LAADKLEPPEN GEBRUIKSHANDLEIDING ONDERHOUDSINSTRUCTIES INSPECTIERAPPORTEN
Onderschuiflaadklep
Standaardlaadklep
Ondervouwlaadklep
DHOLLANDIA N.V.
DHOLLANDIA Nederland B.V.
IZ E17-1702 Zoomstraat 9 9160 Lokeren BELGIË
Minervum 7443 4817 ZG BREDA NEDERLAND
Tel: (+32) 09.349 06 92 Fax: (+32) 09.349 09 77
Tel: (+31) 076.581 14 55 Fax: (+31) 076.571 71 77 Uitgave: 2009-1
Deze handleiding moet steeds in de vrachtwagencabine bewaard worden. Elk onderhoud en elke herstelling moet gerapporteerd worden.
INHOUDSOPGAVE *
CE-conformiteitsverklaring
DEEL A
blz
GEBRUIKSHANDLEIDING
1 2 3 4 5
Algemene inleiding ....................................................................................... A1 Beschrijving ............................................................................................ A1-A5 Veiligheidsvoorzieningen ...................................................................... A5-A8 Veiligheids- & identificatiestickers ............................................................. A8 Veiligheidsinstructies voor de bediening 5.1. Inleiding ............................................................................................ A9 5.2. Voorschriften voor het ontgrendelen van de laadklep ...................... A9 5.3. Bediening van de laadklep ....................................................... A9-A11 5.4. Plaats van de operator op het platform .................................. A11-A12 5.5. Richtlijnen voor laden en lossen ............................................ A12-A13 5.6. Onderhoud ..................................................................................... A13 5.7. Speciale richtlijnen voor het laden en lossen aan de laadkade ..... A14 5.8. Procedures voor het overladen tussen 2 voertuigen ...................... A15 5.9. Verdere richtlijnen die belangrijk zijn tijdens bediening .................. A15 6 Belastingsdiagram ..................................................................................... A16 7 Bediening van de laadklep 7.1. Alvorens het platform te openen .................................................... A17 7.2. Gebruik van de "standaard buitenbediening" ......................... A17-A18 7.3. Gebruik van de "inbouw - buitenbediening" ........................... A18-A19 7.4. Gebruik van de voetbediening ....................................................... A19 7.5. De vaste binnenbediening en de afstandsbediening ..................... A19 7.6. Automatische bodemschuinstelling ................................................ A20 7.7. Procedures bij het einde van het gebruik ....................................... A20 8 Bedieningsschema's 8.1. Standaard laadklep ................................................................ A21-A22 8.2. Onderschuiflaadklep met enkelvouwend platform ................. A22-A23 8.3. Onderschuiflaadklep met dubbelgevouwen platform ............. A23-A24 8.4. Ondervouwbare laadklep DH-RM, DH-RC ..................................... A25 8.5. Speciale ondervouwlaadklep DH-REK ........................................... A26 8.6. Bijstelling van de scheefstelling op vouwbare platformen .............. A27 8.7. Het gebruik van steunvoeten ......................................................... A27 8.8. Het gebruik van rolstops ........................................................ A27-A28 9 Opties op Dhollandia laadkleppen ............................................................ A29 10 Garantiebepalingen 10.1. Duurtijd .......................................................................................... A29 10.2. Voorwaarden.................................................................................. A29 10.3. Valt niet onder garantie .......................................................... A29-A30 11 Bestelling van onderdelen ......................................................................... A30 DEEL B 1
ONDERHOUD EN HERSTELLING
Veiligheidsvoorschriften voor herstelling & onderhoud 1.1. Algemene veiligheidsvoorschriften voor herstelling en onderhoud . B1 1.2. Hydraulische onderdelen ........................................................... B1-B2 1.3. Elektrische onderdelen .................................................................... B2
2
3 4
5
6
Onderhoud 2.1. Inleidende beschouwing .................................................................. B2 2.2. Wekelijks nazicht ....................................................................... B2-B3 2.3. Driemaandelijks nazicht .................................................................. B3 2.4. Jaarlijks nazicht ............................................................................... B4 2.5. Controle op de borging van bouten ................................................. B4 Smeerplan 3.1. Opmerkingen ................................................................................... B5 3.2. Smeerplannen voor de meest frequente types laadkleppen ..... B5-B7 Storingen analyseren en identificeren 4.1. Opmerkingen ................................................................................... B8 4.2. Elektrische storingen ............................................................... B9-B10 4.3. Hydraulische / mechanische storingen .................................. B11-B13 Noodbediening bij panne op de weg 5.1. Algemene inleiding en veiligheidsvoorschriften .................... B14-B15 5.2. Bediening van ENKELWERKENDE elektroventielen ................... B16 5.3. Bediening van DUBBELWERKENDE elektroventielen ................ B17 5.4. Manuele overbrugging van het startrelais ..................................... B18 5.5. Noodbediening - samenvattende tabel ......................................... B19 Legende bij de elektrische en hydraulische schema' s ................. B20-B34
DEEL C 1 2
3 4
* 5 * * 6
CONTROLE & INSPECTIERAPPORTEN
Inleidende opmerkingen ............................................................................. C1 Controles 2.1. Ingebruiksstellingtest & montageverklaring ..................................... C1 2.2. Periodieke controles ........................................................................ C1 2.3. Herstellingsrapporten en bijzondere controles/hercontrole ............. C1 2.4. Deskundige ............................................................................... C1-C2 2.5. Initiatief tot het organiseren van de controles ................................. C2 Validering van de garantie .......................................................................... C2 Omvang van de ingebruiksstellingtest 4.1. Controle door de installateur vóór de montage ............................... C2 4.2. Controle op het mechanische gedeelte ..................................... C2-C3 4.3. Controle op het elektrische gedeelte ............................................... C3 4.4. Controle op het hydraulische gedeelte ............................................ C3 4.5. Controle op het laadplatform ..................................................... C3-C4 4.6. Bijkomende controle op de onderschuiflaadklep ............................. C4 4.7. Gebruikscontrole met nominale last - DYNAMISCHE test .............. C4 4.8. Gebruikscontrole met overbelasting - STATISCHE test .................. C4 Montageverklaring door de installateur van de laadklep ........................ C5 Omvang van de periodieke en uitzonderlijke controles .................. C6-C10 Controleattesten ................................................................................ C11-C15 Onderhouds- & herstellingsrapporten ............................................ C16-C18 Verdeelpunten en serviceagenten ................................................... C19-C21
De montagerichtlijnen, veiligheidsstickers en gedetailleerde onderdelenlijst zijn op eenvoudig verzoek verkrijgbaar. In deze handleiding zijn de gegevens opgenomen van de standaard uitvoeringen. Schema's van speciale toepassingen worden bij de laadklep afzonderlijk meegeleverd en kunnen eveneens opgevraagd worden. Nadruk of copy, geheel of gedeeltelijk, verboden zonder voorafgaandelijke toestemming van Dhollandia.
CE - CONFORMITEITSVERKLARING overeenkomstig Richtlijn 98/37/EEG, bijlage2, A) Identificatie van de laadklep :
Identificatie sticker
Hiermede verklaren wij dat de hierboven geïdentificeerde DHOLLANDIA laadklep op grond van haar ontwerp en wijze van constructie voldoet aan de desbetreffende fundamentele veiligheidsen gezondheidseisen van de CE-richtlijnen, en bestemd is voor de aanbouw aan een voertuig. Deze conformiteitsverklaring is enkel geldig, en het gebruik van de laadklep is enkel toegelaten, wanneer aan volgende voorwaarden voldaan is: - De laadklep is aan het voertuig gemonteerd en de montage voldoet aan de bepalingen van de CE-richtlijnen, de montagerichtlijnen van Dhollandia en de opbouwvoorschriften van de constructeur van het voertuig; - Na de montage zijn de risicoanalyse en de test voor ingebruiksstelling uitgevoerd met positief resultaat, en is de montageverklaring (zie pag. C5) correct ingevuld door de installateur De conformiteitsverklaring en aansprakelijkheid van de fabrikant vervalt wanneer er wijzigingen aan de laadklep aangebracht werden zonder schriftelijke toestemming van de fabrikant, of wanneer de onderhoudsvoorschriften verzuimd werden en / of de periodieke inspectiecontroles niet uitgevoerd werden. CE-richtlijnen die van toepassing zijn: 89/392/EEG met laatste wijzigingen 98/37/EEG Handtekening + stempel fabrikant Belsele,
/
/
DHOLLANDIA NV Gentstraat 49 9111 BELSELE Tel: +32 - (0)9.349.06.92 Fax: +32 - (0)9.349.09.77 BTW 432.147.371
DEEL A GEBRUIKSHANDLEIDING
1) ALGEMENE INLEIDING Voorliggende gebruikshandleiding bevat nuttige informatie over de bediening van de laadklep, de veiligheidsvoorzieningen ingebouwd in de laadklep, belangrijke gebruiks- en veiligheidsinstructies, informatie over het onderhoud en herstellingen aan laadkleppen, alsmede een overzicht van de wettelijke verplichtingen waaraan de gebruikers van een laadklep onderworpen zijn onder de CE-Machinerichtlijn. Deze handleiding moet dan ook in het voertuig bewaard blijven en dient als hulp bij de bediening, het onderhoud, en bij eventuele storingen. Voor de eigen veiligheid, en voor de veiligheid van eventuele toevallige omstaanders, is het absoluut noodzakelijk dat een laadklep enkel gemanipuleerd wordt door geschoolde gebruikers, die de inhoud van deze gebruikshandleiding kennen en begrijpen. Indien een hydraulische laadklep bediend wordt door ongeschoolde gebruikers, kunnen er grote gevaren ontstaan voor de operator, voor de personen die bij het laden en lossen betrokken zijn, of voor toevallige voorbijgangers. Uw DHOLLANDIA laadklep is met de grootste zorg ontwikkeld en vervaardigd, teneinde een veilige en bedrijfszekere werking te kunnen garanderen. Wijzigingen aan de constructie en de veiligheidsinrichtingen van Dhollandia laadkleppen zijn daarom ten strengste verboden. Indien wijzigingen aan de laadklep toch noodzakelijk zouden zijn, dienen deze schriftelijk aangevraagd te worden aan de studiedienst van Dhollandia, die schriftelijk zal antwoorden op Uw aanvragen. Wijzigingen aan de laadklep zonder voorafgaandelijke schriftelijke goedkeuring van onze firma zijn ongeoorloofd, en verbreken de conformiteit met de CE- richtlijnen, alsook de desbetreffende aansprakelijkheid in hoofde van uw constructeur. Bij de bestelling van onderdelen, of inlichtingen bij storing moet het type, de serienummer en het bouwjaar opgegeven worden. Indien de typegegevens niet meer leesbaar of verwijderd zijn, kan men het serienummer terugvinden op het frame van de laadklep, op het platform, en op de hydraulische groep. Herstellingen mogen enkel met originele DHOLLANDIA onderdelen uitgevoerd worden. Bij gebruik van niet-originele onderdelen, vervalt de garantie op de laadklep, alsmede de aansprakelijkheid in hoofde van de constructeur. Het is raadzaam de laadkleppen uit te rusten met een originele DHOLLANDIA bumper, waarvan een kopie van de CE-goedkeuring kan aangevraagd worden. De afbeeldingen en gegevens vermeld in deze handleiding kunnen tot geen enkele aansprakelijkheid leiden wat de aard of de gevolgen ook mogen zijn. DHOLLANDIA doet aan continue productontwikkeling en behoudt zich het recht voor om de product- en onderdelenspecificaties te wijzigen zonder voorafgaande melding. De veelzijdige taken en gebruiksmogelijkheden van de laadklep vereisen bovendien vaak een van de standaardvorm afwijkende uitvoering, waarmee bij het ter perse gaan van deze gebruikshandleiding nog niet altijd rekening kon worden gehouden. Tot slot verdient hoofdstuk C zeker Uw bijzondere aandacht. Hoofdstuk C geeft een beknopte weergave van de wettelijke vereisten inzake veiligheids- en gebruikscontroles die door de CE-Machinerichtlijn voorgeschreven worden. Zo moet bijvoorbeeld de omschrijving van elke herstelling of onderhoud opgenomen worden in het logboek op de pag. C16 en volgende.
2) BESCHRIJVING De DHOLLANDIA laadkleppen zijn met de modernste technieken ontworpen en geproduceerd, en voldoen aan de Europese Veiligheidsnorm CE. Het frame wordt uit hoogwaardig staal vervaardigd, het platform bestaat uit staal of aluminium. Alle uitvoeringen van het platform zijn voorzien van een antislip oppervlak. De scharnierpunten zijn voorzien van smeringsarme lagers, die bij slijtage vervangen kunnen worden. De pennen zijn elektrolytisch verzinkt en voorzien van smeernippels. - A1 -
De standaard-, ondervouw- en onderschuiflaadklep zijn uitgerust met een automatische bodemschuinstelling d.w.z. dat het platform van de laadklep bij het bereiken van de grond automatisch in schuinstelling gaat indien de bedieningsknoppen voor het "dalen" ingedrukt blijven. Analoog zal de laadklep bij het bedienen van de drukknoppen voor het "stijgen", het platform eerst automatisch vanop de grond tot in de ingestelde horizontale stand opdrukken, alvorens te beginnen stijgen. De vlakke platforms van vertikale laadkleppen of de onderschuiflaadklep DH-SK (onderschuiflaadklep met vlak platform) hebben geen bodemschuinstelling. De cilinders zijn bij de standaarduitvoering enkelwerkend en voorzien van lek- en smeerleidingen voor de hef- en sluitbewegingen. Voor het openen van de laadklep zijn veren in of buiten de cilinders gemonteerd. De stangen zijn verchroomd en worden beschermd tegen vuil en steenslag door rubber vouwbalgen. Het basismateriaal van de hef- en sluitcilinderstangen is roestvrij-staal (INOX) dat een uitzonderlijk hoge kwaliteit waarborgt. De aandrijving gebeurt door een elektro/hydraulisch aggregaat op de spanning van de batterijen van het voertuig of van extra aangebrachte batterijen. De elektriciteitsuitrusting wordt bij de montage aan het voertuig aangesloten volgens de geldende normen en eisen van de wet en de constructeur van het voertuig waarop de laadklep opgebouwd wordt. Voor een feilloze werking van de laadklep is een goede stroomvoorziening van uitzonderlijk belang, zodat de specificatie van de batterijen, de sectie van de stroomleidingen en de alternator-capaciteit aan de stroombehoefte van de laadklep moeten aangepast worden. Bij onvoldoende stroomvoorziening wordt de duurzaamheid van sommige schakelelelementen zoals het startrelais, de elektromotor en de contacten negatief beïnvloed. De elektromotor bijvoorbeeld blijft tijdens het functioneneren ongeveer een gelijke stroomsterkte I in Amp. afnemen, ongeacht de toestand van de batterijen (goed geladen, minder goed tot slecht geladen). Naarmate de batterijen echter slechter geladen zijn, daalt bij inschakeling van de elektromotor de spanning U in volt, waardoor het totale vermogen dat de motor ter beschikking staat, vermindert. Daardoor gaat de elektromotor steeds moeizamer lopen, kan de koeling slecht functioneren, de inwendige temperatuur oplopen, en in extremis de elektromotor zelfs verbranden. Vaak worden de meeste voertuigen door de constructeurs geleverd met een stroomvoorziening die enkel de primaire stroombehoeftes van het voertuig afdekt (startmotor & de elektrische / elektronische basisuitrusting van het voertuig), en is een aanpassing ervan gewenst. Gelieve bij de berekening van de batterijen en de alternator ook rekening te houden met eventuele andere supplementaire stroomverbruikers zoals koelings- of verwarmingselementen, én met de verwachte oplaad- en verbruikstijden. De hieronder vermelde waarden mogen niet onderschat worden, zoniet zijn elektrische storingen onvermijdelijk.
De alternator van het voertuig moet een minimum capaciteit hebben van 14V/45A of 28V/80A. Bij lange rijtijden en korte laad- en lostijden zullen de bestaande capaciteit van alternator en batterijen vaak toereikend zijn. Voor lange rijtijden met lange laad- en lostijden zullen vaak zwaardere batterijen voorzien moeten worden. Voor korte rijtijden met relatief lange laad- en lostijden zal een vergroting van de alternatorcapaciteit waarschijnlijk nodig zijn, bovenop een aanpassing van zwaardere batterijen. Hierbij bevelen wij een minimum capaciteit van 14V/80A of 28V/135A aan. Voor de zware uitvoeringen vanaf 2000 kg (3000W & 4000W motor) is een capaciteit van 28V/135A aan te raden. De aanbevolen minimumcapaciteit van de batterijen volgens hefvermogen:
kg
Volt
Batterij
kg
Volt
Batterij
750 1000 kg
12 24
1x 143 Ah 2x 88 Ah
1500 2000 kg
12 24
1x 180 Ah 2x 135 Ah
+2000 kg 12 24
Niet toegelaten 2x 180 Ah
- A2 -
Bij elke montage dient een hoofdstroomzekering aan de voedingskabel aangebracht te worden. Plaats deze hoofdzekering zo dicht mogelijk bij de batterij (zie montage-instructies). voor vrachtwagens
voor opleggers / aanhangers
Let op: De kabel van de batterij tot aan de zekering is NIET gezekerd! De zuurdichtheid van de batterijen moet minimum 1,23 bedragen. Herkenning van de belangrijkste onderdelen : Voor een duidelijke herkenning van de belangrijkste onderdelen staat hieronder een bovenaanzicht van een laadklep.
schuifbuis (onderschuiflaadklep)
trekcilinder (onderschuiflaadklep) Traditionele laadklep : ophangplaat Onderschuiver : schuifplaat
flexibelgoot hydraulisch aggregaat
frame
serienummer
slangbreukventiel
slangbreukventiel slangbreukventiel sluitcilinder
Bedieningskast
hefcilinder sluitcilinder
hefarm platformrol
platformpatten
hefarm
scharnierpen
scharnierpunten
platform
- A3 -
Type herkenning : Voor een duidelijke herkenning staan de belangrijkste types met hun onderdelen hieronder afgebeeld:
Standaard laadklep:
Halve laadklep: DH -LCZ - LEZ
DH-LM - LV - LSU - ESU - LSP - KA
Platform Platform Bedieningskast Aggregaat
Serienr
Serienr
Hefarm Hefcilinder Sluitcilinder Frame Aggregaat
Onderschuiflaadklep met enkelgeplooid platform: DH -SM - SSU -SMR -SMP -SP -SV
schuifplaat
Schuifbuis Aluminium punt Kopstuk platform
Frame Hefarm Sluitcilinder
Hefcilinder
- A4 -
Onderschuiflaadklep met dubbel gevouwen platform: DH-SO -SMO Frame
Schuifbuis
Aluminium vouwplatform Hefarm Sluitcilinder
Hefcilinder
Ondervouwlaadkleppen: DH-RM(S) -RC(S) Platform Hefcilinder Hefarm Bumper Frame Schuinstelling
Sluitcilinder of stabilisatorstang
3) VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN
Elektrische slangbreukventielen zijn standaard op alle hefen sluitcilinders opgebouwd. Deze slangbreukbeveiliging vormt een hydraulisch slot waardoor alle cilinders afgesloten worden totdat de ventielen door een drukknop bediend worden. Zelfs bij een eventuele leiding- of slangbreuk wordt de laadklep in elke positie geblokkeerd na het loslaten van de drukknop. De slangbreukventielen zijn uitgerust met een noodbediening die ingeval van elektrische storing volgens specifieke richtlijnen kan bediend worden (zie "Noodbediening bij panne op de weg" op pag B14-B19).
Volgens de geldende veiligheidsnormen zijn de laadkleppen standaard uitgerust met verschillende specifieke veiligheidsvoorzieningen, waarvan de belangrijkste hieronder opgesomd worden:
De maximaal bepaalde snelheden zijn: * Verticale beweging: 15 cm/sec * Openen & sluiten: 10°/sec = 9 sec voor openen en sluiten * Opensnelheid: 40 cm/sec tot 500 kg - andere laadkleppen 30 cm/sec * Schuinstelsnelheid: 4°/sec. (Max 10°)
- A5 -
DHOLLANDIA past op het dalen en het openen een gecompenseerde afremming toe (V3), die bij hoge belasting meer zal afremmen dan bij dalen zonder belading. Hierdoor kunnen de wettelijk bepaalde snelheden zowel beladen als onbeladen gerealiseerd worden.
å
Dubbele bediening: Dhollandia laadkleppen zijn met een veiligheidsbediening uitgerust die de operator verplicht voor alle bewegingen de beide handen of de beide voeten te gebruiken. Zodoende wordt verhinderd dat de bovenste of onderste ledematen, of het hoofd tussen het laadplatform en het achterkader van de voertuig geklemd worden. Iedere andere bediening die niet gebruikt maakt van het tweehanden- of tweevoetenveiligheidsprincipe is louter op eigen verantwoordelijkheid te gebruiken en dient buiten de risicozone bediend te worden (zie ook aparte montagevoorschriften voor deze bediening).
Keuze schakelaar bediening: Dhollandia laadkleppen zijn uitgerust met een keuzeschakelaar å (zie foto hierboven) die switcht tussen de buitenbediening en de extra bediening. Dit gebeurt door middel van een extra veiligheidsknop die een vaste stand heeft voor de extra bediening en terugverend voor de buitenbediening. Het omdraaien van de keuze-draaischakelaar å in wijzerzin activeert de buitenbediening, en desactiveert terzelfdertijd de extra bediening. Bij het loslaten van de keuzeschakelaar vanuit deze stand, keert de schakelaar automatisch terug naar de neutrale positie (hold-to-run principe). Het omdraaien van de keuzeschakelaar å in tegen-wijzerzin activeert de extra bediening en desactiveert de buitenbediening. Bij het loslaten van de keuzeschakelaar vanuit deze stand, blijft de schakelaar op de gekozen positie staan (vaste stand), en blijft de buitenbediening gedesactiveerd.
Noodstop: De noodstop wordt gevormd door een batterijschakelaar met verwijderbare sleutel, ofwel ingebouwd in de bedieningskast, ofwel opgesteld op een andere goed zichtbare en makkelijk toegankelijke plaats (indien de standaard buitenbediening niet gebruikt wordt). Hij laat toe in geval van gevaar onmiddellijk alle stroomtoevoer stop te zetten, zelfs indien het startrelais in de hydro-groep ingeschakeld blijft. Geluidsarm aggregaat: Dhollandia heeft zijn laadkleppen uitgerust met een geluidsarm aggregaat. Door vooruitstrevende en trillingsdempende materialen aan te wenden, is de geluidsopbrengst zeer miniem en geschikt voor nachtdistributie (geluid <65 dBa). Gecompenseerde afremming Belastingsdetectie / drukbegrenzing: Elke laadklep is uitgerust met een overdrukventiel waardoor de druk ingesteld kan worden volgens het hefvermogen. De werkdruk dient zo ingesteld te worden dat maximaal het nominale hefvermogen kan opgetild worden. - A6 -
Markering van het zwaartepunt: Het lastzwaartepunt moet op een blijvende manier op het platform gemarkeerd worden. Deze markering geschiedt in de praktijk door 2 driehoekige plaatjes die op de 2 zijkanten op de zwaartepuntafstand L bevestigd worden.
platform
Voetbescherming: Wanneer als extra platformbediening een originele Dhollandia 2-voeten bediening voorzien is, bevindt de operator zich, tijdens het gebruik van deze, automatisch buiten de gevaarlijke knelzone tussen de rand van het platform en het achterkader van de laadbak. Voor situaties waar deze 2-voeten bediening niet Laadvloer voorzien wordt, schrijft de CE veiligheids-reglemensr ≥ 80 tering (EN 811) inzake "voorkoming van het bereiken sr van gevaarlijke zones met de onderste ledematen" het volgende voor : om beknelling van de tenen ter e ≤ 35 hoogte van de achterbalk van de laadbak te voorkomen, dient bij een vertikaal gemeten opening (e) van maximaal 35 mm een veiligheidsafstand (sr) van minimaal 80 mm beschikbaar zijn. Zie tekening hiernaast. De opening (e) van maximaal 35 mm is gebaseerd op de hoogte van de teen, de veiligheidsafstand (sr) is gebaseerd op de lengte van voorzijde voet tot bal van de voet.
Indien er geen 2-voeten bediening voorzien is, mag de operator daarom enkel met het platform op en neer reizen indien de opbouwsituatie van de laadklep voldoet aan bovenstaande maatgeving, en het platform voorzien is van een vaste en permanente werkplekmarkering (die minstens 250 mm verwijderd is van de rand tussen laadklep en voertuig), en de operator desbetreffend de nodige veiligheidstraining heeft genoten; of indien de operator op andere maar evenwaardige wijze beschermd wordt (bijvoorbeeld door een los-scharnierbare overrijdplaat, of door een automatische nood-stop stroomonderbreker op de achterbalk van de carrosserie).
Mechanische vergrendeling: Het gebruik van de mechanische vergrendeling is in bepaalde landen verplicht, het weglaten ervan wordt in andere landen gedoogd mits toepassing van slangbreukventielen op de cilinders. Het is in ieder geval sterk aan te raden elke laadklep met een mechanische vergrendeling voor de rijpositie uit te rusten. Deze handleiding is geschreven vanuit het uitgangspunt dat de mechanische vergrendeling effectief gemonteerd is en gebruikt wordt. Consulteer uw importeur of dealer voor meer uitleg over de plaatselijke toestand.
Hoofdzekering: De bijgeleverde hoofdzekering dient zo dicht mogelijk bij de batterijen van het voertuig of bij de zelfstandige batterijen op de oplegger gemonteerd te worden.
- A7 -
Markering platform: De operator dient het platform van zijn laadklep goed zichtbaar te maken voor andere personen in het verkeer, en kan daarvoor gebruik maken van reflecterende zijstrips (standaard), platformwimpels (*) of platformlichten (optie), en eventueel signalisatiekegels. Deze moeten goed zichtbaar op het platform aangebracht worden en bij beschadiging of vervuiling vervangen of gereinigd worden. (* = optie in bepaalde landen, raadpleeg Uw dealer voor verdere informatie).
Zijdelingse markeringsstrip
Platformwimpels
Platformverlichting (optie) Container rolstops (optie)
Afrolbeveiliging door rolstops: foto zie hierboven. Indien het platform voorzien is voor het heffen en dalen van rollende lasten, dient het platform voorzien te zijn van een inrichting die onvoorzien afrollen over de te beladen / te onladen platformzijde verhindert. De Dhollandia rolstops kunnen ingebouwd worden in de punt van het platform, of verder van de punt weg in het loopvlak van het platform (rolstops op maat).
4) VEILIGHEIDS- & IDENTIFICATIESTICKERS B De veiligheids- en identificatiesticker wordt bij standaard bedieningskasten door de constructeur op het bedieningspaneel van de laadklep gekleefd. Voor "inbouw" bedieningskasten (zie pag. A 18), dient deze sticker door de installateur duidelijk zichtbaar voor de operator op de carrosserie te worden aangebracht.
B Naast de belangrijkste veiligheidsvoorschriften, vermeldt deze sticker de volgende belangrijke gegevens: type van de laadklep; serienummer; bouwjaar; platformhoogte; hefvermogen; en de lengte tot het zwaartepunt van de last. B Deze sticker wordt in functie van het type laadklep, en de specifieke toepassingsmodaliteiten uitgebreid met verdere veiligheidsstickers (ref. EF0500 e.v.). Al deze stickers moeten ten allen tijde leesbaar gemonteerd zijn, en moeten bij beschadiging, onleesbaarheid of verlies onverwijld vervangen worden.
- A8 -
5) VEILIGHEIDSINSTRUCTIES VOOR DE BEDIENING 5.1
Inleiding
De hydraulische laadklep is uitsluitend ontworpen voor het laden en lossen van stukgoederen. Voor de eigen veiligheid, en voor de veiligheid van eventuele toevallige omstaanders, is het absoluut noodzakelijk dat een laadklep enkel gemanipuleerd wordt door geschoolde gebruikers, die de inhoud van deze gebruikshandleiding kennen en begrijpen. Bij de bediening moeten de veiligheidsinstructies van deze handleiding, de eventueel geldende ongevallenpreventievoorschriften, alsook de algemeen erkende veiligheidstechnische, arbeidsgeneeskundige en door de wegcode voorgeschreven regelgeving door de gebruiker strikt nageleefd worden. De operator moet minimum 18 jaar oud zijn. De correcte bediening van de laadklep moet hem volledig door de werkgever of diens gevolmachtigde verantwoordelijke onderwezen worden. De werkgever dient uitdrukkelijk (schriftelijk) te bevestigen dat de operator geschoold en bevoegd is om de laadklep te gebruiken. Buiten de operator mag niemand zich op het platform of binnen het werkbereik van de laadklep bevinden. 5.2 Voorschriften voor het ontgrendelen van de laadklep : B Controleer of de laadklep bedrijfsveilig kan ingezet worden, en neem de nodige voorzorgen om de verkeersveiligheid ten allen tijde te garanderen. Vergewis u ervan dat geen derde personen onder of binnen reikwijdte van het platform en diens last staan. B Zorg voor duidelijke signalisatie van het platform in het wegverkeer (bijvoorbeeld door middel van signalisatie met schokvaste knipperlichten, platformwimpels of reflecterende kegels). B Beveilig het voertuig tegen ongewenste bewegingen (handrem opzetten, wielen blokkeren...). B Controleer op eventueel kantelgevaar bij wipkarren & opleggers. B Vergrendel de deuren of andere bewegende delen van de carrosserie. B Maak het werkterrein vrij van alle voorwerpen die de werking van de laadklep kunnen belemmeren. B Controleer of u vanaf de plaats van de bediening alle bewegingen visueel kan volgen. B Zorg ervoor dat het arbeidsbereik en het platform voldoende verlicht zijn. B Indien er mechanische of hydraulische steunpoten beschikbaar zijn, breng deze in positie alvorens het platform te openen. Let op de ondergrond, deze dient voldoende stevig en vlak te zijn. 5.3 Bediening van de laadklep B De belangrijkste gevaarzones voor de gebruikers en eventueel argeloze voorbijgangers bestaan uit:
Correcte bedieningsplaats Gevarenzone
ø de zone juist achter het platform, en binnen het draaibereik van het platform;
ø de knelzone tussen het dalende platform (het platform aan de grond) en de grond zelf; - A9 -
ø de knelzone tussen het stijgende platform en het achterkader / de laadvloer van het voertuig;
ø de knelzone tussen het sluitende platform en het achterkader van het voertuig; ø de knelzone tussen de last op het platform en het achterkader van het voertuig. Het is van bijzonder belang dat de operator ten allen tijde uit deze gevaarzones wegblijft (ook bijvoorbeeld bij het losmaken van de mechanische vergrendeling van de laadklep), en eventuele derden ook uit deze gevaarzones weghoudt. Let verder ook nog bijzonder op volgende knelzones : ø de knelzone tussen de meedraaiende bumper (optie) en de grond; ø de knelzone tussen het platform en eventuele muren, andere vaste hindernissen. B De laadklep mag enkel bediend worden door middel van de originele Dhollandia buitenbediening , de originele Dhollandia 2-voet sturing, of desgevallend een andere originele en reglementair gemonteerde extra bediening. Inzake voetbescherming biedt de voetbediening de grootste veiligheid. Het gebruik van de afstandsbediening met spiraalkabel en de vaste binnenbediening is in bepaalde landen verboden, maar wordt in andere landen gedoogd mits strikte naleving van de randvoorwaarden, zoals beschreven op de blz. A7 en A11. Geen enkele bediening mag verplaatst of extra bijgeplaatst worden. B De extra bediening (voetbediening, afstandsbediening of vaste binnenbediening) moet altijd aangesloten zijn op de keuzeschakelaar op het bedieningspaneel van de buitenbediening (zie ook pag. A6). Het is verboden de veiligheidsschakelingen te overbruggen of door hulpmiddelen uit te schakelen. B De plaats van de bedieningskast is vastgesteld op 400 ±100 mm van het midden van de kast tot de achterkant van de carrosserie. Hou er steeds rekening mee dat men bij het sluiten van de klep, het hoofd niet klemt tussen het sluitende platform en de achterkader van het voertuig; kijk daarom nooit in het voertuig tijdens de sluit-beweging van de laadklep !
400mm ± 100
B Hou met de voeten steeds afstand ten opzichte van de onderzijde van het platform; bij het dalen van het platform oppassen voor knelgevaar tussen de onderzijde van het platform en de autobaan. Indien het platform niet is uitgerust met een 2-voet sturing, mag de operator op het platform zich tijdens de opwaartse en neerwaartse bewegingen enkel ophouden binnen de verplichte permanent gemarkeerde veiligheidszone, die zich op een afstand van min 250 mm van de achterrand van het platform moet bevinden. Bewaar steeds, ook wanneer binnen in de laadbak, een veiligheidsafstand van 250 mm tussen de voeten en de knelzone tussen het achterkader van de carrosserie en het laadplatform (zie ook opmerkingen hierboven over knelzones). min 250 mm
- A10 -
min 250 mm
B Vergrendel steeds het platform mechanisch na het sluiten van dit platform. B Met geopend platform mag het voertuig niet verplaatst worden; het voertuig mag enkel verplaatst worden met het platform in gesloten en vergrendelde toestand. B Laat nooit personen in de laadruimte tijdens het verplaatsen van het voertuig of de werking van de laadklep.
5.4 Plaats van de operator op het platform B Het is verboden andere personen dan de operator te verplaatsen met de laadklep, of toe te laten binnen het werkbereik van het platform en de last, of het bereik van de last bij accidentele val. B Neem steeds plaats naast de last zodat U niet gekneld kan raken tussen de last en het voertuig. B De operator mag de last op het platform enkel dan begeleiden wanneer de laadklep uitgerust is met een originele Dhollandia 4-knops voetbediening, of een reglementaire geplaatste originele extra bediening. sr ≥ 80 B Om beknelling van de tenen ter hoogte van de achsr terbalk van de laadbak te voorkomen, mogen de afstandsbediening en vaste binnenbediening enkel e ≤ 35 gebruikt worden : 1) indien de laadklep en de achterbalk van de laadbak zo geconstrueerd zijn dat bij een vertikaal gemeten opening (e) van maximaal 35 mm een veiligheidsafstand (sr) van minimaal 80 mm beschikbaar is (zie tekening hiernaast, en blz. A7); en 2) indien het platform voorzien is van een vaste en permanente werkplaatsmarkering van 500x500 mm, die minstens 250 mm verwijderd is van de gevaarlijke rand tussen laadplatform en laadbak; en 3) indien de operator de veiligheidsvoorschriften van deze handleiding kundig is, en vaste instructies meedraagt enkel vanuit deze vaste werkplek op het platform te opereren. Bovenstaande voorwaarden 1 tot 3 moeten samen vervuld zijn. 4) Verder mogen deze extra bedieningen gebruikt worden indien de gevarenzone tussen laadplatform en achterkader voorzien is van een alternatieve volwaardige voetbescherming, die voldoet aan de richtlijnen EN1756-1 en EN811, en desbetreffend ook door de installateur aan een risico-analyse is onderworpen met positief resultaat. 5) Vanuit de laadbak mogen deze bedieningen enkel gebruikt worden vanuit een vaste en permanent gemarkeerde werkplaats van 500x500 mm, die minstens 250 mm verwijderd is van de gevaarlijke rand tussen voertuig en laadplatform. Punt 3 hierboven blijft ook hier evenzeer geldig.
Laadbak voertuig
Laadplatform
Veilige werkplaatsen
B Vanop de grond, mag de afstandsbediening enkel bediend worden vanuit een zone die minstens 500 mm van de zijkant van het platform verwijderd is (zie opmerkingen inzake knelgevaar hierboven) B De afstandsbediening en vaste binnenbediening dienen steeds op de veiligheidsschakelaar in de bedieningskast aangekoppeld te zijn, zodat de buitenbediening tijdens het gebruik ervan buiten dienst kan worden gesteld tegen onbesuisd gedrag van onbevoegden. - A11 -
B De gemarkeerde werkplaats moet steeds vrijgehouden worden, het plaatsen van goederen op deze plaats is verboden. B Verhoog Uw eigen stabiliteit op het platform door U vast te houden aan de handgrepen die verplicht op het achterkader van de carrosserie gemonteerd moeten zijn, indien de laadklep bedoeld is om een operator met zich mee te dragen (zie punt 7.4 op pag. A19). B Bij hefhoogtes hoger dan 2000 mm is het gebruik van veiligheidshekken rond het platform verplicht. Sta nooit aan de kant waar geen hekwerk voorzien is. B De operatoren dienen gedurende alle bewegingen erop toe te zien dat zij geen andere personen in gevaar brengen; onnodig oponthoud op het platform of binnen het bereik van de laadklep of de last is voor iedereen ten allen tijde verboden. B Hou de goederen tijdens de bewegingen steeds in het oog. B De laadklep mag niet omgebouwd worden tot werkplatform. B Indien het platform bedoeld is voor het laden / lossen van rollende lasten, en het platform in die optiek uitgerust is met een inrichting van minstens 50 mm hoog om het onvoorzien afrollen over de te beladen / te onladen platformzijde te verhinderen, dient de operator zich ten allen tijde van de plaats van dergelijke afrolbeveiliging te vergewissen, teneinde eventueel struikelgevaar te vermijden. 5.5 Richtlijnen voor het laden en lossen
B De te laden / te lossen lading mag het hefvermogen niet overschrijden. Daarbij moet het toegelaten maximum gewicht worden afgestemd met de belastingsdiagramma uit punt 6. In alle omstandigheden moet het lastzwaartepunt zo dicht mogelijk bij het voertuig liggen, en is belasting enkel op de punt van het platform verboden. Hou er rekening mee dat het zwaartepunt van de last zich niet altijd in het midden van de last bevindt, en de gewichtsverdeling soms sterk ongelijk kan zijn. B De lading dient ten allen tijde zoveel mogelijk in de centerlijn van het platform geplaatst worden. Eenzijdige belasting op één platformhelft is enkel bij wijze van uitzondering toegestaan, en moet zoveel mogelijk vermeden worden. Bij eenzijdige belasting op één platformhelft, mag in ieder geval slechts 50% van het hefvermogen benut worden. B Het platform mag enkel met de heftruck beladen worden wanneer het platform volledig op de grond rust. Het gezamelijke gewicht van de heftruck en de last mag maximaal het dubbele van de nominale capaciteit van de laadklep bedragen (vb. een 1000 kg laadplatform mag op de grond met max. 2000 kg bereden worden). B De goederen moeten tegen verschuiven beveiligd worden. Bij een last die niet zelfstandig vastgezet kan worden (rollende lasten), is het gebruik van rolstops of vasthechtingspunten voor de last verplicht. Alvorens de laadklep in beweging te zetten, controleer of de goederen voldoende vast en vergrendeld staan. Het zwaartepunt van de last mag zich tijdens de beweging niet kunnen verplaatsen. B Op een laadplatform mogen geen losse goederen geladen en gelost worden (zoals zand, grind, stenen...) B Het laadplatform mag niet gebuikt worden voor nivellering van grond; het platform is niet geschikt om krachten uit te oefenen parallel aan de grond (het is verboden ladingen te duwen of te trekken met het platform) B Zie er bij het horizontaal instellen van het platform vóór het beladen, op toe dat U de helling van het platform een paar graden naar boven afstelt, aangezien het voertuig en het platform naar beneden veren wanneer het platform beladen wordt. Door deze verplichte voorafgaandelijke instelling van het platform naar boven toe, verkrijgt U een perfekt horizontaal platform na het plaatsen van de lading. - A12 -
B Betreedt nooit de last, klauter nooit op de last. B Laat nooit enige lading op het platform vallen. De impact van vallende lading, en eventueel daaruit voortvloeiende beschadiging, is veel groter dan het nominale gewicht van deze lading laat vermoeden. B Bij het beladen van het platform mag de schuinstelling nooit bijgesteld worden. B Aan de grond dient ten allen tijde de automatische schuinstellling van het platform gebruikt worden. Zie ook onder punt 7.6 op pag. A20. B Duw de goederen steeds van het platform bij het lossen, in plaats van deze te trekken. Door te duwen van de hogere positie wordt verhinderd dat de lading op de operator kan vallen / rollen / stoten. B Bij het sluiten van de standaardlaadkleppen moet het platform altijd eerst op laadvloerhoogte gebracht worden alvorens te beginnen sluiten. B Respecteer in het openbaar verkeer steeds een veiligheidsafstand van 5 meter tot de achtervolgende wagen.
5.6 Onderhoud B De gebruiker dient op dagelijkse basis te controleren, of te laten controleren, of de veiligheidsvoorzieningen van de laadklep nog functioneel zijn, en of de veiligheidsmarkeringen nog leesbaar aanwezig zijn. Indien niet, dient er onmiddellijk actie ondernomen te worden. B Het onderhoud van de laadklep is van cruciaal belang voor de bedrijfsveiligheid van de laadklep. De onderhoudsinstructies dienen daarom strikt opgevolgd te worden. B De laadklep mag enkel hersteld en onderhouden worden door bevoegd en geschoold personeel en met gebruik van originele DHOLLANDIA onderdelen.
WANNEER DE LAADKLEP BIJ STORING GESLOTEN WORDT, MOETEN VOLGENDE RICHTLIJNEN IN ACHT GENOMEN WORDEN ! In geval van storing moet de laadklep buiten gebruik gesteld worden en tegen onbevoegd gebruik beveiligd worden. Iedere laadklep die door vreemde hulpmiddelen (vorklift, hijskraan, takel,...) gesloten is, wordt levensgevaarlijk indien zij onvoldoende vergrendeld is en het gevaar onvoldoende gesignaleerd / gemarkeerd is. Doordat de laadklep door vreemde kracht gesloten is, zijn de cilinders niet gevuld met olie en is de slangbreukbeveiliging niet meer effectief en dus buiten werking. Hierdoor is geen enkele beweging meer gezekerd of afgeremd. Alle bewegingen naar beneden gebeuren vanop dat moment in vrije val zonder enige mogelijkheid deze met een bediening te stoppen ! Door de vergrendeling van het platform te openen, zal de laadklep met valsnelheid naar het vertrekpunt van de storing terugvallen. Om alle mogelijke risico's te vermijden dienen naast de normale platformvergrendeling nog extra vergrendelingen aangebracht te worden, bijvoorbeeld de originele sluiting met staaldraad beveiligen. Er moet tevens een blijvende signalisatie aangebracht worden, die de gevaren duidelijk markeert. Om het platform open te leggen, dient opnieuw een extern hijswerktuig gebruikt te worden. Of beter nog, kan men de laadklep na herstellling opnieuw volledig op volle oliedruk brengen (hef- en sluitcircuit) alvorens de vergrendeling te openen. - A13 -
5.7 Speciale richtlijnen voor het laden en lossen aan de laadkade Het gezamelijke gewicht van lading en heftoestel, waarmee over het platform gereden wordt, mag nooit het nominale hefvermogen van de laadklep overschrijden. Bij het gebruik van de laadklep als oprijplaat van de laadkade naar de laadbak, moet het platform minimum 150 mm evenwijdig op de laadkade liggen. Bij het beladen zakt het voertuig en gaat het platform meescharnieren. Alvorens weg te rijden, moet de laadklep gesloten worden.
Bij het lossen van de vrachtwagen gaat het platform stijgen door het uitveren van de vrachtwagen en met de punt van de kade afstaan. Om dit te vermijden dient de oriëntatie van de punt meermaals bijgesteld te worden (platform openen). Indien dit oriënteren van de schuinstelling niet gebeurt, zal dit blijvende schade veroorzaken aan de structuur van de laadklep.
In geen enkel geval mag een overslagplaat gebruikt worden tussen de punt van de laadklep en de laadkade. De platformpunt moet altijd op een vaste ondergrond rusten, nooit op een meescharnierend gedeelte.
Indien de vrachtwagen beladen wordt met zware heftoestellen moet het platform in een 'schuif' onder de laadkade geschoven worden. Hierbij dient men voldoende vrije ruimte te hebben rond het platform. Zie er tijdens het instellen van de luchtvering en de hoogtepositie van de laadklep op toe, dat het platform niet gekneld raakt in deze 'platformschuif'.
Een onderschuiflaadklep mag nooit gebruikt worden als overrijdplaat aan een laadkade.
Een onderschuiflaadklep dient tijdens het laden aan de laadkade steeds volledig onder de vrachtwagen geschoven te worden.
- A14 -
5.8 Procedures voor het overladen tussen twee voertuigen met de laadklep
Afladen
Platformpunt mag niet raken !
Wanneer 2 voertuigen met laadklep tegenover elkaar moeten overgeladen worden, dient men als volgt te werken: B Allereerst moet het platform van het te laden voertuig volledig geopend worden tot de sluitcilinders volledig in zitten. Het platform van het te lossen voertuig mag maximaal 200 mm van de achterzijde van het te laden voertuig komen! B De platformpunt van het te laden voertuig moet vrij blijven ten opzichte van de onderzijde van het andere platform. De platformpunt van het voertuig dat gelost wordt, moet steeds steunen op het onderste platform. Bijsturen is noodzakelijk naargelang de voertuigen gaan in- of uitveren. Stel het platform nooit in hoogte bij wanneer er lading of een persoon op staat. B Indien door verschillende laadvloerhoogtes aan deze voorwaarden niet kan voldaan worden of indien de platformlengtes onderling te veel afwijken, mag het overladen op deze manier niet gebeuren. B Opmerking: de veiligste manier om over te laden blijft altijd het gescheiden afladen van het eerste voertuig en daarna het opladen op het tweede voertuig via de grond. B Wanneer er slechts één voertuig met een laadklep uitgerust is, moet de platformpunt steeds op het achterkader van het andere voertuig kunnen rusten. Hiervoor gelden dezelfde eisen als het laden aan een laadkade. Vergeet ook hier de oriëntatie van het platform niet te corrigeren, zeker wanneer de voertuigen gaan in- of uitveren door de gewichtsverplaatsing.
5.9 Verdere richtlijnen die belangrijk zijn tijdens de bediening: De heftijd is sterk afhankelijk van de toestand van de batterijen en de last die op het platform geplaatst is. Om de batterijen te sparen is een juist gebruik van de laadklep noodzakelijk. Bij intens gebruik zal de motor verhitten en bij oververhitting uitvallen door de thermische zekering. Deze zekering zal zichzelf na ca. 20 minuten herstellen (afhankelijk van de omgevingstemperatuur). Oververhitting kan vermeden worden door pauzes tussen de bewegingen in te lassen. Wanneer de motor traag begint te draaien doordat de batterijen te weinig spanning hebben, is het aan te raden onmiddellijk te stoppen met werken om blijvende beschadiging aan schakelelementen zoals motor, relais en kontakten te vermijden. De batterijen kunnen bijgeladen worden door een externe lader of door de motor van de vrachtwagen te laten draaien. Indien dit veelvuldig voorkomt dienen de capaciteit en de staat van alternator en de batterijen gecontroleerd te worden.
- A15 -
6) BELASTINGSDIAGRAM B Om vroegtijdige slijtage of beschadigingen aan de laadklep, en ongevallen met eventuele persoonlijke verwondingen te voorkomen, dienen de veiligheidsinstructies voor de bediening (punt 5), tesamen met het onderstaande belastingsdiagram rigoureus opgevolgd te worden. B Het nominale hefvermogen van de laadklep is het maximaal toegelaten gewicht van de laadklep in de beste omstandigheden, waarbij: - het zwaartepunt van de lading door de operator niet verder van het achterkader van het voertuig geplaatst is dan de maximale "lengte tot het zwaartepunt van de last", zoals vermeld op de identificatiesticker, of niet verder dan de zwaartepuntmarkeringen die op de zijkanten links en rechts van het platform zijn aangebracht. - de lading door de operator in het midden van het platform (in de breedte gezien), dus tussen de beide hefarmen, geplaatst is. B Van zodra de effectieve ladingsomstandigheden van deze ideale toestand afwijken, vermindert het maximaal toegelaten gewicht in functie van het onderstaande belastingsdiagram, én van de beperkingen opgegeven in de veiligheidsinstructies. B Onder geen enkele omstandigheden mogen de afmetingen van de last deze van het platform overschrijden; of mag de last buiten de contouren van het platform uitsteken.
- A16 -
7) BEDIENING VAN DE LAADKLEP 7.1 Alvorens het platform te openen: B Schakel de stuurstroomschakelaar in de vrachtwagencabine in (indien opgebouwd). B Open het deksel van de bedieningskast (indien model met deksel), en schakel de batterijschakelaar van de bedieningskast in. B Alvorens de laadklep in werking te stellen, zorg ervoor dat U aan alle veiligheidsvoorschriften voldoet, zoals deze zijn opgetekend in punt 5 op pag. A9 tot A15. Let er bijzonder op dat het werk- en draaibereik van het laadplatform volledig vrij is. B Volg voor de bediening de instructies van het bedieningspaneel, en de instructies opgetekend in deze handleiding. B Zet de mechanische of hydraulische steunvoeten uit indien deze ter beschikking zijn (optioneel). B Maak de mechanische platformvergrendeling los. Neem daarbij positie naast het voertuig, of tenminste buiten het zwenkbereik van het platform. De laadklep is nu klaar voor werking. 7.2 Gebruik van de "standaard buitenbediening" B Onderstaande bedieningsprocedures zijn toepasbaar op de volgende 2 types "standaard" buitenbediening:
Bouwjaar 1996 - 2001
Bouwjaar 2002 - ....
B De standaard buitenbediening is voorzien van een 2-handsturing met keuzeschakelaar die switcht tussen de buitenbediening en de extra bediening.
keuze "buitenbediening"
➊
keuze "extra bediening"
Het omdraaien van de keuze-draaischakelaar ➊ in wijzerzin activeert de buitenbediening, en desactiveert terzelfdertijd de extra bediening. Bij het loslaten van de keuzeschakelaar vanuit deze stand, keert de schakelaar automatisch terug naar de neutrale positie (hold-to-run principe). Het omdraaien van de keuzeschakelaar ➊ in tegen-wijzerzin activeert de extra bediening en desactiveert de buitenbediening. Bij het loslaten van de keuzeschakelaar vanuit deze stand, blijft de schakelaar op de gekozen positie staan (vaste stand), en blijft de buitenbediening gedesactiveerd.
- A17 -
B Bedieningsschema voor de standaard / ondervouwbare laadkleppen: DH-LM DH-LSU DH-LMP DH-LC DH-KA DH-ESU DH-LSP 2-4 DH-RM DH-RC
Stijgen:
+
Dalen:
+
Openen:
+
Sluiten:
+
Stijgen:
+
Dalen:
+
Openen:
+
Sluiten:
+
B Bedieningsschema voor de onderschuifbare laadkleppen: DH-SM DH-SSU DH-SMR DH-SSUR DH-SV-SP DH-SO DH-SMO DH-SC
Schuif in:
(**)
Schuif uit:
(**)
B Bedieningsschema voor de hydraulische steunpoten: De bediening van de hydraulische steunpoten verloopt gelijk voor standaard én onderschuiflaadkleppen
Steunpoten in:
(**)
Steunpoten uit:
(**)
(**) Voor de laadkleppen tot en met bouwjaar 2001, dient de veiligheidsknop om de desbetreffende beweging uit te voeren.
mee bediend te worden
7.3 Gebruik van de "inbouw - buitenbediening" B Bij gesloten bestelwagens en andere voertuigen met een lage bodemvrijheid onder de laadvloer tot de grond, wordt het laadplatform gemakshalve meestal bediend met een in de carrosseriewand integreerbare buitenbediening. (Er dient in dergelijke opstelling steeds een aparte hoofdstroomschakelaar voorzien te worden op een duidelijk zichtbare en makkelijk bereikbare locatie).
- A18 -
Stijgen:
+
Dalen:
+
Openen:
+
+
Sluiten:
+
+
7.4 Gebruik van de voetbediening B De 4-knops voetbediening is voorzien van een 2-voetsturing, met 2 knoppen voor de beweging 'stijgen' en 2 knoppen voor de beweging "dalen". Elke beweging, die door het indrukken van de 2 desbetreffende knoppen ingeleid wordt, wordt onmiddellijk onderbroken wanneer 1 van 2 knoppen losgelaten wordt. B Door de verplichte plaatsing van beide voeten op de drukknoppen van de voetbediening, wordt verhinderd dat de ledematen van de operator tussen het platform en het achterkader van de carrosserie gekneld kunnen worden. B De operator dient zich tijdens het stijgen / dalen vast te houden aan de handgreep, die verplicht op de achterstijl van de carrosserie dient voorzien te zijn. handgreep Stijgen:
+
Dalen:
+
B De 4-knops voetbediening dient gebruikt te worden in combinatie met de keuzeschakelaar op het bedieningspaneel van de buitenbediening. B Dhollandia adviseert het gebruik van de 4-knops voetbediening als extra bediening. 7.5 De vaste binnenbediening en de afstandsbediening B De vaste binnenbediening en de afstandsbediening mogen enkel onder strikte voorwaarden gebruikt worden, zoals beschreven onder punt 5.4 op pag. A11. B De gebruiker van de vaste binnenbediening moet ten allen tijde de knelzone tussen het platform en het achterkader van de carrosserie vermijden. B De gebruiker van de afstandsbediening moet ten allen tijde de knelzone tussen het platform en het achterkader van de carrosserie, en de knelzone tussen het platform en de grond vermijden.
Stijgen: Dalen:
- A19 -
7.6 Automatische bodemschuinstelling B Alle Dhollandia laadkleppen met konisch platform zijn uitgerust met een automatische gememoriseerde schuinstelling van het platform aan de grond. B Automatische bodemschuinstelling wil zeggen: Tijdens de beweging 'dalen' gaat de platformpunt automatisch naar de grond afneigen, wanneer het platform de grond raakt, en de knop voor 'dalen' ingedrukt blijft. Tijdens de beweging 'stijgen' vanop de grond, wordt het platform eerst uit de schuinstelling tot in de vooringestelde horizontale positie opgedrukt, en wordt het platform vervolgens in zijn horizontale stand tot de laadvloer van het voertuig opgeheven.
B Gememoriseerde schuinstelling of schuinstelling met geheugen, wil zeggen: De platformhelling die door de operator bij het openen wordt ingesteld (eventueel licht naar boven toe of licht naar onder toe) wordt automatisch terug ingenomen bij een nieuwe stijgbeweging na de bodemschuinstelling, en wordt dus "gememoriseerd", of in het "geheugen" opgenomen. 7.7 Procedures bij het einde van het gebruik B Voor de standaard laadkleppen, dient het laadplatform eerst in de horizontale stand tot tegen de laadvloer opgedrukt te worden, alvorens het platform te sluiten. B Voor de onderschuiflaadkleppen, wordt achtereenvolgens het platform dichtgeklapt, de laadklep ingeschoven, en het platform tegen het chassis of de rubber aanslagen opgedrukt. B Voor de ondervouwbare laadkleppen wordt achtereenvolgens het platform dichtgeklapt, en het plaform opgeheven tot tegen de onderkant van de speciale vloerplaat, of tegen de voorziene aanslag. B Trek eventuele mechanische of hydraulische steunpoten op in de rijstand. B Schakel de batterijschakelaar uit door de batterijsleutel te verwijderen, en sluit het deksel van de bedieningskast altijd onmiddellijk na gebruik. B Vergrendel het platform mechanisch. B Indien toepasselijk, zet de stuurstroomschakelaar in de voertuigcabine af. B Indien toepasselijk, controleer of de rode controlelampjes in de voertuigcabine correct aangeven dat het platform zich in de gesloten toestand bevindt.
- A20 -
8) BEDIENINGSSCHEMA' S
Keuzeschakelaar + richting:
B Belangrijkste gebruikte symbolen:
Paneel buitenbediening
K
Kruisschakelaar (Joystick) + richting:
J
J
Selectie buitenbediening
K
Draaischakelaar + richting:
Stijgen
Openen
Selectie extra bediening
S J
Sluiten
Dalen
S
In combinatie met de keuzeschakelaar (2)
K
Inschuiven
Uitschuiven
8.1 Bedieningsschema voor de standaard laadklep
Platform openen
B De standaard laadklep wordt correct bediend zoals hieronder beschreven. Gebruik de beknopte weergave van veiligheidssticker EF0500 als referentie (deze sticker dient tijdens de montage goed zichtbaar boven de bedieningskast gekleefd te worden).
2
1.
3
4
Stijgen & dalen, laden & lossen
1
1
1- Selecteer tussen buitenbediening en extra bediening. 2- Indien geopteerd wordt voor de buitenbediening, gebruik de afgebeelde combinatie van kruisschakelaar "J" en draaischakelaar "K" (keuzeschakelaar) om het platform te doen dalen, en daarna te doen stijgen. Gebruik aan de grond de automatische bodemschuinstelling, zoals beschreven onder punt 7.6. 3- Bij het beladen van het platform, observeer en respecteer het belastingsdiagram onder punt 6.
2
Platform sluiten
2.
3.
3 2
1
2
4 3
1- Consulteer de gebruikshandleiding grondig alvorens te starten. 2- Schakel de batterijschakelaar aan. 3- Ontgrendel het platformslot. 4- OPEN het platform tot de gewenste horizontale stand. Laat platform niet ZAKKEN alvorens die horizontale stand bereikt is.
1- HEF het platform OP tot laadvloerhoogte, en laat het platform horizontaal op druk komen alvorens te sluiten. 2- SLUIT het platform tot de gesloten verticale stand. 3- Vergrendel het platformslot 4- Schakel de batterijschakelaar uit en verwijder de sleutel. Sluit het deksel van de bedieningskast.
Opmerking: de beknopte weergave van deze sticker dient op de eerste plaats als verwijzing naar de volledige gebruikshandleiding, en moet dus samen met deze gebruikshandleiding gelezen, begrepen en gevolgd worden. De beknopte weergave doet geenszins afbreuk aan de volledige inhoud van deze handleiding.
- A21 -
B Voor de ingebruikname, en na de buitendienststelling bij iedere laad- en losactiviteit dient het standaard platformslot ontgrendeld resp. vergrendeld te worden als volgt: Voor stalen platform geopend
gesloten
Voor aluminium platform Ingewerkt slot geopend
gesloten
B Indien om welke reden dan ook geen standaard platformslot af fabriek werd ingebouwd, is het aan te raden bij montage of bij het gebruik een ander gelijkwaardig systeem van vergrendeling te voorzien (ketting, grendel, haakslot,...). 8.2 Bedieningsschema voor de onderschuiflaadklep met enkelvouwend platform
1.
Platform openen
B De onderschuiflaadklep wordt correct bediend zoals hieronder beschreven. Gebruik de beknopte weergave van veiligheidssticker EF0501 als referentie (deze sticker dient tijdens de montage goed zichtbaar boven de bedieningskast gekleefd te worden).
2
Stijgen & dalen, laden & lossen
5
6
1 1234-
2.
4
3
Consulteer de gebruikshandleiding grondig alvorens te starten. Schakel de batterijschakelaar aan. Ontgrendel het platformslot. Laat het platform ca. 30 cm zakken (tenzij bij platformschuiven).
5- Gebruik de middelste draaischakelaar "S" om de laadklep uit te schuiven tot de eindaanslag. 6- Vouw de platformpunt open.
2
1
3
2
1- Selecteer tussen buitenbediening en extra bediening. 2- Indien geopteerd wordt voor de buitenbediening, gebruik de afgebeelde combinatie van kruisschakelaar"J" en draaischakelaar "K" (keuzeschakelaar) om het platform te doen dalen, en daarna te doen stijgen.
Gebruik aan de grond de automatische bodemschuinstelling, zoals beschreven onder punt 7.6. 3- Bij het beladen van het platform, observeer en respecteer het belastingsdiagram onder punt 6.
- A22 -
Platform sluiten
3.
1
5 3
2
1- Plaats het platform juist boven de grond en sluit de platformpunt. 2- Gebruik de middelste draaischakelaar "S" om de laadklep in te trekken tot de eindaanslag.
4
3- Hef het platform op tot juist tegen de rubber buffers en het slot. 4- Vergrendel het platformslot 5- Schakel de batterijschakelaar uit en verwijder de sleutel. Sluit het deksel van de bedieningskast.
Opmerking: de beknopte weergave van deze sticker dient op de eerste plaats als verwijzing naar de volledige gebruikshandleiding, en moet dus samen met deze gebruikshandleiding gelezen, begrepen en gevolgd worden. De beknopte weergave doet geenszins afbreuk aan de volledige inhoud van deze handleiding.
Slot met kabel en veiligheidshaak
B Voor de ingebruikname, en na de buitendienststelling bij iedere laad- en losactiviteit dient het standaard platformslot ontgrendeld resp. vergrendeld te worden als volgt:
of haakslot
B Als alternatief op deze standaard sloten, mag het platform ook opgeborgen worden in 2 platformschuiven, die aan de zijkant van de carrosserie gemonteerd zijn.
B
B Indien deze standaard vergrendeling om welke reden dan ook niet werd opgebouwd, is het aan te raden bij montage of bij het gebruik een ander gelijkwaardig systeem van vergrendeling te voorzien (ketting, grendel, haakslot,...). 8.3 Bediening van de onderschuiflaadklep met dubbelgevouwen platform DH-SO, DH-SMO
1.
Platform openen
B De onderschuiflaadklep met dubbelgevouwen platform wordt normaal bediend zoals hieronder beschreven. Gebruik de beknopte weergave van de veiligheidssticker EF0509 als referentie (deze sticker dient tijdens de montage goed zichtbaar boven de bedieningskast gekleefd te worden).
3 1
4
2
1- Consulteer de gebruikshandleiding grondig alvorens te starten. 2- Schakel de batterijschakelaar aan. 3- Laat het platform ca. 10 cm zakken
- A23 -
4- Gebruik de middelste draaischakelaar "S" om de laadklep uit te schuiven tot de eindaanslag
2.
Platform openen (vervolg)
5
6
5- Laad het platform zakken tot juist boven de grond. 6- Vouw de 2 platformdelen open tot horizontale stand. 7- Vouw de platformpunt open
Stijgen & dalen, laden & lossen
1.
Platform opbergen
8
8- Gebruik de middelste draaischakelaar "S" om de laadklep terug in te trekken tot de WERKPOSITIE.
2
1
3
2
1- Selecteer tussen buitenbediening en extra bediening. 2- Indien geopteerd wordt voor de buitenbediening, gebruik de afgebeelde combinatie van kruisschakelaar "J" en draaischakelaar "K" (keuzeschakelaar) om het platform te doen dalen, en daarna te doen stijgen.
3.
7
1
2
1- Gebruik de middelste draaischakelaar "S" om de laadklep volledig uit te schuiven tot de eindaanslag. Zet het platform juist boven de grond 2- Vouw de platformpunt op het kopstuk van het platform 3- Richt de beide platformdelen op tot de verticale stand, en gebruik
Gebruik aan de grond de automatische bodemschuinstelling, zoals beschreven onder punt 7.6. 3- Bij het beladen van het platform, observeer en respecteer het belastingsdiagram onder punt 6.
3
4
5
6
de functie stijgen tot het platform de hefarmen raakt 4- Gebruik de middelste draaischakelaar "S" om de laadklep volledig in te trekken tot de eindaanslag. 5- Hef het platform op tot juist tegen de rubber buffers. 6- Schakel de batterijschakelaar uit en verwijder de sleutel. Sluit het deksel van de bedieningskast.
Opmerking: de beknopte weergave van deze sticker dient op de eerste plaats als verwijzing naar de volledige gebruikshandleiding, en moet dus samen met deze gebruikshandleiding gelezen, begrepen en gevolgd worden. De beknopte weergave doet geenszins afbreuk aan de volledige inhoud van deze handleiding.
- A24 -
8.4 Bedieningsschema voor de ondervouwbare laadklep DH-RM, DH-RC
1.
Platform openen
B De ondervouwbare laadklep wordt correct bediend zoals hieronder beschreven. Gebruik de beknopte weergave van veiligheidssticker EF0502 als referentie (deze sticker dient tijdens de montage goed zichtbaar boven de bedieningskast gekleefd te worden).
2
Stijgen & dalen, laden & lossen
Consulteer de gebruikshandleiding grondig alvorens te starten. Schakel de batterijschakelaar aan. Ontgrendel het platformslot. Laat het platform zakken tot op de grond. Hierbij zal het gevouwen
Platform sluiten
6
platform zich rechtop stellen om het openvouwen makkelijker te maken. 5- Vouw het dubbelgevouwen platform open. 6- Vouw de platformpunt open.
1
2
3
2
1- Selecteer tussen buitenbediening en extra bediening. 2- Indien geopteerd wordt voor de buitenbediening, gebruik de afgebeelde combinatie van kruisschakelaar "J" en draaischakelaar "K" (keuzeschakelaar) om het platform te doen dalen, en daarna te doen stijgen.
3.
5
1 1234-
2.
4
3
1
Gebruik aan de grond de automatische bodemschuinstelling, zoals beschreven onder punt 7.6. 3- Bij het beladen van het platform, observeer en respecteer het belastingsdiagram onder punt 6.
3
2
1- Plaats het platform juist boven de grond en sluit de platformpunt. 2- Vouw de 2 platformdelen samen tot tegen de geleidingsrollen. 3- Hef het platform op tot juist tegen de onderkant van de carrosserie of vloerplaat.
4
5
4- Vergrendel het platformslot 5- Schakel de batterijschakelaar uit en verwijder de sleutel. Sluit het deksel van de bedieningskast.
Opmerking: de beknopte weergave van deze sticker dient op de eerste plaats als verwijzing naar de volledige gebruikshandleiding, en moet dus samen met deze gebruikshandleiding gelezen, begrepen en gevolgd worden. De beknopte weergave doet geenszins afbreuk aan de volledige inhoud van deze handleiding.
B Voor de ingebruikname, en na de buitendienststelling bij iedere laad- en losactiviteit dient het standaard platformslot ontgrendeld resp. vergrendeld te worden (voor verdere beschrijving, zie beelden van slot onder punt 8.2)
- A25 -
8.5 Bediening van de speciale ondervouwlaadklep DH-REK B De zijdelings gemonteerde ondervouwlaadklep DH-REK wordt als volgt bediend:
Ç
Å
Laadklep laten dalen tot steunrol
Laadklep in gesloten positie
Ñ
É
Sluitcilinder uitschuiven, dit gebeurt door te SLUITEN.
Uitschuiven tot einde slag
Ü
Ö
Platform verder laten dalen tot beneden.
Platform manueel openvouwen, en op OPENEN duwen tot platform horizontaal staat.
á Platform staat nu in werkstand.
B Voor de ingebruikname, en na de buitendienststelling bij iedere laad- en losactiviteit dient het standaard platformslot ontgrendeld resp. vergrendeld te worden (voor verdere beschrijving, zie beelden van slot onder punt 8.2)
B Om het platform van de laadklep terug in de rijstand te brengen, dient de omgekeerde werkingsvolgorde te worden toegepast. - A26 -
8.6 Bijstelling van de helling op vouwbare platformen B De meeste laadkleppen met vouwbare platformen (onderschuifbare of ondervouwbare liften) zijn uitgerust met 2 schuinstelcilinders, zodat de helling van het platform t.o.v. de grond kan bijgesteld worden, als volgt:
Schuinstelling omlaag:
+
Schuinstelling omhoog:
+
B Bepaalde onderschuiflaadkleppen en de ondervouwlaadkleppen (type DH-RM en DH-RC) worden echter frequent ingezet in een configuratie waar de sluitcilinders vervangen worden door vaste stabilisatorstangen, zodat deze laadplatformen wel beschikken over een automatische bodemschuinstelling, maar de helling van deze schuinstelling niet door de gebruiker instelbaar is. (De vaste, permanente schuinstelling van dergelijke platformen kan wel door middel van bout-instelling gewijzigd worden door geschoolde laadklep-technici).
8.7 Het gebruik van steunvoeten Er bestaan 2 verschillende types van steunvoeten: mechanische en hydraulische. B Mechanische steunvoeten moeten manueel door de operator uitgezet worden. Deze kunnen enkel gebruikt worden op lichte vrachtwagens, en het nut hiervan is zeer beperkt (wagens met luchtvering). Ze kunnen maximaal 3 ton steunen. B Hydraulische steunpoten zijn de ideale oplossing voor grote vrachtwagens, waarvan het chassis door de grote overbouw, door de chassisstructuur of door het grote hefvermogen van de laadklep moet ondersteund worden. De hydraulische steunpoten worden elektrohydraulisch gestuurd vanuit de bedieningskast (zie punt 7.2 op pag.A18) Bij het gebruik van steunpoten dient de operator toe te zien op volgende punten: B De steunpoten dienen op een vlakke en stevige ondergrond geplaatst te worden. B Het is aangewezen de steunpoten bij elke gelegenheid te gebruiken. B Na het sluiten van de laadklep mag de operator niet vergeten de steunpoten in te trekken. Alvorens het voertuig te verplaatsen, controleer steeds of de steunpoten volledig ingeschoven zijn. B De steunpoten mogen nooit gebruikt worden om het voertuig op te heffen, enkel om het voertuig te stabiliseren. B Bij hydraulische steunvoeten kan het noodzakelijk zijn deze bij te stellen tijdens het laden, om ze aan de uitvering van het voertuig aan te passen. B Bij de mechanische steunpoten let de operator best op bij het lossen van de mechanische vergrendeling; door het beladen van het voertuig kunnen de steunpoten onder sterke spanning staan. 8.8 Het gebruik van rolstops B Wanneer het laadplatform bedoeld is voor het laden / lossen van rollende lasten (rolcontainers,...), is het gebruik van een afrolbeveiliging verplicht. B Afhankelijk van de voorziene lengte van de lading, en het gewicht en het lastzwaartepunt van de lading, kunnen de standaard Dhollandia rolstops ofwel in de platformpunt, ofwel op maat in het - A27 -
loopvlak van het platform geplaatst worden. B Standaard voorziet de optie "rolstopkleppen" in 2 gelijkmatig in de breedte gespreide rolstopkleppen gemonteerd in de punt, die elk onafhankelijk van elkaar kunnen bediend worden. B Bedieningsschema van de standaard rolstops (gebruikt tot en met 2001): Dit type rolstopkleppen heeft 2 vaste standen: ofwel geopend (rechtstaand) ofwel gesloten (ingedrukt). Openen = Hefboom van de rolstopklep met de voet induwen Sluiten = afhankelijk van de richting : - Bij het afrijden van het platform: rolstopklep met de voet induwen - Bij het oprijden van het platform: rolstopklep sluit zich automatisch en blijft ingedrukt.
B Bedieningsschema van de rolstops met 3-standenhendel (standaard gebruikt vanaf 2002): Dit type rolstopkleppen heeft verschillende bedieningsmogelijkheden: - ofwel kan het gebruikt worden zoals de rolstops hierboven beschreven, en blijven de rolstops gesloten indien zij dichtgedrukt worden; - ofwel kan het zo ingesteld worden dat de rolstopkleppen steeds opnieuw automatisch opveren nadat zij ingedrukt worden. Positie
Bedieningswijze met de Bedieningshendel staat in neutrale positie. Rolstopklep staat gesloten of geopend.
Manipulatie van de bedieningshendel enkel in dwarse richting, doet de rolstopklep in zijn vertikale stand opveren. Bij indrukken of overrijden van de rolstopklep blijft deze klep gesloten (automatische vergrendeling).
Manipulatie van de bedieningshendel opzij en naar achteren, doet de rolstopklep ook in zijn verticale stand opveren, maar heft terzelfdertijd de automatische vergrendeling voor de gesloten stand op. Bij indrukken of overrijden van de rolstopklep, zal deze terug automatisch naar de verticale stand opveren, en dus altijd geopend blijven.
- A28 -
9) OPTIES OP DHOLLANDIA LAADKLEPPEN In optie kunnen afhankelijk van het gebruik volgende optionele hulpmiddelen besteld worden: B afrolbeveiliging op de punt / rolstops B 4-knops voetbediening B mechanische of hydraulische steunpoten B signalisatievlaggen voor het platform, of elektrische knipperende signalisatielichten B extra batterijen en laadsysteem B bumper met CE-keuring voor de standaard laadklep B afrijplaat voor zijdelings laden en lossen B geïsoleerd platform (voor isolatiekasten zonder achterdeuren) B veerbekrachtigd openvouwen voor de punt van de onderschuiflaadklep B veiligheidshekken op het platform B ... Deze lijst is niet volledig. Raadpleeg Uw carrosseriebouwer, of de importeur van Dhollandia voor een overzicht van de talloze andere mogelijkheden.
10) GARANTIEBEPALINGEN 10.1 Duurtijd B De duurtijd van de garantie op Dhollandia laadkleppen bedraagt 12 maanden na de facturatiedatum van de laadklep aan de carrosseriebouwer / installateur. 10.2
Voorwaarden
B De garantie wordt slechts afgegeven op de laadklep zoals deze door Dhollandia aan de installateur is afgeleverd. B Basisvoorwaarde voor de erkenning van eender welke garantieclaim, is een normaal gebruik en een correct onderhoud conform de Dhollandia gebruiks- en onderhoudsvoorschriften. B Verdere voorwaarden voor de erkenning van eender welke garantieclaim, zijn: - een correcte montage volgens de montagevoorschriften van Dhollandia en de opbouwvoorschriften van de voertuigconstructeur, - een ingebruiksstellingtest met positief resultaat, - een correcte invulling van de montageverklaring door de carrosseriebouwer / installateur, - een correcte invulling van de periodieke keuringen, bijzondere controles en herstellingsrapporten (zie hoofdstuk C). Alle rechten voortvloeiende uit de garantiebepalingen vervallen indien de vermelde rapporten niet correct ingevuld, gedateerd, ondertekend en afgestempeld zijn door de bevoegde deskundige. B Bij elke garantie aanvraag dient een kopie van de montageverklaring, en de factuur van de laatste service / onderhoudsbeurt in combinatie met het herstellingsrapport te worden toegezonden samen met het falende onderdeel. B De uiteindelijke beslissing of een onderdeel al dan niet voor garantie in aanmerking komt, ligt geheel bij de constructeur van de laadklep. B De laadklep dient onderhouden te zijn met gebruik van originele Dhollandia onderdelen. B De garantie beperkt zich tot het gratis omruilen van het falende onderdeel. 10.3
Valt niet onder garantie:
B Uurloon, verplaatsing, eventuele transportkosten naar en van de werkplaats, andere annexe kosten zoals huurkosten (vervangvoertuigen), immobiliteitskosten, gevolgschade, gederfde omzet, ... - A29 -
B Rubber en kunststof onderdelen, hydraulische slangen. B Laadklepproblemen veroorzaakt door vervuilde olie of het gebruik van olie met verkeerde specificaties. B Bijregeling van hydraulische cilinders na eerste gebruiksperiode, en het natrekken van montagebouten. B Defecten aan eventuele stekkerverbindingen van de hoofdstroomvoorziening, en defecten of tekortkomingen aan batterijen. B Elektrische defecten (aan elektromotor, startrelais, schakelelementen) veroorzaakt door te zwakke stroombron.Op dergelijke elektrische componenten kan enkel garantie gegeven worden indien de stroomkring voorzien is van een accuspanningsbeveiliging, die het elektrische stroomcircuit onderbreekt zodra minder dan 10V gemeten wordt voor 12V-installaties, of minder dan 20V gemeten wordt voor 24V-installaties. B Tekortkomingen of defecten veroorzaakt door niet-naleving van de montagerichtlijnen, of indien de constructie van de laadklep of van één van zijn onderdelen werd gewijzigd zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming van onze studiedienst. B Defecten veroorzaakt door oneigenlijk of ongeoorloofd gebruik, door het niet strikt naleven van de gebruiks- en onderhoudsrichtlijnen (overbelasting, nalatigheid, gebrekkig of laattijdig onderhoud...) B Defecten veroorzaakt door aanrijding of een andersoortig accident. B In geen enkel geval kan een garantievoorval aanleiding geven tot een schade-eis, van welke aard deze ook moge zijn.
11) BESTELLING VAN ONDERDELEN B Om de onderdelen snel en correct te kunnen leveren, zijn volgende gegevens noodzakelijk: - type en serienummer van de laadklep - bouwjaar van de laadklep - bestelcode van het onderdeel (terug te vinden in de onderdelenlijst) - aantal stuks - uw administratieve gegevens (naam, adres, bestelbonnummer, leveringsadres indien verschillend, wijze van transport of afhaling, gewenste leveringstermijn) B De laadklepgegevens kan u terugvinden op de identificatiesticker in de bedieningskast, of deze ingekleefd op het gelijkvormigheidsattest in deze gebruikshandleiding. B Voor laadkleppen tot bouwjaar 1999, kan het serienummer zelf ook afgelezen worden van het platform, de hefarmen, en het laadklepframe, telkens aan de rechterkant in de rijrichting van het voertuig. Voor laadkleppen vanaf bouwjaar 2000, kan het serienummer teruggevonden worden op een identificatieplaatje op de achterkant van het platform, en op de zijkant van de hydraulische groep.
- A30 -
DEEL B ONDERHOUD EN HERSTELLING
1) VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN VOOR HERSTELLING & ONDERHOUD De beschreven onderhouds- en herstellingswerkzaamheden mogen enkel worden uitgevoerd door technici, die de inhoud van deze gebuikshandleiding kennen en begrijpen, die een degelijke technische ervaring hebben opgebouwd door scholing en praktijk, en een technische opleiding hebben gevolgd bij Dhollandia of één van zijn importeurs, en daarvan een attest kunnen voorleggen. De uitvoerende technicus dient zich tijdens zijn werkzaamheden niet enkel te houden aan de algemene veiligheidsvoorschriften die op het gebruik van de laadklep betrekking hebben (zie punt 5 onder hoofdstuk A), maar dienen ook ten allen tijde onderstaande bijkomende aandachtspunten in acht te nemen. 1.1 Algemene veiligheidsvoorschriften voor herstelling en onderhoud Alvorens de mechanische vergrendeling van het laadplatfom los te maken, controleer of het hydraulische systeem overdruk opbouwt, en of er geen belangrijke olieverliezen zijn. Hou er rekening mee dat er misschien een hydraulische slang, een dichting, leiding of hydraulische koppeling lekt, waardoor het hydraulisch systeem misschien zonder druk is, en de laadklep zou kunnen openvallen bij het losmaken van de vergrendeling. Hou er rekening mee dat het laadplatform misschien werd dichtgeduwd met behulp van vreemde middelen (hijskraan, vorklift,...), zodat de cilinders misschien niet gevuld zijn met olie, en het platform zou kunnen openvallen bij het losmaken van de vergrendeling. Kom nooit onder het platform, of binnen het zwenkbereik van het platform. Moet u door de aard van de onderhouds- of herstellingswerkzaamheden toch in deze zone komen, beveilig het platform dan tegen accidenteel vallen door middel van een takel, vorklift,... of gelijkwaardige mechanische vergrendeling. Sta nooit, of ga nooit zitten tussen het platform en de achterkant van het voertuig. Schakel in ieder geval tijdens alle werkzaamheden binnen de gevarenzone, of aan één van de bewegende onderdelen van de laadklep, de hoofdstroomschakelaar uit. Verwijder de sleutel, zodat foutief / onbevoegd / onveilig gebruik van de laadklep vermeden wordt. Het demonteren en monteren van scharnierpennen moet steeds op een veilige manier gebeuren, en het platform moet steeds in zijn originele scharnierpunten herbevestigd worden. Het is verboden bevestigingspunten, hefarmen, laadklepframes of platformen te rechten, samen te lassen, te verlengen of in te korten. Bij defect dienen deze structurele onderdelen vervangen te worden door originele onderdelen. 1.2 Hydraulische onderdelen Een hydraulische laadklep is een heftoestel dat zowel bij het rijden, als bij stilstand hydraulisch ondersteund wordt door middel van cilinders. Hydraulische onderdelen zoals ventielen, slangen, leidingen, cilinders,... mogen bijgevolg nooit gedemonteerd worden zonder de laadklep tegen het vallen te beveiligen, en zoveel mogelijk te vergrendelen. Het beste laat men het platform op de grond liggen. Ó Demontage van cilinders: Vooreerst, beveilig het platform tegen vallen, door ophanging aan een takel, vergrendeling, ondersteuning of plaatsing op de grond. Laat vervolgens de oliedruk af, door de knoppen van "dalen" en "openen" gedurende ca. 20 sec. ingedrukt te houden. Pas wanneer de oliedruk afgelaten is, mogen de pennen gedemonteerd worden. Houdt er rekening mee dat sommige sluitcilinders (type SKSV) voorzien zijn van zware inwendige veren, en andere sluitcilinders (type EDS) uitgerust zijn met een sterke uitwendige trekveer, waardoor een constante trekkracht op de scharnierpennen uitgeoefend wordt. Om de scharnierpennen van dergelijke cilinders te demonteren, dient het platform 45° open gezet te worden om de druk van de veren weg te nemen. Het platform dient tijdens dit manoeuvre wel met takels of hijswerktijgen tegen ongewenste bewegingen beveiligd te worden. Voor de revisie van de sluitcilinders (type SKSV), geldt dat de inwendige veren bij ingeschoven cilinderstang - B1 -
een zeer sterke duwkracht op de cilinderkop uitoefenen, zodat de cilinderkop bij het losschroeven ervan kan wegschieten. Alvorens een cilinder te openen, dient in ieder geval het slangbreukventiel via de noodbediening manueel geopend te worden, en dient de cilinderstang zo diep mogelijk ingetrokken te worden. Ondersteun bij de demontage de cilinders, zodat zij bij het verwijderen van de scharnierpennen niet in vrije val op de grond vallen. Ó Hermontage van cilinders: Wanneer 1 zijde van de cilinder met de bijhorende pen bevestigd is in het scharnierpunt, kan U best eerst de hydraulische flexibels aansluiten om de cilinder hydraulisch tot de juiste lengte te kunnen laten uitschuiven. Hou hierbij rekening met het feit dat de cilinders na een revisie gevuld zijn met lucht, en de cilinderstang daardoor schoksgewijs zal uitschuiven. Controleer nooit met de hand of met een vinger of het cilinderoog gelijk staat met de boringen in de scharnierpunten op het platform of op het frame, waarin de scharnierpen gemonteerd moet worden. Pas wanneer alle scharnierpennen geborgd zijn, mag / mogen de cilinder(s) op druk gezet worden door gebruik te maken van het bedieningspaneel. Pas nadat gecontroleerd is of het hydraulisch systeem overdruk opbouwt, en er geen olielekken zijn overgebleven, mag de mechanische platformvergrendeling verwijderd worden. Voor het demonteren en hermonteren van de ventielen, gelden dezelfde veiligheidsvoorschriften als voor de cilinders. Het laadplatform dient dus ook hier voldoende ondersteund, opgehangen en vergrendeld te worden, zodat het niet kan vallen wanneer de druk in het hydraulische leidingssysteem plots wegvalt. 1.3 Elektrische onderdelen Vóór het demonteren en hermonteren van elektrische onderdelen, dient U er steeds voor te zorgen dat de desbetreffende delen spanningsvrij zijn. Dit kan gebeuren door de hoofdstroomschakelaar van de laadklep in de buitenbediening (of in de vrachtwagencabine) uit te schakelen, indien het werkterrein zich bevindt in de hydraulische groep of in de bedieningskast. Voor herstellingen aan de hoofdstroomschakelaar zelf, of herstellingen aan de voedingskabel, dient u de batterijschakelaar aan de batterijen zelf uit te schakelen (indien aanwezig), of de accupoolklemmen los te maken.
2) ONDERHOUD 2.1 Inleidende beschouwing Regelmatig onderhoud is niet alleen aangewezen om de levensduur van de laadklep zo gunstig mogelijk te beïnvloeden, het is ook van onmisbaar belang om de veiligheid van de operator en de operationele betrouwbaarheid van de laadklep te kunnen garanderen. Het onderhoudsinterval hangt af van de gebruiksintensiteit. In vele gevallen kan het onderhoud van de laadklep samenvallen met dat van het voertuig. De laadklep moet zacht en stil werken. Bij het stijgen en het sluiten mag enkel het geluid van de hydraulische groep hoorbaar zijn. Elk ander vreemd geluid (knarsend, schurend,...) moet nauwkeurig onderzocht worden, om ernstige beschadiging te vermijden. Als leidraad bij een onderhoudsbeurt, is het aanbevolen de checklists onder punt 5 in hoofdstuk C te volgen. 2.2 Wekelijks nazicht q Controleer of de identificatiesticker, de veiligheidsstickers en andere veiligheidsvoorzieningen (markering van het zwaartepunt op het platform, gebruikshandleiding, pictogrammen op voetbediening,...) nog aanwezig, functioneel en leesbaar zijn. - B2 -
q Controleer of de bedieningsschakelaars van de buitenbediening (kruisschakelaars, draaischakelaars en drukknoppen) probleemloos terugveren naar de neutrale stand. q Controleer of de bedieningsschakelaars van de extra bediening probleemloos terugveren naar de neutrale stand, en of de beschermingsrubbers van alle knoppen onbeschadigd zijn. q Controleer of de deksels van de bedieningskast en de hydraulische groep nog aanwezig en onbeschadigd zijn. Het is raadzaam de laadklep op wekelijkse basis te reinigen. Tijdens de periode van zes weken na het lakwerk van een nieuw opgebouwde laadklep, mag de laadklep echter niet gereinigd worden met een hogedrukreiniger. q Wanneer de laadklep gereinigd werd met een hogedrukreiniger of na gebruik van een sterk ontvettend of beitsend product, is doorsmeren van alle smeerpunten noodzakelijk. 2.3 Driemaandelijks nazicht Reinig de laadklep grondig. Voer alle stappen van het wekelijks nazicht uit (zie 2.2). Smeer alle smeerpunten van de laadklep grondig door conform punt 3 "smeerplan". Voer alle bewegingen van de laadklep meermaals uit, zowel met de buitenbediening als met de eventuele extra bediening(en). Alle bewegingen moeten vloeiend en zonder schokken verlopen, en buiten het motorlawaai in de hydraulische groep mogen geen knarsende, schurende of andere vreemde geluiden te horen zijn. q Controleer de algemene staat van de scharnierpunten, van het platform en het frame, en van de ophangplaten (of schuifbuizen voor onderschuiflaadkleppen). q Controleer de correcte borging van alle scharnierpennen, en van de bouten van de ophanging van de laadklep aan het chassis. Stel de borging bij indien nodig. q Check het oliepeil, en vul bij indien nodig. q q q q
Type olie: ISO 15 of 22 met een viscositeitsindex van minimum 150 punten
q q
q q q
q q
Vulniveau: Om het oliepeil te controleren, dient het laadplatform op de grond te liggen. Het platform van onderschuiflaadkleppen moet op de grond liggen in de ingeschoven toestand. In deze toestand moet het oliepeil tot de markering van het maximum komen (= ca. 5 cm van de bovenkant van de tank). Normale tankinhoud= 6 liter voor de 2000 W groepen, 10 liter voor de 3000 W groepen Indien er olie moet bijgevuld worden, spoor de oorzaak van het olieverlies op en herstel. Bij de werking van een laadklep wordt er geen olie verbruikt, olie kan dus enkel verdwijnen door lekken. Controleer alle elektrische bedrading op beschadiging, schuren, oxidatie en goede bevestiging op de desbetreffende contacten. Vervang de rubber beschermhoesjes van de bedieningsknoppen indien deze beschadigd zijn. Controleer de algemene toestand van de elektrische zekeringen (hoofdzekering aan de batterijen en 15A zekering in de bedieningskast). Controleer hydraulische slangen op eventuele beschadiging aan de rubberlaag, en herstel eventuele situaties van knellen, schuren, of andere beschadiging. Zie na of de kunststof platformrollen nog in goede staat verkeren. In geval van ernstige slijtage of beschadiging is vervanging verplicht. De stalen scharnierpatten van het platform mogen onder geen enkele omstandigheid de grond raken (en aldus tegen de grond afschuren / afslijten). Vervang de stofhoezen op de hydraulische cilinders, waar en wanneer zij beschadigd zijn. Controleer de toestand van de batterijen (algemene toestand, voltage onder belasting) en de aansluitpolen. Reinig de polen indien er oxidatie of inbranding is opgetreden, en smeer ze in met vaselinevet. De zuurdichtheid van de batterijen moet minimum 1.23 bedragen. Let op: te zwakke batterijen kunnen een vervroegde faling van elektromotor, batterijschakelaar en startrelais veroorzaken! - B3 -
2.4 Jaarlijks nazicht Het jaarlijks onderhoud is bij voorkeur in de herfst uit te voeren, zodat tijdens de oliewissel eventueel condenswater kan verwijderd worden, en aldus vriesproblemen in de winterperiode kunnen voorkomen worden. q Voer alle stappen van het driemaandelijks nazicht uit (zie 2.3). q Ververs de olie en reinig de aanzuigfilter. Om alle olie te kunnen vernieuwen, is het raadzaam de achterkant van het voertuig op te heffen (werkplaats - steunvoeten), of op een hoger niveau te zetten (hefbrug of oprijramp), zodat de laadklep dieper kan doorzakken dan het normale grondniveau, en de hydraulische cilinders maximaal ingedrukt worden.
q Ontlucht de laadklep na verversing van de olie. Dit ontluchten gebeurt door het platform te laten dalen tot de laagste positie, en achtereenvolgens gedurende ca. 20 sec. de knoppen voor "dalen" en "openen" ingedrukt te houden. q Controleer alle elektrische aansluitingen aan de batterijen, bedieningskast en pompgroep grondig. Let hierbij ook op de massa-aansluitingen. q Controleer alle elektrische bekabeling op eventuele beschadiging aan de isolatielaag, en eventuele oxidatie aan de aansluitingen. q Maak de pompgroep zuiver. q Voer een gewichtstest uit, meet de druk op, en stel deze bij indien nodig. q Check eventuele speling of vervorming van de scharnierpennen en lagerbussen bij overrijden van het platform. q Controleer bij onderschuiflaadkleppen of de schuifbussen en de schuifbuizen niet aan te hoge slijtage of beschadiging onderhevig zijn. Volg de richtlijnen uit punt 3 (Smering) m.b.t het smeren van de schuifbuizen. q Schrijf het jaarlijks nazicht in onder de "onderhouds- en herstellingsrapporten" in hoofdstuk C, laat de vereiste periodieke controle uitvoeren door een deskundige, en vraag inschrijving van de testresultaten onder de "controleattesten" in hoofdstuk C. 2.5 Controle op de borging van bouten De enige accurate werkwijze om de goede borging van bouten te controleren, bestaat er in gebruik te maken van een momentsleutel. Hierbij kunnen de onderstaande richtwaarden voor de verschillende boutdiameters gehanteerd worden: Voorgeschreven aandraaimomenten voor bouten in Nm Prescribed tightening moment M (N.m) Type of thread Standard
Fine
Size
Strength class 8.8
10.9
M6 x 1
10
14
M8 x 1.25
24
33
M10 x 1.5
47
68
M12 x 1.75
82
115
M14 x 2
129
185
M16 x 2
195
285
M14 x 1.5
135
195
M16 x 1.5
208
300
M20 x 1.5
360
-
M24 x 2
450
-
- B4 -
3) SMEERPLAN 3.1 Opmerkingen Alle laadkleppen vanaf bouwjaar 2000 zijn uitgerust met onderhoudsarme lagers, waarbij het smeringsinterval bij normaal gebruik beperkt kan blijven tot één jaarlijkse smering. Bij zeer intensief gebruik zal het smeringsinterval in functie van de gebruiksintensiteit en de gebruikstoepassing moeten verhoogd worden. q De smeernippels bevinden zich aan de pen-uiteinden van alle scharnierpunten, dit is van alle cilinders en de draagarmen (raadpleeg de smeerplannen hierachter). q Reinig eerst de laadklep grondig, zodat de smeernippels zuiver zijn. q Alle scharnierpunten moeten voorzien worden van een vetkraag, die ze beschermt tegen zand, zout ... q Leg voor het doorsmeren het platform op de grond, zodat de scharnierpunten ontlast zijn. q Kontroleer of alle smeernippels ook effectief vet doorgeven tot de buitenkraag van de scharnierlagers, en vervang desgevallend beschadigde smeernippels. q In geval van een automatische centrale smeerinstallatie, controleer of alle leidingen en nippelaansluitingen in orde zijn, en of er voldoende doorgesmeerd wordt. q Voor onderschuiflaadkleppen met rechthoekige schuifbuizen en uitgerust met teflon bussen op de schuifplaten, is het aanbevolen de gehele binnenzijde te smeren met vet, in functie van de gebruiksfrequentie (normale frequentie : minimum 4 keer per jaar). Vóór het smeren, dienen de schuifbuizen met de hogedruk spuit gereinigd te worden. De schuifsystemen enkel op rollen, (vanaf eind 2005) dienen niet gesmeerd te worden. q Gebruik tijdens de smeerbeurt steeds zuurvrij vet (bv. LM grease) q Controleer het platformslot (en eventuele grendels onder de hefarmen) op vlotte werking, en olie het in indien nodig. 3.2 Smeerplannen voor de meest frequente types laadkleppen
Type: DH-LSP
Aantal smeerpunten = 12 Aantal :
12
- B5 -
Type : DH-LC
Aantal :
10
Aantal smeerpunten = 10 x
Type : DH-LM DH-SM DH-SMR DH-SMP
Aantal :
14
Aantal smeerpunten = 14 x
- B6 -
Type : DH-LSU DH-SSU
Aantal :
12
Aantal smeerpunten = 12 x
Type : DH-SO DH-SP DH-SV DH-ESP
➸ ➸
➸ ➸ Aantal :
➸
➸
Aantal smeerpunten = 14 x
➸
➸
➸ ➸
➸ ➸
14
- B7 -
➸
➸
4) STORINGEN ANALYSEREN EN IDENTIFICEREN 4.1 Opmerkingen In geval van schijnbare storing, kan de gebruiker zelf al volgende punten nazien, alvorens hij op een deskundig serviceagent uit het Dhollandia netwerk beroep doet: q Zijn de cabineschakelaar, de hoofdstroomschakelaar op de batterijen en de batterijschakelaar van de laadklep wel ingeschakeld? q Is de hoofdzekering van de laadklep, die normaal gezien in de directe nabijheid van de batterij wordt gemonteerd, nog functioneel? q Is het platformslot losgemaakt? q Zijn de batterijen niet te zwak? q Zijn de zekering(en) in de bedieningskast nog functioneel? q Is de elektromotor in de hydrogroep niet oververhit? Indien wel, is waarschijnlijk de thermische beveiliging van de elektromotor in werking getreden, en zal deze opnieuw functioneren als de motor afgekoeld is (na ca. 20 min.). Werkwijze door de reparateur: Het herstellen van laadkleppen gebeurt al te dikwijls door het achtereenvolgens vervangen van verschillende onderdelen totdat de storing ophoudt. Deze manier van herstellen is weinig doeltreffend, en heeft een hoge kostprijs inzake onderdelen en uurloon. Éénzelfde storing kan bovendien verschillende oorzaken hebben: indien een platform niet zakt, kan het bv. zijn dat de bedieningsknop geen stroom geeft, dat de stroomkabel naar de slangbreukventielen onderbroken ligt, dat het patroon van het slangbreukventiel defect is, dat de stang van één van de hefcilinders krom is,... De reparateur kan daarom best systematisch naar de oorzaak van de storing zoeken, door stapsgewijs uit te testen en te elimineren. Tijdens de herstelling dienen ook alle beschreven veiligheidsmaatregelen in acht genomen te worden. Om de storingen logisch te kunnen ordenen, worden ze academisch onderverdeeld in 2 hoofdgroepen: Ó 4.2 Elektrische storingen: 4.2.a Inleiding 4.2.b De laadklep voert een beweging uit aan normale snelheid zonder bediening 4.2.c Symptomen van verzwakte batterijen of beschadigde stroomtoevoer 4.2.d Een spoel krijgt geen spanning bij bediening van de desbetreffende drukknop 4.2.e U meet spanning op spoelen die spanningsvrij zouden moeten zijn 4.2.f De elektromotor draait niet 4.2.g Controle op de reactie van de ventielen wanneer de spoelen bekrachtigd worden 4.2.h Samenvattende tabel voor de bediening van de magneetspoelen Ó 4.3 Hydraulische / mechanische storingen: 4.3.a Inleiding 4.3.b Het hefvermogen van de laadklep is ontoereikend 4.3.c Het platform reikt niet tot de vloerhoogte 4.3.d Het platform stijgt slechts langzaam 4.3.e Het platform daalt slechts langzaam bij de bediening van de functie "dalen" 4.3.f Het platform daalt met schokken 4.3.g Het platform daalt horizontaal zonder bediening 4.3.h Het platform valt open, of zakt schuin, de punt valt weg 4.3.i Het platform sluit tijdens het heffen, wanneer de functie "stijgen" ingedrukt wordt 4.3.j De elektromotor draait, maar het platform beweegt niet 4.3.k De onderschuiflaadklep schuift niet in of uit.
- B8 -
4.2 Elektrische storingen 4.2.a Inleiding: Het bedieningspaneel geeft de impulsen van de bediende knoppen elektrisch door aan de pompgroep, en aan de ventielen van de cilinders. De logische werkvolgorde bij storing vereist dan ook dat de reparateur controleert of de bedieningsknoppen en hun contacten stroom ontvangen, vervolgens of bij het manipuleren van de knoppen de stroom correct wordt doorgegeven (NO-contacten) of wordt onderbroken (NC-contacten), vervolgens of de impulsen van de knoppen de juiste spoelen bedienen, en tenslotte of de spoelen zelf nog functioneren. Als leidraad voor deze analyse gebruikt de reparateur best de bijgevoegde elektrische schema's. De pictogrammen links onder op het schema tonen welke spoelen per beweging moeten bekrachtigd worden. De overige ventielen die niet vermeld worden, moeten in ieder geval spanningsvrij blijven. Voorbeeld: Bij DHLM STIJGEN = startrelais 'R' + ventiel 'H' in pompgroep (R+H)
R+H
Belangrijk: Bij de controle van de spoelen dient U steeds het testapparaat te voorzien van massa via de draad van de desbetreffende spoel. Hiermee wordt vermeden dat wanneer de massa centraal genomen wordt, nooit gevonden wordt dat de spoel zonder massa aangesloten is en daardoor niet functioneert.
4.2.b De laadklep voert een beweging uit aan normale snelheid zonder bediening: Wanneer er zich een dergelijke storing voordoet (bv. het platform blijft dalen aan normale snelheid zonder bediening), dan is dit meestal een elektrische storing. Om er zeker van te zijn dat het een elektrische storing is, maakt men de stroomtoevoer aan de betreffende spoelen los. Houdt de storing op, dan weet U zeker dat de oorzaak van elektrische aard is. Houdt de storing aan, dan is de oorzaak niet elektrisch (vuil in bedieningsventiel, dichtingen kapot,...).
Mogelijke elektrische oorzaken hiervan zijn: q Een bedieningsknop van de buitenbediening of van de extra bediening blijft ingedrukt. q Kortsluiting in de bekabeling. q De bedieningsknoppen veren terug naar neutraal, maar een kontakt blijft kleven. 4.2.c Symptomen van verzwakte batterijen of beschadigde stroomtoevoer: q q q q q
De laadklep opent en zakt nog wel, maar heft en sluit niet meer. De motor draait, maar zeer zwak. Het startrelais slaat in, maar de motor draait niet. Het startrelais slaat in en uit (tikt snel achter elkaar). Er gebeurt helemaal niets .
q Werkingsvolgorde voor 24 V : - Kontroleer de voltage aan de batterijschakelaar tijdens de bediening (dit is onder belasting). Indien er aan de batterijschakelaar 24 V is, dan aan 35mm² kabel van het startrelais meten of de verbinding tussen het startrelais en de batterijschakelaar niet beschadigd is. Het is mogelijk dat de kabel inwendig beschadigd is, zelfs al vertoont hij geen gebreken aan de buitenkant. - Indien er aan de batterijschakelaar geen 24 V is, vertrekken we vanaf de batterijpolen en meten we de stroomkabel uit tot de batterijschakelaar. Kontroleer daarbij of de hoofdstroomzekering in goede staat verkeert, en of de batterijschakelaar zelf goed functioneert. - Bij lege of zwakke batterijen, de batterijen opladen en uittesten, het waterpeil nakijken en de alternator uitmeten. Een alternator van 12V mag maximaal 16 Volt geven, voor 24 V is dit maximaal 28 Volt. Bij extra batterijen (bv op een oplegger) tevens het oplaadsysteem met de diodeblok van het trekkend voertuig nameten. 4.2.d Een spoel krijgt geen spanning bij bediening van de desbetreffende drukknop: q Er is geen of onvoldoende spanning vanaf de batterijen. q Controleer de zekeringen (hoofdzekering gemonteerd aan de batterijen + 15A zekering in de bedieningskast). - B9 -
q Er is een kabelbreuk opgetreden tussen de bedieningskast en de desbetreffende spoel. q Desbetreffende spoel heeft geen of onvoldoende massa, of de massakabel is onderbroken. 4.2.e U meet spanning op spoelen die spanningsvrij zouden moeten zijn: q Controleer of er geen bedieningsknop ingedrukt blijft. q Controleer of er geen contact blijft kleven of geoxideerd is. q Controleer of er geen kortsluiting is in de bekabeling van de buitenbediening en extra bediening. 4.2.f De elektromotor draait niet: q Controleer of er spanning op de uitgang van het startrelais is (kabel tussen motor en startrelais). Let evenwel op dat alle motoren voorzien zijn van een thermisch contact dat bij oververhitting van de motor de massa van het startrelais onderbreekt. Dit thermisch contact herstelt zich na +- 20 min. q Controleer de koolstofborstels. Deze moeten minimum 10 mm hoogte hebben. q Controleer of de motor voldoende massa heeft. q Geeft het startrelais wel degelijk voldoende spanning door aan de motor en de motor maakt een goede massa, dan dient de motor gereviseerd of vervangen te worden. 4.2.g Controle op reactie van ventielen wanneer de spoelen bekrachtigd worden: q Controle van spoelweerstand met behulp van de Ohmmeter: Vereiste waarden 12V spoel 5,5 Ohm +-15 %
24V spoel 22,2 Ohm +- 15%
q Bij bekrachtiging van de spoel wordt een magnetisch veld opgewekt, dat men eenvoudig kan controleren met een magneetstift of door het stalen gedeelte van een schroevendraaier ca. 5 mm van de spoel te houden. Wanneer de spoel bekrachtigd wordt, zal de schroevendraaier naar de spoel aangetrokken worden of zal de magneetstift oplichten. 4.2.h Samenvattende tabel: Spoelen en relais bekrachtigd per beweging: Samenvatting: bekrachtiging van spoelen en relais per beweging ? Sturingsschema
Bouwjaar
MECH.E MECH.EW (MECH Enkelwerkend)
HYDR. (Hydraulisch)
MECH.X (Gemengd systeem)
OMM3 (Open met motor 3)
MECH.DW MECH. Dubbel werkend
... - 2002 2008 - 2009
... - 2002 2008 - ...
2009 - ...
2008 - ...
2003 - 2007
Bodemscheefstelling
Mechanische scheefstelling
Hydraulische scheefstelling
Mechanische scheefstelling
Mechanische scheefstelling
Alle types scheefstelling hydraulisch + mechanisch
Type laadklep
DH-LM, LC, SM, SMR, SMP, SMO, RM, RC,
DH-LSP...LSP6, LSU, SSU, SV, SO
DH-LM, LC, SM, SMR, SMP, SMO, RM, RC,
DH-LM
Alle types DH-L*, DH-S*, DH-R*
+
STIJGEN DALEN
+
+
+
R+H
R+H
R+ H
R+D
R+H
R+H
D
B+H
D
D+S
D+H
B+H
SLUITEN
R+S
R+S
R+S
R+O
R+S
R+S
OPENEN
O
B+S
O+S
O+R+S
O+S
B+S
R+U
R+U
R+U
-
R+U
R+U
R +I
R+I
R+I
-
R+I
R+I
Ventielen H, D, S, O, I en U = enkel werkend
H, S = dubbel werkend B, U, I = enkel werkend
S = dubbel werkend H, D, I, U = enkel werkend
O, D =dubbel werkend S= 4/2 weg ventiel
UITSCHUIVEN INSCHUIVEN
Omschrijving van de gebruikte symbolen: R = startrelais van de elektromotor H = stuurventiel heffen in de groep D = slangbreukventiel dalen op hefcil. S = stuurventiel sluiten in de groep
H, S, U, I =dubbel werkend D, O, B = enkel werkend
O = slangbreukventiel openen op sluitcil. I = stuurventiel inschuiven in de groep U = stuurventiel uitschuiven in de groep B = slangbreukventielen dalen + openen - B10 -
4.3 Hydraulische / mechanische storingen 4.3.a Inleiding: Voor alle hydraulische storingen is het van bijzonder belang met zekerheid te bepalen of het vervangen onderdeel wel de oorzaak vormt van de storing. Een hydraulische storing of lekkage kan zowel voorkomen uit een defect ventiel, als uit een lekkende dichting in de cilinder. 4.3.b Het hefvermogen van de laadklep is ontoereikend: q Gebruik voor het nazicht van het hefvermogen steeds een drukmeter! Enkele drukmeter Bestelnummer K106
Druk omhoog Druk omlaag
Dubbele drukmeter Bestelnummer K100
q Meet de overdruk (gebruik de druk van de ingebruiksstellingtest als referentie - normaal ca. 180 bar). Indien de gemeten druk lager is, kan hij bijgeregeld worden aan het overdrukventiel. Inschroeven van het ventiel in wijzerzin, verhoogt de werkdruk. Uitschroeven van het ventiel in tegenwijzerzin verlaagt de werkdruk. q Indien de drukmeter geen verandering optekent bij verstelling van het overdrukventiel, wijst dit op: - een vervuild overdrukventiel (het overdrukventiel kan schoongespoeld worden door de stelschroef bij draaiende elektromotor volledig uit te schroeven, en vervolgens terug in te schroeven tot de juiste druk bereikt wordt); - een versleten pomp (als de pomp snel opwarmt, wijst dit meestal op slijtage); - een gebrekkige aanzuig van olie aan de pomp (vriesweer of vuile aanzuigfilter). q De oliedichting in één van de hefcilinders kan lek zijn. Dit kan getest worden door de retourslangen op de hefcilinders af te koppelen, en verschillende malen te stijgen tot de laadvloer en te dalen. Bij de eerste stijgbewegingen wordt de retourolie uit de voorkant van de cilinder geduwd. Bij verdere stijgbewegingen mag er geen olie meer uit het retourgat op de voorkant van de cilinder stromen. Indien wel, wijst dit op een intern lek in de desbetreffende hefcilinder (dichting kapot).
q De oliedichting in de schuinstelcilinder kan lek zijn (voor laadkleppen met hydraulische schuinstelling). q Één van de retourleidingen is verstopt, zodat de retourolie uit de hefcilinders niet kan terugstromen naar het oliereservoir. 4.3.c Het platform reikt niet tot de vloerhoogte: q q q q q
Bij het type DH-E en DH-S is het mogelijk dat de hefcilinders opgeschoven zijn in hun ophangbeugels. Één of meerdere scharnierpunten van de hefarmen of cilinders is / zijn verbogen of vervormd. Één of meerdere scharnierpennen of lagers is / zijn sterk versleten of vervormd. Er is te weinig olie in het oliereservoir. De opbouw van het voertuig is verplaatst, of de ophanging van het laadklepframe is vervormd.
4.3.d Het platform stijgt slechts langzaam: Bij vriesweer: ijsvorming in de olie, of olie te visceus geworden indien er een fout type olie werd gebruikt. De batterijen leveren onvoldoende stroom. Controleer de batterijen en de laadstroomvoorziening. De aanzuigfilter is verstopt, ververs de olie en reinig de aanzuigfilter. De koolstofborstels in de elektromotor zijn versleten of geblokkeerd. Controleer of de voltage van de laadklep overeenkomt met die van het voertuig. Het afremventiel is geblokkeerd. De oliedichting in één van de hefcilinders of in de schuinstelcilinder (bij hydraulische schuinstelling) lekt (zie ook onder punt 4.3.b). q Één van de retourleidingen is verstopt, zodat de retourolie uit de hefcilinders niet kan terugstromen naar het oliereservoir. q q q q q q q
- B11 -
q Het pompdebiet is te klein in vergelijking tot de cilinderinhoud. 4.3.e Het platform daalt slechts langzaam bij de bediening van de functie "dalen": q De laadklep is slecht gesmeerd, de pennen in de scharnierlagers lopen vast. Smeer de laadklep goed door, en maak de scharnierpunten vrij. Indien nodig, demonteer de pennen om ze op te schuren of te vervangen. q Er is vervorming in één van de scharnierpunten, scharnierpennen of lagers (na overbelasting). q Één van de cilinderstangen van de hefcilinders is krom. q Het afremventiel is geblokkeerd; open het ventiel en maak de afremplunjer weer gangbaar. q Bij vriesweer: eventueel ijsvorming in de ventielen en / of in de leidingen. Ontdooi eerst eventuele ijsvorming en ververs daarna de olie. q Het afremventiel is te klein gedimensioneerd, vervang door een groter afremventiel. 4.3.f Het platform daalt met schokken: q Het afremventiel is geblokkeerd; open het ventiel en maak de afremplunjer weer gangbaar. q Laadkleppen met logisch ventiel V12 of V13: terugslagklep binnen in het logisch ventiel blokkeert. q De laadklep is slecht gesmeerd, de pennen in de scharnierlagers lopen vast. (zie ook 4.3.e). 4.3.g Het platform daalt horizontaal zonder bediening: q Het slangbreukventiel lekt aan de hefcilinder (O-ring van het patroon is beschadigd of het patroon blijft open staan door een vuiltje). Een slangbreukventiel kan doorgespoeld worden door het ventiel manueel open te draaien met behulp van de noodbediening (zie ook punt 5 - Noodbediening op de weg), en vervolgens de pomp gedurende 15 sec. te laten draaien. Schroef daarna het patroonventiel opnieuw manueel dicht.
q Er is een lek aan de dichtingen van de hefcilinder. q Voor laadkleppen met hydraulische schuinstelling: lek aan de schuinstelcilinder (uittesten met dubbele drukmeter). q Nota: de meeste types laadkleppen zijn uitgerust met 2 hefcilinders en dus 2 slangbreukventielen, zodat het laadplatform bij lekkage aan één cilinder nog ondersteund wordt door de tweede cilinder. In deze configuratie kan het platform dus enkel uit eigen beweging zakken, indien de slangbreukventielen op de 2 hefcilinders gelijktijdig ondicht zijn, of de dichtingen op de 2 hefcilinders gelijktijdig lekken, of bij een combinatie van lekken op de slangbreukventielen en dichtingen op verschillende cilinders.
4.3.h Het platform valt open, of zakt schuin, de punt zakt schuin: q Het slangbreukventiel lekt aan de sluitcilinder (O-ring van het patroon is beschadigd of het patroon blijft openstaan door een vuiltje). q Er is een lek aan de dichtingen van de sluitcilinder. q Voor laadkleppen met hydraulische schuinstelling: lek aan de schuinstelcilinder (uittesten met dubbele drukmeter). q Nota 1: de meeste types laadkleppen zijn uitgerust met 2 sluitcilinders en dus 2 slangbreukventielen, zodat het laadplatform bij lekkage aan één cilinder nog ondersteund wordt door de tweede cilinder. In deze configuratie kan het platform dus enkel uit eigen beweging openen of schuinzakken, indien de slangbreukventielen op de 2 sluitcilinders gelijktijdig ondicht zijn, of de dichtingen op de 2 sluitcilinders gelijktijdig lekken, of bij een combinatie van lekken op de slangbreukventielen en dichtingen op verschillende cilinders. q Nota 2: de meeste types standaard laadkleppen van 1500 kg en meer, zijn uitgerust met een lange sluitcilinder (type SKSV) en een korte sluitcilinder (type EDS). Indien het platform openvalt, en deze valbeweging stopt op ongeveer 45°, moet het lek zich bevinden in de lange sluitcilinder (type SKSV). Indien het platform openvalt tot 90° of de horizontale stand, is er normaal een lek aan beide sluitcilinders (dichting of slangbreukpatroon).
4.3.i Het platform sluit tijdens het heffen, wanneer de functie "stijgen" ingedrukt wordt: q De spoel van het stuurventiel S krijgt stroom, terwijl dit stroomloos zou moeten blijven. q Het patroon van het stuurventiel S dicht niet goed af. Spoel het patroon zoals beschreven onder 4.3.g. q Het "pattencenter" is verschillend op het platform in vergelijking met het laadklep-frame. Met pattencenter wordt bedoeld: afstand tussen het center van het scharnierpunt van de hefarm, en het center van - B12 -
het scharnierpunt van de sluitcilinder (standaard maten: 115 - 140 - 160 - 180 - 210 mm). 4.3.j De elektromotor draait, maar de laadklep beweegt niet: q Er is geen of onvoldoende olie in de tank q De aandrijfas tussen elektromotor en pomp is gebroken; om dit te controleren dient de pomp van de elektromotor te worden losgeschroefd. q De aanzuigfilter tussen oliereservoir en pomp is verstopt, ververs de olie en reinig de aanzuigfilter. q Bij vriesweer: eventueel ijsvorming in de ventielen en / of in de leidingen. Ontdooi eerst eventuele ijsvorming en ververs daarna de olie. q De dichtingen van de hefcilinders of de sluitcilinders zijn dermate beschadigd of versleten, dat de ingepompte olie rechtstreeks over de dichtingen naar de retour terugloopt, zonder enig effect op de cilinderstang uit te oefenen (zeer uitzonderlijk). q Er is geen spanning op de spoel van de stuurventielen voor stijgen of sluiten. Belangrijke nota voor laadkleppen geproduceerd vanaf 2002: q De meeste laadkleppen met mechanische schuinstelling vanaf bouwjaar 2002, zijn in de hydrogroep uitgerust met een terugloopventiel B, dat bij de bewegingen omhoog (stijgen en sluiten) de terugloop naar het oliereservoir moet afsluiten, en bij de bewegingen omlaag (dalen en openen) bekrachtigd moet worden om de terugloop naar het oliereservoir open te stellen. q Indien een dergelijke laadklep niet stijgt of sluit, wanneer de elektromotor draait, kan het dus zijn dat het terugloopventiel geopend blijft staan: - de spoel van het terugloopventiel krijgt stroom terwijl dit geen stroom zou mogen krijgen (verwijder de spoel van het terugloopventiel om de reactie te testen). - het patroon van het terugloopventiel blijft geopend staan. Spoel het ventiel zoals onder 4.3.g. 4.3.k De onderschuiflaadklep schuift niet in of uit: q Controleer of de spoelen I voor inschuiven, en U voor uitschuiven, alsook de elektromotor correct functioneren. q Check of de bevestiging van de dubbelwerkende trekcilinder aan het laadklep-frame en aan het chassis in goede staat verkeert. q Controleer de schuifbuizen en de schuifassen op eventuele vervorming en op slijtage aan de schuiflagers. Reinig de schuifbuizen met een hogedruk-reiniger en smeer ze grondig door (afhankelijk van het type - zie punt 3 "Smering"). q Check het oliepeil. q Indien bovenstaande punten in orde zijn, kan het dichtingsstuk van de trekcilinderstang losgekomen of losgebroken zijn, of kunnen de dichtingen dermate versleten zijn dat de ingepompte olie aan de dichtingen passeert zonder enig effect uit te oefenen. Reviseer de trekcilinder.
Laadklep inschuiven
Laadklep uitschuiven
Retour (tank) Druk (pomp)
Retour (tank) Druk (pomp)
- B13 -
5) NOODBEDIENING BIJ PANNE OP DE WEG 5.1. Algemene inleiding & veiligheidsvoorschriften
5.1.a - Dhollandia biedt manuele noodbediening op de elektroventielen als standaard op de meeste types laadkleppen. Deze noodbediening - stelt de operator in de mogelijkheid bepaalde laadklep bewegingen (vb. openen, dalen) uit te voeren in noodgeval, dit is wanneer de stroomtoevoer naar de ventielen defect is; - helpt de herstellingstechnieker om de aard en oorzaak van bepaalde storingen te bepalen, en de elektrische van hydraulische fouten te onderscheiden
5.1.b - Alvorens de manuele noodbediening op de ventielen manueel te bedienen, neem maximale veiligheidsmaatregelen, zoals gedetailleerd in de Dhollandia gebruikershandleiding. Schakel de batterijschakelaar uit op het bedieningspaneel in de bedieningskast van de laadklep, of aan de batterijen van het voertuig. Verwijder de sleutel.
Zorg ervoor dat je ten allen tijde buiten het bereik van het platform blijft. Sta nooit onder, of achter, of binnen het bewegingsbereik van het platform, de hefarmen en de hydraulische cilinders.
Zorg ervoor dat je afstand houdt van de hefarmen, hydraulische cilinders, en andere bewegende delen van de laadklep. Heb speciale aandacht voor, en vermijd alle situaties van knelling, verplettering of andere verwonding van vingers, voeten en ledematen. - B14 -
5.1.c - Bij gebruik van de manuele noodbediening op de elektroventielen op de cilinders, om het platform te openen / dalen, werk buiten het bereik van het platform en de bewegende delen van de laadklep.
Werk naast het frame van de laadklep, of via de voorkant van het frame. Nooit achter het frame of onder de hefarmen!
Voor laadkleppen met MECH Dubbel Werkende bediening (1) met de hydraulische groep gemonteerd aan de zijkant van het frame, bedien eerst de ventielen op de cilinders, en open pas daarna het ventiel in de hydraulische groep. Voor laadkleppen met MECH DW bediening (1) met de hydraulische groep gemonteerd tussen de hefarmen in het midden van het frame, bedien eerst het ventiel in de hydraulische groep, en open pas daarna de ventielen op de cilinders.
(1) enkelwerkende ventielen op de cilinders, dubbelwerkende ventielen in de hydraulische groep. Standaard op de meeste types laadkleppen sinds 2003.
5.1.d - Gebruik de manuele noodbediening niet zonder volledige kennis van de correcte gebruiksmodaliteiten van de laadklep, en van de toepasselijke veiligheidsprocedures. In geval van twijfel of aarzeling, stop onmiddellijk en vraag advies aan uw Dhollandia verdeler. Vergeet niet na gebruik de knop voor de manuele noodbediening terug in de neutrale gesloten stand te schroeven, en de veiligheidsdop / afsluitdop terug te monteren.
- B15 -
5.2. Bediening van ENKEL-WERKENDE elektroventielen (V036 - V037) 5.2.a - De enkelwerkende elektroventielen V036 / V037 en V036.H / V037.H (1) zijn gemonteerd op de hydraulische cilinders van de meeste types Dhollandia laadkleppen. Voor 2002 werden de EW elektroventielen ook gebruikt op de logische ventielblokken V012 in de hydraulische groepen met MECH sturing (2). Dit betrof de volgende types: DH-LM, SM, RM, LC,...) (1) H = Hydac / Flutec uitvoering (2) Enkelwerkende ventielen op de cilinders en in de hydraulische groep. Standaard op de meeste types laadkleppen met mechanische bodemschuinstelling vóór 2003.
5.2.b - Om met de manuele noodbediening te starten, verwijder eerst de afsluitdop boven op de stift van het ventiel. Onder de afsluitdop zit een bronzen knop die ingeschroefd / uitgeschroefd kan worden.
5.2.c - Draai de bronzen knop tegen uurwijzerzin om het ventiel te openen. = ventiel manueel OPENEN De doorstroming van de olie door het ventiel, daardoor ook de snelheid van de beweging, kan geregeld worden door de nood-knop meer (sneller) of minder (trager) open te draaien.
5.2.d - Na gebruik, draai de bronzen knop in uurwijzerzin om het ventiel terug te sluiten. = ventiel manueel SLUITEN
Draai de bronzen knop in uurwijzerzin en borg hem stevig met de hand. Plaats de afsluitdop terug op de stift van het ventiel.
- B16 -
5.3. Bediening van DUBBELWERKENDE elektroventielen (V071 - V072) 5.3.a - De dubbelwerkende elektroventielen V071 / V072 en V071.H / V072.H (1) zijn gemonteerd op: - de logische ventielblok V012.D en V096.D - de onderschuif-ventielen V011 en V097 van de onderschuif laadkleppen in de hydraulische groep van de meeste types laadkleppen geproduceerd sinds 2003. Dit type sturing wordt genoemd: MECH Dubbel Werkend (2). (1) H = Hydac / Flutec uitvoering (2) Enkelwerkende ventielen op de cilinders, dubbelwerkende ventielen in de hydraulische groep. Standaard op meeste types laadkleppen sinds 2003.
5.3.b - Om met de manuele noodbediening te starten, verwijder eerst de afsluitdop boven op de stift van het ventiel, en verwijder de electrische spoel van het ventiel.
5.3.c - Na verwijdering van de afsluitdop en de spoel, monteer de afsluitdop terug op de stift van het ventiel, en schroef hem zo ver mogelijk in wijzerzin om het ventiel te openen. = ventiel manueel OPENEN De doorstroming van de olie door het ventiel, daardoor ook de snelheid van de beweging, kan geregeld worden door de noodknop meer (sneller) of minder (trager) open te draaien.
5.3.d - Na gebruik, verwijder de afsluitdop, en hermonteer de elektrische spoel en zijn O-ring dichtingen terug op hun plaats. Daarna, plaats de afsluitdop terug op de stift van het ventiel, en borg hand-vast.
- B17 -
5.4. Manuele overbrugging van het startrelais 5.4.a - Wanneer op de inkomende pool van het startrelais normale 12V of 24V spanning gemeten wordt, maar de elektromotor niet draait, kan je het startrelais overbruggen zoals hieronder uiteen gezet.
5.4.b - Schakel de batterijschakelaar uit op het bedieningspaneel in de bedieningskast van de laadklep, of aan de batterijen van het voertuig.
5.4.c - Verbindt de inkomende en uitgaande hoofdpolen van het startrelais met de 2 tangen van dezelfde kabel (!) van een paar startkabels. Terwijl je dit doet, zorg ervoor dat je geen verbinding maakt met de massa. Zorg ervoor dat de tangen de behuizing van het startrelais of de hydraulische groep niet raken.
5.4.d - Schakel de batterijschakelaar op het bedieningspaneel van de laadklep in, of aan de batterijen van het voertuig. Indien het startrelais defect is, zal de elektrische motor beginnen draaien wanneer je de batterijschakelaar inschakelt.
5.4.e - Als alternatief kan je de batterijschakelaar ingeschakeld laten, en de 2 hoofdpolen van het startrelais verbinden met een oude schroevendraaier, of een ander metalen voorwerp. Zorg er opnieuw voor dat je geen verbinding maakt met de massa. - B18 -
5.5. Noodbediening - samenvattende tabel Samenvatting: bekrachtiging van spoelen en relais per beweging ? Sturingsschema
MECH.E MECH.EW (MECH Enkelwerkend)
HYDR. (Hydraulisch)
MECH.X (Gemengd systeem)
OMM3 (Open met motor 3)
MECH.DW MECH. Dubbel werkend
... - 2002 2008 - 2009
... - 2002 2008 - ...
2009 - ...
2008 - ...
2003 - 2007
Bodemscheefstelling
Mechanische scheefstelling
Hydraulische scheefstelling
Mechanische scheefstelling
Mechanische scheefstelling
Alle types scheefstelling hydraulisch + mechanisch
Type laadklep
DH-LM, LC, SM, SMR, SMP, SMO, RM, RC,
DH-LSP...LSP6, LSU, SSU, SV, SO
DH-LM, LC, SM, SMR, SMP, SMO, RM, RC,
DH-LM
Alle types DH-L*, DH-S*, DH-R*
Bouwjaar
+
STIJGEN DALEN
+
+
+
R+H
R+H
R+ H
R+D
R+H
R+H
D
B+H
D
D+S
D+H
B+H
SLUITEN
R+S
R+S
R+S
R+O
R+S
R+S
OPENEN
O
B+S
O+S
O+R+S
O+S
B+S
R+U
R+U
R+U
-
R+U
R+U
R +I
R+I
R+I
-
R+I
R+I
Ventielen H, D, S, O, I en U = enkel werkend
H, S = dubbel werkend B, U, I = enkel werkend
S = dubbel werkend H, D, I, U = enkel werkend
O, D =dubbel werkend S= 4/2 weg ventiel
UITSCHUIVEN INSCHUIVEN
Beschrijving van de gebruikte symbolen: R = startrelais van de elektrische motor H = stuurventiel "heffen" in de hydraul. groep D = slangbreukventiel "dalen" op de hefcilinders S = stuurventiel "sluiten" in de hydraul. groep
O= I = U= B=
H, S, U, I =dubbel werkend D, O, B = enkel werkend
slangbreukventiel "openen" op de sluitcilinders stuurventiel "inschuiven" in de hydraul. groep stuurventiel "uitschuiven" in de hydraul. groep slangbreukventiel "dalen" en "openen"
Actie in geval van defect:
R
hoge voorkeur - Identificeer het probleem en herstel - Overbrug het startrelais zoals beschreven in punt 4 - Sluit de elektromotor rechtstreeks aan aan een extern paar hulpbatterijen - Gebruik een externe nood-groep om het platform op te heffen / te sluiten
D O B
- Identificeer het probleem en herstel - Bedien het ventiel manueel zoals beschreven in punt 2
H S
- Identificeer het probleem en herstel - Bedien het ventiel manueel zoals beschreven in punt 3
U I
- Identificeer het probleem en herstel - Bedien het ventiel manueel zoals beschreven in punt 3 - Laatste toevlucht voor probleem op I-circuit: open ventiel I manueel, en gebruik een vorklift om het platform traag en gecontroleerd in de rijpositie te duwen.
- B19 -
laatste toevlucht
6) LEGENDE BIJ DE ELEKTRISCHE & HYDRAULISCHE SCHEMA'S Pomp
De elektrische en hydraulische schema's van speciale laadkleppen die niet in dit boek opgenomen zijn, bevinden zich in de bedieningskast. Bij vragen contacteer onze servicedienst.
Elektromotor
Startrelais
Wat is een thermisch contact ? De massa van het startrelais gaat over een thermisch contact dat in de motor ingebouwd zit. Dit thermisch contact breekt de massa van het startrelais wanneer de motor te warm wordt.
Oliefilter Thermisch contact Olietank
Massa Sluitcilinder
Hefcilinder Trekcilinder
Onderschuifventiel
Logisch ventiel
Enkele slangbreuk V36 - V37
RETOUR
Overdrukventiel POMP/ DRUK
.#
Enkel contact Normaal gesloten
./
Enkel contact Normaal open
Dubbele slangbreuk V41 - V42 en V71-V72 (vanaf 2002)
Drukafhankelijk afremventiel
Kruisschakelaar (joystick)
Logisch driewegventiel
Terugslagklep
Startrelais
Sluitcilinder met inwendige drukveer voor openen platform
Thermisch contact
Sluitcilinder met uitwendige trekveer voor openen platform
Hydraulische schuinstelcilinder
Olieaanzuigfilter
Hydraulische pomp + richting
Retour
- B20 -
- B21 -
- B22 -
- B23 -
- B24 -
- B25 -
- B26 -
- B27 -
- B28 -
- B29 -
- B30 -
- B31 -
- B32 -
- B33 -
- B34 -
- B35 -
- B36 -
- B37 -
- B38 -
- B39 -
- B40 -
- B41 -
- B42 -
DEEL C CONTROLE & INSPECTIERAPPORTEN
1) INLEIDENDE OPMERKINGEN Met ingang van 1 Jan. 1997 moeten alle laadkleppen verkocht in één van de lidstaten van de EEG voldoen aan de Europese Machinerichtlijn 89/392/CEE en zijn opeenvolgende amendementen. In navolging daarop worden alle Dhollandia laadkleppen sinds die datum ontworpen en vervaardigd conform desbetreffende regelgeving, en dragen zij het merk "CE". Deze 'regelgeving' omvat: - de EEG-machinerichtlijn 89/392 in zijn meest recente uitgave - de afgeleide en toepasselijke EN-normen in hun meest recente uitgave - de nationale normen die van toepassing zijn bij de uitvoering van de machinerichtlijn Door middel van een conformiteitsverklaring (zie vooraan) bevestigt de constructeur dat de geleverde laadkleppen voldoen aan bovenvermelde regelgeving.
2) CONTROLES Volgens de regelgeving, die vandaag van kracht is, dienen alle laadkleppen ook aan onderstaande controles te worden onderworpen (zie punt 2.1 tot 2.3). 2.1 Ingebruiksstellingtest & montageverklaring Alle laadkleppen worden in belangrijke mate voorgemonteerd en getest bij de constructeur, en krijgen vanwege hun ontwerp en constructiewijze een CE-conformiteitsattest bijlage II a meegeleverd. Volgens de CE-Richtlijnen wordt echter het volledige voertuig, inclusief de gemonteerde laadklep en eventuele andere opbouwen beschouwd als één enkele machine, en moet het CE-conformiteitsattest van de laadklep, alsmede de toestemming tot gebruik van de installatie bekrachtigd worden door een deskundige ingebruiksstellingtest en een bijbehorende montageverklaring. De reikwijdte van deze verplichte controle is weergegeven onder punt 4 op pag. C2 tot C4. 2.2 Periodieke controles Na de ingebruiksstelling van de laadklep, die conform 2.1 enkel mag gebeuren na een positieve ingebruiksstellingtest, dient de laadklep periodiek, en minstens één maal per jaar, onderworpen te worden aan een technische controle uitgevoerd door een deskundige. De omvang van deze periodieke controle is weergegeven onder punt 5 op pag. C6 tot C10. Het resultaat hiervan dient te worden opgetekend in de controleattesten op pag. C11 en volgende 2.3 Herstellingsrapporten en bijzondere controles / hercontrole Supplementaire herstellingen, die buiten de geplande periodieke controles worden uitgevoerd, dienen ingeschreven te worden in de herstellingsrapporten. In het geval van belangrijke herstellingswerken, dient de laadklep te worden onderworpen aan een bijzondere controle, waarvan de omvang afhangt van de uitgevoerde reparatie, doch minimaal de aangegeven controlepunten van de periodieke controle onder punt 5 op pag. C6 tot C10 bevat. De controle dient schriftelijk te worden gedocumenteerd op de desbetreffende formulieren op pag. C11 en volgende. 2.4 Deskundige De deskundige is een door de gebruiker aangeduid persoon, die door zijn technische kennis en ervaring, en door zijn deskundigheid inzake arbeidsveiligheid en wettelijke reglementering, over de nodige kwalificaties beschikt om de gebruiksveiligheid van de laadklep te beoordelen. De deskundige moet in het bezit zijn van deze gebruikershandleiding, de technische documentatie van de laadklep, en alle andere informatie die nodig is voor het correct uitvoeren van de controlewerkzaamheden. - C1 -
Bij iedere controle zal de deskundige minstens volgend punten moeten noteren: * naam van de deskundige en adres van de keuringsinstantie * omvang van de uitgevoerde controle * eventueel nog later te verrichten controles * technisch oordeel over het verder gebruik van de desbetreffende laadklep. 2.5 Initiatief tot het organiseren van de controles Het initiatief tot het houden van de controles berust bij de gebruiker van de laadklep, en ook de keuze van de controle-deskundige valt onder de verantwoordelijkheid van de gebruiker. De deskundige zal in ieder geval moeten voldoen aan de eisen vooropgezet onder 2.4.
3) VALIDERING VAN DE GARANTIE De bedrijfszekerheid en duurzaamheid van de laadklep en zijn deelcomponten is onlosmakelijk verbonden met de kwaliteit van de montagewerkzaamheden. De garantie op de desbetreffende laadklep kan dan ook enkel geactiveerd worden door het gewetensvol uitvoeren van de ingebruiksstellingtest en het correct invullen van de montageverklaring. Uw Dhollandia invoerder zal in ieder geval geen enkele garantieclaim kunnen inwilligen indien hij bij de aanvraag ervan niet in het bezit wordt gesteld van een copie van deze montageverklaring (samen met een copie van de factuur van de laatste service / onderhoudsbeurt en van het laatste herstellingsrapport).
4) OMVANG VAN DE INGEBRUIKSSTELLINGTEST De ingebruiksstellingtest omvat enerzijds de visuele controle op de verschillende aspecten die de gebruiksveiligheid van de laadklep bepalen, en anderzijds een reeks opgelegde statische en dynamische gewichtstesten met de laadklep. De meeste punten van de visuele controle zullen worden uitgevoerd door middel van een praktische test zonder last, die de deskundige in staat moet stellen te evalueren of de laadklep correct bestuurd kan worden vanaf alle voorziene bedieningsorganen, en of de laadklep vlot en zonder schokken de normale bewegingen kan uitvoeren. 4.1 Controle door de installateur vóór de montage q De EEG- conformiteitsverklaring vooraan in deze handleiding, is ingevuld en ondertekend. q Het voertuig is geschikt voor montage van desbetreffende laadklep (ook met betrekking tot de stabiliteit van het voertuig, én de gewichtsverdeling). q De volgens de opbouwtekeningen toegelaten opbouwmaten van de laadklep worden niet overschreden. 4.2 Controle op het mechanische gedeelte q De montage en de eindcontrole op de montage zijn uitgevoerd volgens de montagerichtlijnen van Dhollandia. q Alle montagebouten van het laadklep-frame aan de ophangplaten, en van de ophangplaten aan het chassis van het voertuig, zijn bevestigd en geborgd volgens de montagerichtlijnen van Dhollandia, zijn conform aan de opbouwrichtlijnen van de constructeur van het voertuig, en zijn met het voorgeschreven moment vastgezet. Controleer op eventuele vervorming na de gewichtstest. q Eventuele lasnaden zijn volgens de montagerichtlijnen uitgevoerd door een gediplomeerd lasser. q Alle scharnierpennen zijn correct geborgd. q Alle scharnierpunten zijn van smeernippels voorzien, en zijn volledig doorgesmeerd. q De lengte van de sluitcilinder is correct afgesteld en geborgd volgens de montagerichtlijnen. q Voor de gevallen waar de stabiliteit van het voertuig met beladen platform aanvankelijk ontoereikend - C2 -
is, dienen er mechanische of hydraulische steunpoten gemonteerd te worden (zie opbouwvoorschriften van de constructeur van het voertuig of de technische fiche). 4.3 Controle op het elektrische gedeelte q De elektrische installatie van de laadklep komt overeen met die van het voertuig (voltage). q Alle elektrische leidingen zijn gemonteerd volgens de montagevoorschriften en elektrische schema's van de laadklep, en conform de opbouwvoorschriften van de constructeur van het voertuig. q Waar nodig is de In-/Uit-schakelaar in de cabine gemonteerd en is de elektrische bedrading aangesloten. q De buitenbediening is zodanig geplaatst dat de operator een goed overzicht heeft over het laad-platform, en de werkradius rond de laadklep. ➊ q De verplichte 2-hand-bediening van de buitenbediening functioneert correct, dwz: Het omdraaien van de keuze-draaischakelaar ➊ in wijzerzin activeert de buitenbediening, en desactiveert terzelfdertijd de extra bediening. Bij het loslaten van de keuzeschakelaar vanuit deze stand, keert de schakelaar automatisch terug naar de neutrale positie (hold-to-run principe). Het omdraaien van de keuzeschakelaar ➊ in tegen-wijzerzin activeert de extra bediening en desactiveert de buitenbediening. Bij het loslaten van de keuzeschakelaar vanuit deze stand, blijft de schakelaar op de gekozen positie staan (vaste stand), en blijft de buitenbediening gedesactiveerd. Voor laadkleppen met een veiligheidsschakelaar in de vorm van een drukknop, schakelt de buitenbediening de extra bediening uit (deze knop fungeert als automatische scheidingsschakelaar tussen de buitenbediening en de extra bediening.
q De verplichte 2-voetsturing van de voetbediening functioneert correct; de voetbediening laat niet toe het platform te doen stijgen of dalen door indrukken van één enkele knop. q Het "hold-to-run" principe functioneert op alle bedieningsorganen, d.w.z. dat bij het loslaten van één enkele bedieningsknop de ingeleide beweging onmiddellijk moet stoppen. q Er is een batterijschakelaar gemonteerd aan de buitenbediening die fungeert als noodstop. q De hoofdstroomzekering op de 35 of 50 mm² hoofdstroomkabel is zo dicht mogelijk bij de voedingsbron gemonteerd conform de montagevoorschriften. q De veiligheids- en identificatiestickers en belastingsdiagram zijn goed zichtbaar en permanent aangebracht in, of onmiddellijk naast de buitenbediening. q De elektrische kabels knellen, schuren of vervormen niet, tijdens de verschillende bewegingen van de laadklep. Controle uit te voeren op: - de kabels van het platform naar de laadklep; - de kabels van de bedieningskast naar de hydraulische groep; - de kabels van de bedieningskast of hydraulische groep naar de voedingsbron; - de kabels van het laadklep-frame naar de bedieningskast of hydraulische groep.
4.4 Controle op het hydraulische gedeelte q q q q
Er zijn geen zichtbare olielekken na het testen, en alle cilinderstangen zijn vrij van lakresten. De hydraulische circuits voor dalen en openen zijn ontlucht. Het oliereservoir is gevuld met de voorgeschreven olie, en het oliepeil bereikt het juiste niveau. De vrij beweegbare hydraulische slangen knellen, schuren of vervormen niet tijdens de verschillende bewegingen van de laadklep
4.5 Controle op het laadplatform q Het lastzwaartepunt is goed zichtbaar en permanent aangebracht. De gemarkeerde positie is conform het bijgeleverde belastingsdiagram. q Op het platform is de bedieningsplaats voor de operator duidelijk en permanent gemarkeerd (zie montagerichtlijnen). De voetbescherming is conform de montagerichtlijnen en CE voorschriften. q Het werkvlak is voldoende verlicht om veilige arbeid te kunnen garanderen. q Het laadplatform is voorzien van zijdelingse reflecterende markeertape, en is uitgerust met de originele Dhollandia signalisatievlaggen of elektrische knipperlichten, teneinde het platform duidelijk te signaliseren in het verkeer. q Op het achterkader van de carrosserie is een handgreep voor de operator voorzien. - C3 -
q De mechanische platformvergrendeling (of ev. ander mechanisme voor de immobilisatie van het platform in de rijpositie) functioneert correct. q Indien het laadplatform voorzien is voor het stijgen en dalen met rollende lasten, dient het platform voorzien te zijn van een inrichting die onvoorzien afrollen over de te beladen / te ontladen platformzijde verhindert. Dergelijke inrichting moet minstens 50 mm hoog zijn. 4.6 Bijkomende controle op de onderschuiflaadklep q De vrij beweegbare hydraulische slangen van de trekcilinder knellen, schuren of vervormen niet. q De schuifbuizen zijn volgens de montagerichtlijnen gemonteerd, en alle bevestigingsbouten zijn vastgeschroefd en geborgd met het voorgeschreven moment. q De schuifbuizen zijn aan de werkpositie voorzien van een geborgde eindstop, die verhindert dat het laadklep-frame uit de schuifbuizen kan geschoven worden. q De trekcilinder loopt volledig vrij van alle onderdelen van het voertuigchassis (luchtbalgen, rempotten, remleidingen,...), en dit geldt voor de verschillende instelbare hoogtes van het voertuig, of over de volledige veerweg van de vering. q De mechanische platformvergrendeling (of ev. ander mechanisme voor de immobilisatie van het platform in de rijpositie) functioneert correct. 4.7 Gebruikscontrole met nominale last - DYNAMISCHE test q Plaats een gewicht overeenkomend met 100% van het nominale hefvermogen op de voorgeschreven zwaartepuntsafstand "L". Controleer of de hef- en daalbeweging, alsook de automatische schuinstelling probleemloos verlopen. q Controleer de werksnelheden van de verschillende bewegingen, dit is - verticale bewegingen : ...................................... max. 15 cm / sec - openen & sluiten : .................................................. max. 10° /sec - opensnelheid :.......... 40 cm / sec tot 500 kg, anders 30 cm / sec - schuinstelsnelheid :................................................. max. 4° / sec - schuinstelafstand : .................. max. 10° onder horizontale stand q Afstellen van het finale hefvermogen: na het uittesten dient het overdrukventiel zodaning afgeregeld te worden dat niet meer dan 100% van het nominale hefvermogen kan opgeheven worden vanaf de grond. Na het correct afstellen van de werkdruk, dient het overdrukventiel te worden verzegeld. q De ingestelde oliedruk dient te worden genoteerd op de montageverklaring. 4.8 Gebruikscontrole met overbelasting - STATISCHE test q
Statische test met betrekking tot vervorming: - Platform wordt op halve hoogte gezet tussen laadvloer en grond - De afstand en draaihoek van het platform t.o.v. de laadvloer worden genoteerd - Het platform wordt op het lastzwaartepunt belast met een gewicht dat overeenstemt met 125% van het nominale hefvermogen, het testgewicht wordt opnieuw verwijderd - Door herhaalde metingen van afstand en draaihoek van het platform t.o.v. de laadvloer dient vastgesteld te worden of er geen blijvende vervorming aan de laadklep of zijn ophanging aan het chassis opgetreden is.
q
Statische test met betrekking tot afzinken: - Het platform wordt op laadvloerhoogte gepositioneerd - Het platform wordt op het lastzwaartepunt belast met een gewicht dat overeenstemt met 125% van het nominale hefvermogen - De afstand en draaihoek van het platform t.o.v. de laadvloer worden genoteerd - Na 15 min. worden deze metingen herhaald - Het platform mag tussen de 2 metingen niet meer dan 15 mm gedaald zijn - Het platform mag tussen de 2 metingen niet meer dan 2° schuingezakt zijn - C4 -
MONTAGEVERKLARING door de installateur van de laadklep
Identificatie van de montagefirma (stempel):
Naam van de controleur: Functie: Hierbij verklaar ik dat de laadklep, zoals geïdentificeerd in de conformiteitsverklaring vooraan in deze gebruikshandleiding, gemonteerd is volgens de montagerichtlijnen en opbouwmaten van Dhollandia, en dat na de montage de ingebruiksstellingtest werd afgelegd met positief resultaat, zoals die beschreven staat in sectie 4 op pag. C2-C4, zodat de laadklep is goedgekeurd voor ingebruikname.
Ik heb volgende resultaten genoteerd: * het voertuig is technisch geschikt voor montage van desbetreffende laadklep
Ja
Neen
* de montage is uitgevoerd volgens de montagerichtlijnen van DHOLLANDIA, en de ingebruiksstellingtest is uitgevoerd volgens de richtlijnen in deze gebruikshandleiding
Ja
Neen
* Ingestelde oliedruk na gewichtstest met nominale last =
Eventuele opmerkingen :
Datum:
Handtekening controleur:
- C5 -
Bar
Form: T-REPAIR-02-NL
- C6 -
leesbaarheid volledigheid juiste taal bevestiging / hechting aan oppervlak
aanwezigheid, juiste taal, volledigheid v.d. rapporten Jaarlijks onderhoud moet ingeschreven worden. goede werking bij op- en afzetten van sleutel toestand, corrosie van bevestigingsbout vr. stroomkabel invetten van bevestigingspolen, nazien dichtingsrubber goede werking automatische terugkeer naar 0-stand algemene toestand
sticker serienummer in bedieningskast sticker beknopte gebruikshandleiding op zijkant van carrosserie label serienummer op platform en hydraulische groep symbolen / pictogrammen bedieningskast pictogrammen op plaat v. voetbediening zwaartepuntmarkering op platform markering veilige werkplek op platform (voor afstandsbediening en binnenbediening)
gebruikshandleiding in voertuig-cabine
batterijschakelaar (in bedieningskast)
cabine schakelaar aan/af (optioneel) keuzeschakelaar in bedieningskast
2. Identificatie en markering
DHOLLANDIA
Reinig de laadklep grondig zodat alle smeerpunten, lasnaden, boutverbindingen, hydraulische leidingen en koppelingen zuiver zijn, en goed visueel kunnen gecontroleerd worden.
laadklep compleet achteraan + onder chassis
1. Reiniging vooraf
3. Beveiliging tegenonbevoegd gebruik
Aard van de controle
Onderdeel
Voorwerp
Onderstaande richtlijn geldt als leidraad bij het uitvoeren van de periodieke keuring en de heringebruikname. Volg de richtlijn stap na stap, en tik systematisch alle opeenvolgende punten af, zodat niets vergeten wordt. Vóór het uitvoeren van de controle, dient de laadklep gereiningd te worden. De gebruikshandleiding met de controle procedures dient beschikbaar te zijn. Na de keuring dient het controleattest ingevuld te worden op pagina C11 en volgende. Bij de keuring, zal de technieker zijn aandacht vestigen op volgende punten :
RICHTLIJN VOOR DE UITVOERING VAN DE PERIODIEKE KEURING EN DE HERINGEBRUIKNAME
TECHNISCHE INFORMATIE
5) OMVANG VAN DE PERIODIEKE EN UITZONDERLIJKE CONTROLES
- C7 -
5. Elektrische installatie
4. Elektrische bedieningen
algemene toestand, corrosie / bescherming technisch onderhoud, zuurtegraad min. 1.23 goede bevestiging & borging algemene toestand, corrosie & inbranding goede stevige bevestiging van 35mm² kabels goede afscherming / deksel knellen, schuren, beschadiging / goede isolatie en bescherming bevestiging corrosie & goede borging aan de bevestigingspunten
goede verbinding tussen groep en frame goede verbinding tussen massakabel en chassis goede isolatie van neg. motorpool en massakabel t.o.v. chassis, beugel bedieningskast enz... algemene toestand, vochtigheid, properheid, corrosie nazien of alle draadaansluitingen vast zitten: kabelstekkertjes goede isolatie van alle aders
batterijen aansluiting 35mm² kabel aan batterijen oplegger stroomstekkers (Harrison...)
200-300A hoofdstroomzekering
35mm² kabel van bedieningskast naar voeding kabels tss. bedieningskast en hydraul. groep massakabel van elektromotor naar chassis of batterijen slangbreukkabels kabels naar platform (voetbediening - lichten)
massa aan chassis
geïsoleerde massa aan batterijen
aansluiting bedieningskast in groep aansluiting slangbreukventielen in groep aansluiting extra bedieningen
DHOLLANDIA
zie boven + nazien beschermingsrubbers nazien elektrische kabel van platform naar hefarm & groep nazien algemene toestand van stekkers aansluiting op keuze schakelaar in de bedieningskast
voetbediening afstandsbediening
2
algemene toestand vochtigheid aan binnenkant / corrosie nazien of alle draadaansluitingen vast zitten feilloze werking en terugkeer naar 0-stand voor alle schakelaars staat van het deksel
bedieningspaneel joy-stick, drukknoppen, draaiknoppen beschermingsrubber op schakelaars 15A zekering elektrische contacten
- C8 -
8. Hydraulische cilinders
7. Hydraulische leidingen
6. Hydraulische groep
beschadiging, corrosie, bevestiging, zichtbare olielekken algemene toestand, zichtbare lekken, ontluchting Controleer of er geen verf zit op de cilinderstangen. Controleer of stofhoezen droog en soepel zijn, niet verduurd, gescheurd, of door olie doordrongen. algemene toestand vrije ontluchting en goede positionering
vaste leidingen en koppelingen
alle cilinders
rubber stofhoezen
DHOLLANDIA
algemene toestand: rubber buitenmantel is onbeschadigd, staal draad is nog niet zichtbaar knellen, schuren, beschadiging, bevestiging vervangen ten laatste om 4 jaar
algemene toestand, corrosie, inbranding nazien of alle draadaansluitingen vast zitten
startrelais, elektromotor, elektrische aansluitblok
flexibele hydraulische slangen flexibels van trekcilinder tussen chassis
Controleer oliepeil / vul bij indien nodig. Spoor oorzaak voor olieverlies op en herstel. Controleer zuiverheid / viscositeit van de olie. of: Ververs olie + reinig aanzuigfilter (zie instructies voor olieverversen). Ontlucht laadklep.
oliepeil
nazien spanbanden op aanzuigslang / retourslang toestand lekken
algemene toestand Controleer of bodem, tank, ventiel en pomp droog zijn. deksel aanwezig, trekrubbers van deksel Alle gaten zijn afgestopt met dichtingsrubbers.
oliereservoir, mantel groep
koppelingen aan leidingen verbinding reservoir pomp verbinding pomp / logisch ventiel
algemene toestand, corrosie, beschadiging goede werking
platformverlichting beveiligings- en eindschakelaars
- C9 -
10. Platform
9. Laadklep frame
toestand, werking van de manuele noodbediening vrijloop t.o.v. bumper, vaste delen..., knelgevaar toestand / isolatie van costal stekker en kabel tot in groep algemene toestand + staat van de lassen scheuren, vervorming, corrosie stand / staat van de oplas-patten toestand , vervorming, ovaliteit toestand, vervorming slijtage, goede & regelmatige smering correcte borging van de scharnierpennen toestand, vervorming, scheuren goede werking van de automatische schuinstelling toestand, vervorming borging van de montagebouten algemene toestand, scheuren, vervorming, corrosie toestand van versterkingsbalken stand + staat van de patten toestand, ovaliteit, vervorming slijtage, goede & regelmatige smering correcte borging van de scharnierpennen algemene toestand goede werking geleiding van elektr. kabel van platform naar hefarmen vervangen indien beschadigd
slangbreukventielen
frame constructie hefarm constructie
scharnierpunten
scharnierpennen scharnierlagers
schommels van mechanische schuinstelling
ophangplaten, bevestiging aan chassis
platform constructie
scharnierpunten
afrolbeveiliging / rolstops platformverlichting / platform wimpels platform slot
platformrollen
DHOLLANDIA
toestand van trekveer (voor traditionele laadkleppen) uitregeling van verlengstuk, borging van verlengstuk
sluitcilinders
- C10 -
14. Finish
Praktische tests
13. Algemene werking
Extra controles
12. Speciaal ondervouwlaadkleppen
Extra controles
11. Speciaal onderschuiflaadkleppen
nazicht werking smeernippels alle scharnierpunten van zichtbare vetkraag voorzien werkbon invullen in gebruikshandleiding
grondig doorsmeren
administratie
DHOLLANDIA
Nazicht correcte werking van schuinstelling. Nazicht bewegings-snelheid. vlotte beweging, veiligheid algemene performantie en stabiliteit Hefvermogen is voldoende, platform komt op laadvloerhoogte
gewichtstest 125% statisch - 100% dynamisch
toestand, spanning
torsieveer / trekveer
Alle bewegingen meermaals uitvoeren met ALLE bedieningen. Moet vloeiend en zonder schokken verlopen, zonder lawaai. Controleer eventuele speling of vervorming van de scharnierpunten bij overrijden van het platform, en bij openen / sluiten.
werking, slijtage, vervorming
uitrol-mechanisme
algemene werking met leeg platform
toestand, goede werking
platformslot, mechanische vergrendeling
toestand, goede werking
nazien of laadklep juist begrensd is en goed op laadvloerhoogte aankomt
eindstop op schuifbuizen
platformslot, mechanische vergrendeling
algemene toestand - nazicht smering van schuifbuizen slijtage van lagering / rollagers
algemene toestand, droog / stangen vrij v. lakresten vervorming / beschadiging v. trekcilinderbak vervorming / beschadiging v. bevestiging aan chassis toestand, schuren, knellen van hydraulische slangen
schuifassen / schuifbuizen
trekcilinder
CONTROLEATTEST voor :
q PERIODIEKE KEURING q BIJZONDERE CONTROLE
q HERCONTROLE
De in de conformiteitsverklaring geïdentificeerde laadklep werd op aan een keuring inzake bedrijfsveiligheid onderworpen.
q q
Daarbij werden geen tekortkomingen vastgesteld Daarbij werden volgende tekortkomingen vastgesteld
Omvang van de keuring:
Nog te volgen deelkeuringen:
De laadklep mag verder gebruikt worden:
Ja
q
Neen
q
Plaats, datum: Naam & functie van de deskundige: Naam & adres keuringsinstantie:
Opvolging door eigenaar / gebruiker:
q Gebreken ter kennis genomen q Gebreken zijn hersteld
Naam & handtekening eigenaar / gebruiker
- C11 -
CONTROLEATTEST voor :
q PERIODIEKE KEURING q BIJZONDERE CONTROLE
q HERCONTROLE
De in de conformiteitsverklaring geïdentificeerde laadklep werd op aan een keuring inzake bedrijfsveiligheid onderworpen.
q q
Daarbij werden geen tekortkomingen vastgesteld Daarbij werden volgende tekortkomingen vastgesteld
Omvang van de keuring:
Nog te volgen deelkeuringen:
De laadklep mag verder gebruikt worden:
Ja
q
Neen
q
Plaats, datum: Naam & functie van de deskundige: Naam & adres keuringsinstantie:
Opvolging door eigenaar / gebruiker:
q Gebreken ter kennis genomen q Gebreken zijn hersteld
Naam & handtekening eigenaar / gebruiker
- C12 -
CONTROLEATTEST voor :
q PERIODIEKE KEURING q BIJZONDERE CONTROLE
q HERCONTROLE
De in de conformiteitsverklaring geïdentificeerde laadklep werd op aan een keuring inzake bedrijfsveiligheid onderworpen.
q q
Daarbij werden geen tekortkomingen vastgesteld Daarbij werden volgende tekortkomingen vastgesteld
Omvang van de keuring:
Nog te volgen deelkeuringen:
De laadklep mag verder gebruikt worden:
Ja
q
Neen
q
Plaats, datum: Naam & functie van de deskundige: Naam & adres keuringsinstantie:
Opvolging door eigenaar / gebruiker:
q Gebreken ter kennis genomen q Gebreken zijn hersteld
Naam & handtekening eigenaar / gebruiker
- C13 -
CONTROLEATTEST voor :
q PERIODIEKE KEURING q BIJZONDERE CONTROLE
q HERCONTROLE
De in de conformiteitsverklaring geïdentificeerde laadklep werd op aan een keuring inzake bedrijfsveiligheid onderworpen.
q q
Daarbij werden geen tekortkomingen vastgesteld Daarbij werden volgende tekortkomingen vastgesteld
Omvang van de keuring:
Nog te volgen deelkeuringen:
De laadklep mag verder gebruikt worden:
Ja
q
Neen
q
Plaats, datum: Naam & functie van de deskundige: Naam & adres keuringsinstantie:
Opvolging door eigenaar / gebruiker:
q Gebreken ter kennis genomen q Gebreken zijn hersteld
Naam & handtekening eigenaar / gebruiker
- C14 -
CONTROLEATTEST voor :
q PERIODIEKE KEURING q BIJZONDERE CONTROLE
q HERCONTROLE
De in de conformiteitsverklaring geïdentificeerde laadklep werd op aan een keuring inzake bedrijfsveiligheid onderworpen.
q q
Daarbij werden geen tekortkomingen vastgesteld Daarbij werden volgende tekortkomingen vastgesteld
Omvang van de keuring:
Nog te volgen deelkeuringen:
De laadklep mag verder gebruikt worden:
Ja
q
Neen
q
Plaats, datum: Naam & functie van de deskundige: Naam & adres keuringsinstantie:
Opvolging door eigenaar / gebruiker:
q Gebreken ter kennis genomen q Gebreken zijn hersteld
Naam & handtekening eigenaar / gebruiker
- C15 -
ONDERHOUDS- & HERSTELLINGSRAPPORTEN Datum
Aard van de herstelling
- C16 -
Stempel van hersteller
ONDERHOUDS- & HERSTELLINGSRAPPORTEN Datum
Aard van de herstelling
- C17 -
Stempel van hersteller
ONDERHOUDS- & HERSTELLINGSRAPPORTEN Datum
Aard van de herstelling
- C18 -
Stempel van hersteller
6) VERDEELPUNTEN EN SERVICEAGENTEN 6.1 België (00-32) A.C.T., Kortenberg .......................... 02 757 01 02 A & D Trucks, Rumbeke ................. 051 25 22 33 All Construct, Westmalle ................. 03 309 12 70 Alumac, Ingelmunster ..................... 056 66 25 95 Ameel, Hooglede ............................. 051 24 40 29 A.M.R., Antwerpen ........................... 03 542 00 40 Andre wagenbouw, Balen ................ 014 81 03 71 Baetens, Lokeren ............................ 09 348 33 17 Bellet, Nivelles ................................. 067 84 15 09 Bockholtz, Lobbes ........................... 071 59 41 68 Body Concept, Mons ....................... 065 31 22 80 Bonni, La Calamine ......................... 087 65 92 14 Booy, Jabbeke ................................. 050 38 60 92 Bruggemans, Leest ......................... 015 27 57 16
M.A.P., Peer ..................................... Matthijs Carr., Sint-Denijs-Westrem Meert, Dendermonde ....................... Miers, Asse-Kobbegem .................... Moeyersons, Londerzeel. ................. M.V.M., Rebecq ................................
011 63 14 30 09 222 43 26 052 21 21 51 02 452 72 82 052 30 08 21 02 395 74 80
Nellessen, Lontzen .......................... Nice Car, Brussel ............................. Noyens A&C, Olen ........................... Noyens Jan, Kasterlee .....................
087 88 06 92 02 343 85 92 014 23 33 43 014 85 99 78
Pauwels Carr., Buggenhout ............. 052 34 55 50 Peeters, Alken .................................. 011 31 12 50 Quintijn, Zulte.................................... 09 388 77 81
Cardever, Rekkem .......................... 056 43 01 90 Cargo Lifting, Villers-le-Bouillet ........ 04 275 71 06 Carros Truck Center, Mons ............. 065 35 73 21 Cargo Service, Wuustwezel ........... 03 669 93 83 Cospo, Ichtegem ............................. 050 20 88 18 Crevits, Kortemark .......................... 051 70 99 93 C.S.C., Kortemark ........................... 051 65 59 73 C.T.S., Baelen ................................. 087 89 84 59 De Bruecker, Erpe-Mere ................. 053 80 49 58 De Boeck, Puurs ............................. 03 889 96 01 De Keersmaecker, Londerzeel ....... 052 30 52 91 De Ghendt, Opwijk .......................... 052 35 54 72 Desmet, Deerlijk .............................. 056 77 55 21 Dirix, St.-Truiden ............................. 011 68 27 36
Renders, Beerse .............................. Reydams, Halen ............................... Roumans, Dilsen ............................. Royen, Liege ....................................
014 61 41 64 014 44 25 04 089 75 61 21 04 377 23 25
Sanse, Heist-op-den-Berg ................ Serrus MKV, Ieper ............................ Slabinck, Brugge .............................. Somati, Erembodegem .................... Stevens, Sint-Martens-Latem ........... Stockx, Webbekom ..........................
015 25 05 65 057 21 72 35 050 40 88 40 053 83 16 16 09 282 32 41 013 32 89 37
Tack, Tielt-Aarsele ........................... 051 63 31 44 Terberg Specials, Genk .................... 089 62 38 00 Turbo's Hoet, Hooglede-Gits ............ 051 22 65 51
Econor, Hoboken ............................. 03 820 31 00
Van Conversion, Francorchamps .... Van Dijck, Merksplas ........................ Van De Casteele, Schoten ............... Van Hoecke, Lokeren ....................... Van Hool, Koningshooikt ................... Van Hove, Boezinge ......................... Van Laer, Kasterlee .......................... Vannerum, Zellik ............................... Vansteeland, Brugge ........................ Vansteeland, Izegem ........................ Van Steenkiste, Izegem .................... Van Wiemeersch, Gent .................... Veekemans, St-Katelijne-Waver ...... Veko, Melsele ................................... Vergauwe, Wevelgem ...................... Vierstrate, Ichtegem .........................
Feytray, Waregem .......................... 056 60 24 76 Forthomme, Thimister..................... 087 44 67 04 Frigoline, Groot-Bijgaarden .............. 02 583 05 73 GDK Construct, Kuurne .................. 056 37 26 61 Gefco, Ghislenghien ........................ 068 25 02 50 Grand Garage du Nord, Tournai ...... 069 22 91 61 Habets, Gemenich .......................... 087 78 58 38 Huet, Hotton .................................... 084 46 01 01 Jacobs, Putte .................................. 015 75 54 31 Jans Creacar, Hoeselt..................... 089 41 10 41 Jans J.R.S., Genk ........................... 089 41 10 55 Jans, Herk-de-Stad ......................... 013 44 12 33 Jencar, Welkenraedt ....................... 087 88 25 04 Kerkhove, Tielt ................................ 051 40 32 33 Kalscheuer, Eupen .......................... 087 56 01 50 K2 Construct, Bornem .................... 03 296 53 73
087 27 06 35 014 63 46 41 03 658 40 89 09 348 47 15 03 420 20 20 057 42 21 20 014 85 18 44 02 466 88 99 050 31 29 21 051 31 13 34 051 30 46 68 09 227 49 50 015 32 12 64 03 253 22 66 056 42 02 30 059 50 00 05
6.2 Luxemburg (00-352) Roemen, Kehlen ..................................... 3 099 19 Muhlen, Ehlerange ................................... 5 727 27 Comes, Niederanven ............................ 34 11 321
L.A.G., Bree .................................... 089 46 91 11 Latelier garage, Ransart .................. 071 31 39 27 Le Camion, Charleroi ...................... 071 37 57 09 Le Ruth, Chaineux ........................... 087 39 45 45 LMJ Construct, Turnhout ................. 014 40 01 80
- C19 -
6.3 Nederland (00-31) Allro-Plast, Yerseke ............................ 0113 34 46 90 Astrum, Bemmel ................................ 026 325 48 76 Bacar, Twello ..................................... 0571 28 71 83 Bakker, Montfoort ............................... 0348 47 12 08 Ben's Laadkl. service, Rotterdam ...... 010 262 16 47 Berkum van, Lochem ......................... 0573 25 17 80 Betras, Venlo ...................................... 077 396 14 40 Beurden van, Kerkdriel ....................... 0418 63 12 22 Beverwijk, Beverwijk ........................... 0251 22 93 27 Birza, Groningen ................................ 050 541 03 79 Booi, Zwijndrecht ................................ 078 610 03 33 Booi, Bruinisse ................................... 0111 48 17 30 Bosch Van de, Veenendaal ................ 0318 51 29 28 Bouwheer, Zeewolde .......................... 036 521 83 83 Brinks, Hengelo .................................. 074 291 36 35 Broek Van de, Breda .......................... 076 542 00 03 Brugmans, Delwijnen ......................... 0418 55 22 37 Bunk, Barendrecht ............................. 0180 61 79 88 Burg, Pijnacker ................................... 015 369 43 40 Burgers, Aalsmeer ............................. 0297 32 45 53 C.B.G., Goes ...................................... 0113 21 16 82 Cleanmat, Andelst .............................. 0488 71 26 00 Compaan, Assen ............................... 0592 34 08 48 Cuppers, Lichtenvoorde ..................... 0544 37 24 40 Dhollandia Nederland, Breda .............. 076 581 14 55 Dijk Van, Lunteren .............................. 0318 48 37 41 Donk, Emmen .................................... 0591 65 34 97 Duijster, Giessen ................................ 0416 44 93 55 E.B.O., Rhoon .................................... 010 501 58 66 E.C.F., Eindhoven .............................. 040 251 23 54 Eck van, Beesd .................................. 0345 68 61 00 Eck van, Lexmond .............................. 0347 34 17 54 Eck van, Schiphol ............................... 020 405 45 57 Elcar, Meerkerk .................................. 0183 35 13 26 Elenbaas, Poortvliet ........................... 0166 61 23 10 Feld, Hoorn ......................................... 0229 21 43 75 Gaston Hydrauliek, Etten Leur ........... 076 503 59 95 Geross, Oss....................................... 0412 69 00 36 Harderwijk Carr. ................................. 0341 41 79 14 Hartog Est, Waardenburg .................. 0418 65 40 25 Heering, Vaassen ............................... 0578 57 95 79 Heiwo, Wolvega ................................. 0561 61 28 44 Heiwo G&A, Maasdijk ......................... 0174 51 11 23 Hertoghs, Roosendaal........................ 0165 55 14 40 Hoekstra; Winterswijk ........................ 0543 54 66 45 Holten Van, Oosterhout ...................... 0162 44 77 77 Hooff van, Drunen .............................. 0416 38 00 54 Intema, Heerenveen ........................... 0513 67 14 11 Jaspers, Wijchen ............................... 024 645 21 94 Jonker, Apeldoorn ............................... 055 533 27 33 JS Laadtechniek, Maasdijk ................. 0174 54 03 40
Karhof, Purmerend ............................ 0299 41 24 44 Karhof, Amsterdam ............................ 020 611 16 34 Karhof, Nieuw Vennep ........................ 0252 67 32 42 KBK, Tegelen ..................................... 077 465 70 00 Kooijman, Burgerveen ........................ 0172 50 82 58 Kraan van de, Vlaardingen ................. 010 434 70 20 Kraker Trailers, Axel ........................... 0115 56 17 40 Kuip, Hem (NH) .................................. 0228 54 13 34 Lamboo, Zoetermeer ......................... 079 363 44 44 Ligthart, Schragerburg........................ 0224 57 12 01 Ligthart, Den Helder ........................... 0223 63 75 18 Ligthart A., Heerhugowaard ................ 072 571 08 47 Luchtenberg, Uithuizen....................... 0595 43 18 35 Mourik Van, Deil ................................. 0345 65 12 66 Mulder, Bunnik .................................... 030 656 47 00 Mulder, Houten ................................... 030 637 17 25 Mulder Katwijk .................................... 071 402 57 74 Mulder, Rijnsburg ............................... 071 402 69 01 Nijkerk Carr, Nijkerk ............................ 033 245 85 95 Pacton, Ommen ................................. 0529 45 95 00 Peet Van der, Nieuwkoop ................... 0172 57 93 18 Pilgram, Sittard ................................... 0412 69 00 36 Planjer, Naarden ................................. 035 694 68 73 Ploeg, Amersfoort .............................. 033 461 57 70 Poel De, Emmen ................................ 0591 63 11 22 Quijrijns, Sprang Capelle .................... 0416 27 24 58 Remmers, Tilburg .............................. 013 542 11 92 Rijssel Van, Asten .............................. 0493 69 23 97 Roefs, Middelbeers ............................ 013 514 26 55 Roelvink, Strijen .................................. 0186 57 13 31 Ruttchen, Veghel ................................ 0413 34 96 00 Schevers, Schalkwijk ......................... 030 601 13 32 Smit Hydrauliek, Oud Beijerland ......... 0186 61 43 22 Stam, Obdam..................................... 0226 45 25 43 Stenis Van, Rotterdam ....................... 010 462 57 77 Stokvis, Schiphol ................................ 020 653 62 98 Suselbeek, Silvolde ............................ 0315 32 30 08 Tal Techniek, Weert ........................... 0495 53 80 87 Talen, Meppel ..................................... 0522 25 18 08 Trade Port, Venlo ............................... 077 396 10 00 Veen Van, Amsterdam ....................... 020 480 81 10 Veth, Duiven ....................................... 026 323 00 00 Visser, Drachten ................................ 0512 51 28 19 Wema, Nijverdal ................................. 0548 61 36 70 Weijer Van De, Putten ........................ 0341 35 58 00 Wille, Barneveld ................................. 0342 41 39 10 Willemsen, Kesteren .......................... 0488 48 12 62 Zuidwijk, Alphen ad Rijn ...................... 0172 49 07 93 Zwartjes, Koudekerk ad Rijn ............... 071 341 23 81
- C20 -
6.4 Dhollandia verdeelcentra over heel Europa (en daarbuiten) Australië
Tieman Industries PTY LTD, Melbourne .................(+61) 3 9469 6700
België & Luxemburg
Dhollandia Service, Lokeren ................................... (+32) 9 349 06 92
Denemarken
IKJ - DK A/S, Aabenraa ...........................................(+45) 4570 02 01
Duitsland
Dhollandia Deutschland, Hamburg ....................... (+ 49) 40 76 11 960
Finland
Widni, Vantaa ......................................................(+358) 9751 80 500
Frankrijk
Dhollandia France, Argenteuil ............................... (+33) 134 11 74 00 Vrij nummer voor service ................................................ 0825 42 966
Griekenland
Smyrliadis Truck & Trailer, Athene ...................... (+30) 210 816 12 18
Groot-Britannië
Dhollandia GB, Huntingdon ..................................(+44) 1480 435 266 Vrij nummer voor service ............................................ 0800 0855 141
Hongarije
Liberatus, Budapest ................................................(+36) 23 312 398
Ierland
Ballinlough Refrigeration, Dublin ............................(+353) 146 00 322
Italië
Dhollandia Italie, Diegaro die Cesena .................(+39) 0547 347 615
Israel
Amir Engineering, Petach-Tikva ............................(+972) 39 222 750
Koeweit
Bader Al Mulla, Koeweit ..........................................(+965) 48 15 077
Malta
Alexander Xerri, Qormi ............................................(+356) 21 470 900
Nederland
Dhollandia Nederland, Breda ................................ (+31) 765 81 14 55
Noorwegen
Trailer Pro As, Kjeller ...............................................(+47) 982 213 33
Oekraïne
Dhollandia Oekraïne, Kiev .................................. (+38) 044 492 86 49
Oostenrijk
Dhollandia Österreich, Neuhofen im Innkreis .......... (+43) 7752 70 270
Polen
Dhollandia Poland, Krakow................................... (+48) 12 260 61 10
Portugal
Dhollandia Plataformas, Villa Franca de Xira .......(+351) 263 286 570
Roemenië
Dhollandia Romania, Boekarest ............................(+40) 256 496 851
Slovakije
Dhollandia Central Europe, Predmier ................. (+421) 41 500 10 80
Spanje
Dhollandia Sistemas de elevación, Madrid ........... (+34) 91 877 16 50 Reder System, Barcelona ..................................... (+34) 937 18 09 94
Tsjechië
Dhollandia Czech Republic, Troubsko .................(+420) 545 232 603
Ver. Arabische Emiraten
Hytec, Dubai ......................................................... (+971) 4 333 13 99
Zuid-Afrika
Grenco, Capetown ................................................ (+27) 21 555 90 00
Zweden
Dhollandia Zweden, Alvesta .....................................(+46) 472 147 00
Zwitserland
Dhollandia Vertretung, Müllheim ............................ (+41) 52 762 77 00
De nationale verdeelcentra kunnen u helpen bij localisatie van dichtst bijzijnde servicepost - C21 -
VOOR HERSTELLINGEN & AFHALEN WISSELSTUKKEN
SERVICE Zoomstraat, 9 Industrieterrein E17-1702 Exit 12 vanuit Antwerpen Exit 12 bis vanuit Gent B - 9160 LOKEREN
Tel: 09/349.06.92 - Fax: 09/349.09.77
Openingsuren: Maandag tot en met donderdag: 7.00 - 21.15 uur Vrijdag : 7.00 - 20.30 uur Zaterdag: 7.30 - 12.00 uur - C22-