a ca Tijdingen Driemaandelijks tijdschrift van LACA. Geschied- en Heemkundige Kring van Laken Jaargang 9 - Nummer 1 - september 1997
Laken
Wapen van de Koninklijke Residentie Laken Koninklijk Besluit van 20 april 1857
Veranh\·oordelijke uitgever: Leon Candau, Rode Kruislau, IS, 1020 Brussel, tel. 02/268.69.58 Afgiftekantoor : 1020 Brussel 2
- 1-
~ TEN GELEIDE
+
1. - LIDGELDEN Het vorige nummer van LACA Tijdingen, vierde en laatste aflevering van het werkjaar 1996 - 1997, werd afgesloten met een oproep aan onze abonnees om, zo mogelijk, het lidgeld voor het komende werkjaar, bedragende de som van driehonderd frank zonder uitstel over te schrijven op onze rekening : 0682095230-57. Velen hebben reeds een gunstig gevolg gegeven aan deze oproep, waarvoor onze hartelijkste dank ! Wegens tijdsdruk en tevens wegens plaatsgebrek is de rechtvaardiging van de lichtjes verhoogde abonnementsprijs in deze rubriek gesneuveld . Een kleine correctie dringt zich derhalve op. Een heemkundige kring , zoals de onze, die streeft naar kwaliteit zowel wat vorm als inhoud betreft en waarvan de werkingskosten bijna geheel gedragen worden door de bijdragen van de leden moet een voorzichtig beleid voeren met het oog op zijn overlevingskansen. In september 1994 moesten we voor de eerste maal de abonnementsprijs optrekken van 200 naar 250 F omdat we vanaf dat ogenblik zelf de drukkosten moesten dragen . Deze maatregel leidde evenwel tot een hernieuwde vormgeving van het tijdschrift. Door het invoeren van die nieuwe formule kon de publikatie van LACA Tijdingen wedijveren met deze van andere Brabantse heemkundige kringen . De huidige verhoging van de abonnementsprijs was noodzakelijk als gevolg van de gestegen papier- en portprijzen en heeft slechts de voortzetting van een initiatief op het oog waarvoor een kleine groep onbaatzuchtige Lakense Vlamingen zich reeds gedurende acht jaar heeft ingespannen, d .w.z. het evoceren van zekere aspecten van de geschiedenis van de oude gemeente Laken. De voortzetting van uw lidmaatschap, geachte lezer, betekent een grote aanmoediging voor ons om het tijdschrift en de geboden artikelen in de toekomst nog beter te verzorgen. Met dank bij voorbaat ! 2. - OPEN STUDIEVERGADERINGEN Al meerdere keren werd langs deze weg bekendgemaakt dat de maandelijkse heemkundige bijeenkomsten die tot nu toe onveranderlijk plaats vonden op de vierde vrijdag van elke maand om 20.00 uur in het Gemeenschapscentrum Nekkersdal, in feite "open studievergaderingen" zijn waarop elk belangstellend lid van LACA welkom is. Aangezien deze regeling vanaf oktober 1997 een belangrijke wijziging ondergaat willen wij de aandacht van onze lezers nogmaals op dit onderwerp vestigen. · In de toekomst zullen de "open heemkundige samenkomsten" plaatsvinden op de vierde zaterdag van elke maand om 15 uur in de studio van het Gemeenschapscentrum Nekkersdal (ingang via de Gustave Schildknechtstraat nr. 26 te 1020 Brussel) . Deze regeling komt tegemoet aan de wensen van meerdere leden voor wie het late uur en de wat afgelegen buurt een probleem vormde, vooral in wintertijd. Eerstvolgende vergaderingen : 25 oktober 1997 - 15.00 uur 22 november 1997 - 15.00 uur december 1997 : geen vergadering.
-2Hebt U er zin in om wat meer te weten te komen over de werking van de Heemkundige Kring, wilt U opbouwende suggesties aanreiken of wenst U zo nodig als werkend lid aan te sluiten, aarzel dan niet om onze vergaderingen bij te wonen nu de formule in praktische zin gewijzigd werd. 3. - 125ste VERJAARDAG VAN DE WIJDING VAN DE ONZE-LIEVEVROUWEKERK VAN LAKEN - Een terugblik op een tentoonstelling. Nooit eerder werd de kerkschat van de Onze-Lieve-Vrouwekerk van Laken publiekelijk getoond. De meeste religieuze kunstvoorwerpen zijn ouder dan 125 jaar. Dit verklaart meteen de titel van deze tentoonstelling : "Van de ene kerk naar de andere". Als heemkundigen heeft deze gebeurtenis ons ten zeerste geboeid. De liturgische voorwerpen (kelken, cibories, monstransen, wierookvaten, kruisbeelden, kandelaars, reliekschrijnen, scepters en kronen), waarvan een groot deel in de 17e eeuw werd vervaardigd trokken de aandacht van de bezoekers. Vooral het reliekschrijn met de miraculeuze draad van Onze-Lieve-Vrouw van Laken herinnerde aan de legende rond de bouw van de oude 1 3de eeuwse kerk. Ook de kroon, geschonken aan Onze-Lieve-Vrouw ter gelegenheid van haar kroning in 1936 was een bijzondere blikvanger. De liturgische gewaden, alle versierd met weelderig borduurwerk in reliëf, uitgevoerd met goud- en zilverdraad hadden voor deze gelegenheid hun veilige bergplaats in het Brusselse Museum voor het Kostuum en de Kant verlaten om hier hun rijke pracht te tonen. Twee schilderijen, toegeschreven aan G. De Crayer (Sint-Guido en de gekroonde Lieve-Vrouw), alsook de minutieus uitgewerkte schetsen (23 panelen) voor de "Stoet der Mystieke Roos" gemaakt in 1 935 ter gelegenheid van de kroning van Onze-Lieve-Vrouw van Laken vulden deze tentoonstelling aan. Beeldhouwwerk, penningen en oude boeken herinnerden aan de rol die dit bedevaartsoord speelde in de loop der eeuwen. Aan de organisatoren van deze tentoonstelling sturen we langs deze weg een hartelijk proficiat voor deze uitzonderlijke prestatie. 4. - NIEUWE SPELLING Of we nu willen of niet, de nieuwe spelling werd bij wet aangekondigd en de toepassing ervan wordt op 1 september 1997 van kracht. Het eerste nummer van LACA Tijdingen, 9de jaargang - september 1997 - volgt dus de nieuwe spellingsregels. Was het vermijden van spellingsfouten in het verleden een voortdurende zorg van het redactiecomité, dan zullen wij in de toekomst nog waakzamer moeten zijn ! Gelukkig bestaan er nu heel wat hulpmiddelen op de markt die het nazien van de teksten, verwerkt op computer, vergemakkelijken. LACA beschikt over dergelijke software en zal alles in het werk stellen, mede door de daadwerkelijke inzet van onze tekstverwerkster, S. Pulinckx, om net zoals vroeger foutloze teksten af te leveren. Dat de taalgoden ons gunstig gestemd mogen zijn ! L. Candau Voorzitter
-3 EEN MISKENDE, OF LIEVER EEN WEINIGBEKENDE LAKENSE TUIN
De Koloniale Tuin De Jan Sobieski-, de Witte Acacia- en de Ebbebomenlaan omsluiten een lieflijk openbaar park met een oppervlakte van 3,5 ha, beter gekend onder de naam "Koloniale Tuin". Van waar nu deze benaming ? Tussen 1900 en 1950 stonden op dit terrein een aantal grote serres die daar werden opgetrokken op initiatief van Leopold 11, toen Soevereine Vorst van Kongo. Het leek ons de moeite waard de geschiedenis van deze intussen verdwenen glazen constructies van nabij te belichten. Inleiding Het ontstaan van Belgisch Kongo is, voor een groot deel, het levenswerk van Leopold 11 (1835 - 1909). Op 12 september 1876 riep de Vorst een Internationale Aardrijkskundige Conferentie bijeen in Brussel, met als opdracht de methodes te bestuderen om het "Zwarte Continent" te openen voor de beschaving en er de slavernij en de mensenhandel uit te roeien. De conferentie liep uit op de stichting van de "Internationale Afrikaanse Vereniging", die het voorzitterschap van haar raad van beheer toevertrouwde aan Leopold 11, die bij de onderhandelingen als spilfiguur was opgetreden. Op 17 oktober 1877 werd het bericht verspreid nopens de avontuurlijke verkenningstocht, dwars door Afrika van Zanzibar naar Boma, van de Engelse ontdekkingsreiziger Henri Morton Stanley ( 1 841-1 904), die 999 dagen onderweg was om deze afstand af te leggen (1 874-1 877). Leopold 11 wierf Stanley aan als zaakgelastigde van het studiecomité voor Opper-Kongo, en vertrouwde hem een aantal specifieke opdrachten in Afrika toe. Ter gelegenheid van de Conferentie van Berlijn, die plaats vond op 26 februari 1 885, werd de stichting van de Onafhankelijke Kongostaat officieel uitgeroepen. In april 1885 gaf de Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers aan Koning Leopold 11 de goedkeuring om Staatshoofd te worden van het in Afrika tot stand gekomen Rijk. Leopold 11 zou de titel van Soevereine Vorst voeren. Gedurende meerdere jaren bleef Kongo, financieel gezien, een bodemloze put, maar stilaan begon de Kongostaat (volledig te vereenzelvigen met Leopold 11) niet alleen te renderen, maar groeide zelfs uit tot een aanzienlijke economische en financiële macht, grotendeels te danken aan de exploitatie van rubberplantages. De opbrengsten van deze succesrijke onderneming verschaften o.a. de nodige fondsen om grote werken uit te voeren die het aanschijn van Brussel totaal zouden wijzigen : de bouw van de Triomfboog in het Jubelpark, het Kongomuseum van Tervuren, de vernieuwing van de gevel van het Koninklijk Paleis, de aanleg van nieuwe brede lanen, de aanleg van prachtige parken, de verfraaiing van zoveel andere plaatsen buiten en rond de hoofdstad.
-4Maar de persoonlijke politiek gevoerd door de Koning in Kongo lokte een golf van kritiek en protest uit, hoofdzakelijk vanuit Britse regeringskringen, zodat de aanhechting van Kongo bij België zich als enig middel opdrong om de kolonie van de ondergang te redden . Het wetsbesluit waarbij Kongo aan België werd overgedragen werd afgekondigd op 18 oktober 1908. Geschiedenis van de Koloniale Tuin Bij Decreet van 3 februari 1900 kondigde de Soev ereine Vorst Onafhankelijke Kongostaat de oprichting aan van een botanische tuin proefstation in Eala, op de Rukirivier, in het Evenaarsdistrict. Hetzelfde bepaalde tevens dat een Koloniale Tuin in België zou gevestigd worden, opdracht aan de Afrikaanse instellingen gewassen te leveren Onafhankelijke Staat in Kongo wenste te verbouwen.
van de en een Decreet met als die de
Aangezien er in Kongo reeds een botanische tuin en een proefstation operationeel waren, rijst de vraag waarom men het nodig achtte over een Koloniale Tuin in België te beschikken, of bovendien, om welke reden deze taak niet kon toevertrouwd worden aan een reeds bestaande instelling, die zich met tuinbouw en plantkunde in het algemeen bezig hield . Verschillende beweegredenen hebben de toenmalige bewindslieden van de Kongolese Administratie ertoe gebracht om zich persoonlijk te bekommeren om de invoer van nuttige gewassen bestemd voor de Kolonie. Het verzenden van zaden en planten naar Kongo, herkomstig uit verre landen, ging toen met grote moeilijkheden gepaard. Vaak werden ze slechts na geruime tijd uit hun verpakking gehaald, ten nadele uiteraard van hun levenskracht. Vandaar dat de noodzaak zich opdrong de doorvoer van de zendingen langs België te laten gebeuren . Enkele mislukte pogingen om de teelt van nieuwe cultuurgewassen op gang te brengen deden het belang inzien om in België over gepaste instellingen te beschikken, belast met de ontvangst en de verzending naar Kongo. De transit langs Laken bood de gelegenheid om de zaden en planten te ontdoen van alle insekten en woekerende schimmels, die hen schade berokkend hadden sedert hun vertrek uit de landen van herkomst. Uiteindelijk vervulde de Koloniale Tuin de functie van afzonderingsstation. De gronden waarop de zaden en planten in Laken geteeld werden waren niet besmet door hinderlijke micro-organismen. Bovendien kregen ze vóór de verzending nog een ontsmettingsbeurt. Maar er was nog een andere reden die het bestaan van de Koloniale Tuin rechtvaardigde . De Belgische tuinbouwers hadden in die tijd reeds internationale faam verworven . Ze speurden in alle streken van de aardbol naar zeldzame of sierplanten geschikt voor de economische exploitatie, en zorgden ervoor deze wereldwijd te verspreiden. Belgische tuinbouwers interesseerden zich aldus in grote mate voor de "Koninklijke onderneming", er van uitgaande dat Centraal Afrika ertoe zou bijdragen dat er belangrijke soorten opgespoord konden worden teneinde ze te kunnen invoeren, acclimatiseren, telen en kweken in België.
-5De Koning maakte er intussen ook werk van om zijn privé-domein te verfraaien. Hij liet serres oprichten die groot genoeg waren om er de planten uit het Afrikaanse continent in onder te brengen. Een van deze serres met een indrukwekkende glazen koepel werd dan ook "Kongoserre" genoemd. De activiteiten van de Koloniale Tuin ontwikkelden zich dus op twee vlakken : 1 . De invoer van specifieke planten uit de Kongolese flora, hun selectie en proefnemingen om ze aan te passen aan ons klimaat, dit alles met het oog op de commerciële uitbating ervan, zowel op de Belgische markt als voor de uitvoerhandel. 2. De invoer van zaden en planten, hoofdzakelijk uit tropische streken, gekozen op basis van hun economisch belang, die in aanmerking konden komen voor teelt en uitbating in Kongo, na selectie en aanpassing aan het klimaat, uitgevoerd in de Lakense serres. Wat dit betreft is de bijdrage van de Koloniale Tuin bijzonder belangrijk geweest voor de botanische tuinen, de proefstations en de landbouwkundige instellingen die in Kongo gevestigd waren, en voor de kolonisten die kweekproeven wensten te ondernemen in hun landbouwbedrijven. Bijzondere inspanningen werden gedaan om de gutta-perchawinning aan te moedigen, waarvan men een veelbelovende toekomst verwachtte wegens de hoge prijzen die deze elastische stof op de Europese markt haalde. N.B. De eerste automobiel werd gebouwd door Henry Ford (1863-1947) in 1892/1893. De oorsprong van het ontzaglijke fortuin dat de Soevereine Vorst wist te vergaren hield ongetwijfeld verband met de rubberhandel, maar was ook de bron van felle en kwaadaardige kritiek waarmee hij werd bestookt inzake het lot van de inboorlingen die in de plantages werkzaam waren. De allereerste experimentele serre bevond zich in de tuinen van het Landbouwinstituut van Gembloux (1894). De vanuit Kongo verstuurde planten werden eerst aan de Brusselse Kruidtuin toevertrouwd vooraleer ze naar Gembloux gestuurd werden. Weldra echter stelden de botanisten vast dat het lokaal waarover ze beschikten veel te klein was. Toch kon een collectie levende Kongolese planten reeds getoond worden op de Kongo-tentoonstelling in Tervuren (1897). Toen kwam het Decreet dat bepaalde dat een Koloniale Tuin in België ingericht zou worden. Nauwelijks drie maanden later was deze tuin reeds operationeel. Twee serres voor intensieve bloemen- en fruitteelt uit het Koninklijk Domein van Stuyvenberg werden ter beschikking gesteld. Het zaad van planten waaruit rubber getrokken kon worden, meegebracht uit Colombia of verstuurd vanuit Indië, werd eerst uitgeprobeerd. Eveneens werden zaden van rubberlianen komende uit Kongo, meer bepaald uit het Evenaarsdistrict, tot kiemen gebracht.
-6 Hier wordt nog aan toegevoegd dat, terwijl de ontwikkeling van de Koloniale Tuin in het Stuyvenbergdomein nog in haar kinderschoenen stond, er reeds landbouwkundigen opgeleid werden, die een loopbaan in Kongo wensten te maken. De instelling had ook nog een andere functie, namelijk landbouwmachines en werktuigen na te zien en te testen, alvorens deze naar de verschillende Staatsposten in de kolonie te verzenden. Tenslotte zou de Koloniale Tuin, na de Eerste Wereldoorlog, in hoge mate bijdragen tot de koloniale propaganda door de kolonisten en de landbouwbedrijven in Kongo te helpen bij de invoer van nuttige plantensoorten voor de verbouwing ervan ter plaatse. Langzaam maar zeker werden de activiteiten van de Koloniale Tuin verruimd. Na een tijd bleek de ruimte van de twee serres, gelegen in het Stuyvenbergdomein, ongeschikt om er de omvangrijke plantenverzameling in onder te brengen. Er werd dan maar beslist om de jonge instelling te verplaatsen. In 1902 werden de planten verspreid over zes nieuwe serres, opgetrokken op een terrein van het domein, vroeger gekend als Villa Vander Borght. Omstreeks 1905 verwierf Leopold 11 een terrein met een oppervlakte van 3,5 ha, gelegen tussen de huidige Jan Sobieskilaan (het herdoopte laatste weggedeelte van de Emile Bockstaeli aan), de Witte Acacialaan en de Ebbebomenlaan (gelegen tussen de Witte Acacialaan en het Sint-Lambertusplein). Hij besliste de zes serres van de Villa Vander Borght naar dit grondstuk over te plaatsen, en terzelfder tijd de instelling uit te breiden door toevoeging van nieuwe op te trekken galerijen en monumentale broeikassen, die bestemd waren om er planten met reusachtige afmetingen in onder te brengen. Ondanks dit alles kon de Koloniale Tuin niet vergeleken worden met een echte botanische tuin. Dit soort instellingen is uitsluitend voor wetenschappelijk onderzoek bestemd. Buiten een reeks serres vindt men er ook laboratoria, zalen waar herbaria bewaard worden, bibliotheken en musea die regelmatig op nieuwe aanwinsten mogen rekenen. Voor wat België en onze kolonie betreft waren al die activiteiten over verschillende standplaatsen verspreid, namelijk het Museum van Belgisch Kongo in Tervuren (heden Museum voor Midden-Afrika), de Brusselse Kruidtuin en de Koloniale Tuin in Laken. In deze laatste instelling vond men enkel planten die voor Kongo bestemd of ervan afkomstig waren. Het is duidelijk dat de rol van deze instelling op de praktijk gericht was. Op het ogenblik van de aanhechting van Kongo bij België, in 1908, maakte de Kqloniale Tuin deel uit van de reeks goederen die aan de Belgische Staat toegewezen werden, op grond van de koninklijke schenkingsakte. Vanaf dit ogenblik behoorde de administratie van de Tuin uitsluitend tot de bevoegdheid van het Ministerie van Koloniën. Vlakbij de ingang van de Tuin, aan de Jan Sobieskilaan, werd een elegante plattelandswoning gebouwd in Normandische stijl. De plannen ervan zouden toe te schrijven zijn aan architect M. Hanneau, volgens aanduidingen van Leopold 11.
-7Het gaat om een woning die opgetrokken w erd naar het voorbeeld van een koloniaal paviljoen, uitgebouwd met terrassen en brede zonwerende daken, die de oververhitting van de kamers verhinderen. Bij gebrek aan meer nauwkeurige gegevens kan men stellen dat het gebouw bestemd was voor de technische en administratieve diensten van de instelling, en misschien werd een gedeelte ervan voorbehouden als woonruimte voor een of andere verantwoordelijke voor het domein. Terzelfder tijd werd een kleiner gebouw in dezelfde stijl opgetrokken bestemd voor het bergen van al het onderhouds- en werkmateriaal van de instelling. Beide gebouwen bestaan nog. Het ganse complex omvatte zes serres, die onderling verbonden waren door beglaasde galerijen. Aan de voorkant van het complex was een ruime hall toegevoegd, vergelijkbaar met een soort wintertuin. In een van de serres lag de temperatuur en de vochtigheidsgraad zeer hoog; daar bevonden zich kasten en broeibakken bestemd voor de zaden, scheuten en loten die zich in een pril groeistadium bevonden, alsook meer delicate plantjes. Dit was de zogenaamde "voortplantingsserre" die beschouwd werd als het hart van de instelling, want zij moest de planten opleveren voor de overige serres. De Koloniale Tuin was niet toegankelijk voor het publiek. Nochtans mocht elkeen die belangstelling koesterde voor een of ander aspect van Kongo op een sympathieke ontvangst rekenen . Na de Tweede Wereldoorlog werden de serres gedurende enkele uren per week voor het publiek open gesteld. Terwijl de landbouwstations zich in Kongo meer en meer begonnen te ontwikkelen namen de activiteiten van de Koloniale Tuin geleidelijk af. In 1950 werd beslist de kwekerijen over te brengen naar de nieuwe Nationale Plantentuin in Meise. In het vooruitzicht van de Wereldtentoonstelling van 1958 stelde de Koninklijke Schenking in 1956 het domein onder de hoede van de Dienst voor Parken en Tuinen van de Stad Brussel. Vijf jaar later, in 1961, besliste de Koninklijke Schenking om het terrein ter beschikking te stellen van de Dienst Groenplan van het Ministerie van Openbare Werken, op voorwaarde dat het terrein omgevormd zou worden tot een openbare tuin. De uitvoering van dat werk, onder de leiding \fan tuinarchitect Bervaes, leidde tot de afbraak van de serres. Het park werd ingehuldigd en opengesteld voor het publiek in 1 964. Ongeveer een derde van de groene zone bestaat uit een bebost gedeelte en is doorweven met wandelpaden. De overige ruimte vormt het eigenlijke park en bestaat uit een wijduitgestrekt grasveld, omzoomd door massieve bloemperken en struiken. Langs de zijde van de Ebbebomenlaan loopt een wandelweg, verfraaid met terrasvormige rustplaatsen temidden van een overvloedige bloemenpracht en een variatie van overjarige planten .
-8Een tunnel onder de Witte Acacialaan verbindt de Koloniale Tuin en zijn plattelandswoning met de vroegere koninklijke fruittuin. Samen vormen ze nu het Koningin Elisabethpark. Dit park bevindt zich in de onmiddellijke nabijheid van een plaats die sedert tientallen jaren door de Lakense volksmond "den Ennekesvaaiver" genoemd wordt. De benaming slaat op het kleine park en de eendenvijver aan de Clementinasquare, die op hun beurt slechts van het Koningin Elisabathpark afgescheiden zijn door de Jan Sobieskilaan. Geraadpleegde bronnen Pirenne, H. "Histoire de Belgique". Brussel, Renaissance du Livre, 1952 Pynaert, L. "Les origines du Jardin Colonial de Laeken ". Brussel , Ministerie van Koloniën, 1 945. Kinds, R. "Notice concernant Ie Jardin Colonial de Laeken" , in Revue du Touring Club de Belgique, 15.2.1921. Duprez, M. "Les parcs de l'ombre", in Le Soir 25.7 .1994. Illustraties 1 . - Deze oude prentbriefkaart geeft ons een algemeen beeld van de serres, waarvan sprake in de tekst.
2. - De Witte Acacialaan heeft haar beginpunt op de Koloniale Brug die de Jan Sobieskilaan overspant ter hoogte van de Koloniale Tuin. Deze oude prentbriefkaart toont een kijkje boven op de brug genomen in de richting van de Emile Bockstaallaan en de Houba de Strooperlaan. Aan de rechterkant bemerkt men de kleine vijver aan de Clementinasquare. Aan de linkerkant valt de Kongolese ster op die als versiering boven op een zuil is aangebracht. De Koloniale Brug werd gebouwd in 1 906. Omstreeks hetzelfde tijdstip werd de Koloniale Tuin aangelegd . 3 . - Recente foto van de toegangstrap tot de Koloniale Brug, genomen vanaf de Jan Sobieskilaan. De Kongolese siersterren die de zuilen bekroonden zijn verdwenen. 4. en 5 . - Twee recente foto's : de Normandische plattelandswoning en het gebouwtje dat als bergruimte voor gereedschap en materiaal gebruikt wordt. 6. - In het park aan de Clementinasquare staat (verscholen) een gebeeldhouwde leeuwin, waarschijnlijk een herinnering aan het "koloniale" verleden van België. De illustraties behoren tot de verzameling van D. Van Kriekinge.
G. Vanden Bussche Vertaling : L. Candau
~
Illustratie 2
8ruxelles·Laeken
Illustratie 1
- 10 -
Illustratie 4
Illustratie 5
l!odtert. -
Lt Pont Colo1ual.
·.
Illustratie 6
- 11 -
lACA, OOG IN OOG MET DE HEiliGENBEElDEN AAN DE ONZE-liEVE-VROUWEKERK VAN lAKEN door Leon Candau (hagiografie) m.m.v. Joris Dillen (beeldhouwers) (vervolg) Woord vooraf Lange tijd was het hoofdportaal van de Onze-Lieve-Vrouwekerk niet bereikbaar vermits een cirkelvormige schutting rond de voorplaats van het kerkgebouw de toegang ervan verhinderde. Dreigende steenval vereiste deze dwingende maatregel. Nadat onlangs de torens met steigers ommanteld werden verdween de omheining en eindelijk kon onze fotograaf, de heer W . Van Bamis, op goede lensafstand mooie plaatjes schieten van de heiligenbeelden die de kerkgevel versieren. Van nu af zullen deze foto's dan ook als illustraties bij de artikelen gepubliceerd worden.
SINT-SERVATlUS
SINT-VAAST (Zie LACA Tijdingen december 1996 en maart 1997)
- 12 SINT-MEDARDUS (nr. 11 op het schema van de heiligenbeelden) Medardus werd geboren in Salency (het huidige Valenciennes) en stamde uit een adellijk geslacht dat gevestigd was in de streek van Picardië. Kort na zijn priesterwijding werd hij door Remigius, bisschop van Reims, tot bisschop van Kamerijk verheven. Omstreeks 545 werd zijn bisschopszetel tijdens een krijgsgebeuren verwoest, waarop hij zijn zetel naar de stad Noyon verplaatste. Na het overlijden van Bisschop Eleutherius nam hij het bisdom Doornik over dat tot de elfde eeuw met het oude bisdom Noyon verenigd bleef. Hij slaagde erin een einde te maken aan het heidendom in zijn bisschoppelijk gebied en door zijn toedoen werd koningin Radegundis in een klooster opgenomen. Hij stierf omstreeks 556 en werd begraven in de abdij van Soissons. Regionale wetenswaardigheden : De kerk van de gemeente Ursel (OostVlaanderen) is aan dez& heilige toegewijd. Tijdens de jaarlijkse processie in dat dorp werd vroeger zijn beeltenis uitsluitend door vrouwen gedragen. De heilige Medardus wordt ook nog aanroepen voor het terugvinden van gestolen goed, voor het afweren van veeplagen en tegen kiespijn. In de kerk van Geldenaken wordt het kaaksbeen van deze heilige bewaard en in deze streek werd de heilige aanroepen tegen de razende koorts, de SintMedarduskoorts genoemd. Ook in de volksweerkunde stuiten we op Sint-Medardus. Een Vlaamse weerspreuk luidt als volgt : Regen op Sint-Medard zes weken te voor of zes weken ernaar. Uit de legende - als zou een arend deze heilige ooit met zijn gespreide vleugels tegen de regen beschut hebben - is waarschijnlijk zijn bekendheid als "regenheilige" ontstaan.
SINT-MEDARDUS
- 13 De beeldhouwer Marcel Rau voegde volgende attributen toe aan zijn beeltenis : staf, mijter en bisschopskieed. Deze attributen verwijzen naar het geestelijk ambt dat hij bekleedde. De rechterhand rust in beschermende houding rond de flanken van een schaap (of een kalfje ?). Dit verwijst naar zijn bekendheid als beschermer van het vee. In de sokkelversiering verwerkte de kunstenaar een neerliggend kind met de hand op de kaak gedrukt, verwijzend naar de aanroeping van de heilige tegen tandpijn. Leon Candau
De beeldhouwer van Sint-Medardus in Laken : Marcel Rau (Brussel 20.3.1886 - Brussel 1966) Hij studeerde architectuur en beeldhouwkunst aan de Academie voor Schone Kunsten in Brussel (bij Van Der Stappen - zie over deze kunstenaar LACA Tijdingen december 1 989). Hij koos voor de beeldhouwkunst nadat hij de Prijs van Rome won voor deze kunst in 1 909. Rau werd inspecteur van het onderwijs van de sierkunsten en architectuur (van 1915 tot 1961 ). Hij was lid van de Koninklijke Academie van België. Werken van hem zijn o.m. te vinden in meerdere musea en op publieke plaatsen. In het Brusselse : - In Brussel : - Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten : - Buste van Baron Léon Frédéricq (psychologie-hoogleraar aan de Universiteit van Luik, 1851 - 1935) (brons). - Buste van Louis Lefort (oriëntalist, hoogleraar aan de Universiteit van Leuven, 1879-1959) (brons). - Kamer van Volksvertegenwoordigers : - Aloïs Van De Vyvere (eerste minister, 1871- 1961). - Koninklijke Musea voor Schone Kunsten : - Moederweelde (steen - 1929). - Kunstberg (ingang Dynastiezaleri) : - Bronzen poort met tien wapenschilden, twee figuren en het devies van België : Eendracht maakt macht. - Nationale Bank : - Boven de ingang : Minerva, Mercurius en Vulcanus (aluminium). - Aan de zijgevels (Collegiale- en Bankstraat) : zesenvijftig penningen die een ambacht of een economische bedrijvigheid symboliseren (steen).
- 14- In Elsene : - Gemeentelijk Museum : - Moederschap - Moederweelde (brons). - Moederweelde (rode steen). - Herinneringsplantsoen (tussen de twee vijvers van Elsene) : - Monument voor de gesneuvelden van de gemeente (twee zijpanden : soldaat en burger telkens met een engel) (steen). Het centrale beeld (de Gerechtigheid) is van Ch. Samuel (brons). - Plantsoen tussen de vijvers en Terkameren : lxelles à ses pionniers coloniaux (ééntalig !). Hoofd van negerin op een kolom (steen). - In Jette : -Achter de O.L.V. van Leurdeskerk (kruisweg) : - Christus aan het kruis. (brons). Elders in het land : - In Aalst: - Graanmarkt : - Gedenkteken voor de "troepskinderen" en Vaderland (steen).
"Pupillen" gesneuveld voor het
- In Luik : · - Aan het begin van het Albertkanaal (Herstal - Wandre) : - Koning Albert gedenkteken (monumentaal beeld 13,8 m.) (steen). - Musée de I'Art Walion : - Schaalmodel voor het Fonckmonument (verzilverd gips). Nog meer oorlogsmonumenten in Beloeil, Halle, Ninove, Oostende en Thimister. Maakte ook medailles (w.o. de keerzijde van de herinneringsmedaille van de Wereldtentoonstelling van 1958. Gehouden in ... Laken !). Ook meerdere muntstukken (een twintigtal van 1 934 tot 1952). Hij is de enige die Leopold 111 op Belgisch geld heeft geportretteerd. Rau wordt opgenomen in de meeste biografische woordenboeken.
Joris Dillen
- 15 SINT-GORIK (nr. 7 op het schema van de heiligenbeelden) Gaugericus (Gorik) werd omstreeks 555 in Carignan bij Sedan, in de Franse Ardennen geboren. Tussen 584 en 590 werd hij door toedoen van koning Childerik 11 tot bisschop van Kamerijk gewijd. Hij vervulde dit geestelijk ambt gedurende 39 jaar. Tijdens deze periode slaagde hij erin de christianisatie in te voeren in de zuidelijke Nederlanden . Hij verrichtte verschillende wonderen. Zo wordt beweerd dat hij bij zijn intrede in de stad Kamerijk met zijn gevolg voorbij een gevangenis kwam waar twaalf geketende gevangenen om hulp smeekten. Getroffen door het gekerm pleitte hij bij de cipier om hun vrijlating hetgeen prompt geweigerd werd. Vurig en vol vertrouwen bad hij tot de Heer. Plots werden de ketens verbroken en de gevangenisdeuren openden zich zonder hulp van buitenaf. In vroegere tijden werd hij tijdens de oorlogen vaak door krijgsgevangenen aangeroepen. Hij stierf omstreeks 623 en werd begraven in een kerk buiten Kamerijk die hij liet oprichten op de plaats waar ooit een afgodsbeeld vereerd werd. Toen die kerk in 1 545 werd afgebroken werden zijn relieken binnen de stadsmuren gebracht.
Regionale wetenswaardigheden : Nadat Karel, broeder van Lotharius, koning van West-Frankië, met wie hij in werd uit onmin leefde, verjaagd Kamerijk, vertrouwde Otto 11, keizer van het Heilig Roomse Rijk, hem in 979 het Graafschap Ukkel toe en verleende hem de titel van Hertog van Lotharingen. Op vraag van de keizer bouwde hij in Brussel (Bruocsella), op een eiland in de Zenne, een versterkte vesting die deel uitmaakte van een strategische beveiligingslinie op de grens met het territorium van de graaf van Vlaanderen, vazal van de West Frankische koning. Vlakbij liet hij een kapel bouwen die hij toewijdde aan Sint-Gorik, wellicht ter herinnering aan zijn verblijf in Kamerijk. Eeuwen later verrees op dezelfde plaats een mooie gotische kerk die helaas tijdens de Franse overheersing met de grond gelijk werd gemaakt. Het huidige Sint-Goriksplein, waar deze kerk zich bevond, herinnert aan deze heilige.
SINT-GORIK
- 16 In het timpaan van de toegangspoort tot het stadhuis van Brussel prijkt SintGorik in het gezelschap van twee andere "drakenheiligen ", namelijk Sint-Miehiel en Sint-Joris. De naam Gaugerik (Gorik) werd afgeleid uit het Germaanse "Gauda-Rikus" hetgeen betekent : gouw, machtig. Bij ons is de voornaam Gerry welbekend. De beeldhouwer Oscar Sinia voegde volgende attributen toe aan zijn beeltenis staf, mijter en bisschopskieed verwijzend naar het geestelijk ambt dat hij bekleedde. In de linkerarmplooi omklemt de heilige een boek (het evangelie ?). Ter hoogte van de voeten beeldde de kunstenaar een gevleugelde draak uit, verwijzend naar het succesvolle bekeringswerk van Sint-Gorik in de Zuidelijke Nederlanden. Leon Candau
De beeldhouwer van Sint-Gorik in Laken Oscar Sinia (Gent 8.5.1877 - Gent 31 .8.1956) Sinia studeerde aan het Sint-Lukasinstituut in Gent. Vanaf 1902 werd hij er zelf leraar. Hij was gespecialiseerd in religieuze kunst. Werk van hem kan men o.m. vinden: In het Brusselse : - In Brussel : - Sint-Michiel- en Sint-Goedelekathedraal (Maeskapel) : - Sint Jean-Baptist van Sales. - Zavelkerk (zuidportaal aan de Regentschapsstraat) : - De Verrijzenis. (*) - O.L.V. van Goede Hulp (Kolenmarkt) : - De Heilige Theresia. (*) - In Elsene : - Sint-Bonifaaskerk (Vredestraat) : - Carolus Borromaeus (1538- 1584). Elders in België : (o.m.) - In Aarlen : - Sint-Martinuskerk : Zuidportaal : - Sint-Sebastiaan, Sint-Katharina van Alexandrië, Sint-Bernardus. Noordportaal : - Sint-Amandus van Macedonië, Sint-Nathalia, Sint-Hubertus . (*)Volgens sommige bronnen. Zij werden aldaar niet gevonden
- 17 - In Dendermonde : - Gerechtshof : (aan de gevel, in de wandelzaal en de zittingszaal) : - Meerdere decoratieve sculpturen (samen met Geo Verbanck). (op de toren) : - Het Ros Beiaard bereden door de vier Heemskinderen (brons). - In Diksmuide : - Sint-Nikolaaskerk : - Piëta (brons 1933). - In Gent: - Museum voor Schone Kunsten : - Piëta (gips). - De Kruisafneming (brons). - Sint-Baafskathedraal : (in de nis aan de buitenmuur van de bisschopskapel) : - Sint-Bavo. - In Halle : - Basiliek (zuiderbeuk) : - Meerdere staties van de kruisweg (marmer). - In leper: - Sint-Maarten en Sint-Niklaaskerk : (ingang westportaal) - De Goede Herder (steen). - In Kortrijk : - Aan de hoek van het stadhuis : - Madonna met kind (steen). - Aan de Sint-Michielskerk : - Heilig-Hartbeeld (brons - 1929). - Aan de voorgevel : - Ommegang met Q.L.-Vrouw van Groeninge (brons). - Stadsmuseum : - Madonna met kind (model van het beeld aan het stadhuis) (gips) . Sinia was ook medailleur (in het Museum van Volkskunde in Gent : medaille architect Vatentin Vaerwijck). Hij wordt vermeld in Bénézit en Arto. Hij wordt uitvoerig behandeld in het Nationaal Biografisch Woordenboek (deel 3, 1968, kol. 819 - 822). Joris Dillen
- 18 -
ER ZIT POËZIE IN LAKENSE STRAATNAMEN Led eganekstraat De stad Eeklo nam zich voor het jaar 1997 tot "K.L. Ledeganckjaar" uit te roepen en werkte een officieel programma uit dat loopt van december 1996 tot december 1997. Van 31 oktober tot 30 november wordt de tentoonstelling "Ledeganck en zijn tijd" georganiseerd in de plaatselijke Stedelijke Academie voor Schone Kunsten, samen met een retrospectieve van Jules Lagae's beeldhouwwerk, schepper van het bronzen vierspan bovenop de triomfboog in het Jubelpark van Brussel. In Laken verbindt de "Ledeganckstraat" de Prins Leopoldsquare met de Gasstraat en de Sint-Nobertusstraat. Op een gemeentekaart van 1 900 is deze straat, bebouwd met typische eigentijdse arbeiders- en middenstandswoningen, zonder groenbeplanting aangegeven. Hiertegenover staat dat de nabijgelegen straten, de Emile Delvastraat en de Duysburghstraat wel met bomenrijen op de kaart voorkomen. Tot op heden is deze toestand ongewijzigd gebleven. De Lakense gemeentegrens met Jette vertoont echter wel een afwijking met actuele kaarten. Vroeger werd geheel de Ledeganckstraat als een Lakense straat weergegeven (1900). Nu echter staan enkele huizen, ter hoogte van de Gasstraat, op een scheidingsgrens : de huisnummers 1 5 tot 43 en van 4 tot 54 horen bij Laken, de overige nummers bij Jette. Ons werkend lid, de heer Marcel Verheyleweghen wees in ons nummer van december 1992 reeds op de grenswijzigingen van 1903 tussen beide gemeenten maar dan ter hoogte van de Ernest Salustraat. Daar aan de naam Ledeganek geen voornaam werd gekoppeld bij het toekennen van de straatnaam zou twijfel kunnen rijzen of het wel om Karel Lodewijk gaat. Hij woonde niet in Laken en had er geen verdienstelijke daad verricht voor de Lakense gemeenschap. Wie was die Ledeganek dan wel ? Waarom hem op het einde van de 1 9e eeuw een straatnaam gunnen ? Als het gaat om Karel Lodewijk Ledeganek "een onaanzienlijk klerkje te Eeklo, maar die zich door moeite en vlijt opwerkt en de Gentse Universiteit gaat bezoeken, waar hij enkele malen in de week te voet naartoe trekt" zoals August Vermeylen in "Van Gezelle tot Heden" (1949) hem typeert, dan levert ons dit geen bevredigend antwoord op.
"Hij was autodidact die, na grote inspanningen, magistraat werd. Hij was een leerling van de Franse romantici, vertaalde Byron en Lamartine en schreef een uiterst zangerig, eenvoudig Nederlands. Wel draagt zijn taal de sporen van de retoriek van zijn tijd maar men zal bezwaarlijk in Vlaanderen even welluidende, soepelbewegende verzen vinden als in zijn werk . . . Zijn melodische oefeningen bezitten ook nu nog charme. Zijn trilogie "De Drie Zustersteden" (1846) is krachtig opgezet en breed uitgewerkt". Zo beschreef Marnix Gijsen in "De literatuur in Zuid-Nederland sedert 1830" (1951) onze hoofdpersoon. Wij speuren naar nog meer duidelijkheid.
- 19 In A. Van Hasselt's "Biographie nationale. Vie des hommes et temmes il/ustres de la Belgique. Poètes flamands. " Ca 1855, T 1/, p. 155. ". .. Lorsque, vers la fin du siècle dernier, nos provinces passèrent sous la domination Française, que vouliez-vous que fit /'idiome thiois ? Une langue étrangère à nos provinces flamandes y prévalait dans toute l'administration, dans tous les actes publics. Cependant, sous /'empire même de cette domination, commencèrent à se manifester les symptomes d'une sorte de réaction nationale. /Is purent se faire jour ouvertement sous Ie gouvernement des Pays-Bas, et Ie philologue Willems, de Bouchoute ( + 1846), fut Ie plus ardent champion de la littérature thioise. Alors s 'opéra une véritable résurrection de /'esprit national si longtemps comprimé, et, après les événements de 1830, la vieille et généreuse terre de Flandre vit éclore un nombre considérab/e de poètes et de prosateurs, parmi lesquels i/ en est dont Ie nom restera acquis à notre histoire littéraire. 11 ne nous est permis de mentionner ici que deux morts : Charles Ledeganek ( + 1847) et Théodore Van Ryswyck qui Ie suivit de près dans la tombe ( + 1849). Lepremier se distingua par /'élégance, la pureté et la distinction de son style; Ie second, par la facilité, /'esprit et Ie mordant de ses vers. " Door zijn tijdgenoot werd Karel Ladewijk Ledeganek in zijn cultuur-historisch kader geplaatst, het nieuw gecreëerde België, waar met het beangstigend fenomeen moest rekening worden gehouden dat het voortbestaan van een taal bedreigd was. De aanleiding hiertoe sproot voort uit opeenvolgende bezettingen door vreemde mogendheden, zoals Frankrijk nog van 1794 tot 181 5. Ook door de aanhechting bij Nederland toen België werd opgenomen in het Verenigd Kon inkrijk van 1 81 5 tot 1 830 en de vernederlandsing op tegenstand stuitte van de burgerij . Nog steeds zijn we op zoek naar het waarom van de naamgeving. Daarom duiken we in de geschiedenis van de familie Ledeganek die zich afspeelt in de 19e eeuw en waarover we ook gegevens vinden in de Eeklose programmabrochure. Zijn vader, een Eeklose onderwijzer, vestigde wellicht zijn aandacht op zijn moedertaal : Karel Ladewijk begon onderwijs te volgen onder het Franse taa lregime en eindigde de lagere school onder het Hollandse regime. Hij werd in 1805 geboren in Eeklo, in het huisje vlakbij waar nu zijn standbeeld staat. Bij het beëindigen van de lagere school ging hij mee de kost verdienen (er waren zeven kindermonden te voeden) in Eeklo, maar werd opgemerkt door de sociaal geëngageerde gemeenteontvanger, Karel Vervier. Deze man bood hem financiële hulp aan zodat hij als autodidact de vakken kon studeren die hem in staat moesten stellen om tot de Gentse Universiteit ( 0 1817) te worden toegelaten. Intussen verrichtte Karel Ladewijk ook nog allerlei baantjes om een weinig bij te verdienen.
- 20 Met succes beëindigde hij zijn studie in de Rechten die nog in de Franse taal werden gedoceerd. Op de leeftijd van 31 jaar werd hij vrederechter (Kaprijke en daarna Zomergem). Hij schreef vanuit Zomergem artikelen voor het pas in Gent opgerichte "Kunst- en Letterblad" (jaargang 1, 1840), en een roman "Rudolf van Zomergem" zich afspelend in de 15e eeuw (1840). Een jaar later werd hij provincieraadslid voor Oost-Vlaanderen. J.B. Nothomb, centrumliberaal minister van Binnenlandse Zaken (er bestond nog geen departement Onderwijs) benoemde hem tot provinciaal inspecteur, hopende op zijn medewerking om de nieuwe Organieke Wet op het Lager Onderwijs van 1842 in praktijk om te zetten (deze wet gaf voldoening aan liberalen en katholieken). Hij legde er zich op toe om de tweetaligheid in ambtelijke stukken toe te passen (alhoewel het gebruik der talen niet aan banden gelegd was, was het gebruik van de Franse taal toch opgelegd in rechts-, militaire- en administratieve zaken). Hij vertaalde het burgerlijk wetboek in het Nederlands, "sa traduetion en flamand du code civil eut un succès prodigieux; en peu d 'années eet ouvrage abtint les honneurs d'une cinquième édition. Ledeganek reçut du roi Leopold Ier Ja médaille d'or, grand module, pour son poème "De Vrede". (Biographie générale des Belges, 1850). Inderdaad, gelijktijdig ontwikkelde hij een literaire loopbaan als dichter en gaf verscheidene bundels uit. Een Centrale Jury, waarvan de leden benoemd waren door Kamer, Senaat en Regering verleende hem de toestemming om aan de Rijksuniversiteit van Gent te doceren. Dit was een voorkeurbehandeling die trouwens ook Hendrik Conscience te beurt viel. Zijn bekendste werk "De Drie Zustersteden" ( 1 846) (met name Gent, Brugge en Antwerpen) ontlokte de Antwerpenáars een dusdanige waardering, dat zij hem in Antwerpen triomfantelijk onthaalden. Het korte fragment dat we hier laten volgen slaat niet op Antwerpen maar wel op Gent, omdat het een van de meest bekende verzen is die door Karel Ledewijk Ledeganek geschreven werd.
AANGENT Gij zijt niet meer, Gelijk weleer. De trotse wereldstad, die koningen deed beven; Gij zijt niet meer dat Jeeuwennest, Dat wijdgeducht gemenebest, Dat tot de volken sprak, het hoofd fier opgeheven; Niet meer de bakermat van Vlaandrens heldenmoed Niet meer de zetelplaats van weelde en overvloed. Politiek gezien kunnen we hem plaatsen als gelovige, vlaamse-taal-minnende liberaal in de geest van het 19e eeuws Unionisme.
- 21 Hij overleed in 1 84 7 te Gent en werd begraven op het Campo Santo te SintAmandsberg. Zijn weduwe (gehuwd in 1840) overleed in 1890 te Gent. Hij liet drie minderjarige kinderen na : Herman, Casimir-Jan en Clara . Waar ligt nu uiteindelijk de link met Laken ? Karel Bogaerd ( 0 1834) had bij de inhuldiging van zijn grafmonument in 1856 een opmerkelijke indruk gemaakt bij het voordragen van een bekroond gedicht ter nagedachtenis aan Karel Ledewijk Ledeganck. Bogaerd huwde in 1 861 met Mathilda Ledeganck, nicht van Karel Lodewijk. Hij gaf dat zelfde jaar zijn dichtbundel "De Drie Zangers" uit, waarin hij hulde bracht aan Karel Ledewijk Ledeganck, P. Van Duyse en J.F. Willems. Zijn jeugdvriend was Hendrik Ledeganck. Bogaerd woonde in Eeklo en werd ook voortgeholpen door de reeds voornoemde Karel Vervier. Mathilda's broer Hyppoliet, gaf eveneens dichtbundels uit in Gent en Schaarbeek, waar hij, Eeklo verlatend, kwam wonen ( 1881) met zijn vrouw Sofia Ledeganek en kinderen. Voordien had Bogaerd in Evergem gewoond, waar zijn twee oudste kinderen werden geboren ( 1 866 - 1869). Daar woonde toen ook weduwe Karel Ledewijk Ledeganek van 1865 tot 1 881 . Haar zoon, Casimir-Jan ( 0 1 843), studeerde geneeskunde en was ook literair actief tijdens zijn verblijf in Brussel. Hij was in Gent aangesloten bij het genootschap "'t Zal wel gaan" en werkte in de hoofdstad voor het tijdschrift "De Toekomst" . Hij schreef een "Guide pratique pour l'enseignement intuitif de la structure du corps humain, par les modèles classiques du docteur Boch. Traduit de /'a/Iemand .. . avec une traduetion par Ie docteur Ledeganck", Brussel 1877. Het is niet onmogelijk dat Karel Lodewijks dochter Clara de doopmeter was van Bogaerds jongste dochter, Clara. De inhuldiging van het standbeeld van Karel Ledewijk Ledeganek in Eeklo in 1897, 50 jaar na diens afsterven, ging met grote feestelijkheden gepaard. Ju les Lagae uit Roeselare, maar wonende in Brussel, was de eer te beurt gevallen het beeldhouwwerk te mogen uitvoeren . Koning Leopold IJ betaalde mee in de kosten. Vanuit Brussel en Antwerpen reisden heel wat bewonderaars van Karel Ledewijk Ledeganek naar Eeklo om er een gemeenschappelijke huldeblijk te brengen. Kroonprins Albert hield een gewaardeerde toespraak in het Nederlands en ook Karel Bogaerd creëerde een gelegenheidsgedicht dat hij er voorlas. Overigens was de gehele familie Ledeganek aanwezig, om dé uitvoering van de nieuwe Ledeganek-cantate van Peter Benoit met 1 .200 zangers te beluisteren Nu stellen we volgende hypothese voorop om een antwoord te vinden op onze vraag. We menen te mogen stellen dat omstreeks 1897-1898 het Lakense gemeentebestuur, mede door het enthousiasme van het kersverse, liberale gemeenteraadslid Karel Bogaerd-Ledeganck (1896), onder de indruk kwam van de uitstraling van de feestelijkheden in Eeklo. Hier schuilt waarschijnlijk de positieve gerichtheid van het College om unaniem Karel Ledewijk Ledeganek welwillend te vereeuwigen, Karel Ledewijk beschouwend als de verdediger van
- 22de rechten van het volk door zijn vertaling van het Burgerlijk Wetboek en als basislegger van het taalbewustzijn. Politiek gezien steunden de Franstalige liberalen de Vlaamstalige liberalen in oppositie tegen de katholieken om stemmen weg te halen bij de traditioneel katholieke Vlamingen ten voordele van de unitaire Belgische liberale partij . Vanaf 1897 werd de Molenbeek gesaneerd. Deze w erkzaamheden sloten nauw aan bij de voorgenomen stedebouwkundige plannen rond de Prins Leopoldsquare. Een goede gelegenheid aldus om aan het nieuw aangelegde stratenweefsel nieuwe namen te geven . Tot slot : een Jettenaar, die ook een tijdlang in Laken woonde, schreef het hiernavolgende gedicht. Het is met de toestemming van kleinzoon Jef Mennekens, waarvoor onze dank, dat we het hier publiceren :
LEDEGANCK Gij die in zachtheid waart een schoone zanger, levende harp vol nachtelijk geruisch; door u ontwaakte ik als een zoet verlanger naar muziek, dat met u kwam in mijn huis. Gij zaagt uw Vlaandren en gij zaagt zijn kruis; uw droom, die ging van reine droefheid zwanger, baarde enkel schoonheid in zijn heiige kluis, en in zijn schoonheidstooi leed hij niet langer. Gij ridder van ons recht ! Na lange jaren komt weer uw woord gedempt tot mij gevaren als verre klokkenzang bij boamen blank. Gij sterkt tot stille daad en zoet bejegent uw trouwe blik hem die den arbeid zegent; en met mijn arbeid breng ik u mijn dank.
uit: "Credo", Brugge, S.V. Centrale Boekhandel, 1922 H. Verstraete Netteboom H. en Van de Woestijne, P. "Een dichter bij ons. Karel Ladewijk Ledeganek ". verschijningsdatum : november 1997.
- 23
Standbeeld K.L. Ledeganek in Eeklo
Grafmonument K.L. Ledeganek In Eeklo
- 24UIT DE VERZAMELING VAN ONZE LOKENEIR EMILE LEEMANS Een ontroerende liefdesverklaring in het Brussels of Lakens van 1 91 0 ! : Merk op in welke onbeholpen taal onze Brusselaar/Lakenaar zijn A.B.N of A.B.L. schreef: "uffra", "kastie/", "baa Mechelen", "ik wens à ne malse en vesse feestdag", "ik zeg tegen a as dak ik a geere ziet", "Charltje" ...
-
.
Tous les pays érrangers n'ecceptent pas la com:spondencc au ( St fY!n.Ut'lnw ;, la po#t)
CORRESPONDANCE · \
,
: ..
_
~ ·····-········
....................................................................... .
.Jb~/)7 --
•· ;· · · ···ll;;;;;;;;;::_·· ·;;j_''#te~··
- 25EEN TWEEDE BRIEF VAN ONZE VRIEND LEEMANS
(vervolg) En onze verteller gaat monkelend verder ...
- De "Astra" was een van de eerste bioscoopzalen in Laken, gelegen aan het Willemsplein. We gingen daar regelmatig naar de zogenaamde "stomme films" kijken. Net zoals in de schouwburgen wezen "ouvreuses" daar de plaatsen aan en verkochten er programmaboekjes. Achter in de zaal waren loges aangebracht. De voorstellingen begonnen steeds met een overzicht van de actualiteit in binnen- en buitenland, gevolgd door een komische rolprent met Charlie Chaplin, Laurel en Hardy en andere komieken. Later deed de "gesproken film" zijn intrede en dit betekende voor ons een ongelooflijke vooruitgang. In de beginperiode werd de filmvoorstelling na de actualiteiten onderbroken door een optreden van een charmezanger of -zangeres (amour .. . toujours /'amour"), een goochelaar of een variétéartiest. Onze grootouders zouden vandaag verrast opkijken naar het optreden van al die zangers en zangeressen die met een microfoon in de hand voor het publiek verschijnen. Meestal zijn die podiumkunstenaars dan nog slecht gekapt en geschoren en omringd door een groep dansers die met zenuwachtige gebaren en ritmische bewegingen het gebrachte lied begeleiden. Voor een nuchtere buitenstaander lijkt het wiegende en met opgeheven armen zwaaiende uiterst jonge publiek wel op een horde voorgeprogrammeerde robots. - Tegenover het Instituut van de Ursulinen stonden er vroeger twee oude boerderijen waarvan er een reeds vóór 1914 werd afgebroken. De andere hoeve verdween tijdens de aanleg van de Fr. Lesninostraat. Deze twee boerderijen werden, zo heeft men mij ooit verteld, tijdens de Spaanse periode in baksteen gebouwd ( ± 1570). Als ik mij goed herinner bevond er zich in die tweede hoeve een "Vlaamse schouw" en een "Leuvense stoof" waarnaast een kolenbak stond op een vloer met rode klinkers belegd. Voordien was de Fr. Lesninostraat een simpele wegel zonder naam. - In oude jaarverslagen van de Lakense Gemeenteraad werden er allerlei wetenswaardigheden gesignaleerd. Zo vinden we bijvoorbeeld het aantal dronkaards dat aangehouden werd wegens het uitlokken van knokpartijen en opstootjes, allerhande overtredingen zoals diefstallen en ïnbraken. Ook het aantal tewerkgestelde dienstboden werd zorgvuldig opgetekend en nog veel meer. Omstreeks 1870 werd zelfs het lopen op de grasperken bestraft en vele jaren nadien werd hierop nog nauwlettend toegekeken. Zelf bezondigde ik mij in 1935 aan deze overtreding en werd door de dienstdoende parkwachter aangemaand mijn identiteitskaart te tonen waarop zich de volgende dialoog ontspon ...
- 26- "Waddès de veuinoem van aa voeder ? " - "Hendrikus" - "Hendrikus ja, daddès maaine kozze, doetem maaine goeiendag, tès goe veui iene kie ... !" -De herders mochten hun schapen laten grazen in het openbare park van Laken. Het was een afdoend middel om zonder bijkomende kosten het gras kort te houden. Er bestaan nog meerdere postkaarten waarop herders met hun schapen in het openbare park van Laken afgebeeld staan. - In 1921 werd Laken door de stad Brussel aangehecht, voor wie en waarom ? De Lakenaars hebben toen geen rondje betaald aan de schepenen Brunfaut, Coelst en Van de Meulebroeck. Men had het gevoel in het ootje genomen te zijn. Ik zal nu enkele personaliteiten belichten die lange tijd geleden in Laken een zekere bekendheid verwierven als gevolg van hun specifieke levenswandel.
Dokter Boogaerts woonde in de Koninginnelaan op het nummer 216 en hield er twee wachtkamers op na, een eerste voor personen die tot de betere stand behoorden, een tweede voor het gewone volk. Hij stond evenwel als een filantroop bekend want voor zijn consultaties en huisbezoeken paste hij zijn tarieven aan zijn patiënten aan. Hij m·a akte ook deel uit van een neutrale, niet confessionele vereniging die vakantiekolonies in Blankenberge beheerde voor kinderen uit bescheiden milieus. Hijzelf wees de kinderen aan die, onder de leiding van vier vrijwillige schooljuffrouwen, voor een gratis vakantieperiode in aanmerking kwamen. Beter gesitueerden moesten wel betalen. Dokters beschikten toen nog niet over een personenwagen. Het is bekend dat hij de gewoonte had om tijdens zijn patiëntenronde rijdende trams op en af te springen...
Dokter Lec/ercq woonde in de Maria-Christinastraat op het nummer 21. Hij was een naturalist die dagelijks in weer en wind minstens een uur in het openbare park van Laken ging wandelen. Aan iedereen die het horen wilde gaf hij de raad veel water te drinken, water niets dan water. Wanneer hij een dame aan een auscultatie onderwierp legde hij, zoals alle geneesheren toendertijd, een linnen doek over de te onderzoeken plaatsen . . . buik . . . borsten . . . De stethoscoop bestond slechts uit een eenvoudige rubberen slang zonder versterkende geluidsapparatuur. Dokter Van de Meu/ebroeck woonde op de Antwerpsesteenweg. Als geboren Lakenaar was hij een graaggeziene figuur en werd in 1939 tot burgemeester van Brussel verkozen. In de buurt waar hij woonde (of wat er nog van overblijft) stelt men zich de vraag waarom er nog geen Van de Meulebroecklaan of -straat bestaat, en wel een Sirnon Bolivar/aan. Sommigen gaan zo ver te zeggen "Daddès maschien ne coboy of nen toreador I"
- 27Tussen de twee wereldoorlogen vertoonden de meeste mensen nog totaal andere gedragspatronen. Hier volgen een paar voorbeelden. Vooraleer de stap naar de huisarts te zetten gingen zij zich met alle mogelijke middeltjes behelpen. Iemand die een diarree had opgelopen at een paar dagen niets anders dan rijst en dronk het water waarin de rijst gekookt werd. Sommigen zwoeren bij kweeperenconfituur om deze kwaal te lijf te gaan... Bij keelpijn dronk men warm water waaraan men honing en enkele druppels azijn toevoegde. Zelfgemaakte vliersiroop was "het" middel tegen de hoest I Liep men brandwonden op dan werden deze verzorgd met gewone vaseline of zelfs met ongezouten boter I In de Drootbeekstraat woonde een pachtersvrouw die een afdoend middel tegen bindvliesontsteking verkocht. Dit middel was verkrijgbaar in kleine flesjes gevuld met een olieachtige vloeistof waarin zij tijdens een maanmaand een aantal bloemkroonbladen van lelies had geweekt. Als ik mij goed herinner moest men voor zo 'n flesje 5 F. neertellen en wanneer men een flesje inleverde kreeg men 50 centiemen terug. Apothekers en kruidenverkopers verkochten met medeweten van artsen allerlei planten om ziekten te genezen en pijnen te verzachten. Men kan de toenmalige geneeskundige methodes moeilijk vergelijken met de hedendaagse zorgenverstrekking. In naam van de wetenschap werden de homeopathische geneeswijzen volledig afgekeurd. Wij stellen vandaag een heropleving van de homeopathie vast en zijn er ons van bewust dat uit plantenextracten heel wat geneeskundige krachten te halen zijn. Wij van de derde generatie na de Belgische Onafhankelijkheid, wij nemen nog altijd een aspirientje als het ons niet goed gaat. Dat helpt ... En om te besluiten nog een woordje over het "VIoms Theoter" in de Lakensestraat. Omstreeks 1855 kocht de stad Brussel het buiten gebruik gestelde arsenaal en richtte in dit gebouw een mooie theaterzaal in ten behoeve van de Vlaamse toneelkringen. Ter gelegenheid van de honderdste voorstelling op 13 oktober 1887 nodigde burgemeester Buis het toenmalige vorstenpaar uit op een feestelijke receptie. Fier klonken zijn woorden : "Sire, ik heb de eer U in het Vlaams te mogen verwelkomen". Hierop an-twoordde koning Leopold 11 : "Mijn beste burgemeester, U reikt mij een goede gelegenheid aan om U in dezelfde nationale taal te antwoorden ".
-28 Een goede tachtig jaar geleden trok dat theater vele Lakenaars aan waar ontroerende melodrama's opgevoerd werden, zoals bijvoorbeeld : "De Levende Brug". Een van de grootste kassuccessen die toen op de affiche prijkten was het stuk "Robert en Bertrand". De vaste bezoekers wachtten steeds met spanning op het moment waarop twee agenten in de zaal verschenen om de twee boeven aan te houden. Van op het "oeilekot" begonnen ze dan te roepen : "Pas op, de piotfepakkers zaain do" enz. Wanneer een acteur de rol speelde van een slechterik of een verrader werd zijn tekst regelmatig onderbroken door uitroepen zoals : "muûdeneir", "treiter" en "ravajo/". Bij de uitroep "ravajol" steeg de spanning naar het hoogtepunt I Eenzelfde atmosfeer vond men ook terug in het marionettentheater van "Taune ", de poechenellekelder, toen nog gelegen in de Hoogstraat in de Marollen. In de hoop dat onze lezers een weinig plezier zullen beleven aan deze herinneringen en enkele illustraties hierbij voegend, verblijf ik met mijn beste groeten. Emile Leemans Vertaling en adaptatie: (L. Candau)
--·--
HEEMKUNDIGE KALENDER 1998
In samenwerking met het Gemeenschapscentrum Nekkersdal geeft LACA, traditiegetrouw, weer een heemkundige kalender 1998 uit. Thema : "Oude Lakense kerken en kapellen". Wij raden onze leden aan de kalender tijdig te bestellen, rekening houdend met de beperkte oplage. Het volstaat een seintje te geven aan onze penningmeester, de heer E. Christiaens (Tel. : 02/426.55.88), of het bedrag van 300 F (370 F wanneer per post verzonden) over te schrijven op het rekeningnummer van LACA 0682095230-57.
--·-LIDGELD
Dit nummer is het eerste van onze negende werkingsjaar (1997 - 1998). Wij vragen onze leden het lidgeld (300 F) opnieuw te willen overmaken op rekening nr. 068-2095230-57 van LACA (zie bijgevoegd overschrijvingsformulier). Door dit bedrag meteen over te schrijven zoudt U onze schatbewaarder heel wat rompslomp besparen. Steunlidgelden zijn uiteraard steeds welkom ! Hartelijk dank bij voorbaat LACA
I
INHOUD
I pag.
1 -2
1 . - Ten Geleide (L. Candau)
1 . Lidgelden 2. Open Studievergaderingen 3. 125ste verjaardag van de wijding van de Onze-Lieve-Vrouwekerk van Laken - Een terugblik op een tentoonstelling 4. Nieuwe spelling 2 -
Een miskende, of liever een weinigbekende Lakense tuin : De Koloniale Tuin (G. Vanden Bussche)
3 . - LACA, oog in oog met de heiligenbeelden aan de
3- 10
11 - 17
Onze-Lieve-Vrouwekerk van Laken (vervolg) (L. Candau en J. Dillen) 4. - Er zit poëzie in Lakense straatnamen : Ledeganckstraat (H. Verstraete)
18- 23
5. - Uit de verzameling van onze Lokeneir Emile Leemans
24
6. - Een tweede brief van onze vriend Leemans (vervolg) E. Leemans (Vertaling en adaptatie : L. Candau)
25-28
---+---