Landbouwkennisinstituties op hun taak berekend?
Dr.ir. A.P. Verkaik Voordracht op de KLV-studiedag “Kennis is geld, wie stuurt kennisontwikkeling en kennisexploitatie”, Wageningen, 25 april 2001 InnovatieNetwerk Groene Ruimte en Agrocluster Postbus 20401 2500 EK Den Haag tel.: 070-3785653 Internet: www.agro.nl/innovatienetwerk/ Overname van tekstdelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Rapport nr. 01.3.003 (serie basisdocumenten), Den Haag, april 2001
Inhoud Samenvatting
1
1. Omgevingsdynamiek
2
2. Opgaven voor de toekomst
4
3. Landbouwkennisontwikkeling: steeds minder een “alleingang”
7
4. Sturing van kennis
11
5. Stellingen
16
Landbouwkennisinstituties op hun taak berekend?
Rapport nr. 01.3.003
Samenvatting Niet alleen de problemen van heden en verleden, maar vooral ook de knelpunten en kansen van de toekomst dwingen de belanghebbenden bij het agrocluster en de groene ruimte zich nu te beraden op ingrijpende strategische vernieuwingen (“systeeminnovaties”). Dominante modellen van sturing en ontwikkeling van kennis, zoals die de laatste decennia zijn gehanteerd (“marktgerichte kennisproductie”; “overheid en bedrijfsleven als opdrachtgever en kennisinstellingen als uitvoerder”, en “kennis is geld”) schieten te kort in het licht van de opgaven die te wachten staan. Het proces van vorming van gedeelde ambities, en van ontwerpen en realiseren van systeeminnovaties vraagt een gezamenlijke aanpak van vernieuwingsgezinde actoren uit de vierhoek bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, overheden en kennisinstellingen. Sturing en ontwikkeling van kennis zal in de komende jaren gestalte moeten krijgen vanuit de gezamenlijke ambitie van de partijen in de vierhoek een duurzame ontwikkeling van agrocluster en groene ruimte te bewerkstelligen. In de netwerksamenleving van de 21e eeuw zullen persoonlijke inzet van mensen, interactie en verleiding de belangrijkste “sturingsinstrumenten” worden. Een perspectiefbiedende ontwikkelingsstrategie van de landbouwkennisinstituties in de komende jaren bevat als kernelementen: concentratie op kernactiviteiten, vorming van strategische allianties, uitbouw internationale positie en actieve deelname in innovatiecreërende netwerken. Van kenniswerkers wordt de competentie van co-makership van innovaties en een transdisciplinaire werkwijze gevraagd.
Landbouwkennisinstituties op hun taak berekend?
1
Rapport nr. 01.3.003
1. Omgevingsdynamiek In één van de verkenningen van de Nationale Raad voor Landbouwkundig Onderzoek1 wordt de volgende conclusie getrokken: “In het innovatiebeleid van bedrijfsleven en overheden dient aanzienlijk meer aandacht te komen voor beleid dat niet alleen het bestaande op onderdelen optimaliseert, maar ook voorwaarden schept om vernieuwingen op systeemniveau te stimuleren en te doen slagen.” Die conclusie laat zich ook verwoorden met de stelling dat het agrofoodcomplex en de groene ruimte in het komend decennium ingrijpend zullen moeten veranderen en vernieuwen. Daar zijn twee fundamentele redenen voor. De eerste is, zou je kunnen zeggen, een “historische hypotheek”. De afgelopen decennia hebben vele incrementele verbeteringen plaatsgevonden binnen de agrosector en de groene ruimte. Maar het is onwaarschijnlijk dat alleen door verbetering van bestaande systemen een oplossing kan worden gevonden voor de veelheid aan problemen op het gebied van milieu, gezondheid, welzijn van dieren, achteruitgang van landschap en natuur en de afkalvende legitimatie van de landbouw in de maatschappij. Voor de oplossing van die problemen zijn integrale structurele vernieuwingen nodig. Agrocluster en groene ruimte worden echter niet alleen geconfronteerd met de problemen waarmee we al enkele decennia worstelen. Er is tevens sprake van een enorme omgevingsdynamiek. En dat is de tweede bron voor systeeminnovaties. Er ontstaat een wereld met nieuwe kansen en nieuwe problemen op economisch gebied, op ecologisch gebied, op sociaal-cultureel gebied en op ruimtelijk gebied. Enkele van die veranderingen zijn weergegeven in tabel 1.
1
Innoveren met ambitie. Kansen voor agrosector, groene ruimte en vissector. NRLO-rapport 99/17, Den Haag, 1999.
Landbouwkennisinstituties op hun taak berekend?
2
Rapport nr. 01.3.003
Tabel 1: • • • • • • • • • •
Megatrends
ICT-revolutie; gezondheids-, voedings-, gen- en biotechnologische doorbraken; massa-individualisering in ontwikkelde landen; voortgaande bevolkingsexplosie in de Derde Wereld; culturele omslag naar duurzame ontwikkeling; groeiende vraag naar groene ruimte en ruimtelijke kwaliteit; mondialisering en regionalisering; stormachtige opkomst kennis-, diensten- en beleveniseconomie; toenemende diversiteit van leefvormen, multiculturele samenleving; vergrijzing en de eeuwige jeugd.
Het Sociaal Cultureel Planbureau2 spreekt van de vijf i’s (zie tabel 2). Tabel 2:
De vijf i’s
• individualisering (eigen belang, minder hiërarchie, meer gelijkheid); • informalisering (gezag minder vanzelfsprekend, geen automatisch respect, toename horizontale communicatie); • internationalisering (en de daaraan verbonden liberalisering, globalisering, migratie en Europese integratie); • intensivering (toenemend belang voor consument en burger van belevenissen, meer afwisseling, oriëntatie op eigen gevoel); • informatisering (enorme toename ICT-mogelijkheden met een sterk accomoderend effect op de andere vier i’s). Het is onontkoombaar dat agrosector en groene ruimte inspelen op dergelijke omgevingsveranderingen.
2
Een sociale en culturele verkenning voor de langere termijn, Schnabel, P. In: Trends, dilemma’s en beleid; essays over ontwikkelingen op langere termijn. SCP/CPB, Den Haag, 2000. Landbouwkennisinstituties op hun taak berekend?
3
Rapport nr. 01.3.003
2. Opgaven voor de toekomst Welke consequenties hebben de zojuist genoemde omgevingsveranderingen voor de betrokkenen bij agrocluster en groene ruimte? In de afgelopen maanden heeft, in tal van gesprekken en bijeenkomsten, de vraag centraal gestaan “wat zijn nu de belangrijkste innovatieopgaven voor de groene ruimte en het agrocluster?”. In tabel 3 zijn de belangrijkste opgaven voor de toekomst weergegeven. Tabel 3:
Opgaven voor de toekomst
Schering-thema’s: 1. Duurzame dynamiek in de groene delta 2. Leven met water 3. Agri Food Valley 4. Nieuwe ontwerpen voor agrosystemen 5. Energie, klimaat en natuurlijke grondstoffen Inslag-thema’s: A. Internationale dynamiek Nederlandse agrosector B. Regionale innovaties in de groene ruimte C. Sociaal-culturele dimensie voeding en groene ruimte D. Vernieuwing van instituties en processen E. Sleuteltechnologieën en -kundes Ondersteunend thema: • Lerende netwerken Ik stip enkele punten aan3: • Onze ambitie zou moeten zijn het realiseren van een omslag in de aanpak van de inrichting en het beheer van de groene ruimte. Voorheen werd in die aanpak vooral uitgegaan van agrarische productiedoelstellingen. Centraler moeten komen te staan waarden als rust, ruimte, stilte, aantrekkelijke landschappen, cultuurhistorie, beleving, strategische voorraden (onder andere biodiversiteit) en waterbeheer (thema 1). • Voor water is de innovatieopgave de omslag te maken van “water keren” naar “water accomoderen”, èn de potenties van zoet en zout water veel beter te benutten dan wij thans doen (thema 2). • Nadrukkelijker aandacht behoeven vraagstukken op het gebied van veranderende voedingsgewoonten door vergrijzing en allochtonen, voeding en gezondheid, voedselveiligheid, agrologistiek, zero-loss production, verhoging van toegevoegde waarde, en ketenregie van agro- en voedingsproducten. Onze ambitie zou moeten zijn
3
Zie voor een nadere uitwerking: Werkprogramma InnovatieNetwerk Groene Ruimte en Agrocluster, Den Haag, 2001.
Landbouwkennisinstituties op hun taak berekend?
4
Rapport nr. 01.3.003
Nederland te ontwikkelen tot hèt kennis- en innovatiecentrum in West-Europa op deze gebieden (thema 3). • We staan voorts voor de opgave van een omvorming van de huidige landbouwproductiesystemen naar meer duurzame systemen. De uitdaging is de omslag te maken van een intern gerichte naar een extern gerichte landbouw, die erin slaagt om maatschappelijke normen en waarden een plaats te geven. En die er in slaagt hierover adequaat te communiceren met de samenleving. Dat vraagt nieuwe ontwerpen en nieuwe werkvormen voor diverse sectoren van de Nederlandse landbouw (thema 4). • De opgaven 1 en 2 betreffen vooral de groene en blauwe ruimte, en de thema’s 3 en 4 vooral het agrocluster. Bij thema 5 gaat het om de interactie van agrocluster en groene ruimte met de duurzame ontwikkeling van het systeem aarde. De kernvraagstukken daarbij zijn: duurzame energievoorziening en -gebruik, klimaatproblematiek, en benutting van natuurlijke grondstoffen. • Bij al de vernieuwingen waarvoor we staan is zowel een internationale als nationale als regionale oriëntatie noodzakelijk (thema’s A en B). Juist ook op regionaal niveau liggen er grote behoeften èn grote potenties voor innovatie. • Bij systeeminnovaties gaat het om pluriforme waardencreatie. De systeeminnovaties in agrocluster en groene ruimte dienen gericht te zijn op duurzame ontwikkeling in brede zin. Daarbij is geïntegreerde aandacht nodig voor fysieke, economische, ecologische, ruimtelijke, sociale en culturele waarden (figuur 1). Figuur 1: Pluriforme waardencreatie
Ecologische waarden
Ruimtelijke waarden
Culturele waarden
Systeeminnovatie Psychische en Sociale waarden
Fysieke waarden
Economische waarden
Landbouwkennisinstituties op hun taak berekend?
5
Rapport nr. 01.3.003
In de afgelopen decennia zijn voornamelijk de fysieke, de economische en de ecologische aspecten van landbouw en groene ruimte in beeld geweest. Sociale en culturele waarden zijn onderbelicht. De uitdaging voor de komende jaren is bij de ontwikkeling van de groene ruimte en het agrocluster de beleving en emotie van consumenten en burgers, en ethische en cultuurhistorische aspecten nadrukkelijker aandacht te geven (thema C). • Systeeminnovaties betreffen zowel technologische als institutionele vernieuwingen. Het zijn transities waarbij veranderingen op het gebied van technologie, structuur, instituties, gedrag, cultuur en ambities gelijktijdig aan de orde zijn. Nieuwe technologie is daarbij meestal niet de belangrijkste bottleneck. Veel vernieuwingen, in het bijzonder in de groene ruimte, lopen vast op bestaande regelgeving, vigerend beleid en bureaucratische procedures. Er ligt een grote opgave bij het tot ontwikkeling laten komen van nieuwe instituties en nieuwe arrangementen, nieuwe spelregels en ander gedrag (thema D). • Bij de tot nu toe genoemde opgaven vormt de maatschappelijke en beleidsdynamiek de primaire invalshoek. Daarnaast voltrekken er zich internationaal ingrijpende wetenschappelijke en technologische veranderingen, met grote consequenties voor agrocluster en groene ruimte. ICT, genomics, biotechnologie, nanotechnologie, etc. zijn de bekende voorbeelden. De uitdaging is de potenties van dergelijke sleuteltechnologieën optimaal voor agrocluster en groene ruimte te benutten (thema E).
Landbouwkennisinstituties op hun taak berekend?
6
Rapport nr. 01.3.003
3. Landbouwkennisontwikkeling: steeds minder een “alleingang” Om de hiervoor genoemde innovatieopgaven te realiseren zijn uiteraard niet alleen de landbouwkennisinstituties van belang. Daarvoor zijn verschillende redenen: a) de interdependentie tussen “landbouw” en andere bedrijfstakken neemt toe; b) discipline- en technologie-afbakeningen vervagen; c) naast wetenschappelijke kennis wordt “tacit knowledge” steeds belangrijker; d) de eigenstandige positie van onderzoek en onderwijs vervaagt; en e) het internationale krachtenveld gaat een steeds grotere rol spelen. Uiteraard staat de tijd mij niet toe op deze ontwikkelingen uitvoerig in te gaan. Ik beperk me tot enkele opmerkingen. Verweving landbouw en andere sectoren De maatschappelijke en economische activiteit landbouw raakt in toenemende mate verweven met andere sectoren. Daarbij gaat het niet alleen om de van oudsher bekende relatie van landbouw met de agribusinesssector en met de groene ruimte. Die samenhang staat de verschillende actoren inmiddels wel voldoende op het netvlies. Onvoldoende doordacht zijn evenwel de mogelijkheden en consequenties van de ontwikkelingen in de komende 10 à 20 jaar, waarbij het “agro(non)food-cluster” een economisch en maatschappelijk netwerk wordt waarin zich sterke relaties (kunnen) ontwikkelen tussen de voedings- en gezondheidssector, tussen landbouw en chemie, landbouw en energie, landbouw en logistiek, landbouw en vermaakindustrie, landbouw en dienstensector en landbouw en waterbeheer. Het perspectief is een ingrijpende herschikking van het maatschappelijk activiteitenpatroon in de komende 20 jaar. Ontwikkelingen in wetenschap en technologie Daarnaast hebben ontwikkelingen in wetenschap en technologie tot gevolg dat de afbakening van landbouwwetenschappen minder scherp wordt. Steeds minder worden wetenschappelijke disciplines specifiek voor Wageningen c.q. voor de landbouwwetenschappen. Het overgrote deel van de bèta- en gammadisciplines, en de nieuwe technologieën met grote potentie (ICT, biotechnologie, sensor- en microsysteemtechnologie, nanotechnologie, e.a.) worden zowel binnen als buiten Wageningen
Landbouwkennisinstituties op hun taak berekend?
7
Rapport nr. 01.3.003
aangetroffen en ontwikkeld. Op vele gebieden die relevant zijn voor agrofood en groene ruimte hebben andere universiteiten en onderzoeksinstituten een sterkere positie of grotere capaciteit dan Wageningen UR. De NRLO heeft een verkenning gedaan naar wetenschaps- en technologiegebieden (W&Tgebieden) met een grote dynamiek4. En grote potenties voor agrosector en groene ruimte in de komende jaren. Het resulterende overzicht is vermeld in tabel 4. Tabel 4: • • • • • • • • • •
Tien W&T-gebieden met grote potentie
sensor- en microsysteemtechnologie intelligente dataverwerking en procesbesturing nanotechnologie moleculaire plantenbiologie moleculaire en reproductiebiologie bij dieren beleidswetenschappen en ICT productie-ecologie veterinaire epidemiologie verpakkings- en bewaartechnologie aquacultuur
Als u naar dat overzicht kijkt dan ziet u dat 8 van de 10 gebieden niet specifiek zijn voor de agrosector en groene ruimte. Anders gezegd: de grensvervaging van de landbouwwetenschappen, en de interactie met externe W&T-ontwikkelingen zullen in de komende jaren zeer manifest worden. Expliciete en “tacit” kennis Voorts is van belang dat het bij het realiseren van innovatie om verschillende soorten kennis gaat. Het woord kennis wordt veelal gebruikt in de betekenis van expliciete, met wetenschappelijke methoden verworven, kennis. Nonaka en Takeuchi5 hebben er op gewezen dat bij innovatie ook het mobiliseren van een ander soort kennis bijzonder belangrijk is. Zij noemen dat, in navolging van Polanyi, tacit knowledge, oftewel “onuitgesproken, nietgeëxpliciteerde kennis”. Of anders gezegd: ervarings- en praktijkkennis (tabel 5).
4
Wetenschap en Technologie. Kansen voor agrosector, groene ruimte en vissector. NRLO-rapport 99/1, Den Haag, 1999. 5 Nonaka, I. and H. Takeuchi: The knowledge-creating company. How Japanese companies create the dynamics of innovation. New York, 1995. Landbouwkennisinstituties op hun taak berekend?
8
Rapport nr. 01.3.003
Tabel 5:
Two types of knowledge
Tacit knowledge
Explicit knowledge
(subjective, personal)
(objective, formal)
•
Knowledge of experience
•
(body); moeilijk over te dragen
•
(mind); gemakkelijker over te dragen
Simultaneous knowledge
•
(created here and now, bepaald door context)
•
Knowledge of rationality Sequential knowledge (created there and then, gericht op context-vrije theorie)
Analog knowledge
•
(practice)
Digital knowledge (theory))
Naar: Nonaka en Takeuchi (1995)
Voor succesvolle innovatie is het terdege gebruik maken van in de hoofden en handen van mensen opgeslagen praktijk- en ervaringskennis essentieel. Innovatieprocessen dienen zo te worden georganiseerd dat zowel expliciete als “tacit” kennis worden gemobiliseerd en optimaal benut. Kennis- en innovatiesamenleving Verder is van belang dat het karakter van onze samenleving verandert. Onze samenleving ontwikkelt zich tot een internationale netwerk- en kenniseconomie waarin innovatie en permanent leren van mensen en organisaties sleutelfactoren voor vitaliteit en succes zijn. Hedendaagse innovaties verlopen minder en minder als een lineair kennisverspreidingsen kennistoepassingsproces, en steeds meer als complexe interactieve processen. Een innovatie is een actief zoek- en leerproces binnen een netwerk van bedrijven, kennisinstellingen en dienstverlenende instanties van uiteenlopende pluimage. In zo’n netwerk zijn vele actoren gelijktijdig kennisproducent, kennisverspreider en kennisgebruiker. En kennis is één van de vele elementen die nodig zijn om de innovaties te doen slagen. In die context krijgen onderzoekers de rol van co-innovator. De effectiviteit van onderzoek wordt binnen die context vooral bepaald door de mate waarin onderzoekers erin slagen aansluiting te vinden bij innovatieve netwerken. De taak van onderwijsinstellingen in een internationale netwerk- en kenniseconomie verschuift van “het overdragen van kennis” naar “het deelnemen in leernetwerken”. Daartoe zullen de onderwijsinstellingen nauw aan moeten sluiten bij internationale
Landbouwkennisinstituties op hun taak berekend?
9
Rapport nr. 01.3.003
werkomgevingen, en bij innovatieprocessen in bedrijven en regio’s6. Duaal leren, nieuwe arrangementen voor leer-/werktrajecten en leven lang leren zullen leiden tot een nieuwe symbiose van werken, innoveren en leren. Internationale competitie En tot slot wil ik er op wijzen dat de kennismarkt steeds competitiever en internationaler wordt. De internationalisering van de economie, het grensoverschrijdende karakter van veel vraagstukken, en het feit dat de Nederlandse agrokennisinfrastructuur te groot is voor de Nederlandse markt, dragen hiertoe bij. Nederland heeft daarbij de potentie uit te groeien tot de Silicon Valley van West-Europa voor innovatie in agro(non)food en groene ruimte. Let wel: Nederland heeft die potentie; Wageningen alleen zeker niet. Maar Wageningen is - en breder de landbouwkennisinstituties zijn - een belangrijke speler. En ze kunnen dat ook in de toekomst zijn. Maar wat staat hen daartoe dan te doen? Strategieën en rollen Het gaat mijns inziens zowel om keuzen op het niveau van de instellingen als op het niveau van individuele onderzoekers en andere kenniswerkers. Wat betreft het niveau van de instellingen lijkt het mij verstandig voor de volgende strategische ontwikkelingslijnen te kiezen: • niet alle relevante werkterreinen willen bestrijken, maar concentreren op kerncompetenties, en op die gebieden tot de beste willen behoren; • aangaan van verbindingen en strategische allianties met sterke andere kennisinstellingen; deze verbindingen zullen relatief tijdelijk van aard dienen te zijn om de nodige flexibiliteit en innovatiekracht te behouden; • uitbouwen van de internationale positie; • bevorderen van en actief deelnemen in innovatiecreërende netwerken. Op het niveau van onderzoekers en andere kenniswerkers gaat het mijns inziens primair om intensieve interactie en een hecht samenspel met andere actoren in de innovatieprocessen. Het vraagt een bewuste keuze voor de rol van co-innovator. Een multi- en interdisciplinaire benadering, waarbij alpha-, bèta- en gamma-kennis worden gecombineerd, is bij innovatie belangrijk, maar niet voldoende. Een transdisciplinaire werkwijze is noodzakelijk. Dat wil zeggen hechte samenwerking van onderzoekers met andere in het innovatieproces betrokken stakeholders.
6
Landbouwonderwijs in toekomstperspectief. Agenda voor strategische discussie. NRLO/STOAS-rapport. Den Haag, 1998. Landbouwkennisinstituties op hun taak berekend?
10
Rapport nr. 01.3.003
4. Sturing van kennis Ik schetste u in vogelvlucht een beeld van de dynamiek, de opgaven en de structuur van de kennis- en innovatiesamenleving van de eerste decennia van de 21e eeuw. Hoe vindt in zo’n samenleving sturing plaats? Daarover wil ik drie opmerkingen maken. De trefwoorden zijn: sturing is maatwerk, sturing door interactie, en sturing door verleiding. Sturing is maatwerk Bij de sturing van kennis is het nuttig er op bedacht te zijn dat kennisontwikkeling ten behoeve van verschillende doeleinden plaatsvindt7. Kennis functioneert binnen uiteenlopende scheppingsdomeinen: het domein van de fundamentele kennisgeneratie, de technologie- en kundeontwikkeling en de innovatie (figuur 2). Figuur 2: Scheppingsdomeinen
Kennisgeneratie
Technologie en kundeontwikkeling Systeeminnovatie Innovatie
Het gaat bij deze scheppingsdomeinen om uiteenlopende producten, uiteenlopende leidende actoren en uiteenlopende criteria om succes te meten (tabel 6).
7
Verkaik, A.P. Uitdagingen en concepten voor toekomstig landbouwkennisbeleid. NRLO-rapport 97/17. Den Haag, 1997. Landbouwkennisinstituties op hun taak berekend?
11
Rapport nr. 01.3.003
Tabel 6:
Verschillen tussen scheppingsdomeinen Kennisgeneratie
onderscheidende kenmerken producten nieuwe feiten, inzichten en theorieën leidende actoren
culturele omgeving drijfveren
vereiste competentie
succesmeting toegankelijkheid kennisbasis
universiteiten, onderzoeksinstellingen
nieuwsgierigheid, willen verwerven van inzicht theoretisch-analytisch vermogen en een houding van kritische twijfel internationale wetenschappelijke waardering openbaar
Technologie- en kundeontwikkeling
Innovatie
nieuwe technieken, methoden en vaardigheden wetenschappelijke en technologische instituten, consultancyen ingenieursbureaus, bedrijfslaboratoria
nieuwe producten, processen, diensten, concepten en systemen innovatieve ondernemers
ontwikkelen en beheersen van technieken en vaardigheden diagnostisch en ontwerpend vermogen
rendement en overleven in een concurrerende omgeving
werkzaamheid van de technische of “kundige” oplossing deels openbaar, deels toeëigenbaar
succes in markt en maatschappij
praktische vernieuwingszin
toeëigenbaar
Elk domein heeft een verschillende oriëntatie, cultuur en dynamiek. En het scheppen van optimale omstandigheden voor ontwikkeling betekent voor elk van deze domeinen iets anders. Sturen bij fundamentele kennisontwikkeling vraagt een wezenlijk andere benadering dan sturing bij bijvoorbeeld productinnovatie. En dat is weer anders dan sturen bij systeeminnovatie. Er is niet één algemeen geldend optimaal sturingsmodel. Sturen van kennis vraagt maatwerk! Sturing door interactie Ik beperk me thans tot het vraagstuk van het sturen bij systeeminnovaties. En dan merk ik allereerst op dat noch de overheid noch het bedrijfsleven de ingrijpende vernieuwingen die de toekomst vraagt alleen kan realiseren. Nodig is dat de vier partijen (overheden, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen) daartoe gezamenlijk de mensen en middelen uit hun organisaties mobiliseren. Maar deze vier partijen verschillen fundamenteel in de rollen die ze spelen. Zij verschillen in de arena’s waarin zij handelen. En zij verschillen in de valuta’s waarin zij hun succes meten8.
8
Initiëren van systeeminnovaties. Werkdocument. InnovatieNetwerk Groene Ruimte en Agrocluster, Den Haag, 2000. Landbouwkennisinstituties op hun taak berekend?
12
Rapport nr. 01.3.003
♦ De overheid handelt in de politieke arena en de valuta waarin succes wordt gemeten is vooral politieke macht. ♦ Voor het bedrijfsleven is de markt de arena en de bottom-line is de currency waarin succes wordt gemeten. ♦ Voor kennisinstellingen gaat het vooral om peer-recognition en de arena is de internationale wetenschappelijke wereld. ♦ Maatschappelijke organisaties functioneren in de arena waar de maatschappelijke waarden worden gearticuleerd en succes wordt gemeten in de mate van public support. De partijen en valuta’s zijn samengevat in figuur 3. Figuur 3: Participanten systeeminnovatie
Maatschappelijke organisaties Public support Public support
Public support macht
Systeeminnovatie
Overheid macht
-line Bottom
macht
Bedrijfsleven
-line Bottom
erkenning
Bottom -line erkenning erkenning
Wetenschappelijke wereld
De figuur illustreert ook dat, om relaties op te bouwen tussen elk van de participanten, er transacties plaats moeten vinden die bijdragen aan de verschillende valuta’s. Voorts hebben de vier partijen wel wederzijdse invloedsmacht, maar geen van de partijen heeft absolute zeggingsmacht over de andere partijen. En dat betekent dat de systeeminnovaties door interactie en samenspel tot stand zullen moeten komen. Natuurlijk kan geld bij dat proces een belangrijke stimulerende rol spelen. Het voornemen van het Ministerie van LNV een fonds voor systeeminnovaties in het leven te roepen is in Landbouwkennisinstituties op hun taak berekend?
13
Rapport nr. 01.3.003
dat licht van aanzienlijke betekenis. Mits doel, omvang en werkwijze van het fonds adequaat worden uitgewerkt. Sturing door verleiding Kessels wijst er in zijn recente inaugurele rede9 op dat kennismanagement tot een anachronisme aan het worden is. In de kennis- en innovatiesamenleving gaat het om doorbrekend denken en handelen, ontwerpen, ontwikkelen, leren, creëren, samenwerken, en beleven. Het accent verschuift van sturen, beheersen en controleren naar relatief autonome spelers die met elkaar vorm geven aan de vernieuwingsprocessen. Spelers die waarde hechten aan ontplooiing, het verkennen van mogelijkheden, respect en zelfsturing. Kessels formuleert drie ontwikkelprincipes voor kennisproductiviteit in een kenniseconomie: • het bevorderen van wederzijdse aantrekkelijkheid van de deelnemers aan de kennisen innovatieprocessen; ⇒ hoe kun je het proces van innovatie zo inrichten dat het zowel de politieke macht van de overheid als de winst van het bedrijfsleven als de wetenschappelijke erkenning en wetenschappelijke prestaties van onderzoekers als de maatschappelijke waardenarticulatie van maatschappelijke organisaties bevordert? • het mobiliseren van energie die voortkomt uit gedrevenheid; ⇒ passie, nieuwsgierigheid, motivatie, ambitie en doorzettingsvermogen zijn onmisbare elementen voor innovatie. • het elkaar verleiden tot samen leren, samen ontwerpen, en samen realiseren van stapsgewijze verbeteringen en radicale vernieuwingen. Kennis is geld Mevrouw de voorzitter, dames en heren, de titel van deze studiedag is “Kennis is geld”. En onder die titel worden het vraagstuk van de “sturing van kennis” gepositioneerd. Het zal, tegen de achtergrond van het voorgaande, duidelijk zijn dat ik me wat zorgen maak over de denk- en handelingswereld die achter die titel en achter de gekozen positionering van sturing van kennis schuilgaat. Naar mijn mening staat de toekomst van de landbouw en de groene ruimte op het spel. Dat klinkt dramatisch, maar ik denk echt dat we niet meer voort kunnen met de manieren van denken en werken van de 20e eeuw. We zullen met elkaar een nieuwe toekomst voor
9
Kessels, J.W.M.: Verleiden tot kennisproductiviteit. Inaugurele rede, Universiteit Twente, februari 2001.
Landbouwkennisinstituties op hun taak berekend?
14
Rapport nr. 01.3.003
landbouw en groene ruimte moeten ontwikkelen. Kennis is voor die toekomst te belangrijk om kennis alleen aan Mammon te offeren. Mijns inziens dient kennis niet alleen te worden ingezet voor economische waarden, waaronder geld verdienen. Maar dient kennis evenzeer te worden ingezet voor ecologische, ruimtelijke, culturele en sociale waarden. Bij “sturing van kennis” dient mijns inziens duurzame ontwikkeling in brede zin de leidraad te zijn.
Landbouwkennisinstituties op hun taak berekend?
15
Rapport nr. 01.3.003
5. Stellingen Ik sluit af met drie stellingen. Stelling 1: We gaan naar een kennis- en innovatiesamenleving. In die samenleving wordt meer kennis gecreëerd buiten dan binnen de kennisinstituties. De toekomst is aan landbouwkennisinstituties die met elan hun co-innovatorrol oppakken. Stelling 2: We gaan naar een geïndividualiseerde netwerksamenleving, naar een wereld zonder hiërarchie. De toekomst is aan sturing van kennis door interactie en verleiding. Stelling 3: Landbouw, groene ruimte en het “kennisbedrijf” gaan er aan kapot als “geld verdienen” het belangrijkste afrekencriterium blijft. Sturing van kennis dient plaats te vinden vanuit de ambitie duurzame ontwikkeling in brede zin te realiseren.
Landbouwkennisinstituties op hun taak berekend?
16
Rapport nr. 01.3.003