Lezen: Lukas 24:28-35; I Kor.15:1-11 Tekst: Lukas 24:34 Zingen: Psalm 121:1.4 (basisschool) Gz. 140:2.3 (na wet) Lied 460 (na Schriftlezing) Psalm 63:2 (na de preek) Psalm 65:1.2 (na de collecte) Leek, 6 mei 2007 Gemeente van onze Here Jezus Christus! Na Pasen duurde ’t nog 40 dagen dat Jezus definitief naar de hemel terugging. Jezus nam nog alle tijd voor zijn discipelen. Om ze bij te praten over alles wat er gebeurd was. Zijn lijden en sterven. Hoe nodig dat was. Ook om ze voor te bereiden op de tijd die komen zou. Jezus vertelde ze dat de Heilige Geest binnenkort zou komen. En dat die hen zou helpen bij ’t werk dat ze straks doen moesten. Het evangelie van redding door Jezus aan de mensen vertellen. Allemaal dingen die de discipelen nog weten moesten, om ze ook aan anderen door te kunnen vertellen. En uiteindelijk zo ook aan ons door te geven wat wij over de Here Jezus zouden moeten weten. Daarom zoekt Jezus na Pasen z’n vrienden en leerlingen ook op bij verschillende gelegenheden. De Bijbel vertelt ervan. De ene keer wat breder, de andere keer wat korter. Maar nergens zo kort, als hier in de tekst. Lukas vertelt over de verschijning van de Here Jezus aan Petrus..Nou ja, vertélt - ’t is eigenlijk niet meer dan een mededeling wat hier staat: ’de Heer is werkelijk uit de dood opgewekt en hij is aan Simon verschenen! ’ Dat is alles. Er wordt niet verteld wat Jezus tegen Petrus gezegd heeft..en ook niet wat Petrus tegen Jezus gezegd heeft. Alleen maar: ’de Heer is aan Simon verschenen.’ Meer wordt er niet gezegd. Een verschijning onder vier ogen en niemand weet wat er toen besproken is. Kun je daar wel over preken dan? Over zo’n verschijning van de Here Jezus, waar zo weinig over bekend is? Toch staat deze ontmoeting natuurlijk niet voor niets in de Bijbel. Tot twee keer toe zelfs. want Paulus noemt ’t ook nog ‘es een keer. In I Kor.15. Daar zit een aanwijzing in dat die verschijning van de Here Jezus aan Petrus toch een speciale betekenis heeft. Maar welke? Laten we daar, gelovig, naar op zoek gaan. Jezus’ verschijning, apart aan Simon Petrus 1. de genade van deze verschijning; 2. de blijdschap om deze verschijning; 3. de vrucht van deze verschijning. 1. Petrus…hoe is ’t eigenlijk met ‘em verder gegaan? Na zijn diepe val? Toen hij zijn Meester verloochend had? Niet één keer, maar drie keer achter elkaar. Je leest weinig meer van ‘em. Net als de andere discipelen was ’t ie radeloos van verdriet. Die dagen na Goede Vrijdag. Petrus denk ik nog meer dan de anderen. Om wat er tussen Jezus en hem was voorgevallen. Dat vreselijke, dat hij nooit meer kon terugdraaien. Petrus..in de kring rond de Here Jezus had hij altijd een bijzondere plek ingenomen. Hij was de eerste geweest die Jezus openlijk beleden had als de beloofde Messias. ‘U spreekt woorden die eeuwig leven geven, en wij geloven en weten dat u de Heilige van God bent.’..U bent de Messias, de Zoon van de levende God..’ (Joh.6,68.69/ Matt.16,16). Later mag Petrus, samen met Johannes en Jakobus, met Jezus de berg van de verheerlijking op. Waar Mozes en Elia verschijnen.
1 Lukas 24:34 – 6 mei 2007
Petrus heeft een aparte plaats in Jezus’ voorbede: ‘Petrus, Ik heb voor je gebeden dat je geloof niet ophoudt..’ En het is Petrus die, al weer met Johannes en Jakobus, met Jezus de hof van Gethsemané ingaat, terwijl de anderen achter moeten blijven. Petrus heeft dus een bijzondere positie bij de Here Jezus. Ja, en toen kwam dat dieptepunt in de verhouding tussen Jezus en hem. Zijn diepe val..toen hij Jezus tot drie keer toe verloochende. Toen hij tot drie keer toe ontkende dat hij ook maar iets met die Jezus van Nazareth te maken had. Met vloeken en zweren erbij. De hele handel. Dat was Petrus óók... Petrus – vaak de discipel die voorop ging. Maar met die verloochening van hem….kwam hij een heel eind achterop. In een isolement in de kring van Jezus’ discipelen. Hij moet zich een vreemde gevoeld hebben, een afvallige. Hij ging wel met Johannes naar ’t graf toe, maar hij liep achter ‘em aan. Vroeger zou ie voorop hebben gelopen, om de eerste te zijn. Maar nou durft ie dat niet. Ja, hij loopt mee, maar met lood in de schoenen. Hij knijpt ‘em als een ouwe dief. Wat..als ‘t waar is wat die vrouwen gezegd hadden….dat Jezus opgestaan is, dat ie leeft…Als dat wáár is, hoe kon hij Jezus dan ooit onder ogen komen? Nee, hij had Hem dan wel niet verraden, zoals Judas. Maar toch, hij had zich wel helemaal van Jezus losgescheurd…en gezegd dat hij niks met Jezus te maken had. Kijk..zo sleept Petrus zichzelf door de dagen heen. Vol zelfverwijt. Hij was z’n Meester kwijt. En hij was zichzelf kwijt..Hij had zichzelf verloren in z’n grootspraak, z’n zelfvertrouwen, in z’n hoogmoed. Hoe zal ’t voor Petrus ooit Pasen worden? Hoe zal dit verdwaalde schaap van Jezus’ kudde zijn Herder weer terugvinden? Dat kan alleen maar als die Herder zélf naar Petrus op zoek gaat. Dát is ’t mooie hier in de tekst. Het gaat hier niet om Pétrus en om zijn lotgevallen. Wat hij allemaal heeft meegemaakt in zijn relatie met de Here Jezus. Wat hij allemaal heeft uitgespookt. En hoe ’t tenslotte gelukkig toch weer goed gekomen is tussen die twee. Nee, ’t gaat hier om Jezus Christus. Om wat Hij hier doet. Voor één van die schapen van zijn kudde. Dat schaapje dat later zo’n grote herder moet worden. ’t Gaat hier om wat Jezus ook voor Petrus doet. Als de grote Herder…die met genade en ontferming bewogen is met zijn schapen.. Die grote Herder, met zijn bijzondere aandacht voor wat zoek is geraakt en verloren. En die niet rust voordat Hij ’t verlorene heeft gevonden. Jezus, die zich bekommert om mensen die wij misschien allang zouden hebben afgeschreven. Zó komt de Here Jezus als de Opgestane naar Petrus toe.. Met die bijzondere aandacht die zo kenmerkend is voor deze grote Herder. Petrus krijgt een ontmoeting met Jezus apart, zonder dat er andere discipelen bij zijn..Onder vier ogen. Petrus, die vrijdags gezegd had: ik ken die Jezus helemaal niet. Maar ‘die Jezus’ laat hem op Pasen merken: ‘Ik ken de mijnen.’Ik ken ook jou, Petrus. Ik weet hoe ver je achterop bent geraakt. Ik weet hoe je je voelt onder die zonden van je.. Jezus had voor Petrus niet gebeden dat hij Hem niet verloochenen zou. Maar wél dat zijn geloof niet zou ophouden. En daarom zocht Jezus hem op..na zijn opstanding. Apart… Wat een diep ontroerend moment zal dat geweest zijn. Voor Jezus en voor Petrus… Lukas vertelt dus niet wat ze tegen elkaar gezegd hebben toen. Daar moeten we dus ook maar niet over gaan fantaseren. Maar zonder je aan fantasie schuldig te maken, mag je, als vervolg op de woorden die ons van vóór Pasen overgeleverd zijn…wél zeggen dat twee dingen aan de orde zijn geweest. Dat is Petrus’ berouw en Jezus’ trouw.. Het grootste wonder van die verschijning van de Here Jezus... apárt aan hém…dat was voor Petrus ’t wonder van de genade van de Here Jezus. Wat was hij diep gevallen, toen hij Jezus liet vallen in zijn verloochening. Maar op Pasen ziet Petrus hoe groot de genáde is van de Here Jezus. En dat hij daar niet zonder kan. Petrus valt, maar Jezus vangt hem op en houdt hem vast…
2 Lukas 24:34 – 6 mei 2007
In die aparte ontmoeting met Jezus heeft Petrus leren inzien hoe nódig het lijden en ’t kruis van de Here Jezus geweest is. Ook voor hem. Petrus wilde daar niks van weten. Toen Jezus vertelde dat Hij moest lijden en sterven. ’God verhoede het, Heer! Dat zal u zeker niet gebeuren!’, had ie gezegd… En hij probeerde uit alle macht Jezus daarvan af te houden. Zó erg dat Jezus op een gegeven moment zelfs zei: ‘Ga terug, achter me, satan! Je zou me nog van de goede weg afbrengen!’ Maar nu leert Petrus dat ’t zo moest met Jezus. Dat dat kruis nodig was, ook voor hem. Omdat zonder dat kruis je zonden tussen God en jou in blijven staan. Petrus ervaart in de verschijning van Jezus de zégen van het kruis. Jezus maakt aan hem zijn kruiswoord ‘het is volbracht’ waar. Petrus ervaart het dat er door het kruis de genade van de vergeving is. Dat je diep kunt vallen, maar nooit zo diep dat Jezus je niet meer opvangen kan. Een mens kan nooit dieper vallen dan de voet van het kruis van de Here Jezus… En dat is dan ook de boodschap die vanuit die bijzondere ontmoeting van de Here Jezus met Petrus naar ons toe mag komen. Wij krijgen niet zo’n ontmoeting met de Here Jezus als Petrus. Zo rechtstreeks en onder vier ogen. Dat zouden we misschien best wel graag willen, maar ’t gebeurt niet. Maar wat Lukas ervan vertelt hoeft daarom nog niet ver van ons af te staan. Want wat Jezus toen met en voor Petrus deed, daar zit voor ons een boodschap in. Het is de boodschap van Christus’ genade. Wat wij uit de Bijbel van Petrus weten, zegt ons hoe diep en hoe ver die genade van de Here Jezus gaat. Je bent misschien wel heel ver afgedwaald. Jezus en God betekenen misschien wel praktisch niks meer voor je. Bijbellezen en bidden, dat doe je allang niet meer, de kerk zie je ook maar zelden van binnen, je leeft als een losbol van ’t ene feest naar ’t andere. Maar hoe ver je ook bent afgedwaald, weg van God, hoezeer je ook in jezelf bent gekeerd. Je bent nooit te ver weg van of voor Jezus. Hij zal je altijd zoeken met zijn genade. Omdat Hij écht een goede Herder is. Hij is ook voor u en voor jou de grote Herder die opstond uit de dood. Hij droeg het kruis..voor de verlorenheid van ons bestaan. En na Pasen deelt Hij de zegen van dat kruis uit. De genade van de vergeving voor iedereen, die oprecht in Hem gelooft. Geen zonde is te groot voor Hem. Geen zondaar te ver weg voor Hem. Iedereen mag en kan bij Hem terecht, met alles wat is scheefgegroeid in je leven. Jezus zocht Petrus en vond hem. Hij zoekt ook u en jou. Ook vanmorgen onder vier ogen. 2. De verschijning van de Here Jezus aan Petrus was wel individueel. Jezus en Petrus in een intieme ontmoeting onder vier ogen. Maar Petrus is er niet individualistisch mee omgegaan. Wat er tussen Jezus en hem was voorgevallen, dat heeft ie niet voor zichzelf gehouden. Nee, hij is ermee naar huis gegaan. En hij heeft ervan vertéld. Aan z’n broeders en zusters, de andere discipelen van de Here Jezus. En die konden hun blijdschap niet op. Om wat Jezus met Petrus gedaan had! Ze waren blij met elkaar om Petrus… Toen de Emmaüsgangers in de gaten hadden dat ‘die vreemde man’ bij hen in huis in werkelijkheid de Here Jezus was, toen waren ze in sneltreinvaart naar Jeruzalem gegaan. Om aan de discipelen te vertellen dat Jezus was opgestaan. Maar ze hadden ook wel thuis kunnen blijven. Want de discipelen wisten dat al. En voordat ze iets konden zeggen, zeiden de discipelen al: de Heer is waarlijk opgestaan! En als onomstotelijk bewijs daarvoor, zeggen ze erbij dat Jezus aan Simon is verschenen! Let erop dat ze ‘Simon’ zeggen. Dat is die vroegere naam van Petrus. Ze noemen hem nu niet Petrus, de rotsman, maar Simon. Simon – dat is Petrus naar z’n ouwe natuur. De man in z’n eigen kracht. In z’n grenzeloze zelfvertrouwen…z’n overmoedige zelfoverschatting.. Maar juist als Simon leert Petrus wat genade is. Dat je van jezelf niks kunt. Ook niet met je geloof, maar dat je volledig aangewezen bent op Christus en zijn kracht. Jezus zocht niet de geslaagde apostel op. Hij raakte hem in z’n eigenzinnigheid en z’n zelfvertrouwen. Simon, vóór zijn roeping tot apostel.
3 Lukas 24:34 – 6 mei 2007
Dat de discipelen hem zo noemen, wil ook zeggen dat ze hem weer in hun hart sluiten als één van hen. Die onstuimige broeder van hen. Haantje de voorste, die altijd ’t eerste en ’t grootste woord had. Ze accepteren hem weer..Wij hebben daar soms de grootste moeite mee. Elkaar accepteren in de gemeente. Je ligt elkaar niet zo, zeg je dan, of onze karakters botsen. We denken soms zo verschillend over de dingen. En voor je ’t weet lig je uit elkaar. Maar de genade van Pasen is ook: elkaar in de gemeente van de Here Jezus te accepteren. Ieder zijn eigen plaats laten. Omdat je weet dat jij ook alleen maar van genade kan leven. Op Pasen is er bij de discipelen ook plaats voor een broeder, die altijd met z’n grote mond vooraan wilde staan…en die zelfs Jezus met zijn verloochening zo diep heeft getroffen. Er is geen wrok, geen jaloezie of haat. Maar blijdschap om een broeder die genade ontving. Jezus had met zijn aparte verschijning aan Petrus dus niet alleen die ene op ’t oog. Die ene discipel Petrus. Het moest niet alleen weer goed worden tussen Petrus en Jezus. Maar ’t moest ook weer goed worden tussen Petrus en die kleine kring van de gemeente rond de Here Jezus, zijn discipelen. Met zijn verloochening van de Heiland had Petrus een bom gelegd onder de goede onderlinge verhoudingen. Maar Jezus herstelt de band tussen de broeders en zusters. De anderen nemen hem weer in hun midden op. Hij hoort er weer helemaal bij. En daarom kan Petrus straks door Jezus weer volledig in zijn ambt hersteld worden…aan ’t meer van Tiberias… De zegen van wat Christus met Petrus deed in die aparte verschijning werkte dus door in de hele gemeente toen. Daar had niet alleen Petrus wat aan. Maar omdat hij dat deelde met z’n broeders en zusters, had iedereen er wat aan in de gemeente! Wanneer hebt ú dat voor ’t laatst gedaan? Aan anderen in de gemeente vertellen wat de Here in uw of in jouw leven gedaan heeft? Of moet je dan heel diep nadenken en tenslotte zeggen: nou, nee…dat doe ik eigenlijk nooit. Ik praat wel over van alles en nog wat. En ook wel ‘es over de toestanden in de kerk enzo. Maar over wat de Here in m’n leven doet, nee dat nooit. Dat is iets voor mezelf, Daar praat ik niet over.. Nou hoef je natuurlijk ook niet alles prijs te geven wat zich tussen jou en de Here afspeelt. Daar is de band met God ook te teer voor. Maar als je heel duidelijk zegeningen van de Here in je leven ervaart, dan is dat nooit iets alleen maar voor jezelf. Je ontvangt Gods zegen op je plek in de geméénte en je mag de ander, je broeders en je zusters, er ook blij mee maken. Zodat ook hun geloof en hun geloofsblijdschap dieper mogen worden. En je dient er de eenheid van de gemeente mee. Dat is een les die je mag leren uit de verschijning van Jezus aan Petrus apart. De zegen daarvan is in eerste instantie voor Petrus..maar daarna komt ie ook de gemeente ten goede. Als één lid blij is, zijn toch alle leden blij? Als de grote Herder zoekt Jezus dat ene schaap dat verdwaald was geraakt, maar tegelijk zoekt Jezus in Petrus de hele kudde van zijn gemeente. 3. Tenslotte in het 3e punt van de preek: de vrucht van de verschijning van de Here Jezus, apart aan Petrus. Petrus had een hele bijzondere ontmoeting met de Opgestane. Jezus kwam apart voor hem en sprak hem onder vier ogen. Misschien ben je in je hart best wel een beetje jaloers op Petrus.. Kon dat nu nog maar zo. En tegelijk weet je dat zoiets niet meer gaat, want de tijden zijn veranderd. Maar de Opgestane Jezus blijft dezelfde. Ik zei in ’t begin al: de verschijning van Jezus apart aan Petrus staat natuurlijk niet voor niets in de Bijbel. Het staat er maar heel kort. Maar in al z’n kortheid is ’t toch véélzeggend. Die paar woorden over Jezus’ verschijning aan Petrus vertellen je eigenlijk alles waar ’t in het hele evangelie om draait: de genade van God voor verloren en verdwaalde zondaren. Voor mensen die vanwege hun zonden van God en van Jezus vervreemd zijn geraakt. Ze mogen hun redding zoeken en vinden bij het kruis van Christus. En niemand is zo ver van God vervreemd dat Hij voor Jezus onbereikbaar zou zijn. De arm van zijn genade is nooit te kort…
4 Lukas 24:34 – 6 mei 2007
De vrucht van die verschijning aan Petrus is, dat dát…die bevrijdende boodschap..dat die nog steeds aan u en aan jou verteld mag worden. Het evangelie van de genade van Christus. Petrus zelf heeft er ’t nodige van gezegd in zijn brieven. En de Bijbel staat er verder vol van. Je kunt ’t allemaal lezen. Jezus zei –vlak na Pasen - : ‘Gelukkig zijn zij, die niet zien en toch geloven.’ We zien Jezus niet, zoals Petrus en die anderen allemaal. Maar we geloven, ja toch? In de woorden die ons van Hem zijn overgeleverd..We geloven in de Opgestane Christus. Door zijn Geest en het Woord van zijn genade. En zo ontmoeten we Jezus de opgestane wérkelijk… In de woorden van de Bijbel. Ieder persoonlijk. En samen als gemeente. Rond een open Bijbel. En bij brood en wijn. Amen.
5 Lukas 24:34 – 6 mei 2007