16
Familie als Gegeven Leven in een Web van Relaties Een handreiking voor bezinning, gesprek en oefening van de Protestantse Kerk in Nederland
Generale Synode November 2013 LWK 13-02
16
Pagina 3 van 16
Inhoud 1
Familie als gegeven
5
2 2.1 2.2 2.3 2.4
Kind Gegeven begin Vragen en antwoorden Gespreksvragen Oefeningen
7 7 7 9 9
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Familieleden Gegeven posities Verschillen Zorg Gespreksvragen Oefeningen
10 10 11 12 13 13
4 4.1 4.2 4.3 4.4
Familie van God Kind van God, Gods geliefde Gemeente als familie Gespreksvragen Oefeningen
14 14 14 16 16
Inhoudsopgave
16
Pagina 5 van 16
1
Familie als gegeven
Er speelt nogal wat op het terrein van familie en gezin. Zet dit onderwerp op de agenda en iedereen denkt aan hot issues als echtscheiding, kinderopvang, samengestelde gezinnen, kindermishandeling, lesbische en homorelaties, mantelzorg voor de ouders. Komt familie in het publieke debat of de kerk aan de orde, dan gaat het over deze hot issues. Sommigen zeggen zelfs dat de familie in crisis is. Maar is dat zo? Moeten we meteen gaan fronsen als het over familie gaat? Of kunnen we het ook nog ‘gewoon’ over gezin en familie hebben, over wat dat betekent? Leven in een gezin of het hebben van familie is vaak zoiets vanzelfsprekends dat het geen onderwerp lijkt om woorden aan vuil te maken. Maar is het niet noodzakelijk om eerst na te denken over wat dat betekent, leven in familie- en gezinsverband, voor we ons over de heikele onderwerpen buigen? Dit boekje gaat ervan uit dat dat de goede volgorde is. Het wil stof bieden voor bezinning op het feit dat we allemaal ‘familiemensen’ zijn, hoe die familie er ook uitziet. We zijn allemaal ‘familiemensen’: we worden geboren in een web van relaties waar we niets in te kiezen hebben. Die gegeven kant van het familieleven willen we in dit boekje als startpunt nemen. Waarom? Het is een kant die gemakkelijk onderbelicht blijft in onze tijd. Het lijkt iets vanzelfsprekends, dat je niet kunt kiezen waar je geboren wordt, wie je ouders en verwanten zijn. Maar het is voor mensen van deze tijd ook iets ongemakkelijks. Dat er met familie zoveel gegeven, zoveel vastgelegd is staat op gespannen voet met het idee dat we allemaal self-made men en women willen zijn, unieke individuen met een eigen identiteit van de wieg tot het graf. De eigen vrije keuze is de alfa en omega van ons bestaan, denken we. Hoe vaak krijgen we niet te horen dat je zelf je leven moet maken. Daar past een gegeven familieverband niet zomaar bij. En daarom moeten we het er dus over hebben. Praten over familie is spannend, want familie is privéterrein, achter de voordeur. Erover spreken gaat over onszelf, raakt aan intieme en persoonlijke herinneringen, gelukkige en pijnlijke. Als het om familie gaat, hebben we vaak duidelijke overtuigingen en heftige gevoelens. Over trouw en ontrouw, over ouderschap, de crèche, zorgplicht voor bejaarde ouders. Als je daarover in gesprek gaat, liggen meningsverschillen op de loer en in het verlengde daarvan het risico op verwijdering. Misschien kun je eerst nog veilig in algemene termen erover spreken wat verwantschap betekent, of ouders zijn, trouwen, of kinderen krijgen. Maar als je doorpraat komen de eigen ervaringen in beeld in alle diversiteit: je leeft alleen, je bent veertig jaar getrouwd, je bent geadopteerd, je hebt stiefzusjes en halfbroers, je gaat zonder te trouwen een levensverbintenis aan, je voedt je kind alleen op, je houdt als vrouw van een vrouw of als man van een man. Die diversiteit zullen we in dit boekje niet steeds expliciet benoemen. We richten ons op wat we bij alle diversiteit gemeen hebben als het om familie gaat: leven in een web van relaties, dat je niet hebt gekozen. De familie als gegeven. Op deze manier over familie praten vraagt durf: je houdt niet halt bij het gegevene, met alle persoonlijke herinneringen en associaties. Er valt iets nieuws in te ontdekken, er valt nieuw licht op de zaak. Juist in de kerk kun je over zoiets alledaags als familie in gesprek gaan. Want de kerk is de plaats waar heel ons leven tegen het licht wordt gehouden, Gods licht. Samen kunnen we
Pagina 6 van 16
ontdekken wat er oplicht dat richting kan geven aan ons leven en handelen. Daarvoor is gesprek nodig. Inzetten bij het alledaagse feit van familie als gegeven is een goed vertrekpunt voor een gesprek waarin iedereen zich aangesproken weet. In dat gesprek gaat het er niet om nog weer eens je stokpaardjes te berijden, of eindelijk tot een definitief oordeel te komen. Het doel is iets nieuws te ontdekken in de vaak ongemakkelijke vanzelfsprekendheid die familie is in onze tijd. Om dit terrein te verkennen onderscheiden we drie thema’s: 1) iedereen is kind, 2) iedereen bevindt zich in gegeven familieposities en 3) iedereen is familie van God. Met deze drie invalshoeken is niet alles gezegd. Het gesprek moet nog beginnen, gevoed door de concrete, heel verschillende familiesituaties van ieder die aan het gesprek deelneemt. Maar we geloven dat dit gesprek kan helpen om in al die diverse familiale levensvormen een weg te vinden.
Familie is vooral onderwerp van gesprek als er problemen mee zijn. Erover praten is daarom niet makkelijk. Toch geloven we dat het kan: in de kerk wordt toch heel ons leven tegen Gods licht gehouden? Dit boekje wil het gesprek op gang brengen niet door meteen af te stormen op actuele hot issues, maar door stil te staan bij de vraag wat familie eigenlijk betekent. We zijn allemaal ‘familiemensen’, geboren in een gegeven, niet gekozen web van relaties. Wat dat betekent verkennen we vanuit drie invalshoeken: omdat iedereen kind, familielid en familie van God is. Dat we met die gegeven kant van familie wat moeten, is een vreemd geluid in een tijd waarin voorop staat dat we zelf bepalen wie we zijn. Redenen genoeg om juist over die kant van familie in gesprek te gaan.
16
Pagina 7 van 16
2
Kind
2.1
Gegeven begin
Ieder mens is kind. Met het kind ontstaat er een nieuw begin van familie uit de families van de ouders. Maar dat nieuwe begin komt niet uit het niets. Het kind is de nieuwe generatie in een opeenvolging van generaties. Er ligt al een geschiedenis, die met het kind een voortzetting krijgt, toekomst. Wie gelooft, zegt dat die toekomst niet van het kind afhangt, maar in Gods hand is. Wij ervaren kind zijn tegenwoordig vooral als iets tijdelijks. Het is een fase. Kind zijn staat in het teken van het moment van kind-af zijn. Kind zijn is immers toegroeien naar zelfstandigheid. Het wordt vaak omschreven als ‘worden wie je bent’: een uniek mens, iemand die het leven aankan. Dat kun je, als je in staat bent om zelf keuzes te maken in wat je belangrijk vindt en die ook tot op zekere hoogte verwezenlijkt. Een volwassen mens kan normaal gesproken op eigen benen staan en zelf het hoofd boven water houden. Je kindertijd heb je dan achter je gelaten. In het perspectief van volwassen worden is de kind-fase van voorbijgaande aard. Het accent ligt op de toekomst, op de mens die uit het kind moet voortkomen. Volwassen worden is voor ieder individu een uniek project, dat ieder voor zich zelf vorm moet geven. Kijk je naar kind zijn vanuit de familie, dan verandert je blik. In de familie blijf je kind, zelfs als je volwassen wordt. Je wordt er steeds aan herinnerd dat het leven niet bij jou begonnen is en dat je niet op jezelf staat. Kind zijn is zo niet iets tijdelijks. Bovendien: kind ben je niet als individu op jezelf, het is iets wat je wordt in familieverband. Daarin ben je deel van een voorgegeven geheel. Je hebt een geschiedenis, je deelt in de verwachting van een toekomst. Je wordt door anderen grootgebracht, met liefde, zorg, verhalen, met ruzies, stiltes en gemis.
2.2
Vragen en antwoorden
Wanneer uw kinderen u later vragen: ‘Wat betekenen al die bepalingen en wetten en regels die de HEER, onze God, u heeft voorgehouden?’ geef dan dit antwoord: ‘Wij waren in Egypte slaven van de farao, maar met sterke hand heeft de HEER ons uit Egypte bevrijd. Wij zagen met eigen ogen hoe hij tekenen en indrukwekkende wonderen deed, die groot onheil brachten over de Egyptenaren, de farao en zijn hof. Maar ons leidde hij weg uit Egypte, om ons hierheen te brengen en ons het land te geven dat hij onze voorouders onder ede had beloofd. Daarom gebood de HEER, onze God, ons al deze wetten na te komen en ontzag voor hem te tonen. Dan zou het ons goed gaan en zou hij ons leven sparen, zoals hij tot nu toe heeft gedaan. Als wij voor het oog van de HEER, onze God, deze geboden altijd naleven, zoals hij ons heeft opgedragen, zal het ons ten goede worden aangerekend.’ (Deut. 6:20-25) Kinderen stellen vragen. Ze vragen naar de betekenis van iets heel gewoons of iets heel ingewikkelds. Onderwerpen als dood, ziekte, God, de oorsprong van dingen zijn nog niet beladen. Vragen staat voor hen nog vrij. Ouders zijn bij uitstek degenen aan wie kinderen deze vragen stellen, vol vertrouwen op een antwoord. In de Bijbel is het niet anders. Kinderen vragen hun ouders naar de betekenis van Gods geboden en van godsdienstige gebruiken. Gods woorden moeten kennelijk worden uitgelegd. Die uitleg
Pagina 8 van 16
begint met het vertellen van de geschiedenis van God met het volk. Antwoorden kan niet zonder te vertellen wie God is geweest voor de vorige generaties. Het is God die hen uit de slavernij in Egypte heeft bevrijd en hen naar het land van de belofte heeft gevoerd. Daarom zijn ze geroepen om de geboden die God hun heeft gegeven door te geven aan hun kinderen. Dan is er toekomst. Door te vragen krijgt het kind deel aan het verleden en tegelijk ook aan de toekomstverwachting. In onze tijd wordt, aan de ene kant, veel verwacht van de antwoorden in familieverband. De wereld is nog nooit zo complex geweest en daar moeten kinderen op worden voorbereid, juist ook door hun ouders. Aan de andere kant ervaren die ouders vaak dat ze met lege handen staan en geen antwoorden hebben. We weten geen van allen wat er van onze visies en waarden stand zal houden in de wereld van morgen waarin de volgende generatie zal moeten leven, want de veranderingen gaan zo snel. Als het om geloven gaat, lijkt antwoord geven wel het meest ingewikkeld, omdat geloven steeds minder vanzelfsprekend wordt, ook voor onszelf. We zien het kind bovendien van meet af aan als een uniek individu dat eigen keuzes moet maken en zelf antwoorden bedenkt. Heeft antwoorden geven dan eigenlijk wel zin? Toch geven we ongemerkt meer antwoorden dan we denken. Als kind horen we allemaal familieverhalen, over moedige (over)grootouders in de oorlog, over het zwarte schaap in de familie, over wie niet te vertrouwen bleek of juist altijd voor iedereen klaarstond. We horen hoe onze ouders elkaar leerden kennen of waarom papa en mama altijd weer ruzie kregen. Waarom de een nog wel naar de kerk gaat en de ander niet meer. Dit soort verhalen vertel je vooral binnen je familie. Zulke familieverhalen zijn vaak meer dan leuke of trieste anekdotes. Ze getuigen van een bepaalde kijk op het leven: dit is goed om te doen en dat niet, dit is wat God van je vraagt en langs een andere weg gaat het fout. Dat zijn net zo goed antwoorden, is evengoed overlevering. Het is antwoorden in alle onbeholpenheid, bepaald door de blik en ervaringen van ouders of andere familieleden. Antwoorden hoeven geen definitieve antwoorden te zijn of perfecte voorbeelden. Om te kunnen antwoorden moet je zelf ook gevoed worden. Dat gebeurt door zelf ontvankelijk te zijn voor de overgeleverde verhalen. Door daar zelf vragen aan te stellen, en open te staan voor de antwoorden die de verhalen jou op die vragen geven. Om antwoorden te kunnen geven aan een kind, is het nodig zelf ook kind te zijn, kind te blijven, je te realiseren dat je zelf ook opgenomen bent in iets wat eerder dan jij is begonnen. Maar misschien is er in onze tijd door de verlegenheid om te antwoorden ook wel een verlegenheid om te vragen. Stellen we zelf nog de vraag: ‘Wat is dat met die geboden van God?’ En verwachten we dat we dan ook antwoorden krijgen? Dat zullen dan geen kant-en-klare antwoorden zijn, maar antwoorden die we ons eigen maken en waar we zelf mee aan de slag moeten gaan.
In de familie word je kind. Wat betekent dat? Het kind is begin van een nieuwe familie. Maar niemand begint uit het niets. Je erft een (familie-)geschiedenis. In de Bijbel wordt erop gerekend dat kinderen vragen stellen over die erfenis, en dat ouders antwoorden geven. In onze tijd zijn we verlegen met vragen en antwoorden. Toch vertellen we verhalen, ook over onze familie. Die bevatten ook ‘antwoorden’, ideeën over hoe je wel of niet moet leven. Niemand begint dus uit het niets te leven. Kinderen ontdekken door te vragen betekenis in wat gegeven is. Ze hebben antwoorden nodig, hoe onbeholpen ook, om zelf mee aan de slag te gaan. De familie zou een verband moeten zijn waarbinnen je telkens weer kunt vragen, kijken en ontdekken. En antwoorden kunt geven of ontvangen vanuit de geschiedenis en toekomstverwachting die je deelt.
16
Pagina 9 van 16
2.3 -
-
-
2.4 -
-
-
Gespreksvragen Op welke manier bepaalt jouw familiegeschiedenis mede wie je nu bent, ook als gelovige? Kun je daar voorbeelden van geven? Ervaar je dit als positief of negatief? Herinner je je een (geloofs-)vraag die je erg bezighield toen je jong was, of die je bezighoudt nu je jong bent? Heb je die vraag ook aan mensen gesteld en zo ja, aan wie? En welke antwoorden kreeg je? Wat verbaast/-de je het meest aan de leefstijl van de generatie van je ouders? En aan hoe jongeren leven? Leidt die verbazing bij jou vaak tot onbegrip? Wat zijn voor jou momenten waarop verschillen tussen de generaties niet op de voorgrond treden? Ervaar je die momenten ook in de kerk? Is er in jouw familie een cultuur van vragen en antwoorden? En zo ja, neemt die de vorm aan van gesprekken of zijn er ook andere manieren? Maakt het hierbij uit of het om geloofsthema’s gaat of juist niet?
Oefeningen ‘De vraag van vandaag’ - Sommige kinderen vragen heel erg veel, anderen niet. Probeer eens uit of je een ‘vraag van vandaag’ kunt instellen: één vraag per dag, die op een centraal moment wordt beantwoord. Voor je (klein-)kinderen/neefjes en nichtjes, of voor jezelf als volwassen kind van je ouders. Een vraag voor elke dag, of alleen op bijzondere dagen (visites, logeren, zondagen, veertigdagentijd enzovoort). Over allerlei onderwerpen, of juist over specifieke (familiegeschiedenis, geloof, God enzovoort). Ontdek jouw geschiedenis - Interview je ouders en/of opa en oma over hun jeugd en over wat jullie familie kenmerkt: hoe vier je verjaardagen, hoe houd je het huis schoon, hoe denk je aan familie die is overleden, hoe vier je de zondag enzovoort. Schrijf een preek - Een preek kun je ook zien als vragen stellen en antwoorden geven; het vraagt een bepaalde ontvankelijkheid om je door de tekst te laten antwoorden. Schrijf eens een preek over Psalm 78:2-8.
Pagina 10 van 16
3
Familieleden
3.1
Gegeven posities
Kijk je naar de mens vanuit het perspectief van familie als dat wat gegeven is, dan blijken we niet alleen kind te zijn. Er is nog meer gegeven: je komt ter wereld als dochter of zoon, vaak ook als broer of zus, halfbroer, stiefzus, neef, kleindochter enzovoort. Ieder mens is familielid in een web van relaties en neemt daardoor ten opzichte van alle andere familieleden een eigen positie in. In de loop van de tijd komen er vaak posities bij. Naast zoon of dochter word je soms ook broer of zus; van partners of echtgenoten kun je daarna ouders worden, oom, tante, oma, of opa. Deze posities overkomen je, of je wilt of niet. Dat geldt zelfs voor de posities van echtgenoten of ouders, posities die een bewuste keuze lijken te zijn: ze vallen je in de eerste plaats toe. Vervolgens kom je er niet meer los van. Ook als het tot een breuk komt tussen familieleden blijven ze elkaars verwanten. Je ouders blijven je ouders en jij hun kind. Ouders die scheiden zijn geen partners meer, maar blijven allebei ouders van hun kinderen. Dat je in je familie altijd gegeven posities inneemt, posities die je zomaar overkomen, is een vreemd fenomeen in een tijd waarin je voor de meeste posities een opleiding moet volgen en je geschiktheid moet bewijzen. Daarom kunnen we ons gemakkelijk door deze posities overvallen voelen of zelfs beperkt. Liever kiezen we onze posities zelf. Maar ook als we dat voor ons gevoel doen, bijvoorbeeld als we trouwen, kunnen we niet voorzien wat die positie allemaal met zich meebrengt. Misschien dat veel mensen daarom ook lang aarzelen voor ze trouwen, en blijven aarzelen in het huwelijk. Je lijkt je zo vast te leggen, en daardoor te beperken. We willen zo graag ‘het goede doen’, het liefst zouden we daarvoor (steeds weer) helemaal opnieuw beginnen, zelf onze posities kiezen en dán écht doen wat God van ons vraagt. Maar we bevinden ons hier en nu, op een specifieke plaats. We beginnen nooit met een schone lei. Op deze plaats, ook je plaats binnen je familie, word je geroepen om God lief te hebben en je naaste als jezelf. Neem je dat serieus, dan kun je je familieposities ook beschouwen als een positief beginpunt, een impuls om iets te zijn en te doen. Ook de positie van echtgenoot kun je ontvangen als een nieuw beginpunt dat kracht en richting geeft. Als je trouwt, word je met een nieuwe familie verbonden, met een gegeven geschiedenis, je ontvangt nieuwe posities. Vanaf dat moment schrijf je aan een nieuwe, bovenindividuele biografie. Wat daarin zal komen te staan, weet je niet, maar je begint eraan in de verwachting dat er onder Gods zegen toekomst is. Familieposities zijn blijvend. Je leeft met elkaar en hebt de tijd. Er is liefde en tederheid en er zijn conflicten. Je brengt tijd met elkaar door die niet direct nuttig is te noemen of efficiënt, gewoon omdat je samenwoont of als familie bij elkaar komt. Er is tijd om dingen te leren. Ook om te leren geduld te hebben met anderen. Zeker als we geloven dat God ook geduld met ons heeft, ons vergeeft, ons tijd van leven gunt. God is ons trouw, als een moeder, een vader. Wat trouw zijn betekent, ontdekken we juist in de familie. Deze intense manier van samenleven geeft inspiratie voor het leven met mensen buiten de familie.
16
Pagina 11 van 16
3.2
Verschillen God schiep de mens als zijn evenbeeld, als evenbeeld van God schiep hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep hij de mensen (Gen. 1:27). Echter, in hun verbondenheid met de Heer is de vrouw niets zonder de man, en ook de man niets zonder de vrouw. Want zoals de vrouw uit de man is voortgekomen, zo bestaat de man door de vrouw – en alles is ontstaan uit God. (1 Kor. 11:11-12)
In de familie kun je verschillen niet negeren. Die verschillen zijn niet alleen een kwestie van karakter of persoon, maar komen ook voort uit de posities die we innemen. De posities veronderstellen elkaar en bepalen elkaar wederzijds: geen (groot-)ouders zonder (klein-)kinderen, geen ooms en tantes zonder neven en nichten en ga zo maar door. In de familie worden verschillen betekenisvol. Er moeten (groot-)ouders, ooms en tantes zijn om de kinderen te antwoorden. Er zijn vaders nodig en moeders. Zonder elkaar ben je niet compleet. Je bent op elkaar aangewezen. Dat betekent niet dat het gemakkelijk is om te leven met verschil. In de familie leiden die verschillen onontkoombaar tot botsingen of zelfs conflicten. Bij alle familieposities maken we onderscheid tussen mannelijke en vrouwelijke varianten: opa, vader, zoon, oom en neef naast oma, moeder, dochter, tante, nicht. In de familie beleef je dit verschil tussen mannelijk en vrouwelijk op een sterke manier. Een vrouw wordt moeder en een man vader in de familie. Daar ontvangen ze een specifieke positie als vrouw en man die ze zo niet hebben op andere plaatsen of in andere situaties, bijvoorbeeld op hun werk. In de familie ben je zoon of dochter. Er zijn genoeg oma’s zonder opa aan hun zijde, maar toch zijn ze niet zomaar grootouder in het algemeen, maar oma. Wat is met dit onderscheid tussen mannelijke en vrouwelijke posities gegeven? Die vraag is lastig nu we ons ervan bewust zijn geworden dat in de geschiedenis man zijn vaak samenhing met de macht hebben, en vrouw zijn met aan die macht moeten gehoorzamen. Het beladen karakter van het onderscheid doet niets af aan het feit dat mens-zijn altijd die twee vormen aanneemt: mannelijk en vrouwelijk. Kijk je naar man en vrouw zijn vanuit de familie dan ontdek je dat het verschil tussen mannen en vrouwen betekent dat ze elkaar nodig hebben, naar elkaar verlangen, niet zonder elkaar kunnen. We zijn niet alleen als afzonderlijke, zelfstandige en gelijke mensen op elkaar aangewezen, maar ook als verschillende geslachten. In familieperspectief beleef je dus niet alleen het verschil sterk, maar ontdek je de bijzondere verbondenheid die daaruit voortkomt. We zijn niet hetzelfde en kunnen juist daarom niet zonder elkaar. Wat voor impuls geven deze voorgegeven verschillen aan wie we zijn, wat we doen? In onze tijd is dit een spannende vraag. Ondanks alle kritiek op seksestereotypen wordt kinderspeelgoed en -kleding vrijwel altijd specifiek voor jongens of meisjes ontworpen, heel voorspelbaar autootjes en poppen, in blauw en roze. Tegelijk benadrukken we voortdurend dat alle mensen gelijk zijn. Het lijkt er vaak op dat je over verschil maar moeilijk constructief kunt praten. Verschillen worden gemakkelijk sjablonen die voorschrijven hoe we ons man of vrouw zijn, vader- of moederschap enzovoort moeten beleven. Daar kennen we genoeg onderdrukkende voorbeelden van, ook nu nog. Om van de weeromstuit niet meer te praten over verschillen, en ze maar te bedekken met de mantel van de gelijkheid is echter ook geen oplossing. De gegeven familieposities dagen ons uit om opnieuw oog te hebben voor verschillen. Daarmee gaan we ook in tegen de neiging om in anderen vooral het herkenbare te zoeken, een bevestiging van onszelf. Een tijd die vooral inzet op ‘jezelf zijn’ en ‘trouw blijven aan jezelf’ kan die neiging versterken: hoeveel moet je je aantrekken van de andersheid van de ander?
Pagina 12 van 16
Paulus schrijft dat je ‘in de Heer’ zonder de ander ‘niets bent’. Als God in het spel is, ben je geroepen niet onverschillig te staan tegenover verschil, ook niet dat tussen man en vrouw. Jij hebt de ander nodig in zijn of haar anders zijn, en de ander jou. Je hoeft je niet te verliezen in de aantrekkingskracht van het andere of in je onbegrip erover. De kracht van deze roeping voelen we juist waar familie toch een keuze-element heeft: in het huwelijk. In een romantische bui is het geen kunst te ervaren dat je zonder de ander niets bent. Als verschillen zich openbaren en gaan schuren is dat veel moeilijker. Vermijden we die verschillen, dan krijgt familie op dit punt geen betekenis. Betekenis geven aan verschil lijkt een van de grootste uitdagingen van familieleven in onze tijd.
3.3
Zorg
Toen vroeg de HEER: ‘Waar is Abel, je broer?’ ‘Dat weet ik niet,’ antwoordde Kaïn. ‘Moet ik soms waken over mijn broer?’ (Gen. 4:9)
Betekenis geven aan verschil betekent ook de specifieke verantwoordelijkheden die voortkomen uit jouw familieposities serieus nemen. Die verantwoordelijkheden staan soms op gespannen voet met elkaar. Je wilt loyaal zijn aan je man, maar ook aan je kind, aan je ouders, maar ook aan je vrouw. En welke verantwoordelijkheden met een bepaalde positie gegeven zijn staat niet vast. Dat geldt in het bijzonder voor gebroken of samengestelde gezinnen, waar familieposities opnieuw uitgevonden moeten worden. Het Bijbelse ‘waken over je broer’ wijst op een eigen dimensie van de verantwoordelijkheden en zorg binnen de familie. We moeten zelfs waken over de broers die ons ergeren en jaloers maken, wat Kaïn, de broers van Jozef en de broer van de ‘verloren zoon’ allemaal moesten ontdekken. Zonder die ene broer zijn we als familie niet compleet, blijft er een positie binnen de familie onvervuld. Ook in die zin zijn familieleden ‘niets zonder de ander’: ze zijn afhankelijk van elkaar, niet alleen als ze kind zijn of ziek of oud. Ouders zijn net zo goed afhankelijk van hun kinderen en partners van elkaar. Hier blijkt dat afhankelijkheid bij ons mens-zijn hoort. Verantwoordelijkheden dringen zich sterk aan ons op als er zorg van ons wordt gevraagd: je draagt een kind, je vrouw wordt ziek, je moeder overlijdt en je vader blijft alleen achter, je tante zonder kinderen moet verhuizen naar een verpleeginrichting. We zouden er zelf niet zijn geweest als andere familieleden niet die verantwoordelijkheid voor ons hadden gedragen in zorg en toewijding, vanuit hun specifieke posities als vader, moeder, broer, zus, opa, oma enzovoort. Soms is die zorg het negen maanden dragen van nieuw leven, soms gaat het om een leven lang zorgen voor een gehandicapt kind. Zorgen heeft in de familie vaak een vanzelfsprekende plaats. Je doet het gewoon, zorgen voor je kind, voor je zieke partner, je ouders, vanwege jouw positie als vader of moeder, zoon of dochter enzovoort. Het is opeens aan de orde en soms met grote heftigheid, zonder dat je er klaar voor was. Een deel van de zorg hebben we toevertrouwd aan professionals buiten de familie. Dat heeft invloed op hoe we over zorg denken. Zorg moet efficiënt gebeuren. Het is iets wat je moet regelen. En iets waar je recht op hebt. De maatschappelijke waardering voor mensen die basale zorg verlenen is doorgaans niet erg hoog. In de setting van de familie krijg je een ander beeld van zorg. Daar merk je dat zorgen niet efficient is: het onderbreekt je nachtrust, je werkweek of zelfs je carrière. Het moet gewoon gebeu-
16
Pagina 13 van 16
ren, je doet het niet omdat die ander er recht op zou hebben. Voor de zorg die in familieverband wordt verleend, onbetaald en vaak onzichtbaar, is meestal ook weinig waardering. Hoe waardevol zorg is, komt vooral in beeld als de zorg niet meer uit de algemene middelen betaald kan worden. Des te belangrijker is het om oog te hebben voor de eigen logica van zorg in de familie die voortkomt uit gegeven verbanden.
Ieder mens is familielid. Wat betekent dat? Niemand begint uit het niets. Je neemt een voorgegeven positie in. Eerst alleen die van zoon of dochter, later ook vaak andere posities. Deze posities overkomen je, of je wilt of niet. Dat geldt zelfs voor de posities van echtgenoot of ouder (m/v) die een bewuste keuze lijken te zijn: ze moeten je in de eerste plaats toevallen en daarop volgt veel wat je eenvoudigweg overkomt. Dat is een vreemd fenomeen in een tijd waarin je je geschiktheid voor posities altijd moet bewijzen en vrijheid en keuze veel aandacht krijgen. Kunnen we de familieposities ook zien als positief gegeven beginpunt, een impuls om iets te zijn en te doen? Die beginpunten zijn verschillend. Vooral het verschil tussen mannelijke en vrouwelijke posities beleef je sterk in familieverband. Maar daar ontdek je ook de bijzondere verbondenheid, en dat je zonder de ander ‘niets bent’. De verschillende posities zijn allemaal nodig. In die posities draag je verantwoordelijkheid voor elkaar. Ook in concrete zorg. Niemand kan leven zonder zorg. In familieverband leven en beleven we die afhankelijkheid. Dat geeft kracht. Het vraagt ook veel van ons, juist vanwege de voorgegeven verschillen.
3.4 -
-
-
-
3.5 -
-
Gespreksvragen Vaak spreken we over verschillen tussen onze ouders. Was/is aan die verschillen in jouw gezin of familie een waardering gekoppeld: geldt de ene aanpak of houding als beter, worden bepaalde activiteiten meer gewaardeerd dan andere? Van welke aanpak ben jij zelf? En heeft dat iets te maken met je man of vrouw zijn? Hoe zou jij je eigen positie binnen je familie omschrijven als kind? En in andere posities (vader, moeder, tante, oom, opa, oma, broer, zus enzovoort)? Zijn er ook bepaalde posities in de familie die in de praktijk voor jou nauwelijks betekenis hebben of waar je geen invulling aan geeft? Op wat voor momenten ervaar je dat je ‘zonder de ander niets bent’? En heeft die ervaring met je geloof te maken? Dat ouders voor hun kinderen moeten zorgen is een vanzelfsprekende plicht en ook juridisch ben je verplicht voor je partner te zorgen. Wie hebben er voor jou gezorgd toen je zorg nodig had? Is er volgens jou ook een plicht om voor je ouders te zorgen? In welke situaties heb je ervaren dat je familie niet compleet was? Hoe ging jij daarmee om? En hoe gingen andere familieleden ermee om?
Oefeningen De kracht van verschil - Maak op een groot vel papier een overzicht van wat jouw familie- of gezinsleden graag doen binnen jullie familie of gezin, en waar ze een hekel aan hebben. Er zijn ook klussen die gewoon gedaan moeten worden, of je ze leuk vindt of niet: boodschappen, geldzaken, tuinieren, schoonmaken, wassen enzovoort. Staan die klussen ook in je overzicht? Wie neemt welke klussen voor zijn/haar rekening? Tijd hebben - Neem de tijd om zomaar een dag(deel) door te brengen met een familielid dat wel wat extra zorg of ‘waken’ kan gebruiken.
Pagina 14 van 16
4
Familie van God
4.1
Kind van God, Gods geliefde Toen Israël nog een kind was, had ik het lief; uit Egypte heb ik mijn zoon weggeroepen. (Hos. 11:1) Ik zal je voorgoed tot mijn vrouw maken, ik zal je hecht aan mij verbinden, door liefde en ontferming. Mijn vrouw zul je zijn, want ik beloof je trouw, en jij zult de HEER toegewijd zijn. (Hos. 2:21-22)
De Bijbel staat bol van familieverhalen. God wil niet dat de mens zich zomaar voortplant, maar dat de mens met zijn familie op een bepaalde manier leeft. Dat blijkt een hele opgave. Ook op een andere manier is familie veelbetekenend in de Bijbel. Wij mensen worden er Gods kinderen genoemd of Gods geliefden. In deze beelden voor de relatie van God en de mensen herkennen we betekenissen van familieverhoudingen zoals we die we tot nu toe hebben ontdekt. God zorgt voor de mensen. Alledaagse dingen van het familieleven als eten en drinken, kleding en een huis, ontdekken de mensen als van God gegeven. Ze roepen tot God om hen te redden van het onheil van ziekte en onrecht. De relatie tussen God en de mensen is voorgegeven, je treft jezelf erin aan. Voor je geboren werd, lag er al een geschiedenis. God heeft zijn kinderen weggeroepen uit Egypte en jij mag je deel weten van die geschiedenis. Als je ervoor kiest daarbij te blijven horen, is er toekomst. In de Bijbel gaat het er vaak over dat de mensen zich aan deze relatie onttrekken. Hoe harder God roept, hoe meer zijn kinderen eigen wegen gaan. Ze zijn als echtgenoten die vreemd gaan met andere goden. Dat wij familie van God zijn, is dus niet zomaar een feit, maar moet steeds weer bevestigd en vernieuwd worden. We moeten ontdekken wat die relatie betekent, net zoals we dat bij onze aardse familie moeten ontdekken. Maar dat die relatie voorgegeven blijft en betekenis heeft, dat komt in de Bijbel nadrukkelijk naar voren.
4.2
Gemeente als familie
Ga niet tekeer tegen een oude man. Als je hem vermaant, beschouw hem dan als een vader, zoals je jonge mannen als broers moet zien, oude vrouwen als moeders en jonge vrouwen als zusters – en dit in alle zuiverheid. (1Tim. 5:1) Intussen waren zijn [Jezus’] moeder en zijn broers aangekomen. Ze stuurden iemand naar binnen om hem te halen. Zelf bleven ze buiten wachten. Er zat een groot aantal mensen om hem heen, en die zeiden tegen hem: ‘Uw moeder en uw broers staan buiten en zoeken u.’ Hij antwoordde: ‘Wie zijn mijn moeder en mijn broers?’ Hij keek de mensen aan die in een kring om hem heen zaten en zei: ‘Jullie zijn mijn moeder en mijn broers. Want iedereen die de wil van God doet, die is mijn broer en zuster en moeder.’ (Marc. 3:31-35) Ook de gemeenschap van gelovigen wordt in de Bijbel als een familie voorgesteld. Dat is opvallend. Want de band tussen gelovigen lijkt op het eerste gezicht weinig overeenkomst te hebben
16
Pagina 15 van 16
met die van familieleden. Voor veel mensen is de kerk tegenwoordig iets waar je voor kiest. Die concrete gemeente waar je je thuis voelt, zijn dat je broers en zussen? Deze aanduiding kunnen we wel beter begrijpen als we denken aan de betekenissen van familie als dat wat gegeven is. In de gemeenschap van gelovigen treffen we onszelf ook aan met mensen die we niet hebben uitgekozen. En niet toevallig wordt de gemeente één lichaam genoemd. Net als in een familie nemen we in dat lichaam als leden verschillende posities in. Elk lid heeft zijn eigen plaats. We zijn verschillend. Het ene lid is niet beter dan het andere, we zijn allemaal nodig, als er één ontbreekt zijn we niet compleet. Ook hier zijn er ouderen en jongeren, ook hier worden verschillen betekenisvol. Ten slotte herkennen we het aspect van de voorgegeven geschiedenis. We delen als gelovigen de geschiedenis van God met de mensen en de verwachting van Gods toekomst. Ook over die geschiedenis en die verwachting mogen, ja moeten we elkaar vragen stellen. Op die manier Zo geven wij weer door wat ons is overgeleverd. Maar de gemeenschap van gelovigen is wel een nieuwe familie, een andere dan de ‘natuurlijke’. Daar zit ook een kritisch element in. Het leven in die nieuwe familie betekent in zekere zin afstand nemen van het gewone leven, ook van het leven in de familie. Dat komt duidelijk uit in de doop. Door de doop word je lid van een nieuwe familie, de familie van gelovigen. Dopen is het leven teruggeven aan God, in het geloof dat God het wil redden van de ondergang. Want het leven is uit zichzelf niet zomaar goed. God wil dat we op een bepaalde manier samenleven, ‘wakend over je broer’, maar dat komt er vaak niet van. We weten maar al te goed van onzuivere bedoelingen, eigenbelang en zelfliefde, ook in familieverband. Misbruik van kinderen blijkt het vaakst voor te komen in de kring van de familie, evenals het verborgen geweld dat we zo misleidend ‘huiselijk’ noemen. En ook als we wel geborgen zijn in de kring van onze familie zijn we er nog niet. Maar dopen is hopen, geloven dat dat al te menselijke kwaad niet het laatste woord zal hebben in het leven. Je ontvangt het leven als nieuw geboren uit Gods hand. Het is geboren in een nieuwe familie: de gemeente van God die leeft van de hoop op een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. In het Bijbelboek Openbaring worden de bewoners van dat nieuwe rijk broeders en zusters van elkaar genoemd. Hoeveel deze nieuwe familie betekent, wordt duidelijk in Jezus’ kritische uitlatingen over de natuurlijke familiebanden. Als hij aan zijn moeder en broers wordt herinnerd, die naar hem vragen terwijl hij in heel andere kringen verkeert, wijst hij naar deze mensen, zijn volgelingen, als zijn moeder en broers. Op een ander moment zegt Jezus dat hem volgen betekent vader en moeder en vrouw en kinderen en broers en zusters achter je laten, met hen breken (Luc. 14:26). In het koninkrijk van God gaat het niet om die familiebanden. We zijn in de eerste plaats kinderen van God en broers en zussen van die andere volgelingen. Onze natuurlijke familie moet ons daar niet bij vandaan houden. In de kerk oefenen we om broers en zussen te zijn van elkaar en kinderen van God. In heel aandachtige en geconcentreerde vorm doen we dat als we avondmaal vieren. Dan eten we aan één tafel, delen we het brood zodat ieder iets heeft en drinken we uit één beker. We zijn elkaars gelijken voor God, in alle verscheidenheid. We delen in dezelfde geschiedenis. We verwachten hetzelfde vrederijk. Aan de avondmaalstafel valt het niet op hoe we thuis aan tafel zitten: alleen of met z’n tweeën, met of zonder kinderen of ouders. Aan de avondmaalstafel beleven we een gemeenschap die hopelijk ook juist iets betekent als natuurlijke verbanden falen of wegvallen: bij ruzie of scheiding, of als een familielid sterft. Als er iemand ontbreekt aan de tafel van de Heer is de familie niet compleet. We moeten erop uit om wie ontbreekt te zoeken. Ook als dat familielid er heel andere opvattingen op nahoudt dan wijzelf. Het verschil moet worden gezien, we moeten ernaar vragen en erover in gesprek gaan. Ook in de familie van God leiden verschil-
Pagina 16 van 16
len tot conflicten. De familieband drukt uit dat er onder die verschillen steeds iets blijft bestaan wat verbindt, zelfs als een familielid niet meer aan tafel verschijnt. Dat onze natuurlijke familie soms in concurrentieverhouding staat met de familie van God, betekent niet dat we ze tegen elkaar moeten uitspelen. De familie van God is enerzijds beeld van de natuurlijke familie en we kunnen die dus niet begrijpen zonder onze ervaringen met onze eigen familie. Het beeld van de familie van God helpt ons anderzijds in de natuurlijke familie betekenissen te ontdekken, en op te roepen als ze al te ver zijn weggezakt.
In de Bijbel blijkt familie veelbetekenend. Israël of de gelovige wordt er Gods kind genoemd of Gods geliefde. God heeft een geschiedenis met de mensen. God zorgt voor hen. Maar de mensen willen daar vaak niet aan. Toch houdt God de familieband in stand. De gemeenschap van gelovigen heet in de Bijbel ook een familie. Het is een gegeven, niet gekozen verband tussen heel verschillende mensen. Ze delen een geschiedenis en een verwachting. De doop maakt dat zichtbaar. In de doop worden we opnieuw geboren in een nieuwe familie, gered van de ondergang. Want het leven is niet zomaar goed, ook niet in de familie. Jezus waarschuwt voor veeleisende familiebanden, en noemt zijn volgelingen broers en zussen. Wat dat betekent oefenen we met het avondmaal.
4.3 -
-
4.4 -
-
Gespreksvragen Heb je een ‘geestelijke vader’ of ‘moeder’ (gehad) en waarom zou je die persoon zo noemen? Wat voor gedachten heb jij bij het idee dat een dopeling in je gemeente ‘lid van de familie wordt’ (waarvan jij ook al lid bent)? Dat jullie dus familie worden? Zijn er momenten in je leven geweest waarop je hebt ervaren dat je een nieuwe familie hebt in de vorm van de gemeente? Waarom herinneren die ervaringen je juist aan het familiekarakter van de gemeente? Zijn er ook momenten waarop je je in het bijzonder familie/kind van God hebt gevoeld? Hoe wordt er in jouw gemeente gereageerd als er iemand ontbreekt aan het avondmaal? Betekent het samen avondmaal vieren iets voor het onder ogen zien van verschillen of als er conflicten zijn?
Oefeningen Aanspreekvormen - Spreek met een groepje (gemeentekring, kerkenraad enzovoort) af om elkaar een poosje broer of zus te nemen. Evalueer het na een tijdje. Onder elkaar - Probeer tegenover gemeenteleden eens te doen alsof je als familieleden onder elkaar bent; bijvoorbeeld: tijd en geduld vinden om zomaar een klusje te doen (oppassen, boodschappen doen, koken, een kamer opruimen), om naar iemand te luisteren, iemand tegen te spreken of met iemand ruzie te maken, iemand te troosten of samen naar muziek te luisteren. Familieactiviteiten - Verzin voor gemeenteleden een activiteit die iets familieachtigs heeft, bijvoorbeeld een ‘familie’-weekend.