserie
4018.
mécanique automobile
4002.
petits moteurs
4023.
soudage - constructions métalliques
4025.
construction
4067.
ébénisterie
4005.
menuiserie
4028.
peinture en bâtiment (couv. Mur et sol)
4021.
plomberie-zinguerie-installations sanitaires
4013.
hôtellerie-cuisine-salle
4027.
boucherie-charcuterie
4026.
boulangerie-pâtisserie
4072.
arts graphiques
coupe-couture
Professeur de cours généraux : 1251.
1ère langue et 4ème langue (langues romanes)
1254.
Langue des signes
1252.
histoire
1253.
langues germaniques
1255.
mathématique
1256.
physique
1257.
sciences économiques
1258.
chimie-biologie
1259.
géographie
1260.
sciences sociales Professeur de cours spéciaux :
1451.
éducation physique (filles)
1452.
éducation physique (garçons)
1453.
dessin-éducation plastique
1454.
sténodactylographie
1455.
éducation musicale Professeur de cours techniques :
5083.
agronomie
5001.
agriculture
5017.
horticulture
5048.
sylviculture
5014.
électricité
5016.
électronique
Professeur de pratique professionnelle :
5028.
mécanique
agriculture
5007.
carrosserie
4512.
horticulture
5074.
électricité automobile
4510.
électricité
5076.
mécanique agricole-horticole
4518.
ajustage - machines outils
5029.
mécanique automobile
4506.
carrosserie
5072.
petits moteurs
4517.
mécanique automobile
5068.
conducteur poids lourds
4502.
petits moteurs
5039.
soudage - const. métalliques
4523.
soudage - constructions métalliques
5078.
ensemblier décorateur
4525.
construction
5010.
construction
4020.
photographie
4008.
coiffure
4004.
bio-esthétique
4035.
agro-alimentaire
4046.
vidéographie
4000. 4501.
autres spécialités
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD 5075.
ébénisterie
5504.
bio-esthétique
5005.
menuiserie
5543.
vidéographie
5080.
architecture
5079.
carrelage
5500.
autres spécialités
5008.
chauffage
5043.
peinture en batiment (couverture mur et sol)
5034.
plomberie-zinguerie-instal. sanitaires
5052.
225
Professeur de cours techniques et de pratique professionnelle : 1751.
coupe-couture
vidéographie
1752.
économie domestique
5018.
hôtellerie-cuisine-salle
1851.
5044.
boucherie-charcuterie
Professeur de psychologie, de pédagogie et de méthodologie
5006.
boulangerie-patisserie
E.
5019.
confection industrielle
Dans l’enseignement supérieur de type court de promotion sociale
5050.
étalage-publicité
5082.
arts graphiques
2001.
langues romanes
5053.
photographie
2002.
histoire
5031.
nursing
5009.
coiffure
2003.
langues germaniques
5004.
bio-esthétique
2004.
langues anciennes
5036.
chimie
2005.
mathématique
5055.
agro-alimentaire
2006.
physique
5032.
pharmacie
2007.
sciences économiques
5000.
autres spécialités
2008.
biologie
Professeur de pratique professionnelle :
Professeur de cours généraux :
5501.
agriculture
2009.
chimie
5517.
horticulture
2010.
géographie
5537.
sylviculture
2011.
sciences sociales
5514.
éléctricité
5522.
ajustage - machines outils
2101.
Professeur de psychologie, de pédagogie et de méthodologie
5507.
carrosserie
5556.
électricité automobile
2251.
Professeur de philosophie
5557.
mécanique agricole - horticole
5523.
mécanique automobile
2301.
éducation physique (filles)
5572.
petits moteurs
2302
éducation physique (garçons)
5568.
conducteur poids lourds
2303.
dessin-éducation plastique
5529.
soudage - constructions métalliques
5578.
ensemblier décorateur
2304.
sténodactylographie
5510.
construction
2305.
éducation musicale
5575.
ébénisterie
2400.
Professeur de cours techniques
5505.
menuiserie
2500.
Professeur de pratique professionnelle
5579.
carrelage
5508.
chauffage
5532.
peinture en bâtiment (couv. Mur et sol)
5526.
plomberie-zinguerie-instal. Sanitaires
5518.
hôtellerie-cuisine-salle
5533.
boucherie-charcuterie
5506.
boulangerie-pâtisserie
5519.
confection industrielle
5581.
Professeur de cours spéciaux
Professeur de cours techniques et de pratique professionnelle 2601.
coupe-couture
2602.
économie domestique
F.
Dans l’enseignement supérieur tech. du 2ème degré de promotion sociale et de régime 2
8000.
Professeur de cours généraux
tapissier - garnisseur
8100.
Professeur de cours techniques
5540.
étalage - publicité
8200.
Professeur de pratique professionnelle
5528.
photographie
5534.
nursing
5509.
coiffure
Personnel auxiliaire d’éducation 2951.
Surveillant(e)-éducateur(trice)
226
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD II. Conditions requises : Nul ne peut être désigné à titre temporaire, s’il ne remplit les conditions suivantes : 1° être Belge ou ressortissant d’un autre Etat membre de l’Union européenne, sauf dérogation accordée par le Gouvernement; 2° être de conduite irréprochable; 3° jouir des droits civils et politiques; 4° avoir satisfait aux lois sur la milice; 5° être porteur d’un titre fixé par le Gouvernement en rapport avec la fonction à conférer; 6° remettre, lors de l’entrée en fonction, un certificat médical de six mois de date au maximum, attestant qu’il se trouve dans des conditions de santé telles qu’il ne puisse mettre en danger celle des élèves et des autres membres du personnel; 7° satisfaire aux dispositions légales et réglementaires relatives au régime linguistique; 8° avoir introduit sa candidature dans la forme et le délai fixés par le présent appel aux candidats; 9° ne pas faire l’objet d’une suspension par mesure disciplinaire, d’une suspension disciplinaire, d’une mise en disponibilité par mesure disciplinaire ou d’une mise en non-activité disciplinaire infligée par le pouvoir organisateur ou par tout autre pouvoir organisateur d’un autre réseau. Les candidats, nommés ou engagés à titre définitif dans l’enseignement subventionné par la Communauté française, doivent joindre à leur candidature une déclaration sur l’honneur indiquant qu’il ne font pas l’objet d’une suspension par mesure disciplinaire ou d’une mise en disponibilité par mesure disciplinaire infligée par leur pouvoir organisateur. III. Introduction des candidatures : Les personnes intéressées doivent adresser leur candidature au : Ministère de la Communauté française, Direction générale des personnels de l’enseignement de la Communauté française, Direction de la carrière des personnels, boulevard Léopold II 44 (3ème étage, bureau 3E323), 1080 Bruxelles, au plus tard le 31 janvier 1999 (la date de la poste faisant foi). Les candidatures doivent être introduites, sous peine de nullité, par une lettre recommandée à la poste. Le candidat introduit sa demande à l’aide de la fiche « Acte de candidature - Plein exercice » et/ou la fiche « Acte de candidature - Promotion sociale » selon qu’il introduit sa candidature à une désignation à titre temporaire, soit dans l’enseignement de plein exercice, soit dans l’enseignement de promotion sociale, soit dans les deux types d’enseignement. L’acte de candidature doit porter à son verso le(s) numéro(s) sous lequel(lesquels) est(sont) reprise(s) la(les) fonction(s) de recrutement sollicitée(s). Le numéro de la fonction figure à la colonne de gauche des tableaux reproduits ci-avant. Le candidat indique également à l’endroit prévu à cet effet la(les) zone(s) sollicitée(s). IV. Définition des zones : 1. la zone de l’arrondissement administratif de Bruxelles-Capitale; 2. la zone de l’arrondissement administratif de Nivelles; 3. la zone de l’arrondissement administratif de Huy-Waremme; 4. la zone de l’arrondissement administratif de Liège; 5. la zone de l’arrondissement administratif de Verviers; 6. la zone de la province de Namur; 7. la zone de la province de Luxembourg; 8. la zone du Hainaut occidental qui comprend les arrondissements administratifs de Ath, Tournai et Mouscron, ainsi que la commune de Lessines; 9. la zone de Mons-centre qui comprend les arrondissements administratifs de Mons et de Soignies, à l’exception de la commune de Lessines, ainsi que les communes de Manage et de Morlanwelz; 10. la zone de Charleroi-Hainaut Sud qui comprend l’arrondissement administratif de Charleroi, à l’exception de la commune de Manage, et l’arrondissement administratif de Thuin, à l’exception de la commune de Morlanwelz. Remarque : Par ailleurs, le candidat qui sollicite une désignation dans les écoles des Forces belges en Allemagne l’indique également à l’endroit prévu à cet effet sur les fiches « Modèle A » et « Acte de candidature - Plein exercice ». V. Forme de la candidature et documents à annexer : 1. La candidature sera rédigée sur la fiche de couleur blanche, format 21 × 15 : « Acte de candidature - Plein exercice » et/ou sur la fiche de couleur verte, format 21 × 15 : « Acte de candidature - Promotion sociale » selon que le candidat introduit san candidature à une désignation à titre temporaire, soit dans l’enseignement de plein exercice, soit dans l’enseignement de promotion sociale, soit dans les deux types d’enseignement. 2. Joindre à la demande : a) un certificat de bonnes conduite, vie et mœurs avec mention de nationalité (délivré au plus tôt le 1er juillet 1998). A fournir dans tous les cas !; (il est à noter qu’en vertu de l’article 59, 1.6°bis de l’arrêté du Régent du 26 juin 1947, contenant le Code des droits de timbre, tel que modifié par la loi du 1er août 1985, article 9, les certificats de bonnes conduite, vite et mœurs qui doivent accompagner chaque année les actes de candidature, sont exemptés de ce droit) b) une copie (A4), certifiée conforme du(des) diplôme(s) ou brevet(s) ou certificat(s) requis; (Pour les titres délivrés en 1998 ou 1999, cette copie peut être remplacée par une attestation provisoire en tenant lieu. Le candidat qui a fourni une telle attestation devra toutefois remplacer celle-ci par une copie certifiée conforme à l’original de son diplôme, brevet ou certificat lors de l’introduction d’une nouvelle candidature); c) un certificat de milice modèle 33 délivré par l’administration communale; d) une attestation prouvant l’expérience utile éventuellement requise; (joignez de préférence la lettre notifiant que celle-ci a été reconnue); e) 1. un état des services, reprenant le détail des prestations effectuées jusqu’au 30 juin 1998, uniquement dans l’enseignement de la Communauté (plein exercice et promotion sociale); 2. un état des services, reprenant le détail des prestations effectuées entre le 1er septembre 1998 et le 31 janvier 1999, uniquement dans l’enseignement de la Communauté en séparant nettement les services rendus dans l’enseignement de plein exercice de ceux rendus dans l’enseignement de promotion sociale; f) une fiche « Modèle A » de couleur blanche (plein exercice); g) une fiche « Modèle A » de couleur verte (promotion sociale); h) uniquement pour les candidats nommés ou engagés à titre définitif dans l’enseignement subventionné : la déclaration sur l’honneur dont question au point II, 9° ci-avant.
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD Remarques : -Les candidats qui sollicitent leur désignation : - uniquement dans l’enseignement de plein exercice, transmettent la fiche sub. f) (blanche); - uniquement dans l’enseignement de promotion sociale, transmettent la fiche sub. g) (verte); - dans les 2 formes d’enseignement, transmettent les 2 fiches « Modèles A » (blanche et verte). Ils agiront de même pour le(s) fiche(s) « Acte de candidature » (Voir V, 1). - les documents et les fiches précités ne doivent être envoyés qu’en un seul exemplaire. - Les fiches « Acte de candidature », ainsi que les formulaires « Etat des services » et les fiches sub. f) et g) sont mis gratuitement à la disposition des candidats aux lieux dont la liste est reprise ci-après où ils peuvent les retirer aux jours et heures d’ouverture mentionnés à la liste. - L’attention des candidats est attirée sur le fait que les documents visés sub. a) à d) sont réclamés en vue de contrôler s’ils remplissent les conditions énoncées au point II (1 à 5 et 7). - Hormis les attestations de réussite fournies par les candidats qui achèvent la dernière année de leurs études (voir point VI.2.), les documents à fournir seront annexés à la candidature. Les documents qui n’y seraient pas annexés (exemple : copie du diplôme, certificat de bonnes conduite, vie et mœurs) ne seront pas réclamés par l’administration aux candidats. Si ceux-ci désirent que leur candidature soit prise en considération pour l’année scolaire 1999-2000 et dès lors comptabilisée pour les années scolaires ultérieures, ils devront faire parvenir ces documents à l’adresse reprise au point III le 1er mars 1999 au plus tard. Ce délai sera strictement observé. - Le candidat qui a déjà fourni les documents mentionnés : sub b) copie certifiée conforme à l’original du diplôme, brevet ou certificat (et non l’attestation en tenant lieu voir point V, 2b); sub c) certificat de milice; sub d) attestation prouvant l’expérience utile, dûment établis lors de ses candidatures régulièrement introduites au cours des années scolaires antérieures, est dispensé de les fournir à nouveau. Par contre, un certificat de bonnes conduite, vie et mœurs, délivré au plus tôt le 1er juillet 1998, doit toujours être annexé à la demande.
VI. Observations importantes : 1. Les candidats qui ont introduit une candidature antérieurement doivent poser à nouveau leur candidature comme dit ci-avant. 2. Les personnes qui achèvent la dernière année de leurs études doivent introduire leur candidature dès maintenant. Celle-ci ne sera effective que lorsqu’elles auront fourni une copie du diplôme ou attestation en tenant lieu. Les candidatures qui seront introduites à la fin de l’année scolaire ne pourront plus être retenues. 3. Une candidature non accompagnée d’un certificat récent de bonnes conduite, vie et mœurs de date récente ne sera pas prise en considération. 4. Une réponse positive à la question figurant aux fiches « Modèle A » et « Acte de candidature » : « Refusez-vous d’être désigné(e) pendant l’année scolaire 1999-2000 ? » implique un refus de désignation. Dans ce cas, l’article 4 de l’arrêté royal du 22 juillet 1969, fixant les règles d’après lesquelles sont classés les candidats à une désignation à titre temporaire, sera d’application. Ledit article 4 est libellé comme suit : « Le candidat du premier groupe qui refuse une désignation à titre temporaire dans une fonction qu’il a sollicitée alors que cette désignation répond aux préférences zonales qu’il a exprimées, voit son nombre de candidatures diminué d’une unité pour la zone. Cette disposition n’est toutefois pas applicable à celui qui accomplit son service militaire. Elle ne l’est pas non plus à celui qui, exerçant d’autres activités professionnelles, se verrait conférer dans l’enseignement une fonction dont la durée prévisible ne dépasserait pas celle du préavis légal qu’il devrait donner pour abandonner ses activités. » (Dans le premier groupe sont classés tous les candidats qui ont rendu pendant 240 jours au moins, des services dans l’enseignement de l’Etat (de la Communauté française ou germanophone)). VII. Lieux où il est possible de retirer les documents nécessaires pour l’introduction des candidatures : 1. Du mardi 5 janvier 1999 au vendredi 29 janvier 1999 inclus : chaque jour entre 10 heures et 12 heures et entre 13 h 30 m et 15 h 30 m : - Ministère de la Communauté française, boulevard Léopold II 44, à 1080 Bruxelles, accueil de l’entrée côté canal-place Sainctelette. - Athénée royal « Maurice Carême », avenue Henri Lepage 4-6, à 1300 Wavre. - Athénée royal Mons-1, rue de l’Athénée 4, à 7000 Mons. - Athénée royal « Robert Campin », rue du Château 18, à 7500 Tournai. - Athénée royal « Ernest Solvay », boulevard Devreux 27, à 6000 Charleroi. - Athénée royal de Fragnée, rue des Rivageois 2, à 4000 Liège. - Athénée royal de Huy, quai d’Arona 5, à 4500 Huy. - Athénée royal « Thil Lorrain », rue Thil Lorrain 1-3, à 4800 Verviers.
227
228
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD - Institut technique de la Communauté française « Etienne Lenoir », chemin de Weyler 2, à 6700 Arlon. - Athénée royal « Emile Fonck », avenue de la Toison d’Or 71, à 6900 Marche-en-Famenne. - Athénée royal « François Bovesse », rue du Collège 8, à 5000 Namur. - Institut technique de la Communauté française « Centre Ardennes », avenue Herbofin 39, à 6800 Libramont (Chevigny). - Athénée royal « Adolphe Sax », rue Saint-Pierre 90, à 5500 Dinant. 2. Cas particulier : Allemagne. En Allemagne, chaque établissement d’enseignement de la Communauté française recevra les documents destinés aux membres du personnel désireux d’introduire leur(s) candidature(s).
[98/29571]
Administration générale de l’Enseignement et de la Recherche scientifique. — Direction générale de l’Enseignement non obligatoire et de la Recherche scientifique. — Service général des Hautes Ecoles et de l’Enseignement artistique de niveau supérieur. — Jury de la Communauté française constitué en vue de procéder aux examens pour la collation des diplômes d’accoucheuse, d’infirmier(e) gradué(e). — Sessions 1999. — Instructions. — Appel aux candidats Dates des sessions : 1ère session : le lundi 1er mars 1999. 2ème session : le lundi 13 septembre 1999. Dates limites d’inscription : 1ère session : le vendredi 29 janvier 1999. 2ème session : le lundi 2 août 1999. Tout renseignement complémentaire sera fourni, sur demande, adressée à la Direction générale de l’Enseignement non obligatoire et de la Recherche scientifique, Jury supérieur paramédical, Quartier Arcades, Bloc D, Bureau 6006, boulevard Pachéco 19, bte 0, 1010 Bruxelles. Les dossiers incomplets et les inscriptions tardives ne seront pas pris en considération. Les demandes d’inscription et tous les documents requis doivent être introduits par envoi recommandé. Un envoi recommandé posté après la date limite d’inscription ne sera pas pris en considération même si le paiement a été effectué avant cette date. Avis aux candidats désireux de s’inscrire en 1ère ou 2ème année accoucheuse ou en 1ère ou 2ème année infirmier(ère) graduré(e) : Ne sont plus admis(es) que les candidat(e)s qui fourniront la preuve soit : — qu’ils(elles) ont été admis(e) à présenter le même examen devant un jury d’établissement de plein exercice; — qu’ils(elles) sont titulaires d’une décision d’équivalence à un titre obtenu à l’étranger leur imposant de subir une ou plusieurs épreuves figurant au programme dudit examen. (En vertu de l’arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 20 avril 1998 modifiant l’arrêté de l’Exécutif de la Communauté française du 13 mai 1991 instituant un jury de la Communauté française chargé de conférer les grades d’accoucheuse, d’infirmier(ère) gradué(e) et d’infirmier(ère) gradué(e) spécialisé(e), de gradué(e) en kinésithérapie, de gradué(e) en ergothérapie et de gradué(e) en logopédie. N.B. :Les candidat(e)s autodidactes de 3ème année sont autorisé(e)s à se présenter aux sessions de l’année 1999. Notice concenant les stages : a) les stages seront effectués conformément aux modalités fixées par l’arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 10 mai 1995 fixant le programme de validité de l’enseignement clinique pour l’obtention des diplômes d’accoucheuse et d’infirmier(ère) gradué(e) (paru dans le Moniteur belge du 10 août 1995) et l’arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 21 avril 1994 portant fixation des conditions de collation des diplômes d’accoucheuse et d’infirmier(ère) gradué(e) modifié par l’arrêté du Gouvernement de la Communauté de la Communauté française du 3 avril 1995. b) sauf cas de force majeure, apprécié par le jury restreint, les stages effectués pendant les vacances scolaires ne sont pas pris en considération.
229
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD [98/29572]
Administration générale de l’Enseignement et de la Recherche scientifique. — Direction générale de l’Enseignement non obligatoire et de la Recherche scientifique. — Service général des Hautes Ecoles et de l’Enseignement artistique de niveau supérieur Jury de la Communauté française constitué en vue de procéder aux examens pour la collation des diplômes de gradué(e) en kinésithérapie et de gradué(e) en ergothérapie. — Graduat en kinésithérapie. — Sessions 1999. — Instructions. — Appel aux candidats Dates des sessions : 1ère session : le lundi 3 mai 1999. 2ème session : le lundi 15 novembre 1999. Dates limites d’inscription : 1ère session : le vendredi 12 mars 1999. 2ème session : le jeudi 30 septembre 1999. Tout renseignement complémentaire sera fourni, sur demande, adressée à la Direction générale de l’Enseignement non obligatoire et de la Recherche scientifique, Jury supérieur paramédical, Quartier Arcades, bloc D, bureau 6006, boulevard Pachéco 19, bte 0, 1010 Bruxelles. Les dossiers incomplets et les inscriptions tardives ne seront pas pris en considération. Les demandes d’inscription et tous les documents requis doivent être introduits par envoi recommandé. Un envoi recommandé posté après la date limite d’inscription ne sera pas pris en considération même si le paiement a été effectué avant cette date. Avis aux candidats désireux de s’inscrire en 1ère ou 2ème année du graduat en kinésithérapie : Ne sont plus admis(es) que les candidat(e)s qui fourniront la preuve soit : — qu’ils(elles) ont été admis(es) à présenter le même examen devant un jury d’établissement de plein exercice; — qu’ils(elles) sont titulaires d’une décision d’équivalence à un titre obtenu à l’étranger leur imposant de subir une ou plusieurs épreuves figurant au programme dudit examen. (En vertu de l’arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 20 avril 1998 modifiant l’arrêté de l’Exécutif de la Communauté française du 13 mai 1991 instituant un jury de la Communauté française chargé de conférer les grades d’accoucheuse, d’infirmier(ère) gradué(e) et d’infirmier(ère) gradué(e) spécialisé(e), de gradué(e) en kinésithérapie, de gradué(e) en ergothérapie et de gradué(e) en logopédie). N.B. : Les candidat(e)s autodidactes de 3ème année sont autorisé(e)s à se présenter aux sessions de l’année 1999. Vu l’article 15 du décret du 30 juin 1998 créant des titres de candidat et de licencié en kinésithérapie dans l’enseignement supérieur paramédical de type long :Le jury de la Communauté française organisera : pendant l’année civile 1999, les 1ère , 2ème, et 3ème années; pendant les années civiles 2000 et 2001, les 2ème et 3ème années; pendant l’année civile 2002, la 3ème année, la délibération de la seconde session d’examen devant avoir lieu avant le 31 octobre 2002. L’attention des candidats est attirée sur l’article 54quater de l’arrêté royal n° 78 du 10 novembre 1967 relatif à l’exercice de l’art de guérir, de l’art infirmier, des professions paramédicales et aux commissions médicales, qui prévoit en son 2°, que, par dérogation à l’article 21bis, § 2, deuxième alinéa, (études de quatre années au moins pour obtenir l’agrément délivré par le Ministère de la Santé publique pour être kinésithérapeute), l’agrément est accordé « aux personnes qui, à la date du 1er novembre 1997, étaient engagées dans une formation en kinésithérapie débouchant sur un diplôme d’enseignement supérieur en kinésithérapie au terme d’un enseignement de plein exercice comportant au moins trois années d’études, pour autant qu’elles soient titulaires de ce diplôme avant le 10 novembre 2002 ».
Programmes d’études : Les matières qui font l’objet de l’examen sont celles figurant au programme de l’année académique 1997/1998 (pour la 1ère année) et de l’année académique 1998 (pour les 2ème et 3ème années) des Hautes Ecoles, catégorie paramédicale, section traitements physiques (kinésithérapie), organisées ou subventionnées par la Communauté française. Le(a) candidat(e) présente le programme de l’établissement de son choix, le respect strict du contenu du programme devant être observé. Notice concernant les stages : Les stages doivent être terminés pour la date limite d’inscription. Sauf cas de force majeure, apprécié par le jury restreint, les stages effectués pendant les vacances scolaires ne sont pas pris en considération.
230
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD [98/29573]
Administration générale de l’Enseignement et de la Recherche scientifique. — Direction générale de l’Enseignement non obligatoire et de la Recherche scientifique. — Service général des Hautes Ecoles et de l’Enseignement artistique de niveau supérieur. — Jury de la Communauté française constitué en vue de procéder aux examens pour la collation des diplômes de gradué(e) en kinésithérapie et de gradué(e) en ergothérapie. — Graduat en ergothérapie. — Sessions 1999. — Instructions. — Appel aux candidats Dates des sessions : — 1re session : le lundi 3 mai 1999 — 2e session : le lundi 15 novembre 1999 Dates limites d’inscription : — 1re session : le vendredi 12 mars 1999 — 2e session : le jeudi 30 septembre 1999 Tout renseignement complémentaire sera fourni, sur demande, adressée à la Direction générale de l’Enseignement non obligatoire et de la Recherche scientifique — Jury supérieur paramédical — Quartier Arcades — Bloc D — Bureau 6006 — boulevard Pachéco 19, bte 0, 1010 Bruxelles. Les dossiers incomplets et les inscriptions tardives ne seront pas pris en considération. Les demandes d’inscription et tous les documents requis doivent être introduits par envoi recommandé. Un envoi recommandé posté après la date limite d’inscription ne sera pas pris en considération même si le paiement a été effectué avant cette date. AVIS AUX CANDIDATS DÉSIREUX DE S’INSCRIRE EN 1RE OU EN 2E ANNÉE DE GRADUAT EN ERGOTHÉRAPIE : Ne sont plus admis(es) que les candidat(e)s qui fourniront la preuve soit : — qu’ils(elles) ont été admis(es) à présenter le même examen devant le jury d’établissement de plein exercice; — qu’ils(elles) sont titulaires d’une décision d’équivalence à un titre obtenu à l’étranger leur imposant de subir une ou plusieurs épreuves figurant au programme dudit examen. (En vertu de l’arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 20 avril 1998 modifiant l’arrêté de l’Exécutif de la Communauté française du 13 mai 1991 instituant un jury de la Communauté française chargé de conférer les grades d’accoucheuse, d’infirmier(ère) gradué(e) et d’infirmier(ère) gradué(e) spécialisé(e), de gradué(e) en kinésithérapie, de gradué en ergothérapie et de gradué(e) en logopédie). N.B. : Les candidat(e)s autodidactes de 3e année sont autorisé(e)s à se présenter aux sessions de l’année 1999. Notice concernant les stages : Les stages doivent être terminés pour la date limite d’inscription. Sauf cas de force majeure, apprécié par le jury restreint, les stages effectués pendant les vacances scolaires ne sont pas pris en considération.
[98/29570]
Administration générale de l’Enseignement et de la Recherche scientifique. — Direction générale de l’Enseignement non obligatoire et de la Recherche scientifique. — Service général des Hautes Ecoles et de l’Enseignement artistique de niveau supérieur. — Jury de la Communauté française. — constitué en vue de procéder aux examens pour la collation des diplômes de gradué(e) en logopédie. — Sessions 1999. — Instructions. — Appel aux candidats Dates des sessions : 1ère session : le lundi 31 mai 1999. 2ème session : le lundi 6 décembre 1999. Dates limites d’inscription : 1ère session : le vendredi 2 avril 1999. 2ème session : le lundi 29 octobre 1999. Tout renseignement complémentaire sera fourni, sur demande, adressée à la Direction générale de l’Enseignement non obligatoire et de la Recherche scientifique, Jury supérieur paramédical, Quartier Arcades, bloc D, bureau 6006, boulevard Pachéco 19, bte 0, 1010 Bruxelles. Les dossiers incomplets et les inscriptions tardives ne seront pas pris en considération. Les demandes d’inscription et tous les documents requis doivent être introduits par envoi recommandé. Un envoi recommandé posté après la date limite d’inscription ne sera pas pris en considération même si le paiement a été effectué avant cette date. Avis aux candidats désireux de s’inscrire en 1ère ou 2ème année du graduat en logopédie : Ne sont plus admis(es) que les candidat(e)s qui fourniront la preuve soit : — qu’ils(elles) ont été admis(es) à présenter le même examen devant un jury d’établissement de plein exercice; — qu’ils(elles) sont titulaires d’une décision d’équivalence à un titre obtenu à l’étranger leur imposant de subir une ou plusieurs épreuves figurant au programme dudit examen. (En vertu de l’arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 20 avril 1998 modifiant l’arrêté de l’Exécutif de la Communauté française du 13 mai 1991 instituant un jury de la Communauté française chargé de conférer les grades d’accoucheuse, d’infirmier(ère) gradué(e) et d’infirmier(ère) gradué(e) spécialisé(e), de gradué(e) en kinésithérapie, de gradué(e) en ergothérapie et de gradué(e) en logopédie). N.B. :Les candidat(e)s autodidactes de 3ème année sont autorisé(e)s à se présenter aux sessions de l’année 1999. Notice concenant les stages : Les stages doivent être terminés pour la date limite d’inscription. Sauf cas de force majeure, apprécié par le jury restreint, les stages effectués pendant les vacances scolaires ne sont pas pris en considération.
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
PUBLICATIONS LEGALES ET AVIS DIVERS WETTELIJKE BEKENDMAKINGEN EN VERSCHILLENDE BERICHTEN
231
3. Beslissing tot creatie van een tweede categorie aandelen welke de naam B-aandelen zullen dragen, welke aandelen zullen gecreëerd worden naar aanleiding van de hierna voorgestelde kapitaalverhoging en dus onder de opschortende voorwaarde van de hierna voorgestelde kapitaalverhoging zullen ontstaan en welke aandelen dezelfde rechten en plichten zullen hebben als de bestaande aandelen, evenwel met dit verschil dat : — de verkiezing van de leden van de raad van bestuur en evenredige vertegenwoordiging van elke categorie van aandelen zal garanderen; — de verkiezing van de voorzitter en de gedelegeerd bestuurder zal beïnvloed worden door het bestaan van elke categorie aandelen.
Annonces − Aankondigingen SOCIETES − VENNOOTSCHAPPEN
Daskalides International, naamloze vennootschap, Einde Were 47, 9000 Gent H.R. Gent 138641 − BTW 426.117.337 De jaarvergadering zal gehouden worden op de zetel, op 14 januari 1999, te 10 uur. — Dagorde : 1. Verslag van de raad van bestuur. 2. Goedkeuring van de jaarrekening per 30 juni 1998. 3. Bestemming van het resultaat. 4. Kwijting aan bestuurders. 5. Varia. (103)
Spaenjaers-Lippert, naamloze vennootschap, Karel Oomstraat 1, 2018 Antwerpen H.R. Antwerpen 238905 − BTW 425.418.343 Een tweede bijzondere algemene vergadering zal gehouden worden op de zetel, d.d. 14 januari 1999, om 14 uur. Agenda : 1. Naamsverandering.
4. Onder voorbehoud van inschrijving, kapitaalverhoging met een bedrag van ten hoogste 21 miljoen frank, om het te brengen van 20 miljoen frank op 41 miljoen frank, door inbreng in speciën en creatie van 210 aandelen dewelke van dezelfde aard zullen zijn als de bestaande aandelen van categorie A en dewelke van categorie B zullen zijn. Deze aandelen zullen in de winst delen vanaf datum onderschrijving. 5. Vaststelling van de uitgifteprijs van deze nieuwe aandelen op 100 000 frank. De nieuwe aandelen zullen volledig moeten volgestort worden bij de inschrijving. 6. Aanduiding van het rekeningnummer 425-2038832-85 van KBC, Rogierplein 6, te 1210 Brussel, waarop de uitgifteprijs van de nieuwe aandelen moet gestort worden, met vermelding van het aantal aandelen waarop wordt ingeschreven, er rekening mee houdend dat ieder van de aandelen moet volgestort worden ten belope van 100 %. 7. Vaststelling van de termijn binnen dewelke het voorkeurrecht, zoals bepaald in artikel 34bis van de vennootschappenwet en artikel 7 van de statuten, kan worden uitgeoefend door de bestaande aandeelhouders. Deze termijn zal lopen gedurende vijftien dagen vanaf de datum van openstelling van de inschrijving.
2. Rondvraag. U gelieve zich te schikken naar de statuten. (104)
Dientengevolge wijziging artikel 10 als volgt : door toevoeging na de eerste alinea van hetgeen volgt : « De bestuurders worden benoemd bij gewone meerderheid van aanwezige en/of vertegenwoordigde aandelen. Met dien verstande dat de aandeelhouders van de aandelen van het type A en B gerechtigd zijn één of meerdere kandidaten voor te stellen, zodat de raad van bestuur steeds is samengesteld uit ten hoogste vier leden, waarvan telkens respectievelijk twee uit de kandidaten voorgesteld door de aandeelhouders van de A-aandelen en twee voorkomende uit de aandeelhouders van de categorie B-aandelen. De voorzitter wordt steeds gekozen uit de kandidaten voorgesteld door de aandeelhouders van de categorie B-aandelen. De gedelegeerd bestuurder wordt steeds gekozen uit de kandidaten voorgesteld door de aandeelhouders van de categorie A-aandelen. » Dit alles onder de opschortende voorwaarde zoals vermeld.
De raad van bestuur.
Granny’s Ice Cream, naamloze vennootschap, Rabatten 15A, 9472 Denderleeuw H.R. Aalst 64621 − BTW 456.100.433 De aandeelhouders worden verzocht de buitengewone algemene vergadering te willen bijwonen, die zal gehouden worden op het kantoor van notaris Paul Bauwens, te Dilbeek, Rozenlaan 10, op 14 januari 1999, om 14 uur, met als agenda : 1. Lezing van het verslag van de raad van bestuur in toepassing van artikel 71 van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen aangaande de creatie van twee categorieën van aandelen en aangaande de hiernavoorgestelde kapitaalverhoging. 2. Beslissing de bestaande aandelen van naam te veranderen en deze te noemen « aandelen A » zonder dat de rechten en de plichten van de aandelen worden gewijzigd. Aanpassing artikel 5, eerste paragraaf, als volgt : « Het kapitaal van de vennootschap is vastgesteld op twintig miljoen frank en wordt vertegenwoordigd door tweehonderd aandelen zonder aanduiding van nominale waarde, welke van de categorie A zijn. »
Wijze waarop het voorkeurrecht zal toegepast worden. Deze openstelling van de inschrijving en de termijn binnen dewelke het voorkeurrecht kan worden uitgeoefend, zullen aangekondigd worden in een bericht dat, ten minste acht dagen vóór de openstelling, wordt geplaatst : 1° in de bijlagen tot het Belgisch Staatsblad; 2° in de Financieel Economische Tijd; 3° in Het Laatste Nieuws (Oost-Vlaanderen)-2. 8. Beslissing dat, zo het voorkeurrecht niet werd uitgeoefend, bevoegdheid te geven aan de raad van bestuur, teneinde het nodige te doen om derden te laten inschrijven. 9. Ontslag en benoeming bestuurders. 10. Benoeming van een commissaris-revisor. 11. Coördinatie. 12. Machten van de raad van bestuur voor de vaststelling van de verwezenlijking van de kapitaalverhoging bij notariële akte en voor de coördinatie van de statuten. 13. Om deze vergadering bij te wonen en aan de stemming te kunnen deelnemen, zal iedere aandeelhouder zijn effecten aan toonder uiterlijk op 6 januari 1999 neerleggen aan de loketten van de KBC, Rogierplein 6, te 1210 Brussel. De aandeelhouders zullen slechts aan de stemming kunnen deelnemen voor het aantal aandelen die overeenkomstig deze formaliteiten neergelegd worden. (105)
232
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD Comédiens Invest (Cominvest), société anonyme, rue des Comédiens 16-22/3, 1000 Bruxelles
Marketing Contact, société anonyme, en liquidation, rue de l’Aurore 2, 1000 Bruxelles
R.C. Bruxelles 569378 − T.V.A. 444.518.930
R.C. Bruxelles 296535 − T.V.A. 403.521.483
MM. les actionnaires sont priés d’assister à l’assemblée générale extraordinaire, qui se tiendra au siège social, à Bruxelles, le jeudi 14 janvier 1999, à 13 heures.
L’assemblée générale convoquée pour le 28 décembre 1998, à 10 heures, n’ayant pas réuni le quorum requis, les actionnaires sont invités à assister à une seconde assemblée générale extraordinaire, qui se tiendra au siège social, le 18 janvier 1999, à 10 heures, et qui délibérera valablement sur l’ordre du jour suivant, quel que soit le nombre de titres présents ou représentés :
Ordre du jour : 1. Examen de la situation financière. 2. Décision quant à une augmentation de capital. 3. A défaut, décision quant au dépôt de bilan. 4. Divers. Les dépôts d’actions prescrits par l’article 30 des statuts devront être faits trois jours avant la date de l’assemblée générale au siège social de la société. (106)
2. Nomination d’un commissaire afin d’analyser le rapport du liquidateur. 3. Fixation de la date de la dernière assemblée générale extraordinaire, qui délibérera sur le rapport du commissaire et clôturera la liquidation, au 18 janvier 1999, à 14 heures. Pour assister à cette assemblée, les actionnaires sont priés de se conformer aux statuts.
Cogim, société anonyme, place Stéphanie 2, 1050 Bruxelles
(109)
Assemblée générale extraordinaire au siège social, le vendredi 15 janvier 1999, à 11 heures. — Ordre du jour : 1. Ratification de la nomination de Mme Véronique Mignot de Chentinnes, comme administrateur. 2. Renouvellement des mandats de Mme Colette Evrard, de M. Pierre Weghsteen, et de M. Patrick Evrard. 3. Nomination de M. François Billerey comme administrateur de Cogim S.A. Dépôt des titres au porteur au siège social.
1. Délibération sur le rapport du liquidateur.
(107)
« Les Entreprises générales Henri Ruttiens et fils », société anonyme, à 1030 Schaerbeek, rue Frédéric Pelletier 33-37 R.C. Bruxelles 3029 − T.V.A. 402.099.048
Le liquidateur.
Marketing Contact, naamloze vennootschap, in vereffening, Dageraadstraat 2, 1000 Brussel H.R. Brussel 296535 − BTW 403.521.483 Daar het vereiste quorum niet werd bereikt, kon de voor 28 december 1998, om 10 uur, opgeroepen buitengewone algemene vergadering niet geldig beraadslagen. De aandeelhouders worden dan ook uitgenodigd op een tweede buitengewone algemene vergadering, die op 18 januari 1999, om 10 uur, op de zetel van de vennootschap plaats zal hebben en die over volgende agenda geldig zal beraadslagen ongeacht het aantal vertegenwoordigde aandelen : 1. Verslag van de vereffenaar.
Les actionnaires sont priés d’assister à l’assemblée générale extraordinaire, qui se tiendra le 14 janvier 1999, à 16 heures, au siège de la société, rue Frédéric Pelletier 33-37, à Schaerbeek (1030 Bruxelles).
2. Benoeming van een commissaris, teneinde het vereffeningsverslag te onderzoeken.
Ordre du jour :
3. Vaststelling van de datum van de laatste buitengewone algemene vergadering, die over het commissarisrapport en over de sluiting van de vereffening zal oordelen, op 18 januari 1999, om 14 uur.
1. Examen de la situation patrimoniale de la société au regard des lois coordonnées sur les sociétés commerciales et décisions éventuelles quant à ce. 2. Réduction de capital à concurrence de 75 000 000 de francs belges, pour le porter de 90 000 000 de francs belges à 15 000 000 de francs belges par apurement des pertes. 3. Rapports du conseil d’administration et du réviseur d’entreprises, M. Michel Weber, sur l’apport de créance ci-après prévu, sur les modes d’évaluation adoptés et sur la rémunération attribuée en contrepartie. 4. Augmentation du capital à concurrence de 29 000 000 de francs belges, pour le porter de 15 000 000 de francs belges à 44 000 000 de francs belges, par la création de 5 600 actions du même type et jouissant des mêmes droits et avantages que les actions existantes et participant aux bénéfices à partir du jour de leur souscription. Les nouvelles actions seront attribuées entièrement libérées à la S.A. « Immobilière Ruttiens », en rémunération de l’apport d’une créance qu’elle possède à charge de la société. 5. Modification de l’article cinq des statuts, pour les mettre en concordance avec la situation nouvelle du capital et pour compléter l’exposé de sa formation. 6. Souscription et libération des actions nouvelles. 7. Constatation de la réalisation effective de l’augmentation de capital. 8. Nomination d’un administrateur supplémentaire. Pour assister à cette assemblée, les actionnaires sont priés cinq jours francs avant l’assemblée de déposer leurs titres au porteur au siège social. (108) Le conseil d’administration.
Om aan deze vergadering deel te nemen, dienen de aandeelhouders zich te schikken naar de voorschriften van de statuten. (109)
De vereffenaar.
Marketing Contact, société anonyme, en liquidation, rue de l’Aurore 2, 1000 Bruxelles R.C. Bruxelles 296535 − T.V.A. 403.521.483 L’assemblée générale convoquée pour le 28 décembre 1998, à 14 heures, n’ayant pas réuni le quorum requis, les actionnaires sont invités à assister à une seconde assemblée générale extraordinaire, qui se tiendra au siège social, le 18 janvier 1999, à 14 heures, et qui délibérera valablement sur l’ordre du jour suivant, quel que soit le nombre de titres présents ou représentés : 1. Délibération sur le rapport du commissaire chargé d’analyser le rapport du liquidateur. 2. Approbation des rapports, ainsi que des comptes de clôture au 18 janvier 1999 et affectation des boni de liquidation. 3. Décharge au liquidateur et au commissaire. 4. Clôture de la liquidation. Pour assister à cette assemblée, les actionnaires sont priés de se conformer aux statuts. (110)
Le liquidateur.
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD Marketing Contact, naamloze vennootschap, in vereffening, Dageraadstraat 2, 1000 Brussel H.R. Brussel 296535 − BTW 403.521.483 Daar het vereiste quorum niet werd bereikt, kon de voor 28 december 1998, om 14 uur, opgeroepen buitengewone algemene vergadering niet geldig beraadslagen. De aandeelhouders worden dan ook uitgenodigd op een tweede buitengewone algemene vergadering, die op 18 januari 1999, om 14 uur, op de zetel van de vennootschap plaats zal hebben en die over volgende agenda geldig zal beraadslagen ongeacht het aantal vertegenwoordigde aandelen :
233
Cette assemblée faisant suite à une assemblée convoquée pour le 14 décembre 1998 et qui s’est soldée par un avis de carence, sera donc apte à délibérer sur les points figurant à l’ordre du jour, quel que soit le quorum de présence atteint. Pour assister à l’assemblée, prière de se conformer à l’article 14 des statuts. (200)
« Belgian Sweets Design », société anonyme, boulevard de Smet de Naeyer 34, 1090 Bruxelles R.C. Bruxelles 474433 — T.V.A. 427.918.567
1. Verslag van de commissairs-verificateur. 2. Goedkeuring van de verslagen, alsmede de sluitingsrekeningen per 18 januari 1999 en de bestemming van de liquidatieboni. 3. Décharge te verlenen aan de vereffenaar en de commissarisverificateur. 4. Sluiting van de vereffening.
Assemblée générale extraordinaire le 18/01/99, à 10 heures, chez Me Pierre Vermeulen, notaire, boulevard E. Machtens 57, à 1080 Bruxelles. — Agenda : 1. Approbation de la fusion. 2. Décharge aux Administrateurs. 3. Nomination d’Administrateurs. 4. Coordination des statuts. 5. Divers. (40001)
Om aan deze vergadering deel te nemen, dienen de aandeelhouders zich te schikken naar de voorschriften van de statuten. (110)
De vereffenaar.
Bodetrans, naamloze vennootschap, Elbestraat 1, 8860 Meulebeke
« Sélection Rationalisation et Agence Europe », in het kort : « S.R.A.-Europe », naamloze vennootschap, Franselei 45, 2950 Kapellen
H.R. Kortrijk 117901 — BTW 436.737.253
H.R. Antwerpen 295331 − BTW 406.806.518
Jaarvergadering op 16/01/99, om 11 uur, op de maatschappelijke zetel. — Dagorde : 1. Verslag raad van bestuur. 2. Goedkeuring jaarrekening per 30/09/98. 3. Bestemming resultaat. 4. Kwijting bestuurders. 5. Allerlei. Zich richten naar de statuten. (40002)
Aangezien de vergadering, d.d. 23 november 1998, niet in getal was om geldig te beraadslagen, worden de aandeelhouders uitgenodigd op een tweede buitengewone algemene vergadering, welke zal beslissen, ongeacht het aantal aanwezige stemmen, en dit op donderdag 14 januari 1999, te 14 uur, te Kapellen, Dorpsstraat 33, met volgende agenda : Kapitaalvermindering met vijftig miljoen frank tot aanzuivering van geleden verliezen.
Elserik, naamloze vennootschap, Bitterzoetlaan 11A, 8670 Oostduinkerke H.R. Veurne 30602
Aanpassing van de standregelen. Om aan de algemene vergadering te kunnen deelnemen, worden de aandeelhouders verzocht, overeenkomstig artikel 23 van de standregelen, hun aandelen aan toonder neder te leggen, vijf dagen vóór de dag waarop de algemene vergadering is vastgesteld, en dit op de maatschappelijke zetel van de vennootschap. (111)
De aandeelhouders worden uitgenodigd tot de jaarvergadering op 14/01/99, om 15 uur, op de maatschappelijke zetel. — Dagorde : 1. Verslag van de raad van bestuur. 2. Goedkeuring van de jaarrekening per 31/08/1998. 3. Bestemming van het resultaat. 4. Kwijting aan de bestuurders. 5. Allerlei. (40003)
De raad van bestuur. Entreprises Hercules, société anonyme, « Immo-Gest », société anonyme, Buschbergerweg 13, 4701 Eupen-Kettenis
chaussée de Boondael 202, 1050 Bruxelles R.C. Bruxelles 463651 — T.V.A. 426.239.279
R.C. Eupen 63775 — NN 459.477.122
Les actionnaires sont invités à participer à l’assemblée générale extraordinaire, qui se tiendra au siège de la société le 14 janvier 1999, à 18 heures, et qui aura pour objet :
Assemblée générale ordinaire le 18/01/99, à 10 heures, au siège social. — Ordre du jour : 1. Rapport du Conseil d’Administration. 2. Approbation comptes annuels au 30/09/1998. 3. Affectation du résultat. 4. Décharge aux administrateurs. 5. Administration. 6. Augmentation de capital. Se conformer aux statuts. (40004)
Proposition d’augmenter le capital de la socité à concurrence d’une somme de maximum BEF 4 000 000 pour porter le capital à BEF 20 600 000 et ce moyennant création de 40 actions nouvelles à souscrire en espèces et à libérer intégralement.
L. Buelenslaan 15, 3080 Tervuren
Fixation du délai et des modalités d’exercice du droit de souscription préférentielle.
H.R. Leuven 73512 — BTW 436.165.448
Augmentation de capital — Souscription préférentielle
En cas de non-exercice du droit de souscription préférentielle, décision d’accepter la souscription à due concurrence d’un ou plusieurs nouveaux actionnaires. Proposition de conférer un mandat spécial au conseil d’administration de la société pour constater par acte authentique la réalisation de l’augmentation de capital.
Erus, naamloze vennootschap,
Jaarvergadering op de zetel van de vennootschap op 15/01/99, om 18 uur. — Agenda : 1. Verslag raad van bestuur. 2. Goedkeuring jaarrekening per 30/09/1998. 3. Bestemming resultaat. 4. Kwijting bestuurders. Neerlegging der titels op de zetel, vijf dagen voor de bijeenkomst. (40005)
234
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD Etablissements E. Mertens & Cie, société anonyme,
Lammeken, naamloze vennootschap,
boulevard de la Dodaine 17/36, 1400 Nivelles
Lammekenslaan 14, 8300 Knokke
R.C. Nivelles 60667 — T.V.A. 432.477.369
L’assemblée générale ordinaire se réunira au siège social, le 16/01/99, à 10 heures. — Ordre du jour : 1. Rapport du conseil d’administration. 2. Approbation des comptes annuels au 30/09/1998. 3. Affectation des résultats. 4. Déchage aux administrateurs. 5. Nominations statutaires. 6. Divers. Se conformer aux statuts. (40006)
H.R. Brugge 60354
De jaarvergadering zal gehouden worden ten maatschappelijke zetel op 16/01/99, om 20 uur. — Agenda : 1. Jaarverslag. 2. Goedkeuring van de jaarrekening per 31/10/1998. 3. Kwijting aan de raad van bestuur. 4. Rondvraag. Om toegelaten te worden tot de vergadering zich schikken naar de statuten. (40011)
Lintexco, naamloze vennootschap, Florimmo, naamloze vennootschap,
Bruggestraat 7, 8930 Menen
Zuidstraat 96, 8630 Veurne
H.R. Kortrijk 76501 — BTW 405.351.914
H.R. Veurne 33307 — BTW 445.484.970
Jaarvergadering op 16/01/99, om 11 uur, op de maatschappelijke zetel. — Dagorde : 1. Verslag raad van bestuur. 2. Goedkeuring jaarrekening per 30/09/1998. 3. Bestemming resultaat. 4. Kwijting bestuurders. 5. Allerlei. Zich richten naar de statuten. (40007)
Gima Beheer, naamloze vennootschap, Gremelsloweg 9, 3680 Maaseik
De aandeelhouders worden uitgenodigd op de buitengewone algemene vergadering die zal gehouden worden ten kantore van notaris Francis Vlegels, te Ingelmunster, Meulebekestraat 3, op woensdag 13 januari 1999, om 18 uur, met volgende agenda : 1. Voorlezing van het verslag van de raad van bestuur, met in bijlage een staat van activa en passiva der vennootschap, omtrent het voorstel tot ontbinding, zoals vermeld onder punt 2 van de agenda, en verslag van de bedrijfsrevisor -aangesteld door de raad van bestuur- over de voormelde staat van activa en passiva, opgesteld conform artikel 178bis van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen. 2. Ontbinding van de vennootschap; 3. Benoeming van één of meerdere vereffenaars; 4. Vaststelling van de machten van de vereffenaar(s). De raad van bestuur. (40012)
H.R. Tongeren 69200 — NN 442.883.786 « M.D. Beton », société anonyme, rue du Plavitout 172B, 7700 Mouscron De aandeelhouders worden uitgenodigd op de buitengewone algemene vergadering op 14/01/99, op de maatschappelijke zetel. — Dagorde : 1. Benoeming van bestuur. Zich richten naar de statuten. (40008)
Immo AZ, naamloze vennootschap, Nijverheidslaan 1A, 8990 Geluwe H.R. Ieper 34320
Jaarvergadering ten maatschappelijke zetel op 16/01/99, om 10 uur — Agenda : 1. Melding toepassing van artikel 60 vennootschapswet. 2. Verslag raad van bestuur. 3. Goedkeuring jaarrekening per 31/10/1998. 4. Bestemming resultaat. 5. Kwijting bestuurders. 6. Benoemingen. Zich richten naar de statuten. (40009)
Immobilière du Boulevard d’Anvers, société anonyme,
R.C. Tournai 67592 — T.V.A. 434.172.889
L’assemblée générale extraordinaire tenue le 14 décembre 1998, n’étant pas en nombre, les actionnaires sont priés d’assister à une seconde assemblée générale extraordinaire de la société le 15 janvier 1999, à 11 heures, en l’étude du notaire Ludovic Du Faux, à Mouscron, rue de la Station 80, laquelle délibérera valablement quelque soit le nombre d’actions représenté sur l’ordre du jour suivant : 1. Décision que les actions sont dorénavant nominatives ou au porteur au choix de l’actionnaire. 2. Rapport du conseil d’administration justifiant la réintroduction du capital autorisé. 3. Réintroduction du capital autorisé à concurrence de vingt millions de francs. Dans les limites dudit capital autorisé, le conseil d’admininistration peut limiter ou suprimer, dans l’intérêt social le droit préférentiel de souscription des actionnaires, et ce même en faveur d’une ou plusieurs personnes déterminées autres que les membres du personnel de la société ou de ses filiales. 4. Introduction d’une limitation à la cessibilité des actions.
boulevard de Smet de Naeyer 30, 1090 Bruxelles R.C. Bruxelles 724 — NN 430.049.302
Assemblée générale extraordinaire le 18/01/1999, à 11 heures, chez Me Pierre Vermeulen, notaire, boulevard E. Machtens 57, à 1080 Bruxelles. — Ordre du jour : 1. Approbation de la fusion. 2. Décharge aux Administrateurs. 3. Nomination d’un Liquidateur. 4. Coordination des Statuts. 5. Possibilité de mise en liquidation. 6. Divers. (40010)
5. Modification de la représentation de la société, en ce sens que la société sera dorénavant représentée dans les actes et en justice par deux administrateurs de catégorie différente. 6. Modification des dispositions relatives à l’affectation à donner au bénéfice (majorité nécessaire et solution en cas de parité de voix). 7. Adoption de nouveaux statuts en tenant compte de caractéristiques de la société et des modifications ci-dessus. Se conformer à l’article 22 des statuts. (40013) Le conseil d’administration.
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD Neopack, naamloze vennootschap, Brusselsesteenweg 174-176, 9300 Aalst H.R. Aalst 60336 — BTW 446.032.625 De aandeelhouders worden uitgenodigd op de buitengewone algemene vergadering die zal gehouden worden ten overstaan en ten kantore van notaris Frederic Caudron te Aalst-Erembodegem op dinsdag 26 januari 1999, te 18 uur, met volgende agenda : 1. a) Verslag van de raad van bestuur waarin de wijziging van het doel van de vennootschap op een omstandige wijze wordt verantwoord; aan dit verslag is een staat gehecht welke de actief - en passief toestand van de vennootschap samenvat, afgesloten op ééndendertig oktober negentienhonderd achtennegentig. b) Wijziging van het doel van de vennootschap en wijziging van artikel 3 van de statuten om na de eerste alinea volgende tekst toe te voegen : ″De vennootschap heeft eveneens tot doel de handel onder al zijn vormen in : - Vlees en vleeswaren, welke onder meer omvatten vlees en vleesbereidingen, vleesconserven, bijprodukten voor het verbruik (vet, reuzel), pekelvlees alsmede toekruiden. - Vlees van gevogelte en wild. - Vis, welke onder meer omvat verse of ingelegde vis, schaal-, schelp- en weekdieren en hun bereidingen, alsmede de toekruiden. - Produkten van de broodbakkerij. - Produkten van de banketbakkerij. - Produkten van het suikergoed, welke onder meer omvatten chocoladehoudende produkten, biscuits, de artikelen nodig voor het verpakken van deze produkten, alsmede roomijs en consumptieijs. - Fruit, groenten en aardappelen. - Zuivelprodukten, welke eveneens omvatten, eieren, kaas en margarine. - Koloniale waren en voedingswaren, welke omvatten alle produkten voor de menselijke voeding, inzonderheid de koloniale waren, voedingswaren, wijnen, alcoholische en andere dranken, evenals de voedingswaren herkomstig van de landbouw, de tuinbouw, de vogelfokkerij, de jacht, de visvangst, het vee, de hoeve en het neerhof, de serres en boomgaarden. - Roomijs en consumptieijs.″ 2. Benoeming bestuurder. 3. Machten te verlenen aan de raad van bestuur voor de uitvoering van de te nemen besluiten. De raad van bestuur
(40014)
Pastorale, naamloze vennootschap, Tempelare 11, 8647 Lo-Reninge H.R. Ieper 32495 — BTW 438.604.504 Jaarvergadering op 19/01/99, om 14 uur, op de maatschappelijke zetel. — Dagorde : 1. Art. 60 Ontslagen en benoemingen. 2. Verslag raad van bestuur. 3. Goedkeuring jaarrekening per 30/09/1998. 4. Bestemming resultaat. 5. Kwijting bestuurders. 6. Allerlei. Zich richten naar de statuten. (40015) Société d’Entreprises immobilières et financieres, société anonyme, rue Royale 35, 1000 Bruxelles-1 R.C. Bruxelles 112093 — T.V.A. 403.219.496 L’assemblée générale extraordinaire tenue le 18 décembre 1998, n’étant pas en nombre, une seconde assemblée générale extraordinaire aura lieu au siège social le 18 janvier 1999 à 15h00. — Ordre du jour : Augmentation de capital par incorporation de réserves disponibles pour porter celui-ci de 1.250.000 Fb à 2.500.000 Fb, conformément au prescrit des lois coordonnées sur les sociétés commerciales. Se conformer aux statuts. (40016)
235
voordelen als de bestaande aandelen; 3. Onmiddellijke inschrijving op de nieuwe aandelen door een inbreng in natura; 4. Kennisname van het verslag van de raad van bestuur overeenkomstig artikel 101ter Vennootschapswet aangaande het voorstel tot uitgifte van converteerbare obligaties; 5. Uitgifte van een achtergestelde converteerbare obligatielening voor een bedrag van 125.000.000 frank, vertegenwoordigd door 250 obligaties aan toonder met een nominale waarde van 500.000 frank per obligatie en bijgevolg besluit onder de opschortende voorwaarde van de verwezenlijking van de gehele of gedeeltelijke vraag tot conversie van dezelfde obligaties, het kapitaal te verhogen met ten hoogste 125.000.000 frank, te verwezenlijken en vast te stellen naarmate de conversie van de uitgegeven obligaties, en creatie van ten hoogste 125.000 aandelen; 6. Mededeling van de uitgiftevoorwaarden; 7. Inschrijving en volstorting van de converteerbare obligatielening; 8. Machtiging te verlenen aan de raad van bestuur. De aandeelhouders worden verzocht zich te schikken naar de bepalingen van de statuten. (40017)
Verbist Tools, naamloze vennootschap, Hofstraat 36, Zemst H.R. Brussel 485060 — BTW 429.607.456 De aandeelhouders worden op 16/01/99, om 17 uur, mits naleving van de statuten, uitgenodigd op de gewone algemene vergadering. — Dagorde : 1. Verslag Bestuurders (art. 60/art. 77 SWHV). 2. Goedkeuring jaarrekening op 30/09/1998. 3. Bestemming resultaat. 4. Bestuurders : kwijting/ontslag/benoeming. (40018)
Weygers Interieurbouw, naamloze vennootschap, Heerstraat 62, 3510 Hasselt H.R. Hasselt 72106 — BTW 436.271.653 De aandeelhouders worden uitgenodigd tot de jaarvergadering op 15/01/99, om 14 uur, op de maatschappelijke zetel. — Dagorde : 1. Verslag van de raad van bestuur. 2. Goedkeuring van de jaarrekening per 31/10/1998. 3. Bestemming van het resultaat. 4. Kwijting aan de bestuurders. 5. Toepassing art. 77, 4˚ en 8˚ lid van de Vennootschappenwet. 6. Diversen. De aandeelhouders worden verzocht zich te schikken naar de bepalingen van de statuten. (40019)
White Dwarf, naamloze vennootschap, Admiraalstraat 135a, 9070 Destelbergen H.R. Gent 135169 — BTW 423.513.084 De aandeelhouders worden uitgenodigd tot de algemene vergadering die zal gehouden worden op 15/01/99, om 20 uur, op de maatschappelijke zetel. — Agenda : 1. Verslag van de raad van bestuur. 2. Goedkeuring jaarrekening per 30/09/1998. 3. Kwijting bestuurders. 4. Allerlei. De aandeelhouders worden verzocht zich te schikken naar de statuten. (40020)
Bevec, commanditaire vennootschap op aandelen, Maalstedestraat 51, 8902 Ieper (Zillebeke) H.R. Ieper 36622 — BTW 458.253.041
Software Holding & Finance, naamloze vennootschap, Nieuwlandlaan 9, 3200 Aarschot H.R. Leuven 90995 — BTW 443.863.189 De aandeelhouders worden uitgenodigd op de bijzondere algemene vergadering die zal plaats hebben op dinsdag 19 januari, om 10 uur, op het kantoor van notaris Gwen Daniëls, te 3050 Oud-Heverlee, Dorpsstraat 15. — Agenda : 1. Kennisname van de verslagen van de bedrijfsrevisor en de raad van bestuur opgesteld overeenkomstig artikel 34 Vennootschapswet ingevolg een inbreng in natura; 2. Verhoging van het kapitaal via een inbreng in natura met vijfendertig miljoen (35.000.000,-) frank door creatie van vijfendertigduizend (35.000) nieuwe aandelen, van dezelfde aard en met dezelfde rechten en
De aandeelhouders worden uitgenodigd tot de jaarvergadering, die zal gehouden worden op de zetel van de vennootschap, op 16 januari 1999, om 10 u. 30 m. Agenda : 1. Lezing van het jaarverslag; 2. Bespreking en goedkeuring van de jaarrekening per 30 september 1998; 3. Kwijting aan de zaakvoerder; 4. Bezoldigingen. (70011) De zaakvoerder.
236
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD A.G., naamloze vennootschap,
Constructiewerkhuis Breugelmans, naamloze vennootschap, Vrijhandelstraat 30-32, 2170 Merksem
Leeuwlantstraat 92, 2100 Antwerpen (Deurne)
H.R. Antwerpen 135137 — BTW 407.965.766
H.R. Antwerpen 265927 — BTW 435.522.476
De aandeelhouders worden uitgenodigd tot de jaarlijkse algemene vergadering, die zal gehouden worden op 16 januari 1999, om 15 uur, op de maatschappelijke zetel. Agenda : 1. Opening; 2. Verslag van de raad van bestuur; 3. Goedkeuring jaarrekening per 30 september 1998; 4. Ontslagen en benoemingen; 5. Kwijting aan de raad van bestuur;
Vermits de buitengewone algemene vergadering d.d. 23/12/1998 het vereiste quorum niet bereikte, wordt een tweede buitengewone algemene vergadering gehouden op donderdag 14 januari 1999, om 12 uur, ten kantore van notaris Dirk Verbert, te Antwerpen, Van Eycklei 20, met zelfde agenda : 1. Zetelverplaatsing. 2. Wijziging van de tekst van artikel 29 in verband met de lidmaatschapsrechten van aandelen opgesplitst in naakte eigendom en vruchtgebruik. 3. Schrapping van de laatste alinea van artikel 8. 4. Wijziging aan de tekst van de statuten, om deze in overeenstemming te brengen met de genomen beslissingen. Om deel te nemen, zich schikken naar de statuten.
(70016)
6. Rondvraag - Varia. De aandeelhouders worden verzocht zich te schikken naar de statuten. (70012)
D.B.V.L. Immo Invest, naamloze vennootschap, Wijnegemsesteenweg 194, 2970 Schilde
Junior, naamloze vennootschap, Herentalsebaan 377, 2160 Wommelgem
H.R. Antwerpen 294044
H.R. Antwerpen 312257
De aandeelhouders worden uitgenodigd tot het bijwonen van een bijzondere algemene vergadering, die zal gehouden worden ten maatschappelijke zetel op 13 januari 1999, om 10 uur, met de volgende agenda :
Algemene vergadering op 15 januari 1999, te 10 uur. Agenda :
Statutaire benoemingen.
1. Verslag van de raad van bestuur. 2. Goedkeuring jaarrekening per 30 juni 1998.
De aandeelhouders worden verzocht zich te gedragen naar de bepalingen van de statuten.
3. Bestemming resultaat.
(70017)
De raad van bestuur.
4. Ontlasting bestuurders. 5. Varia.
(70013)
Drukkerij Erasmus, naamloze vennootschap, Biezeweg 12, te Wetteren
Maator, naamloze vennootschap, Houtbriel 34, 1e verd., 9100 Sint-Niklaas
H.R. Dendermonde 34376 — BTW 401.071.244
H.R. Sint-Niklaas 49305 — BTW 435.146.057 De aandeelhouders worden uitgenodigd tot de jaarvergadering, die zal gehouden worden op zaterdag 16 januari 1999, te 10.30 uur, ten maatschappelijke zetel. Agenda : 1. Aanstelling secretaris en stemopnemer. 2. Lezing jaarverslag. 3. Bespreking van de jaarrekening. 4. Goedkeuring van de jaarrekening. 5. Decharge aan de bestuurders. 6. Varia. De aandeelhouders worden verzocht zich te schikken naar de bepalingen van de statuten. (70014)
Zakenkantoor Vandenberghe, naamloze vennootschap, Schoolstraat 1, 8800 Roeselare H.R. Kortrijk 116480 — BTW 435.451.410
De aandeelhouders worden uitgenodigd op de buitengewone algemene vergadering, die zal gehouden worden ten kantore van notaris Philippe Hopchet, te Antwerpen, Rubenslei 19, op woensdag 13 januari 1999, om 10 uur, om te beraadslagen over de volgende agenda : 1. Aanpassing van de statuten aan een vroeger genomen beslissing van de raad van bestuur tot verplaatsing van de maatschappelijke zetel van de vennootschap. 2. Afschaffing opsplitsing aandelen in « gewone » en « bevoorrechte » aandelen. 3. Aanpassing van artikel 5 van de statuten aan de voorgaande beslissing, alsmede aan de invoering van de Euro. 4. Wijziging van artikel 37 van de statuten ingevolge de afschaffing van de opsplitsing van de aandelen in « gewone » en « bevoorrechte » aandelen. 5. Afschaffing van artikel 6bis van de statuten. 6. Afschaffing aandelen op naam. 7. Wijziging van artikel 10 van de statuten. 8. Wijziging van artikel 11 van de statuten.
De aandeelhouders worden uitgenodigd tot de jaarvergadering, op 15 januari 1999, te 19 uur, ten maatschappelijke zetel. — Agenda : 1. Verslag raad van bestuur. 2. Goedkeuring jaarrekening afgesloten op 30 september 1998. 3. Bestemming resultaat. 4. Kwijting te verlenen aan de bestuurders. 5. Rondvraag. De aandeelhouders worden verzocht zich te schikken naar de bepalingen van de statuten. (70015)
9. Aanpassing van artikel 13 van de statuten. 10. Wijziging van artikel 17 van de statuten. 11. Afschaffing van de artikelen 21, 22, 23, 24 en 25 van de statuten, om ze te vervangen door een nieuw artikel 21.
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD 12. Aanpassing van artikel 28 van de statuten.
237
Gemeente Kortemark
13. Hernummering van de statuten. 14. Benoeming bestuurder en herbenoeming bestuurders. De aandeelhouders worden verzocht zich te schikken naar de bepalingen van de statuten. (70018)
Lunastrand, naamloze vennootschap, Luikersteenweg 313a, 3920 Lommel H.R. Hasselt 93047 — BTW 458.619.166
Oproeping tot de aandeelhouders om aanwezig te zijn op de buitengewone algemene vergadering, die gehouden zal worden op woensdag 13 januari 1999, op het kantoor van notaris Willy Cuppens, te HamontAchel, Brouwersstraat 16, om 9 uur.
Het gemeentebestuur van Kortemark gaat over tot de aanwerving van (en het aanleggen van een wervingsreserve, met een geldigheidsduur van drie jaar) : een bestuurssecretaris administratie A1-A3 (m/v); voltijds, statutair, met één jaar proefperiode, bruto-maandwedde BEF 83 458 (aanvangswedde) (deze aanvangswedde kan eventueel verhoogd worden mits in aanmerking komende diensten). Nadere inlichtingen kunnen bekomen worden op de gemeentesecretarie, iedere voormiddag van 9 tot 12uur, tel. 051/56 81 21. Op eenvoudig verzoek worden de volledige voorwaarden en functiebeschrijving per kerende toegezonden. De kandidaturen, vergezeld van een kopie van een diploma van universitair onderwijs of van het hoger onderwijs van het lange type, gelijkgesteld met universitair onderwijs, een getuigschrift van goed zedelijk gedrag (niet ouder dan drie maanden) en een militiegetuigschrift, dienen bij aangetekend schrijven gericht te worden aan het college van burgemeester en schepenen, Stationsstraat 68, te 8610 Kortemark, uiterlijk op 19 januari 1999. De inschrijvingsdatum wordt bewezen door de poststempel. Te laat ingediende kandidaturen worden niet in aanmerking genomen. (113)
Agenda : Stad Tielt
1. Wijziging naam. 2. Wijziging boekjaar. 3. Wijziging datum jaarvergadering. 4. Wijziging artikelen 1, 23 en 28 der statuten. 5. Ontslag en benoeming bestuurders.
Het stadsbestuur van Tielt gaat over tot de statutaire aanwerving van volgende functies : Een administratief stafmedewerker A1-A3 (m/v), met vastlegging van een wervingsreserve voor de duur van één jaar. Diplomavereiste :
6. Varia. De aandeelhouders dienen te handelen overeenkomstig artikelen 21 en 22 van de statuten. (70019)
a) diploma van universitair onderwijs of van hoger onderwijs van het lange type gelijkgesteld met universitair onderwijs; b) einddiploma of getuigschrift uitgereikt na het beëindigen van een volledige cyclus van de leergangen administratieve wetenschappen, in overeenstemming met het door de Koning vastgesteld minimumprogramma. De lijst van diploma’s of getuigschriften welke de kandidaat vrijstellen van de vereiste onder b) is bij de personeelsdienst te bekomen.
Administrations publiques et Enseignement technique
Een deskundige milieu-stedenbouw B1-B3 (m/v), met vastlegging van een wervingsreserve voor de duur van één jaar. Diplomavereiste :
Openbare Besturen en Technisch Onderwijs
diploma van het hoger onderwijs van het korte type. De lijst met de in aanmerking komende diploma’s is te bekomen in de personeelsdienst.
PLACES VACANTES − OPENSTAANDE BETREKKINGEN
Gemeente Anzegem
Een administratief medewerker C1-C3 secretariaat (m/v), met vastlegging van een wervingsreserve voor de duur van één jaar. Diplomavereiste : diploma van hoger secundair onderwijs of gelijkgesteld onderwijs. Een administratief assistent D1-D3 secretariaat (m/v), met vastlegging van een wervingsreserve voor de duur van één jaar.
Het gemeentebestuur van Anzegem werft aan : (m/v) een voltijdse industrieel ingenieur (A1-3) in vast verband (na proefperiode). Kandidaten dienen in het bezit te zijn van het diploma van industrieel ingenieur bouwkunde (optie bouwkunde of optie landmeten) of van het diploma industrieel ingenieur openbare werken. Verder dienen zij minstens drie jaar nuttige ervaring te kunnen bewijzen en moeten zij slagen voor een aanwervingsexamen. Bijkomende aanwervingsvoorwaarden evenals de functiebeschrijving kunnen bekomen worden op de personeelsdienst (tel. 056/ 69 44 51 tijdens de kantooruren). Kandidaturen, vergezeld van de nodige bewijsstukken, moeten uiterlijk op 24 februari 1999 bij aangetekend schrijven verstuurd worden aan het college van burgemeester en schepenen, Dorpsplein, 8570 Anzegem. (112)
Diplomavereiste : getuigschrift lager secundair onderwijs of gelijkgesteld. Twee technische assistenten D1-D3 groendienst (m/v), met vastlegging van een wervingsreserve voor de duur van één jaar. Diplomavereiste : getuigschrift lager secundair technisch of beroepsonderwijs of gelijkgesteld, richting land- en/of tuinbouw/sierteelt/bio-techniek of een ander getuigschrift van lager secundair technisch of beroepsonderwijs of gelijkgesteld, mits vijf jaar nuttige ervaring in de land- en/of tuinbouw/sierteelt/bio-techniek. Een technisch beambte poetsman/vrouw E1-E3, met vastlegging van een wervingsreserve voor de duur van één jaar.
238
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
De functiebeschrijving, de toelatings- en aanwervingsvoorwaarden zijn te bekomen bij het stadsbestuur (personeelsdienst), Tramstraat 2, 8700 Tielt (tel. 051/42 60 66).
D’autres informations peuvent être obtenues au service du personnel, rue O. Delghust 62, chaque jour ouvrable entre 9 et 11 heures (tél. 055/23 74 17).
De schriftelijke kandidaturen samen met een afschrift van het vereiste diploma dienen op straffe van uitsluiting per aangetekend schrijven toe te komen bij het college van burgemeester en schepenen uiterlijk op 20 januari 1999. (114)
Les candidatures auxquelles sera jointe une copie conforme du diplôme doivent être adressées sous pli recommandé à M. le président du C.P.A.S., rue O. Delghust 62, à Renaix et être déposées à la poste au plus tard le 30 janvier 1999. (116)
Gemeente Schilde
Openbaar Centrum voor maatschappelijk welzijn van Meerhout
Bij het gemeentebestuur van Schilde is één betrekking vacant van politieagent(e).
Het O.C.M.W. van Meerhout gaat over tot de aanwerving, in contractueel verband, van :
Voor deze betrekking komen enkel kandidaten in aanmerking die geslaagd zijn in de bekwaamheids- en selectieproeven die georganiseerd worden door een erkend opleidingscentrum voor politieagenten. Nadere inlichtingen zijn te bekomen op het politiecommissariaat, Kapelstraat 10, te 2970 Schilde, tel. 03/380 16 16. De kandidaturen, met bijvoeging van de nodige bewijsstukken dienen uiterlijk op 25 januari 1999 aangetekend toe te komen bij het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Schilde of te worden afgegeven tegen ontvangstbewijs op het politiecommissariaat van de gemeente Schilde. (115)
Openbaar Centrum voor maatschappelijk welzijn van Ronse Het O.C.M.W. te Ronse wenst aan te werven volgende betrekkingen met aanleg van een wervingsreserve voor de periode van één jaar :
3 verpleegkundigen deeltijds; 1 werkvrouw (man), voltijds, en 1 werkvrouw (man), halftijds, tevens zal zowel voor de functie van verpleegkundige als voor de functie van werkvrouw (man) een werfreserve met een geldigheidsduur van twee jaar aangelegd worden. De benoemingsvoorwaarden, de examenprogramma’s en andere inlichtingen kunnen op de administratieve diensten van het O.C.M.W., Gasthuisstraat 27, 2450 Meerhout, tel. 014/36 90 10, bekomen worden en dit op werkdagen iedere voormiddag van 9 tot 12 uur. De kandidaten dienen hun kandidatuur vergezeld van de nodige bewijsstukken en van hun curriculum vitae, per aangetekend schrijven te zenden aan de heer voorzitter, Das, Louis, Markt 33, 2450 Meerhout en deze dienen uiterlijk op 28 januari 1999 in diens bezit te zijn. (117)
Openbaar Centrum voor maatschappelijk welzijn van Wemmel
in het centraal beheer : één vacature van maatschappelijk werk(st)er in vast verband; één vacature van maatschappelijk werk(st)er in contractueel verband (S.I.F.-project); in het rustoord : één vacature van maatschappelijk werk(st)er in vast verband. Voorwaarden. De kandidaten dienen houder te zijn van het diploma van maatschappelijk assistent(e). Slagen voor een taal- en aanwervingsexamen. Bijkomende inlichtingen kunnen bekomen worden op de personeelsdienst van het O.C.M.W. iedere werkdag tussen 9 en 11 uur (tel. 055/ 23 74 17). De kandidaturen met een kopij van het diploma dienen per aangetekend schrijven verstuurd te worden aan de heer voorzitter van het O.C.M.W., O. Delghuststraat 62, te 9600 Ronse, en ter post neergelegd zijn ten laatste op 30 januari 1999. (116)
Het Openbaar Centrum voor maatschappelijk welzijn van Wemmel gaat over tot de aanwerving van een maatschappelijk assistent(e) (deeltijds 19 u/week) met een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur (tot 31 december 1999, verlenging mogelijk). Deze aanwerving, met onmiddellijke indiensttreding, gebeurt in het kader van het Sociaal Impulsfonds en van de overeenkomst die het O.C.M.W. afsloot met de V.Z.W. « Tewerkstelling en Opleiding van Kansarmen ». De maatschappelijk assistent(e) zal verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het tewerkstellingsproject dat werd opgezet voor het O.C.M.W.-cliënteel. De kandidatuurstelling (met curriculum vitae en kopie van het diploma) wordt gericht aan de heer voorzitter, Prins Boudewijnlaan 12, te 1780 Wemmel, met een aangetekende brief en dient uiterlijk ter post afgegeven te worden op 19 januari 1999. Voor meer inlichtingen kunt u terecht op het secretariaat van het O.C.M.W.-Wemmel, tel. 02/462 06 80. (118)
Openbaar Centrum voor maatschappelijk welzijn van Grobbendonk Centre public d’aide sociale de Renaix
Le C.P.A.S. de Renaix engage avec la constitution d’une réserve de recrutement valable pendant une année : pour l’administration centrale : une vacature d’assistent(e) social(e) à titre définitif; une vacature d’assistent(e) social(e) sous régime contractuel; pour la maison de repos : une vacature d’assistent(e) social(e) à titre définitif. Conditions. Les candidats doivent être porteur du diplôme d’assistent(e) social(e). Avoir réussi l’examen linguistique et de recrutement.
Het O.C.M.W.-Grobbendonk gaat over tot de openverklaring, op proef voor één jaar, met aanleg van een werfreserve voor de duur van drie jaar, van een voltijds gegradueerde in de verpleegkunde (m/v). De kandidaten dienen te voldoen aan volgende voorwaarden : diploma van gegradueerde in de verpleegkunde; slagen in een bekwaamheidsproef. Bij de sollicitatie dient een afschrift van het diploma gevoegd te worden. Voor verdere inlichtingen i.v.m. aanwervingsvoorwaarden (examen, functiebeschrijving, profiel,...) kan men terecht bij het O.C.M.W.secretariaat tel. 014/51 43 36 of 014/51 78 90. Schriftelijke kandidaturen met de nodige bewijsstukken dienen uiterlijk 29 januari 1999 toe te komen op het O.C.M.W. t.a.v. de voorzitter Peeters, Robrecht, Schransstraat 51, te 2280 Grobbendonk. (119)
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD Het O.C.M.W.-Grobbendonk gaat over tot de openverklaring, op proef voor één jaar, met aanleg van een werfreserve voor de duur van drie jaar, van een voltijdse betrekking van maatschappelijk assistent (m/v). De kandidaten dienen te voldoen aan volgende voorwaarden : diploma van maatschappelijk assistent(e) afgeleverd door een wettelijk erkende inrichting; slagen in een bekwaamheidsproef. Bij de sollicitatie dient een afschrift van het diploma gevoegd te worden. Voor verdere inlichtingen i.v.m. aanwervingsvoorwaarden (examen, functiebeschrijving, profiel,...) kan men terecht bij het O.C.M.W.secretariaat tel. 014/51 43 36 of 014/51 78 90. Schriftelijke kandidaturen met de nodige bewijsstukken dienen uiterlijk 29 januari 1999 toe te komen op het O.C.M.W., t.a.v. de voorzitter Peeters, Robrecht, Schransstraat 51, te 2280 Grobbendonk. (120)
Openbaar Centrum voor maatschappelijk welzijn van Sint-Niklaas
Het Openbaar Centrum voor maatschappelijk welzijn biedt een ruime waaier aan sociale dienstverlening met een uitgebreide sociale dienst. Het beheert diverse senioren- en bejaardenvoorzieningen. Onze organisatie telt ongeveer 800 medewerkers.
239
Actes judiciaires et extraits de jugements Gerechtelijke akten en uittreksels uit vonnissen
Publication faite en exécution de l’article 488bis e, § 1er du Code civil Bekendmaking gedaan overeenkomstig artikel 488bis e, § 1 van het Burgerlijk Wetboek
Désignation d’administrateur provisoire Aanstelling voorlopig bewindvoerder Justice de paix du canton d’Andenne
Par ordonnance du juge de paix du canton d’Andenne en date du 22 décembre 1998, le nommé Englebert, Benoît, né le 1er juin 1968 à Rocourt, domicilié et résidant à l’Institut Saint-Lambert, rue d’Anton 302, à 5300 Andenne, section de Bonneville, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire en la personne de Filée, Jean-Pierre, clerc de notaire, domicilié rue Fourneau 10 et 11, à 4570 Marchin. Pour extrait conforme : le greffier adjoint principal, (signé) Grégoire, Martine. (65151)
Het O.C.M.W. gaat over tot de aanwerving van een voltijds ontvanger in vast dienstverband. Functie. U bent verantwoordelijk voor de voorbereiding, de advisering en de uitvoering van de financiële aspecten van het O.C.M.W.-beleid en management. U geeft leiding aan de medewerkers van het departement financiën en rapporteert rechtstreeks aan de voorzitter van het O.C.M.W. Profiel. Leidinggevende, organisatorische en administratieve vaardigheden.
Justice de paix du second canton d’Anderlecht
Par ordonnance du juge de paix du second canton d’Anderlecht en date du 14 décembre 1998, la nommée Mme Alexandra Obuchowa, épouse de M. Henri Clément, née le 26 septembre 1923, domiciliée à Ganshoren, drève de Rivieren 85/25, mais se trouvant actuellement à Berchem-Sainte-Agathe, à la fondation pour la psychogériatrie, chaussée de Gand 1050, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire, étant son époux : M. Henri Clément, domicilié à Ganshoren, drève de Rivieren 85/25, et ce à dater du dépôt de la requête, soit le 1er décembre 1998. Pour extrait conforme : le greffier adjoint délégué, (signé) Helga Asselman. (65152)
Zin hebben voor orde en discretie. Communicatief en sociaal voelend zijn. Benoemingsvoorwaarden. U bent in het bezit van ofwel een diploma of getuigschrift dat in aanmerking genomen wordt voor de aanwerving in een betrekking van niveau 1 in de diensten van het Rijk ofwel het diploma van licentiaat in de ziekenhuiswetenschappen (onder bepaalde voorwaarden). Bovendien bent u in het bezit van een diploma of getuigschrift uitgereikt na het beëindigen van een volledige cyclus van de leergangen in administratieve wetenschappen (behalve indien vrijgesteld). U dient te slagen voor een examen, afgenomen door het Vast Wervingssecretariaat. Geïnteresseerd ? Bel dan naar de personeelsdienst op het nr. 03/760 79 58 (gesloten op maandag-, woensdag- en vrijdagnamiddag). U ontvangt dan het inlichtings- en inschrijvingsformulier (verplicht te gebruiken). Dit inschrijvingsformulier moet samen met de nodige bewijsstukken uiterlijk op 16 januari 1999 (datum poststempel) aangetekend opgestuurd worden naar de voorzitter van het O.C.M.W. (201)
Par ordonnance du juge de paix du second canton d’Anderlecht en date du 17 décembre 1998, le nommé : M. Marcel Gluck, né le 28 février 1939, domicilié à Anderlecht, rue de l’Orphelinat 30/50, mais se trouvant actuellement à Anderlecht, en la maison de repos les Jardins de Provence, boulevard Sylvain Dupuis 94, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire, étant son époux : Me Eric Dierickx, avocat et juge suppléant, dont les bureaux sont établis à Anderlecht, rue Georges Moreau 160, et ce à dater du dépôt de la requête, soit le 27 novembre 1998. Pour extrait conforme : le greffier adjoint délégué, (signé) Helga Asselman. (65153)
Par ordonnance du juge de paix du second canton d’Anderlecht en date du 14 décembre 1998, la nommée Mme Gilberte Slock, née le 4 août 1923 à Uccle, domiciliée à Forest, avenue Ulysse 4/6, mais résidant actuellement à Berchem-Sainte-Agathe, au Home Val des Fleurs, avenue de Selliers de Moranville 91, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire, étant son fils : M. Pascal Lebrun, domicilié à Schaerbeek, rue Goossens 39, et ce à dater du dépôt de la requête, soit le 6 novembre 1998. Pour extrait conforme : le greffier adjoint délégué, (signé) Helga Asselman. (65154)
240
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
Par ordonnance du juge de paix du second canton d’Anderlecht en date du 14 décembre 1998, le nommé M. Joseph Sauvage, époux de Mme Paula Collard, né à Gilly le 14 octobre 1912, domicilié à Ganshoren, Mail 7, mais se trouvant actuellement à Berchem-Saint-Agathe, à l’Hôpital Français Reine Elisabeth, avenue Josse Goffin 180, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire, étant : Me Eric Dierickx, avocat et juge suppléant, dont les bureaux sont établis à Anderlecht, rue Georges Moreau 160, et ce à dater du dépôt de la requête, soit le 24 novembre 1998. Pour extrait conforme : le greffier adjoint délégué, (signé) Helga Asselman. (65155)
Par ordonnance du juge de paix du second canton d’Anderlecht en date du 14 décembre 1998, la nommée Mme Paula Collard, épouse de M. Joseph Sauvage, née à Mons le 9 février 1912, domicilié à Ganshoren, Mail 7, mais se trouvant actuellement à Berchem-Saint-Agathe, à l’Hôpital Français Reine Elisabeth, avenue Josse Goffin 180, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire, étant : Me Eric Dierickx, avocat et juge suppléant, dont les bureaux sont établis à Anderlecht, rue Georges Moreau 160, et ce à dater du dépôt de la requête, soit le 24 novembre 1998. Pour extrait conforme : le greffier adjoint délégué, (signé) Helga Asselman. (65156)
Justice de paix du canton de Le Rœulx
Par ordonnance du juge de paix du canton de Le Rœulx en date du 14 décembre 1998, la nommée Gusbin, Elisabeth, née le 30 juillet 1937, domiciliée et résidant à 7110 Strépy-Bracquegnies, rue SaintAlphonse 112, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire, étant : Me Boulvin, Pascal, avocat, domicilié à 7110 Houdeng-Goegnies, rue Hector Ameye 26, requête déposée le 16 novembre 1998. Pour extrait certifié conforme : le greffier en chef, (signé) Borgniet, Jacques. (65160)
Justice de paix du canton de Leuze-en-Hainaut
Suite à la requête déposée le 20 novembre 1998, par ordonnance du juge de paix du canton de Leuze-en-Hainaut rendue le 24 décembre 1998, M. Turlutte, Georges, né le 4 avril 1948 à Thulin, divorcé, domicilié avenue de Loudun 126, à 7900 Leuze-en-Hainaut, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire en la personne de Me Brotcorne, Christian, avocat, dont le cabinet est sis rue Condé 33, à 7900 Leuze-en-Hainaut. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Delbecq, JeanClaude. (65161)
Justice de paix du canton d’Ath Justice de paix du premier canton de Liège Par ordonnance du 21 décembre 1998, Mme Carine Mathieu a été désignée en qualité d’administrateur provisoire des biens de M. Ernest Victor Emmanuel Mathieu, né Lanquesaint le 30 mai 1920, résidant actuellement au home Les Glycines, rue Haute 18, à 7800 Ath. Les effets de la présente ordonnance prennent cours le 10 décembre 1998, jour du dépôt de la requête. Le greffier adjoint principal, (signé) M.J. Marbaix.
(65157)
Justice de paix du sixième canton de Bruxelles
Par ordonnance du juge de paix du sixième canton de Bruxelles du 17 décembre 1998, le nommé Courtens, Paul, divorcé, né à Poelkapelle le 21 juin 1913, résidant actuellement à l’Institut Pacheco, rue du Grand Hospice 7, à 1000 Bruxelles, domicilié à 1060 Bruxelles, rue de Russie 17, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire, étant : Me Claude-Alain Baltus, avocat à 1040 Bruxelles, avenue Eudore Pirmez 31, requête déposée au greffe le 24 novembre 1998. Pour extrait certifié conforme : le greffier en chef, (signé) Brigitte Tierens. (65158)
Justice de paix du canton de Couvin
Suite à la requête déposée le 3 décembre 1998, par ordonnance du juge de paix du premier canton de Liège rendue le lundi 28 décembre 1998, M. Dielie, Paul Alphonse Leon, Belge, né le 26 avril 1913 à Liège, divorcé, domicilié rue Puits-en-Sock 97, à 4020 Liège, demeurant à 4020 Liège, rue Louis Jamme 7, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire en la personne de Me Voisin, Christian, avocat, ayant ses bureaux quai de la Dérivation 53/052, à 4020 Liège. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Young, Eddy. (65162)
Justice de paix du canton de Molenbeek-Saint-Jean
Par ordonnance du juge de paix du canton de Molenbeek-Saint-Jean, en date du 14 décembre 1998, la nommée Vanden Bremt, Maria, née à Ninove le 20 mars 1913, domiciliée à Molenbeek-Saint-Jean, rue du Paruck 40, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire, étant : Six, Anne, avocat, domiciliée à Molenbeek-Saint-Jean, chaussée de Ninove 153. Pour extrait certifié conforme : le greffier-chef de greffe, (signé) Rimaux, Martine. (65163)
Justice de paix du canton de Saint-Josse-ten-Noode
Par ordonnance de M. le juge de paix du canton de Couvin en date du 18 décembre 1998, la nommée Stoclet, Fernande, née à Bourlers le 24 février 1923, résidant actuellement et domiciliée à 5660 Mariembourg, Home Notre-Dame de la Brouffe, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de Me Bénédicte Vanolst, avocat à 5600 Philippeville, rue de la Gendarmerie 13.
Par ordonnance du juge de paix du canton de Saint-Josse-ten-Noode en date du 25 septembre 1998, la nommée Snoers, Lucie, née à Molenbeek-Saint-Jean le 23 août 1917, domiciliée et résidant actuellement au Home Roger Decamps, rue de Zaventem 60, à 1140 Bruxelles, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire, étant : Lejuste, Edmond, domicilié allée des Vignes 12, 1390 Grez-Doiceau.
Pour extrait certifié conforme : le greffier adjoint, (signé) D. Dussenne. (65159)
Pour extrait certifié conforme : le greffier délégué, (signé) De Backer, F. (65164)
241
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD Justice de paix du canton de Seneffe
Vredegerecht van het vijfde kanton Gent
Par ordonnance du 22 décembre 1998, prononcée par le juge de paix du canton de Seneffe, siégeant en chambre du conseil, Me Giuseppina Scarna, avocat à 6000 Charleroi, rue Tumelaire 93/4, a été désignée en qualité d’administrateur provisoire de Mme Olga Thyssen, résidant au home « Les Jardins de Scailmont », place Bantigny 6, à Manage, cette dernière étant hors d’état de gérer ses biens.
Bij beschikking van de vrederechter van het vijfde kanton Gent, verleend op 24 december 1998, werd Mevr. Schaut, Suzanna, geboren te Sint-Amandsberg (Gent) op 29 juli 1909, weduwe van Gregorius Houthooft, gepensioneerde, wonende te 9050 Gent, Centrum voor Senioren « De Vijvers », Walstraat 1, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopige bewindvoerder : Mr. Dominique Morel de Westgaver, advocaat te 9000 Gent, Voldersstraat 42.
Pour extrait conforme : le greffier, (signé) E. Beaupère.
(65165)
Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Rudy Van de Wynkele. (65170) Justice de paix du canton de Virton
Par ordonnance du juge de paix du canton de Virton en date du 23 décembre 1998, la nommée Lambert, Léa, veuve Badoux, née à Ethe le 14 janvier 1918, domiciliée à Virton (Ethe), rue de la Chevée 3, résidant à Virton (Saint-Mard), M.R.S. Saint-Antoine, rue de Mageroux 55, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de sa fille, Badoux, Evelyne, sans profession, domiciliée à Virton (Ethe), rue de la 7ème D.I.F. Pour extrait certifié conforme : le greffier en chef, (signé) P. Gonry. (65166)
Vredegerecht van het tweede kanton Gent
Bij beschikking van de vrederechter van het tweede kanton Gent, verleend op 14 december 1998, werd Geeraert, Maria Joanna, geboren te Gent op 3 mei 1912, weduwe, wonende te 9820 Merelbeke, Bergbosstraat 259, verblijvende Leiehome, Kloosterstraat 9, te 9031 Drongen, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Mr. Lagae, Paul, advocaat te 9000 Gent, Coupure 387. Gent, 27 december 1998. De hoofdgriffier, (get.) Maes, Henri.
Vredegerecht van het tweede kanton Anderlecht
Bij beschikking van de vrederechter van het tweede kanton Anderlecht, verleend op 14 december 1998, werd Van Lierde, Frans, geboren te Asse op 23 juli 1915, gedomicilieerd te Asse, Neerstraat 18, niet in staat verklaard zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopige bewindvoerder, zijn schoondochter : Mevr. Joséphine Van den Broeck, wonende te Asse, Rampelberg 34. Voor eensluidend uittreksel : de afgevaardigd adjunct-griffier, (get.) Helga Asselman. (65167)
Vredegerecht van het kanton Halle
Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Halle, verleend op 10 december 1998, werd Folkes, Frederic, geboren te Londen op 16 december 1923, verblijvende en gedomicilieerd Home Atlantis, te 1600 Sint-Pieters-Leeuw, Sint-Stevensstraat 1, niet in staat verklaard zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Verbaanderd, Hans, advocaat, plaatsvervangend vrederechter, Hemelrijkstraat 114, 1600 Sint-Pieters-Leeuw. Voor eensluidend Deproost.
Vredegerecht van het zevende kanton Antwerpen
(65171)
uittreksel :
de
hoofdgriffier,
(get.) Jean (65172)
Bij beschikking van de vrederechter van het vredegerecht van het zevende kanton Antwerpen, verleend op 15 december 1998, werd Huyghe, Eric, geboren op 9 september 1949, wonende te 2610 Wilrijk (Antwerpen), Boomsesteenweg 514, met keuze van woonst bij P.C. Broeders Alexianen, Provinciesteenweg 408, te 2530 Boechout, niet in staat verklaard zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Leenaards, Wim, advocaat, wonende te 2610 Wilrijk (Antwerpen), Ridderveld 16.
Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Halle, verleend op 10 december 1998, werd Demol, Mathilde, geboren te Halle op 4 februari 1909, verblijvende te 1501 Buizingen, « Roos der Koningin », Nachtegaalstraat 211, gedomicilieerd te 1500 Halle, Halleweg 148, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Doms, Albert, gepensioneerde, Kapellestraat 52, 9500 Geraardsbergen.
Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op 4 december 1998.
Voor eensluidend Deproost.
uittreksel :
de
hoofdgriffier,
(get.) Jean (65173)
Antwerpen, 28 december 1998. De hoofdgriffier, (get.) Sijmons, Adriana.
(65168) Vredegerecht van het kanton Roeselare
Vredegerecht van het kanton Bilzen
Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Bilzen, verleend op 18 december 1998, ingevolge verzoekschrift neergelegd ter griffie op 16 oktober 1998, werd Dewaay, Marie Therese, geboren te Verviers op 28 februari 1929, verblijvende en gedomicilieerd te BilzenMunsterbilzen, Medisch Centrum Sint-Jozef, Abdijstraat 2, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Bollen, Greet, advocaat, Spurkerweg 34, 3740 Bilzen. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) M.J. Freson.
(65169)
Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Roeselare, van 15 december 1998, verleend op verzoekschrift, dat ter griffie werd neergelegd op 3 december 1998, werd de heer Callewaert, Wesley, geboren te Roeselare op 10 april 1979, wonende te 8800 Roeselare, Weststraat 83, niet in staat verklaard zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : de heer Depovere, Rik, advocaat, wonende te 8800 Roeselare, Oude Stadenstraat 3. Roeselare, 22 december 1998. Voor eensluidend Bouden.
uittreksel :
de
hoofdgriffier,
(get.)
Willy (65174)
242
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Roeselare, van 15 december 1998, verleend op verzoekschrift, dat ter griffie werd neegelegd op 1 december 1998, werd Mevr. Rosseel, Sofie, geboren te Beernem op 31 december 1979, wonende te 8800 Roeselare, Meensesteenweg 208, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder, haar pleegmoeder : Benoit, Marie-Christine, wonende te 8800 Roeselare, Meensesteenweg 208. Roeselare, 22 december 1998. Voor eensluidend Bouden.
uittreksel :
de
hoofdgriffier,
(get.)
Willy (65175)
Vredegerecht van het kanton Sint-Genesius-Rode
Vredegerecht van het eerste kanton Turnhout
Bij beschikking van de vrederechter van het eerste kanton Turnhout, verleend op 23 december 1998, werd De Ceuster, Jozef Caroline, geboren te Beerse op 3 juli 1951, gescheiden, wonende te 2340 Beerse, Dijkstraat 13, verblijvende Sint-Elisabethziekenhuis, Rubensstraat 166, te 2300 Turnhout, niet in staat verklaard zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : De Ceuster, Ivan Joseph Philomena, betonkister, wonende te 2330 Merksplas, Schuivenoord 23. Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op 15 december 1998. Turnhout, 24 december 1998.
Gevolg gevend aan een verzoekschrift ingediend ter griffie op 7 december 1998 werd bij beschikking van de vrederechter van het kanton Sint-Genesius-Rode, verleend op 21 december 1998, Mevr. Wauters, Cecile, wonende te 1640 Sint-Genesius-Rode, Zoniënwoudlaan 68, maar tijdelijk opgenomen in het Instituut « Les deux Alices », te Ukkel, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : de heer Stoffels, Aloïs, wonende te 1640 Sint-Genesius-Rode, Begoniastraat 25. Voor eensluidend verklaard uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Martine Rijckbosch. (65176)
Vredegerecht van het eerste kanton Sint-Niklaas
De adjunct-griffier, (get.) Van Den Plas, Bert.
(65180)
Bij beschikking van de vrederechter van het eerste kanton Turnhout, verleend op 23 december 1998, werd Snoeijs, Cornelis Bernardus, geboren te Baarle-Nassau (Nederland) op 23 oktober 1912, gepensioneerde, wonende te 2300 Turnhout, Albert Van Dijckstraat 18, niet in staat verklaard zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Snoeijs, Joanna Jacoba Bernadette, bediende, wonende te 2275 Gierle, Veenakkers 1. Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op 3 december 1998. Turnhout, 24 december 1998.
Bij beschikking van de vrederechter van het eerste kanton SintNiklaas, verleend op 24 december 1998, werd Pauwels, Marcela Leonia, geboren te Temse op 25 juli 1919, wonende in het Rusthuis De Reiger, 9140 Temse, Clement D’Hooghelaan 9, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Dutrieux, Anne Marie, geboren te Temse op 4 december 1948, bediende, wonende te 9140 Temse, Kloosterlaan 23.
De adjunct-griffier, (get.) Van Den Plas, Bert.
(65181)
Vredegerecht van het kanton Wolvertem
Sint-Niklaas, 24 december 1998. Voor eensluidend uittreksel : de adjunct-griffier, (get.) Duquet, Astrid. (65177)
Bij beschikking van de vrederechter van het eerste kanton SintNiklaas, verleend op 24 december 1998, werd Kegels, Lisette, geboren op 27 december 1929, tijdelijk verblijvend in het R.V.T. De Reiger, 9140 Temse, Clement D’Hooghelaan 9, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Van der Meiren, Dirk Jan Rosa, zelfstandige, wonende te 9140 Steendorp, Gelaagstraat 104.
Bij beschikking van 9 december 1998, van de vrederechter van het kanton Wolvertem, werd Mevr. Vlaminckx, Joëlle, geboren te Brussel op 23 oktober 1961, en wonende te 1860 Meise, August Van Doorslaerstraat 61, doch verblijvende in het Psychiatrisch Ziekenhuis Fond-Roy, te Ukkel, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Mevr. Vandeput, Annie, wonende te 1860 Meise, August Van Doorslaerstraat 61. Voor eensluidend Donder, N.
uittreksel :
de
hoofdgriffier,
(get.) De (65182)
Sint-Niklaas, 24 december 1998. Voor eensluidend uittreksel : de adjunct-griffier, (get.) Duquet, Astrid. (65178)
Vredegerecht van het kanton Torhout
Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Torhout, verleend op 22 december 1998, werd Demeulenaere, Jill, geboren te Roeselare op 14 februari 1980, wonende te 8810 Lichtervelde, Statiestraat 167, niet in staat verklaard de eigen goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Dutry, Martine, geboren te Roeselare op 15 december 1956, wonende te 8810 Lichtervelde, Statiestraat 167. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Christiaan Feyen. (65179)
Vredegerecht van het kanton Zaventem
Bij beschikking van Mevr. de vrederechter van het kanton Zaventem, verleend op 21 december 1998, werd Potums, Willem, geboren op 23 oktober 1937, verblijvende en wonende te 1820 Melsbroek, Roekensstraat 1, niet in staat verklaard om alleen zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Mr. Danielle Van Laethem, advocaat, kantoorhoudend te 1930 Zaventem, Willem Lambertstraat 2B, om samen met hem zijn goederen te beheren. Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op 4 december 1998. Zaventem, 28 december 1998. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Egerickx, Marcel. (65183)
243
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD Mainlevée d’administration provisoire Opheffing voorlopig bewind
Justice de paix du second canton de Tournai
Justice de paix du canton de Marchienne-au-Pont
Par une seconde ordonnance du juge de paix du second canton de Tournai rendue le 24 décembre 1998, en cause de M. Deketel, André, né le 27 octobre 1923 à Estaimbourg, domicilié à 7740 Pecq, rue de Lannoy 166, résidant à la Clinique Notre-Dame, avenue Delmée 9, à 7500 Tournai, déclaré incapable de gérer ses biens et pourvu d’une administratrice provisoire en la personne de Mme Simoens, domiciliée à 7540 Rumillies, chemin du Corbeau 24, il a été procédé à la rectification d’une erreur matérielle contenue dans le dispositif de la première ordonnance du 14 décembre 1998, savoir que dame Simoens précitée se prénomme Nadine et non Nathalie.
Par ordonnance du juge de paix du canton de Marchienne-au-Pont en date du 23 décembre 1998, a été modifié le mandat de Parmentier, Benoît, avocat, domicilié à Charleroi (Gilly), chaussée de Fleurus 72, en sa qualité d’administrateur provisoire de Machtelinck, Léon, célibataire, né à Charleroi le 2 avril 1951, domicilié à Charleroi (Monceausur-Sambre), route de Trazegnies 622, se trouvant actuellement à la prison de Jamioulx, rue Vandamme 172 (Moniteur belge du 21 mars 1998, p. 8370, et du 12 septembre 1998, p. 29432).
Pour extrait conforme : le greffier adjoint principal, (signé) Danielle Delbart. (65188)
A dater du 23 décembre 1998, l’administrateur provisoire gère de nouveau la totalité des biens de la personne protégée. Pour extrait certifié conforme : le greffier adjoint, (signé) Alain Sacre. (65184)
Remplacement d’administrateur provisoire Vervanging voorlopig bewindvoerder Vredegerecht van het kanton Beveren-Waas
Justice de paix du premier canton de Tournai Beschikking d.d. 23 december 1998 : Suite à la requête datée du 21 décembre 1998, déposée et visée le 24 décembre 1998, par ordonnance du juge de paix du premier canton de Tournai rendue le 28 décembre 1998, il a été mis fin au mandat de Me Schamps, Alain, avocat, dont le cabinet est établi à 7500 Tournai, place Reine Astrid 26, désigné par ordonnance du 2 décembre 1994, en sa qualité d’administrateur provisoire de Dame Marie Dejonghe, sans profession, née à Renaix le 15 juin 1912, se trouvant actuellement au Foyer de Repos et de soins Emmaüs, chaussée de la Libération 9, à Orroir, cette personne étant décédée le 30 novembre 1998. Pour Claude.
extrait
conforme :
le
greffier,
(signé)
Vanwanghe, (65185)
Verklaart dame Ann Lardenoit, advocaat te 9120 Beveren, Glazenleeuwstraat 150, aangewezen bij beschikking verleend door de vrederechter van het kanton Beveren-Waas op 9 augustus 1995 (rolnummer R.V. 4985-Rep.R. 2115), tot voorlopig bewindvoerder over de heer Van Meirvenne, Remie, geboren te Haasdonk op 8 september 1951, ongehuwd, wonende te 9120 Haasdonk, Keizerstraat 8, met ingang van heden ontslagen van haar opdracht; Voegt toe als nieuwe voorlopige bewindvoerder aan de voornoemde beschermde persoon : dame Van Mele, Lutgarda, geboren te Haasdonk op 8 april 1945, wonende te 9120 Beveren (Haasdonk), Willem Van Doornyckstraat 111A. Beveren-Waas, 28 december 1998.
Vredegerecht van het derde kanton Brugge
Bij beschikking van de vrederechter van het derde kanton Brugge, verleend op 23 december 1998, werd een einde gemaakt aan de opdracht van Ulrike Backeljauw, wonende te 8490 Jabbeke, Dorpstraat 76, als voorlopig bewindvoerder over Arlette De Schepper, wonende te 8200 Brugge, Peter Benoitlaan 58. Brugge, 28 december 1998. Voor eensluidend uittreksel : (get.) P. Gysen, adjunct-griffier. (65186)
Justice de paix du premier canton de Huy
Suite à la requête déposée le 4 juin 1998, par ordonnance du juge de paix du premier canton de Huy rendue le 22 décembre 1998 : Confirmons que Mme Georgette Mainfroid est hors d’état de gérer ses biens en raison de son état de santé; Mettons fin au mandat d’administrateur provisoire conféré à Me Gérald Pintiaux, avocat à Huy, par ordonnance du 6 août 1998; Désignons M. Pol Mahy, domicilié à Latinne, rue du Centre 44, en qualité d’administrateur provisoire des biens de sa mère, Mme Georgette Mainfroid, née à Villers-le-Bouillet le 8 janvier 1911, veuve de M. Mahy, Alphonse, domiciliée et résidant à 4500 Huy, Résidence des Longs Thiers, rue du Long Thier 54. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Liliane Gendebien. (65187)
De eerstaanwezend adjunct-griffier, (get.) Van Mulders, Maurice. (65189)
Vredegerecht van het kanton Wolvertem
Bij beschikking van 19 april 1995 van de vrederechter van het kanton Wolvertem werd de heer Ottenborgh, Jean, geboren te Zepperen op 11 november 1920, en wonende te 1860 Meise, Home Select, niet in staat gesteld zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : de heer Van Roy, Adriaan, wonende te E-03724 (Spanje) Calle Constantina 15, bij beschikking van 2 december 1998 werd de heer Van Roy, Adriaan, vervangen door Mevr. Ottenborgh, Caroline, wonende te 1780 Wemmel, Dr. Folletlaan 204. Voor eensluidend Donder, N.
uittreksel :
de
hoofdgriffier,
(get.) De (65190)
Vredegerecht van het eerste kanton Turnhout
Bij beschikking van de vrederechter van het eerste kanton Turnhout, verleend op 23 december 1998, werd vastgesteld dat in het beschikkend gedeelte van de beschikking van 21 oktober 1998, met repertoriumnummer 4803/1998, in de zaak met rolnummer 98B91, ingevolge verschrijving verkeerdelijk de heer Beyens vermeld wordt met de voornaam « Joseph », waar dit « Wilfried » moet zijn. Zeggen voor recht dat deze verschrijving wordt verbeterd naar Wilfried en dat de voorlopig bewindvoerder noemt Beyens, Wilfried. Turnhout, 24 december 1998. De adjunct-griffier, (get.) Van den Plas, Bert.
(65191)
244
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD Rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk
Publication prescrite par l’article 793 du Code civil Bekendmaking voorgeschreven bij artikel 793 van het Burgerlijk Wetboek
Bij akte, verleden ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk op vierentwintig december negentienhonderd achtennegentig, is verschenen :
Acceptation sous bénéfice d’inventaire Aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving
Goemaere, Annemie Louise Agnes, geboren te Waregem op 31 december 1950, echtgenote Delbaere, Etienne, wonende te 9870 Zulte, Modest Huyslaan 24, handelende in eigen naam.
Uit een akte verleden op 21 december 1998 ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Gent, blijkt dat Mevr. Dielen, Ilse Elisabeth Charles, sociologe, geboren te Ekeren op 29 april 1961, wonende te 2610 Wilrijk, doornstraat 299, handelende in haar hoedanigheid van moeder-wettige voogdes over de persoon en de goederen van de bij haar inwonende minderjarige kinderen, zijnde Mortier, Lotte, geboren te Deinze op 6 januari 1993 en Mortier, Seppe, geboren te Deinze op 20 februari 1996, in het Nederlands verklaard heeft de nalatenschap van wijlen de heer Mortier, Carlos, in leven metaalbewerker, geboren te Aalter op 24 juli 1960, laatst wonende te 9880 Aalter, Jezuı¨etengoed 6, overleden te Aalter op 31 mei 1998, te aanvaarden, onder voorrecht van boedelbeschrijving. De schuldeisers en legatarissen worden verzocht bij aangetekend schrijven hun rechten te doen gelden binnen de drie maanden te rekenen vanaf de datum van de opneming van deze akte in het Belgisch Staatsblad , op de gekozen woonplaats, namelijk bij notaris Jean-Jacques Goeminne, te 9880 Aalter, Bellemstraat 57.
De comparante heeft ons tevens verklaard om in deze procedure, en bij toepassing van artikel 793 van het burgerlijk wetboek, woonplaats te kiezen op het kantoor van notaris Dufaux, Thérèse, met standplaats te 8790 Waregem, Zuiderlaan 71, alwaar de schuldeisers en legatarissen zich bekend dienen te maken. De schuldeisers en legatarissen worden verzocht binnen de drie maanden, te rekenen van de datum van opneming in het Belgisch Staatsblad , hun rechten bij aangetekend schrijven te doen kennen aan notaris Dufaux, Thérèse, met standplaats te 8790 Waregem, Zuiderlaan 71. Kortrijk, 28 december 1998. De griffier, (get.) Lieven Kindt.
Aalter, 23 december 1998. Voor de verzoekster, (get.) J.-J. Goeminne, notaris.
De comparante heeft ons verklaard, handelend in haar gezegde hoedanigheid, onder voorrecht van boedelbeschrijving, de nalatenschap te aanvaarden van wijlen Goemaere, Willy Joseph Georges, geboren te Waregem op 14 juni 1925, in leven laatst wonende te 8790 Waregem, Gemeenteplein 20, bus 48, en overleden te Waregem op 26 november 1998.
(123)
(121) Tribunal de première instance de Charleroi Suivant acte dressé au greffe du tribunal de ce siège en date du 23 décembre 1998 :
Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen
Volgens akte verleden ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen op vierentwintig december negentienhonderd achtennegentig, hebben : Van den Eynde, Greta Constance Jan, geboren te Hoboken op 10 februari 1962, wonende te 2920 Kalmthout, Bareelstraat 36; Van den Eynde, Walter Jozef Maria, geboren te Hoboken op 9 mei 1960, wonende te 2640 Mortsel, Deurnestraat 71; Van Bortel, Maria Josephina, geboren te Wilrijk op 2 oktober 1923, wonende te 2020 Antwerpen, Rik Woutersstraat 6; Van den Eynde, Ludo Jozef Gilbert Alice, geboren te Hoboken op 13 november 1956, wonende te 2600 Berchem, Amethiststraat 18; Van den Eynde, Godelieve Maria Ludovica, geboren te Hoboken op 4 augustus 1955, wonende te 2180 Ekeren, De Beuckelaerlaan 54, verklaard, onder voorrecht van boedelbeschrijving, de nalatenschap te aanvaarden van wijlen Van den Eynde, August Karel Albert, geboren te Hoboken op 21 augustus 1952, in leven laatst wonende te 2020 Antwerpen-2, Aloïs De Laetstraat 6, bus 1/5, en overleden te Antwerpen op 12 november 1998. Er wordt woonstkeuze gedaan ten kantore van notaris Van Opstal, Adriaan, te 2660 Hoboken, Louisalei 50. De schuldeisers en de legatarissen worden verzocht hun rechten te doen kennen, binnen de drie maanden te rekenen van deze bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, bij aangetekend bericht gericht aan de door de erfgenamen gekozen woonplaats. Antwerpen, vierentwintig december negentienhonderd achtennegentig. De adjunct-griffier, (get.) K. Beyers.
(122)
Mme Blot, Evelyne, domiciliée à Jumet, rue Lamoral 7, agissant en son nom personnel et en sa qualité de mère, tutrice et administratrice légale des biens de ses enfants mineurs d’âge, à savoir : Baroudi, Sandro, né à Charleroi le 2 juillet 1981; Baroudi, Yasmina, née à Charleroi le 8 février 1986, à ce dûment autorisée par délibération du conseil de famille tenu sous la présidence de M. le juge de paix du canton de Jumet en date du 17 décembre 1998, a déclaré en langue française, accepter mais sous bénéfice d’inventaire seulement, la succession de M. Baroudi, Mohamed, en son vivant domicilié à Jumet, et décédé à Charleroi le 8 novembre 1998. Les créanciers et les légataires sont invités à faire connaître leurs droits, par avis recommandé, dans le délai de trois mois à compter de la date de la présente insertion. Cet avis doit être adressé à M. le notaire De Saint Martin, de résidence à Marchienne-au-Pont, route de Beaumont 53. Charleroi, le 23 décembre 1998. Le greffier-chef de service, (signé) N. Pieroux.
(124)
Suivant acte dressé au greffe du tribunal de ce siège en date du 16 décembre 1998, Me Bernard Thomas, avocat, dont les bureaux sont situés à 6000 Charleroi, rue du Parc 53, agissant en sa qualité de mandataire spéciale de Mme Nicaise, Caroline, domiciliée à Marcinelle, Grande Chenevière 95, agissant en sa qualité de mère, administratrice légale des biens de son enfant mineur d’âge, à savoir : Thomas, CharlesHenry, né à Montignies-sur-Sambre le 8 octobre 1991, domicilié avec elle et dont elle déclare que la garde et l’administration lui ont été confiée par décision de justice le 17 août 1994, et ce en vertu d’un pouvoir sous seing privé donné à Charleroi le 19 novembre 1998, laquelle comparante déclare, en langue française, accepter mais sous bénéfice d’inventaire seulement la succession de Thomas, André, de son vivant domicilié à Trazegnies, rue des Cérisiers 18, et décédé le 25 octobre 1998 à Trazegnies.
245
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD Les créanciers et les légataires sont invités à faire connaître leurs droits, par avis recommandé, dans le délai de trois mois à compter de la date de la présente insertion.
M. Alain Cludts, expert-comptable, ayant ses bureaux à 1780 Wemmel, chaussée de Merchtem 54, a été désigné en qualité de commissaire au sursis.
Cet avis doit être adressé à Me Dumont, Michel, boulevard Audent 26, à 6000 Charleroi.
Les créanciers sont invités à faire leur déclaration de créances au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, au plus tard le 15 février 1999.
Charleroi, le 24 décembre 1998. Le greffier-chef de service délégué, (signé) N. Pieroux.
(125)
Publication faite en exécution de l’article 1253 du Code civil
Il sera statué le 14 avril 1999, à 14 heures, à l’audience publique de la chambre des concordats judiciaires, salle D, du tribunal sur l’octroi d’un sursis définitif. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Tielemans, R. (126)
Bekendmaking gedaan overeenkomstig artikel 1253 van het Burgerlijk Wetboek Hof van beroep te Gent
Rechtbank van koophandel te Brussel
Bij arrest, uitgesproken op 24 december 1998, door de drieëntwintigste burgerlijke kamer van het hof van beroep te Gent, werd aan de heer Lust, Peter Jan Ivo, wasserijuitbater, geboren te Blankenberge op 8 mei 1961, gehuwd met Rappé, Krista Laura Maria, te Knokke-Heist, op 24 oktober 1987, en wonende te 8301 Heist-aan-Zee, Polderstraat 8/1, zijn bestuursbevoegdheid ontnomen over de handelszaak genaamd « Wasserij Lust », gevestigd te 8301 Heist, Kerkstraat 72. Dit bestuur werd opgedragen aan Mevr. Rappé, Krista Laura Maria, geboren te Brugge op 15 februari 1962, wonende te 8301 Heist-aan-Zee, Steenstraat 81.
Voorlopige opschorting Gelet op het arrest van het hof van beroep d.d. 10 december 1998 en het vonnis d.d. 24 december 1998 van de rechtbank van koophandel te Brussel, de voorlopige opschorting voor een periode verstrijkende op 15 april 1999 van betaling wordt toegekend aan de B.V.B.A. Duplipress, met maatschappelijke zetel te 1040 Brussel, Oudergemlaan 319-321, H.R. Brussel 517889, BTW 437.206.912, hebbende als handelsactiviteit de handel van papier en bureaubenodigdheden.
Gent, 28 december 1998. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) B. De Wilde.
(20191)
Als commissaris inzake opschorting wordt benoemd de heer Alain Cludts, accountant, gevestigd te 1780 Wemmel, Merchtemsesteenweg 54. De schuldeisers dienen aangifte te doen van hun schuldvorderingen ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, uiterlijk op 15 februari 1999.
Rechtbank van eerste aanleg te Gent
Een vonnis behandeld in raadkamer en uitgesproken in openbare terechtzitting op 17 december 1998, door de derde burgerlijke kamer van de rechtbank van eerste aanleg te Gent :
Ter openbare terechtzitting van de kamer voor gerechtelijke akkoorden van de rechtbank d.d. 14 april 1999, zaal D, te 14 uur, zal over de definitieve opschorting uitspraak worden gedaan.
Benoemt de heer Frank Reginald Valère Haenebalcke, accountant, wonende te 9000 Gent, Fazantstraat 19, als gerechtelijk raadsman ter bijstand van de heer Bart Rachel Dirk Haenebalcke, thans wonende te 9800 Deinze, Nieuwgoedlaan 15-23, « Huize Kattebeek », ter vervanging van Mevr. Claudine De Wolf, op rust gestelde, wonende te 9620 Zottegem, Hofstraat 34, als gerechtelijk raadsman benoemd bij vonnis op 5 mei 1994, gewezen door deze rechtbank, derde kamer, en met de in dit vonnis omschreven opdracht.
Voor eensluidend mans, R.
Voor eensluidend H. Matthijs.
uittreksel :
de
adjunct-griffier,
uittreksel :
de
hoofdgriffier,
(get.)
Tiele(126)
Rechtbank van koophandel te Brussel
(get.) (20192)
Concordat judiciaire − Gerechtelijk akkoord
Bij vonnis d.d. 22 december 1998 werd geopend verklaard, op bekentenis, het faillissement van de N.V. Andreband, met maatschappelijke zetel te 1731 Zellik, Temmermanstraat 26-28, H.R. Brussel 489219, BTW 430.416.813. Rechter-commissaris : de heer Wingels.
Tribunal de commerce de Bruxelles
Curator : Mr. Ilse Van de Mierop, H. Wafelaertsstraat 47-51, 1060 Brussel.
Sursis provisoire
De schuldeisers worden uitgenodigd de verklaring van hun schuldvorderingen te doen ter griffie van de rechtbank van koophandel, gerechtsgebouw, Poelaertplein, te 1000 Brussel, binnen de termijn van twintig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis.
Vu l’arrêt de la cour d’appel de Bruxelles du 10 décembre 1998 et le jugement du tribunal de commerce de Bruxelles du 24 décembre 1998, le sursis provisoire pour une période expirant le 15 avril 1999 a été accordé à la S.P.R.L. Duplipress, dont le siège social est établi à 1040 Bruxelles, avenue d’Auderghem 319-321, R.C. Bruxelles 517889, T.V.A. 437.206.912, ayant pour activité le commerce de matériel de bureau et de papeterie.
Sluiting van het proces-verbaal van nazicht der schuldvorderingen : op woensdag 27 januari 1999, te 14 uur, in zaal A. De curator, (get.) Ilse Van de Mierop.
(Pro deo)
(127)
246
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
Bij vonnis d.d. 22 december 1998 werd geopend verklaard, op dagvaarding, het faillissement van de heer Luc Johan Geerts, geboren op 3 mei 1959, voorheen wonende te 1500 Halle, Brusselsesteenweg 124/01, thans te 3560 Lummen, Lindekensveld 33, H.R. Brussel 622883. Rechter-commissaris : de heer Wingels. Curator : Mr. Ilse Van de Mierop, H. Wafelaertsstraat 47-51, 1060 Brussel. De schuldeisers worden uitgenodigd de verklaring van hun schuldvorderingen te doen ter griffie van de rechtbank van koophandel, gerechtsgebouw, Poelaertplein, te 1000 Brussel, binnen de termijn van twintig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis. Sluiting van het proces-verbaal van nazicht der schuldvorderingen : op woensdag 27 januari 1999, te 14 uur, in zaal A. De curator, (get.) Ilse Van de Mierop.
(Pro deo)
(128)
Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunal de commerce, palais de justice, place Poelaert, à 1000 Bruxelles, dans le délai de vingt jours à dater du prononcé du jugement. Clôture du procès-verbal de vérification des créances : le mercredi 27 janvier 1999, à 14 heures, à la salle A. Le curateur, (signé) I. Van de Mierop.
(Pro deo)
(130)
Rechtbank van koophandel te Brussel
Bij vonnis d.d. 22 december 1998 werd geopend verklaard, op dagvaarding, het faillissement van de C.V. Mysterie Van Cultuur Inc., met maatschappelijke zetel te 1000 Brussel, Antoine Dansaertstraat 93, bus 12, BTW 430.861.825. Rechter-commissaris : de heer Wingels. Curator : Mr. Ilse Van de Mierop, H. Wafelaertsstraat 47-51, 1060 Brussel.
Tribunal de commerce de Bruxelles
Par jugement du 22 décembre 1998 a été déclarée ouverte, sur aveu, la faillite de la S.C. Horeca Service, avec siège social situé à 1160 Auderghem, avenue du Triomphe 34A, R.C. Bruxelles 589014, T.V.A. 442.123.723. Juge-commissaire : M. Wingels. Curateur : Me Ilse Van de Mierop, rue Henri Wafelaerts 47-51, 1060 Bruxelles. Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunal de commerce, palais de justice, place Poelaert, à 1000 Bruxelles, dans le délai de vingt jours à dater du prononcé du jugement. Clôture du procès-verbal de vérification des créances : le mercredi 27 janvier 1999, à 14 heures, à la salle A. Le curateur, (signé) I. Van de Mierop.
(Pro deo)
(129)
De schuldeisers worden uitgenodigd de verklaring van hun schuldvorderingen te doen ter griffie van de rechtbank van koophandel, gerechtsgebouw, Poelaertplein, te 1000 Brussel, binnen de termijn van twintig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis. Sluiting van het proces-verbaal van nazicht der schuldvorderingen : op woensdag 27 januari 1999, te 14 uur, in zaal A. De curator, (get.) Ilse Van de Mierop.
(Pro deo)
(130)
Tribunal de commerce de Bruxelles
Par jugement du 22 décembre 1998 a été déclarée ouverte, sur citation, la faillite de la S.A. Laco-Benelux, avec siège social situé à 1070 Anderlecht, rue Heyvaert 221, R.C. Bruxelles 576690, T.V.A. 432.669.785. Juge-commissaire : M. Wingels.
Rechtbank van koophandel te Brussel
Curateur : Me Ilse Van de Mierop, rue Henri Wafelaerts 47-51, 1060 Bruxelles. Bij vonnis d.d. 22 december 1998 werd geopend verklaard, op bekentenis, het faillissement van de C.V. Horeca Service, met maatschappelijke zetel te 1160 Oudergem, Triomflaan 34A, H.R. Brussel 589014, BTW 442.123.723.
Clôture du procès-verbal de vérification des créances : le mercredi 27 janvier 1999, à 14 heures, à la salle A.
Rechter-commissaris : de heer Wingels. Curator : Mr. Ilse Van de Mierop, H. Wafelaertsstraat 47-51, 1060 Brussel. De schuldeisers worden uitgenodigd de verklaring van hun schuldvorderingen te doen ter griffie van de rechtbank van koophandel, gerechtsgebouw, Poelaertplein, te 1000 Brussel, binnen de termijn van twintig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis. Sluiting van het proces-verbaal van nazicht der schuldvorderingen : op woensdag 27 januari 1999, te 14 uur, in zaal A. De curator, (get.) Ilse Van de Mierop.
Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunal de commerce, palais de justice, place Poelaert, à 1000 Bruxelles, dans le délai de vingt jours à dater du prononcé du jugement.
(Pro deo)
(129)
Tribunal de commerce de Bruxelles
Le curateur, (signé) I. Van de Mierop.
(Pro deo)
(131)
Rechtbank van koophandel te Brussel
Bij vonnis d.d. 22 december 1998 werd geopend verklaard, op dagvaarding, het faillissement van de N.V. Laco-Benelux, met maatschappelijke zetel te 1070 Anderlecht, Heyvaertstraat 221, H.R. Brussel 576690, BTW 432.669.785. Rechter-commissaris : de heer Wingels. Curator : Mr. Ilse Van de Mierop, H. Wafelaertsstraat 47-51, 1060 Brussel.
Par jugement du 22 décembre 1998 a été déclarée ouverte, sur citation, la faillite de la S.C. Mysterie Van Cultuur Inc., avec siège social situé à 1000 Bruxelles, rue Antoine Dansaert 93, bte 12, T.V.A. 430.861.825. Juge-commissaire : M. Wingels. Curateur : Me Ilse Van de Mierop, rue Henri Wafelaerts 47-51, 1060 Bruxelles.
De schuldeisers worden uitgenodigd de verklaring van hun schuldvorderingen te doen ter griffie van de rechtbank van koophandel, gerechtsgebouw, Poelaertplein, te 1000 Brussel, binnen de termijn van twintig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis. Sluiting van het proces-verbaal van nazicht der schuldvorderingen : op woensdag 27 januari 1999, te 14 uur, in zaal A. De curator, (get.) Ilse Van de Mierop.
(Pro deo)
(131)
247
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD Tribunal de commerce de Bruxelles
Tribunal de commerce de Bruxelles
Par jugement du 22 décembre 1998 a été déclarée ouverte, sur citation, la faillite de la S.C. Sematra, avec siège social situé à Bruxelles, rue Eedgenoten 147, R.C. Bruxelles 521491.
Par jugement du 15 décembre 1998, la faillite de Mme Mertens, Alexandrina, dont le siège social est établi à 1000 Bruxelles, rue Dieudonné Lefèvre 262, R.C. Bruxelles 572459, T.V.A. 534.314.305, activité commerciale principale : service courrier express, a été clôturée par insuffisance d’actif.
Juge-commissaire : M. Wingels.
Le failli a été déclaré non excusable.
Curateur : Me Ilse Van de Mierop, rue Henri Wafelaerts 47-51, 1060 Bruxelles. Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunal de commerce, palais de justice, place Poelaert, à 1000 Bruxelles, dans le délai de vingt jours à dater du prononcé du jugement. Clôture du procès-verbal de vérification des créances : le mercredi 27 janvier 1999, à 14 heures, à la salle A. Le curateur, (signé) I. Van de Mierop.
(Pro deo)
(132)
Pour extrait conforme : le curateur, (signé) A.M. Vanderleenen. (Pro deo)
(134)
Rechtbank van koophandel te Brussel
Bij vonnis d.d. 15 december 1998 werd het faillissement van Mevr. Mertens, Alexandrina, met zetel te 1000 Brussel, Dieudonné Lefèvrestraat 262, H.R. Brussel 572459, BTW 534.314.305, voornaamste handelsactiviteit : koerierdienst, gesloten wegens ontoereikend actief. De gefailleerde werd niet verschoonbaar verklaard.
Rechtbank van koophandel te Brussel
Voor eensluidend uittreksel : de curator, (get.) A.M. Vanderleenen. (Pro deo) (134)
Bij vonnis d.d. 22 december 1998 werd geopend verklaard, op dagvaarding, het faillissement van de C.V. Sematra, met maatschappelijke zetel te Brussel, Eedgenotenstraat 147, H.R. Brussel 521491. Rechter-commissaris : de heer Wingels. Curator : Mr. Ilse Van de Mierop, H. Wafelaertsstraat 47-51, 1060 Brussel. De schuldeisers worden uitgenodigd de verklaring van hun schuldvorderingen te doen ter griffie van de rechtbank van koophandel, gerechtsgebouw, Poelaertplein, te 1000 Brussel, binnen de termijn van twintig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis.
Tribunal de commerce de Bruxelles
Par jugement du 15 décembre 1998, la faillite de la S.A. Mocatex, dont le siège social est établi à 1050 Bruxelles, avenue Louise 304/5, R.C. Bruxelles 611457, T.V.A. 431.426.702, activité : commerce de détail en textile, a été clôturée par défaut d’actif. Le failli a été déclaré non excusable. Pour extrait conforme : le curateur, (signé) A.M. Vanderleenen. (Pro deo)
(135)
Sluiting van het proces-verbaal van nazicht der schuldvorderingen : op woensdag 27 januari 1999, te 14 uur, in zaal A. De curator, (get.) Ilse Van de Mierop.
(Pro deo)
(132)
Rechtbank van koophandel te Brussel
Bij vonnis d.d. 15 december 1998 werd het faillissement van de N.V. Mocatex, met zetel te 1050 Brussel, Louizalaan 304/5, H.R. Brussel 611457, BTW 431.426.702, handelsactiviteit : kleinhandel in textiel, gesloten bij gebrek aan actief.
Tribunal de commerce de Bruxelles
De gefailleerde werd niet verschoonbaar verklaard. Par jugement du 15 décembre 1998, a été clôturée pour absence d’actif la faillite de la S.P.R.L. Faris, rue Capouillet 9-21, à 1060 SaintGilles. Le failli fut déclaré non excusable.
Voor eensluidend uittreksel : de curator, (get.) A.M. Vanderleenen. (Pro deo) (135)
Tribunal de commerce de Bruxelles
Pour extrait conforme : le curateur, (signé) O. Ronse. (Pro deo)
(133)
Rechtbank van koophandel te Brussel
Par jugement du 21 décembre 1998 a été déclarée ouverte, sur citation, la faillite de la S.C.R.L. Le Chalutier, dont le siège social est établi à Molenbeek-Saint-Jean, rue Heyvaert 135, R.C. Bruxelles 483375, T.V.A. 429.453.345. Juge-commissaire : M. Courtin. Curateur : Me 1170 Bruxelles.
Bij vonnis d.d. 15 december 1998 werd afgesloten bij gebrek aan actief, het faillissement van de B.V.B.A. Faris, Capouilletstraat 9-21, te 1060 Sint-Gillis.
Jean-Pierre
Domont,
avenue
Delleur
22,
à
Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunal de commerce, palais de justice, place Poelaert, à 1000 Bruxelles, dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement. Clôture du procès-verbal de vérification des créances : le mercredi 27 janvier 1999, à 14 heures, à la salle A.
Gefailleerde werd niet verschoonbaar verklaard. Voor eensluidend uittreksel : de curator, (get.) O. Ronse. (Pro deo)
Pour extrait conforme : le curateur, (signé) J.-P. Domont. (133)
(Pro deo)
(136)
248
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD Curateur : Me 1170 Bruxelles.
Rechtbank van koophandel te Brussel
Bij vonnis d.d. 21 december 1998 werd geopend verklaard, ambtshalve, het faillissement van de C.V.B.A. Le Chalutier, met maatschappelijke zetel te Sint-Jans-Molenbeek, Heyvaertstraat 135, H.R. Brussel 483375, BTW 429.453.345. Rechter-commissaris : de heer Courtin.
Jean-Pierre
Domont,
avenue
Delleur
22,
à
Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunal de commerce, palais de justice, place Poelaert, à 1000 Bruxelles, dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement. Clôture du procès-verbal de vérification des créances : le mercredi 27 janvier 1999, à 14 heures, à la salle A. Pour extrait conforme : le curateur, (signé) J.-P. Domont.
Curator : Mr. Jean-Pierre Domont, Delleurlaan 22, te 1170 Brussel.
(Pro deo)
De schuldeisers worden uitgenodigd de verklaring van hun schuldvorderingen te doen ter griffie van de rechtbank van koophandel, gerechtsgebouw, Poelaertplein, te 1000 Brussel, binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis. Sluiting van het proces-verbaal van nazicht der schuldvorderingen : op woensdag 27 januari 1999, te 14 uur, in zaal A. Voor eensluidend uittreksel : de curator, (get.) J.-P. Domont. (Pro deo)
(136)
(138)
Rechtbank van koophandel te Brussel
Bij vonnis d.d. 21 december 1998 werd geopend verklaard, ambtshalve, het faillissement van de B.V.B.A. Real Europe, met maatschappelijke zetel te Sint-Gillis, Parklaan 116, H.R. Brussel 599439, BTW 455.945.530. Rechter-commissaris : de heer Courtin. Curator : Mr. Jean-Pierre Domont, Delleurlaan 22, te 1170 Brussel.
Tribunal de commerce de Bruxelles
Par jugement du 21 décembre 1998 a été déclarée ouverte, sur citation, la faillite de la S.P.R.L. Labo Services, dont le siège social est établi à Etterbeek, boulevard Louis Schmidt 10, R.C. Bruxelles 607485, T.V.A. 458.908.978. Juge-commissaire : M. Courtin. Curateur : Me 1170 Bruxelles.
Jean-Pierre
Domont,
avenue
Delleur
22,
à
Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunal de commerce, palais de justice, place Poelaert, à 1000 Bruxelles, dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement. Clôture du procès-verbal de vérification des créances : le mercredi 27 janvier 1999, à 14 heures, à la salle A. Pour extrait conforme : le curateur, (signé) J.-P. Domont. (Pro deo)
(137)
De schuldeisers worden uitgenodigd de verklaring van hun schuldvorderingen te doen ter griffie van de rechtbank van koophandel, gerechtsgebouw, Poelaertplein, te 1000 Brussel, binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis. Sluiting van het proces-verbaal van nazicht der schuldvorderingen : op woensdag 27 januari 1999, te 14 uur, in zaal A. Voor eensluidend uittreksel : de curator, (get.) J.-P. Domont. (Pro deo)
(138)
Tribunal de commerce de Bruxelles
Par jugement du 21 décembre 1998 a été déclarée ouverte, sur citation, la faillite de la S.A. Etablissements Philippe Verheyen, dont le siège social est établi à Anderlecht, rue de Birmingham 310, R.C. Bruxelles 500624, T.V.A. 431.742.743. Juge-commissaire : M. Courtin. Curateur : Me 1170 Bruxelles.
Rechtbank van koophandel te Brussel
Bij vonnis d.d. 21 december 1998 werd geopend verklaard, ambtshalve, het faillissement van de B.V.B.A. Labo Services, met maatschappelijke zetel te Etterbeek, Louis Schmidtlaan 10, H.R. Brussel 607485, BTW 458.908.978. Rechter-commissaris : de heer Courtin.
Jean-Pierre
Domont,
avenue
Delleur
22,
à
Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunal de commerce, palais de justice, place Poelaert, à 1000 Bruxelles, dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement. Clôture du procès-verbal de vérification des créances : le mercredi 27 janvier 1999, à 14 heures, à la salle A. Pour extrait conforme : le curateur, (signé) J.-P. Domont. (Pro deo)
(139)
Curator : Mr. Jean-Pierre Domont, Delleurlaan 22, te 1170 Brussel. De schuldeisers worden uitgenodigd de verklaring van hun schuldvorderingen te doen ter griffie van de rechtbank van koophandel, gerechtsgebouw, Poelaertplein, te 1000 Brussel, binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis. Sluiting van het proces-verbaal van nazicht der schuldvorderingen : op woensdag 27 januari 1999, te 14 uur, in zaal A. Voor eensluidend uittreksel : de curator, (get.) J.-P. Domont. (Pro deo)
(137)
Rechtbank van koophandel te Brussel
Bij vonnis d.d. 21 december 1998 werd geopend verklaard, ambtshalve, het faillissement van de N.V. Bedrijf Philippe Verheyen, met maatschappelijke zetel te Anderlecht, Birminghamstraat 310, H.R. Brussel 500624, BTW 431.742.743. Rechter-commissaris : de heer Courtin. Curator : Mr. Jean-Pierre Domont, Delleurlaan 22, te 1170 Brussel.
Tribunal de commerce de Bruxelles
Par jugement du 21 décembre 1998 a été déclarée ouverte, sur citation, la faillite de la S.P.R.L. Real Europe, dont le siège social est établi à Saint-Gilles, avenue du Parc 116, R.C. Bruxelles 599439, T.V.A. 455.945.530. Juge-commissaire : M. Courtin.
De schuldeisers worden uitgenodigd de verklaring van hun schuldvorderingen te doen ter griffie van de rechtbank van koophandel, gerechtsgebouw, Poelaertplein, te 1000 Brussel, binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis. Sluiting van het proces-verbaal van nazicht der schuldvorderingen : op woensdag 27 januari 1999, te 14 uur, in zaal A. Voor eensluidend uittreksel : de curator, (get.) J.-P. Domont. (Pro deo)
(139)
249
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD Tribunal de commerce de Bruxelles
Par jugement du 21 décembre 1998 a été déclarée ouverte, sur citation, la faillite de la S.A. Mayschnol, dont le siège social est établi à Koekelberg, avenue de Jette 112, R.C. Bruxelles 445583, T.V.A. 423.107.169. Juge-commissaire : M. Courtin. Curateur : Me 1170 Bruxelles.
Jean-Pierre
Domont,
avenue
Delleur
22,
De schuldeisers worden uitgenodigd de verklaring van hun schuldvorderingen te doen ter griffie van de rechtbank van koophandel, gerechtsgebouw, Poelaertplein, te 1000 Brussel, binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis. Sluiting van het proces-verbaal van nazicht der schuldvorderingen : op woensdag 27 januari 1999, te 14 uur, in zaal A. Voor eensluidend uittreksel : de curator, (get.) J.-P. Domont. (Pro deo)
(141)
à
Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunal de commerce, palais de justice, place Poelaert, à 1000 Bruxelles, dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement.
Tribunal de commerce de Bruxelles
Clôture du procès-verbal de vérification des créances : le mercredi 27 janvier 1999, à 14 heures, à la salle A.
Par jugement du 21 décembre 1998 a été déclarée ouverte, sur citation, la faillite de la S.P.R.L. D.R.M., dont le siège social est établi à Auderghem, avenue Tedesco 24, R.C. Bruxelles 555584, T.V.A. 445.836.348.
Pour extrait conforme : le curateur, (signé) J.-P. Domont. (Pro deo)
(140)
Juge-commissaire : M. Courtin. Curateur : Me 1170 Bruxelles.
Rechtbank van koophandel te Brussel
Bij vonnis d.d. 21 december 1998 werd geopend verklaard, ambtshalve, het faillissement van de N.V. Mayschnol, met maatschappelijke zetel te Koekelberg, Jettelaan 112, H.R. Brussel 445583, BTW 423.107.169.
Jean-Pierre
Domont,
avenue
Delleur
22,
à
Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunal de commerce, palais de justice, place Poelaert, à 1000 Bruxelles, dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement. Clôture du procès-verbal de vérification des créances : le mercredi 27 janvier 1999, à 14 heures, à la salle A. Pour extrait conforme : le curateur, (signé) J.-P. Domont.
Rechter-commissaris : de heer Courtin.
(Pro deo)
(142)
Curator : Mr. Jean-Pierre Domont, Delleurlaan 22, te 1170 Brussel. De schuldeisers worden uitgenodigd de verklaring van hun schuldvorderingen te doen ter griffie van de rechtbank van koophandel, gerechtsgebouw, Poelaertplein, te 1000 Brussel, binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis. Sluiting van het proces-verbaal van nazicht der schuldvorderingen : op woensdag 27 januari 1999, te 14 uur, in zaal A. Voor eensluidend uittreksel : de curator, (get.) J.-P. Domont. (Pro deo)
(140)
Rechtbank van koophandel te Brussel
Bij vonnis d.d. 21 december 1998 werd geopend verklaard, ambtshalve, het faillissement van de B.V.B.A. D.R.M., met maatschappelijke zetel te Auderghem, Tedescolaan 24, H.R. Brussel 555584, BTW 445.836.348. Rechter-commissaris : de heer Courtin. Curator : Mr. Jean-Pierre Domont, Delleurlaan 22, te 1170 Brussel.
Tribunal de commerce de Bruxelles
Par jugement du 21 décembre 1998 a été déclarée ouverte, sur citation, la faillite de la S.C.R.L. Service de Décoration et de Développement, dont le siège social est établi à Bruxelles, avenue Molière 302, R.C. Bruxelles 420141, T.V.A. 408.163.726. Juge-commissaire : M. Courtin. Curateur : Me 1170 Bruxelles.
Jean-Pierre
Domont,
avenue
Delleur
22,
à
De schuldeisers worden uitgenodigd de verklaring van hun schuldvorderingen te doen ter griffie van de rechtbank van koophandel, gerechtsgebouw, Poelaertplein, te 1000 Brussel, binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis. Sluiting van het proces-verbaal van nazicht der schuldvorderingen : op woensdag 27 januari 1999, te 14 uur, in zaal A. Voor eensluidend uittreksel : de curator, (get.) J.-P. Domont. (Pro deo)
(142)
Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunal de commerce, palais de justice, place Poelaert, à 1000 Bruxelles, dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement.
Tribunal de commerce d’Arlon
Clôture du procès-verbal de vérification des créances : le mercredi 27 janvier 1999, à 14 heures, à la salle A.
Par jugement du 24 décembre 1998, le tribunal de commerce d’Arlon a déclaré en faillite : S.P.R.L. « Acme Automobile », dont le siège social est situé à 6761 Latour, rue Baillet 2B, R.C. Arlon 23910, T.V.A. 458.071.117, pour les activités d’import-export de véhicules automoteurs, de commerce de détail en pièces détachées, accessoires pour véhicules à moteur et gokarts, d’atelier de réparation de véhicules à moteur et d’atelier de réparation de carrosserie.
Pour extrait conforme : le curateur, (signé) J.-P. Domont. (Pro deo)
(141)
Rechtbank van koophandel te Brussel
Bij vonnis d.d. 21 december 1998 werd geopend verklaard, ambtshalve, het faillissement van de C.V.B.A. Service de Décoration et de Développement, met maatschappelijke zetel te Brussel, Molièrelaan 302, H.R. Brussel 420141, BTW 408.163.726. Rechter-commissaris : de heer Courtin. Curator : Mr. Jean-Pierre Domont, Delleurlaan 22, te 1170 Brussel.
Par même jugement, le tribunal a fixé l’époque de la cessation des paiements au 1er juillet 1998. Juge-commissaire : M. Georges Libert. Curateurs : Me Pierre Lepage. Dépôt des créances : avant le 24 janvier 1999. Clôture du procès-verbal de vérification des créances : le 17 février 1999, à 9 heures. Pour extrait conforme : le curateur, (signé) Lepage, Pierre. (143)
250
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD Tribunal de commerce de Charleroi
Par jugement du 21 décembre 1998, la première chambre du tribunal de commerce de Charleroi, a déclaré, sur assignation, la faillite de M. Pauwels, José, né à Gouy-lez-Piéton le 12 novembre 1954, domicilié à 6181 Gouy-lez-Piéton, rue de Montdelchive 4, R.C. Charleroi 171345, T.V.A. 663.207.212. La date provisoire de la cessation des paiements est fixée au 21 décembre 1998.
Par jugement du tribunal de commerce de Dinant du 29 décembre 1998, Mme Martine Michaux, née à Farciennes le 24 juillet 1958, domiciliée à 5570 Beauraing, rue de Rochefort 12, R.C. Dinant 45009, ayant exploité, jusqu’au 1er août 1998, à la même adresse, un débit de boissons sous la dénomination « L’Escale », a été déclaré en faillite, sur aveu. Curateur : Jean-Marc Bouillon, avocat à 5500 Dinant, rue Daoust 38. Juge-commissaire : M. M. Brouwers, juge consulaire. Les créances doivent être déposées dans les trente jours à compter du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Dinant. La clôture du procès-verbal de vérification des créances est fixée au 9 février 1999, à 9 h 30 m, en l’auditoire du tribunal de commerce, palais de justice, 1er étage, à Dinant. Le curateur, (signé) J.-M. Bouillon. (Pro deo) (147)
Sont nommés en qualité de : Juge-commissaire : M. Jean L’Heureux. Curateur désigné par jugement du 22 décembre 1998 : Me Philippe Cornil, avocat à 6041 Gosselies, Faubourg de Bruxelles 23. Les déclarations de créance doivent être déposées au greffe du tribunal de commerce de Charleroi, avenue Général Michel 2, à 6000 Charleroi, avant le 12 janvier 1999. La clôture du procès-verbal de vérification des créances aura lieu le 9 février 1999, à 8 h 30 m, en la chambre du conseil du tribunal de commerce de Charleroi. Pour extrait conforme : le curateur, (signé) Ph. Cornil. (Pro deo)
(144)
Tribunal de commerce de Liège
Par jugement du 21 décembre 1998, le tribunal de commerce de Liège a prononcé, sur assignation, la faillite de M. Mazy, Willy Jean Yves, Belge, né à Liège le 24 février 1967, domicilié en dernier lieu à 4020 Liège, rue Lairesse 35, d’où il a été radié d’office le 19 mai 1998, actuellement sans domicile ni résidence connus, R.C. Liège 188167, pour l’exploitation d’une entreprise d’aménagement de plaines de jeux et de sport, de parcs et jardins, entreprise d’exploitation forestière,... Le même jugement reporte au 21 juin 1998 l’époque de la cessation des paiements du failli et ordonne aux créanciers de faire au greffe la déclaration de leurs créances dans les trente jours à compter du présent jugement.
Tribunal de commerce de Dinant
Juge commissaire : M. André Close. Par jugement du tribunal de commerce de Dinant du 29 décembre 1998, M. Christophe Hardy, né à Namur le 23 juin 1969, domicilié à 5620 Florennes, section de Rosée, rue Montante 119/11, R.C. Dinant 44486, ayant exploité, jusqu’au 13 décembre 1998, une boulangerie-pâtisserie et confiserie à 5500 Dinant, rue Sax 46, sous la dénomination « La Tranche d’Or », T.V.A. 722.434.026, a été déclaré en faillite, sur aveu. Curateur : Jean-Marc Bouillon, avocat à 5500 Dinant, rue Daoust 38. Juge-commissaire : M. M. Brouwers, juge consulaire. Les créances doivent être déposées dans les trente jours à compter du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Dinant. La clôture du procès-verbal de vérification des créances est fixée au 9 février 1999, à 9 h 30 m, en l’auditoire du tribunal de commerce, palais de justice, 1er étage, à Dinant. Le curateur, (signé) J.-M. Bouillon.
(Pro deo)
(145)
Par jugement du tribunal de commerce de Dinant du 29 décembre 1998, la S.P.R.L. « Ludos », dont le siège social est établi à 5590 Ciney, Zoning de Biron 3, exploitant un commerce de gros et de détail en jeux, R.C. Dinant 42814, T.V.A. 453.758.872, a été déclaré en faillite, sur aveu. Curateur : Jean-Marc Bouillon, avocat à 5500 Dinant, rue Daoust 38. Juge-commissaire : M. A. Perleau, juge consulaire. Les créances doivent être déposées dans les trente jours à compter du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Dinant. La clôture du procès-verbal de vérification des créances est fixée au 9 février 1999, à 9 h 30 m, en l’auditoire du tribunal de commerce, palais de justice, 1er étage, à Dinant. Le curateur, (signé) J.-M. Bouillon.
(Pro deo)
(146)
Procès-verbal vérification des créances : le mardi 2 février 1999, à 9 h 30 m. Le curateur, (signé) Me Jean-Luc Paquot, avocat à 4000 Liège, avenue Blonden 33. (148)
Par jugement du 24 décembre 1998, le tribunal de commerce de Liège a prononcé, sur aveu, la faillite de la société de la société privée à responsabilité limitée Résidence du Gros Hêtre, R.C. Verviers 157587, avec date du début des opérations commerciales le 1er janvier 1985, dont le siège social est sis à 4102 Ougrée, allée du Beau Vivier 106, exploitant une maison de repos pour personnes âgées. Le même jugement fixe au 24 décembre 1998 la date de la cessation des paiements et ordonne aux créanciers de faire au greffe la déclaration de leur créance dans les trente jours à compter du jugement déclaratif de faillite. Le juge-commissaire : M. André Bruyère. Procès-verbal de vérification des créances : le mardi 9 février 1999, à 10 heures. Le curateur, (signé) Me Eric Biar, avocat, rue de Campine 157, à 4000 Liège. (Pro deo) (149)
Tribunal de commerce de Mons
Par jugement du 14 décembre 1998, le tribunal a prononcé la clôture, pour insuffisance d’actif, de la faillite de M. Michaël Bievelez, ayant exploité le commerce de gros en véhicules à moteur à 7100 La Louvière, rue Hamoir 93, bte 9, sous la dénomination « BM Cars », R.C. Mons 134098, T.V.A. 764.213.411, déclarée le 17 février 1997, et a déchargé de ses fonctions le curateur Me Georges Ponchau, avocat à La Louvière, rue du Temple 55. Le tribunal a dit qu’il n’y a pas lieu de déclarer le failli excusable et a ordonné la gratuité de la procédure. (Signé) G. Ponchau, curateur. (Pro deo) (150)
251
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD Par jugement du 14 décembre 1998, le tribunal a prononcé la clôture, pour insuffisance d’actif, de la faillite de Mme Monique Collignon, ayant exercé les activités de débit de boissons sous la dénomination « Café du Midi », à 7110 Strépy-Bracquegnies, rue de Nivelles 253, R.C. Mons 104144, T.V.A. 618.975.509, déclarée le 5 août 1997, et a déchargé de ses fonctions le curateur Me Georges Ponchau, avocat à La Louvière, rue du Temple 55. Le tribunal a dit qu’il n’y a pas lieu de déclarer le failli excusable et a ordonné la gratuité de la procédure. (Signé) G. Ponchau, curateur. (Pro deo) (151)
Par jugement du 14 décembre 1998, le tribunal a prononcé la clôture, pour insuffisance d’actif, de la faillite de M. Angelo De Simone, domicilié à 7850 Enghien, rue des Combattants 28, ayant exercé les activités d’entreprise de carrelage, R.C. Mons 130569, T.V.A. 666.275.578, déclarée le 5 août 1997, et a déchargé de ses fonctions le curateur Me Georges Ponchau, avocat à La Louvière, rue du Temple 55. Le tribunal a dit qu’il n’y a pas lieu de déclarer le failli excusable et a ordonné la gratuité de la procédure. (Signé) G. Ponchau, curateur. (Pro deo) (152)
Par jugement du 14 décembre 1998, le tribunal a prononcé la clôture, par liquidation, de la faillite de M. Fernand Hennixdal, ayant exercé les activités d’intermédiaire commercial à Cuesmes, rue Cache Après 91, mais domicilié à 7110 Houdeng-Aimeries, rue du Vent de Bise 61, R.C. Mons 104018, T.V.A. 618.806.748, déclarée le 17 mars 1997, et a déchargé de ses fonctions le curateur Me Georges Ponchau, avocat à La Louvière, rue du Temple 55. Le tribunal a déclaré le failli excusable. (Signé) G. Ponchau, curateur.
(157)
Rechtbank van koophandel te Antwerpen
Bij vonnis in datum van 24 december 1998 is Het Antwerps Handelsnieuws N.V., Fr. Van Hombeeckplein 33-35, 2600 Berchem (Antwerpen), H.R. Antwerpen 272331, BTW 438.365.764, werkplaats voor het typografisch zetten en drukken, op bekentenis, failliet verklaard. Rechter-commissaris : de heer Lamiroy, Ghislain. Curator : Mr. Meerts, Jan, Mechelsesteenweg 12, 2000 Antwerpen-1. Datum van de staking van betaling : 24 december 1998.
Par jugement du 14 décembre 1998, le tribunal a prononcé la clôture, pour insuffisance d’actif, de la faillite de la S.P.R.L. La Pâte Fraîche, dont le siège social était sis à 7060 Soignies, chemin Corbisier 5, ayant exercé les activités de fabrication de pâtes, R.C. Mons 131084, T.V.A. 452.670.393, déclarée le 24 mars 1997, et a déchargé de ses fonctions le curateur Me Georges Ponchau, avocat à La Louvière, rue du Temple 55. Le tribunal a dit qu’il n’y a pas lieu de déclarer le failli excusable et a ordonné la gratuité de la procédure. (Signé) G. Ponchau, curateur. (Pro deo) (153)
Par jugement du 14 décembre 1998, le tribunal a prononcé la clôture, pour insuffisance d’actif, de la faillite de la S.P.R.L. Le Cadran Solaire, dont le siège social était sis à 7090 Braine-le-Comte, rue de l’Avenir 11, ayant exploité une maison de repos à Bruxelles, avenue Molière, R.C. Mons 137624, R.C. Bruxelles 450241, T.V.A. 424.196.737, déclarée le 27 avril 1998, et a déchargé de ses fonctions le curateur Me Georges Ponchau, avocat à La Louvière, rue du Temple 55. Le tribunal a dit qu’il n’y a pas lieu de déclarer le failli excusable et a ordonné la gratuité de la procédure. (Signé) G. Ponchau, curateur. (Pro deo) (154)
Par jugement du 14 décembre 1998, le tribunal a prononcé la clôture, pour insuffisance d’actif, de la faillite de la S.P.R.L. Le Paradis du Meuble, dont le siège social était sis à 7070 Le Rœulx, rue de la Station 142F, ayant exercé l’activité de commerce de détail en meubles, R.C. Mons 131852, T.V.A. 454.130.640, déclarée le 14 avril 1997, et a déchargé de ses fonctions le curateur Me Georges Ponchau, avocat à La Louvière, rue du Temple 55. Le tribunal a dit qu’il n’y a pas lieu de déclarer le failli excusable et a ordonné la gratuité de la procédure. (Signé) G. Ponchau, curateur. (Pro deo) (155)
Indienen van de schuldvorderingen ter griffie : vóór 25 januari 1999. Sluiting van het proces-verbaal van nazicht van de ingediende schuldvorderingen : 24 februari 1999, te 9 uur, zaal 18, rechtbank van koophandel te Antwerpen, gerechtsgebouw, Stockmansstraat, 2000 Antwerpen. De curator, Meerts, Jan.
(158)
Bij vonnis in datum van 24 december 1998 is Intra Systems B.V.B.A., Meir 44A, 2000 Antwerpen-1, BTW 447.999.646, bij dagvaarding, failliet verklaard. Rechter-commissaris : Mevr. Gelens, Carine. Curator : Mr. Truyen, Christiane, Paleisstraat 64, 2018 Antwerpen-1. Datum van de staking van betaling : 24 december 1998. Indienen van de schuldvorderingen ter griffie : vóór 25 januari 1999. Sluiting van het proces-verbaal van nazicht van de ingediende schuldvorderingen : 24 februari 1999, te 9 uur, zaal 18, rechtbank van koophandel te Antwerpen, gerechtsgebouw, Stockmansstraat, 2000 Antwerpen. De curator, Truyen, Christiane.
(Pro deo)
(159)
Bij vonnis in datum van 24 december 1998 is Chrife C.V. met onbeperkte hoofdelijke aansprakelijkheid, Volkstraat 76, 2000 Antwerpen-1, H.R. Antwerpen 289840, BTW 447.330.940, tussenpersoon in de handel, bij dagvaarding, failliet verklaard. Rechter-commissaris : Mevr. Gelens, Carine. Curator : Mr. Truyen, Christiane, Paleisstraat 64, 2018 Antwerpen-1.
Par jugement du 14 décembre 1998, le tribunal a prononcé la clôture, pour insuffisance d’actif, de la faillite de M. Luc Mathieu, actuellement sans domicile ni résidence connus tant en Belgique qu’à l’étranger, R.C. Mons 127215, T.V.A. 783.063.677, déclarée le 21 avril 1997, et a déchargé de ses fonctions le curateur Me Georges Ponchau, avocat à La Louvière, rue du Temple 55. Le tribunal a dit qu’il n’y a pas lieu de déclarer le failli excusable et a ordonné la gratuité de la procédure. (Signé) G. Ponchau, curateur. (Pro deo) (156)
Datum van de staking van betaling : 24 december 1998. Indienen van de schuldvorderingen ter griffie : vóór 25 januari 1999. Sluiting van het proces-verbaal van nazicht van de ingediende schuldvorderingen : 24 februari 1999, te 9 uur, zaal 18, rechtbank van koophandel te Antwerpen, gerechtsgebouw, Stockmansstraat, 2000 Antwerpen. De curator, Truyen, Christiane.
(Pro deo)
(160)
252
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
Bij vonnis in datum van 24 december 1998 is Arico Blue B.V.B.A., Nassaustraat 15, 2000 Antwerpen-1, H.R. Antwerpen 318738, BTW 456.182.288, spijshuis, bij dagvaarding, failliet verklaard. Rechter-commissaris : de heer Mys, Marc. Curator : Mr. 2000 Antwerpen-1.
Verfaillie,
Christine,
Amerikalei
128,
Indienen van de schuldvorderingen ter griffie : vóór 25 januari 1999. Sluiting van het proces-verbaal van nazicht van de ingediende schuldvorderingen : 24 februari 1999, te 9 uur, zaal 18, rechtbank van koophandel te Antwerpen, gerechtsgebouw, Stockmansstraat, 2000 Antwerpen. (Pro deo)
(161)
Bij vonnis in datum van 24 december 1998 is Rijckebosch, Linda, geboren te Mortsel op 18 juli 1958, wonende en handeldrijvende Langestraat 25, 2240 Zandhoven, onder de benaming « Mosquito », volgens dagvaarding thans wonende ingevolge hernummering te 2240 Zandhoven, Langestraat 25, H.R. Antwerpen 257527, drankgelegenheid, bij dagvaarding, failliet verklaard. Verfaillie,
Christine,
Datum van de staking van betaling : 24 december 1998. Indienen van de schuldvorderingen ter griffie : vóór 25 januari 1999. Sluiting van het proces-verbaal van nazicht van de ingediende schuldvorderingen : 24 februari 1999, te 9 uur, zaal 18, rechtbank van koophandel te Antwerpen, gerechtsgebouw, Stockmansstraat, 2000 Antwerpen. De curator, Van Impe, Bruno. (Pro deo) (165)
Bij vonnis in datum van 24 december 1998 is J.I.T. Services N.V., Van Cortbeemdelei 48, 2100 Deurne (Antwerpen), H.R. Antwerpen 207191, BTW 416.684.482, onderneming voor het reinigen en het ontsmetten van woongelegenheden, lokalen, stoffering en allerhande voorwerpen, bij dagvaarding, failliet verklaard. Rechter-commissaris : de heer Coenen, Armand.
Rechter-commissaris : de heer Mys, Marc. Curator : Mr. 2000 Antwerpen-1.
Rechter-commissaris : de heer Coenen, Armand. Curator : Mr. Van Impe, Bruno, Generaal Slingeneyerlaan 107, 2100 Deurne (Antwerpen).
Datum van de staking van betaling : 24 december 1998.
De curator, Verfaillie, Christine.
Bij vonnis in datum van 24 december 1998 is De Karavaan B.V.B.A., Statiestraat 70, 2600 Berchem (Antwerpen), H.R. Antwerpen 301344, BTW 451.776.312, kleinhandel in herenconfectie en kinderkleding, bij dagvaarding, failliet verklaard.
Amerikalei
128,
Curator : Mr. Van Impe, Bruno, Generaal Slingeneyerlaan 107, 2100 Deurne (Antwerpen).
Datum van de staking van betaling : 24 december 1998.
Datum van de staking van betaling : 24 december 1998.
Indienen van de schuldvorderingen ter griffie : vóór 25 januari 1999.
Indienen van de schuldvorderingen ter griffie : vóór 25 januari 1999.
Sluiting van het proces-verbaal van nazicht van de ingediende schuldvorderingen : 24 februari 1999, te 9 uur, zaal 18, rechtbank van koophandel te Antwerpen, gerechtsgebouw, Stockmansstraat, 2000 Antwerpen.
Sluiting van het proces-verbaal van nazicht van de ingediende schuldvorderingen : 24 februari 1999, te 9 uur, zaal 18, rechtbank van koophandel te Antwerpen, gerechtsgebouw, Stockmansstraat, 2000 Antwerpen. De curator, Van Impe, Bruno. (Pro deo) (166)
De curator, Verfaillie, Christine.
(Pro deo)
(162)
Bij vonnis in datum van 24 december 1998 is City Flyers Sprinter Service B.V.B.A., Damplein 18, 2060 Antwerpen-6, H.R. Antwerpen 317230, BTW 458.228.592, onderneming voor het goederenvervoer langs de weg, bij dagvaarding, failliet verklaard.
Rechter-commissaris : de heer Peeters, Robert.
Rechter-commissaris : de heer Eystraeten, Jean-Antoine. Curator : Mr. Moens, Annemie, Prins Boudewijnlaan 177-179, 2610 Wilrijk (Antwerpen). Indienen van de schuldvorderingen ter griffie : vóór 25 januari 1999. Sluiting van het proces-verbaal van nazicht van de ingediende schuldvorderingen : 24 februari 1999, te 9 uur, zaal 18, rechtbank van koophandel te Antwerpen, gerechtsgebouw, Stockmansstraat, 2000 Antwerpen. (Pro deo)
Curator : Mr. 2000 Antwerpen-1.
Verstreken,
Elisabeth,
Amerikalei
50,
Datum van de staking van betaling : 24 december 1998.
Datum van de staking van betaling : 24 december 1998.
De curator, Moens, Annemie.
Bij vonnis in datum van 24 december 1998 is Agri-Service B.V.B.A., Frankrijklei 101, bur. 406, 2000 Antwerpen-1, H.R. Antwerpen 327082, BTW 445.245.539, verhuring van divers materieel, bij dagvaarding, failliet verklaard.
(163)
Bij vonnis in datum van 24 december 1998 is Nobody B.V.B.A., Heistraat 56, 2610 Wilrijk (Antwerpen), BTW 455.178.339, bij dagvaarding, failliet verklaard. Rechter-commissaris : de heer Eystraeten, Jean-Antoine.
Indienen van de schuldvorderingen ter griffie : vóór 25 januari 1999. Sluiting van het proces-verbaal van nazicht van de ingediende schuldvorderingen : 24 februari 1999, te 9 uur, zaal 18, rechtbank van koophandel te Antwerpen, gerechtsgebouw, Stockmansstraat, 2000 Antwerpen. De curator, Verstreken, Elisabeth. (Pro deo) (167)
Bij vonnis in datum van 24 december 1998 is Ultima B.V.B.A., Durletstraat 13, 2018 Antwerpen-1, H.R. Antwerpen 317256, BTW 458.282.438, bestaat enkel voor haar maatschappelijke zetel, bij dagvaarding, failliet verklaard. Rechter-commissaris : de heer Peeters, Robert.
Curator : Mr. Moens, Annemie, Prins Boudewijnlaan 177-179, 2610 Wilrijk (Antwerpen).
Curator : Mr. 2000 Antwerpen-1.
Verstreken,
Elisabeth,
Amerikalei
50,
Datum van de staking van betaling : 24 december 1998.
Datum van de staking van betaling : 24 december 1998.
Indienen van de schuldvorderingen ter griffie : vóór 25 januari 1999.
Indienen van de schuldvorderingen ter griffie : vóór 25 januari 1999.
Sluiting van het proces-verbaal van nazicht van de ingediende schuldvorderingen : 24 februari 1999, te 9 uur, zaal 18, rechtbank van koophandel te Antwerpen, gerechtsgebouw, Stockmansstraat, 2000 Antwerpen.
Sluiting van het proces-verbaal van nazicht van de ingediende schuldvorderingen : 24 februari 1999, te 9 uur, zaal 18, rechtbank van koophandel te Antwerpen, gerechtsgebouw, Stockmansstraat, 2000 Antwerpen. De curator, Verstreken, Elisabeth. (Pro deo) (168)
De curator, Moens, Annemie.
(Pro deo)
(164)
253
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD Bij vonnis in datum van 24 december 1998 is E.C. Services B.V.B.A., Mechelsesteenweg 39B, 2018 Antwerpen-1, H.R. Antwerpen 297472, BTW 449.828.590, studie-, organisatie- en raadgevend bureau inzake financiële, handels-, fiscale of sociale aangelegenheden, op bekentenis, failliet verklaard. Rechter-commissaris : de heer Saverys, François. Curator : Mr. Aerts, Elke, Van Eycklei 20, bus 2, 2018 Antwerpen-1.
Bij vonnis in datum van 24 december 1998 is Damo B.V.B.A., Binnensteenweg 139, 2530 Boechout, H.R. Antwerpen 284408, BTW 444.316.319, kleinhandel in muziekstukken en fonoplaten, op bekentenis, failliet verklaard. Rechter-commissaris : de heer Adriaens, Michel. Curator : Mr. Gross, Marc, Karel Oomsstraat 22, 2018 Antwerpen-1.
Datum van de staking van betaling : 24 december 1998.
Datum van de staking van betaling : 24 december 1998.
Indienen van de schuldvorderingen ter griffie : vóór 25 januari 1999.
Indienen van de schuldvorderingen ter griffie : vóór 25 januari 1999.
Sluiting van het proces-verbaal van nazicht van de ingediende schuldvorderingen : 24 februari 1999, te 9 uur, zaal 18, rechtbank van koophandel te Antwerpen, gerechtsgebouw, Stockmansstraat, 2000 Antwerpen. De curator, Aerts, Elke. (Pro deo) (169)
Sluiting van het proces-verbaal van nazicht van de ingediende schuldvorderingen : 24 februari 1999, te 9 uur, zaal 18, rechtbank van koophandel te Antwerpen, gerechtsgebouw, Stockmansstraat, 2000 Antwerpen.
Bij vonnis in datum van 24 december 1998 is Het Eeuwige Leven B.V.B.A., Kortrijkstraat 44, 2140 Borgerhout (Antwerpen), H.R. Antwerpen 298546, BTW 450.484.034, uitbating van paleizen en hallen voor tentoonstellingen, congressen en andere culturele en artistieke manifestaties, op bekentenis, failliet verklaard. Rechter-commissaris : de heer Saverys, François. Curator : Mr. Aerts, Elke, Van Eycklei 20, bus 2, 2018 Antwerpen-1. Datum van de staking van betaling : 24 december 1998. Indienen van de schuldvorderingen ter griffie : vóór 25 januari 1999. Sluiting van het proces-verbaal van nazicht van de ingediende schuldvorderingen : 24 februari 1999, te 9 uur, zaal 18, rechtbank van koophandel te Antwerpen, gerechtsgebouw, Stockmansstraat, 2000 Antwerpen. De curator, Aerts, Elke. (Pro deo) (170)
De curator, Gross, Marc.
(Pro deo)
(173)
Rechtbank van koophandel te Brugge, afdeling Brugge
De rechtbank van koophandel te Brugge, afdeling Brugge, heeft bij vonnis van 24 december 1998, op bekentenis, in staat van faillissement verklaard De Glas, Michel, geboren te Moerbeke op 11 februari 1946, wonende te Knokke-Heist, Bayauxlaan 5/11, destijds ingeschreven in het H.R. Brugge 85862, geschrapt op 7 oktober 1998, en met stopzetting d.d. 2 oktober 1998, kapperssalon, BTW 677.337.736. Rechter-commissaris : Filip Albrecht. Tijdstip ophouden van betaling : voorlopig op 24 december 1998. Curator : Geerts, Hendrik, avocaat te 8300 Knokke-Heist, Nestor De Tierestraat 28. Indienen van de schuldvorderingen : griffie rechtbank van koophandel, Kazernevest 3, te 8000 Brugge, vóór zondag 24 januari 1999.
Bij vonnis in datum van 24 december 1998 is Racom Computers B.V.B.A., Boomsesteenweg 690, 2610 Wilrijk (Antwerpen), H.R. Antwerpen 328718, BTW 220.026.349, groothandel, import en export van kantoormachines en kantoormaterieel, bij dagvaarding, failliet verklaard.
Sluiting proces-verbaal nazicht van de schuldvorderingen : maandag 1 februari 1999, om 9 u. 30 m., in de gehoorzaal van de rechtbank van koophandel te Brugge. Voor eensluidend uittreksel : de curator, (get.) Geerts, Hendrik.
Rechter-commissaris : de heer Van den Bril, Bart. Curator : 2900 Schoten.
Mr.
Elants,
Anne-Marie,
Sint-Cordulastraat
(Pro deo)
32,
Datum van de staking van betaling : 24 december 1998. Indienen van de schuldvorderingen ter griffie : vóór 25 januari 1999. Sluiting van het proces-verbaal van nazicht van de ingediende schuldvorderingen : 24 februari 1999, te 9 uur, zaal 18, rechtbank van koophandel te Antwerpen, gerechtsgebouw, Stockmansstraat, 2000 Antwerpen. De curator, Elants, Anne-Marie. (Pro deo) (171)
Bij vonnis in datum van 24 december 1998 is Adviescentrum Kegels & Partners N.V., in het kort : « Ack & Partners », Melgesdreef 40, 2170 Merksem (Antwerpen), H.R. Antwerpen 314766, BTW 456.502.586, boekhoudbureau, op bekentenis, failliet verklaard. Rechter-commissaris : de heer Vandendries, Jean Pierre. Curator : Mr. Van Caeneghem, Wim, Quinten Matsyslei 34, 2018 Antwerpen-1. Datum van de staking van betaling : 24 december 1998. Indienen van de schuldvorderingen ter griffie : vóór 25 januari 1999. Sluiting van het proces-verbaal van nazicht van de ingediende schuldvorderingen : 24 februari 1999, te 9 uur, zaal 18, rechtbank van koophandel te Antwerpen, gerechtsgebouw, Stockmansstraat, 2000 Antwerpen. De curator, Van Caeneghem, Wim. (Pro deo) (172)
(174)
Rechtbank van koophandel te Brugge, afdeling Oostende
Bij vonnis d.d. 22 december 1998, van de rechtbank van koophandel te Brugge, afdeling Oostende, werd, op dagvaarding, in faling verklaard de B.V.B.A. Moto’s Luc, met maatschappelijke zetel gevestigd te 8820 Torhout, Roeselaarseweg 8, H.R. Oostende 54386, voor kleinhandel in fietsen en onderdelen, groothandel in rijwielen en onderdelen, werkplaats voor het herstellen van rijwielen, motorrijwielen en bromfietsen, kleinhandel in motorrijwielen en onderdelen, groothandel in motorrijwielen en toebehoren onder de benaming « Moto’s Luc », BTW 456.969.671. De termijn van staking van betaling heeft een aanvang genomen op 22 december 1998. Als rechter-commissaris werd aangesteld de heer Decloedt, Dirk, en als curator Mr. Dany Hollevoet, Prinses Elisabethlaan 57, te Bredene. De aangiften van schuldvordering moeten ingediend worden ter griffie van de rechtbank van koophandel te Oostende, vóór 22 januari 1999. Sluiting van het proces-verbaal van nazicht van de schuldvorderingen : op 29 januari 1999, om 17 u. 30 m., in de raadkamer van de rechtbank van koophandel te Oostende, Canadaplein 3. De curator, (get.) Dany Hollevoet.
(175)
254
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD Rechtbank van koophandel te Gent
Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Gent, d.d. 18 december 1998, werd het faillissement Aedes Laeta B.V.B.A., Nieuwe Bosstraat 26, 9000 Gent, H.R. Gent 172023, afgesloten wegens ontoereikend activa. De gefailleerde werd niet verschoonbaar verklaard. De curator, (get.) Jan Temmerman, advocaat, Sint-Martensstraat 16, 9000 Gent. (176)
Rechtbank van koophandel te Hasselt
Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Hasselt, uitgesproken op 29 december 1998, werd failliet verklaard de B.V.B.A. Delrova, voorheen met zetel te 3800 Sint-Truiden, Hasseltsesteenweg 402, H.R. Hasselt 90816, thans met zetel te 3570 Alken, Heiligenbornstraat 27, doch niet ingeschreven in het H.R. Tongeren. Rechter-commissaris : R. Eraly.
Bij vonnis d.d. 21 december 1998 van de rechtbank van koophandel te Kortrijk, 4e kamer, werd, op dagvaarding, in staat van faillissement verklaard de B.V.B.A. Beheer Company, met zetel te 8800 Roeselare, Violierstraat 66, H.R. Kortrijk 135154, onderneming voor beheer van beleggingen en vermogens; tussenpersoon in de handel; studie-, organisatie- en raadgevend bureau inzake financiële, handels-, fiscale en sociale aangelegenheden. Rechter-commissaris : de heer Oswald Snick, rechter in handelszaken. Curator : Mr. Marleen Vandeputte, advocaat te 8800 Roeselare, Stationsdreef 8. Datum van staking van betaling : 21 december 1998. Indiening van de aangifte van de schuldvorderingen ter griffie van de rechtbank van koophandel te Kortrijk, Burgemeester Nolfstraat 10A vóór 15 januari 1999. Sluiting van het proces-verbaal van onderzoek naar de echtheid van de schuldvorderingen : woensdag 3 februari 1999, te 9 u. 45 m. Voor gelijkvormig afschrift : de curator, (get.) Mr. Marleen Vandeputte. (180)
De curatoren : Mrs. Xavier Gielen en Frederika Van Swygenhoven, advocaten te 3500 Hasselt, Van Dycklaan 15. Datum van staking van betalingen : 29 december 1998. De schuldeisers worden verzocht ter griffie van voormelde rechtbank, Havermarkt 8, te 3500 Hasselt, de verklaring van schuldvordering te doen : vóór 21 januari 1999. Sluiting van het proces-verbaal van nazicht van de schuldvorderingen : op 4 februari 1999, te 14 uur, in de raadkamer, gelijkvloers, van de rechtbank van koophandel te Hasselt. Voor eensluidend verklaard afschrift : namens de curatoren, (get.) Mr. Xavier Gielen. (Pro deo) (177)
Rechtbank van koophandel te Kortrijk
Bij vonnis d.d. 21 december 1998 van de rechtbank van koophandel te Kortrijk, 4e kamer, werd, op dagvaarding, in staat van faillissement verklaard de heer Kurt Vanoverschelde, wonende te 8500 Kortrijk, Wandelingstraat 9, H.R. Kortrijk 109338, slachten van vee; groothandel in vlees; nijverheid voor het bereiden van vleeswaren; groot- en kleinhandel in meststoffen (geen pesticiden), aardappelen, bieten, graan (geen inlandse granen); groot- en kleinhandel in dieren (met uitzondering van pluimvee). Rechter-commissaris : de heer Oswald Snick, rechter in handelszaken. Curator : Mr. Marleen Vandeputte, advocaat te 8800 Roeselare, Stationsdreef 8. Datum van staking van betaling : 21 december 1998.
De rechtbank van koophandel te Kortrijk, derde kamer, heeft bij vonnis d.d. 23 december 1998, de B.V.B.A. Ter Dennen, met zetel aan de Harlemboislaan 1, te 8530 Harelbeke, verbruikssalon, inrichting van vertoningen, music-hall en artistieke cabaretten, animator, modeshows en uitbating van danszaal met uithangbord « Privelege », H.R. Kortrijk 139187, BTW 458.987.370, in staat van faillissement verklaard. Het faillissement werd pro deo uitgesproken. Het tijdstip van de ophouding van de betalingen werd op 23 december 1998 bepaald.
Indiening van de aangifte van de schuldvorderingen ter griffie van de rechtbank van koophandel te Kortrijk, Burgemeester Nolfstraat 10A, vóór 15 januari 1999. Sluiting van het proces-verbaal van onderzoek naar de echtheid van de schuldvorderingen : woensdag 3 februari 1999, te 10 u. 15 m. Voor gelijkvormig afschrift : de curator, (get.) Mr. Marleen Vandeputte. (Pro deo) (181)
Als rechter-commissaris werd de heer Irold Rodenbach, rechter in handelszaken in de rechtbank van koophandel te Kortrijk aangesteld. Als curator werd Mr. Yves François, advocaat, kantoorhoudende aan de Wijnsbergstraat 24, te 8570 Vichte, aangesteld. De schuldeisers dienen hun verklaring van aangifte in te dienen vóór 15 januari 1999, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Kortrijk, Burgemeester Nolfstraat 10A, 8500 Kortrijk. De sluiting van het proces-verbaal van onderzoek naar de echtheid van de schuldvorderingen zal plaatsgrijpen op 10 februari 1999, te 9 u. 30 m., tevens in de rechtbank van koophandel te Kortrijk. De curator, (get.) Mr. Yves François. (178)
Bij vonnis d.d. 21 december 1998 van de rechtbank van koophandel te Kortrijk, 4e kamer, werd, op dagvaarding, in staat van faillissement verklaard de N.V. Veldeland Investments, met zetel te 8500 Kortrijk, Liefdeweg 2A, H.R. Kortrijk 130976, onderneming in onroerende goederen; groothandel in bouwmaterialen. Rechter-commissaris : de heer Oswald Snick, rechter in handelszaken. Curator : Mr. Marleen Vandeputte, advocaat te 8800 Roeselare, Stationsdreef 8. Datum van staking van betaling : 21 december 1998.
Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Kortrijk, derde kamer, d.d. 11 december 1998, werd het faillissement van Mevr. Malfait, Christine, wonende te 8581 Waarmaarde, Oudenaardsesteenweg 387/A, en thans te 9600 Ronse, G. Desmetlaan 42, H.R. Kortrijk 139657, gesloten verklaard bij gebrek aan voldoende actief. De gefailleerde werd niet verschoonbaar verklaard. Voor eensluidend uittreksel : de curator, (get.) Mr. K. Segers, F. Verhaeghestraat 5, 8790 Waregem. (179)
Indiening van de aangifte van de schuldvorderingen ter griffie van de rechtbank van koophandel te Kortrijk, Burgemeester Nolfstraat 10A, vóór 15 januari 1999. Sluiting van het proces-verbaal van onderzoek naar de echtheid van de schuldvorderingen : woensdag 3 februari 1999, te 10 uur. Voor gelijkvormig afschrift : de curator, (get.) Mr. Marleen Vandeputte. (Pro deo) (182)
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD Rechtbank van koophandel te Mechelen
Bij vonnis gewezen door de rechtbank van koophandel te Mechelen, op 7 december 1998, werd het faillissement van de B.V.B.A. Bacardy’s, Eikelstraat 30, te Lier, H.R. Mechelen 83323, gesloten.
255
Nazicht der schuldvorderingen : donderdag 28 januari 1999, om 9 uur, in de terechtzittingszaal van de rechtbank van koophandel te Oudenaarde. Voor eensluidend uittreksel : een curator, (get.) Mr. Philippe Vande Weghe. (187)
De gefailleerde werd niet verschoonbaar verklaard. Voor eensluidend uittreksel : (get.) Willy Vets, curator.
(183)
Bij vonnis d.d. 14 december 1998, gewezen door de rechtbank van koophandel te Mechelen, werd gesloten verklaard, ingevolge vereffening, het faillissement van de C.V.B.A. Cazo, Heistsesteenweg 63, te 2580 Putte (Beerzel). De gefailleerde werd verschoonbaar verklaard. Voor eensluidend uittreksel : (get.) Mr. Geert Van Deyck, curator. (184)
De rechtbank van koophandel te Mechelen, tweede kamer, heeft bij vonnis van 14 december 1998 het faillissement van de N.V. Grafitech België, waarvan de zetel gevestigd is te 2800 Mechelen, Zandvoortstraat 12C, H.R. Mechelen 76716, gesloten verklaard en de curator van zijn opdracht ontheven. Gefailleerde werd niet verschoonbaar verklaard. Voor eensluidend uittreksel : (get.) Verbiest, Eric, curator. (Pro deo)
Rechtbank van koophandel te Turnhout
De rechtbank van koophandel te Turnhout, tweede kamer, heeft bij vonnis van 22 september 1998 de sluiting bevolen, wegens ontoereikend actief, van het faillissement van de heer Verschueren, Marc, geboren te Beerse op 11 mei 1958, en wonende te 2300 Turnhout, steenweg op Merksplas 36/B2. De gefailleerde werd niet verschoonbaar verklaard. Voor eensluidend afschrift : de curator, (get.) G. Somers, advocaat. (188)
De rechtbank van koophandel te Turnhout, tweede kamer, heeft bij vonnis van 26 mei 1998 de sluiting bevolen, wegens ontoereikend actief, van het faillissement van de B.V.B.A. Vernico, Goedendagstraat 19, bus 3, te 2300 Turnhout. De gefailleerde werd niet verschoonbaar verklaard. Voor eensluidend afschrift : de curator, (get.) G. Somers, advocaat. (189)
(185) Régime matrimonial − Huwelijksvermogensstelsel
Rechtbank van koophandel te Oudenaarde
Bij vonnis d.d. 10 december 1998, van de rechtbank van koophandel te Oudenaarde, werd in staat van faling verklaard, op dagvaarding, de N.V. Decra Projects International, met zetel thans te 9770 Kruishoutem, Huttegem 5, H.R. Oudenaarde A/4539, BTW 456.491.995. Rechter-commissaris : de heer Fred Valcke, rechter in handelszaken in voornoemde rechtbank. Curatoren : Mr. Philippe Vande Weghe, advocaat te 9600 Ronse, Ch. Vandendoorenstraat 15; Mr. Lieve Teintenier, advocaat te 9700 Oudenaarde, Bourgondiëstraat 10. Staking der betalingen : voorlopig bepaald op 10 december 1998.
Par requête du 24 décembre 1998, M. Naviaux, Alain, électromécanicien, né à Saint-Mard le 23 juillet 1961, de nationalité belge, et son épouse, Mme Perbal, Marie-Louise Danièle, dite Hélène, assistante sanitaire, née à Pétange (Grand-Duché de Luxembourg) le 11 novembre 1956, de nationalité belge, tous deux demeurant et domiciliés à Athus (Aubange), rue Lang 8, ont introduit devant le tribunal de première instance d’Arlon, une demande en homologation de l’acte portant modification de leur régime matrimonial reçu par le notaire Geneviève Oswald, de résidence à Athus (Aubange), le 24 décembre 1998, et par lequel lesdits époux ont maintenu le régime légal avec apport d’un immeuble en communauté. Athus, le 24 décembre 1998. Pour extrait conforme : (signé) Geneviève Oswald, notaire.
(190)
Indienen schuldvorderingen : tot en met 10 januari 1999, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Oudenaarde, Bekstraat 14. Nazicht der schuldvorderingen : donderdag 21 januari 1999, om 9 uur, in de terechtzittingszaal van de rechtbank van koophandel te Oudenaarde. Voor eensluidend uittreksel : een curator, (get.) Mr. Philippe Vande Weghe. (Pro deo) (186)
Bij vonnis d.d. 22 december 1998, van de rechtbank van koophandel te Oudenaarde, werd in staat van faling verklaard, op aangifte, de B.V.B.A. Oostvlaams Montagebedrijf, met zetel te 9680 Maarkedal, Borgtstraat 3A, H.R. Oudenaarde 40522, BTW 455.412.426, voor een onderneming van metaalverwerking. Rechter-commissaris : de heer Luc Libert, rechter in handelszaken in voornoemde rechtbank. Curatoren : Mr. Philippe Vande Weghe, advocaat te 9600 Ronse, Ch. Vandendoorenstraat 15; Mr. Lieve Teintenier, advocaat te 9700 Oudenaarde, Bourgondiëstraat 10. Staking der betalingen : voorlopig bepaald op 22 december 1998. Indienen schuldvorderingen : tot en met 19 januari 1999, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Oudenaarde, Bekstraat 14.
Par requête du 28 décembre 1998, les époux Henri Marie Nicolas Desaar, électromécanicien, né à Grâce-Berleur le 26 février 1945, et Jacqueline Suzanne Renée Michaux, agent de sécurité, née à IvozRamet le 20 avril 1944, demeurant à 4480 Engis, rue de la Surface 34, ont introduit devant le tribunal civil de première instance de Liège, une requête en homologation du contrat modificatif de leur régime matrimonial, dressé par acte reçu par le notaire Robert Debatty, de Bressoux (actuellement Liège), en date du 30 octobre 1998. Le contrat modificatif comporte adoption du régime de la séparation des biens pure et simple. Pour les époux : le notaire, (signé) Debatty. (191)
Par requête en date du 9 novembre 1998, M. Criquellion, Patrick Michel Ernest, ingénieur commercial, et son épouse, Mme Forrest, Geneviève Jeannine, indépendante, demeurant à 7090 Steenkerque (actuellement Braine-le-Comte), rue du Bucq 80, ont introduit le 29 décembre 1998 devant le tribunal civil de première instance de Mons une requête en homologaiton du contrat modificatif de leur régime matrimonial, dressé par acte reçu par le notaire An Katrien Van Laer, à Herne, en date du 9 novembre 1998. Pour les requérants, (signé) A.K. Van Laer, notaire à Herne. (192)
256
MONITEUR BELGE — 05.01.1999 — BELGISCH STAATSBLAD
Par requête en date du 28 décembre 1998, les époux Alain Willy Roland L’Heureux, agent Electrabel, né à Frameries le 5 juin 1959, de nationalité belge, et Mme Anne Marie Alida Pauline Alart, employée, née à Frameries le 27 juin 1956, de nationalité belge, demeurant ensemble à Frameries, rue Emile Vandervelde 169B, ont introduit devant le tribunal de première instance de Mons une requête en homologation du contrat modificatif de leur régime matrimonial, dressé par acte reçu par le notaire Paul Raucent, de résidence à Frameries, en date du 15 décembre 1998.
1 september 1972, samenwonende te Laakdal (Veerle), Schandooi 6, de homologatie gevraagd van een akte verleden voor notaris Jean Roggen, te Tessenderlo, op 4 december 1998, houdende wijziging van hun huwelijksvermogensstelsel. Tessenderlo, 28 december 1998. Namens de verzoekers, (get.) Jean Roggen, notaris.
(196)
Les modifications à apporter à leur régime matrimonial sont : l’apport au patrimoine commun de la moitié en pleine propriété que les époux possèdent chacun dans un bien situé à Frameries, rue Emile Vandervelde 169B; la révocation et le remplacement d’une clause de partage inégal du patrimoine commun. (Signé) Paul Raucent, notaire à Frameries. (193)
Bij vonnis uitgesproken op 9 november 1998 heeft de rechtbank van eerste aanleg te Leuven de akte van wijziging van het huwelijksstelsel verleden voor notaris Eugène Vangoetsenhoven, te Bertem (Leefdaal), op 30 maart 1998, gehomologeerd. Ingevolge deze akte heeft de heer Robeet, Luc Henri Jeanne, wonende te 3080 Tervuren, Wijngaardstraat 2, een onroerend goed gelegen te 3061 Bertem (Leefdaal), langsheen de Mezenstraat, ingebracht in de gemeenschap die bestaat tussen hem en zijn echtgenote, Mevr. Vander Straeten, Katty Andrea. Namens de echtgenoten Robeet-Vander Straeten, (get.) E. Vangoetsenhoven, notaris. (194)
Bij verzoekschrift d.d. 13 november 1998, gericht aan de rechtbank van eerste aanleg te Turnhout, hebben de echtgenoten Van Otten, Leo Josephus en Van Den Eijnt, Marleen Elisa Jacobus, wonende te Merksplas, steenweg op Turnhout 184, verzocht om homologatie van de wijziging van hun huwelijksvermogensstelsel, akte verleden voor notaris Cor Stoel, te Merksplas, op 13 november 1998, houdende verbetering van de beschrijving van het ingebrachte goed en de oorsprong van eigendom. Voor de partijen, (get.) C. Stoel, notaris.
(197)
Op 26 november 1998 hebben de heer van Weert, Gaëtan Henri Bert, zaakvoerder, en zijn echtgenote, Nelissen, Kristien Theresia Remigia Maria, bediende, samenwonende te 2650 Edegem, Rombaut Keldermansstraat 25, ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen een verzoekschrift d.d. 9 november 1998 neergelegd strekkende tot homologatie van de akte verleden voor notaris Herman Dessers, te Antwerpen, op 9 november 1998, waarbij zij hun huwelijksvermogensstelsel wijzigden. Antwerpen, 14 december 1998.
Bij door beide echtgenoten ondertekend verzoekschrift hebben de heer Mertens, Eric Frans Dominique, bestuurder van vennootschappen, en zijn echtgenote, Mevr. Distelmans, Suzanne Denise, bediende, samenwonende te Diest (Molenstede), Crauwelsbos 6, ter homologatie voorgelegd aan de rechtbank van eerste aanleg te Leuven, de akte verleden voor notaris Jozef Coppens, te Vosselaar, op 18 december 1998, waarbij zij hun huwelijksvermogensstelsel wijzigden. Vosselaar, 28 december 1998. Voor de echtgenoten Mertens-Distelmans, (get.) J. Coppens, notaris. (195)
Bij verzoekschrift van 4 december 1998, aangeboden op 28 december 1998 ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Turnhout, hebben de heer Leten, Danny Robrecht Erwin, fabrieksarbeider, geboren te Koersel op 20 mei 1962, en zijn echtgenote, Mevr. Mathijs-Pierco, Erica, kinderverzorgster, geboren te Leuven op
De griffier, (get.) M. De Reyck.
(198)
Succession vacante − Onbeheerde nalatenschap
Par ordonnance du tribunal de Mons, en date du 21 décembre 1998, RRQ 97/494/B, Me J.L. Legat, juge de paix suppléant, avocat à 7000 Mons, boulevard Kennedy 65, a été désigné en qualité de curateur à la succession vacante de feue Graziella, Chantal Gina Lucie Charlyne Alfreda Lignon, née à Saint-Ghislain le 7 mars 1956 et décédée à SaintGhislain le 5 octobre 1995, veuve de M. Michel Dedoncker, domiciliée de son vivant à 7330 Saint-Ghislain, cité Onzième, rue 05. Les créanciers et débiteurs éventuels de cette succession vacante se feront connaître du curateur par lettre recommandée, dans les trois mois de la présente publication. Le curateur, (signé) J.L. Legat.
Moniteur belge, rue de Louvain 40-42, 1000 Bruxelles. − Belgisch Staatsblad, Leuvenseweg 40-42, 1000 Brussel. Conseiller/adviseur : A. VAN DAMME
(199)