BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE
29317
WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN
MINISTERE DE L’INTERIEUR
N. 98 — 2424 [98/00572] 31 AUGUSTUS 1998. — Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 24 april 1995 houdende regeling van het dragen van het uniform door de gemeentepolitie
F. 98 — 2424 [98/00572] 31 AOUT 1998. — Arrêté royal modifiant l’arrêté royal du 24 avril 1995 réglementant le port de l’uniforme de la police communale
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op artikel 226 van de nieuwe Gemeentewet;
ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Vu l’article 226 de la nouvelle loi communale;
Gelet op het koninklijk besluit van 24 april 1995 houdende regeling van het dragen van het uniform door de gemeentepolitie, inzonderheid op artikel 34;
Vu l’arrêté royal du 24 avril 1995 réglementant le port de l’uniforme de la police communale, notamment l’article 34;
Gelet op het protocol nr. 98/05 van 16 juli 1998 van het Comité voor de provinciale en de plaatselijke overheidsdiensten;
Vu le protocole n° 98/05 du 16 juillet 1998 du Comité des services publics provinciaux et locaux;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Vu les lois sur le Conseil d’Etat, coordonnées le 12 janvier 1973, notamment l’article 3, § 1er, modifié par la loi du 4 août 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat de op stapel staande politiehervorming ondermeer zal leiden tot een nieuw uniform voor de nieuwe politiediensten;
Vu l’urgence motivée par le fait que la réforme des services de police qui est mise en chantier aura notamment comme conséquence d’aboutir à un nouvel uniforme pour les nouveaux services de police;
Overwegende dat het koninklijk besluit van 24 april 1995 voorschrijft dat het uniform van de gemeentepolitie volledig overeenkomstig de erin bepaalde voorschriften moet zijn op datum van 2 juni 1998;
Considérant que l’arrêté royal du 24 avril 1995 prévoit que l’uniforme des policiers communaux doit être conforme à ses prescriptions en date du 2 juin 1998;
Dat, gelet op de aan de gang zijnde hervorming van de politiediensten, het onnodig is de gemeenten die het uniform van hun politiepersoneel nog zouden moeten aanpassen, te verplichten onnodige kosten inzake uniform te doen;
Que, vu la réforme des services de police qui est en cours, il est inutile d’obliger les communes qui auraient encore des adaptations à faire à l’uniforme actuel de leur personnel de police, à faire des frais inutiles en matière d’uniforme;
Dat het anderzijds van belang is bedoelde gemeenten zo snel mogelijk te informeren teneinde hen voornoemde kosten te besparen;
Que par ailleurs, il importe d’en informer au plus vite lesdites communes afin de leur éviter les frais précités;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Sur la proposition de Notre Ministre de l’Intérieur,
Nous avons arreˆté et arreˆtons :
Artikel 1. In het eerste lid van artikel 34 van het koninklijk besluit van 24 april 1995 houdende regeling van het dragen van het uniform door de gemeentepolitie, worden de woorden ″drie jaar″ vervangen door de woorden ″vier jaar″.
Article 1er. Dans l’alinéa 1er de l’article 34 de l’arrêté royal du 24 avril 1995 réglementant le port de l’uniforme de la police communale, les mots ″trois ans″ sont remplacés par les mots ″quatre ans″.
Art. 2. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 2. Notre Ministre de l’Intérieur est chargé de l’exécution du présent arrêté.
Gegeven te Brussel, 31 augustus 1998.
Donné à Bruxelles, le 31 août 1998.
ALBERT
ALBERT
Van Koningswege :
Par le Roi :
De Minister van Binnenlandse Zaken, L. TOBBACK
Le Ministre de l’Intérieur, L. TOBBACK
29318
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE
MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID
MINISTERE DE L’EMPLOI ET DU TRAVAIL
N. 98 — 2425 [C − 98/12569] 10 AUGUSTUS 1998. — Koninklijk besluit tot wijziging van bijlage II van titel II, hoofdstuk IIbis van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming wat de vaststelling van de grenswaarden voor blootstelling aan chemische agentia betreft (1)
F. 98 — 2425 [C − 98/12569] 10 AOUT 1998. — Arreˆte´ royal modifiant l’annexe II au titre II, chapitre IIbis du Re`glement ge´ne´ral pour la protection du travail en ce qui concerne la fixation des valeurs limites d’exposition a` des agents chimiques (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, inzonderheid op artikel 4; Gelet op richtlijn 96/94/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 18 december 1996 houdende vaststelling van een tweede lijst van indicatieve grenswaarden ter uitvoering van richtlijn 80/1107/EEG van de Raad betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan chemische, fysische en biologische agentia op het werk; Gelet op het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming, goedgekeurd bij de besluiten van de Regent van 11 februari 1946 en 27 september 1947, inzonderheid op bijlage II van titel II, hoofdstuk IIbis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 11 april 1995; Gelet op het advies van de Hoge Raad voor Veiligheid, Gezondheid en Verfraaiing der Werkplaatsen gegeven op 19 april 1996 en op het advies van de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het Werk, gegeven op 18 november 1996; Gelet op het advies van de Raad van State; Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Vu la loi du 4 août 1996 relative au bien-eˆtre des travailleurs lors de l’exe´cution de leur travail, notamment l’ article 4; Vu la Directive 96/94/CE du 18 décembre 1996 de la Commission des Communaute´s europe´ennes relative a` l’e´tablissement d’une deuxie`me liste de valeurs limites de caracte`re indicatif en application de la Directive 80/1107/CEE du Conseil concernant la protection des travailleurs contre les risques lie´s a` une exposition a` des agents chimiques, physiques et biologiques pendant le travail; Vu le Re`glement ge´ne´ral pour la protection du travail, approuve´ par les arreˆte´s du Re´gent des 11 février 1946 et 27 septembre 1947, notamment l’annexe II au Titre II, Chapitre IIbis, inse´re´e par l’arreˆte´ royal du 11 avril 1995; Vu l’avis du Conseil supe´rieur de se´curite´, d’hygie`ne et d’embellissement des lieux de travail donne´ le 19 avril 1996 et l’avis du Conseil supe´rieur pour la pre´vention et la protection au travail, donne´ le 18 novembre 1996; Vu l’avis du Conseil d’Etat; Sur la proposition de Notre Ministre de l’Emploi et du Travail,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Nous avons arreˆté et arreˆtons :
Artikel 1. Bijlage II, Lijst van de grenswaarden voor blootstelling aan chemische agentia, bij titel II, hoofdstuk IIbis van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming, goedgekeurd bij de besluiten van de Regent van 11 februari 1946 en 27 september 1947, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 11 april 1995, wordt vervangen door de bijlage gevoegd bij dit besluit.
Article 1er. L’annexe II, Liste des valeurs limites d’exposition a` des agents chimiques, au titre II, chapitre IIbis du Re`glement ge´ne´ral pour la protection du travail, approuve´ par les arreˆte´s du Re´gent des 11 février 1946 et 27 septembre 1947, inse´re´e par l’arreˆte´ royal du 11 avril 1995, est remplace´e par l’annexe au pre´sent arreˆte´.
Art. 2. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 2. Notre Ministre de l’Emploi et du Travail est charge´ de l’exe´cution du pre´sent arreˆte´.
Gegeven te Chaˆteauneuf-de-Grasse, 10 augustus 1998.
Donne´ a` Chaˆteauneuf-de-Grasse, le 10 aouˆt 1998.
ALBERT
ALBERT
Van Koningswege :
Par le Roi :
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET
La Ministre de l’Emploi et du Travail, Mme M. SMET
Nota’s
Notes
(1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 4 augustus 1996, Belgisch Staatsblad van 18 september 1996. Besluit van de Regent van 11 februari 1946, Belgisch Staatsblad van 3 en 4 april 1946. Besluit van de Regent van 27 september 1947, Belgisch Staatsblad van 3 en 4 oktober 1947. Koninklijk besluit van 11 april 1995, Belgisch Staatsblad van 14 juni 1995.
(1) Re´fe´rences au Moniteur belge : Loi du 4 août 1996, Moniteur belge du 18 septembre 1996. Arreˆte´ du Re´gent du 11 février 1946, Moniteur belge des 3 et 4 avril 1946. Arreˆte´ du Re´gent du 27 septembre 1947, Moniteur belge des 3 et 4 octobre 1947. Arreˆte´ royal du 11 avril 1995, Moniteur belge du 14 juin 1995.
Bijlage Bijlage II, bij titel II, hoofdstuk IIbis Lijst van de grenswaarden voor blootstelling aan chemische agentia Grenswaarde ppm
Grenswaarde mg/m3
Kortetijdswaarde ppm
Kortetijdswaarde mg/m3
Bijkomende indeling
Acetaldehyde
25
46
*
*
M
00098-86-2
Acetofenon
10
50
*
*
200-662-2
00067-64-1
Aceton
750
1806
1000
2415
200-835-2
00075-05-8
Acetonitril
40
68
60
102
200-816-9
00074-86-2
Acetyleen
*
*
*
*
201-191-5
00079-27-6
Acetyleentetrabromide
1
14
*
*
200-064-1
00050-78-2
Acetylsalicylzuur
*
5
*
*
EINECS-nr.
CAS-nr.
200-836-8
00075-07-0
202-708-7
Naam van de agentia
A
29319
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE Grenswaarde ppm
Grenswaarde mg/m3
Kortetijdswaarde ppm
Kortetijdswaarde mg/m3
0,1
0,23
0,3
0,70
*
0,03
*
*
D
Acrylonitril
2
4,4
*
*
D
Acrylzuur
2
6,0
*
*
D
00124-04-9
Adipinezuur
*
5
*
*
203-896-3
00111-69-3
Adiponitril
2
8,9
*
*
D
206-215-8
00309-00-2
Aldrin
*
0,25
*
*
D
203-470-7
00107-18-6
Allylalcohol
2
4,9
4
9,6
D
203-457-6
00107-05-1
Allylchloride
1
3
2
6
203-442-4
00106-92-3
Allylglycidylether
5
23
10
48
218-550-7
02179-59-1
Allylpropyldisulfide
2
12
3
18
231-072-3
07429-90-5
Aluminium (lasrook)
*
5
*
*
231-072-3
07429-90-5
Aluminium (metaal)
*
10
*
*
231-072-3
07429-90-5
Aluminium (pyrofoor poeder)
*
5
*
*
231-072-3b
07429-90-5
Aluminiumalkylen (als Al)
*
2
*
*
215-691-6
01344-28-1
Aluminiumoxide (als Al)
*
10
*
*
EINECS-nr.
CAS-nr.
Naam van de agentia
203-453-4
00107-02-8
Acroleı¨ne
201-173-7
00079-06-1
Acrylamide
203-466-5
00107-13-1
201-177-9
00079-10-7
204-673-3
--
--
Aluminiumzouten (oplosbaar) (als Al)
*
2
*
*
203-992-5
01302-74-5
Amaril
*
10
*
*
202-635-3
00092-67-1
4-Aminobifenyl
207-988-4
00504-29-0
2-Aminopyridine
200-521-5
00061-82-5
Amitrol
231-635-3
07664-41-7
Ammoniak
235-186-4
12125-02-9
Ammoniumchloride (rook)
223-320-4
03825-26-1
231-786-5 231-871-7
Bijkomende indeling
*
*
*
*
0,5
1,9
*
*
*
0,2
*
*
25
17
35
24
*
10
*
20
Ammoniumperfluoroctanoaat
*
0,01
*
*
07727-54-0
Ammoniumpersulfaat
*
0,1
*
*
07773-06-0
Ammoniumsulfamaat
*
10
*
*
200-539-3
00062-53-3
Aniline en - homologen
2
7,7
*
*
D
249-496-2
29191-52-4
Anisidine isomeren (o.-,p.-)
0,1
0,5
*
*
D
231-146-5
07440-36-0
Antimoon en verbindingen (als Sb)
*
0,5
*
*
201-706-3
00086-88-4
ANTU
*
0,3
*
*
--
07440-37-1
Argon
*
*
*
*
231-148-6
07440-38-2
Arseen en anorganische verbindingen (als As)
*
0,2
*
*
232-066-3
07784-42-1
Arsine
0,05
0,16
*
*
D
D
A
Asbest (zie onder ″vezels″) 232-490-9
08052-42-4
Asfalt (petroleum) (rook)
*
5
*
*
217-617-8
01912-24-9
Atrazine
*
5
*
*
201-676-1
00086-50-0
Azienfos-methyl
*
0,2
*
*
200-580-7
00064-19-7
Azijnzuur
10
25
15
38
203-564-8
00108-24-7
Azijnzuuranhydride
5
21
*
*
231-149-1
07440-39-3
Barium (oplosbare verbindingen) (als Ba)
*
0,5
*
*
231-784-4
07727-43-7
Bariumsulfaat
241-775-7
17804-35-2
Benomyl
200-753-7
00071-43-2
200-753-7
D
*
10
*
*
0,84
10
*
*
Benzeen, in cokesfabrieken, verwerking van koolteer, onderhoud en herstelling van benzinemotoren, laden, lossen en opslaan van benzine en benzeen
3
9,7
*
*
D
00071-43-2
Benzeen, uitgezonderd in cokesfabrieken, verwerking van koolteer, onderhoud en herstelling van benzinemotoren, laden, lossen en opslaan van benzine en benzeen
1
3,2
*
*
D
202-199-1
00092-87-5
Benzidine
*
*
*
*
D
232-349-1
08006-61-9
Benzine
300
903
500
1501
29320
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE Kortetijdswaarde ppm
Kortetijdswaarde mg/m3
Grenswaarde ppm
Grenswaarde mg/m3
Benzo[a]pyreen
*
*
*
*
Benzoylchloride
*
*
0,5
2,8
10
62
*
*
1
5,3
*
*
*
0,002
*
*
0,2
1,3
*
*
*
10
*
*
Naam van de agentia
Bijkomende indeling
EINECS-nr.
CAS-nr.
200-028-5
00050-32-8
202-710-8
00098-88-4
205-399-7
00140-11-4
Benzylacetaat
202-853-6
00100-44-7
Benzylchloride
231-150-7
07440-41-7
Beryllium en -verbindingen (als Be)
202-163-5
00092-52-4
Bifenyl
215-135-2
01304-82-1
Bismuttelluride (als Bi2Te3)
215-135-2
01304-82-1
Bismuttelluride (gedrenkt in Se) (als Bi2Te3)
*
5
*
*
215-125-8
01303-86-2
Booroxide
*
10
*
*
233-657-9
10294-33-4
Boortribromide
1
10
*
*
M
231-569-5
07637-07-2
Boortrifluoride
*
*
1
3
M
--
01303-96-4
Boraat (tetra-, natriumzouten, anhydride)
*
1
*
*
--
01303-96-4
Boraat (tetra-, natriumzouten, decahydraat)
*
5
*
*
--
01303-96-4
Boraat (tetra-, natriumzouten, pentahydraat)
*
1
*
*
206-245-1
00314-40-9
Bromacil
*
10
*
*
200-854-6
00075-25-2
Bromoform
0,5
5,3
*
*
231-778-1
07726-95-6
Broom
0,1
0,67
0,2
1,3
232-157-8
07789-30-2
Broompentafluoride
0,1
0,73
*
*
203-448-7
00106-97-8
n-Butaan
800
1928
*
*
203-450-8
00106-99-0
1,3-Butadieen
2
4,5
*
*
200-751-6
00071-36-3
n-Butanol
50
154
*
*
201-158-5
00078-92-2
sec-Butanol
100
307
*
*
200-889-7
00075-65-0
tert-Butanol
100
307
*
*
201-159-0
00078-93-3
2-Butanon
200
599
300
898
215-661-2
01338-23-4
2-Butanonperoxide
0,2
1,5
*
*
M
203-905-0
00111-76-2
2-Butoxy-ethanol
25
123
*
*
D
204-658-1
00123-86-4
n-Butylacetaat
150
723
200
964
203-300-1
00105-46-4
sec-Butylacetaat
200
964
*
*
208-760-7
00540-88-5
tert-Butylacetaat
200
964
*
*
205-480-7
00141-32-2
n-Butylacrylaat
10
53
*
*
203-699-2
00109-73-9
n-Butylamine
5
15
*
*
D/M
--
01189-85-1
tert-Butylchromaat (als CrO3)
*
0,1
*
*
D/M
201-933-8
00089-72-5
o-sec-Butylfenol
5
31
*
*
D
219-376-4
02426-08-6
n-Butylglycidylether
25
135
*
*
205-316-4
00138-22-7
Butyllactaat
5
30
*
*
203-705-3
00109-79-5
Butylmercaptaan
0,5
1,8
*
*
202-675-9
00098-51-1
p-tert-Butyltolueen
1
6,2
*
*
231-152-8
07440-43-9
Cadmium en verbindingen, als Cd (inadembare deeltjes)
*
0,002
*
*
231-152-8
07440-43-9
Cadmium en verbindingen, als Cd (inhaleerbare deeltjes)
*
0,01
*
*
215-279-6
01317-65-3
Calciumcarbonaat
*
10
*
*
237-366-8
13765-19-0
Calciumchromaat als Cr
*
0,001
*
*
205-861-8
00156-62-7
Calciumcyanamide
*
0,5
*
*
209-740-0
00592-01-8
Calciumcyanide
*
*
*
5
215-137-3
01305-62-0
Calciumhydroxide
*
5
*
*
215-138-9
01305-78-8
Calciumoxide
*
2
*
*
215-710-8
01344-95-2
Calciumsilicaat (synthetisch)
*
10
*
*
231-900-3
13397-24-5
Calciumsulfaat
*
10
*
*
203-313-2
00105-60-2
Caprolactam (damp)
5
23
10
47
M
D
D/M
D/M
29321
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE Grenswaarde ppm
Grenswaarde mg/m3
Kortetijdswaarde ppm
Kortetijdswaarde mg/m3
Caprolactam (stof)
*
1
*
3
Captaan
*
5
*
*
02425-06-1
Captafol
*
0,1
*
*
00063-25-2
Carbaryl
*
5
*
*
210-353-0
01563-66-2
Carbofuraan
*
0,1
*
*
206-534-2
00353-50-4
Carbonylfluoride
2
5,5
5
13
204-427-5
00120-80-9
Catechol
5
23
*
*
232-674-9
09004-34-6
Cellulose
*
10
*
*
244-344-1
21351-79-1
Cesiumhydroxide
*
2
*
*
203-405-2
00106-51-4
Chinon
0,1
0,45
*
*
231-959-5
07782-50-5
Chloor
0,5
1,5
1
2,9
203-472-8
00107-20-0
Chlooracetaldehyde
*
*
1
3,2
208-531-1
00532-27-4
a-Chlooracetofenon
0,05
0,32
*
*
201-161-1
00078-95-5
Chlooraceton
1
3,9
*
*
201-171-6
00079-04-9
Chlooracetylchloride
0,05
0,23
0,15
0,70
203-628-5
00108-90-7
Chloorbenzeen
10
47
*
*
0,05
0,40
*
*
D/M
*
1
*
*
D D
EINECS-nr.
CAS-nr.
203-313-2
00105-60-2
205-087-0
00133-06-2
219-363-3 200-500-0
Naam van de agentia
220-278-9
02698-41-1
o-Chloorbenzylideenmalonitril
--
53469-21-9
Chloorbifenyl (42 % Cl)
--
11097-69-1
Chloorbifenyl (54 % Cl)
*
0,5
*
*
--
31242-93-0
Chloorbifenyloxide
*
0,5
*
*
200-826-3
00074-97-5
Chloorbroommethaan
200
1075
*
*
200-349-0
00057-74-9
Chloordaan
200-871-9
00075-45-6
Chloordifluormethaan
233-162-8
10049-04-4
Chloordioxide
203-459-7
00107-07-3
2-Chloorethanol
232-283-3
08001-35-2
Chloorkamfeen (60% Cl)
208-832-8
00542-88-1
bis-Chloormethylether
202-809-6
00100-00-5
p-Chloornitrobenzeen
0,1
209-990-0
00600-25-9
1-Chloor-1-nitropropaan
200-938-2
00076-15-3
Chloorpentafluorethaan
200-930-9
00076-06-2
Chloorpicrine
209-952-3
00598-78-7
2-Chloorpropionzuur
220-864-4
02921-88-2
Chloorpyrifos
215-557-7
02039-87-4
o-Chloorstyreen
202-424-3
00095-49-8
o-Chloortolueen
232-230-4
07790-91-2
Chloortrifluoride
200-663-8
00067-66-3
204-818-0
00126-99-8
--
--
239-056-8
14977-61-8
Chromylchloride
231-157-5
07440-47-3
Chroom (metaal) en anorganische verbindingen (met uitzondering van Cr VI verbindingen )
--
--
--
--
221-008-2
02971-90-6
215-293-2
01319-77-3
204-647-1 206-083-1
Bijkomende indeling
D
D
M D/M
*
0,5
*
*
1000
3591
*
*
0,1
0,28
0,3
0,84
*
*
1
3,3
D/M
*
0,5
*
1
D
0,001
0,0048
*
*
0,65
*
*
2
10
*
*
1000
6412
*
*
0,1
0,68
*
*
0,1
0,45
*
*
D
*
0,2
*
*
D
50
287
75
431
50
263
*
*
*
*
0,1
0,39
Chloroform
10
50
*
*
2-Chloropreen
10
37
*
*
*
0,05
*
*
0,025
0,16
*
*
*
0,5
*
*
Chroom VI-wateronoplosbare verbindingen (als Cr) (elders niet ingedeeld)
*
0,01
*
*
Chroom VI-wateroplosbare verbindingen (als Cr) (elders niet ingedeeld)
*
0.05
*
*
Clopidol
*
10
*
*
Cresol (alle isomeren)
5
22
*
*
04170-30-3
Crotonaldehyde
2
5,8
*
*
00299-86-5
Crufomaat
*
5
*
*
Chromieterts (verwerking) (als Cr)
D
D
M D
D
29322
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE Grenswaarde ppm
Grenswaarde mg/m3
Kortetijdswaarde ppm
Kortetijdswaarde mg/m3
Bijkomende indeling
20
100
50
250
D
*
2
*
*
10
21
*
*
0,3
0,76
*
*
300
1045
*
*
Cyclohexanol
50
209
*
*
D
Cyclohexanon
25
101
*
*
D
00110-83-8
Cyclohexeen
300
1025
*
*
00108-91-8
Cyclohexylamine
10
42
*
*
*
1,5
*
*
600
1745
*
*
EINECS-nr.
CAS-nr.
Naam van de agentia
202-704-5
00098-82-8
Cumeen
206-992-3
00420-04-2
Cyaanamide
207-306-5
00460-19-5
Cyanogeen
208-052-8
00506-77-4
Cyanogeenchloride
203-806-2
00110-82-7
Cyclohexaan
203-630-6
00108-93-0
203-631-1
00108-94-1
203-807-8 203-629-0 204-500-1
00121-82-4
Cycloniet
206-016-6
00287-92-3
Cyclopentaan
208-335-4
00542-92-7
1,3-Cyclopentadieen
75
206
*
*
236-049-1
13121-70-5
Cyhexatin
*
5
*
*
202-361-1
00094-75-7
2,4-D
*
10
*
*
200-024-3
00050-29-3
DDT (dichloorbifenyltrichloorethaan)
241-711-8
17702-41-9
Decaboraan
*
1
*
*
0,05
0,25
0,15
0,76
--
--
Deeltjes die niet elders worden ingedeeld (inadembare fractie)
*
3
*
*
--
--
Deeltjes die niet elders worden ingedeeld (inhaleerbare fractie)
*
10
*
*
M
D
D
--
08065-48-3
Demeton
0,01
0,11
*
*
D
206-373-8
00333-41-5
Diazinon
*
0,1
*
*
D
206-382-7
00334-88-3
Diazomethaan
0,2
0,34
*
*
202-327-6
00094-36-0
Dibenzoylperoxide
*
5
*
*
242-940-6
19287-45-7
Diboraan
0,1
0,11
*
*
203-057-1
00102-81-8
2-N-Dibutylamino-ethanol
0,5
3,6
*
*
D
--
02528-36-1
Dibutylfenylfosfaat
0,3
3,6
*
*
D
203-509-8
00107-66-4
Dibutylfosfaat
1
8,7
2
17
201-557-4
00084-74-2
Dibutylftalaat
*
5
*
*
204-881-4
00128-37-0
Di-tert-butyl-4-methylfenol
*
10
*
*
--
07572-29-4
Dichlooracetyleen
*
*
0,1
0,40
202-425-9
00095-50-1
o-Dichloorbenzeen
25
152
50
305
203-400-5
00106-46-7
p-Dichloorbenzeen
10
61
*
*
202-109-0
00091-94-1
3,3’-Dichloorbenzidine
*
*
*
*
D
212-121-8
00764-41-0
1,4-Dichloor-2-buteen
0,005
0,025
*
*
D
200-893-9
00075-71-8
Dichloordifluormethaan
1000
5022
*
*
204-258-7
00118-52-5
1,3-Dichloor-5,5-dimethylhydantoı¨ne
*
0,2
*
0,4
200-863-5
00075-34-3
1,1-Dichloorethaan
100
411
*
*
203-458-1
00107-06-2
1,2-Dichloorethaan
10
41
*
*
200-864-0
00075-35-4
1,1-Dichloorethyleen
5
20
20
80
208-750-2
00540-59-0
1,2-Dichloorethyleen
200
805
*
*
203-870-1
00111-44-4
2,2’-Dichloorethylether
5
29
10
59
200-869-8
00075-43-4
Dichloorfluormethaan
10
43
*
*
209-854-0
00594-72-9
1,1-Dichloor-1-nitro-ethaan
2
12
*
*
201-152-2
00078-87-5
1,2-Dichloorpropaan
75
352
110
515
208-826-5
00542-75-6
1,3-Dichloorpropeen
1
4,6
*
*
200-923-0
00075-99-0
2,2-Dichloorpropionzuur
1
5,9
*
*
200-937-7
00076-14-2
Dichloortetrafluorethaan
1000
7092
*
*
200-547-7
00062-73-7
Dichloorvos
0,1
0,9
*
*
D
205-494-3
00141-66-2
Dicrotofos
*
0,25
*
*
D
M
D
D
29323
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE
Naam van de agentia
Grenswaarde ppm
Grenswaarde mg/m3
Kortetijdswaarde ppm
Kortetijdswaarde mg/m3
Bijkomende indeling
EINECS-nr.
CAS-nr.
201-052-9
00077-73-6
Dicyclopentadieen
5
27
*
*
201-039-3
00102-54-5
Dicyclopentadi-enylijzer
*
10
*
*
200-484-5
00060-57-1
Dieldrin
203-868-0
00111-42-2
Di-ethanolamine
203-716-3
00109-89-7
Di-ethylamine
202-845-2
00100-37-8
Di-ethylamino-ethanol
2
9,7
*
*
D
203-865-4
00111-40-0
Di-ethyleentriamine
1
4,3
*
*
D
200-467-2
00060-29-7
Di-ethylether
400
1228
500
1542
201-550-6
00084-66-2
p-Di-ethylftalaat
*
5
*
*
202-490-3
00096-22-0
Di-ethylketon
200
715
*
*
204-539-4
00122-39-4
Difenylamine
*
10
*
*
202-966-0
00101-68-8
Difenylmethaan-4,4’-di-isocyanaat (MDI)
0,005
0,052
*
*
202-981-2
00101-84-8
Difenyloxide (damp)
1
7
2
14
200-885-5
00075-61-6
Difluordibroommethaan
100
870
*
*
218-802-6
02238-07-5
Diglycidylether
0,1
0,54
*
*
203-558-5
00108-18-9
Di-isopropylamine
5
21
*
*
D
204-826-4
00127-19-5
N,N-Dimethylacetamide
10
36
20
72
D
204-697-4
00124-40-3
Dimethylamine
2
3,8
5
9,4
*
0,25
*
*
D
0,46
2
*
*
D
5
15
15
46
D
204-493-5
00121-69-7
N,N-Dimethylaniline
5
25
10
51
--
14857-34-2
Dimethylethoxysilaan
0,5
2,1
1,5
6,5
200-679-5
00068-12-2
N,N-Dimethylformamide
10
30
*
*
205-011-6
00131-11-3
Dimethylftalaat
203-620-1
00108-83-8
2,6-dimethyl-4-heptanon
200-316-0
00057-14-7
201-058-1
00077-78-1
246-673-6 208-601-1
D D
*
5
*
*
25
147
*
*
1,1-Dimethylhydrazine
0,01
0,025
*
*
D
Dimethylsulfaat
0,1
0,53
*
*
D
25154-54-5
Dinitrobenzeen (alle isomeren)
0,15
1
*
*
D
00534-52-1
4,6-Dinitro-o-cresol
*
0,2
*
*
D
205-706-4
00148-01-6
3,5-Dinitro-o-toluamide
*
5
*
*
246-836-1
25321-14-6
Dinitrotolueen (alle isomeren)
*
0,15
*
*
204-211-0
00117-81-7
Di-sec-octylftalaat
*
5
*
10
204-661-8
00123-91-1
1,4-Dioxaan
25
91
*
*
D
201-107-7
00078-34-2
Dioxathion
*
0,2
*
*
D
252-104-2
34590-94-8
Dipropyleenglycolmonomethylether
50
308
201-599-4
02764-72-9
Diquat (inadembaar stof)
*
0,1
*
*
D
201-599-4
02764-72-9
Diquat (inhaleerbaar stof)
*
0,5
*
*
D
202-607-8
00097-77-8
Disulfiram
*
2
*
*
206-054-3
00298-04-4
Disulfoton
*
0,1
*
*
206-354-4
00330-54-1
Diuron
*
10
*
*
215-325-5
01321-74-0
1,4-Divinylbenzeen
10
54
*
*
204-079-4
00115-29-7
Endosulfan
*
0,1
*
*
D
200-775-7
00072-20-8
Endrin
*
0,1
*
*
D
237-553-4
13838-16-9
Enfluraan
75
574
*
*
203-439-8
00106-89-8
Epichloorhydrine
2
7,7
*
*
D
218-276-8
02104-64-5
EPN
*
0,1
*
*
D
200-814-8
00074-84-0
Ethaan
*
*
*
*
A
200-578-6
00064-17-5
Ethanol
1000
1907
*
*
205-483-3
00141-43-5
Ethanolamine
3
7,6
6
15
200-815-3
00074-85-1
Etheen
*
*
*
*
A
209-242-3
00563-12-2
Ethion
*
0,4
*
*
D
D
D
D
29324
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE Grenswaarde ppm
Grenswaarde mg/m3
Kortetijdswaarde ppm
Kortetijdswaarde mg/m3
Bijkomende indeling
2-Ethoxy-ethanol
5
18
*
*
D
2-Ethoxy-ethylacetaat
5
27
*
*
D
Ethylacetaat
400
1461
*
*
Ethylacrylaat
5
20
15
62
00075-04-7
Ethylamine
5
9,3
15
28,0
202-849-9
00100-41-4
Ethylbenzeen
100
440
125
551
200-825-8
00074-96-4
Ethylbromide
5
22
*
*
D
200-830-5
00075-00-3
Ethylchloride
100
268
*
*
D
203-468-6
00107-15-3
ethyleendiamine
10
25
*
*
D
203-444-5
00106-93-4
ethyleendibromide
*
*
*
*
D
203-473-3
00107-21-1
ethyleenglycol (in ae¨rosol)
*
*
*
101
M
EINECS-nr.
CAS-nr.
203-804-1
00110-80-5
203-839-2
00111-15-9
205-500-4
00141-78-6
205-438-8
00140-88-5
200-834-7
Naam van de agentia
D
211-063-0
00628-96-6
ethyleenglycoldinitraat
0,05
0,31
*
*
D
205-793-9
00151-56-4
ethyleenimine
0,5
0,89
*
*
D
200-849-9
00075-21-8
ethyleenoxide
1
1,8
*
*
203-721-0
00109-94-4
Ethylformiaat
100
307
*
*
240-347-7
16219-75-3
5-Ethylideen-2-norborneen
5
25
*
*
200-837-3
00075-08-1
Ethylmercaptaan
0,5
1,3
*
*
202-885-0
00100-74-3
N-Ethylmorfoline
5
24
*
*
201-083-8
00078-10-4
Ethylsilicaat
10
86
*
*
244-848-1
22224-92-6
Fenamifos
*
0,1
*
*
D
203-632-7
00108-95-2
Fenol
5
19
*
*
D
202-196-5
00092-84-2
Fenothiazine
*
5
*
*
D
204-114-3
00115-90-2
Fensulfothion
*
0,1
*
*
200-231-9
00055-38-9
Fenthion
*
0,2
*
*
203-584-7
00108-45-2
m-Fenyleendiamine
*
0,1
*
*
202-430-6
00095-54-5
o-Fenyleendiamine
*
0,1
*
*
203-404-7
00106-50-3
p-Fenyleendiamine
*
0,1
*
*
211-325-4
00638-21-1
Fenylfosfine
0,05
0,23
*
*
M
204-557-2
00122-60-1
Fenylglycidylether
0,1
0,6
*
*
D
202-873-5
00100-63-0
Fenylhydrazine
0,1
0,45
*
*
D
238-484-2
14484-64-1
Ferbam
*
10
*
*
--
12604-58-9
Ferrovanadium (stof)
*
1
*
3
231-954-8
07782-41-4
--
--
213-408-0
M D
D
Fluor
1
1,6
2
3,1
Fluoriden (anorganische)
*
2,5
*
*
00944-22-9
Fonofos
*
0,1
*
*
206-052-2
00298-02-2
Foraat
*
0,05
*
0,2
D
200-001-8
00050-00-0
Formaldehyde
*
*
0,3
0,38
M
200-842-0
00075-12-7
Formamide
10
18
*
*
D
232-260-8
07803-51-2
Fosfine
0,3
0,43
1
1,4
231-768-7
07723-14-0
Fosfor (wit)
0,02
0,1
*
*
233-046-7
10025-87-3
Fosforoxidechloride
0,1
0,64
*
*
233-060-3
10026-13-8
Fosforpentachloride
0,1
0,86
*
*
215-242-4
01314-80-3
Fosforpentasulfide
*
1
*
3
215-236-1
01314-56-3
Fosforpentoxide
*
1
*
*
231-749-3
07719-12-2
Fosfortrichloride
0,2
1,1
0,5
2,8
231-633-2
07664-38-2
Fosforzuur
200-870-3
00075-44-5
Fosgeen
210-933-7
00626-17-5
201-607-5
00085-44-9
*
1
*
2
0,1
0,4
*
*
m-Ftaaldinitril
*
5
*
*
Ftaalzuuranhydride
1
6,2
*
*
D
29325
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE Kortetijdswaarde ppm
Kortetijdswaarde mg/m3
Bijkomende indeling
*
*
D
15
61
D
Grenswaarde ppm
Grenswaarde mg/m3
2-Furaldehyde
2
8,0
Furfurylalcohol
10
41
Germaniumtetrahydride
0,2
0,64
*
*
*
10
*
*
0,2
0,83
*
*
*
10
*
*
2
6,2
*
*
EINECS-nr.
CAS-nr.
Naam van de agentia
202-627-7
00098-01-1
202-626-1
00098-00-0
231-961-6
07782-65-2
--
--
203-856-5
00111-30-8
Glutaaraldehyde
200-289-5
00056-81-5
Glycerine (nevel)
209-128-3
00556-52-5
Glycidol
Glasvezelstof
M
--
--
Graanstof
*
4
*
*
231-955-3
07782-42-5
Grafiet (vezels uitgezonderd) (inadembare fractie)
*
2
*
*
233-166-4
07440-58-6
Hafnium
*
0,5
*
*
205-796-5
00151-67-7
Halothaan
50
410
*
*
205-563-8
00142-82-5
n-Heptaan
400
1664
500
2080
200-962-3
00076-44-8
Heptachloor
*
0,05
*
*
D
213-831-0
01024-57-3
Heptachloorepoxide
*
0,05
*
*
D
203-767-1
00110-43-0
2-Heptanon
50
238
100
475
D
203-388-1
00106-35-4
3-Heptanon
50
237
*
*
204-608-9
00123-19-3
4-Heptanon
50
236
*
*
--
73513-42-5
Hexaan (andere isomeren dan n-hexaan)
500
1786
1000
3551
203-777-6
00110-54-3
n-Hexaan
50
179
*
*
204-679-6
00124-09-4
1,6-Hexaandiamine
0,5
2,3
*
*
203-489-0
00107-41-5
1,6-Hexaandiol
25
123
*
*
M
204-273-9
00118-74-1
Hexachloorbenzeen
*
0,025
*
*
D
201-765-5
00087-68-3
Hexachloorbutadieen
0,02
0,21
*
*
D
201-029-3
00077-47-4
Hexachloorcyclopentadieen
0,01
0,11
*
*
200-666-4
00067-72-1
Hexachloorethaan
1
9,8
*
*
D
216-641-3
01335-87-1
Hexachloornaftaleen
211-676-3
00684-16-2
Hexafluoraceton
212-485-8
00822-06-0
Hexamethyleendi-isocyanaat
*
0,2
*
*
D
0,1
0,69
*
*
D
0,005
0,034
*
*
211-653-8
00680-31-9
Hexamethylfosforamide
*
*
*
*
D
209-731-1
00591-78-6
2-Hexanon
5
20
*
*
D
203-621-7
00108-84-9
sec-Hexylacetaat
50
299
*
*
--
--
*
3
*
*
0,01
0,013
*
*
*
2
*
*
50
241
*
*
Houtstof
206-114-9
00302-01-2
Hydrazine
204-617-8
00123-31-9
Hydrochinon
204-626-7
00123-42-2
4-Hydroxy-4-methyl-2-pentanon
200-909-4
00075-86-5
2-Hydroxy-2-methylpropaannitril
213-663-8
00999-61-1
2-Hydroxypropylacrylaat
215-168-2
01309-37-1
IJzeroxide (rook) (Fe2O3) (als Fe)
236-670-8
13463-40-6
--
--
202-393-6
00095-13-6
Indeen
231-180-0
07440-74-6
Indium en -verbindingen (als In)
203-745-1
00110-19-0
201-148-0
00078-83-1
201-126-0
00078-59-1
Isoforon
223-861-6
04098-71-9
Isoforondi-isocyanaat
248-133-5
26952-21-6
Iso-octylalcohol
204-662-3
00123-92-2
204-663-5
00123-51-3
D
*
*
4,7
5,1
D/M
0,5
2,8
*
*
D
2
5
*
*
0,1
0,23
0,2
0,46
*
1
*
*
10
49
*
*
*
0,1
*
*
Isobutylacetaat
150
723
*
*
Isobutylalcohol
50
154
*
*
*
*
5
28
0,005
0,046
*
*
D
50
270
*
*
D
Isopentylacetaat
50
270
100
540
Isopentylalcohol
100
366
125
459
IJzerpentacarbonyl (als Fe) IJzerzouten (oplosbaar) (als Fe)
M
29326
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE
Naam van de agentia
Grenswaarde ppm
Grenswaarde mg/m3
Kortetijdswaarde ppm
Kortetijdswaarde mg/m3
Bijkomende indeling
*
*
D
310
1309
EINECS-nr.
CAS-nr.
203-685-6
00109-59-1
2-Isopropoxy-ethanol
25
108
203-561-1
00108-21-4
Isopropylacetaat
250
1055
200-661-7
00067-63-0
Isopropylalcohol
400
997
500
1248
200-860-9
00075-31-0
Isopropylamine
5
12
10
24
211-397-7
00768-52-5
N-Isopropylaniline
2
11
*
*
203-560-6
00108-20-3
Isopropylether
250
1055
310
1319
223-672-9
04016-14-2
Isopropylglycidylether
50
241
75
361
200-874-5
00075-47-8
Jodoform
0,6
10
*
*
231-442-4
07553-56-2
Jood
0,1
1
*
*
M
205-792-3
00151-50-8
Kaliumcyanide
*
*
*
5
D/M
215-181-3
01310-58-3
Kaliumhydroxide
*
*
*
2
M
--
07727-21-1
Kaliumpersulfaat
*
0,1
*
*
200-945-0
00076-22-2
Kamfer (synthetisch)
2
12
3
19
--
01332-58-7
Kaolien (inadembare fractie)
*
2
*
*
--
--
207-336-9
00463-51-4
Katoenstof (ruw; thoracaal stof) Keteen
*
0,2
*
*
0,5
0,87
1,5
2,6
233-514-0
10210-68-1
Kobaltcarbonyl (als Co)
*
0,1
*
*
--
16842-03-8
Kobalthydrocarbonyl (als Co)
*
0,1
*
*
231-158-0
07440-48-4
Kobaltmetaal (stof en rook)als Co
204-696-9
00124-38-9
Koolstofdioxide
211-128-3
00630-08-0
200-843-6 232-361-7
D
*
0,02
*
*
5000
9131
30000
54784
Koolstofmonoxide
25
29
*
*
00075-15-0
Koolstofdisulfide
10
31
*
*
65996-93-2
Koolteer (uit koolteer afkomstige deeltjes extraheerbaar met cyclohexaan)
*
0,2
*
*
215-609-9
01333-86-4
Koolzwart
*
3,6
*
*
231-159-6
07440-50-8
Koper (rook) (als Cu )
*
0,2
*
*
231-159-6
07440-50-8
Koper (stof en nevel ) (als Cu)
*
1
*
*
231-106-7
07439-97-6
Kwik (alkylverbindingen) (als Hg)
*
0,01
*
0,03
231-106-7
07439-97-6
Kwik (anorganisch en metallisch) (als Hg)
*
0,025
*
231-106-7
07439-97-6
Kwik (arylverbindingen) (als Hg)
*
0,1
*
*
233-032-0
10024-97-2
Lachgas
50
91
*
*
--
--
*
5
*
*
200-401-2
00058-89-9
Lindaan
*
0,5
*
*
237-018-5
07580-67-8
Lithiumhydride
*
0,025
*
*
231-100-4
07439-92-1
Lood, anorganisch, stof en rook, als Pb
*
0,15
*
*
232-064-2
07784-40-9
Loodarsenaat (als PbHAsO4)
*
0,15
*
*
231-846-0
07758-97-6
Lood(II)chromaat (als Cr)
*
0,012
*
*
231-846-0
07758-97-6
Lood(II)chromaat (als Pb)
*
0,05
*
*
270-704-2
68476-85-7
LPG
1000
1826
*
*
208-915-9
00546-93-0
Magnesiet
*
10
*
*
215-171-9
01309-48-4
Magnesiumoxide (rook)
*
10
*
*
204-479-7
00121-75-5
Malathion
*
10
*
*
203-571-6
00108-31-6
Maleı¨nezuuranhydride
0,25
1
*
*
231-105-1
07439-96-5
Mangaan, en -verbindingen (als Mn)
*
0,2
*
*
235-142-4
12079-65-1
Mangaancyclopentadi-enyltricarbonyl (als Mn)
*
0,1
*
*
D
200-812-7
00074-82-8
Methaan
*
*
*
*
A
204-817-5
00126-98-7
Methacrylonitril
1
2,7
*
*
D
201-204-4
00079-41-4
Methacrylzuur
20
71
*
*
200-659-6
00067-56-1
Methanol
200
266
250
333
Lasrook (niet elders gespecificeerd)
D
D D D
D
D
D
29327
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE Grenswaarde ppm
Grenswaarde mg/m3
Kortetijdswaarde ppm
Kortetijdswaarde mg/m3
Methomyl
*
2,5
*
*
Methoxychloor
*
10
*
*
Naam van de agentia
Bijkomende indeling
EINECS-nr.
CAS-nr.
240-815-0
16752-77-5
200-779-9
00072-43-5
203-713-7
00109-86-4
2-Methoxy-ethanol
5
16
*
*
D
203-772-9
00110-49-6
2-Methoxy-ethylacetaat
5
24
*
*
D
205-769-8
00150-76-5
4-Methoxyfenol
*
5
*
*
203-539-1
00107-98-2
1-Methoxy-2-propanol
100
374
150
561
203-603-9
00108-65-6
2-(1-Methoxy)propylacetaat
50
275
100
550
203-528-1
00563-80-4
3-Methyl-2-butanon
200
715
*
*
201-185-2
00079-20-9
Methylacetaat
200
615
250
768
200-828-4
00074-99-7
--
--
202-500-6
00096-33-3
Methylacrylaat
203-714-2
00109-87-5
Methylal
200-820-0
00074-89-5
Methylamine
202-870-9
00100-61-8
200-813-2
00074-83-9
216-653-1 200-817-4
Methylacetyleen
1000
1664
*
*
Methylacetyleen-propadieen (gasmengsel)
1000
1664
1250
2080
D
10
36
*
*
1000
3155
*
*
D
5
6,6
15
19
N-Methylaniline
0,5
2,2
*
*
D
Methylbromide
5
19
*
*
D
01634-04-4
Methyl tertiair butyl ether
40
146
*
*
00074-87-3
Methylchloride
50
104
100
210
205-275-2
00137-05-3
Methyl-2-cyanoacrylaat
2
9,2
4
18
203-624-3
00108-87-2
Methylcyclohexaan
400
1633
*
*
247-152-6
25639-42-3
Methylcyclohexanol
50
237
*
*
209-513-6
00583-60-8
o-Methylcyclohexanon
50
232
75
349
D
235-166-5
12108-13-3
2-Methylcyclopentadi-enylmangaantricarbonyl (als Mn)
*
0,2
*
*
D
D
--
08022-00-2
Methyldemeton
*
0,5
*
*
D
202-918-9
00101-14-4
4,4’-Methyleenbis(2-chlooraniline)
0,01
0,11
*
*
D
225-863-2
05124-30-1
Methyleen bis(4-cyclohexylisocyanaat)
0,005
0,055
*
*
200-838-9
00075-09-2
Methyleenchloride
50
177
*
*
202-974-4
00101-77-9
4,4’-Methyleendianiline
0,1
0,82
*
*
203-481-7
00107-31-3
Methylformiaat
100
250
150
373
203-737-8
00110-12-3
5-Methyl-2-hexanon
50
237
*
*
200-471-4
00060-34-4
Methylhydrazine
0,01
0,019
*
*
D
210-866-3
00624-83-9
Methylisocyanaat
0,02
0,048
*
*
D
200-819-5
00074-88-4
Methyljodide
2
12
*
*
D
200-822-1
00074-93-1
Methylmercaptaan
0,5
0,99
*
*
201-297-1
00080-62-6
Methylmethacrylaat
100
416
*
*
206-050-1
00298-00-0
Methylparathion
*
0,2
*
*
D
203-551-7
00108-11-2
4-Methyl-2-pentanol
25
106
40
169
D
203-550-1
00108-10-1
4-Methyl-2-pentanon
50
208
75
311
205-502-5
00141-79-7
4-Methyl-3-penteen-2-on
15
61
25
101
211-656-4
00681-84-5
Methylsilicaat
1
6
*
*
202-705-0
00098-83-9
a-Methylstyreen
50
246
100
490
244-209-7
21087-64-9
Metribuzine
*
5
*
*
D
232-095-1
07786-34-7
Mevinfos
0,01
0,093
0,03
0,27
--
12001-26-2
Mica
*
3
*
*
D
200-579-1
00064-18-6
Mierenzuur
5
9,5
10
19
231-107-2
07439-98-7
Molybdeenverbindingen (onoplosbaar) (als Mo)
*
10
*
*
231-107-2
07439-98-7
Molybdeenverbindingen (oplosbaar) (als Mo)
*
5
*
*
230-042-7
06923-22-4
Monocrotofos
*
0,25
*
*
D
203-815-1
00110-91-8
Morfoline
20
72
*
*
D
29328
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE Grenswaarde ppm
Grenswaarde mg/m3
Kortetijdswaarde ppm
Kortetijdswaarde mg/m3
10
53
15
80
*
3
*
*
D
0,11
0,29
*
*
M
*
5
*
*
Natriumcyanide
*
*
*
5
00062-74-8
Natriumfluoracetaat
*
0,05
*
*
D
01310-73-2
Natriumhydroxide
*
2
*
*
M
EINECS-nr.
CAS-nr.
Naam van de agentia
202-049-5
00091-20-3
Naftaleen
206-098-3
00300-76-5
Naled
247-852-1
26628-22-8
Natriumazide
231-548-0
07631-90-5
Natriumbisulfiet
205-599-4
00143-33-9
200-548-2 215-185-5 231-673-0
07681-57-4
Natriummetabisulfiet
*
5
*
*
--
07775-27-1
Natriumpersulfaat
*
0,1
*
*
Bijkomende indeling
D/M
231-767-1
07722-88-5
Natriumpyrofosfaat
*
5
*
*
--
07440-01-9
Neon
*
*
*
*
A
200-193-3
00054-11-5
Nicotine
*
0,5
*
*
D
231-111-4
07440-02-0
Nikkel (metaal)
*
1
*
*
--
07440-02-0
Nikkel (onoplosbare verbindingen) (als Ni)
*
1
*
*
--
07440-02-0
Nikkel (oplosbare verbindingen) (als Ni)
*
0,1
*
*
236-669-2
13463-39-3
Nikkelcarbonyl (als Ni)
0,05
0,12
*
*
234-349-7
11113-75-0
Nikkelsulfide (als Ni), stof en rook
*
1
*
*
217-682-2
01929-82-4
Nitrapyrine
*
10
*
20
202-810-1
00100-01-6
p-Nitroaniline
*
3
*
*
D
202-716-0
00098-95-3
Nitrobenzeen
1
5
*
*
D
202-204-7
00092-93-3
4-Nitrobifenyl
*
*
*
*
D
201-188-9
00079-24-3
Nitro-ethaan
100
311
*
*
200-140-8
00055-63-0
Nitroglycerine
0,05
0,47
*
*
200-876-6
00075-52-5
Nitromethaan
20
51
*
*
201-209-1
00079-46-9
2-Nitropropaan
10
37
*
*
203-544-9
00108-03-2
1-Nitropropaan
25
92
*
*
200-549-8
00062-75-9
N-Nitrosodimethylamine
*
*
*
*
D
215-311-9
01321-12-6
Nitrotolueen (alle isomeren)
2
11
*
*
D
203-913-4
00111-84-2
Nonaan
200
1065
*
*
203-892-1
00111-65-9
Octaan
300
1420
375
1775
218-778-7
02234-13-1
Octachloornaftaleen
*
0,1
*
0,3
208-793-7
00541-85-5
3-Octanon
25
133
*
*
232-384-2
08012-95-1
Olie (minerale-; nevel)
244-058-7
20816-12-0
Osmiumtetroxide (als Os)
205-634-3
00144-62-7
233-069-2 232-315-6
*
5
*
10
0,0002
0,0016
0,0006
0,0048
Oxaalzuur
*
1
*
2
10028-15-6
Ozon
*
*
0,1
0,2
08002-74-2
Paraffinewas (rook)
*
2
*
*
225-141-7
04685-14-7
Paraquat (inadembare fractie)
*
0,1
*
*
200-271-7
00056-38-2
Parathion
203-692-4
00109-66-0
Pentaan
243-194-4
19624-22-7
Pentaboraan
201-778-6
00087-86-5
215-320-8 210-435-0
D
D
M
*
0,1
*
*
600
1796
750
2242
D
0,005
0,013
0,015
0,04
Pentachloorfenol
*
0,5
*
*
D
01321-64-8
Pentachloornaftaleen
*
0,5
*
*
D
00082-68-8
Pentachloornitrobenzeen
*
0,5
*
*
204-104-9
00115-77-5
Penta-erythritol
*
10
*
*
203-528-1
00107-87-9
2-Pentanon
200
715
250
894
--
00620-11-1
3-Pentylacetaat
50
270
100
540
211-047-3
00628-63-7
n-Pentylacetaat
50
270
100
540
210-946-8
00626-38-0
sec-Pentylacetaat
50
270
100
540
29329
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE
EINECS-nr.
CAS-nr.
Naam van de agentia
Grenswaarde ppm
Grenswaarde mg/m3
Kortetijdswaarde ppm
Kortetijdswaarde mg/m3
--
00625-16-1
tert-Pentylacetaat
50
270
100
540
204-825-9
00127-18-4
Perchlooretheen
25
172
100
695
231-526-0
07616-94-6
Perchloorfluoride
209-840-4
00594-42-3
Perchloormethylmercaptaan
--
00382-21-8
Perfluorisobutyleen
--
93763-70-3
Perliet
--
08032-32-4
Petroleumdestillaat kooktraject (100-16 C)
217-636-1
01918-02-1
Picloram
201-865-9
00088-89-1
Pikrinezuur
201-462-8
00083-26-1
205-551-2
00142-64-3
3
13
6
25
0,1
0,77
*
*
*
*
0,01
0,08
*
10
*
*
300
1390
*
*
*
10
*
*
*
0,1
*
*
Pindone
*
0,1
*
*
Piperazinedihydrochloride
*
5
*
*
--
--
231-116-1
07740-06-4
--
--
266-043-4 200-827-9 200-746-9
00071-23-8
n-Propanol
204-062-1
00115-07-1
Propeen
200-340-1
00057-57-8
201-176-3
00079-09-4
204-043-8
00114-26-1
Propoxur
203-686-1
00109-60-4
Propylacetaat
229-180-0
06423-43-4
Propyleenglycoldinitraat
200-878-7
00075-55-8
Propyleenimine
200-878-7
00075-56-9
Propyleenoxide
210-985-0
00627-13-4
n-Propylnitraat
203-471-2
00107-19-7
2-Propynol
--
08003-34-7
Pyrethrum
203-809-9
00110-86-1
203-585-2
00108-46-3
Bijkomende indeling
M
Plantaardige olie (nevel)
*
10
*
*
Platina (metaal)
*
1
*
*
Platina (oplosbare zouten) (als Pt)
*
0,002
*
*
65997-15-1
Portlandcement
*
10
*
*
00074-98-4
Propaan
*
*
*
*
200
499
250
623
D
*
*
*
*
A
b-Propiolacton
0,5
1,5
*
*
Propionzuur
10
30
20
62
*
0,5
*
*
200
847
250
1055
0,05
0,34
*
*
D
2
4,8
*
*
D
20
49
*
*
25
109
40
174
1
2,3
*
*
*
5
*
*
Pyridine
5
16
*
*
Resorcinol
10
46
20
91
Rhodium (metaal, stof)
*
1
*
*
Rhodium (onoplosbare verbindingen) (als Rh)
*
1
*
*
Rhodium (oplosbare verbindingen) (als Rh)
*
0,01
*
*
--
--
231-125-0
07440-14-6
--
--
206-082-6
00299-84-3
Ronnel
*
10
*
*
201-501-9
00083-79-4
Rotenon
*
5
*
*
231-714-2a
07697-37-2
Salpeterzuur
2
5,3
4
10
231-957-4
07782-49-2
Seleen en -verbindingen (als Se)
--
07783-79-1
Seleenhexafluoride (als Se)
*
0,2
*
*
0,05
0,16
*
*
--
00136-78-7
Seson
*
10
*
*
231-130-8 206-991-8
07440-21-3
Silicium
*
10
*
*
00409-21-2
Siliciumcarbide
*
10
*
*
262-373-8
60676-86-0
Siliciumdioxide (amorf) : gesmolten SiO2 (inademb. stof)
*
0,1
*
*
--
112926-00-8
Siliciumdioxide (amorf) : kiezel (neergeslagen) (silicagel)
*
10
*
*
--
61790-53-2
Siliciumdioxide (amorf) : kiezelaarde (niet gecalcineerd) (inadembare fractie)
*
3
*
*
--
61790-53-2
Siliciumdioxide (amorf) : kiezelaarde (niet gecalcineerd) (inhaleerbare fractie)
*
10
*
*
--
60676-86-0
Siliciumdioxide (amorf) : rook (inadembare fractie)
*
2
*
*
--
14808-60-7
Siliciumdioxide (kristallijn) : kwarts (inadembaar stof)
*
0,1
*
*
A
D
29330
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE
EINECS-nr.
CAS-nr.
Naam van de agentia
Grenswaarde ppm
Grenswaarde mg/m3
Kortetijdswaarde ppm
Kortetijdswaarde mg/m3
239-487-1
15468-32-3
Siliciumdioxide (kristallijn) : tridymite (inadembaar stof)
*
0,05
*
*
231-487-1
01317-95-9
Siliciumdioxide (kristallijn) : tripoli (inadembaar stof)
*
0,1
*
*
--
14464-46-1
Siliciumdioxide (kristallijn) : cristobaliet (inadembaar stof)
*
0,05
*
*
--
07803-62-5
Siliciumtetrahydride
5
6,7
*
*
--
--
Stearaten
*
10
*
*
--
--
Steenkoolpoeder
*
2
*
*
--
07803-52-3
Stibine
0,1
0,52
*
*
--
07727-37-9
Stikstof
*
*
*
*
233-272-6
10102-44-0
Stikstofdioxide
3
5,7
5
9,5
--
10102-43-9
Stikstofmonoxide
25
31
*
*
232-007-1
07783-54-2
Stikstoftrifluoride
10
29
*
*
232-142-6
07789-06-2
Strontiumchromaat (als Cr)
*
0,0005
*
*
200-319-7
00057-24-9
Strychnine
*
0,15
*
*
202-851-5
00100-42-5
Styreen
50
216
100
432
D
--
01395-21-7
Subtilisinen (proteolytische enzymen)
*
0,00006
*
*
M
200-334-9
00057-50-1
Sucrose
*
10
*
*
--
74222-97-2
Sulfometuron methyl
*
5
*
*
222-995-2
03689-24-5
Sulfotep
*
0,2
*
*
220-281-5
02699-79-8
Sulfurylfluoride
5
21
10
43
252-545-0
35400-43-2
Sulprofos
*
1
*
*
202-273-3
00093-76-5
2,4,5-T (2,4,5-Trichloorfenoxy-azijnzuur)
*
10
*
*
238-877-9
14807-96-6
Talk (asbestvrij, inadembaar stof)
*
2
*
*
231-135-5
07440-25-7
Tantaal (metaal)
*
5
*
*
215-238-2
01314-61-0
Tantaaloxide (als Ta)
*
5
*
*
236-813-4
13494-80-9
Telluur en -verbindingen (als Te)
*
0,1
*
*
232-027-0
07783-80-4
Telluurhexafluoride (als Te)
0,02
0,1
*
*
222-191-1
03383-96-8
Temefos
*
10
*
*
203-495-3
00107-49-3
TEPP
0,004
0,048
*
*
202-830-0
00100-21-0
Tereftaalzuur
*
10
*
*
247-477-3
26140-60-3
Terfenylen
*
*
0,53
5
262-967-7
61788-32-7
Terfenylen (gehydrogeneerd)
0,5
5,0
*
*
232-350-7
08006-64-2
Terpentijn
100
564
*
*
209-189-6
00558-13-4
Tetrabroommethaan
0,1
1,4
0,3
4,2
200-934-0
00076-11-9
1,1,1,2-Tetrachloor-2,2-difluorethaan
500
4231
*
*
200-935-6
00076-12-0
1,1,2,2-Tetrachloor-1,2-difluorethaan
500
4231
*
*
201-197-8
00079-34-5
1,1,2,2-Tetrachloorethaan
1
7,0
*
*
D
200-262-8
00056-23-5
Tetrachloormethaan
5
31
10
64
D
215-642-9
01335-88-2
Tetrachloornaftaleen
*
2
*
*
201-075-4
00078-00-2
Tetra-ethyllood (als lood)
*
0,1
*
*
203-726-8
00109-99-9
Tetrahydrofuraan
200
599
250
748
Bijkomende indeling
A
D
D
M
D
29331
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE
EINECS-nr.
CAS-nr.
Naam van de agentia
200-897-0
00075-74-1
Tetramethyllood (als lood)
--
03333-52-6
Tetramethylsuccinonitril
208-094-7
00509-14-8
Tetranitromethaan
207-531-9
00479-45-8
Tetryl
231-138-1
07440-28-0
Thallium (oplosbare verbindingen) (als Tl)
202-525-2
00096-69-5
4,4’-Thiobis (6-tert-butyl-m-cresol)
203-635-3
00108-98-5
Thiofenol
200-677-4
00068-11-1
231-748-8
07719-09-7
205-286-2 231-141-8
Grenswaarde ppm
Grenswaarde mg/m3
Kortetijdswaarde ppm
Kortetijdswaarde mg/m3
Bijkomende indeling
*
0,15
*
*
D
0,5
2,8
*
*
D
0,005
0,04
*
*
*
1,5
*
*
*
0,1
*
*
D
*
10
*
*
0,5
2,3
*
*
Thioglycolzuur
1
3,9
*
*
D
Thionylchloride
1
5,0
*
*
M
00137-26-8
Thiram
*
1
*
*
07440-31-5
Tin (metaal)
*
2
*
*
231-141-8
07440-31-5
Tin (organische verbindingen) (als Sn)
*
0,1
*
0,2
D
231-141-8
07440-31-5
Tin (oxide en anorganische verbindingen, behalve als SnH4) (als Sn)
*
2
*
*
D
236-675-5
13463-67-7
Titaandioxide
*
10
*
*
204-358-0
00119-93-7
o-Tolidine
*
*
*
*
D
233-625-9
00108-88-3
Tolueen
D
209-544-5
00584-84-9
2,4-Tolueendi-isocyanaat (TDI)
203-583-1
00108-44-1
m-Toluı¨dine
2
8,9
*
*
D
202-429-0
00095-53-4
o-Toluı¨dine
2
8,9
*
*
D
203-403-1
00106-49-0
p-Toluı¨dine
D
204-800-2
00126-73-8
Tributylfosfaat
200-927-2
00076-03-9
Trichloorazijnzuur
204-428-0
00120-82-1
1,2,4-Trichloorbenzeen
200-756-3
00071-55-6
1,1,1-Trichloorethaan
201-166-9
00079-00-5
1,1,2-Trichloorethaan
10
56
*
*
201-167-4
00079-01-6
Trichlooretheen
50
273
100
545
200-892-3
00075-69-4
Trichloormonofluormethaan
1000
5702
*
*
M
215-321-3
01321-65-9
Trichloornaftaleen
*
5
*
*
D
202-486-1
00096-18-4
1,2,3-Trichloorpropaan
10
61
*
*
D
200-936-1
00076-13-1
1,1,2-Trichloor-1,2,2-trifluorethaan
1000
7781
1250
9729
201-103-5
00078-30-8
Tri-o-cresylfosfaat
*
0,1
*
*
203-049-8
00102-71-6
Tri-ethanolamine
*
5
*
*
204-469-4
00121-44-8
Tri-ethylamine
1
4,2
3
12,2
210-035-5
00603-34-9
Trifenylamine
*
5
*
*
204-112-2
00115-86-6
Trifenylfosfaat
*
3
*
*
200-887-6
00075-63-8
Trifluorbroomethaan
1000
6178
*
*
209-008-0
00552-30-7
Trimellietzuuranhydride
*
*
*
0,04
200-875-0
00075-50-3
Trimethylamine
5
12
15
37
247-099-9
25551-13-7
Trimethylbenzeen (alle isomeren)
20
100
*
*
204-471-5
00121-45-9
Trimethylfosfiet
2
10
*
*
204-289-6
00118-96-7
2,4,6-Trinitrotolueen
*
0,5
*
*
231-170-6
07440-61-1
Uraan (natuurlijk en - verbindingen) (als U)
*
0,2
*
0,6
233-784-4
00110-62-3
n-Valeraldehyde
50
179
*
*
231-171-1
01314-62-1
50
191
*
*
0,005
0,037
0,02
0,14
2
8,9
*
*
0,2
2,2
*
*
1
6,8
*
*
2
15,1
5
38
350
1938
450
2496
Vanadium (inadembaar stof en rook) (als V2O5)
*
0,05
*
*
Vezels (-asbest) (actinoliet, anthofylliet, crocidoliet, tremoliet, amosiet)
*
0,15 f/cc
*
*
Vezels (-asbest) (chrysotiel)
*
0,5 f/cc
*
*
203-545-4
00108-05-4
Vinylacetaat
10
36
15
54
209-800-6
00593-60-2
Vinylbromide
5
22
*
*
D
M/D D
D D
M
D
29332
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE
Naam van de agentia
Grenswaarde ppm
Grenswaarde mg/m3
7
18,15
0,1
0,45
Kortetijdswaarde ppm
Kortetijdswaarde mg/m3
Bijkomende indeling
*
*
D
EINECS-nr.
CAS-nr.
200-831-0
00075-01-4
Vinylchloride
202-848-9
00100-40-3
4-Vinylcyclohexeen
203-437-7
00106-87-6
4-Vinylcyclohexeendioxide
0,1
0,58
*
*
D
203-437-7
00106-87-6
Vinylcyclohexeendioxide
0,1
0,58
*
*
D
246-562-2
25013-15-4
Vinyltolueen
50
246
100
490
201-377-6
00081-81-2
Warfarine
*
0,1
*
*
215-605-7
01333-74-0
Waterstof
*
*
*
*
233-113-0
10035-10-6
Waterstofbromide
*
*
2
6,7
231-595-7
07647-01-0
Waterstofchloride
5
8
10
15
A
200-821-6
00074-90-8
Waterstofcyanide
*
*
4,7
5
D/M
231-634-8a
07664-39-3
Waterstoffluoride (als F)
*
*
3
2,6
M
231-765-0
07722-84-1
Waterstofperoxide
1
1,4
*
*
231-978-9
07783-07-5
Waterstofselenide
0,02
0,07
0,05
0,17
231-977-3
07783-06-4
Waterstofsulfide
10
14
15
21
232-489-3
08052-41-3
White spirit
100
533
*
*
231-143-9
07440-33-7
Wolfraam (onoplosb. verb. als W)
*
5
*
10
231-143-9
07440-33-7
Wolfraam (oplosb. verb., als W)
215-535-7
01330-20-7
Xyleen (alle isomeren)
216-032-5
01477-55-0
m-Xyleen a, a ’-diamine
215-091-4
01300-73-8
Xylidine (mengsel van alle isomeren)
231-174-8
07440-65-5
--232-679-6
*
1
*
3
100
440
150
660
*
*
*
0,1
D/M
0,5
2,5
*
*
D
Yttrium (metaal en verbindingen) (als Y)
*
1
*
*
--
Zeepsteen (inadembaar stof)
*
3
*
*
--
Zeepsteen (inhaleerbaar stof)
*
6
*
*
09005-25-8
Zetmeel
*
10
*
*
231-131-3
07440-22-4
Zilver (metaal)
*
0,1
*
*
231-131-3
07440-22-4
Zilver (oplosbare verbindingen, als Ag)
*
0,01
*
*
231-592-0
07646-85-7
Zinkchloride (rook)
*
1
*
2
236-878-9
13530-65-9
Zinkchromaat (als Cr)
*
0,01
*
*
215-222-5
01314-13-2
Zinkoxide (rook)
*
5
*
10
215-222-5
01314-13-2
Zinkoxide (stof)
*
10
*
*
231-176-9
07440-67-7
Zirkonium (en verbindingen) (als Zr)
*
5
*
10
231-996-7
07783-41-7
Zuurstofdifluoride
*
*
0,05
0,11
M
233-036-2
10025-67-9
Zwavelchloride
*
*
1
5,6
M
231-195-2
07446-09-5
Zwaveldioxide
2
5,3
5
13
219-854-2
02551-62-4
Zwavelhexafluoride
1000
6057
*
*
227-204-4
05714-22-7
Zwavelpentafluoride
*
*
0,01
0,1
M
232-013-4
07783-60-0
Zwaveltetrafluoride
*
*
0,1
0,45
M
231-639-5
07664-93-9
Zwavelzuur
*
1
*
3
Bijkomende indeling - de vermelding ″M″ duidt aan dat bij blootstelling boven de grenswaarde irritatie optreedt of er gevaar bestaat voor acute vergiftiging. Het werkproce´de´ moet zo ontworpen zijn dat de blootstelling de grenswaarde nooit overschrijdt. Bij een controle geldt dat de bemonsterde periode zo kort mogelijk moet zijn om een betrouwbare meting te kunnen verrichten. Het meetresultaat wordt dan gerelateerd aan de beschouwde periode. - de vermelding ″D″ betekent dat opname van het agens via de huid, de slijmvliezen of de ogen een belangrijk deel van de totale blootstelling vormt. Deze opname kan het gevolg zijn van zowel direct contact als zijn aanwezigheid in de lucht. - de vermelding ″A″ betekent dat die stoffen gassen of dampen vrijgeven die op zich geen fysiologische werking hebben, maar die het zuurstofgehalte in de lucht kunnen verlagen. Wanneer het zuurstofgehalte daalt onder de 17-18 % (vol/vol), veroorzaakt het zuurstoftekort verstikking, die zich manifesteert zonder dat er een waarschuwing aan voorafgaat. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 augustus 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid Mevr. M. SMET
29333
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE Annexe Annexe II du titre II, chapitre IIbis Liste des valeurs limites d’exposition a` des agents chimiques
Noms des agents
Valeur limite en ppm
Valeur limite en mg/m3
Valeur courte durée en ppm
Valeur courte durée en mg/m3
Classification additionnelle
N° EINECS
N° CAS
205-399-7
00140-11-4
Ace´tate de benzyle
10
62
*
*
204-658-1
00123-86-4
Ace´tate de n-butyle
150
723
200
964
203-300-1
00105-46-4
Ace´tate de sec-butyle
200
964
*
*
208-760-7
00540-88-5
Ace´tate de tert-butyle
200
964
*
*
203-839-2
00111-15-9
Ace´tate de 2-e´thoxye´thyle
205-500-4
00141-78-6
Ace´tate d’e´thyle
203-621-7
00108-84-9
203-745-1
00110-19-0
204-662-3
00123-92-2
Ace´tate d’isopentyle
50
270
100
540
203-561-1
00108-21-4
Ace´tate d’isopropyle
250
1055
310
1309
203-772-9
00110-49-6
Ace´tate de 2-me´thoxye´thyle
5
24
*
*
D
203-603-9
00108-65-6
Ace´tate de 2-(1-me´thoxy) propyle
50
275
100
550
D
201-185-2
00079-20-9
Ace´tate de me´thyle
200
615
250
768
5
27
*
*
400
1461
*
*
Ace´tate de sec-hexyle
50
299
*
*
Ace´tate d’isobutyle
150
723
*
*
--
00620-11-1
Ace´tate de 3-pentyle
50
270
100
540
211-047-3
00628-63-7
Ace´tate de n-pentyle
50
270
100
540
210-946-8
00626-38-0
Ace´tate de sec-pentyle
50
270
100
540
--
00625-16-1
Ace´tate de tert-pentyle
50
270
100
540
203-686-1
00109-60-4
Ace´tate de n-propyle
200
847
250
1055
203-545-4
00108-05-4
Ace´tate de vinyle
10
36
15
54
200-662-2
00067-64-1
Ace´tone
750
1806
1000
2415
200-835-2
00075-05-8
Ace´tonitrile
40
68
60
102
202-708-7
00098-86-2
Ace´tophe´none
10
50
*
*
200-816-9
00074-86-2
Ace´tyle`ne
*
*
*
*
200-580-7
00064-19-7
Acide ace´tique
10
25
15
38
200-064-1
00050-78-2
Acide ace´tylsalicylique
*
5
*
*
201-177-9
00079-10-7
Acide acrylique
2
6,0
*
*
204-673-3
00124-04-9
Acide adipique
*
5
*
*
209-952-3
00598-78-7
Acide 2-chloropropionique
0,1
0,45
*
*
200-923-0
00075-99-0
Acide de 2,2-dichloropropionique
1
5,9
*
*
200-579-1
00064-18-6
Acide formique
5
9,5
10
19
D
A
D
D
201-204-4
00079-41-4
Acide me´thacrylique
20
71
*
*
231-714-2a
07697-37-2
Acide nitrique
2
5,3
4
10
205-634-3
00144-62-7
Acide oxalique
*
1
*
2
231-633-2
07664-38-2
Acide phosphorique
*
1
*
2
201-865-9
00088-89-1
Acide picrique
201-176-3
00079-09-4
Acide propionique
231-639-5
07664-93-9
Acide sulfurique
202-830-0
00100-21-0
Acide terephtalique
200-677-4
00068-11-1
Acide thioglycolique
200-927-2
00076-03-9
Acide trichloroace´tique
1
6,8
*
*
201-173-7
00079-06-1
Acrylamide
*
0,03
*
*
205-480-7
00141-32-2
Acrylate de n-butyle
10
53
*
*
205-438-8
00140-88-5
Acrylate d’e´thyle
5
20
15
62
213-663-8
00999-61-1
Acrylate de 2-hydroxypropyle
0,5
2,8
*
*
D
202-500-6
00096-33-3
Acrylate de me´thyle
10
36
*
*
D
203-466-5
00107-13-1
Acrylonitrile
2
4,4
*
*
D
203-896-3
00111-69-3
Adiponitrile
2
8,9
*
*
D
*
0,1
*
*
10
30
20
62
*
1
*
3
*
10
*
*
1
3,9
*
*
D
D
29334
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE
Noms des agents
Valeur limite en ppm
Valeur limite en mg/m3
Valeur courte durée en ppm
Valeur courte durée en mg/m3
Classification additionnelle
N° EINECS
N° CAS
203-470-7
00107-18-6
Alcool allylique
2
4,9
4
9,6
D
200-751-6
00071-36-3
Alcool n-butylique
50
154
*
*
D/M
201-158-5
00078-92-2
Alcool sec-butylique
100
307
*
*
200-889-7
00075-65-0
Alcool tert-butylique
100
307
*
*
200-578-6
00064-17-5
Alcool e´thylique
1000
1907
*
*
202-626-1
00098-00-0
Alcool furfurylique
10
41
15
61
204-663-5
00123-51-3
Alcool isoamylique
100
366
125
459
201-148-0
00078-83-1
Alcool isobutylique
50
154
*
*
248-133-5
26952-21-6
Alcool isooctylique
50
270
*
*
200-661-7
00067-63-0
Alcool isopropylique
400
997
500
1248
200-659-6
00067-56-1
Alcool me´thylique
200
266
250
333
D
203-471-2
00107-19-7
Alcool propargylique
200-746-9
00071-23-8
Alcool propylique
200-836-8
00075-07-0
Alde´hyde ace´tique
25
46
203-453-4
00107-02-8
Aldehyde acrylique
0,1
0,23
D
D
1
2,3
*
*
D
200
499
250
623
D
*
*
M
0,3
0,70
203-472-8
00107-20-0
Alde´hyde chloroace´tique
*
*
1
3,2
204-647-1
04170-30-3
Alde´hyde crotonique
2
5,8
*
*
200-001-8
00050-00-0
Alde´hyde formique
*
*
0,3
0,38
202-627-7
00098-01-1
Alde´hyde furfurylique
2
8,0
*
*
D
203-856-5
00111-30-8
Alde´hyde glutarique
0,2
0,83
*
*
M
233-784-4
00110-62-3
Alde´hyde n-vale´rique
50
179
*
*
206-215-8
00309-00-2
Aldrin
*
0,25
*
*
231-072-3b
07429-90-5
Aluminium (compose´s alkyle´s) (en Al)
*
2
*
*
231-072-3
07429-90-5
Aluminium (fume´es de soudage)
*
5
*
*
231-072-3
07429-90-5
Aluminium (me´tal)
*
10
*
*
215-691-6
01344-28-1
Aluminium (oxyde d’) (en Al)
*
10
*
*
231-072-3
07429-90-5
--
--
Aluminium (poudre pyrophorique)
*
5
*
*
Aluminium (sels solubles) (en Al)
*
2
*
*
M M
D
Amiante (asbeste) : voir sous ″fibres″ 232-679-6
09005-25-8
Amidon
*
10
*
*
202-635-3
00092-67-1
4-Aminobiphe´nyle
*
*
*
*
207-988-4
00504-29-0
2-Aminopyridine
0,5
1,9
*
*
200-521-5
00061-82-5
Amitrol
*
0,2
*
*
231-635-3
07664-41-7
Ammoniac
25
17
35
24
235-186-4
12125-02-9
Ammonium (chlorure d’) (fume´es)
*
10
*
20
231-786-5
07727-54-0
Ammonium (persulfate d’)
*
0,1
*
*
231-871-7
07773-06-0
Ammonium (sulfamate d’)
*
10
*
*
203-564-8
00108-24-7
Anhydride ace´tique
5
21
*
*
203-571-6
00108-31-6
Anhydride male´ique
0,25
1
*
*
201-607-5
00085-44-9
Anhydride phtalique
1
6,2
*
*
209-008-0
00552-30-7
Anhydride trimellitique
*
*
*
0,04
M
200-539-3
00062-53-3
Aniline et homologues
2
7,7
*
*
D
249-496-2
29191-52-4
Anisidine (isome`res o. et p.)
0,1
0,5
*
*
D
231-146-5
07440-36-0
Antimoine et ses compose´s (en Sb)
*
0,5
*
*
201-706-3
00086-88-4
ANTU
*
0,3
*
*
231-131-3
07440-22-4
Argent (compose´s solubles) (en Ag)
*
0,01
*
*
231-131-3
07440-22-4
Argent (me´tal)
*
0,1
*
*
--
07440-37-1
Argon
*
*
*
*
231-148-6
07440-38-2
Arsenic et ses compose´s inorganiques (en As)
*
0,2
*
*
232-066-3
07784-42-1
Arsine
0,05
0,16
*
*
D
A
29335
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE
Noms des agents
Valeur limite en ppm
Valeur limite en mg/m3
Valeur courte durée en ppm
Valeur courte durée en mg/m3
Classification additionnelle
N° EINECS
N° CAS
217-617-8
01912-24-9
Atrazine
*
5
*
*
201-676-1
00086-50-0
Azinphos me´thyle
*
0,2
*
*
D
--
07727-37-9
Azote
*
*
*
*
A
233-272-6
10102-44-0
Azote (dioxyde d’)
3
5,7
5
9,5
--
10102-43-9
Azote (oxyde d’)
25
31
*
*
232-007-1
07783-54-2
Azote (trifluorure d’)
10
29
*
*
231-149-1
07440-39-3
Baryum (compose´s solubles) (en Ba)
*
0,5
*
*
231-784-4
07727-43-7
Baryum (sulfate de)
*
241-775-7
17804-35-2
Be´nomyl
200-753-7
00071-43-2
200-753-7
Asbeste (amiante) : voir sous ″fibres″
*
10
*
0,84
10
*
*
Benze`ne, a` l’exception des cockeries, du traitement des goudrons de houille, de l’entretien et de la re´paration de moteurs a` essence, du chargement et du stockage de l’essence et de benze`ne
1
3,2
*
*
D
00071-43-2
Benze`ne, cockeries, traitement des goudrons de houille, entretien et re´paration de moteurs a` essence, chargement et stockage d’essence et de benze`ne
3
9,7
*
*
D
202-199-1
00092-87-5
Benzidine
*
*
*
*
D
200-028-5
00050-32-8
Benzo[a]pyre`ne
*
*
*
*
231-150-7
07440-41-7
Be´ryllium et compose´s (en Be)
*
0,002
*
*
202-163-5
00092-52-4
Biphe´nyle
0,2
1,3
*
*
--
53469-21-9
Biphe´nyles chlore´s (42% Cl)
*
1
*
*
D D
--
11097-69-1
Biphe´nyles chlore´s (54% Cl)
*
0,5
*
*
215-135-2
01304-82-1
Bismuth (tellure de) (en Bi2Te3)
*
10
*
*
215-135-2
01304-82-1
Bismuth (tellure de, dope´ en Se) (en Bi2Te3)
*
5
*
*
--
--
Bois (poussie`res de)
*
3
*
*
215-125-8
01303-86-2
Bore (oxyde de)
*
10
*
*
233-657-9
10294-33-4
Bore (tribromure de)
1
10
*
*
M
231-569-5
07637-07-2
Bore (trifluorure de)
*
*
1
3
M
232-361-7
65996-93-2
Brai de goudron de houille (particules provenant de -, extractibles au cyclohexane)
*
0,2
*
*
206-245-1
00314-40-9
Bromacil
231-778-1
07726-95-6
Brome
232-157-8
07789-30-2
Brome (pentafluorure de)
200-826-3
00074-97-5
Bromochlorome´thane
200-854-6
00075-25-2
Bromoforme
200-887-6
00075-63-8
Bromotrifluorome´thane
200-825-8
00074-96-4
200-813-2
00074-83-9
209-800-6
00593-60-2
Bromure de vinyle
5
22
*
*
203-450-8
00106-99-0
1,3-Butadie`ne
2
4,5
*
*
203-448-7
00106-97-8
n-Butane
800
1928
*
*
201-159-0
00078-93-3
2-Butanone
200
599
300
898
203-905-0
00111-76-2
2-Butoxye´thanol
25
123
*
*
D
203-699-2
00109-73-9
n-Butylamine
D/M
203-705-3
00109-79-5
Butylmercaptan
201-933-8
00089-72-5
o-sec-Butylphe´nol
202-675-9
00098-51-1
p-tert-Butyltolue`ne
*
10
*
*
0,1
0,67
0,2
1,3
0,1
0,73
*
*
200
1075
*
*
0,5
5,3
*
*
1000
6178
*
*
Bromure d’e´thyle
5
22
*
*
D
Bromure de me´thyle
5
19
*
*
D
5
15
*
*
0,5
1,8
*
*
5
31
*
*
1
6,2
*
*
231-152-8
07440-43-9
Cadmium et ses compose´s (particules alve´olaires ) (en Cd)
*
0,002
*
*
231-152-8
07440-43-9
Cadmium et ses compose´s (particules inhalables ) (en Cd)
*
0,01
*
*
215-279-6
01317-65-3
Calcium (carbonate de)
*
10
*
*
237-366-8
13765-19-0
Calcium (chromate de ) (en Cr)
*
0,001
*
*
205-861-8
00156-62-7
Calcium (cyanamide de)
*
0,5
*
*
D
D
29336
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE
Noms des agents
Valeur limite en ppm
Valeur limite en mg/m3
Valeur courte durée en ppm
Valeur courte durée en mg/m3
Classification additionnelle D/M
N° EINECS
N° CAS
209-740-0
00592-01-8
Calcium (cyanure de)
*
*
*
5
215-137-3
01305-62-0
Calcium (hydroxyde de)
*
5
*
*
215-138-9
01305-78-8
Calcium ( oxyde de)
*
2
*
*
215-710-8
01344-95-2
Calcium (silicate de) (synthe´tique)
*
10
*
*
231-900-3
13397-24-5
Calcium ( sulfate de)
*
10
*
*
232-283-3
08001-35-2
Camphe`ne chlore´ (60% Cl)
*
0,5
*
1
200-945-0
00076-22-2
Camphre (synthe´tique)
2
12
3
19
203-313-2
00105-60-2
Caprolactame (poussie`res)
*
1
*
3
203-313-2
00105-60-2
Caprolactame (vapeur)
5
23
10
47
219-363-3
02425-06-1
Captafol
*
0,1
*
*
205-087-0
00133-06-2
Captane
*
5
*
*
200-500-0
00063-25-2
Carbaryl
*
5
*
*
210-353-0
01563-66-2
Carbofurane
*
0,1
*
*
204-696-9
00124-38-9
Carbone (dioxyde de)
5000
9131
30000
54784
215-609-9
01333-86-4
Carbone (noir de)
*
3,6
*
*
D
D
211-128-3
00630-08-0
Carbone (oxyde de)
25
29
*
*
200-843-6
00075-15-0
Carbone (sulfure de)
10
31
*
*
D
204-427-5
00120-80-9
Cate´chol
5
23
*
*
D
232-674-9
09004-34-6
Cellulose
*
10
*
*
--
--
Ce´re´ales (poussie`res de)
*
4
*
*
244-344-1
21351-79-1
Ce´sium (hydroxyde de)
207-336-9
00463-51-4
Ce´te`ne
*
2
*
*
0,5
0,87
1,5
2,6
--
--
Charbon (poussie`res de)
*
2
*
*
200-349-0
00057-74-9
Chlordane
*
0,5
*
*
231-959-5
07782-50-5
Chlore
0,5
1,5
1
2,9
233-162-8
10049-04-4
Chlore (dioxyde de)
0,1
0,28
0,3
0,84
232-230-4
07790-91-2
Chlore (trifluorure de)
*
*
0,1
0,39
209-990-0
00600-25-9
1-Chloro-1-nitropropane
2
10
*
*
201-161-1
00078-95-5
Chloroace´tone
1
3,9
*
*
0,05
0,32
*
*
10
47
*
*
208-531-1
00532-27-4
a-Chloroace´tophe´none
203-628-5
00108-90-7
Chlorobenze`ne
220-278-9
02698-41-1
o-Chlorobenzylide`ne malononitrile
0,05
0,40
*
*
200-871-9
00075-45-6
Chlorodifluorome´thane
1000
3591
*
*
203-459-7
00107-07-3
2-Chloroe´thanol
*
*
1
3,3
200-663-8
00067-66-3
Chloroforme
10
50
*
*
202-809-6
00100-00-5
4-Chloronitrobenze`ne
200-938-2
00076-15-3
Chloropentafluoroe´thane
200-930-9
00076-06-2
204-818-0
00126-99-8
215-557-7
D
M D/M
D/M D/M
0,1
0,65
*
*
1000
6412
*
*
D
Chloropicrine
0,1
0,68
*
*
2-Chloropre`ne
10
37
*
*
02039-87-4
o-Chlorostyre`ne
50
287
75
431
202-424-3
00095-49-8
o-Chlorotolue`ne
50
263
*
*
220-864-4
02921-88-2
Chlorpyrifos
*
0,2
*
*
203-457-6
00107-05-1
Chlorure d’allyle
1
3
2
6
202-710-8
00098-88-4
Chlorure de benzoyle
*
*
0,5
2,8
202-853-6
00100-44-7
Chlorure de benzyle
1
5,3
*
*
201-171-6
00079-04-9
Chlorure de chloroace´tyle
0,05
0,23
0,15
0,70
208-052-8
00506-77-4
Chlorure de cyanoge`ne
0,3
0,76
*
*
M
200-830-5
00075-00-3
Chlorure d’e´thyle
100
268
*
*
D
203-458-1
00107-06-2
Chlorure d’e´thyle`ne
10
41
*
*
200-817-4
00074-87-3
Chlorure de me´thyle
50
104
100
210
D
D
M
D
29337
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE
Noms des agents
Valeur limite en ppm
Valeur limite en mg/m3
Valeur courte durée en ppm
Valeur courte durée en mg/m3
Classification additionnelle
N° EINECS
N° CAS
200-838-9
00075-09-2
Chlorure de me´thyle`ne
50
177
*
*
233-036-2
10025-67-9
Chlorure de soufre
*
*
1
5,6
M
231-748-8
07719-09-7
Chlorure de thionyle
1
5,0
*
*
M
200-831-0
00075-01-4
Chlorure de vinyle
7
18,15
200-864-0
00075-35-4
Chlorure de vinylide`ne
5
20
20
80
--
01189-85-1
Chromate de tert-butyle (en Cr03)
*
0,1
*
*
239-056-8
14977-61-8
Chrome (dioxychlorure de)
0,025
0,16
*
*
231-157-5
07440-47-3
Chrome me´tal et compose´s inorganiques (a` l’exception des compose´s Cr VI)
*
0,5
*
*
--
--
Chrome VI, certains compose´s insolubles dans l’eau en Cr (non classe´s ailleurs)
*
0,01
*
*
--
--
Chrome VI, compose´s solubles dans l’eau en Cr (non classe´s ailleurs)
*
0.05
*
*
--
--
Chromite (traitement de minerais) (en Cr)
*
0,05
*
*
266-043-4
65997-15-1
Ciment portland
*
10
*
*
221-008-2
02971-90-6
Clopidol
*
10
*
*
233-514-0
10210-68-1
Cobalt (carbonyle) (en Co)
*
0,1
*
*
--
16842-03-8
Cobalt (hydrocarbonyle) (en Co)
*
0,1
*
*
231-158-0
07440-48-4
--
--
215-293-2 206-083-1
D/M
Cobalt me´tal (fume´es et poussie`res) (en Co)
*
0,02
*
*
Coton brut (poussie`res thoracales de )
*
0,2
*
*
01319-77-3
Cre´sols (tous isome`res)
5
22
*
*
00299-86-5
Crufomate
*
5
*
*
231-159-6
07440-50-8
Cuivre (fume´es) (en Cu)
*
0,2
*
*
231-159-6
07440-50-8
Cuivre (poussie`res et brouillards de) (en Cu)
202-704-5
00098-82-8
Cume`ne
206-992-3
00420-04-2
Cyanamide
*
2
*
*
205-275-2
00137-05-3
2-Cyanoacrylate de me´thyle
2
9,2
4
18
207-306-5
00460-19-5
Cyanoge`ne
10
21
*
*
203-806-2
00110-82-7
Cyclohexane
300
1045
*
*
203-630-6
00108-93-0
Cyclohexanol
50
209
*
*
D
203-631-1
00108-94-1
Cyclohexanone
25
101
*
*
D
203-807-8
00110-83-8
Cyclohexe`ne
300
1025
*
*
203-629-0
00108-91-8
Cyclohexylamine
10
42
*
*
204-500-1
00121-82-4
Cyclonite
*
1,5
*
*
208-335-4
00542-92-7
Cyclopentadie`ne
75
206
*
*
206-016-6
00287-92-3
Cyclopentane
600
1745
*
*
236-049-1
13121-70-5
Cyhexatin
*
5
*
*
202-361-1
00094-75-7
2,4-D
*
10
*
*
200-024-3
00050-29-3
DDT (Dichlorodiphe´nyltrichloroe´thane)
*
1
*
*
241-711-8
17702-41-9
De´caborane
0,05
0,25
0,15
0,76
D
--
08065-48-3
De´me´ton (me´lange O + S)
0,01
0,11
*
*
D
*
1
*
*
20
100
50
250
D
D
D
--
08022-00-2
De´me´ton-me´thyl (me´lange O + S)
*
0,5
*
*
D
206-373-8
00333-41-5
Diazinon
*
0,1
*
*
D
206-382-7
00334-88-3
Diazome´thane
0,2
0,34
*
*
233-032-0
10024-97-2
Diazote (oxyde de)
50
91
*
*
242-940-6
19287-45-7
Diborane
0,1
0,11
*
*
203-444-5
00106-93-4
Dibromure d’e´thyle`ne
*
*
*
*
D
203-057-1
00102-81-8
2-N-Dibutylaminoe´thanol
0,5
3,6
*
*
D
209-854-0
00594-72-9
1,1-Dichloro-1-nitroe´thane
2
12
*
*
--
07572-29-4
Dichloroace´tyle`ne
*
*
0,1
0,40
202-425-9
00095-50-1
1,2-Dichlorobenze`ne
25
152
50
305
M
29338
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE
Noms des agents
Valeur limite en ppm
Valeur limite en mg/m3
Valeur courte durée en ppm
Valeur courte durée en mg/m3
Classification additionnelle
N° EINECS
N° CAS
203-400-5
00106-46-7
1,4-Dichlorobenze`ne
10
61
*
*
202-109-0
00091-94-1
3,3’-Dichlorobenzidine
*
*
*
*
D
212-121-8
00764-41-0
1,4-Dichloro-2-bute`ne
0,005
0,025
*
*
D
200-893-9
00075-71-8
Dichlorodifluorome´thane
1000
5022
*
*
204-258-7
00118-52-5
1,3-Dichloro-5,5-dime´thylhydantoı¨ne
*
0,2
*
0,4
200-863-5
00075-34-3
1,1-Dichloroe´thane
100
411
*
*
208-750-2
00540-59-0
1,2-Dichloroe´thyle`ne
200
805
*
*
200-869-8
00075-43-4
Dichlorofluorome´thane
10
43
*
*
201-152-2
00078-87-5
1,2-dichloropropane
75
352
110
515
208-826-5
00542-75-6
1,3-Dichloroprope`ne
1
4,6
*
*
200-937-7
00076-14-2
1,2-Dichlorote´trafluoroe´thane
1000
7092
*
*
200-547-7
00062-73-7
Dichlorvos
0,1
0,9
*
*
D
205-494-3
00141-66-2
Dicrotophos
*
0,25
*
*
D
201-052-9
00077-73-6
Dicyclopentadie`ne
5
27
*
*
200-484-5
00060-57-1
Dieldrin
*
0,25
*
*
203-868-0
00111-42-2
Die´thanolamine
203-716-3
00109-89-7
Die´thylamine
202-845-2
00100-37-8
2-Die´thylaminoe´thanol
202-490-3
00096-22-0
Die´thylce´tone
203-865-4
00111-40-0
Die´thyle`netriamine
200-885-5
00075-61-6
Difluorodibromome´thane
100
870
*
*
202-966-0
00101-68-8
4,4’-Diisocyanate de diphe´nylme´thane (MDI)
0,005
0,052
*
*
212-485-8
00822-06-0
Diisocyanate d’hexame´thyle`ne
0,005
0,034
*
*
223-861-6
04098-71-9
Diisocyanate d’isophorone
0,005
0,046
*
*
209-544-5
00584-84-9
Diisocyanate de 2,4-tolue`ne (TDI)
0,005
0,037
0,02
0,14
203-558-5
00108-18-9
Diisopropylamine
5
21
*
*
D
204-826-4
00127-19-5
N.N-Dime´thylace´tamide
10
36
20
72
D
204-697-4
00124-40-3
Dime´thylamine
2
3,8
5
9,4
204-493-5
00121-69-7
N,N-Dime´thylaniline
5
25
10
51
D
D
0,46
2
*
*
D
5
15
15
46
D D
2
9,7
*
*
200
715
*
*
1
4,3
*
*
D
D
D
--
14857-34-2
Dime´thyle´thoxysilane
0,5
2,1
1,5
6,5
200-679-5
00068-12-2
N,N-Dime´thylformamide
10
30
*
*
203-620-1
00108-83-8
2,6-dime´thyl-4-heptanone
25
147
*
*
200-316-0
00057-14-7
1,1-Dime´thylhydrazine
0,01
0,025
*
*
D
D
211-063-0
00628-96-6
Dinitrate d’e´thyle`ne
0,05
0,31
*
*
D
229-180-0
06423-43-4
Dinitrate de 1,2-propyle`ne
0,05
0,34
*
*
D
246-673-6
25154-54-5
Dinitrobenze`ne (tous isome`res)
0,15
1
*
*
D
208-601-1
00534-52-1
4,6-Dinitro-o-cre´sol
*
0,2
*
*
D
205-706-4
00148-01-6
3,5-Dinitro-o-toluamide
*
5
*
*
246-836-1
25321-14-6
Dinitrotolue`ne (tous isome`res)
*
0,15
*
*
D
204-661-8
00123-91-1
1,4-Dioxane
25
91
*
*
D
201-107-7
00078-34-2
Dioxathion
203-437-7
00106-87-6
Dioxide de 4-vinylcyclohexe`ne
204-539-4
00122-39-4
Diphe´nylamine
252-104-2
34590-94-8
Dipropyle`neglycolmonome´thyle´ther
201-599-4
02764-72-9
Diquat (fraction alve´olaire)
201-599-4
02764-72-9
202-607-8
00097-77-8
206-054-3
00298-04-4
218-550-7
02179-59-1
204-881-4
00128-37-0
*
0,2
*
*
D
0,1
0,58
*
*
D
*
*
*
10
50
308
*
0,1
*
*
D
Diquat (fraction inhalable)
*
0,5
*
*
D
Disulfirame
*
2
*
*
Disulfoton
*
0,1
*
*
Disulfure d’allyle et de propyle
2
12
3
18
2,6-Di-tert-butyl-p-cre´sol
*
10
*
*
D
D
29339
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE
Noms des agents
Valeur limite en ppm
Valeur limite en mg/m3
Valeur courte durée en ppm
Valeur courte durée en mg/m3
Classification additionnelle
N° EINECS
N° CAS
206-354-4
00330-54-1
Diuron
215-325-5
01321-74-0
1,4-Divinylbenze`ne
203-992-5
01302-74-5
Emeri
204-079-4
00115-29-7
Endosulfan
200-775-7
00072-20-8
Endrin
237-553-4
13838-16-9
Enflurane
203-439-8
00106-89-8
Epichlorhydrine
2
7,7
*
*
D
218-276-8
02104-64-5
EPN
*
0,1
*
*
D
*
10
*
*
10
54
*
*
*
10
*
*
*
0,1
*
*
D
*
0,1
*
*
D
75
574
*
*
232-350-7
08006-64-2
Essence de te´re´benthine
100
564
*
*
232-349-1
08006-61-9
Essences (carburant pour voitures)
300
903
500
1501
231-141-8
07440-31-5
Etain (compose´s organiques de) (en Sn)
*
0,1
*
0,2
D
231-141-8
07440-31-5
Etain (oxyde et compose´s inorganiques de; sauf SnH4, en Sn)
*
2
*
*
D
231-141-8
07440-31-5
Etain (me´tal)
*
2
*
*
D
200-814-8
00074-84-0
Ethane
*
*
*
*
A
205-483-3
00141-43-5
Ethanolamine
3
7,6
6
15
209-242-3
00563-12-2
Ethion
*
0,4
*
*
D
203-804-1
00110-80-5
2-Ethoxye´thanol
5
18
*
*
D
200-834-7
00075-04-7
Ethylamine
D
202-849-9
00100-41-4
Ethylbenze`ne
200-815-3
00074-85-1
Ethyle`ne
203-468-6
00107-15-3
Ethyle`nediamine
203-473-3
00107-21-1
Ethyle`neglycol (en ae´rosol)
205-793-9
00151-56-4
Ethyle`ne imine
240-347-7
16219-75-3
5-Ethylide`ne-2- norborne`ne
200-837-3
00075-08-1
Ethylmercaptan
202-885-0
00100-74-3
N-Ethylmorpholine
206-082-6
00299-84-3
Fenchlorphos (Ronnel)
204-114-3
00115-90-2
Fensulfothion
200-231-9
00055-38-9
Fenthion
201-039-3
00102-54-5
Fer dicyclopentadie´nyle
236-670-8
13463-40-6
Fer pentacarbonyle (en Fe)
5
9,3
15
28,0
100
440
125
551
*
*
*
*
10
25
*
*
D
*
*
*
101
M
0,5
0,89
*
*
D
5
25
*
*
M
0,5
1,3
*
*
5
24
*
*
*
10
*
*
*
0,1
*
*
*
0,2
*
*
*
10
*
*
0,1
0,23
0,2
0,46
--
--
Fer (sels solubles) (en Fe)
*
1
*
*
215-168-2
01309-37-1
Fer (trioxyde de) (fume´es) (en Fe)
2
5
*
*
238-484-2
14484-64-1
Ferbam
*
10
*
*
--
12604-58-9
Ferrovanadium (poussie`res)
*
1
*
3
Fibres d’amiante (actinolite, anthophyllite, crocidolite, tre´molite, amosite)
*
0,15 f/cc
*
*
A
D
D
Fibres d’amiante (chrysotile)
*
0,5 f/cc
*
*
231-954-8
07782-41-4
Fluor
1
1,6
2
3,1
200-548-2
00062-74-8
Fluoroace´tate de sodium
*
0,05
*
*
206-534-2
00353-50-4
Fluorure de carbonyle
2
5,5
5
13
--
--
Fluorures inorganiques (en F)
*
2,5
*
*
213-408-0
00944-22-9
Fonofos
*
0,1
*
*
D
200-842-0
00075-12-7
Formamide
10
18
*
*
D
203-721-0
00109-94-4
Formiate d’e´thyle
100
307
*
*
203-481-7
00107-31-3
Formiate de me´thyle
100
250
150
373
231-961-6
07782-65-2
Germanium (te´trahydrure de)
0,2
0,64
*
*
200-289-5
00056-81-5
Glyce´rine (brouillard)
*
10
*
*
209-128-3
00556-52-5
Glycidol
2
6,2
*
*
231-955-3
07782-42-5
Graphite (excepte´ fibres)(fraction alve´olaire)
*
2
*
*
D
29340
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE
N° EINECS
N° CAS
Noms des agents
233-166-4
07440-58-6
Hafnium
205-796-5
00151-67-7
Halothane
200-962-3
00076-44-8
213-831-0
01024-57-3
205-563-8
00142-82-5
203-767-1
00110-43-0
203-388-1 204-608-9
Valeur limite en ppm
Valeur limite en mg/m3
Valeur courte durée en ppm
Valeur courte durée en mg/m3
Classification additionnelle
*
0,5
*
*
50
410
*
*
Heptachlore
*
0,05
*
*
D
Heptachlore e´poxyde
*
0,05
*
*
D
n-Heptane
400
1664
500
2080
2-Heptanone
50
238
100
475
00106-35-4
3-Heptanone
50
237
*
*
00123-19-3
4-Heptanone
50
236
*
*
204-273-9
00118-74-1
Hexachlorobenze`ne
*
0,025
*
*
D
201-765-5
00087-68-3
Hexachlorobutadie`ne
0,02
0,21
*
*
D
201-029-3
00077-47-4
Hexachlorocyclopentadie`ne
0,01
0,11
*
*
200-666-4
00067-72-1
Hexachloroe´thane
1
9,8
*
*
D
216-641-3
01335-87-1
Hexachloronaphthale`ne
*
0,2
*
*
D
211-676-3
00684-16-2
Hexafluoroace´tone
0,1
0,69
*
*
D
211-653-8
00680-31-9
Hexame´thylphosphorotriamide
*
*
*
*
D
203-777-6
00110-54-3
n-Hexane
50
179
*
*
--
73513-42-5
Hexane, autres isome`res que n-hexane
500
1786
1000
3551
204-679-6
00124-09-4
1,6-Hexanediamine
0,5
2,3
*
*
203-489-0
00107-41-5
1,6-Hexanediol
25
123
*
*
M
209-731-1
00591-78-6
2-Hexanone
5
20
*
*
D
232-384-2
08012-95-1
Huiles mine´rales (brouillards)
*
5
*
10
--
--
Huiles ve´ge´tales (brouillards)
*
10
*
*
206-114-9
00302-01-2
Hydrazine
0,01
0,013
*
*
D
215-605-7
01333-74-0
Hydroge`ne
*
*
*
*
A
233-113-0
10035-10-6
Hydroge`ne (bromure d’)
*
*
2
6,7
231-595-7
07647-01-0
Hydroge`ne (chlorure d’)
5
8
10
15
D
200-821-6
00074-90-8
Hydroge`ne (cyanure d’)
*
*
4,7
5
D/M
231-634-8a
07664-39-3
Hydroge`ne (fluorure d’)
*
*
3
2,6
M
231-765-0
07722-84-1
Hydroge`ne (peroxyde d’)
1
1,4
*
*
231-978-9
07783-07-5
Hydroge`ne (se´le´niure d’)
0,02
0,07
0,05
0,17
231-977-3
07783-06-4
Hydroge`ne (sulfure d’)
10
14
15
21
204-617-8
00123-31-9
Hydroquinone
*
2
*
*
204-626-7
00123-42-2
4-Hydroxy-4-me´thyl-2-pentanone
50
241
*
*
200-909-4
00075-86-5
2-Hydroxy-2-me´thyl propanenitrile
202-393-6
00095-13-6
Inde`ne
231-180-0
07440-74-6
Indium et compose´s (en In)
231-442-4
07553-56-2
Iode
200-874-5
00075-47-8
Iodoforme
200-819-5
00074-88-4
Iodome´thane
210-866-3
00624-83-9
Isocyanate de me´thyle
201-126-0
00078-59-1
Isophorone
203-685-6
00109-59-1
2-Isopropoxye´thanol
200-860-9
00075-31-0
211-397-7
00768-52-5
--
*
*
4,7
5,1
10
49
*
*
D/M
*
0,1
*
*
0,1
1
*
*
0,6
10
*
*
2
12
*
*
D
0,02
0,048
*
*
D
M
*
*
5
28
M
25
108
*
*
D
Isopropylamine
5
12
10
24
N-Isopropylaniline
2
11
*
*
01332-58-7
Kaolin (fraction alve´olaire)
*
2
*
*
205-316-4
00138-22-7
Lactate de n-butyle
5
30
*
*
200-401-2
00058-89-9
Lindane
*
0,5
*
*
237-018-5
07580-67-8
Lithium (hydrure de)
*
0,025
*
*
208-915-9
00546-93-0
Magne´site
*
10
*
*
215-171-9
01309-48-4
Magne´sium (oxyde de) (fume´es)
*
10
*
*
D
D
29341
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE
Noms des agents
Valeur limite en ppm
Valeur limite en mg/m3
Valeur courte durée en ppm
Valeur courte durée en mg/m3
Classification additionnelle D
N° EINECS
N° CAS
204-479-7
00121-75-5
Malathion
*
10
*
*
231-105-1
07439-96-5
Mangane`se et ses compose´s (en Mn)
*
0,2
*
*
235-142-4
12079-65-1
Mangane`se cyclopentadie´nyl tricarbonyle (en Mn)
*
0,1
*
*
D
235-166-5
12108-13-3
Mangane`se me´thylcyclopentadie´nyl tricarbonyle (en Mn)
*
0,2
*
*
D
231-106-7
07439-97-6
Mercure (compose´s alkyle´s) (en Hg)
*
0,01
*
0,03
D
231-106-7
07439-97-6
Mercure (compose´s aryle´s) (en Hg)
*
0,1
*
*
D
231-106-7
07439-97-6
Mercure inorganique (y compris mercure me´tallique)
*
0,025
*
201-297-1
00080-62-6
Me´thacrylate de me´thyle
100
416
*
*
200-812-7
00074-82-8
Me´thane
*
*
*
*
240-815-0
16752-77-5
Me´thomyl
*
2,5
*
*
200-779-9
00072-43-5
Me´thoxychlore
*
10
*
*
203-713-7
00109-86-4
2-Me´thoxye´thanol
5
16
*
*
205-769-8
00150-76-5
4-Me´thoxyphe´nol
*
5
*
*
203-539-1
00107-98-2
1-Me´thoxy-2-propanol
100
374
150
561
200-828-4
00074-99-7
Me´thylace´tyle`ne
1000
1664
*
*
Me´thylace´tyle`ne propadie`ne (me´lange gazeux)
1000
1664
1250
2080
1
2,7
*
*
1000
3155
*
*
5
6,6
15
19
2,2
*
*
D A
D
--
--
204-817-5
00126-98-7
Me´thylacrylonitrile
203-714-2
00109-87-5
Me´thylal
200-820-0
00074-89-5
Me´thylamine
202-870-9
00100-61-8
N-Me´thylaniline
0,5
203-528-1
00563-80-4
3-Me´thyl-2-butanone
200
715
*
*
203-624-3
00108-87-2
Me´thylcyclohexane
400
1633
*
*
247-152-6
25639-42-3
Me´thylcyclohexanol
50
237
*
*
209-513-6
00583-60-8
2-Me´thylcyclohexanone
50
232
75
349
D D
202-918-9
00101-14-4
4,4’-Me´thyle`ne bis(2-chloroaniline)
0,01
0,11
*
*
225-863-2
05124-30-1
Me´thyle`ne bis(4-cyclohexylisocyanate)
0,005
0,055
*
*
202-974-4
00101-77-9
4,4’-Me´thyle`ne dianiline
0,1
0,82
*
*
203-737-8
00110-12-3
5-Me´thyl-2-hexanone
50
237
*
*
200-471-4
00060-34-4
Me´thylhydrazine
0,01
0,019
*
*
200-822-1
00074-93-1
Me´thylmercaptan
0,5
0,99
*
*
203-551-7
00108-11-2
4-Me´thyl-2-pentanol
25
106
40
169
203-550-1
00108-10-1
4-Me´thyl-2-pentanone
50
208
75
311
205-502-5
00141-79-7
4-Me´thyl-3-pente`ne-2-on
15
61
25
101
D
D
D D D
202-705-0
00098-83-9
a-Me´thylstyre`ne
50
246
100
490
244-209-7
21087-64-9
Me´tribuzine
*
5
*
*
232-095-1
07786-34-7
Me´vinphos
0,01
0,093
0,03
0,27
--
12001-26-2
Mica
*
3
*
*
231-107-2
07439-98-7
Molybde`ne (compose´s insolubles) (en Mo)
*
10
*
*
231-107-2
07439-98-7
Molybde`ne (compose´s solubles) (en Mo)
*
5
*
*
230-042-7
06923-22-4
Monocrotophos
*
0,25
*
*
D
203-815-1
00110-91-8
Morpholine
20
72
*
*
D
206-098-3
00300-76-5
Naled
*
3
*
*
D
202-049-5
00091-20-3
Naphtale`ne
10
53
15
80
--
07440-01-9
Ne´on
*
*
*
*
--
07440-02-0
Nickel (compose´s insolubles) (en Ni)
*
1
*
*
--
07440-02-0
Nickel (compose´s solubles) (en Ni)
*
0,1
*
*
231-111-4
07440-02-0
Nickel (me´tal)
*
1
*
*
234-349-7
11113-75-0
Nickel (sulfure de), fume´es et poussie`res en Ni (grillage)
236-669-2
13463-39-3
Nickel te´tracarbonyle (en Ni)
200-193-3
00054-11-5
Nicotine
*
1
*
*
0,05
0,12
*
*
*
0,5
*
*
D
A
D
29342
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE
Noms des agents
Valeur limite en ppm
Valeur limite en mg/m3
Valeur courte durée en ppm
Valeur courte durée en mg/m3
Classification additionnelle
N° EINECS
N° CAS
217-682-2
01929-82-4
Nitrapyrine
210-985-0
00627-13-4
Nitrate de n-propyle
202-810-1
00100-01-6
202-716-0
00098-95-3
202-204-7
00092-93-3
4-Nitrobiphe´nyle
*
*
201-188-9
00079-24-3
Nitroe´thane
100
311
200-140-8
00055-63-0
Nitroglyce´rine
0,05
0,47
*
*
200-876-6
00075-52-5
Nitrome´thane
20
51
*
*
201-209-1
00079-46-9
2-Nitropropane
10
37
*
*
203-544-9
00108-03-2
1-Nitropropane
25
92
*
*
200-549-8
00062-75-9
N-Nitrosodime´thylamine
*
*
*
*
D
2
11
*
*
D
200
1065
*
*
*
10
*
20
25
109
40
174
4-Nitroaniline
*
3
*
*
D
Nitrobenze`ne
1
5
*
*
D
*
*
D
*
* D
215-311-9
01321-12-6
Nitrotolue`ne (tous isome`res)
203-913-4
00111-84-2
Nonane
218-778-7
02234-13-1
Octachloronaphthale`ne
203-892-1
00111-65-9
Octane
208-793-7
00541-85-5
3-Octanone
25
133
*
*
244-058-7
20816-12-0
Osmium (te´troxyde d’) (en Os)
0,0002
0,0016
0,0006
0,0048
203-442-4
00106-92-3
Oxyde d’allyle et de glycidyle
5
23
10
48
--
31242-93-0
Oxyde de biphe´nyle chlore´
*
0,5
*
*
203-870-1
00111-44-4
Oxyde de bis(2-chloroe´thyle)
5
29
10
59
208-832-8
00542-88-1
Oxyde de bis(chlorome´thyle)
0,001
0,0048
*
*
219-376-4
02426-08-6
Oxyde de butyle et de glycidyle
25
135
*
*
200-467-2
00060-29-7
Oxyde de die´thyle
400
1228
500
1542
218-802-6
02238-07-5
Oxyde de diglycidyle
0,1
0,54
*
*
203-560-6
00108-20-3
Oxyde de diisopropyle
250
1055
310
1319
202-981-2
00101-84-8
Oxyde de diphe´nyle (vapeur)
1
7
2
14
200-849-9
00075-21-8
Oxyde d’e´thyle`ne
1
1,8
*
*
223-672-9
04016-14-2
Oxyde de glycidyle et d’isopropyle
50
241
75
361
204-557-2
00122-60-1
Oxyde de glycidyle et de phe´nyle
0,1
0,6
*
*
216-653-1
01634-04-4
Oxyde de me´thyle et de tert-butyle
40
146
*
*
200-878-7
00075-56-9
Oxyde de propyle`ne
20
49
*
*
231-996-7
07783-41-7
Oxyge`ne (difluorure d’)
*
*
0,05
0,11
M
233-069-2
10028-15-6
Ozone
*
*
0,1
0,2
M
232-315-6
08002-74-2
Paraffine (cire de) (fume´es)
*
2
*
*
225-141-7
04685-14-7
Paraquat (particules alve´olaires)
*
0,1
*
*
200-271-7
00056-38-2
Parathion
*
0,1
*
*
D
206-050-1
00298-00-0
Parathion-me´thyl
*
0,2
*
*
D
*
0,1
*
0,3
300
1420
375
1775
--
--
Particules non classifie´es autrement (fraction alve´olaire)
*
3
*
*
--
--
Particules non classifie´es autrement (fraction inhalable)
*
10
*
*
243-194-4
19624-22-7
Pentaborane
0,005
0,013
0,015
0,04
215-320-8
01321-64-8
Pentachloronaphthale`ne
*
0,5
*
*
210-435-0
00082-68-8
Pentachloronitrobenze`ne
*
0,5
*
*
201-778-6
00087-86-5
Pentachlorophe´nol
*
0,5
*
*
204-104-9
00115-77-5
Pentae´rythritol
*
10
*
*
203-692-4
00109-66-0
n-Pentane
600
1796
750
2242
203-528-1
00107-87-9
2-Pentanone
200
715
250
894
204-825-9
00127-18-4
Perchloroe´thyle`ne
25
172
100
695
209-840-4
00594-42-3
Perchlorome´thylmercaptan
0,1
0,77
*
*
231-526-0
07616-94-6
Perchloryle (fluorure de)
3
13
6
25
--
00382-21-8
Perfluoroisobutyle`ne
*
*
0,01
0,08
D
D
D
D
D
M
29343
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE
Noms des agents
Valeur limite en ppm
Valeur limite en mg/m3
Valeur courte durée en ppm
Valeur courte durée en mg/m3
Classification additionnelle D
N° EINECS
N° CAS
223-320-4
03825-26-1
Perfluorooctanate d’ammonium
*
0,01
*
*
--
93763-70-3
Perlite
*
10
*
*
202-327-6
00094-36-0
Peroxyde de dibenzoyle
215-661-2
01338-23-4
Peroxyde de me´thye´thylce´tone
--
08032-32-4
270-704-2
68476-85-7
*
5
*
*
0,2
1,5
*
*
Pe´trole (distillat de) (coupe de distillation 100-160 °C)
300
1390
*
*
Pe´trole (gaz lique´fie´)
1000
1826
*
*
M
232-490-9
08052-42-4
Pe´troles (bitumes de) (fume´es)
*
5
*
*
202-430-6
00095-54-5
o-Phe´nyle`nediamine
*
0,1
*
*
244-848-1
22224-92-6
Phe´namiphos
*
0,1
*
*
203-632-7
00108-95-2
Phe´nol
5
19
*
*
D
202-196-5
00092-84-2
Phe´nothiazine
*
5
*
*
D
203-404-7
00106-50-3
p-Phe´nyle`nediamine
*
0,1
*
*
203-584-7
00108-45-2
m-Phe´nyle`nediamine
*
0,1
*
*
202-873-5
00100-63-0
Phe´nylhydrazine
0,1
0,45
*
*
203-635-3
00108-98-5
Phe´nylmercaptan
0,5
2,3
*
*
0,05
0,23
*
*
M
*
0,05
*
0,2
D
0,1
0,4
*
*
1
8,7
2
17
211-325-4
00638-21-1
Phe´nylphosphine
206-052-2
00298-02-2
Phorate
200-870-3
00075-44-5
Phosge`ne
203-509-8
00107-66-4
Phosphate de dibutyle
--
02528-36-1
Phosphate de dibutyle et de phe´nyle
0,3
3,6
*
*
204-800-2
00126-73-8
Phosphate de tributyle
0,2
2,2
*
*
201-103-5
00078-30-8
Phosphate de tri-o-cre´syle
*
0,1
*
*
204-112-2
00115-86-6
Phosphate de triphe´nyle
232-260-8
07803-51-2
Phosphine
*
3
*
*
0,3
0,43
1
1,4
204-471-5
00121-45-9
Phosphite de trime´thyle
233-046-7
10025-87-3
Phosphore (oxytrichlorure de)
2
10
*
*
0,1
0,64
*
*
233-060-3
10026-13-8
Phosphore (pentachlorure de)
215-236-1
01314-56-3
Phosphore (pentaoxyde de)
0,1
0,86
*
*
*
1
*
215-242-4
01314-80-3
Phosphore (pentasulfure de)
*
*
1
*
3
231-749-3
07719-12-2
231-768-7
07723-14-0
Phosphore (trichlorure de)
0,2
1,1
0,5
2,8
Phosphore blanc
0,02
0,1
*
*
201-557-4
00084-74-2
Phtalate de dibutyle
*
5
*
*
201-550-6
00084-66-2
Phtalate de die´thyle
*
5
*
*
205-011-6
00131-11-3
Phtalate de dime´thyle
*
5
*
*
204-211-0
00117-81-7
Phtalate de di-sec-octyle
*
5
*
10
210-933-7
00626-17-5
m-Phtalodinitrile
*
5
*
*
217-636-1
01918-02-1
Picloram
*
10
*
*
201-462-8
00083-26-1
Pindone
*
0,1
*
*
205-551-2
00142-64-3
Pipe´razine (dichlorhydrate de)
*
5
*
*
231-116-1
07740-06-4
Platine (me´tal)
*
1
*
*
D
D
D D
--
--
Platine (sels solubles) (en Pt)
*
0,002
*
*
232-064-2
07784-40-9
Plomb (arse´niate de) (en PbHAsO4)
*
0,15
*
*
231-846-0
07758-97-6
Plomb (chromate d) (en Pb)
*
0,05
*
*
231-846-0
07758-97-6
Plomb (chromate de) (en Cr)
*
0,012
*
*
231-100-4
07439-92-1
Plomb inorg. (poussie`res et fume´es) (en Pb)
*
0,15
*
*
201-075-4
00078-00-2
Plomb te´trae´thyle (en Pb)
*
0,1
*
*
D
200-897-0
00075-74-1
Plomb te´trame´thyle (en Pb)
*
0,15
*
*
D
205-792-3
00151-50-8
Potassium (cyanure de)
*
*
*
5
D/M
215-181-3
01310-58-3
Potassium (hydroxyde de)
*
*
*
2
M
--
07727-21-1
Potassium (persulfate de)
*
0,1
*
*
29344
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE
N° EINECS
N° CAS
Noms des agents
200-827-9
00074-98-4
Propane
200-340-1
00057-57-8
b-Propiolactone
204-043-8
00114-26-1
204-062-1
00115-07-1
200-878-7 --
Valeur limite en ppm
Valeur limite en mg/m3
Valeur courte durée en ppm
Valeur courte durée en mg/m3
Classification additionnelle A
*
*
*
*
0,5
1,5
*
*
Propoxur
*
0,5
*
*
Propyle`ne
*
*
*
*
A
00075-55-8
Propyle`ne imine
2
4,8
*
*
D
08003-34-7
Pyre`thre
*
5
*
*
203-809-9
00110-86-1
Pyridine
5
16
*
*
203-405-2
00106-51-4
p-Quinone
0,1
0,45
*
*
203-585-2
00108-46-3
Re´sorcinol
10
46
20
91
231-125-0
07440-14-6
Rhodium (compose´s insolubles) (en Rh)
*
1
*
*
--
--
Rhodium (compose´s solubles) (en Rh)
*
0,01
*
*
--
--
Rhodium (me´tal) (poussie`res)
*
1
*
*
201-501-9
00083-79-4
Rote´none
*
5
*
*
200-334-9
00057-50-1
Saccharose
*
10
*
*
231-957-4
07782-49-2
Se´le´nium et ses compose´s (en Se)
*
0,2
*
*
--
07783-79-1
Se´le´nium (hexafluorure de) (en Se)
0,05
0,16
*
*
--
00136-78-7
Se´sone
*
10
*
* *
201-083-8
00078-10-4
Silicate d’e´thyle
10
86
*
211-656-4
00681-84-5
Silicate de me´thyle
1
6
*
*
--
60676-86-0
Silices amorphes : fume´es (fraction alve´olaire)
*
2
*
*
--
112926-00-8
Silices amorphes : pre´cipite´s (gel de silice)
*
10
*
*
262-373-8
60676-86-0
Silices amorphes : silice fondue (poussie`res alve´olaires)
*
0,1
*
*
--
61790-53-2
Silices amorphes : terre de diatome´es, non calcine´es (fraction alve´olaire)
*
3
*
*
--
61790-53-2
Silices amorphes : terre de diatome´es, non calcine´es (fraction inhalable)
*
10
*
*
--
14464-46-1
Silices cristallines : cristobalite (poussie`res alve´olaires)
*
0,05
*
*
--
14808-60-7
Silices cristallines : quartz (poussie`res alve´olaires)
*
0,1
*
*
239-487-1
15468-32-3
Silices cristallines tridymite (poussie`res alve´olaires)
*
0,05
*
*
231-487-1
01317-95-9
Silices cristallines tripoli (poussie`res de quartz alve´olaires)
*
0,1
*
*
231-130-8
07440-21-3
Silicium
*
10
*
*
206-991-8
00409-21-2
Silicium (carbure de)
*
10
*
*
--
07803-62-5
Silicium (te´trahydrure de)
5
6,7
*
*
247-852-1
26628-22-8
Sodium (azoture de)
0,11
0,29
*
*
231-548-0
07631-90-5
Sodium (bisulfite de)
*
5
*
*
205-599-4
00143-33-9
Sodium (cyanure de)
*
*
*
5
D/M
215-185-5
01310-73-2
Sodium (hydroxyde de)
*
2
*
*
M
231-673-0
07681-57-4
Sodium (me´tabisulfite de)
*
5
*
*
--
07775-27-1
Sodium(persulfate de)
*
0,1
*
*
231-767-1
07722-88-5
Sodium (pyrophosphate de)
*
5
*
*
--
01303-96-4
Sodium (te´traborate de, anhydre)
*
1
*
*
--
01303-96-4
Sodium (te´traborate, de´cahydrate´)
*
5
*
*
--
01303-96-4
Sodium (te´traborate, pentahydrate´)
*
1
*
*
M
--
--
Soudage (fume´es de) (non specifie´ ailleurs)
*
5
*
*
231-195-2
07446-09-5
Soufre (dioxyde de)
2
5,3
5
13
219-854-2
02551-62-4
Soufre (hexafluorure de)
1000
6057
*
*
227-204-4
05714-22-7
Soufre (pentafluorure de)
*
*
0,01
0,1
M
232-013-4
07783-60-0
Soufre (te´trafluorure de)
*
*
0,1
0,45
M
--
--
Ste´arates
*
10
*
*
--
--
Ste´atite (poussie`res alve´olaires)
*
3
*
*
--
--
Ste´atite (poussie`res inhalables)
*
6
*
*
29345
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE
N° EINECS
N° CAS
Noms des agents
--
07803-52-3
Stibine
232-142-6
07789-06-2
Strontium (chromate de) (en Cr)
200-319-7
00057-24-9
Strychnine
202-851-5
00100-42-5
Styre`ne
--
01395-21-7
Subtilisines (enzymes prote´olytiques)
201-058-1
00077-78-1
Sulfate de dime´thyle
Valeur limite en ppm
Valeur limite en mg/m3
Valeur courte durée en ppm
Valeur courte durée en mg/m3
0,1
0,52
*
*
*
0,0005
*
*
Classification additionnelle
*
0,15
*
*
50
216
100
432
D
*
0,00006
*
*
M
0,1
0,53
*
*
D
--
74222-97-2
Sulfome´turon me´thyl
*
5
*
*
222-995-2
03689-24-5
Sulfotep
*
0,2
*
*
220-281-5
02699-79-8
Sulfuryle (fluorure de)
5
21
10
43
252-545-0
35400-43-2
Sulprofos
*
1
*
*
202-273-3
00093-76-5
2,4,5-T
*
10
*
*
238-877-9
14807-96-6
Talc (sans fibre d’amiante)
*
2
*
*
231-135-5
07440-25-7
Tantale (me´tal)
*
5
*
*
215-238-2
01314-61-0
Tantale (oxyde de) (en Ta)
232-027-0
07783-80-4
Tellure (hexafluorure de) (en Te)
236-813-4
13494-80-9
222-191-1
03383-96-8
203-495-3
00107-49-3
TEPP
247-477-3
26140-60-3
Terphe´nyles
262-967-7
61788-32-7
D
*
5
*
*
0,02
0,1
*
*
Tellure et compose´s (en Te)
*
0,1
*
*
Te´me´phos
*
10
*
*
0,004
0,048
*
*
D
*
*
0,53
5
M
Terphe´nyles hydroge´ne´s
0,5
5,0
*
*
0,1
1,4
0,3
4,2
1
14
*
*
209-189-6
00558-13-4
Te´trabromome´thane
201-191-5
00079-27-6
Te´trabromure d’ace´tyle`ne
200-934-0
00076-11-9
1,1,1,2-Te´trachloro-2,2-difluoroe´thane
500
4231
*
*
200-935-6
00076-12-0
1,1,2,2-Te´trachloro-1,2-difluoroe´thane
500
4231
*
*
201-197-8
00079-34-5
1,1,2,2-Te´trachloroe´thane
1
7,0
*
*
D
200-262-8
00056-23-5
Te´trachlorome´thane
5
31
10
64
D
215-642-9
01335-88-2
Te´trachloronaphthale`ne
*
2
*
*
203-726-8
00109-99-9
Te´trahydrofuranne
200
599
250
748
--
03333-52-6
Te´trame´thylsuccinonitrile
0,5
2,8
*
*
D
208-094-7
00509-14-8
Te´tranitrome´thane
0,005
0,04
*
*
207-531-9
00479-45-8
Te´tryl
*
1,5
*
*
231-138-1
07440-28-0
Thallium (compose´s solubles) (en Tl)
*
0,1
*
*
202-525-2
00096-69-5
4.4’-Thiobis (6-tert-butyl-m-cre´sol)
*
10
*
*
205-286-2
00137-26-8
Thirame
*
1
*
*
236-675-5
13463-67-7
Titane (dioxyde de)
*
10
*
*
204-358-0
00119-93-7
o-Tolidine
*
*
*
*
D
233-625-9
00108-88-3
Tolue`ne
50
191
*
*
D
202-429-0
00095-53-4
o-Toluidine
2
8,9
*
*
D
203-403-1
00106-49-0
p-Toluidine
2
8,9
*
*
D
203-583-1
00108-44-1
m-Toluidine
2
8,9
*
*
D
204-428-0
00120-82-1
1,2,4-Trichlorobenze`ne
2
15,1
5
38
M/D
200-756-3
00071-55-6
1,1,1-Trichlore´thane
350
1938
450
2496
201-166-9
00079-00-5
1,1,2-Trichloroe´thane
10
56
*
*
201-167-4
00079-01-6
Trichloroe´thyle`ne
50
273
100
545
200-892-3
00075-69-4
Trichlorofluorome´thane
1000
5702
*
*
M
215-321-3
01321-65-9
Trichloronaphthale`ne
*
5
*
*
D
202-486-1
00096-18-4
1,2,3-Trichloropropane
10
61
*
*
D
200-936-1
00076-13-1
1,1,2-Trichloro-1,2,2-trifluoroe´thane
1000
7781
1250
9729
203-049-8
00102-71-6
Trie´thanolamine
*
5
*
*
204-469-4
00121-44-8
Trie´thylamine
1
4,2
3
12,2
D
D
D
29346
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE
Noms des agents
Valeur limite en ppm
Valeur limite en mg/m3
Valeur courte durée en ppm
Valeur courte durée en mg/m3
Classification additionnelle
N° EINECS
N° CAS
200-875-0
00075-50-3
Trime´thylamine
5
12
15
37
247-099-9
25551-13-7
Trime´thylbenze`ne (tous isome`res)
20
100
*
*
204-289-6
00118-96-7
2,4,6-Trinitrotolue`ne
*
0,5
*
*
210-035-5
00603-34-9
Triphe´nylamine
*
5
*
*
231-143-9
07440-33-7
Tungste`ne (compose´s insolubles) (en W)
*
5
*
10
231-143-9
07440-33-7
Tungste`ne (compose´s solubles) (en W)
*
1
*
3
231-170-6
07440-61-1
Uranium (e´tat naturel et compose´s de l’) (en U)
*
0,2
*
0,6
231-171-1
01314-62-1
Vanadium (fraction alve´olaire et fume´es) (en V2O5)
*
0,05
*
*
--
--
Verres (fibres ou poussie`res de)
*
10
*
*
202-848-9
00100-40-3
4-Vinylcyclohexe`ne
0,1
0,45
*
*
D
203-437-7
00106-87-6
4-Vinyl-1,2-cyclohexe`ne die´poxyde
0,1
0,58
*
*
D
246-562-2
25013-15-4
Vinyltolue`ne (tous isome`res)
50
246
100
490
201-377-6
00081-81-2
Warfarine
*
0,1
*
*
232-489-3
08052-41-3
White-spirit
100
533
*
*
215-535-7
01330-20-7
Xyle`nes (tous isome`res)
100
440
150
660
216-032-5
01477-55-0
m-Xyle`ne a, a ’-diamine
*
*
*
0,1
D/M
215-091-4
01300-73-8
Xylidines (tous isome`res)
0,5
2,5
*
*
D
231-174-8
07440-65-5
Yttrium (me´tal et compose´s) (en Y)
*
1
*
*
231-592-0
07646-85-7
Zinc (chlorure de) (fume´es)
*
1
*
2
236-878-9
13530-65-9
Zinc (chromate de) (en Cr)
*
0,01
*
*
215-222-5
01314-13-2
Zinc (oxyde de) (fume´es)
*
5
*
10
215-222-5
01314-13-2
Zinc (oxyde de) (poussie`res)
*
10
*
*
231-176-9
07440-67-7
Zirconium (compose´s du) (en Zr)
*
5
*
10
D
Classification additionnelle - la mention ″M″ indique que lors d’une exposition supe´rieure a` la valeur limite, des irritations apparaissent ou un danger d’intoxication aigu¨e existe. Le proce´de´ de travail doit eˆtre conc¸u de telle fac¸on que l’exposition ne de´passe jamais la valeur limite. Lors des mesurages, la pe´riode d’e´chantillonnage doit eˆtre aussi courte que possible afin de pouvoir effectuer des mesurages fiables. Le re´sultat des mesurages est calcule´ en fonction de la pe´riode d’e´chantillonnage. - la mention ″D″ signifie que la re´sorption de l’agent, via la peau, les muqueuses ou les yeux, constitue une partie importante de l’exposition totale. Cette re´sorption peut se faire tant par contact direct que par pre´sence de l’agent dans l’air. - la mention ″A″ signifie que ces substances libe`rent des gaz ou vapeurs qui n’ont en eux-meˆmes aucun effet physiologique mais peuvent diminuer le taux d’oxyge`ne dans l’air. Lorsque le taux d’oxyge`ne descend en dessous de 17-18 % (vol/vol) le manque d’oxyge`ne provoque des suffocations qu’aucun symptoˆme pre´alable n’annonce. Vu pour eˆtre annexe´ a` Notre arreˆte´ du 10 aouˆt 1998.
ALBERT Par le Roi : La Ministre de l’Emploi et du travail, Mme M. SMET
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE
29347
MINISTERE DES CLASSES MOYENNES ET DE L’AGRICULTURE
MINISTERIE VAN MIDDENSTAND EN LANDBOUW N. 98 — 2426 [C − 98/16222] 19 AUGUSTUS 1998. — Koninklijk besluit tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen
F. 98 — 2426
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de wet van 24 december 1976 betreffende de budgettaire voorstellen 1976-1977, hoofdstuk VI, afdeling 1, gewijzigd bij de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen; Gelet op de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen, gewijzigd bij de wet van 24 december 1993 tot oprichting van begrotingsfondsen en bij de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen; Gelet op de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, inzonderheid op artikel 5, § 1, 1° en 5° en § 2; Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijprodukten, gewijzigd bij de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen; Gelet op de wet van 21 juni 1983 betreffende gemedicineerde diervoeders, gewijzigd bij koninklijk besluit van 7 maart 1995; Gelet op het akkoord van de Inspectie van Financie¨n, gegeven op 22 februari 1996; Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 3 oktober 1996; Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door de omstandigheid dat in overeenstemming met de Europese Commissie de retributies en bijdragen in de sector van de grondstoffen zo spoedig mogelijk moeten worden vastgesteld om het Begrotingsfonds te stijven en om de continuı¨teit en de doeltreffendheid van het beleid op het vlak van de grondstoffen te waarborgen; Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 24 februari 1998, in toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoo¨rdineerd op 12 januari 1973, vervangen door de wet van 4 augustus 1996; Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers,
ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Vu la loi du 24 décembre 1976 relative aux propositions budge´taires 1976-1977, chapitre VI, section 1e`re, modifie´e par la loi du 21 décembre 1994 portant des dispositions sociales et diverses; Vu la loi organique du 27 décembre 1990 cre´ant des fonds budge´taires, modifie´e par la loi du 24 décembre 1993 cre´ant des fonds budge´taires et par la loi du 21 décembre 1994 portant des dispositions sociales et diverses; Vu la loi du 11 juillet 1969 relative aux pesticides et aux matie`res premie`res pour l’agriculture, l’horticulture, la sylviculture et l’e´levage, notamment l’article 5, § 1er, 1° et 5° et § 2; Vu la loi du 28 mars 1975 relative au commerce des produits de l’agriculture, de l’horticulture et de la peˆche maritime modifie´e par la loi du 29 décembre 1990 portant des dispositions sociales; Vu la loi du 21 juin 1983 relative aux aliments me´dicamenteux pour animaux, modifie´e par l’arreˆte´ royal du 7 mars 1995; Vu l’accord de l’Inspection des Finances, donne´ le 22 février 1996;
Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. — Bestrijdingsmiddelen
[C − 98/16222]
19 AOUT 1998 Arreˆte´ royal fixant les re´tributions et cotisations dues au Fonds budge´taire des matie`res premie`res
Vu l’accord du Ministre du Budget, donne´ le 3 octobre 1996; Vu l’urgence motive´e par la circonstance qu’en accord avec la Commission Europe´enne, les re´tributions et les cotisations dans le secteur des matie`res premie`res doivent eˆtre fixe´es dans les meilleurs de´lais afin d’alimenter le Fonds budge´taire et afin d’assurer la continuite´ et l’efficacite´ de la politique dans le domaine des matie`res premie`res; Vu l’avis du Conseil d’Etat donne´ le 24 février 1998, en application de l’article 84, aline´a 1er, 2°, des lois sur le Conseil d’Etat, coordonne´es le 12 janvier 1973, remplace´ par la loi du 4 août 1996; Sur la proposition de Notre Ministre de l’Agriculture et des Petites et Moyennes Entreprises et de l’avis de Nos Ministres qui en ont de´libe´re´ en Conseil, Nous avons arreˆté et arreˆtons : CHAPITRE Ier. — Pesticides
Afdeling I. — Retributies
Section Ire. — Re´tributions er
er
Artikel 1. § 1. Iedere persoon die de erkenning voor een bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik aanvraagt, moet een retributie van 30 000 F betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen.
Article 1 . § 1 . Toute personne qui sollicite l’agre´ation d’un pesticide a` usage agricole est tenue d’acquitter au Fonds budge´taire des matie`res premie`res une re´tribution de 30 000 F.
Deze retributie bedraagt eveneens 30 000 F voor iedere persoon die op het einde van de maximale geldigheidsduur van een erkenning, de hernieuwing ervan aanvraagt.
Cette re´tribution est e´galement de 30 000 F pour toute personne qui, a` l’expiration de la pe´riode maximale de validite´ d’une agre´ation, en demande le renouvellement.
Deze retributie bedraagt 10 000 F voor elke aanvraag tot aanvullende erkenning, wanneer zij een wijziging betreffende de gehalten aan werkzame stoffen of het gebruik opgenomen in de erkenningsakte behelst. De retributie is niet verschuldigd wanneer tot de wijziging wordt beslist door de Minister die de landbouw onder zijn bevoegdheid heeft.
Cette re´tribution est de 10 000 F pour chaque demande d’agre´ation comple´mentaire, lorsqu’elle implique une modification des teneurs en substances actives ou des usages pre´vus dans l’acte d’agre´ation. La re´tribution n’est pas due si la modification est de´cide´e par le Ministre ayant l’agriculture dans ses attributions.
Deze retributie bedraagt 5 000 F voor :
Cette re´tribution est de 5 000 F pour :
— een aanvraag tot wijziging van de handelsbenaming van het produkt;
— une demande de modification de la de´nomination commerciale du produit;
— een verandering van de naam of de handelsnaam van de houder van de erkenning;
— un changement de nom ou de raison sociale du de´tenteur de l’agre´ation;
— een aanvraag tot overdracht van de erkenning op naam van een andere persoon.
— une demande de transfert de l’agre´ation de´tenue par une autre personne.
§ 2. Iedere persoon die een dossier of de samenvatting van een dossier voorlegt aan de Inspectie-generaal Grondstoffen en Verwerkte producten met het oog op de inschrijving van een fytofarmaceutische werkzame stof in bijlage I van de Richtlijn nr. 91/414/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, is gehouden een retributie van 50 000 F te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen.
§ 2. Toute personne qui soumet un dossier ou le re´sume´ d’un dossier a` l’Inspection ge´ne´rale Matie`res premie`res et Produits transforme´s en vue de l’inscription d’une substance active phytopharmaceutique a` l’annexe I de la Directive n° 91/414/CEE du Conseil des Communaute´s europe´ennes du 15 juillet 1991, concernant la mise sur le marche´ des produits phytopharmaceutiques, est tenue d’acquitter au Fonds budge´taire des matie`res premie`res une re´tribution de 50 000 F.
Deze retributie bedraagt 2 500 000 F als Belgie¨ optreedt als verslaggever aan het Permanent Planteziektenkundig Comite´ bedoeld in artikel 19 van de voornoemde Richtlijn. Deze retributie dekt eveneens
Cette re´tribution est de 2 500 000 F lorsque la Belgique est l’Etat membre rapporteur au Comite´ phytosanitaire permanent vise´ a` l’article 19 de la directive pre´cite´e. Cette re´tribution couvre e´galement le
29348
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE
het evaluatiewerk met betrekking tot alle aanvullende gegevens die dezelfde aanvrager later indient ten einde de inschrijving van de werkzame stof te behouden, te wijzigen of te annuleren. Deze bijdrage is evenwel tot 250 000 F beperkt als de werkzame stof een microorganisme of een virus is.
travail d’e´valuation relatif a` toutes les donne´es comple´mentaires introduites ulte´rieurement par le meˆme notifiant en vue de maintenir, de modifier ou d’annuler l’inscription de la substance active concerne´e. Cette re´tribution est toutefois limite´e a` 250 000 F si la substance active consiste en un micro-organisme ou un virus.
De retributie bedoeld in het vorige lid wordt betaald in twee schijven : 40 percent bij ontvangst van het dossier en 60 percent na opstellen van het verslag inzake de conformiteit. De aanvrager die afziet van zijn aanvraag vo´o´r de evaluatie van het dossier is slechts de eerste schijf van deze retributie verschuldigd.
La re´tribution vise´e a` l’aline´a pre´ce´dent est acquitte´e en deux fois a` raison de quarante pour-cent lors de la re´ception du dossier et soixante pour-cent apre`s e´tablissement du rapport de conformite´. Le demandeur qui renonce a` sa demande avant l’e´valuation du dossier n’est redevable que de la premie`re partie de cette re´tribution.
§ 3. Iedere persoon die een toelating voor parallelinvoer van een bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik aanvraagt, moet een retributie betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen, waarvan het bedrag vastgesteld is op 5 000 F.
§ 3. Toute personne qui sollicite une autorisation d’importation paralle`le pour un pesticide a` usage agricole est tenue d’acquitter au Fonds budge´taire des matie`res premie`res une re´tribution dont le montant est fixe´ a` 5 000 F.
§ 4. Iedere persoon die een erkenning aanvraagt als fabrikant, invoerder voor de verkoop, uitvoerder of verpakker van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik, moet een retributie van 10 000 F betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen.
§ 4. Toute personne qui sollicite une agre´ation comme fabricant, importateur en vue de la revente, exportateur ou reconditionneur de pesticides a` usage agricole est tenue d’acquitter au Fonds budge´taire des matie`res premie`res une re´tribution de 10 000 F.
Deze retributie bedraagt eveneens 10 000 F voor iedere persoon die een uitbreiding van het toepassingsgebied van zijn erkenning aanvraagt of die op het einde van de geldigheidsduur van de erkenning de hernieuwing ervan aanvraagt.
Cette re´tribution est e´galement de 10 000 F pour toute personne qui sollicite une extension du champ d’application de son agre´ation ou qui, a` l’expiration de la pe´riode de validite´ de celle-ci, en demande le renouvellement.
§ 5. Iedere persoon die een aanvraag indient tot erkenning of vernieuwing van de erkenning van een station of een laboratorium met het oog op het uitvoeren van proeven of ontledingen in verband met bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik, moet als dossierrecht een vaste retributie van 10 000 F betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen. Na de audit, moet de aanvrager de beoordelingskosten betalen waarvan het uurtarief is vastgesteld op 2 000 F per inspecteur.
§ 5. Toute personne qui sollicite l’agre´ment ou le renouvellement de l’agre´ment d’une station ou d’un laboratoire en vue de la re´alisation d’essais et analyses en rapport avec des pesticides a` usage agricole, est tenue d’acquitter au Fonds budge´taire des matie`res premie`res une re´tribution fixe de 10 000 F relative au droit de dossier. A l’issue de l’audit, le demandeur est tenu de payer les frais d’e´valuation e´tablis au tarif horaire de 2 000 F par inspecteur.
§ 6. De Minister kan op advies van het Erkenningscomite´ voor bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik en mits een met redenen omklede beslissing, vrijstelling of vermindering op de in § 1 bedoelde retributies toestaan aan ieder persoon die een bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik ter erkenning, aanvullende erkenning of hernieuwing van erkenning, voorlegt dat bestemd is voor teelten waarvoor geen geschikt gewasbeschermingsmiddel voorhanden is of dat het voorwerp zou kunnen zijn van een beperkt gebruik.
§ 6. Le Ministre peut, sur avis du Comite´ d’agre´ation des pesticides a` usage agricole et par de´cision motive´e, accorder une exone´ration ou une re´duction des re´tributions pre´vues au § 1er a` toute personne qui soumet a` agre´ation, agre´ation comple´mentaire ou renouvellement d’agre´ation, un pesticide a` usage agricole destine´ a` des cultures pour lesquelles on ne disposerait pas de moyens de protection phytosanitaire ade´quats, ou susceptible de ne faire l’objet que d’un usage restreint.
Afdeling 2. — Bijdragen
Section 2. — Cotisations er
Art. 2. § 1. Iedere persoon die voor een bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik een erkenning of een aanvullende erkenning wenst te bekomen waarvan de verlening voornamelijk steunt op proefgegevens inzake doeltreffendheid of fytotoxiciteit ingediend door een andere aanvrager en dit zonder akkoord van deze laatste, dient een aanvullende bijdrage te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen, waarvan het bedrag als volgt vastgesteld is :
Art. 2. § 1 . Toute personne qui soumet a` agre´ation ou a` agre´ation comple´mentaire un pesticide a` usage agricole dont l’octroi repose essentiellement sur les donne´es expe´rimentales d’efficacite´ ou de phytotoxicite´ de´pose´es par un autre demandeur, sans accord explicite de ce dernier, est tenue d’acquitter au Fonds budge´taire des matie`res premie`res une cotisation additionnelle dont le montant est e´tabli comme suit :
a) voor producten waarvan de werkzame stof(fen) minstens 30 jaar voor de datum van de indiening van de aanvraag voor de eerste maal werd(en) toegelaten : 15 000 F;
a) pour les produits dont la ou les substances actives ont e´te´ admises pour la premie`re fois au moins 30 ans avant la date d’introduction de la demande : 15 000 F;
b) voor de producten waarvan de werkzame stof(fen) meer dan 25 jaar maar minder dan 30 jaar voor de datum van de indiening van de aanvraag voor de eerste maal werd(en) toegelaten : 30 000 F;
b) pour les produits dont la ou les substances actives ont e´te´ admises pour la premie`re fois plus de 25 ans et moins de 30 ans avant la date d’introduction de la demande : 30 000 F;
c) voor de producten waarvan de werkzame stof(fen) meer dan 15 jaar maar minder dan 25 jaar voor de datum van de indiening van de aanvraag voor de eerste maal werd(en) toegelaten : 75 000 F;
c) pour les produits dont la ou les substances actives ont e´te´ admises pour la premie`re fois plus de 15 ans et moins de 25 ans avant la date d’introduction de la demande : 75 000 F;
d) voor de producten waarvan de werkzame stof(fen) minder dan 15 jaar voor de datum van de indiening van de aanvraag voor de eerste maal werd(en) toegelaten : 150 000 F.
d) pour les produits dont la ou les substances actives ont e´te´ admises pour la premie`re fois moins de 15 ans avant la date d’introduction de la demande : 150 000 F.
Indien een product meerdere werkzame stoffen bevat, is de meest recente werkzame stof determinerend voor de vaststelling van het bedrag van de bijdrage.
Lorsqu’un produit renferme plusieurs substances actives, le montant de la cotisation est e´tabli sur base de la substance active la plus re´cente.
§ 2. De aflevering van de erkenning vindt slechts plaats na betaling van de aanvullende bijdrage, voor zover deze verschuldigd is uit hoofde van § 1.
§ 2. La de´livrance de toute agre´ation est subordonne´e, s’il y a lieu, au paiement de la cotisation additionnelle pre´vue au § 1er.
§ 3. Iedere persoon die de erkenning van een bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik heeft bekomen, moet een jaarlijkse bijdrage betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen, waarvan het bedrag als volgt is vastgesteld :
§ 3. Toute personne qui a obtenu l’agre´ation d’un pesticide a` usage agricole est tenue d’acquitter au Fonds budge´taire des matie`res premie`res une cotisation annuelle dont le montant est e´tabli comme suit :
a) voor producten van de klasse A (zeer giftig, giftig of corrosief) : 15 000 F;
a) pour les produits de la classe A (tre`s toxiques, toxiques ou corrosifs) : 15 000 F;
b) voor producten van de klasse B (schadelijk, sensibiliserend of irriterend) : 10 000 F;
b) pour les produits de la classe B (nocifs, sensibilisants ou irritants) : 10 000 F;
c) voor de overige producten : 5 000 F. De persoon die houder is van meerdere erkenningen is gehouden de jaarlijkse bijdrage te betalen voor elk van deze erkenningen.
c) pour les autres produits : 5 000 F. La personne qui est titulaire de plusieurs agre´ations est tenue d’acquitter un nombre e´quivalent de cotisations annuelles.
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE
29349
Deze bijdrage moet elk jaar in de maand januari betaald worden aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen. Zij is verschuldigd vanaf het jaar dat volgt op dit van de aflevering van de erkenning.
Cette cotisation doit eˆtre verse´e au Fonds budge´taire des matie`res premie`res dans le courant du mois de janvier de chaque anne´e. Elle prend cours a` partir de l’anne´e qui suit la de´livrance de l’agre´ation.
De Minister kan op advies van de Raad van het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en mits een met redenen omklede beslissing vrijstelling verlenen van de jaarlijkse bijdragen voor bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik bedoeld bij art. 1, § 6.
Le Ministre peut, sur avis du Conseil du Fonds des Matie`res premie`res et par de´cision motive´e, accorder une exone´ration des cotisations annuelles pre´vues pour les pesticides a` usage agricole vise´ a` l’article 1er, § 6.
§ 4. Indien de jaarlijkse bijdrage niet geregistreerd werd op de rekening van het voornoemde Fonds in de loop van de maand januari, wordt zij automatisch verhoogd met 20 percent.
§ 4. Lorsque la cotisation annuelle n’est pas enregistre´e au compte du Fonds pre´cite´ dans le courant du mois de janvier, elle est automatiquement majore´e de 20 pour-cent.
§ 5. Indien de jaarlijkse bijdrage niet geregistreerd is op de rekening van het voornoemde Fonds op 31 maart, wordt de procedure tot intrekking van de erkenning ingezet overeenkomstig de bepalingen van artikel 29 van het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik.
§ 5. Lorsque la cotisation annuelle n’est pas enregistre´e au compte du Fonds pre´cite´ au 31 mars, la proce´dure de retrait de l’agre´ation est engage´e conforme´ment aux dispositions de l’article 29 de l’arreˆte´ royal du 28 février 1994 relatif a` la conservation, a` la mise sur le marche´ et a` l’utilisation des pesticides a` usage agricole.
§ 6. Iedere persoon die de erkenning als erkend verkoper van bestrijdingsmiddelen van de klassen A en B heeft bekomen, is gehouden een jaarlijkse bijdrage te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen, waarvan het bedrag vastgesteld is op 1 000 F.
§ 6. Toute personne qui a obtenu l’agre´ation comme vendeur agre´e´ de pesticides des classes A et B est tenue d’acquitter au Fonds budge´taire des matie`res premie`res une cotisation annuelle dont le montant est fixe´ a` 1 000 F.
Indien de persoon die de erkenning heeft bekomen een rechtspersoon is die een of meerdere natuurlijke personen die houder zijn van een erkenning als erkend verkoper tewerkstelt, is deze rechtspersoon gehouden de bijdrage van 1 000 F te betalen voor elk van de erkende verkopers die hij tewerk stelt.
Dans le cas ou` la personne qui a obtenu l’agre´ation est une personne morale qui emploie une ou plusieurs personnes physiques titulaires d’une agre´ation comme vendeur agre´e´, la personne morale est tenue d’acquitter autant de fois la cotisation de 1 000 F qu’elle emploie de vendeurs agre´e´s.
Indien de houder van de erkenning als erkend gebruiker ingebreke blijft de bijdrage te betalen, wordt zijn erkenning ingetrokken, met inachtneming van de regels bepaald in artikel 75 van het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik.
Lorsque le titulaire de l’agre´ation comme vendeur agre´e´ reste en de´faut d’acquitter la cotisation, son agre´ation est retire´e conforme´ment aux re`gles e´tablies par l’article 75 de l’arreˆte´ royal du 28 février 1994 relatif a` la conservation, a` la mise sur le marche´ et a` l’utilisation des pesticides a` usage agricole.
§ 7. Iedere persoon die een bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik op de Belgische markt brengt, dat een van de hiernavolgende werkzame stoffen bevat, is gehouden een bijdrage van 0,10 F per gram op de markt gebrachte werkzame stof te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen :
§ 7. Toute personne qui met sur le marche´ belge un pesticide a` usage agricole renfermant une des substances actives suivantes, est tenue d’acquitter au Fonds budge´taire des matie`res premie`res une cotisation d’un montant de 0,10 F par gramme de substance active mis sur le marche´ :
— atrazin;
— atrazine;
— simazin;
— simazine;
— diuron;
— diuron;
— isoproturon;
— isoproturon
— lindaan.
— lindane.
Voor dit besluit wordt onder op de markt brengen verstaan de verkoop aan een eerste koper, door de invoerder op het Belgisch grondgebied of door de fabrikant in Belgie¨ van het bedoelde product.
Au sens du pre´sent arreˆte´, la mise sur le marche´ se de´finit comme la vente a` un premier acheteur, par l’importateur sur le territoire belge ou le fabricant en Belgique du produit vise´.
Indien de invoer op Belgisch grondgebied wordt verricht door de eindgebruiker, is deze laatste de bijdrage verschuldigd.
Lorsque l’importation sur le territoire belge est effectue´e par l’utilisateur final, celui-ci est redevable de la cotisation.
§ 8. De in § 7 bedoelde bijdrage moet betaald worden vo´o´r 30 september van het lopende jaar voor de produkten op de markt gebracht in de loop van het eerste semester en voor 31 maart van het volgende jaar voor de produkten op de markt gebracht gedurende het tweede semester.
§ 8. La cotisation vise´e au § 7 doit eˆtre acquitte´e avant le 30 septembre de l’anne´e en cours pour les produits mis sur le marche´ au cours du premier semestre et avant le 31 mars de l’anne´e suivante pour les produits mis sur le marche´ durant le second semestre.
HOOFDSTUK II. — Dierenvoeders Art. 3. § 1. Iedere persoon die een erkenning of een registratie aanvraagt op het vlak van de dierlijke voeding is gehouden een retributie te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen, waarvan het bedrag volgens de aard van de aanvraag als volgt is vastgesteld : — erkenning als fabrikant of tussenpersoon : 10 000 F; — erkenning als fabrikant van gemedicineerde dierenvoeders : 20 000 F; — registratie als fabrikant of tussenpersoon : 5 000 F;
CHAPITRE II. — Aliments pour animaux er
Art. 3. § 1 . Toute personne qui sollicite une agre´ation ou un enregistrement dans le domaine de l’alimentation animale est tenue d’acquitter au Fonds budge´taire des matie`res premie`res une re´tribution fixe´e comme suit selon le type de demande : — agre´ation comme fabricant ou interme´diaire : 10 000 F; — agre´ation comme fabricant d’aliments me´dicamenteux : 20 000 F; — enregistrement comme fabricant ou interme´diaire : 5 000 F;
— aanvullende erkenning of registratie (uitbreiding van het toepassingsgebied) : retributie zoals voor de bedoelde aanvullende activiteit;
— agre´ation ou enregistrement comple´mentaires (extension du champ d’application) : re´tribution correspondant a` l’activite´ comple´mentaire envisage´e;
— verandering van naam of van de handelsnaam van de houder van de erkenning of de registratie : 5 000 F.
— changement de nom ou de raison sociale du titulaire de l’agre´ation ou de l’enregistrement : 5 000 F.
De voornoemde bedragen zijn eveneens verschuldigd door iedere persoon die op het einde van de geldigheidsduur van de erkenning of de registratie de hernieuwing ervan aanvraagt.
Les montants pre´cite´s sont e´galement dus par toute personne qui, a` l’expiration de la pe´riode de validite´ d’une agre´ation ou d’un enregistrement, en demande le renouvellement.
§ 2. Iedere persoon die een ontheffing aanvraagt ten einde een nieuw product bestemd voor de dierlijke voeding op de markt te brengen, is gehouden een retributie van 10 000 F per aanvraag te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen.
§ 2. Toute personne qui sollicite une de´rogation en vue de la mise sur le marche´ d’un nouveau produit destine´ a` l’alimentation des animaux est tenue d’acquitter au Fonds budge´taire des matie`res premie`res une re´tribution de 10 000 F par demande.
29350
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE
§ 3. Iedere persoon die een dossier voorlegt aan de Inspectie-generaal Grondstoffen en Verwerkte producten, met het oog op de persoonsgebonden toelating van een toevoegingsmiddel voor de dierenvoeding op het niveau van de E.U. en waarvoor Belgie¨ de verslaggevende Lidstaat is, is gehouden een retributie van 250 000 F te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen. Hetzelfde geldt voor iedere aanvraag tot uitbreiding van het gebruik van een reeds toegelaten persoonsgebonden toevoegingsmiddel.
§ 3. Toute personne qui soumet a` l’Inspection ge´ne´rale Matie`res premie`res et Produits transforme´s un dossier, en vue de l’admission lie´e au responsable d’un additif pour l’alimentation animale au niveau de l’U.E., pour lequel la Belgique est l’Etat membre rapporteur, est tenue d’acquitter au Fonds budge´taire des matie`res premie`res une re´tribution de 250 000 F. Il en est de meˆme pour toute demande d’extension d’usage d’un additif de´ja` admis lie´ au responsable.
§ 4. Iedere persoon die een dossier voorlegt aan de Inspectie-generaal Grondstoffen en Verwerkte producten, met het oog op de nietpersoonsgebonden toelating van een toevoegingsmiddel voor de dierenvoeding op het niveau van de E.U. en waarvoor Belgie¨ de verslaggevende Lidstaat is, is gehouden een retributie van 50 000 F te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen. Hetzelfde geldt voor iedere aanvraag tot uitbreiding van het gebruik van een reeds toegelaten niet-persoonsgebonden toevoegingsmiddel.
§ 3. Toute personne qui soumet a` l’Inspection ge´ne´rale Matie`res premie`res et Produits transforme´s un dossier, en vue de l’admission pas lie´e au responsable d’un additif pour l’alimentation animale au niveau de l’U.E., pour lequel la Belgique est l’Etat membre rapporteur, est tenue d’acquitter au Fonds budge´taire des matie`res premie`res une re´tribution de 50 000 F. Il en est de meˆme pour toute demande d’extension d’usage d’un additif de´ja` admis pas lie´ au responsable.
HOOFDSTUK III Meststoffen, bodemverbeterende middelen en teeltsubstraten
CHAPITRE III Engrais, amendements du sol et substrats de culture
Art. 4. § 1. Iedere persoon die een erkenning wenst te bekomen op het vlak van de meststoffen, de bodemverbeterende middelen en de teeltsubstraten, is gehouden een retributie te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen, waarvan het bedrag volgens de aard van de aanvraag als volgt is vastgesteld :
Art. 4. § 1er. Toute personne qui sollicite une agre´ation dans le domaine des engrais, amendements du sol et substrats de culture est tenue d’acquitter au Fonds budge´taire des matie`res premie`res une re´tribution fixe´e comme suit, selon le type de demande :
— erkenning als fabrikant of voorverpakker van samengestelde meststoffen, gemengde organische bodemverbeterende middelen, potgronden of potgronden met bestrijdingsmiddelen : 10 000 F;
— agre´ation comme fabricant ou reconditionneur d’engrais compose´s, d’amendements organiques me´lange´s, de terreaux ou de terreaux avec pesticides : 10 000 F;
— erkenning als fabrikant van samengestelde meststoffen, gemengde organische bodemverbeterende middelen, potgronden of potgronden met bestrijdingsmiddelen met vervaardiging tegen loon door een derde : 5 000 F;
— agre´ation comme fabricant d’engrais compose´s, d’amendements organiques me´lange´s, de terreaux ou de terreaux avec pecticides avec fabrication a` fac¸on par un tiers : 5 000 F;
— erkenning als invoerder van samengestelde meststoffen, gemengde organische bodemverbeterende middelen, potgronden of potgronden met bestrijdingsmiddelen met het oog op verdere verkoop : 5 000 F;
— agre´ation comme importateur d’engrais compose´s, d’amendements organiques me´lange´s, de terreaux ou de terreaux avec pesticides en vue de la revente : 5 000 F;
— aanvullende erkenning (uitbreiding van het toepassingsgebied) : retributie zoals voor de bedoelde aanvullende activiteit;
— agre´ation comple´mentaire (extension du champ d’application) : re´tribution correspondant a` l’activite´ comple´mentaire envisage´e;
— verandering van de naam of van de handelsnaam van de houder van de erkenning : 5 000 F.
— changement de nom ou de raison sociale du titulaire de l’agre´ation : 5 000 F.
De voornoemde bedragen zijn eveneens verschuldigd door iedere persoon die op het einde van de geldigheidsduur van de erkenning de hernieuwing ervan aanvraagt.
Les montants pre´cite´s sont e´galement dus par toute personne qui, a` l’expiration de la pe´riode de validite´ d’une agre´ation, en demande le renouvellement.
§ 2. Iedere persoon die een ontheffing aanvraagt ten einde een nieuw product op de markt te brengen, is gehouden een retributie van 10 000 F per aanvraag te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen.
§ 2. Toute personne qui sollicite une de´rogation en vue de la mise sur le marche´ d’un nouveau produit est tenue d’acquitter au Fonds budge´taire des matie`res premie`res une re´tribution de 10 000 F par demande.
§ 3. Iedere persoon die een toelating aanvraagt teneinde zuiveringsslib bestemd voor de landbouw op de markt te brengen, is gehouden een retributie van 10 000 F per aanvraag te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen. »
§ 3. Toute personne qui sollicite une autorisation en vue de la mise sur le marche´ des boues d’e´puration destine´es a` l’agriculture, est tenue d’acquitter au Fonds budgetaire des matie`res premie`res une re´tribution de 10 000 F par demande.
HOOFDSTUK IV. — Ambachtelijke maalderijen
CHAPITRE IV. — Meuneries artisanales
Art. 5. Iedere persoon die een erkenning voor een ambachtelijke maalderij aanvraagt is gehouden een retributie van 5 000 F te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen.
Art. 5. Toute personne qui sollicite un agre´ment pour une meunerie artisanale est tenue d’acquitter au Fonds budge´taire des matie`res premie`res une re´tribution de 5 000 F.
Deze retributie bedraagt eveneens 5 000 F voor iedere persoon die op het einde van de geldigheidsduur van de erkenning de vernieuwing ervan aanvraagt.
Cette re´tribution est e´galement de 5 000 F pour toute personne qui, a` l’expiration de la pe´riode de validite´ d’une agre´ation, en demande le renouvellement.
HOOFDSTUK V Denaturatie en inmenging van magere-melkpoeder in dierenvoeders
CHAPITRE V. — De´naturation et incorporation de poudre de lait e´cre´me´ dans les aliments pour animaux
Art. 6. § 1. Iedere persoon die een erkenning aanvraagt voor de inmenging van magere-melkpoeder in dierenvoeders overeenkomstig verordening (EEG) nr. 1725/79 van de Commissie van 26 juli 1979 met betrekking tot de uitvoeringsbepalingen inzake de toekenning van steun voor tot mengvoeder verwerkte ondermelk en voor mageremelkpoeder met name bestemd voor kalvervoeding, is gehouden een retributie van 10 000 F te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen;
Art. 6. § 1er. Toute personne qui sollicite une agre´ation en vue de l’incorporation de lait e´cre´me´ en poudre dans l’alimentation des animaux conforme´ment au re`glement (CEE) n° 1725/79 de la Commission du 26 juillet 1979 relatif aux modalite´s d’octroi des aides au lait e´cre´me´ transforme´ en aliments compose´s et au lait e´cre´me´ en poudre notamment destine´ a` l’alimentation des veaux, est tenue d’acquitter au Fonds budge´taire des matie`res premie`res une re´tribution de 10 000 F;
Deze retributie bedraagt eveneens 10 000 F voor iedere persoon die op het einde van de geldigheidsduur van de erkenning, de hernieuwing ervan aanvraagt.
Cette re´tribution est e´galement de 10 000 F pour toute personne qui, a` l’expiration de la pe´riode de validite´ de cette agre´ation, en demande le renouvellement.
§ 2. Iedere persoon die overeenkomstig de in § 1 bedoelde verordening magere-melkpoeder in dierenvoeders inmengt is gehouden per periode van 4 uur inmenging een retributie van 2 000 F te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen. Indien de inmenging in de loop van een zelfde dag langer dan 4 uur duurt, moet een aanvullende retributie van 2 000 F worden betaald.
§ 2. Toute personne qui incorpore du lait e´cre´me´ en poudre dans les aliments pour animaux conforme´ment au re`glement vise´ au § 1er est tenue d’acquitter au Fonds budge´taire des matie`res premie`res une re´tribution de 2 000 F par pe´riode de 4 heures d’incorporation. Si l’incorporation se prolonge au-dela` d’une dure´e de 4 heures au cours de la meˆme journe´e, une re´tribution comple´mentaire de 2 000 F doit eˆtre acquitte´e.
29351
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE De bedragen die verschuldigd zijn dienen uiterlijk op de laatste dag van de derde maand volgend op de maand van inmenging betaald te worden.
Les montants qui sont dus doivent eˆtre acquitte´s au plus tard le dernier jour du troisie`me mois suivant le mois de l’incorporation.
HOOFDSTUK VI. — Certificaten
CHAPITRE VI. — Certificats
Art. 7. Iedere persoon die in het kader van de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, de aflevering van een certificaat vraagt aan de Inspectie-generaal Grondstoffen en Verwerkte producten is gehouden per certificaat een retributie van 1 000 F te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen, ongeacht het aantal kopies van het certificaat.
Art. 7. Toute personne qui sollicite la de´livrance d’un certificat de l’Inspection ge´ne´rale Matie`res premie`res et Produits transforme´s dans le cadre de l’exe´cution de la loi du 11 juillet 1969 relative aux pesticides et aux matie`res premie`res pour l’agriculture, l’horticulture, la sylviculture et l’e´levage, est tenue d’acquitter au Fonds budge´taire des matie`res premie`res une re´tribution de 1 000 F par certificat, quel que soit le nombre de copies.
HOOFDSTUK VII. — Genetische gemodificeerde organismen
CHAPITRE VII. — Organismes ge´ne´tiquement modifie´s
Art. 8. § 1. Iedere persoon die een toelating aanvraagt voor een doelbewuste introductie van een genetisch gemodificeerd organisme in Belgie¨ bedoeld door de voornoemde wet van 11 juli 1969, moet een retributie van 50 000 F betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen.
Art. 8. § 1er. Toute personne qui sollicite une autorisation d’expe´rimentation en Belgique pour un organisme ge´ne´tiquement modifie´ vise´ par la loi du 11 juillet 1969 pre´cite´e, est tenue d’acquitter au Fonds budge´taire des matie`res premie`res une re´tribution dont le montant est de 50 000 F.
§ 2. Iedere persoon die een toelating aanvraagt voor het op de markt brengen van een genetisch gemodificeerd organisme bedoeld door de voornoemde wet van 11 juli 1969 moet een retributie van 250 000 F betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen als Belgie¨ optreedt als verslaggever op E.U. vlak.
§ 2. Toute personne qui sollicite une autorisation de mise sur le marche´ d’un organisme ge´ne´tiquement modifie´ vise´ par la loi du 11 juillet 1969 pre´cite´e, est tenue d’acquitter au Fonds budge´taire des matie`res premie`res une re´tribution dont le montant est de 250 000 F lorsque la Belgique est l’Etat membre rapporteur au niveau de l’U.E.
HOOFDSTUK VIII. — Slotbepalingen
CHAPITRE VIII. — Dispositions finales
Art. 9. De aanvragen en de dossiers bedoeld in de artikels 1, 3, 4, 5, 6, § 1, 7 en 8 zijn slechts ontvankelijk nadat het bewijs van de betaling van de retributie werd geleverd.
Art. 9. Les demandes et les dossiers vise´s aux articles 1er, 3, 4, 5, 6 § 1, 7 et 8 ne sont recevables que lorsque la preuve du paiement des re´tributions pre´vues a e´te´ fournie.
Art. 10. Het koninklijk besluit van 17 december 1992 betreffende het Fytofarmaceutisch Fonds, gewijzigd door het koninklijk besluit van 28 februari 1994 en het koninklijk besluit van 20 maart 1995, wordt opgeheven.
Art. 10. L’arreˆte´ royal du 17 décembre 1992 relatif au Fonds phytopharmaceutique, tel que modifie´ par l’arreˆ te´ royal du 28 février 1994 et l’arreˆte´ royal du 20 mars 1995, est abroge´.
Art. 11. Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 11. Notre Ministre de l’Agriculture et des Petites et Moyennes Entreprises est charge´ de l’exe´cution du pre´sent arreˆte´.
Gegeven te Chaˆteauneuf-de-Grasse, 19 augustus 1998.
Donne´ a` Chaˆteauneuf-de-Grasse, le 19 aouˆt 1998.
ALBERT
ALBERT
Van Koningswege :
Par le Roi :
De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN
Le Ministre de l’Agriculture et des Petites et Moyennes Entreprises, K. PINXTEN
GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN
VLAAMSE GEMEENSCHAP — COMMUNAUTE FLAMANDE MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP N. 98 — 2427
[98/36011]
7 JULI 1998. — Decreet betreffende de openbare instelling Toerisme Vlaanderen en de Hoge Raad voor het Toerisme (1) Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. — Algemene bepalingen Artikel 1. Dit decreet regelt gemeenschaps- en gewestaangelegenheden. HOOFDSTUK II. — Herstructurering Toerisme Vlaanderen Afdeling 1. — Oprichting Art. 2. De openbare instelling Toerisme Vlaanderen, opgericht bij het decreet van 29 mei 1984 houdende oprichting van Toerisme Vlaanderen, gewijzigd bij het decreet van 22 december 1995, hierna te noemen de instelling, is een openbare instelling met rechtspersoonlijkheid waarop de bepalingen van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op de instellingen van categorie B, van toepassing zijn, voor zover er in dit decreet niet van wordt afgeweken.
29352
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE Art. 3. De zetel van de instelling is gevestigd in Brussel. Afdeling 2. — Taken en bevoegdheden Art. 4. § 1. De instelling heeft als opdracht het toerisme, de toeristische recreatie en de vrijetijdsbesteding in het kader van het toerisme te bevorderen. Daartoe zal ze instaan voor het bevorderen van de professionalisering van de toeristische sector, voor het ondersteunen van de ontwikkeling van het toeristische productaanbod en voor de coördinatie ervan. § 2. De instelling is inzonderheid belast met : 1° het promoten van Vlaanderen als toeristische regio voor zowel recreatief toerisme als zaken-, congres- en incentivetoerisme; 2° het opstellen van strategische promotieplannen op het vlak van toerisme; 3° het koppelen van deze toeristische promotie aan de promotie van Vlaanderen in globo en van Vlaamse producten; 4° het voeren en bevorderen van toeristisch marktonderzoek en toeristische marktstudie; 5° het verzorgen van marketing en public relations met betrekking tot toerisme in binnen- en buitenland; 6° het ondersteunen van de ontwikkeling van het toeristische productaanbod door middel van hefboom- of proefprojecten; 7° het classificeren van de toeristische infrastructuur aan de hand van kwaliteitscriteria bepaald door de Vlaamse regering, en de controle op het naleven van de kwaliteitscriteria; 8° het nagaan van de behoeften ter bevordering en ondersteuning van de promotie van de toeristische sectoren; 9° het samenwerken met de diensten van de Vlaamse regering, de lokale, regionale en federale overheden, alsook met de gemeentelijke, gewestelijke en provinciale toeristische diensten en verenigingen voor vreemdelingenverkeer; 10° het vestigen en exploiteren van onthaal- en promotiekantoren in het binnenland; 11° het exploiteren van onthaal- en promotiekantoren in het buitenland en het adviseren van de Vlaamse regering betreffende de vestiging van deze kantoren in het buitenland; 12° het begeleiden, coördineren en stimuleren van de activiteiten van plaatselijke, gewestelijke en provinciale toeristische verenigingen, verenigingen voor vreemdelingenverkeer en diensten voor toerisme; 13° het bevorderen van het sociaal jeugd- en volwassentoerisme; 14° het opvolgen van het Europees en internationaal toeristisch beleid voorzover dit verbonden is aan de eigen opdracht van de instelling; 15° het realiseren van het toeristische beleid inzake bovenvermelde opdrachten, binnen de door de Vlaamse regering uitgetekende beleidslijnen. § 3. De instelling kan overeenkomsten tot samenwerking sluiten met rechtspersonen, die doelgerichte acties of activiteiten organiseren binnen het domein van haar opdracht. § 4. Om haar opdrachten te vervullen, kan de instelling samenwerkingsovereenkomsten afsluiten met provinciale of gemeentelijke besturen of met hun toeristische diensten of verenigingen voor vreemdelingenverkeer. Art. 5. De instelling vervult haar opdracht in het kader van het economische en culturele beleid van de Vlaamse regering in het algemeen en het buitenlandse beleid in het bijzonder, dit overeenkomstig de door de Vlaamse regering verstrekte richtlijnen. Art. 6. De Vlaamse regering en Toerisme Vlaanderen sluiten betreffende de opdrachten zoals omschreven in artikel 4, § 2, 1° tot en met 15°, een beheersovereenkomst. Deze beheersovereenkomst kan : 1° in afwijking van artikel 7, de bevoegdheid om over de tarifering van de dienstverlening te beslissen, overlaten aan de autonomie van de instelling; 2° de in artikel 8 opgelegde verplichting om goedkeuring te vragen aan de Vlaamse regering vervangen; 3° in afwijking van artikel 9, de bevoegdheid om de standplaatsen in het buitenland te bepalen, overlaten aan de autonomie van de instelling; 4° de in artikel 11, 1°, opgelegde machtiging door de Vlaamse regering vervangen. De beheersovereenkomst wordt afgesloten voor een periode van vijf jaar die ingaat bij het afsluiten van deze beheersovereenkomst door de Vlaamse regering. De Vlaamse regering bepaalt de inwerkingtreding en de modaliteiten van deze beheersovereenkomst. De ontwerp-beheersovereenkomst zal vooraf meegedeeld worden aan het Vlaams Parlement. Art. 7. De Vlaamse regering bepaalt onder welke voorwaarden en volgens welke modaliteiten de instelling haar dienstverlening kan tariferen en terzake overeenkomsten kan sluiten; Art. 8. § 1. Het jaarprogramma van de instelling, alsook wijzigingen eraan, dienen bij beslissing van de Vlaamse regering te worden goedgekeurd. § 2. Bij ontstentenis van een beslissing van de Vlaamse regering binnen een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen vanaf de betekening aan de Vlaamse regering, wordt de goedkeuring geacht te zijn gegeven. Art. 9. § 1. De Vlaamse regering keurt vooraf de standplaatsen van de vertegenwoordigers in het buitenland goed. § 2. Bij ontstentenis van een beslissing van de Vlaamse regering binnen een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen vanaf de betekening aan de Vlaamse regering, wordt de goedkeuring geacht te zijn gegeven. Afdeling 3. — Bestuur en werking Art. 10. Naast het jaarverslag bedoeld in artikel 6, § 1, van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, dat door de Vlaamse regering wordt meegedeeld aan het Vlaams Parlement, dient de instelling om de zes maanden bij de Vlaamse regering een verslag in over de stand van de uitvoering van het jaarprogramma.
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE Art. 11. Voor het vervullen van haar opdrachten kan de instelling, na machtiging door de Vlaamse regering, 1° onroerende goederen verwerven, ze vervreemden of er zakelijke rechten op vestigen en 2° tot onteigening ten algemenen nutte overgaan. Art. 12. § 1. Er is een raad van bestuur, die bestaat uit : 1° zes leden, vertegenwoordigers van de Vlaamse regering, waaronder één lid dat wordt voorgedragen op een dubbele lijst door het college van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, één lid dat wordt voorgedragen op een dubbele lijst door de Vlaamse provincies en één lid dat wordt voorgedragen op een dubbele lijst door de Vlaamse gemeenten; 2° zes leden, representatieve vertegenwoordigers van de toeristische sectoren. § 2. De Vlaamse regering stelt de stemgerechtigde leden van de raad van bestuur aan. § 3. De Vlaamse regering wijst onder haar vertegenwoordigers een voorzitter aan. De voorzitter heeft stemrecht en heeft een doorslaggevende stem bij staking van stemmen. § 4. De raad van bestuur kiest onder zijn leden twee ondervoorzitters met stemrecht. Eén ondervoorzitter wordt gekozen uit de vertegenwoordigers van de Vlaamse regering en één ondervoorzitter wordt gekozen uit de vertegenwoordigers van de toeristische sectoren. § 5. De leden van de raad van bestuur worden aangesteld om hun bijzondere deskundigheid en hun vertrouwdheid met de toeristische sector. § 6. Een lid van de raad van bestuur kan niet tegelijkertijd deel uitmaken van het personeel van de instelling. § 7. De leidend ambtenaar van de instelling, de leidend ambtenaar van de administratie Buitenlands Beleid, de leidend ambtenaar van de administratie Economie en de leidend ambtenaar van de administratie Cultuur van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap hebbenambtshalve zitting in de raad van bestuur, als waarnemer met raadgevende stem. § 8. De voorzitter van de Vlaamse Raad voor het Toerisme heeft ambtshalve zitting in de raad van bestuur, als waarnemer met raadgevende stem. Art. 13. De voorzitter van de raad van bestuur is gemachtigd derden als deskundigen uit te nodigen op de vergaderingen van de raad van bestuur. Art. 14. § 1. Het mandaat van de vertegenwoordigers van de Vlaamse regering in de raad van bestuur vervalt drie maanden na de vernieuwing van het Vlaams Parlement. § 2. Het mandaat van de vertegenwoordigers van de toeristische sectoren in de raad van bestuur vervalt om de drie jaar. § 3. De uittredende leden van de raad van bestuur kunnen opnieuw worden benoemd. § 4. Bij overlijden, ontslag of afzetting van een lid van de raad van bestuur, zit een opvolger het mandaat uit. De Vlaamse regering benoemt de opvolger. Art. 15. Het mandaat van bestuurder is onverenigbaar met : 1° het lidmaatschap van een wetgevende en/of decreetgevende en/of ordonnantiegevende vergadering en van het Europees Parlement; 2° het ambt van minister of staatssecretaris; 3° de ambten van commissaris van de federale regering, bedoeld in de artikelen 1, 5 en 5bis van de provinciewet, of lid van de bestendige depuatie; 4° het ambt van provinciegriffier, van ambtenaar-generaal van een ministerie, van een andere openbare instelling of van lid van een ministerieel kabinet; 5° het ambt van burgemeester, schepen of voorzitter van een OCMW; 6° het mandaat van stemgerechtigd lid van de Vlaamse Raad voor het Toerisme. Art. 16. § 1. De raad van bestuur beschikt over volgende bevoegdheden : 1° het bepalen van het algemeen beleid van de instelling; 2° het goedkeuren van de begroting, de inventaris, de jaarrekening met de balans, de resultatenrekening en de toelichting, alsook het goedkeuren van het jaarverslag; 3° het goedkeuren van de strategische promotieplannen en de beheersovereenkomst; 4° het goedkeuren van de strategische plannen op het vlak van de ondersteuning van de ontwikkeling van het toeristische productaanbod door middel van hefboom- of proefprojecten; 5° het vaststellen van de tariefstelling en van de typevoorbeelden van overeenkomsten, bedoeld in artikel 7; 6° het verstrekken van advies aan de Vlaamse regering over de standplaatsen in het buitenland bedoeld in artikel 9; 7° het vaststellen van de organisatiestructuur van de instelling; 8° het verstrekken van advies aan de Vlaamse regering over de regeling van de rechtspositie van het personeel, binnen de door de Vlaamse regering bepaalde termijn; 9° het uitvoeren van de opdrachten die de Vlaamse regering in het kader van het personeelsstatuut toewijst; 10° het uitoefenen van toezicht op de leidend ambtenaar van de instelling; 11° het bemiddelen in personeelsaangelegenheden en -conflicten binnen de directieraad; 12° het goedkeuren van de deelneming aan vennootschappen, verenigingen en samenwerkingsverbanden of van de oprichting van vennootschappen en van de strategische aspecten die daaraan verbonden zijn, met inbegrip van het toezicht op de behaalde resultaten daarvan, alsook de voordracht van de vertegenwoordigers van de instelling in de bestuursorganen van die vennootschappen, verenigingen ensamenwerkingsverbanden. De instelling kan enkel deelnemen aan vennootschappen, verenigingen en samenwerkingsverbanden of overgaan tot de oprichting van vennootschappen indien deze geen andere dan promotionele doeleinden hebben;
29353
29354
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE 13° op vraag van de Vlaamse regering, en op eigen initiatief, advies verstrekken over de aangelegenheden vermeld onder artikel 4. § 2. Behoudens de bevoegdheden vermeld in artikel 12, § 4, artikel 16, § 1, 9°, 10° en 11°, en artikel 17, worden de beslissingen van de raad van bestuur genomen op voorstel van de leidend ambtenaar van de instelling. Iedere bestuurder kan via de voorzitter voorstellen bij de raad van bestuur indienen. § 3. Ter uitvoering van zijn bevoegdheden kunnen de leden van de raad van bestuur via de voorzitter te allen tijde alle documenten van de instelling inzien. De voorzitter of de leden van de raad van bestuur kunnen via de leidend ambtenaar aan alle personeelsleden alle verduidelijkingen en alle verificaties vorderen die de raad van bestuur nodig acht voor de uitvoering van zijn bevoegdheden. § 4. De Vlaamse regering bepaalt het bedrag van de vergoeding die aan de voorzitter, de ondervoorzitter en aan de leden van de raad van bestuur kan worden toegekend. Ze bepaalt eveneens hun vergoedingen voor reis- en verblijfkosten. Art. 17. De raad van bestuur bepaalt in een reglement de wijze waarop hij zijn bevoegdheid uitoefent. dit reglement wordt ter goedkeuring aan de Vlaamse regering voorgelegd. Art. 18. Krachtens artikel 9, §§ 1, 2, 3, 5 en 6 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, oefenen twee commissarissen van de Vlaamse regering toezicht uit op de instelling. De commissarissen worden benoemd door de Vlaamse regering. Art. 19. Het secretariaat van de raad van bestuur wordt georganiseerd door de instelling, die hiervoor de nodige personeelsleden ter beschikking stelt. Art. 20. De personeelsformatie van de instelling en de regeling van de rechtspositie van het personeel van de isntelling, hierin begrepen die van de leidend ambtenaar, worden vastgesteld en bepaald door de Vlaamse regering, behoudens de aspecten ervan die bij decreet vastgesteld worden. Art. 21. § 1. De leidend ambtenaar van de instelling wordt aangesteld door de Vlaamse regering en is bevoegd voor alle aangelegenheden die niet ressorteren onder de bevoegdheid van de raad van bestuur, inzonderheid de dagelijkse leiding van de instelling. De leidend ambtenaar is belast met de uitvoering van de besluiten van de raad van bestuur en het vastleggen van het werkplan. § 2. De leidend ambtenaar is tevens belast met de voorbereiding van de beslissingen van de raad van bestuur. § 3. De leidend ambtenaar vertegenwoordigt de instelling in gerechtelijke en buitengerechtelijke handelingen. § 4. De Vlaamse regering kan de leidend ambtenaar vragen om een voorafgaand onderzoek te doen of om advies te verstrekken voor de aangelegenheden die betrekking hebben op het toerisme en de vrijetijdsbesteding in het kader van het toerisme. § 5. Ter vrijwaring van de belangen van de instelling kan de leidend ambtenaar alle dringende beslissingen en maatregelen nemen die in normale omstandigheden tot de bevoegdheid van de raad van bestuur behoren. Die beslissingen dienen onverwijld ter bevestiging aan de raad van bestuur te worden voorgelegd. Art. 22. § 1. De leidend ambtenaar wordt bijgestaan door een directieraad, die bestaat uit de leidend ambtenaar en de afdelingshoofden van de instelling; De leidend ambtenaar zit de vergaderingen van de directieraad voor en heeft een doorslaggevende stem bij staking van stemmen. § 2. De directieraad adviseert de leidend ambtenaar over de coördinatie van het goede beheer van de afdelingen en van de afdelingsoverschrijdende aangelegenheden. De directieraad kan op eigen initiatief, op vraag van de Vlaamse regering of op vraag van de raad van bestuur, advies uitbrengen over de regeling van de rechtspositie van het personeel. § 3. De leidend ambtenaar kan een deel van zijn of haar bevoegdheden delegeren aan een of meer leden van de directieraad. Afdeling 4. — Financiële middelen Art. 23. De financiële middelen van de instelling bestaan uit : 1° een dotatie die jaarlijks wordt ingeschreven op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap; 2° eigen inkomsten en vergoedingen voor prestaties aan derden, verworven binnen het kader van haar opdracht zoals bepaald in artikel 4; 3° andere inkomsten, na goedkeuring door de Vlaamse regering, schenkingen en legaten inbegrepen. Art. 24. De raad van bestuur bepaalt onder welke voorwaarden en in welke mate de leidend ambtenaar over de middelen van de instelling beschikt. Art. 25. Binnen de kredieten, ingeschreven op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap, worden op de begroting van de instelling gelden ingeschreven die de instelling kan aanwenden om de ontwikkeling van het toeristische productaanbod te ondersteunen. De Vlaamse regering bepaalt onder welke voorwaarden en volgens welke regels subsidies, leningen, zekerheidsstellingen of andere vormen van tegemoetkomingen onder bezwarende of kosteloze titel binnen de beschikbare kredieten kunnen worden verleend om de doelstellingen van het voorgaande lid te verwezenlijken. HOOFDSTUK III. — Taken van de Vlaamse regering Art. 26. § 1. De Vlaamse regering wordt belast met : 1° het toeristisch beleid en alle uitvoerende taken, behoudens de taken die in artikel 4, § 2, 7° aan Toerisme Vlaanderen zijn toegewezen, die betrekking hebben op : a) de wet van 21 april 1965 houdende het statuut van de reisbureaus; b) het decreet van 20 maart 1984 houdende het statuut van de logiesverstrekkende bedrijven, gewijzigd bij decreet van 21 december 1994 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1995; c) het decreet van 3 maart 1993 houdende het statuut voor openluchtrecreatieve verblijven, gewijzigd bij decreet van 21 december 1994 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1995;
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE d) het koninklijk besluit van 14 februari 1967 tot vaststelling van de toekenningsvoorwaarden van de subsidies, door de staat verleend voor de ontwikkeling van de toeristische uitrusting; 2° samenwerking met zowel internationale, Europese, regionale en lokale overheden, alsook met de gemeentelijke, gewestelijke en provinciale toeristische diensten en verenigingen voor vreemdelingenverkeer, voor de in 1° toegewezen taken; 3° het opmaken van strategische plannen voor de in 1° toegewezen taken. § 2. De Vlaamse regering bepaalt welke roerende en onroerende goederen, noodzakelijk voor de uitvoering van de opdrachten die ingevolge dit decreet aan het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap zijn toegewezen, zonder vergoeding, vanuit Toerisme Vlaanderen naar de Vlaamse Gemeenschap worden overgedragen. Op datum van de overdracht neemt de Vlaamse Gemeenschap alle rechten, verplichtingen en lasten van het verleden die met de overgedragen goederen verbonden zijn ten haren laste. § 3. Ingevolge de gewijzigde opdrachten van Toerisme Vlaanderen en van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap kunnen personeelsleden vanuit Toerisme Vlaanderen worden overgeheveld naar de diensten van de Vlaamse regering en geïntegreerd in het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Om dezelfde redenen kunnen vanuit het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en vanuit andere Vlaamse openbare instellingen op vrijwillige basis ambtenaren worden overgeheveld naar de diensten van de Vlaamse regering en geïntegreerd in Toerisme Vlaanderen. De overgehevelde personeelsleden behouden hun hoedanigheid, hun administratieve en geldelijke anciënniteit, alsook alle reglementair toegekende rechten die ze genoten in de instelling waaruit ze afkomstig zijn. § 4. De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels inzake de overheveling van de betrokken personeelsleden en de desbetreffende goederen. HOOFDSTUK IV. — Oprichting van een Vlaamse Raad voor het Toerisme Afdeling 1. — Oprichting Art. 27. Bij het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap wordt een Vlaamse Raad voor het Toerisme opgericht, hier « de raad » te noemen. Afdeling 2. — Samenstelling Art. 28. § 1. De raad bestaat uit minimaal 18 en maximaal 24 leden, onder wie een voorzitter en twee ondervoorzitters. § 2. De raad wordt samengesteld uit vertegenwoordigers van de toeristische sectoren, met inbegrip van het sociaal volwassenen- en jeugdtoerisme. De leden van de raad worden aangeduid omwille van hun bijzondere deskundigheid in en hun vertrouwdheid met de toeristische sector. § 3. De Vlaamse regering stelt de stemgerechtigde leden van de raad aan. § 4. De Vlaamse regering wijst onder de leden van de raad een voorzitter aan. De voorzitter heeft stemrecht en heeft een doorsalggevende stem bij staking van stemmen. § 5. De Vlaamse regering wijst onder de leden van de raad twee ondervoorzitters aan. Beide ondervoorzitters hebben stemrecht. § 6. Een bestuurder van de instelling kan geen stemgerechtigd lid zijn van de raad. Het mandaat van lid van de raad is onverenigbaar met enig ambt of mandaat dat via openbare verkiezing toegankelijk is. § 7. Een lid van de raad kan niet tegelijkertijd deel uitmaken van het personeel van Toerisme Vlaanderen of van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. § 8. De leidend ambtenaar van Toerisme Vlaanderen wordt ambtshalve als waarnemer in de raad opgenomen. De leidend ambtenaar van de administratie Buitenlands Beleid, de leidend ambtenaar van de administratie Economie en de leidend ambtenaar van de administratie Cultuur worden ambtshalve als waarnemer opgenomen in de raad. § 9. De voorzitter van de raad van bestuur van de instelling heeft ambtshalve zitting in de raad, als waarnemer met raadgevende stem. Art. 29. De voorzitter van de raad is gemachtigd derden als deskundigen uit te nodigen op de vergaderingen van de raad. Art. 30. § 1. Het mandaat van de leden van de raad vervalt om de vier jaar. § 2. De uittredende leden van de raad kunnen opnieuw worden benoemd. § 3. Bij overlijden, ontslag of afzetting van een lid van de raad, zit een opvolger het mandaat uit. De Vlaamse regering benoemt de opvolger. Art. 31. Het secretariaat en de coördinatie van de werkzaamheden van de raad worden georganiseerd door het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, dat hiervoor de nodige personeelsleden en infrastructuur ter beschikking stelt. Afdeling 3. — Taken, bevoegdheden en werking Art. 32. § 1. De raad heeft tot taak advies te verstrekken over alle aangelegenheden op het vlak van toerisme, en over aangelegenheden die hiermee verband houden, uitgezonderd die aangelegenheden die betrekking hebben op de organisatie en de werking van de instelling. § 2. De raad verstrekt zijn adviezen op eigen initiatief, op verzoek van de Vlaamse regering of op verzoek van het Vlaams Parlement. Art. 33. § 1. De Vlaamse regering is verplicht het advies van de raad in te winnen : 1° over elk voorontwerp van decreet en elk reglementair besluit over een gemeenschaps- of gewestaangelegenheid inzake toerisme of vrijetijdsbesteding in het kader van het toerisme, met uitzondering van de begroting, alsook elk reglementair besluit dat betrekking heeft op de organisatie en de werking van de instelling; 2° telkens als een decreet of besluit bepaalt dat de raad om advies gevraagd moet worden. § 2. Het in § 1 genoemde advies wordt verstrekt binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag.
29355
29356
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE In uitzonderlijke of spoedeisende gevallen kan de aanvrager, na uitdrukkelijke motivatie, een kortere termijn voor het verstrekken van het advies bepalen, op voorwaarde dat die termijn minstens veertien kalenderdagen bedraagt. Indien binnen de gestelde termijn geen advies wordt uitgebracht, wordt het geacht te zijn gegeven. Art. 34. Het advies van de raad is met redenen omkleed. Bij elk advies wordt de uitslag van de stemming gevoegd. Als geen unaniem advies kan worden gegeven, worden de verschillende standpunten van de leden in het advies vermeld. Art. 35. De raad stelt jaarlijks een verslag op over zijn werkzaamheden. Dit verslag wordt vóór 1 april voorgelegd aan de Vlaamse regering en medegedeeld aan het Vlaams Parlement. De Vlaamse regering bepaalt de modaliteiten van het jaarverslag. Art. 36. De raad bepaalt in een reglement de wijze waarop hij zijn taken en bevoegdheden uitoefent. Dat reglement wordt ter goedkeuring aan de Vlaamse regering voorgelegd. Art. 37. § 1. De raad kan op verzoek van de Vlaamse regering, en volgens haar modaliteiten, of op eigen initiatief sectorcommissies installeren. Deze commissies worden voorgezeten door een lid van de raad. Om deze commissies samen te stellen kan de raad beroep doen op personen die geen lid zijn van de raad. De commissies hebben een beperkte, door de Vlaamse regering of door de raad omschreven opdracht. De commissie wordt na het vervullen van de opdracht door de raad opgeheven. De sectorcommissie rapporteert aan de raad. § 2. Het secretariaat en de coördinatie van de werkzaamheden van de sectorcommissie worden georganiseerd door het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, dat hiervoor de nodige personeelsleden en infrastructuur ter beschikking stelt. HOOFDSTUK V. — Wijzigings- en slotbepalingen Art. 38. In artikel 4 en artikel 5, 7° van het decreet van 20 maart 1984 houdende het statuut van de logiesverstrekkende bedrijven worden de woorden « Toerisme Vlaanderen » vervangen door de woorden « Vlaamse regering ». Art. 39. In artikel 4 van het decreet van 20 maart 1984 houdende het statuut van de logiesverstrekkende bedrijven worden de woorden « na advies van technisch comité » geschrapt. Art. 40. In artikel 4, § 1, en artikel 5 van het decreet van 3 maart 1993 houdende het statuut van de terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven, worden de woorden « de administrateur-generaal van Toerisme Vlaanderen » vervangen door de woorden « de Vlaamse regering ». Art. 41. In de artikelen 6, 8°, 9 en 10 van het decreet van 3 maart 1993 houdende het statuut van de terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven, worden de woorden « Toerisme Vlaanderen » vervangen door de woorden « Vlaamse regering ». Art. 42. In de artikelen 4, § 1, 5, 6 en 12 van het decreet van 3 maart 1993 houdende het statuut van de terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven, worden de woorden « op advies van het technisch comité van de openluchtrecreatieve verblijven » geschrapt. Art. 43. In artikel 6 en artikel 12 van het decreet van 3 maart 1993 houdende het statuut van de terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven worden de woorden « de Vlaamse Adviesraad voor het Toerisme » geschrapt. Art. 44. In artikel 64 van het decreet van 12 december 1990 betreffende het bestuurlijk beleid worden de woorden « het Vlaams Commissariaat-Generaal voor Toerisme » vervangen door de woorden « Toerisme Vlaanderen ». Art. 45. De volgende regelingen worden opgeheven : 1° het decreet van 29 mei 1984 houdende oprichting van een Vlaams Commissariaat-Generaal voor Toerisme, gewijzigd bij het decreet van 22 december 1995; 2° het decreet van 5 maart 1985 houdende oprichting van een Vlaamse Adviesraad voor toerisme. Art. 46. Artikel 8 van de wet van 21 april 1965 houdende het statuut van de reisbureaus, wordt opgeheven. Art. 47. Zolang de Vlaamse regering de besluiten ter uitvoering van dit decreet niet heeft genomen, blijven de thans van kracht zijnde regelen van toepassing. Art. 48. De Vlaamse regering bepaalt de datum waarop elk van de artikelen van dit decreet in werking treedt. Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt. Brussel, 7 juli 1998.
De minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie, L. VAN DEN BRANDE Nota (1) Zitting 1997-1998. Stukken. — Ontwerp van decreet : 846, nr. 1. — Amendementen : 846, nrs. 2 tot 6. — In eerste lezing door de commissie aangenomen artikelen : 846, nr. 7. — Verslag : 846, nr. 8. — Amendementen : 846, nrs. 9 en 10. — Motie : 846, nr. 11. — Advies van de Raad van State : 846, nr. 12. Handelingen. — Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 24 juni 1998.
29357
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE TRADUCTION MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FLAMANDE F. 98 — 2427
[C − 98/36011]
7 JUILLET 1998. — De´cret relatif a` l’institution publique Toerisme Vlaanderen et au Conseil supe´rieur pour le Tourisme (1) Le Parlement flamand a adopte´ et Nous, Gouvernement, sanctionnons ce qui suit : CHAPITRE 1er. — Dispositions ge´ne´rales Article 1er. Le pre´sent de´cret re`gle des matie`res communautaires et re´gionales. CHAPITRE II. — Restructuration Toerisme Vlaanderen Section 1re. — Cre´ation Art. 2. L’institution publique Toerisme Vlaanderen, cre´e´e par de´cret du 29 mai 1984 portant cre´ation de Toerisme Vlaanderen, modifie´ par le de´cret du 22 décembre 1995, ci-apre`s de´nomme´e l’institution, est une institution publique a` personnalite´ morale relevant des dispositions de la loi du 16 mars 1954 relative aux controˆle des institutions de cate´gorie B, sauf disposition de´rogatoire dans le pre´sent de´cret. Art. 3. Le sie`ge de l’institution est e´tabli a` Bruxelles. Section 2. — Missions et compe´tences er
Art. 4. § 1 . L’institution a pour mission de promouvoir le tourisme, la re´cre´ation touristique et l’organisation des loisirs dans le cadre du tourisme. A cette fin, elle veillera a` encourager la professionnalisation du secteur touristique, a` promouvoir le de´veloppement de l’offre touristique et a` assurer la coordination. § 2. L’institution est plus particulie`rement charge´e des missions suivantes : 1° promouvoir la Flandre comme re´gion touristique pour ce qui concerne le tourisme tant re´cre´atif que celui lie´ au monde des affaires, l’organisation de congre`s et des incitations commerciales; 2° e´tablir des plans de promotion strate´gique en matie`re de tourisme; 3° lier cette promotion touristique a` la promotion de la Flandre en ge´ne´ral et des produits flamands; 4° adopter et encourager la recherche et l’e´tude sur le marche´ du tourisme; 5° veiller au marketing et aux relations publiques dans le cadre du tourisme avec l’inte´rieur du pays et a` l’e´tranger; 6° soutenir le de´veloppement de l’offre touristique par le biais de projets dits « de levier » ou projets-pilotes; 7° classifier l’infrastructure touristique sur la base de crite`res en matie`re de qualite´, de´termine´s par le Gouvernement flamand, et du controˆle du respect des crite`res de qualite´; 8° e´valuer les besoins en matie`re de promotion et d’encouragement de la promotion des secteurs touristiques; 9° collaborer avec les services du Gouvernement flamand, des autorite´s locales, re´gionales et fe´de´rales, ainsi qu’avec les services techniques et syndicats d’initiative communaux, re´gionaux et provinciaux; 10° e´tablir et exploiter des agences d’accueil et de promotion a` l’inte´rieur du pays; 11° exploiter des agences d’accueil et de promotion a` l’e´tranger et conseiller le Gouvernement flamand sur l’implantation de ces bureaux a` l’e´tranger; 12° accompagner, coordonner et encourager les activite´s des associations touristiques, syndicats d’initiative et offices de tourisme locaux, re´gionaux et provinciaux; 13° promouvoir le tourisme social pour jeunes et adultes; 14° assurer le suivi de la politique europe´enne et internationale en matie`re de tourisme pour autant que cela s’inscrive dans la mission de l’institution; 15° re´aliser la politique touristique dans le cadre des missions pre´cite´es, compte tenu des orientations politiques de´finies par le Gouvernement flamand. § 3. L’institution peut conclure des conventions de collaboration avec des personnes morales organisant des actions ou activite´s cible´es, dans les limites de sa propre mission. § 4. Pour accomplir ses missions, l’institution peut conclure des accords de collaboration avec des administrations provinciales ou communales ou des syndicats d’initiative. Art. 5. L’institut remplit sa mission dans le cadre de la politique e´conomique et culturelle du Gouvernement flamand en ge´ne´ral et de la politique exte´rieure en particulier et ce, conforme´ment aux directives donne´es par le Gouvernement flamand. Art. 6. Le Gouvernement flamand et Toerisme Vlaanderen concluent une convention de gestion concernant les missions de´finies a` l’article 4, § 2, 1° a` 15°. Cette convention de gestion peut : 1° par de´rogation a` l’article 7, faire relever de l’autonomie de l’institution : la compe´tence de de´cider sur la tarification des services; 2° remplacer l’obligation de solliciter l’approbation du Gouvernement flamand, vise´e a` l’article 8; 3° par de´rogation a` l’article 9, faire relever la compe´tence de de´terminer les sie`ges a` l’e´tranger de l’autonomie de l’institution; 4° substituer l’autorisation par le Gouvernement flamand vise´e a` l’article 11 , 1°; La convention de gestion est conclue pour une pe´riode de cinq ans prenant effet a` la date de cloˆture de la pre´sente convention de gestion par le Gouvernement flamand. Le Gouvernement flamand de´termine l’entre´e en vigueur et les modalite´s de la pre´sente convention de gestion.
29358
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE Le projet de convention de gestion sera communique´ au pre´alable au Parlement flamand. Art. 7. Le Gouvernement flamand de´termine les conditions et les modalite´s selon lesquelles l’institution peut tarifer ses services et conclure des conventions en cette matie`re. Art. 8. § 1er. Le programme annuel de l’institution, ainsi que toute modification de celui-ci, doit eˆtre approuve´ par de´cision du Gouvernement flamand. § 2. Faute de de´cision du Gouvernement flamand dans les trente jours calendrier a` compter de la notification au Gouvernement flamand, l’approbation est cense´e avoir e´te´ donne´e. Art. 9. § 1er. Le Gouvernement flamand approuve au pre´alable les lieux d’implantation des repre´sentants a` l’e´tranger. § 2. A de´faut de de´cision du Gouvernement flamand dans un de´lai de trente jours civils a` compter de la signification au Gouvernement flamand, l’approbation est cense´e avoir e´te´ donne´e. Section 3. — Direction et fonctionnement Art. 10. Outre le rapport annuel vise´ a` l’article 6, § 1er, de la loi du 16 mars 1954 relative au controˆle sur certains organismes d’inte´reˆt public, qui est communique´ au Parlement flamand par le Gouvernement flamand, l’institution de´pose sur base semestrielle un rapport aupre`s du Gouvernement flamand, portant sur l’e´tat d’exe´cution du programme annuel. Art. 11. Pour accomplir ses missions, l’institution peut, apre`s approbation par le Gouvernement flamand, 1° acque´rir des biens immobiliers, les alie´ner ou e´tablir des droits re´els sur ces biens; 2° proce´der a` une expropriation d’inte´reˆt ge´ne´ral . Art. 12. § 1er. Il est cre´e´ un conseil d’administration qui se compose de : 1° six membres, repre´sentants du Gouvernement flamand dont un membre pre´sente´ sur une double liste par le colle`ge de la Commission communautaire flamande, un membre est pre´sente´ sur une double liste par les provinces flamandes et un membre sur une double liste par les communes flamandes; 2° six membres, de´le´gue´s repre´sentatifs des secteurs touristiques. § 2. Le Gouvernement flamand de´signe les membres du conseil d’administration ayant voix de´libe´rative. § 3. Le Gouvernement flamand de´signe un pre´sident parmi ses repre´sentants. Le pre´sident a voix de´libe´rative et s’il y a partage, la voix du pre´sident est pre´ponde´rante. § 4. Le conseil d’administration choisit parmi ses membres, deux vice-pre´sidents, ayant voix de´libe´rative. Un vice-pre´sident est choisi parmi les repre´sentants du Gouvernement flamand et un deuxie`me parmi les repre´sentants des secteurs touristiques. § 5. Les membres du conseil d’administration sont de´signe´s en raison de leur expertise particulie`re et de leur connaissance du secteur touristique. § 6. Un membre du conseil d’administration ne peut en meˆme temps faire partie du personnel de l’institution. § 7. Le fonctionnaire dirigeant de l’institution, le fonctionnaire dirigeant de l’administration de l’Economie et le fonctionnaire dirigeant de l’administration de la Culture du Ministe`re de la Communaute´ flamande, sie`gent d’office au sein du Conseil d’administration, en qualite´ d’observateur avec voix consultative. § 8. Le pre´sident du Vlaamse Raad voor het Toerisme sie`ge d’office au sein du Conseil d’administration, en qualite´ d’observateur avec voix consultative. Art. 13. Le pre´sident du Conseil d’administration est autorise´ a` inviter des tiers aux re´unions du conseil d’administration, en qualite´ d’experts. Art. 14. § 1er. Le mandat des repre´sentants du Gouvernement flamand au sein du conseil d’administration vient a` e´che´ance trois mois apre`s le renouvellement du Parlement flamand. § 2. Le mandat des repre´sentants des secteurs touristiques au sein du conseil d’administration expire tous les trois ans. § 3. Les membres sortants du conseil d’administration peuvent eˆtre renomme´s. § 4. En cas de de´ce`s, de de´mission ou destitution d’un membre du conseil d’administration, son mandat sera acheve´ par un supple´ant qui sera nomme´ par le Gouvernement flamand. Art. 15. Le mandat d’administrateur est incompatible avec : 1° le mandat de membre d’une assemble´e le´gislative et/ou de´cre´tale et/ou d’ordonnance ainsi que du Parlement europe´en; 2° la fonction de ministre ou secre´taire d’Etat; 3° les fonctions de commissaire du Gouvernement fe´de´ral, vise´es aux articles 1er, 5 et 5bis de la loi provinciale, ou de membre de la de´putation permanente; 4° la fonction de greffier provincial, de fonctionnaire ge´ne´ral d’un ministe`re ou d’une autre institution publique ou de membre d’un cabinet ministe´riel; 5° la fonction de bourgmestre, d’e´chevin ou de pre´sident d’un CPAS; 6° le mandat de membre avec voix de´libe´rative du Vlaamse Raad voor het Toerisme. Art. 16. § 1er. Le conseil d’administration est dote´ des compe´tences suivantes : 1° de´terminer la politique ge´ne´rale de l’institution; 2° approuver le budget, l’inventaire, les comptes annuels accompagne´s du bilan, le compte de re´sultats et le commentaire, ainsi que le rapport annuel; 3° approuver les plans de promotion strate´gique et la convention de gestion; 4° approuver les plans strate´giques dans le domaine du soutien au de´veloppement de l’offre touristique par le biais de projets-pilotes et projets dits de levier;
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE 5° fixer la tarification et des exemples-types de conventions, telles que vise´es a` l’article 7; 6° fournir des avis au Gouvernement flamand concernant les repre´sentations a` l’e´tranger vise´es a` l’article 9; 7° de´terminer la structure organisationnelle de l’institution; 8° fournir des avis au Gouvernement flamand sur le re`glement du statut du personnel, dans le de´lai fixe´ par le Gouvernement flamand; 9° accomplir les missions confie´es par le Gouvernement flamand dans le cadre du statut du personnel; 10° exercer le controˆle sur le fonctionnaire dirigeant de l’institution; 11° intervenir comme me´diateur dans les questions et conflits de personnel au sein du conseil de direction; 12° approuver la participation a` des socie´te´s, associations et partenariats ou la cre´ation de socie´te´s et les aspects strate´giques y affe´rents, en ce compris le controˆle des re´sultats obtenus, ainsi que la pre´sentation des repre´sentants de l’institution au sein des organes de gestion de ces socie´te´s, associations et partenariats. L’institution ne peut participer dans des socie´te´s, associations et partenariats ou proce´der a` la cre´ation de socie´te´s que pour autant que celles-ci ne poursuivent pas de finalite´s promotionnelles; 13° a` la demande du Gouvernement flamand ou de sa propre initiative e´mettre des avis sur les matie`res vise´es a` l’article 4. § 2. Sans pre´judice des compe´tences vise´es aux articles 12, § 4, 16, §1er, 9°, 10° et 11° et a` l’article 17, les de´cisions du Conseil d’administration sont adopte´es sur proposition du fonctionnaire dirigeant de l’institution. Chaque administrateur peut de´poser des propositions aupre`s du Conseil d’administration par le biais du pre´sident. § 3. Dans l’exercice de leurs compe´tences, les membres du conseil d’administration peuvent consulter a` tout moment tous les documents de l’institution, par le biais du pre´sident. Par le biais du fonctionnaire dirigeant, le pre´sident ou les membres du conseil d’administration peuvent re´clamer de la part de tous les membres du personnel toutes pre´cisions et toutes ve´rifications que le conseil d’administration juge ne´cessaires pour l’exercice de ses compe´tences. § 4. Le Gouvernement flamand fixe le montant de l’indemnite´ qui est accorde´e au pre´sident, au vice-pre´sident et aux membres du conseil d’administration. Il fixe e´galement leurs indemnite´s pour frais de voyage et de se´jour. Art. 17. Le conseil d’administration de´termine dans un re`glement les modalite´s d’exercice de ses compe´tences. Ce re`glement est soumis a` l’approbation du Gouvernement flamand. Art. 18. En vertu de l’article 9, §§ 1er, 2, 3, 5 et 6 de la loi du 16 mars 1954 relatif au controˆle sur certains organismes d’inte´reˆt public, deux commissaires du Gouvernement flamand exercent le controˆle sur l’institution. Les commissaires sont nomme´s par le Gouvernement flamand. Art. 19. Le secre´tariat du conseil d’administration est organise´ par l’institution qui met a` disposition les membres du personnel ne´cessaires. Art. 20. Le cadre du personnel de l’institution et le re`glement du statut de celui-ci, en ce compris du fonctionnaire dirigeant, sont de´termine´s et de´finis par le Gouvernement flamand, hormis les aspects lie´s au personnel qui sont re´gle´s par de´cret. Art. 21. § 1er. Le fonctionnaire dirigeant de l’institution est nomme´ par le Gouvernement flamand et est compe´tent pour toutes matie`res ne relevant pas de la compe´tence du conseil d’administration, plus particulie`rement la gestion journalie`re de l’institution. Le fonctionnaire dirigeant est charge´ d’exe´cuter les de´cisions du conseil d’administration et d’e´laborer le plan de travail. § 2. Le fonctionnaire dirigeant est charge´ en outre de la pre´paration des de´cisions du conseil d’administration. § 3. Le fonctionnaire dirigeant repre´sente l’institution dans toute proce´dure judiciaire et extrajudiciaire. § 4. Le Gouvernement flamand peut inviter le fonctionnaire dirigeant a` ouvrir une enqueˆte pre´liminaire ou a` fournir un avis concernant les matie`res lie´es au tourisme et aux loisirs dans le cadre du tourisme. § 5. Afin de sauvegarder les inte´reˆts de l’institution, le fonctionnaire dirigeant peut prendre toute de´cision et mesure urgente relevant en circonstances normales de la compe´tence du conseil d’administration. Ces de´cisions doivent eˆtre soumises sans de´lai au conseil d’administration pour confirmation. Art. 22. § 1er. Le fonctionnaire dirigeant est assiste´ par un conseil de direction, compose´ du fonctionnaire dirigeant et des chefs de service de l’institution. Le fonctionnaire dirigeant pre´side les re´unions du conseil de direction et sa voix est pre´ponde´rante en cas de partage. § 2. Le conseil de direction conseille le fonctionnaire dirigeant sur la coordination de la bonne gestion des divisions et des matie`res de´passant le niveau des divisions. Le conseil de direction peut de sa propre initiative, a` la demande du Gouvernement flamand ou a` la demande du conseil d’administration, e´mettre un avis sur le re`glement du statut du personnel. § 3. Le fonctionnaire dirigeant peut de´le´guer une partie de ses compe´tences a` un ou plusieurs membres du conseil de direction. Section 4. — Moyens financiers Art. 23. Les moyens financiers de l’institution comprennent : 1° une dotation qui est annuellement inscrite au budget de la Communaute´ flamande; 2° des revenus propres et indemnite´s pour prestations fournies a` des tiers, acquis dans le cadre de sa mission telle que de´finie a` l’article 4; 3° autres revenus, apre`s approbation par le Gouvernement flamand, en ce compris des donations et legs. Art. 24. Le conseil d’administration de´termine dans quelles conditions et dans quelle mesure le fonctionnaire dirigeant dispose des moyens de l’institution. Art. 25. Dans les limites des cre´dits inscrits au budget de la Communaute´ flamande, des fonds sont porte´s au budget de l’institution, pouvant eˆtre affecte´s par cette dernie`re a` l’encouragement du de´veloppement de l’offre touristique.
29359
29360
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE Le Gouvernement flamand de´termine les conditions et les re`gles selon lesquelles des subventions, preˆts, garanties ou autres formes d’intervention a` titre one´reux ou gratuit peuvent eˆtre accorde´s dans les limites des cre´dits disponibles pour re´aliser les objectifs de´finis a` l’aline´a pre´ce´dent. CHAPITRE III. — Missions du Gouvernement flamand er
Art. 26. § 1 . Le Gouvernement flamand est charge´ de : 1° la politique touristique et toutes les missions d’exe´cution, hormis celles qui sont attribue´es a` Toerisme Vlaanderen en vertu de l’article 4, § 2, 7°, se rapportant a` : la loi du 21 avril 1965 re´glant le statut des agences de voyage; le de´cret du 20 mars 1984 portant statut des entreprises d’he´bergement, modifie´ par le de´cret du 21 décembre 1994 portant des dispositions d’accompagnement du budget 1995; le de´cret du 3 mars 1993 portant le statut des terrains destine´s aux re´sidences de loisirs de plein air, modifie´ par le de´cret du 21 décembre 1994 portant des dispositions d’accompagnement du budget 1995; l’arreˆte´ royal du 14 février 1967 fixant les conditions d’octroi de subventions accorde´es par l’Etat pour le de´veloppement de l’infrastructure touristique; 2° la collaboration avec des autorite´s internationales, europe´ennes, re´gionales et locales, ainsi qu’avec des offices de tourisme et syndicats d’initiatives communaux, re´gionaux et provinciaux, pour ce qui concerne les missions attribue´es en vertu du 1°; 3° l’e´tablissement de plans strate´giques pour les missions confie´es en vertu du 1°. § 2. Le Gouvernement flamand de´signe les biens meubles et immeubles, ne´cessaires pour l’exercice des missions confie´es au Ministe`re de la Communaute´ flamande en vertu du pre´sent de´cret, qui sont transfe´re´s, sans indemnisation, de Toerisme Vlaanderen vers la Communaute´ flamande. A la date du transfert, la Communaute´ flamande est subroge´e dans tous droits, obligations et charges du passe´ lie´s aux biens transfe´re´s. § 3. Suite a` la modification des missions de Toerisme Vlaanderen et du Ministe`re de la Communaute´ flamande, des membres du personnel peuvent eˆtre transfe´re´s de Toerisme Vlaanderen vers les services du Gouvernement flamand et inte´gre´s dans le Ministe`re de la Communaute´ flamande. Pour les meˆmes raisons, des agents peuvent eˆtre transfe´re´s sur base volontaire du Ministe`re de la Communaute´ flamande et d’autres institutions publiques flamandes vers les services du Gouvernement flamand et inte´gre´s dans Toerisme Vlaanderen. Les membres du personnel ainsi transfe´re´s maintiennent leur qualite´, leur anciennete´ administrative et pe´cuniaire ainsi que tous autres droits accorde´s en vertu de re`glements dont ils be´ne´ficiaient au sein de l’institution d’ou` ils proviennent. § 4. Le Gouvernement de´finit les modalite´s du transfert des membres du personnel concerne´s et des biens concerne´s. CHAPITRE IV. — Cre´ation d’un Vlaamse Raad voor het Toerisme Section 1re. — Cre´ation Art. 27. Aupre`s du Ministe`re de la Communaute´ flamande est cre´e´ un Vlaamse Raad voor het Toerisme, ci-apre`s de´nomme´ « le Conseil ». Section 2. — Composition er
Art. 28. § 1 . Le Conseil se compose de 18 membres au moins et 24 membres au plus, parmi lesquels un pre´sident et deux vice-pre´sidents. § 2. Le conseil se compose de repre´sentants des secteurs touristiques, en ce compris du tourisme social pour jeunes et adultes. Les membres du conseil sont de´signe´s en raison de leur expertise particulie`re et leur connaissance du secteur touristique. § 3. Le Gouvernement flamand nomme les membres du conseil ayant voix de´libe´rative. § 4. Le Gouvernement flamand de´signe un pre´sident parmi les membres du conseil. Le pre´sident a voix de´libe´rative et s’il y a partage, sa voix est pre´ponde´rante. § 5. Le Gouvernement flamand de´signe deux vice-pre´sidents parmi les membres du conseil. Les deux vice-pre´sidents ont voix de´libe´rative. § 6. Un administrateur de l’institution ne peut eˆtre membre a` voix de´libe´rative du conseil. Le mandat de membre du conseil est incompatible avec une quelconque fonction ou mandat confe´re´ par e´lection publique. § 7. Un membre du conseil ne peut faire partie simultane´ment du personnel de Toerisme Vlaanderen ou du ministe`re de la Communaute´ flamande. § 8. Le fonctionnaire dirigeant de Toerisme Vlaanderen sie`ge d’office au sein du conseil en qualite´ d’observateur. Le fonctionnaire dirigeant de l’administration de la Politique exte´rieure, le fonctionnaire dirigeant de l’administration de l’Economie et le fonctionnaire dirigeant de l’administration de la Culture font d’office partie du conseil en qualite´ d’observateurs. § 9. Le pre´sident du conseil d’administration de l’institution sie`ge d’office au conseil, en qualite´ d’observateur avec voix consultative. Art. 29. Le pre´sident du conseil est autorise´ a` inviter des tiers aux re´unions du conseils en qualite´ d’experts. Art. 30. § 1er. Le mandat des membres du conseil expire tous les quatre ans. § 2. Les membres sortants du conseil peuvent eˆtre renomme´s. § 3. En cas de de´ce`s, de de´mission ou de destitution d’un membre du conseil, le mandat est acheve´ par un supple´ant nomme´ par le Gouvernement flamand. Art. 31. Le secre´tariat et la coordination des travaux du conseil sont organise´s par le ministe`re de la Communaute´ flamande, qui met a` disposition les membres du personnel et l’infrastructure ne´cessaires.
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE Section 3. — Missions, compe´tences et fonctionnement Art. 32. § 1er. Le conseil a pour mission d’e´mettre des avis sur toute matie`re lie´e au tourisme ainsi que sur toutes les questions y affe´rentes, a` l’exception des matie`res qui portent sur l’organisation et le fonctionnement de l’institution. § 2. Le conseil e´met des avis de sa propre initiative, a` la demande du Gouvernement flamand ou a` la demande du Parlement flamand. Art. 33. § 1er. Le Gouvernement flamand est tenu de solliciter l’avis du conseil 1° sur tout avant-projet de de´cret et toute de´cision re´glementaire en matie`re de tourisme ou d’organisation des loisirs dans le cadre du tourisme, a` l’exception du budget, ainsi que sur toute de´cision re´glementaire qui porte sur l’organisation et le fonctionnement de l’institution; 2° chaque fois qu’un de´cret ou arreˆte´ stipule que l’avis du conseil doit eˆtre recueilli. § 2. L’avis vise´ au § 1er est e´mis dans les trois mois suivant la re´ception de la demande. Dans des cas exceptionnels ou cas d’urgence, le demandeur peut, moyennant motivation expresse, de´terminer un de´lai plus court pour la fourniture de l’avis, a` condition que ce de´lai soit de quarante jours civils au moins. Faute d’avis dans le de´lai fixe´, l’avis est re´pute´ avoir e´te´ donne´. Art. 34. L’avis du conseil est motive´. Le re´sultat du vote est joint a` tout avis. Faute d’avis unanime, les positions des diffe´rents membres sont pre´cise´es dans l’avis. Art. 35. Le conseil e´tablit annuellement un rapport de ses activite´s. Ce rapport est soumis au Gouvernement flamand avant le 1er avril et communique´ au Parlement flamand. Le Gouvernement flamand de´finit les modalite´s du rapport annuel. Art. 36. Dans un re`glement, le conseil de´finit les modalite´s d’exercice de ses missions et compe´tences. Ce re`glement est soumis a` l’approbation du Gouvernement flamand. Art. 37. § 1er. A la demande du Gouvernement flamand et selon ses modalite´s ou de sa propre initiative, le conseil peut installer des commissions sectorielles. Celles-ci sont pre´side´es par un membre du conseil. Pour la composition de ces commissions, le conseil peut faire appel a` des personnes qui ne sont pas membres du conseil. Les commissions se voient confe´rer une mission restreinte, de´finie par le Gouvernement flamand ou par le conseil. La commission est abroge´e par le conseil de`s que la mission est accomplie. La commission sectorielle fait rapport au conseil. § 2. Le secre´tariat et la coordination des travaux de la commission sectorielle sont organise´s par le Ministe`re de la Communaute´ flamande, qui met a` disposition les membres du personnel et l’infrastructure ne´cessaire. CHAPITRE V. — Dispositions de modification et dispositions finales Art. 38. Aux articles 4 et 5, 7°, du de´cret du 20 mars 1984 portant statut des entreprises d’he´bergement, les mots « Toerisme Vlaanderen » sont remplace´s par les mots « le Gouvernement flamand ». Art. 39. A l’article 4 du de´cret du 20 mars 1984 portant statut des entreprises d’he´bergement, les mots « apre`s avis du comite´ technique » sont supprime´s. Art. 40. A l’article 4, § 1er, et a` l’article 5 du de´cret du 3 mars 1993 portant le statut des terrains destine´s aux re´sidences de loisirs de plein air, les mots « l’administrateur ge´ne´ral de Toerisme Vlaanderen » sont remplace´s par les mots « le Gouvernement flamand ». Art. 41. Aux articles 6, 8°, 9 et 10 du de´cret du 3 mars 1993 portant le statut des terrains destine´s aux re´sidences de loisirs de plein air, les mots « Toerisme Vlaanderen » sont remplace´s par les mots « Gouvernement flamand ». Art. 42. Aux articles 4, § 1er, 5, 6 et 12 du de´cret du 3 mars 1993 portant le statut des terrains destine´s aux re´sidences de loisirs de plein air, les mots « sur avis du comite´ technique des re´sidences de loisirs de plein air » sont supprime´s. Art. 43. Aux articles 6 et 12 du de´cret du 3 mars 1993 portant le statut des terrains destine´s aux re´sidences de loisirs de plein air, les mots « le Vlaamse Adviesraad voor het Toerisme (Conseil consultatif pour le Tourisme) » sont supprime´s. Art. 44. A l’article 64 du de´cret du 12 décembre 1990 relatif a` la politique administrative, les mots « le Vlaams Commissariaat-Generaal voor Toerisme (Commissariat ge´ne´ral flamand au Tourisme) » sont remplace´s par les mots « Toerisme Vlaanderen ». Art. 45. Les re`glements suivants sont abroge´s : 1° le de´cret du 29 mai 1984 portant cre´ation d’un Vlaams Commissariaat-Generaal voor Toerisme, modifie´ par le de´cret du 22 décembre 1995; 2° le de´cret du 5 mars 1985 portant cre´ation d’un Vlaamse Adviesraad voor Toerisme. Art. 46. L’article 8 de la loi du 21 avril 1965 portant le statut des agences de voyage, est abroge´. Art. 47. Aussi longtemps que le Gouvernement flamand n’a pas adopte´ les arreˆte´s portant exe´cution du pre´sent de´cret, les re`gles actuellement en vigueur restent d’application. Art. 48. Le Gouvernement flamand fixe la date d’entre´e en vigueur de chacun des articles du pre´sent de´cret.
29361
29362
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE Promulguons le pre´sent de´cret, ordonnons qu’il soit publie´ au Moniteur belge. Bruxelles, le 7 juillet 1998. Le Ministre-Pre´sident du Gouvernement flamand, Ministre flamand charge´ de la Politique exte´rieure, des Affaires europe´ennes, de la Science et la Technologie, L. VAN DEN BRANDE Note (1) Session 1997-1998. Documents. — Projet de de´cret : 846, n° 1. — Amendements : 846, Nos 2 a` 6. — Articles adopte´s en premie`re lecture par la Commission : 846, n° 7. — Rapport : 846, n° 8. — Amendements : 846, nos 9 et 10. — Motion : 846, n° 11. — Avis du Conseil d’Etat : 846, n° 12. Annales. — Discussion et adoption. Se´ances du 24 juin 1998.
c
N. 98 — 2428 [98/36018] 14 JULI 1998. — Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van het decreet van 14 juli 1998 tot wijziging van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 14 juli 1998 tot wijziging van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, inzonderheid op artikel 32; Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996; Gelet op de dringende noodzakelijkheid; Overwegende dat, in het licht van de door de federale overheid vastgestelde normen inzake de minimale bedcapaciteit van de ziekenhuizen en de aanwezigheid van een minimum aantal basisdiensten en -functies, de bepalingen van het hogergenoemde decreet die de samenwerkingsmogelijkheden van de OCMW-ziekenhuizen verruimen, onverwijld in werking moeten treden om een aantal OCMW-ziekenhuizen in de mogelijkheid te stellen om alsnog een dreigende sluiting af te wentelen. Overwegende dat het nodig is om zonder uitstel de datum van de inwerkingtreding van de nieuwe toezichtsregelen vast te stellen om de toezichthoudende overheden en de betrokken besturen in de mogelijkheid te stellen om tijdig de nodige voorbereidingen te treffen met het oog op de invoering van het nieuwe toezichtsregime; Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 9 juli 1998; Op voorstel van de Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn; Na beraadslaging, Besluit : Artikel 1. Het decreet van 14 juli 1998 tot wijziging van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn heeft uitwerking met ingang van 1 juni 1998 met uitzondering van : 1° artikel 4 tot en met 6, 8 tot en met 16 en 33 die in werking treden op 1 januari 1999; 2° artikel 17 dat in werking treedt op dezelfde dag als artikel 5 van het decreet van 17 december 1997 houdende wijziging van de organiek wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. Art. 2. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 14 juli 1998. De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, L. MARTENS
TRADUCTION F. 98 — 2428 [98/36018] 14 JUILLET 1998. — Arrêté du Gouvernement flamand fixant la date d’entrée en vigueur du décret du 14 juillet 1998 modifiant la loi organique du 8 juillet 1976 des centres publics d’aide sociale Le Gouvernement flamand, Vu le décret du 14 juillet 1998 modifiant la loi organique du 8 juillet 1976 des centres publics d’aide sociale; Vu les lois sur le Conseil d’Etat, coordonnées le 12 janvier 1973, notamment l’article 3, § 1er, modifié par les lois des 4 juillet 1989 et 4 août 1989 et 4 août 1996;
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE Vu l’urgence; Considérant que, compte tenu des normes fixées par les autorités fédérales quant au nombre minimum de services et fonctions de base, il importe que les dispositions du décret susvisé élargissant les possibilités de coopération des hôpitaux CPAS entrent en vigueur sans tarder pour permettre à certains hôpitaux CPAS de parer à une fermeture imminente. Considérant qu’il y a lieu de fixer sans délai la date de l’entrée en vigueur de la nouvelle réglementation en matière de contrôle, pour permettre aux instances de contrôle et aux administrations concernées de prendre à temps les mesures préparatoires qui s’imposent en vue de l’instauration du nouveau régime de contrôle; Vu l’avis de l’Inspection des Finances, rendu le 9 juillet 1998; Sur la proposition du Ministre flamand de la Culture, de la Famille et de l’Aide sociale; Après délibération, Arreˆte : Article 1er. Le décret du 14 juillet 1998 modifiant la loi organique du 8 juillet 1976 des centres publics d’aide sociale produit ses effets le 1er juin 1998, à l’exception : 1° des articles 4 à 6, 8 à 16 et 33, qui entrent en vigueur le 1er janvier 1999; 2° de l’article 17, qui entre en vigueur le même jour que l’article 5 du décret du 17 décembre 1997 modifiant la loi organique du 8 juillet 1976 des centres publics d’aide sociale. Art. 2. Le Ministre flamand qui a l’assistance aux personnes dans ses attributions, est chargé de l’exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 14 juillet 1998. Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, L. VAN DEN BRANDE Le Ministre flamand de la Culture, de la Famille et de l’Aide sociale, L. MARTENS
COMMUNAUTE FRANÇAISE — FRANSE GEMEENSCHAP MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FRANÇAISE F. 98 — 2429 [C − 98/29397] 31 AOUT 1998. — Arreˆte´ du Gouvernement de la Communauté française portant des dispositions modificatives et transitoires de l’arreˆté du Gouvernement du 22 juillet 1996 portant statut des agents des Services du Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise et de l’arreˆte´ du Gouvernement du 22 juillet 1996 portant statut pe´cuniaire des agents des Services du Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise RAPPORT AU GOUVERNEMENT DE LA COMMUNAUTE FRANÇAISE I. Présentation générale. Lors de la procédure de négociation syndicale préalable à l’adoption des projets devenus les arrêtés du 22 juillet 1996 portant statut administratif et pécuniaire des agents des Services du Gouvernement, il avait été convenu entre la délégation de l’Autorité et la délégation de l’Organisation syndicale représentative ayant marqué son accord sur lesdits projets (la C.C.S.P.) de constituer, au sein du Secteur XVII, un groupe de travail restreint chargé d’évaluer la mise en application des statuts (protocole n° 131 du 15 février 1995). Un protocole ultérieur, le protocole n° 150 du 8 mars 1996 formalise l’accord des deux Organisations syndicales représentatives sur un projet remanié en fonction d’un certain nombre d’anomalies. Ce groupe de travail a poursuivi ses travaux portant tant sur le statut administratif que le statut pécuniaire. Le présent projet a pour objet de rencontrer un certain nombre d’anomalies portant essentiellement sur le statut administratif. Compte tenu en effet de ce que, pour ce qui concerne le statut pécuniaire, la plupart des questions portent sur des revalorisations d’échelles de traitement, il apparaît adéquat de lier la formulation de propositions constitutant des avancées en ce sens à l’ouverture de la prochaine convention sectorielle. Les modifications du statut pécuniaire sont en conséquence, de ce point de vue, reportées à une phase ultérieure. II. Commentaire des articles. 1. L’article 1er étend aux administrateurs généraux le principe selon lequel leurs attributions sont fixées à terme fixe par le Gouvernement, la durée du terme retenu pour les titulaires de ce grade étant de sept ans. Corrélativement, les administrateurs généraux bénéficient de l’allocation de management correspondante dont le montant n’est toutefois plus lié à celui de l’allocation de formation (voir article 12). 2. L’article 2 subdivise l’article 38 du statut administratif en deux paragraphes. Le premier paragraphe modifie la disposition initiale de manière à rencontrer l’objection formulée par le Conseil d’Etat en son avis sur le projet d’arrêté du Gouvernement de la Communauté française à l’accession par changement de grade au grade d’administrateur général ou d’administratrice générale du Ministère de la Communauté française (L. 26.761/2/V). En cet avis, le Conseil d’Etat a formulé l’observation que l’accès à tout emploi soit par promotion par accession au niveau supérieur ou par avancement de grade soit par changement de grade devrait, pour être en parfaite harmonie avec l’article 38 du statut, être nécessairement soumis à des conditions particulières. En ce même avis, le Conseil d’Etat a soulevé en outre implicitement la question de savoir si, en précisant que les conditions particulières reprennent notamment les titres, aptitudes et qualifications particulières souhaités pour l’exercice de la fonction considérée, l’article 38 impose ou non que ces trois critères considérés cumulativement conditionnement nécessairement chaque accession à un emploi selon une des procédures précitées. Par la modification proposée, il est clairement répondu par la négative à cette question. Il en outre précisé que la faculté qu’a le Gouvernement d’arrêter ces conditions particulières doit se justifier par la nature des fonctions à exercer ou les besoins du service, et ce conformément à l’avis du Conseil d’Etat rendu sur le présent arrêté (L.27.718/2).
29363
29364
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE Par ailleurs, cette nouvelle disposition modifie le mode d’intervention du Conseil de direction en lui restituant sa compétence générale d’avis. L’objectif est d’éviter toute insécurité juridique face à l’exercice d’une compétence dont il pourrait être considéré, à supposer que celle-ci reste formulée en terme de proposition, qu’elle ne peut s’exercer qu’en l’absence de toute initiative préalable de l’autorité ministérielle. Enfin, ce premier paragraphe inclut la question de la vérification des aptitudes pour le changement de catégorie, question initialement abordée à l’article 67, alinéa 2, du statut. Le second paragraphe formalise le principe selon lequel le Conseil de direction pourra être amené à rendre son avis motivé sur les candidats à un emploi à partir d’un profil de fonction préalablement établi. Ce profil de fonction doit trouver sa justification dans les besoins du service. 3. L’article 3 confirme que la compétence d’avis du Conseil de direction inclut celle de conclure cet avis par un classement des candidats. Dans une telle hypothèse, si l’autorité qui a le pouvoir de nomination n’est pas tenue par ledit classement, elle se trouve néanmoins confrontée à une obligation renforcée de motivation de la décision qui y dérogerait. 4. L’article 4 s’inscrit dans le prolongement de l’article 2, les dispositions concernées étant regroupées à l’article 38 du statut. 5. L’article 5 crée un ensemble de règles relatives à la computation des délais en matière d’évaluation. Ses trois premiers alinéas transposent les règles déjà établies par le statut lui-même en matière de stage (article 22, § 1er, du statut administratif). Son alinéa 4 porte des dispositions particulières quant à l’échéance de certains actes de procédure en matière d’évaluation, actes par rapport auxquels il a paru opportun d’envisager l’hypothèse où l’agent, par une absence survenant dans les derniers jours qui précèdent leur échéance, les rendrait, sinon impossible à poser, du moins précaire quant à la sécurité juridique dont ils doivent s’entourer. Son alinéa 5 permet d’assurer, conformément à la loi du 29 juillet 1991 sur la motivation des actes administratifs, le contrôle de la motivation en fait de toute prolongation de délai. 6. L’article 6 alloue au magistrat assurant la présidence de la Chambre de recours, première section, un jeton de présence conformément aux différentes normes aujourd’hui adoptées pour défrayer l’exercice de telles fonctions. 7. L’article 7 insère deux nouvelles dispositions transitoires dans le statut administratif. La première disposition reporte d’un an l’échéance fixée pour la première évaluation des agents soumis au statut et ce, afin de finaliser, avant ladite échéance, la formation des agents chargés de l’évaluation. La seconde disposition permet de déroger, pour une période transitoire de cinq ans, aux règles particulières de promotion qui conditionnement l’accès aux emplois de directeurs généraux adjoints lorsque, à ces emplois, correspond une fonction de direction d’un service général (article 8, § 3, 1°, du statut administratif). Il a paru en effet opportun, compte tenu en particulier de la récente restructuration des Services du Gouvernement, de ne pas multiplier, dans un même temps, la mise en œuvre de différentes réformes qui interfèrent sur l’accomplissement des missions fonctionnelles du département. 8. L’article 8 transpose dans le statut des agents des Services du Gouvernement la règle pratique de référence déjà contenue pour ce qui le concerne, dans l’arrêté royal fixant les principes généraux (article 72 dudit arrêté). 9. Les articles 9 et 11 procèdent à une uniformisation de concepts au sein du statut pécuniaire conformément à une observation formulée par le Conseil d’Etat. 10. L’article 10 précise les conditions et modalités d’un changement de groupe de qualification en reproduisant, dans le statut pécuniaire, les dispositions du statut administratif applicables à cette matière et ce, conformément à l’avis du Conseil d’Etat. 11. L’article 12 intègre l’allocation de management dans le statut pécuniaire (voir article 1er). 12. L’article 13, transpose, au niveau du statut pécuniaire, la modification apportée au statut administratif par l’article 8.
31 AOUT 1998. — Arreˆte´ du Gouvernement de la Communauté française portant des dispositions modificatives et transitoires de l’arreˆté du Gouvernement du 22 juillet 1996 portant statut des agents des Services du Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise et de l’arreˆte´ du Gouvernement du 22 juillet 1996 portant statut pe´cuniaire des agents des Services du Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise Le Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise, Vu la loi spe´ciale du 8 août 1980 de re´formes institutionnelles, notamment l’article 87, modifie´ par la loi spe´ciale du 8 août 1988 et par la loi spe´ciale du 16 juillet 1993; Vu l’arreˆte´ royal du 26 septembre 1994 fixant les principes ge´ne´raux du statut administratif et pe´cuniaire des agents de l’Etat applicables au personnel des Services du Gouvernement de Communaute´s et de Re´gions et des Colle`ges de la Commission communautaire commune et de la Commission communautaire franc¸aise ainsi qu’aux personnes morales de droit public qui en de´pendent, modifie´ par l’arreˆte´ royal du 22 mai 1996; Vu l’arreˆte´ du Gouvernement du 22 juillet 1996 portant statut des agents des Services du Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise, notamment les articles 9, 38, 39, 67 et 116; Vu l’arreˆte´ du Gouvernement du 22 juillet 1996 portant statut pe´cuniaire des agents des Services du Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise, notamment les articles 27 et 31; Vu le protocole n° 190 du Comite´ de Secteur XVII, conclu le 22 avril 1998; Vu l’avis du Conseil de direction, donne´ le 20 avril 1998; Vu l’avis de l’Inspection des Finances, donne´ le 5 mars 1998; Vu l’accord du Ministre du Budget, donne´ le 19 mars 1998; Vu l’accord du Ministre de la Fonction publique, donne´ le 10 mars 1998; Vu la de´libe´ration du Gouvernement du 23 mars 1998 re´clamant communication de l’avis du Conseil d’Etat dans un de´lai ne de´passant pas un mois; Vu l’avis du Conseil d’Etat, donne´ le 17 juillet 1998, en application de l’article 84, aline´a 1er, 1°, des lois coordonne´es sur le Conseil d’Etat;
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE Sur la proposition du Ministre du Budget, des Finances et de la Fonction publique; Vu la de´libe´ration du Gouvernement du 31 août 1998, Arreˆte : CHAPITRE Ier. - Dispositions modificatives et transitoires de l’arreˆte´ du Gouvernement du 22 juillet 1996 portant statut des agents des Services du Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise Article 1er. L’article 9 de l’arreˆte´ du Gouvernement du 22 juillet 1996 portant statut des agents des Services du Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise est remplace´ par la disposition suivante : « Art. 9. : Les affectations des administrateurs ge´ne´raux, des directeurs ge´ne´raux et des directeurs ge´ne´raux adjoints vise´s a` l’article 8, § 3, 1° sont de´termine´es par le Gouvernement a` terme fixe commenc¸ant a` courir a` la date d’effet de leur premie`re affectation dans un emploi du cadre du Ministe`re de la Communaute´ franc¸aise correspondant a` leur grade, et selon la pe´riodicite´ suivante : - trois ans, en ce qui concerne les directeurs ge´ne´raux adjoints; - cinq ans, en ce qui concerne les directeurs ge´ne´raux; - sept ans, en ce qui concerne les administrateurs ge´ne´raux. Les fonctionnaires ge´ne´raux soumis au pre´sent article be´ne´ficient d’une allocation de management dont le montant est fixe´ par le Gouvernement. » Art. 2. L’article 38 du meˆme arreˆte´ est remplace´ par la disposition suivante : « Art. 38. § 1er. Lorsque la nature des fonctions a` exercer l’exige ou les besoins du service le justifient, le Gouvernement peut, apre`s avis du Conseil de direction, de´terminer des conditions particulie`res de nomination par promotion par accession au niveau supe´rieur, par promotion par avancement de grade, par changement de grade ou par changement de cate´gorie. Ces conditions reproduisent, notamment, les titres, les aptitudes ou les qualifications particulie`res requis pour la nomination. La ve´rification des aptitudes requises est ope´re´e selon les modalite´s fixe´es par le Gouvernement. Les conditions particulie`res sont rappele´es a` la connaissance des agents lors de l’appel aux candidats. § 2. Pre´alablement a` une de´claration de vacance d’un emploi a` pourvoir selon une des proce´dures vise´es au paragraphe 1er, l’autorite´ qui exerce le pouvoir de nomination de´cide si, eu e´gard aux besoins du service, un profil de fonction doit correspondre a` l’emploi conside´re´. Lorsqu’il est requis, le profil de fonction est e´tabli par le Conseil de direction. Il est porte´ a` la connaissance des agents lors de l’appel aux candidats. » Art. 3. L’article 39 du meˆme arreˆte´ est comple´te´ par l’aline´a suivant : « L’avis motive´ du Conseil de direction peut se conclure par une proposition sous forme d’un classement des candidats. » Art. 4. A l’article 67 du meˆme arreˆte´, l’aline´a 2 est abroge´. Art. 5. Un article 90bis, re´dige´ comme suit, est inse´re´ dans le meˆme arreˆte´ : « Art. 90bis. Pour le calcul de la dure´e du de´lai de deux ans vise´ a` l’article 87 et des de´lais d’un an vise´s a` l’article 90, toutes les pe´riodes pendant lesquelles l’agent a` e´valuer est dans la position d’activite´ de service sont prises en conside´ration. Ne sont toutefois pas prises en conside´ration, meˆme si l’agent a` e´valuer est dans la position d’activite´ de service, les pe´riodes d’absences qui se produisent apre`s que ledit agent a de´ja` e´te´ absent quinze jours ouvrables en une ou plusieurs fois. N’interviennent pas dans le calcul de ces jours d’absence : 1° les conge´s annuels de vacances; 2° les conge´s exceptionnels vise´s aux articles 6 et 6bis de l’arreˆte´ royal du 1er juin 1964 relatif a` certains conge´s accorde´s a` des agents des administrations de l’Etat et aux absences pour convenance personnelle. Pour le calcul de la dure´e d’un des de´lais vise´s aux articles 87, 88, aline´as 2, 3 et 4, 89, aline´as 1 et 3, et 90, § 2 et § 4, ne sont jamais prises en conside´ration les pe´riodes d’absences de l’agent a` e´valuer qui, pour quelque motif que ce soit, se produisent dans les cinq jours ouvrables qui pre´ce`dent un de ces de´lais. L’interruption d’un de´lai en application d’une des dispositions du pre´sent article produit ses effets pour autant que l’acte a` poser dans ce de´lai mentionne de manie`re explicite les faits justifiant cette interruption. » Art. 6. L’article 116 du meˆme arreˆte´ est comple´te´ par les deux aline´as suivants : « Il est alloue´ au pre´sident ou pre´sident supple´ant de la Chambre de recours, premie`re section, un jeton de pre´sence de 1.200,- FB pour chaque re´union qu’il pre´side. Ce montant est lie´ aux fluctuations de l’indice des prix a` la consommation, conforme´ment aux re`gles prescrites par la loi du 1er mars 1977 organisant un re´gime de liaison a` l’indice des prix a` la consommation du Royaume de certaines de´penses dans le secteur public et rattache´ a` l’indice-pivot 138,01. Pour l’application de la disposition vise´e a` l’aline´a pre´ce´dent, les re´unions organise´es le meˆme jour sont re´pute´es constituer une seule et meˆme re´union. » Art. 7. Des articles 129bis et 129ter, re´dige´s comme suit, sont inse´re´s dans le meˆme arreˆte´ : « Art. 129bis. Par de´rogation a` l’article 87, le de´lai pour la premie`re e´valuation des agents est fixe´ a` trois ans. Art. 129ter. Pendant une pe´riode de cinq ans de´butant a` la date d’entre´e en vigueur du pre´sent arreˆte´, les agents qui sont titulaires d’un grade du rang 12 depuis un an au moins et qui comptent dix ans d’anciennete´ dans le niveau 1, peuvent, par de´rogation aux articles 49, § 2, et 50 a` 53 du meˆme arreˆte´, eˆtre promus par le Gouvernement au grade de directeur ge´ne´ral adjoint et affecte´s a` un emploi vise´ a` l’article 8, § 3, 1°. »
29365
29366
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE Art. 8. Un Chapitre III, regroupant les articles 132bis a` 134, de´butant comme suit, est inse´re´ dans le Titre XIV du meˆme arreˆte´ : « Chapitre III - Dispositions finales Art. 132bis. Pour l’application des textes pris en exe´cution du pre´sent arreˆte´, celui-ci est de´nomme´ « statut des agents des Services du Gouvernement ». » CHAPITRE II. - Dispositions modificatives de l’arreˆte´ du Gouvernement du 22 juillet 1996 portant statut pe´cuniaire des agents des Services du Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise Art. 9. Aux articles 9 et 27 de l’arreˆte´ du Gouvernement du 22 juillet 1996 portant statut pe´cuniaire des agents des Services du Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise les mots « groupe d’e´chelles » sont remplace´s par les mots « groupe de qualification ». Art. 10. L’aline´a 2 de l’article 27 du meˆme arreˆte´ est remplace´ par le chapitre suivant inse´re´ apre`s l’article 30 : « Chapitre IVbis - Du changement de groupe de qualification Art. 30bis. L’autorite´ qui exerce le pouvoir de nomination peut faire relever un agent d’un groupe de qualification qui, tout en correspondant au grade dont il est titulaire et a` la cate´gorie dans laquelle il se situe, est distinct de celui attache´ a` sa dernie`re nomination. Aux fins d’y pourvoir par changement de groupe de qualification, le Gouvernement ou le fonctionnaire ge´ne´ral auquel il a de´le´gue´ ce pouvoir peut de´clarer vacant tout emploi de´finitivement de´pourvu de titulaire ou tout emploi qui sera de´finitivement de´pourvu de titulaire dans les six mois. Art. 30ter. § 1er. Lorsque la nature des fonctions a` exercer l’exige ou les besoins du service le justifient, le Gouvernement peut, apre`s avis du Conseil de direction, de´terminer des conditions particulie`res de nomination par changement de groupe de qualification. Ces conditions reproduisent, notamment, les titres, les aptitudes ou les qualifications particulie`res requis pour la nomination. La ve´rification des aptitudes requises est ope´re´e selon les modalite´s fixe´es par le Gouvernement. Les conditions particulie`res sont rappele´es a` la connaissance des agents lors de l’appel aux candidats. § 2. Pre´alablement a` une de´claration de vacance d’un emploi a` pourvoir selon la proce´dure vise´e au paragraphe 1er, l’autorite´ qui exerce le pouvoir de nomination de´cide si, eu e´gard aux besoins du service, un profil de fonction doit correspondre a` l’emploi conside´re´. Lorsqu’il est requis, le profil de fonction est e´tabli par le Conseil de direction. Il est porte´ a` la connaissance des agents lors de l’appel aux candidats. Art. 30quater. Le Conseil de direction e´met un avis sur les qualite´s des candidats et sur leurs aptitudes a` exercer la fonction correspondant a` l’emploi en cause. Art. 30quinquies. Les avis motive´s e´tablis conforme´ment a` l’article 30quater concernant l’ensemble des candidats a` un emploi de´termine´ sont notifie´s a` chacun d’eux contre re´ce´pisse´ ou par lettre recommande´e a` La Poste. Le candidat qui s’estime le´se´ peut, dans les dix jours de la notification pre´vue a` l’aline´a pre´ce´dent, introduire une re´clamation devant le Conseil de direction. Il est entendu a` sa demande. Il peut se faire assister par toute personne de son choix, a` l’exception d’un membre du Conseil de direction. » Art. 11. Dans le tableau de l’article 30 du meˆme arreˆte´, le mot « ECHELLES » est remplace´ par les mots « GROUPES DE QUALIFICATION ». Art. 12. Le Chapitre V du meˆme arreˆte´ est modifie´ comme suit : 1° dans l’intitule´ du Chapitre, les mots « De l’allocation de formation » sont remplace´s par les mots « Des allocations de formation et de management ». 2° il est ajoute´ un article 31bis, re´dige´ comme suit : « Art. 31bis. L’allocation de management pre´vue a` l’article 9 de l’arreˆte´ du Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise portant statut des agents des Services du Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise est fixe´e au dixie`me de la diffe´rence entre le montant de base de l’e´chelle 120/1 et le montant de base de l’e´chelle 150/1. » Art. 13. Au Chapitre VIII du meˆme arreˆte´, il est ajoute´ un article 37bis re´dige´ comme suit : « Article 37bis. Pour l’application des textes pris en exe´cution du pre´sent arreˆte´ celui-ci est de´nomme´ « statut pe´cuniaire des agents des Services du Gouvernement ». » CHAPITRE III. - Dispositions finales Art. 14. Le pre´sent arreˆte´ entre en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge. Art. 15. Le Ministre de la Fonction publique est charge´ de l’exe´cution du pre´sent arreˆte´. Bruxelles, le 31 août 1998. Le Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise : La Ministre-Pre´sidente du Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise, Mme L. ONKELINX Le Ministre de l’Enseignement supe´rieur, de la Recherche scientifique, du Sport et des Relations internationales, W. ANCION Le Ministre de la Culture et de l’Education permanente, Ch. PICQUE Le Ministre du Budget, des Finances et de la Fonction publique, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE VERTALING MINISTERIE VAN DE FRANSE GEMEENSCHAP N. 98 — 2429 [C − 98/29397] 31 AUGUSTUS 1998. — Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende wijzigings- en overgangsbepalingen van het besluit van de Regering van 22 juli 1996 houdende het statuut van de ambtenaren van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap en van het besluit van de Regering van 22 juli 1996 houdende het geldelijk statuut van de ambtenaren van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 87, gewijzigd bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988 en bij de bijzondere wet van 16 juli 1993; Gelet op het koninklijk besluit van 26 september 1994 tot bepaling van de algemene principes van het administratief en geldelijk statuut van de rijksambtenaren die van toepassing zijn op het personeel van de diensten van de Gemeenschaps- en Gewestregeringen en van de Colleges van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en van de Franse Gemeenschapscommissie, alsook op de publiekrechtelijke rechtspersonen die ervan afhangen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 mei 1996; Gelet op het besluit van de Regering van 22 juli 1996 houdende het statuut van de ambtenaren van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 9, 38, 39, 67 en 116; Gelet op het besluit van de Regering van 22 juli 1996 houdende het geldelijk statuut van de ambtenaren van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 27 en 31; Gelet op het protocol Nr. 190 van het Comite´ van Sector XVII, gesloten op 22 april 1998; Gelet op het advies van de Directieraad, gegeven op 20 april 1998; Gelet op het advies van de Inspectie van Financie¨n, gegeven op 5 maart 1998; Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 19 maart 1998; Gelet op het akkoord van de Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 10 maart 1998; Gelet op de beraadslaging van de Regering van 23 maart 1998 waarbij mededeling van het advies van de Raad van State binnen een termijn van hoogstens e´e´n maand wordt gevraagd; Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 17 juli 1998, met toepassing van artikel 84, lid 1, 1°, van de gecoo¨rdineerde wetten op de Raad van State; Op de voordracht van de Minister van Begroting, Financie¨n en Ambtenarenzaken; Gelet op de beraadslaging van de Regering van 31 augustus 1998, Besluit : HOOFDSTUK I. - Wijzigings- en overgangsbepalingen van het besluit van de Regering van 22 juli 1996 houdende het statuut van de ambtenaren van de Diensten van de Regering van de Franse Gemenschap Artikel 1. Artikel 9 van het besluit van de Regering van 22 juli 1996 houdende het statuut van de ambtenaren van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap wordt door de volgende bepaling vervangen : « Art. 9. De Regering bepaalt de aanwijzingen van de administrateurs-generaal, de directeurs-generaal en de adjunct-directeurs-generaal bedoeld bij artikel 8, § 3, 1°, op een vastgestelde termijn die begint te lopen vanaf de datum van uitwerking van hun eerste aanwijzing voor een betrekking in de personeelsformatie van het Ministerie van de Franse Gemeenschap in overeenstemming met hun graad, en volgens de volgende periodiciteit : - drie jaar voor de adjunct-directeurs-generaal; - vijf jaar voor de directeurs-generaal; - zeven jaar voor de administrateurs-generaal. De ambtenaren-generaal die onder dit artikel vallen, genieten een managementstoelage waarvan het bedrag door de Regering is vastgesteld. ». Art. 2. Artikel 38 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « Art. 38. § 1. Wanneer de aard van het uit te oefenen ambt het vergt of wanneer de behoeften van de dienst het verantwoorden, kan de Regering, na advies van de Directieraad, bijzondere voorwaarden bepalen voor de benoeming door bevordering door overgang naar het hogere niveau, door verhoging in graad, door verandering van graad of door verandering van categorie. Deze voorwaarden omvatten, inzonderheid, de bijzondere titels, bekwaamheid en kwalificaties vereist voor de benoeming. Het nagaan van de vereiste bekwaamheid gebeurt volgens de nadere regels bepaald door de Regering. De bijzondere voorwaarden worden opnieuw ter kennis van de ambtenaren gebracht ter gelegenheid van de oproep tot de gegadigden. § 2. Alvorens een betrekking vakant te verklaren volgens e´e´n van de procedures bedoeld bij paragraaf 1, beslist de overheid belast met de benoemingsbevoegdheid of, rekening houdend met de behoeften van de dienst, een ambtsprofiel met betrokken betrekking moet overeenstemmen. Indien vereist, wordt het ambtsprofiel samengesteld door de Directieraad. Het wordt ter kennis gebracht van de ambtenaren bij de oproep tot de gegadigden. » . Art. 3. Artikel 39 van hetzelfde besluit wordt met volgend lid aangevuld : « Het met redenen omkleed advies van de Directieraad kan uitkomen op een voorstel in de vorm van een rangschikking van de gegadigden. » Art. 4. In artikel 67 van hetzelfde besluit wordt lid 2 opgeheven. Art. 5. In hetzelfde besluit wordt een artikel 90bis, luidend als volgt, ingevoegd :
29367
29368
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE « Art. 90bis. Voor de berekening van de duur van de termijn van twee jaar bedoeld bij artikel 87 en van de termijnen van e´e´n jaar bedoeld bij artikel 90, worden de periodes gedurende dewelke de ambtenaar aan wie een vermelding dient te worden toegekend in dienstactiviteit is, in aanmerking genomen. Worden echter niet in aanmerking genomen, zelfs als de ambtenaar aan wie een vermelding dient te worden toegekend in dienstactiviteit is, de periodes van afwezigheid die voorkomen nadat betrokken ambtenaar al meer dan vijftien werkdagen in e´e´n of meerdere malen afwezig is geweest. Worden niet in aanmerking genomen voor de berekening van deze dagen van afwezigheid : 1° het jaarlijks vakantieverlof; 2° het uitzonderlijk verlof bedoeld bij de artikelen 6 en 6bis van het koninklijk besluit van 1 juni 1964 betreffende sommige verloven toegestaan aan personeelsleden van de rijksbesturen en betreffende de afwezigheden wegens persoonlijke aangelegenheid. Voor de berekening van de duur van e´e´n van de termijnen bedoeld bij de artikelen 87, 88, leden 2, 3 en 4, 89, leden 1 en 3, en 90, § 2 en § 4, worden niet in aanmerking genomen de periodes van afwezigheid van de ambtenaar aan wie een vermelding dient te worden toegekend, die, om enige reden, voorkomen binnen de vijf werkdagen die een van deze termijnen voorafgaan. De onderbreking van een termijn met toepassing van een van de bepalingen van dit artikel heeft uitwerking voor zover de tijdens deze termijn te verrichten akte uitdrukkelijk de feiten ter staving van deze onderbreking vermeldt. » . Art. 6. Artikel 116 van hetzelfde besluit wordt aangevuld door de volgende twee leden : « Aan de voorzitter of plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Beroep, eerste afdeling, wordt een zitpenning van 1 200 BF toegekend voor iedere vergadering waar hij voorzitter van is. Dit bedrag is gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig de regels waarin voorzien wordt in de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld en aan het spilindexcijfer 138,01 gekoppeld. Voor de toepassing van de bij vorig lid bedoelde bepaling, worden de vergaderingen ingericht gedurende e´e´n dag geacht e´e´nzelfde vergadering te zijn. » . Art. 7. De artikelen 129bis en 129ter luidend als volgt worden in hetzelfde besluit ingevoegd : « Art. 129bis. In afwijking van artikel 87, wordt de termijn voor de eerste vermeldingstoekenning aan de ambtenaren op drie jaar gebracht. Art. 129ter. Gedurende een periode van vijf jaar te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit, kunnen de ambtenaren die titularis zijn van een graad van rang 12 sedert minstens e´e´n jaar en die tien jaar ancie¨nniteit tellen in niveau 1, in afwijking van de artikelen 49, § 2, en 50 tot 53 van hetzelfde besluit, door de Regering bevorderd worden tot de graad van adjunct-directeur-generaal en aangewezen voor een bij artikel 8, § 3, 1° bedoelde betrekking. » Art. 8. Er wordt een Hoofdstuk III, waarin de artikelen 132 tot 134 opgenomen zijn, ingevoegd in Titel XIV van hetzelfde besluit : « Hoofdstuk III - Slotbepalingen Art. 132bis. Voor de toepassing van de in uitvoering van dit besluit genomen teksten wordt dit laatste ″statuut van de ambtenaren van de Diensten van de Regering″. ». HOOFDSTUK II. - Wijzigingsbepalingen van het besluit van de Regering van 22 juli 1996 houdende het geldelijk statuut van de ambtenaren van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap Art. 9. In de artikelen 9 en 27 van het besluit van de Regering van 22 juli 1996 houdende het geldelijk statuut van de ambtenaren van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap worden de woorden ″groep van weddeschalen″ vervangen door de woorden ″kwalificatiegroep″. Art. 10. Lid 2 van artikel 27 van hetzelfde besluit wordt door volgend hoofdstuk veravngen, dat na artikel 30 wordt ingevoegd : « Hoofdstuk IVbis — Verandering van kwalificatiegroep Art. 30. De overheid die de bevoegdheid heeft voor de benoeming kan een ambtenaar onder een kwalificatiegroep doen ressorteren, die, alhoewel deze overeenstemt met de graad waarvan hij titularis is en met de categorie waarin hij zit, toch verschillend is van deze gekoppeld aan zijn laatste benoeming. Om erin te voorzien door verandering van kwalificatiegroep kan de Regering of de ambtenaar-generaal aan wie deze bevoegdheid werd gedelegeerd elke betrekking waarvoor er definitief geen titularis is of elke betrekking die definitief geen titularis heeft gedurende zes maanden vacant verklaren. Art. 30ter. § 1. Wanneer de aard van het uit te oefenen ambt het vereist of de behoeften van de dienst, kan de Regering, na advies van de Directieraad, bijzondere voorwaarden bepalen voor de benoeming door verandering van kwalificatiegroep. In deze voorwaarden worden, inzonderheid, de titels, de bekwaamheden of de bijzondere kwalificaties voor de benoeming opgenomen. Het nagaan van de vereiste bekwaamheid gebeurt volgens de nadere regels bepaald door de Regering. De bijzondere voorwaarden worden opnieuw ter kennis gebracht van de ambtenaren bij de oproep tot de gegadigden. § 2. Alvorens een te begeven betrekking vacant te verklaren volgens de procedure bedoeld bij paragraaf 1, beslist de overheid die over de bevoegdheid tot benoeming beschikt of er, rekening houdend met de behoeften van de dienst, een ambtsprofiel moet overeenstemmen met betrokken betrekking. Wanneer het vereist is, kan het ambtsprofiel opgesteld worden door de Directieraad. Het wordt ter kennis gebracht van de ambtenaren bij de oproep tot de gegadigden. Art. 30quater. De Directieraad brengt een advies uit over de bevoegdheden van de gegadigden en over hun bekwaamheid om het ambt dat overeenstemt met betrokken betrekking uit te oefenen.
29369
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE Art. 30quinquies. De met redenen omklede adviezen opgesteld overeenkomstig artikel 30quater omtrent de gegadigden voor een bepaalde betrekking worden ter kennis gebracht van ieder van hen tegen ontvangstbewijs of bij een ter post aangetekende brief. De gegadigde die zich benadeeld acht, kan, binnen de tien dagen van de kennisgeving bedoeld bij vorig lid, een klacht indienen bij de Directieraad. Op eigen aanvraag wordt hij gehoord. Hij kan zich laten bijstaan door iedere persoon van zijn keuze, met uitzondering van een lid van de Directieraad. » . Art. 11. In de tabel bij artikel 30 van hetzelfde besluit, worden de woorden ″SCHALEN″ vervangen door de woorden ″KWALIFICATIEGROEPEN″. Art. 12. Hoofdstuk V van hetzelfde besluit wordt als volgt gewijzigd : 1° in het opschrift van het Hoofdstuk worden de woorden ″De vormingstoelage″ vervangen door de woorden ″De vormings- en managementstoelage″; 2° er wordt een artikel 31bis, luidend als volgt, toegevoegd : « Art. 31bis. De managementstoelage bedoeld bij artikel 9 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende het statuut van de ambtenaren van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap wordt op een tiende van het verschil tussen het basisbedrag van schaal 120/1 en het basisbedrag van schaal 150/1 vastgesteld. » . Art. 13. In hoofdstuk VIII van hetzelfde besluit, wordt een artikel 37bis toegevoegd, luidend als volgt : ″Art. 37bis. Voor de toepassing van de in uitvoering van dit besluit genomen teksten wordt het hoofdstuk benaamd ″ Geldelijk statuut van de ambtenaren van de Diensten van de Regering″. ». HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen Art. 14. Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. Art. 15. De Minister van Ambtenarenzaken is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 31 augustus 1998. De Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister-Voorzitster van de Regering van de Franse Gemeenschap, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek, Sport en Internationale Betrekkingen, W. ANCION De Minister van Cultuur en Permanente Opvoeding, Ch. PICQUE De Minister van Ambtenarenzaken, Financie¨n en Ambtenarenzaken, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE.
REGION WALLONNE — WALLONISCHE REGION — WAALS GEWEST MINISTERE DE LA REGION WALLONNE F. 98 — 2430
[C − 98/27503]
23 JUILLET 1998. — Arreˆte´ du Gouvernement wallon affectant des moyens financiers au « Fonds de se´curite´ d’existence pour les entreprises de travail adapte´ » Le Gouvernement wallon, Vu la loi du 7 janvier 1958 concernant les Fonds de se´curite´ d’existence; Vu le de´cret II du 22 juillet 1993 attribuant l’exercice de certaines compe´tences de la Communaute´ franc¸aise a` la Re´gion wallonne et a` la Commission communautaire franc¸aise, notamment l’article 3, 7°; Vu le de´cret du 6 avril 1995 relatif a` l’inte´gration des personnes handicape´es, notamment les articles 14 et 24; Vu l’arreˆte´ du Gouvernement wallon du 23 janvier 1997 relatif aux conditions auxquelles les entreprises de travail adapte´ sont agre´e´es et subventionne´es, notamment l’article 4; Vu la convention collective de travail du 27 mars 1995, conclue au sein de la Commission paritaire pour les ateliers prote´ge´s, concernant l’institution d’un Fonds de se´curite´ d’existence et fixation de ses statuts, rendu obligatoire par arreˆte´ royal du 20 mai 1997; Vu la convention collective de travail du 15 décembre 1997, conclue au sein de la Commission paritaire pour les ateliers prote´ge´s concernant l’institution d’un Fonds de se´curite´ d’existence pour les ateliers prote´ge´s des Re´gions wallonne et germanophone et fixation des statuts; Vu l’avis du Comite´ de gestion de l’Agence wallonne pour l’inte´gration des personnes handicape´es, donne´ le 23 juillet 1998; Vu l’avis de l’Inspection des Finances, donne´ le 16 juillet 1998; Vu l’accord du Ministre du Budget, donne´ le 23 juillet 1998; Vu les lois sur le Conseil d’Etat, coordonne´es le 12 janvier 1973, notamment l’article 3, § 1er, modifie´ par les lois des 9 août 1980, 16 juin 1989 et 4 juillet 1989; Vu l’urgence; Conside´rant que le montant affecte´ au Fonds de se´curite´ d’existence pour les entreprises de travail adapte´ doit eˆtre mis a` sa disposition dans les meilleurs de´lais en application des accords conclus dans le cadre des revendications des organisations syndicales du secteur non marchand;
29370
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE Sur proposition du Ministre de l’Action sociale, du Logement et de la Sante´, Arreˆte : Article 1er. Le pre´sent arreˆte´ re`gle, en application l’article 138 de la Constitution, une matie`re vise´e a` l’article 128, § 1er, de celle-ci. Art. 2. Un montant annuel de F 15 000 000 est affecte´ au « Fonds de se´curite´ d’existence pour les ateliers prote´ge´s des Re´gions wallonne et germanophone » institue´ par la convention collective de travail du 15 décembre 1997, conclue au sein de la commission paritaire pour les ateliers prote´ge´s. Ce montant est destine´ a` financer une prime syndicale de F 2 000 par travailleur syndique´ occupe´ dans les entreprises de travail adapte´ agre´e´es par l’Agence wallonne pour l’inte´gration des personnes handicape´es et les pre´pensions octroye´es aux travailleurs handicape´s des entreprises de travail adapte´ agre´e´es par l’Agence. Le solde e´ventuel sera destine´ a` financer les autres missions du Fonds de se´curite´ d’existence. Art. 3. Un montant de F 7 500 000 est affecte´ au « Fonds de se´curite´ d’existence » pour l’anne´e 1998. Ce montant est destine´ aux meˆmes fins de celles de´crites a` l’article 2 du pre´sent arreˆte´. Art. 4. Le Fonds de se´curite´ d’existence e´tablit annuellement un rapport d’activite´s qu’il transmet pour le 30 juin au plus tard a` l’Agence wallonne pour l’inte´gration des personnes handicape´es et au Ministre qui a l’Action sociale dans ses attributions. L’Agence wallonne pour l’inte´gration des personnes handicape´es de´signe deux repre´sentants en vue de participer aux re´unions du comite´ d’accompagnement charge´ d’e´valuer la mise en œuvre du pre´sent arreˆte´. Art. 5. L’article 2 du pre´sent arreˆte´ entre en vigueur le 1er janvier 1999. Art. 6. L’article 3 du pre´sent arreˆte´ produit ses effets le 1er juillet 1998. Art. 7. Le Ministre de l’Action sociale, du Logement et de la Sante´ est charge´ de l’exe´cution du pre´sent arreˆte´. Namur, le 23 juillet 1998. Le Ministre-Pre´sident du Gouvernement wallon, charge´ de l’Economie, du Commerce exte´rieur, des P.M.E., du Tourisme et du Patrimoine, R. COLLIGNON Le Ministre de l’Action sociale, du Logement et de la Sante´, W. TAMINIAUX VERTALING MINISTERIE VAN HET WAALSE GEWEST N. 98 — 2430
[C − 98/27503]
23 JULI 1998. — Besluit van de Waalse Regering tot toekenning van geldmiddelen aan het Bestaanszekerheidsfonds voor bedrijven voor aangepast werk De Waalse Regering, Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid; Gelet op het decreet II van 22 juli 1993 betreffende de overheveling van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap naar het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie, inzonderheid op artikel 3, 7°; Gelet op het decreet van 6 april 1995 betreffende de integratie van gehandicapte personen, inzonderheid op de artikelen 14 en 24; Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 23 januari 1997 betreffende de voorwaarden van erkenning en subsidie¨ring van de bedrijven voor aangepast werk, inzonderheid op artikel 4; Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 maart 1995, gesloten binnen de Paritaire commissie voor beschutte werkplaatsen en betreffende de oprichting van een Fonds voor bestaanszekerheid alsmede de vaststelling van de statuten ervan, dat opgelegd is bij het koninklijk besluit van 20 mei 1997; Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 december 1997, gesloten binnen de Paritaire commissie voor de beschutte werkplaatsen en betreffende de oprichting van een Fonds voor bestaanszekerheid voor beschutte werkplaatsen van het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap alsmede de vaststelling van de statuten ervan; Gelet op het advies van het beheerscomite´ van het « Agence wallonne pour l’inte´gration des personnes handicape´es » (Waals Agentschap voor de Integratie van Gehandicapte Personen), gegeven op 23 juli 1998; Gelet op het advies van de Inspectie van Financie¨n, gegeven op 16 juli 1998; Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 23 juli 1998; Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoo¨rdineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989 en 4 juli 1989; Gelet op de dringende noodzakelijkheid; Overwegende dat het bestaanszekerheidsfonds voor bedrijven voor aangepast werk zo spoedig mogelijk moet kunnen beschikken over het voor hem bestemde bedrag, ter uitvoering van de overeenkomsten die gesloten zijn in het kader van de eisen van de vakbondsorganisaties uit de non-profitsector; Op de voordracht van de Minister van Sociale Actie, Huisvesting en Gezondheid, Besluit : Artikel 1. Dit besluit regelt, overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet, een materie bedoeld in artikel 128, § 1, van de Grondwet. Art. 2. Er wordt een jaarlijks bedrag van F 15 000 000 toegekend aan het Bestaanszekerheidsfonds voor beschutte werkplaatsen van het Waalse Gewest en van de Duitstalige Gemeenschap, opgericht bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 december 1997 die gesloten werd binnen de paritaire commissie voor beschutte werkplaatsen. Dit bedrag is bestemd voor de financiering van een vakbondspremie van F 2 000 per vakbondslid dat in de door het « Agence wallonne pour l’inte´gration des personnes handicape´es » erkende bedrijven voor aangepast werk tewerkgesteld is, en van de brugpensioenen van de gehandicapte werknemers van de door het Agentschap erkende bedrijven voor aangepast werk. Het eventuele saldo is bestemd voor de financiering van de andere opdrachten van het Fonds voor bestaanszekerheid.
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE
29371
Art. 3. Voor 1998 wordt een bedrag van F 7 500 000 aan het Fonds voor bestaanszekerheid toegekend. Dit bedrag is bestemd voor dezelfde doeleinden als die bedoeld in artikel 2 van dit besluit. Art. 4. Het Fonds voor bestaanszekerheid maakt jaarlijks een activiteitenverslag op dat uiterlijk 30 juni wordt overgemaakt aan het « Agence wallonne pour l’Inte´gration des Personnes handicape´es » en de Minister van Sociale Actie. Het « Agence wallonne pour l’inte´gration des personnes handicape´es » wijst twee vertegenwoordigers aan die de vergaderingen van het begeleidingscomite´ zullen bijwonen. Het comite´ moet toezien op de uitvoering van dit besluit Art. 5. Artikel 2 van dit besluit treedt in werking op 1 januari 1999. Art. 6. Artikel 3 van dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 1998. Art. 7. De Minister van Sociale Actie, Huisvesting en Gezondheid, is belast met de uitvoering van dit besluit. Namen, 23 juli 1998. De Minister-President van de Waalse Regering, belast met Economie, Buitenlandse Handel, KMO’s, Toerisme en Patrimonium, R. COLLIGNON De Minister van Sociale Actie, Huisvesting en Gezondheid, W. TAMINIAUX
BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST — REGION DE BRUXELLES-CAPITALE MINISTERIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
MINISTERE DE LA REGION DE BRUXELLES-CAPITALE
N. 98 — 2431 (98 — 1513) [98/31394] 2 APRIL 1998. — Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van het aantal punten toegekend aan de lokale besturen in toepassing van artikel 15 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 5 februari 1998 tot bepaling van de verdelingscriteria voor de subsidies toegekend aan lokale besturen die gesubsidieerde contractuelen tewerkstellen
F. 98 — 2431 (98 — 1513) [98/31394] 2 AVRIL 1998. — Arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale fixant le nombre de points attribués aux pouvoirs locaux en application de l’article 15 de l’arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 5 février 1998 déterminant les critères de répartition des subventions accordées aux pouvoirs locaux occupant des agents contractuels subventionnés
In het Belgisch Staatsblad van 17 juni 1998, bladzijde 19723, dient de datum van het besluit te worden gelezen zoals hierboven.
Au Moniteur belge du 17 juin 1998, page 19723, il y lieu de lire la date de l’arrêté comme ci-dessus.
* GEMEENSCHAPPELIJKE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
COMMISSION COMMUNAUTAIRE COMMUNE DE LA REGION DE BRUXELLES-CAPITALE
N. 98 — 2432 [S − C − 98/31386] 28 MEI 1998. — Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschapscommissie tot vaststelling van het bedrag van het voorschot ten voordele van ieder openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in het Bijzonder Fonds voor Maatschappelijk Welzijn voor het jaar 1998
F. 98 — 2432 [S − C − 98/31386] 28 MAI 1998. — Arreˆte´ du Colle`ge re´uni de la Commission communautaire commune fixant le montant de l’avance en faveur de chaque centre public d’aide sociale de la Re´gion de Bruxelles-Capitale dans le Fonds spe´cial de l’aide sociale pour l’année 1998
Het Verenigd College, Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, inzonderheid artikel 75; Gelet op de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, inzonderheid artikel 105; Gelet op het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 13 juli 1989 houdende het reglement van zijn werking en tot regeling van de ondertekening der akten van het Verenigd College; Gelet op het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 23 april 1998 tot vaststelling van de verdelingsregels van het bijzonder fonds voor maatschappelijk welzijn bestemd voor de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; Overwegende dat het aandeel van elk openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in het Bijzonder Fonds voor Maatschappelijk Welzijn heden niet kan worden vastgesteld daar het bedrag van dit Fonds voor 1998 nog niet gekend is; Gelet dat het evenwel aangewezen is om elk openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zo snel mogelijk een voorschot te storten dat in mindering komt van het aandeel voor 1998 in het Bijzonder Fonds voor Maatschappelijk Welzijn;
Le Colle`ge re´uni, Vu la loi spe´ciale du 12 janvier 1989 relative aux institutions bruxelloises. notamment l’article 75; Vu la loi organique du 8 juillet 1976 des centres publics d’aide sociale. notamment l’article 105; Vu l’arreˆte´ du Colle`ge re´uni de la Commission communautaire commune du 23 juillet 1989 portant re`glement de son fonctionnement et re´glant la signature des actes du Colle`ge re´uni; Vu l’arreˆte´ du Colle`ge re´uni de la Commission communautaire commune du 23 avril 1998 fixant les re`gles de re´partition du Fonds spe´cial de l’aide sociale destine´ aux centres publics d’aide sociale; Conside´rant que la quote-part de chaque centre public de l’aide sociale dans le Fonds spe´cial de l’aide sociale ne peut eˆtre actuellement fixe´e e´tant donne´ que le montant dudit fonds pour 1998 n’est pas encore connu; Attendu qu’il s’indique toutefois de verser au plus toˆt a` chaque centre public d’aide sociale de la Re´gion de Bruxelles-Capitale une avance a` valoir sur sa quote-part dans le Fonds spe´cial de l’aide sociale pour 1998;
29372
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE
Op de voordracht van de Leden van het Verenigd College, bevoegd voor het beleid inzake Bijstand aan Personen,
Sur la proposition des Membres du Colle`ge re´uni, compe´tents pour la politique de l’Aide aux Personnes, Arreˆte :
Besluit : Artikel 1. Een voorschot, in mindering van het aandeel in het Bijzonder Fonds voor Maatschappelijk Welzijn voor 1998, berekend in functie van de verdelingsregels van het betreffende Fonds die bij besluit van het Verenigd College d.d. 23 april 1998 worden vastgesteld op basis van 75 % van het bedrag van het Fonds voor het dienstjaar 1997 (75 % x F 356 300 000), wordt aan ieder openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest toegekend.
Article 1er. Il est accorde´ a` chaque centre public d’aide sociale de la Re´gion de Bruxelles-Capitale une avance a` valoir sur sa quote-part dans le Fonds spe´cial de l’aide sociale pour 1998 calcule´e en fonction des re`gles de re´partition dudit fonds arreˆte´es par le Colle`ge re´uni en date du 23 avril 1998 sur base de 75 % du montant du Fonds pour l’exercice 1997 (75 % x F 356 300 000).
Art. 2. Het voorschot ten voordele van elk openbare centra voor maatschappelijk welzijn bedraagt :
Art. 2. L’avance en faveur de chaque centre public d’aide sociale s’e´le`ve a` :
Anderlecht
24 395 877
Anderlecht
24 395 877
Oudergem
4 027 515
Auderghem
4 027 515
2 706 971
Berchem-Sainte-Agathe
Sint-Agatha-Berchem
2 706 971
Brussel
45 173 260
Bruxelles
45 173 260
Etterbeek
10 083 092
Etterbeek
10 083 092
Evere
6 055 395
Evere
6 055 395
Vorst
10 125 513
Forest
10 125 513
Ganshoren
2 451 893
Elsene
18 795 099
Jette Koekelberg
Ganshoren
2 451 893
Ixelles
8 032 927
Jette
3 189 392
Koekelberg
18 795 099 8 032 927 3 189 392
Sint-Jans-Molenbeek
33 101 099
Molenbeek-Saint-Jean
33 101 099
Sint-Gillis
21 116 596
Saint-Gilles
21 116 596
Sint-Joost-ten-Node
17 006 311
Saint-Josse-ten-Noode
17 006 311
Schaarbeek
40 228 449
Schaerbeek
40 228 449
Ukkel
8 885 263
Uccle
8 885 263
Watermaal-Bosvoorde
2 681 123
Watermael-Boitsfort
2 681 123
Sint-Lambrechts-Woluwe
5 481 922
Woluwe-Saint.-Lambert
5 481 922
Sint-Pieters-Woluwe
3 687 303
Woluwe-Saint-Pierre
3 687 303
Art. 3. Het saldo zal betaald worden op basis van het besluit van het Verenigd College tot vaststelling voor het jaar 1998 van het aandeel van ieder openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in het Bijzonder Fonds voor Maatschappelijk Welzijn.
Art. 3. Le solde sera liquide´ sur base de l’arreˆte´ du Colle`ge re´uni fixant pour l’anne´e 1998 la quote-part de chaque centre public d’aide sociale dans le Fonds spe´cial de l’aide sociale.
Art. 4. Deze voorschotten worden ingeschreven op de basisallocatie 03.6.1.43.01 ″Uitbetaling aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn″ van de administratieve begroting voor het begrotingsjaar 1998.
Art. 4. Ces avances sont impute´es sur l’allocation de base 03.6.1.43.01 ″Paiement aux centres publics d’aide sociale″ du budget administratif pour l’anne´e budge´taire 1998.
Art. 5. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1998.
Art. 5. Le pre´sent arreˆte´ produit ses effets le 1er janvier 1998.
Brussel, 28 mei 1998.
Bruxelles, le 28 mai 1998.
Voor het Verenigd College :
Pour le Colle`ge re´uni :
De Leden van het Verenigd College, bevoegd voor het beleid inzake Bijstand aan Personen, R. GRIJP D. GOSUIN
Les Membres du Colle`ge re´uni, compe´tents pour la politique de l’Aide aux Personnes, R. GRIJP D. GOSUIN
* COMMISSION COMMUNAUTAIRE FRANÇAISE DE LA REGION DE BRUXELLES-CAPITALE F. 98 — 2433 [98/31383] 9 JUILLET 1998. — Arrêté du Collège de la Commission communautaire française portant autorisation du Fonds bruxellois francophone pour l’intégration sociale et professionnelle des personnes handicapées à participer au régime de pensions instauré par la loi du 28 avril 1958 relative à la pension des membres du personnel de certains organismes d’intérêt public et de leurs ayants droit Le Collège de la Commission communautaire française, Vu la loi du 28 avril 1958 relative à la pension des membres du personnel de certains organismes d’intérêt public et de leurs ayants droit, notamment l’article 1er, alinéa 3, remplacé par l’arrêté royal du 5 juillet 1990 : Vu le décret du 17 mars 1994 relatif à l’intégration sociale et professionnelle des personnes handicapées, notamment l’article 14; Vu l’accord du Membre du Collège chargé de la Fonction publique, donné le 23 juin 1998; Vu le protocole n° 98/9 du Comité de Secteur XV COCOF-OIP du 2 avril 1998;
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE Sur la proposition des Membres du Collège chargés de l’Aide aux Personnes et de la Fonction publique, Arreˆte : Article 1er. Le présent arrêté règle une matière visée à l’article 138 de la Constitution. Art. 2. Le Fonds bruxellois francophone pour l’intégration sociale et professionnelle des personnes handicapées est autorisé à participer au régime de pensions établi par la loi du 28 avril 1958 relative à la pension des membres du personnel de certains organismes d’intérêt public et de leurs ayants droit. Art. 3. Le présent arrêté produit ses effet le 1er juillet 1995 jusqu’à la date d’entrée en vigueur du décret du 18 juillet 1996 relatif à la dissolution du Fonds bruxellois francophone pour l’intégration sociale et professionnelle des personnes handicapées. Art. 4. Les Membres du Collège chargés de l’Aide aux Personnes et de la Fonction publique sont chargés de l’exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 9 juillet 1998.
Ch. PICQUE, Membre du Collège chargé de l’Aide aux Personnes E. TOMAS, Membre du Collège chargé de la Santé, de la Reconversion et du Recyclage professonnels, de l’Enseignement, de la Promotion sociale, du Transport scolaire et de la Fonction publique H. HASQUIN, Président du Collège, chargé du Budget, des Relations avec la Communauté française et la Région wallonne ainsi que des Relations internationales
VERTALING FRANSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST N. 98 — 2433 [C − 98/31383] 9 JULI 1998. — Besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie houdende toelating voor het Brussels Franstalig Fonds voor de sociale integratie van de gehandicapten en hun inschakeling in het arbeidsproces tot de deelname aan het pensioenstelsel, ingesteld bij de wet van 28 april 1958 betreffende het pensioen van de personeelsleden van bepaalde instellingen van openbaar nut en de rechthebbenden hierop Het College van de Franse Gemeenschapscommissie, Gelet op de wet van 28 april 1958 betreffende het pensioen van de personeelsleden van bepaalde instellingen van openbaar nut en de rechthebbenden hierop, inzonderheid op artikel 1, derde lid, vervangen bij koninklijk besluit van 5 juli 1990; Gelet op het decreet van 17 maart 1994 betreffende de sociale integratie van gehandicapten en hun inschakeling in het arbeidsproces, inzonderheid op artikel 14; Gelet op het akkoord van het Lid van het College, belast met Openbaar Ambt, gegeven op 23 juni 1998; Gelet op protocol nr. 98/9 van het Sectorcomite´ XV FGC-ION van 2 april 1998; Op voordracht van de Leden van het College belast met Bijstand aan Personen en Openbaar Ambt, Besluit : Artikel 1. Dit besluit regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 138 van de Grondwet. Art. 2. Het Brussels Franstalig Fonds voor de sociale integratie van de gehandicapten en hun inschakeling in het arbeidsproces valt onder het pensioenstelsel, ingesteld bij de wet van 28 april 1958 betreffende het pensioen van de personeelsleden van bepaalde instellingen van openbaar nut en de rechthebbenden hierop. Art. 3. Dit besluit is van kracht op 1 juli 1995 tot de datum van inwerkingtreding van het decreet van 18 juli 1996 betreffende de opsplitsing van het Brussels Franstalig Fonds voor de sociale integratie van de gehandicapten en hun inschakeling in het arbeidsproces. Art. 4. De Leden van het College, belast met Bijstand aan Personen en Openbaar Ambt, zijn belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 9 juli 1998.
Ch. PICQUE, Lid van het College, belast met Bijstand aan Personen E. TOMAS, Lid van het College, belast met Gezondheid, Beroepsomscholing en Bijscholing, Onderwijs, Sociale Promotie, Leerlingenvervoer en Openbaar Ambt H. HASQUIN, Voorzitter van het College, belast met Begroting, de Betrekkingen met de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest alsook met Internationale Betrekkingen
29373
29374
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE
ANDERE BESLUITEN — AUTRES ARRETES SERVICES DU PREMIER MINISTRE
DIENSTEN VAN DE EERSTE MINISTER [C − 98/21369]
[C − 98/21369]
Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden
Services fe´de´raux des affaires scientifiques, techniques et culturelles
Gemeenschappelijke Wetenschappelijke Raad voor de wetenschappelijke instellingen van de Staat Benoeming
Conseil scientifique commun aux e´tablissements scientifiques de l’Etat Nomination
Bij koninklijk besluit van 10 augustus 1998, dat uitwerking heeft op 15 maart 1998, wordt de heer Persoons, E.W.L.C., algemeen rijksarchivaris, voor een mandaat van twee jaar benoemd tot voorzitter van de Gemeenschappelijke Wetenschappelijke Raad voor de wetenschappelijke instellingen van de Staat die ressorteren onder de Minister tot wiens bevoegdheid de Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden behoren. Het beroep tot nietigverklaring van de voormelde akte met individuele strekking kan voor de afdeling administratie van de Raad van State worden gebracht binnen zestig dagen na deze bekendmaking. Het verzoekschrift dient bij ter post aangetekende brief aan de Raad van State (adres : Wetenschapsstraat 33, 1040 Brussel) te worden toegezonden.
Par arreˆte´ royal du 10 août 1998 produisant ses effets le 15 mars 1998, M. Persoons, E.W.L.C., archiviste ge´ne´ral du Royaume, est nomme´ pour un mandat de deux ans en qualite´ de pre´sident du Conseil scientifique commun aux e´tablissements scientifiques de l’Etat relevant du Ministre qui a les Services fe´de´raux des affaires scientifiques, techniques et culturelles dans ses attributions. Le recours en annulation de l’acte pre´cite´ a` porte´e individuelle peut eˆtre soumis a` la section d’administration du Conseil d’Etat ende´ans les soixante jours apre`s cette publication. La requeˆte doit eˆtre envoye´e au Conseil d’Etat (adresse : rue de la Science 33, 1040 Bruxelles), sous pli recommande´ a` la poste.
* MINISTERIE VAN JUSTITIE
MINISTERE DE LA JUSTICE [98/09743]
[98/09743]
Rechterlijke Orde
Ordre judiciaire
Bij koninklijk besluit van 31 augustus 1998 is de vrijstelling als bedoeld in artikel 306 van het Gerechtelijk Wetboek verleend aan de heer Lievens, A., substituut-generaal bij het arbeidshof te Gent.
Par arrêté royal du 31 août 1998, la dispense prévue par l’article 306 du Code judiciaire est accordée à M. Lievens, A., substitut général près la cour du travail de Gand.
* MINISTERIE VAN MIDDENSTAND EN LANDBOUW
MINISTERE DES CLASSES MOYENNES ET DE L’AGRICULTURE [98/16227]
19 AUGUSTUS 1998. — Koninklijk besluit tot samenstelling van de pachtprijzencommissie van Vlaams Brabant ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de wet van 4 november 1969 tot wijziging van de pachtwetgeving en van de wetgeving betreffende het recht van voorkoop ten gunste van huurders van landeigendommen, inzonderheid op artikel III, gewijzigd bij de wetten van 10 maart 1983 en 7 november 1988; Gelet op het koninklijk besluit van 11 september 1989 betreffende de pachtprijzencommissies, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 24 november 1989, 29 september 1992, 24 oktober 1995 en 20 januari 1998; Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Artikel 1. § 1. Worden benoemd tot leden-pachters van de pachtprijzencommissie van Vlaams Brabant : De heren :
[98/98/16227]
19 AOUT 1998. — Arrêté royal fixant la composition de la commission des fermages du Brabant flamand ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Vu la loi du 4 novembre 1969 modifiant la législation sur le bail à ferme et sur le droit de préemption en faveur des preneurs de biens ruraux, notamment l’article III, modifié par les lois des 10 mars 1983 et 7 novembre 1988; Vu l’arrêté royal du 11 septembre 1989 relatif aux commissions des fermages, modifié par les arrêtés royaux des 24 novembre 1989, 29 septembre 1992, 24 octobre 1995 et 20 janvier 1998; Sur la proposition de Notre Ministre de l’Agriculture et des Petites et Moyennes Entreprises, Nous avons arreˆté et arreˆtons : Article 1er. § 1er. Sont nommés comme membres preneurs de la commission des fermages du Brabant flamand : MM. :
1. Lamberts, Louis, Urséne 7, 1840 Londerzeel;
1. Lamberts, Louis, Urséne7, 1840 Londerzeel;
2. Beelen, René, Denneboostraat 9, 3450 Geetbets;
2. Beelen, René, Dennebosstraat 9, 3450 Geetbets;
3. De Beuf, Hubert, Repingenstraat 24, 1570 Vollezele.
3. De Beuf, Hubert, Repingenstraat 24, 1570 Vollezele.
29375
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE § 2. Worden benoemd tot leden-grondeigenaars van de pachtprijzencommissie van Vlaams Brabant :
§ 2. Sont nommés comme membres propriétaires fonciers de la commission des fermages du Brabant flamand : MM. :
De heren :
1. de Neeff, Eric, Binkomstraat 50, 3210 Lubbeek;
1. de Neeff, Eric, Binkomstraat 50, 3210 Lubbeek; 2. Roberti de Winghe, Quentin, avenue F. Lably 32, 1390 BossutGottechain;
2. Roberti de Winghe, Quentin, avenue F. Lably 32, 1390 BossutGottechain;
3. de Ghellinck van Vaerewijck, Geoffrey, Burggraaf, Edingsesteenweg 235, 1730 Asse.
3. de Ghellinck van Vaerewijck, Geoffrey, Vicomte, Edingsesteenweg 235, 1730 Asse.
Art. 2. § 1. Worden benoemd tot plaatsvervangen de leden-pachters van de pachtprijzencommissie van Vlaams Brabant :
Art. 2. § 1er. Sont nommés comme membres preneurs suppléants de la commission des fermages du Brabant flamand :
De heren :
MM. :
1. Schrevens, Hugo, Broekstraat 83, 3210 Lubbeek.
1. Schrevens, Hugo, Broekstraat 83, 3210 Lubbeek;
2. Nackaerts, Frans, Stappersestraat 31, 3290 Schaffen;
2. Nackaerts, Frans, Stappersestraat 31, 3290 Schaffen;
3. Petitjean, Hubert, St. Aldegondisstraat 21, 3400 Landen.
3. Petitjean, Hubert, St. Aldegondisstraat 21, 3400 Landen.
§ 2. Worden benoemd tot plaatsvervangende leden-grondeigenaars van de pachtprijzencommissie van Vlaams Brabant : De heren :
§ 2. Sont nommés commme membres propriétaires fonciers suppléants de la commission des fermages du Brabant flamand : MM. :
1. de Lannoy, Paul, Gemslaan 77, 3090 Overijse;
1. de Lannoy, Paul, Gemslaan 77, 3090 Overijse;
2. de Liedekerke, Hervé, Château de Laurensart 1390 Grez-Doiceau;
2. de Liedekerke, Hervé, Château de Laurensart, 1390 Grez-Doiceau;
3. de Jonghe d’Ardoye, Jean, burggraaf, Den Booien 43, Breedhout, 1500 Halle.
3. de Jonghe d’Ardoye, Jean, vicomte, Den Booien 43, Breedhout, 1500 Halle.
Art. 3. Worden benoemd tot voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van de pachtprijzencommissie van Vlaams Brabant :
Art. 3. Sont nommés comme président et président suppléant de la commission des fermages du Brabant flamand :
— voorzitter : de heer L. Van Den Eynde, adviseur-generaal bij het Ministerie van Middenstand en Landbouw.
— président : M. L. Van Den Eynde, conseiller général au Ministère des Classes moyennes et de l’Agriculture;
— plaatsvervangend voorzitter : de heer M. De Baeremaeker, adviseurgeneraal bij het Ministerie van Middenstand en Landbouw.
— président suppléant : M. M. De Baeremaeker, conseiller général au Ministère des Classes moyennes et de l’Agriculture.
Art. 4. Het koninklijk besluit van 14 september 1995 tot samenstelling van de pachtpijzencommissie van Vlaams Brabant wordt opgeheven.
Art. 4. L’arrêté royal du 14 septembre 1995 fixant la composition de la commission des fermages du Brabant flamand est abrogé.
Art. 5. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 5. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge.
Art. 6. Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 6. Notre Ministre de l’Agriculture et des Petites et Moyennes Entreprises est chargé de l’exécution du présent arrêté. Donné à Châteauneuf-de-Grasse, le 19 août 1998.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 19 augustus 1998.
ALBERT
ALBERT
Van Koningswege :
Par le Roi :
De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN
Le Ministre de l’Agriculture et des Petites et Moyennes Entreprises, K. PINXTEN
c
[98/16232]
[98/16232]
25 AUGUSTUS 1998. — Ministerieel besluit tot aanwijzing van de secretarissen en plaatsvervangende secretarissen van de pachtprijzencommissies
25 AOUT 1998. — Arrêté ministériel désignant les secrétaires et les secrétaires suppléants des commissions des fermages
De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Gelet op de wet van 4 november 1969 tot wijziging van de pachtwetgeving en van de wetgeving betreffende het recht van voorkoop ten gunste van huurders van landeigendommen, inzonderheid op artikel 1, § 1, tweede lid van artikel III; Gelet op het koninklijk besluit van 11 september 1989 betreffende de pachtprijzencommissies, inzonderheid op artikel 4,
Le Ministre de l’Agriculture et des Petites en Moyennes Entreprises, Vu la loi du 4 novembre 1969 modifiant la législation sur le bail à ferme et sur le droit de préemption en faveur des preneurs de biens ruraux, notamment l’article 1er, § 1er, alinéa 2 de l’article III;
Besluit : Artikel 1. Worden aangewezen om het ambt van secretaris van de pachtprijzencommissies waar te nemen, de volgende rijkslandbouwkundige ingenieurs :
Vu l’arrêté royal du 11 septembre 1989 relatif aux commissions des fermages, notamment l’article 4, Arreˆte : Article 1er. Sont désignés pour remplir les fonctions de secrétaire des commissions des fermages, les ingénieurs agronomes de l’Etat suivants :
1. West-Vlaanderen : I. Ryckaert, ingenieur;
1. Flandre occidentale : I. Ryckaert, ingénieur;
2. Oost-Vlaanderen : A. Saverwyns, ingenieur;
2. Flandre orientale : A. Saverwyns, ingénieur;
29376
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE
3. Antwerpen : D. Coomans, ingenieur;
3. Anvers : D. Coomans, ingénieur;
4. Limburg : N. Vettenburg, ingenieur;
4. Limbourg : N. Vettenburg, ingénieur;
5. Vlaams Brabant : L. De Temmerman, ingenieur;
5. Brabant flamand : L. De Temmerman, ingénieur;
6. Waals Brabant : L. Bosschaert, ingenieur;
6. Brabant wallon : L. Bosschaert, ingénieur;
7. Administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad : L. De Temmerman, ingenieur;
7. Arrondissement administratif de Bruxelles-Capitale : L. De Temmerman, ingénieur;
8. Henegouwen : D. Bonge, ingenieur;
8. Hainaut : D. Bonge, ingénieur;
9. Namen : Ch. Delmotte, ingenieur;
9. Namur : Ch. Delmotte, ingénieur;
10. Luik : P. Laurent, ingenieur;
10. Liège : P. Laurent, ingénieur;
11. Luxemburg : J.-H. Dewez, ingenieur.
11. Luxembourg : J.-H. Dewez, ingénieur.
Art. 2. Worden aangewezen om het ambt van plaatsvervangend secretaris van dezelfde commissies waar te nemen de volgende rijkslandbouwkundige ingenieurs :
Art. 2. Sont désignés pour remplir les fonctions de secrétaire suppléant des mêmes commissions les ingénieurs agronomes de l’Etat suivants :
1. West-Vlaanderen : F. Dedeyne, ingenieur;
1. Flandre occidentale : F. Dedeyne, ingénieur;
2. Oost-Vlaanderen : H. Baele, ingenieur;
2. Flandre orientale : H. Baele, ingénieur;
3. Antwerpen : N. Vettenburg, ingenieur;
3. Anvers : N. Vettenburg, ingénieur;
4. Limburg : M. Clauwers, ingenieur;
4. Limbourg : M. Clauwers, ingénieur;
5. Vlaams Brabant : D. Coomans, ingenieur;
5. Brabant flamand : D. Coomans, ingénieur;
6. Waals Brabant : J. Raepsaet, ingenieur;
6. Brabant wallon : J. Raepsaet, ingénieur;
7. Administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad : L. Bosschaert, ingenieur;
7. Arrondissement administratif de Bruxelles-Capitale : L. Bosschaert, ingénieur;
8. Henegouwen : J. Dardenne, ingenieur;
8. Hainaut : J. Dardenne, ingénieur;
9. Namen : Cl. Martinot, ingenieur ;
9. Namur : Cl. Martinot, ingénieur ;
10. Luik : S. Paduart, ingenieur;
10. Liège : S. Paduart, ingénieur;
11. Luxemburg : P. Van Der Smissen, ingenieur.
11. Luxembourg : P. Van Der Smissen, ingénieur.
Art. 3. Het ministerieel besluit van 23 oktober 1995 tot aanwijzing van de secretarissen en plaatsvervangende secretarissen van de pachtprijzencommissies wordt opgeheven.
Art. 3. L’arrêté ministériel du 23 octobre 1995 désignant les secrétaires et les secrétaires suppléants des commissions des fermages est abrogé. Bruxelles, le 25 août 1998.
Brussel, 25 augustus 1998. Voor de Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, afwezig :
Pour le Ministre de l’Agriculture et des Petites en Moyennes Entreprises, absent :
De Minister van Ambtenarenzaken, A. FLAHAUT
Le Ministre de la Fonction publique, A. FLAHAUT
*
MINISTERIE VAN BUITENLANDSE ZAKEN, BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN MINISTERIE VAN FINANCIEN
MINISTERE DES AFFAIRES ETRANGERES, DU COMMERCE EXTERIEUR ET DE LA COOPERATION AU DEVELOPPEMENT ET MINISTERE DES FINANCES
[98/03403]
[98/03403]
19 AUGUSTUS 1998. — Koninklijk besluit houdende benoeming van een plaatsvervangend Gouverneur bij de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling
19 AOUT 1998. — Arrêté royal portant nomination d’un Gouverneur suppléant de la Banque européenne pour la Reconstruction et le Développement
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de wet van 10 april 1991 betreffende de goedkeuring van de Overeenkomst tot oprichting van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling en van de bijlagen, opgemaakt te Parijs op 29 mei 1990; Gelet op artikel 23, § 1, van de Overeenkomst tot oprichting van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling; Op voordracht van Onze Minister van Buitenlandse Zaken en van Onze Minister van Financiën,
ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Vu la loi du 10 avril 1991 relative à l’approbation de l’Accord portant création de la Banque Européenne pour la Reconstruction et le Développement et des annexes, faits à Paris le 29 mai 1990;
Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Artikel 1. De heer J.-P. Arnoldi, Administrateur-generaal van de Administratie der Thesaurie, wordt met ingang van 1 juni 1998 benoemd tot plaatsvervangend Gouverneur van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling.
Vu l’article 23, § 1er, de l’Accord portant création de la Banque Européenne pour la Reconstruction et le Développement; Sur la proposition de Notre Ministre des Affaires étrangères et de Notre Ministre des Finances, Nous avons arreˆté et arreˆtons : Article 1er. M. J.-P. Arnoldi, Administrateur général de la Trésorerie, est nommé, à partir du 1er juin 1998, Gouverneur suppléant de la Banque Européenne pour la Reconstruction et le Développement.
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE Art. 2. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juni 1998. Art. 3. Onze Minister van Buitenlandse Zaken en Onze Minister van Financiën zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te Chaˆteauneuf-de-Grasse, 19 augustus 1998.
29377
Art. 2. Le présent arrêté produit ses effets le 1er juin 1998. Art. 3. Notre Ministre des Affaires étrangères et Notre Ministre des Finances sont chargés, chacun en ce qui le concerne, de l’exécution du présent arrêté. Donné à Chaˆteauneuf-de-Grasse, le 19 aouˆt 1998.
ALBERT
ALBERT
Van Koningswege :
Par le Roi :
De Minister van Buitenlandse Zaken, E. DERYCKE
Le Ministre des Affaires étrangères, E. DERYCKE
De Minister van Financiën, J.-J. VISEUR
Le Ministre des Finances, J.-J. VISEUR
* MINISTERE DES FINANCES
MINISTERIE VAN FINANCIEN [98/03444]
[98/03444]
Nationale Bank van België. — Benoemingen
Banque Nationale de Belgique. — Nominations
Bij koninklijk besluit van 10 augustus 1998 worden benoemd, met ingang van 1 juli 1998 : — tot administrateur van de Nationale Bank van België te Luik, de heer Yvon Leblanc; — tot agent van de Nationale Bank van België te Charleroi, Mevr. Jeannine Dauchot-De Beer; — tot agent van de Nationale Bank van België te Namen, de heer Etienne de Lhoneux; — tot agent van de Nationale Bank van België te Aarlen, de heer Robert Haenecour.
Par arrêté royal du 10 août 1998, sont nommés à partir du 1er juillet 1998 : — administrateur de la Banque Nationale de Belgique à Liège, M. Yvon Leblanc; — agent de la Banque Nationale de Belgique à Charleroi, Mme Jeannine Dauchot-De Beer; — agent de la Banque Nationale de Belgique à Namur, M. Etienne de Lhoneux; — agent de la Banque Nationale de Belgique à Arlon, M. Robert Haenecour.
[98/03447]
[98/03447]
Administratie van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen. — Mutaties
Administration de la taxe sur la valeur ajoutée, de l’enregistrement et des domaines. — Mutations
Bij besluit van 26 maart 1998 worden de in onderstaande tabel vermelde ambtenaren gemuteerd naar de naast hun naam in kolom nr. 2 vermelde betrekking, op datum van 1 juli 1997 :
Par arrêté du 26 mars 1998, les agents désignés dans le tableau suivant sont mutés à l’emploi mentionné en regard de leur nom dans la colonne n° 2, à la date du 1er juillet 1997 :
Naam, voornamen en huidige graad — Nom, prénoms et grade actuel (1)
Betrekking waarnaar de belanghebbende wordt gemuteerd — Emploi auquel l’interessé est muté (2)
IMMESOETE, R.E.J., eerstaanwezend inspecteur bij een fiscaal bestuur bij de Opsporings- en documentatiediensten van de BTW te Mechelen (inspecteur principal d’administration fiscale auprès des Services de recherche et de documentation de la T.V.A. à Malines)
Eerstaanwezend inspecteur bij een fiscaal bestuur van het Regionaal controlecentrum ter bestrijding van de BTW-carrousels te Mechelen (inspecteur principal d’administration fiscale du Centre régional de contrôle contre la fraude carrousel T.V.A. à Malines)
ROUSSEAU, J.M.E.C.G., inspecteur principal d’administration fiscale du 3ème contrôle de la T.V.A. à Namur (eerstaanwezend inspecteur bij een fiscaal bestuur van het 3de controlekantoor van de BTW te Namen)
Inspecteur principal d’administration fiscale du Centre régional de contrôle contre la fraude carrousel T.V.A. à Namur (eerstaanwezend inspecteur bij een fiscaal bestuur van het Regionaal controlecentrum ter bestrijding van de BTW-carrousels te Namen)
* MINISTERE DE LA DEFENSE NATIONALE
MINISTERIE VAN LANDSVERDEDIGING [98/07137]
[98/07137]
8 JULI 1998. — Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 20 oktober 1995 houdende benoeming van de leden van het Beheerscomité van de Centrale Dienst voor sociale en culturele actie ten behoeve van de leden van de militaire gemeenschap
8 JUILLET 1998. — Arrêté ministériel modifiant l’arrêté ministériel du 20 octobre 1995 portant nomination des membres du Comité de gestion de l’Office central d’action sociale et culturelle au profit des membres de la communauté militaire
De Minister van Landsverdediging, Gelet op de wet van 10 april 1973 houdende oprichting van een Centrale Dienst voor sociale en culturele actie ten behoeve van de leden van de militaire gemeenschap, zoals zij werd gewijzigd, inzonderheid op artikel 5;
Le Ministre de la Défense nationale, Vu la loi du 10 avril 1973 portant création de l’Office central d’action sociale et culturelle au profit des membres de la communauté militaire telle qu’elle a été modifiée, notamment l’article 5;
29378
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE
Gelet op het koninklijk besluit van 10 januari 1978 tot vaststelling van de taak en tot regeling van de organisatie en de werkwijze van de Centrale Dienst voor sociale en culturele actie ten behoeve van de leden van de militaire gemeenschap, inzonderheid op artikel 7; Gelet op het ministerieel besluit van 20 oktober 1995 houdende benoeming van de leden van het Beheerscomité van de Centrale Dienst voor sociale en culturele actie ten behoeve van de leden van de militaire gemeenschap, gewijzigd bij ministeriële besluiten van 16 oktober 1996, 6 november 1996, 18 februari 1997, 13 maart 1997, 29 september 1997, 31 oktober 1997, 3 maart 1998 en 28 april 1998,
Vu l’arrêté royal du 10 janvier 1978 déterminant la mission et réglant l’organisation et le fonctionnement de l’Office central d’action sociale et culturelle au profit des membres de la communauté militaire, notamment l’article 7; Vu l’arrêté ministériel du 20 octobre 1995 portant nomination des membres du Comité de gestion de l’Office central d’action sociale et culturelle au profit des membres de la communauté militaire, modifié par les arrêtés ministériels des 16 octobre 1996, 6 novembre 1996, 18 février 1997, 13 mars 1997, 29 septembre 1997, 31 octobre 1997, 3 mars 1998 et 28 avril 1998,
Besluit : Enig artikel. In § 2 van het artikel 2 van het ministerieel besluit van 20 oktober 1995 houdende benoeming van de leden van het Beheerscomité van de Centrale Dienst voor sociale en culturele actie ten behoeve van de leden van de militaire gemeenschap, wordt de heer Jean-Pierre Hulin benoemd tot lid van het Beheerscomité van voornoemde Centrale Dienst in de hoedanigheid van vertegenwoordiger van de Algemene Centrale van het Militaire Personeel ter vervanging van de heer Freddy Libin, wiens mandaat hij zal voleindigen. Gegeven te Brussel, op 8 juli 1998. J.-P. PONCELET
Arreˆte : Article unique. Au § 2 de l’article 2 de l’arrêté ministériel du 20 octobre 1995 portant nomination des membres du Comité de gestion de l’Office central d’action sociale et culturelle au profit des membres de la communauté militaire, est nommé membre du Comité de gestion dudit Office central au titre de représentant de la Centrale générale du personnel militaire, M. Jean-Pierre Hulin en remplacement de M. Freddy Libin, dont il achèvera le mandat. Donné à Bruxelles, le 8 juillet 1998. J.-P. PONCELET
c [98/07200]
[98/07166]
29 JULI 1998. — Ministerieel besluit betreffende de samenstelling van de taalexamencommissie voor de zittijd van september 1998. — Erratum
29 JUILLET 1998. — Arrêté ministériel relatif à la constitution du jury des examens linguistiques pour la session de septembre 1998. — Erratum
In het Belgisch Staatsblad van 4 september 1998, blz. 28617, moet men lezen in de Franse tekst, de voorlaatste zin van de eerste alinea : « l’article 17bis inséré par la loi du 30 juillet 1955 ». Bladzijde 28619, 5°, b) : « M. Coolens, E. », in plaats van : « M. Collens, E. ».
Au Moniteur belge du 4 septembre 1998, page 28617, il faut lire dans le texte français, à l’avant-dernière ligne du 1er alinéa : « l’article 17bis inséré par la loi du 30 juillet 1955 ». A la page 28619, 5°, b) : « M. Coolens, E. », au lieu de : « M. Collens, E. ».
* MINISTERE DES AFFAIRES SOCIALES, DE LA SANTE PUBLIQUE ET DE L’ENVIRONNEMENT
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN, VOLKSGEZONDHEID EN LEEFMILIEU [98/22470]
[98/22470]
Hulpkas voor ziekte- en invaliditeitsverzekering Beheerscomité. — Ontslag. — Benoeming
Caisse auxiliaire d’assurance maladie-invalidité Comité de gestion. — Démission. — Nomination
Bij koninklijk besluit van 23 juni 1998 dat in werking treedt de dag van deze bekendmaking : — wordt, op zijn verzoek, eervol ontslag uit zijn mandaat van plaatsvervangend lid van het Beheerscomité van de Hulpkas voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, verleend aan de heer Perl, F. — wordt de heer Maes, Jef, benoemd tot plaatsvervangend lid van het Beheerscomité van voornoemde Hulpkas, in de hoedanigheid van vertegenwoordiger van de representatieve werknemersorganisaties, ter vervanging van de heer Perl, F., wiens mandaat hij zal voleindigen.
Par arrêté royal du 23 juin 1998 qui entre en vigueur le jour de la présente publication : — démission honorable de son mandat de membre suppléant du Comité de gestion de la Caisse auxiliaire d’assurance maladie-invalidité est accordée, à sa demande, à M. Perl, F. — M. Maes, Jef, est nommé en qualité de membre suppléant du Comité de gestion de la Caisse auxiliaire susdite, au titre de représentant des organisations représentatives des travailleurs, en remplacement de M. Perl, F., dont il achèvera le mandat.
[98/22467]
[98/22467]
Technische Raad, ingesteld bij het Fonds voor de beroepsziekten Benoeming van nieuwe leden
Conseil technique, institué au sein du Fonds des maladies professionnelles Nomination de nouveaux membres
Bij koninklijk besluit van 23 juni 1998, dat in werking treedt de dag van deze bekendmaking : — worden benoemd in de hoedanigheid van arbeidsgeneesheren, waarvan de ene verbonden is aan een bedrijfsgeneeskundige dienst en de andere aan een interbedrijfsgeneeskundige dienst, voorgedragen door de meest representatieve organisaties van arbeidsgeneesheren : Effectieve leden : de heren : Huberlant, J.M.; Vanden Eede, R.; Plaatsvervangende leden : Mevr. Laigle, F.; de heer Mommens, P., voor een termijn verstrijkend op 31 december 1998.
Par arrêté royal du 23 juin 1998, qui entre en vigueur le jour de la présente publication : — sont nommés, en qualité de médecin du travail, dont l’un est attaché à un service de médecine du travail et l’autre à un service de médecine interentreprise, présentés par les organisations de médecin du travail les plus représentatives : Membres effectifs : MM. : Huberlant, J.M.; Vanden Eede, R.; Membres suppléants : Mme Laigle, F.; M. Mommens, P., pour un terme expirant le 31 décembre 1998.
29379
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE
GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN VLAAMSE GEMEENSCHAP — COMMUNAUTE FLAMANDE MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP Departement Leefmilieu en Infrastructuur [98/35845]
1 JULI 1998. — Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 28 maart 1997 houdende delegatie van sommige bevoegdheden inzake monumenten aan ambtenaren van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, Gelet op artikel 69 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen; Gelet op het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten, gewijzigd bij decreet van 22 februari 1995; Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1997 tot bepaling van de bevoegdheden van de Vlaamse regering, Besluit : Enig artikel. Aan artikel 5, § 1 van het ministerieel besluit van 28 maart 1997 houdende delegatie van sommige bevoegdheden inzake monumenten aan ambtenaren van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, wordt een 11° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 11° met betrekking tot de onteigeningen overeenkomstig het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1991, de instemmingen te verlenen bedoeld in artikel 1 van voormeld besluit. » Brussel, 1 juli 1998. L. MARTENS c [C − 98/36026]
Instituut voor het Archeologisch Patrimonium Personeel. — Benoeming van een wetenschappelijk attache´ Overwegende dat de directieraad van het Instituut voor het Archeologisch Patrimonium op 31 juli 1998 de grote verdiensten van het werk van de heer Marc Dewilde erkent en zich e´e´nparig uitspreekt voor een gunstige evaluatie van betrokkene en hij aan de statutaire voorwaarden voldoet om benoemd te worden; wordt de heer Marc Dewilde bij besluit van het instellingshoofd van het Instituut voor het Archeologisch Patrimonium van 19 augustus 1998 met ingang van 1 juni 1997 vastbenoemd in de graad van wetenschappelijk attache´ bij het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Instituut voor het Archeologisch Patrimonium.
[C − 98/36025]
Rooilijnen. — Onteigeningen. — Erratum In het Belgisch Staatsblad van 27 augustus 1998 werd op bladzijde 27566 in het uittreksel omtrent «Westerlo» de gemeente Tessenderlo (5e regel) vermeld. Het uittreksel moet luiden als volgt : WESTERLO. — Bij besluit van 25 mei 1998 van de Vlaamse minister van Openbare Werken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening : - is goedgekeurd de beslissing van 5 september 1994 van de gemeenteraad van Westerlo en het bijhorend plan wat de vastlegging van de rooilijnen en de onteigeningen ten algemenen nutte betreft voor de buurtweg nr. 98, op het grondgebied van de gemeente Westerlo; - is verklaard dat het algemeen nut vordert dat de delen van de percelen van voormeld plan die met een gele kleur zijn aangeduid, in bezit worden genomen; - is aan de gemeente Westerlo de machtiging tot onteigenen verleend.
COMMUNAUTE FRANÇAISE — FRANSE GEMEENSCHAP MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FRANÇAISE [S − C − 98/29393]
15 JUIN 1998. — Arreˆte´ du Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise portant nomination des membres des Conseils supe´rieurs des Hautes Ecoles Le Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise, Vu le de´cret du 5 août 1995 fixant l’organisation ge´ne´rale de l’enseignement supe´rieur en Hautes Ecoles, et notamment l’aline´a 6 de l’article 79;
29380
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE Vu l’arreˆte´ du Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise du 20 janvier 1997 cre´ant le Conseil ge´ne´ral des Hautes Ecoles et les Conseils supe´rieurs des Hautes Ecoles, tel qu’il a e´te´ modifie´ le 7 janvier 1998, notamment les articles 18ter, 18quater et 18sexies; Vu l’arreˆte´ du Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise du 19 juillet 1995 portant re`glement de son fonctionnement, notamment les articles 5, § 1er, 9°, littera a, et 8; Sur la proposition du Ministre de l’Enseignement supe´rieur, de la Recherche scientifique, du Sport et des Relations internationales, Arreˆte : CHAPITRE Ier. — Disposition ge´ne´rale Article 1 . Il faut entendre par ″arreˆte´ du 20 janvier 1997″ : l’arreˆte´ du Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise du 20 janvier 1997 cre´ant le Conseil ge´ne´ral des Hautes Ecoles et les Conseils supe´rieurs des Hautes Ecoles. er
CHAPITRE II. — Du Conseil supe´rieur de l’enseignement supe´rieur agricole Art. 2. Sont nomme´s membres effectifs du Conseil supe´rieur de l’enseignement supe´rieur agricole : 1° en tant que membre vise´ a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 2°, littera a, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : Mme Monique Lebrun; 2° en tant que membre vise´ a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 2°, littera b, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : M. Jacques Warnier; 3° en tant que membre vise´ a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 2°, littera c, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : M. Frans Smets; 4° en tant que membres vise´s a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 3°, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : — M. Jean-Philippe Lahouste; — M. Marc Clignez; — M. Michel Flahaut; 5° en tant que membre vise´ a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 4°, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : M. Fre´de´ric Della Libera; 6° en tant que membres vise´s a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 5°, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : — M. Joan Lismont; — Mme Georgette Detiege. Sont nomme´s membres supple´ants du Conseil supe´rieur de l’enseignement supe´rieur agricole en vertu de l’article 18ter, § 2, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : 1° en tant que supple´ant du membre effectif vise´ au 1° du premier aline´a : M. Guy Henrion; 2° en tant que supple´ant du membre effectif vise´ au 2° du premier aline´a : M. Georges Demeester; 3° en tant que supple´ant du membre effectif vise´ au 3° du premier aline´a : M. Christian Dauby; 4° en tant que supple´ants respectivement des membres effectifs vise´s au 4° du premier aline´a : — M. Didier Thomas; — M. Ferdinand Toussaint; — M. Maurice Meunier; 5° en tant que supple´ant du membre effectif vise´ au 5° du premier aline´a : M. Malik Vrancken; 6° en tant que supple´ants respectivement des membres effectifs vise´s au 6° du premier aline´a : — M. Maurice Meunier; — M. Yvon Moline. Art. 3. M. Paul Merchiers et M. Joseph Roggemans sont nomme´s respectivement en tant que pre´sident et vice-pre´sident du Conseil supe´rieur de l’enseignement supe´rieur agricole en vertu de l’article 18sexies de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997. M. Michel Van Koninckxloo et M. Noe¨l Rihon sont nomme´s respectivement en tant que pre´sident supple´ant et vice-pre´sident supple´ant du Conseil supe´rieur de l’enseignement supe´rieur agricole en vertu de l’article 18sexies de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997. CHAPITRE III. — Du Conseil supe´rieur de l’enseignement supe´rieur artistique Art. 4. Sont nomme´s membres effectifs du Conseil supe´rieur de l’enseignement supe´rieur artistique : 1° en tant que membre vise´ a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 2°, littera a, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : M. Marc Gosse´; 2° en tant que membre vise´ a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 2°, littera b, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : Mme Ire`ne Hoedemaekers; 3° en tant que membre vise´ a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 2°, littera c, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : M. Serge Flame; 4° en tant que membres vise´s a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 3°, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : — M. Bernard Rinchon; — M. Andre´ Lamblin; — M. Alain Van Caulaert; 5° en tant que membre vise´ a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 4°, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : M. Boris Motte; 6° en tant que membres vise´s a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 5°, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : — M. Yves Castiaux; — M. Bernard de Geradon.
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE Sont nomme´s membres supple´ants du Conseil supe´rieur de l’enseignement supe´rieur artistique en vertu de l’article 18ter, § 2, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : 1° en tant que supple´ant du membre effectif vise´ au 1° du premier aline´a : M. Marcel Pesleux; 2° en tant que supple´ant du membre effectif vise´ au 2° du premier aline´a : Mme Marlit Dupaix; 3° en tant que supple´ant du membre effectif vise´ au 3° du premier aline´a : M. Roland Servais; 4° en tant que supple´ants respectivement des membres effectifs vise´s au 4° du premier aline´a : — Mme Martine Willekens; — Mme Rose-Marie Dath; — M. Guy Pilate; 5° en tant que supple´ant du membre effectif vise´ au 5° du premier aline´a : M. Olivier Hissette; 6° en tant que supple´ants respectivement des membres effectifs vise´s au 6° du premier aline´a : — Mme Marianne de Grasse; — Mme Annick Marchesini. Art. 5. M. Francis Baligand et M. Willy Serneels sont nomme´s respectivement en tant que pre´sident et vice-pre´sident du Conseil supe´rieur de l’enseignement supe´rieur artistique en vertu de l’article 18sexies de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997. M. Ge´rard Picou et M. Jean-Marie Bohet sont nomme´s respectivement en tant que pre´sident supple´ant et vice-pre´sident supple´ant du Conseil supe´rieur de l’enseignement supe´rieur artistique en vertu de l’article 18sexies de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997. CHAPITRE IV. — Du Conseil supe´rieur de l’enseignement supe´rieur economique Art. 6. Sont nomme´s membres effectifs du Conseil supe´rieur de l’enseignement supe´rieur e´conomique : 1° en tant que membre vise´ a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 2°, littera a, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : M. Yves Pilet; 2° en tant que membre vise´ a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 2°, littera b, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : M. Michel Houdart; 3° en tant que membre vise´ a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 2°, littera c, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : M. Michel Devleeschouwer; 4° en tant que membres vise´s a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 3°, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : — M. Eric Vandamme; — M. Francis Hernoe; — M. Andre´ Goffin; 5° en tant que membre vise´ a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 4°, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : M. Jean-Christophe Vassart; 6° en tant que membres vise´s a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 5°, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : — M. Andre´ Bauvois; — M. Paul Launois. Sont nomme´s membres supple´ants du Conseil supe´rieur de l’enseignement supe´rieur e´conomique en vertu de l’article 18ter, § 2, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : 1° en tant que supple´ant du membre effectif vise´ au 1° du premier aline´a : Mme Marie-Pierre Jacquemin; 2° en tant que supple´ant du membre effectif vise´ au 2° du premier aline´a : M. Maurice Demolin; 3° en tant que supple´ant du membre effectif vise´ au 3° du premier aline´a : M. Marcel Calomne; 4° en tant que supple´ants respectivement des membres effectifs vise´s au 4° du premier aline´a : — Mme Marie-France Lemaire; — Mme Anne-Marie Lemaire; — M. Philippe-Auguste Roberti; 5° en tant que supple´ant du membre effectif vise´ au 5° du premier aline´a : M. Ce´dric Naniot; 6° en tant que supple´ants respectivement des membres effectifs vise´s au 6° du premier aline´a : — M. Benoıˆt Dewolf; — M. Pierre Wouters. Art. 7. Est nomme´ en tant que membre effectif du Conseil supe´rieur de l’enseignement supe´rieur e´conomique, en vertu de l’article 8ter, § 1er, aline´a 2, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : M. Marc Dubru. Est nomme´ en tant que supple´ant du membre effectif vise´ a` l’aline´a 1er, en vertu de l’article 18ter, § 2, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : M. Willy Mons. Art. 8. M. Pierre Flahaut et M. Pierre Lambert sont nomme´s respectivement en tant que pre´sident et vice-pre´sident du Conseil supe´rieur de l’enseignement supe´rieur e´conomique en vertu de l’article 18sexies de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997. Mme Anne-Marie Moniotte et Mme Monique Delcourt sont nomme´es respectivement en tant que pre´sident supple´ant et vice-pre´sident supple´ant du Conseil supe´rieur de l’enseignement supe´rieur e´conomique en vertu de l’article 18sexies de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997. CHAPITRE V. — Du Conseil supe´rieur de l’enseignement supérieur parame´dical Art. 9. Sont nomme´s membres effectifs du Conseil supe´rieur de l’enseignement supe´rieur parame´dical : 1° en tant que membre vise´ a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 2°, littera a, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : Mme Danie`le Absil;
29381
29382
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE 2° en tant que membre vise´ a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 2°, littera b, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : M. Daniel Huez; 3° en tant que membre vise´ a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 2°, littera c, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : M. Paul Dewart; 4° en tant que membres vise´s a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 3°, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : — Mme Jacqueline Gaspard; — Mme France Simon; — Mme Josiane Monnoyer; 5° en tant que membre vise´ a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 4°, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : Mlle Anaı¨g Tounquet; 6° en tant que membres vise´s a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 5°, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : — M. Jean-Claude Bribosia; — Mlle Marie-Paule Pierard. Sont nomme´s membres supple´ants du Conseil supe´rieur de l’enseignement supe´rieur parame´dical en vertu de l’article 18ter, § 2, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : 1° en tant que supple´ant du membre effectif vise´ au 1° du premier aline´a : M. Jean-Claude Bribosia; 2° en tant que supple´ant du membre effectif vise´ au 2° du premier aline´a : Mme Martine Harinck; 3° en tant que supple´ant du membre effectif vise´ au 3° du premier aline´a : M. Marcel Bettens; 4° en tant que supple´ants respectivement des membres effectifs vise´s au 4° du premier aline´a : — M. Jean-Pierre Saliez; — M. Alain Blot; — M. Francis Lerouge; 5° en tant que supple´ant du membre effectif vise´ au 5° du premier aline´a : Mlle Emily Hoyos; 6° en tant que supple´ants respectivement des membres effectifs vise´s au 6° du premier aline´a : — M. Marcel Zoller; — M. Roger Reynders. Art. 10. Est nomme´e en tant que membre effectif du Conseil supe´rieur de l’enseignement supe´rieur parame´dical, en vertu de l’article 18ter, § 1er, aline´a 2, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : Mme Gabrielle Buscarlet. Est nomme´e en tant que supple´ant du membre effectif vise´ a` l’aline´a 1er, en vertu de l’article 18ter, § 2, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : Mme Laurence Kastory. Art. 11. M. Michel Jacquart et Mme Anne-Marie Champagne sont nomme´s respectivement en tant que pre´sident et vice-pre´sident du Conseil supe´rieur de l’enseignement supe´rieur parame´dical en vertu de l’article 18sexies de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997. Mme Annie Denis et Mme Simone Dardenne sont nomme´es respectivement en tant que pre´sident supple´ant et vice-pre´sident supple´ant du Conseil supe´rieur de l’enseignement supe´rieur parame´dical en vertu de l’article 18sexies de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997. CHAPITRE VI. — Du Conseil supe´rieur de l’enseignement supérieur pe´dagogique Art. 12. Sont nomme´s membres effectifs du Conseil supe´rieur de l’enseignement supe´rieur pe´dagogique : 1° en tant que membre vise´ a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 2°, littera a, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : M. Luc Barbay; 2° en tant que membre vise´ a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 2°, littera b, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : M. Pierre Charlier; 3° en tant que membre vise´ a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 2°, littera c, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : M. Cle´ment Van Wonterghem; 4° en tant que membres vise´s a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 3°, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : — Mme Linda Van Moer; — Mme Monique Longrie; — M. Jean Leroy; 5° en tant que membre vise´ a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 4°, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : M. Re´gis Dujardin; 6° en tant que membres vise´s a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 5°, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : — M. Walter Benozzi; — M. Thierry Devillez. Sont nomme´s membres supple´ants du Conseil supe´rieur de l’enseignement supe´rieur pe´dagogique en vertu de l’article 18ter, § 2, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : 1° en tant que supple´ant du membre effectif vise´ au 1° du premier aline´a : M. Joseph Deckers; 2° en tant que supple´ant du membre effectif vise´ au 2° du premier aline´a : M. Jacques Lepain; 3° en tant que supple´ant du membre effectif vise´ au 3° du premier aline´a : Mme Nelly Rouffiange; 4° en tant que supple´ants respectivement des membres effectifs vise´s au 4° du premier aline´a : — M. Christian Mailier; — Mme Mary Fordham; — Mme He´le´ne Michel;
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE 5° en tant que supple´ant du membre effectif vise´ au 5° du premier aline´a : M. David Bassine; 6° en tant que supple´ants respectivement des membres effectifs vise´s au 6° du premier aline´a : — Mme He´le`ne Michel; — M. Baudouin Deflandre. Art. 13. M. Michel Tordoir et M. Pierre Brzakala sont nomme´s respectivement en tant que pre´sident et vice-pre´sident du Conseil supe´rieur de l’enseignement supe´rieur pe´dagogique en vertu de l’article 18sexies de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997. M. Robert Goudemant et M. Walter Benozzi sont nomme´s respectivement en tant que pre´sident supple´ant et vice-pre´sident supple´ant du Conseil supe´rieur de l’enseignement supe´rieur pe´dagogique en vertu de l’article 18sexies de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997. CHAPITRE VII. — Du Conseil supe´rieur de l’enseignement supérieur social Art. 14. Sont nomme´s membres effectifs du Conseil supe´rieur de l’enseignement supe´rieur social : 1° en tant que membre vise´ a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 2°, littera a, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : M. Yvan Lepage; 2° en tant que membre vise´ a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 2°, littera b, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : M. Maurice Lecerf; 3° en tant que membre vise´ a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 2°, littera c, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : M. Jean Devillers; 4° en tant que membres vise´s a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 3°, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : — M. Denis Gilbert; — Mme Anastasie Engalytcheff; — M. Benoıˆt Stoffen; 5° en tant que membre vise´ a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 4°, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : M. Samuel Desmedt; 6° en tant que membres vise´s a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 5°, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : — M. Jacques Leroy; — M. Andre´ Auquier. Sont nomme´s membres supple´ants du Conseil supe´rieur de l’enseignement supe´rieur social en vertu de l’article 18ter, § 2, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : 1° en tant que supple´ant du membre effectif vise´ au 1° du premier aline´a : M. Pierre Verhelpen; 2° en tant que supple´ant du membre effectif vise´ au 2° du premier aline´a : M. Robert Gerard; 3° en tant que supple´ant du membre effectif vise´ au 3° du premier aline´a : Mme Claire Van Herstraeten; 4° en tant que supple´ants respectivement des membres effectifs vise´s au 4° du premier aline´a : — Mme Jacqueline Lefin; — Mme Mary Fordham; — M. Jacques Leroy; 5° en tant que supple´ant du membre effectif vise´ au 5° du premier aline´a : M. Nicolas Chapaux; 6° en tant que supple´ants respectivement des membres effectifs vise´s au 6° du premier aline´a : — M. Christian Mailier; — M. Dominique Cobut. Art. 15. Est nomme´e en tant que membre effectif du Conseil supe´rieur de l’enseignement supe´rieur social, en vertu de l’article 18ter, § 1er, aline´a 2, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : Mme Janine Verbist. Est nomme´e en tant que supple´ant du membre effectif vise´ a` l’aline´a 1er, en vertu de l’article 18ter, § 2, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : Mme Laurence Kastory. Art. 16. M. John Vantiggelen et M. Henri Coppens sont nomme´s respectivement en tant que pre´sident et vice-pre´sident du Conseil supe´rieur de l’enseignement supe´rieur social en vertu de l’article 18sexies de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997. M. Johan Corijn et Mme Josephina De Cicco sont nomme´s respectivement en tant que pre´sident supple´ant et vice-pre´sident supple´ant du Conseil supe´rieur de l’enseignement supe´rieur social en vertu de l’article 18sexies de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997. CHAPITRE VIII. — Du Conseil supe´rieur de l’enseignement supérieur technique Art. 17. Sont nomme´s membres effectifs du Conseil supe´rieur de l’enseignement supe´rieur technique : 1° en tant que membre vise´ a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 2°, littera a, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : M Robert Alexandre; 2° en tant que membre vise´ a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 2°, littera b, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : M. Patrick Dysseler; 3° en tant que membre vise´ a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 2°, littera c, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : M. Philippe Moulard; 4° en tant que membres vise´s a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 3°, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : — M. Alain Desalle; — M. Michel Dumont; — M. Etienne Gravy; 5° en tant que membre vise´ a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 4°, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : M. Laurent Monniez;
29383
29384
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE 6° en tant que membres vise´s a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 5°, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : — M. Philippe Tilman; — M. Thierry Castagne. Sont nomme´s membres supple´ants du Conseil supe´rieur de l’enseignement supe´rieur technique en vertu de l’article 18ter, § 2, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : 1° en tant que supple´ant du membre effectif vise´ au 1° du premier aline´a : M. Jacques Benthuis; 2° en tant que supple´ant du membre effectif vise´ au 2° du premier aline´a : M. Guy Beart; 3° en tant que supple´ant du membre effectif vise´ au 3° du premier aline´a : M. Andre´ Simon; 4° en tant que supple´ants respectivement des membres effectifs vise´s au 4° du premier aline´a : — M. Serge Karelle; — M. Jacques Rochez; — M. Philippe Melchior; 5° en tant que supple´ant du membre effectif vise´ au 5° du premier aline´a : M. Rudi Jocqueau; 6° en tant que supple´ants respectivement des membres effectifs vise´s au 6° du premier aline´a : — M. Joseph Beni; — M. Andre´ Van Nieuwenhove. Art. 18. Est nomme´ en tant que membre effectif du Conseil supe´rieur de l’enseignement supe´rieur technique, en vertu de l’article 18ter, § 1er, aline´a 2, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : M. Stephan Delil. Est nomme´ en tant que supple´ant du membre effectif vise´ a` l’aline´a 1er, en vertu de l’article 18ter, § 2, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : M. Willy Mons. Art. 19. M. Jules Dubois et M. Christian Loffet sont nomme´s respectivement en tant que pre´sident et vice-pre´sident du Conseil supe´rieur de l’enseignement supe´rieur technique en vertu de l’article 18sexies de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997. M. Jacques De Jaegher et M. Edouard David sont nomme´s respectivement en tant que pre´sident supple´ant et vice-pre´sident supple´ant du Conseil supe´rieur de l’enseignement supe´rieur technique en vertu de l’article 18sexies de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997. CHAPITRE IX. — Du conseil supe´rieur de l’enseignement supérieur de traduction et d’interpre´tation Art. 20. Sont nomme´s membres effectifs du Conseil supe´rieur de l’enseignement supe´rieur de traduction et d’interpre´tation : 1° en tant que membre vise´ a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 2°, littera a, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : M. Jean Klein; 2° en tant que membre vise´ a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 2°, littera b, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : M. Michel Bastiaensens; 3° en tant que membre vise´ a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 2°, littera c, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : M. Hugo Marquant; 4° en tant que membres vise´s a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 3°, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : — Mme Christine Demaecker; — M. Georges Guislain; — M. Philippe Delahaut; 5° en tant que membre vise´ a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 4°, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : M.Giuseppe Randisi; 6° en tant que membres vise´s a` l’article 18ter, § 1er, aline´a 1er, 5°, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : — M. Brian Collins; — M. Patrick Fidry. Sont nomme´s membres supple´ants du Conseil supe´rieur de l’enseignement supe´rieur de traduction et d’interpre´tation en vertu de l’article 18ter, § 2, de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997 : 1° en tant que supple´ant du membre effectif vise´ au 1° du premier aline´a : Mme Yvette Polart-Tasiaux; 2° en tant que supple´ant du membre effectif vise´ au 2° du premier aline´a : M. Alain Preaux; 3° en tant que supple´ant du membre effectif vise´ au 3° du premier aline´a : Mme Yvette Van Quickelberghe; 4° en tant que supple´ants respectivement des membres effectifs vise´s au 4° du premier aline´a : — M. David Morris; — M. Georges Perilleux; — M. Philippe Moreau; 5° en tant que supple´ant du membre effectif vise´ au 5° du premier aline´a : M. Christophe Dethier; 6° en tant que supple´ants respectivement des membres effectifs vise´s au 6° du premier aline´a : — M. Philippe Moreau; — Mme Vale´rie Renard. Art. 21. M. Jean-Marie Van Der Meerschen et M. Bernard Devlamminck sont nomme´s respectivement en tant que pre´sident et vice-pre´sident du Conseil supe´rieur de l’enseignement supe´rieur de traduction et d’interpre´tation en vertu de l’article 18sexies de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997. M. Christian Balliu et M. Jean-Marc Lafontaine sont nomme´s respectivement en tant que pre´sident supple´ant et vice-pre´sident supple´ant du Conseil supe´rieur de l’enseignement supe´rieur de traduction et d’interpre´tation en vertu de l’article 18sexies de l’arreˆte´ du 20 janvier 1997.
29385
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE CHAPITRE X. — Disposition finale Art. 22. Le pre´sent arreˆte´ entre en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge. Bruxelles, le 15 juin 1998. Pour le Gouvernement de la Communaute´ franc¸aise : Le Ministre de l’Enseignement supe´rieur, de la Recherche scientifique, du Sport et des Relations internationales, W. ANCION
VERTALING MINISTERIE VAN DE FRANSE GEMEENSCHAP [S − C − 98/29393]
15 JUNI 1998. — Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot benoeming van de leden van de Hoge Raden voor Hogescholen De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van 5 augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in Hogescholen, inzonderheid op lid 6 van artikel 79; Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 20 januari 1997 tot oprichting van de Algemene Raad voor Hogescholen en de Hoge Raden voor de Hogescholen, zoals gewijzigd op 7 januari 1998, inzonderheid op de artikelen 18 ter, 18 quater en 18 sexies; Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 19 juli 1995 houdende regeling van haar werking, inzonderheid op artikel 5, § 1, 9°, a), en 8; Op de voordracht van de Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek, Sport en Internationale Betrekkingen, Besluit : HOOFDSTUK I. — Algemene bepaling Artikel 1. Onder ″besluit van 20 januari 1997″ dient te worden verstaan : het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van de 20 januari 1997 tot oprichting van de Algemene Raad voor Hogescholen en de Hoge Raden van de Hogescholen. HOOFDSTUK II. — Hoge Raad voor het agrarisch hoger onderwijs Art. 2. Tot werkend lid van de Hoge Raad voor het agrarisch hoger onderwijs worden benoemd : 1° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 2°, a, van het besluit van 20 januari 1997 : Mevr. Monique Lebrun; 2° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 2°, b, van het besluit van 20 januari 1997 : de heer. Jacques Warnier; 3° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 2°, c, van het besluit van 20 januari 1997 : de heer Frans Smets; 4° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 3°, van het besluit van 20 januari 1997 : — de heer Jean-Philippe Lahouste; — de heer Marc Clignez; — de heer Michel Flahaut; 5° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 4°, van het besluit van 20 januari 1997 : de heer Fre´de´ric Della Libera; 6° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 5°, van het besluit van 20 januari 1997 : — de heer Joan Lismont; — Mevr. Georgette Detiege. Tot plaatsvervangend lid van de Hoge Raad voor het agrarisch hoger onderwijs krachtens artikel 18ter, § 2, van het besluit van 20 januari 1997 worden benoemd : 1° als plaatsvervanger van het werkend lid bedoeld bij 1° van het eerste lid : de heer Guy Henrion; 2° als plaatsvervanger van het werkend lid bedoeld bij 2° van het eerste lid : de heer Georges Demeester; 3° als plaatsvervanger van het werkend lid bedoeld bij 3° van het eerste lid : de heer Christian Dauby; 4° als respectieve plaatsvervangers van de werkende leden bedoeld bij 4° van het eerste lid : — de heer Didier Thomas; — de heer Ferdinand Toussaint; — de heer Maurice Meunier; 5° als plaatsvervanger van het werkend lid bedoeld bij 5° van het eerste lid : de heer Malik Vrancken; 6° als plaatsvervanger van het respectievelijk werkend lid bedoeld bij 6° van het eerste lid : — de heer Maurice Meunier; — de heer Yvon Moline. Art. 3. De heer Paul Merchiers en de heer Joseph Roggemans worden respectievelijk tot voorzitter en ondervoorzitter van de Hoge Raad voor het Agrarisch Hoger Onderwijs benoemd krachtens artikel 18sexies van het besluit van 20 januari 1997. de heer Michel Van Koninckxloo en de heer Noe¨l Rihon worden respectievelijk tot plaatsvervangend voorzitter en plaatsvervangend ondervoorzitter van de Hoge Raad voor het agrarisch hoger onderwijs benoemd krachtens artikel 18sexies van het besluit van 20 januari 1997.
29386
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE HOOFDSTUK III. — Hoge Raad voor het artistiek hoger onderwijs Art. 4. Tot werkend lid van de Hoge Raad voor het artistiek hoger onderwijs worden benoemd : 1° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 2°, a, van het besluit van 20 januari 1997 : de heer Marc Gosse´; 2° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 2°, b, van het besluit van 20 januari 1997 : Mevr. Ire`ne Hoedemaekers; 3° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 2°, c, van het besluit van 20 januari 1997 : de heer Serge Flame; 4° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 3°, van het besluit van 20 januari 1997 : — de heer Bernard Rinchon; — de heer Andre´ Lamblin; — de heer Alain Van Caulaert; 5° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 4°, van het besluit van 20 januari 1997 : de heer Boris Motte; 6° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 5°, van het besluit van 20 januari 1997 : — de heer Yves Castiaux; — de heer Bernard de Geradon. Tot plaatsvervangend lid van de hoge Raad voor het artistiek hoger onderwijs krachtens artikel 18ter, § 2, van het besluit van 20 januari 1997 worden benoemd : 1° als plaatsvervanger van het werkend lid bedoeld bij 1° van het eerste lid : de heer Marcel Pesleux; 2° als plaatsvervanger van het werkend lid bedoeld bij 2° van het eerste lid : Mevr. Marlit Dupaix; 3° als plaatsvervanger van het werkend lid bedoeld bij 3° van het eerste lid : de heer Roland Servais; 4° als respectieve plaatsvervangers van de werkende leden bedoeld bij 4° van het eerste lid : — Mevr. Martine Willekens; — Mevr. Rose-Marie Dath; — de heer Guy Pilate; 5° als respectieve plaatsvervanger van het werkend lid bedoeld bij 5° van het eerste lid : de heer Olivier Hissette; 6° als respectieve plaatsvervangers van de werkende leden bedoeld bij 6° van het eerste lid : — Mevr. Marianne de Grasse; — Mevr. Annick Marchesini. Art. 5. De heer Francis Baligand et de heer Willy Serneels worden respectievelijk tot voorzitter en ondervoorzitter van de Hoge Raad voor het artistiek hoger onderwijs benoemd krachtens artikel 18sexies van het besluit van 20 januari 1997. De heer Ge´rard Picou en de heer Jean-Marie Bohet worden respectievelijk tot plaatsvervangend voorzitter en plaatsvervangend ondervoorzitter van de Hoge Raad voor het artistiek hoger onderwijs krachtens artikel 18sexies van het besluit van 20 januari 1997. HOOFDSTUK IV. — Hoge Raad voor het economisch hoger onderwijs Art. 6. Tot werkend lid van de Hoge Raad voor het economisch hoger onderwijs worden benoemd : 1° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 2°, a, van het besluit van 20 januari 1997 : de heer Yves Pilet; 2° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 2°, b, van het besluit van 20 januari 1997 : de heer Michel Houdart; 3° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 2°, c, van het besluit van 20 januari 1997 : de heer Michel Devleeschouwer; 4° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 3°, van het besluit van 20 januari 1997 : — de heer Eric Vandamme; — de heer Francis Hernoe; — de heer Andre´ Goffin; 5° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 4°, van het besluit van 20 januari 1997 : de heer Jean-Christophe Vassart; 6° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 5°, van het besluit van 20 januari 1997 : — de heer Andre´ Bauvois; — de heer Paul Launois. Tot plaatsvervangend lid van de Hoge Raad voor het economisch hoger onderwijs krachtens artikel 18ter, § 2, van het besluit van 20 januari 1997 worden benoemd : 1° als plaatsvervanger van het werkend lid bedoeld bij 1° van het eerste lid : Mevr. Marie-Pierre Jacquemin; 2° als plaatsvervanger van het werkend lid bedoeld bij 2° van het eerste lid : de heer Maurice Demolin; 3° als plaatsvervanger van het werkend lid bedoeld bij 3° van het eerste lid : de heer Marcel Calomne; 4° als respectieve plaatsvervangers van de werkende leden bedoeld bij 4° van het eerste lid : — Mevr. Marie-France Lemaire; — Mevr. Anne-Marie Lemaire; — de heer Philippe-Auguste Roberti; 5° als plaatsvervanger van het werkend lid bedoeld bij 5° van het eerste lid : de heer Ce´dric Naniot; 6° als plaatsvervanger van het werkend lid bedoeld bij 6° van het eerste lid : — de heer Benoıˆt Dewolf; — de heer Pierre Wouters.
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE Art. 7. Tot werkend lid van de Hoge Raad voor het economisch hoger onderwijs krachtens artikel 8ter, § 1, 2, van het besluit van 20 januari 1997 Onderwijs wordt benoemd : de heer Marc Dubru. Als plaatsvervanger van het bij lid 1 bedoeld werkend lid krachtens artikel 18ter, § 2, van het besluit van 20 januari 1997 : de heer Willy Mons. Art. 8. De heer Pierre Flahaut en de heer Pierre Lambert worden respectievelijk tot voorzitter en ondervoorzitter van de Hoge Raad voor het economisch hoger onderwijs benoemd krachtens artikel 18sexies van het besluit van 20 januari 1997. Mevr. Anne-Marie Moniotte en Mevr. Monique Delcourt worden respectievelijk tot plaatsvervangend voorzitter en plaatsvervangend ondervoorzitter van de Hoge Raad voor het economisch hoger onderwijs benoemd krachtens artikel 18sexies van het besluit van 20 januari 1997. HOOFDSTUK V. — Hoge Raad voor het paramedisch hoger onderwijs Art. 9. Tot werkend lid van de Hoge Raad voor het paramedisch hoger onderwijs worden benoemd : 1° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 2°, a, van het besluit van 20 januari 1997 : Mevr. Danie`le Absil; 2° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 2°, b, van het besluit van 20 januari 1997 : de heer Daniel Huez; 3° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 2°, c, van het besluit van 20 januari 1997 : de heer Paul Dewart; 4° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 3°, van het besluit van 20 januari 1997 : — Mevr. Jacqueline Gaspard; — Mevr. France Simon; — Mevr. Josiane Monnoyer; 5° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 4°, van het besluit van 20 januari 1997 : Mej. Anaı¨g Tounquet; 6° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 5°, van het besluit van 20 januari 1997 : — de heer Jean-Claude Bribosia; — Mej. Marie-Paule Pierard. Tot plaatsvervangend lid van de Hoge Raad voor het paramedisch hoger onderwijs krachtens artikel 18ter, § 2, van het besluit van 20 januari 1997 worden benoemd : 1° als plaatsvervanger van het werkend lid bedoeld bij 1° van het eerste lid : de heer Jean-Claude Bribosia; 2° als plaatsvervanger van het werkend lid bedoeld bij 2° van het eerste lid : Mevr. Martine Harinck; 3° als plaatsvervanger van het werkend lid bedoeld bij 3° van het eerste lid : de heer Marcel Bettens; 4° als respectieve plaatsvervangers van de werkende leden bedoeld bij 4° van het eerste lid : — de heer Jean-Pierre Saliez; — de heer Alain Blot; — de heer Francis Lerouge; 5° als plaatsvervanger van het werkend lid bedoeld bij 5° van het eerste lid : Mej. Emily Hoyos; 6° als plaatsvervanger van het werkend lid bedoeld bij 6° van het eerste lid : — de heer Marcel Zoller; — de heer Roger Reynders. Art. 10. Tot werkend lid van de Hoge Raad voor het paramedisch hoger onderwijs krachtens artikel 18ter, § 1, lid 2, van het besluit van 20 januari 1997 wordt benoemd : Mej. Gabrielle Buscarlet. Tot plaatsvervangend lid van de Hoge Raad voor het paramedisch hoger onderwijs krachtens artikel 18ter, § 2, van het besluit van 20 januari 1997 wordt benoemd : Mevr. Laurence Kastory. Art. 11. de heer Michel Jacquart en Mevr. Anne-Marie Champagne worden respectievelijk tot voorzitter en ondervoorzitter van de Hoge Raad voor het paramedisch hoger onderwijs benoemd krachtens artikel 18sexies van het besluit van 20 januari 1997. Mevr. Annie Denis en Mevr. Simone Dardenne worden respectievelijk tot plaatsvervangend voorzitter en plaatsvervangend ondervoorzitter van de Hoge Raad voor het paramedisch hoger onderwijs benoemd krachtens artikel 18sexies van het besluit van 20 januari 1997 HOOFDSTUK VI. — Hoge Raad voor het pedagogisch hoger onderwijs Art. 12. Tot werkend lid van de Hoge Raad voor het pedagogisch hoger onderwijs worden benoemd : 1° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 2°, a, van het besluit van 20 januari 1997 : de heer Luc Barbay; 2° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 2°, b, van het besluit van 20 januari 1997 : de heer Pierre Charlier; 3° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 2°, c, van het besluit van 20 januari 1997 : de heer Cle´ment Van Wonterghem; 4° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 3°, van het besluit van 20 januari 1997 : — Mevr. Linda Van Moer; — Mevr. Monique Longrie; — de heer Jean Leroy; 5° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 4°, van het besluit van 20 januari 1997 : de heer Re´gis Dujardin; 6° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 5°, van het besluit van 20 januari 1997 : — de heer Walter Benozzi; — de heer Thierry Devillez.
29387
29388
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE Tot plaatsvervangend lid van de Hoge Raad voor het pedagogisch hoger onderwijs krachtens artikel 18ter, § 2, van het besluit van 20 januari 1997 worden benoemd : 1° als plaatsvervanger van het werkend lid bedoeld bij 1° van het eerste lid : de heer Joseph Deckers; 2° als plaatsvervanger van het werkend lid bedoeld bij 2° van het eerste lid : de heer Jacques Lepain; 3° als plaatsvervanger van het werkend lid bedoeld bij 3° van het eerste lid : Mevr. Nelly Rouffiange; 4° als plaatsvervanger van het werkend lid bedoeld bij 4° van het eerste lid : — de heer Christian Mailier; — Mevr. Mary Fordham; — Mevr. He´le´ne Michel; 5° als plaatsvervanger van het werkend lid bedoeld bij 5° van het eerste lid : de heer David Bassine; 6° als respectieve plaatsvervangers van de werkende leden bedoeld bij 6° van het eerste lid : — Mevr. He´le`ne Michel; — de heer Baudouin Deflandre. Art. 13. De heer Michel Tordoir en de heer Pierre Brzakala worden respectievelijk tot voorzitter en ondervoorzitter van de Hoge Raad voor het paramedisch hoger onderwijs benoemd krachtens artikel 18sexies van het besluit van 20 januari 1997. De heer Robert Goudemant en de heer Walter Benozzi worden respectievelijk tot plaatsvervangend voorzitter en plaatsvervangend ondervoorzitter van de Hoge Raad voor het paramedisch hoger onderwijs benoemd krachtens artikel 18sexies van het besluit van 20 januari 1997. HOOFDSTUK VII. — Hoge Raad voor het sociaal hoger onderwijs Art. 14. Tot werkend lid van de Hoge Raad voor het sociaal hoger onderwijs worden benoemd : 1° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 2°, a, van het besluit van 20 januari 1997 : de heer Yvan Lepage; 2° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 2°, b, van het besluit van 20 januari 1997 : de heer Maurice Lecerf; 3° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 2°, c, van het besluit van 20 januari 1997 : de heer Jean Devillers; 4° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 3°, van het besluit van 20 januari 1997 : — de heer Denis Gilbert; — Mevr. Anastasie Engalytcheff; — de heer Benoıˆt Stoffen; 5° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 4°, van het besluit van 20 januari 1997 : de heer Samuel Desmedt; 6° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 5°, van het besluit van 20 januari 1997 : — de heer Jacques Leroy; — de heer Andre´ Auquier. Tot plaatsvervangend lid van de Hoge Raad voor het sociaal hoger onderwijs krachtens artikel 18ter, § 2, van het besluit van 20 januari 1997 worden benoemd : 1° als plaatsvervanger van het werkend lid bedoeld bij 1° van het eerste lid : de heer Pierre Verhelpen; 2° als plaatsvervanger van het werkend lid bedoeld bij 2° van het eerste lid : de heer Robert Gerard; 3° als plaatsvervanger van het werkend lid bedoeld bij 3° van het eerste lid : Mevr. Claire Van Herstraeten; 4° als respectieve plaatsvervangers van de werkende leden bedoeld bij 4° van het eerste lid : — Mevr. Jacqueline Lefin; — Mevr. Mary Fordham; — de heer Jacques Leroy; 5° als plaatsvervanger van het werkend lid bedoeld bij 5° van het eerste lid : de heer Nicolas Chapaux; 6° als respectieve plaatsvervangers van de werkende leden bedoeld bij 6° van het eerste lid : — de heer Christian Mailier; — de heer Dominique Cobut. Art. 15. Tot werkend lid van de Hoge Raad voor het economisch hoger onderwijs krachtens artikel 8ter, § 1, 2, van het besluit van 20 januari 1997 Onderwijs wordt benoemd : Mevr. Janine Verbist. Als plaatsvervangster van het bij lid 1 bedoeld werkend lid krachtens artikel 18ter, § 2, van het besluit van 20 januari 1997 wordt benoemd : Mevr. Laurence Kastory. Art. 16. De heer John Vantiggelen en de heer Henri Coppens worden respectievelijk tot voorzitter en ondervoorzitter van de Hoge Raad voor het sociaal hoger onderwijs benoemd krachtens artikel 18sexies van het besluit van 20 januari 1997. De heer Johan Corijn en Mevr. Josephina De Cicco worden respectievelijk tot plaatsvervangend voorzitter en plaatsvervangend ondervoorzitter van de Hoge Raad voor het sociaal hoger onderwijs benoemd krachtens artikel 18sexies van het besluit van 20 januari 1997. HOOFDSTUK VIII. — Hoge Raad voor het technisch hoger onderwijs Art. 17. Tot werkend lid van de Hoge Raad voor het technisch hoger onderwijs worden benoemd : 1° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 2°, a, van het besluit van 20 januari 1997 : de heer Robert Alexandre; 2° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 2°, b, van het besluit van 20 januari 1997 : de heer Patrick Dysseler; 3° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 2°, c, van het besluit van 20 januari 1997 : de heer Philippe Moulard;
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE 4° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 3°, van het besluit van 20 januari 1997 : — de heer Alain Desalle; — de heer Michel Dumont; — de heer Etienne Gravy; 5° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 4°, van het besluit van 20 januari 1997 : de heer Laurent Monniez; 6° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 5°, van het besluit van 20 januari 1997 : — de heer Philippe Tilman; — de heer Thierry Castagne. Tot plaatsvervangend lid van de Hoge Raad voor het technisch hoger onderwijs krachtens artikel 18ter, § 2, van het besluit van 20 januari 1997 worden benoemd : 1° als plaatsvervanger van het werkend lid bedoeld bij 1° van het eerste lid : de heer Jacques Benthuis; 2° als plaatsvervanger van het werkend lid bedoeld bij 2° van het eerste lid : de heer Guy Beart; 3° als plaatsvervanger van het werkend lid bedoeld bij 3° van het eerste lid : de heer Andre´ Simon; 4° als respectieve plaatsvervangers van de werkende leden bedoeld bij 4° van het eerste lid : — de heer Serge Karelle; — de heer Jacques Rochez; — de heer Philippe Melchior; 5° als plaatsvervanger van het werkend lid bedoeld bij 5° van het eerste lid : de heer Rudi Jocqueau; 6° als plaatsvervanger van het werkend lid bedoeld bij 6° van het eerste lid : — de heer Joseph Beni; — de heer Andre´ Van Nieuwenhove. Art. 18. Tot werkend lid van de Hoge Raad voor het technisch hoger onderwijs krachtens artikel 18ter, § 1er, 2, van het besluit van 20 januari 1997 Onderwijs wordt benoemd : de heer Stephan Delil. Als plaatsvervanger van het bij lid 1 bedoeld werkend lid het artikel 18ter, § 2, van het besluit van 20 januari 1997 : de heer Willy Mons. Art. 19. De heer Jules Dubois et de heer Christian Loffet worden respectievelijk tot voorzitter en ondervoorzitter van de Hoge Raad voor het technisch hoger onderwijs krachtens van het artikel 18sexies van het besluit van 20 januari 1997. De heer Jacques De Jaegher et de heer Edouard David worden respectievelijk tot plaatsvervangend voorzitter en plaatsvervangend ondervoorzitter van de Hoge Raad voor het technisch hoger onderwijs benoemd krachtens artikel 18sexies van het besluit van 20 januari 1997. HOOFDSTUK IX. — Hoge Raad voor het hoger onderwijs voor vertalers en tolken Art. 20. Tot werkend lid van de Hoge Raad voor het hoger onderwijs voor vertalers en tolken worden benoemd : 1° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 2°, a, van het besluit van 20 januari 1997 : de heer Jean Klein; 2° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 2°, b, van het besluit van 20 januari 1997 : de heer Michel Bastiaensens; 3° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 2°, c, van het besluit van 20 januari 1997 : de heer Hugo Marquant; 4° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 3°, van het besluit van 20 januari 1997 : — Mevr. Christine Demaecker; — de heer Georges Guislain; — de heer Philippe Delahaut; 5° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 4°, van het besluit van 20 januari 1997 : de heer Giuseppe Randisi; 6° Als lid bedoeld bij artikel 18ter, § 1, lid 1, 5°, van het besluit van 20 januari 1997 : — de heer Brian Collins; — de heer Patrick Fidry. Tot plaatsvervangend lid van de Hoge Raad voor het hoger onderwijs voor vertalers en tolken krachtens artikel 18ter, § 2, van het besluit van 20 januari 1997 worden benoemd : 1° als plaatsvervanger van het werkend lid bedoeld bij 1° van het eerste lid : Mevr. Yvette Polart-Tasiaux; 2° als plaatsvervanger van het werkend lid bedoeld bij 2° van het eerste lid : de heer Alain Preaux; 3° als plaatsvervanger van het werkend lid bedoeld bij 3° van het eerste lid : Mevr. Yvette Van Quickelberghe; 4° als respectieve plaatsvervangers van de werkende leden bedoeld bij 4° van het eerste lid : — de heer David Morris; — de heer Georges Perilleux; — de heer Philippe Moreau; 5° als plaatsvervanger van het werkend lid bedoeld bij 5° van het eerste lid : de heer Christophe Dethier; 6° als respectieve plaatsvervangers van de werkende leden bedoeld bij 6° van het eerste lid : — de heer Philippe Moreau; — Mevr. Vale´rie Renard.
29389
29390
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE Art. 21. De heer Jean-Marie Van Der Meerschen en de heer Bernard Devlamminck worden respectievelijk tot voorzitter en ondervoorzitter van de Hoge Raad voor het hoger onderwijs voor vertalers en tolken benoemd krachtens artikel 18sexies van het besluit van 20 januari 1997. De heer Christian Balliu en de heer Jean-Marc Lafontaine worden respectievelijk tot plaatsvervangend voorzitter en plaatsvervangend ondervoorzitter van de Hoge Raad voor het hoger onderwijs voor vertalers en tolken benoemd krachtens artikel 18sexies van het besluit van 20 januari 1997.
HOOFDSTUK X. — Slotbepaling Art. 22. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. Brussel, 15 juni 1998. Voor de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek, Sport en Internationale Betrekkingen, W. ANCION
c
VERTALING [98/29353]
[98/29353]
Agréation en qualité de Service communautaire de promotion de la santé
Erkenning als Communautaire dienst voor gezondheidspromotie
Par arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 16 juillet 1998, sont agréés en qualité de service communautaire de promotion de la santé, provisoirement pour une première période de deux ans prenant cours le 1er septembre 1998 : a) l’A.S.B.L. Question Santé, rue du Viaduc 72, 1050 Bruxelles; b) le Service Action, Recherche, Evaluation en Promotion de la Santé et Education pour la Santé (en abrégé Ulg-A.P.E.S.) de l’Université de Liège, Sart Tilman, B23, 4000 Liège; c) l’Unité de Promotion et d’Education Santé (en abrégé ULBPROMES) de l’Université libre de Bruxelles, route de Lennik 808, 1070 Bruxelles; d) l’Unité d’Education pour la Santé RESO de l’Université catholique de Louvain (en abrégé : UCL-RESO), avenue Mounier 50, 1200 Bruxelles.
Bij besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 16 juli 1998 worden erkend, als communautaire dienst voor gezondheidspromotie, voorlopig voor een eerste periode van twee jaar, met uitwerking op 1 september 1998 : a) de vzw « Question Santé », Viaductstraat 72, 1050 Brussel; b) de « Service Action, Recherche, Evaluation en Promotion de la Santé et Education pour la Santé (afgekort tot Ulg-A.P.E.S.) van de Universiteit Luik, Sart Tilman, B23, te 4000 Luik; c) de « Unité de Promotion et d’Education Santé » (afgekort tot ULB-PROMES) van de Vrije Universiteit Brussel, Lennikse Baan 808, te 1070 Brussel; d) de « Unité d’Education pour la Santé RESO de l’Université catholique de Louvain » (afgekort tot UCL-RESO), Mounierlaan 50, te 1200 Brussel.
[98/29354]
[98/29354]
Agréation en qualité de Centre local de Promotion de la Santé
Erkenning als Plaatselijk Centrum voor Gezondheidspromotie
Par arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 27 juillet 1998, sont agréés en qualité de Centre local de promotion de la santé à partir du 1er septembre 1998 : a) pour l’arrondissement de Bruxelles-Capitale : l’a.s.b.l. « Centre local de Promotion de la Santé de Bruxelles », pour une durée de cinq b) pour l’arrondissement de Charleroi-Thuin : l’a.s.b.l. « Centre local ans; de Promotion de la Santé de Charleroi-Thuin », pour une durée de cinq ans; c) pour l’arrondissement de Ath-Tournai-Mouscron-Comines : l’a.s.b.l. « Centre local de Promotion de la Santé du Hainaut occidental », pour une durée provisoire de deux ans.
Bij besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 27 juli 1998 worden erkend als plaatselijk centrum voor gezondheidspromotie vanaf 1 september 1998 : a) voor het arrondissement Brussel-Hoofdstad : de vzw « Centre local de Promotion de la Santé de Bruxelles », voor een periode van vijf jaar; b) voor het arrondissement Charleroi-Thuin : de vzw « Centre local de Promotion de la Santé de Charleroi-Thuin », voor een periode van vijf jaar; c) voor het arrondissement Aat-Doornik-Moescroen-Komen : de vzw « Centre local de Promotion de la Santé du Hainaut occidental », voor een voorlopige periode van twee jaar.
[98/29351]
[98/29351]
Programme quinquennal de promotion de la santé
Vijfjarenprogramma voor gezondheidspromotie
Par arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 28 juillet 1998, le Programme quinquennal de promotion de la santé est établi pour la période du 1er septembre 1998 au 31 août 2003. Les personnes qui seraient intéressées à recevoir un exemplaire dudit Programme peuvent adresser leur demande à la Direction générale de la santé (Conseil supérieur de promotion de la santé) boulevard Léopold II 44, à 1080 Bruxelles.
Bij besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 juli 1998 wordt het Vijfjarenprogramma voor gezondheidspromotie ingesteld voor de periode van 1 september 1998 tot 31 augustus 2003. De personen die een afschrift van het Programma zouden willen bekomen, kunnen hun aanvraag naar de « Direction générale de la santé (Conseil supérieur de promotion de la santé) », Leopold IIlaan 44, te 1080 Brussel, sturen.
29391
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE
REGION WALLONNE — WALLONISCHE REGION — WAALS GEWEST MINISTERE DE LA REGION WALLONNE [C − 98/27498]
3 SEPTEMBRE 1998. — Arreˆte´ du Gouvernement wallon prorogeant les arreˆte´s des 14 juillet 1994 et 27 novembre 1997 portant nomination des membres de la Commission re´gionale d’Ame´nagement du Territoire Le Gouvernement wallon, Vu le Code wallon de l’Ame´nagement du Territoire, de l’Urbanisme et du Patrimoine, notamment l’article 6; Vu les arreˆte´s du Gouvernement wallon des 14 juillet 1994 et 27 novembre 1997 portant nomination des membres de la Commission re´gionale d’Ame´nagement du Territoire; Conside´rant qu’il est ne´cessaire de proroger lesdits arreˆte´s de`s lors que la pre´sente session de ladite Commission se cloˆture le 31 août 1998; Sur proposition du Ministre de l’Ame´nagement du Territoire, de l’Equipement et des Transports, Arreˆte : Article 1er. Les arreˆte´s du Gouvernement wallon des 14 juillet 1994 et 27 novembre 1997 portant nomination des membres de la Commission re´gionale d’Ame´nagement du Territoire sont proroge´s pour une pe´riode de trois mois. Art. 2. Le pre´sent arreˆte´ entre en vigueur le 1er septembre 1998. Art. 3. Le Ministre de l’Ame´nagement du Territoire est charge´ de l’exe´cution du pre´sent arreˆte´. Namur, le 3 septembre 1998. Le Ministre-Pre´sident du Gouvernement wallon, charge´ de l’Economie, du Commerce exte´rieur, des P.M.E., du Tourisme et du Patrimoine, R. COLLIGNON Le Ministre de l’Ame´nagement du Territoire, de l’Equipement et des Transports, M. LEBRUN
ÜBERSETZUNG MINISTERIUM DER WALLONISCHEN REGION [C − 98/27498]
3. SEPTEMBER 1998 — Erlaß der Wallonischen Regierung zur Verla¨ngerung der Erlasse vom 14. Juli 1994 und vom 27. November 1997 zur Ernennung der Mitglieder der ″Commission re´gionale d’Ame´nagement du Territoire″ (Regionaler Raumordnungsausschuß) Die Wallonische Regierung, Aufgrund des Wallonischen Gesetzbuches u¨ber die Raumordnung, den Sta¨dtebau und das Erbe, insbesondere des Artikels 6; Aufgrund der Erlasse der Wallonischen Regierung vom 14. Juli 1994 und vom 27. November 1997 zur Ernennung der Mitglieder der ″Commission re´gionale d’Ame´nagement du Territoire″; In Erwa¨gung der Notwendigkeit, die besagten Erlasse zu verla¨ngern, da die Sitzung des genannten Auschusses am 31. August 1998 abgeschlossen wird; Auf Vorschlag des Ministers der Raumordnung, der Ausru¨stung und des Transportwesens, Beschließt: Artikel 1 - Die Erlasse der Wallonischen Regierung vom 14. Juli 1994 und vom 27. November 1997 zur Ernennung der Mitglieder der ″Commission re´gionale d’Ame´nagement du Territoire″ werden um einen Zeitraum von drei Monaten verla¨ngert. Art. 2 - Der vorliegende Erlaß tritt am 1. September 1998 in Kraft. Art. 3 - Der Minister, zu dessen Zusta¨ndigkeitsbereich die Raumordnung geho¨rt, wird mit der Durchfu¨hrung des vorliegenden Erlasses beauftragt. Namur, den 3. September 1998 Der Minister-Vorsitzende der Wallonischen Regierung, beauftragt mit der Wirtschaft, dem Außenhandel, den KMB, dem Tourismus und dem Erbe, R. COLLIGNON Der Minister der Raumordnung, der Ausru¨stung und des Transportwesens, M. LEBRUN
29392
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE VERTALING MINISTERIE VAN HET WAALSE GEWEST [C − 98/27498]
3 SEPTEMBER 1998. — Besluit van de Waalse Regering tot verlenging van de besluiten van 14 juli 1994 en 27 november 1997 tot benoeming van de leden van de ″Commission re´gionale d’Ame´nagement du Territoire″ (Gewestelijke Commissie voor Ruimtelijke Ordening) De Waalse Regering, Gelet op het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedebouw en Patrimonium, inzonderheid op artikel 6; Gelet op de besluiten van de Waalse Regering van 14 juli 1994 en 27 november 1997 tot benoeming van de leden van de ″Commission re´gionale d’Ame´nagement du Territoire″; Overwegende dat het noodzakelijk is bovenvermelde besluiten te verlengen aangezien de zitting van bovengenoemde Commissie op 31 augustus 1998 eindigt; Op de voordracht van de Minister van Ruimtelijke Ordening, Uitrusting en Vervoer, Besluit : Artikel 1. De besluiten van de Waalse Regering van 14 juli 1994 en 27 november 1997 tot benoeming van de leden van de ″Commission re´gionale d’Ame´nagement du Territoire″ worden met drie maanden verlengd. Art. 2. Dit besluit treedt in werking op 1 september 1998. Art. 3. De Minister van Ruimtelijke Ordening is belast met de uitvoering van dit besluit. Namen, 3 september 1998. De Minister-President van de Waalse Regering, belast met Economie, Buitenlandse Handel, KMO’s, Toerisme en Patrimonium, R. COLLIGNON De Minister van Ruimtelijke Ordening, Uitrusting en Vervoer, M. LEBRUN
OFFICIELE BERICHTEN — AVIS OFFICIELS COUR D’ARBITRAGE [C − 98/21358]
Arreˆt n° 67/98 du 10 juin 1998 Nume´ro du roˆle : 1157 En cause : la question pre´judicielle concernant les articles 366 a` 377 du Code des impoˆts sur les revenus 1992, pose´e par le Tribunal de premie`re instance de Namur. La Cour d’arbitrage, compose´e des pre´sidents M. Melchior et L. De Gre`ve, et des juges H. Boel, L. Franc¸ois, P. Martens, J. Delruelle, G. De Baets, E. Cerexhe, H. Coremans, A. Arts, R. Henneuse et M. Bossuyt, assiste´e du greffier L. Potoms, pre´side´e par le pre´sident M. Melchior, apre`s en avoir de´libe´re´, rend l’arreˆt suivant : I. Objet de la question pre´judicielle Par jugement du 30 septembre 1997 en cause de R. Walgraffe contre l’Etat belge, dont l’expe´dition est parvenue au greffe de la Cour le 7 octobre 1997, le Tribunal de premie`re instance de Namur a pose´ la question pre´judicielle suivante : « Les articles 366 a` 377 du Code des impoˆts sur les revenus de 1992 violent-ils les principes d’e´galite´ et de non-discrimination consacre´s par les articles 10 et 11 de la Constitution coordonne´e le 17 fe´vrier 1994, e´ventuellement mis en relation avec l’article 6.1. de la Convention europe´enne de sauvegarde des droits de l’homme et des liberte´s fondamentales et avec le principe ge´ne´ral du droit relatif a` l’inde´pendance et a` l’impartialite´ du juge, a) d’une part, en ce qu’ils assignent, en premier ressort, au contribuable en matie`re d’impoˆts directs un juge qui, en la personne du directeur re´gional des contributions, est en re´alite´ un membre de l’administration fiscale, et, partant, un organe de la puissance publique partie a` la cause, alors qu’en d’autres matie`res relatives a` des droits politiques, le justiciable se voit assigner un juge qui, n’e´tant pas ne´cessairement de l’ordre judiciaire, n’est pas, pour autant, l’organe de l’une des parties a` la cause; b) d’autre part, en ce qu’ils ne pre´voient pas la possibilite´ ni n’organisent la proce´dure de re´cusation du directeur re´gional des contributions, alors que tout autre juge de l’ordre judiciaire ou administratif, intervenant au contentieux des droits subjectifs, peut faire l’objet d’une telle proce´dure, par application, notamment, des articles 2 et 828 et suivants du Code judiciaire ? » II. Les faits et la proce´dure ante´rieure Le demandeur devant le juge a quo, en sa qualite´ d’avocat, a conseille´ a` un de ses clients de de´poser plainte contre un controˆleur des contributions qu’il accusait d’inde´licatesses a` son e´gard. Le controˆleur fut incarce´re´. Ayant fait l’objet d’un controˆle approfondi et d’un avis de rectification annonc¸ant d’importantes majorations d’impoˆts, le demandeur lanc¸a une assignation en re´fe´re´ afin d’obtenir que son dossier soit traite´ par d’autres fonctionnaires. L’impoˆt ayant e´te´ entre-temps enroˆle´, le pre´sident du Tribunal de premie`re instance de Namur constata que la mesure sollicite´e n’avait plus d’objet mais condamna l’Etat belge aux de´pens.
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE Invite´ a` payer un impoˆt supple´mentaire de pre`s de 4 millions, le demandeur introduisit une re´clamation entre les mains du directeur des contributions de Namur, c’est-a`-dire un des fonctionnaires contre lesquels avait e´te´ mue l’action introduite devant le pre´sident du Tribunal. Le demandeur lanc¸a une nouvelle assignation devant le Tribunal afin d’obtenir que le dossier relatif a` ses re´clamations soit transfe´re´ aupre`s d’un autre directeur des contributions. Apre`s avoir statue´ sur sa compe´tence, le Tribunal a pose´ a` la Cour la question pre´judicielle pre´cite´e. III. La proce´dure devant la Cour Par ordonnance du 7 octobre 1997, le pre´sident en exercice a de´signe´ les juges du sie`ge conforme´ment aux articles 58 et 59 de la loi spe´ciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d’arbitrage. Les juges-rapporteurs ont estime´ n’y avoir lieu de faire application des articles 71 ou 72 de la loi organique. La de´cision de renvoi a e´te´ notifie´e conforme´ment a` l’article 77 de la loi organique, par lettres recommande´es a` la poste le 21 octobre 1997. L’avis prescrit par l’article 74 de la loi organique a e´te´ publie´ au Moniteur belge du 24 octobre 1997. Des me´moires ont e´te´ introduits par : — R. Walgraffe, demeurant a` 5660 Couvin, Dessus la Ville 6, par lettre recommande´e a` la poste le 2 de´cembre 1997; — l’Etat belge, par lettre recommande´e a` la poste le 4 de´cembre 1997. Ces me´moires ont e´te´ notifie´s conforme´ment a` l’article 89 de la loi organique, par lettres recommande´es a` la poste le 16 de´cembre 1997. Des me´moires en re´ponse ont e´te´ introduits par : — R. Walgraffe, par lettre recommande´e a` la poste le 8 janvier 1998; — l’Etat belge, par lettre recommande´e a` la poste le 13 janvier 1998. Le 25 fe´vrier 1998, l’Etat belge a introduit un « me´moire en re´ponse comple´mentaire » qui, n’e´tant pas pre´vu par la loi spe´ciale du 6 janvier 1989, est rejete´ des de´bats. Par ordonnance du 25 mars 1998, la Cour a proroge´ jusqu’au 7 octobre 1998 le de´lai dans lequel l’arreˆt doit eˆtre rendu. Par ordonnance du meˆme jour, le pre´sident M. Melchior a soumis l’affaire a` la Cour re´unie en se´ance ple´nie`re. Par ordonnance du meˆme jour, la Cour a de´clare´ l’affaire en e´tat et fixe´ l’audience au 22 avril 1998. Cette ordonnance a e´te´ notifie´e aux parties ainsi qu’a` leurs avocats par lettres recommande´es a` la poste le 26 mars 1998. A l’audience publique du 22 avril 1998 : — ont comparu : . Me J.-P. Bours, avocat au barreau de Lie`ge, pour R. Walgraffe; . Me C. Detry, avocat au barreau de Namur, pour l’Etat belge; — les juges-rapporteurs P. Martens et G. De Baets ont fait rapport; — les avocats pre´cite´s ont e´te´ entendus; — l’affaire a e´te´ mise en de´libe´re´. La proce´dure s’est de´roule´e conforme´ment aux articles 62 et suivants de la loi organique, relatifs a` l’emploi des langues devant la Cour. IV. En droit —A— Me´moire du demandeur devant le juge a quo Premie`re branche A.1. Les articles 366 a` 377 du Code des impoˆts sur les revenus 1992, ci-apre`s C.I.R. 92, organisent une re´clamation pre´alable devant le directeur des contributions compe´tent et, ensuite, un recours devant la cour d’appel contre la de´cision du directeur. L’arreˆt de la cour d’appel peut faire l’objet d’un pourvoi en cassation. A.2. La de´cision a quo qualifie le directeur re´gional des contributions de « juge ». La jurisprudence de la Cour de cassation reconnaıˆt au directeur re´gional un pouvoir juridictionnel. Cette jurisprudence a toutefois suscite´ d’importantes re´serves de la doctrine, le directeur e´tant, malgre´ son roˆle juridictionnel, hie´rarchiquement soumis aux instructions de ses supe´rieurs. A.3. La jurisprudence de la Cour de cassation pose aussi des proble`mes au niveau europe´en. La Cour de justice a conside´re´ que ce n’est pas parce que le droit national luxembourgeois qualifie de « juridiction » la fonction du directeur lorsqu’il statue sur une re´clamation que celui-ci constitue ne´cessairement une juridiction au sens du Traite´ parce que, e´tant a` la fois juge et partie, le directeur n’est ni inde´pendant ni impartial, attributs cependant constitutifs de la mission de juger (arreˆt Corbiau du 30 mars 1993). La meˆme Cour a conside´re´ que la cour d’appel est la premie`re juridiction susceptible « de poser une question pre´judicielle a` la Cour de justice, e´tant donne´ que le directeur devant lequel se de´roule le litige en premie`re instance appartient a` l’administration fiscale et, par conse´quent, ne constitue pas une juridiction au sens de l’article 177 du traite´ » (arreˆt Peterbroeck du 14 de´cembre 1995). A.4. En toute hypothe`se, la proce´dure en matie`re d’impoˆts sur les revenus, telle qu’elle est organise´e par les articles 366 a` 377 du C.I.R. 92, ne permet pas au contribuable de be´ne´ficier de deux degre´s de juridiction totalement inde´pendants de l’administration. A.5. En matie`re d’impoˆts indirects, la proce´dure de contestation est organise´e tout autrement. Tant en matie`re de taxe sur la valeur ajoute´e qu’en matie`re de droits d’enregistrement ou de succession, le contribuable dispose du droit de saisir le tribunal de premie`re instance ou le juge de paix par la voie d’une opposition a` contrainte. Une proce´dure d’appel puis de cassation est organise´e. A.6. Pourtant, les situations qui donnent lieu aux deux proce´dures diffe´rentes sont tre`s comparables. En matie`re d’impoˆts sur les revenus comme en matie`re de T.V.A., un meˆme contribuable peut eˆtre redevable des uns et des autres, se voir re´clamer simultane´ment un supple´ment par l’une et l’autre des administrations compe´tentes et eˆtre contraint d’intenter deux proce´dures distinctes, re´pondant a` des principes fondamentalement diffe´rents, selon la nature de l’impoˆt qui lui est re´clame´.
29393
29394
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE A.7. La comparabilite´ des deux situations n’a d’ailleurs pas e´chappe´ a` l’administration, qui proce`de actuellement a` une restructuration dont l’objectif ultime est la scission de l’Administration de la T.V.A., de l’enregistrement et des domaines, pour permettre la fusion de l’Administration des contributions directes avec celle de la T.V.A. A.8. Il est incontestable qu’il existe des diffe´rences structurelles entre les impoˆts directs et les impoˆts indirects, constituant un crite`re objectif. On peut donc comprendre que cette diffe´rence induise certaines diffe´rences en rapport avec la nature meˆme des deux types d’impoˆts envisage´s : forme des de´clarations, de´lais pour l’introduction de celles-ci, etc. Mais on ne peut comprendre pourquoi le le´gislateur a voulu re´server aux seuls contribuables passibles d’impoˆts indirects un ve´ritable double degre´ de juridiction, cre´ant de la sorte une discrimination sur un point fondamental : celui de l’acce`s des contribuables a` la justice, du respect des droits de la de´fense et du respect du principe de l’e´galite´ des armes. A.9. Cette discrimination se justifie moins encore en matie`re de T.V.A., qualifie´e d’impoˆt « indirect ». Celle-ci pre´sente en effet de nombreuses ressemblances sur le plan technique avec l’impoˆt dit « direct » : pe´riodicite´ des de´clarations, lien direct avec le contribuable, qualifie´ d’« assujetti «, fait ge´ne´rateur constitue´ par un acte « occasionnel », mais pose´ par un assujetti de´fini comme e´tant quelqu’un qui le commet « d’une manie`re habituelle ». A.10. Il est vain de tenter de chercher, dans les textes affe´rents a` l’impoˆt sur les revenus, une justification raisonnable de cette diffe´rence de traitement. A.11. En matie`re d’impoˆt sur les revenus, le syste`me habituel trouve son origine dans la loi du 6 septembre 1895. La loi du 20 novembre 1962 portant re´forme des impoˆts sur les revenus n’a rien change´ en la matie`re, pas plus que celle du 16 mars 1976 modifiant la proce´dure, bien que son objectif fuˆt d’accroıˆtre les droits du contribuable face a` l’administration. A.12. En outre, il ne peut exister aucun rapport de proportionnalite´ entre l’e´ventuel but vise´ et les moyens employe´s. Si meˆme il fallait admettre que l’article 6.1 de la Convention europe´enne des droits de l’homme n’est pas d’application en matie`re fiscale, le principe ge´ne´ral du droit relatif a` l’inde´pendance et a` l’impartialite´ du juge est d’application et s’oppose a` toute discrimination. Les articles 10 et 11 de la Constitution doivent de`s lors eˆtre mis en relation avec l’article 6.1 de la Convention pre´cite´e. A.13. Cette absence de tout rapport de proportionnalite´ re´sulte de l’importance des principes transgresse´s (acce`s des contribuables a` la justice, respect des droits de la de´fense, e´galite´ des armes), au regard du caracte`re strictement technique du crite`re objectif de diffe´renciation entre impoˆts directs et indirects. Seconde branche A.14. Les articles 366 a` 376 du C.I.R. 92 ne contiennent aucune disposition imposant au directeur de se de´porter lorsqu’il a un inte´reˆt personnel au litige. Ils n’organisent pas des proce´dures assimilables a` celles de la re´cusation (articles 828 a` 848 du Code judiciaire) ou de la suspicion le´gitime (articles 648, 2°, et 650 du Code judiciaire; article 542 du Code d’instruction criminelle). Il s’ensuit que, lorsqu’un proble`me de conflit d’inte´reˆts se pose, il est re´gle´ non pas pre´alablement mais a posteriori. C’est par le biais d’un appel devant la cour d’appel que le contribuable, confronte´ a` l’hypothe`se d’une de´cision rendue par un directeur qui aurait duˆ se de´porter, peut demander que cette de´cision soit annule´e et que la cour e´voque l’affaire. A.15. Les exemples d’annulation sont le´gion dans la jurisprudence. Ainsi, il a e´te´ de´cide´ qu’un inspecteur qui avait instruit une re´clamation et signe´, sur de´le´gation, la de´cision directoriale, n’e´tait pas suffisamment impartial lorsqu’il se trouvait eˆtre l’ex-e´poux de la cliente de l’avocat contribuable dont il traitait la re´clamation (Lie`ge, 17 avril 1991, J.L.M.B. 1991, p. 1033). Il a e´galement e´te´ de´cide´ qu’il n’e´tait pas admissible que ce soit le meˆme fonctionnaire qui, d’une part, enroˆle l’impoˆt au stade de la taxation, ensuite, devenu inspecteur, inscrive la re´clamation puis signe la de´cision directoriale (Cass., 14 de´cembre 1989; Cass., 23 mars 1990). A.16. L’administration semble avoir pris conscience elle-meˆme du caracte`re inadmissible de cette situation. Elle a tire´ les enseignements des deux arreˆts de cassation pre´cite´s dans une circulaire du 16 aouˆt 1990. Le contribuable qui a introduit une re´clamation n’a d’autre garantie qu’a posteriori contre les risques de voir un fonctionnaire statuer, malgre´ le conflit d’inte´reˆt qui devrait l’inciter a` ne pas le faire. Outre que la circulaire pre´cite´e n’a aucune force le´gale, il reste que le contribuable doit introduire un recours devant la cour d’appel afin de demander a` celle-ci d’annuler la de´cision et ensuite d’e´voquer le fond du litige, ce qui implique des frais comple´mentaires qui ne seront pas mis a` charge de l’administration — meˆme l’indemnite´ de proce´dure n’est pas d’application en matie`re fiscale — et ce qui ne se produit qu’apre`s l’e´coulement d’un laps de temps parfois excessivement long. Le caracte`re comparable de la situation du contribuable qui conteste un impoˆt direct et de l’assujetti qui conteste un impoˆt indirect a e´te´ de´montre´. L’objectif du le´gislateur, refusant la possibilite´ de re´cuser, dans la premie`re situation, n’est pas perceptible et, en tout e´tat de cause, il n’existe aucun rapport de proportionnalite´ entre le but vise´ et les moyens employe´s. A.17. Il s’ensuit que les articles 366 a` 377 du C.I.R. 92 violent les principes d’e´galite´ et de non-discrimination consacre´s par les articles 10 et 11 de la Constitution, e´ventuellement mis en relation avec l’article 6.1 de la Convention europe´enne des droits de l’homme et avec le principe ge´ne´ral de droit relatif a` l’inde´pendance et a` l’impartialite´ du juge. A.18. Il ne pourrait en aller autrement que si la Cour estimait, contrairement a` l’interpre´tation donne´e par le jugement a quo et par l’administration, que les articles 828 et suivants du Code judiciaire sont applicables a` la matie`re de la re´clamation dans le domaine de l’impoˆt des personnes physiques, telle qu’elle est re´gie par les articles 366 a` 377 pre´cite´s. Me´moire de l’Etat belge A.19. La Cour d’arbitrage est sans compe´tence pour ve´rifier si une disposition le´gislative est compatible avec une re`gle inscrite dans la Convention europe´enne des droits de l’homme. Il en est de meˆme si est invoque´e l’incompatibilite´ avec un principe ge´ne´ral de droit. A.20. Par ailleurs, meˆme mis en relation avec les articles 10 et 11 de la Constitution, l’article 6.1 de la Convention europe´enne des droits de l’homme ne peut eˆtre invoque´ en matie`re fiscale, selon une jurisprudence constante tant nationale qu’europe´enne. Cette exception est fonde´e sur l’ide´e suivant laquelle la Convention europe´enne ne prote`ge que des droits prive´s et que les droits et obligations des citoyens en tant que contribuables ressortissent au droit public et e´chappent, comme tels, au domaine d’application de la Convention.
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE A.21. En revanche, il est admis que l’inde´pendance et l’impartialite´ du juge constituent un principe ge´ne´ral de droit applicable devant toutes les juridictions, en ce compris devant celles appele´es a` statuer dans une matie`re qui ne tombe pas dans le champ d’application de l’article 6.1 de la Convention europe´enne des droits de l’homme (Cass., 23 mai 1985, Pas., 1985, I, n° 570). La jurisprudence a d’ailleurs expresse´ment reconnu ce principe a` l’e´gard du directeur des contributions directes (Cass., 14 de´cembre 1989, Pas., 1990, I, p. 481; Cass., 23 mars 1990, Pas., 1990, I, p. 867). A.22. La question pre´judicielle doit donc eˆtre comprise comme demandant a` la Cour d’examiner : « a) si les articles 366 a` 377, C.I.R. 92 violent les principes d’e´galite´ et de non-discrimination consacre´s par les articles 10 et 11 de la Constitution en ce que l’acce`s a` un juge inde´pendant et impartial, principe ge´ne´ral de droit, serait refuse´ a` une cate´gorie de citoyens qui se voient oblige´s de saisir, en premier ressort en matie`re d’impoˆts directs, un juge qui, en la personne du directeur re´gional des contributions directes, est en re´alite´ un membre de l’administration fiscale, et, partant, un organe de la puissance publique partie a` la cause, alors que le respect du principe pre´cite´ serait assure´ dans d’autres matie`res relatives a` des droits politiques, ou` le juge n’est pas ne´cessairement un membre de l’administration en cause. b) si les articles pre´cite´s cre´ent une discrimination injustifie´e entre les citoyens, en ce sens que, n’organisant expresse´ment aucune possibilite´ de re´cusation du directeur re´gional, les contribuables ayant intente´ une re´clamation se voient par conse´quent prive´s de la garantie d’impartialite´ du juge, principe ge´ne´ral du droit, alors qu’une proce´dure de re´cusation serait possible en toute autre matie`re, par application des articles 2 et suivants du Code judiciaire ». Quant a` la premie`re branche A.23. Il ne saurait y avoir de discrimination en la matie`re dans la mesure ou` il est unanimement reconnu que, lorsqu’il statue sur une re´clamation en vertu de l’article 375, aline´a 1er, du C.I.R. 92, le directeur ou le fonctionnaire de´le´gue´ par lui doit satisfaire au principe ge´ne´ral de droit relatif a` l’inde´pendance et a` l’impartialite´ du juge, a` peine de voir sa de´cision annule´e par la cour d’appel. Le seul fait que le directeur soit un membre de l’administration fiscale ne lui enle`ve donc pas a priori la qualite´ de juge inde´pendant et impartial. A.24. La Cour de cassation fonde sa jurisprudence sur une de´finition mate´rielle de la fonction de juridiction. En assignant au redevable d’impoˆts directs, en premier ressort, un juge qui est en re´alite´ un membre de l’administration fiscale, la loi ne cre´e aucun traitement diffe´rencie´ au pre´judice des redevables d’impoˆts directs par rapport aux titulaires d’autres droits subjectifs politiques. A.25. A supposer qu’il en soit autrement, il conviendrait d’examiner si la mesure critique´e est fonde´e sur une diffe´rence objective susceptible de justifier un traitement diffe´rencie´ et ensuite de ve´rifier si la mesure est proportionne´e au but poursuivi. A.26. La compe´tence du directeur des contributions en la matie`re trouve son origine dans la loi du 30 juillet 1881 « modifiant quelques dispositions le´gislatives re´glant la compe´tence des de´putations permanentes » et dans celle du 6 septembre 1895 « relative aux cotisations fiscales en matie`re d’impoˆts directs ». Le choix du directeur pour connaıˆtre des re´clamations s’explique par des conside´rations historiques. A.27. L’origine du syste`me actuel doit eˆtre recherche´e dans les travaux pre´paratoires de la loi du 16 mars 1976 modifiant la proce´dure relative aux litiges en matie`re d’impoˆts directs. Des parlementaires avaient propose´ de supprimer l’obligation de re´clamer aupre`s du directeur des contributions et d’instaurer une proce´dure contentieuse exclusivement judiciaire. Ils s’expliquaient longuement sur les motifs qui justifiaient leur proposition. A.28. Ne pouvant marquer son accord sur cette proposition, le Gouvernement de´posa une se´rie d’amendements modifiant fondamentalement la porte´e du texte initial. Le Gouvernement mettait tout d’abord l’accent sur le caracte`re spe´cifique du contentieux fiscal. Il insistait d’autre part sur la ne´cessite´ d’un recours pre´alable a` l’autorite´ hie´rarchique. Ensuite, le Gouvernement invoquait le souci de maintenir l’unite´ de jurisprudence et e´levait un certain nombre d’objections d’ordre pratique tire´es de l’importance du contentieux fiscal, de l’exigence d’une formation fiscale des juges, de la lenteur et du couˆt plus e´leve´ de la proce´dure judiciaire. Le Gouvernement invoqua e´galement les proce´dures comparables existant dans des pays voisins de la Belgique. A.29. Dans l’avis qu’elle donna le 28 septembre 1967, la section de le´gislation du Conseil d’Etat estima que l’examen du dossier fiscal par un supe´rieur hie´rarchique de l’agent taxateur constituait une garantie pour l’inte´resse´ en meˆme temps qu’il contribue efficacement a` de´gager les points litigieux, chose importante lorsque la cause est, par la suite, de´fe´re´e au tribunal. L’avis se re´fe´rait e´galement a` une mercuriale prononce´e le 1er septembre 1967 devant la Cour d’appel de Gand par l’avocat ge´ne´ral Verse´e dont les conside´rations furent approuve´es dans une note de´pose´e par le commissaire royal a` la re´forme judiciaire. A.30. Le Gouvernement fit encore remarquer que, devant l’importance conside´rable du contentieux fiscal, — 154.599 re´clamations avaient e´te´ introduites en 1968 — confier ce contentieux aux tribunaux de l’ordre judiciaire serait de nature a` perturber l’organisation judiciaire. A.31. La loi finalement adopte´e e´tablit un compromis entre la the`se de´fendue par les auteurs de la proposition initiale et celle du Gouvernement, fonde´e sur l’instauration, au niveau du directeur des contributions, d’une proce´dure analogue a` celle qui aurait e´te´ suivie devant le tribunal de premie`re instance si celui-ci s’e´tait substitue´ au directeur des contributions. Ce compromis se traduisait par trois mesures essentielles : l’instauration d’une instruction contradictoire de la re´clamation; l’abandon du pouvoir administratif de comple´ter l’oeuvre de taxation que de´tenait jusqu’alors le directeur qui, de´sormais, ne pouvait plus aggraver la situation du contribuable; la faculte´ donne´e au reque´rant de formuler des griefs nouveaux devant la cour d’appel pour autant qu’ils invoquent une contravention a` la loi ou une violation des formes substantielles de proce´dure. A.32. Les e´le´ments retenus par le le´gislateur pour justifier la proce´dure adopte´e s’inscrivent dans le cadre de ceux ge´ne´ralement formule´s par la doctrine pour admettre le principe de la re´clamation pre´alable devant l’administration en matie`re d’impoˆts directs. Elle constitue un instrument privile´gie´ du dialogue qui doit ne´cessairement s’instaurer entre le contribuable et l’administration fiscale. En apportant une solution imme´diate a` de nombreux litiges fiscaux, elle assure un de´sencombrement des juridictions et, par la` meˆme, un alle´gement du contentieux juridictionnel. Meˆme si elle ne re`gle pas imme´diatement le diffe´rend, elle fixe les positions respectives des parties et clarifie le de´bat juridictionnel. A.33. Le nombre de re´clamations introduites est tel que si la connaissance en e´tait confie´e aux cours d’appel, celles-ci auraient besoin d’environ huit anne´es pour traiter les dossiers pendants. A.34. Le fait que le le´gislateur ait pu soustraire le contentieux du premier degre´ en matie`re d’impoˆts directs a` la compe´tence des cours et tribunaux trouve son origine dans l’article 145 de la Constitution. Le jus tributi est un droit politique. L’article 145 de la Constitution autorisait donc le le´gislateur a` instituer une juridiction a` compe´tence spe´ciale.
29395
29396
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE Il est vrai que certaines contestations portant sur des droits subjectifs politiques sont tranche´es par des colle`ges, ge´ne´ralement pre´side´s par un magistrat de l’ordre judiciaire, notamment en matie`re de milice, en matie`re de professions commerciales et artisanales, dans les matie`res traite´es par le conseil d’enqueˆtes e´conomiques pour e´trangers. Il apparaıˆt toutefois que, dans l’ensemble de ces hypothe`ses, il ne s’agit pas du jus tributi mais bien soit du jus militiae, soit d’autres droits conside´re´s comme politiques. En revanche, en matie`re de jus tributi, le le´gislateur a confie´ e´galement des fonctions juridictionnelles a` la de´putation permanente du conseil provincial, jusqu’a` la loi du 24 de´cembre 1996 relative a` l’e´tablissement et au recouvrement des taxes provinciales et communales, qui pre´voit de´sormais, en son article 9, que la de´putation permanente agit « en tant qu’autorite´ administrative » et non en tant qu’organe juridictionnel. Toutefois, les contribuables de la Re´gion de Bruxelles-Capitale doivent introduire leur re´clamation aupre`s du colle`ge juridictionnel. En re´alite´, la modification apporte´e par l’article 9 de la loi du 24 de´cembre 1996 a anticipe´ la re´forme de la proce´dure en matie`re d’impoˆts d’Etat, dans le cadre de laquelle la mission juridictionnelle du directeur des contributions est supprime´e (voy. l’avant-projet de loi approuve´ par le Conseil des ministres le 28 novembre 1997). A.35. Lors des discussions ayant abouti a` l’article 93, aujourd’hui article 145 de la Constitution, le seul exemple d’exception pre´vue par cette disposition auquel les travaux pre´paratoires se re´fe`rent est celui des contestations en matie`re d’impositions. Bien plus, on peut conside´rer que l’article 93 a e´te´ envisage´ par le Congre`s national principalement sinon exclusivement afin de soustraire les litiges fiscaux a` la compe´tence exclusive des cours et tribunaux. A.36. Il existe manifestement un rapport de proportionnalite´ entre le moyen utilise´ et le but poursuivi. En effet, le le´gislateur a associe´ le maintien de la compe´tence du directeur re´gional a` la cre´ation d’un ensemble de garanties semblables a` celles dont be´ne´ficierait le contribuable devant un tribunal de l’ordre judiciaire. D’autre part, les redevables disposent du droit de porter le litige en second ressort devant la cour d’appel. A.37. Il apparaıˆt de ces conside´rations que le fait d’assigner, en premier ressort, au contribuable, en matie`re d’impoˆts directs, un juge qui est en re´alite´ un membre de l’administration fiscale, repose sur un crite`re objectif de diffe´renciation, re´sidant dans une distinction objective entre les contestations mettant en oeuvre le jus tributi et celles qui concernent d’autres droits subjectifs politiques. D’autre part, la mesure est proportionne´e par rapport au but poursuivi. La premie`re branche de la question appelle une re´ponse ne´gative. Seconde branche A.38. La question comporte une inexactitude en ce qu’il y est affirme´ que « tout autre juge de l’ordre judiciaire ou administratif (...) peut faire l’objet » d’une proce´dure de re´cusation « par application, notamment, des articles 2 et 828 et suivants du Code judiciaire ». En re´alite´, comme l’a pre´cise´ le Conseil d’Etat, « lorsque l’article 2 du Code judiciaire e´nonce que les re`gles de ce Code s’appliquent a` toutes les proce´dures, il ne peut s’agir que des proce´dures pre´vues pour les cours et tribunaux qui font l’objet dudit Code et non des proce´dures organise´es par les le´gislations qui re´gissent spe´cialement les juridictions administratives » (C.E., 10 juin 1971, arreˆt n° 14.802). Il en re´sulte que les articles 828 et 847 du Code judiciaire ne s’appliquent pas au juge administratif, sauf s’il en est dispose´ autrement. Les dispositions du Code judiciaire relatives a` la re´cusation ne sont donc pas applicables en matie`re d’impoˆt direct, le directeur n’e´tant pas une juridiction de l’ordre judiciaire. A.39. Cela ne signifie pas pour autant que le principe d’e´galite´ et de non-discrimination serait viole´. En effet, une jurisprudence unanime conside`re que les de´cisions des directeurs des contributions directes, qui sont de nature juridictionnelle, doivent satisfaire a` la re`gle d’inde´pendance et d’impartialite´ qui constitue l’un des principes ge´ne´raux de droit applicables a` toutes les juridictions. Il en de´coule que tout directeur re´gional dont le redevable peut le´gitimement redouter qu’il n’offre pas toutes les garanties d’impartialite´ est tenu de s’abstenir de participer au jugement de la re´clamation pre´sente´e par lui. Pour ce faire, le directeur re´gional dispose pre´cise´ment de la faculte´ de de´le´guer son pouvoir de de´cision a` un autre fonctionnaire (article 377 du C.I.R. 92). Cette faculte´ de de´le´gation doit cependant s’inscrire dans le respect du principe de territorialite´. A.40. Si le directeur refuse de de´le´guer son pouvoir de de´cision, le redevable dispose de la possibilite´ de de´fe´rer la de´cision directoriale a` la censure de la cour d’appel, qui annulera la de´cision si le grief invoquant l’absence d’impartialite´ du directeur s’ave`re fonde´ (voy. Lie`ge, 17 avril 1991, J.T. 1991, p. 540). Lorsque la cour d’appel annule la de´cision rendue par le directeur des contributions, elle doit, en raison du caracte`re d’ordre public de l’impoˆt, statuer elle-meˆme au fond dans les limites du litige dont elle est saisie (Cass., 14 de´cembre 1989, Pas., 1990, I, 1981). Dans cette hypothe`se, la cour d’appel statue en premier et dernier ressort et cette circonstance n’engendre aucune discrimination, eu e´gard au pouvoir particulier attribue´ a` la cour d’appel statuant en matie`re d’impoˆts directs. A.41. Il re´sulte de l’ensemble de ces observations que, contrairement a` ce que laisse supposer le libelle´ de la question pre´judicielle, le fait que les articles 366 a` 377 du C.I.R. 92 ne pre´voient pas ni n’organisent de fac¸on expresse la proce´dure de re´cusation du directeur n’empeˆche nullement qu’une telle faculte´ existe ne´anmoins, par le biais du respect du principe ge´ne´ral de droit pre´cite´, combine´ avec le droit de de´le´gation pre´vu par l’article 375, aline´a 1er, du C.I.R. 92. Il en de´coule que les articles 366 a` 377 du C.I.R. 92 n’instaurent en re´alite´ aucune diffe´rence de traitement susceptible de violer les principes d’e´galite´ et de non-discrimination consacre´s par les articles 10 et 11 de la Constitution. A.42. Subsidiairement, il convient de souligner que, meˆme si la proce´dure de re´cusation n’est pas organise´e d’une manie`re formelle par les articles 366 a` 377 du C.I.R. 92, cette circonstance n’est pas discriminatoire e´tant donne´ qu’elle ne prive nullement les contribuables de la possibilite´ de soumettre leur cause a` un juge inde´pendant et impartial. La seconde branche appelle donc une re´ponse ne´gative. Me´moire en re´ponse de l’Etat belge A.43. Telle qu’elle est libelle´e, la question pre´judicielle ne porte nullement sur les diffe´rences de traitement qui pourraient re´sulter d’une comparaison entre la matie`re des impoˆts directs et celle des impoˆts indirects. L’argumentation de´veloppe´e par le demandeur est donc irrelevante. A.44. Subsidiairement, la diffe´rence invoque´e entre la proce´dure en matie`re d’impoˆts directs et la proce´dure en matie`re d’impoˆts indirects repose sur un crite`re objectif, raisonnablement justifie´. En effet, il existe entre les deux cate´gories d’impoˆts une diffe´rence fondamentale re´sidant dans la circonstance que les impoˆts indirects, lesquels sont perc¸us sur des faits occasionnels, ne font nullement l’objet de roˆles nominatifs.
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE En matie`re d’impoˆts indirects, le titre de perception n’est e´tabli, et la proce´dure contentieuse n’est ouverte, en cas de de´faut de paiement par le contribuable, qu’en vue de la perception de l’impoˆt. Le contribuable qui de´sire contester le bien-fonde´ de l’imposition peut alors faire opposition a` ce type de perception. Dans cette optique, les impositions qualifie´es d’indirectes deviennent assimilables a` des cre´ances civiles de sommes. A.45. Comme les re`gles relatives au recouvrement et a` la perception sont principalement re´gies par le droit commun, il est normal que le contentieux en matie`re d’impoˆts indirects soit de la compe´tence exclusive des juridictions ordinaires. Me´moire en re´ponse du demandeur devant le juge a quo A.46. Le demandeur avait lui-meˆme souligne´ que, meˆme s’il fallait admettre que l’article 6.1 de la Convention europe´enne des droits de l’homme n’est pas d’application en matie`re fiscale, le principe ge´ne´ral de droit relatif a` l’inde´pendance et a` l’impartialite´ du juge est d’application et s’oppose a` semblable discrimination. A.47. Il est par ailleurs inexact de faire e´tat d’une jurisprudence constante « tant nationale qu’europe´enne » pour contester l’applicabilite´ de l’article 6 de la Convention. La Cour de cassation franc¸aise admet que la matie`re fiscale rele`ve de l’article 6 de la Convention. A.48. L’expose´ des motifs pre´ce´dant les projets de loi relative au contentieux en matie`re fiscale et « a` l’organisation judiciaire en matie`re fiscale » commence par les termes suivants : « La manie`re dont le contentieux fiscal est tranche´ fait l’objet de critiques. Ainsi, il est souligne´, non sans raison, que la re´solution des litiges, particulie`rement en matie`re d’impoˆts directs, organise´e pour l’essentiel par le CIR 1992, ne satisfait plus aux exigences actuelles, et ce, notamment sur la base des conceptions modernes du droit a` une bonne administration de la justice, reconnu dans divers articles de la Constitution, a` l’article 6 de la Convention europe´enne de sauvegarde des droits de l’homme et des liberte´s fondamentales et a` l’article 10 du Pacte international relatif aux droits civils et politiques. » Quant a` la premie`re branche A.49. L’affirmation selon laquelle le directeur aurait les qualite´s de juge inde´pendant et impartial est contestable (voy. les arreˆts de la Cour de justice des Communaute´s europe´ennes cite´s dans le me´moire). A.50. De surcroıˆt, la question n’est pas de savoir si, en fait, le directeur des contributions est inde´pendant et impartial, mais d’estimer s’il donne aux contribuables, de fac¸on suffisante, l’apparence d’une juridiction nantie de ces deux qualite´s. A.51. Enfin, la jurisprudence des cours d’appel de´montre qu’a` de nombreuses reprises, les directeurs des contributions ne se sont pas comporte´s en juridiction inde´pendante et impartiale. A.52. S’il a pu eˆtre affirme´ autrefois que le droit fiscal e´tait une « branche autonome du droit, posse´dant ses notions et ses re`gles propres », cette assertion doit aujourd’hui eˆtre revue. Serait-il meˆme une branche autonome du droit, le droit fiscal ne l’est pas plus, par exemple, que le droit social, le droit pe´nal ou le droit dit « commercial ». En toute hypothe`se, l’affirmation d’autonomie du droit fiscal n’explique pas pourquoi les litiges en matie`re d’impoˆts indirects rele`vent, de`s le premier degre´ de juridiction, de la compe´tence des tribunaux de l’ordre judiciaire, alors que les litiges en matie`re d’impoˆts sur les revenus devraient eˆtre traite´s par les directeurs re´gionaux des contributions. A.53. Pre´tendre de´duire de l’autonomie du droit fiscal que celui-ci doit eˆtre soustrait a` la compe´tence des magistrats de l’ordre judiciaire est injurieux pour ceux-ci : ils traitent des proble`mes complexes et connaissent, depuis des de´cennies, des litiges en matie`re d’impoˆts. Certains sont d’ailleurs appele´s a` composer ensuite les « chambres spe´cialise´es en matie`re fiscale » des cours d’appel. A.54. S’il est souhaitable qu’un contribuable puisse demander un « examen hie´rarchique » de son dossier, ceci ne doit pas avoir pour conse´quence de faire du directeur des contributions une juridiction substitue´e au tribunal de premie`re instance. En matie`re d’impoˆts indirects, et particulie`rement de T.V.A., il est toujours loisible a` l’assujetti de faire examiner son dossier par l’autorite´ hie´rarchique avant toute opposition a` contrainte. A.55. Le projet de loi relative a` l’organisation judiciaire en matie`re fiscale tend a` permettre aux tribunaux de premie`re instance de connaıˆtre des litiges en matie`re d’impoˆts sur les revenus, ce qui suffit a` de´montrer l’inanite´ des arguments invoque´s par l’Etat. A.56. La mission de maintenir l’unite´ de jurisprudence appartient a` la Cour de cassation (article 612 du Code judiciaire). Les directeurs des contributions ont d’autant moins compe´tence pour uniformiser la jurisprudence qu’ils de´le`guent fre´quemment leur pouvoir de statuer, qu’ils ne motivent pas leur de´cision lorsqu’elle est favorable au contribuable et que les de´cisions directoriales ne sont jamais publie´es. La conside´ration selon laquelle les directeurs appliquent les lois de l’impoˆt d’une fac¸on uniforme « sur la base des commentaires administratifs et de la jurisprudence des cours » suffit a` enlever toute apparence d’inde´pendance aux directeurs. Les commentaires et circulaires administratifs sont en effet de´pourvus de toute valeur juridique normative. Par ailleurs, on ne voit pas en quoi l’administration aurait pour souci le maintien de l’unite´ de jurisprudence en matie`re d’impoˆts sur les revenus, et non en matie`re d’impoˆts indirects. A.57. En ce qui concerne le nombre de re´clamations mentionne´ par l’Etat belge, il faut noter que les litiges en matie`re fiscale portent souvent sur plusieurs exercices et que l’administration se conside`re comme saisie d’autant de re´clamations qu’il y a d’exercices en cause, alors que, si le litige e´tait de´fe´re´ aux tribunaux, il ne s’agirait que d’un seul litige. Il faut donc vraisemblablement re´duire de moitie´ les chiffres cite´s par l’Etat belge. Soutenir qu’un domaine de´termine´ du droit est lieu de trop de litiges pour qu’on puisse en saisir les tribunaux est le plus mauvais argument qui se puisse imaginer. Il n’a empeˆche´ ni la cre´ation des tribunaux du travail ni le vote des lois du 10 juillet et du 8 aouˆt 1997 sur la re´forme de la faillite et du concordat judiciaire. Le projet de loi relative a` l’organisation judiciaire en matie`re fiscale pre´voit d’ailleurs, en son article 9, la nomination de neuf magistrats supple´mentaires au Tribunal de premie`re instance de Bruxelles, six a` Anvers, trois a` Mons, quatre a` Gand et six a` Lie`ge. A.58. La comparaison faite avec d’autres pays, et particulie`rement la France, est inopportune. Le contentieux en matie`re fiscale y est organise´ d’une manie`re que critique se´ve`rement la Cour de cassation franc¸aise.
29397
29398
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE A.59. L’argument tire´ des lenteurs et du couˆt plus e´leve´ de la proce´dure judiciaire n’est pas relevant. Il n’est en rien prouve´ que la dure´e d’une proce´dure devant le tribunal de premie`re instance est ne´cessairement plus longue que devant le directeur des contributions, d’autant que, dans le premier cas, les parties disposent des moyens qui leur sont impartis par les articles 747 et 751 du Code judiciaire, alors qu’il n’existe aucune possibilite´ de contraindre le directeur a` statuer dans un de´lai raisonnable. A.60. Contrairement a` ce qu’assure l’Etat belge, les articles 144 et 145 de la Constitution ne cre´ent pas une distinction entre les contestations en matie`re d’impoˆts directs et celles relatives aux « autres droits subjectifs politiques », mais entre les « contestations qui ont pour objet des droits civils « (article 144) et celles ayant pour objet « des droits politiques » (article 145). La Constitution e´tant claire sur ce point, un recours aux travaux pre´paratoires ne se justifie pas. A.61. A supposer meˆme que la Constitution ait e´tabli une diffe´rence de traitement entre la matie`re des impoˆts directs et celle des autres droits subjectifs politiques, elle n’en a consacre´ aucune entre les impoˆts directs et les impoˆts indirects. Si meˆme la Constitution avait e´tabli une diffe´rence de traitement entre les contestations relatives aux deux cate´gories d’impoˆts, en pre´cisant que, dans le premier cas seul, les contestations sont du ressort des tribunaux, sauf les exceptions e´tablies par la loi, il reste que le le´gislateur n’est pas dispense´ de respecter les articles 10 et 11 de la Constitution lorsqu’il met en oeuvre les dispositions de celle-ci relatives aux contestations en matie`re fiscale. La loi doit donc instituer des « juridictions » qui, si meˆme elles ne rele`vent pas de l’ordre judiciaire, ne peuvent eˆtre compose´es de fonctionnaires qui sont les organes d’une des parties. Quant a` la seconde branche A.62. L’examen de la jurisprudence des cours d’appel re´ve`le que celles-ci ont e´te´ appele´es a` d’innombrables reprises a` annuler des de´cisions directoriales pour violation du principe inscrit a` l’article 6 de la Convention europe´enne. Il n’existe aucun texte le´gal faisant interdiction au directeur de statuer dans un litige ou` il est personnellement implique´. A.63. La faculte´ donne´e aux directeurs de de´le´guer a` un autre fonctionnaire ne re`gle pas le proble`me puisqu’il s’agit d’une faculte´, que le fonctionnaire de´le´gue´ est un subordonne´ du directeur, qu’on voit d’ailleurs mal comment les directeurs pourraient pre´tendre mener a` bien leur mission d’uniformisation de la jurisprudence s’il n’en e´tait pas ainsi et qu’enfin permettre au contribuable de recourir a` l’autorite´ hie´rarchique n’a gue`re de sens si celle-ci s’empresse de de´le´guer un subordonne´. Enfin, le recours a posteriori, par le biais d’une proce´dure que la partie adverse qualifie elle-meˆme de « lente et couˆteuse » (et imposant meˆme le recours a` un avocat...), n’est pas satisfaisant, alors qu’en matie`re d’impoˆts indirects, la possibilite´ de re´cusation est pre´vue d’emble´e. —B— B.1. L’article 366 du Code des impoˆts sur les revenus 1992, ci-apre`s appele´ C.I.R. 92, dispose : « Le redevable peut se pourvoir en re´clamation, par e´crit, contre le montant de l’imposition e´tablie a` sa charge, y compris tous additionnels, accroissements et amendes, aupre`s du directeur des contributions de la province ou de la re´gion dans le ressort de laquelle l’imposition, l’accroissement et l’amende ont e´te´ e´tablis. » L’article 371 pre´cise que les re´clamations doivent eˆtre motive´es et indique dans quel de´lai elles doivent eˆtre introduites. L’article 374 traite des moyens de preuve dont dispose l’administration afin d’instruire la re´clamation et permet au re´clamant d’eˆtre entendu et d’obtenir communication des pie`ces relatives a` la contestation dont il n’avait pas connaissance. L’article 375 pre´voit que le directeur des contributions ou le fonctionnaire de´le´gue´ par lui statue par de´cision motive´e et pre´cise qu’il ne leur est pas permis d’e´tablir des supple´ments d’impoˆts ou de compenser un de´gre`vement reconnu justifie´ avec une insuffisance d’imposition constate´e. L’article 377 e´nonce : « Les de´cisions des directeurs des contributions et des fonctionnaires de´le´gue´s prises en vertu des articles 366, 367 et 376, peuvent eˆtre l’objet d’un recours devant la Cour d’appel dans le ressort de laquelle est situe´ le bureau ou` la perception a e´te´ ou doit eˆtre faite. Le reque´rant peut soumettre a` la Cour d’appel des griefs qui n’ont e´te´ ni formule´s dans la re´clamation, ni examine´s d’office par le directeur ou par le fonctionnaire de´le´gue´ par lui, pour autant qu’ils invoquent une contravention a` la loi ou une violation des formes de proce´dure prescrites a` peine de nullite´. » Quant a` la premie`re branche de la question B.2.1. Dans la premie`re partie de la question, le juge a quo interpre`te l’article 366 du C.I.R. 92 comme organisant un recours juridictionnel qui s’exerce devant un organe de l’administration dont la de´cision est conteste´e. Cette disposition traite la cate´gorie des justiciables qui introduisent une re´clamation en matie`re d’impoˆts sur les revenus diffe´remment de ceux qui, a` propos d’autres droits politiques, exercent un recours, soit devant une juridiction de l’ordre judiciaire soit devant une juridiction administrative qui n’est pas l’organe de l’administration en cause. Le juge a quo pose de`s lors la question de savoir si les articles 366 a` 377 du C.I.R. 92 sont compatibles avec les articles 10 et 11 de la Constitution. B.2.2. Les garanties d’inde´pendance et d’impartialite´ sont indispensables a` l’exercice de la fonction de juger. En ce qu’il est incorpore´ dans une structure hie´rarchique qui est celle de l’administration partie au litige, le directeur des contributions ne saurait offrir, aux yeux du contribuable, de telles garanties. Il s’ensuit que, sans qu’il y ait lieu d’examiner si l’article 6 de la Convention europe´enne des droits de l’homme est applicable ou non, les articles 366 a` 377 du C.I.R. 92, dans l’interpre´tation du juge a quo, violent les articles 10 et 11 de la Constitution. B.3.1. L’article 366 du C.I.R. 92 peut cependant s’interpre´ter comme instituant aupre`s du directeur des contributions un recours administratif, d’ailleurs entoure´, dans un souci de bonne administration, de garanties analogues a` celles qui sont de rigueur pour les recours juridictionnels. De`s lors que les de´cisions du directeur des contributions peuvent eˆtre attaque´es devant la cour d’appel, il n’est pas discriminatoire, en raison de la spe´cificite´ de la matie`re fiscale, de faire pre´ce´der ce recours juridictionnel d’une phase administrative.
29399
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE B.3.2. Il est vrai que, dans ce cas, les justiciables ne disposent que d’un seul degre´ de juridiction puisque le pourvoi en cassation qu’ils peuvent exercer contre les arreˆts de la cour d’appel n’est pas un recours de pleine juridiction. Mais leur situation n’est pas diffe´rente de celle des justiciables qui, a` propos d’autres droits politiques, ne disposent que d’un recours au Conseil d’Etat contre l’acte administratif qui leur fait grief. B.3.3. Dans cette interpre´tation, les articles 366 a` 377 du C.I.R. 92 ne violent pas les articles 10 et 11 de la Constitution. Quant a` la deuxie`me branche de la question B.4.1. Si l’article 366 du C.I.R. 92 est interpre´te´ comme confiant une mission juridictionnelle au directeur des contributions, celui-ci doit pouvoir eˆtre re´cuse´. B.4.2. En s’abstenant d’organiser la proce´dure de re´cusation, ainsi que le font les articles 828 a` 847 du Code judiciaire pour les matie`res judiciaires, le le´gislateur fiscal n’a pas permis aux re´clamants d’user de leur droit de re´cusation. Il les a ainsi prive´s, sans justification admissible, de l’exercice d’une pre´rogative qui appartient a` tous les autres justiciables. Le recours devant la cour d’appel, qui n’offre qu’un controˆle a posteriori, n’est pas de nature a` reme´dier utilement a` cette discrimination. B.4.3. Dans cette interpre´tation de l’article 366, la question pre´judicielle appelle une re´ponse affirmative dans sa deuxie`me branche. B.5.1. Si l’article 366 est interpre´te´ comme organisant un recours administratif, les re`gles relatives a` la re´cusation des juges ne s’appliquent pas en tant que telles au directeur des contributions. B.5.2. Dans cette interpre´tation, la question pre´judicielle, en sa seconde branche, appelle une re´ponse ne´gative. Par ces motifs, la Cour dit pour droit : 1. Dans l’interpre´tation selon laquelle l’article 366 du Code des impoˆts sur les revenus 1992 confie au directeur des contributions une mission juridictionnelle, les articles 366 a` 377 de ce Code violent les articles 10 et 11 de la Constitution : a) en ce qu’ils confient une mission juridictionnelle a` une autorite´ qui ne pre´sente pas les garanties d’inde´pendance et d’impartialite´ objective, b) en ce qu’ils n’organisent pas de proce´dure de re´cusation. 2. Dans l’interpre´tation selon laquelle l’article 366 du Code des impoˆts sur les revenus 1992 organise un recours administratif devant une autorite´ administrative, les articles 366 a` 377 de ce Code ne violent pas les articles 10 et 11 de la Constitution. Ainsi prononce´ en langue franc¸aise et en langue ne´erlandaise, conforme´ment a` l’article 65 de la loi spe´ciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d’arbitrage, a` l’audience publique du 10 juin 1998, en l’absence du juge M. Bossuyt, le´gitimement empeˆche´, et du juge R. Henneuse, juge le dernier nomme´ du groupe linguistique le plus nombreux, qui a duˆ s’abstenir. Le greffier, L. Potoms
Le pre´sident, M. Melchior
ARBITRAGEHOF [C − 98/21358]
Arrest nr. 67/98 van 10 juni 1998 Rolnummer 1157 In zake : de prejudicie¨le vraag betreffende de artikelen 366 tot 377 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Namen. Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en L. De Gre`ve, en de rechters H. Boel, L. Franc¸ois, P. Martens, J. Delruelle, G. De Baets, E. Cerexhe, H. Coremans, A. Arts, R. Henneuse en M. Bossuyt, bijgestaan door de griffier L. Potoms, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudicie¨le vraag Bij vonnis van 30 september 1997 in zake R. Walgraffe tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 7 oktober 1997, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Namen de volgende prejudicie¨le vraag gesteld : « Schenden de artikelen 366 tot 377 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 de beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie verankerd in de artikelen 10 en 11 van de op 17 februari 1994 gecoo¨rdineerde Grondwet, eventueel in samenhang gelezen met artikel 6.1 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden en met het algemene rechtsbeginsel betreffende de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van de rechter, a) doordat zij, enerzijds, in eerste aanleg aan de belastingplichtige inzake directe belastingen een rechter toewijzen die, in de persoon van de gewestelijke directeur der belastingen, in werkelijkheid een lid van de belastingadministratie en bijgevolg een orgaan van de openbare macht is, die partij is in het geding, terwijl aan de rechtzoekende in andere aangelegenheden betreffende politieke rechten een rechter wordt toegewezen die, hoewel hij niet noodzakelijkerwijze tot de rechterlijke orde behoort, toch geen orgaan is van e´e´n van de partijen in het geding; b) doordat zij, anderzijds, niet voorzien in de mogelijkheid tot wraking van de gewestelijke directeur der belastingen, noch een wrakingsprocedure organiseren, terwijl tegen iedere andere rechter van de rechterlijke of administratieve orde die optreedt in het contentieux betreffende de subjectieve rechten, een dergelijke procedure wel kan worden ingesteld, met name met toepassing van de artikelen 2 en 828 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek ? »
29400
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE II. De feiten en de rechtspleging in het bodemgeschil De eiser voor de verwijzende rechter heeft, in zijn hoedanigheid van advocaat, aan e´e´n van zijn clie¨nten de raad gegeven klacht in te dienen tegen een belastingcontroleur die hij beschuldigde van onbetamelijkheden te zijnen aanzien. De controleur werd in de gevangenis opgesloten. De eiser, bij wie een grondige controle had plaatsgevonden en die een bericht van wijziging had gekregen waarin aanzienlijke belastingverhogingen waren aangekondigd, is overgegaan tot dagvaarding in kort geding opdat zijn dossier door andere ambtenaren zou worden behandeld. Vermits de belasting ondertussen was ingekohierd, stelde de voorzitter van de Rechtbank van eerste aanleg te Namen vast dat de gevorderde maatregel geen voorwerp meer had, maar veroordeelde de Belgische Staat tot de kosten van het geding. De eiser, die werd verzocht een aanvullende belasting van bijna 4 miljoen te betalen, diende een bezwaarschrift in bij de directeur der belastingen te Namen, die e´e´n van de ambtenaren was tegen wie de voor de voorzitter van de Rechtbank ingestelde vordering was gericht. De eiser liet de tegenpartij een tweede maal dagvaarden voor de Rechtbank opdat het dossier over zijn bezwaren naar een andere directeur der belastingen zou worden getransfereerd. Na zich over zijn bevoegdheid te hebben uitgesproken, heeft de Rechtbank aan het Hof de voormelde prejudicie¨le vraag gesteld. III. De rechtspleging voor het Hof Bij beschikking van 7 oktober 1997 heeft de voorzitter in functie de rechters van de zetel aangewezen overeenkomstig de artikelen 58 en 59 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof. De rechters-verslaggevers hebben geoordeeld dat er geen aanleiding was om artikel 71 of 72 van de organieke wet toe te passen. Van de verwijzingsbeslissing is kennisgegeven overeenkomstig artikel 77 van de organieke wet bij op 21 oktober 1997 ter post aangetekende brieven. Het bij artikel 74 van de organieke wet voorgeschreven bericht is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 24 oktober 1997. Memories zijn ingediend door : — R. Walgraffe, wonende te 5660 Couvin, Dessus la Ville 6, bij op 2 december 1997 ter post aangetekende brief; — de Belgische Staat, bij op 4 december 1997 ter post aangetekende brief. Van die memories is kennisgegeven overeenkomstig artikel 89 van de organieke wet bij op 16 december 1997 ter post aangetekende brieven. Memories van antwoord zijn ingediend door : — R. Walgraffe, bij op 8 januari 1998 ter post aangetekende brief; — de Belgische Staat, bij op 13 januari 1998 ter post aangetekende brief. Op 25 februari 1998 heeft de Belgische Staat een « aanvullende memorie van antwoord » ingediend, die, aangezien de bijzondere wet van 6 januari 1989 niet daarin voorziet, uit de debatten werd geweerd. Bij beschikking van 25 maart 1998 heeft het Hof de termijn waarbinnen het arrest moet worden gewezen, verlengd tot 7 oktober 1998. Bij beschikking van dezelfde dag heeft voorzitter M. Melchior de zaak voorgelegd aan het Hof in voltallige zitting. Bij beschikking van dezelfde dag heeft het Hof de zaak in gereedheid verklaard en de dag van de terechtzitting bepaald op 22 april 1998. Van die beschikking is kennisgegeven aan de partijen en hun advocaten bij op 26 maart 1998 ter post aangetekende brieven. Op de openbare terechtzitting van 22 april 1998 : — zijn verschenen : . Mr. J.-P. Bours, advocaat bij de balie te Luik, voor R. Walgraffe; . Mr. C. Detry, advocaat bij de balie te Namen, voor de Belgische Staat; — hebben de rechters-verslaggevers P. Martens en G. De Baets verslag uitgebracht; — zijn de voornoemde advocaten gehoord; — is de zaak in beraad genomen. De rechtspleging is gevoerd overeenkomstig de artikelen 62 en volgende van de organieke wet, die betrekking hebben op het gebruik van de talen voor het Hof. IV. In rechte —A— Memorie van de eiser voor de verwijzende rechter Eerste onderdeel A.1. De artikelen 366 tot 377 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, hierna W.I.B. 92, organiseren een voorafgaand bezwaar voor de bevoegde directeur der belastingen en, vervolgens, een beroep voor het hof van beroep tegen de beslissing van de directeur. Tegen het arrest van het hof van beroep kan een voorziening in cassatie worden ingesteld. A.2. In de verwijzingsbeslissing wordt de gewestelijke directeur der belastingen als een « rechter » gekwalificeerd. In de rechtspraak van het Hof van Cassatie wordt geoordeeld dat de gewestelijke directeur een rechtsprekende bevoegdheid heeft. In de rechtsleer werd ten aanzien van die rechtspraak evenwel een aanzienlijk voorbehoud gemaakt, vermits de directeur, ondanks zijn rechtsprekende rol, hie¨rarchisch onderworpen is aan de instructies van zijn meerderen. A.3. De rechtspraak van het Hof van Cassatie doet ook problemen rijzen op Europees niveau. Het Hof van Justitie heeft geoordeeld dat het feit dat de functie van de directeur in het Luxemburgse nationale recht als een « rechterlijke instantie » wordt gekwalificeerd wanneer hij uitspraak doet over een bezwaar, nog niet betekent dat hij noodzakelijkerwijze een rechterlijke instantie is in de zin van het Verdrag, omdat hij, aangezien hij terzelfder tijd rechter en partij is, noch onafhankelijk, noch onpartijdig is, terwijl dit kenmerken zijn die onlosmakelijk samenhangen met de opdracht van het rechtspreken (arrest Corbiau van 30 maart 1993).
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE Hetzelfde Hof heeft geoordeeld dat het hof van beroep de eerste rechterlijke instantie is « die het Hof van Justitie een prejudicie¨le vraag kan stellen, aangezien de directeur, voor wie het geding in eerste instantie wordt gevoerd, tot de belastingadministratie behoort en dus geen rechterlijke instantie is in de zin van artikel 177 van het Verdrag » (arrest Peterbroeck van 14 december 1995). A.4. In ieder geval biedt de procedure inzake inkomstenbelastingen, zoals zij door de artikelen 366 tot 377 van het W.I.B. 92 is geregeld, de belastingplichtige niet de mogelijkheid een rechtspraak te genieten in twee instanties die volkomen los staan van de administratie. A.5. Inzake indirecte belastingen is de betwistingsprocedure volkomen verschillend geregeld. Zowel inzake belasting over de toegevoegde waarde als inzake registratie- of successierechten beschikt de belastingplichtige over het recht de zaak via een verzet tegen dwangbevel aanhangig te maken bij de rechtbank van eerste aanleg of bij de vrederechter. Er is voorzien in een procedure van hoger beroep, en vervolgens van voorziening in cassatie. A.6. De situaties die tot de twee verschillende procedures leiden, zijn nochtans zeer vergelijkbaar. Inzake inkomstenbelastingen en inzake B.T.W. kan eenzelfde belastingplichtige zowel de eerstgenoemde als de laatstgenoemde belasting verschuldigd zijn, kan van hem gelijktijdig een belastingsupplement worden gee¨ist door elk van de twee bevoegde administraties en zal hij ertoe genoopt zijn twee onderscheiden procedures in te leiden, die beantwoorden aan fundamenteel verschillende beginselen, volgens de aard van de belasting die van hem wordt gee¨ist. A.7. De vergelijkbaarheid van de twee situaties is de administratie overigens niet ontgaan, want zij gaat momenteel over tot een herstructurering waarvan het einddoel de splitsing is van de Administratie van de B.T.W., registratie en domeinen, om de fusie van de Administratie der directe belastingen met de Administratie van de B.T.W. mogelijk te maken. A.8. Men kan niet betwisten dat structurele verschillen bestaan tussen de directe en de indirecte belastingen en dat die verschillen een objectief criterium vormen. Het is dan ook begrijpelijk dat dat verschil bepaalde verschillen met zich brengt die verband houden met de aard zelf van de twee beschouwde soorten belastingen : vorm van de aangiften, termijnen om aangifte te doen, enz. Maar het is niet duidelijk waarom de wetgever de bedoeling heeft gehad een echte dubbele aanleg voor te behouden aan de enkele belastingschuldigen van indirecte belastingen, waarbij aldus een discriminatie in het leven wordt geroepen op een fundamenteel punt : dat van de toegang van de belastingplichtigen tot het gerecht, de inachtneming van de rechten van verdediging en de inachtneming van het beginsel van de gelijke wapens. A.9. Die discriminatie is nog minder verantwoord op het vlak van de B.T.W., die als een « indirecte » belasting wordt aangemerkt. De B.T.W. vertoont op technisch vlak immers tal van gelijkenissen met de zogeheten « directe » belasting : periodiciteit van de aangiften, rechtstreekse band met de belastingplichtige, die in het Frans als « assujetti » wordt gekwalificeerd, belastbaar feit dat bestaat in een « occasionele » handeling, die evenwel wordt gesteld door een welbepaalde belastingplichtige die gedefinieerd wordt als zijnde iemand die die handeling « geregeld » stelt. A.10. In de teksten met betrekking tot de inkomstenbelastingen kan men tevergeefs een redelijke verantwoording pogen te zoeken voor dat verschil in behandeling. A.11. Wat de inkomstenbelastingen betreft, vindt het gewone stelsel zijn oorsprong in de wet van 6 september 1895. De wet van 20 november 1962 houdende hervorming van de inkomstenbelastingen heeft ter zake niets veranderd, evenmin als de wet van 16 maart 1976 tot wijziging van de rechtspleging, hoewel de doelstelling van die wet erin bestond de belastingplichtige meer rechten te verlenen ten aanzien van de administratie. A.12. Bovendien kan geen enkel verband van evenredigheid bestaan tussen het eventuele beoogde doel en de aangewende middelen. Zelfs indien zou moeten worden aangenomen dat artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens niet toepasselijk is in fiscale zaken, dan nog is het algemene rechtsbeginsel van de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van de rechter toepasselijk en verzet het zich tegen iedere discriminatie. De artikelen 10 en 11 van de Grondwet moeten dan ook in verband worden gebracht met artikel 6.1 van het voormelde Verdrag. A.13. Die ontstentenis van ieder verband van evenredigheid vloeit voort uit de omvang van de beginselen waaraan afbreuk is gedaan (toegang van de belastingplichtigen tot het gerecht, inachtneming van de rechten van de verdediging, gelijke wapens), ten opzichte van het strikt technische karakter van het objectieve criterium van onderscheid tussen directe en indirecte belastingen. Tweede onderdeel A.14. De artikelen 366 tot 376 van het W.I.B. 92 bevatten geen enkele bepaling die de directeur verplicht zich te onthouden van de zaak wanneer hij een persoonlijk belang heeft bij het geschil. Zij organiseren geen procedures die kunnen worden gelijkgesteld met de wrakingsprocedure (artikelen 828 tot 848 van het Gerechtelijk Wetboek) of met de procedure van gewettigde verdenking (artikelen 648, 2°, en 650 van het Gerechtelijk Wetboek; artikel 542 van het Wetboek van Strafvordering). Daaruit volgt dat, wanneer zich een probleem voordoet in de vorm van een belangenconflict, dat probleem niet vooraf, maar a posteriori wordt geregeld. Het is via een hoger beroep voor het hof van beroep dat de belastingplichtige, geconfronteerd met het geval van een beslissing genomen door een directeur die zich had moeten onthouden, kan vorderen dat die beslissing wordt vernietigd en dat het hof de zaak naar zich toetrekt. A.15. De voorbeelden van vernietiging zijn legio in de rechtspraak. Zo werd beslist dat een inspecteur die een bezwaar had onderzocht en de beslissing van de directeur bij delegatie had ondertekend, niet voldoende onpartijdig was, wanneer bleek dat hij de vroegere echtgenoot was van de clie¨nte van de belastingplichtige advocaat wiens bezwaar hij behandelde (Luik, 17 april 1991, J.L.M.B., 1991, p. 1033). Ook werd beslist dat het niet aanvaardbaar was dat dezelfde ambtenaar de belasting inkohiert in het stadium van de aanslag, enerzijds, en vervolgens, inspecteur geworden, het bezwaarschrift inschrijft en nadien de beslissing van de directeur ondertekent (Cass., 14 december 1989; Cass., 23 maart 1990). A.16. De administratie lijkt zich ervan bewust te zijn geworden dat die situatie onaanvaardbaar is. Zij heeft lering getrokken uit de twee voormelde arresten van het Hof van Cassatie, in een omzendbrief van 16 augustus 1990. De belastingplichtige die een bezwaarschrift heeft ingediend heeft geen andere waarborg dan een waarborg a posteriori tegen het gevaar dat een ambtenaar uitspraak doet in weerwil van het belangenconflict dat hem zou moeten aansporen dat niet te doen. Afgezien van het feit dat de voormelde omzendbrief geenszins kracht van wet heeft, is het zo dat de belastingplichtige een beroep moet instellen voor het hof van beroep om dat hof te vragen de beslissing te vernietigen en vervolgens het geding ten gronde naar zich toe te trekken, wat bijkomende kosten inhoudt die niet ten laste van de administratie zullen worden gelegd — zelfs de rechtsplegingsvergoeding is niet toepasselijk in fiscale zaken — en wat zich pas zal voordoen na verloop van een soms buitensporig lange tijdspanne.
29401
29402
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE Dat de situatie van de belastingplichtige die een directe belasting betwist en die van de belastingplichtige die een indirecte belasting betwist, vergelijkbaar zijn, werd aangetoond. De doelstelling van de wetgever, die in de eerstgenoemde situatie de mogelijkheid tot wraking weigerde, is niet waarneembaar, en in ieder geval bestaat geen enkel verband van evenredigheid tussen het beoogde doel en de aangewende middelen. A.17. Hieruit volgt dat de beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie verankerd in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, eventueel in samenhang gelezen met artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en met het algemene rechtsbeginsel van de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van de rechter worden geschonden door de artikelen 366 tot 377 van het W.I.B. 92. A.18. Dit zou enkel anders kunnen zijn mocht het Hof, in tegenstelling tot de interpretatie die in het verwijzingsvonnis en door de administratie is gegeven, oordelen dat de artikelen 828 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek toepasselijk zijn op het bezwaar inzake personenbelastingen, zoals het wordt geregeld door de voormelde artikelen 366 tot 377. Memorie van de Belgische Staat A.19. Het Arbitragehof is niet bevoegd om na te gaan of een wetskrachtige bepaling verenigbaar is met een in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens vervatte regel. Hetzelfde geldt wanneer de onverenigbaarheid met een algemeen rechtsbeginsel wordt aangevoerd. A.20. Bovendien kan artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, zelfs in verband gebracht met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, volgens een zowel nationale als Europese vaste rechtspraak niet worden aangevoerd in fiscale zaken. Die uitzondering steunt op het idee dat het Europees Verdrag enkel private rechten vrijwaart en dat de rechten en verplichtingen van de burgers als belastingplichtigen onder het publiek recht vallen en als dusdanig aan de werkingssfeer van het Verdrag ontsnappen. A.21. Aangenomen wordt daarentegen dat de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van de rechter een algemeen rechtsbeginsel is dat voor alle rechtscolleges toepasselijk is, met inbegrip van die waarvan de opdracht erin bestaat uitspraak te doen in een aangelegenheid die niet onder de werkingssfeer van artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens valt (Cass., 23 mei 1985, Pas., 1985, I, nr. 570). In de rechtspraak is dat beginsel overigens uitdrukkelijk erkend met betrekking tot de directeur der directe belastingen (Cass., 14 december 1989, Pas., 1990, I, p. 481; Cass., 23 maart 1990, Pas., 1990, I, p. 867). A.22. De prejudicie¨le vraag moet dan ook worden opgevat als een vraag waarbij het Hof verzocht wordt te onderzoeken : « a) of de artikelen 366 tot 377 van het W.I.B. 92 de in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet verankerde beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie schenden, doordat de toegang tot een onafhankelijke en onpartijdige rechter — een algemeen rechtsbeginsel — zou worden geweigerd aan een categorie van burgers die verplicht zijn om, in eerste aanleg inzake directe belastingen, de zaak aanhangig te maken bij een rechter die, in de persoon van de gewestelijke directeur der directe belastingen, in werkelijkheid een lid van de belastingadministratie is, en bijgevolg een orgaan is van de openbare macht die partij is in het geding, terwijl de inachtneming van het voormelde beginsel zou zijn gewaarborgd in andere aangelegenheden betreffende politieke rechten, waarin de rechter niet noodzakelijkerwijze een lid van de in het geding zijnde administratie is; b) of de voormelde artikelen een discriminerend onderscheid in het leven roepen onder de burgers, in die zin dat, vermits zij in geen enkele mogelijkheid tot wraking van de gewestelijke directeur voorzien, aan de belastingplichtigen die een bezwaarschrift hebben ingediend bijgevolg de waarborg van de onpartijdigheid van de rechter — een algemeen rechtsbeginsel — wordt ontnomen, terwijl in alle andere aangelegenheden een wrakingsprocedure mogelijk zou zijn, met toepassing van de artikelen 2 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek ». Ten aanzien van het eerste onderdeel A.23. Er zou ter zake geen discriminatie kunnen bestaan, in zoverre algemeen wordt aangenomen dat de directeur of de door hem gedelegeerde ambtenaar die krachtens artikel 375, eerste lid, van het W.I.B. 92, uitspraak doet over een bezwaar moet voldoen aan het algemeen rechtsbeginsel betreffende de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van de rechter, op straffe van vernietiging van zijn beslissing door het hof van beroep. Het loutere feit dat de directeur een lid is van de belastingadministratie ontneemt hem dus niet a priori de hoedanigheid van onafhankelijke en onpartijdige rechter. A.24. Het Hof van Cassatie steunt zijn rechtspraak op een materie¨le definitie van de functie van het rechtspreken. Door aan de belastingschuldige van directe belastingen in eerste aanleg een rechter toe te wijzen die in werkelijkheid een lid van de belastingadministratie is, voert de wet geen enkele gedifferentieerde behandeling in ten nadele van de belastingschuldigen van directe belastingen ten opzichte van de houders van andere politieke subjectieve rechten. A.25. Gesteld dat dit anders zou zijn, dan zou moeten worden onderzocht of de betwiste maatregel steunt op een objectief verschil dat een gedifferentieerde behandeling kan verantwoorden, en vervolgens of de maatregel evenredig is met het nagestreefde doel. A.26. De bevoegdheid van de directeur der belastingen ter zake vindt haar oorsprong in de wet van 30 juli 1881 tot wijziging van enkele wettelijke bepalingen tot regeling van de bevoegdheid van de bestendige deputaties en in de wet van 6 september 1895 « aangaande de fiscale aanslagen in zake van rechtstreeksche belastingen ». Dat de keuze op de directeur is gevallen om kennis te nemen van de bezwaren, vindt een verklaring in historische overwegingen. A.27. De oorsprong van het huidige stelsel moet worden gezocht in de parlementaire voorbereiding van de wet van 16 maart 1976 tot wijziging van de rechtspleging betreffende geschillen inzake directe belastingen. Parlementsleden hadden voorgesteld de verplichting om het bezwaarschrift in te dienen bij de directeur der belastingen af te schaffen en een uitsluitend gerechtelijke betwistingsprocedure in te stellen. Zij zijn lang blijven stilstaan bij de motieven die hun voorstel verantwoordden. A.28. De Regering, die niet met dat voorstel kon instemmen, diende een reeks amendementen in die de strekking van de oorspronkelijke tekst fundamenteel wijzigden. Zij legde in de eerste plaats de klemtoon op het specifieke karakter van het fiscale contentieux. Zij beklemtoonde anderzijds de noodzaak van een voorafgaand beroep bij de hie¨rarchische overheid. Vervolgens voerde de Regering de zorg aan om de eenheid van de rechtspraak te bewaren en wierp zij een aantal bezwaren van praktische aard op, die verband hielden met de omvang van het fiscale contentieux, de noodzaak van een vorming van de rechters in fiscaliteit, de traagheid en de hogere kosten van de gerechtelijke procedure. De Regering stond ook stil bij vergelijkbare procedures die in de buurlanden van Belgie¨ bestaan.
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE A.29. In het advies dat zij op 28 september 1967 heeft uitgebracht, was de afdeling wetgeving van de Raad van State van oordeel dat het onderzoek van het fiscale dossier door een hie¨rarchische meerdere van de belastingambtenaar voor de betrokkene een waarborg vormde en terzelfder tijd op doeltreffende wijze ertoe bijdroeg de betwiste punten naar voren te brengen, wat niet zonder belang is wanneer de zaak vervolgens voor het gerecht wordt gebracht. In het advies werd eveneens gerefereerd aan een openingsrede die op 1 september 1967 voor het Hof van Beroep te Gent werd uitgesproken door advocaat-generaal Verse´e, bij wiens overwegingen de koninklijke commissaris voor de gerechtelijke hervorming zich aansloot in een door hem neergelegde nota. A.30. Voorts wees de Regering erop dat, gelet op de aanzienlijke omvang van het fiscale contentieux — in 1968 werden 154.599 bezwaarschriften ingediend — het toevertrouwen ervan aan de rechtbanken van de rechterlijke orde de organisatie van het gerecht zou kunnen verstoren. A.31. De uiteindelijk aangenomen wet voert een compromis in tussen de stelling die de auteurs van het oorspronkelijke voorstel voorstaan, en die van de Regering, die steunt op de invoering, op het niveau van de directeur der belastingen, van een procedure die analoog is aan die welke voor de rechtbank van eerste aanleg zou zijn gevolgd indien die rechtbank de plaats van de directeur der belastingen zou hebben ingenomen. Dat compromis kreeg gestalte in drie essentie¨le maatregelen : de invoering van een contradictoir onderzoek van het bezwaarschrift; de afschaffing van de administratieve bevoegdheid om de aanslag aan te vullen, die de directeur tot dan toe had, zodat hij de situatie van de belastingplichtige voortaan niet kon verslechteren; de aan de verzoeker geboden mogelijkheid nieuwe grieven aan te voeren voor het hof van beroep, voor zover zij steunen op een overtreding van de wet of op een schending van substantie¨le vormvoorschriften. A.32. De elementen die de wetgever in aanmerking heeft genomen om de gekozen procedure te verantwoorden, passen in het kader van die welke over het algemeen in de rechtsleer worden aangevoerd tot staving van het beginsel van het voorafgaande bezwaarschrift voor de administratie inzake directe belastingen. Dat bezwaarschrift is een bevoorrecht instrument van de dialoog die hoe dan ook tussen de belastingplichtige en de belastingadministratie moet worden aangeknoopt. Door tal van fiscale geschillen onmiddellijk op te lossen, ontlast het de rechtscolleges en maakt het precies daarom het jurisdictioneel contentieux minder omvangrijk. Zelfs al lost het de betwisting niet onmiddellijk op, het stelt de respectieve standpunten van de partijen vast en brengt duidelijkheid in het jurisdictioneel debat. A.33. Het aantal ingediende bezwaarschriften is dermate hoog dat, indien de behandeling ervan zou worden toevertrouwd aan de hoven van beroep, die hoven ongeveer acht jaar nodig zouden hebben om de hangende dossiers te behandelen. A.34. Het feit dat de wetgever het contentieux in eerste aanleg inzake directe belastingen aan de bevoegdheid van de hoven en rechtbanken heeft kunnen onttrekken, vindt zijn oorsprong in artikel 145 van de Grondwet. Het ius tributi is een politiek recht. Artikel 145 van de Grondwet stond de wetgever dan ook toe een rechtscollege met een bijzondere bevoegdheid in te stellen. Weliswaar worden sommige betwistingen over politieke subjectieve rechten beslecht door rechtscolleges, die over het algemeen worden voorgezeten door een magistraat van de rechterlijke orde, met name inzake militie, inzake handels- en ambachtelijke beroepen en in de aangelegenheden die worden behandeld door de raad voor economisch onderzoek inzake vreemdelingen. Het blijkt evenwel dat het, in het geheel van die gevallen, niet gaat om het ius tributi, maar wel om hetzij het ius militiae, hetzij om andere rechten die als politieke rechten worden beschouwd. Maar in aangelegenheden met betrekking tot het ius tributi heeft de wetgever eveneens rechtsprekende functies toevertrouwd aan de bestendige deputatie van de provincieraad, tot de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van de provincie- en gemeentebelastingen, waarvan artikel 9 voortaan bepaalt dat de bestendige deputatie optreedt « als administratieve overheid », en niet als rechtsprekend orgaan. De belastingplichtigen van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest moeten hun bezwaar evenwel indienen bij het rechtsprekend college. In werkelijkheid liep de wijziging die bij artikel 9 van de wet van 24 december 1996 is aangebracht vooruit op de hervorming van de procedure inzake rijksbelastingen, in het kader waarvan de rechtsprekende opdracht van de directeur der belastingen wordt afgeschaft (zie het voorontwerp van wet dat de Ministerraad op 28 november 1997 heeft goedgekeurd). A.35. Bij de besprekingen die hebben geleid tot artikel 93 van de Grondwet, dat thans artikel 145 is geworden, was het enige voorbeeld van uitzondering vervat in die bepaling waarnaar de parlementaire voorbereiding verwijst, dat van de betwistingen inzake belastingen. Meer nog, men kan oordelen dat de invoering van artikel 93 door het Nationaal Congres werd overwogen, in hoofdzaak, zo al niet uitsluitend, om de fiscale geschillen aan de exclusieve bevoegdheid van de hoven en rechtbanken te onttrekken. A.36. Er bestaat klaarblijkelijk een verband van evenredigheid tussen het aangewende middel en het nagestreefde doel. De wetgever heeft aan de handhaving van de bevoegdheid van de gewestelijke directeur immers de invoering gekoppeld van een geheel van waarborgen die soortgelijk zijn aan die welke de belastingplichtige voor een rechtbank van de rechterlijke orde zou genieten. Anderzijds beschikken de belastingplichtigen over het recht het geding in tweede aanleg voor het hof van beroep te brengen. A.37. Uit die overwegingen blijkt dat het feit dat in eerste aanleg aan de belastingplichtige inzake directe belastingen een rechter wordt toegewezen die in werkelijkheid een lid is van de belastingadministratie, steunt op een objectief differentiatiecriterium, dat ligt in een objectief onderscheid tussen de betwistingen die het ius tributi in werking stellen, en die welke betrekking hebben op andere politieke subjectieve rechten. Anderzijds is de maatregel evenredig ten opzichte van het nagestreefde doel. Het eerste onderdeel van de vraag moet ontkennend worden beantwoord. Tweede onderdeel A.38. De vraag bevat een onjuistheid in zoverre erin wordt beweerd dat « tegen iedere andere rechter van de rechterlijke of administratieve orde » een wrakingsprocedure « kan worden ingesteld, met name met toepassing van de artikelen 2 en 828 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek ». In werkelijkheid kan, zoals de Raad van State heeft gepreciseerd, « waar artikel 2 van het Gerechtelijk Wetboek stelt dat de ’ in dit Wetboek gestelde regels van toepassing zijn op alle rechtsplegingen ’, [...] het alleen doelen op de rechtsplegingen vo´o´r de hoven en rechtbanken waarop dit Wetboek betrekking heeft en niet op de rechtsplegingen ingericht door de wetgevingen die meer in het bijzonder de administratieve rechtscolleges regelen » (R.v.St., 10 juni 1971, arrest nr. 14.802).
29403
29404
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE Hieruit volgt dat de artikelen 828 en 847 van het Gerechtelijk Wetboek niet toepasselijk zijn op de administratieve rechter, behalve indien anders is bepaald. De bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de wraking zijn bijgevolg niet toepasselijk inzake directe belastingen, aangezien de directeur geen rechtsprekend orgaan van de rechterlijke orde is. A.39. Dat betekent daarom nog niet dat het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie zou zijn geschonden. In de rechtspraak wordt immers unaniem geoordeeld dat de beslissingen van de directeurs der directe belastingen, die van rechtsprekende aard zijn, moeten voldoen aan de regel van onafhankelijkheid en onpartijdigheid, die e´e´n van de op alle rechtscolleges toepasselijke algemene rechtsbeginselen is. Hieruit volgt dat iedere gewestelijke directeur van wie de belastingschuldige legitiem kan vrezen dat hij niet alle waarborgen van onpartijdigheid biedt, zich ervan moet onthouden deel te nemen aan de beoordeling van het door die belastingschuldige ingediende bezwaarschrift. Daartoe beschikt de gewestelijke directeur precies over de mogelijkheid zijn beoordelingsbevoegdheid te delegeren aan een andere ambtenaar (artikel 377 van het W.I.B. 92). Die mogelijkheid van delegatie moet evenwel passen in het kader van de inachtneming van het territorialiteitsbeginsel. A.40. Indien de directeur weigert zijn beoordelingsbevoegdheid te delegeren, beschikt de belastingschuldige over de mogelijkheid de beslissing van de directeur ter beoordeling voor te leggen aan het hof van beroep, dat de beslissing zal vernietigen indien de grief waarbij de ontstentenis van onpartijdigheid van de directeur wordt aangevoerd, gegrond blijkt te zijn (zie Luik, 17 april 1991, J.T., 1991, p. 540). Wanneer het hof van beroep de door de directeur der belastingen genomen beslissing vernietigt, moet het, vermits de belasting van openbare orde is, zelf ten gronde uitspraak doen binnen de perken van het bij dat hof aanhangig gemaakte geding (Cass., 14 december 1989, Pas., 1990, I, 1981). In dat geval doet het hof van beroep uitspraak in eerste en in laatste aanleg, en die omstandigheid brengt geen enkele discriminatie teweeg, gelet op de bijzondere bevoegdheid die is toegewezen aan het hof van beroep, uitspraak doende inzake directe belastingen. A.41. Uit het geheel van die opmerkingen vloeit voort dat, in tegenstelling tot hetgeen de formulering van de prejudicie¨le vraag doet uitschijnen, het feit dat de artikelen 366 tot 377 van het W.I.B. 92 niet uitdrukkelijk in de procedure van wraking van de directeur voorzien, noch die procedure regelen, geenszins wegneemt dat een dergelijke mogelijkheid toch bestaat, via de inachtneming van het voormelde algemene rechtsbeginsel, in samenhang gelezen met het recht van delegatie waarin artikel 375, eerste lid, van het W.I.B. 92 voorziet. Hieruit volgt dat de artikelen 366 tot 377 van het W.I.B. 92 in werkelijkheid geen enkel verschil in behandeling invoeren dat de in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet verankerde beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie zou kunnen schenden. A.42. Subsidiair moet worden beklemtoond dat, zelfs als de wrakingsprocedure niet uitdrukkelijk geregeld is door de artikelen 366 tot 377 van het W.I.B. 92, die omstandigheid toch niet discriminerend is, vermits zij de belastingplichtigen geenszins de mogelijkheid ontneemt om hun zaak voor een onafhankelijke en onpartijdige rechter te brengen. Het tweede onderdeel dient bijgevolg ontkennend te worden beantwoord. Memorie van antwoord van de Belgische Staat A.43. Zoals zij is geformuleerd, heeft de prejudicie¨le vraag geenszins betrekking op de verschillen in behandeling die zouden kunnen voortvloeien uit een vergelijking tussen de aangelegenheid van de directe belastingen en die van de indirecte belastingen. De door de eiser ontwikkelde argumentatie is bijgevolg irrelevant. A.44. Subsidiair moet worden opgemerkt dat het aangevoerde verschil tussen de procedure inzake directe belastingen en die inzake indirecte belastingen steunt op een objectief criterium, dat in redelijkheid is verantwoord. Tussen de twee categoriee¨n van belastingen bestaat immers een fundamenteel verschil, dat ligt in de omstandigheid dat de indirecte belastingen, die op occasionele feiten worden geheven, geenszins het voorwerp uitmaken van op naam luidende kohieren. Inzake indirecte belastingen is de heffingstitel niet gevestigd, en is de contentieuze procedure niet mogelijk, in geval van niet-betaling door de belastingplichtige, dan met het oog op de inning van de belasting. De belastingplichtige die de gegrondheid van de aanslag wenst te betwisten, kan dan verzet aantekenen tegen die wijze van inning. Vanuit dat oogpunt beschouwd, kunnen de als indirect gekwalificeerde belastingen worden gelijkgesteld met burgerlijke vorderingen van sommen. A.45. Vermits de regels betreffende de invordering en de inning in hoofdzaak worden beheerst door het gemeen recht, is het normaal dat het contentieux inzake indirecte belastingen tot de exclusieve bevoegdheid van de gewone rechtbanken behoort. Memorie van antwoord van de eiser voor de verwijzende rechter A.46. De eiser had zelf beklemtoond dat, zelfs indien zou moeten worden aangenomen dat artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens niet toepasselijk is in fiscale zaken, het algemene rechtsbeginsel van de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van de rechter toepasselijk is en zich tegen een dergelijke discriminatie verzet. A.47. Het is overigens onjuist gewag te maken van een « zowel nationale als Europese » vaste rechtspraak om de toepasselijkheid van artikel 6 van het Verdrag te betwisten. Het Franse Hof van Cassatie oordeelt dat fiscale zaken onder artikel 6 van het Verdrag vallen. A.48. De memorie van toelichting die voorafgaat aan de ontwerpen van wet betreffende de beslechting van fiscale geschillen en « de rechterlijke inrichting in fiscale zaken » vangt aan met de volgende overweging : « De wijze waarop fiscale geschillen worden beslecht maakt het voorwerp uit van kritiek. Mede op grond van de moderne opvattingen over het recht op behoorlijke rechtsbedeling, erkend in verschillende artikelen van de Grondwet, artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 10 van het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten wordt, niet zonder reden, voorgehouden dat inzonderheid de oplossing van de geschillen inzake directe rijksbelastingen, voornamelijk geregeld in het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, niet langer voldoet aan de huidige eisen. » Ten aanzien van het eerste onderdeel A.49. De bewering dat de directeur de hoedanigheid van onafhankelijk en onpartijdig rechter zou hebben, kan worden betwist (zie de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen die in de memorie zijn aangehaald).
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE A.50. Bovendien is de vraag niet of, in de feiten, de directeur der belastingen onafhankelijk en onpartijdig is, maar wel of al dan niet wordt geoordeeld dat hij ten aanzien van de belastingplichtigen op voldoende wijze doet blijken van de kenmerken van een rechtsprekend orgaan dat over die twee kwaliteiten beschikt. A.51. Tot slot toont de rechtspraak van de hoven van beroep aan dat de directeurs der belastingen zich in vele gevallen niet als een onafhankelijke en onpartijdige rechter hebben gedragen. A.52. Hoewel eertijds kon worden betoogd dat het fiscaal recht een « autonome tak van het recht was, met zijn eigen begrippen en regelen », dan moet die bewering thans worden herzien. Zelfs als het fiscaal recht een autonome rechtstak zou zijn, dan is het dat niet meer dan, bijvoorbeeld, het sociaal recht, het strafrecht of het zogeheten handelsrecht. In ieder geval biedt de bewering dat het fiscaal recht een autonome rechtstak is, geen verklaring voor het feit dat de geschillen inzake indirecte belastingen reeds in eerste aanleg tot de bevoegdheid van de rechtbanken van de rechterlijke orde behoren, terwijl de geschillen inzake inkomstenbelastingen door de gewestelijke directeurs der belastingen zouden moeten worden behandeld. A.53. Uit de autonomie van het fiscaal recht pogen af te leiden dat dat recht aan de bevoegdheid van de magistraten van de rechterlijke orde zou moeten worden onttrokken, is voor hen beledigend : zij behandelen complexe problemen en nemen reeds tientallen jaren lang kennis van geschillen inzake belastingen. Sommigen onder hen zijn trouwens geroepen om nadien deel uit te maken van de « kamers gespecialiseerd in fiscale zaken » van de hoven van beroep. A.54. Het is weliswaar wenselijk dat een belastingplichtige om een « hie¨rarchisch onderzoek » van zijn dossier zou kunnen verzoeken, maar zulks mag niet tot gevolg hebben dat de directeur der belastingen tot een rechter wordt gemaakt die de plaats van de rechtbank van eerste aanleg inneemt. Inzake indirecte belastingen, en met name inzake B.T.W., staat het de belastingplichtige steeds vrij zijn dossier te laten onderzoeken door een hie¨rarchische overheid alvorens tot enig verzet tegen dwangbevel over te gaan. A.55. Het wetsontwerp betreffende de rechterlijke inrichting in fiscale zaken strekt ertoe de rechtbanken van eerste aanleg de bevoegdheid te verlenen kennis te nemen van de geschillen inzake inkomstenbelastingen, hetgeen volstaat om de zinloosheid van de door de Staat aangevoerde argumenten aan te tonen. A.56. De opdracht de eenheid van de rechtspraak te bewaren, komt toe aan het Hof van Cassatie (artikel 612 van het Gerechtelijk Wetboek). De directeurs der belastingen zijn des te minder bevoegd om de rechtspraak eenvormig te maken, daar zij hun bevoegdheid om uitspraak te doen dikwijls delegeren, zij hun beslissing niet motiveren wanneer zij voor de belastingplichtige gunstig is en zij hun beslissingen nooit publiceren. De overweging dat de directeurs de belastingwetten op eenvormige wijze toepassen « op grond van de administratieve toelichtingen en de rechtspraak van de hoven », volstaat om hun iedere schijn van onafhankelijkheid te ontnemen. De administratieve toelichtingen en omzendbrieven hebben immers geen enkele normatieve juridische waarde. Overigens is niet duidelijk in welk opzicht de zorg van de administratie zou bestaan in het bewaren van de eenheid van de rechtspraak inzake inkomstenbelastingen, en niet van die inzake indirecte belastingen. A.57. Ten aanzien van het aantal bezwaarschriften waarvan de Belgische Staat gewag maakt, moet worden opgemerkt dat de geschillen in fiscale zaken dikwijls betrekking hebben op verschillende aanslagjaren en dat de administratie oordeelt dat er evenveel bezwaarschriften zijn ingediend als er betrokken aanslagjaren zijn, terwijl, indien het geding voor de rechtbanken was gebracht, het slechts zou gaan om e´e´n enkel geschil. De door de Belgische Staat aangehaalde cijfers moeten dan ook meer dan waarschijnlijk met de helft worden verminderd. Betogen dat een welbepaald domein van het recht te veel geschillen behelst om ze bij de rechtbanken aanhangig te maken, is het slechtste argument dat men zich kan indenken. Het heeft er niet aan in de weg gestaan dat de arbeidsrechtbanken werden opgericht, noch dat de wetten van 10 juli en 8 augustus 1997 betreffende de hervorming van het faillissement en het gerechtelijk akkoord werden goedgekeurd. Het wetsontwerp betreffende de rechterlijke inrichting in fiscale zaken voorziet overigens, in artikel 9, in de benoeming van negen bijkomende magistraten in de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel, zes te Antwerpen, drie te Bergen, vier te Gent en zes te Luik. A.58. De vergelijking die wordt gemaakt met andere landen, in het bijzonder met Frankrijk, is niet opportuun. Het contentieux in fiscale zaken is er georganiseerd op een manier die door het Franse Hof van Cassatie streng wordt bekritiseerd. A.59. Het argument dat is afgeleid uit de traagheid en de hogere kosten van de gerechtelijke procedure is niet relevant. Het is geenszins bewezen dat de rechtspleging voor de rechtbank van eerste aanleg noodzakelijkerwijze langer duurt dan die voor de directeur der belastingen, temeer daar de partijen, in het eerste geval, beschikken over de middelen die hun ter beschikking worden gesteld door de artikelen 747 en 751 van het Gerechtelijk Wetboek, terwijl geen enkele mogelijkheid bestaat om de directeur te verplichten uitspraak te doen binnen een redelijke termijn. A.60. In tegenstelling tot hetgeen de Belgische Staat met klem betoogt, roepen de artikelen 144 en 145 van de Grondwet geen onderscheid in het leven tussen de betwistingen inzake directe belastingen en die betreffende de « andere politieke subjectieve rechten », maar wel tussen de « geschillen over burgerlijke rechten » (artikel 144) en die over « politieke rechten » (artikel 145). Vermits de Grondwet op dat punt duidelijk is, is het overbodig naar de parlementaire voorbereiding te verwijzen. A.61. Zelfs gesteld dat de Grondwet een verschil in behandeling tussen de directe belastingen en de andere politieke subjectieve rechten zou hebben ingevoerd, dan nog heeft zij er geen enkel verankerd tussen directe en indirecte belastingen. Zelfs als de Grondwet onder de betwistingen betreffende de twee categoriee¨n van belastingen een verschil in behandeling zou hebben ingevoerd door te preciseren dat de betwistingen enkel in het eerste geval tot de bevoegdheid van de rechtbanken behoren, behoudens de door de wet gestelde uitzonderingen, dan nog is de wetgever er niet van vrijgesteld de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in acht te nemen wanneer hij de bepalingen van de Grondwet betreffende de betwistingen in fiscale zaken in werking stelt. De wet moet bijgevolg « rechtscolleges » instellen die, zelfs al behoren zij niet tot de rechterlijke orde, toch niet mogen bestaan uit ambtenaren die organen van e´e´n van de partijen zijn.
29405
29406
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE Ten aanzien van het tweede onderdeel A.62. Blijkens het onderzoek van de rechtspraak van de hoven van beroep werden die hoven reeds meermaals ertoe gebracht beslissingen van een directeur te vernietigen wegens schending van het beginsel vervat in artikel 6 van het Europees Verdrag. Er bestaat geen enkele wettekst die de directeur verbiedt uitspraak te doen in een geding waarin hij persoonlijk is betrokken. A.63. De mogelijkheid die aan de directeurs is verleend om delegatie te verlenen aan een andere ambtenaar, lost het probleem niet op, vermits het gaat om een mogelijkheid, de gedelegeerde ambtenaar een ondergeschikte is van de directeur en bovendien niet duidelijk is hoe de directeurs zouden kunnen beweren hun opdracht van uniformisering van de rechtspraak tot een goed einde te brengen indien zulks niet het geval zou zijn, en het, tot slot, geen zin zou hebben de belastingplichtige de mogelijkheid te bieden zich tot de hie¨rarchische meerdere te wenden indien die meerdere zich beijvert delegatie te verlenen aan een ondergeschikte. Tot slot is het beroep a posteriori, via een procedure die de tegenpartij zelf als « traag en duur » bestempelt (en die zelfs het beroep op een advocaat vereist...) niet bevredigend, terwijl inzake indirecte belastingen van meet af aan is voorzien in de mogelijkheid tot wraking. —B— B.1. Artikel 366 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, hierna W.I.B. 92 genoemd, bepaalt : « De belastingplichtige kan tegen het bedrag van de te zijnen name gevestigde aanslag, opcentiemen, verhogingen en boeten inbegrepen, schriftelijk bezwaar indienen bij de directeur der belastingen van de provincie of het gewest in wiens ambtsgebied de aanslag, de verhoging en de boete zijn gevestigd. » In artikel 371 is gepreciseerd dat de bezwaarschriften moeten worden gemotiveerd en is aangegeven binnen welke termijn zij moeten worden ingediend. Artikel 374 handelt over de bewijsmiddelen waarover de administratie beschikt ten einde de behandeling van het bezwaarschrift te verzekeren en biedt de bezwaarindiener de mogelijkheid te worden gehoord en overlegging te verkrijgen van de stukken betreffende de betwisting waarvan hij geen kennis had. Artikel 375 bepaalt dat de directeur der belastingen of de door hem gedelegeerde ambtenaar uitspraak doet bij met redenen omklede beslissing en preciseert dat het hun niet is toegestaan belastingsupplementen te vestigen of een rechtmatig bevonden ontheffing te compenseren met een vastgestelde ontoereikendheid van aanslag. Artikel 377 bepaalt : « Van de beslissingen van de directeurs der belastingen en van de gedelegeerde ambtenaren, getroffen krachtens de artikelen 366, 367 en 376, kan men een voorziening indienen bij het Hof van beroep van het gebied waarin het kantoor gelegen is waar de belasting is of moet worden geı¨nd. De eiser mag aan het Hof van beroep bezwaren onderwerpen die noch in het bezwaarschrift werden geformuleerd, noch ambtshalve door de directeur of door de door hem gedelegeerde ambtenaar werden onderzocht, voor zover zij een overtreding van de wet of een schending van de op straf van nietigheid voorgeschreven procedurevormen aanvoeren. » Ten aanzien van het eerste onderdeel van de vraag B.2.1. In het eerste onderdeel van de vraag interpreteert de verwijzende rechter artikel 366 van het W.I.B. 92 in die zin dat het een jurisdictioneel beroep organiseert dat wordt ingesteld voor een orgaan van de administratie waarvan de beslissing wordt betwist. Die bepaling behandelt de categorie van rechtzoekenden die een bezwaar indienen inzake inkomstenbelastingen verschillend van diegenen die, in verband met andere politieke rechten, een beroep instellen, hetzij voor een rechtscollege van de rechterlijke orde, hetzij voor een administratief rechtscollege dat niet het orgaan van de in het geding zijnde administratie is. De verwijzende rechter stelt bijgevolg de vraag of de artikelen 366 tot 377 van het W.I.B. 92 verenigbaar zijn met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. B.2.2. De waarborgen van onafhankelijkheid en onpartijdigheid zijn onontbeerlijk voor de uitoefening van de rechtsprekende functie. Doordat de directeur van de belastingen deel uitmaakt van een hie¨rarchische structuur, namelijk de administratie die partij is in het geding, zou hij, in de ogen van de belastingplichtige, dergelijke waarborgen niet kunnen bieden. Daaruit volgt dat, zonder dat moet worden onderzocht of artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens al dan niet van toepassing is, de artikelen 366 tot 377 van het W.I.B. 92, in de interpretatie van de verwijzende rechter, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schenden. B.3.1. Artikel 366 van het W.I.B. 92 kan evenwel in die zin worden opgevat dat het bij de directeur der belastingen een administratief beroep inricht dat trouwens, in de zorg voor een behoorlijk bestuur, omringd is met waarborgen die analoog zijn aan die welke vereist zijn voor jurisdictionele beroepen. Vermits de beslissingen van de directeur der belastingen kunnen worden aangevochten voor het hof van beroep, is het niet discriminerend, wegens het specifieke karakter van de fiscaliteit, aan dat jurisdictioneel beroep een administratieve fase te laten voorafgaan. B.3.2. Weliswaar beschikken de rechtzoekenden in dat geval slechts over e´e´n enkele aanleg, vermits de voorziening in cassatie die zij tegen de arresten van het hof van beroep kunnen instellen geen beroep van volle rechtsmacht is. Maar hun situatie is niet verschillend van die van de rechtzoekenden die, met betrekking tot andere politieke rechten, slechts beschikken over een beroep voor de Raad van State tegen de administratieve handeling die hen grieft. B.3.3. In die interpretatie schenden de artikelen 366 tot 377 van het W.I.B. 92 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. Ten aanzien van het tweede onderdeel van de vraag B.4.1. Indien artikel 366 van het W.I.B. 92 in die zin wordt geı¨nterpreteerd dat het een rechtsprekende opdracht toevertrouwt aan de directeur der belastingen, moet die directeur gewraakt kunnen worden. B.4.2. Door zich ervan te onthouden de wrakingsprocedure te regelen, zoals de artikelen 828 tot 847 van het Gerechtelijk Wetboek doen voor de gerechtelijke aangelegenheden, heeft de fiscale wetgever de bezwaarindieners niet de mogelijkheid geboden van hun wrakingsrecht gebruik te maken. Aldus heeft hij hun, zonder aanvaardbare verantwoording, de uitoefening ontnomen van een recht waarover alle andere rechtzoekenden wel beschikken. Het beroep voor het hof van beroep, dat slechts een controle a posteriori uitoefent, kan die discriminatie niet op doeltreffende wijze verhelpen.
29407
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE B.4.3. In die interpretatie van artikel 366, dient de prejudicie¨le vraag, wat het tweede onderdeel ervan betreft, bevestigend te worden beantwoord. B.5.1. Indien artikel 366 in die zin wordt geı¨nterpreteerd dat het een administratief beroep inricht, zijn de regels betreffende de wraking van rechters als dusdanig niet toepassing op de directeur der belastingen. B.5.2. In die interpretatie moet de prejudicie¨le vraag, in het tweede onderdeel ervan, ontkennend worden beantwoord. Om die redenen, het Hof zegt voor recht : 1. In de interpretatie volgens welke artikel 366 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 aan de directeur der belastingen een rechtsprekende opdracht toevertrouwt, schenden de artikelen 366 tot 377 van dat Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet : a) doordat zij een rechtsprekende opdracht toevertrouwen aan een overheid die niet doet blijken van de waarborgen van onafhankelijkheid en objectieve onpartijdigheid, b) doordat zij niet voorzien in een procedure van wraking. 2. In de interpretatie volgens welke artikel 366 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 een administratief beroep voor een administratieve overheid instelt, schenden de artikelen 366 tot 377 van dat Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 10 juni 1998, in afwezigheid van rechter M. Bossuyt, wettig verhinderd, en van rechter R. Henneuse, jongstbenoemde rechter van de talrijkste taalgroep, die zich heeft moeten onthouden. De griffier, L. Potoms
De voorzitter, M. Melchior
ÜBERSETZUNG SCHIEDSHOF [C − 98/21358]
Urteil Nr. 67/98 vom 10. Juni 1998 Gescha¨ftsverzeichnisnummer 1157 In Sachen: Pra¨judizielle Frage in bezug auf die Artikel 366 bis 377 des Einkommensteuergesetzbuches 1992, gestellt vom Gericht erster Instanz Namur. Der Schiedshof, zusammengesetzt aus den Vorsitzenden M. Melchior und L. De Gre`ve, und den Richtern H. Boel, L. Franc¸ois, P. Martens, J. Delruelle, G. De Baets, E. Cerexhe, H. Coremans, A. Arts, R. Henneuse und M. Bossuyt, unter Assistenz des Kanzlers L. Potoms, unter dem Vorsitz des Vorsitzenden M. Melchior, verku¨ndet nach Beratung folgendes Urteil: I. Gegenstand der pra¨judiziellen Frage In seinem Urteil vom 30. September 1997 in Sachen R. Walgraffe gegen den Belgischen Staat, dessen Ausfertigung am 7. Oktober 1997 in der Kanzlei des Hofes eingegangen ist, hat das Gericht erster Instanz Namur folgende pra¨judizielle Frage gestellt: « Verstoßen die Artikel 366 bis 377 des Einkommensteuergesetzbuches 1992 gegen die in den Artikeln 10 und 11 der am 17. Februar 1994 koordinierten Verfassung verankerten Grundsa¨tze der Gleichheit und Nichtdiskriminierung, ggf. in Verbindung mit Artikel 6 Absatz 1 der Europa¨ischen Konvention zum Schutze der Menschenrechte und Grundfreiheiten und dem allgemeinen Rechtsgrundsatz bezu¨glich der Unabha¨ngigkeit und Unparteilichkeit des Richters, a) indem sie einerseits in erster Instanz dem Steuerpflichtigen im Bereich der direkten Steuern einen Richter zuweisen, der als Regionaldirektor der Steuern in Wirklichkeit der Steuerverwaltung angeho¨rt und demzufolge ein Organ der am Rechtsstreit beteiligten o¨ffentlichen Gewalt ist, wohingegen den Rechtsuchenden in anderen Angelegenheiten, die sich auf politische Rechte beziehen, ein Richter zugewiesen wird, der, obwohl er nicht notwendigerweise dem gerichtlichen Stand angeho¨rt, immerhin kein Organ von einer der am Rechtsstreit beteiligten Parteien ist; b) indem sie andererseits weder die Mo¨glichkeit der Ablehnung des Regionaldirektors der Steuern vorsehen noch ein Ablehungsverfahren organisieren, wohingegen gegen jeden anderen ordentlichen Richter oder Verwaltungsrichter, der sich mit Streitfa¨llen u¨ber subjektive Rechte befaßt, tatsa¨chlich ein solches Verfahren eingeleitet werden kann, und zwar insbesondere in Anwendung der Artikel 2 und 828 ff. des Gerichtsgesetzbuches? » II. Sachverhalt und vorhergehendes Verfahren Der Kla¨ger vor dem verweisenden Richter hat in seiner Eigenschaft als Rechtsanwalt einem seiner Klienten geraten, Klage gegen einen Steuerkontrolleur zu erheben, den er der Unziemlichkeit ihm gegenu¨ber beschuldigte. Der Kontrolleur wurde inhaftiert. Der Kla¨ger, bei dem eine ausfu¨hrliche Kontrolle stattgefunden hatte und der einen Berichtigungsbescheid mit der Anku¨ndigung erheblicher Steuererho¨hungen erhalten hatte, ließ zu einem Verfahren der einstweiligen Verfu¨gung laden, um zu erwirken, daß seine Akte durch andere Beamte behandelt wu¨rde. Da die Steuer inzwischen in der Heberolle eingetragen war, stellte der Pra¨sident des Gerichtes erstes Instanz Namur fest, die geforderte Maßnahme sei gegenstandslos, verurteilte jedoch den Belgischen Staat zu den Kosten des Verfahrens. Der Kla¨ger, der zur Zahlung von fast vier Millionen an zusa¨tzlichen Steuern aufgefordert wurde, reichte eine Beschwerde beim Steuerdirektor von Namur ein, das heißt einem der Beamten, gegen die die beim Gerichtspra¨sidenten eingereichte Klage gerichtet war.
29408
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE Der Kla¨ger ließ eine neue Gerichtsladung ergehen, um zu erwirken, daß die Akte bezu¨glich seiner Beschwerden an einen anderen Steuerdirektor verwiesen wu¨rde. Das Gericht befand zuna¨chst u¨ber seine Zusta¨ndigkeit und stellte dem Hof die vorstehende pra¨judizielle Frage. III. Verfahren vor dem Hof Durch Anordnung vom 7. Oktober 1997 hat der amtierende Vorsitzende gema¨ß den Artikeln 58 und 59 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 u¨ber den Schiedshof die Richter der Besetzung bestimmt. Die referierenden Richter haben Artikel 71 bzw. 72 des organisierenden Gesetzes im vorliegenden Fall nicht fu¨r anwendbar erachtet. Die Verweisungsentscheidung wurde gema¨ß Artikel 77 des organisierenden Gesetzes mit am 21. Oktober 1997 bei der Post aufgegebenen Einschreibebriefen notifiziert. Die durch Artikel 74 des organisierenden Gesetzes vorgeschriebene Bekanntmachung erfolgte im Belgischen Staatsblatt vom 24. Oktober 1997. Schriftsa¨tze wurden eingereicht von — R. Walgraffe, wohnhaft in 5660 Couvin, Dessus la Ville 6, mit am 2. Dezember 1997 bei der Post aufgegebenem Einschreibebrief, — dem Belgischen Staat, mit am 4. Dezember 1997 bei der Post aufgegebenem Einschreibebrief. Diese Schriftsa¨tze wurden gema¨ß Artikel 89 des organisierenden Gesetzes mit am 16. Dezember 1997 bei der Post aufgegebenen Einschreibebriefen notifiziert. Erwiderungsschriftsa¨tze wurden eingereicht von — R. Walgraffe, mit am 8. Januar 1998 bei der Post aufgegebenem Einschreibebrief, — dem Belgischen Staat, mit am 13. Januar 1998 bei der Post aufgegebenem Einschreibebrief. Durch Anordnung vom 25. Ma¨rz 1998 hat der Hof die fu¨r die Urteilsfa¨llung vorgesehene Frist bis zum 7. Oktober 1998 verla¨ngert. Durch Anordnung vom selben Tag hat der Vorsitzende M. Melchior die Rechtssache dem vollza¨hlig tagenden Hof vorgelegt. Durch Anordnung vom selben Tag hat der Hof die Rechtssache fu¨r verhandlungsreif erkla¨rt und den Sitzungstermin auf den 22. April 1998 anberaumt. Diese Anordnung wurde den Parteien und deren Rechtsanwa¨lten mit am 26. Ma¨rz 1998 bei der Post aufgegebenen Einschreibebriefen notifiziert. Auf der o¨ffentlichen Sitzung vom 22. April 1998 — erschienen . RA J.-P. Bours, in Lu¨ttich zugelassen, fu¨r R. Walgraffe, ¨ in C. Detry, in Namur zugelassen, fu¨r den Belgischen Staat, . RA — haben die referierenden Richter P. Martens und G. De Baets Bericht erstattet, — wurden die vorgenannten Rechtsanwa¨lte angeho¨rt, — wurde die Rechtssache zur Beratung gestellt. Das Verfahren wurde gema¨ß den Artikeln 62 ff. des organisierenden Gesetzes, die sich auf den Sprachengebrauch vor dem Hof beziehen, gefu¨hrt. IV. In rechtlicher Beziehung —A— Schriftsatz des Kla¨gers vor dem verweisenden Richter Erster Teil A.1. Die Artikel 366 bis 377 des Einkommensteuergesetzbuches 1992, nachstehend EStGB 92, organisierten eine vorherige Beschwerde vor dem zusta¨ndigen Steuerdirektor und anschließend eine Klage vor dem Appellationshof gegen die Entscheidung des Direktors. Gegen das Urteil des Appellationshofes ko¨nne Kassationsbeschwerde eingelegt werden. A.2. In der Verweisungsentscheidung werde der Regionaldirektor der Steuern als « Richter » bezeichnet. Die Rechtsprechung des Kassationshofes erkenne dem Regionaldirektor eine Rechtsprechungsbefugnis zu. In der Rechtslehre wu¨rden in bezug auf diese Rechtsprechung jedoch betra¨chtliche Vorbehalte gemacht, da der Direktor trotz seiner Rechtsprechungsbefugnis in der Hierarchie den Anweisungen seiner Vorgesetzten unterworfen sei. A.3. Durch die Rechtsprechung des Kassationshofes entstu¨nden auch Probleme auf europa¨ischer Ebene. Der Gerichtshof habe den Standpunkt vertreten, die Tatsache, daß die Funktion des Direktors im luxemburgischen nationalen Recht als ein « Gericht » bezeichnet werde, wenn er eine Beschwerde beurteile, bedeute noch nicht, daß er notwendigerweise ein Gericht im Sinne der Konvention darstelle, da er gleichzeitig Richter und Partei und somit weder unabha¨ngig noch unparteiisch sei, wa¨hrend diese Merkmale unlo¨sbar mit der Aufgabe des Rechtsprechens verbunden seien (Urteil Corbiau vom 30. Ma¨rz 1993). Derselbe Gerichtshof habe geurteilt, der Appellationshof sei das erste Gericht, das dem Gerichtshof eine pra¨judizielle Frage stellen ko¨nne, da der Direktor, vor dem das Verfahren in erster Instanz gefu¨hrt werde, der Steuerverwaltung angeho¨re und somit kein Gericht im Sinne von Artikel 177 der Konvention sei (Urteil Peterbroeck vom 14. Dezember 1995). A.4. In jedem Fall biete das Verfahren in bezug auf Einkommensteuern, so wie es durch die Artikel 366 bis 377 EStGB 92 geregelt werde, dem Steuerpflichtigen nicht die Mo¨glichkeit, eine Rechtsprechung in zwei Instanzen in Anspruch zu nehmen, die vollkommen unabha¨ngig von der Verwaltung seien. A.5. In bezug auf indirekte Steuern sei das Anfechtungsverfahren auf vollkommen andere Weise geregelt. Sowohl bezu¨glich der Mehrwertsteuer als auch bezu¨glich der Einregistrierungsgebu¨hren oder Erbschaftssteuern habe der Steuerpflichtige das Recht, das Gericht erster Instanz oder den Friedensrichter mittels eines Widerspruchs gegen den Vollstreckungsbefehl zu befassen. Sodann seien ein Berufungsverfahren und eine Kassationsbeschwerde vorgesehen.
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE A.6. Die Situationen, die zu den zwei unterschiedlichen Verfahren fu¨hrten, seien jedoch sehr a¨hnlich. Sowohl in bezug auf die Einkommensteuer als auch in bezug auf die Mehrwertsteuer ko¨nne der gleiche Steuerpflichtige sowohl die erstgenannte als auch die letztgenannte Steuer schulden, ko¨nne von ihm gleichzeitig eine zusa¨tzliche Steuer gefordert werden durch jede der beiden zusta¨ndigen Verwaltungen und ko¨nne er sich gezwungen sehen, zwei unterschiedliche Verfahren anha¨ngig zu machen, die je nach der Art der von ihm geforderten Steuer grundsa¨tzlich unterschiedlichen Prinzipien entspra¨chen. A.7. Die Vergleichbarkeit dieser beiden Situationen sei im u¨brigen der Verwaltung nicht entgangen, da sie derzeit eine Umstrukturierung vornehme, deren Endziel in der Trennung der Verwaltung der Mehrwertsteuer, Einregistrierung und Doma¨nen bestehe, um eine Zusammenlegung der Verwaltung der direkten Steuern mit derjenigen der Mehrwertsteuer zu ermo¨glichen. A.8. Man ko¨nne nicht abstreiten, daß es strukturelle Unterschiede zwischen den direkten Steuern und den indirekten Steuern gebe und daß diese Unterschiede ein objektives Kriterium bildeten. Somit sei es versta¨ndlich, daß dieser Unterschied bestimmte Unterschiede im Zusammenhang mit der Beschaffenheit dieser beiden ins Auge gefaßten Steuern zur Folge habe, na¨mlich die Form der Erkla¨rungen, die Fristen fu¨r das Einreichen der Erkla¨rungen, usw. Aber es sei unversta¨ndlich, weshalb der Gesetzgeber nur den Steuerpflichtigen, die der indirekten Steuer unterliegen, eine echte Gerichtsbarkeit mit zwei Instanzen vorbehalten habe und somit eine Diskriminierung in bezug auf einen grundlegenden Punkt geschaffen habe, na¨mlich den Zugang der Steuerpflichtigen zur Gerichtsbarkeit, die Achtung der Verteidigungsrechte und die Beachtung des Grundsatzes der Waffengleichheit. A.9. Diese Diskriminierung sei noch weniger gerechtfertigt im Bereich der Mehrwertsteuer, die als eine ¨ hnlichkeiten mit der sogenannten « indirekte » Steuer gelte. Diese weise na¨mlich auf technischer Ebene zahlreiche A « direkten » Steuer auf: regelma¨ßige Abgabe der Erkla¨rungen, direkte Verbindung zum Steuerpflichtigen, der als « der Steuer Unterworfener » bezeichnet werde, Steuertatbestand, der in einer « gelegentlichen » Handlung bestehe, jedoch durch einen Steuerpflichtigen vorgenommen werde, der als jemand definiert werde, der diese Handlung « regelma¨ßig » vornehme. A.10. In den Texten u¨ber die Einkommensteuer suche man vergeblich nach einer vernu¨nftigen Rechtfertigung fu¨r diesen Behandlungsunterschied. A.11. In bezug auf die Einkommensteuer finde das u¨bliche System seinen Ursprung im Gesetz vom 6. Septem¨ nderung ber 1895. Das Gesetz vom 20. November 1962 u¨ber die Einkommensteuerreform habe diesbezu¨glich keine A ¨ nderung des Verfahrens, obwohl sein Zweck darin gebracht, ebensowenig das Gesetz vom 16. Ma¨rz 1976 zur A bestanden habe, den Steuerpflichtigen mehr Rechte gegenu¨ber der Verwaltung zu verleihen. ¨ berdies ko¨nne keinerlei Zusammenhang der Verha¨ltnisma¨ßigkeit zwischen dem etwaigen angestrebten Ziel A.12. U und den angewandten Mitteln bestehen. Selbst wenn man davon ausgehen wu¨rde, daß Artikel 6 Absatz 1 der Europa¨ischen Menschenrechtskonvention in Steuersachen keine Anwendung finde, sei doch der allgemeine Rechtsgrundsatz der Unabha¨ngigkeit und der Unparteilichkeit des Richters anwendbar und widerspreche er jeglicher Diskriminierung. Die Artikel 10 und 11 der Verfassung mu¨ßten daher mit Artikel 6 Absatz 1 der obengenannten Konvention in Verbindung gebracht werden. A.13. Dieses Fehlen jeglicher Verha¨ltnisma¨ßigkeit ergebe sich aus der Bedeutung der mißachteten Grundsa¨tze (Zugang der Steuerpflichtigen zur Gerichtsbarkeit, Beachtung der Rechte der Verteidigung, Waffengleichheit) in Anbetracht der rein technischen Beschaffenheit des objektiven Unterscheidungskriteriums zwischen direkten und indirekten Steuern. Zweiter Teil A.14. Die Artikel 366 bis 376 EStGB 92 enthielten keinerlei Bestimmungen, die es dem Direktor vorschrieben, sich zuru¨ckzuziehen, wenn er perso¨nlich vom Streitfall betroffen sei. Sie organisierten keine Verfahren, die mit der Ablehnung (Artikel 828 bis 848 des Gerichtsgesetzbuches) oder der Besorgnis der Befangenheit (Artikel 648 Nr. 2 und 650 des Gerichtsgesetzbuches, Artikel 542 des Strafprozeßgesetzbuches) vergleichbar seien. Daraus ergebe sich, daß ein gegebenenfalls auftauchendes Problem von Interessenkonflikten nicht vorher, sondern nachtra¨glich geregelt werde. Durch eine Berufung vor dem Appellationshof ko¨nne ein Steuerpflichtiger, der mo¨glicherweise von einer Entscheidung betroffen sei, die ein Direktor, der sich ha¨tte zuru¨ckziehen mu¨ssen, getroffen habe, beantragen, daß diese Entscheidung fu¨r nichtig erkla¨rt werde und daß sich der Hof der Sache annehme. A.15. In der Rechtsprechung gebe es zahlreiche Beispiele fu¨r Nichtigerkla¨rungen. So sei entschieden worden, daß ein Inspektor, der eine Beschwerde untersucht und durch Vollmacht die Direktorsentscheidung unterschrieben habe, nicht unparteiisch genug gewesen sei, als er sich als der Exgatte der Klientin des steuerpflichtigen Anwaltes erwiesen habe, dessen Beschwerde er behandelt habe (Lu¨ttich, 17. April 1991, J.L.M.B., 1991, S. 1033). Es sei ebenfalls entschieden worden, daß es nicht zula¨ssig sei, wenn derselbe Beamte einerseits die Steuer zum Zeitpunkt der Besteuerung in die Heberolle eingetragen habe und anschließend, nachdem er Inspektor geworden sei, die Beschwerde einschreibe und sodann die Direktorsentscheidung unterschreibe (Kass., 14. Dezember 1989; Kass., 23. Ma¨rz 1990). A.16. Die Verwaltung scheine sich der Unzula¨ssigkeit dieser Lage selbst bewußt geworden zu sein. Sie habe die Lehren aus den beiden obengenannten Kassationsurteilen in einem Rundschreiben vom 16. August 1990 gezogen. Ein Steuerpflichtiger, der eine Beschwerde eingereicht habe, habe keine andere Garantie als eine nachtra¨gliche Garantie gegen die Gefahr, daß ein Beamter entscheide, trotz des Interessenkonfliktes, der ihn dazu veranlassen mu¨ßte, dies nicht zu tun. Abgesehen davon, daß das obenerwa¨hnte Rundschreiben keine Gesetzeskraft habe, mu¨sse der Steuerpflichtige Beschwerde beim Appellationshof einreichen, um zu beantragen, daß dieser die Entscheidung fu¨r nichtig erkla¨re und anschließend das Hauptverfahren aufgreife, was zusa¨tzliche Kosten beinhalte, die nicht der Verwaltung auferlegt wu¨rden — im Steuerwesen gelte nicht einmal die Prozeßkostenentscha¨digung — und was erst nach Ablauf einer bisweilen u¨berma¨ßig langen Zeit geschehe. Die Vergleichbarkeit der Lage des Steuerpflichtigen, der eine direkte Steuer anfechte, und des der Steuer Unterworfenen, der eine indirekte Steuer anfechte, sei nachgewiesen worden. Das Ziel des Gesetzgebers, der in der erstgenannten Situation die Mo¨glichkeit der Ablehnung verweigere, sei nicht erkennbar, und in jedem Fall bestehe kein Zusammenhang der Verha¨ltnisma¨ßigkeit zwischen der Zielsetzung und den angewandten Mitteln.
29409
29410
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE A.17. Daraus ergebe sich, daß die Artikel 366 bis 377 EStGB 92 gegen die in den Artikeln 10 und 11 der Verfassung verankerten Grundsa¨tze der Gleichheit und Nichtdiskriminierung verstießen, gegebenenfalls in Verbindung mit Artikel 6 Absatz 1 der Europa¨ischen Menschenrechtskonvention und dem allgemeinen Rechtsgrundsatz bezu¨glich der Unabha¨ngigkeit und Unparteilichkeit des Richters. A.18. Es ko¨nnte nur anders sein, wenn der Hof, im Widerspruch zu der Auslegung durch das Verweisungsurteil und durch die Verwaltung, der Auffassung sein sollte, daß die Artikel 828 ff. des Gerichtsgesetzbuches auf Beschwerden im Bereich der Personensteuer Anwendung finden wu¨rden, so wie sie durch die obengenannten Artikel 366 bis 377 geregelt wu¨rden. Schriftsatz des Belgischen Staates A.19. Der Schiedshof sei nicht zusta¨ndig, um zu pru¨fen, ob eine Gesetzesbestimmung mit einer in der Europa¨ischen Menschenrechtskonvention enthaltenen Regel vereinbar sei. Dies gelte ebenfalls, wenn eine Unvereinbarkeit mit einem allgemeinen Rechtsgrundsatz angefu¨hrt werde. ¨ berdies ko¨nne Artikel 6 Absatz 1 der Europa¨ischen Menschenrechtskonvention, selbst wenn er in A.20. U Verbindung zu den Artikeln 10 und 11 der Verfassung gebracht werde, gema¨ß einer sowohl nationalen als auch europa¨ischen sta¨ndigen Rechtsprechung in Steuersachen nicht geltend gemacht werden. Diese Ausnahme gru¨nde auf ¨ berlegung, daß die Europa¨ische Konvention nur Privatrechte schu¨tze und daß die Rechte und Verpflichtungen der U der Bu¨rger als Steuerpflichtige unter das o¨ffentliche Recht fielen und somit dem Anwendungsbereich der Konvention entgingen. A.21. Es werde hingegen angenommen, daß die Unabha¨ngigkeit und die Unparteilichkeit des Richters einen allgemeinen Rechtsgrundsatz bilden wu¨rden, der auf alle Gerichtsbarkeiten anwendbar sei, einschließlich derjenigen, die u¨ber eine Angelegenheit zu urteilen ha¨tten, die nicht zum Anwendungsbereich von Artikel 6 Absatz 1 der Europa¨ischen Menschenrechtskonvention geho¨rten (Kass., 23. Mai 1985, Pas., 1985, I, Nr. 570). Die Rechtsprechung habe im u¨brigen diesen Grundsatz ausdru¨cklich anerkannt in bezug auf den Direktor der direkten Steuern (Kass., 14. Dezember 1989, Pas., 1990, I, S. 481; Kass., 23. Ma¨rz 1990, Pas., 1990, I, S. 867). A.22. Somit mu¨ßte die pra¨judizielle Frage so verstanden werden, daß der Hof gebeten werde zu pru¨fen, « a) ob die Artikel 366 bis 377 EStGB 92 gegen die in den Artikeln 10 und 11 der Verfassung verankerten Grundsa¨tze der Gleichheit und Nichtdiskriminierung verstoßen, indem der Zugang zu einem unabha¨ngigen und unparteiischen Richter — ein allgemeiner Rechtsgrundsatz — einer Kategorie von Bu¨rgern verweigert wird, die verpflichtet sind, in erster Instanz im Bereich der direkten Steuern einen Richter zu befassen, der als Regionaldirektor der direkten Steuern in Wirklichkeit der Steuerverwaltung angeho¨rt und demzufolge ein Organ der am Rechtsstreit beteiligten o¨ffentlichen Gewalt ist, wohingegen der genannte Grundsatz in anderen Angelegenheiten, die sich auf politische Rechte beziehen, gewa¨hrleistet wa¨re, wo der Richter nicht notwendigerweise ein Organ der am Rechtsstreit beteiligten Verwaltung ist; b) ob die genannten Artikel eine ungerechtfertigte Diskriminierung zwischen den Bu¨rgern in dem Sinne schaffen, daß sie, indem sie keinerlei Mo¨glichkeit der Ablehnung des Regionaldirektors vorsehen, den Steuerpflichtigen, die eine Beschwerde eingereicht haben, folglich die Garantie der Unparteilichkeit des Richters — ein allgemeiner Rechtsgrundsatz — vorenthalten, wa¨hrend in allen anderen Angelegenheiten in Anwendung der Artikel 2 ff. des Gerichtsgesetzbuches ein Ablehnungsverfahren mo¨glich wa¨re ». In bezug auf den ersten Teil A.23. Es ko¨nne diesbezu¨glich keine Diskriminierung geben, insofern allgemein davon ausgegangen werde, daß der Direktor oder der von ihm beauftragte Beamte, wenn sie gema¨ß Artikel 375 Absatz 1 EStGB 92 u¨ber eine Beschwerde urteilten, dem allgemeinen Rechtsgrundsatz bezu¨glich der Unabha¨ngigkeit und der Unparteilichkeit des Richters entsprechen mu¨ßten, unter Strafe der Annullierung ihrer Entscheidung durch den Appellationshof. Die einfache Tatsache, daß der Direktor der Steuerverwaltung angeho¨re, entziehe ihm also nicht a priori die Eigenschaft des unabha¨ngigen und unparteiischen Richters. A.24. Der Kassationshof stu¨tze seine Rechtsprechung auf eine materielle Definition der Funktion der Gerichtsbarkeit. Indem das Gesetz dem Steuerpflichtigen im Bereich der direkten Steuern in erster Instanz einen Richter zuweise, der in Wirklichkeit der Steuerverwaltung angeho¨re, schaffe es keinerlei unterschiedliche Behandlung zum Nachteil der Steuerpflichtigen im Bereich der direkten Steuern im Vergleich zu den Inhabern anderer politischer subjektiver Rechte. A.25. Ginge man davon aus, daß dies nicht zutreffe, so sei zu pru¨fen, ob die beanstandete Maßnahme auf einem objektiven Kriterium beruhe, das eine unterschiedliche Behandlung rechtfertigen ko¨nnte, und sodann sei zu pru¨fen, ob die Maßnahme in einem angemessenen Verha¨ltnis zum angestrebten Ziel stehe. A.26. Die diesbezu¨gliche Befugnis des Steuerdirektors finde ihren Ursprung im Gesetz vom 30. Juli 1881 « zur Aba¨nderung verschiedener Gesetzesbestimmungen zur Regelung der Befugnisse der sta¨ndigen Ausschu¨sse » sowie im Gesetz vom 6. September 1895 « u¨ber die Veranlagungen im Bereich der direkten Steuern ». Daß man sich fu¨r den Direktor entschieden habe, um u¨ber die Beschwerden zu urteilen, sei durch geschichtliche Erwa¨gungen zu erkla¨ren. A.27. Der Ursprung des jetzigen Systems sei in den Vorarbeiten zum Gesetz vom 16. Ma¨rz 1976 zur Aba¨nderung des Verfahrens in bezug auf Streitfa¨lle im Bereich der direkten Steuern zu suchen. Parlamentsmitglieder ha¨tten vorgeschlagen, die Verpflichtung zur Einreichung der Beschwerde beim Steuerdirektor abzuschaffen und ein ausschließlich gerichtliches Streitverfahren einzufu¨hren. Sie ha¨tten die Beweggru¨nde fu¨r ihre Vorschla¨ge ausfu¨hrlich dargelegt. A.28. Die Regierung, die sich nicht mit diesem Vorschlag habe einverstanden erkla¨ren ko¨nnen, habe eine Reihe von ¨ nderungsantra¨gen eingereicht, mit der die Tragweite des urspru¨nglichen Textes grundlegend gea¨ndert worden sei. A Die Regierung habe in erster Linie die besondere Beschaffenheit des steuerlichen Streitverfahrens betont. Andererseits habe sie die Notwendigkeit einer vorherigen Beschwerde bei der hierarchischen Obrigkeit hervorgehoben. Sodann habe die Regierung die Sorge um den Erhalt der Einheit der Rechtsprechung gea¨ußert und eine Reihe praktischer Einwa¨nde erhoben im Zusammenhang mit dem Umfang der steuerlichen Streitverfahren, dem Erfordernis einer Ausbildung der Richter in Steuersachen sowie der Langwierigkeit und den ho¨heren Kosten des Gerichtsverfahrens. Die Regierung habe ebenfalls die vergleichbaren Verfahren in den Nachbarla¨ndern Belgiens geltend gemacht. A.29. Die Gesetzgebungsabteilung des Staatsrates habe in ihrem Gutachten vom 28. September 1967 den Standpunkt vertreten, die Pru¨fung der Steuerakte durch einen hierarchischen Vorgesetzten des besteuernden Beamten stelle fu¨r den Betroffenen eine Garantie dar und trage gleichzeitig wirksam dazu bei, die strittigen Punkte aufzuspu¨ren,
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE was wichtig sei, wenn die Angelegenheit anschließend vor Gericht gebracht werde. Das Gutachten habe sich ebenfalls auf eine Ero¨ffnungsansprache bezogen, die der Generalanwalt Verse´e am 1. September 1967 vor dem Appellationshof ¨ berlegungen in einem vom ko¨niglichen Kommissar u¨ber die Gerichtsreform hinterlegten Gent gehalten habe, dessen U Bericht besta¨tigt worden seien. A.30. Weiterhin habe die Regierung darauf hingewiesen, daß die Organisation der Gerichte gesto¨rt werden ko¨nnte in Anbetracht der erheblichen Ausmaße der steuerlichen Streitsachen — 1968 seien 154.599 Beschwerden eingereicht worden —, wenn man den ordentlichen Gerichten diese Streitsachen zuweise. A.31. Das schlußendlich angenommene Gesetz schaffe einen Kompromiß zwischen der These der Verfasser des urspru¨nglichen Vorschlags und derjenigen der Regierung, wobei auf der Ebene des Steuerdirektors ein a¨hnliches Verfahren eingefu¨hrt werde wie dasjenige, das vor dem Gericht erster Instanz angewandt worden wa¨re, wenn dieses an die Stelle des Steuerdirektors getreten wa¨re. Dieser Kompromiß sei in drei wesentlichen Maßnahmen zum Ausdruck gekommen, na¨mlich die Einfu¨hrung einer kontradiktorischen Untersuchung der Beschwerde, die Abschaffung der verwaltungsma¨ßigen Befugnis zur Vervollsta¨ndigung der Veranlagung, u¨ber die der Direktor bis dahin verfu¨gt habe, so daß er von nun an die Lage des Steuerpflichtigen nicht mehr habe verschlimmern ko¨nnen, sowie die dem Beschwerdefu¨hrer gebotene Mo¨glichkeit, vor dem Appellationshof neue Beschwerdegru¨nde anzufu¨hren, insofern sie eine Gesetzesu¨bertretung oder einen Verstoß gegen wesentliche Formvorschriften geltend machten. A.32. Die vom Gesetzgeber zur Rechtfertigung des gewa¨hlten Verfahrens beru¨cksichtigten Elemente fu¨gten sich in den Rahmen der Elemente ein, die im allgemeinen in der Rechtslehre angefu¨hrt wu¨rden, um das Prinzip der vorherigen Beschwerde vor der Verwaltung im Bereich der direkten Steuern anzunehmen. Diese Beschwerde stelle ein bevorzugtes Instrument des Dialogs dar, der notwendigerweise zwischen dem Steuerpflichtigen und der Steuerverwaltung geknu¨pft werden mu¨sse. Indem sie eine unmittelbare Lo¨sung fu¨r zahlreiche steuerliche Streitfa¨lle bringe, gewa¨hrleiste sie eine Entlastung der Gerichte und trage somit zu einer Verringerung der Anzahl der gerichtlichen Streitfa¨lle bei. Auch wenn sie die Streitigkeit nicht unmittelbar regele, wu¨rden dadurch die jeweiligen Standpunkte der Parteien festgelegt und Klarheit in die gerichtliche Debatte gebracht. A.33. Die eingereichten Beschwerden seien derart zahlreich, daß die Appellationsho¨fe etwa acht Jahre beno¨tigen wu¨rden, um die anha¨ngigen Akten zu behandeln, falls sie mit der Beurteilung der Beschwerden betraut wu¨rden. A.34. Die Tatsache, daß der Gesetzgeber die Streitfa¨lle in erster Instanz im Bereich der direkten Steuern der Zusta¨ndigkeit der Ho¨fe und Gerichte habe entziehen ko¨nnen, finde ihren Ursprung in Artikel 145 der Verfassung. Das ius tributi sei ein politisches Recht. Artikel 145 der Verfassung habe den Gesetzgeber also erma¨chtigt, eine Gerichtsbarkeit mit besonderer Befugnis einzusetzen. Zwar wu¨rden bestimmte Beschwerden u¨ber politische subjektive Rechte durch Rechtsprechungsorgane geschlichtet, in denen im allgemeinen ein Magistrat des Richterstandes den Vorsitz innehabe, insbesondere im Milizwesen, in bezug auf kaufma¨nnische und handwerkliche Berufe und in den Angelegenheiten, die durch den Rat fu¨r wirtschaftliche Untersuchungen fu¨r Ausla¨nder behandelt wu¨rden. Es stelle sich jedoch heraus, daß es in der Mehrzahl dieser Fa¨lle nicht um das ius tributi, sondern entweder um das ius militiae oder um andere Rechte gehe, die als politische Rechte betrachtet wu¨rden. In Angelegenheiten des ius tributi habe der Gesetzgeber jedoch ebenfalls dem sta¨ndigen Ausschuß des Provinzialrates bis zum Gesetz vom 24. Dezember 1996 u¨ber die Festlegung und die Eintreibung der Provinzial- und Gemeindesteuern gerichtliche Funktionen anvertraut, dessen Artikel 9 nunmehr vorsehe, daß der sta¨ndige Ausschuß « als Verwaltungsbeho¨rde » und nicht als rechtsprechendes Organ handele. Die Steuerpflichtigen der Region Bru¨ssel-Hauptstadt mu¨ßten ihre Beschwerden jedoch beim rechtsprechenden Kollegium einreichen. ¨ nderung durch Artikel 9 des Gesetzes vom 24. Dezember 1996 auf die Reform des In Wirklichkeit habe die A Verfahrens im Bereich der Staatssteuern vorgegriffen, in deren Rahmen die rechtsprechende Aufgabe des Steuerdirektors abgeschafft werde (siehe den am 28. November 1997 durch den Ministerrat genehmigten Gesetzesvorentwurf). A.35. Bei den Aussprachen, die zu Artikel 93 der Verfassung gefu¨hrt ha¨tten, das heißt dem jetzigen Artikel 145, sei als einziges Beispiel einer in dieser Bestimmung vorgesehenen Ausnahme dasjenige der Streitfa¨lle im Bereich der Steuern in den Vorarbeiten angefu¨hrt worden. Mehr noch, man ko¨nne davon ausgehen, daß der Nationalkongreß die Einfu¨hrung von Artikel 93 hauptsa¨chlich, wenn nicht sogar ausschließlich, ins Auge gefaßt habe, um die Steuerstreitfa¨lle der ausschließlichen Zusta¨ndigkeit der Ho¨fe und Gerichte zu entziehen. A.36. Es gebe eindeutig einen Zusammenhang der Verha¨ltnisma¨ßigkeit zwischen dem angewandten Mittel und dem angestrebten Ziel. Der Gesetzgeber habe in der Tat die Aufrechterhaltung der Zusta¨ndigkeit des Regionaldirektors an die Schaffung einer Reihe von a¨hnlichen Garantien gekoppelt, wie sie der Steuerzahler vor einem ordentlichen Gericht in Anspruch nehmen ko¨nnte. Andererseits ha¨tten die Steuerpflichtigen das Recht, das Verfahren in zweiter Instanz vor den Appellationshof zu bringen. A.37. Aus diesen Erwa¨gungen werde deutlich, daß die Tatsache, daß dem Steuerpflichtigen im Bereich der direkten Steuern in erster Instanz ein Richter zugewiesen werde, der in Wirklichkeit der Steuerverwaltung angeho¨re, auf einem objektiven Unterscheidungskriterium beruhe, na¨mlich auf einem objektiven Unterschied zwischen den Beschwerden, die sich auf das ius tributi bezo¨gen, und den Beschwerden, die andere politische subjektive Rechte betra¨fen. Andererseits stehe die Maßnahme im Verha¨ltnis zum angestrebten Ziel. Der erste Teil der Frage sei zu verneinen. Zweiter Teil A.38. Die Frage enthalte eine Unrichtigkeit, insofern darin angefu¨hrt werde, daß « gegen jeden anderen ordentlichen Richter oder Verwaltungsrichter » « ein Ablehnungsverfahren » eingeleitet werden ko¨nne, « und zwar insbesondere in Anwendung der Artikel 2 und 828 ff. des Gerichtsgesetzbuches ». In Wirklichkeit ko¨nne, wie der Staatsrat dies erla¨utert habe, « wenn Artikel 2 des Gerichtsgesetzbuches vorsieht, daß die ’ Bestimmungen dieses Gesetzbuches auf alle Verfahren Anwendung finden ’, [...] es sich nur um die fu¨r die Ho¨fe und Gerichte, auf die sich dieses Gesetzbuches bezieht, vorgesehenen Verfahren handeln, und nicht um die durch Gesetzgebungen, die speziell die Verwaltungsgerichtsbarkeiten regeln, organisierten Verfahren » (Staatsrat, 10. Juni 1971, Urteil Nr. 14.802). Hieraus sei zu schlußfolgern, daß die Artikel 828 und 847 des Gerichtsgesetzbuches vorbehaltlich einer anderslautenden Bestimmung nicht auf die Verwaltungsrichter anwendbar seien. Die Bestimmungen des Gerichtsgesetzbuches u¨ber die Ablehnung seien also nicht anwendbar im Bereich der direkten Steuern, da es sich beim Direktor nicht um einen ordentlichen Richter handele.
29411
29412
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE A.39. Dies bedeute jedoch noch nicht, daß der Grundsatz der Gleichheit und Nichtdiskriminierung mißachtet wu¨rde. In der Rechtsprechung gehe man na¨mlich einmu¨tig davon aus, daß die Entscheidungen der Direktoren der direkten Steuern, bei denen es sich um rechtsprechende Entscheidungen handele, der Regel der Unabha¨ngigkeit und der Unparteilichkeit — einem der allgemeinen Rechtsgrundsa¨tze, die auf alle Gerichtsbarkeiten anwendbar seien — entsprechen mu¨ßten. Daraus ergebe sich, daß jeder Regionaldirektor, bei dem der Steuerpflichtige rechtma¨ßig bezweifeln ko¨nne, daß er alle Garantien der Unparteilichkeit biete, gehalten sei, auf eine Teilnahme an der Beurteilung der von ihm vorgelegten Beschwerde zu verzichten. Hierzu habe der Regionaldirektor eben die Mo¨glichkeit, einem anderen Beamten seine Entscheidungsbefugnis zu u¨bertragen (Artikel 377 EStGB 92). Bei dieser Mo¨glichkeit der ¨ bertragung mu¨sse jedoch der Territorialita¨tsgrundsatz beachtet werden. U A.40. Weigere der Direktor sich, seine Entscheidungsbefugnis zu u¨bertragen, so habe der Steuerpflichtige die Mo¨glichkeit, die Entscheidung des Direktors zur Beurteilung an den Appellationshof zu verweisen; dieser erkla¨re die Entscheidung fu¨r nichtig, wenn der Vorwurf der Parteilichkeit des Direktors sich als begru¨ndet erweise (siehe Lu¨ttich, 17. April 1991, J.T., 1991, S. 540). Wenn der Appellationshof die Entscheidung des Steuerdirektors fu¨r nichtig erkla¨re, mu¨sse er, weil die Steuern Bestandteil der o¨ffentlichen Ordnung seien, selbst innerhalb der Grenzen des bei ihm anha¨ngig gemachten Streitfalles u¨ber den Grund der Sache urteilen (Kass., 14. Dezember 1989, Pas., 1990, I, 1981). In diesem Fall urteile der Appellationshof in erster und letzter Instanz, und aus diesem Umstand sei keinerlei Diskriminierung abzuleiten, da der Appellationshof eine besondere Befugnis besitze, wenn er im Bereich der direkten Steuern Recht spreche. A.41. Zwar wu¨rden die Artikel 366 bis 377 EStGB 92 weder ausdru¨cklich die Mo¨glichkeit der Ablehnung des Direktors der Steuern vorsehen noch ein solches Verfahren organisieren, doch aus all den obigen Erwa¨gungen sei zu schlußfolgern, daß dies — im Gegensatz zu dem, was der Wortlaut der pra¨judiziellen Frage vermuten lasse — kein Hindernis dafu¨r darstelle, daß eine solche Mo¨glichkeit dennoch vorhanden sei, na¨mlich u¨ber die Einhaltung des vorstehend erwa¨hnten allgemeinen Grundsatzes in Verbindung mit dem in Artikel 375 Absatz 1 EStGB 92 ¨ bertragung auf einen anderen Beamten. vorgesehenen Recht der U Hieraus ergebe sich, daß die Artikel 366 bis 377 EStGB 92 in Wirklichkeit keinerlei Behandlungsunterschied einfu¨hrten, der gegen die in den Artikeln 10 und 11 der Verfassung verankerten Grundsa¨tze der Gleichheit und Nichtdiskriminierung verstoßen ko¨nnte. A.42. Hilfsweise sei hervorzuheben, daß selbst dann, wenn dieses Ablehnungsverfahren nicht ausdru¨cklich durch die Artikel 366 bis 377 EStGB 92 organisiert werde, dieser Umstand keine Diskriminierung darstelle, da er den Steuerpflichtigen keinesfalls die Mo¨glichkeit nehme, ihre Sache einem unabha¨ngigen und unparteiischen Richter vorzulegen. Der zweite Teil sei somit zu verneinen. Erwiderungsschriftsatz des Belgischen Staates A.43. So wie die pra¨judizielle Frage formuliert sei, beziehe sie sich in keiner Weise auf die Behandlungsunterschiede, die sich aus einem Vergleich zwischen den Angelegenheiten der direkten Steuern und denjenigen der indirekten Steuern ergeben ko¨nnten. Die vom Kla¨ger entwickelte Beweisfu¨hrung sei somit irrelevant. A.44. Hilfsweise sei anzufu¨hren, daß der zwischen dem Verfahren im Bereich der direkten Steuern und dem Verfahren im Bereich der indirekten Steuern geltend gemachte Unterschied auf einem objektiven, vernu¨nftig gerechtfertigten Kriterium beruhe. Zwischen den beiden Steuerkategorien gebe es na¨mlich einen grundsa¨tzlichen Unterschied, da die indirekten Steuern, die aufgrund von gelegentlichen Handlungen erhoben wu¨rden, in keiner Weise Gegenstand von namentlichen Heberollen seien. Im Bereich der indirekten Steuern werde nur im Hinblick auf die Erhebung der Steuer der Erhebungsbescheid erstellt und das Streitverfahren im Falle der Nichtzahlung durch den Steuerpflichtigen eingeleitet. Wenn ein Steuerpflichtiger die Begru¨ndetheit der Besteuerung anzufechten wu¨nsche, ko¨nne er gegen diese Art der Steuererhebung Einspruch erheben. In dieser Hinsicht seien die als indirekt bezeichneten Besteuerungen vergleichbar mit im bu¨rgerlichen Bereich geschuldeten Betra¨gen. A.45. Da die Regeln u¨ber die Eintreibung und die Erhebung hauptsa¨chlich dem Gemeinrecht unterla¨gen, sei es normal, daß Streitsachen im Bereich der indirekten Steuern ausschließlich in den Zusta¨ndigkeitsbereich der ordentlichen Gerichtsbarkeiten fielen. Erwiderungsschriftsatz des Kla¨gers vor dem verweisenden Richter A.46. Der Kla¨ger habe selbst hervorgehoben, daß auch dann, wenn man annehmen wu¨rde, Artikel 6 Absatz 1 der Europa¨ischen Menschenrechtskonvention sei nicht auf das Steuerwesen anwendbar, der allgemeine Rechtsgrundsatz der Unabha¨ngigkeit und Unparteilichkeit des Richters Anwendung finde und gegen eine solche Diskriminierung spreche. A.47. Es sei im u¨brigen unrichtig, eine « sowohl nationale als auch europa¨ische » sta¨ndige Rechtsprechung anzufu¨hren, um die Anwendbarkeit von Artikel 6 der Konvention anzufechten. Der franzo¨sische Kassationshof gehe davon aus, daß das Steuerwesen Artikel 6 der Konvention unterliege. A.48. Die Begru¨ndung der Gesetzesentwu¨rfe u¨ber Streitsachen in Steuerfragen und « u¨ber die Gerichtsorganisation im Steuerwesen » beginne mit folgenden Worten: « Die Art und Weise, in der Steuerstreitfragen gekla¨rt werden, ist Gegenstand von Kritik. So wird nicht ohne Recht hervorgehoben, daß die Kla¨rung dieser Streitfa¨lle insbesondere im Bereich der direkten Steuern, die im wesentlichen durch das Einkommensteuergesetzbuch 1992 geregelt wird, nicht mehr den heutigen Anforderungen gerecht wird, insbesondere wegen des modernen Versta¨ndnisses des Rechtes auf eine ordentliche Rechtspflege, das in verschiedenen Verfassungsartikeln, in Artikel 6 der Europa¨ischen Konvention zum Schutze der Menschenrechte und Grundfreiheiten und in Artikel 10 des Internationalen Paktes u¨ber bu¨rgerliche und politische Rechte anerkannt wird. » In bezug auf den ersten Teil A.49. Die Behauptung, wonach der Direktor die Eigenschaften als unabha¨ngiger und unparteiischer Richter besitze, sei anfechtbar (siehe die im Schriftsatz angefu¨hrten Urteile des Gerichtshofes der Europa¨ischen Gemeinschaften). ¨ berdies drehe sich die Frage nicht darum, ob der Steuerdirektor tatsa¨chlich unabha¨ngig und unparteiisch A.50. U sei, sondern darum, ob er durch die Steuerpflichtigen in ausreichender Weise als eine Gerichtsbarkeit mit diesen beiden Eigenschaften einzuscha¨tzen sei.
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE A.51. Schließlich beweise die Rechtsprechung der Appellationsho¨fe, daß die Steuerdirektoren sich in zahlreichen Fa¨llen nicht wie eine unabha¨ngige und unparteiische Gerichtsbarkeit verhalten ha¨tten. A.52. Einst habe zwar behauptet werden ko¨nnen, das Steuerrecht sei ein « autonomer Rechtsbereich mit eigenen Begriffen und Regeln », doch diese Behauptung mu¨sse heutzutage u¨berpru¨ft werden. Selbst wenn das Steuerrecht ein autonomer Rechtsbereich sei, treffe dies nicht mehr zu als beispielsweise fu¨r das Sozialrecht, das Strafrecht oder das sogenannte Handelsrecht. In jedem Fall erkla¨re die Behauptung, das Steuerrecht sei autonom, nicht, warum die Streitfa¨lle im Bereich der indirekten Steuern bereits in erster Instanz der Zusta¨ndigkeit der ordentlichen Gerichte unterla¨gen, wogegen die Streitfa¨lle in bezug auf die Einkommensteuern durch regionale Steuerdirektoren behandelt werden mu¨ßten. A.53. Zu behaupten, wegen der Autonomie des Steuerrechtes mu¨sse dieses der Zusta¨ndigkeit der ordentlichen Magistraten entzogen werden, sei fu¨r diese beleidigend, denn sie behandelten vielschichtige Probleme und befa¨nden seit Jahrzehnten u¨ber Streitfa¨lle im Steuerwesen. Einige wu¨rden im u¨brigen dazu bestimmt, anschließend « Fachkammern im Steuerbereich » bei den Appellationsho¨fen zu bilden. A.54. Es sei zwar wu¨nschenswert, daß ein Steuerpflichtiger eine « hierarchische Pru¨fung » seiner Akte beantragen ko¨nne, doch dies du¨rfe nicht zur Folge haben, daß der Steuerdirektor zu einer Gerichtsbarkeit werde, die an die Stelle des Gerichtes erster Instanz trete. Im Bereich der indirekten Steuern und insbesondere der Mehrwertsteuer habe der zur Zahlung der Steuer Verpflichtete immer die Mo¨glichkeit, seine Akte durch die hierarchische Beho¨rde pru¨fen zu lassen, bevor irgendein Widerspruch gegen einen Vollstreckungsbefehl erhoben werde. A.55. Der Gesetzesentwurf u¨ber die Gerichtsorganisation im Steuerwesen laufe darauf hinaus, die Gerichte erster Instanz u¨ber Streitigkeiten im Bereich der Einkommensteuern befinden zu lassen, was bereits hinla¨nglich die Sinnlosigkeit der Argumente des Staates beweise. A.56. Die Aufgabe, die Einheit der Rechtsprechung aufrechtzuerhalten, obliege dem Kassationshof (Artikel 612 des Gerichtsgesetzbuches). Die Steuerdirektoren seien um so weniger zusta¨ndig fu¨r die Vereinheitlichung der Rechtsprechung, als sie ha¨ufig ihre Entscheidungsbefugnis anderen u¨bertru¨gen, ihre Entscheidung nicht begru¨ndeten, wenn sie fu¨r den Steuerpflichtigen gu¨nstig sei, und die Entscheidungen der Direktoren nie vero¨ffentlicht wu¨rden. Die Erwa¨gung, wonach die Direktoren die Steuergesetze einheitlich anwenden wu¨rden « auf der Grundlage der Verwaltungskommentare und der Rechtsprechung der Ho¨fe », reiche aus, um den Direktoren jeglichen Anschein der Unabha¨ngigkeit zu entziehen. Die Verwaltungskommentare und -rundschreiben entbehrten na¨mlich jeglichen rechtlich normgebenden Wertes. Im u¨brigen sei nicht zu erkennen, inwiefern die Verwaltung sich um die Aufrechterhaltung der Einheit der Rechtsprechung im Bereich der Einkommensteuern und nicht im Bereich der indirekten Steuern sorge. A.57. In bezug auf die vom Belgischen Staat erwa¨hnte Zahl der Beschwerden sei anzumerken, daß die Streitfa¨lle im Steuerwesen sich oft auf mehrere Steuerjahre bezo¨gen und die Verwaltung davon ausgehe, daß sie mit einer Anzahl Beschwerden befaßt sei, die der Zahl der betroffenen Steuerjahre entspreche, wa¨hrend es sich nur um einen einzigen Streitfall handeln wu¨rde, wenn er bei den Gerichten anha¨ngig gemacht worden wa¨re. Die vom Belgischen Staat angegebenen Zahlen mu¨ßten also wahrscheinlich um die Ha¨lfte verringert werden. Die Behauptung, ein bestimmter Rechtsbereich weise zu viele Streitfa¨lle auf, als daß man die Gerichte damit befassen ko¨nnte, sei das schlechteste Argument, das man sich vorstellen ko¨nne. Es habe weder die Schaffung der Arbeitsgerichte noch die Annahme der Gesetze vom 10. Juli und vom 8. August 1997 u¨ber die Reform des Konkurses und des gerichtlichen Vergleichs verhindert. Der Gesetzesentwurf u¨ber die Gerichtsorganisation im Steuerwesen sehe im u¨brigen in Artikel 9 die Ernennung von neun zusa¨tzlichen Magistraten am Gericht erster Instanz in Bru¨ssel, sechs in Antwerpen, drei in Mons, vier in Gent und sechs in Lu¨ttich vor. A.58. Der Vergleich mit anderen La¨ndern, insbesondere Frankreich, sei unangebracht. Die Streitverfahren im Steuerwesen seien dort in einer Weise organisiert, die der franzo¨sische Kassationshof streng beanstande. A.59. Das aus der Langwierigkeit und den ho¨heren Kosten des Gerichtsverfahrens abgeleitete Argument sei nicht relevant. Es sei keineswegs bewiesen, daß die Dauer eines Verfahrens vor dem Gericht erster Instanz notwendigerweise la¨nger sei als vor dem Steuerdirektor, zumal die Parteien im ersteren Fall u¨ber die Mittel verfu¨gten, die ihnen durch die Artikel 747 und 751 des Gerichtsgesetzbuches zugestanden wu¨rden, wogegen keinerlei Mo¨glichkeit bestehe, den Direktor zu zwingen, innerhalb einer angemessenen Frist sein Urteil zu fa¨llen. A.60. Im Gegensatz zu der Behauptung des Belgischen Staates wu¨rden die Artikel 144 und 145 der Verfassung keinen Unterschied zwischen den Beschwerden im Bereich der direkten Steuern und denjenigen, die sich auf « andere subjektive politische Rechte » bezo¨gen, schaffen, sondern zwischen « Streitfa¨llen u¨ber bu¨rgerliche Rechte » (Artikel 144) und denjenigen, die « politische Rechte » zum Gegenstand ha¨tten (Artikel 145). Da die Verfassung diesbezu¨glich deutlich sei, rechtfertige sich eine Bezugnahme auf die Vorarbeiten nicht. A.61. Selbst wenn man davon ausgehen wu¨rde, daß die Verfassung einen Behandlungsunterschied zwischen dem Bereich der direkten Steuern und demjenigen der anderen subjektiven politischen Rechte geschaffen ha¨tte, habe sie dennoch keinen zwischen direkten Steuern und indirekten Steuern vorgenommen. Selbst wenn die Verfassung einen Behandlungsunterschied zwischen Beschwerden bezu¨glich der beiden Steuerkategorien eingefu¨hrt ha¨tte, indem sie pra¨zisierte, daß nur im ersteren Falle die Gerichte fu¨r die Streitfa¨lle zusta¨ndig seien, vorbehaltlich der durch Gesetz festgelegten Ausnahmen, sei der Gesetzgeber dennoch nicht von der Pflicht entbunden, die Artikel 10 und 11 der Verfassung einzuhalten, wenn er deren Bestimmungen u¨ber Beschwerden im Steuerbereich umsetze. Das Gesetz mu¨sse daher « Rechtsprechungsorgane » einsetzen, die — selbst wenn sie nicht dem Richterstand angeho¨rten — nicht aus Beamten zusammengesetzt werden du¨rften, die Organe einer der Parteien seien.
In bezug auf den zweiten Teil A.62. Die Pru¨fung der Rechtsprechung der Appellationsho¨fe zeige, daß diese unza¨hlige Male veranlaßt seien, Direktorsentscheidungen wegen Verletzung des in Artikel 6 der Europa¨ischen Konvention verankerten Grundsatzes fu¨r nichtig zu erkla¨ren. Es gebe keinerlei Gesetzestext, der es einem Direktor untersage, in einem Streitfall zu entscheiden, in den er perso¨nlich verwickelt sei.
29413
29414
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE A.63. Die Mo¨glichkeit der Direktoren, einem anderen Beamten eine Sache zu u¨bertragen, regele das Problem nicht, da es sich um eine Mo¨glichkeit handele, da der beauftragte Beamte ein Untergebener des Direktors sei, da nur schwerlich zu erkennen sei, wie die Direktoren vorgeben ko¨nnten, ihre Aufgabe der Vereinheitlichung der Rechtsprechung zu erfu¨llen, wenn dies nicht der Fall wa¨re, und da es schließlich keinen Sinn haben wu¨rde, dem Steuerpflichtigen die Mo¨glichkeit zu gewa¨hren, sich an die hierarchische Beho¨rde zu wenden, wenn diese sich bemu¨he, einen Untergebenen zu beauftragen. Schließlich sei die nachtra¨gliche Berufung durch ein Verfahren, das die Gegenpartei selbst als « langwierig und kostspielig » bezeichne (und das sogar die Inanspruchnahme eines Rechtsanwaltes erfordere), nicht zufriedenstellend, wogegen im Bereich der indirekten Steuern die Mo¨glichkeit der Ablehnung von vornherein vorgesehen sei. —B—
B.1. Artikel 366 des Einkommensteuergesetzbuches 1992, nachstehend EStGB 92 genannt, besagt: « Der Steuerpflichtige kann gegen die Ho¨he der ihm auferlegten Besteuerung, einschließlich aller Zuschlagssteuern, Erho¨hungen und Bußgelder, bei dem Steuerdirektor der Provinz oder der Region, in dessen Zusta¨ndigkeitsbereich die Besteuerung, die Erho¨hung und das Bußgeld festgesetzt wurden, schriftlich Beschwerde einlegen. » Artikel 371 besagt ferner, daß die Beschwerden begru¨ndet sein mu¨ssen, und gibt die Fristen an, innerhalb deren sie einzureichen sind. Artikel 374 behandelt die Beweismittel, u¨ber die die Verwaltung verfu¨gt, um die Beschwerde zu untersuchen, und erlaubt es dem Beschwerdefu¨hrer, angeho¨rt zu werden und alle Dokumente bezu¨glich der Beschwerde, die ihm nicht bekannt waren, ausgeha¨ndigt zu bekommen. Artikel 375 sieht vor, daß der Steuerdirektor oder der von ihm beauftragte Beamte durch eine begru¨ndete Entscheidung urteilt, und er besagt ferner, daß es ihnen nicht gestattet ist, zusa¨tzliche Steuern festzulegen oder eine als gerechtfertigt anerkannte Befreiung mit einer festgestellten Unzula¨nglichkeit der Besteuerung auszugleichen. Artikel 377 besagt: « Die Entscheidungen der Steuerdirektoren und der beauftragten Beamten, die aufgrund der Artikel 366, 367 und 376 getroffen werden, ko¨nnen Gegenstand einer Klage vor dem Appellationshof sein, in dessen Zusta¨ndigkeitsbereich sich das Bu¨ro befindet, in dem die Erhebung erfolgt ist oder erfolgen muß. Der Beschwerdefu¨hrer kann dem Appellationshof Berufungsgru¨nde unterbreiten, die weder in der Beschwerde dargelegt noch von Amts wegen durch den Direktor oder den von ihm beauftragten Beamten gepru¨ft wurden, insofern sie einen Verstoß gegen das Gesetz oder eine Verletzung von bei Strafe der Nichtigkeit vorgeschriebenen Verfahrensformen geltend machen. » In bezug auf den ersten Teil der Frage B.2.1. Im ersten Teil der Frage legt der verweisende Richter Artikel 366 EStGB 92 in dem Sinne aus, daß er eine jurisdiktionelle Klage organisiert, die vor einem Organ der Verwaltung, deren Entscheidung angefochten wird, erhoben wird. Diese Bestimmung behandelt die Kategorie der Rechtsuchenden, die eine Beschwerde in bezug auf Einkommensteuern einreichen, anders als diejenigen, die in bezug auf andere politische Rechte entweder vor einer ordentlichen Gerichtsbarkeit oder vor einem Verwaltungsgericht, das kein Organ der betroffenen Verwaltung ist, eine Beschwerde einreichen. Der verweisende Richter stellt folglich die Frage, ob die Artikel 366 bis 377 EStGB 92 mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung vereinbar sind. B.2.2. Die Garantien der Unabha¨ngigkeit und Unparteilichkeit sind unerla¨ßlich fu¨r die Ausu¨bung der Funktion des Rechtsprechens. Insofern der Steuerdirektor in eine hierarchische Struktur eingebunden ist, bei der es sich um die Verwaltung handelt, die eine Partei des Streitfalls ist, ko¨nnte er in den Augen des Steuerpflichtigen nicht solche Garantien bieten. Daraus ergibt sich, ohne daß zu pru¨fen ist, ob Artikel 6 der Europa¨ischen Menschenrechtskonvention anwendbar ist oder nicht, daß die Artikel 366 bis 377 EStGB 92 in der Auslegung durch den verweisenden Richter gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung verstoßen. B.3.1. Artikel 366 EStGB 92 kann jedoch in dem Sinne ausgelegt werden, daß er beim Steuerdirektor die Mo¨glichkeit einer Verwaltungsklage schafft, die im u¨brigen in der Sorge um eine gute Verwaltung mit a¨hnlichen Garantien verbunden ist, wie sie fu¨r jurisdiktionelle Klagen gelten. Insofern die Entscheidungen des Steuerdirektors vor dem Appellationshof angefochten werden ko¨nnen, ist es aufgrund der Besonderheit des Steuerwesens nicht diskriminierend, vor dieser jurisdiktionellen Klage eine Verwaltungsphase vorzusehen. B.3.2. Zwar verfu¨gen die Rechtsuchenden in diesem Fall nur u¨ber einen einzigen Rechtszug, da die Kassationsklage, die sie gegen die Urteile des Appellationshofes einreichen ko¨nnen, keine Klage bei einer Gerichtsbarkeit mit voller Rechtsprechungsbefugnis ist. Doch ihre Lage unterscheidet sich nicht von derjenigen der Rechtsuchenden, die in bezug auf andere politische Rechte nur u¨ber die Mo¨glichkeit einer Klage beim Staatsrat gegen die ihnen zum Nachteil gereichende Verwaltungshandlung verfu¨gen. B.3.3. In dieser Auslegung verstoßen die Artikel 366 bis 377 EStGB 92 nicht gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung. In bezug auf den zweiten Teil der Frage B.4.1. Wenn Artikel 366 EStGB 92 in dem Sinne ausgelegt wird, daß er dem Steuerdirektor eine rechtsprechende Aufgabe anvertraut, muß dieser abgelehnt werden ko¨nnen. B.4.2. Indem der Steuergesetzgeber darauf verzichtet hat, das Ablehnungsverfahren zu organisieren, so wie es durch die Artikel 828 bis 847 des Gerichtsgesetzbuches im Gerichtswesen geschieht, hat er es den Beschwerdefu¨hrern nicht ermo¨glicht, von ihrem Ablehnungsrecht Gebrauch zu machen. Er hat ihnen somit ohne zula¨ssige Rechtfertigung die Ausu¨bung eines Vorrechtes entzogen, das allen anderen Rechtsuchenden zusteht. Die Berufung vor dem Appellationshof, die nur eine nachtra¨gliche Kontrolle ermo¨glicht, ist nicht geeignet, dieser Diskriminierung auf zweckdienliche Weise abzuhelfen. B.4.3. In dieser Auslegung des Artikels 366 ist die pra¨judizielle Frage in ihrem zweiten Teil bejahend zu beantworten. B.5.1. Wenn Artikel 366 in dem Sinne ausgelegt wird, daß er eine Verwaltungsklage organisiert, finden die Regeln u¨ber die Ablehnung der Richter als solche nicht Anwendung auf den Steuerdirektor.
29415
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE B.5.2. In dieser Auslegung ist die pra¨judizielle Frage in ihrem zweiten Teil verneinend zu beantworten. Aus diesen Gru¨nden: Der Hof erkennt fu¨r Recht: 1. In der Auslegung, der zufolge Artikel 366 des Einkommensteuergesetzbuches 1992 dem Steuerdirektor eine rechtsprechende Aufgabe zuteilt, verstoßen die Artikel 366 bis 377 dieses Gesetzbuches gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, a) indem sie einer Beho¨rde, die nicht die Garantien der Unabha¨ngigkeit und objektiven Unparteilichkeit aufweist, eine rechtsprechende Aufgabe zuteilen, b) indem sie kein Ablehnungsverfahren vorsehen. 2. In der Auslegung, der zufolge Artikel 366 des Einkommensteuergesetzbuches 1992 eine Verwaltungsklage vor einer Verwaltungsbeho¨rde einfu¨hrt, verstoßen die Artikel 366 bis 377 dieses Gesetzbuches nicht gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung. Verku¨ndet in franzo¨sischer und niederla¨ndischer Sprache, gema¨ß Artikel 65 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 u¨ber den Schiedshof, in der o¨ffentlichen Sitzung vom 10. Juni 1998, in Abwesenheit des gesetzma¨ßig verhinderten Richters M. Bossuyt und des letzternannten Richters der zahlreichsten Sprachgruppe R. Henneuse, der sich enthalten mußte. Der Kanzler, (gez.) L. Potoms
Der Vorsitzende, (gez.) M. Melchior
* MINISTERIE VAN FINANCIEN Administratie van de BTW, registratie en domeinen
MINISTERE DES FINANCES
Bekendmaking voorgeschreven bij artikel 770 van het Burgerlijk Wetboek
Publication prescrite par l’article 770 du Code civil [98/53695]
[98/53695]
Erfloze nalatenschap van Lemeire, Julia
Succession en déshérence de Lemeire, Julia
Lemeire, Julia, weduwe van Mercier, Robert, geboren te Moeskroen op 15 augustus 1901, wonende te Dottignies, avenue du Reposoir 1, is overleden te Moeskroen op 18 mei 1996, zonder bekende erfopvolger na te laten. Alvorens te beslissen over de vraag van de Administratie van de BTW, registratie en domeinen, namens de Staat, tot inbezitstelling van de nalatenschap, heeft de rechtbank van eerste aanleg van Tournai, bij beschikking van 19 maart 1996, de bekendmakingen en aanplakkingen voorzien bij artikel 770 van het Burgerlijk Wetboek bevolen. Bergen, 18 mei 1998.
Lemeire, Julia, veuve de Mercier, Robert, née à Mouscron le 15 août 1901, domiciliée à Dottignies, avenue du Reposoir 1, est décédée à Mouscron le 18 mai 1996, sans laisser de successeur connu.
De gewestelijke adjunct-directeur der registratie, F. Faignard.
Le directeur régional adjoint de l’enregistrement, F. Faignard.
Avant de statuer sur la demande de l’Administration de la T.V.A., de l’enregistrement et des domaines tendant à obtenir, au nom de l’Etat, l’envoi en possession de la succession, le tribunal de première instance de Tournai a, par ordonnance du 19 mars 1998, prescrit les publications et affiches prévues par l’article 770 du Code civil. Mons, le 18 mai 1998.
(53695)
WETTELIJKE BEKENDMAKINGEN EN VERSCHILLENDE BERICHTEN PUBLICATIONS LEGALES ET AVIS DIVERS Gewestelijke instellingen — Institutions régionales VLAAMS PARLEMENT [98/36050]
Openbare commissievergaderingen Agenda Maandag 14 september 1998 Commissie voor Staatshervorming en Algemene Zaken Antoon Van Dijckzaal, 2e verdieping Te 14 uur : 1. Resolutie betreffende het actieve en passieve kiesrecht van de onderdanen van de Europese Unie bij gemeenteraadsverkiezingen aangenomen door het Vlaams Parlement op 25 juni 1997. Stand van zaken.
29416
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE 2. Discussienota voor een verdere staatshervorming, goedgekeurd door de Vlaamse regering op 29 februari 1996. — Hoofdstuk IV : uitbouw van de fiscale en de financiële autonomie. Voortzetting en eventueel afronding van de bespreking. — Hoofdstuk II.4 : de plaats van Brussel. Voortzetting en eventueel afronding van de bespreking. — Hoofdstuk V : aandachtspunten in verband met de verdere staatshervorming. Voortzetting en eventueel afronding van de bespreking. De Commissie vergadert eveneens op dinsdag 15 september 1998, om 14 u. 30 m. Maandag 14 september 1998 Commissie voor Welzijn, Gezondheid en Gezin Hans Memlingzaal, 2e verdieping Te 14 uur : 1. Voorstel van decreet van de heer Guy Swennen houdende wijziging van het decreet van 28 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap, tot invoering van de persoonlijke assistentie. Voortzetting van de bespreking en eventueel stemming. 2. Voorstel van decreet van de heer Guy Swennen en Mevr. Sonja Becq houdende scheidingsbemiddeling. Voortzetting van de bespreking en eventueel stemming. Dinsdag 15 september 1998 Werkgroep Gelijke Kansen voor Mannen en Vrouwen Quinten Metsijszaal, 2e verdieping Te 12 u. 30 m. : Voortzetting van de bespreking betreffende de evenementen voor 50 jaar vrouwenstemrecht. — Definitieve afspraak over de folder en het infobord. — Finaliseren van de sprekerslijst colloquium. — Promotie en perscampagne. Dinsdag 15 september 1998 Commissie voor Cultuur en Sport Antoon Van Dyckzaal, 2e verdieping Te 14 uur : 1. Decreet van 31 maart 1998 houdende de regeling van de erkenning en subsidiëring van professionele muziekensembles, concertorganisaties, muziekclubs, muziekeducatieve organisaties en festivals, het Muziekcentrum van de Vlaamse Gemeenschap, het subsidiëren van muziekprojecten en compositieopdrachten en het verlenen van werkbeurzen. Toelichting van de uitvoeringsbesluiten. 2. Onderzoek betreffende de ondersteuning van populaire muziek door de overheid. Toelichting van de onderzoeksresultaten. 3. Voorstel van resolutie van de heer Peter De Ridder betreffende een rock- en popbeleid in Vlaanderen. Voortzetting van de bespreking en eventueel stemming. Dinsdag 15 september 1998 Commissie voor Staatshervorming en Algemene Zaken Jeroen Boschzaal, 2e verdieping Te 14 u. 30 m. : Voortzetting van de vergadering van 14 september 1998. Dinsdag 15 september 1998 Commissie Mobiliteit Jan Van Eyckzaal, 3e verdieping Te 14 u. 30 m. : Regeling van de werkzaamheden. Wetenschappelijke bijstand Koninklijke Academie.
29417
BELGISCH STAATSBLAD − 12.09.1998 − MONITEUR BELGE
Verschillende berichten − Avis divers Nationale Bank van België − Banque Nationale de Belgique H.R. Brussel 22300 − R.C. Bruxelles 22300 [98/40037]
31.08.98
Verschillen − Différences
07.09.98
(In duizenden franken − En milliers de francs)
Activa Goud Vreemde valuta’s Bijzondere Trekkingsrechten (SDR) Deelneming in het IMF Leningen aan het IMF Deposito’s bij het IMF in het kader van de Uitgebreide structurele aanpassingsfaciliteit Ecu’s ECB : Financieringen op zeer korte en op korte termijn EG : Financie¨le ondersteuning op middellange termijn Internationale akkoorden Open-markttransacties Basis-herfinancieringstransacties Fijnsturende transacties op basis van cessies/retrocessies en/of leningen op onderpand Waardepapieren op de markt gekocht Handelspapier Marginale beleningsfaciliteit Munten Statutaire beleggingen (art. 21) Gebouwen, materieel en meubelen Diverse rekeningen
Actif 81 820 471 574 869 869 20 102 331 56 979 790 2 516 656 8 966 574
81 820 471 575 345 988 20 102 331 56 901 955 2 516 656 8 966 574
+476 119 -77 835 -
74 432 833 -
74 432 833 -
-
-
-
-
3 360 033
3 360 033
-
65 000 546 42 000 000
132 675 000 -
+67 674 454 -42 000 000
25 772 424 3 067 992 1 345 753 237 329 53 461 877 12 627 299 7 622 506
25 773 209 3 067 865 502 439 289 278 53 461 877 12 627 299 7 726 219
+785 -127 -852 314 +51 949 +103 713
1 034 193 283
1 059 570 027
+25 376 744
Passiva Bankbiljetten in omloop Monetaire reserverekeningen Depositofaciliteit Deposito van de Belgische Staat Andere rekeningen-courant in franken Bankcertificaten Verbintenissen wegens interventies op de geldmarkt Rekeningen-courant in vreemde valuta’s Tegenwaarde van de toegewezen SDR ECB : Financieringen op zeer korte en op korte termijn Onbeschikbare reserve meerwaarde op goud Waarderingsverschillen op goud en vreemde valuta’s Kapitaal Reserves en afschrijvingsrekeningen Diverse rekeningen
Passif 454 156 994 4 072 484 95 681 5 043 207 230 000 000 -
456 308 846 27 563 486 284 841 87 667 4 500 880 230 000 000 -
+2 151 852 +27 563 486 -3 787 643 -8 014 -542 327 -
24 172 190 -
24 172 190 -
-
92 453 907 140 968 964
92 453 907 141 089 316
+120 352
400 000 53 061 995 29 767 861
400 000 53 061 995 29 646 899
-120 962
1 034 193 283
1 059 570 027
+25 376 744
Discontovoet Rente op krediettoewijzingen Mevr. de Secretaris - Mme le Secre´taire M. DE WACHTER
Or Monnaies e´trange`res Droits de tirage spe´ciaux (DTS) Participation au FMI Preˆts au FMI De´poˆts aupre`s du FMI dans le cadre de la Facilite´ d’ajustement structurel renforce´e Ecus BCE : Financements a` tre`s court et a` court terme CE : Soutien financier a` moyen terme Accords internationaux Opérations d’open market Opérations principales de refinancement Opérations de réglage fin sous forme de pensions et/ou de prêts garantis Titres achetés sur le marché Effets de commerce Facilité de prêt marginal Monnaies Placements statutaires (art. 21) Immeubles, mate´riel et mobilier Comptes divers
2,75 % 3,30 %
Billets en circulation Comptes de réserve monétaire Facilité de dépôt Dépôt de l’Etat belge Autres comptes courants en francs Certificats de la Banque Engagements suite a` des interventions sur le marche´ mone´taire Comptes courants en monnaies e´trange`res Contrepartie des DTS alloue´s BCE : Financements a` tre`s court et a` court terme Re´serve indisponible de plus-values sur or Diffe´rences d’e´valuation sur or et monnaies e´trange`res Capital Re´serves et comptes d’amortissement Comptes divers
Taux d’escompte Taux des adjudications de crédit De Gouverneur - Le Gouverneur A. VERPLAETSE
29418
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE 3. Bestemming van het resultaat.
Aankondigingen − Annonces
4. Kwijting aan bestuurders. 5. Varia.
(22529)
VENNOOTSCHAPPEN − SOCIETES
Alu-Real, naamloze vennootschap, Eglantierlaan 3, 2020 Antwerpen
Houtbedrijf Helsen, naamloze vennootschap, Beulk 7, 2275 Lille
H.R. Antwerpen 321139
H.R. Turnhout 34600 − BTW 406.166.615
De jaarvergadering zal gehouden worden op de zetel, op 21 september 1998, te 18 uur. — Agenda : Verslag bestuurders. Bestemming resultaat. Goedkeuring jaarrekening. Kwijting van bestuur aan bestuurders. Ontslag en statutaire benoemingen. Allerlei. De aandeelhouders dienen zich te schikken naar de statuten. (22530)
De aandeelhouders worden verzocht aanwezig te zijn op de buitengewone algemene vergadering van de vennootschap op maandag 21 september 1998, om 20 u. 30 m., op het kantoor van notaris Michel Nolens, te Lille, Wechelsebaan 184, met als dagorde : 1. Lezing verslag van de raad van bestuur. 2. Wijziging der statuten : verlenging met onbepaalde duur;
Keukens Van Lommel, naamloze vennootschap, Ilsestraat 34, 2260 Westerlo H.R. Turnhout 71602 − BTW 449.914.506
schrapping van artikel 11; verplaatsing datum algemene vergadering; aanpassing van de tekst der statuten aan de huidige nomenclatuur, en de artikelnummers. Om toegelaten te worden tot de vergadering dienen de aandelen te worden gedeponeerd overeenkomstig artikel 20 der statuten. Het verslag van de raad van bestuur is beschikbaar op verzoek. (22526) Descheemaeker, naamloze vennootschap, Bollinckxstraat 15, 1070 Anderlecht
De jaarvergadering zal gehouden worden op de zetel, op 21 september 1998, te 14 uur. — Agenda : Verslag van de raad van bestuur. Bestemming van het resultaat. Goedkeuring van de jaarrekening. Kwijting aan bestuurders. Ontslag en statutaire benoemingen. Allerlei. Om toegelaten te worden tot de vergadering, neerlegging der aandelen op de zetel, vijf dagen vóór de vergadering. (22531)
Lederwaren A. Joosen-Aerts, naamloze vennootschap, Bredabaan 528, 2170 Merksem H.R. Antwerpen 204096 − BTW 415.833.060
H.R. Brussel 550218 − BTW 440.215.296 De aandeelhouders worden verzocht de jaarvergadering te willen bijwonen die zal gehouden worden op 21 september 1998, om 9 uur, op de maatschappelijke zetel. Agenda : 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Verslag raad van bestuur. Goedkeuring gecorigeerde jaarrekening per 31 december 1997. Bestemming resultaat. Kwijting bestuurders. Ontslagen en benoemingen. Varia. (22527) Dhovan, commanditaire vennootschap op aandelen H.R. Brugge 75535
De jaarvergadering zal gehouden worden op de zetel, Beukendreef 6, te 8020 Oostkamp, op 21 september 1998, om 18 uur. — Dagorde : 1. Jaarverslag. 2. Goedkeuring van de jaarrekening per 30 juni 1998. 3. Kwijting aan de bestuurders. 4. Allerlei. (22528)
De jaarvergadering zal gehouden worden op de zetel, op 21 september 1998, te 20 u. 30 m. — Agenda : Verslag bestuurders. Bestemming resultaat. Goedkeuring jaarrekening. Kwijting van bestuur aan bestuurders. Eventuele ontslagen en statutaire benoemingen. Allerlei. De aandeelhouders dienen zich te schikken naar de statuten. (22532)
Mavaro, naamloze vennootschap, Mastendreef 10, 2243 Zandhoven H.R. Antwerpen 280848 − BTW 442.447.286 De jaarvergadering zal gehouden worden op de zetel, op 21 september 1998, te 17 uur. — Agenda : Verslag bestuurders en commissaris-revisor. Bestemming resultaat. Goedkeuring jaarrekening. Kwijting van bestuur aan bestuurders en commissaris-revisor. Eventuele ontslagen en statutaire benoemingen. Allerlei. De aandeelhouders dienen zich te schikken naar de statuten. (22533)
Procat, naamloze vennootschap, Dorp Oost 16, 2070 Zwijndrecht
Vercla, naamloze vennootschap, Schooteveldstraat 1, 9185 Wachtebeke
BTW 447.723.492
BTW 460.662.106
De jaarvergadering zal gehouden worden op de zetel, op 21 september 1998, te 15 uur. — Dagorde : 1. Verslag van de raad van bestuur. 2. Goedkeuring van de jaarrekening per 31 maart 1998. 3. Bestemming van het resultaat. 4. Kwijting aan de bestuurders. 5. Verslag van de raad van bestuur i.v.m. art. 103 SWHV. 6. Beslissing tot verlengen van de activiteit ingevolge art. 103 en 104 SWHV, gezien het verlies meer dan 3/4 bedraagt. 7. Bekrachtiging van beslissingen van de raad van bestuur. 8 Benoeming bestuurders. 9. Varia en rondvraag. Zich schikken naar de bepalingen van de statuten. (22534)
De jaarvergadering zal gehouden worden op de zetel, op 21 september 1998, te 20 uur. Dagorde : 1. Verslag van de raad van bestuur. 2. Goedkeuring van de jaarrekening.
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE
29419
Promoturcq, naamloze vennootschap, Koningin Fabiolastraat 56, 8560 Gullegem
Compagnie générale des Bateaux touristes de la Meuse, société anonyme, rue Daoust 64, 5500 Dinant
H.R. Kortrijk 124908 − BTW 444.698.082
R.C. Dinant 15476 − T.V.A. 402.527.927
De jaarvergadering zal gehouden worden op de zetel, op 21 september 1998, te 16 uur.
MM. les actionnaires sont invités à assister à l’assemblée générale ordinaire, qui se tiendra le 21 septembre 1998, à 15 heures, au siège social.
Dagorde : 1. Verslag van de raad van bestuur. 2. Goedkeuring van de jaarrekening. 3. Bestemming van het resultaat. 4. Kwijting aan bestuurders. (22535)
Société de Réescompte et de Financement, en abrégé : « Sorefi », société anonyme, à 4317 Faimes
Ordre du jour : 1. Rapport du conseil d’administration. 2. Approbation des comptes annuels arrêtés au 31 mars 1998. 3. Affectation du résultat. 4. Décharge aux administrateurs. 5. Nomination statutaire des administrateurs. 6. Divers. (22541)
R.C. Liège 76216 L’Ecuyer, société anonyme, avenue Louise 187, bte 1, 1050 Bruxelles
L’assemblée générale ordinaire se tiendra le 21 septembre 1998, à 14 h 30 m, au siège social, rue Adolphe Braas 7, à 4317 Faimes.
R.C. Bruxelles 440547 − T.V.A. 422.525.763
Ordre du jour : 1. Rapport des administrateurs. 2. Approbation des bilan et compte de résultats. 3. Décharge aux administrateurs. 4. Divers. Pour assister à l’assemblée, se conformer aux statuts. (22536)
Sanitair Van Oevelen, naamloze vennootschap, Aven Ackers 9, 9130 Verrebroek
Assemblée générale ordinaire le 22 septembre 1998, à 15 heures, au siège social. − Ordre du jour : 1. Rapport des administrateurs. 2. Approbation des comptes annuels au 30 juin 1998. 3. Décharge aux administrateurs. 4. Divers. Se conformer aux statuts. (22542)
Nouveaux Etablissements Godenne, société anonyme, rue de Bruxelles 23, 5000 Namur
H.R. Sint-Niklaas 42473 − BTW 427.398.925 De jaarvergadering zal gehouden worden op de zetel, op 22 september 1998, te 20 uur. — Dagorde : 1. Verslag van bestuurders. 2. Goedkeuring der jaarrekeningen. 3. Aanwending van het resultaat. 4. Ontlasting aan bestuurders. 5. Varia. (22537)
T.V.A. 419.520.545 L’assemblée générale ordinaire se réunira au siège social le 21 septembre 1998, à 19 heures. − Ordre du jour : 1. Rapport de gestion du conseil d’administration. 2. Approbation des comptes annuels. 3. Affectation des résultats. 4. Décharge aux administrateurs. 5. Divers. (22543)
Transport G.D.P., naamloze vennootschap, Kleine Pathoekeweg 80, 8000 Brugge H.R. Brugge 51137 − BTW 413.252.860
La Maison du Porte Plume, société anonyme, boulevard A. Max 6, 1000 Bruxelles R.C. Bruxelles 33049 − T.V.A. 400.437.774
Jaarvergadering op 22 september 1998, om 15 uur, op de zetel. — Agenda : 1. Verslag bestuurraad. 2. Goedkeuring jaarrekening per 31 december 1997. 3. Bestemming resultaat. 4. Kwijting bestuurders. 5. Diversen. (22538)
Vandersmissen Bouwbedrijf, naamloze vennootschap, Terbermenweg 64, 3540 Herk-de-Stad H.R. Hasselt 57865 − BTW 422.303.257 De aandeelhouders worden uitgenodigd tot een tweede vergadering op de maatschappelijke zetel, op 21 september 1998, om 17 uur. — Agenda : 1. Verslag van de raad van bestuur. 2. Goedkeuring van de jaarrekening per 30 juni 1998. 3. Bestemming van het resultaat. 4. Kwijting te verlenen aan de bestuurders. 5. Rondvraag. Zich richten naar de statuten. (22539)
Les actionnaires sont convoqués à l’assemblée générale ordinaire qui se tiendra le lundi 21 septembre 1998, à 14 heures, au siège social pour délibérer de l’ordre du jour suivant : 1. Discussion et délibération du rapport de gestion. 2. Discussion et délibération des comptes annuels arrêtés au 31 mars 1998. 3. Décharge statutaire aux administrateurs. 4. Nomination d’un administrateur pour remplacer Mme François Soethoudt-Halin, décédée. Pour prendre part aux délibérations, se conformer aux statuts. Pour le conseil d’administration : Jacques Soethoudt, président. (22544)
Jey Technology, société anonyme, rue de Géron 15, 5300 Seilles
Veroni, naamloze vennootschap, Greepstraat 25, 1000 Brussel
L’assemblée générale extraordinaire se réunira au siège social le lundi 21 septembre 1998, à 10 heures.
H.R. Brussel 254041 − BTW 438.253.225
Ordre du jour : 1. Nomination d’administrateurs.
De jaarvergadering zal gehouden worden op de zetel, op 21 september 1998, te 17 uur. — Dagorde : 1. Verslag van bestuurders. 2. Goedkeuring van de jaarrekening. 3. Bestemming van het resultaat. 4. Kwijting aan bestuurders. Neerlegging der titels ten zetel, vijf dagen vóór de bijeenkomst. (22540)
2. Rapport sur la situation comptable et délibération sur les initiatives de l’administrateur-délégué. 3. Application de l’article 103 des L.C.S.C. 4. Divers.
(22545)
29420
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE Xcoms International, société anonyme, rue d’Angoussart 54, 1301 Bierges
ABA - Algemeen Brugs Activiteitenkantoor, naamloze vennootschap, Muntplein 2, 8000 Brugge
R.C. Nivelles 60403 − T.V.A. 434.938.397
H.R. Brugge 78760 — BTW 447.691.325
Assemblée générale ordinaire au siège social le 22 septembre 1998, à 11 heures.
Jaarvergadering in zetel van de vennootschap, op 24 september 1998 om 10 uur. Agenda :
Ordre du jour : 1. Rapport de gestion. 2. Approbation des comptes annuels au 31 décembre 1997. 3. Affectation des résultats. 4. Décharge aux administrateurs. 5. Divers.
(22546)
Eurofit, société anonyme, boulevard Frère Orban 18, 4000 Liège R.C. Liège 160518 − T.V.A. 431.888.243
1. Verslag van de raad van bestuur. 2. Goedkeuring jaarrekening per 31 maart 1998. 3. Bestemming van het resultaat. 4. Statutaire kwijtingen. 5. Benoemingen. 6. Allerlei. De aandeelhouders worden verzocht zich te schikken naar de bepalingen van de statuten. (83325) Immo Beach, naamloze vennootschap, Zeedijk 286, 8430 Middelkerke H.R. Oostende 40519 — BTW 427.411.197
L’assemblée générale ordinaire se réunira au siège social le 22 septembre 1998, à 10 heures. Ordre du jour : 1. Rapport de gestion du conseil d’administration. 2. Approbation des comptes annuels. 3. Affectation des résultats. 4. Décharge aux administrateurs. 5. Démission d’un administrateur. 6. Renouvellement du mandat du commissaire-réviseur. 7. Divers. (22547)
De aandeelhouders worden uitgenodigd tot de uitgestelde jaarvergadering, die zal gehouden worden op de zetel van de vennootschap, op 23 september 1998 om 14 uur, met als agenda : 1. Toepassing art. 103 van de vennootschappenwet - vereist verslag. 2. Bespreking van de jaarrekening afgesloten per 31 december 1997. 3. Goedkeuring van de jaarrekening. 4. Kwijting aan de bestuurders. 5. Benoemingen. 6. Bezoldigingen. (83326) De raad van bestuur.
Antwerp Stadion, naamloze vennootschap, Oude Bosuilbaan 54, 2100 Deurne H.R. Antwerpen 23160
Cordinvest, naamloze vennootschap, Vooruitgangstraat 1, 8630 Veurne H.R. Veurne 28405
De aandeelhouders worden uitgenodigd tot de jaarvergadering op 1 oktober 1998, te 11 uur, op de zetel van de vennootschap in de lokalen van Antwerp Century Club (hoofdtribune). − Dagorde : 1. Verslag van de raad van bestuur over het boekjaar 1997-1998. 2. Goedkeuring van de jaarrekening over het boekjaar 1997-1998. 3. Bestemming van het resultaat over het boekjaar 1997-1998. 4. Kwijting aan de leden van de raad van bestuur over het boekjaar 1997-1998. 5. Ontslag en benoeming bestuurders. 6. Rondvraag. De aandeelhouders gelieven zich te gedragen naar de statuten. Om deel te nemen aan de algemene vergadering, dienen de aandelen gedeponeerd te worden in een filiaal van de Kredietbank. (22548)
F. van Lanschot Bankiers (België) Bevek, naamloze vennootschap Maatschappelijke zetel : Jan Van Rijswijcklaan 4, te 2018 Antwerpen
Bericht aan de aandeelhouders Op dinsdag 22 september 1998 zal de algemene vergadering gehouden worden om 10 uur, op de maatschappelijke zetel, te 2018 Antwerpen, Jan Van Rijswijcklaan 4.
De aandeelhouders worden verzocht de statutaire algemene vergadering bij te wonen, die zal plaats hebben op dinsdag 22 september 1998 te 14 uur, Galgestraat 157, te Oudenaarde. Agenda : 1. Verslag van de raad van bestuur. 2. Verslag van de Commissaris-revisor. 3. Goedkeuring van de jaarrekening over het boekjaar 1997-1998. 4. Bestemming van het resultaat. 5. Geconsolideerde jaarrekening. 6. Kwijting aan bestuurders en commissaris-revisor. 7. Herbenoeming bestuurders. 8. Herbenoeming van de commissaris-revisor. 9. Rondvraag. Om tot de vergadering toegelaten te worden dienen de aandeelhouders hun aandelen te deponeren ten minste vijf volle kalenderdagen vóór de algemene vergadering op de maatschappelijke zetel. (83327)
Immo Verheyden - P.D.M., naamloze vennootschap, Hofgrachtlaan 20, 1981 Zemst
De agenda van deze dag luidt als volgt : 1. Verslag van de raad van bestuur en de commissaris-revisor.
H.R. Brussel 524397
2. Goedkeuring van de jaarrekening afgesloten per 30 juni 1998. 3. Bestemming van het resultaat. 4. Decharge aan de raad van bestuur en de commissaris-revisor. 5. Rondvraag. (22549)
De raad van bestuur.
Jaarvergadering 25 september 1998 te 19 uur, ten maatschappelijke zetel. — Agenda : 1. Verslag raad van bestuur. 2. Goedkeuring jaarrekening per 30 juni 1998. 3. Bestemming resultaat. 4. Kwijting bestuurders. 5. Rondvraag. Zich schikken naar de bepalingen van de statuten. (83328)
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE Chocoladewerken Gudrun, naamloze vennootschap, Industriestraat 18, 2500 Lier H.R. Mechelen 54350 — BTW 404.023.806 De aandeelhouders worden uitgenodigd de gewone algemene vergadering bij te wonen, die zal plaatshebben op 22 september 1998, te 16 uur, op de maatschappelijke zetel. Agenda : 1. Verslag van de raad van bestuur en de commissaris-revisor. 2. Goedkeuring van de jaarrekening op 30 juni 1998. 3. Kwijting aan bestuurders en commissaris-revisor. 4. Aanwending en vergoedingen. 5. Allerlei. De aandeelhouders dienen zich te schikken naar de statuten. (83329) Immotech, naamloze vennootschap, Beatrijslaan 35, 3110 Rotselaar H.R. Leuven 82675 — BTW 447.703.104 De aandeelhouders worden uitgenodigd tot de jaarvergadering, die zal gehouden worden ten maatschappelijke zetel, op vrijdag 25 september 1998 om 10 uur.
29421
Louvaco, burgerlijke vennootschap onder de vorm van een naamloze vennootschap, Markt 14, 8610 Kortemark Register van de burgerlijke vennootschappen die de vorm van een handelsvennootschap hebben aangenomen, Oostende, nr. 119
Jaarvergadering, op 24 september 1998, te 16 uur, ten zetel. Dagorde : Goedkeuring van de jaarrekening per 30 juni 1998; Bestemming van het resultaat; Kwijting aan bestuurders; Benoemingen; Diversen. (83333) Louwaege gebroeders, naamloze vennootschap, Markt 14, 8610 Kortemark H.R. Oostende 4079 Jaarvergadering op 24 september 1998, te 15 uur, ten zetel. Dagorde : Goedkeuring jaarrekening per 30 juni 1998; Bestemming van het resultaat; Kwijting te verlenen aan de bestuurders; Benoemingen; Diversen. (83334) Madico, naamloze vennootschap, Gentsesteenweg 518A, 9300 Aalst H.R. Aalst 59698 — BTW 442.958.517
Agenda : 1. Beraadslaging artikel 60 SWHV. 2. Verslag van de raad van bestuur. 3. Goedkeuring jaarrekening afgesloten op 31 maart 1998. 4. Bestemming van het resultaat. 5. Kwijting aan de bestuurders. 6. Ontslag en benoeming bestuurders. 7. Rondvraag. De aandeelhouders dienen zich te schikken naar de bepalingen van de statuten. (83330) Korveka, naamloze vennootschap, Steenstraat 94, 8610 Kortemark (Werken) H.R. Veurne 31358 — BTW 435.969.270
De aandeelhouders worden uitgenodigd tot de jaarvergadering die zal gehouden worden op 24 september 1998 te 10 uur, ten maatschappelijke zetel. Agenda : 1. Verslag van de raad van bestuur en van commissaris-revisor. 2. Goedkeuring van de jaarrekening afgesloten op 30 april 1998. 3. Kwijting aan de bestuurders en aan de commissaris-revisor. 4. Herbenoeming bestuurders. 5. Rondvraag. De aandeelhouders worden verzocht zich te schikken naar de bepalingen van de statuten. (83335) Matibel, naamloze vennootschap, Meredorp 12, 9420 Erpe-Mere H.R. Aalst 58335 — BTW 437.709.233
Gewone jaarvergadering op woensdag 23 september 1998 om 14 uur, op de maatschappelijke zetel. Agenda : 1. Verslag van raad van bestuur. 2. Goedkeuring jaarrekening 31 maart 1998. 3. Bestemming resultaat. 4. Kwijting bestuurders. 5. Rondvraag. Om deel te nemen aan de vergadering gelieve zich te schikken naar de statutaire voorschriften (83331) Immobiliën Van Looy, naamloze vennootschap, Klein Waterstraat 77, 2970 Schilde H.R. Antwerpen 180328 — BTW 406.488.297
De aandeelhouders worden uitgenodigd tot de jaarvergadering, die zal gehouden worden op 25 september 1998 te 18 uur, ten maatschappelijke zetel. Agenda : 1. Verslag van de raad van bestuur. 2. Goedkeuring van de jaarrekening afgesloten op 30 april 1998. 3. Bestemming van het resultaat. 4. Kwijting te verlenen aan de bestuurders. 5. Rondvraag. De aandeelhouders worden verzocht zich te schikken naar de bepalingen van de statuten. (83336) Orca Invest, naamloze vennootschap, Hoogstraat 28, 9600 Ronse H.R. Oudenaarde 39641 — BTW 450.682.586
Jaarvergadering op 22 september 1998 te 18 uur, op de zetel. Agenda : Verslag van bestuurders; Goedkeuring van de jaarrekening 31 maart 1998; Bestemming resultaat; Kwijting aan bestuurders; Ontslag en benoeming bestuurders; Rondvraag. (83332)
De aandeelhouders worden verzocht de jaarvergadering te willen bijwonen, die zal gehouden worden op 23 september 1998, met als dagorde : 1. Vaststelling van de aanwezigheid en geldigheid van de vergadering;
29422
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE
2. Beraadslaging over de activiteiten;
Weyevelden, naamloze vennootschap, Petrus Van der Taelenstraat 2, 2840 Rumst
3. Goedkeuring van de jaarrekening afgesloten op 31/12/97;
H.R. Antwerpen 304164
4. Aanwending van het resultaat; 5. Kwijting aan bestuurders;
Gewone algemene vergadering op donderdag 24 september 1998 te 19 uur, op de maatschappelijke zetel.
6. Allerlei. De documenten voorzien in artikel 78 van de Samengeschakelde Wetten op de Handelsvennootschappen worden ter beschikking gehouden van de aandeelhouders in de 15 dagen die de vergadering voorafgaan. De aandeelhouders dienen zich naar de statuten te schikken. (83337)
Agenda : 1. Verslag van de raad van bestuur. 2. Goedkeuring der jaarrekening per 31 maart 1998. 3. Kwijting aan de bestuurders. 4. Diversen. De aandelen dienen gedeponeerd te worden minstens vijf dagen vóór de vergadering op de maatschappelijke zetel. (83341) Our Wish, naamloze vennootschap, Fabrieksweg 36, 8480 Eernegem
Andries Steel Cy, naamloze vennootschap, Amerikalei 199, 2000 Antwerpen
H.R. Oostende 45310 — BTW 437.766.146
H.R. Antwerpen 233779 — BTW 423.598.901
Algemene vergadering op woensdag 23 september 1998 om 14 uur. De aandeelhouders worden uitgenodigd tot de jaarvergadering, die zal gehouden worden op 22 september 1998 te 16 uur, ten maatschappelijke zetel. Agenda : 1. Verslag van de raad van bestuur. 2. Goedkeuring van de jaarrekening afgesloten op 30 juni 1998.
Agenda : 1. 2. 3. 4. 5.
Verslag van raad van bestuur. Goedkeuring jaarrekening 31.03.1998. Bestemming resultaat. Kwijting bestuurders. Rondvraag.
(83342)
3. Bestemming van het resultaat. 4. Kwijting te verlenen aan de bestuurders. 5. Eventuele benoemingen en ontslagnemingen. 6. Rondvraag.
Immo Ybo, naamloze vennootschap, Kerkstraat 45, 9200 Dendermonde H.R. Dendermonde 47178 — BTW 447.348.261
De aandeelhouders worden verzocht zich te schikken naar de bepalingen van de statuten. (83338)
Immo V.D.V., naamloze vennootschap, Turnhoutsebaan 511, 2110 Wijnegem H.R. Antwerpen 270433 — NN 435.488.349 De aandeelhouders worden verzocht de jaarvergadering te willen bijwonen, die zal gehouden worden op 21 september 1998, ten maatschappelijke zetel.
De aandeelhouders worden uitgenodigd tot de jaarvergadering, die zal gehouden worden op de maatschappelijke zetel, op 22 september 1998. Agenda : 1. Goedkeuring van de jaarrekening afgesloten op 31/5/98. 2. Bestemming van het resultaat. 3. Kwijting aan de bestuurders. 4. Rondvraag. De aandeelhouders dienen zich te schikken naar de bepalingen van de statuten. (83343)
Agenda : 1. Verslag van de raad van bestuur. 2. Goedkeuring van de jaarrekening afgesloten op 31 december 1997.
Alco Beheer, naamloze vennootschap, 3290 Diest (Schaffen), Kelbergenstraat 1 H.R. Leuven 48199 — BTW 401.313.843
3. Bestemming van het resultaat. 4. Kwijting te verlenen aan de bestuurders. 5. Rondvraag. De aandeelhouders worden verzocht zich te schikken naar de bepaling van de statuten. (83339)
De aandeelhouders worden verzocht aanwezig te zijn op de buitengewone algemene vergadering, die zal plaatsvinden op het kantoor van notaris Marc Jansen te 3510 Kermt (Hasselt), Diestersteenweg 175, op dinsdag 22 september 1998, om 10 uur. Agenda :
West Coast Investments, naamloze vennootschap, Zeedijk 286, 8430 Middelkerke H.R. Oostende 40286 — BTW 427.117.328 De aandeelhouders worden uitgenodigd tot de uitgestelde jaarvergadering, die zal gehouden worden op de zetel van de vennootschap, op 23 september 1998 om 11 uur, met als agenda : 1. Bespreking van de jaarrekening afgesloten per 31 december 1997. 2. Goedkeuring van de jaarrekening. 3. Kwijting aan de bestuurders. 4. Benoemingen 5. Bezoldigingen. (83340)
De raad van bestuur.
1. Lezing en bespreking door de aandeelhouders van de hiernavolgende dokumenten waarvan zij kosteloos een afschrift kunnen bekomen : a. het fusievoorstel, opgesteld door de raad van bestuur op 13.08.1998, neergelegd op de griffie van de rechtbank van koophandel te Hasselt op 25.08.1998; b. het verslag van de raad van bestuur; c. het verslag van de externe accountant over het fusievoorstel. 2. Beslissing tot fusie door overneming overeenkomstig het fusievoorstel van de N.V. « ALCO BEHEER », met zetel te 3290 Diest (Schaffen), Kelbergenstraat 1, overgenomen vennootschap, door de N.V. « KACEE INVEST », overnemende vennootschap, met zetel te 3560 Lummen, Beukeboomstraat 1, en met het oog daarop ontbinding van de N.V. « ALCO BEHEER », zonder vereffening.
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE 3. Beslissing dat 261.060 nieuwe aandelen van de N.V. « KACEE INVEST », overnemende vennootschap, zullen uitgereikt worden in de ruilverhouding van 229 nieuwe aandelen van de N.V. « KACEE INVEST » tegen inlevering van één oud aandeel van de N.V. « ALCO BEHEER ». 4. Beslissing dat de goedkeuring door de algemene vergadering der aandeelhouders van de overnemende vennootschap van de jaarrekening die zal opgemaakt worden na de fusie, kwijting zal inhouden aan de bestuurders van de overgenomen vennootschap, voor hun opdracht die zij vervuld hebben van 30.06.1998 tot de verwezenlijking van de fusie. 5. Beslissing dat de voorgaande beslissingen onderworpen zijn aan de opschortende voorwaarde van de goedkeuring van het voorstel tot fusie door de buitengewone algemene vergadering der aandeelhouders van de overnemende vennootschap. 6. Benoeming bijzonder lasthebber. Om aan de vergadering deel te nemen, worden de aandeelhouders verzocht zich te gedragen overeenkomstig de wet en de statuten. (83344)
De raad van bestuur.
Copernicus Communications, naamloze vennootschap, H. Van Veldekesingel 150, 3500 Hasselt
29423
4. Beslissing dat deze 261.060 nieuwe aandelen van de N.V. « KACEE INVEST » zullen uitgereikt worden in de ruilverhouding van 229 nieuwe aandelen van de N.V. « KACEE INVEST » tegen inlevering van één oud aandeel van de N.V. « ALCO BEHEER ». 5. Beslissing dat de goedkeuring van de volgende jaarrekening van de N.V. « KACEE INVEST » zal gelden als kwijting aan de bestuurders van de N.V. « ALCO BEHEER », voor de uitoefening van hun mandaat, tussen 30.06.1998 en de verwezenlijking van de fusie. 6. Beslissing de boeken en dokumenten van de N.V. « ALCO BEHEER » te bewaren op de zetel van de N.V. « KACEE INVEST » gedurende de door de wet voorziene termijnen. 7. Kapitaalverhoging met een bedrag van F 180.390.000 om het te brengen van F 69.610.000 op F 250.000.000, door inlijving van beschikbare, onbeschikbare en vrijgestelde reserves, zonder uitgifte van nieuwe aandelen. 8. Aanpassing van de statuten aan de voorgaande beslissingen en aan de wet van 13 april 1995 tot wijziging van de vennootschappenwet. 9. Machtiging aan de raad van bestuur om de statuten te coördineren. 10. Ontslag en benoeming bestuurders. Om aan de vergadering deel te nemen, worden de aandeelhouders verzocht zich te gedragen overeenkomstig de wet en de statuten. (83346) De raad van bestuur.
H.R. Hasselt 72134 — BTW 435.287.401
De aandeelhouders worden verzocht de buitengewone algemene vergadering van aandeelhouders, op maandag 21 september 1998 om 15 uur, ten maatschappelijke zetel te willen bijwonen. Agenda : — Ontslag bestuurders. De aandeelhouders dienen zich te schikken naar de statuten. (83345)
Limbo, naamloze vennootschap, Kuringersteenweg 304-306, 3511 Hasselt (Kuringen) H.R. Hasselt 46138 — BTW 413.624.430 De aandeelhouders worden verzocht aanwezig te zijn op de buitengewone algemene vergadering, die zal plaatsvinden op het kantoor van notaris Marc Jansen, te Hasselt, 3510 Kermt, Diestersteenweg 175, op dinsdag 22 september 1998, om 17 u. 30 m. Agenda :
Kacee Invest, naamloze vennootschap, 3560 Lummen, Beukeboomstraat 1 H.R. Hasselt 61398 — BTW 426.101.303
De aandeelhouders worden verzocht aanwezig te zijn op de buitengewone algemene vergadering, die zal plaats vinden op het kantoor van notaris Marc Jansen, te Hasselt, 3510 Kermt, Diestersteenweg 175, op dinsdag 22 september 1998, om 10 u. 15 m. Agenda : 1. Lezing en bespreking door de aandeelhouders van de hiernavolgende dokumenten waarvan zij kosteloos een afschrift kunnen bekomen : a. het fusievoorstel, opgesteld door de raad van bestuur op 13.08.1998, neergelegd op de griffie van de rechtbank van koophandel te Hasselt op 25.08.1998; b. het verslag van de raad van bestuur; c. het verslag van de externe accountant over het fusievoorstel. 2. Beslissing tot fusie door overneming overeenkomstig het fusievoorstel van de N.V. « ALCO BEHEER », met zetel te 3290 Diest (Schaffen), Kelbergenstraat 1, overgenomen vennootschap, door de N.V. « KACEE INVEST », overnemende vennootschap, met zetel te 3560 Lummen, Beukeboomstraat 1, door overneming van het gehele vermogen van de overgenomen vennootschap. 3. Als gevolg van de fusie door overneming van de N.V. « ALCO BEHEEER », kapitaalverhoging met F 19.000.000, om het te brengen van F 50.610.000 op F 69.610.000, met uitgifte van 261.060 nieuwe aandelen, van dezelfde aard en met dezelfde rechten en voordelen als de bestaande aandelen. Deze 261.060 nieuwe aandelen zullen delen in de winst vanaf 30.06.1998.
1. Verslag van de raad van bestuur, bij welk verslag een staat van activa en passiva gevoegd is, afgesloten per 31 juli 1998, alsook verslag van de bedrijfsrevisor over deze staat van activa en passiva. Beslissing tot vervroegde ontbinding van de vennootschap. 2. Ontslag van de raad van bestuur. 3. Benoeming van vereffenaars. 4. Bepaling van zijn machten. 5. Benoeming van bijzondere lasthebbers. Om aan de vergadering deel te nemen, worden de aandeelhouders verzocht zich te gedragen overeenkomstig de wet en de statuten. (83347) De raad van bestuur.
Pegol, naamloze vennootschap, te 1040 Brussel (Etterbeek), Tervurenlaan 61, bus 3 BTW 403.910.968 De aandeelhouders worden opgeroepen tot de buitengewone algemene vergadering, op het kantoor van notaris Celis, te Antwerpen, Kasteelpleinstraat 59, op 21 september 1998, om 19 uur, met volgende agenda : 1. Wijziging naam. 2. Verplaatsing maatschappelijke zetel. 3. Wijziging maatschappelijk doel. Voorafgaandelijk desbetreffend verslag raad van bestuur met staat van aktiva en passiva per 31 juli 1998. 4. Afschaffing verschillende soorten aandelen zodat er voortaan nog slechts één soort aandelen bestaan. 5. Toevoeging in statuten van bepaling houdende toelating om, in kader van art. 72ter Venn.W., de winsten, zelfs in hun totaliteit, te bestemmen tot aflossingen van het kapitaal.
29424
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE
6. Toekenning bevoegdheid aan raad van bestuur aangaande inkoop eigen aandelen.
Openbaar Centrum voor maatschappelijk welzijn van Meerhout
7. Toekenning bevoegdheid aan raad van bestuur aangaande éénparig schriftelijk akkoord bestuurders.
Het O.C.M.W. van Meerhout gaat over tot de aanwerving in contractueel verband van 1 hulpkok, full-time en 3 hulpkokken, half-time.
8. Toekenning bevoegdheid aan raad van bestuur om op resultaat van boekjaar interimdividenden uit te keren.
Tevens zal voor hogervermelde functies een wervingsreserve met een geldigheidsduur van twee jaar worden aangelegd.
9. Volledige herwerking, herschrijving en hernummering van statuten, opheffing van Franse tekst statuten en vaststelling nieuwe tekst statuten in het Nederlands met rechten verbonden aan de aandelen, samenstelling en werking van de raad van bestuur, externe vertegenwoordiging, controle, bevoegdheidsverdeling tussen de organen, werking algemene vergadering en winst- en liquidatiesaldoverdeling.
De benoemingsvoorwaarden, de examenprogramma’s en andere inlichtingen kunnen door de kandidaten bekomen worden op de administratieve diensten van het O.C.M.W., Gasthuisstraat 27, 2450 Meerhout, tel. 014/30 30 41, en dit iedere voormiddag van 9 tot 12 uur (behalve ’s zaterdags).
10. Ontslag bestuurders. 11. Benoeming bestuurders met vaststelling van bezoldiging. 12. Bijzondere volmachten. (83348)
De kandidaten dienen hun kandidatuur met vermelding sollicitatie voor full-time of half-time betrekking, vergezeld van de nodige bewijsstukken en van hun curriculum vitae, per aangetekend schrijven te zenden aan de voorzitter Das, Louis, Markt 33, 2450 Meerhout, en deze dienen uiterlijk op 24 september 1998 in zijn bezit te zijn. (21869)
De raad van bestuur.
Super Royal, naamloze vennootschap, Prins Boudewijnlaan 128, Wilrijk H.R. Antwerpen 237533 — BTW 424.340.554
Commune de Braine-l’Alleud La commune de Braine-l’Alleud organise le recrutement et la constitution d’une réserve de recrutement « d’un ménage-concierge », pour le Château du Cheneau (avenue A. Allard 210, Braine-l’Alleud). 1. Conditions de recrutement : a) à remplir par le ménage (conjoints ou cohabitants) :
Daar de buitengewone algemene vergadering van 26 augustus 1998 niet in getal was en niet over de agenda, heeft kunnen beraadslagen worden de aandeelhouders uitgenodigd op de buitengewone algemene vergadering, die zal gehouden worden op 23 september 1998 om 10 uur, op het kantoor van notaris Marcel Leemans, te 2800 Mechelen, Vaartdijk 25. Agenda : 1. Benoeming raad van bestuur, voorzitter raad van bestuur en gedelegeerd bestuurder. 2. Aanpassing artikel 18 der statuten. 3. Verhoging maatschappelijk kapitaal. 4. Aanpassing van de statuten overeenkomstig de genomen beslissingen. De aandeelhouders worden verzocht zich te schikken naar de bepalingen van de statuten. (83349)
être Belge ou ressortissant d’un autre Etat membre de la Communauté européenne; jouir des droits civils et politiques; être de conduite irréprochable, répondant aux exigences de la fonction; s’acquitter d’un droit d’inscription de F 200 à verser au C.C.B. 091-0001360-31; posséder les aptitudes physiques pour l’emploi de « ménageconcierge »; l’examen médical de contrôle est obligatoire et sera effectué par le service médical désigné par le conseil communal; occuper dès la désignation, le logement réservé au « ménageconcierge ». b) à remplir par le (la) candidat(e) postulant la fonction de « concierge » (contrat de travail) : être âgé(e) de 21 ans au moins; avoir satisfait aux lois sur la milice (candidat masculin); être titulaire du permis de conduire B. Les conditions ci-dessus doivent être remplies à la date limite fixée pour le dépôt des candidatures à l’exception de l’examen médical et de l’occupation du logement.
Openbare Besturen en Technisch Onderwijs Administrations publiques et Enseignement technique
c) réussir les épreuves d’un examen d’aptitudes professionnelles. Programme : Pour le « ménage-concierge » : Epreuve orale : min. 20 minutes, minimum requis : 12/20 : évaluation de la maturité, de la présentation ainsi que de la motivation et de l’intérêt manifestés pour la fonction.
OPENSTAANDE BETREKKINGEN − PLACES VACANTES
Cette épreuve est éliminatoire. Pour le (la) candidat(e) « concierge » :
Openbaar Centrum voor maatschappelijk welzijn van Beveren Het O.C.M.W. van Beveren werft aan : O.C.M.W.-secretaris (m/v), in voltijds statutair verband. Aanwervingsvoorwaarden en inschrijvingsformulier zijn te bekomen op het secretariaat, Oude Zandstraat 92, te 9120 Beveren, iedere werkdag in de voormiddag (tel. : 03/750 92 09, fax 03/755 33 22). De kandidaturen en de bewijsstukken, gericht aan de voorzitter van het O.C.M.W., Oude Zandstraat 92, te 9120 Beveren, dienen met een ter post aangetekend schrijven op het O.C.M.W. toe te komen uiterlijk 5 oktober 1998. (21581)
Epreuve pratique : environ 1 h 30 m, minimum requis : 12/20 : évaluation des aptitudes et connaissances à l’aide de quelques cas pratiques en rapport avec la fonction. 2. Rémunérations : a) traitement : salaire mensuel brut : F 53 350; b) avantages en nature : gratuité du logement charges comprises (eau, chauffage, électricité). 3. Description du logement (1er étage) : séjour; cuisine semi équipée; salle de bain; deux chambres; cave; garage.
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE 4. Inscription :
29425
Centre public d’aide sociale de Sambreville
Les candidatures devront être adressées à M. le bourgmestre, GrandPlace Baudouin 1er 3, à 1420 Braine-l’Alleud, pour le 7 octobre 1998 au plus tard. Sous peine d’irrecevabilité, ces demandes devront mentionner lequel des conjoints ou cohabitants se porte candidat à la fonction de « concierge » et être accompagnées des documents suivants : 1° Pour le (la) candidat(e) « concierge » : un extrait d’acte de naissance; un certificat de milice (candidat masculin); un certificat de nationalité; un certificat de bonnes conduite, vie et mœurs; une copie du permis de conduire B; la preuve de paiement du droit d’inscription. 2° Pour le conjoint ou le cohabitant : un certificat de nationalité;
Le Centre public d’aide sociale de Sambreville va procéder au recrutement et à la constitution d’une réserve de recrutement d’aides sanitaires pour la maison de repos, rue des Bachères 40, à 5060 Tamines. Les emplois sont conférés à titre définitif (régime statutaire) à temps plein. Les demandes devront parvenir au plus tard le 12 octobre 1998 au Centre public d’aide sociale de Sambreville, ancien hôtel de ville de Tamines, 5060 Tamines. Les renseignements concernant les conditions à remplir et les formulaires à compléter seront transmis à tous les demandeurs dès réception de leur demande. N.B. : deux emplois sont actuellement occupés par du personnel contractuel. Il reste deux emplois temps plein à pourvoir. Par le conseil : la secrétaire, (signé) J. Bodart; le président, (signé) V. Maniscalco. (22553)
un certificat de bonnes conduite, vie et mœurs récent. Chaque candidature reçue fera l’objet d’un accusé de réception. Tous renseignements complémentaires liés à la fonction peuvent être obtenus au service du personnel : tél. : 02/386 05 39 02/386 05 40. (22550) Commune d’Uccle Un concours sera organisé prochainement en vue du recrutement d’aspirants-agents de police francophones et néerlandophones (H/F). Les demandes d’inscription à établir sur le formulaire que le service du personnel délivre sur simple demande écrite ou verbale, doivent parvenir au bourgmestre d’Uccle le 20 octobre 1998 au plus tard. Renseignements : service du personnel, rue Xavier De Bue 20, de 8 h 30 m à 12 h 30 m et de 13 h 30 m à 16 h 30 m (tél. : 02/348 67 57). (22551)
Gemeente Dilbeek Met het oog op het aanleggen van een werfreserve die drie jaar geldig is, wordt er een examen administratief medewerker voor verschillende diensten ingericht. A. Voorwaarden : houder zijn van een getuigschrift van H.S.O. of gelijkgesteld; slagen in een aanwervingsexamen; Belg zijn of burger van de E.U. zijn. B. Functiebeschrijving : behandeling briefwisseling; loketbediening; secretariaatswerk; verantwoordelijk voor de uitvoering van taken, eigen aan de dienst.
Gemeente Ukkel Een vergelijkend examen zal eerstdaags georganiseerd worden voor de werving van Franstalige en Nederlandstalige aspirantpolitieagenten (M/V).
Info : Uitgebreide voorwaarden en examenprogramma zijn te bekomen op de personeelsdienst, tel. 02/467 21 11. Sollicitatie :
De vragen tot deelneming, gesteld op het daartoe bestemd formulier dat de personeelsdienst op eenvoudig mondeling of schriftelijk verzoek zal afleveren, moeten de burgemeester van Ukkel ten laatste op 20 oktober 1998 toekomen. Inlichtingen : personeelsdienst, Xavier De Buestraat 20, van 8 u. 30 m. tot 12 u. 30 m. en van 13 u. 30 m. tot 16 u. 30 m. (tel. : 02/348 67 57). (22551)
Kandidaturen, vergezeld van een afschrift van het diploma en een curriculum vitae, moeten op de post afgegeven worden, uiterlijk op 30 september 1998 en aangetekend gericht worden aan het college van burgemeester en schepenen, Gemeenteplein 1, te 1700 Dilbeek. (22554)
Ville de Namur
Het college van burgemeester en schepenen maakt bekend dat volgende betrekking in statutair dienstverband bij wijze van aanwerving te begeven is :
Institut communal Roger Lazaron — Ecole des Beaux Arts Réserve de recrutement de professeurs chargés du cours de couleur (niveaux secondaire inférieur et secondaire supérieur). Les épreuves d’aptitude pour l’obtention du C.A.E.A.P. seront organisées. Les candidatures accompagnées des pièces justificatives (extrait d’acte de naissance, certificat de milice, de bonnes conduite, vie et mœurs, copie certifiée conforme des diplômes) devront être adressées pour le 31 octobre 1998 au plus tard, au service de l’enseignement artistique, hôtel de ville de et à 5000 Namur, tél. : 081/24 64 06. Les candidatures tardives ne seront pas prises en considération. (22552)
Gemeente Stekene
administratief deskundige-ruimtelijke ordening en stedenbouw (m/v). Hoofddoel : De burger in staat stellen op een vlotte manier te voldoen aan wettelijke en gemeentelijke administratieve bepalingen m.b.t. de ruimtelijke ordening en stedenbouw. Functie-profiel : communicatievaardigheden; taken zelfstandig, correct en snel kunnen afhandelen; kunnen werken met computer.
29426
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE
Toelatingsvoorwaarden :
Gemeente Aalter
burger zijn van een lidstaat van de Europese Unie; een gedrag hebben dat in overeenstemming is met de eisen van de beoogde betrekking; de burgerlijke en politieke rechten genieten; aan de dienstplichtwetten voldoen; lichamelijk geschikt zijn. Aanwervingsvoorwaarden : houder zijn van de diploma’s of studiegetuigschriften m.b.t. milieu, ruimtelijke ordening of studiegebied architectuur (architect-assistentie, interieurvormgeving, landschaps- en tuinarchitectuur) welke in aanmerking komen voor de toelating tot een betrekking van niveau B; slagen in een aanwervingsexamen. Hoe solliciteren ? De eigenhandig geschreven kandidaturen, vergezeld van een curriculum vitae en van een voor eensluidend verklaard afschrift van de vereiste diploma’s, dienen per aangetekend schrijven toe te komen bij het college van burgemeester en schepenen, Dorpsstraat 1, te 9190 Stekene, uiterlijk op 1 oktober 1998. Verdere inlichtingen kunt u krijgen bij de afdeling personeelszaken, tel. 03/790 02 11. (22555)
Het gemeentebestuur van Aalter gaat over tot de aanwerving van : een voltijds gesubsidieerd contractueel geschoold polyvalent arbeider (m/v) (niveau D); een voltijds gesubsidieerd contractueel geschoold polyvalent arbeider (m/v) (niveau E). De gemotiveerde sollicitatiebrieven met curriculum vitae dienen, op straffe van uitsluiting, bij een ter post aangetekende brief te worden verstuurd of tegen ontvangstbewijs te worden afgegeven aan het college van burgemeester en schepenen, Europalaan 22, 9880 Aalter, uiterlijk op vrijdag 18 september 1998, vergezeld van : een afschrift van het vereiste diploma; attest van de V.D.A.B. waaruit blijkt dat men in aanmerking komt voor tewerkstelling als gesco. Er wordt een wervingsreserve aangelegd met een geldigheidsduur van één jaar. De volledige aanwervingsvoorwaarden, het examenprogramma, het functieprofiel en de functieomschrijving zijn te bekomen op het gemeentesecretariaat, Europalaan 22, 9880 Aalter, tel. 09/325 22 28. (22557) Openbaar Centrum voor maatschappelijk welzijn van Machelen Het O.C.M.W. van Machelen werft aan voor haar rustoord (82 bedden) als gesubsidieerd contractueel : 1 VTE bejaardenhelp(st)er C1.
Gemeente Beerse
Functiebeschrijving : verzorging en verpleging van de bejaarden; ondersteuning bij de verpleging van de bejaarden;
Openverklaring van de betrekking van :
hulp bij de maaltijden;
adjunct-commissaris van politie.
sociale begeleiding van de bejaarden;
De kandidaten dienen te voldoen aan volgende voorwaarden :
administratieve en logistieke taken inherent aan de functie.
Belg zijn;
Bijzondere aanwervingsvoorwaarden :
de burgerlijke en politieke rechten genieten;
houder zijn van een diploma, getuigschrift of brevet HSBO van gezins- of bejaardenhulp, of gelijkgesteld.
voldaan hebben aan de dienstplicht;
Er wordt een aanwervingsexamen georganiseerd en een wervingsreserve van 3 jaar aangelegd.
de vereiste lichamelijke geschiktheid bezitten;
Voornaamste algemene toelatings- en aanwervingsvoorwaarden :
van onberispelijk gedrag zijn;
op 30 september 1998, 18 jaar oud zijn;
leeftijd bij de voordracht voor een eerste benoeming tot de graad van officier van de gemeentepolitie : maximum 55 jaar; houder zijn van een diploma of getuigschrift niveau hoger secundair onderwijs en van een brevet van officier van de gemeentepolitie; 5 jaar dienstanciënniteit bij een gemeentelijk politiekorps hebben; lid zijn van een gemeente-politiekorps en bekleed zijn met één van de graden vermeld in de artikelen 1, 2 en 4 van het koninklijk besluit van 13 oktober 1986; slagen in een bekwaamheidsproef. De functie staat open voor mannelijke en vrouwelijke kandidaten. De kandidaturen voor deelname aan de examens dienen uiterlijk op 25 september 1998, aangetekend, toe te komen bij het college van burgemeester en schepenen, Bisschopslaan 56, en 2340 Beerse, vergezeld van een voor eensluidend verklaard afschrift van het diploma, brevet en het advies van de korpschef, gebaseerd op evaluatieverslagen. Inlichtingen omtrent deze betrekking, een gedetailleerde functiebeschrijving, een functieprofiel, de toelatings- en aanwervingsvoorwaarden en het examenprogramma zijn te bekomen op de personeelsdienst, Bisschopslaan 56, te 2340 Beerse, tel. 014/61 19 71. (22556)
lichamelijk geschikt zijn; een goed zedelijk gedrag hebben; aan de dienstplichtwetten voldoen (voor mannelijke kandidaten); voor de betrekking als gesubsidieerd contractueel : voldoen aan de geskovoorwaarden (eventueel inlichtingen inwinnen bij de V.D.A.B.; formulier A6); o.a. : uitkeringsgerechtigd volledig werkloos zijn op de dag voor de indiensttreding (of gelijkgesteld); werkloze zijn die sedert ten minste 6 maanden uitkeringsgerechtigd volledig werkloos is of die in de loop van het jaar dat zijn/haar indiensttreding voorafgaat ten minste 6 maanden uitkeringsgerechtigd volledig werkloos is geweest (of gelijkgesteld); bestaansminimumtrekker zijn; geen hoger diploma, getuigschrift of brevet bezitten dan dat vereist voor de beoogde funktie. Stuur uw kandidatuur vóór 30 september 1998 (postdatum) naar het O.C.M.W. van Machelen, Koningin Fabiolalaan 62, 1830 Machelen, met de bijhorende stavingstukken : uw curriculum vitae; een afschrift van het vereiste studiebewijs;
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE een bewijs van goed zedelijk gedrag (max. 3 maanden oud);
29427
Hogeschool West-Vlaanderen
een uittreksel uit de geboorteakte; een samenstelling van het gezin (te bekomen op de bevolkingsdienst van de gemeente); een militiegetuigschrift (voor de mannelijke kandidaten). Voor nadere inlichtingen kan u tijdens de kantooruren terecht op het O.C.M.W. van Machelen, tel. 02/255 01 80 (Mevr. Pascale Hoste, rusthuisdirectrice). (22558)
De Hogeschool West-Vlaanderen gaat over tot de werving in een vacant ambt van een deeltijds (80 %) assistent (m/v) chemie-biochemie. Diploma : universitair of hoger onderwijs 2 cycli, opleding chemie, specialisatie biochemie. Funktie : onderwijs- en teamgebonden opdrachten, maatschappelijke dienstverlening en projectmatig wetenschappelijk onderzoek. Salarisschaal : 502. Aanvang : 1 oktober 1998.
2e oproep Het O.C.M.W. van Machelen werft aan in statutair verband :
Schriftelijke, gemotiveerde sollicitaties met curriculum vitae en kopie van het diploma worden uiterlijk op 20 september 1998 bezorgd aan de Hogeschool West-Vlaanderen, departement PIH, t.a.v. de heer Lode De Geyter, Graaf Karel de Goedelaan 5, 8500 Kortrijk. (22561)
1 voltijdse boekhoud(st)er B1. Funktiebeschrijving : de begroting opvolgen en uitvoeren en assisteren bij de opmaak ervan; de O.C.M.W.-boekhouding beheren (tot nu toe deze van het rusthuis en de serviceflats; in de toekomst de nieuwe O.C.M.W.-boekhouding); instaan voor het informaticasysteem. Bijzondere aanwervingsvoorwaarden : houder zijn van een diploma van het hoger onderwijs van het korte type, graduaat boekhouden.
Provinciale Hogeschool Limburg De Provinciale Hogeschool Limburg heeft een vacature voor een deeltijds assistent (20 %). 1. Plaats en functie in de organisatie : De functiehouder wordt tewerkgesteld binnen het departement architectuur en zal belast worden met een opdracht voor het vak installatietechnieken (elektriciteit, klimaatbeheersing, technische uitrusting, gebouwen,...). 2. Diplomavereisten :
Er wordt een aanwervingsexamen georganiseerd en een wervingsreserve van 3 jaar aangelegd.
De kandidaten moeten houder zijn van een diploma van ir-architect of ir-bouwkunde met praktijkervaring in installatietechnieken.
Voornaamste algemene toelatings- en aanwervingsvoorwaarden :
Onderwijservaring en een aggregatie-opleiding strekken tot aanbeveling.
op 30 september 1998, 18 jaar oud zijn; lichamelijk geschikt zijn; een goed zedelijk gedrag hebben; aan de dienstplichtwetten voldoen (voor mannelijke kandidaten); onderdaan zijn van een EU-lidstaat. Stuur uw kandidatuur vóór 30 september 1998 (postdatum) naar het O.C.M.W. van Machelen, Koningin Fabiolalaan 62, 1830 Machelen, met de bijhorende stavingstukken : een kopie van uw diploma;
3. Inschaling : De betrekking wordt bekleed in tijdelijk verband. Latere benoeming in vast verband is mogelijk. De inschaling gebeurt in de schaal 502 : 946 894 frank - 1 596 500 frank (bruto, niet geindexeerd). Kandidaturen : Kandidaturen, met curriculum vitae uitsluitend sturen naar Robert Lavigne, algemeen directeur van de Provinciale Hogeschool Limburg, Universiteitslaan 1, te 3500 Hasselt, vóór vrijdag 11 september 1998. (22562)
uw curriculum vitae; een bewijs van goed zedelijk gedrag (max. 3 maanden oud); een uittreksel uit de geboorteakte; een samenstelling van het gezin (te bekomen op de bevolkingsdienst van de gemeente); een militiegetuigschrift (voor de mannelijke kandidaten). Voor nadere inlichtingen kan u tijdens de kantooruren terecht op het O.C.M.W. van Machelen, tel. 02/255 01 80 (Mevr. Linda Vanbinst of Mevr. Tina De Loor). (22559)
Openbaar Centrum voor maatschappelijk welzijn van Kampenhout Het O.C.M.W. van Kampenhout gaat over tot de aanwerving van één halftijdse betrekking van kinderverzorgster (m/v) in contractueel verband voor tewerkstelling in de kinderkribbe « Het Huis van Mini ». De benoemingsvoorwaarden met de nodige aanvraagformulieren zijn te bekomen op het O.C.M.W.-secretariaat, Dorpsstraat 9, te 1910 Kampenhout, iedere werkdag tussen 9 en 12 uur, tel. 016/ 65 53 32. De kandidaturen dienen per aangetekend schrijven, gezonden te worden aan de voorzitter van het O.C.M.W., Dorpsstraat 9, te 1910 Kampenhout, vóór 1 oktober 1998. (22560)
De Provinciale Hogeschool Limburg heeft een vacature voor 4 deeltijdse lectoren informatica. 1. Plaats en functie in de organisatie : De lectoren worden tewerkgesteld binnen het departement handelswetenschappen en bedrijfskunde en zullen onder andere belast worden met een opdracht voor de vakken tekstverwerking, beroepsgerichte informaticapakketten, internetsoftware, toegepaste informatica en oefeningen programmeren Cobol. 2. Diplomavereisten : De kandidaten moeten houder zijn van een universitair diploma en moeten over aantoonbare informaticakennis beschikken. Onderwijservaring en een aggregatie-opleiding strekken tot aanbeveling. 3. Inschaling : De betrekking wordt bekleed in tijdelijk verband. Latere benoeming in vast verband is mogelijk. De inschaling gebeurt in de schaal 502 : 946 894 frank - 1 596 500 frank (bruto, niet geindexeerd). Kandidaturen : Kandidaturen, met curriculum vitae uitsluitend sturen naar Robert Lavigne, algemeen directeur van de Provinciale Hogeschool Limburg, Universiteitslaan 1, te 3500 Hasselt, vóór vrijdag 11 september 1998. (22563)
29428
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE Hogschool voor Economisch en Grafisch Onderwijs
De EGON Hogeschool stelt vacant : Het deeltijds ambt (50 %) administratief medewerker, ATP, B11, in vast verband. De kandidaten (m/v) moeten houder zijn van het diploma gegradueerde secretariaat-talen. Zeer goede kennis informatica (Office 97) is noodzakelijk. De kandidaten moeten tenminste 7 jaar ervaring hebben in een administratieve functie in een hogeschool. De vacature gaat in op 1 oktober 1998. Het voltijds ambt (100 %) administratief medewerker, ATP, B11, in vast verband. De kandidaten (m/v) moeten houder zijn van het diploma gegradueerde informatica. Kennis van netwerksystemen en kunnen programmeren zijn noodzakelijk. De kandidaten moeten ten minste 5 jaar ervaring hebben in een administratieve functie met informatietechnologische inhoud, in een hogeschool. De vacature gaat in op 1 oktober 1998. Het voltijds ambt (100 %) administratieve medewerker ATP, C11, in vast verband. De kandidaten (m/v) moeten houder zijn van het diploma S.O. Zeer goede kennis informatica (Office 97) is noodzakelijk. De kandidaten moeten ten minste 5 jaar ervaring hebben in een administratieve functie in een hogeschool bij voorkeur op een directiesecretariaat. Gedegen kennis van het Hogeschooldecreet strekt tot aanbeveling. De vacature gaat in op 1 oktober 1998. Geïnteresseerden dienen zich kandidaat te stellen per aangetekend schrijven uiterlijk vóór dinsdag 22 september 1998. Het aangetekend schrijven moet vergezeld zijn van een curriculum vitae en van de afschriften van de behaalde bekwaamheidsbewijzen, en overgemaakt aan de Egon Hogeschool, ter attentie van de algemeen directeur J. Leniere, Sint-Pietersnieuwstraat 160, 9000 Gent. Poststempel geldt als bewijs. De selectie gebeurt op basis van de evaluatie van de kandidatuurstelling en het curriculum vitae, gevolgd door functiespecifieke opdrachten en selectie-interviews. Verdere info over deze vacature alsook over het wervingsreglement zijn te bekomen bij de algemeen directeur. (22564)
Economische Hogeschool Sint-Aloysius
inschaling in het administratief en technisch kader in het niveau C1; tijdelijk statuut (= niet vastbenoemd) overeenkomstig rechtspositieregeling van het personeel van de hogescholen.
de
Kandidaatstelling : Geïnteresseerde kandidaten dienen een eigenhandig geschreven sollicitatiebrief en een uitgebreid curriculum vitae (op het daartoe bestemde sollicitatieformulier) te bezorgen aan de dienst personeel en planning, Stormstraat 2, lokaal 5116, 1000 Brussel, vóór 30 september 1998. Het sollicitatieformulier en bijkomende inlichtingen zijn te verkrijgen bij de dienst personeel en planning, tel. 02/210 13 16, fax 02/ 210 13 04. (22565)
Vacature voltijds administratief medewerker voor de EHSAL Management School - Internationale Projecten. Taakinhoud : administratie van Internationale MBA in begeleid afstandsleren; administratieve ondersteuning bij voorbereiding en opvolging projectdossiers (in het bijzonder Centraal- en Oost-Europa, Verre Oosten); medewerking aan en opvolging van Europese samenwerkingsprogramma’s op het vlak van onderwijsinnovatie en van vormingsprojecten in het buitenland; onthaal en begeleiding van buitenlandse (post graduate) studenten; verslaggeving projectactiviteiten en vergaderingen; ondersteuning EMS-programma’s en -secretariaat. Profiel : minstens in het bezit zijn van een diploma van hoger secundair onderwijs; over goede sociale vaardigheden beschikken;
Vacature voltijds administratief medewerker voor de dienst studentenadministratie (ATP-kader, graad C1). Taakinhoud : instaan voor de administratieve ondersteuning van de Dienst Studentenadministratie. Deze dienst houdt zich bezig met de administratieve opvolging van de studentendossiers (van de inschrijving tot en met aflevering van het diploma); assistentie verlenen bij de info- en inschrijvingsdagen. Profiel : minstens in het bezit zijn van een diploma van hoger secundair onderwijs; over goede sociale vaardigheden beschikken en in een team kunnen werken; over organisatietalent beschikken en zin hebben voor perfectie bij het afwerken van taken; de Nederlandse taal goed beheersen, zowel schriftelijk als mondeling; een grondige kennis hebben van de softwareprogramma’s Word en Excel en bereid zijn tot permanente bijscholing op dit gebied; een grondige kennis hebben van of bereid zijn zich grondig in te werken in de materies die betrekking hebben op het beheer van de administratieve dossiers van de studenten. Beschikbaarheid en statuut : beschikbaarheid voor de hogeschool overeenkomstig de gangbare arbeidsduurregeling : 38 uur per week voor een voltijdse betrekking. Bereid zijn om tenminste één avond per week prestaties te leveren tussen 18 en 20 uur en in uitzonderlijke gevallen tot 21 u. 30 m. (er is vermindering van deze arbeidsduur voor prestaties na 18 uur);
bereid zijn tot korte opdrachten in het buitenland; interesse vertonen voor het vakgebied (managementwetenschappen); over organisatietalent beschikken, zelfstandig kunnen werken en zin hebben voor initiatief en perfectie bij het afwerken van taken; minstens de Nederlandse en Engelse taal perfect beheersen, zowel schriftelijk als mondeling. Goede kennis van het Frans aangewezen; een grondige kennis hebben van de softwareprogramma’s MS Office en bereid zijn tot bijscholing op dat vlak; bereid zijn tot het leveren van avondprestaties. Beschikbaarheid en statuut : beschikbaarheid voor de hogeschool overeenkomstig de gangbare arbeidsduurregeling (38 uur per week voor een voltijdse betrekking); inschaling met ingang van 1 oktober 1998 in het administratief en technisch kader in het niveau D met de graad D1; tijdelijk statuut (= niet vastbenoemd) overeenkomstig rechtspositieregeling van het personeel van de hogescholen.
de
Kandidaatstelling : Geïnteresseerde kandidaten dienen een eigenhandig geschreven sollicitatiebrief en een uitgebreid curriculum vitae (op het daartoe bestemde sollicitatieformulier) te bezorgen aan de dienst personeel en planning, Stormstraat 2, lokaal 5116, 1000 Brussel, vóór 21 september 1998. Het sollicitatieformulier en bijkomende inlichtingen zijn te verkrijgen bij de dienst personeel en planning, tel. 02/210 13 16, fax 02/210 13 04. (22566)
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE Vacature voltijds administratief medewerker voor de dienst marketing en de oud-studentenvereniging (ATP-kader, graad C1). Taakinhoud :
29429
Kandidaturen dienen uiterlijk op 30 oktober 1998 toe te komen op het Administratief Centrum, Antwerpsesteenweg 130, 2950 Kapellen. (22612)
Instaan voor de administratieve ondersteuning van de Dienst marketingen de oud-studentenvereniging van EHSAL. Dit houdt onder meer in : telefoon beantwoorden;
Gerechtelijke akten en uittreksels uit vonnissen
de database beheren en het klassement bijhouden; mailings coördineren en timen; nalezen van drukproeven;
Actes judiciaires et extraits de jugements
instaan voor de organisatie van vergaderingen en de opvolging van afspraken; meewerken aan inschrijvingen en info-dagen. Profiel :
Bekendmaking gedaan overeenkomstig artikel 490 van het Strafwetboek
minstens in het bezit zijn van een diploma van hoger secundair onderwijs;
Publication faite en exécution de l’article 490 du Code pénal
de Nederlandse taal goed beheersen, zowel schriftelijk als mondeling; goede kennis van Frans en Engels;
Misdrijven die verband houden met de staat van faillissement Infractions liées à l’état de faillite
vlot zijn in contacten; kennis van tekstverwerking en over uitstekende dactylo-kwaliteiten beschikken; zin voor nauwgezetheid en initiatief;
Rechtbank van eerste aanleg te Turnhout
zelfstandig kunnen werken; ervaring in dergelijke functie is duidelijk een pluspunt. Beschikbaarheid en statuut : beschikbaarheid voor de hogeschool overeenkomstig de gangbare arbeidsduurregeling : 38 uur per week voor een voltijdse betrekking. Bereid zijn om prestaties te leveren tussen 18 en 20 uur en in uitzonderlijke gevallen tot 21 u. 30 m. (er is vermindering van deze arbeidsduur voor prestaties na 18 uur); inschaling in het administratief en technisch kader in het niveau C1; tijdelijk statuut (= niet vastbenoemd) overeenkomstig rechtspositieregeling van het personeel van de hogescholen.
de
De rechtbank van eerste aanleg, zitting houdende te Turnhout, zetelende in strafzaken, heeft bij vonnis op tegenspraak, d.d. 10 maart 1998, de genaamde Claes, Ronny Eddy Emilie, geboren te Koersel op 16 november 1963, groentenhandelaar, wonende te 2440 Geel, Langstraat 22, veroordeeld uit hoofde van : als gefailleerd handelaar, H.R. Turnhout 77015, zich schuldig gemaakt aan : bedrieglijke bankbreuk, tot : een gevangenzitting van acht maanden;
Kandidaatstelling : Geïnteresseerde kandidaten dienen een eigenhandig geschreven sollicitatiebrief en een uitgebreid curriculum vitae (op het daartoe bestemde sollicitatieformulier) te bezorgen aan de dienst personeel en planning, Stormstraat 2, lokaal 5116, 1000 Brussel, vóór 30 september 1998.
tot een vergoeding van duizend frank; tot een verplichte bijdrage van tweeduizend frank; en tot de kosten van het geding, tot dan toe belopende op tweeduizend zeshonderd zevenenvijftig frank.
Het sollicitatieformulier en bijkomende inlichtingen zijn te verkrijgen bij de dienst personeel en planning, tel. 02/210 13 16, fax 02/210 13 04. (22567)
Beklaagde werd ontzet voor een termijn van tien jaar uit de rechten voorzien in artikel 31/1-2-4-5 en 6 van het Strafwetboek.
Gemeente Kapellen
Geen enkele akte van hoger beroep, verzet of beroep in cassatie is thans ter griffie gekend.
Het gemeentebetsuur van Kapellen gaat over tot de vaststelling van een werfreserve van :
De rechtbank beval de terugkeer van ontdragen goederen in de failliete boedel.
Turnhout, 20 augustus 1998. De griffier-hoofd van dienst, (get.) F. Goos.
(22568)
bibliotheekassistent(-e)(n) (niveau C2). Werfreserve : tot 1 oktober 2000. Voorwaarden : de Belgische nationaliteit of een nationaliteit als onderdaan van een lidstaat van de EU bezitten; houder zijn van een getuigschrift hoger secundair onderwijs of gelijkgesteld diploma of getuigschrift; houder van een akte van bekwaamheid (vrijgesteld zijn diegenen die houder zijn van een bibliotheekdiploma); slagen in een aanwervingsexamen. De functie-omschrijving alsmede de aanwervingsvoorwaarden kunnen op eerste verzoek bekomen worden op tel. 664 73 70 (personeelsdienst).
De rechtbank van eerste aanleg, zitting houdende te Turnhout, zetelende in strafzaken, heeft bij vonnis bij verstek, d.d. 24 april 1998, de genaamde Mc Creanny, John Louis, geboren te Worthing op 24 april 1957, taxibestuurder, thans zonder gekende woon- of verblijfplaats, van Britse nationaliteit, veroordeeld uit hoofde van de vermengde feiten : a) als gevolmachtigd beheerder van de gefailleerde handelsvennootschap B.V.B.A. Security Advise Crime Prevention Center, met maatschappelijke zetel te 2280 Grobbendonk, Leopoldstraat 86, H.R. Turnhout 72547, zich schuldig gemaakt aan : bedrieglijke bankbreuk; eenvoudige bankbreuk;
29430
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE
b) als dader of mededader : goederen of voorwerpen welke tot zijn aktief behoren, vernield, weggemaakt of verborgen te hebben; tot : een gevangenzitting van vier maanden en een geldboete van honderd frank; boete verhoogd met 1 990 opdeciemen en aldus gebracht op twintigduizend frank en vervangbaar bij gebrek aan betaling binnen de wettelijke termijn door vijftien dagen gevangenzitting;
Vredegerecht van het kanton Nieuwpoort
Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Nieuwpoort, verleend op 10 augustus 1998, werd Rondou, René, geboren te Nethen op 23 februari 1914, wonende te Koksijde, Engelandstraat 6, en verblijvende Koningin Elisabeth Instituut, Dewittelaan 1, te 8670 KoksijdeOostduinkerke, niet in staat verklaard zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopige bewindvoerder : Rondou, Serge, Goedendaglaan 81, te 8500 Kortrijk. Voor eensluidend uittreksel : de afg. adjunct-griffier, (get.) O. Corneillie. (62703)
tot een vergoeding van duizend frank; tot een verplichte bijdrage van tweeduizend frank; en tot de kosten van het geding, tot dan toe belopende op zeshonderd drieëntwintig frank. Het vonnis werd betekend aan de procureur des Konings te Turnhout, op 6 juli 1998. Geen enkele akte van hoger beroep, verzet of beroep in cassatie is thans ter griffie gekend. Turnhout, 20 augustus 1998. De griffier-hoofd van dienst, (get.) F. Goos.
(22569)
Vredegerecht van het kanton Sint-Kwintens-Lennik
Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Sint-KwintensLennik, verleend op 31 augustus 1998, werd Van Everbroeck, Ghislena, geboren op 28 mei 1923, verblijvende en gedomicilieerd te 1700 Dilbeek, Dr. J. Appelmanslaan 100, rusthuis Dilhome, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Januarius, Danielle, Tenbroekstraat 67, 1700 Dilbeek. Het verzoekschrift werd ter griffie neergelegd op 18 augustus 1998.
Bekendmaking gedaan overeenkomstig artikel 488bis e, § 1 van het Burgerlijk Wetboek
Voor eensluidend uittreksel : de adjunct-griffier, (get.) Lena Van Bever. (62705)
Publication faite en exécution de l’article 488bis e, § 1er du Code civil Vredegerecht van het kanton Tielt Aanstelling voorlopig bewindvoerder Désignation d’administrateur provisoire
Bij beschikking van de plaatsvervangend vrederechter van het kanton Tielt, verleend op donderdag 27 augustus 1998, werd Mevr. Vandendriessche, Magda Elvira Irma Maria, geboren op 14 mei 1950, wonende te 8740 Pittem, Meulebekestraat 5, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopige bewindvoerder ad hoc : de heer Marc Bruyneel, boekhouder, wonende te 8755 Ruiselede, Bruggestraat 139, voor wat de procedure verkoop uit de hand betreft van een woonhuis en een textielfabriek.
Vredegerecht van het vierde kanton Gent
Bij beschikking van de vrederechter van het vierde kanton Gent, van 26 augustus 1998, werd Lorein, Hortensia Stephania, geboren te Gent op 5 maart 1915, weduwe van Hayot, Roger, gepensioneerde, wonende en verblijvende te 9080 Lochristi, rust- en verzorgingstehuis « SintEligius », Sint-Elooistraat 56, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : haar dochter, Mevr. Hayot, Liliane, wonende te 9160 Lokeren, Hillarestraat 139. Het verzoekschrift werd ter griffie neergelegd op 29 mei 1998. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Stephaan De Pessemier. (62701)
Vredegerecht van het kanton Heist-op-den-Berg
De hoofdgriffier, (get.) Christine Vandenkerkhove.
(62706)
Justice de paix du second canton d’Anderlecht
Par ordonnance du juge de paix du second canton d’Anderlecht en date du 26 août 1998, la nommée Mme Angelique Pereira Ruas, née le 29 novembre 1973 à Ixelles, domiciliée à 1480 Tubize, rue SaintJean 94/4, mais résidant actuellement à l’Hôpital Erasme, route de Lennik 808, à Anderlecht, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire, étant Me Jean-Luc Burlion, avocat, dont le cabinet est établi à 1190 Bruxelles, avenue Brugmann 164, et ce à dater du dépôt de la requête soit le 21 août 1998. Pour extrait conforme : la greffière, (signé) Jeanny Bellemans. (62707)
Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Heist-op-denBerg, verleend op 1 september 1998, werd Geens, Anna, geboren te Schriek op 11 maart 1906, wonende te 2222 Itegem, Prof. Verbiststraat 1, verblijvende R.V.T. Ten Kerselaere, Boonmarkt 29, te 2220 Heist-op-den-Berg, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Van de Poel, Ward, wonende te 2580 Beerzel, Hoogstraat 86. Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op 21 augustus 1998. Hallaar, 1 september 1998. Bij uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Dehert, Alfons.
(62702)
Justice de paix du canton d’Arlon
Par ordonnance du juge de paix du canton d’Arlon rendue le 1er septembre 1998, sur requête déposée le 12 août 1998, Mme Mathieu, Huguette, née à Ochamps le 9 septembre 1931, domiciliée rue de Neufchâteau 60, à 6700 Arlon, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de Me Olivier Kock, avocat, dont les bureaux sont établis avenue Nothomb 20/6, à 6700 Arlon. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Mertz, M. (62708)
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE Justice de paix du canton de Châtelet
Par ordonnance de M. le juge de paix du canton de Châtelet en date du 31 août 1998, la nommée Ballatore, Armando, né le 30 juin 1963, et domicilié à 6240 Farciennes, rue Ferrer 70, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire, étant M. Ballatore, Antonio, né le 17 janvier 1938, et domicilié à 6240 Farciennes, rue Ferrer 70, requête déposée et visée au greffe le 24 juillet 1998.
29431
Par ordonnance du juge de paix du canton de Jette en date du 14 août 1998, suite à la requête du 13 août 1998, le nommé Van Grasdorf, Josse né à Saint-Josse-ten-Noode le 12 janvier 1939, domicilié à 1120 Bruxelles, rue de Heembeek 122, a été déclaré incapable de gérer ses biens et pourvu d’un administrateur provisoire, étant M. Van Grasdorf, Marc, employé, domicilié à 1780 Wemmel, avenue Reine Elisabeth 11/3. Pour extrait certifié conforme : le greffier, (signé) Veronica Hubrich. (62714)
Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Guy Hembersin. (62709) Justice de paix du premier canton de Liège Justice de paix du canton de Fexhe-Slins
Par ordonnance du juge de paix du canton de Fexhe-Slins du 16 juillet 1998, sur requête déposée le 20 mai 1998, M. Dominique Taton, né à Verviers le 17 mai 1956, domicilié à 4000 Rocourt, rue François Lefèbvre 50, étant actuellement hospitalisé à la Clinique du Château Rouge, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire, étant Me Jacques Maisse, avocat, rue des Augustins 40, à Liège. Pour extrait certifié conforme : le greffier en chef, (signé) R. Galasse. (62710)
Suite à la requête déposée le 24 août 1998, par ordonnance du juge de paix du premier canton de Liège, rendue le jeudi 3 septembre 1998, Mme De La Orden Escudero, Josefa, Espagnole, née le 24 août 1911 à Santiuste (Espagne), veuve, domiciliée quai de Gaulle 6, 4e étage, à 4020 Liège, demeurant à la Résidence Aurore, à 4020 Liège, rue Grétry 172, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de M. Ortega De La Orden, Vincent, né le 13 mai 1932 à Saint-Sébastien (Espagne), licencié en sciences économiques, domicilié rue J. Musch 30, à 4053 Embourg. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Becker, Carole.
(62715)
Justice de paix du canton de Grivegnée
Suite à la requête déposée le 25 août 1998, par ordonnance du juge de paix du canton de Grivegnée (Liège) rendue le 7 septembre 1998, M. Leger, René, veuf de Gyorik, Anna, né le 9 novembre 1917 à Seraing, domicilié avenue de la Concorde 185, à 4100 Seraing, résidant à la Maison de Repos « La Sapinière », Fond des Maçons 33, à 4051 Vauxsous-Chèvremont, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire en la personne de Me Houben, Marcel, avocat, dont les bureaux sont sis rue Vinâve 32, à 4030 Grivegnée (Liège).
Suite à la requête déposée le 19 août 1998, par ordonnance du juge de paix du premier canton de Liège rendue le jeudi 3 septembre 1998, M. Legros, Marcel, Belge, né le 14 février 1906 à Jalhay, veuf, domicilié avenue Destenay 4/102, à 4000 Liège, demeurant à la Clinique Le Valdor, à 4020 Liège, rue Basse Wez 301, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire en la personne de M. Legros, Henri Jean Mutiën, né le 11 mai 1935 à Jodoigne, professeur, domicilié allée des Muguets 6, à 4600 Visé. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Becker, Carole.
(62716)
Pour extrait conforme : le greffier adjoint principal, (signé) Foges, Nicole. (62711)
Justice de paix du canton de Jette
Par ordonnance du juge de paix du canton de Jette en date du 10 août 1998, suite à la requête du 4 août 1998, la nommée De Geynst, Jeanne, née le 26 octobre 1908, domiciliée à Koekelberg, avenue du Panthéon 87, à la Résidence Elisabeth, a été déclarée incapable de gérer ses biens et pourvue d’un administrateur provisoire, étant Mme Carine Van Damme-Valvekens, avocat et juge suppléant, ayant son cabinet à 1030 Bruxelles, rue Pierre Theunis 1, bte 71. Pour extrait certifié conforme : le greffier, (signé) Veronica Hubrich. (62712)
Suite à la requête déposée le 18 août 1998, par ordonnance du juge de paix du premier canton de Liège rendue le jeudi 3 septembre 1998, Mme Bologne, Jacqueline Sophie, née le 22 février 1956 à Liège, domiciliée rue de Turin 2/32, à 4020 Liège, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de Me Vaessen, Jacqueline, avocate, ayant ses bureaux boulevard Piercot 33/025, à 4000 Liège. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Young, Eddy. (62717)
Justice de paix du canton de Marchienne-au-Pont
Par ordonnance du juge de paix du canton de Jette en date du 14 août 1998, suite à la requête du 10 août 1998, la nommée Millic, Annie, née le 2 août 1943 à Forchies-la-Marche, domiciliée à Schaerbeek, Grand-Rue au Bois 82, mais résidant actuellement à Jette, avenue de l’Exposition 218, à la Clinique Sans Souci, a été déclarée incapable de gérer ses biens et pourvue d’un administrateur provisoire, étant Mme Carine Van Damme-Valvekens, avocat et juge suppléant, ayant son cabinet à 1030 Bruxelles, rue Pierre Theunis 1, bte 71.
Par ordonnance du juge de paix du canton de Marchienne-au-Pont en date du 12 août 1998, le nommé Reins, Albert, époux de Van Cauwenbergh, Maria, né à Bruxelles le 5 septembre 1914, domicilié à 1200 Woluwe-Saint-Lambert, avenue du Roi Chevalier 9, résidant à Charleroi (Marchienne-au-Pont), rue de l’Hôpital 55, Hôpital Vincent Van Gogh, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire, étant Lambot, Jean-Michel, avocat, domicilié à Montigny-le-Tilleul, rue de la Montagne 253, requête déposée le 14 juillet 1998.
Pour extrait certifié conforme : le greffier, (signé) Veronica Hubrich. (62713)
Pour extrait certifié conforme : le greffier, (signé) Vanden Brande, Alain. (62718)
29432
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE
Par ordonnance du juge de paix du canton de Marchienne-au-Pont en date du 13 mai 1998, il a été modifié le mandat de Parmentier, Benoît, avocat, domicilié à Charleroi (Gilly), chaussée de Fleurus 72, en sa qualité d’administrateur provisoire de Machtelinck, Léon, célibataire, né à Charleroi le 2 avril 1951, domicilié à Charleroi (Monceau-surSambre), route de Trazegnies 622 (Moniteur belge du 21 mars 1998, p. 8370).
Justice de paix du canton de Stavelot
A dater du 1er septembre 1998, la personne protégée pourra reprendre la gestion de ses biens à l’exception du carnet d’épargne ouvert à la Générale de Banque.
Suite à la requête déposée le 13 juillet 1998, par ordonnance du juge de paix du canton de Stavelot rendue le 2 septembre 1998, M. Thieltgen, Augustin, né le 4 novembre 1936 à Habay-la-Neuve, domicilié à 6721 Habay, rue de Maou-Anlieur 32, se trouvant actuellement au village de Nabonruy, Hasoumont 71/4, 4987 La Gleize, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire en la personne de M. Pierre-Henry Fauconnier, avocat, place Royale 15-17, à 4900 Spa.
Pour extrait certifié conforme : le greffier, (signé) Vanden Brande, Alain. (62731)
Pour extrait conforme : le greffier adjoint principal, (signé) Grogna, Christiane. (62722)
Justice de paix du canton d’Uccle Justice de paix du premier canton de Mons
Par ordonnance du juge de paix du premier canton de Mons en date du 20 août 1998, la nommée Greggio, Sylvana, née à Charleroi le 19 avril 1953, célibataire, sans profession, résidant actuellement à l’Hôpital psychiatrique « Le Chêne-aux-Haies », sis à 7000 Mons, chemin du Chêne-aux-Haies 24, étant domiciliée à 6060 Montigniessur-Sambre, chaussée de Charleroi 102, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de sa sœur, Mme Greggio, Adriana, épouse Pierdomenico, Eligio, domiciliée à 6120 Jamioulx, rue François Vandamme 45, les pouvoirs de l’administrateur étant limités à la période durant laquelle l’incapable aura une résidence ou un domicile effectif dans le ressort territorial de la justice de paix du premier canton de Mons. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Jean Bellemans. (62719)
Par ordonnance du juge de paix du canton d’Uccle, en date du 4 septembre 1998, M. Alexandre Asparouhov, née à Sofia (Bulgarie) le 28 décembre 1974, domiciliée à Esenweg 4, à 8600 Diksmuide, mais résidant actuellement au Bivouac, Centre de Nuit, à 1180 Bruxelles, avenue Dupuich 2, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire, étant : Me Valvekens, Pierre, avocat, ayant son cabinet à 1050 Bruxelles, place Marie-Josée 6, bte 36. Pour Goies.
Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Jean Bellemans. (62720)
conforme :
le
greffier
en
chef,
(signé)
Pascal (62723)
Par ordonnance du juge de paix du canton d’Uccle, en date du 4 septembre 1998, Mme Marcelle Boon, née le 27 octobre 1919, domiciliée rue du Bourdon 342, à 1180 Bruxelles, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire, étant : Me Gaillard, Martine, ayant son cabinet à 1180 Bruxelles, rue Gatti de Gamond 174. Pour Goies.
Par ordonnance du juge de paix du premier canton de Mons en date du 31 août 1998, le nommé Fruytier, Freddy, né à Moerbeke-Waas le 25 avril 1946, célibataire, résidant actuellement à 7000 Mons, rue du Mont Panisel 21, y étant domicilié, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire en la personne de sa sœur, Mme Fruytier, Christianne, domiciliée à 9810 Nazaret, Lakenneerstraat 12, les pouvoirs de l’administrateur étant limités à la période durant laquelle l’incapable aura une résidence ou un domicile effectif dans le ressort territorial de la justice de paix du premier canton de Mons.
extrait
extrait
conforme :
le
greffier
en
chef,
(signé)
Pascal (62724)
Vredegerecht van het kanton Oudenaarde
Bij beschikking van Mevr. de vrederechter van het kanton Oudenaarde, verleend op 3 september 1998, werd, ambtshalve, een einde gesteld aan de opdracht van Martens, Eric, ambtenaar, wonende Beverestraat 67, 9700 Oudenaarde, als voorlopig bewindvoerder over : Callens, Gilberte Elisabeth Emilie, geboren te Oudenaarde op 14 augustus 1914, laatst in leven zijnde verblijvende en gedomicilieerd te 9700 Oudenaarde, Marlboroughlaan 3, in het verpleegtehuis H. Hart, ingevolge overlijden van de beschermde persoon op 11 mei 1998 te Oudenaarde. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) De Borle, Lea. (62725)
Justice de paix du canton de Saint-Nicolas Vredegerecht van het kanton Vilvoorde
Suite à la requête déposée le 15 juillet 1998, par ordonnance du juge de paix du canton de Saint-Nicolas rendue le 25 août 1998, Mme Lhoest, Anne-Marie, épouse de Moes, René, née le 18 novembre 1937 à Pousset, domiciliée rue H. Docquier 108, 4300 Bleret, résidant rue Professeur Mahaim 86, 4000 Liège, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de Me Jammaer, Thierry, avocat, dont l’étude est sise rue Courtois 18, 4000 Liège. Pour extrait certifié conforme : le greffier en chef, (signé) Kaket, Alberte. (62721)
Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Vilvoorde, verleend op 2 september 1998, werd aan het mandaat van voorlopig bewindvoerder van de heer Somers, Petrus, wonende te 1981 HofstadeZemst, Kerkhoflei 41, over de goederen van Mevr. Pauwels, Louisa Eduarda, geboren te Mechelen op 3 juli 1931, wonende te 1981 Hofstade-Zemst, Kerkhoflei 41, doch verblijvende in het Rusthuis Releghem, Lindestraat 60, te 1980 Zemst, ambtshalve een einde gesteld ingevolge het overlijden van Mevr. Pauwels, Louisa Eduarda, voornoemd, op 7 april 1998. De hoofdgriffier, (get.) H. Hendrikx.
(62726)
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE
29433
Justice de paix du huitième canton de Bruxelles
Un nouvel administrateur provisoire a été désigné à cette personne protégée, à savoir : Ureel, Anne, avocat, boulevard de l’Yser 13, Charleroi.
Par ordonnance du juge de paix du huitième canton de Bruxelles, rendue en date du 1er septembre 1998, il a été mis fin au mandat de Me De Bock, Christine, avocate, boulevard du Souverain 144/33, 1160 Bruxelles, en sa qualité d’administrateur provisoire de : Mme Janssen, Marie Henriette, née à Bruxelles le 14 mai 1904, domiciliée à 1020 Bruxelles, rue Ernest Salu 96, décédée le 10 avril 1998 à Bruxelles.
Pour extrait certifié conforme : le greffier adjoint-principal, (signé) M.P. Dumay. (62730)
Pour extrait certifié conforme : le greffier en chef, (signé) Alfons Philips. (62727)
Bekendmaking voorgeschreven bij artikel 793 van het Burgerlijk Wetboek Publication prescrite par l’article 793 du Code civil Aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving Acceptation sous bénéfice d’inventaire
Justice de paix du canton de Couvin
Par ordonnance de M. le juge de paix du canton de Couvin, en date du 7er septembre 1998, il a été mis fin au mandat de Mme Claude Lenom, bibliothécaire, domiciliée à 1120 Bruxelles, rue des Pêchers 13, en sa qualité d’administrateur provisoire des biens de Mme Louisa Leroy, née à Montignies-sur-Sambre, rue Longuebourse, mais résidant à 5660 Couvin, rue de la Marcelle 156, à la Résidence Notre-Dame : cette personne étant décédée à Couvin le 8 juillet 1998. Pour extrait certifié conforme : le greffier-adjoint, (signé) D. Dussenne. (62728)
Justice de paix du canton de Nivelles
Par ordonnance du juge de paix du canton de Nivelles, en date du 1er septembre 1998, la nommée Galloo, Christine Annie Luciene, née à Malo-les-Bains (France) le 1er octobre 1954, domiciliée à Waterloo, rue Mattot 47, a été déclarée capable de gérer ses biens. En conséquence, il a été mis fin à la mission confiée à M. Coudyser, Michel, domicilié à Waterloo, rue Mattot 47, en tant qu’administrateur provisoire des biens de Mme Galloo, Christine. Pour extrait certifié conforme : le greffier en chef, (signé) Marc Vanpe. (62729)
Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen
Volgens akte verleden ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, op 4 september 1998, heeft Vaes, Nora Antoine Maria, geboren te Antwerpen op 9 mei 1958, wonende te 2050 Antwerpen, Schillerstraat 22, handelend in haar hoedanigheid van moeder, wettige beheerster over de persoon en de goederen van haar minderjarig kind : Nelis, Olivia Caroline Denise Xavier Rita, geboren te Antwerpen op 4 mei 1988, wonende bij de moeder, verklaard te aanvaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving het legaat vermaakt aan Nelis, Olivia, ingevolge testament d.d. 25 juni 1992, neergelegd ter griffie door notaris Erik Celis, d.d. 29 mei 1998, door wijlen Degueldre, Xavier François Martin Karel, geboren te Marcq en Baroeil (Frankrijk) op 20 januari 1911, in leven laatst wonende te 2000 Antwerpen, Welvaartstraat 46, en overleden te Antwerpen op 3 april 1998. Er wordt woonstkeuze gedaan ten kantore van notaris Erik Celis, te 2000 Antwerpen, Kasteelpleinstraat 59. De schuldeisers en de legatarissen worden verzocht hun rechten te doen kennen, binnen de drie maanden te rekenen van deze bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, bij aangetekend bericht gericht aan de door de erfgename gekozen woonplaats. Antwerpen, 4 september 1998. De griffier, (get.) N. Vermeylen.
Remplacement d’administrateur provisoire Vervanging voorlopig bewindvoerder
(22570)
Tribunal de première instance de Charleroi Vredegerecht van het eerste kanton Oostende
Bij beschikking van de vrederechter van het eerste kanton Oostende, verleend op 4 september 1998, werd Debruyne, Luc, wonende te 8490 Varsenare, Lindenlaan 20a, vervangen als voorlopig bewindvoerder over Debruyne, Martine, geboren te Sint-Michiels op 11 mei 1961, wonende te 8400 Oostende, Rozemarijnstraat 35, door Mermuys, Johan, advocaat, wonende te 8490 Jabbeke, Aartrijksesteenweg 1c. Oostende, 4 september 1998. De hoofdgriffier, (get.) Wybo, Marleen.
(62704)
Justice de paix du second canton de Charleroi
Par ordonnance du juge de paix du second canton de Charleroi, en date du 4 septembre 1998, il a été mis fin au mandat de Mottart, Viviane, domiciliée à Montignies-sur-Sambre, rue du Cimetière 184, en sa qualité d’administrateur provisoire de : Wanhannet, Angélique, née à Charleroi le 26 juin 1977, domiciliée à Montignies-sur-Sambre, rue du Cimetière 184.
Suivant acte dressé au greffe du tribunal de ce siège en date du 2 septembre 1998, Me Nathalie Tison, avocat à Charleroi, boulevard Audant 15, laquelle agit en sa qualité de mandataire spécial de Me Fernand Joris, avocat à Wijnegem, Marktplein 22, lequel agit en sa qualité d’administrateur provisoire de Mme De Pré, An, domiciliée à Pont-à-Celles, rue des Manchettes, mais résidant actuellement à SintAntonius (Zoersel), Handelslei 167 (centre psychiatrique Bethanie), nommé à cette fonction par ordonnance de M. le juge de paix du canton de Brasschaat datée du 3 avril 1998 et à ce dûment autorisé par jugement de M. le juge de paix du canton de Brasschaat prononcée le 29 juillet 1998, a ce autorisée en vertu d’un pouvoir sous seing privé donné à Wijnegem le 12 août 1998, a déclaré en langue française, accepter mais sous bénéfice d’inventaire la succession de M. De Pré, Roger, de son vivant domicilié à Pont-à-Celles, rue des Ecoles 5, et décédé le 18 janvier 1997 à Pont-à-Celles. Les créanciers et les légataires sont invités à faire connaître leurs droits, par avis recommandé, dans le délai de trois mois à compter de la date de la présente insertion. Cet avis doit être adressé à Me Fernand Joris, avocat à Wijnegem, Marktplein 22. Charleroi, le 3 septembre 1998. Le greffier chef de service délégué, (signé) N. Pieroux.
(22571)
29434
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE
Suivant acte dressé au greffe du tribunal de ce siège en date du 3 septembre 1998 : M. Muhcu, Temel, et Mme Muhcu, Nigar, domiciliés ensemble à 6010 Couillet, rue Emile Vandervelde 26, agissant en leur nom personnel et leur qualité de père, mère, administrateurs légaux des biens de leurs enfants mineur d’âge, à savoir : Muhcu, Haçer, né à Charleroi le 24 décembre 1986;
dit qu’il sera statué sur l’octroi d’un sursis définitif le 4 décembre 1998, à 14 h 30 m, en la salle des audiences du tribunal de ce siège y séant au palais de justice, place Charles Bergh, à Neufchâteau. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Wanlin.
Muhcu, Esra, né à Charleroi le 13 décembre 1990, lesquels comparants agissant comme dit ci-dessus, déclarent en langue française, accepter mais sous bénéfice d’inventaire seulement la succession de Mlle Muhcu, Ayse, en son vivant domiciliée à Couillet, et décédée à Charleroi le 15 avril 1998. Les créanciers et les légataires sont invités à faire connaître leurs droits, par avis recommandé, dans le délai de trois mois à compter de la date de la présente insertion. Cet avis doit être adressé à Me Nockerman, Etienne, de résidence à Jumet, rue Ledoux 34. Charleroi, le 4 septembre 1998. Le greffier-chef de service délégué, (signé) N. Pieroux.
dit que cette prorogation du sursis provisoire prend cours le 19 septembre 1998 pour se terminer le 19 décembre 1998 et que le plan de redressement devra être déposé au greffe pour le 30 octobre 1998, à 16 heures;
(22572)
(22574)
Faillissement − Faillite
Rechtbank van koophandel te Brussel
Bij vonnis d.d. 1 september 1998 werd geopend verklaard, op bekentenis, het faillissement van de C.V.O.H.A. S.T. Import-Export, met maatschappelijke zetel te 1600 Sint-Pieters-Leeuw, G. Deruyverstraat 29, H.R. Brussel 595832, BTW 456.249.297. Rechter-commissaris : de heer Adolphe Draguet.
Tribunal de première instance de Namur
Curator : Mr. August De Ridder, Vrijheidslaan 34, te 1081 Brussel.
L’an mil neuf cent nonante-huit, le sept septembre, au greffe du tribunal de première instance de Namur, et par devant nous, Jacqueline Tholet, greffier, a comparu : Mlle Delooz, Caroline, domiciliée à Namur, allée de Menton 14, représentant en vertu d’une procuration sous seing privé : Mme Gigot, Andrée, domiciliée à Wavre, rue de la Monnaie 2, agissant en sa qualité d’administrateur provisoire de : Mlle Langen, Nicole, résidant actuellement à Chaumont-Gistoux, résidence du Vieux Moulin, rue de Wavre 2, et ce dûment autorisée par l’ordonnance rendue par M. le juge de paix suppléant du canton de Wavre, M. Jean Genicot, en date du 18 août 1998, laquelle comparante, a déclaré en langue française, agissant pour et au nom de sa mandante, accepter sous bénéfice d’inventaire la succession de M. Langen, Gaston, domicilié en son vivant à Auvelais, Résidence Gai Logis, rue de l’Institut 5, et décédé à Sambreville en date du 25 janvier 1998. Dont acte requis par la comparante, qui après lecture, signe avec nous, Jacqueline Tholet, greffier. Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître, par avis recommandé, leurs droits, dans un délai de trois mois, à compter de la date de la présente insertion. Cet avis doit être adressé à Me Jean-Luc Ledoux, notaire, rue du Cadastre 45, 5060 Tamines. Namur, le 7 septembre 1998. Le greffier, (signé) J. Tholet.
(22573)
De schuldeisers worden uitgenodigd de verklaring van hun schuldvorderingen te doen ter griffie van de rechtbank van koophandel, gerechtsgebouw, Poelaertplein, te 1000 Brussel, binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis. Sluiting van het proces-verbaal van nazicht der schuldvorderingen : op woensdag 7 oktober 1998, te 14 uur, in zaal B. Voor eensluidend uittreksel : de curator, (get.) A. De Ridder. (Pro deo)
(22575)
Bij vonnis d.d. 1 september 1998 werd geopend verklaard, op bekentenis, het faillissement van de burgerlijke vennootschap onder de vorm van een B.V.B.A. Wauters, Heyvaert & P, met maatschappelijke zetel te 1745 Opwijk, Kerseveldmeers 21, H.R. Burgerlijke Vennootschap 2486, BTW 436.942.933, handelsactiviteit : thuisverpleging. Curator : Mr. Nadine Mollekens, met kantoor te 1600 Sint-PietersLeeuw, V. Nonnemanstraat 56, bus 2.1. De schuldeisers worden uitgenodigd de verklaring van hun schuldvorderingen te doen ter griffie van de rechtbank van koophandel, gerechtsgebouw, Poelaertplein, te 1000 Brussel, binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis. Sluiting van het proces-verbaal van nazicht der schuldvorderingen : op woensdag 7 oktober 1998, te 14 uur, in zaal B. Voor eensluidend uittreksel : de curator, (get.) N. Mollekens.
Gerechtelijk akkoord − Concordat judiciaire
(Pro deo)
(22576)
Tribunal de commerce de Neufchâteau
Tribunal de commerce de Bruxelles
Par jugement du 4 septembre 1998, le tribunal de commerce de Neufchâteau, séant à Neufchâteau, province de Luxembourg :
Par jugement du 1er septembre 1998 a été déclarée ouverte, sur aveu, la faillite de la S.C. International Textile Company (I.T.C.), ayant son siège social à 1070 Anderlecht, rue Léon Delacroix 53, de fait à 1020 Bruxelles, B.I.T.M., Couloir Acapulco 109A, R.C. Bruxelles 544305, T.V.A. 443.779.948, activité : textile.
accorde une prorogation de trois mois du bénéfice d’un sursis provisoire à Mme Houthoofdt, Marlène Marguerite, née à Longlier le 13 août 1954, domicilié à Poupehan, rue du Petit Culot 4, commune de Bouillon, T.V.A. 718.355.274, R.C. Neufchâteau 18035, pour l’exploitation d’une maison de repos, d’un débit de boissons, d’un salon de consommation ainsi que le commerce de détail en produits de la confiserie et de la pâtisserie, sous la dénomination « Résidence de la Semois », établissement sis à Poupehan (commune de Bouillon), rue du Mont 22;
Curateur : Me Nadine Mollekens, ayant son cabinet à 1600 SintPieters-Leeuw, V. Nonnemanstraat 56, bte 2.1. Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunal de commerce, palais de justice, place Poelaert, à 1000 Bruxelles, dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement.
29435
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE Clôture du procès-verbal de vérification des créances : le mercredi 7 octobre 1998, à 14 heures, à la salle B.
Voor eensluidend uittreksel : de curator, (get.) M. Bastin.
Pour extrait conforme : le curateur, (signé) N. Mollekens. (Pro deo)
Sluiting van het proces-verbaal van nazicht der schuldvorderingen : op woensdag 7 oktober 1998, te 14 uur, in zaal A. (Pro deo)
(22577)
(22578)
Rechtbank van koophandel te Brussel
Tribunal de commerce de Bruxelles
Bij vonnis d.d. 1 september 1998 werd geopend verklaard, op bekentenis, het faillissement van de C.V. International Textile Company (I.T.C.), met maatschappelijke zetel te 1070 Anderlecht, Léon Delacroixstraat 53, maar in feite gevestigd te 1020 Brussel, B.I.T.M., Gang Acapulco 109A, H.R. Brussel 544305, BTW 443.779.948, handelsactiviteit : textiel.
Par jugement du 3 septembre 1998 a été déclarée ouverte, sur aveu, la faillite de la société coopérative à responsabilité limitée L.T.M. Trading SCRIS, ayant son siège social à 1000 Bruxelles, rue Cuerens 12, et un siège d’exploitation à 1080 Molenbeek-Saint-Jean, rue Vanderstichelen 142B, R.C. Bruxelles 588049, T.V.A. 454.259.215, activité commerciale : débit de boissons et distribution de courrier.
Curator : Mr. Nadine Mollekens, met kantoor te 1600 Sint-PietersLeeuw, V. Nonnemanstraat 56, bus 2.1. De schuldeisers worden uitgenodigd de verklaring van hun schuldvorderingen te doen ter griffie van de rechtbank van koophandel, gerechtsgebouw, Poelaertplein, te 1000 Brussel, binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis. Sluiting van het proces-verbaal van nazicht der schuldvorderingen : op woensdag 7 oktober 1998, te 14 uur, in zaal B. Voor eensluidend uittreksel : de curator, (get.) N. Mollekens. (Pro deo)
Juge-commissaire : M. Andersson. Curateur : Me Michel Bastin, rue Van Eyck 44, bte 6, 1000 Bruxelles, avocat à Bruxelles. Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunal de commerce, palais de justice, place Poelaert, à 1000 Bruxelles, dans le délai de vingt jours à dater du prononcé du jugement. Clôture du procès-verbal de vérification des créances : le mercredi 7 octobre 1998, à 14 heures, à la salle A. Pour extrait conforme : le curateur, (signé) M. Bastin.
(22577)
(Pro deo)
(22579)
Tribunal de commerce de Bruxelles
Rechtbank van koophandel te Brussel
Par jugement du 3 septembre 1998 a été déclarée ouverte, sur aveu, la faillite de la société privée à responsabilité limitée La Bimbeloterie, avec siège social rue de Rollebeek 11, à 1000 Bruxelles, R.C. Bruxelles 558061, T.V.A. 447.247.006, activité commerciale : restaurant.
Bij vonnis d.d. 3 september 1998 werd geopend verklaard, op bekentenis, het faillissement van de samenwerkende vennootschap met beperkte aansprakelijkheid L.T.M. Trading SCRIS, met maatschappelijke zetel te 1000 Brussel, Cuerenstraat 12, had een uitbatingszetel te 1080 Sint-Jans-Molenbeek, Vanderstichelenstraat 142B, H.R. Brussel 588049, BTW 454.259.215, handelsactiviteit : drankgelegenheid en postverdeling.
Juge-commissaire : M. Andersson. Curateur : Me Michel Bastin, rue Van Eyck 44, bte 6, 1000 Bruxelles, avocat à Bruxelles. Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunal de commerce, palais de justice, place Poelaert, à 1000 Bruxelles, dans le délai de vingt jours à dater du prononcé du jugement. Clôture du procès-verbal de vérification des créances : le mercredi 7 octobre 1998, à 14 heures, à la salle A. Pour extrait conforme : le curateur, (signé) M. Bastin. (Pro deo)
(22578)
Rechter-commissaris : de heer Andersson. Curator : Mr. Michel Bastin, Van Eyckstraat 44/6, 1000 Brussel, advocaat te Brussel. De schuldeisers worden uitgenodigd de verklaring van hun schuldvorderingen te doen ter griffie van de rechtbank van koophandel, gerechtsgebouw, Poelaertplein, te 1000 Brussel, binnen de termijn van twintig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis. Sluiting van het proces-verbaal van nazicht der schuldvorderingen : op woensdag 7 oktober 1998, te 14 uur, in zaal A. Voor eensluidend uittreksel : de curator, (get.) M. Bastin. (Pro deo)
(22579)
Rechtbank van koophandel te Brussel Tribunal de commerce de Charleroi Bij vonnis d.d. 3 september 1998 werd geopend verklaard, op bekentenis, het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid La Bimbeloterie, met maatschappelijke zetel te 1000 Brussel, Rollebeekstraat 11, H.R. Brussel 558061, BTW 447.247.006, handelsactiviteit : restaurant. Rechter-commissaris : de heer Andersson. Curator : Mr. Michel Bastin, Van Eyckstraat 44/6, 1000 Brussel, advocaat te Brussel. De schuldeisers worden uitgenodigd de verklaring van hun schuldvorderingen te doen ter griffie van de rechtbank van koophandel, gerechtsgebouw, Poelaertplein, te 1000 Brussel, binnen de termijn van twintig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis.
Par jugement du tribunal de commerce Charleroi, première chambre, du 7 septembre 1998, a été déclarée, sur assignation, la faillite de la S.P.R.L. Kriti, rue de Dampremy 30, à 6000 Charleroi, R.C. Charleroi 182836, T.V.A. 453.525.577. Curateur : Me Catherine Knoops, rue de Dampremy 77, à 6000 Charleroi. Juge-commissaire : M. Hettich. Date provisoire de cessation de paiements : le 7 septembre 1998. Dépôt des déclarations de créances : avant le 29 septembre 1998.
29436
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE
Clôture du procès-verbal de vérification de créances : le 28 octobre 1998, à 8 h 30 m, en la salle de la première chambre du tribunal de commerce de Charleroi. Gratuité ordonnée par jugement du 7 septembre 1998. L’huissier commis : M. Demine. Pour extrait conforme : (signé) Catherine Knoops, curateur. (Pro deo) (22580)
Par jugement du 7 septembre 1998 de la première chambre du tribunal de commerce de Charleroi, la date définitive de cessation des paiements de la S.P.R.L. Charlimmo, dont le siège social est établi à 6000 Charleroi, boulevard Tirou 131, R.C. Charleroi 182226, déclarée en faillite par jugement du 30 juin 1998, a été reportée au 30 décembre 1997. Le curateur, (signé) F. Hertsens. (22581)
Le tribunal de commerce de Charleroi, première chambre, a, par jugement du 7 septembre 1998, prononcé, sur assignation, la faillite de la S.P.R.L. T.R. Volets, dont le siège social est situé à 6180 Courcelles, rue Hubert Bayet 53, R.C. Charleroi 174142, T.V.A. 447.588.682. Les dispositions prises par le tribunal sont les suivantes : date provisoire de la cessation des paiements : le 7 septembre 1998; déclaration des créances : les créances doivent être déposées avant le 29 septembre 1998 au greffe du tribunal de commerce; la clôture du procès-verbal de vérification des créances interviendra le 28 octobre 1998, à 8 h 30 m, en la chambre du conseil de la première chambre du tribunal de commerce de Charleroi; juge-commissaire : Mr. Balsat; curateurs : Me Michel Ghislain, avenue F.D. Roosevelt 4, 6041 Gosselies.
Sont nommés en qualité de : Juge-commissaire : M. Arthur Troch. Curateur : Me Philippe Cornil, avocat à 6041 Gosselies, Faubourg de Bruxelles 23. Les déclarations de créance doivent être déposées au greffe du tribunal de commerce de Charleroi, avenue Général Michel 2, à 6000 Charleroi, avant le 29 septembre 1998. La clôture du procès-verbal de vérification des créances aura lieu le 27 octobre 1998, à 8 h 30 m, en la chambre du conseil du tribunal de commerce de Charleroi. Pour extrait conforme : le curateur, (signé) Ph. Cornil. (Pro deo) (22584)
Tribunal de commerce de Dinant
Par jugement du 1er septembre 1998, le tribunal de commerce de Dinant a prononcé la faillite de la S.P.R.L. Comptoir des Boissons de Walcourt, ayant son siège social établi à Walcourt, rue Sou Coury 29, R.C. Dinant 41112, T.V.A. 449.575.895. Juge-commissaire : M. Georges Jacques. Curateur : Me Meunier, Jacqueline, avocat, rue Ruisseau des Forges 7, à Florennes. Les créanciers doivent déposer la déclaration de leur créance avec titres au greffe du tribunal de commerce de Dinant, palais de justice, à Dinant, endéans les trente jours. Clôture du procès-verbal de vérification de créances : le mardi 13 octobre 1998, à 9 h 30 m, en l’auditoire du tribunal de commerce de Dinant. Pour extrait conforme : le curateur, (signé) J. Meunier. (Pro deo) (22585)
le pro deo a été accordé; l’huissier commis : M. Demine. Pour extrait conforme : le curateur, (signé) Me Michel Ghislain. (Pro deo) (22582)
Par jugement de la première chambre du tribunal de commerce de Charleroi en date du 7 septembre 1998, a été déclarée la faillite de S.P.R.L. Top Affaires, rue des Hauchies 10, 6060 Gilly, R.C. Charleroi 188611. Le tribunal a fixé la date provisoire de cessation des paiements au 7 septembre 1998 et ordonne aux créanciers de déposer leur déclaration de créance au greffe du tribunal de commerce de Charleroi avant le 29 septembre 1998, le procès-verbal de vérification des créances devant se dérouler à 8 h 30 m du matin, dans la chambre du conseil de la première chambre du tribunal précité siégeant au local ordinaire de ses audiences, palais de justice de Charleroi, le 28 octobre 1998. Le tribunal a désigné en qualité de juge-commissaire, Mme Egide Hubens, et en qualité de curateur Me Pierre Jandrain, avocat à 6000 Charleroi, boulevard Audent 25. Le pro deo a été accordé. Charleroi, le 7 septembre 1998. Pour extraits conformes : le curateur, (signé) Pierre Jandrain. (Pro deo) (22583)
Par jugement du 3 septembre 1998, la deuxième chambre du tribunal de commerce de Charleroi a déclaré, sur aveu, la faillite de la S.A. CEIA, Concept Electrique Instrumentation Automation, dont le siège social est établi à 7170 Manage, avenue des Charbonnières 70, et le siège d’exploitation à 5100 Naninne, Z.I. rue des Linottes, R.C. Charleroi 179715, T.V.A. 451.842.133. La date provisoire de la cessation des paiements est fixée au 1er septembre 1998.
Tribunal de commerce de Huy
Par jugement du 2 septembre 1998, a été déclarée ouverte, sur aveu, la faillite de Ozverdi, Rabia, née à Saylakkaya (Turquie) le 3 juillet 1962, domiciliée à 4100 Seraing, rue Delcour 7/8, exploitant un restaurant à 4500 Huy, rue Saint-Pierre 7, sous la dénomination « Le Parthénon », R.C. Huy 44736. Juge-commissaire : M. Albert Charlier, juge consulaire. Curateur : Me Muriel Billen, avocat à 4500 Huy, rue Saint-Pierre 44. Les déclarations de créances doivent être déposées au greffe du tribunal de commerce Huy, dans les trente jours, à compter dudit jugement. Clôture du procès-verbal de vérification des créances, le mercredi 21 octobre 1998, à 9 h 45 m, au greffe de ce tribunal. Le curateur, (signé) M. Billen. (Pro deo) (22586)
Tribunal de commerce de Liège
Par jugement du 8 septembre 1998, le tribunal de commerce de Liège a prononcé, sur aveu, la faillite de la S.C. Le Play Off, ayant son siège social à 4031 Angleur, rue Sur les Bois 2, T.V.A. 440.120.375, R.C. Liège 172178, avec date du début des opérations commerciales le 1er décembre 1989, pour l’activité suivante : débit de boissons et petite restauration uniquement potages, sandwiches ou repas légers... Juge-commissaire : M. Olivier Eschweiler. Clôture du procès-verbal de vérification des créances : le 20 octobre 1998, de 10 à 11 heures. Les curateurs, (signé) Dominique Collin, et J.P. Tasset, avocats au barreau de Liège, quai Marcellis 4/11. (22587)
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE Par jugement du 4 septembre 1998, le tribunal de commerce de Liège a prononcé la faillite de la S.C. Le Delfosse, établie et ayant son siège social à 4000 Liège, rue Delfosse 11, R.C. Liège 163350, avec comme date du début des opérations commerciales le 1er avril 1988, pour l’activité suivante : restaurant, traiteur, organisateur de banquets, T.V.A. 433.906.239, faillite sur aveu. Juge-commissaire : M. Daniel Hanrez. Clôture procès-verbal de vérification des créances : le mardi 13 octobre 1998. Le curateur, (signé) Me André Magotteaux, avocat à 4000 Liège, rue du Pont 36. (22588)
Par jugement du 22 juin 1998, la troisième chambre du tribunal de commerce de Liège a reporté à la date du 27 octobre 1997 la date de la cessation des paiements de la S.P.R.L. Intercar, boulevard Hector Denis 405, à 4000 Liège et de la S.C.R.L. Voyages Intercar, boulevard Hector Denis 405, à 4000 Liège, sociétés déclarées en faillite par le tribunal de commerce de Liège le 27 avril 1998. Le curateur, (signé) Frédéric Kerstenne. (22589)
Par jugement du 4 septembre 1998, le tribunal de commerce de Liège a déclaré la faillite de la S.P.R.L. Best of Orient Import, ayant son siège social rue Léopold 48, à 4000 Liège, R.C. Liège 164014, R.C. Arlon 23152, T.V.A. 434.407.966. Juge-commissaire : M. Henri Lafosse. Procès-verbal de vérification des créances : le 13 octobre 1998. Le curateur, (signé) Corneille Bastjaens, avocat à 4000 Liège-1, avenue de l’Observatoire 211/11. (22590)
Par jugement du 7 septembre 1998, le tribunal de commerce de Liège a déclaré la faillite de la S.C.R.L. Trabelroute, ayant son siège social rue Verte Voie 57, à 4000 Liège, et le siège d’exploitation rue de la Barge 174, à 4000 Liège, R.C. Liège 166156, T.V.A. 436.032.321. Juge-commissaire : M. Daniel Hanrez. Procès-verbal de vérification des créances : le 20 octobre 1998. Le curateur, (signé) Corneille Bastjaens, avocat à 4000 Liège-1, avenue de l’Observatoire 211/11. (22591)
Par jugement du 8 septembre 1998, le tribunal de commerce de Liège a prononcé la faillite de M. Guy d’Oultremont, rue de Fragnée 111, à Liège, R.C. Liège 109371, avec date du début des opérations commerciales le 24 mars 1969, pour les activités suivantes : entreprise de peinture et décoration. Le procès-verbal de vérification des créances est fixé au 20 octobre 1998, à 10 heures. Le curateur, (signé) Me Claude Philippart de Foy, quai des Tanneurs 24, 4020 Liège. (22592)
29437
Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunal de commerce, rue du Collège 37, à Namur, dans les trente jours. Clôture du procès-verbal de vérification des créances à l’audience publique du 29 octobre 1998, à 10 heures, au palais de justice de cette ville, 1er étage. Le curateur, (signé) J. Brichart. (22593)
Par jugement du 3 septembre 1998, le tribunal de commerce de Namur, quatrième chambre, a déclaré closes, pour insuffisance d’actif, les opérations de la faillite de la S.P.R.L. Le 18ème, ayant son siège social à Namur, place du Marché aux Légumes 14, R.C. Namur 63618, T.V.A. 445.215.548, déclarée par jugement du 21 octobre 1996. Le jugement dit n’y avoir lieu à prononcer l’excusabilité de la faillie. Pour extrait conforme : le curateur, (signé) J. Brichart. (22594)
Par jugement du 3 septembre 1998, le tribunal de commerce de Namur a déclaré la faillite de la S.C. Derya, dont le siège social est sis à 5000 Namur, rue Fossés Fleuris 18, y exploitant un débit de boissons dénommé « Le Big Ben », R.C. Namur 59814, T.V.A. 437.886.902. Le même jugement reporte à la date provisoire du 3 septembre 1998, l’époque de la cessation des paiements. Juge-commissaire : M. Henry Garny. Curateurs : Me David, Jean-Louis; Me Buysse, Patrick, rue Léon François 79, 5170 Bois-de-Villers. Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunal de commerce, rue du Collège 37, à Namur, dans les trente jours. Clôture du procès-verbal de vérification des créances à l’audience publique du 29 octobre 1998, à 9 heures, au palais de justice de Namur, 1er étage. Les curateurs, (signé) J.L. David; P. Buysse. (22595)
Par jugement du 3 septembre 1998, le tribunal de commerce de Namur a déclaré la faillite de M. Dany Hanquet, né à Charleroi le 29 août 1952, domicilié à 5030 Gembloux, section de Grand-Leez, rue Breton 5, exploitant une entreprise de transport routier de marchandises pour compte de tiers, R.C. Namur 66299, T.V.A. 750.005.285. Le même jugement reporte à la date provisoire du 3 septembre 1998, l’époque de la cessation des paiements. Juge-commissaire : M. Henry Garny. Curateurs : Me David, Jean-Louis; Me Buysse, Patrick, rue Léon François 79, 5170 Bois-de-Villers. Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunal de commerce, rue du Collège 37, à Namur, dans les trente jours. Clôture du procès-verbal de vérification des créances à l’audience publique du 29 octobre 1998, à 10 heures, au palais de justice de Namur, 1er étage. Les curateurs, (signé) J.L. David; P. Buysse. (22596)
Tribunal de commerce de Namur Tribunal de commerce de Verviers Par jugement du 3 septembre 1998, le tribunal de commerce de Namur a déclaré la faillite de M. Sicurella, Gino, né à Namur le 18 juin 1965, domicilié à 5000 Namur, rue Rogier 30, d’où il a été rayé d’office en date du 23 mars 1998, exploitant à 5002 Saint-Servais, rue de l’Industrie 33, un commerce de gros en véhicules d’occasions sous la dénomination « J. Car », et à 5000 Namur, rue Godefroid 59, un débit de boissons dénommé « Le Godefroid », R.C. Namur 63675, T.V.A. 692.298.995. Le même jugement reporte à la date provisoire du 3 septembre 1998, l’époque de la cessation des paiements. Juge-commissaire : M. Nigot, Pierre, juge consulaire. Curateur : Me Brichart, Jean, chaussée de Nivelles 45, 5140 Sombreffe.
Faillite sur aveu Par jugement du jeudi 3 septembre 1998, le tribunal de commerce de Verviers a déclaré la faillite de la société privée à responsabilité limitée DGL Bureautique et Informatique, ayant son siège social à 4830 Limbourg, avenue Victor David 49, R.C. Verviers 67227, T.V.A. 455.501.310, pour la vente de matériel de bureau et informatique, au siège social. Juge-commissaire : M. Helmut Pieper. Curateur : Me Brigitte Zimmerman, avocat à 4830 Limbourg, rue des Ecoles 14.
29438
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE
Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe endéans les trente jours. Clôture du procès-verbal de vérification des créances : le 3 novembre 1998, à 9 h 30 m. Pour extrait conforme, pour le greffier en chef : le greffier, (signé) Mme S. Lardinois. (22597)
Faillites sur citation Par jugement du jeudi 3 septembre 1998, le tribunal de commerce de Verviers a déclaré la faillite de la société privée à responsabilité limitée Transports Vanwelden, R.C. Verviers 69644, T.V.A. 433.036.605, établie et ayant son siège social à 4650 Chaineux (Herve), avenue du Parc 6, représentée par son gérant, M. Hans Christiaens. Juge-commissaire : M. Jean-Marie Becker. Curateur : Me Jean-Marie Frederick, avocat à 4800 Verviers, rue des Martyrs 54. Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe endéans les trente jours. Clôture du procès-verbal de vérification des créances : le 3 novembre 1998, à 9 h 30 m. Pour extrait conforme, pour le greffier en chef : le greffier, (signé) Mme S. Lardinois. (22598)
Rechtbank van koophandel te Dendermonde, afdeling Dendermonde
Bericht aan de schuldeisers van het faillissement van de N.V. H-M Informatics, in vereffening, Provinciale Baan 56, te 9255 Buggenhout. Faillissement d.d. 15 april 1996, BTW 441.205.290. Bij bevelschrift van de heer rechter-commissaris De Cuyper zijn de schuldeisers, aangenomen in het passief van voormelde faillissement opgeroepen in algemene vergadering in de gewone gehoorzaal van de rechtbank van koophandel te Dendermonde, afdeling Dendermonde, Noordlaan 31, te 9200 Dendermonde, op vrijdag 2 oktober 1998, om 9 u. 50 m., in de voormiddag. Zij zullen er het verslag horen van de curator nopens de toestand van het faillissement en de vermoedelijke uitslag van de vereffening. Vervolgens zullen zij er te beslissen hebben over de gebeurlijke voorstellen van de gefailleerde zo deze een concordaat na faillissement wenst te bekomen. En zo er geen voorstellen worden gedaan zal onmiddellijk erop worden overgegaan tot bespreking en afsluiting van de rekeningen van de curator gevolgd door het horen van de schuldeisers naar hun advies nopens de verschoonbaarheid van de gefailleerde. De curator, (get.) Mr. A. Coppens, advocaat te 9300 Aalst, Capucijnenlaan 63. (22601)
Rechtbank van koophandel te Dendermonde, afdeling Sint-Niklaas Par jugement du jeudi 3 septembre 1998, le tribunal de commerce de Verviers a déclaré la faillite de la société privée à responsabilité limitée Transports Internationaux Roger Job, ayant son siège social à 4840 Welkenraedt, rue Lamberts 15, R.C. Verviers 62031, T.V.A. 441.385.038, pour l’exploitation d’une entreprise de transport routier de marchandises. Juge-commissaire : M. Jean-Marie Becker. Curateur : Me Jules Voisin, avocat à 4800 Verviers, place Vieuxtemps 7. Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe endéans les trente jours. Clôture du procès-verbal de vérification des créances : le 3 novembre 1998, à 9 h 30 m. Pour extrait conforme, pour le greffier en chef : le greffier, (signé) Mme S. Lardinois. (22599)
Rechtbank van koophandel te Brugge, afdeling Oostende
Bij vonnis d.d. 4 september 1998 van de rechtbank van koophandel te Brugge, afdeling Oostende, werd, op bekentenis, failliet verklaard de B.V.B.A. Prins, met zetel te 8434 Middelkerke (Westende), Priorijlaan 22, H.R. Oostende 43455, voor spijshuis, restauratiehouder, drankgelegenheid en verbruikssalon onder de benaming « Prins », BTW 432.443.321.
Bij datzelfde vonnis werd geoordeeld dat er geen redenen bestaan om de gefailleerde verschoonbaar te verklaren. Zodoende verkrijgen de schuldeisers overeenkomstig artikel 82, lid 2, van de faillissementswet van 8 augustus 1997, opnieuw het recht om ieder afzonderlijk hun rechtsvordering tegen zijn goederen uit te oefenen. Tegen deze beslissing aangaande de verschoonbaarheid kan binnen de maand vanaf de bekendmaking van dit vonnis, derden vezet worden aangetekend door de individuele schuldeisers, of door de gefailleerde binnen een maand te rekenen van de kennisgeving van het vonnis van het faillissement, overeenkomstig artikel 80, lid 2, van de faillissementswet van 8 augustus 1997. De overeenkomstig artikel 80 uitgesproken beslissing tot niet-verschoonbaarheid van een gefailleerde rechtspersoon, maakt onmiddellijk een einde aan zijn bestaan. Rechter-commissaris : Ph. Van Haute, rechter in handelszaken. De curator : (get.) Mr. Guy Van den Branden, advocaat, Colmarstraat 2A, bus 1, te 9100 Sint-Niklaas. De curator, (get.) G. Van den Branden.
Staking van de betalingen : 4 september 1998. Termijn om aangifte van schuldvordering te doen : vóór 4 oktober 1998, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brugge, afdeling Oostende. Verifikatie van de schuldvorderingen : 12 oktober 1998, om 11 u. 45 m., voor de rechtbank van koophandel te Brugge, afdeling Oostende. Rechter-commissaris : Jean Carlier. Curator : Mr. Philippe Boutens, advocaat te 8400 Oostende, er kantoorhoudende Van Iseghemlaan 149/B1. De curator, (get.) Ph. Boutens.
Bij vonnis van 1 september 1998 van de rechtbank van koophandel te Sint-Niklaas, werden de werkzaamheden van het faillissement B.V.B.A. De Witte Molen, met maatschappelijke zetel gevestigd te 9111 Belsele, Luitentuitstraat 2, H.R. Sint-Niklaas 42047, gesloten verklaard bij gebreke aan actief overeenkomstig artikel 73 van de faillissementswet van 8 augustus 1997.
(22600)
(22602)
Rechtbank van koophandel te Gent
Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Gent, d.d. 2 september 1998, werd het faillissement Illusions N.V., afgesloten wegens ontoereikend activa. De gefailleerde werd niet verschoonbaar verklaard. De curator, (get.) Maselyne.
(22603)
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE
29439
Curator : Keirsmaekers, Carl, advocaat te 2860 Sint-Katelijne-Waver, Stationsstraat 125.
Rechtbank van koophandel te Leuven
Bij vonnis d.d. 8 september 1998, heeft de rechtbank van koophandel te Leuven, op bekentenis, het faillissement uitgesproken van Lavigne, Jozef, geboren te Sint-Truiden op 3 december 1958, wonende te 3454 Geetbets, Zavelkui 17a, en met als aktiviteit : kleinhandel in granen, zaad en tuingereedschap, met uitzondering van fytopharmaceutische produkten, landmeter, automobieldeskundige, onderneming voor grondwerken, H.R. Leuven 72325, BTW 729.221.452.
Indienen van de schuldvorderingen : griffie rechtbank van koophandel, Voochtstraat 7, te 2800 Mechelen, vóór 28 september 1998. Sluiting proces-verbaal nazicht van de schuldvorderingen : 19 oktober 1998, om 9 uur, Voochtstraat 7, te Mechelen. Voor eensluidend uittreksel : (get.) Keirsmaekers, Carl, curator. (22607)
Rechter-commissaris : J. Stroobant. Curator : Mr. M. Stationsstraat 108/a.
Dewael,
advocaat
te
3400
Landen,
Staking van de betalingen : 7 september 1998. Indienen van de schuldvorderingen : vóór 2 oktober 1998, ter griffie dezer rechtbank, Vaartstraat 5, 3000 Leuven. Nazicht schuldvorderingen : 12 oktober 1998, te 14 uur. Datum oprichting bedrijf : 1 januari 1989. De curator, M. Dewael.
De rechtbank van koophandel te 2800 Mechelen, Voochtstraat 7, kamer, heeft bij vonnis van 7 september 1998, ingevolge dagvaarding, in staat van faillissement verklaard Immo Sint-Bernard N.V., waarvan de zetel gevestigd is te Lier, Renaat Veremansplein 3, H.R. Mechelen 74625, BTW 449.548.379. Rechter-commissaris : H. Verbruggen. Tijdstip ophouden van betaling : 7 september 1998.
(Pro deo)
(22604)
Bij vonnis d.d. 4 september 1998, heeft de rechtbank van koophandel te Leuven, op bekentenis, het faillissement uitgesproken van de B.V.B.A. De Roo & Ko, met maatschappelijke zetel te 3000 Leuven, Koning Leopold I-straat 3, en met als aktiviteiten : afslankcentrum en figuurvorming, cellulitisbehandeling, uitbating van zaal voor lichaamsoefeningen, H.R. Leuven 96981, BTW 460.828.984. Rechter-commissaris : Ch. Menten. Curator : Mr. L. Jordens, advocaat te 3010 Kessel-Lo, Diestsesteenweg 325.
Curator : Keirsmaekers, Carl, advocaat te 2860 Sint-Katelijne-Waver, Stationsstraat 125. Indienen van de schuldvorderingen : griffie rechtbank van koophandel, Voochtstraat 7, te 2800 Mechelen, vóór 28 september 1998. Sluiting proces-verbaal nazicht van de schuldvorderingen : 19 oktober 1998, om 9 uur, Voochtstraat 7, te Mechelen. Voor eensluidend uittreksel : (get.) Keirsmaekers, Carl, curator. (22608)
Huwelijksvermogensstelsel − Régime matrimonial
Staking van de betalingen : 4 september 1998. Indienen van de schuldvorderingen : vóór 28 september 1998, ter griffie dezer rechtbank, Vaartstraat 5, 3000 Leuven. Nazicht schuldvorderingen : 5 oktober 1998, te 15 u. 15 m. Datum oprichting bedrijf : 1 augustus 1997. De curator, L. Jordens.
(22605)
Bij vonnis d.d. 8 september 1998, heeft de rechtbank van koophandel te Leuven, op bekentenis, het faillissement uitgesproken van B.V.B.A. Pittevils, met maatschappelike zetel te 3473 Waanrode, Tolkamerstraat 10, en met als aktiviteiten : brood- en banketbakker, detailhandel, kleinhandel in produkten van brood- en banketbakkerij, produkten van de suikerbakkerij, H.R. Leuven 93134, BTW 456.916.520. Rechter-commissaris : J. Stroobant. Curator : Mr. M. Stationsstraat 108/a.
Dewael,
advocaat
te
3400
Landen,
Staking van de betalingen : 7 september 1998. Indienen van de schuldvorderingen : vóór 2 oktober 1998, ter griffie dezer rechtbank, Vaartstraat 5, 3000 Leuven. Nazicht schuldvorderingen : 12 oktober 1998, te 14 u. 15 m. Datum oprichting bedrijf : 1 januari 1996. De curator, M. Dewael.
(Pro deo)
(22606)
Par requête en date du 4 septembre 1998, les époux Robert Gérard Ghislain Grandjean, ouvrier, et Solange Agnès Albert Marie Ghislaine Courtois, hôtelière, demeurant ensemble à 6800 Freux, rue du Moulin 28, ont introduit devant le tribunal de première instance de Neufchâteau, une requête en homologation du contrat modificatif de leur régime matrimonial, dressé par acte reçu par le notaire Hubert Maus de Rolley, à Neufchâteau, le 22 août 1998, et contenant adoption du régime de séparation des biens pure et simple. (Signé) H. Maus de Rolley, notaire.
(22609)
Uit een akte verleden voor notaris Luc Van Damme, te Lochristi, op 26 augustus 1998, houdende wijziging huwelijkscontract tussen de heer Beyls, Wim Hugo Anna, bediende, geboren te Roeselare op 2 juni 1966, en zijn echtgenote, Mevr. De Sommer, Petra Willy Ghislaine, bediende, geboren te Sint-Amandsberg op 13 december 1968, wonende te 9080 Lochristi, Hijftestraat 75, blijkt het volgende : dat zij gehuwd zijn voor de ambtenaar van de burgerlijke stand te Lochristi, op 22 december 1990, onder het wettelijk stelsel der gemeenschap, bij gebrek aan geschreven huwelijkscontract, niet gewijzigd tot op heden, zoals verklaard; dat uit hun huwelijk twee kinderen werden geboren en behouden, met name :
Rechtbank van koophandel te Mechelen
1) Beyls, Lukas, geboren te Gent op 20 augustus 1994; 2) Beyls, Patsy, geboren te Gent op 7 maart 1997;
De rechtbank van koophandel te 2800 Mechelen, Voochtstraat 7, kamer, heeft bij vonnis van 7 september 1998, ingevolge dagvaarding, in staat van faillissement verklaard Van Loy, Karel, geboren te Olen op 13 december 1958, wonende en handeldrijvende te Heist-op-den-Berg, Moretuslaan 49/1, H.R. Mechelen 72609, BTW 630.418.341. Rechter-commissaris : H. Verbruggen. Tijdstip ophouden van betaling : 7 september 1998.
dat zij verlangen het op hen toepasselijk huwelijksvermogensstelsel te wijzigen, mer in het bijzonder door inbreng van een eigen onroerend goed door Mevr. Petra De Sommer, overeenkomstig artikel 1394 en volgende van het Burgerlijk Wetboek; dat de geplande wijziging geen afbreuk doet aan de belangen van het gezin en deze van de kinderen, en geen afbreuk doet aan de rechtbank van derden;
29440
BELGISCH STAATSBLAD — 12.09.1998 — MONITEUR BELGE
dat, aangezien er behoudens de inbreng van een eigen onroerend goed door Mevr. Petra De Sommer zoals gezegd, geen andere wijziging van de vermogens is voorzien, is er dan ook geen reden tot transactionele regeling noch tot vereffening van enig ander bezit of andere schuld, en dient er overeenkomstig artikel 1394, vijfde lid, van het Burgerlijk Wetboek, geen boedelbeschrijving te worden opgemaakt; dat verschijners hun rechten hebben geregeld bij middel van een vergelijk waarop onmiddellijk werd overgegaan tot het stipuleren van de nieuwe bepalingen van hun huwelijkscontract van het wettelijk stelsel, bij akte verleden voor notaris Luc Van Damme, te Lochristi, op 26 augustus 1998. Lochristi, 4 september 1998. Voor de echtgenoten Wim Beyls-De Sommer, Petra, (get.) Luc Van Damme, notaris. (22610)
Rechtbank van eerste aanleg te Turnhout Bij door beide echtgenoten ondertekend verzoekschrift op 21 augustus 1998 voor gezien en getekend door de griffier en ingeschreven in het register der verzoekschriften onder nr. 98/1506/B werd ter homologatie voorgelegd aan de burgerlijke rechtbank van eerste aanleg te Turnhout, de akte verleden op 28 juli 1998, voor notaris P. Van Roosbroeck, met standplaats te Mol, waarbij Van Bruggen, Bart Jan Maria, opvoeder, geboren te Turnhout op 23 april 1962, en zijn echtgenote, Bouwens, Susy Maria Jan, bediende, geboren te Mol op 23 mei 1965, samenwonende te Mol, Onze-Lieve-Vrouwstraat 61, hun huwelijksvermogensstelsel wijzigden. Turnhout, 21 augustus 1998. De griffier, (get.) W. Van der Veken. (22611)
Belgisch Staatsblad, Leuvenseweg 40-42, 1000 Brussel. − Moniteur belge, rue de Louvain 40-42, 1000 Bruxelles. Adviseur/conseiller : A. VAN DAMME