Leidraad subsidiabele restauratiekosten
UDC 351.853
WRblad 05-1
Leidraad subsidiabele restauratiekosten 1. Inleiding De Rijkssubsidieregeling restauratie monumenten (de RRM, d.d. l november 1985, MMA/MO 2473, gewijzigd op 13 maart 1986, MMA/MO U-3063) bevatte in de toelichting bij artikel 8 de vermelding, dat bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg 'gedetailleerde informatie over subsidiabele kosten' verkregen kon worden. Na de inwerkingtreding van de RRM in 1986 was met een aantal gemeenten een bestuursconvenant gesloten, waarvan de essentie was, dat de desbetreffende gemeente meer voorbereidende en uitvoerende taken deed. In die convenant duikt weer het verschijnsel subsidiabele kosten op, al heet het daar 'door de minister terzake gegeven richtlijnen'. En in het huidige Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten (van 5 oktober 1990, Staatsblad 1990 nr 529), dat in de plaats is gekomen van de RRM, krijgen alle gemeenten, die beschikken over een verordening zoals bedoeld in artikel 15 van de Monumentenwet 1988, de bevoegdheid om — wederom met inachtname van bepaalde richtlijnen — de subsidiabele kosten vast te stellen.
Of het nu gaat om de RRM, een convenantsituatie of op dit moment het Brrm, steeds wordt hezelfde bedoeld met 'richtlijnen'. De bestaande richtlijnen zijn verouderd, ze zijn te vaag en het is hoog tijd, dat er een geactualiseerde versie komt. Bijv.: hierin wordt nu met deze nieuwe Leidraad voorzien. De Monumentenwet 1988 zegt in artikel 34 dat de Minister uit de rijkskas subsidies kan verstrekken voor 'herstel en instandhouding' van beschermde monumenten. Hoe dat gebeurt, wordt geregeld in een aantal AMvB's. Daar staan bepalingen in over de manier van aanvragen, subsidievoorwaarden, percentages en zo meer én bepalingen over subsidiabiliteit van bepaalde posten en kosten. De regelingen moeten elkaar in principe natuurlijk niet overlappen. 'Herstel' — om met de woorden van artikel 34 van de wet te spreken — is de term voor restauratie en 'instandhouding' voor onderhoud. Subsidiëring van 'herstel' vindt plaats op basis van het Brrm en van 'instandhouding' op grond van het Besluit rijkssubsidiëring onderhoud monumenten (het Brom), Staatsblad van 5 december 1989, nr. 529. Van herstel is sprake, wanneer de technische werkzaamheden aan een beschermd monument of een deel daarvan het normale onderhoud te boven gaan, en van instandhouding is sprake, wanneer een beschermd monument of een deel daarvan in een technisch goede staat verkeert en normale periodieke werkzaamheden nodig zijn om dat zo te houden. Op deze wijze kunnen de werkingsgebieden van het Brrm en het Brom worden omschreven. RDMZ R V 1995/37 - 46
Niettemin is het begrip 'subsidiabele kosten' een weerbarstig begrip, omdat het niet gemakkelijk zó duidelijk en concreet kan worden gedefinieerd, dat het eenvoudigweg in de praktijk op ieder geval van restauratie en onderhoud toepasbaar is. Het is een illusie om te veronderstellen, dat alle grijze gebieden kunnen worden wéggedefiniëerd, maar het is wel nodig om zo duidelijk mogelijk te zijn in wat wél en wat niet meetelt bij de berekening van subsidie. Dat klemt des te meer, omdat bij toenemende bevoegdheden van gemeenten alle betrokken partijen er recht op hebben te weten, waaraan subsidieaanvragen worden getoetst. Wat in deze Leidraad staat: a. wordt door de RDMZ bij de eigen besluitvorming gehanteerd en b. geldt als toetsingsnorm voor de goedkeuring van gemeentelijke besluiten. Dat laatste houdt in, dat de minister beziet of op grond van deze Leidraad redelijkerwijs tot het goed te keuren gemeentelijk besluit kan worden gekomen. Om de leesbaarheid te bevorderen: met RDMZ wordt in formele zin de minister van WVC bedoeld. 2. Definities In deze Leidraad worden de begrippen 'restauratie', 'onderhoudswerkzaamheden'en 'subsidiabele restauratiekosten' gebruikt in de betekenis, die daaraan in het Brom en het Brrm wordt gegeven: Restauratie: de werkzaamheden aan een beschermd monument, het normale onderhoud te boven gaand, die voor het herstel van het beschermd monument noodzakelijk zijn; Onderhoudswerkzaamheden: periodieke werkzaamheden aan een beschermd monument, welke werkzaamheden door de minister als zodanig worden aangemerkt en dienen om het beschermde monument als zodanig in stand te houden; het beschermd monument moet in een bouwkundig goede staat verkeren. Het kan ook gedeeltelijk in een goede staat zijn, maar dan kan alléén aan die onderdelen onderhoud, als bedoeld in de definitie, gepleegd worden. Subsidiabele restauratiekosten: de kosten, die naar het oordeel van de minister noodzakelijk zijn om de onderdelen van een beschermd monument, die monumentale waarde bezitten, op sobere en doelmatige wijze te herstellen of te conserveren.
3. Herstel en instandhouding van monumentale waarde Wat is het doel van subsidie, met andere woorden: wat wil het rijk met subsidie aan herstel en instandhouding bereiken? Heel eenvoudig het volgende: beschermde monumenten zijn beschermd, omdat zij een cultuurhistorisch belang vertegenwoordigen, waarvan de samenlevingt vindt, dat dat aan de komende generaties moet worden overgedragen.
Leidraad subsidiabele restauratiekosten
WRblad 05-2
Dat belang wordt hier "monumentale waarde' genoemd. Die monumentale waarde leverde de reden voor de bescherming op.
Het gaat bij subsidie dus om het herstel en instandhouding van de monumentale waarde. En voor alle duidelijkheid: niet om het isoleren van woningen, verbetering van comfort of het bijdragen aan de exploitatie en ook niet om het terugbrengen van reeds verloren monumentale waarden.. De monumentale waarde kan men vinden in de beschrijving van het desbetreffende monument in het monumentenregister (artikel 6 van de Monumentenwet 1988), maar het merendeel van die beschrijvingen is tamelijk kort. Tot de monumentale waarden wordt in ieder geval de hoofdstructuur (het 'casco') gerekend. Het casco bestaat uit de dragende onderdelen (fundering, balkdragende muren en balklagen), de vloeren en het omhulsel (buitenmuren en kap). Tot het casco wordt ook gerekend het binnenpleisterwerk van de muren die er deel van uit maken, alsmede de buitenafwerking, kozijnen en ramen. Tot de monumentale waarden worden in het algemeen ook die onderdelen gerekend, die de architectuurhistorische kenmerken van het monument bepalen, zoals gevelbekroningen, monumentale stoepen en oude kapconstructies. Datzelfde geldt voor interieuronderdelen. Hierbij kan gedacht worden aan plafonds met decoratief stucwerk, schoorsteenpartijen, wandafwerkingen (tegels) en betimmeringen. Daarnaast kan ook nog het oordeel van de RDMZ er toe leiden dat aan bepaalde onderdelen of objecten monumentale waarden mag worden toegekend. Indien twijfel bestaat of aan bepaalde onderdelen monumentale waarde kan worden toegekend, is het raadzaam contact op te nemen met de RDMZ.
Op wat hierboven staat is één uitzondering: er zijn monumenten beschermd en opgenomen in het monumentenregister alléén en uitsluitend vanwege een bepaald onderdeel, bijvoorbeeld een gevelsteen. Zo'n geval is gemakkelijk te herkennen, want in het register staat uitdrukkelijk het woord 'vanwege' vermeld. In die situatie is alleen herstel van het voorwerp, waar het allemaal om draait, subsidiabel. In het gegeven voorbeeld dus alleen de gevelsteen. De meest voor de hand liggende wijze van instandhouding is het plegen van regelmatig onderhoud. Het belang hiervan is onderstreept door het Brom. Vaak is er sprake van achterstallig onderhoud, om maar niet te spreken van verwaarlozing. Een goede bouwkundige staat kan op drie manieren worden geëffectueerd: 1. door middel van regelmatig onderhoud; 2. preventief, door maatregelen ter bescherming van onderdelen;
3. curatief, door constructief herstel en conservering. Aangezien alleen de tweede en derde methode in aanmerking komen voor subsidiëring in het kader van het Brrm, zal hieronder op deze methoden dieper worden ingegaan.
3.1. Bescherming en preventie Subsidiabel zijn de kosten van voorzieningen ten behoeve van een regelmatige inspectie en installaties ter voorkoming van brand of blikseminslag. Steeds geldt hierbij de voorwaarde, dat een en ander naar het oordeel van de RDMZ nodig is. Bij installaties kan gedacht aan het aanbrengen van sprinklerinstallaties, rookdetectoren, brandmeldingssystemen, loze brandleidingen, slanghaspels en bliksemafleiders. Deze zaken worden door de RDMZ alleen verlangd bij zeer belangrijke monumenten en zijn alleen dan subsidiabel. Verder zijn maatregelen subsidiabel ter voorkoming van vochtdoorslag en optrekkend vocht bij muren (maar niet dan na grondig onderzoek naar de oorzaken en de toe te passen methode), het aanbrengen van voorzieningen ter voorkoming van beschadiging en aantasting (bij bijvoorbeeld gebrandschilderd glas). De te subsidiëren voorzieningen dienen — het wordt hier herhaald — primair ter bescherming van de monumentale waarde; niet dus ten behoeve van het gebruik. 3.2. Constructief herstel en conservering Onder constructief herstel wordt verstaan het door herstel of door partiële vernieuwing weer in goede staat (terug)brengen van onderdelen, die in een vervallen, vergane of aangetaste toestand verkeren.
Onder conservering wordt verstaan het behandelen van onderdelen, die vervallen of aangetast zijn, gericht op het handhaven in de bestaande verschijningsvorm en op het behoud van het oorspronkelijke materiaal. In aansluiting op het hiervoor gestelde ten aanzien van de monumentale waarde zullen de herstelkosten voor de hoofdstructuur in aanmerking komen voor subsidiëring, tenzij het register duidelijk aangeeft, dat het monument beschermd is "vanwege'één bepaald onderdeel, zoals een voorgevel, een gevelsteen, het interieur. In deze gevallen zullen alleen die onderdelen gesubsidieerd worden. Het te subsidiëren onderdeel zal altijd in een constructief slechte toestand moeten zijn of het zal aangepakt moeten worden om andere constructief slechte onderdelen te kunnen herstellen (bijvoorbeeld het wegnemen van betimmeringen om de muren daarachter te kunnen herstellen). Er zal echter altijd sprake moeten zijn van een sobere en doelmatige aanpak. De binnenafwerking van het casco is alleen subsidiabel op basis van — ook hier weer — een sobere en
Leidraad subsidiabele restauratiekosten
WRblad 05-3
doelmatige afwerking en als er monumentale waarden zijn, zoals bij betimmeringen, plafonds, vloeren en dergelijke, die in verband met hun waarde gehandhaafd dienen te worden. In beginsel dient ervan te worden uitgegaan, dat herstel geschiedt in de bestaande en — waar noodzakelijk — in de oorspronkelijke vormgeving en met behulp van de daarbij behorende oude constructiewijzen. Soms echter kan er ter wille van de kosten, of ter wille van het behoud van andere, aangrenzende onderdelen aanleiding zijn hiervan af te wijken. Men kan dan voor moderne constructies kiezen en moderne materialen toepassen. Voorbeelden: het maken van een kap met behulp van moderne spanten, indien de bestaande kapconstructie niet meer te handhaven is; het herstellen van verrotte balkkoppen door middel van kunststoffen; het vervangen van een begane grondvloer door beton als dit om constructieve redenen nodig is. De werkzaamheden dienen in elk geval op een sobere en doelmatige wijze te worden uitgevoerd en zijn alsdan subsidiabel. Ook hier geldt weer, dat voor de veranderingen een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 is vereist.
3.3. Bijzondere restauratie-aspecten 3.3.1. Kappen Problemen bij het bepalen van de subsidiabele restauratiekosten doen zich voor bij kaprestauraties, waarbij — naast herstel van de bestaande toestand — dakbeschot en isolatie worden aangebracht. Isolatie kan in geen énkel geval gesubsidieerd worden. Bij dakbeschot ligt dat anders. Dakbeschot heeft een constructieve functie: het verstijft de kapconstructie en sluit weersinvloeden en vuil buiten. In die zin is het aanbrengen van dakbeschot een beschermende maatregel en derhalve volledig subsidiabel. Zeker in de huidige tijd, waarin het schoonmaken en aansmeren van dakpannen bij onbeschoten kappen problemen oplevert, is een beschieting wenselijk. Behalve door middel van een houten dakbeschot is beschieting mogelijk met dakplaten, maar bij historische kappen kunnen deze niet altijd worden toegepast in verband met het vaak grillige verloop van dakvlakken. Ook indien de oude sporen gehandhaafd worden, is de toepassing van dakplaten niet altijd mogelijk in verband met de standaardafmetingen. Beide systemen (dakbeschot of dakplaten) zijn subsidiabel. In
Indien voor de handhaving van bepaalde waardevolle onderdelen extra constructies moeten worden toegepast, zijn de kosten hiervoor ook subsidiabel; zoiets doet zich bijvoorbeeld voor bij het maken van een nieuwe balklaag boven een bestaande balklaag, die een bijzonder hoge monumentale waarde heeft (onder andere door beschilderingen) en die niet is te herstellen zonder hem ingrijpend te vernieuwen. Het gaat hier om het behoud van waardevolle onderdelen. Bij het aanbrengen van een nieuwe vloer in verband met de extra belasting als gevolg van een nieuwe bestemming zijn de kosten niet subsidiabel. Voorts worden kosten voor het aanbrengen van installaties als centrale verwarming, water- en electrische leidingen, riolering en sanitair nooit subsidiabel gesteld.
het geval dat er isolerende dakplaten gebruikt worden zijn de materiaalkosten slechts voor 50% subsidiabel. Dakrestauraties zijn alleen subsidiabel, als de bestaande toestand slecht is en aanleiding geeft tot constructief ingrijpen. Beschieten van een goede, doch onbeschoten kap, met als enig doel er een beter bruikbare ruimte onder te maken, is niet subsidiabel uit een oogpunt van monumentenzorg. Nogmaals: voor subsidiëring moet altijd een constructieve noodzaak aanwezig zijn.
Bij conserveringswerkzaamheden kan gedacht worden aan het behandelen van houtwerk, dat is aangetast door houtworm, bonte knaagkever, boktor, zwam e.d. en het impregneren van poreuze materialen, waarvan de fysieke samenhang is verloren. Ook het fixeren van (muur)schilderingen is een duidelijk voorbeeld van conservering. Reconstructies (terughalen van de geschiedenis) van verdwenen onderdelen zijn in beginsel niet subsidiabel, tenzij en uitsluitend tenzij die reconstructies bouwtechnisch noodzakelijk zijn. Reconstructies van vroegere, in latere tijd gewijzigde onderdelen kunnen subsidiabel zijn, indien de gewijzigde onderdelen ernstig afbreuk doen aan de monumentale waarde van het geheel. Overigens zal er bij iedere wijziging dan wel reconstructie een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 moeten zijn. RDMZ R V 1995/37 -47
Indien vanouds aanwezig dakbeschot, dat slecht is, vernieuwd moet worden, is dit uiteraard subsidiabel. Ook indien er gekozen wordt voor isolatieplaten ter vervanging, is dit het geval, zij het dat de materiaalkosten dan weer voor 50% subsidiabel zijn (vooropgesteld, dat dakplaten uit een oogpunt van monumentenzorg aanvaardbaar zijn).
3.3.2. Funderingen Funderingsherstel of -vernieuwing is in beginsel subsidiabel. De fundering is te beschouwen als een belangrijk onderdeel van de hoofdstructuur, het casco. In alle gevallen is het raadzaam eerst de oorzaken van het funderingsverval te onderzoeken, in verband met eventuele aansprakelijkheid van derden. Het komt dikwijls voor dat funderingen worden aangetast ten gevolge van activiteiten in de ondergrond in de omgeving van het monument. Bekend zijn de desastreuze gevolgen van grondwateronttrekking bij houten paalfunderingen. In dergelijke gevallen dient onderzocht te worden of de schade te verhalen is op de veroorzaker ervan.
Leidraad subsidiabele restauratiekosten
WRblad 05-4
Kosten verband houdend met herziening en/of verzwaring van de fundering ten behoeve van een andere bestemming van het pand zijn niet subsidiabel. 3.3.3. Herhaling van reeds eerder uitgevoerde restauraties Indien een monument eerder aan bepaalde onderdelen of geheel is gerestaureerd en als daarvoor in het verleden rijkssubsidie is verstrekt, wordt zeer kritisch gekeken of wederom tot subsidiëring kan worden overgegaan. En wel ongeacht of de posten en kosten overigens als subsidiabel kunnen worden aangemerkt. Daarvoor is een aantal redenen: voor de eigenaar (of de vorige eigenaar) zijn als gevolg van eerdere subsidiëring verplichtingen ontstaan, te weten de onderhoudsplicht en de verzekeringsplicht. Het zal dus helemaal afhangen van de reden, waarom opnieuw een aanvraag is ingediend, of deze geheel of gedeeltelijk gehonoreerd kan worden. Overigens wordt dit uitgangspunt — het spreekt haast vanzelf — in alle redelijkheid toegepast. 3.3.4. Vooronderzoek Vooronderzoek is onderzoek, dat plaatsvindt voordat een restauratieplan en bestek en begroting worden opgesteld. Met betrekking tot de met dat vooronderzoek gemoeide kosten wordt een splitsing gemaakt in: 1. (bouw)technisch vooronderzoek en 2. wetenschappelijk (historisch) (voor)onderzoek.
3.3.5. Bereikbaarheid voor het plegen van onderhoud Het komt vaak voor, dat bepaalde delen van monumenten zeer moeilijk of niet bereikbaar zijn zonder steigerwerken, hoogwerkers e.d. Het kan in zo'n situatie gewenst zijn voorzieningen aan te brengen om die gedeelten gemakkelijk te bereiken. Eenvoudige voorbeelden zijn het aanbrengen van loopbruggen in ruimten boven gewelven in kerken en het aanbrengen van dakkapellen of luiken, zodat kapgedeelten, die van binnenuit niet bereikbaar zijn, van buitenaf toegankelijk zijn ten behoeve van inspectie. Bij leien dakbedekkingen is het van belang voldoende lei- en klimhaken (en op de juiste plaats) aan te brengen in verband met het onderhoud. Het aanbrengen van dergelijke voorzieningen is subsidiabel, voorzover tenminste zo'n voorziening door de RDMZ is voorgeschreven; het is te beschouwen als een preventieve maatregel tegen verval. De Stichting Federatie Monumentenwacht Nederland heeft richtlijnen opgesteld inzake de bereikbaarheid en veiligheid. Het verdient aanbeveling om eigenaren op de aanwezigheid van deze richtlijnen te attenderen. 3.4. Bijzondere monumentale onderdelen 3.4.1. Orgels Indien een orgel wordt genoemd in het monumentenregister en restauratie noodzakelijk is, zijn de kosten aan de kas en het instrument subsidiabel. Know how over het instrument is evenwel schaars en orgels zijn precieze en kostbare instrumenten: de begroting wordt in alle gevallen — in voorkomende
Ad 1. Het hierbij noodzakelijke onderzoek naar (bouw-)technische gebreken van het te restaureren monument is restauratieplan-voorbereiding en vormt een onderdeel van de directiekosten. Dat houdt in dat de kosten, voorzover ze voortvloeien uit
gevallen na vaststelling van het subsidiabel bedrag door de gemeente — in ieder geval ook door de RDMZ zorgvuldig getoetst voordat tot goedkeuring wordt overgegaan. In zulke situaties verdient het dan ook aanbeveling in een vroeg stadium van
het onderzoek naar de mogelijkheden van herstel
planvoorbereiding contact met de RDMZ op te
van het monumentale deel van het object, als subsidiabel worden aangemerkt.
nemen.
Ad 2. Door de RDMZ kan (nader) wetenschappelijk onderzoek gewenst worden geacht, wat zich zowel in de fase van planvoorbereiding als tijdens de uitvoering van de werkzaamheden kan voordoen. De daarbij behorende activiteiten zullen hetzij geheel door en onder verantwoordelijkheid van de RDMZ worden verricht, hetzij worden uitbesteed. In geval van uitbesteding zullen de kosten geheel ten laste van de RDMZ komen. Wel kunnen aan deze volledige financiering nadere voorwaarden worden gesteld. Deze hebben dan betrekking op: de afbakening van verantwoordelijkheden, schaderechten, publicatie- en auteursrechten. Aan publicaties zijn kosten verbonden, die nader moeten worden omschreven en vastgelegd. Het recht om de onderzoeksgegevens te publiceren moet per geval met de RDMZ worden overeengekomen en worden vastgelegd.
3.4.2. Uurwerken Wat voor orgels geldt, geldt ook voor in het monumentenregister vernielde uurwerken. Zie dus onder 3.4.1. 3.4.3. Carillons Ook de restauratie van historische carillons, mits genoemd in het monumentenregister, komt voor subsidie in aanmerking. De te subsidiëren werkzaamheden kunnen betrekking hebben op de restauratie van de klokken en het bespelingsmechaniek, inclusief het klavier. Indien hierbij technische verbeteringen worden aangebracht, gericht op het verminderen van de slijtage zijn die verbeteringen ook subsidiabel. Maar uitbreiding van carillons met nieuwe klokken is niet subsidiabel. 3.4.4. Luidklokken Restauratie van luidklokken en het luidmechanisme
Leidraad subsidiabele restauratiekosten
WRblad 05-5
is subsidiabel, ook hier weer indien de klokken worden vermeld in het monumentenregister. Dit geldt evenzeer voor de bijbehorende klokkestoelen. 3.4.5. Electrische voorzieningen Voor de onder 3.4.1. t/m 3.4.4. genoemde objecten geldt, dat aanbrengen of vernieuwen van electrische aandrijving, cijferplaatverlichting en dergelijke niet subsidiabel is, omdat uit een oogpunt van monumentenzorg dit soort werkzaamheden niet nodig is. 3.5. Schilderwerk Schilderwerk is te beschouwen als normaal onderhoud en dus niet subsidiabel volgens het Brrm, wel dus in sommige gevallen volgens het Brom. Wanneer de te schilderen onderdelen worden gerestaureerd, en de restauratiekosten daarvan subsidiabel zijn, is het schilderwerk van die onderdelen echter wel in het kader van het Brrm subsidiabel. Restauratie van bijzonder schilderwerk (bijvoorbeeld marmeren houtimitaties bij interieurs en decoratief schilderwerk) kan ook subsidiabel zijn, want hier gaat het om iets meer dan een beschermende laag. Dit soort schilderwerk kan monumentale waarde hebben. In deze gevallen is bij twijfel over de subsidiabiliteit overleg vooraf met de gemeente of de RDMZ gewenst.
Het zou te ver voeren om hier en détail in te gaan op wat wel en niet voor subsidiëring van molenherstel in aanmerking komt. Veel zal afhangen van de technische staat van het mechanisme. In deze gevallen is het gewenst vooraf overleg te plegen met het gemeentebestuur en de RDMZ. De Adviesgroep van de RDMZ kan uitgebreid advies geven over plantechnische en bouwtechnische aspecten en over bestek en begroting.
4. Algemene aspecten 4.1. Fiscale aftrek voor eigenaren van monumentenpanden Voor de bepaling van het toe te passen subsidiepercentage is het van belang om vooraf te weten of de eigenaar over fiscale aftrekmogelijkheden beschikt. Het betreft dan uiteraard kosten die zijn verbonden aan de uit te voeren restauratiewerkzaamheden. Fiscale aftrek is mogelijk in de inkomsten- en de vennootschapsbelastingsfeer. Voor de feitelijke mogelijkheden en gang van zaken wordt kortheidshalve verwezen naar de brochure 'Monumenten en de fiscus, de fiscale aftrekmogelijkheden voor eigenaren van monumentenpanden' van april 1990, uitgegeven door het Bureau Belastingdienst Monumentenpanden (BBM) in Zeist en de Stichting Nationaal Restauratiefonds (NRF) in Hoevelaken.
Een bijzondere groep vormen historische muur- of
plafondschilderingen. Indien deze vermeld staan in het monumentenregister, zijn de restauratiekosten subsidiabel. Dikwijls zijn dergelijke schilderingen van te voren niet bekend en worden zij tijdens de restauratie of tijdens het vooronderzoek ontdekt. Het weer in het zicht brengen door restauratie of consolidering door middel van het aanbrengen van een beschermingslaag zal dan afhangen van een nadere waardebepaling, die zal moeten plaatsvinden in samenspraak met de gemeente en de RDMZ.
4.2. Zelfwerkzaamheid Het zélf uitvoeren van werkzaamheden — dus in plaats van ze te laten verrichten — ontmoet in principe geen bezwaar. Indien een eigenaar zelf werkzaamheden in het kader van een restauratie verricht, zijn diens 'loonkosten' niet subsidiabel tenzij hij die werkzaamheden verricht in het kader van een door hem gedreven onderneming. Let op: materiaalkosten kunnen wél subsidiabel zijn.
3.6. Vondsten tijdens het werk In de restauratiepraktijk komt het vaak voor, dat belangrijke vondsten worden gedaan van historische
4.3. Kosten van personeel in loondienst bij de aanvrager Voorzover verband houdend met subsidiabele werkzaamheden kunnen dergelijke kosten eveneens
bouwkundige onderdelen of fragmenten, waarvan
het bestaan voordien niet bekend was. Zoals bijvoorbeeld hiervoor aangegeven bij schilderwerk. Soms is het wenselijk om naast een goede documentatie ervan deze vondsten ook te consolideren of te herstellen. Het kan voorkomen, dat daarvoor plan-
subsidiabel gesteld worden. Hierbij geldt de voorwaarde dat achteraf een accountantsverklaring (RA
of AA) overgelegd dient te worden, waaruit kan worden afgeleid hoeveel uren door dat personeel is
besteed aan subsidiabele werkzaamheden.
wijzigingen (en eventueel een nieuwe vergunning)
4.4. Verzekering tijdens de werkzaamheden
noodzakelijk zijn. De subsidiabiliteit van deze werkzaamheden zal ook hier weer afhangen van een nadere waardebepaling. En voor een subsidietoezegging dient een nieuw (men zou kunnen zeggen aanvullend) verzoek te worden ingediend via de gemeente bij de RDMZ.
De opdrachtgever dient er voor te zorgen dat tijdens de restauratie een Casco All Risk-verzekering dekking geeft tegen eventuele schade. Deze CAR-verzekering dient een aanvullend karakter te hebben op de lopende brandverzekering van het monument. De opdrachtgever dient derhalve de restauratie te melden bij de brandverzekeraar van het monument.
3.7. Molens
Grondige kennis van het bouwen en restaureren van molens is schaars en slechts bij enkelen aanwezig. RDMZ R V 1995/3 7 -48
De CAR-verzekering kan het beste afgesloten worden door de subsidieaanvrager in verband met het innen van de verzekeringspenningen. De CAR-verzekering
Leidraad subsidiabele restauratiekosten
WRblad 05-6 dient een aantal vaste onderdelen te omvatten: a. de verzekering van het werk b. bestaande eigendommen opdrachtgever c. eigendommen van directie en personeel en d. aansprakelijkheid.
Een CAR-verzekering is te allen tijde maatwerk en dient dus per object beoordeeld te worden door de verzekeraar. De kosten zijn subsidiabel voor zover zij betrekking hebben op subsidiabele kosten. Voor het maximale percentage zie bijlage 2.
4.5. Verzekeringspenningen Verrekering van geïnde of te innen verzekeringspenningen vindt plaats zoals in het volgende voorbeeld: stel dat sprake is van een restauratie, waarbij de begroting voor 75% subsidiabel is en waarbij f 160.000,- aan verzekeringspenningen geïnd (kunnen) worden. bruto begroting niet subsidiabel
f 500.000,- f 125.000,-
subsidiabel vóór correctie — ƒ 375.000,verzekeringspenningen naar rato * — f 120.000,subsidiabel na correctie
- f 255.000,-
(* subsidiabel is f 375.000 : f 500.000 = 0,75%, d.w.z. 75%, derhalve (naar rato) 75% van de verzekeringspenningen = ƒ 120.000,- in mindering op de
subsidiabele kosten te brengen)
4.6. Schade veroorzaakt door derden Indien de restauratiewerkzaamheden geheel of gedeeltelijk uitgevoerd moeten worden als gevolg van door derden veroorzaakte schade (bijvoorbeeld als gevolg van heien, grondwaterstandverlaging, bodemdaling door gasbel) dan dient bij de subsidieaanvraag aangetoond te worden, dat verhaal van kosten bij de veroorzaker van de schade op dat moment niet mogelijk is gebleken. Als blijkt dat achteraf alsnog verhaal van kosten wordt bewerkstelligd, dient alsnog verrekening met de subsidie naar rato (dat wil zeggen zoals bij de verzekeringspenningen, zie hiervoor) plaats te vinden, omdat
uiteindelijk geen of minder kosten zijn gemaakt. 4.7. Renteverlies Financieringskosten, zoals (bouw-)rentelasten, notaris- en afsluitkosten bij leningen enzovoorts, worden nooit subsidiabel gesteld. 4.8. BTW Door verhoging van het BTW-percentage ontstaat vanzelf een overschrijding van de begroting. Indien subsidiëring in een dergelijke overschrijding ge-
wenst wordt, dient een aanvullende aanvraag via de gemeente te worden ingediend. Bij tussentijdse verlaging van het BTW-percentage vindt neerwaartse correctie van de subsidiabele kosten plaats bij de afhandeling van de financiële verantwoording. Indien vooraf bekend is, dat BTW door de eigenaar kan worden teruggevorderd, dan vindt vaststelling van de subsidiabele kosten plaats exclusief BTW. Indien 'tijdens de rit' blijkt dat BTW alsnog gedeeltelijk is terug te vorderen, vindt de vaststelling van de subsidiabele kosten plaats inclusief BTW, echter met een verlaagd bevoorschottingsplafond. Bij de behandeling van de geldelijke eindverantwoording wordt de werkelijke BTW-verrekening in de definitieve vaststelling van de subsidiabele kosten meegenomen.
In de Wet op de Omzetbelasting 1968 is onder artikel 11 lid l onder meer aangegeven dat vrijstelling van omzetbelasting mogelijk is bij "de verhuur van onroerende goederen, met uitzondering van: de verhuur van onroerende goederen andere dan gebouwen en gedeelten daarvan welke als woning worden gebruikt, mits de verhuurder en de huurder gezamenlijk een verzoek daartoe aan de inspecteur hebben gedaan en overigens voldoen aan door Onze Minister te stellen voorwaarden". Het verdient aanbeveling om bij de opzet van de exploitatie van bovenbedoelde panden te bezien of het opteren voor het belastbaar zijn met omzetbelasting voordelen biedt. 4.9. Onvoorzien De post 'onvoorzien' is voor het bekostigen van
uitgaven voor loon- en materiaalprijstijgingen tijdens de aanvraagperiode voor de subsidie en tijdens de bouwtijd. Tevens is deze post bedoeld voor het bekostigen van uitgaven voor onvoorziene subsidiabele werkzaamheden. Voor het maximale percentage zie bijlage 2. Indien onomstotelijk vaststaat, dat met 5% 'onvoorzien' niet kan worden volstaan, kan via de gemeente een nieuwe aanvraag voor het meerdere worden ingediend. 4.10. Legeskosten Legeskosten zijn subsidiabel, althans voorzover zij betrekking hebben op subsidiabele werkzaamheden. 4.11. Precariorech ten
Precariorechten zijn niet subsidiabel. Precariorechten zijn gemeentelijke heffingen voor voorzieningen op en boven de openbare grond, die bijvoorbeeld kunnen bestaan uit een tijdelijke bouwkeet ten behoeve van de restauratie.
5. Het restauratieplan en de begroting Een subsidieaanvraag wordt ingediend vergezeld van een restauratieplan en een begroting. Als zo'n plan een wijziging van het beschermd monument inhoudt, is vooraf een vergunning overeenkomstig
Leidraad subsidiabele restauratiekosten
WRblad 05-7 de Monumentenwet 1988 vereist. De begroting bevat de opstelling van de restauratiekosten.
5.1. Het restauratieplan Voor het opstellen van een restauratieplan kan men het beste een (restauratie)architect inschakelen. Tussen de RDMZ en de BNA (Bond van Nederlandse Architecten) zijn in een protocol bepaalde afspraken vastgelegd. Voorts is in gezamenlijk overleg een model-opdrachtbrief opgesteld. Het verdient aanbeveling eigenaren op protocol en opdrachtbrief te attenderen. Het restauratieplan dient zo te worden ingericht, dat door degenen die het plan moeten beoordelen een goed inzicht kan worden verkregen in de uit te voeren restauratiewerkzaamheden. Hoe vollediger het plan wordt ingediend, des te beter zal het plan te beoordelen zijn. Het restauratieplan dient te bestaan uit: a. een rapportage van de technische staat en de technische gebreken van het monument; b. tekeningen van de bestaande toestand en tekeningen waarop de herstellingen, toevoegingen, of aanvullingen waaruit het restauratiewerk bestaat zijn aangegeven; c. een bestek of een werkomschrijving per onderdeel van de toe te passen constructies, materialen, afwerkingen en kleuren, alsmede de wijze van verwerking, ter opheffing van de onder a genoemde gebreken en ten behoeve van voorgenomen wijzigingen. Wanneer het restauratieplan door een architect wordt ontworpen, dan is de SR '88 van toepassing. SR'88 staat voor standaardvoorwaarden 1988 rechtsverhouding opdrachtgever-architect. Door de SR'88 van toepassing te verklaren — daartoe dient een op schrift gestelde overeenkomst gesloten te worden, waarvoor een standaard model door de architect beschikbaar wordt gesteld — wordt de rechtsverhouding tussen de opdrachtgever en de architect geregeld. Het restauratieplan, dat moet worden ingediend voor het verkrijgen van een subsidie, sluit aan op deze SR'88. In artikel 18, 4e lid, van de SR'88 worden voorwaarden genoemd, waaraan een definitief ontwerp moet voldoen. De ingeschakelde architect dient een exemplaar van de SR'88 aan de opdrachtgever te overhandigen; tevens dient de architect een beroeps-aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten volgens de normen van de BNA. Na het definitief ontwerp komt de bouwvoorbereiding, het zogenaamd 'aanbestedings-gereedmaken' van het restauratieplan, wat inhoudt dat er een bestek geschreven wordt en dat de tekeningen zodanig worden aangepast en volledig worden gemaakt, dat de aannemer op basis daarvan een prijs kan calculeren. Bij de bouwvoorbereiding horen nog een aantal werkzaamheden; verwezen wordt naar de SR'88. RDMZ R V J 995/3 7 -49
Wanneer voor een restauratie rijkssubsidie wordt verleend, gelden voor zover van toepassing naast de SR'88 nog een aantal regelingen, onder meer: — de RVOI-1987, de 'Regeling van de verhouding tussen opdrachtgever en adviserend ingenieursbureau'; deze regeling is van toepassing, wanneer er adviezen nodig zijn op het gebied van sterkteberekeningen voor funderingen of overige bouwonderdelen. Deze regeling is tevens van toepassing voor adviezen op het gebied van bouw- en waterbouwkunde, technische installaties, milieutechnologie, akoestiek en bouwfysica en scheepsbouw; deze adviezen komen echter niet voor subsidie in aanmerking voor zover zij niet direct nodig zijn voor subsidiabele onderdelen van het restauratieplan; — de UAV, voluit de 'Uniforme Administratieve Voorwaarden', betrekking hebbend op de bestekken; — in geval van aanbestedingen waarop meer dan één aannemer kan inschrijven geldt het UAR-1986, het 'Uniform Aanbestedings Reglement'.
5.2. De begroting Om een duidelijk inzicht in de restauratiekosten te verkrijgen moet bij het plan een begroting worden ingediend volgens bijgaand verplicht model. In ieder geval dient de begroting duidelijk gespecificeerd te zijn in hoeveelheden, uren en materialen. De begro-
ting moet actueel en zeker niet ouder zijn dan 2 jaar teneinde de daadwerkelijk te verrichten werkzaamheden optimaal te kunnen beoordelen. Veel begrotingen worden met een computer gemaakt. Zij dienen dan dezelfde indeling te hebben als het bijgaande begrotingsblad. De begroting dient alle kosten te omvatten van de restauratie, dus ook de kosten van de architect, de opzichter en de BTW. Voor de beoordeling van het restauratieplan en de begroting zijn toetsingscriteria ontworpen, te weten: — beoordeeld wordt of de posten in de begroting voor subsidie in aanmerking komen. Hierbij wordt ervan uitgegaan, dat — het is al meermalen opgemerkt — de restauratie sober en doelmatig van opzet dient te zijn; — per onderdeel zal beoordeeld worden of de opgevoerde bedragen aanvaardbaar zijn. Voor een aantal posten geldt een maximumpercentage, zie daarvoor bijlage 2. Deze bijlage zal periodiek worden bijgesteld zodra zich wijzigingen van enig belang voordoen. Als resultaat van de beoordeling van plan en begroting wordt: — als in de gemeente een monumentenverordening geldt, de vaststelling van de subsidiabele kosten door de gemeente verricht en daarna getoetst door de RDMZ;
Leidraad subsidiabele restauratiekosten
WRblad 05-8
— als er geen gemeentelijke monumentenverordening is, de vaststelling van de subsidiabele kosten door de RDMZ verricht. De RDMZ zal in voorkomende gevallen uiteraard aangeven waarom bepaalde posten en kosten niet subsidiabel gesteld worden en daartegen is beroep
mogelijk. Indien er een aannemersbegroting is, worden ten hoogste de daarin aangegeven bedragen geaccepteerd.
6. Financiële verantwoording Zoals in het Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten wordt aangegeven, dient de financiële verantwoording gerelateerd te zijn aan de ingediende begroting. Uit de financiële verantwoording dient duidelijk te blijken of er sprake is van afwijkingen ten opzichte van het goedgekeurde plan. Hieruit vloeit voort, dat een opgave gedaan wordt van het meer- en minderwerk; ook de directiekosten dienen gespecificeerd en onderbouwd met bijlagen verantwoord te worden. De in te dienen rekeningen en betaalbewijzen dienen originelen te zijn. Overigens wordt in de bij iedere subsidiebeschikking toegevoegde bijlagen gedetailleerd uitleg gegeven.
7. Alfabetisch overzicht tussen aktiviteit en subsidiabiliteit Architectonisch kenmerk: in principe subsidiabel. Balkdragende muren: subsidiabel, tenzij het monumentenregister nadrukkelijk aangeeft, dat slechts één bepaald onderdeel van het object beschermd is. Balklagen: subsidiabel indien dragend, tenzij het monumentenregister nadrukkelijk aangeeft, dat slechts één bepaald onderdeel van het object beschermd is. Betimmering: indien van monumentale waarde (zie aldaar) subsidiabel. Bliksem: installaties ter voorkoming van -inslag, subsidiabel indien met zoveel woorden voorgeschreven.
Bouwhistorisch kenmerk: in principe subsidiabel. Brand: installaties ter voorkoming van -, subsidiabel indien met zoveel woorden voorgeschreven.
Buitenmuren: subsidiabel, tenzij het monumentenregister nadrukkelijk aangeeft, dat slechts één bepaald onderdeel van het object beschermd is. Casco: subsidiabel, tenzij het monumentenregister nadrukkelijk aangeeft, dat slechts één bepaald onderdeel van het object beschermd is. Dak: subsidiabel, tenzij het monumentenregister nadrukkelijk aangeeft, dat slechts één bepaald onderdeel van het object beschermd is. Decoratie: indien van monumentale waarde (zie aldaar) subsidiabel.
Dragende onderdelen: subsidiabel, tenzij het monumentenregister nadrukkelijk aangeeft, dat slechts één bepaald onderdeel van het object beschermd is. Fundering: subsidiabel, tenzij het monumentenregister nadrukkelijk aangeeft, dat slechts één bepaald onderdeel van het object beschermd is. Gevelbekroning: subsidiabel, indien kenmerkend. Hoofdstructuur: subsidiabel, tenzij het monumentenregister nadrukkelijk aangeeft, dat slechts één bepaald onderdeel van het object beschermd is.
Installaties: subsidiabel indien vereist als preventie tegen verval en aantasting. interieur: subsidiabel voor zover in bezit van monumentale waarde, zie aldaar. Kap: subsidiabel, tenzij het monumentenregister nadrukkelijk aangeeft, dat slechts één bepaald onderdeel van het object beschermd is. Kapconstructie: subsidiabel indien bouwhistorisch kenmerkend. Monumentale waarde: 1. het geheel van dragende onderdelen, de vloeren en het omhulsel is subsidiabel;
2. die onderdelen of objecten, die blijkens het monumentenregister van algemeen belang zijn, met andere woorden: de reden voor de bescherming opleverden, zijn eveneens subsidiabel; 3. die onderdelen of objecten, die naar het oordeel van de Minister van algemeen belang zijn, met andere woorden: de reden voor de bescherming opleverden, zijn eveneens subsidiabel. Muur: indien dragend subsidiabel, tenzij het monumentenregister nadrukkelijk aangeeft, dat slechts één bepaald onderdeel van het object beschermd is. Omhulsel: subsidiabel, tenzij het monumentenregister nadrukkelijk aangeeft, dat slechts één bepaald onderdeel van het object beschermd is. Onderhoud: periodieke onderhoudswerkzaamheden
aan een beschermd monument, welke werkzaamheden door de Minister als zodanig worden aangemerkt en dienen om het beschermde monument als zodanig in stand te houden, zijn niet subsidiabel in
het kader van het Brrm, maar wel voor een beperkte groep van beschermde monumenten in het kader
van het Brom. Plafond: indien van monumentale waarde (zie
aldaar) subsidiabel. Restauratie: werkzaamheden aan een beschermd monument, het normale onderhoud te boven gaand, die voor het herstel van het beschermd monument noodzakelijk zijn, zijn subsidiabel als het monumentale waarden betreft, zie aldaar. Restauratiekosten: de kosten, die met inachtneming van bepaalde voorwaarden naar het oordeel van de Minister noodzakelijk zijn om de onderdelen van een beschermd monument, die monumentale waarden bezitten, op sobere en doelmatige wijze te herstellen of te conserveren, zijn subsidiabel.
Leidraad subsidiabele restauratiekosten
WRblad 05-9 Schoorsteen: indien van monumentale waarde (zie aldaar) subsidiabel. Stoep: subsidiabel indien kenmerkend. Stucwerk: indien van monumentale waarde (zie aldaar) subsidiabel. Tegels: indien van monumentale waarde (zie aldaar) subsidiabel. Vloer: indien dragend subsidiabel, tenzij het monumentenregister nadrukkelijk aangeeft, dat slechts één bepaald onderdeel van het object beschermd is. Vochtdoorslag: maatregelen ter voorkoming van -, in principe subsidiabel (maar niet dan na grondig onderzoek naar de toe te passen methode). Voorzieningen: subsidiabel indien vereist ten behoeve van regelmatige inspectie van het object. Wand(afwerking): indien van monumentale waarde (zie aldaar) subsidiabel. Wandtegels: indien van monumentale waarde (zie aldaar) subsidiabel.
Gebruikte afkortingen AA AK AMvB BBM BNA Brom
Brrm BTW
CAR MMA/MO NRF RA RDMZ RRM RVOI
SR'88
UAR UAV
Accountant Administratieconsulent Algemene bedrijfskosten Algemene maatregel van bestuur Bureau belastingdienst monumentenpanden Bond van Nederlandse Architecten Besluit rijkssubsidiëring onderhoud monumenten Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten Belasting Toegevoegde Waarde Casco All Risk Musea Monumenten en Archieven/ Monumenten Nationaal Restauratiefonds Register Accountant Rijksdienst voor de monumentenzorg Rijkssubsidieregeling restauratie monumenten Regeling van de verhouding tussen opdrachtgever en adviserend ingenieursbureau Standaardvoorwaarden 1988 rechtsverhouding opdrachtgever-architect Uniform Aanbestedingsreglement Uniforme Administratieve Voorwaarden
Bijlage l De begroting De restauratiekosten worden in drie groepen ingedeeld: 1. aannemerskosten 2. kosten van derden 3. directe kosten.
1. De aannemerskosten: a. directe kosten b. indirecte kosten. ad a. directe kosten: de directe kosten van een bouwwerk zijn de kosten van de te verwerken materialen aan het bouwwerk met de daarbij behorende loonkosten. Onder de directe kosten worden voor restauraties ook begrepen de kosten van het steigerwerk. ad b. indirecte kosten: de indirecte kosten zijn de kosten van de hulpmiddelen en de organisatie die nodig zijn om het bouwwerk tot stand te brengen. De indirecte kosten worden verdeeld in: a. algemene bouwplaatskosten b. algemene bedrijfskosten c. winst en riciso. ad a. algemene bouwplaatskosten: kosten van de hoofdaannemer die niet direct aan een onderdeel zijn toe te wijzen, die onder meer betrekking hebben op: verzorgend, uitvoerend en administratief personeel op het werk, tijdgebonden materieel, keten, loodsen e.d., bouwplaats e.d., verbruikskosten, bewaking, verletbestrijding, bereken- en tekenwerk e.d. Slechts in uitzonderingsgevallen kan een toeslag van maximaal 3% worden geaccepteerd, indien de situering van de bouwplaats tot zodanig gecompliceerde extra constructies en/of activiteiten leidt, dat vergoeding gerechtvaardigd is; ad b. algemene bedrijfskosten: die kosten die samenhangen met de algemene leiding van het bedrijf en die van de algemene en administratieve diensten; ad c. winst: het bedrag dat voor de hoofdaannemer overblijft nadat alle met het werk samenhangende kosten en risico's zijn betaald; risico: onvoorziene omstandigheden, uitvoeringsrisico's, niet verrekenbare loon- en materiaalkostenstijgingen. 2. Kosten van derden: De kosten van derden kunnen velerlei zijn. Het zijn posten die door de architect niet in het bestek van de restauratieaannemer zijn opgenomen. Kosten van derden kunnen zijn: beeldhouwwerk, bijzonder
RDMZ RV 1995/37 - 50
Leidraad subsidiabele restauratiekosten
WRblad 05-10
schilderwerk, werkzaamheden aan het interieur en aan installaties. Deze werkzaamheden kunnen door de architect middels aparte bestekken worden opgedragen aan derden. 3. Directiekosten worden opgebouwd uit:
a. honorarium b. uitvoeringstekeningen c. toezicht d. kosten van verschotten e. diversen ad a. honorarium: het honorarium wordt berekend via de formule uit de SR'88. Beschermde monumenten vallen te allen tijde in klasse 4. De klassen 5 of 6 komen niet voor. Het honorariumpercentage volgens de formule is een adviespercentage. Per l mei 1987 zijn de vrije beroepsbeoefenaren, onder wie de architecten, onder de werkingssfeer van de Wet Economische Mededinging gebracht. De praktische consequentie daarvan is, dat er geen bodem onder de tarieven mag liggen en dat er alleen vrije concurrentie mag zijn, ook tussen de architecten. Daarom hebben de BNA en de RDMZ een adviestarief opgesteld voor het honorarium. De formule voor de berekening van het honorarium staat in artikel 42 van de SR'88. Zoals reeds opgemerkt zal de factor (K) in de formule altijd 4 zijn. De factor (i) in de formule is per l oktober 1988 gesteld op 0,530. Deze factor kan jaarlijks wijziging ondergaan. Het honorariumpercentage is exclusief de post werktekeningen. Omdat de post werktekeningen niet meer in het honorariumpercentage is inbegrepen, is de factor (i) op 0,530 gesteld. Boven de f 10.000.000,- bouwkosten is het honorariumpercentage gelijk aan het percentage dat berekend wordt bij f 10.000.000,-bouwkosten; ad b. de uitvoeringstekeningen: uitvoeringstekeningen, voorheen de zogenoemde werktekeningen, zullen niet in alle gevallen noodzakelijk zijn. Daarom zijn de kosten voor de uitvoeringstekeningen niet opgenomen in het honorariumpercentage. Restauraties, die voornamelijk reparatie inhouden hebben weinig uitvoeringstekeningen nodig. De kosten voor de uitvoeringstekeningen zullen voor elke restauratie apart vastgesteld moeten worden; ad c. toezicht: het toezicht door opzichters is geregeld in de SR'88 artikel 26. De mate van toezicht is afhankelijk van de grootte van de restauratie, de complexiteit en de bouwtijd;
ad d. kosten van verschotten: de diverse kosten en verschotten worden genoemd in artikel 52 van de SR'88;
ad e. diversen: onder diversen worden onder meer begrepen de kosten van adviseurs, van opmetingen en van documentatie, voorzover tenminste deze kosten niet tot het honorarium behoren. Deze kosten zijn subsidiabel voorzover zij nodig geacht worden. Voor de totale directiekosten volgens punt 3 (uitgezonderd punt 3e) geldt een maximumnorm zoals in de bijlage staat aangegeven. Voor de totale directiekosten bij restauratieplannen en -begrotingen voor molens wordt scherp gekeken naar de mate van betrokkenheid van deskundigen van de RDMZ: het is niet meer dan redelijk, dat hoe intensiever die geweest is, hoe minder directiekosten geaccepteerd zullen worden.
Leidraad subsidiabele restauratiekosten
WRblad 05-11 Bijlage 2 Toetsingscriteria voor de begroting
Peildatum: augustus 1995 A. Gemiddeld bouwplaatsuurloon,
f 50,-
incl. 3 reisuren, excl. vervoerskosten.
Voor de provincies Noord-Holland, ZuidHolland en Utrecht mag een opslag van f l,- berekend worden B. Post onvoorzien maximaal
5%
C. Algemene bouwplaatskosten, te berekenen over de directe kosten
8%
D. Algemene bedrijfskosten (AK), te berekenen over de som van de directe kosten en de bouwplaatskosten
5%
E. Winst en risico, te berekenen over de som van de directe kosten, bouwplaatskosten en algemene bedrijfskosten
3%
F. De percentages van C,D en E vormen samen een opslag over de directe kosten van
17 %
G. Voor kerktorens en projecten in moeilijk bereikbare binnensteden kan, voorzover nodig een toeslag in de bouwplaatskosten (C) gegeven worden van 3 %. Het totaal van de percentages C, D en E bedraagt dan
20 %
H. CAR-verzekering, inclusief afsluitkosten
0,4 %
I. Directiekosten (zie punt 3 van bijlage 1)
Het is ook mogelijk de directiekosten vast te stellen volgens onderstaand schema: Tot een bouwsom van f 100.000,00 15% Tot een bouwsom van f 200.000,00 14 % Tot een bouwsom van f 300.000,00 13 % Tot een bouwsom van f 400.000,00 12 % Tot een bouwsom van f500.000,00 11% Tot een bouwsom van f600.000,00 10,5% Tot een bouwsom van f 600.000,00 of meer 10 % Tot de bouwsom behoren zowel de subsidiabele kosten als de niet subsidiabele kosten. J. De kostenindex I tb.v. het honorariumpercentage art. F van SR'88 is 0,530.
RDMZ RV 1995/37 - 51
Opgfni,iakT dn^r
Rcgrnting voor
M
AL
ni^
w a.
(D
(D
^•* |^|
^
s.
rt
o
ooW)
M
1
^^.
(D C
fD
o
-ï
a
a.
(D
fi)
n re g, w O*
">
a) Z
° ,5"
ir
<5
Begroting voor _ Begroting no. _ Opgemaakt dtior
OMS'CHRIJVINC
HOEVEELH.
Blad
Uj
oex 01
3
(D
S-
2.
2.
R .
ff*
n n W) — .
Leidraad subsidiabele restauratiekosten
WRblad 05-14 Bijlage 5 Begrotingsoverzicht Gebaseerd op de begroting d.d. MONUMENTENGEGEVENS
Naam (eventueel) _______ Adres ______________ Plaats ______________ Gemeente Brief d.d. ———————————————— nr. Herstel van _________________
Van architect . Van aannemer Vergunning art. 11 nodig ______________________ ja/neen Werk aangevangen _________________________ ja/neen Vergunning artikel 11 geadviseerd ————————————————— ja/neen Ontheffing art. 2, lid 2, sub. c. v/h Brrm ————————————— ja/neen Beoordeling ___________________________________ Uurloon —————————————————————————————————————— Werkuren norm ———————————————————————————————— HoeveelhedenToeslagen ____________________________
Leidraad subsidiabele restauratiekosten
WRblad 05-15
Bijlage 6 Toelichting begroting 1 2 3 4
Arbeid Materiaal Onderaannemers Materieel
5
Correctie/diversen
Subtotaal 6 7 8
Alg. bouwplaatskosten Alg. bedrijfskosten Winst + risico
ƒ___
of samen _
Subtotaal 9 Onvoorzien 10 Stelposten 11 Bliksem + brandbeveiliging 12 13
Subtotaal 14 15 16 17 18
Honorarium (volgens SR) Werktekeningen Opzichter Verschotten Diversen o.a. adviseurs Subtotaal
19 Diversen 20 Rekenvergoeding Totaal ex. BTW 21 BTW 17,5%
f__
Totaal incl. BTW
22 Legeskosten e.d. 23 CAR-verzekering
Subsidiebedrag afgerond Indexering d.d. ______% x f _____
Datum: Opgesteld door:
RDMZ RV 1995/37 - 53
Eindtotaal
f _____