Janleo van de Laar
De bouwgeschiedenis van Groenmarkt Il/l la, bekend als "de Gulden Hoorn" De Werkgroep Bouwhistorie doet regelmatig van zich horen. Vaak is een blad als het onze te klein om alle informatie te verwerken. Gelukkig kan dit nummer gevuld worden met de geschiedenis van één van de opvallende panden aan het begin van de Markt. Het artikel werd geschreven doorlanleo van de Laar, met medewerking van Sietze Wierda, Michel Groothedde, Piet Dullaert en Constant Willems.
Inleiding O p 12 december 1998 bezochten leden van de Werkgroep Bouwhistorie dit fraai gerestaureerde pand. Dit tot voor kort onbekende bouwhistorische juweeltje ging letterlijk schuil achter board, tapijt, behang en de vijf bubbelbaden van een voormalig sekshuis. Containers vol recent puin zijn afgevoerd en een laatmiddeleeuws huis openbaarde zich.
De Groenmarkt en de Binnen Marspoort Het pand ligt aan de noordzijde van de Groenmarkt, daar waar de noordelijke en zuidelijke huizenrij van de Markt richting westen steeds dichter bij elkaar komen. De markt was ter hoogte van Marspoortstraat 21 en 23 slechts 8 meter breed. Op deze plaats aan het westelijke uiteinde van de Groenmarkt stond van ca.1390 tot 1820 de Binnen Marspoort. Deze stadspoort verving rond 1390 een poort aan het einde van de Spiegelstraat. Uit de ligging van de percelen blijkt duidelijk, dat de bebouwing op de plaats van de verdwenen Binnen Marspoort gericht is. Dit houdt in, dat deze bebouwing pas na 1390 tot stand kan zijn gekomen.
De burgwal en de Groenmarkt Het pand Groenmarkt 11 ligt echter vlak vóór het overgangspunt van die steden-
bouwkundige aanpassing. Ten oosten van Groenmarkt 11 volgt de rooilijn van de bebouwing de ronde vorm van de oorspronkelijke laat negende-eeuwse burgomwalling, die in het verloop van de markten nog goed is te volgen. Ook de rooilijn van Groenmarkt 11 behoort nog duidelijk bij de ronde vorm, zodat geconcludeerd mag worden dat dit perceel geen onderdeel uitmaakt van de stedenbouwkundige aanpassing van ca. 1390 maar dat het perceel ouder is. Uit archeologisch onderzoek in andere huizen aan de Markten i s gebleken dat de percelering na het dempen van de droge grachten van de oude burg in de loop van de dertiende eeuw i s ontstaan.
Het huis, zijn eigenaren en bewoners De oudste gegevens van het pand aan de Groenmarkt, die in de Middeleeuwen Korenmarkt heette, staan in het verpondingsregister van 1447, toen het huis behoorde aan Henryck Stuerman en Truede. In 1460 is er voor het eerst sprake van eigenaar-bewoners: Henryck Huesman en zijn vrouw Lysbeth (of Lysken), die elkaar in 1467 "tuchtigen", dat w i l zeggen tot executeur testamentair benoemen. Gedurende de 15e eeuw wordt het bezit meerdere malen 'Huesinge voor de Merspoorten' genoemd. In 151 3 kopen Gert Brouwer en zijn vrouw Griete het huis en de brouwketel die er dan staat van Merten Vos. Zutphen
Groenmarkt
i s al vanaf de dertiende eeuw een brouwersstad en in 1461 i s een bierbrouwersgilde opgericht. In 1466 telt de stad tenminste 23 brouwerijen met een groot afzetgebied, dat door de Gelderse hertog wofdt gegarandeerd. De Korenmarkt, waar de ingrediënten voor het bereiden van het bier werden verhandeld, lag voor de deur. Tot in het begin van de zeventiende eeuw i s de brouwerij in het pand gevestigd. Tussen 1519 en 1574 i s het pand in bezit van een familie Van Eyll. Jan (of Johan) van Eyll en zijn vrouw Heylle zijn vanaf 1519 de eigenaar-bewoner. Na de dood van ~ e ~ l l e h e r t r o u Johan wt met ene Anna. In deze tijd is er steeds sprake van aankopen, hypotheken en verkopen van (delen van) belendende panden en van de bierbrouwerij.
Rond 1548 sterft Johan, enige tijd later trouwt zoon Joost - ook met een Anna: de weduwe van zijn vader - en zet de brouwerij voort. Anna i s in 1564 opnieuw weduwe, nu van Joost, zij verwerft in de jaren daarop nog enige aandelen in het huis, de hof, de brouwketel en gereedschap, onder andere van een Gerrit van Eyll, die dan, in 1566, voor het eerst genoemd wordt. In 1574 verkopen de Erven van Eyll, waaronder Anna, het pand aan Jan Schamfert en Gryete. Tussen 1578 en 1639 is het hele complex eerst in bezit van Johan Plaeten en later van Albert Platen, die het in 1529 verkoopt aan Roloff Jacobsen Becker en Marritgen Hamers. In 1629 wordt het pand als brouwerij verkocht aan Becker.
4
bestaande houten vloer
'
= aanwezig oorspronkelijk constructiehout
--... -_.. = reconstructie
lop grond van pengaten)
I \
later toegevoegde steens-muur
sporen 9 x 12 flieringen 14 x 18 muurplaten 10 x 14
DWARSDOORSNEDE
schaal 1
:
50
LENGTEDOORSNEDE
overneemt en een grossierderij begint. Uit diens tijd dateert de oudste afbeelding van de gevel van het pand, dat er op dat moment uitziet als een pakhuis. De familie Schaap, die het huis een nieuw winkelinterieur en in 1898 een nieuwe gevel heeft bezorgd, verkoopt het pand in 1920 aan Gerardus ter Weel uit Amersfoort. Deze adverteert daarna met "Grossier Ter Weel, voorheen A. Schaap HJzn.: prima en zuivere natuurboter". De nering wordt echter al in 1923 overgenomen door Derk Jan Bremmer, oorspronkelijk pakhuisknecht, die ook een eerder verkocht deel van het achterliggende pakhuis weer bij het ge-
Gulden Hoorn Deze huisnaam wordt in de stukken voor het eerst in 1639 genoemd. De naam hangt wellicht samen met Roloff Jacobsen Beckers. Wanneer wij zijn naam letterlijk moeten nemen, zou de huisnaam naar zijn beroep kunnen verwijzen. Bakkers gaven in vroeger tijden een hoornsignaal, wanneer het brood uit de oven kwam. Zeker i s dat het bezit van Becker ook nog twee buurpanden besloeg. Die komen na de dood van Roloff Jacobsen Becker in eigendom van Reyner Scheers en Isabella Warner.
DWARSDOORSNEDE
DOORSNEDE
schaal l
:
50
LENGTEDOORSNEDE
BINNEIPAANZICHT
DETAIL HAANHOUT VAN STRIJKSPANT
schaal 1
:
10
Het haanhout is de bovendorpel van een kozijntje met luik.
In 1656 wordt één van die buurpanden bewoond door Barthold Busch, wiens erven in 1661 het huis - met last van w a t e r l o o ~ uit Beckers huis - kopen van Reyner Scheers. Tussen 1706 en 1747 is Bartholt Lulofs eigenaar; zijn weduwe Aleyda verkoopt het huis later aan Rutger Hissink, op het moment dat het wordt bewoond door ingenieur Van de Heuvel. Tussen 1832 en 1835 komt het huis aan de Markt met erachter een ~ a k h u i sin de Heukenstraat in bezit van P\ntony Schaap, een uit Voorst afkomstige timmerman, die er een winkel begint. z i j n oudste zoon Harmen leidt de winkel tot 1868, wanneer zijn jongere broer Hendrik Jan de zaak
heel voegt. Bremmer verbouwt de zaak in 1929: de winkel krijgt onder meer een nieuwe pui en er wordt een bovenwoning ingericht met een eigen opgang. De laatste winkelier, de heer H. Wiemer, sluit in 1965 zijn deuren. De volgende eigenaren, Gerard ter Hoeven en Dirkje Faas (wonend in Apeldoorn), verkopen het in 1972 aan Hendrik Nijboer en Hendrika Antonia Jacobs. Het pand wordt verregaand verwaarloosd in de jaren zeventig en tachtig, de periode dat er een seksclub is gevestigd. Het was zo brandgevaarlijk door de overvloedige toepassing van zeer hoogpolig tapijt - ook op de oude spiltrap en op sommige wanden - dat de brandweerlieden onderling
Insteekverdieping: spiltrap
hadden afgesproken het pand bij brand niet in te gaan. Ton Klee en Jeanne Tan hebben het pand in 1997 en 1998 grondig, maar zorgvuldig gerestaureerd. Het was bij hen in gebruik als timmer- en restauratiewerkplaats (kelder), handel in oude meubelen en woondecoraties (winkel) en woonhuis (verdieping en zolder). Voor de restauratie van De Gulden Hoorn, waarvan de naam sinds 1998 ook in opschrift en uithangteken i s aangebracht, ontvingen zij in 1999 de Paltsprijs. In het
pand is nu (februari 2000) het antiquariaat van Matthijs de Jong gevestigd.
De bouwhistorie van het huis Overzicht Het volledig onderkelderde winkelwoonhuis heeft een rechthoekige plattegrond haaks op het plein. Het perceel heeft halverwege een knik, ter plaatse van de voormalige achtergevel van het oudere voorhuis. Het pand heeft twee verdiepingen
en een zolderverdieping met een vliering. De kelder, de opgaande bouwmuren en de kapconstructie dateren uit de veertiende tot de zestiende eeuw, de binnenwanden zijn negentiende-eeuws en recenter. Het oorspronkelijke huis aan de Markt heeft men met een achterhuis verlengd, waarbij de oorspronkelijke achtergevel, althans
boven het maaiveld, is verdwenen: achter in de huidige kelder aan de straat geeft het restant van de achtergevel de oorspronkelijke diepte van het pand aan. Men bouwde het achterhuis tussen de toen langere buurhuizen Groenmarkt 9 en 13 in: vanwege de knik in het perceel en de stand van die buurhuizen kwam het achter-
Kopconstructie voorhuis met hijswiel
aanzicht KAARSNISSEN "hoedvormig"
doorsnede schaal 1
huis niet helemaal recht achter het voorhuis. Dat i s bijvoorbeeld zichtbaar in de vloerplanken van de eerste verdieping, die daar opeens van richting veranderen. Een smalle steeg verbindt de achterplaats, waar zich enige beerputten bevinden, met de Heukestraat. Het huis bezit een voorgevel in neo-renaissancestijl (1898), die ontworpen i s door de architect H.A. Ezerman met een winkelpui uit 1927 door de architect G.J.Jacobs. D e kelder De kelder bestaat uit twee opeenvolgende kelderruimtes, gescheiden door de voormalige achtergevel van het voorhuis, die een 1O-lagenmaat heeft van 83 cm. Twee kepervormige kaarsnissen in deze voormalige achtergevel worden door het tongewelf van de voorste kelder gedeeltelijk afgedekt, waaruit blijkt, dat zij stammen uit de eerste bouwfase, waarin de kelder geen gewelf, maar een balklaag had. De kelder onder het voorhuis heeft een tongewelf, gecompleteerd met een half tongewelf tegen de voorgevel. Het halve tongewelf biedt de mogelijkheid voor de drie openingen naar de straat toe, die het tongewelf, zou het tot aan de voorgevel toe doorgetrokken zijn, constructief zouden hebben aangetast. In de oostelijke zijmuur zien we een voormalige doorgang naar no.13, in dezelfde muur een ooit vernieuwd muurgedeelte met de restanten
:
10
van een bakoven en een koppel kaarsnissen van een tot dusver onbekend type (zie afbeelding). De jongere achterkelder heeft ook een tongewelf en een verzakte gemetselde trap leidt naar de achterplaats. De verzakking heeft wellicht met de beerputten op de binnenplaats te maken. D e begane grond en de insteekverdieping O p de begane grond i s de hoge winkelruimte versmald door de opgang naar het bovenhuis. De ruimte reikt hoger dan de insteekverdieping. Resten van de negentiende-eeuwse betimmering zijn bij de insteekverdieping zichtbaar: ramen en een rijke kroonlijst. In de alkoof i s bij de recente restauratie een negentiende-eeuwse schouw aangebracht met bijpassende boezem-betimmering, in de achterkamer bevindt zich nog een rijk Empire-plafond. O p de begane grond begint een nog vrijwel complete spiltrap, waarvan de spil ter hoogte van de zoldervloer is afgezaagd. De op de begane grond behouden gebleven betimmering van deze spiltrap bestaat uit staande delen, die aan de onderzijde in een hol/ bol profiel zijn gezaagd. De insteekverdieping heeft een voorruimte met een doorkijk in de winkel en een achterruimte met een muurkast. D e eerste verdieping O p de eerste verdieping i s het niveauverschil merkbaar, veroorzaakt door de hogere
winkelruimte beneden. Ter plaatse van dat hogere niveau is ook de zolderbalklaag omhoog gebracht, die daar nog in eiken is, maar verder naar achteren in grenen is vernieuwd. Een stille getuige van deze actie is de spantpoot van de kap, die nog op de oorspronkelijke hoogte zichtbaar i s in de Oostgevel. In de andere, westelijke bouwmuur bevinden zich ronde spaarnissen, die zoals de naam al aangeeft, werden aangebracht om materiaal te sparen. In de voorste spaarnis bevindt zich een diagonale steunbalk, die
ren nog opeenvolgend is. De constructieonderdelen van de sporenparen zijn voorzien van gezaagde telmerken, die kenmerkend zijn voor de tweede helft van de zestiende en de eerste helft van de zeventiende eeuw. Sporenkappen hadden in de dertiende en veertiende eeuw doorgaans twee haanhouten boven elkaar in elk sporenpaar. Toen de dakbedekking zwaarder werd, verving men het onderste haanhout door een zware draagconstructie, waarin jukken en vlieringen voor de nodige stevigheid zorgden. De eerste twee sporen zijn
"hoedvormige" kaarsni:sen
i
t
I
nis
t " ?1
---
I
I \
I
\
I
\--
_
l
betonvloer
I I
betonvloer
I I
sterk verzakte -trap
- -- - - - I - - - - - _
l
l
.
,'-., 1
.. ,
,
kelder tuinzijde
! ,
-I nis
kelder straatzijde
SCHETS KELDERS, NIET OP SCHAAL k.n. = kaarsnis. aan bovenzijde kepervormig
achter een recent vernieuwde haardplaats doorloopt. De 1 O-lagenmaat van het metselwerk bleek 80 en 74 cm te zijn. In de Oostmuur bevinden zich recente kaarsnissen (spitsbogen).
De zolder O p de tweede verdieping (de zolderverdieping) is te zien dat het niveauverschil is doorgezet in een sprong in de zolderbalklaag. Over de hele lengte i s een sporenkap aanwezig. De kap boven het voorhuis ziet er als volgt uit: de sporen staan nog in de oorspronkelijke volgorde, dat w i l zeggen dat de nummering van de afzonderlijke sporenpa-
overigens ingekort toen de topgevel werd afgebroken, waardoor een dakschild nodig werd. De kepen van de onderste haanhouten zijn bij deze eerste twee sporen nog zichtbaar. De dekbalkjukken staan eveneens in de oorspronkelijke volgorde met de gesneden telmerken bijeen geplaatst in het driehoekige gat bij de korbeel. Het complete hijswiel i s nog recent, bij de laatste verbouwing, intensief gebruikt. Het hijswiel dateert waarschijnlijk uit de 19" eeuw, uit de periode van de grossierderij. In de kap boven het achterhuis zijn de sporen hergebruikt en door elkaar geraakt, wellicht bij het plaatsen van de jukken en
!Li * 1
__
-
.-
H-.
Eén van de oudste foto's van de Groenmarkt.
misschien later nog een keer. De kap is geplaatst tussen de hoog opgetrokken muren (brandmuren) van de buurhuizen, de goten bevinden zich dan ook op eigen terrein tegen deze beide flankerende muren. De muurplaten liggen op een door een rondboogfries ondersteunde console, die in de muren van de buurhuizen is ingewerkt (zie tekening). De kap i s waarschijnlijk onderdeel van een voormalig houtskelet, aangezien het fries aan beide zijden beëindigd wordt door een haaks omgezette bovenrand: mogelijk houdt dit detail verband met een compleet houtskelet.
De achtergevel De achtergevel lijkt pas later 'versteend', gezien de nog aanwezige resten van een vakwerkgevel op de zolderverdieping (zie tekening). De top van deze gevel is reconstrueerbaar met gebruikmaking van de pengaten en een enkele nog aanwezige stijl. Er is onder meer een luiksponning te
zien in het haanhout. De topgevel was waarschijnlij k met plan ken beschoten, want er is nog een nagel zichtbaar en de genoemde luiksponning is te ondiep voor een stenen gevel. Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor een invulling van de vakwerkgevel met leem of metselwerk. De 'vondst' van een houten achtergevel in Zutphen i s bijzonder te noemen. Het bestaan ervan is nooit eerder in Zutphen aangetoond, in tegenstelling tot in vele andere steden. In de middeleeuwse stadskeuren van Zutphen, die vooral in de veertiende eeuw zijn opgesteld, was het uitdrukkelijk verboden om houten gevels te bouwen, op straffe van uitzonderlijk hoge boetes. Het was de tijd van de 'verstening' van de stad en de grote stadsbranden lagen nog vers in het geheugen. De gevonden houten achtergevel i s echter aanmerkelijk jonger, mogelijk van na 1600. Men zag blijkbaar in de periode van de wederopbouw na de Spaanse bezetting niet zo streng meer toe op het na-
leven van de oude keuren. Overigens is de houten gevel nog in de late zeventiende of achttiende eeuw vervangen voor een bakstenen tuitgevel met houten raamkozijnen. Samenvatting Het in de veertiende eeuw in steen gebouwde huis i s pas in later van een stenen keldergewelf voorzien. In de tweede helft van de zestiende of het begin van de zeventiende eeuw i s er een grote verbouwing geweest waarbij de huidige kap werd gebouwd. Ook de fraaie spiltrap zal uit deze periode dateren, evenals de insteekverdieping. Het huis werd toen of niet lang daarna in de richting van de Heukestraat uitgebreid, terwijl beide buurpanden al van een achterhuis voorzien waren. Dat feit en de aanwezigheid van brandmuren (deze steken namelijk een stuk boven de dakgoot uit) hebben geleid tot een interessante ondersteuning van de kap, namelijk op een zorgvuldig uitgemetselde richel vandiebeide achterhuiaan de zijgevils zen. De toenmalige eigenaar heeft het achterhuis geheel in hout laten uitvoeren, want het a
markeert de nieuwe gewoonte in het gebruik van de bovenverdieping van de stadswoning. De gewoonte heeft waarschijnlijk te maken met een andere wijze van bewonen van het oude stadshuis dat een winkel was geworden: achterkamers en insteekkamers raakten in de loop van de vorige eeuw uit de mode of werden bij de winkel getrokken. Woningen verhuisden naar boven en kregen daar een andere indeling, gescheiden van de winkel beneden. Het wonen boven de eigen zaak was tot in de jaren zestig van de vorige eeuw zeer normaal, maar is sindsdien in de meeste oude binnensteden bijna verdwenen. Het gebruik komt sinds enige tijd in beperkte mate terug en gemeenten proberen eigenaren over te halen de vaak leegstaande ruimtes boven winkels weer toegankelijk te maken en te verhuren.
Middeleeuws wonen in de twintigste eeuw Het middeleeuwse concept van het pand is dus zoals we dat de door de eeuwen heen hebben gevolgd, al die eeuwen onveranderd gebleven. Het kenmerkt zich door de scheiding tussen werken en wonen enerzijds en de opslagfunctie anderzijds. De eerste functie maakt gebruik van de begane grond, die erg hoog is naar moderne begrippen: alleen in het winkelgedeelte aan de straatzijde van het huis wordt deze volle hoogte benut. Verder naar achteren in het huis heeft men een tussenverdieping aangebracht, ook wel een insteek genoemd: een extra vloer die in de hoge benedenruimte i s gestoken. Deze insteekverdieping is niet erg hoog: men kon deze bijvoorbeeld als slaapruimte gebruiken, de warmte steeg immers ook naar het hoogste deel. O p de begane grond zien we bij dit huistype achtereenvolgens als ruimtes de winkel, de tussenkamer of alkoof en de achterkamer. Bij Groenmarkt 11 staat op de oudste tekening uit 1898 grappig genoeg bij deze achterkamer 'voorkamer'. Dat was de gebruikelijke benaming voor de voornaamste kamer, die na de Middeleeuwen bij voorname nieuwe woonhuizen vóór in het huis ge-
legen was. Wanneer in 1898 Groenmarkt 11 van voorgevel wisselt, heeft dit geen wezenlijke invloed op het gebruik van het pand, op de plattegrond is bijvoorbeeld geen plee te bekennen, waarschijnlijk om maar al te begrijpelijke redenen zal die zich ergens buiten op de binnenplaats hebben bevonden. De eerste interne verbouwing is ook op de Groenmarkt te zien: wanneer de eigenaar besluit een extra slaapkamer op de eerste verdieping aan de voorzijde in te richten, zien we hij daar het luik in het midden laat veranderen in een raam en dat de smalle zijramen worden verlengd. In 1927 komt pas de grote omslag in het gebruik van het pand: er wordt een heuse bovenwoning ingericht. Dit i s ook buiten heel goed te zien: er komt in de nieuwe winkelpui een opgang naar de eerste verdieping en de smalle zolderramen op de eerste verdieping worden breder. Het trappenhuis gaat van de winkel af. Achter in het pand verschijnt een heuse keuken en voor in het pand komt in plaats van de al eerder genoemde extra slaapkamer een kamer en suite, met meer licht door de bredere ramen en met schuifdeuren, zoals toen de mode was. De kamer en suite is echter dwars geplaatst, omdat het pand te
diep is: er zou in de achterkamer anders geen daglicht kunnen komen. Zeer waarschijnlijk heeft men toen ook de ruimte hoger gemaakt en voorzien van een gestuct plafond. Het aardige is, dat bij al deze veranderingen de eeuwenoude spiltrap gewoon benut blijft als binnentrap. O p de eerste verdieping richt men slaapkamers in. O p de tussenverdieping trekt men aan de westzijde van het huis een gang door naar een nieuw toilet aan de achtergevel. O f de oude woonruimte beneden en de slaapkamers op de insteek ook als zodanig volledig benut blijven, hebben we nog niet uitgezocht, maar het bleef wel mogelijk. Het kan zijn, dat de familie alleen maar lichter en ruimer w i l wonen, wat boven gemakkelijk kon worden gerealiseerd. Misschien is de winkel uitgebreid met het oudere woongedeelte, wellicht was er een kantoortje nodig of extra opslag of andere opslag in verband met een verschuiving in de broodwinning, bijvoorbeeld van grossier naar winkelier. De opmerkelijke conclusie is, dat de mensen in de binnenstad tot in de twintigste eeuw zeer middeleeuwse sfeer leefden: hoewel men de leefruimte wel aanpaste met kachels, stucplafonds en behangpapier. De functie bleef wezenlijk dezelfde.
Overtreding Arbeidswet (Arr. Rechtbank Zutphen, 17 december 1902 W 7870 (16 maart 1913) Een metselaarsknecht in Brummen, wiens woning was afgebrand, is doende zijn woning weer op te bouwen en wordt door een jongen van 15 jaar geholpen. Er volgt een strafvervolging, omdat het tewerkstellen van een jongen van deze leeftijd in strijd i s met de Arbeidswet. De Officier van Justitie eist tweemaal fl. 1,- boete. De rechtbank spreekt hem vrij en overweegt daarbij:
De metselaarsknecht - zijn afgebrooken woning opbouwende - oefent niet een bedrijf uit, doch oefent slechts te eigen bate zijn beroep uit. Hij treedt niet op als hoofd of bestuurder van een bedriji, zoodat een hem daarbij behulpzaam jeugd persoon geen arbeid verricht voor een bedrijf zooals in de Arbeidswet is bedoeld. "