^
:
A/l^^^
^^
feA
:^^:^'5M-|^
'^'-uW^
7^-
«****'•"'""'« ,,.,4 PRINCETON,
N.
»'»«,.
J.
BX 9418 .P62 1881 v.2
Shelf
Pierson, A. 1831-1896. Nieuwe studi en over Johannes Kalvijn (1536-
—
NIEUWE STUDIËN
j"
OVER
JOHANNES KALVIJN (1536-1541)
DOOR
A.
P
I
E R
S
O
K
AMSTERDAM, P. N.
VAN KAMPEN & ZOON. 1883.
INHOUD. Voorrede
Blz.
Inleiding
„
....
Hoofdstuk
I
Kalvijn en Caroli
Hoofdstuk
II
Kalvijns nederlaag in 1538
Hoofdstuk
III
Kalvijn in Duitschland
Hoofdstuk IV Kalvijn
Aanhangsel
als
exegeet
.
„
„ .
...
„ „
I— XVI
— 16. 17 — 89. 90 — 149. 150 — 169. 170 — 225. 1
Erasmus' vertaling en kom-
mentaar op het N. Testament.
„
226
— 238.
VOORREDE.
Andermaal de Bronnen had
aanteekeningen ,
gemaakt,
te
die
ik
bij
het lezen der
ordenen en voor de pers
reedheid te brengen, zoodra ik
in ge-
daartoe kon vinden, was
tijd
mij een plicht van erkentelijkheid jegens de belangstel-
voor
ling, die mijne eerste Studiën over Kalvijn hebben ontmoet.
In
zijn
geheel de vrucht van uren, aan dringender arbeid
altijd
met
eenige
toegevendheid
waar het noodig is
ontwoekerd,
moeite
zonder
niet
worden
dit geschrift
Het kan
overtuiging versterken, dat de
is, de
aangebroken waarvan Ranke nog ,
Eer het
moge
ontvangen.
tot een filosofie der
als
tijd
toekomstig spreekt.
—
Hervorming kan komen, moet
de Hervorming zelve beter worden gekend, waartoe de ontsloten
Bronnen
Eigenlijk
dacht
ons
moesten
thans
Hun
hetzij
onder de oogen
te
dan evenwel
hebben
werd
de
vorm
Maar aan velen
heb ik gemeend een dienst
door hun enkele Bronnen
zij
in staat stellen.
aan de Hervorming hun aan-
schenken, die Bronnen lezen.
onmogelijk.
sel
meer en meer
allen, die
zelf
en résumé,
te
te bestudeeren.
dienen andere eischen
te
goed
weten.
te
bewijzen,
brengen, welke résumés en uittreksels die meening Aan eene ge-
Door
van mijn geschrift bepaald.
iemand
dit
hetzij in uittrek-
schiedenis, die in mijn oog altijd een kunstwerk
als
is
worden
gesteld.
moet
zijn,
Ik geloof dit zoo
Moge dan ook
mijn
oude
vriend Rauwenhofi" te Leiden in deze nieuwe analyse en kri-
VI
tiek
van
Broünen
van
mijn
gemoed.
andermaal een thermometer zoeken
niet
Indien ik
vuldiger te ontmoeten, zou
hem
voorrecht had
tiet
veel-
waarschijnlijk bespeuren, dat
hij
diagnose eenige herziening behoeft.
zijn
Wat
van weten-
in onzen tijd, dat den beoefenaar
er
is
schap, die de middaghoogte des levens achter zich heeft, op
den duur zou moeten ontstemmen? er veel, dat
is
den lust aanwakkert. Wij bestudeeren thans
De
dan voor dertig
met
die
van Israël en Hellas een zoo groote,
—
neemt
nog
toe en ondervindt
dagelijks de nawer-
king van den heilzamen prikkel, dien Moll door
werkzaamheid daaraan
en
Moll
gegeven
vruchtbaar in goede werken
is
De
heeft.
en
,
zijn
persoon
school van
invloed leeren
zijn
dieper waardeeren; een invloed, die tot onver-
telkens
wij
— een ge-
gelijksoortige belangrijkheid en aantrekkingskracht
een
heeft,
vrijheid
belangstelling in de Kerkgeschiedenis,
schiedenis welke
en
met meer
theologische zaken
zelfs
jaren.
Vaderland
Zelfs in ons
moeide Bronnenstudie aanspoort en, vooral, die de geschie-
der
Kerk
der
denis
tot
een bladzijde maakt uit de geschiedenis
menschelijke beschaving, zonder daarom aan de Kerk-
historie
van hare zelfstandige waarde
iets
namen onzer vaderlandsche
behoef de
noemen,
met voorbeeldigen
die
ontnemen.
te
Ik
tijdgenooten niet te
op kerkhistorisch ge-
ijver
bied vorschen en zoeken; de vruchten van hun arbeid wor-
met gretigheid
den
altijd
het
jongste
ken voor
geschrift
hetgeen
ik
ontvangen
van
leerde
Ik
Sepp
Dr.
,
vermeld alleen
om hem
zijn opstel
uit
te
dan-
over Kalvijns
Institutio, Onder dien theologisch
genomen
in
invloed wordt de Kerkgeschiedenis van haar
karakter
ontdaan
den ongunstigen
konfessioneel partijbelang. al
,
het
zin.
woord theologisch
Zij
Voor den Kerkhistoricus hebben
de kristelijke Kerken gelijk recht van bestaan.
derzoeken niet langer studie
hier
wordt losgemaakt van
als protestanten
Wij on-
of als katholieken.
De
der Kerkgeschiedenis wordt onttrokken aan de nood-
VII
werking der apologie
lottige
omdat de apologie,
misleidt
ten
der eer-
is
goeder trouw,
ter
zich
zelf
van de beteekenis der verschijnselen,
aanzien
oogen heeft
die de kritiek onder de
De
die altijd het graf
,
lijkheid,
apologetische behoefte
nog
is
te zien.
niet verdwenen. Zij be-
nog de studie van den oorsprong des Kristendoms
derft
van
,
Hervorming, maar vooral van de geschiedenis der
de
Omtrent
godsdiensten.
dit laatste
moet mij een woord van
het hart.
De
van de waardeering der onderscheidene godsdienst-
tijd
vormen
achten
zorgvuldige
eischt
van wat
men
waarvan
van een volk
De
mij
,
onderstelt
in de allereerste
:
waarin een godsdienst
taal,
over een godsdienst spreken,
de gedenkschriften niet in het oorspronkelijk
is
éen met
is
taal; het diepste
zijn
wezen
zijn religie.
van
beschrijving
schijnt
lijke
Mag men
Een volk
lezen kan?
een
kennis van de
geschreven?
heeft
vergelijking
kennis behoort
deze
tot
plaats, volledige
en
vergelijking,
Hapert het niet thans nog vaak aan het
grondige kennis. besef
thans gekomen. Billijke waardeering
velen
vele
word
tot ik beter
onderhoudende
godsdiensten door éen persoon ingelicht, in het beste geval
maar zonder wetenschappe-
kompilatie,
waarde, immers een niet te kon troleeren waardeering
van feiten met daarop gebouwde generalisatiën. Ten onrechte beroept
men
een
godsdienst
rol
De
godsdienst
stel
van het
hetgeen
namen meest bij
werken,
van anderen berusten.
van
door
natuurkundige
op
zich
waarnemingen
vervult
van
en
een
gebrek
aan
op
de
de bestudeering
waarneming een zeer geringe volk
leeringen;
liefdevolle
Bij
die
is
dit
iets diepers
dan een
kan
slechts
diepere
medè-leven
worden begrepen,
kennis van de taal mij niet mo-
iemand dit tegen ten aanzien van bekende volken? Niemand hecht immers veel aan een werk
gelijk voorkomt. Spreekt
den
bijvoorbeeld
over
de schrijver
Homerus
godsdienst
der
Grieken,
wanneer
noch Eschylus, Plato noch Plotinus
VIII
Ik
verstaat.
ons
wij
sloven
om
af,
Kerk
Grieksoh en Latijn ]3ijbel
zelfstandig wil beoordeelen.
dezelfde
waarin
tijden,
men
theologische
zal
En mag dan nu weder een
ons dan nog onderscheiden van de
de Vulgata kommentarieerde? Laten wij
studenten
het vervolg liever ontslaan
in
van Paulus in vertalingen lezen
in,
hun waar karakter wil vatten?
die
gunstiger
betoogen voor
te
en van de kristelijke
van de tijdroovende beoefening der oude talen Brieven
eeuwen
drie
over Islam, Boeddhisme en
schrijven
persoon
Kristendom? Maar wat
onze
,
van den
elk die de godsdiensten
Sedert
de onmisbaarheid van de grondige
kennis van Hebreeuwsch
en
cirkelgang.
voor
vrees
Laten
!
Wie
!
wij
de
heeft er lust
Maar hoe dan een
uitkomst verwacht van een godsdienstwetenschap,
gebouwd op de een of andere verzameling als the Sacred Books of the East of berichten van reizigers?
Ook
met Ranke:
hier,
die zich stelling
tot
met het Protestantisme bezighouden met de katholieke Kerk
tot de theologen
,
,
wil dit ook
in zijn tegen-
zeggen
en wijsgeeren der Middeleeuwen
Middeleeuwen kan, een verstandig
— Voor hen,
de Bronnen terug.
wat
man heden
!
ten dage nauwlijks
konventioneele Middeleeuwen
polemiek,
maar
terug
theologie en wijsbegeerte betreft,
meer éen woord
willen zeggen van een waarlijk algemeene strekking. zijn
Onze
goed voor de protestantsche
de wetenschappelijke kennis van het
voor
Katholicisme hebben
:
Over de
wij
iets
anders noodig. Wij moeten ons
weder streng houden aan het voorbeeld van Moll ons bepa,
len tot de studie der bijzonderheden. Gelijk een onzer geleer-
den een „stad in de middeleeuwen" schetste; de jeugdige, die
maar reeds
— waarom moest
verdienstelijke auteur van dit werk,
immers zoo goed weet wat Bronnenstudie
is,
oordeeling van Macaulayzoo onheusch bejegenen?
ander in de
en
mijne be-
— gelijk een
vaderlandsch geleerde ons het beeld van een klooster
Middeleeuwen ontwierp
wijsgeeren,
voor
zoover
,
zoo moest elk onzer theologen zij
zich
tot
geschiedkundige
studiën geroepen achten, eenige deelen uit die onafzienbare
IX
reeks van middeleeuwscbe folianten voor zijne rekening nemen,
en
van
elk
van
het
van
nabij
Om,
zij
het ook op een uiterst kleine schaal, de
den
bij
Thomas Aquinas op menigen
dat ik er uit mededeel, zal zeker hetzelfde zou gebeuren
maar
kennen. De krouologie van Kalvijns leven bracht mij voor
kommentaar over den Brief aan de Romeinen, en na
ik
niet zijn
had dus
Zoo ontstond
wat vóór Kalvijn was geleverd.
gaan
te
En
lezer verbazen.
elk boekdeel, dat wij openden van
bij
theologie, die wij bespreken
middeleeuwscbe
Nieuwe
het
voor den dag gehaald. Het weinige
weder eens
Testament
heb ik voor deze Nieuwe
raad,
Stadiën de kommentaren van
die
zeer
moet kennen wanneer men het Katholicisme wil voegen
te
men
nauwkeurig- teekenen, die
Katholicisme
begrijpen.
daad
ons die groote leeraars en predikers
zijne zijde
mijn laatste hoofdstuk: lektuur noch voor de theetafel noch voor hen die opgaan in de theologisch-polemische letterkunde
van
den
dag
maar misschien
,
niet
van
alle
belangrijkheid
ontbloot voor hen, die van bijzonderheden houden
bij
weten-
schappelijk onderzoek.
De
Studiën
eerste
over
Kalvijn,
in
zagen het licht kort na de stichting der kalvinistischen grondslag.
loopen,
maar een
stichting
opgewekt
der ,
is
Bijna vier jaren
de andere,
persoon,
het
zijde,
op
sedert ver-
door die Ik had
tot dusver niet bevredigd.
de eene al belangwekkender
over de Hervorming te Genève, over den
werk,
de
bedoeling van Kalvijn.
rector dier Hoogeschool heeft zich zeker laten
zijn
verwachtingen
billijkste
gehoopt op studiën van die
dan
1881 uitgegeven, vrije Universiteit
De
eerste
niet onbetuigd ge-
ten aanzien van onze oudere kalvinistisch hervormde
theologen,
al
zijne
uitgaaf
zelve
door
dwingt door inhoud en vorm de voorrede van ook
hare
grooter
methode.
bewondering
Maar
Kalvinisme onmisbaar heeft geacht onderwijs,
mocht ons
omtrent
af
dan de uitgaaf
de Hoogeschool, die als
dat
het
grondslag van hoogt^r
Kalvinisme
zelf
wel
nader inlichten. Wij honden ons
voortduring aanbevolen
bij
voor grondige kalvinistische geschriften over Kalvijn.
Want
er
ik
kan
en
wien
tot
wenden. Onder voor
de
zulk
mij
het
tot
er meestal éen
is
eind
zeggen,
bewegende
zich
een
In
een salon éen
schilderij, in
telkens
en onwillekeurig de oogen zich
geesten
der
Ik
in
zie
eeuw
zestiende
Kalvijn
iets
is
hem
Al wat
een persoonlijkheid.
belangwekkend.
te
een wetenschappelijk leven
een groote aantrekking.
oefent
Hij
Kalvijn.
kunstmuseum persoon,
begin
van het
man
veel over dien
zonder moeite
mij
voorstellen,
om
nog
valt inderdaad
Kalvijn
raakt
,
is
geheel anders dan
in Luther.
Kalvijn
een vorm van de Renaissance en trekt onze op-
is
merkzaamheid
gelijk de kunst, gelijk al
,
wat
tot dat
merk-
waardig tijdvak behoort. De eigenaardigheid der Renaissance ligt in
brek:
een stoutmoedigheid die het gevolg
gebrek
het
aan
historischen
historische ontwikkeling.
Er
der Renaissance, wanneer
men
negatiefs. Zij
is
zin,
vóór alles in het karakter
op haar oorsprong
wilde Middeleeuwen niet kennen;
dachtenis uitwisschen
;
zelfs
van een ge-
is
aan gevoel voor
waar
zij
zij
iets
let,
wil hare ge-
sommige kunstvormen der
Middeleeuwen overneemt, verloochent
zij
den
waartoe
stijl,
vormen behooren. Over geheel het tijdvak der Middeleeuwen heen, reikt zij de hand aan hetgeen haar toeschijnt de klassieke die
Oudheid
te
zijn
behoorlijke
,
zonder zich den het
kritiek
tijd
te
om
gunnen,
door
der Oudheid weder te vinden.
hart
Indien de oorsprong der Renaissance allereerst in iets positiefs
gelegen
ware, en dan natuurlijk in de behoefte
onmiddellijk uit de ware Oudheid te putten, zou zijn
en
Dat
met
in die
Oudheid de
van de
zuivere heeft
zij
niet
even groot de klassieke uit
te
onderscheiden.
gedaan, maar zonder kritiek, met een
verweet,
zij
om
begonnen
van elkander, het echte
latere bestanddeelen,
superstitie
zameld wat
tijden
zij
als
die
welke
zij
aan de Middeleeuwen
wereld overgenomen, alles bijeenge-
die wereld
kon machtig worden
,
alles na-
XI
gebootst wat er eenigszins voor vatbaar was
en dus meer
,
antieken vorm dan inhoud verkregen. Dit alles heeft plaatsgehad zonder overgang, zonder voorbereiding, zoodat
die de Renaissance vertegenwoordigen,
zij
onder de plotseling over- en aangenomen an-
zeer duidelijk,
vormen en denkbeelden en gevoelens, den ouden mensch
tieke
met
der Middeleeuwen
omdragen,
zich
terwijl juist het plot-
en eenigszins gewelddadige of onbesuisde van
selinge
terugkeeren
zaak
bedenkelijk
niet
een
Reeds daardoor werd de
het louter een terugkeeren was
dat
,
opnemen
een zich toeëigenen
,
,
van
de
lijnen, die
had, eenvoudig roomsch
godsdienst
zij
Renaissance geen godsdienst hadden
in
de
tot
Heidenen, namelijk in den zin
woord
bezigt.
De antieke
godsdienstige geest
gemoederen
de
de uitzondering: invloed
men
,
is,
en
,
óf,
bleef.
wan-
Zij
die
werden weldra
waarin de latere
tijd
dat
geest, in zoover deze een inderdaad
gaf toen niet meer
men
zijn
wijding aan
beeldde zich in op de
door niet roomsch
reeds
gelijken
en
de Oudheid had aangevangen.
Vandaar dat de Renaissance óf geen godsdienst had neer
,
van
een inenten
beschaving, nog veel minder een verder door-
antieke
trekken
het
de Oudheid een samensmelten van het oude
tot
en het nieuwe onmogelijk maakte.
de
nog
zijn.
te
Ouden
te
Dit was evenwel
de meerderheid bleef van den kristelijken
doordrongen
en slaagde er
in,
het antieke
,
zoo als
het nu eens kende en begreep, daarmede te vereenigen,
terwijl
deze vereeniging ten aanzien van het roomsch geloof
niets anders uitwerkte,
der devotie
,
dan afkeer van den geest en de vormen
gelijk die in de
Middeleeuwen waren ontstaan. De het geloof der kristelijke Kerk,
godsdienst der Renaissance
is
min het obscurantisme en de
bijgeloovige praktijken die veels-
zins
zich
als
woekerplanten
om
den
ouden stam hadtien
geslingerd.
Brasmus dien
is
de hoogste en beminnelijkste uitdrukking van
godsdienst
der
Renaissance,
die
al
de gebreken der
bestaande Kerk duidelijk inzag, zonder de geestdrift te ge-
xn apostel, die straks martelaar wordt in de
den
van
voelen
hoop van die gebreken
uit te roeien
nieuws in de plaats
iets
Ook
te stellen.
hebben het bewezen,
in Kalvijn, onze eerste Studiën
apostel, niets van den martelaar.
van den
steekt niets blijft
en voor het veroordeelde
beweging, althans
in Frankrijk buiten de protestantsche
openbaar
in
het
hij
ontvlucht
komt hij Ook dan is
tuigingen bevindt. haftigs
land en
zijn
in
zich niet bloot aan vervolging
stelt
hij
;
Voor
zijn volk.
zijne
nieuwe over-
eerst uit zoodra hij zich in veiligheid
er niets revolutionair?
Niet
optreden.
zijn
Hij
zelfs niets held-
,
stellingen
zal
hij
,
niet hij
het program van een nieuw geloof doen aanplakken tegen de
van
deur
hervormde
komen of
hij
en
een
kerk.
zonder
zijn
schrijft
waar
,
innerlijken aandrang vestigt
zelfstandigheid niet
weet
te
volgehouden
tegenover
handhaven
Als
hij zich te
werk
uit-
het voltooid,
hij
licht heeft gezien,
bij
en zonder
toeval
Genève, waar
hij zijne
oude oekumenische symbolen
de en,
heeft
boek het
zijn
doelloos rond.
tamelijk
de uiteenzetting van de
NauwHjks
naam.
verlaat de stad
doolt
Hij
leer in het latijn en laat het
kristelijke
wegens een weinig
principieel
van meening ten aanzien van eenige
verschil
kerkelijke plechtigheden, al de hoogere belangen van de jonge
protestantsche gemeente op het spel schijnt te zetten. In dien
geringen zendingsijver verraadt zich juist de sance, het
man
overwegend verstandelijk karakter
ming! Kunst en litteratuur gingen zonder kritiek Oudheid terug en meenden nu het ware
te
der Renais-
zijner tot
Hervor-
de profane
hebben gevonden.
Kalvijn ging evenzeer zonder ernstige kritiek tot de gewijde
Oudheid terug en meende nu evenzeer het ware
men
gevonden. Beiden vergaten, dat
kan kind
keeren
tot
blijft
van
hetgeen zijn
beelden roomsch; hij
ontkent;
kan
achter Kalvijn
tijd.
blijft
zich
te
hebben
slechts in schijn terug
ons
ligt,
blijft
en dat
in zijn
men
het
gronddenk-
het produkt van de overlevering die niet
ontwikkeling der Kerk die
hij
losmaken van de dogmatische verlaat,
maar verbeeldt
zich in
XIII
Nieuwe Testament
kanon van het
den
Kerk
roomsche
had
stukken
van
aanzien
ten
Dat
vastgesteld.
lezen wat de
te
groote
eenige
en
zijn illusie
is
leer-
na hem
is
de illusie gebleven van het kalvinistisch Protestantisme. Uit dit oogpunt
de strijd met Caroli,
is
den Raad van öenève, de Romeinen,
—
zijn
is
Ouder wordende, verwacht
men
vloed van wederlegging en zou
beginnen
geschil
met
brief aan
onderwerpen, in deze Studiën behandeld,
uiterst leerzaam, namelijk voor
lief
is zijn
kommentaar op den
te krijgen,
die
hen
die bereid zijn te leeren.
niet veel
men
—
meer van den
in-
bijna de vooroordeelen
immers onze medemenschen zoo
Maar in zoover als teksten nog bewijskracht hebben, mag men hopen, dat Kalvijn niet langer als de
gelukkig
maken.
man van
het vrije onderzoek zal
het
hem ontwaakt,
een en ander in
een nieuwen dag
geweest
die
van
roomsche
de
;
al is
er
dat het aanbreken van
kon doen verwachten.
het uitvloeisel van Bijbel
genomen
worden geroemd, Kalvijn
is
de
man
zelve op alle punten
leer,
en Overlevering, een
dat deel het ware Kristendom heeft
deel heeft
genoemd, en
ware Kristendom uitsluitend in de eerste der twee ge-
dat
noemde bronnen Kal vinisme
,
den
Bijbel, heeft willen
terug vinden. Het
dientengevolge de kennis van den Bijbel
heeft
en van de kristelijke Oudheid in den weg gestaan , door zich vóór die Oudheid te stellen en aan de wereld te verkondigen, dat
wie het Kalvinisme zag, het oorspronkelijk Kristendom
aanschouwde.
Voor
ons,
die thans
Nieuwe Testament en de Patres
zoowel Kalvijn
als het
lezen, is er tusschen het Kal-
vinisme en het Kristendom der twee eerste eeuwen een veel
meer
in het oog loopend verschil
dan tusschen dat Kristendom
en het Katholicisme der zestiende eeuw. wetenschappelijk
te
overwinnen, moet
Om het
men
Kalvinisme
èn aan het aan-
vangspunt, den oorsprong des Kristendoms, èn aan de Overlevering
in
ontwikkeling
haar veel
recht
en
beteekeuis
meer aandacht
voor
wijden;
de beide eerste eeuwen en de Middeleeuwen
de kristelijke dat is: moeten
—
tijdvakken,
XIV
waarin Kalvijn
al te zeer
vreemdeling was
— grondig bestu-
deerd worden.
Het Kalvinisme, mede een kind der Renaissance, kan onmovan een hooger onderwijs, dat beter
gelijk de grondslag zijn
en gezonder vruchten wil kweeken dan de Renaissance heeft
Men
voortgebracht.
dan ook slechts de keus: ófvoort-
maar
gedrongen,
achtergrond
op den
niet overwonnen; óf
volgen, die slechts van het natuurwetenschap-
methode
de
heeft
wereldbeschouwing, door de Renaissance
de
naar
arbeiden
en wiskunstig onderzoeken wetenschappelijke zekerheid
pelijk
wetenschappelijke richting schijnt mij de pa/ /^'
Als
verwacht.
/enthese van het Protestantisme gesloten. A. Pierson.
Oktober 1883.
De voorspelling van Ranke
P. S.
,
waarop ik in het begin
dezer Voorrede het oog had, luidt als volgt „Ich sehe die Zeit
mehr auf
nicht
kommen, wo
wir die neuere Q-eschichte
die Berichte, selbst nicht der gleichzeitigen
Historiker, auszer in so weit ihnen eine originale Kenntniss
geschweige denn auf die weiter abgeleiteten Be-
beiwohnte,
arbeitungen zu gründen haben, sondern aus den Relationen der Augenzeugen
und der achtesten unmittelbarsten Urkunden
anfbauen werden. formatie)
ist
Für
die hier behandelte
Epoche
Geschichte im -ZeUalter der Reformation, 5 uitg.
Om
I,
bl.
IX vlg.)."
de betrekking, waarin Kalvijn zich geplaatst heeft tot
den Bijbel zoo nauwkeurig mogelijk niet
(de Re-
diese Epoche schon nicht mehr ferne {Deutsche
over
het
hoofd worden gezien een klein
du préseot Livre, vertaling van zijne
gaven dier
te leeren
kennen,
mag
Argument
hem
geplaatst vóór zijne fransche
Institutio,
en te vinden in al de uit-
door
vei'taling, die
voorafgaan aan het jaar 1560. Een
enkele kenmerkende aanhaling
zij
mij vergund (ik eerbiedig
de spelling):
„A Fin que de
ce
present
les
Lecteurs puissent mieux faire leur proffit
liure: ie leur
veux bien monstrer en
brief,
XV auront a en prendre
l'utilité qu'ilz
.
.
.
Combien que
Escriture contienne une doctrine parfaicte
peut
comme
adiouster:
rien
voulu desployer les Thresors
en
infiniz
la saincte
a laquelle on ne
,
nostre Seigneur a
icelle
de sa Sapience;
toutesfois
une personne, qui n'y sera pas fort exercité, a bon mestier (besoin) de quelque conduicte et addresse, pour scavoir ce quelle y doibt eer eb er." Inzonderheid de allerlaatste woorden zijn belangrijk. Men niet de Schrift onderzoeken
moet wat
van
Kalvijn
worden
maar
,
dat er in gezocht
voren zegt,
te
in de Schrift zoeken
moet
hetgeen dan natuurlijk ook wel gevonden wordt.
;
komt geheel overeen met, en wordt nader toegelicht uit, hetgeen de Hervormer schrijft in zijn Epistre au Treschretien Roy de France (C. R. C. O. III, bl. 13 vlg.) Dit
„Bien que
vray, que nos adversaires contredisent, reprochans
est
faussement nous pretendons la parolle de Dieu, de
Neantmoins
teurs ....
pour
comme
sommes,
nous
quelle
vous
pervers
disent,
Quand Paul
icelle lecture.
voulu que toute prophetie fust conforme a l'analogie de
litude tres
foy (toespeling op
la
certaine reigle pour
Or
1'Escriture.
reigle de foy,
Men
Van
nisme:
nous avons de
hier
tast
de
Rom.
esprouver
nostre
si
la-
corrup-
sera bon de dire icy quelque chose
il
voye a
apprester
ils
est
la victoire
analogie
il
a
a
simi-
mis une
interpretation de
toute
doctrine
groote
12, 6),
et
examinee
a
ceste
en main".
zelfmisleiding
van het Kalvi-
of proportie des geloofs, volgens
welke het „profeteeren" in de gemeente moet plaats grijpen
Rom.
naar Bijbel
wat
hij
V2
moet leert;
worden uitgelegd.
mag
niet op alle
heeft slechts gezag,
analogia
ding,
—
maakt het een norma, naar welke de
6,
,
fidei,
—
waar
Bijbel
mag
niet leeren
punten gelijk gezag hebben;
leert
wat met de norma
of de
natuurlijk
een zuiver menschelijke vin-
mag
slechts datgene leeren, waar-
overeenstemt;
van men reeds van
hij
De
te
voren weet „qu'on
onderzoek der Schrift
,
l'y doibt cercher."
Elk
dat waarachtige kennis dier Schrift ten
XVI doel heeft,
van
is
De ervaring
daarmede onmogelijk gemaakt. heeft dan ook geleerd
eeuwen
drie
,
dat
rechtzinnige Schriftbeschouwing nooit te weten eigenlijk in den Bijbel
nog
theologie
pseudos;
leest
invloed van
die noodlottige „analogia fidei."
altijd
nog heden ten dage den
thans slechts een anderen
er
naam voor men :
Bijbel onder den
Men
heeft er
spreekt thans van
het „centrum", van „het hart", van de „organische Schrift", waaruit alles zal
der te
pogingen
gader
autoriteit,
die
autoriteit
niet
tuurlijk
nooit
om
men met
metterdaad
al
ontsnappen aan een
te
Wat van die meer kan worden aangenomen, behoort natot
„Discipelen des
de lippen
dat centrum.
huldigt.
Men
zie o. a.
w oor ds".
tegen de genoemde zelfmisleiding lang
zij
nog
zal
de jongste
H. Gunning:
J.
Onverdachte eerlijkheid
bijna grenzenlooze openhartigheid beschermen
vraag, hoe
eenheid
moeten verklaard worden:
openingsrede van mijn vriend en ambtgenoot
niet
pro-
proton
aan het oude
testantsche
lijdt
de
komt wat
De rechtzinnige
lezen staat.
te
men met
,
hem,
zelfs
en
hem,
waarvan ik mij
af-
kunnen aanhouden, nu het N.
Testament ook door filologen begint gelezen
te
worden.
A. P.
DRUKFOUT. Het doet kende
mij leed, dat, in weerwil van mijne voorzorg,
de
be-
naam van een geacht vaderlandsch geleerde onnauwkeurig
werd opgegeven
in de noot
op
bl.
208.
INLEIDING. Het over
eerste hoofdstuk
Omwenteling
de
van onze vroegere Studiën handelde te
Genève vóór Kalvijn
en beloofde
,
omwen-
een latere toelichting van den toestand, Avaarin deze teling ,de gemeente, en vooral haar
had
moedigen predikant
Farel,
Daaruit zou blijken, „in welke behoefte de
gebracht".
komst van Kalvijn Thans moet die
1536 moest voorzien'.
in Juli belofte
worden vervuld.
')
Ik heb dus na
te
gaan, uit de Bronnen, wat in de eerste zes of zeven maanden
van 1536 in Genève en omstreken kenmerkends Reeds den
15'^''"
is
voorgevallen.
Februari hadden deHeerenvan Genève zich
den Raad van Neuchatel gericht, opdat de Raad hun Pierre
tot
Viret mocht afstaan
nomen den
dat
,
zijn
zij
,
van wieu
zij
zooveel goeds hadden ver-
in de tegenwoordige moeilijke otiistandighe-
medewerking
niet wilden ontberen.
-)
Maar Neuchatel
kon dien wensch niet inwilligen, vooreerst omdat het zelfde
nog
niet
kon missen, maar evenzeer om-
voor
hem
nauwelijks veilig achtte.
diensten van Yiret dat het de reis
ook
er
^)
Genève komen mocht,
te
hij
— Wie
zou er een zware taak
te
vervullen hebben. In beroeringen en onlusten, als toen hadden plaats gegrepen, pleegt groote verbittering
1)
Studiën over Joh. Kalvijn,
die onmiddellijk aan de aangehaalde
1881,
gewekt
bl.
57.
te
worden.
In den volzin,
woorden voorafgaat,
is
een druk-
fout ingeslopen: er staat 13 in plaats van 18 Februari. -)
bl. 3)
Herminjard, C or resp on
392 t.
dance des Reformateurs,
vlg. a.
p. bl.
393. 1
III,
die gisteren
Zij
nog sidderden, zegepralen heden
die gis-
zij
;
teren nog op de toekomst durfden rekenen, zien lieden al liun
hoop vervlogen en worden licht voor vijanden gehouden van
Een ruime, een verzoenende geslagen wonden te heelen en een nieuwe orde der dingen te vestigen. Simon Grynseus, in Basel, vreesde dat het daaraan te Genève ontbrak. Men
den nieuwen staat van zaken. geest
is
in zulke dagen noodig,
zegt, schrijft hij
over
om
20 Maart aan Farel,
sommige burgers onverzoenlijk
te
zijt,
Genève, dat terwijl een
gij
tegen-
algemeene
amnestie moest worden afgekondigd over allen die niet openlijk
hebben gekonspireerd tegen de Republiek. Geen burger die terug wil keeren moet verbannen worden. wel niet juist ingelicht; ofwel,
want Genève had
hij
*)
Grynseus was even-
zag de zaken
te
donker in,
reeds blijken van toenadering gegeven.
Evenzeer gaf de Republiek
^)
een bewijs van politiek beleid,
door niet op onmiddellijke invoering van de Reformatie aan „Sic enim fertur, vos erga cives eos qui habiti sunt quomodo-
*)
cunque
eodem
in
alieni,
licet
cuiusquam babere rationem quicunque
non
discrimine
fuerint
cum
rebus
et
omnibus, nunc parta salute, esse impiacabiles et nolle
facultatibus
in
..
Censeo
exitium Reipublicae et
sint macbinati...
Eogo, neminem
ignoscendum omnibus esse in
urbem ipsam diu palam
ejicietis,
qui esse apud vos et
reconciliari studet."
Inderdaad luidde het
2)
dekreet,
„sic fertur" zinspeelt, reeds in 1536), res
quod. ..omnes cives sub uno
iam actae,
extinctae
sint."
illis
waarop
zijn geest:
Grynseus
met
„Fuit statum
concordio
vivant
et
zijn
(6
Febr.
a
modo
exceptis quae publicam proditionem respitiunt,
Maar ook: „Fuit edictum, quod
si
quis pro hiis
qui civitati contrariarunt, aut pro hiis qui civitatem in necessitate
dereliquerunt et illam absentarunt, deprecetur, aniico
civitatis,
immo
et
is
habeatur pro non
inimico ac productore.
Fuitque dictum
quod nunquam loquatur de tibus de
recipiendis condempnatis et sibi adheren-
nova benda fugitivorum." Herminjard
verg. noot 4: „(Besluit
III, bl. 395,
noot 2;
van den Eaad van twee honderd, 28 Februari):
Sésolu... que nulz ne soit permys dès icy en la revenir alaville,
ny résider en
icelle,
et
que leurs femmes leurs soyent
om Genève,
te dring-en in die
landen
Bisschop en
liet
Kapittel
publiek
eed
van getrouwheid
den
die kort te voren den nog onderhoorig, nu aan de Re-
Raad van Genève bericht dienzclfden
in
gemeend
die de stad in
dit althans
—
brief zoover,
—
zijn,
kwamen
het
aan Frans
I,
*)
De
en gaat
kan nauwlijks ernstig
om
van den koning
zweren.
leeraars te vragen,
ware leer van Kristus onderrichten en op
«ie
hare
dwalingen opmerkzaam zullen maken.
stelt
zich
Ja,
de
Raad
in dit schrijven aan, niet als een regeering, op-
tredende met een afgerond hervormingsplan in godsdienstige
aangelegenheden, maar
een
als
nog de waarheid hebben
die
te vinden.
-)
Het
Waar
volkomen goed wat
zich kerkelijk
zoeken en begeerig
te
zijn
haar
waar, dat de praktijk niet altoos aan deze
is
gezindheid beantwoordde, reeds
vergadering van mannen,
gezag;
het pas gaf, wist de Raad
wilde, en schroomde
hij
hij
bijvoorbeeld ter gelegenheid
zelfs,
niet,
van
het Paaschfeest te Thy, de zoogenaamde macht der Sleutelen,
aan
te
matigen.
^)
en was het gebruik van den
Officieel is
envoyées." Maar 18 Maart werd dit besluit teruggenomen, en werden eenige ballingen tegen een boete begenadigd. *)
Pour
De Eaad van Genève aan Madame de Nemours, tante van Frans I: satisfaire Ie Eoy et vous... nous avons conclud de ne faire
innover quant a la Religion, mais
Thy)
Aan Frans
)
om
ainsi qu'il plaira a
wie
Dieu
les
les laisser (nl.
de inwoners van
conduyre."
I: „et serons prests,
si
ainsi ilz (nl.
de leeraars
vragen) Ie montrent, non seulement a Tbie, mais par
zij
toutes nos terres (ainsi que cbescung bon cbrestien doit faire), de
pourvoyr comme par
De
Ie
commandement de Dieu il nous sera manifeste."
dagteekening van dezen
zonderlingen brief
van Farel, die dus wel invloed ^)
nam
De
brief aan Frans I
Raad van Genève het volgende kenmerkend
is
van de band
van 5 April.
Slechts een dag vroeger besluit:
Sur
proposé par nostre chastelain de Thiez (datzelfde Thy,
God zou mogen dienen naar zijn overtuiging omtrent que ceux de Thiez font doubte soy présenter en l'esa ces Pasques prochaines (16 April) a cause d'aucunes lettres i^edereen
de Schrift) glise
is
hebben gehad op de redaktie.
de
ce qu'est
waar
zal
,
,
naam van Lutheraan nog
verboden.
*)
Een opmerkelijk geven
en nemen; een van den nood een deugd maken, echt zeeman-
Hoe kon het Reformatie met den wereldlijken arm en staat-
kenmerkt dezen
schap
nu de
anders,
tijd
van overgang.
^)
kundig overleg moest zegevieren, en voorzichtigheid overal onmisbaar was, zoolang de soevereiniteit van Bern nog niet d'excommuniement qui sont volentier
que
verleenende
solutie
qu'il
ware
als
,
hij
.
,
par quoi
Est esté résolu
paus of priester, en het
die zooeven vroeg aan
E.aad,
zelfde
.
Ziedaar den Raad van Genève ab-
tenons pour absols."
les
aucuns executeés
uue patente aux vicaires du dict mandement, que
l'on escrive
nous
esté contre
remede de absolution.
desirent avoir
ils
is
die-
Frans I: „nous envoyez eeux
vous plaira des plus excellens du grand nombre de vos tant
saiges, literéz docteurs enz." ^)
van fuisti
395: „arrestatum fuit (door den Eaad modo, nemo alium objurget: „Tu es vel Papista, aut Lutheranus; imo omnes sub sancto Dei Evangelie
Herminjard III, quod,
Genève)
bl.
a
vivant." 2)
Men
zie vooral bij
Herminjard Brief 547
Bern aan den Vicaris van Lausanne
,
,
van den Raad van
wel te verstaan geschreven
den 6 April, eer Bern in het, toen eerst sedert eenige dagen veroverd,
Waadtland ten had Ie
volle meester was.
Maart
31
eerst
nous
Vicaire,
De
generaal van het Berner leger
intocht gedaan in Lausanne. „Monsieur
zijn
havons, par ce présent porteur, entendu votre
intention touchant Ie benefice de la cure Crissey
Lausanne) later
aves
qu'
geven)
weinig
,
nous
maintenir... vous ofFrans
—
prions en si
eest
Dieu
de
se
,
de buurt van
tiégnant
Bern
endroict vous vouloir
serons content de cella faire et de
permectre que la messe audict lieu, pour rolle
(in
obtenue en droict (om dat recht zal
[tiennent]
Ie
par
présent, avec la Pa-
ensemble
—
de faire
quelque raisonable parthy des revenues de la dicte cure au prédicant
que sera deputé pour
sermon que
de
disront
pastoor
illecq
prêcher la Parolle de Dieu... et que
Ie
Parrolle ne soit aulcungnement empesché par eeux
la
et
ourront
la...
messe."
Een
ideale
toestand:
de
een deel van zijne inkomsten afstaande ten bate van den
Predikant
I
Die verdraagzaamheid mishaagt ons voorzeker uiet,
maar wanneer
zij
geoefend kon worden, toen
men nog
niet sterk ge-
Bern, het
Lausanne,
te
terrein,
Zoo duldt
grondslagen was gevestigd!
onomstootelijke
op
eer het zich geheel meester voelt van
de mis naast de predikatie, den pastoor naast
den predikant
(6
April)
,
maar een half
Bern den dominikamer de Monbouson
Den
treden en gelast het zijn vertrek.
de heiligenbeelden nog niet vernielen
')
jaar later verbiedt
Lausanne op
te 18'^'^"
April
te
mag men
Thonon, waar even-
te
zeer een groote processie niet verhinderd wordt; een processie
van boven de drie honderd mannen en veel meer vrouwen, en
die
men
op
touw
had gezet,
om
juist
te
toonen, dat
de roomsche leligie nog in kracht was. Datzelfde Paaschfeest, ter eer waarvan de Raad van Genève
had gegeven aan de gemeente van Thy, werd in
absolutie
Genève naar den protestantschen toevloed
nog
van geloovigen gevierd, maar overmoedig.
niet
Ia
Paaschfeest gewaagt,
dat
Thonon,
onder
ritus
zijn
liet
een grooten
maakte Farel
denzelfden brief, waarin betuigt
hij
hij
van
Christophe Fabri, te
groote ingenomenheid met de tei'ughouding die
tegenover de „Papisten" in acht neemt, en vermaant
hij
hij
dien prediker ook in het vervolg hen door zachtheid te win-
nen voor Kristus, die
er wel velen tot zich zal trekken.
Gelijk wij dit reeds weten,
lang hopen kan
uoeg was,
dan
,
zoo evenzeer dat Farel niet
^)
Genève het middel
zelf daartoe te
om onverdraagzaam
later de betuigingen
te zijn,
te zullen
welk vertrouwen kunnen ons
inboezemen omtrent de onmogelijkheid dat
Kristus en Belial samenwonen, dat licht en duister elkander vreed-
zaam aanzien. Met eerbied ginsel
komt men
te laat,
te
vragen voor getrouwheid aan een be-
wanneer men eerst komt, zoodra die
ge-
trouwheid aan geen gevaar meer blootstelt. uit Thonon „A concione vero publicatum Dominorum edictum, quo cavetur ne simulacra diruta restituantur, et quae restant non demoliantur, donc visum fuerit Do mi nis." De laatste clausule is leerzaam. Aan individuëelen *)
Pabri aan Farel
,
:
est...
geloofsijver 2)
wordt weinig overgelaten.
Studiën over Joh Kalvijn,bl. 254
vlg.
6
Daar was
zijn.
niet
hij
populair; zoo weinig, dat
raadzaam oordeelde met Fahri vaii Misschien zou Fabri
hij
Thonon dikwerf te
het
ruilen.
Genève gelukken, wat hem, Farel,
te
ontging.
Omtrent de oorzaken van niets
dan gissingen
legen
zijn
zijn
Een
geven.
te
impopulariteit hebben wij dier oorzaken
kan ge-
geweest in de gestrengheid, waarmede in de jonge
gemeente zekere gebruiken van het wereldsche leven werden geweerd, Den te
29^*'^'^
Genève en Farel
eerste
April (een Zaterdag) was Fabri weder eens te
Van
Thonon.
uit
Genève
schrijft
de
aan den laatstgenoemde, en onder anderen over een
zaak die hem, Fabri, zeer ter harte ging, maar waarvan wij
kunnen aannemen, dat
veilig
zij
door Fabri geheel in overleg
met Farel werd behandeld. Er waren negen of tien huwelijksinzegeningen op handen tegen Zondag 30 April en Zonhet woord
is
van Fabri, en
schertst niet,
hij
met loshangende haren
van
van, en stelt den
Maar Fabri
Raad van Genève
Eaad
dien
zijn
komen
in de kerk te
huwelijk zou worden ingezegend.
deelt
— — het komplot
De bruiden hadden „een komplot" gemaakt,
dag 7 Mei.
als
het
krijgt er de lucht
er van op de hoogte; hij
voornemen mede om de plechtigheid wanneer die booze samenzwering
niet te doen plaats hebben,
plicht
Ook herinnerde hij den Eaad aan zijn om tegen de genoemde ergernis te waken. Fabri
kreeg
zijn
werd uitgevoerd.
zin.
*)
Het
lijdt
geen
twijfel of
de afkeuring
van het lange loshangende haar was gegrond op den welbekenden tekst uit den eersten Brief aan de Korinthen van den 1)
Apostel
Paulus (Hoofdstuk
„Praeterea,
cum novem
aut
11).
Farel zegt het zelf en
decem desponsationes duobus
hisce proximis diebus dominicis bic publice admittendas receperim, et
desponsandas olfecerim una conjurasse, ut passis crinibus ad
templum concederent, id
agerent,
ommia
exemplo
detexi,
dicens
et,
si
renueremus,
sic
redirent et domi suae
—
quam nuper repulli, Senatui baec me ne unam quidem sic recepturum, et nisi
illius
praecaverent ab offendiculis imminentibus et deliberatis, eos omnium,
wenscht Fabri geluk met
zijn onverzettelijke
het gebod des Heeren
Vastheid en
')
!
handhaving van
moed
eischte de
toe-
stand in alle opzichten, want de oppositie was groot en dik-
werf
Een
onbeschoft.
dien
geestelijke,
men
weet
Lambert,
Denis
wij later
naar welke aanleiding,
niet,
een
protestantsch
weer zullen ontmoeten, werd,
—
—
tweemalen toe
tot
met asch en stukken glas gevuld, ook vrouw tamelijk ernstig gewond. De priesters waren nog
bestrooid uit zakken, zijn
Farel tracht althans een geloofsgenoot aan
zeer te duchten.
van het gymnasium
hoofd
het
Genève
te
te
doen plaatsen
en wekt Fabri op, zich moeite daarvoor te geven, opdat niet een „getonsureerde"
1535
gustus
alles in
de war sture.
had de Raad
^)
bij
^)
herhaling
Sedert 10 Aual
de priesters
van het grondgebied van Genève voor zich geroepen,
om hen
in staat waren, de wettigheid der
mis en
vragen
te
,
of
zij
van menschelijke vinding"
die „der andere plechtigheden
non nos,
in causa fore si evenerint.
dis id vetuerunt
nescio quid
;
sit
Arme menschheid, zoo bevredigend
uitlegger
kan
[zie
Men ziet met welk een volkomen
ernst deze „mutsenkwestie" in de zestiende
werd.
vero singulis desponsan-
Illi
futurum." (Brief553) Evenzoo (A)
later overden zin dezer letter] 28 April.
te
eeuw
te
Genève behandeld
lang beheerscht door een tekst dien geen
Het grieksche woord,
verklaren!
in
onze Statenoverzetting door „macht op het hoofd" geheel willekeurig teruggegeven, kan zelfs niemand vertalen. Brief 555
*)
bij
Herminjard:
„Bene
egisti
super desponsandis
iuxtra praeceptum Domini (hoe men daaruit wel
ut
het
toilet
bij
de
huwelijksinzegening?)
congregationem
afleidde intrent."
Niets geeft een zonderlinger dunk van het verstand van sommige
hervormers dan hun willekeurig interpreteeren van den Bijbel. 2)
Herminjard IV,
rursus operam
bl.
48. In dezen zelfden brief lees ik:
super scortis
profligandis
,
ut
„Dabis
quae supersunt ac
offendiculo sunt, potissimum ejiciantur." 3)
fuit
m.
Studiën over Kalvyn
bl.
57.
„Die Martis 10 Aug
Congregatum Consilium Ducentenarium. In quo primo
dictus
Farellus,
.
.
.
intravit
cum Petro Vireto, lacobo Bernardo et Fratre magna oratione facta, proposuit, sicut fuit facta
lacobo. [Farellus],
8
Op hun ontkennend antwoord, werd hun
verdedigen.
1535) verboden, in het vervolg de mis
cember
Den
of andere sakramenten.
waren
bereid
zij
langer,
niei
andere
en
lezen
verklaarden
leven naar de evangelische leer en
te
sakramenten
pauselijke
dat
,
April 1536 werden dertien
S^*^"
weerwil van het verbod,
in
te
de mis te
bedienen.
bestudeeren en dan beter in staat
schrift te
quam
et sua facta substinerent.
obtulerunt
mortem
den Raad Voorsom-
et suis socii
quae praedicarunt
cum eo ,
se paratos
etiam usque ad
prout et de praesenti se offerunt paratos subire mortem
,
quatenus contra convicti
Deum
de
fuerunt vocati sacerdotes, ut audirent,
Ipseque,
omnia
sustinere
om
,
te zijn
bescheid te geven.') Dat verzoek werd toegestaan.
publica Disputa, ad
Zij
wel wilden leven naar de evangelische
zij
maar gaarne nog een maand zouden hebben
leer,
De-
Eaad gedaagd. Claude Savoye vroeg hen,
priesters voor den
of
(6
bedienen
te
S.
fuerint,
Scripturas aliquid dixerint, et per presbiteros
nihil
de presbyteris requirentes, nisi quod ad
convertantur (dat „nihil-nisi"
is
verrukkelijk van naïveteit)
suppHcantes insuper judicari super Disputa prius facta. Superbus omni-
bus diu disceptato,
fuit
advisum
et
maiori voce resolutum, quod te
neantur Consilia diebus ertraordinariis, ad quae vocentur sacerdotes et
coram
*)
In Deel
Opera
uitlade
opgenomen,
Hé gi stres du
bl.
189
— 818,
Deze Annalen
zijn
wat
zij
samenge
Conseil, door hen nageplozen voor
— 1564 en meestal textueel teruggegeven. De Régistres
de
(A.)
den
Stijl,
orthografie
[Zie boven blz. 6
Pièces historiques,
van Genève; een
3°.
Corpus Eeformatorum, Calvin
uitgevers
bestuurde.
even slordig
in
van het
substinere missas et ymagines III, bl. 424.
het proces-verbaal van de zittingen van het lichaam dat de
Hepubliek
2°.
velint
si
Herminjard
Annales Calviniani.
de jaren 1536 zijn
XXI
hebben de
noemen: steld
proponatur
eis
bene videatur."
et res
deel
daarvan
als is
en
Noot N°.
schrift: alles
waarvan Kalvijn
lid was.
hier
1
bewaard
in het Archief
door de uitgevers opgenomen
Thesaurus Epistolicus (B.). Régistres des Actes du Consistoire
de
is
1].
van Genéve,
Veel, misschien belangrijks, moest hier
9
meende de Raad
mig'e priesters
worden
wegens
overgeslagen
akten
die
uit
bovendien
Extrakten
schrift.
door
niet altijd het oorspronkelijk
hij
eigen schrift even onleesbaar
zijn
is
het onleesbare
autografisch uitgegeven
zijn
vooreerst heeft
ongetwijfeld, dat Let bestu-
Maar
Cramer.
goed gelezen; en als het
oorspron-
kelijk (C).
Eógistres des Actes de Baptcme
de
4°.
Zij
beginnen eerst met het jaar 1550 de
5°.
Eégistres de
et de
Mariage.
(D.).
Vonérable Compagnie,
la
een zeer
onvolledig proces-verbaal van de Handelingen van dat lichaam
de Archieven van Bern
6°.
bewaard uit de
,
(E.).
de rijke verzameling van Brieven
de Archieven van Zurich, en eindelijk aanteekeningen
in
Archives du Chapitre de Saint Thomas
in Straats-
burg (F).
Een Leven van
7°.
spronkelijk
deze
lijst
Zoo begin „M.
Ie
maken, hoe belangrijk een
haakjes
zijn
door mij achter elk
nummer genoemde
koUectie
kunnen aanhalen. voor die merkwaardige zitting van
terstond
de
faict
ver-
Annales Calviniani kunnen
de onder dat
sindique Savoye a
Savoir
te
de
den tekst geresumeerd, met een citaat uit
Nous vous avons pour
om
te
letter
ik
April 1536, in
in
letters
der nummers geplaatst
met een enkele
op
licht
Bronnen
Kapitale
een
,
).
valt
zameling van ware bevatten.
Farel, door Perrot, in handschrift. Het oor-
de Bibliothèque des Pasteurs de Neuchatel
Bern (G
afschrift te
Uit
in
is
commence
a
(A.)
3 :
parier audits prebstres:
demander par resolution de nostre Conseil
vous
sil
vous
voles
vivre
selon
la
doctrine
evangelicque aussi pour vous corriger de ce que contre les deffenses
vous
sont de nostre
aultre
papal
desplaict.
par (part) faictes avez dict messe et faicte
sacrement
contre
lordonnance de
Surquoy ont tantost respondu que
il
Dieu que
nous
veulent bien vivre
selon levangille, toutefFois hont dict: Messieurs nous vous prions il vous plaise nous laisser vivre comment nous avons advertys et comment font nouz voysins et nous sumes ceulx que en tout vous voulons obeir. Nos devantiers
sont
touteffois
este
(ont
été)
gens
de
biens, nous Ie volons
suyvre,
quant nous verrons que noz voysins changeront facon de
vivre nous fairons
comment
iceulx. Alors par la
bouche dudit
Cl.
10
van
deeren
de
gevangenis.
Schrift
Omgekeerd, werden
genomen om
De
in de
er omstreeks dezen tijd reeds besluiten
in het onderhoud der gereformeerde predikanten
,
Genève
te
kon geschieden
rustigst
liet
*)
voorzien.
te
®)
meer te duchten, omdat nog geen macht tot, het voeren
oppositie der priesters was te
Bern nog geen lust had
of
in,
van een radikale politiek in de godsdienstige aangelegenheden.
Bern wilde
nog ieder
mis
^)
de
Savoye
gaan.
te
este
est
a
il
ha des
livres
respondu
que
il
lezer
[de
audit
naar de preek of naar
par
lesquelz
une
a
il
il
priesters zelfs een
verwachte geenerlei konse-
Don George Putex
kwentie in de spelling!]
que
om
Thonon maken de
In
dict
laten
vrij
[pastoor van Satigny]
Surquoy
seduyt Ie peuple. sur
postille
Alors
levangille.
Maistre Farel luy ha dict que lonse doibt tenir a l'evangille plustost
que a
la postille
.
.
et icy leur
strances Ie dit Farel, auquel
Mal va que
de
a faict plusieurs belles remon-
hont respondu par
il
que lonleslaisseencore pour ung moys lire sur levangille
myeulx
et
1)
(A)
in
une
Et nous apres
prochain pour pouvoir
avoir
les
ois
avons
leur
entier."
dato
12 Mei
(bij
Herminjard staat 13 Mei)
d.
vijf
i.
brief aan Frans I:) „lei est este parlé des prebstres
soient
quils
de celluy
supplient
puysse plus franchement
aultrefiFois il
pour avoir dict messe contre
détenus résolu
affin
,
respondre.
donne ung moy
weken na den
la voix
ce quil dit est vray mais toutefFois il
deffenses
les
,
esté
est
et
menéz a Riva au sermon, dimenche prochain,
a confesser devant chescung leur meffait, et par tel
moyen
leur sera
pardonne.'" 2j
(A) in dato 7 April en 10 Mei.
^)
Deklaratie van de Berner regeering van 13 Mei 1536 (Her-
minjard IV,
bl.
draagzaamheid
51 noot
bij
5)
van Maxilly, of van Machilly aan Claude Savoye: sent que et
Bij
Bern louter politiek, was de Michel de Blonay
anderen overtuiging. bij
Jussy
?
schrijft
advise
folies.
.
et
.
ne
facent cella, ne qui allent au sermon,
ne dict l'on poynt de messe. Pourquoy
l'on
21 Februari 1536
„Ceux de Jussy font plusieurs
demy dozainne qui
ver-
heer
,
,
.
.
je
vous prie
de laisser dire la messe a qui la voudra
,
.
.
.
que
ensemble
Ie
11
Farel ontroerd,
')
zoodat
hoe eer hoe beter een einde zou
hij
men ook
willen zien aan die verdraagzaamheid, waarvan
Genève nog
Welk een
aan de tante van Frans
I.
van Mei) in
Thonon had
Men
bekend.
ook
datzelfde
had
er
-)
overlast Fabri (begin
ons reeds
te lijden, is
Bern terstond van onderricht,
kwam, de zaak
weldra tusselienbeide
^)
dat dan
instrueerde, de
opposanten strafte en daarmede bereikte, dat de opkomst de preek
Het
veel talrijker werd.
Mei
24
Fabri,
te
niet in beginsel afkeerig was, blijkens den brief
1536
uit
bij
verwonderlijk, schrijft
is
Thonon,
op
cynischen
vrij
„hoe tam de wilde dieren worden door slagen en door
toon,
vrees;
preek
als
Bern zoo voortgaat zullen
Men
stroomen."
bijna allen naar de
zij
„dwingt
ziet het: het
om
ze
in te
gaan," was destijds goed gereformeerd en Bern heeft een Karel
den Groote niets
te benijden.
Maar te Genève zelf was op dit oogenblik de dwang slechts een douce violence, en greep er eerlang een eigenaardige demonstratie plaats. In dienzelfden brief van 24 Mei had Fabri Farel verzocht spoedig over te komen. Toen Farel een paar
dagen
later
aan dien wensch voldeed, bracht
Op Maandag 21 Mei had
mede.
de
hij
ons
goede tijding
bekende
reeds
Claude Savoye, eerste Syndicus der stad, aan het „publiek"
sermon
.
.
.
Et
peu a peu
l'on
cognoystra
la vérité;"
en 8 Mei
aan de Heeren van Genève: „Les présens porteurs sont venus par devers
moy,
disant que aucuns (quelques-uns) de leurs parans ont
esté prins par vostre
commandement
,
Je vous prie que, combien que ce H. K. priester te fungeeren)
,
exerssant ofBce de prestrise
soit acte
de scandalle
les veulliés laysser aller
.
.
.
(nl.
.
als
pourceque
ne sont ancores illuminés de vérité evangélique, jusques a ce
ils
que
IV
il
playraz a Dieu la mètre en leurs cueurs "
bl. 54.)
Met
Ipeveel voldoening neemt
men
(Bij
Herminjard
zulke uitspraken op.
Indien de Hervorming eens vele zulke geesten had gekend! *)
Studiën over Kalvijn,
2)
Zie boven
3)
Studiën over Kalvijn,
bl.
3 noot
bl.
255.
1. t.
a.
p.
12
vraag voorgelegd, „of
de
Evangelie
het
meer
werd), zonder
men
Geiiève leven wilde naar
te
Aug. 1535 verkondigd
het sedert S
(gelijk
verlangen naar missen, beelden, afgo-
te
Met algemeen „opsteken der handen in de lucht" had men daarop bevestigend den, of andere paapsche misbruiken.'^
geantwoord. Evenzeer werd besloten tot aanstelling van een
men goed zou beinvoering van den algemeenen leer-
wel onderrichten leeraar der jeugd, dien talen en
tot
plicht.
')
(A)
1)
cloistre
:
general
le
que
ainsi
21 Mei (een
dato
in
premier
„Le
conseil general en
de la cloche et a la trompete
de coustume et par la voye de M. Claude Savoye
propose
sindicque est
demande
quelque
au son
publiek)
(het est
deux centz toucliant este
Zondag)
iouxte la resólution du conseil ordinaire est este assemble
sil
chose
le
mode de
y avoit aucungs
contre
la
du conseil ordinaire
l'arrest
et
de
vivre et apres ce aulte (haute) voix est
parole
que sceusse
volusse dire
et
doctrine qui nous
et la
ceste cite preschee quil le dyent et a scavoir
si
trestous
est
en
veulent
pas vivre selon levangille et la parole de Dieu ainsy que dempuis
messes nous
des
labolition les
jours
bl.
56
ny
aultres
(d.
vlg
est
este preschee et
sans plus
),
aspirer
se
presche tous
Studiën over Kalvijn,
sedert 8 Aug. 1535, zie m.
i.
ny vouloir messes ymaiges ydoles
sans point daultre voix que une mesme est este generaleabusions papalles quellesquelle soyent. Surquoy
ment arreste etparelevation desmains enlairconclud a
et
Dieu promys
Dieu volons delaisser .
.
.
Jcy
a avoir
et
vivre en
toutes
ceste
este propose larticle
a cela faire scavant ..
tenu envoyer ses enfans apprendre."
soit
De
maanden
vergeleken later
papales
des escolles et sur icelluy
aussy que chescung lescholle et les faire
et
.
a
s-
in de voorlaatste plaats wijd gedrukte
worden
et
loy evangellique... veueillans
saincte
messes et aultres ceremonies et abusions
est aussy
homme
uuanimement a layde de
iure que trestous
vroorden
mogen wel
met hetgeen de predikanten van Genève acht
schrijven aan den Eaad:
„il
y a grandes suspicions
quasi apparances évidentes, qu'il y a encore plusieurs habitans
13
De eenstemmigheid was goede
ten aanzien van de geloofsverandering die
politiek:
verandering was nu eens de
prijs
waarvoor Genève den onmisbaren steun van Bern tegenover
Savoye kon verkrijgen.
Het gevaar schiep de eenstemmigheid, die natuurlijk met het gevaar verdween. ') Zoo werd de Hervorming te Genève ingevoerd
plebisciet,
bij
plebiscieten pleegt te
en ceste
Hier verder
bl.
te verg.
al
den ernst die
sont aulcunement rengé
a l'Évangille";
kenmerken.
qui ne se
ville
Herminjard IV,
bij
maar dan ook met
161.
Kampscbulte
I,
bl.
211
Ministres, den 28 April 1564 gehouden IX,
892 vlgg
bl.
„Quand
comme
).
je vins
On
rien.
Daarin getuigt
hij
(te
maar bovenal
vlgg.,
discours
de verzekering van Kalvijn zelf in zijn
adieu aux
d'
vinden C. E. C. O.
:
premierement en ceste Eglise
n'y avoit quasi
il
On
preschoit et puis c'est tout.
cercboit
bien les idoles et les brusloit-on mais il n'y avoit aucune reformation. Tout estoit en tumulte." Evenzoo in de Vie de Calvin van Nicolas Colladon, een Leven dat oorspronkelijk
op
stond
bordees idoles:
falu
naam van Beza
den
l'Evangile
:
que l'Evangile estoit a
et qu'il
recevoir
que
„disant
quand
y
il
vint,
preschoit, mais que les choses y estoyent fort des-
se
y
la
pluspart d'avoir abbatu les
avoit beaucoup de meschantes gens,
et
luy avoit
beaucoup d indignitez." C. E. C. O. XXI,
Uit een brief van de
maand Oktober 1536
ziet
men
bl.
102.
duidelijk, dat
toen reeds, naar Kalvijns oordeel, de Hervorming al te uitsluitend
bestond
„Jam
in
E. Tb.
bet verbranden der „idoles" (C
E
p. I, bl. 64):
ex multis locis idola et altaria labefactari coeperunt ac brevi
futurum sper o ut quoad huc superest repurgetur.
omnium cordibus idololatria
Faxit Domicorruati"
Bij
het licht van dit een en ander moet de demonstratie van 21
Mei
nus (zie 1)
etsi
ut
ex
boven) worden bezien.
Vita Calvini van Beza
non pauci
Ducis retibus
recusarunt,
(C.
E. C. O.
XXI,
ut
in
vixdum
virbe
et Antichristi iugo liherata
tionibus aestuante,
enz."
et
bl
126):
ex
„Quod
Sabaudi
multis adhuc
fac-
14
Van nu aan gaat de Eaad met veerkracht wel
Eaad
men
verstaan, want
te
die
is
zijne belofte
in
het gebied
Een
doet.
alles
hij
geschonden,
priester
en,
om
komt bekennen brood
zijn
te
dat
,
verdienen,
Genève onderscheidene missen bediend
van
geen genade, in de gevangenis,
heeft:
werk; de Eaad,
te
bespeurd hebben, dat het de
zal
luidt het vonnis.
*)
Een ander acht het niet noodig naar de preek te gaan; vooreerst „omdat hij gelooft in een God die door zijn Geest hem onderwijst;" dan omdat hij „geen geloof kan schenken aan de predikanten." Op nieuw ondervraagd waarom hij de ,
preek verzuimt, geeft
hem
het
Zoo
verbiedt." Dat
Maar men komt op dat
hij
(A)
^)
in dato 13
amplius
„ Jacobus
:
Mandatur 2)
adhuc
ab
tempore
illo
dato 24 Juli
het Latijn, of liever in deze beide
:
men
men behoeft niet
plures missas
tarnen implorat veniam.
[De Notulen van den Eaad
talen
meent
een koeterwaalsch, vfaarin te
het
afwis-
men
afwisselend
herkennen]: „Interrogue quil responde
est enseigne par plus
denken,
zijn
dezelfde zitting, in het Fransch en in
veult pas aller au sermon.
il
te gelasten,
^)
citra celebravit
Eespond que
porte pas quil alle et pourtant ne veult car
haut que
tel
il
sa conscience en lui
pas faire contre
prescheurs."
icelle,
(Juist,
doet alleen dienst als wapen tegen Eome. Immers)
nibus auditis fuit dis et iverit
sibi
factum mandatum quod
si
dit
«Om-
non paruerit
eri-
ad sermonem sicuti statutum est, ipse eiusque familia
debeat exire civitatem infra decem dies proximas ab hac." ^)
zou
protestantsch beginsel: handelen naar geweten,
omdat men hooger onderricht heeft dan dat van menschen. Maar beginsel
^)
incarcerari."
(A) in
selend, en zelfs voor een en
sil
zijn
de Bonis presbyter, qui iuravit
terra Genevae, ut victum consequeretur:
in
met
tractare illam herethicam factionem missalem, confi-
quod
tetur
voldoende, want
zijn
hij
om nu
het besluit terug,
Juli
geweten
dagen verlaten.
tien
„naar de preek zal gebracht worden.'''
Deze beide proeven
non
dat „zijn
natuurlijk geen verontschuldiging.
is
Genève binnen
balling
als
antwoord,
geweten niet verandert, moet
zijn
hij
familie
ten
hij
(A) in dato 15 Augustus.
15
meer
de Hervorming geenszins gewetens-
dat
bewijzen,
te
voor allen
vrijheid
heeft
noch ook „soevereiniteit
gewild,
eigen kring" voor de kristelijke overtuiging.
in
dien
wie, die eenige ervaring heeft, en de
:
vooroordeelen
dienstige
bevolking een
kent
kan
,
Boven-
')
macht van gods-
gelooven
,
een
dat
nieuw geloof omhelst, anders dan onder den
invloed of op last der Overheid?
Van
het omhelzen van een geloof kan te Genève te min-
der sprake zijn, omdat het vervolg duidelijk toont,
eenstemmigheid van zuiver negatieven aard was en
macht
dat de zelfs
de
een tyrannieken geest de kerk niet bijeen kon
van
Het onwaarachtige, dat de stemming van 21 Mei
houden.
zou spoedig genoeg aan het licht komen.
aankleefde,
Zoo hebben de gelijktijdige stukken, die wij hier wenschten raadplegen, ons begeleid als tot op den dag, waarop Kalviju
te
zich
helzen
nog
De* Registers van den Raad be-
Genève vestigde.
te
het
in dato 5
eerst
wordt
September een vermelding, wel
naam, maar toch van
niet van zijn
aangeduid
zijn
persoon. Kalvijn
„die Franschroan", die bijbellezingen
als
Daarvoor zou anders ten overvloede een nieuw bewijs te ontleeMaart 1537 „Fuit propositum negotium
^)
len zijn aan (A) in dato 19
illorum Katabaptistarum sur lesquelz a
este
advise
que iceuls
tous aultres de leur secte soyent perpetuellement bannys
poenne de
cite et terras dicelle sus sil
veulent revocquer leur opinion.
ei e
nee ne
quoy
est
God
leur
vye
.
.
.
Iceulx sont demandes
Hont respondu que leur
porte de tenir aultrement que
pronunce
te dienen
la
ils
naar
kan de kenmerkende
il
,
dat
zij
Bij
c
ons-
Pour
leus
geweten,
is
dus geen protestantsche
van niemand
zijn
,
omdat men,
leus,
bij
en
eenig
zal willen leg-
godsdienst oefenen of eischen tot den prijs van gewe-
tensverkrachting. vrijheid,
tiennent.
soyent perpetuellement baunys. zijn
nadenken, toch wel niet den Katholieken ten laste gen
et
de ceste
Ik
vrees,
dat
men
met de schoone
stelling:
de eisch der vroomheid, niet op historisch gebied
uitnemendheid lezenswaard
is
blijft.
het opstel van Ds. Cramer van En-
schede over de bekende welsprekende inaugureele rede van Prof. J.
Knappert.
16
begonnen
in
is
Pierre.
St.
De Raad
*)
daarvan wenschelijk.
Al het voorgaande heeft ons doen zien
Genève
in
dusver
tot
staatkundige
zaak
een
,
dat de
der
is
worden gedreven.
redenen
maar
dat
nog
inhoud
te
goed
zoo
geven
niets
als
vooral door
die
Hervorming
Die
vertoonde tot dusver een negatief karakter.
'een
Hervorming
Overheid en van
openbare meening,
der
eenige leidslieden
acht voortzetting
*
Zij is
een kader,
Aan dien vorm
bevat,
de staatkundige beweging te voeden
;
met een godsdienstige opwekking de bevolking van Genève op een hooger was de taak trap van zedelijke ontwikkeling te brengen en
te
door haar te verbinden
veredelen
;
,
die de
omstandigheden eiken prediker aanwezen
,
afkomstig uit het buitenland,
eiken prediker,
inzonderheid
en dienten-
gevolge aan de staatkundige verwikkelingen en partijschap-
pen vreemd. Heeft Kalvijn
begrepen?
zedelijkheid
der
die
Heeft
hij
taak vervuld?
toevertrouwd,
slechts de mislukte nabootsing juist
Heeft Kalvijn die taak
aan de lucht der vrijheid den wasdom
werk verricht, dat
of een
moet heeten op kleiner schaal
van datgane in het Katholicisme, waartegen het prote-
stantisme het meest gekant moet zijn, wanneer het zijn reden
van bestaan wil behouden? gaan
^)
Met
vraag voor den geest
die
wij verder.
„Mag. Guil. Farellus esponit
qualem
initiavit ille
de ipso
retinendo
Gallus in et
sibi
S.
sicuti
sit
necessaria illalectura
Petro, propterea supplicat videri
alimentando.
Super quo
fuit
advisum
quod advideatur de ipum substinendo." Maar 13 Januari 1537 had Kalvijn nog geen penning ontvangen.
En
onmiddellijk daarop,
voor de kuriositeit worde het hier medegedeeld, de tem.
—
:
„Item conqueritur
carminibus quae mulieres inhonestae canunt per vias et
Super
Dat „item,"
civita-
quod detur ordo ne sic fiat." verbindende de wenschelijkheid, dat die Franschman
quo
fuit
arrestatum
preeke en dat gemeene vrouwen geen gemeene liedjes meer zingen in de straten, is karakteristiek.
HOOFDSTUK
I.
KALVIJN EN CAROLL
Kalvijns werkzaamheid te Genève moet
De aanvang van
vallen tussclien 28 Augustus en 5 September 1536
Studiën over Johannes Ealvijn, van 1881, Vie de E. C. O. XXI. 30, waar bet begin van September wordt
Zie mijne
*)
Als bewijsplaats bier nog op te noemen Beza's
256.
bl.
Toen
^).
Calvin,
C.
genoemd. diem
Dies vijn,
de
gewone
1536.
werden
vlgg.,
biografie
Onder No.
uit tot betgeen in
In mijne eerste
docet.
244
bl.
Studiën over Job. Xal-
eenige bedenkingen geopperd tegen
van Ealvijn
voor de maanden Maart
— Juli
5 op bl. 245 strekten die bedenkingen zicb
men
ook
pleegt te verbalen omtrent een reis die Kalvijn
maanden naar Frankrijk zou bebben gemaakt. Daar werd „Hoe kon Kalvijn zicb in Frankrijk wagen .P" Dat vraag nog. Maar ik ben inmiddels opmerkzaam geworden op een
deze
gevraagd: ik
plaats,
de
die
king verbeft
reis
zelve,
en wel
aan Kalvijn scbrijft (15 Juli 1537):
venisses in
ven
mijne al
naar Parijs,
Ik bedoel C. E. Tb. Ep.
enz."
Is
Studiën
de bl.
reis
I,
„Quum
bl.
boven 115,
alle
beden-
waar Lopinus
Basilea Lutetiam
biermede onloocbenbaar geworden, de
245 daartegen ingebracbte bezwaren
bunne kracbt bebouden. De
blij-
biografie van Kalvijn weet voor-
loopig geen raad met de maanden, verloopen tusscben bet uitgeven
van de Institutio en
zijne allereerste vestiging te
Genève.
2
18
was
van Basel terug
hij
en zijne ongesteldheid van negen
')
Het was
voornemen
dagen
te boven.
tijd te
wijden aan de Fransche vertaling van
die in
Maart was verschenen.
zijn
zijn
beschikbaren
zijn
Institutie
Dit bericht de hervormer zelf
(13 Oktober 1536) aan Daniël, en het bericht heeft voor ons
eenige waarde, omdat het vernietigend
is
voor de nog altoos
geheel verzaakte meening, volgens welke Kalvijn zijne
niet
Insfcitutio
oorspronkelijk
Fransch
het
in
zou
hebben
opgesteld.
Van
werken aan
het
had
of Kalvijn
zich te
houden
mede de
op
^),
Een
de godsdienstgeschillen
1536)
aan Bern onderhoorige
afzonderlijk handschrift, op de bibliotheek
Terecht schrijven de uitgevers van C. R. C. O. bl.
199)
:
Ferrariam
„Hic mentionem inserimus
De quo quum
attigit,
deel te
propaganda beoogde in het sedert
Februari
en
(Januari
kort
om
van den Senaat van Bern, die daar-
last
protestantsche
Waadtland.
in het land,
begeven naar Lausanne,
nemen aan een disputatio, over te
kon evenwel vooreerst
die vertaling
komen, want nauw was de Oktobermaand
niets
(zie
Deel XXI,
Calvini italici in quo
itineris
proditum
alibi nihil certi
sit
re-
centiores autores multa fabulosa pro authenticis vendiderunt." ')
C.
Ep.
E. Th.
I,
Studiën
zie mijne eerste
p.
63 (over de beteekenis dezer afkorting,
over den hervormer,
bl. 60).
In dien brief van
Kalvijn leest men: „in ipso itinere ecclesias multas o ff end o, quibus
immorari aliquantisper rogor." bl.
(Johannes Calvin,
Staehelin
121), door een engelsehe vertaling
van Kalvijns brieven verleid,
meldt, „dasz (Calvin) einige Gemeinden, die ihn ersucht hatten auf seiner Durchreise etliche
Tage
abschlagige antwort höchlich ^)
C.
E.
Th. Ep.
I,
bei ihnen
zu verweilen, durch seine
verletzte!"
62: „Quia tamen singulis momentis de
gallica libelli nostri editione cogitabamus, et spes
esse coeperat.
.
.
.
Antequam vero deliberando
illa
prope certa iam [spes] conciderat,
disputationum Lausannensium dies iam impendebat, quibus teresse
oportebat."
Waaruit
deze
wordt ons door Kalvijn niet gezegd.
me
in-
noodzakelijkheid voortvloeide,
19
van Bern aanwezig, behelst de authentieke akten van deze
samenkomst (Mss. bist. Hel vet grond van welke
akten
III.
42 form. max.), op
het 4e deel van zijne
Ruchat, in
Histoire de la réforme de Suisse, disputatie heeft opgesteld
door Farel in het Latijn en
Fransch opgesteld, waarover de geleerde
het
hun
In
loopen.
mogen
geheel
zij
artikelen het woord gevoerd
die
zou
strijd
niet bezighouden;
ons
boezemen ons belang
alleen twee artikelen bij
het verhaal der
2 van het genoemde hand-
Folio
geeft de tien artikelen,
schrift
in
*).
omdat alleen
in,
werd door Kalvijn. Het
is
vooreerst artikel 3
„La
escripture
saincte
appelle
eglise
de Dieu tous ceux
qui croient qu'ils sont racheptez du seul sang de Jesuchrist
constamment sans
et qui
vaciller croient et
du tout
(volstrekt)
se fondent et s'appuient en la parolle dicelluy seul lequel estant retire de nous par sa presence corporelle
remplist
verne
par
vertu de son sainct Esprit soubstient gou-
la
et vivifie toutes choses." ^)
gedrukte
uit het anders
Gelijk
blijkt,
was
dit artikel ge-
richt tegen de roomsch-katholieke leer der transsubstantiatie,
de lichamelijke tegenwoordigheid van Kristus
van
de
leer
bij
het misoflfer.
woord nam
^),
Het was dan ook daarover, dat Kalvijn het en wel in de zitting van 5 Oktober. Hij had
eerst
gemeend
alles te
Wat
mij,
zoo
getuigt
schuldiging,
verachten, zijn
.
.
.
dat
wij
tot
hij,
de
wij
omdat
kunnen overlaten aan Farel en spreken noopt, het
heilige
une 2)
zij
Hoe vermetel en aanmatigend zou
De „nova
')
C. E. C. O.
p. 89, „Ie
du Faucigny, IX,
gij
niet op onze
hand
dat van ons wezen
beweert, voor ezels
van Bern, gelijk Kalvijn haar noemt, om-
ditio"
naar Herminjard IV,
faible partie
Viret.
de be-
oude kerkleeraars zouden
wel weten, dat
Indien wij de oude kerkvaders, zooals
vatte,
is
p.
701.
pays de Vaud, la terre de Gex,
et Ie Chablais." 3)
t.
a p. bl. 877 vlgg.
cours de Calvin au colloque de Lausanne.
:
Deux
dis-
20 hielden, zouden wij ze niet lezen; veel minder, geeft,
bedienen
ons
meer dan
ze
onderwijs.
niet schuldig
Toch lezen
.
wij
zijn
in geen enkel opzicht
;
.
wij
hoog opgeven van de achting welke
velen, die
hun toedragen. Gehoorzaamheid
zij
kunnen
hun evenwel verminderen
zij
waardigheid van het woord des Heeren, de eenige auto-
de
de kerk van Jezus Kristus.
riteit in 's
hun
van
waar het pas
Heeren volk genoeg
.
.
.
Wie
.
.
Aan
woord heeft
dat
in de kerk spreekt, verkondige
dat woord, niet zijne eigene leer
.
.
.
Wij, die het volk hebben
te onderwijzen, willen het volk geene menschelijke leeringen,
maar hemelsche dan ook
Maar
alle
dat
trekking
is
op
wijsheid
Nu
geven.
beweert
mensuhelijke wetten ter zijde niet zoo,
gij,
dat wij
moeten
stellen.
want menschelijke wetten hebben In
zaken.
tijdelijke
zaken,
die
be-
eeuwige
het
God Koning en Wetgever; de eenige Wèl heeft de paus door behouden en verderven kan
leven betreffen, die
is
alleen
.
zijne ondragelijke
.
.
onbeschaamdheid en duivelschen hoogmoed
(„par son impudence intolerable et orgueil diabolique") zich
macht aangematigd, voorspeld
*),
wat van den Antikrist
en volvoerd
maar de kerkvaders
hebben dat nooit gedaan, en toekomt, door met hen
wij
geven hun de
eer,
juistheid
kerkvaders, nen,
op
als
te
doen
geven.
te
om
voor achtenswaardige of
gebied,
en
men
Het was
achting voor de
zelfs
maar om achting voor de kerkvaders godsdienstig
zal
Kalvijn had beter gedaan
der beschuldiging toe
den Katholieken immers niet
hun
Hervorm-
den voor de vaders der kerk. Bijzonder klemmend het betoog niet kunnen noemen.
die
naar de waarheid Gods/'
te luisteren
Zooveel, wat aangaat de beweerde minachting der
met de
is
(„ces saincts personnaiges")
als autoriteiten
heilige
als
man-
autoriteiten
beteekenden
zij
voor Kalvijn niets hoegenaamd. Een zoon kan gezegd wor^
den
zijn
vader te minachten,
achting, zoodra *)
hij
al
betoont
hij zijn
vader groote
principieel het gezag zijns vaders loochent.
Toespeling op 2 Thess.
2,
3 vlg.
21
En nu de
deel der beschuldiging: gij verwerpt
tweede
het
kerkelijke
autoriteiten,
op uwe hand
zijn.
omdat
gij
wel weet, dat
zij
niet
Dit deel der beschuldiging geeft Kalvijn
aanleiding eenige getuigenissen van kerkleeraars aan te ha-
docetisme van Marcion wederlegd,
len. Tevtullianus heeft het
aan
herinneren, dat Kristus ons in het avond-
door
er
maal
niet het beeld
te
van
zijn
lichaam had kunnen geven, indien
dat lichaam slechts een schijn ware geweest. Zoo vast staat
het
dus
een
beeld
Tertullianus, dat wij in het
bij
van dat lichaam
kommentaar op Mattheus, tomus
er
dat
rede
zich
partij
een
der
dien
worden
door
plotseling
tot
ijverigste
men
Nog
zelf,
an-
van gelijke
plaatsen
Kalvijn aangehaald, waarna zijne eén persoon richt van de
redenaars
van
de
te
katholieke
tegen-
Lausanne, zijde.
Be-
Kristus als alomtegenwoordig, zoo gaat Kalheet
het
voort,
kerkvader,
Olaude Blancherose, geneesheer
tot
*),
schouwt vijn
van
plaatsen
strekking,
Van het
zegt Augustinus
„quodammodo vocamus sacramenta."
ze
wij
slechts
van den
schrijver
niet anders over.
brood en den wijn in het avondmaal
dere
avondmaal
werken van Chrysos-
die onder de
opgenomen, denkt
is
De
bezitten.
wanneer men haar,
die
alomtegenwoordigheid loochenen,
gelijk in de transsubstantiatie geschiedt,
Maar
het,
volgens
Kalvijn, die alomtegenwoordigheid uitsluitend toe te
kennen
verbindt aan een bepaalde plaats.
aan
goddelijke natuur van Kristus.
de
maar
Kristus deelen,
schappen van
Ook aan (hier „S.
*)
zijne
twee naturen
me
leert,
het
vous
spelling,
interpunctie
a.
p.,
Als Paulus
addresse a vous monsieur Ie docteur Blan-
en plaatsing of weglating van
volg ik hier en elders getrouw mijne Bronnen. T.
niet.
dat de lichamen der ge-
prians que apprenez a parier plus sobrement." In
clierose,
2)
dit is geenszins
^).
Schriftbewijzen ontbreekt
icy je
En
is
alleen onderscheiden tusschen de eigen-
Pol" genoemd) ons
„Et
beter
bl.
882.
de accenten
22 loovigen
van
geheel gelijk zullen
eens
zijn
aan het verheerlijkt
Kristus, dan heeft hij ons
van
lichaam
daarmede den aard
men
lichaam doen kennen, daar
Kristus'
toch niet zal
willen aannemen, dat de lichamen der geloovigen eens alom-
tegenwoordig zullen anders de
bij
kan
lichaam
het
immers zouden een
Verder:
van Kristus
hebben
zij
namen
lichaam.
verheerlijkt
Was
het
Kristus ook thans reeds
nog
Dan
een sterfelijk, óf
óf
een als
dan zou,
sterfelijk,
het lichaam van
zij,
altijd sterfelijk zijn.
verheerlijkt,
namen,
zij
zelf zijn geweest.
genuttigd
daar wij hetzelfde moeten ontvangen
tegen
zullen wel niets
wij
van het avondmaal. Maar wat
inzettiüg
niet
—
zijn.
ons nemen, dan wat de apostelen tot zich
tot
Was
het daaren-
dan zou Kristus op dat oogenblik
twee lichamen hebben gehad, een
sterfelijk
en een onsterfe-
lichaam.
lijk
Eindelijk
moeten de woorden der inzetting
:
den verstaan, dan met die ernst
gemaakt
!
Dan ook
letterlijke verklaring
letterlijk
wor-
ook volkomen
geleerd, dat Jezus' lichaam op tafel
lag en dat Jezus' bloed zich in den beker bevond.
Ziedaar
in
gang van Kalvijns betoog. Gods woord
het algemeen den
Van een nederig
buigen onder het gezag van
valt
hier zeker weinig te bespeuren,
tot
onze
blijdschap,
van
een
maar zooveel
kloeke
te
dialektiek
meer,
die,
hoe
onbeholpen destijds ook nog, veel beloofde voor de toekomst der europeesche menschheid.
nam
Kalvijn, twee dagen later,
nog eens het woord. Toen was
artikel 8 aan de orde, dat
Over hetzelfde onderwerp aldus luidt:
„Aussy civil
elle
seulement
(1'
église de Dieu) recongnoist Ie magistrat
ordonné de Dieu necessaire pour conserver
la paix et tranquilité de la chose publique.
ordonne
et
que
tous
rien contre Dieu/'
*)
Dit
artikel
obeissent
Auquel
entant quil
elle veult
ne commande
*)
verdient de aandacht,
ook
in verband
met
liet
23
Naar
van
aanleiding
werd door Kalvyn een
artikel
dit
toespraak gehouden, die in hevigheid hare wedergade zoekt,
programma van onze antirevolutionnaire ;3ie
De
werd
vraag
De
September 1882).
De
beer
vastgesteld toen het
is
gebracht
in
Savornin
„Ik voor mij verwerp
legenheid: artikel
sprake
ter
In hoever aanvaardt
partij.
Geloofsbelijdenis der Ned. Herv.
Art. 36 van de
partij
art.
Lohman
Kerk
Kamer
de Tweede zeide
die ge-
bij
iedereen vaststond, dat de over-
bij
door niemand
destijds
Dit
36 van de Belijdenis.
heid van het land een bepaalden godsdienst moest belijden.
werd
?
(28
Wij
betwist...
zijn
Dit thans
echter in een ander tijdperk gekomen, namelijk tot de overtuiging dat de Staat den waren godsdienst
dan door de meest volkomene
niet beter
vrijheid..."
. , .
van den zoogenaamden politiestaat voorgesteld
Het
verdedigen kan,
Hier wordt dus de leer
men haar
als
een vrucht van
den nieuweren
tijd.
kamp
1536 kende en, wanneer het met eigen belang over-
reeds in
blijkt
dat
in het gereformeerde
eenkwam, ook beleed. Maar, en het moet evenzeer zonder omwegen worden uitgesproken als
algemeene
regel,
als
deel van een Geloofsbelijdenis, als opgaaf
van hetgeen „de ware kerk van God" pleegt
te doen, is artikel 8
niet te gebruiken.
Om
de
praktijk
te leeren
kennen van een kerk,
die hier ge-
zegd wordt den Magistraat alleen in wereldlijke zaken te eerbiebiedigen,
is
niets leerrijker
dan een paar brieven van Fabri, pre-
dikant te Thonon,
aan niemand minder dan Farel te Genève.
brieven zijn van 8
en 12 December 1536, en te vinden
minjard IV, 1°.
wij
helaas!
Dominico
niet
meer
die,
ob publice proclamatum edictum (dat
omnes
bezitten),
quinque florenoram mulcta magis natione, in
De
Her-
125 en 130 vlgg.
bl.
,,Superiori
bij
territi,
fere
concioni
adfuerunt,
quam Principum
priori proclamatione (evenzeer verloren)
illis
indig-
proposita."
Zulke teksten maken de meening onhistorisch, dat de hervorming te
voorschijn
wetensvrijheid
zou
zijn
gekomen
verlangde;
uit
een vroomheid die naar
ge-
want men bedoelt toch geen volkomen
zelfzuchtig verlangen.
Dit ware zeker een contradictio in adjecto. tensvrijheid
liefheeft,
Wie
gunt haar ook aan anderen.
oprecht gewe-
24
wanneer althans het protokol der samenkomst
mag worden
geacht
,,Conveni Praefectum ad
2o,
penitus e medio
fendicula
Aiovuaoa
ille
prius
modum
(nl.
Denys
Lambert,
non poterit quam
fieri
Medium
tolli.
zie
later)
ut
cum
nunc non auderet revocare
Frumenti
tuo et
et
quae sunt
si
quo
indicavit
illi
praeficeret ecclesiae
Mitto
meo
in
(nl.
Codraenais tabat
tum
mandato)
quoque
additi
in
rosaria,
mandatum,
legendo
Proclamationes
in
singulis
ille
quae ges-
cum lachrymis
fere
fiunt
articuli
Dominus
causa fuerunt, ut
Propero ex ordine, quantum per occasiones
persequi.
cum mulcta
qui duo
rosaria:
Coudrée, tusschen Yvoire en Thonon)
(van collo
in
abstulit.
mandatum,
tibi
(quod omnium noluit) nomine a Praefecto ob-
Prohibentur
terreantur.
quod
cum Domino-
tentum, sed corporali addito supplitio in Pontificios, nihil
of-
intractabilis
reprimatur,
legati liunc appulerint,
rum mandatum ab hoc receptum ipse solus
maar
opportune, qui candide cupit
negocium probe curari ab omnibus,
Christi
Lausanne
te
niet slechts Kalvijus denkbeelden,
licet,
proposi-
ecclesiis,
quibus
adiguntur in prima peregrinatione hac, ut inter septimanam concioni intersint ferme sine illis
omnes: verum in
aliis
peregrinationibus id aegre nee
magna,ut existimant,violentia id praestituros video.
non
praecipiatur, nulli fere adsunt,
quod
sic
Si
enim pridie
aegre ab opera,
propter verbum Domini,cuiusnondumdelitiasnoverunt,distrahantur."
Wij behoeven
niet al te zeer te betreuren, dat de proclamatie,
waarvan Fabri gewaagt, verloren
is
gegaan.
Hier
is
den Eaad van Bern aan de parochie van Chardonne
Herminjard IV,
bl.
138
vlg.).
er een e
(te
van
vinden
bij
Waarschijnlijk waren al de procla-
matiën naar één model:
„L'Advoyer
et
conseil de Berne, nostre salut! Chiers et féaulx
nous avons entenduz que, non obstant
la deffense
que nous am-
bassadeurs a tous vous de la parroiche de Corsy ont
faicte,
et les
promesses que vous députés a nous diets ambassadeurs ont faictes de nous obéyr en l'endroit du commandement que vous ont faict de deserter des toutes cérémonies papales, vous
comme
obstinés, laissés
chanter ou disre messe en votre chapelle, ce que nous est grand regraict
et
mespxissance.
Dont vous commandons
vous incontinant dépourter de nostre indignation et
cella,
tres acertes,
de
en tant que désirrés d'éviter
grieffe punition."
25
ook de
van
kleur
zijn
colloquium van
Aan
Graaf Jean
December 1536
:
van Lausanne
admonestans
schrijft
de Baad van Bern 19
Studiën over Joh. Kalvijn,
expressément,
32
deze niet zacht
toegevendheid jegens de priesters
zijne
bl.
van den Eaad van Bern aan dien
schrijven
dato 24 Augustus 1537), waarin
(in
wordt over
berispt
*).
abolirons les cérémonies papales."
verg. mijne eerste
en voorts een
vlgg.,
Gruyère
de
geven
te
Lausanne, waarvan de opening was
„vous advertissant que en tous lieux ou sommes
souverains, que nous
Men
getrouw terug
taal
Het
aulcung délays,
sans
incontinent Ie sèrement de vuider
de
:
„Vous
leur donner
vostre ville et seigneurie, et n'y
plus faire résidence."
„Puis
^)
memoire de Hildebrandus, sprak Kalvijn,
qu'il a este fait
premier determinateur de ceste prodigieuse transsubstantiation,
bon de noter qnelle a
mesme
reverence
il
estre Ie vray corps
dent
esté la sainctete
il
est
en quelle
et
a eu ce Sacrement, qu'il a determine et deffiny
de Christ, affinque les transsubstiateurs regar-
asseurance
quelle
du personnaige
peuvent
ils
avoyr de leur doctrine, con-
gnoissans quel en a este lauteur et de quelle source elle est sortie.
Je
laisse
les
bles a ouyr
ainsi
aux
insere
empoisonnemens
symonies
larrecins
tromperies
que
les
commentaires
Mais entre autres choses
periures violences
enchantemens lesquelles
homicides
seroient horri-
racompte Beno Cardinal en ung
du il
traicte
concile de Basle faict par Pius 2.
luy reproche que voulant conclure en
8on concile de Verseil que Ie pain se tourne et convertist au corps
de Christ comme manda de ieuner rast
den
qui
ce
garius.
estant incertain et
faire la conclusion
osez tenir une chose
sa revelation ne vint point
toute deliberee.
si
vous a
voulant une
ses
ses
fois
disoit
faire
estre
cardinaux en
brandus les
et
com-
baillee.
Secundement
enchantemens
Dieu
et
Ie
tous
il
ne laissa
vifs.
Allez
l'accuse
et sorcelleries
il
iecta dedens Ie feu.
lieu public cria, plusieurs oyans,
luy avoient faict chose qui
bruleroit
il
Je ne seay comment vous
resolue et qui a este ainsi mal arresteeen
lesprit de celuy qui la
de
il
en estoit et qui avoit du meilleur ou luy ou Beren-
Et nonobstant que
pain qu'il
mal asseure de son cas
de obtenir quelque revelation qui luy decla-
affin
si
Ie
monde
que
print ce
Dont ung que Hilde-
Ie scavoit il
maintenant et dictes que
Ie
pain
26 vastgesteld op den sloten
werd
*),
poging
een
coniurations magiques." C.
moderément,
C. O.
E,.
hevigheid hebben afgestoken
et
October ge-
bij
10^*^°
verwoesting der
tot
Dieu a ladveu de celuy qui
de Marcourt, die in
8^'«"
gemist. Reeds den
Kerk van Lausanne geklaagd
Groote
de
in
est votre
heeft zijn doel niet
wordt over
Oktober taren
Oktober en dat den
P*^*^
Ie
IX,
al-
Die
-).
brule pour accomplir ses p.
884
vlgg.
Hoe
zal deze
de gematigdheid van een Antoine
namiddagpreek van 1 Okt. „parlast bien
zijn
(Chronique du pays de Correspond. des Reformateurs IV,
sans aucun blasme
Vaud)," Herminjard, 92.
bl.
Wat
hem geput
Kalvijn van kardinaal Benno verhaalt en door
wordt uit
een
insere
„traite
Basle faict par Pius 2,"
du concile de
commentaires
vinden in een in-folio van het jaar
te
is
aux
Op
1535 (zonder vermelding van plaats of uitgever).
het even rijk
met houtsneden versierde titelblad leest men F a s rerum expetendarum ac fugiendarum. In quo Insunt primum continetur concilium Basilien se. praeterea huic operi nobilissimo aliquot virorum episals zonderling
:
ciculus
.
tolae
numero
tractatus...
admiranda quaedam
et
deze traktaten
dan ook
is
fallar)
(ni
LXVI,
.
in
quibus
obstupenda invenies." Onder opgenomen (fol. 39) „Vita et Ge sta et
:
Hildebrandi descripta per Benonem Cardinalem, qui eo tempore vixit." Datgene, waarop Kalvijn een toespeling maakt, leest men fol. XL. Men moet het Kalvijn natuurlijk ten de anekdoten van Benno overneemt zonder
goede houden, dat
hij
eenige
kritiek; zonder te bedenken, dat
historische
van
Benno
den
IVde
het uiterste Twijfel
deel uitmaakte, (te is
aan
vinden
bij
Pertz,
Mon. Germ.
van
de
transsubstantiatie en raadplegen
bij
Conciliëngesch. Hildebrand, Dl. VII,
Herminjard IV,
Pertz,
IV, bl.
bl.
bl.
Legum
van waarzeggerij
in het voor de nagedach-
dien paus zoo bezwarende dekreet
Brixen (A» 1080)
1)
T. XIII, bl. 612),
van een allerhatelijkste polemiek tegen paus Hildebrand.
worden inmiddels den paus ook verweten tenis
het geschrift
en met den Panegyricus op Hendrik
T. II,
van de Synode van
bl.
51
;
te verg. Hefele,
786; V, 136 en Gfrörers werk over
737 vlg. 88 en 89.
-)
Het
kapittel berichtte, dat
27
omliggende
het
land,
geschiedden tegen het einde der
maand op last van de Heer en van Bern
zelfde
Na
zoo binnen Lausanne als
beeldenstorm,
de
en
verwoesting' in
*).
het dispuut koos de vergadering de nieuwe
van
afloop
voorgangers der gemeente; een verkiezing, waaraan Kalvijn
nog deelnam, zoowel
waarschijnlijk
de predikanten, die
als
met hem
uit
gen
werd de keus reeds bekrachtigd door den Raad
later
van Bern,
Genève waren gekomen
die den
^).
Een
Oktober aan elk der
19*^^°
da-
tiental
vijftien
nieuwe
benoeming toezond, ten
voorgangers buiten
Lausanne
gevolge waarvan
met hunne verkondiging van het Evan-
zij
zijne
van dien Raad
gelie geheel optraden als lasthebbers
^).
In Lausanne zelf werd als eerste predikant der stad Caroli aangesteld, die aan het
colloquium ijverig
deel
had genomen
en van wien Bern destijds de gunstigste verwachtingen koesterde
daarop
November 1535 nog
In
*).
tot predikant zijn
„nonnulli
habitatores
burgenses,
et
maiorem Ecclesiam, saltem a.
t.
bl.
p.,
aanstelling:
89.
1)
altaria,
Aldaar.
„l'Advoyer
-)
les
moet
Neuchatel;
te
vocantur
qui
hij
kort
men
treft
Evangelistae,
diruere volebant; Herminjard
Aldaar,
et Conseil
avons regarde l'élection que
bl.
92.
^)
Zie hier de
de Berne, nostre salut! Nous
prédicants estant a Lausanne ont
des ministres en nous pays conquestés, pour anuncer la Pa-
faict
rolle
que
benoemd
te Bazel,
de Dieu a nous soubgects des dils pays, et sur ce ordonné incontinant avoir receuz iceste, toy transpourte vers nostre
tu,
Balliff de *** lequell toy
laicq
(la)
selon
la
présentera a nous soubgets de ***.
II-
tu exerceras 1'office du ministre del'Evangile grace
que
Dieuz
t'aura
don nee.' Herminjard
a.
p.,
Raad
(tu
t.
91 vlg.
bl.
Op
zulk een aanstelling door een lastgeving van den
exerceras
l'office
voorbereid. traat
alleen
enz.)
Hoe kan politie
had Art. 8 van het de ware Kerk van
Colloquium
God
ons niet
èn aan den magis-
opdragen, èn goedkeuren, dat de magistraat
beveelt het Evangelie op een bepaalde wijze te verkondigen? 4)
1536,
C R. Th. Ep. 1, bl. 66. Farel daarentegen schrijft, 21 Nov. over hem met de grootste minachting aldaar, bl. 70. ;
28
hem
daar
Juni
aan in April of Mei 1536, terwijl daar in
reeds
van dat jaar woonde Pierre
Guido,
Basel
bij,
Bucerus
Den
huwelijk wordt ingezegend.
zijn
Capito
afgevaardigde zijner kerk met
van
theologen
de
September
van Neuchatel, de vergadering
raadsheer
waarin
en
als
hij
25^**^"
verslag
te
Daitsch-Zwitserland
hoorden uitbrengen van hunne
konferentie
met Luther. Een week
quium van
Lausanne, en daarop gaat hij naar Bern, waarbij nog
voor het eiade der Oktobermaand
een fraaie ambtelijke woning.
waarom men van
doende,
zoo weinig weet. Hij
van April of Mei
nog
zijn
keerd,
Caroli's
hij
').
in dien tijd
nog
„sacras
als
Een et
te
Het
maken.
van Farel aan Ohristophe Fabri
werk
gesteld
om
1)
Herminjard
2)
C.
zie
van Capito 1536-, is
aan
Christum docenti
van een
*)
III,
bl.
Th. Ep.
Herminjard IV,
I,
bl.
te
373
vlg,
bl.
88,
62 en 119.
3)
Herminjard IV,
bl.
116.
*)
Herminjard IV,
bl.
121 vlg.
is,
die eerste
be-
officieele
gevonden in een
Thonon, gedagteekend
handelt over pogingen, in
Denis Lambert
Bern aangesteld predikant te Genève,
E.
prediker.
nauwkeurig omschreven
eerste spoor
van 6 December 1536. Die brief het
^)
Genève gedurende
trekking wordt, voor zoover mij bekend brief
brief
December
litteras
als
^)
voorstelling van zijne positie te
maanden
werkzaam
niet. 1
niet wel mogelijk, ons een
is
tijd
waarschijnlijk tegen half Oktober, terugge-
geadresseerd
Gebenuis."
Neuchatel
te
September, ia welken korten
tot in
aan Kalvijn, waarschijnlijk van
Het
werkzaamheid
Kalvijn te Genève vooreerst
is
Pastor was
hem
Deze data verklaren vol-
er nauwlijks rustig geweest; slechts
is
huwelijk valt
Van Lausanne,
aanstelling ontvangt
zijne
van Lausanne op een aanzienlijk jaargeld
als eerste predikant
en
op het collo-
later is hij
te
en IV,
(zie
boven), een door
bewegen
bl.
geeft als
94
tot het
vlg.
datum
1
nemen
en 109.
Nov
,
maar
29
van
vermaand
ambtgenooten
der
ambt
te
naam
„Admonitus
Het
fait per
is
der broeders
het reeds op den
hij
lO'*""
Op
was een merkwaardige datum.
men
naar
werd,
Deed
^).
').
opgetreden, zonder zelf het
zijn
zal
Dat
1536?
dag
')
bediening te staken
zijn
hebben bekleed
November dien
der broeders door Kalvijn
niet waarschijnlijk, dat Kalvijn in
zeker of
naam
in
hij
verzocht
en
Daarop,
Farel was daarin niet geslaagd.
ontslag.
zijn
zoo leest men, werd
wil
de eerste konfessie van
^),
Calvinum rogaturque fratrum nomine ut
a ministerio desisteret."
In
2)
vijn
zijn brief
aan Sadolet (September 1539,
onbepaald uit:
zeer
zelf
zich.
„deinde
zie later) laat
paatoris
Kal-
munere
in
ecclesia illa (van Genève) functus sum."
„Am
3)
Kathe zou
10 November wurde die aufgestellte Glaubensnorm dem
Annahme
zur
alleen
vorgelegfc,"
Zoo
den eene „Confession de
Dit behoeft natuurlijk niet aan
Voorts
foi".
men de
zie
kritiek,
een
Maar de woorden van
14.).
ook
konfessie
van de in
niet buiten.
vraag, wie de
vember
zijn,
van
zij
Veel, indien niet alles, hangt af
Confession de foi
in,
later
in de laatste jaren bepleit,
heeft gesteld? Is
zij
wel uit de maand No-
zij
met
dat
hij
allicht de auteur
dagteekening ware.
warmte en
veel
zou
zijn geweest,
Van deze vraag nu
is
talent het voor en tegen
en wel naar aanleiding van een niet onbelangrijke vondst
in de Nationale Bibliotheek
C orpus B.ef or mator um Kalvijn
gomena,
bl.
van in
Parijs.
Toen de
waren,
XLI,
kunnen schrijven: „Hic
editis
te
quem in
uitgevers van het
1866 aan het vijfde deel van de werken
gekomen
lum, benevole lector,
antehac
162
want kort daarop neemt Kalvijn, en voor goed, zoo-
zeer de eerste plaats
ingeval
bl.
het procesverbaal sluiten zulk
de hoofdzaak van Farel, dan moet
van
te dui-
aan den
aan te balen Brief der predikanten aan den Raad van Ge-
nève van 13 Januari 1537 ontleend door Herminjard (IV, noot
beslist
10 November 1536, heeft
„Magister Guliëlmus Farellus proposuit articulos de
dit:
regimine ecclesiae." later
zegt Kampschulte.
(A), in dato
durven spreken.
ik niet
achtten
zij
zich gelukkig,
Prole-
tibi offerimus libel-
collectionibus tractatuum calvinianorum
frustra quaeres"; nl. den eersten katechismus
van
30 van Farel
afkomstig
Genève,
en
Kalvijn, den
Raad
dier
aangeboden.
stad
den
Kalvijn, 1538 te Bazel verschenen, blijkens
anae religionis institutio,
.
.
vero Latine etiam .... in lucem edita." Die allen
twijfel
mus van den hervormer.
Van
titel
verhief dus boven
franschen
bestaan van een anderen
het
een „christi-
titel
vulgari quidem prius idiomate, nunc
.
katechis-
deze fransche uitgaaf moesten de
genoemde uitgevers evenwel in diezelfde Prolegomena van 1866 verklaren: NuUum, quod sciamus, ulla in bibliotheca publica extat exemplar huius Catechismi
gallici."
Thans
dit niet
is
Henri Bordier heeft dien franschen katechismus een later ontdekt en wel in vol. 940 van de Collection rustende in de Nat. Bibliotheek van Parijs. Hij
meer waar. tiental jaren
Du
Puy, be-
daarop uitge-
is
onder dezen titel: Le Calvin publié en 15 3 7. Avec deux reimprimé pour la première fois.... notices par Albert Eilliet et Theophile Dufour. De geven
1878
in
eerste
te
Genève
notie e handelt
Genève, de tweede
is
thans
te
spreken,
de
over het vroegste verblijf van Kalvijn te
van bibliografischen aard. Achter dezen fran-
schen katechismus vindt wij
men de Confession de
zijn.
E,,
foi, waarover
en daarvan heeft Albert Eilliet trachten aan
toonen (Notice préliminaire
hand moet
H. Georg,
bij
fran9ai8
catéchisme
's
Lil), dat
p.
argumenten
zijn
geheel van Kalvijns
zij
vooral
1<'
:
eenheid in
stijl
van katechismus en konfessie; 2^ de waarschijnlijkheid, die er voor pleit,
dat Farel, die aan Kalvijn het schrijven van den katechismus
hem ook
opdroeg,
gedragen vrijheid
3'^
;
het opstellen van de konfessie zal hebben op-
de omstandigheid, dat de konfessie een met zekere
gemaakt uittreksel
is
van den katechismus
die Farel zich wel niet ten aanzien
een vrijheid,
vergund. Lieten deze argumenten geen tegenspraak toe, dan
ben
had
:
van een anders werk zal heb-
E-illiet
natuurlijk zijn zaak gewonnen.
de uitgevers van het steld,
komt hierop neder:
Kalvijn
en
een
latijnsche
Er
eenstemming.
De
gedacht;
is
Het argument, door
is
daarvan,
er zoo
fransche katechismus
gedacht
hier tegenover ge-
een fransche katechismus van
vertaling
Kalvijn. Vergelijk die twee, dan
latijn
—
Corpus Reformatorum
door iemand,
is,
goed
insgelijks
door
als volledige over-
namelijk, blijkbaar in het
die
gewoon was, althans
31
Het wordt namelijk verzekerd
in bet
Leven van Kalvijn
(uit-
gegeven in 1565), gewoonlijk toegeschreven aan Beza^ maar,
wanneer
Nu
hield, in het latijn te denken.
met theologie bezig
zich
hij
vol-
er evenzeer een fransche konfessie, (die, over welker auteur het
is
van die konfessie, welke
verschil loopt) en een latijnsche vertaling
van
Kalvijn
de
Is
overeenstemming
vertaling
ontwijfelbaar
tusschen
dit fransche origineel en de latijnsch* overzetting even
M.
volledig?
staat het fransch van de konfessie tot het
:
der konfessie, gelijk het fransch van den katechismus staat
latijn
het
tot
w.
a.
is.
van
hetgeen
Om
katechismus
met Farel het geval was,
dat
weten,
wij
aan
het
die wel latijn
latijn.
hebben de uitgevers de fransche konfessie, die
zetten,
hunne verzameling reeds eens was
in
van
Het fransch
gevonden argument de noodige bewijs-
vernuftig
dit
bij te
niet.
van iemand, die in het fransch dacht;
is
maar een zeer pover
schreef,
kracht
van den katechismus? Volstrekt
latijn
den
afgedrukt, naar de uitgaaf
ontdekte nog eens laten drukken, maar tevens
te Parijs
van kritische aanteekeningen voorzien, waarin
bij
vele uitdrukkingen
de daaraan beantwoordende uitdrukkingen van de latijnsche verta-
worden gegeven. Het komt
ling
op
mij
voor, dat deze kritische iioten
zichzelf overtuigend genoeg zijn, -maar
zen, zoolang niet
maar ook werkelijk jonger
later uitgegeven, zal
waarom
spoedig blijken, een
Ziehier
natuurlijk niets bewij-
uitgemaakt, dat de latijnsche tekst niet alleen
is
ander
argument
is
dan de fransche. Het
zoo volkomen zeker
dit niet
mag heeten.
der uitgevers, waarvan de bewijs-
kracht in het oog springt. In den franschen katechismus en in de fransche
komt
konfessie
maar met
zeer
In den katechismus
stukken blijkbaar uit de Vulgata overgezet, hetgeen
beide
evenzeer het geval
tutio.
Vader
In niet
de
is
is
latiniseerend
gemaakt
van
wanneer
hij
die
de
katechismus
beide
auteur
en
de
(sit
in
(let
zijn
wel)
fransche uitgaven van Kalvijns Insti-
in de
konfessie
nemen, dat Kalvijn een
den
de Dekaloog voor en het Onze Vader,
belangrijke afwijkingen.
de vertaling van Dekaloog en Onze venia
verbo
!).
Is
het
nu aan
te
waarheid fransche vertaling zou hebben
stukken, gelijk zal
zijn
fransche
hij
moet gedaan hebben,
van de konfessie, en daarna in uitgaven van
de Institutio
latiniseerende vertaling van diezelfde stukken zal hebben gegeven
de ?
32 gens Beza's eigen getuigenis, van de hand van Nic. Colladon. In dat Leven leest
men „Et :
advint tont ceci l'an 1536aucomnien-
cement de Septembre, mais un peu apres teur. Estant ainsi declaré Pasteur et
un
dressa
il
namelijk
men
Kalvijn
toegesclireven.
Maar met
vorige Studiën hebben het aangetoond,
—
kort teruggaf, zijn voldoende
't
noodige
het
(met
is
op den lOden
recht,
voorbehoud)
om
nog
—
onze
schrijven de uit-
De
Ik ga argumenten van minder belang voorbij. in
.
(uitgegeven in 1575), wordt deze konfessie even-
is
aan
Dit
enz,"
Leven van Kalvijn, dat wèl
laat aanbieden. In dat
van Beza zeer
confession
zonder twijfel de konfessie, die
November
fut aussi esleu Pas-
Docteur en ceste Eglise.
de
formulaire
brief
il
twee, die ik
ket auteurschap van Farel
altijd waarschijnlijk te
doen
en dien ten gevolge ook de datum van 10 November.
zijn,
Laat zien
ik
zelf
nog
een
argument mogen bijbrengen. Gelijk
worden Farel en Kalvijn
zullen,
al zeer spoedig
wij
beschuldigd
van onrechtzinnigheid op het stuk van Drieëenheid en Kristologie.
Voor zulk een beschuldiging moet toch een zekere wil
men,
zien, dat
een
voorwendsel bestaan hebben.
zeker
aanleiding, of,
Nu
zullen wij
de konfessie wel niet onrechtzinnige leeringen verkondigt,
maar omtrent gewichtige rechtzinnige leerstukken het zwijgen Dit
waart.
komt
is
niet het
Vooreerst
Dit verschil
de konfessie moet wel in de hoofdzaak van Farel
:
geest als Kalvijn zou waarschijnlijk, al
zrin.
had
het ook gewild, niet met zoo weinig bepaaldheid hebben kunnen
schrijven; terwijl ons dit
in
katechismus.
mij voor ons recht te geven tot een dubbele gevolgtrekking.
Een zoo dogmatische hij
geval met den
be-
minst
het
niet
van de
ook aan Caroli bekend moet
moed
kon
zijde
verwondert.
worden, Kalvijn
van den populairen prediker Farel
Maar
zijn
ten tweede
:
wanneer, gelijk
geweest of licht door
de hand
heeft
hem
ver-
gehad in de redaktie
van de konfessie, en deze konfessie voor Caroli aanleiding of voorwendsel konfessie
is
geweest tot zijne beschuldigingen, dan moet tusschen
en
katechismus een zeker tijdsverloop worden aangenomen, want de katechismus zou immers de leemten, die de konfessie
uit
een
dogmatisch
oogpunt
heeft,
reeds
van
te
voren hebben
aangevuld, bijaldien de beide geschriften gelijktijdig waren uitgekomen of gelijk sommigen willen, de prioriteit aan den katechismus toekwam.
33
van C. R. C. O. IX,
gevers hisce
primordiis
tam
anxie
bl.
Lil: „Ingenue fatemur, in
historiae evangelicae
Bezam
morari
et
nos non temporum
Genevensis
Colladonum.
.
.
In
ordine definiendo, non ubique certos reperiraus."
Dit was een „Belijdenis des Geloofs die alle bure-ers en inwoners van Genève en onderliooo rigen van het land moesten bezweren/' Al was zij niet door Kalvijn opgesteld (men vergelijke Kampschulte, bl. 285), het denkbeeld om door dit middel te midden van een nog zeer katholieke bevolking de Hervorming te Genève
door
zetten
te
gezag
geesten en gemoederen aan een
*),
onderwerpen,
te
Kalvijn uitgegaan, gelijk
de
in
ons
van het
redaktie
nieuw
naar alle waarschijnlijkheid van
is
hij
ook de hand
stuk.
zal
hebben gehad
Het mag en moet dus door
gebruikt worden voor de kennis van Kalvijns vroegste
opvatting van de Hervorming, in leer en praktijk.
Deze Belijdenis, bestaat
houd:
te
vinden 0. R. 0. O. IX,
uit een en twintig artikelen
De
1.
bl.
693 vlgg.,
van den volgenden
in-
Heilige Schrift, het eenig gezag in zake van
geloof en godsdienst;
2.
Een eenig God,
te
dienen in geest
en waarheid; Hij, de eenige grond van ons vertrouwen, met uitsluiting
van engelen,
heiligen,
beelden
en
uitwendige
zinnelijke plechtigheden („ceremonies extérieures et observa-
tions charnelles)"
dan
die
;
3.
Geen goede werken
zijn er te
vervullen
worden voorgeschreven in de Wet der Tien Geboden
Voor het menschelijk verstand, verduisterd door het be-
4.
dorven hart, geen kennis van God of van den waren godsdienst, tenzij dat verstand door
De mensch, van nature
5.
*)
een
Het woord brief
God worde
verlicht („illuminé");
beroofd van het goddelijk licht
schijnt niet te sterk,
wanneer men
van Farel aan Fabri, in dato 6 Dec
o.
a.
leest in
1536 en geschre-
ven
uit Genève (te vinden bij Herminjard IV, bl. 124) „Easi non cessant populum dementare acpontificia clam peragere.
Nisi
:
fugentur
sic
ut non liceat quavis ratione
non cessabunt donec
se
et
cum
aliis
versari,
plebem perdant."
3
34 en van
gerechtigheid, voorwerp van Gods toorn en vloek
alle
buiten
verplicht
en
zoeken
6.
;
het middel
zichzelf
Jezus Kristus
is
omtrent
;
gelooven wat in de 12 geloofsartikelen staat
.
yan
en wedergeboorte
zonde
de
van den geloovige zonder
om
;
9.
7.
;
vergeving, gerechtigheid
Kristus verzoening,
zaligheid
ter
dat -heilmiddel
;
hem
te
Door Jezus Verlossing
8.
Voortdurende behoefte
tot Kristus zijne toevlucht te
verwachten van eigen goede werken;
iets te
te
nemen, 10.
De
goede werken hebben geenerlei karakter van verdienstelijkofschoon
heid,
van hetgeen in
Het
eenige
door
die
werken afkomstig
deur tot
de
geloof,
bron,
als
„superstitie^' die
Gods
is
van
zijn
ter
wille
Geest; 11.
genade; 12. Van God, als
goed verwachten, door de tusschenkomst
alle
van Kristus,
God worden aangenomen
zij
eenigen middelaar, met uitsluiting van de
aan Heiligen hecht;
13.
Het gebed, huichelarij,
wanneer het niet begrepen wordt; het Onze Vader (zonder
De sakramenten, oefeningen
de doxologie) ons voorbeeld; 14.
des geloofs. Er zijn er twee; de overige 15.
De
van
Zoon aan
zijn
Het
te
nemen
;
16.
met het lichaam en het bloed van
De
ons als leden
avondmaal, teeken van geestelijke gemeen-
doop;
vervloekte
om
handhaving van den kinder-
schap
een
fabel en leugen;
vijf,
doop, teeken van Gods gezindheid,
en
Kristus.
De
mis,
diabolische instelling, een afgoderij; 17.
kerkelijke verordeningen, geen menschelijke inzettingen;
in zoover lijke
zij
lijke
zijn,
verdienen
(„moyneries"),
ascetisme enz.;
het
den naam van verderfe-
zij
leeringen van Satan. Hiertoe behooren pelgrimstochten, vasten,
verplicht
in de zuivere
prediking van het Evangelie, de rechte bedie-
ning der sakramenten. De papistische kerken
nagogen des lijke
celibaat, biecht
De ééne kerk van Jezus Kristus laat toe plaatsekerken, het kenmerk van welker waarheid gelegen is 18.
duivels,
excommunicatie
nuttige
gepast
zaak,
dan is
kristelijke
zijn
kerken; 19.
eerder sy-
De kerke-
onder de geloovigen een heilige en
ingesteld door Kristus.
Zij
moet worden
toe-
op erkende afgodendienaars, lasteraars, moordenaars,
35
hier geen sprake); 20.
is
dan
ten,
en
land
troost
hun taak;
ligt
21.
Gehoorzaamheid in
de gestelde overheid, binnen de grenzen van
aan
gehoorzaamheid,
de
Geen herders der gemeen
Evangelie zuiver verkondigen; in onderwijs,
die het
vermaan elk
valsche getuigen enz. (Van ketters in
ontuchtigen,
dieven,
de leer
aan God (of de overheid
verschuldigd
bevelen heeft, in geloofszaken, wordt niet gezegd)
iets te
Het
stuk
is
merkwaardig
^),
niet alleen
eisch
als
kristelijk geloof, door de wereldlijke overheid gesteld
inwoners
van
Genève,
en
colloquium
nadat artikel 8 van het
voegdheid aan
de
wel
over
uit
een
wezen
waarvan het oogpunt
4
spreekt
de
groote
van
's
menschen
maar ook en
niet noodig,
omtrent
iets
Geen woord over de
te bepalen.
—
zwijgt. Artikel 2 handelt
Gods eenheid, maar acht het metafysisch
alle
maand
een
van Lausanne de be-
overheid had ontzegd,
hetgeen
van
van zulk een eisch uitdrukkelijk
stellen
wereldlijke
om
vooral
het
tot
nauwlijks
gesteld
aan
*).
het
verder
goddelijk
Artikel
drieëenheid.
maar gaat
zedelij ken toestand,
strijdvraag tusschen Katholieken en Protestanten
over het beeld Gods in den mensch, al dan niet op te vatten
donum super additum,
als
evenzeer
als
erfzonde.
De
het
voorbij,
der predestinatie en der
leerstuk
artikelen 6, 7 en 8 beschrijven de weldaad, door
bewezen
Kristus
aan
menschelijk geslacht, maar elke
het
„Notandum tarnen, schrijven de Prolegomena van C. E. C. O. LUI, istam confessionem mox inter turbas civiles obsolevisse
*)
IX.
bl.
reditum
post
et
geheel
stilzwijgend
Sane
publico.
ut
verum
2)
Al
grafen schulte.
loofde,
et
heeft
unicum
zie
non amplius
in
usu fuisse est,
sed ea
Calvini secundus per duo ferme sae-
fuisse ecclesiae
het weinig de
getrokken;
Ter
videtur,
ex senatusconsulto abrogata
praeterita catechismus
tacite
cula
Calvini,
nunquam
Genevensis symbolum."
opmerkzaamheid van Kalvijns
Staehelin,
Thomas H. Dyer,
zelfs
bio-
Kamp-
beoordeeling van hetgeen Kalvijn zich later veroor-
mag men
dan niet inhoudt.
niet
verzuimen na
te
gaan wat de konfessie
al
36
van metafysisch-kristologischen aard
bepaling
ontbreekt:
geenerlei geloof wordt voorgeschreven omtrent de betrekking
tusschen de beide naturen van Kristus. In artikel 11 vindt het leerstuk
van
vermelding.
rechtvaardigmaking
de Art.
over
16,
door het geloof geen
avondmaal,
het
gesteld („la cene de nostre Seigneur est
lijk
soubs
lequel
pain
Ie
et
vin il
Ie
is
vrij
ondui-
ung signe par
nous représente
la
vraie communication spirituelle que nous avons en son corps et sou sang"). Wat deze woorden beteekenen, valt moeielijk te zeggen. De eigenaardigheid der avondmaalöleer tegenover de luthersche kan daarin niet aan het licht treden.
In
art.
21,
over den magistraat, wordt omtrent zijn be-
voegdheid in godsdienstzaken
niets
geleerd, ofschoon
men
meenen
zou, dat dit artikel juist
den grondslag had behoo-
ren
leggen
van het
waarmede de overheid van dwong ');
te
recht,
Genève de geheele bevolking een *)
dwingelandij,
omdat
die,
„Nous avons, zoo
tot een geloofsbelijdenis zij
zich verder uitstrekte
dan
luidt art. 21, la supereminence et domination
roys et princes que aultres magistrats et superieurs, pour
tant
des
une
cliose
saincte
et
bonne ordonnance de Dieu
et
suyvent une
vocation chrétienne, soit en défïendant les affligés et innocens, soit
en corrigeant et punissant la malice des pervers; aussy de nostre
que nous leur debvons porter honneur
part
et
réverence, rendre
obeyssance et subiection, exécuter leurs commandemens porter cbarges
a nous par eulx imposees, entant qu'il nous
sans offenser Dieu.
En somme,
qu'il
nous
les fault
et
résister
synon en résistant a Dieu mesmes.
Et
commission de Dieu laquelle
leur
saincte^
nous gouverner sont
tenus
de
et regir.
prier
Seigneurs des pais
bien, la
tenir
comme
ou
tranquilité
il
leur ofBce a
donné
comme affin
de
Parquoy nous entendons que tous cbretiens
Dieu ils
pour vivent,
qui ne contreviennent aux
ces Ie
reputer
lieutenants de Pieu auxquels on ne puisse nullement
Vicaires
une
les
est possible
et
la prosperité
des superieurs et
obeyr aux statuts et ordonnan-
commandemens de Dieu, procurer
utilité
publique, se eiForceant de entre-
l'honneur des superieurs et tranquilité du peuple, sans rien
37
nog erger was dan de edikten,
tot een uitwendig-e handeling,
mensehen naar de preek joegen.
die de
Maar zou
de reden wel ver te zoeken
eerste konfessie zich over het
in het midden
Hoe
die
deze
in geloofsdit
gezag
spreekt in ondubbelzinnige termen over
laat,
excommunicatie
Kerk.
waarom
gezag van den Staat
niet uitlaat? Dezelfde geloofsbelijdenis,
zaken
de
zijn,
dus
:
het
over
disciplinair
der
recht
verstandig, een Geloofsbelijdenis door den Staat
waarin geen algemeen beginsel wordt
te laten voorschrijven,
verkondigd omtrent het recht van den Staat in geloofszaken, waarin tevens aan de Kerk een wapen in handen wordt
en
gegeven, die haar
Het
te
duchten maakt voor eiken staatsburger
!
den kerkdijken ban (Artikel
juist dat artikel over
is
waardoor het vermoeden wordt gewettigd, dat Kalvijn
19),
hand heeft gehad. De denk-
in de redaktie der Belijdenis de
beelden
omtrent
overeen
met
het
excommunicatie
der
doel
en juist niet met die van Farels
onderwerp
')
Aangezien
een
stemmen
van Kalvijns Institutie over het zelfde
die
Sommaire
^).
der grootste eigenaardigheden van Kalvijns
hervorming
in de strenge toepassing dor kerkelijke tucht is
gelegen
zal het niet ondienstig zijn,
^),
19 hier volledig over te
machiner ne
portent
procurer qui
Et au
sentions.
demonstrent leur *)
Lib. IV,
Men
bij
envers
au bien publicq
"')
12;
c.
s.
IV",
bl.
peuple de Genève: on dans miae tort
activité
qu'on
l'initiative
superieurs
leurs
du pais ou
^)
c.
ils
et
ne ont droicte
conversent, en cela
a
attribue
du
32; zie Kampscbulte, p 285
n. 3.
Amedée Roget, aangehaald zegt in zijne Histoire du
eens bestreden.
159 noot 10,
„la discipline ecclésiastique, avee l'interventi-
Genève avant souvent
régime
ils
Dieu."
moeurs privées qui la caractérise essentiellement,
les
en
5.
dis-
declairons qui tous ceulx qui se
infidelité envers
heeft bet wel
Herminjard
pour esmouvoir troubles ne
soit
contraire nous
infidelement
affection
den tekst van artikel
nemen
a
ce
l'arrivée de
Calvin,
et
était»
c'est
a
reformateur la conception et
disciplinaire qui a prévalu dans notre cité.
38
„Excommunication. Toutesfois pource
qii'
il
tousiours
y a
des contempteurs de Dieu et de sa sacree Parolle, lesquels ne
tiennent
compte
hension,
ains
nous
tenons
d'excommunication
chose saincte et salutaire entre les
ment
a
elle
raison.
C'est
que
affin
damnable ne corrompent
fideles,
estre
comme
une
veritable-
les
meschans par leur conversation
les
bons
neur, et aussi que ayant lionte ce.
repre-
de nostre Seigneur pour bonne
instituee
ete
ne
d'ung plus grand chastiement,
mestier
discipline
la
ne exhortation
adraonition
de
ont
deshonorent nostre Seig-
et
ils
se retournent a peniten-
Et pourtant nous entendons qu'
est expediënt
il
selon
l'ordonnance de Dieu que tous manifestes idolatres, blasphe-
mateurs, meurtriers, larrons, paillars, faulx tesmoings, sedi-
de
detraicteurs, bateurs, yvrognes, dissipateurs
noiseuls,
tieux,
esté
amendement,
viennent
a
Calvin n'a
fait
dit
deuement admonestez, separez
soient
que saBctionner, consolider
un régime dont
Maar
avoir
apres
biens,
il
ne
graduellement
avait trouvé les fondements poses."
minder
is
et étendre
s'ils
communion
de la
Genève aan den Raad
juist.
De
brief van de Predikanten
van
Jannari 1537, naar
alle
dier stad, in dato 13
waarschijnlijkheid opgesteld door Kalvijn zelf (hetgeen natuurlijk voor
het
punt
kwestie geheel onverschillig
in
is),
bewijst het. Daarin
wordt van de kerkelijke tucht gezegd: „s'il j a quelque craincte en nous de Dieu, il fault que ceste ordonnance aye lieu en nostre Eglise,"
waarop dan een betoog volgt omtrent haar grondslag en hare
vruchten. Dit betoog zou overbodig zijn geweest, ten aanzien van een inrichting die reeds geruimen tijd
154
vlgg.).
et praticque lijk
had gewerkt (Herminjard
Bovendien zegt Kalvijn er uitdrukkelijk van
advancemant de évesques...
op
t.
a. p., bl.
„ceste usance
a dure anciennement quelque temps en l'Esglise (natuur-
de kristelijke kerk in het algemeen)
enkel
:
la crestienté jusques
l'ont
tournee en tirannie," welke ontaarding Kalvijn
rekening
communicatie aan gegeven werd.
avec singuliere utilité et
a ce que aulcungs meschans
stelt
de
juist
gemeente
van de omstandigheid, dat de ex-
ontnomen
en
aan den Bisschop
39 des
iusques
fideles
Het
h
artikel
a
y aura cognen
qu'on
ce
repentance.
wegens de opsomming van
1^
belangrijk
Ban kunnen worden getroffen; daarin opgenoemde doel van den Ban.
2^
hen, die door den het
P Men ming
wegens
zou begrijpen, dat de jeugdige kerk der Hervor-
behoefte
had
aan strenge waakzaamheid op
gevoeld
het stuk van de zuiverheid der leer en dus niemand in haar
midden had geduld toegedaan.
Men
den, wanneer
wel
zij
die „de
Waarheid" niet van harte was
zou het haar niet euvel hebben kunnen dui-
geen vrijheid van denken had gegund. Maar
het zeer opmerkelijk, dat juist die vrijbeid door geen
is
enkel artikel wordt verboden met bijvoeging van eenige strafbepaling; dat ook artikel kerkelijken
aanzien
ten
ban
1
9 de onrechtzinnigen niet
van hen, wier gedrag
te
treedt hier dus op het gebied
van den
de handelingen der menschen.
Zij
de
zwaarste
met een tot
met den
bedreigt, en dit daarentegen wel geschiedt
straf,
die
zij
laken valt Staat. Zij
treft die
toe
zelve
De Kerk
waakt over
handelingen met
kan dienen,
ja,
zedelijken dood. Bovendien wordt het recht der
als
Kerk
het toedienen van die straf hier verkondigd, zonder dat
iets
straf
wordt zullen
vastgesteld,
toepassen,
hetzij hetzij
omtrent de omtrent de
rechters, die de wijze,
waarop de
instruktie zal plaats hebben, hetzij, eindelijk, omtrent de wettige
aannemen van schuld zal rusten, terwijl sommige uitdrukkingen, waarmede zij worden aangeduid, die onder de strafwet der Kerk zullen vallen, zoo rekbaar zijn, dat niemand zich met volstrekte zekerheid veilig kan achten. Te straffen, met den kerkelijken Ban te straffen bewijzen, waarop het
zijn,
„tous manifestes blasphémateurs,"
Wie kan
al
niet
met dien naam gebrandmerkt worden
door een prikkelbaar konsistorie? teurs .... dissipateurs de biens.
.
„ .
Seditieux, noiseuls, detraic-
."
Hier komt
alles
op bijna
geheel persoonlijke waardeering aan. Elk vast merkteeken ontbreekt.
Een onafhankelijke geest kan terstond een oproerige
geest worden, gelijk
hij
een verkwister, die minder eenvou-
40 dan een kalvinistisclie kerkeraad geoorloofd acht.
dig leeft
Beza
verklaren
van
gestrengheid
de
schijnt
19
artikel
te
willen
den toestand van de bevolking. Maar uit de
uit
konfessie blijkt niet, dat de tucht slechts een tijdelijke maat-
was
regel
').
Het doel der excommunikatie
2''
que
wij,
les
corrompent
bons
ne deshonorent nostre Seigneur, et
et
honte
ils
volgorde, waarin de beide
1)
„Tune,
drieledig: „Affin, lezen
meschans
les
que ayant
aussi
is
par leur conversation damnable ne
schrijft
Beza,
retournent a penitence."
se
De
doeleinden worden opgenoemd,
edita est a Calvino christianae doctrinae
vixdum emergenti e papatus sordibus genevensi ecclesiae accommodata". In de beoordeequaedam
veluti formula,
ling van zulk een toestand
is
rekening te houden met den
altijd
puriteinschen zin van den beoordeelaar, die in vroolijkheid en scherts
goddeloosheid kan
allerlei
met zekerheid
zien.
Zoo
of Fabri
te weten,
al
schijnt het
mij onmogelijk,
dan niet op juiste wijze de
vermaken waardeert, waaraan de jeugd van Thonon zich tegen Driekoningen gaarne overgaf. Ik heb het oog op Januari
van
11
vere
Satanicum
OU Société de
asinarias
in
illas
una cum
indignissima
vel ludaei
„Ego
caesos.
Regum
bl.
maxime ob incipiebant Christianis
Zelfs
bij
an-
deze aardigheden zoo strenge afkeuring
odium a nonnullis mihi
adeo
ut
vix
domi essem securus,
ac
sua
in
Evangelii
se
fieri
Quae nugamenta
tarnen in his abolendis laethale
principio
vel
promotionem
ab
iis
qui in
exposuerunt.
impiis feriis elapsis, ubi in aliis locis hasce impietates
maiore pompa observatas audierunt, nullum non moverunt
lapidem,
et
idem
ut
deliberatum ripuit
indictis suppliciis,
ac Turcae satis agnoscunt."
niet.
adhuc
gravibus
suis
gelijkgezinden vonden
Qui,
huiusce Abbatiae insolentiis (l'Abbaye
equitationes ac irrisiones, quae iam
ders
conciliaram,
brief aan Farel
Jeunesse a Thonon, teekent Herminjard [IV,
uxoribus
ab
viros
zijn
„Importunitate effeceram, ut regnum hoc
prohiberentur,
aan)
153]
la
1537.
est,
tam
agerent,
quod
authore Satana,
in
proximum diem dominicum
qui mordicus negocium hoc ar-
impiam consuetudinem animis eorum
suggessit, ne
41
kenmerkend
is
Waarom
*).
staat de bekeering
van den armen
zondaar niet op den voorgrond? Het eerste doel
is
en
blijft
dus
beveiliging van de goede schapen der kudde en het voorkomen
van het onteeren van den Heer der gemeente.
Maar
al het licht valle
reeds in het jaar 15i}6 het
weet op
van
op
gebied
onder
praktisch
merkwaardigste
het
zijn
werkzaamheid
wat
hij
hij
noodzakelijk
deze
in
De
wilde.
ten aanzien van hetgeen
alle weifelen
godsdienstig
is
program van
Reeds toen wist
maken.
te
afwezigheid
op de omstandigheid, dat Kalvijn
hem
voorkwam,
merkwaardige per-
soonlijkheid.
Deze zekerheid op praktisch gebied wordt evenwel eerst naar behooren gekenschetst, wanneer wij haar doen uitkomen tegen het gemis aan dogmatische bepaaldheid in ditzelfde stuk. Preci-
volkomen
sie,
quid
precisie slechts ten aanzien
sibi decederet.
Quamobrem
aegre
van de tucht; gebrek,
admodum
bic adero,
si
nemo
alius advenerit."
Voor de waardeering van den
zedelijken toestand in
Genève
zelf
kan men raadplegen den brief van de predikanten van Genève aan den Eaad dier stad, in dato 13 Januari 1537 (bij Herminjard IV, 154
bl.
vlgg).
„Or, pour
Daarin leest men:
Ie trouble et
con-
fusion qui estoyt au cotnmencement en ceste ville devant que l'Evangile y futz d'ung accord receu et recogneu,
réduyre
de
il
n'a esté possible
du premier coup a bon ordre, veu que mesme
tout
l'ignorance du peuple ne Ie povoyt porter;" en verder (A), in dato
16 Januari 1537: de syndicus Porral bejammert reeds voor de tweede
maal „des insolences
Maar
wat noemde
zitting besloten,
zullen
et maulvaises
[qui] sont par la ville."
Wij vinden
in
dezelfde
dat koekebakkers niet meer onder kerktijd gebak
mogen rondventen Trouwens geheel
^)
moeurs
met dien naamP
hij
in
in de straten.
overeenstemming
met hetgeen reeds de
Institutio van 1536 gezegd bad: „primum, ne cum Dei contumelia
inter Christianos
alios
corrumpant
.
.
poenitere incipiat."
. ;
nominentur postremo
,
(nl.
ut
de boosdoeners), deinde ne. eos ipsos
.
.
.
.
suae turpitudinis
42
meer
minder volkomen gebrek aan precisie ten aanzien
of
van het dogma. De
Belijdenis, die wij onderzochten,
program van een regent, maar
niet de schets
het
is
van het the-
ologisch systeem van een denker.
Hierin
romaansch karakter van Kalvijns her-
het
treedt
vorming tegenover het germaansch hervorming
karakter van Luthers
aan het licht en het verschil geeft rekenschap
van Luthers betrekkelijk slagen tegenover Kalvijns betrekkelijk romaansche
mislukken.
In
hervorming
altijd in
de
landen
elke
is
poging
tot
de eerste plaats verzet tegen zedebederf
tegen
het zedebederf, waarvoor de katholieke kerk aanspra-
kelijk
wordt gesteld. Kalvijn
narola's.
is
van het geslacht der Savo-
Het germaansche verzet
opvatting van
plaats tegen een
voorgrond staat
richtte zich in de eerste
het zedelijk leven.
Op den
Luther niet de tucht, maar de rechtvaar-
bij
diging door het geloof; niet protest tegen wanordelijkheden,
maar tegen den
De
aflaat.
tucht van Kalvijn beoogde ten
slotte hetzelfde als
hetgeen stichters van telkens nieuwe mon-
nikorden beoogden
:
door
het
strenger
verhooging van den zedelijken standaard
maken
der discipline, hetgeen natuurlijk
het ijveren ook voor de zuiverheid van de leer niet uitsluit.
Het Genève van Kalvijn
is,
me-
in de zestiende eeuw, naar
thode en doel, wat bijvoorbeeld Clugny was in de tiende eeuw.
komt
Uit de weinige dogmatische bepaaldheid van Kalvijn
nu
voor
roli,
zien
den
van
hem
de
eersten triniteit
strijd
met
predikant en
Oaroli
van
kristologie
voorschijn
te
;
Ten
Lausanne.
Caaan-
werd Kalvijn door Caroli
openlijk van onrechtzinnigheid beschuldigd.
Voor de kennis
van hetgeen Kalvijn voor den geest zweefde, schijnt mij deze strijd
de
kennisneming overwaard.
Reeds een jaar vroeger had Farel van dezelfde dezelfde beschuldiging blootgestaan niet
uit
het
oog
mag worden
;
zijde
aan
eene omstandigheid, die
verloren,
omdat
dat de onbepaaldheid en onvolledigheid van
zij
bewijst,
het dogmatisch
gedeelte der Belijdenis van Genève geenszins aan onwillekeurig
43
—
verzuim kan Avorden toegeschreven. goed
welke ongunstige vermoedens
wist,
wakker maakte,
Caroli
bij
aan
Gr^ynseus
volstrekt
is
karakter, deelt
2).
Hij
November
voor
blind
niet
zijne
rechtzinnigheid
blijkt uit een brief
einde
Farel,
die
hem
schien
Dat Farel volkomen
1535)
zwakke
de
evenwel met veel zachtmoedigheid beoor-
hij
hem
dat Caroli
schrijft,
in het geheim, en mis-
kennen heeft gegeven omtrent
alleen, zijn vrees te
vrees
die
Te vinden
*)
kennis
maar
niet,
heeft blijkbaar
Herminjard III,
bij
van
gedragen
heeft
Grynaeus
van Caroli's
zijde
Farels orthodoxie, in zake de Godheid van Kristus deelt
van Simon
•).
bl.
^).
Gryngeus
van Caroli een Dat Kalvijn
372 vlgg.
den inhoud van dezen brief,
is
noch
onmogelijk, noch onwaarschijnlijk. „Libenter Viretum vidi," zoo be-
de
gint
Nu
brief.
GrynsBus
is
met
wel
zal
En
aan
te
nemen, dat Pierre Viret
op
te schrijven,
hij
want dat was van algemeen
beurt zal Viret niet daarvan gezwegen hebben
zijn
tegenover Kalvijn,
gesproken hebben over hetgeen
Viret
voornemens was aan Farel belang.
om
er reden
betrekking was geweest met Kalvijn, en wel te Basel.
destijds reeds in
indien deze
(zie later)
het niet van Caroli zelf
heeft vernomen.
„Offensa quae
^)
illi
studio
est et gloriae,
Lapsus humanus Quaeritur
3)
unum,
vereri
tel
De woorden drukken,
si
tolli
potest, fac ut
quam qualitercumque putarim aucupandum.
iste,
se, :
quamquam
ne tu
7:spc
illi
insedit.
clam, et apud
me
fortasse
roü (rwv^poa ^i^ptaroö
Sommaire,
Uno
in dezen brief
zijn niet
rrjrr
quae suspitio ex aliquo tuo
de tweede editie van Farel's verschenen)
cnm Carolo,
Evectus longius ambitionis, arbitror,
est: ignoscere convenit."
firme satis sentias lijk
tibi incidit
culpam hanc remittas.
•d^zórrjroa
libello (waarschijn-
einde 1534 te Neucha-
verbo etiam hanc tollere
licet."
van Grynseus die ik wijd heb laten
terstond in overeenstemming te brengen met het-
geen Kalvijn van Caroli's verblijf in Basel bericht.
Kalvijn deed
het in een boekje, dat wel eerstin 1545 het licht zag,
maar waarbij
wij toch
Er
nu reeds een oogenblik hebben
stil
te staan.
is een geschrift, waarvan de titel luidt Pro Gr. Farello coUegis eius adversus Petri Caroli calumnias Defensio Nicolai Gallasii. Nicolaus Gallasius (des Gallars)
et
:
44
om hem
meening, hoog genoeg,
met een enkel woord
is
naam van een der
de
maar van Kalvijn
124:
bij
Caroli
weg-
Deze
titel
van Kalvijn.
Het
geschrift
ligt in C.
van Gal-
niet
is
O, VII
Zie G. E. C.
zelf.
Het onvrederlegbaar bewijs
vlgg.
doen vvenschen, dat Farel
sekretarissen
behelst eenvoudig eene onwaarheid. lasius,
te
het ongunstig vermoeden
bl.
XXXI,
E. Th. Ep. III,
een brief, in dato 3 Aug. 1545 van Kalvijn aan Farel.
bl.
Bij
bl. 374, vind ik dit werk Pro Farel 1 o aangehaald „Ouvrage pseudonyme de Calvin." Geheel ten onrechte. Een pseudoniem geschrift is wel naar Littré, Dictionnaire de la Langue
Herminjard III, als
:
fran9aise, un er
„écrit publié sous
moeten voegen
bij
un nom supposé ," maar
hij
had
ne pouvant faire songer a une personne
et
:
Immers, wanneer iemand een gedicht uitgaf onder den
déterminée.
naam van Victor Hugo, zou
nadat het bedrog ontdekt was,
hij,
zich moeilijk
kunnen rechtvaardigen met de bewering; het was een
pseudoniem.
Met het
geschrift
De
niet anders gelegen.
Pro Farello
zegt, dat het niet
titel
enz. is het
inderdaad
van Kalvijn, immers
is, en dit moet men natuurlijk een onHet maakt een onaangenamen indruk, Kalvijn
dat het van zijn sekretaris
waarheid noemen. in Art.
19 van de Belijdenis 1536 met den kerkdijken ban te hooren
bedreigen,
bons
et
,,faulx
tesmoings," „affin qu'ils ne corrompent pas
les
ne deshonorent notre Seigneur," en dienzelfden Kalvijn in
1545 een valsch getuigenis
geven in een publiek geschrift,
te zien
en dat, gelijk men zegt, zonder blikken of blozen.
Is
iemand
ge-
neigd dit oordeel onbillijk te noemen en te beweren, dat de waarheid hier doorzichtig genoeg was?
van
zijn sekretaris,
van hem
zelf
kwam
persoon, ofschoon
schuldigingen
gaf
Door het boek op naam
immers genoegzaam
Eens
!
hij
hij
zelfs
schrijft
niet
gelden,
en
te plaatsen
kennen, dat het
de auteur in den eersten
spreekt van Kalvijn
mogen
te
(bl.
324)
op gevaar
!
af,
Deze verontdat valsche
gemoedelijkheid andermaal mijn kritiek op rekening stelle van „een
ontstemd gemoed", moet
ik,
daar zoo veel ik weet nog niemand het
vóór mij beproefde, de zaak in het ware licht plaatsen. Dat spreken, in
den eersten persoon
verraadt.
is
een „lapsus calami," waardoor Kalvijn zich
Maar de hoofdzaak
is
deze: In een partikulier schrijven
erkent Kalvijn zelf geschreven te hebben een boek, waarin zoovele
woorden
hij
met
den gewaanden auteur doet zeggen, dat Kalvijn
45
neme. De brief bewijst tevens, dat Grynseus
om
zindheid
dit te doen,
niet heeft geschreven, ja waarin
het
bij
den lezer op het dwaal-
hij
NB. zichzelf te prijzen. (Een zie m. Studiën over Kal vijn, bl. 54
brengt door
spoor
pleegde Farel,
deele. Kalvijn schrijft
tatum
van
zichzelf)
cum impune
quin
aan Farel, 3 Aug. 1545
quod nobis bene
occasionem
vertat.
Men
si
probe
oortrac-
want verder spreekt
mihi gratias eius nomine.
Parum
hij
abfuit
quod verebar ne genus argumenti
latrare sinerem,
suspicandi
nonnullis
et
bedrog
gelijk vlg.)
,,Carolum
:
fuisse, ages Gallasio (als zijn secretaris,
alleen
Farel de ge-
kon onderstellen, en men dus in
praeberet.
Ita bene incaluerant
Nunc iacta est alea, quum exorsi sumus,
Verum
ut nullonegotio trans volaverim usque ad metam.
haec una etiam facilitatis causa fuit, quod liberius quasi exsultans sub alieno nomine ludebam. Vide tarnen quantum mihi placeam. Op er ae pretium mihi fecisse video r. Maar in het werk Pro F ar el 1 o schrijft Kalvijn „Et ego cum Cal:
vino
ut has partes susciperet (van Caroli te beantwoorden),
egi,
ob causas, turn quia ipsum vix antagonistam in
alias
Verum
disputatione Carolus delegit.
quum sua
fictitia
quia excusat se meli-
studiis occupari (quod verum esse agnosco [!]) negat se tantum honoris habiturum esse huic por co, eum suis scripturis celebret, et idem reliqui duo affirmant (nl.
oribus et ut
Farel
en
eorem
vices."
restat
Viret),
quispiam
ut
magis
otiosus
subeat in
Aan een tegenstander inderdaad zooveel gemen met terzijdestelling van elke andere bezigheid
Fraaier kan het niet.
wicht hechten, dat
hem poogt te wederleggen, en in het openbaar laten dat men wel iets beters te doen heeft dan zulk een woord
verstaan.
te
Kalvijns
En dan
dat „quod verum esse agnosco," uit
pen gevloeid, ten aanzien van hetgeen
eigen
brief aan Farel juist ontkent.
auteur
een
maakt de
is,
zeer
tres
dit geschrift
tamen praecipue,
sensus,
.
Nu men
.
.
Ego porro
scio
nihil
(bl.
aliud
weet,
hij
pise
de
aan Kal viJQ toegezwaaid, (bl.
293)
sanaeque doctrinse minis-
Farellum 294) cui
eum
den
in
dat Kalvijn
Eeeds in den aanhef
quo omnes qufdem
in
Calvinum enz." Caroli
in
—
onaangenamen indruk.
„libellum ... tros,
lof,
verklaren,
„zwijn" te
scilicet,
Viretum
et
probe noti sunt omnes
venari,
quam ut
videatur
46
Genève van Caroli
1535
te
dien
men
voorgaf destijds
later
te
dunk
koesterde,
hebben gekoesterd. Het
waardeering van Caroli niet onnuttig,
onze
voor
is
niet dien lagen
dit te
doen opmerken. Wanneer Caroli werkelijk de schurk
Calvinum ad certamen impulisse tione
.
Maar
.
.
vooral
suam orationem est ret,
Pro Farello
dien wij uit Kalvijns geschrift
weest,
311: „Hic surrexit Calvinus qui totam
bl.
divisit in
Prurium enim conquestus
partes.
tres
de malitia et improbitate Caroli, qui ecclesiam ... .
.
leeren
quadam ambi-
ardet enim ieiuna
:
ge-
is
sic
turba-
homines non innoxios modo, sed praeclare de
.
tota ecclesia meritos inhumaniter proscinderet." In den aanvang dezer noot heb ik doen opmerken, dat de verzekering
van Grynseus
XpicTToö
„Quseritur
:
unum,
fortasse
ne
se,
firme satis
d'SÓTf^zoa
quamquam
iste,
vereri
tu
sentias"
clam, et r^a
Tzepl
niet
apud me
roü
oütri^poa
terstond overeen
ia
te
brengen met hetgeen Kalvijn zelf van Caroli's luidruchtigheid
bij
zijn
klachten over Farel bericht
quanto
post
(te
depictus erat veris
elogiis.
tanta
extemplo
stadio,
fanatici
furia
discursaret,
minitana.
(bl.
306)
:
„Subsequutae sunt
ali-
Sasel, zie bl. 305) Farelli literae quibus Carolus
De
..
Farello,
in
admonitus a Carol-
his literis
correptus
fuit,
ut per
quemcumque
urbem
incidisset,
Quin etiam eo usque progrediebatur
instar
ferociter
furoris impotentia,
ut se concitaturum arma regis Galliae adversus Farellum diceretP enz."
Was
Caroli
op
eens
de daken verkondigde, wat gefluisterd
Nog
zoo veranderd, dat hij
te
hij
straks als van
kort te voren nog in het oor
had?
een andere brief, een paar jaar later geschreven, nadat Caroli
reeds te Bern
dat Caroli tot
veroordeeld was, ja zelfs
Rome was
nadat bekend kon zijn,
teruggekeerd, moet hier worden aangehaald.
Wij hoorden zooeven Kalvijn ironisch gewagen van een brief van Farel:
„litterae...
Over dien brief linger
te
quibus
schrijft
Zurich:
Carolus depictus erat veris elogiis."
Myconius
(9
Juli 1537, uit Baael) aan Bul-
,,Equidem Carolum non defendo, quamvis olim,
apud me coram defenderit, postquam turpissimis literis huc scriptis esset accusatus de iisdem criminibus. Non tarnen probare possum, taliter eum tractari apud bonos et pios viros."
id est, ante annos duos, ipse se
a Farello
47 kennen,
is
het onverklaarbaar, hoe Grynseus op deze wijze
hem kon
over
schrijven aan Farel;
Lausanne kon
te
Maar keeren Nauwlijks
te
wij terug tot zijne
Lausanne
te
om
worden aangezocht,
van de Hervorming aldaar op
vestigd,
nog meer, hoe
mis-
hij,
in tegenwoordigheid van Kalvijn, een jaar later
wel
schien
treden
als
*).
beschuldiging tegen Kalvijn.
eerste predikant
als
de leidsman
dier stad ge-
Caroli zijne nieuwe waardigheid eenigszins
schijnt
op katholieke wijze
hebben opgevat, en een soort van
te
bis-
schoppelijk gezag over onderscheidene kerken te hebben wil-
November 1536, had Farel een
len oefenen. Reeds den 21'*"'
van
brief
Caroli
gezien, geadresseerd „aan de predikanten
der kerken, die hem, Caroli, waren toevertrouwd
Genève en omstreken
een
officieel
deze echt pauselijke aanmatiging
over het
willen
invoeren
beklag naar Lausanne ^),
Op
data komt het hier
gelijk
,
in Lausanne.
an struere
(!)
zoo dikwerf, aan.
van Lausanne gaat 8 Oktober uiteen. Kalvijn
nog
evenzeer als over
Lausanne van nieuwe godsdienstige
te
gebruiken („Caeremonias novas nes ei o
*)
Dien-
November zenden de predikanten van
21'**="
zelfden
*)".
is
den
Nu verhaalt Caroli zelf (zijne woorden
gegeven
Pro Farello,
natibus
gratior
bl.
De Synode
ISiiei
Oktober
worden terug-
306): „bis atque aliis argumentis Ber-
synodo,
soluta
eflfectus,
velitis
priusquam abirem,
honorifice rogatus sum, mihine sederet in animo Lausannae Verbi
ministerium suscipere."
„Vidimus
2)
quas Carolus scribit „ad fratres qui agunt
literas
in ecelesiis sibi creditis." Nisi
curae
creditas
C. E.
Th. Ep. L,
bl.
„Binas excepimus
^)
me hoc
quid
fallit sensus,
siet
tandem,
omnes videtur suae novit
Dominuö."
70. literas
quae unae
quae nostro coetui non
fratres,
sus
innuere;
(lees
admodum
:
missae) sunt ad varios
gratae sunt et non pror-
recipiunt christianam et fraternam modestiam, sed pontificium
nescio
quid et
ecclesias
piis insolens.
nondum
visasP „C. E.
Quis unquam audivit
Th. Ep.
I,
bl.
alicui creditaa
71 vlg.
48 aut quid
sitis
evecturi"
hand van Farel Ofschoon
de
toonen
te
ling vergeet, dat
Dit kollectieve schrijven schijnt de
').
hij als
die, blijkens dat
2),
Caroli
brief
noemt,
niet
nescio
ambtgenooten
sekretaris van
plotse-
schrijft ^).
toch
is
alleen
Caroli bedoeld; in een anderen brief van Farel wordt opzet-
gemaakt tusschen Caroli en
onderscheid
telijk
Gaspar Megander langer
dragen,
leggen.
Zoo
men hem
*),
dat
;
wil het nieuwe paapsche juk niet
den
Caroli
zich
hij
hooren
Men op
het
anders niet
Hervormden Gods
woord
want
;
zijn
tracht op
beroept,
liceat,
^).
niet alleen Caroli's bemoeizucht, die ergernis gaf.
Karakteristiek konservatisme, reeds nu,
')
üti
te
zal
verleden geeft Caroli
waarlijk geen aanspraak op bijzonder vertrouwen
Het was
koUega
zijn
ne
dum
mutatione,
bij
quicquam offendiculi suboriatur lactens
est
adhuc populus,
Farel
,,Sic libertate
vel tantilla lactis
vix
rituum
particeps
per infirmitatem, cui oportet fidos ministros Christi sese accommo-
gewone argument van hen
dare"; het
die geen vrienden zijn van
veranderingen, welker wenschelijklieid in het algemeen
kunnen spreken.
Te
Zie C. E. Th.
2)
zij
verg. Brief 600 bij
Herminjard IV,
Ep.
7.
I, bl.
73 noot
niet tegen bl.
151.
Aan wie hij schrijft, blijkt uit den brief zelf niet met voldoende Maar in een brief van Farel aan Jacques Hugues, predikant te Gex, in dato 22 November, leest men (te vinden bij Herminjard IV, bl. 111): „Scripsere patres ad concionem." En men ^)
zekerheid.
leest deze
woorden, nadat sprake
in den brief
bovendien te
is
geweest juist van hetzelfde, dat
van Farel naar Lausanne behandeld wordt. Wij weten
uit een brief
van Farel aan Fabri, dat er den 24 Nov.
Lausanne een synode van de predikanten der nieuwe
van Bern zou worden gehouden. schijnlijk,
dat
,,ditio"
Dit een en ander maakt waar-
de brief van Farel naar Lausanne voor de synode
aldaar was bestemd.
Th. Ep.
*)
C. E.
^)
„Alias non est quod.... suos iactet titulos", te vinden
jard,
t.
a.
p.
I,
bl.
78. bij
Hermin-
49
Ook
woning
zijne elegante
*)
Lausanne stak in de oogen.
te
Niet minder het weelderige zijner levenswijs; de opschik van
vrouw
zijn
van de
Maar bovenal: aan deze roomsche opvatting
-).
predikantsplaats paarde
eerste
Hij gaf vat op zich door
tinte leerstelling.
stoel
verkondigen,
te
een roomsch ge-
hij
het
dat
van den predik-
voor de dooden, wel
gebed
hun de vergeving van zonden verzekerde, maar hunne opstanding toch kon verhaasten ^). Toen men dat te Genève
niet
vernam, misschien door tusschenkomst van Viret, die eenige
weken aldaar had vertoefd, werd deze door de predikanten van Genève naar Lausanne gezonden, om die „dwaasheid" van toom
Caroli in zich
houden. Maar, volgens Caroli, bemoeide
te
met hetgeen hem
Viret
niet aanging.
Ook wist
eenigen uit den Raad van Lausanne over te halen,
van onruststoken
keunen
te
lijk
gaf, dat Viret,
ook
was vervallen
hij,
Viret
zelf niet onduide-
in de
van Arius.
ketterij
had dus
Virets zending
dikanten
Kalvijn,
den zich
tot de
Lausanne
te
te betichten, terwijl hij
Caroli
om
om
niets gebaat.
Viret
bij
te
Toen zonden de
staan.
pre-
Deze twee wend-
afgevaardigden van Bern, die toevallig juist
vertoefden.
Giro
of Cyro,
de sekretaris van
Bern, die ook het colloquium van Oktober had bijgewoond, en
Ds. Megander (Grossmann) uit Bern bevonden zich in hun midden. Caroli wordt voor hen gedaagd. Hij verschijnt,
gert
Raad 1)
maar wei-
zich voor eenige rechtbank te verklaren dan voor den
en
het
Zie
van Bern. Daarop
konsistorie
Kalvijns
Pro Farello,
bl.
laat hij
tegen
306: „ejusdem notae sunt
quas subjungit de stipendio, de honorifica Lausanuam de-
gloriolae,
ductione, de aedium elegantia et liortorum." 2)
t.
^)
C.
a.
p.,
'R.
dikant van Bern)
camarinam
335.
bl.
Th. Ep. :
I,
„lam
bl.
85 (Kalvijn aan een ongenoemden pre-
tibi
quo mortuos precibus iuvare ut
satis
his diebus movei-it
quam celerrime
cognitum arbitror, quam nobis
Carolus. liceat:
Modum
non ut
enim excogitavit
peccatis solvantur sed
suscitentur."
4
50 en Viret
Kalvijn
zijn
groote aanklacht los:
en „hun ge-
zij
heele hoop" zijn Arianen. „Afgrijselijke" en „schandelijke" aantijging, volgens Kalvijn.
Kalvijn leest gedeelten voor uit zijn katechismus; stukken, die
op de drieëenheid en op de Godheid van Kristus betrekking
hebben
R.
(C.
bevredigen.
niet
bl.
vraagt
Hij
Nieuwe konfessiën
V,
O.
C.
zijn niet
337
vlg.)
').
Het kan Caroli
naar nieuwe konfessiën.
niet
noodig, wanneer
men
de bestaande
symbolen van harte aanneemt. Kalvijn onderschrijve de 12 geloofsartikelen, het
symbolum van Nicea en
dat van Atha-
nasius
„Ik heb het geloof bezworen aan den eénen God, en niet het geloof aan Athanasius, wiens symbool door geen wettige
Kerk
ooit
luidt het antwoord van
was goedgekeurd,"
den
Hervormer. Aan zulk een twistgesprek kon geen natuurlijk einde komen.
De afgevaardigden van Bern verwezen derhalve zij terstond bij den Raad
zaak naar een synode, waarop
de
hunner stad zouden aandringen (16 of 17 Februari 1537).
Ook
de
van Genève zien de noodzakelijk-
predikanten
van zulk een synode zeer duidelijk in
heid
Herminjard
1)
heeft
latijnsche tekst van
hieruit
;
maar
ik voeg er thans bij
:
het
is
ook mo-
dat Kalvijn zijn katechismus in het fransch heeft aangehaald, hier, in een latijnschen
verg. evenwel 2)
dat in Februari '37 de
den katechismus reeds bestond en gezag had.
(Zie m. eerste Studiën bl. 4 gelijk,
maar
afgeleid,
Zonder haar
^).
Herminjard IV,
Een hunner,
brief, bl.
het stuk in het latijn vertaalt
240.)
Farel, schijnt niet het geduld te hebben gehad,
de synode, die de Raad van Bern beleggen moest, af te vrachten. Nauwlijks
waren
Caroli,
Viret,
en
van Lausanne, naar Bern vertrokken,
Kalvijn, na de
om
dagen de diskussie voor het konsistorie voort
re 11 o, gen
(t.
bl. a.
308) en p.,
samenkomst
aldaar gedurende twee te
zetten
(Pro Fa-
op het spoedig dagen der synode aan
bl. 309),
of Farel
te drin-
begaf zich naar Lausanne, met
oogmerken, die ons niet nader worden omschreven, maar die natuurlijk
niet zeer gunstig
waren voor
Caroli. Dit
haalt Farel van de
51 toenemen. Met het oog op de aanstaande
zal de verdeeldheid
onthouden
kerkvergadering,
van
vooralsnog
zich
zij
alle
zelfverdediging. Dezelfde synode zal zich moeten bezig hou-
En daarom geen
voor de dooden.
Vóór Paschen
noodig.
is
leerstuk van Caroli omtrent het gebed
met het nieuwe
den
bijeen
De
!
Zoo schreven van
redaktie
de synode ').
nader kenschetsen. oneenigheid
gebed voor de dooden, en
Raad van Bern een
den
kome
1° ligt de aanleiding tot de
is
de ge-
zeer malsclie berisping
niet
den hals, die ik hier voornamelijk aanhaal
op
De hoogste spoed
waarschijnlijk van Kalvijn.
is
dit schrijven iets
dit schrijven,
van
!
1537)
aan hunne ambtgenooten van Bern
in Caroli's leer over het
zijde
(1
dezen brief
Wij willen daarom
Naar
zij
verwijl
April
om
den aard der
Raad en de predikanten te kenteekenen. Het schrijven is van 28 Februari „Le Conseil de Berne a Guillaiime Farel, a Lausanne .... Nous sommes véritablement advertis que betrekking tusschen dien
:
pendant
différent
le
d'entre Pierre Viret et Docteur Caroli ....
yceulx estant en nostre ville pour la dicte matière (twee
et
bepalingen
vous
de
au dict lieu de Loaanne, pour (scelon esmouvoir quelque fascherie au dict Ca-
roli
absent:
vehu
que
ainsy
(sy
pour
est)
que nous deplaist grandement,
adpaiser
toutes
cboses
mieulx
le
Dont vous admonestons vous voulloir dépourter emprinse. Et ce nous fairés plaisir; car nous n' enten-
aulcunement
d'aultre esglise
Farel Zie
ce
somes après
sera possible.
de vostre
dons
tijds-
vous soyés enhardie
transpourter
nostre advis)
qu'il
elkander eigenlijk uitsluiten)
die
Gesandten gegeben,
in
Genève, qu' est de vostre charge."
persona grata 298: „Schon
Genf
in
die
I, bl.
vous doibiés entremesler
vocation,
la vostre de
geen
schijnt
Kamp schulte
sans
que,
que de
sebr
eine
ini
te
Instruction in
rauben
und
Bern
te zijn geweest.
Februar hatte Bern seinem
Beziebung auf Farel
verletzenden
Worten
abge-
fast ist." 1)
bl.
Te vinden 82.
bij
Herminjard IV,
bl.
183 en C. E. Tb. Ep.
Kalvijn kan den brief hebben geschreven, want
terstond naar Genève teruggekeerd.
hij
I,
was
52
van incidenteelen aard. Het
Genève
nomen door omdat 2*^
te
beschuldigen;
voelt Kalvijn zich door Caroli's aanklacht zeer getroffen
Het denkbeeld
haar terstond te ontzenuwen.
hij
aangelegenheid een synode
over deze
van de gekommitteerden van Bern, die
uit
initiatiefis ge-
deze laatsten, en Oaroli beschuldigt lien alleen
begonnen waren met hem
zij
poogt
en
van
de onrechtzinnigheid der predikanten van
over
twist
heele
te
houden, gaat
zelf
geen
partij
kiezen 3"
brengt Kalvijn een zuiver leerstellig verschil terstond
voor de wereldlijke overheid 4*^
*);
de predikanten van Genève bijzonder op de voor-
zijn
geslagen synode gesteld.
Een
dokument
tweede is
kant
Bern
brief
van Caroli tegen
kennen
leeren wij, vooreerst, het gevoelen van
omtrent het gebed voor de dooden. Kalvijn
kan voor het ontstaan van
dit
gevoelen geen andere oorzaak
om
dan domheid en zucht
opgeven
proces
^).
Door dezen Caroli
dit
de brief van den laatstgenoemde aan een predi-
Kalvijn te
in
zich populair te
maken
door het verkondigen van
iets
nieuws. Dat Caroli gedreven
kon
om
aan zijne gemeenteleden, die
door de begeerte
zijn
maanden geleden altijd voor hunne afgestorvenenhadden mogen bidden, en die dit nu bij bevel van den Eaad van Bern niet meer mochten doen, iets in de plaats te geven,
tot op een viertal
dat toch in geenen deele het protestantsche leerstuk
algenocgzaamheid zelfs
^)
niet
van
Kristus
„Illi (Kalvijn
C.
verg.
C. E.
bij
Kalvijn
en Viret) exposita legatis vestris causa, qui turn
E. Th. Ep.
Herminjard
komt
op. Kalvijn heeft terstond voor Caroli zeer belee-
ad res provinciae constituendas 2)
aantastte,
van de
ziet in
T
h.
I,
bl.
illic
85,
forum agebant."
reeds aangehaald bl. 49 noot
3.
den ongenoemde Megander, maar ten onrechte;
E p.
I,
bl.
89 en noot 3 aldaar.
53 digende, harde woorden
de hand
bij
Hij vergeet niet te
').
doen uitkomen, dat Caroli op de afwezigheid van zijn kollega Viret heeft gewacht, om zijn nieuwe leer voor te dragen en de rust der Kerk te verstoren. Daar komt
„op voorslag van Bern door
de broeders" vastgesteld, vol-
al
niemand naar eigen goedvinden de gemeente
gens hetwelk
ongehoords en ongebruikelijks mocht verkondigen; een
iets
aan de eenheid van
Om
1)
hier
met
bloemlezing
kleine
een
is
ten
af te rekenen, geef ik die
beste,
op Caroli's
persoon betrekking heeft: „dogma curiosum et
noxium
"
—
„Insanire coepit."
—
subornavit."
—
phanta. hilo
eum
ambitiosus.
plus habere
rabie
coeperat
—
Testor
quam canem
fidei
futile
leer
vel
Senatu
strennuus
Deum
et
of
atque plane
— „Quosdam ex Lausannensi
qua
„Perstitit
„Homo
wat ons
al
hier evenwel eenigszins
eens voor goed
punt
dit
eisch
bevorder-
als hij
op den eisch, door Caroli
tot
is,
Die
gesteld.
Kalvijn
Voorts verhaalt
leer.
den brief bekend
reeds uit
aan
noemt
dat Kalvijn even rechtvaardig
besluit, lijk
volgens Kal-
bij,
met een „decretum",
vijn, dat Caroli in strijd heeft gehandeld
syco-
homines,
—
porcum."
ni-
„Vitam
hactenus duxit non legibus modo, sed omni etiam ratione solutam."
(Toch had Kalvijn eens
Lausanne
te
Caroli gedineerd.)
bij
— Kalvijn
klaagt over Caroli's „clamandi ferocitas, acerbitas verborum."
beluae
rabiem
verzacht
„Here
tot:
„Scelestus
agnosce"
(in
observe
the
habiturum esse huic porco, ut eum door
rabid fury of the
„Hic
little
ass"!)
tantum
honoris
suis scriptis celebret;"
woorden
„Negat
calumniator."
ille
—
de engelsche vertaling van Constable
Calvinus
„Omnes tarnen qui micam rectae agnoscunt hominem barbarum prorsus et indoc-
zelf geschreven.
Kalvijn
intelligentiae habent,
—
„Scortator, sacrilegus, homicida tum solaque audacia instructum." „Memoria autem tenet quo sanctorum multorum sanguine madens."
audaciae
zelum
.
.
.
prosilierit
reqiiiro
ab
tres pios
in lectulo
quum ad
te
tuo
reperisse."
—
—
— —
„Inepte facio qui talem
et aliquo loco censeatur."
viros,
neus scurra."
bestia."
qui susque deque omnia reputat,
eo,
ventrem bene refertum
haec
Men
mane
modo habeat
— „Eecordarisne.
.
venisseut salutatum, meretricem
Eabiosa
illa bestia."
— „circumfora-
verlangt waarschijnlijk niet meer.
54 anders geformuleerd,
antwoord anders
ook Kalvijns
gelijk
luidt. Caroli vraagt hier enkel onderteekening van het sym-
bool
van Athanasius, en Kalvijn antwoordt, dat
voor Gods woord erkent, dat niet behoorlijk
omdat
zij
nog
strijd
beide van Kalvijn en beide on-
middellijk na het gebeurde geschreven brief blijkt evenwel
*).
overeen, en
voor de toedracht van deze eerste fase van den
zijn
het belangrijkst,
veel
niets
hij
overwogen
stemmen de beide dokumenten
In het overige zij
is
zijn.
dan
duidelijker
Uit dezen tweeden
uit
den
eerste, hoe-
gewicht de Hervormer aan deze geheele zaak hechtte,
hoezeer
zij
hem
ter harte ging.
Deze kwestie moest, volgens
wereld. De grondslagen, met dezen eénen slag ernstig geschokt -), want de onwetende menschen zeggen, dat de Hervormers het onder elkander niet eens zijn; dat de Hervorming niet
hem, hoe eer hoe beter
de
uit
tot dusver gelegd, zijn
weet, wat vijn
en
wil.
zij
zal
nog volgen. Reeds worden Kal-
ambtgenooten bedriegers genoemd, omdat
zijne
verboden
Erger
hadden,
voor
niettemin uit het voorbeeld van Caroli *)
zij
de dooden te bidden, en het thans blijkt,
dat het begin-
Het zonderling „decretum", waarop Kalvijn zinspeelt, kan ik Het besluit kan gevallen zijn op de synode, te Lau-
nergens vinden.
sanne gehouden den 24^*6n Nov. 1536. In
den
der predikanten:
brief
,,ad
haec Calvinus
nos in Dei
unius fidem jurasse respondit, non Athanasii, cujus symbolura nulla
unquam
di
me non
expensum,"
iegitima ecclesia approbasset." In dezen brief: „E-esponsolere
en
quidquam pro Dei verbo approbare, anders in den
weder
aan de predikanten van Zurich
:
brief,
nisi rite
door Kalvijn gesteld,
„Respondit (Calvinus)
satis
firmum
suae innocentiae se babere in suo libello (de Institutie ?)"
Het
verschil, gelijk
en Schrift 2)
is
hier,
„Neque ego
quantum Ecclesiae
men
ziet, is
niet onbelangrijk. Eigen oordeel
kerkelijke approbatie daar de hoofdzaak. verbis
satis assequi
periculi immineat,
poasum, neque tu cogitatione, si
diutius dififeratur (namelijk
de synode, die de gekommitteerden van Bern zouden trachten te te verkrijgen,
en waaraan door Kalvijn, gelijk wij zagen, zoo bui-
tengemeen groote waarde werd
gehecht).
Verder zegt
hij
nog:
55 der Hervorming dezen troost voor de overblijvenden wel
sel
De Roomsclien roepen den Hervormers
degelijk toelaat.
Wordt
toe:
onder elkander eens, eer
eerst
liet
reeds
de men-
gij
schen van hun geloof' aftrekt en tot het uwe tracht over halen
te
Ook
^)
!
deze brief eindigt
met een
te
sterk aandringen
op het houden van een synode, waar nog meer zal te be-
handelen
dan het aangevoerde
zijn
Een derde dokument
in deze zaak,
was,
—
den
Ds.
afkomstig
^)
en
De
tekst heeft
consentiamus enz."
Herminjard geeft
dit?
de psalmen
in
zijn
8 Maart, dus ongeveer perculsa
graviter
ictu
fun-
sint
iacta fuerant."
„lam a paganis
:
De
Waarom ?
schrijft in dato
quam uno hoc
damenta quae hactenus ^)
die niet zelf partij
Megander. Megander had den twist van Lausanne
credas
,,Vix
van iemand,
is
den brief van den ons reeds beken-
bezitten wij in
bijgewoond
zelf
— een dokument, even
nog meer betrouwbaar dan de beide
belangrijk en misschien eersten, wijl het
^).
obiicitur
ut inter nos prius
engelsche vertaling heeft „peasants", en ook
sommaire:
„les
Tegenstanders
Gods
van
Maar welken
zin
met een reminiscentie
uit
paysans."
niet heidenen, als
volk
zijn
natuurlijk de
Roomschen, volgens Kalvijn.
Meer kon
2)
alia
ik in
den tekst niet opnemen, omdat ik hetgeen
in het oorspronkelijk
hier
zeggen, waarover
gemompeld werd? Er
occurramus tempore necesse savons
si
ces
volgt:
sainte
Cène." Het geeft niet veel licht.
auraient servi a la célébration de
het, en laat
debatten van Bern (28 Febr.
maar iet
Na
oublies qui
Herminjard ontkent de
blijkt
temeritati
mots dcsignent l'image du Christ, imprimce en
sur
des
„quorum
Herminjard teekent aan: ,,Nous
est."
relief
3)
et
non medio-
si qu idem audimus nonnullos fremere quid de Christi corpore incrustato." Wie kan
nescio
op
explicari
conducat
criter
ne
voorkomt, niet begrijp. ,,Sunt enim
quaedam quae ante diem illum (Paschen)
uit
niets,
terwijl
la
den brief van Megander slaan
—
1
Maart), Mogelijk
is
een verschijnsel er tegen
het, pleit.
van den twist tusschen Caroli en Viret te hebben gesproken,
komt Megander tot iets anders, en 89): „quam ob caussam Calvinus,
zegt daarvan (C. E.
Th.
Bernam veulens"
E p. enz.
I, bl.
Maar
56
weken
drie
later,
daarover aan Bullinger
brief krijgen wij een andere opvatting
Naar Kalvijn, achtte Oaroli gebeden
Caroli.
standing der afgestorvenen
^).
zijn
verhaasten
*),
in staat, de op-
Naar Megander,
en het eeuwig leven deelachtig
dood verlost
van den
werden
te
Uit
gebeden hebben voor de afgestorvenen, opdat
Caroli
wilde zij
te Zurich,
van de bewering van
Nog
van Megander
in drie andere opzichten wijkt het bericht Yooreerst,
af.
vreemd genoeg
is
!
van Kalvijn
geen sprake, uitsluitend van Yiret en Caroli dan, niet minder vreemd! over de beschuldiging van Arianisme geen ;
woord; terwijl
eindelijk
van Kalvijns bericht
wij
ontvangen. Omgekeerd,
stelt
niet
dagen
^)
dien indruk hadden
Megander de
ter eene,
king tusschen Caroli
persoonlijke betrek-
en Kalvijn en Viret ter andere
lang zoo ongunstig niet voor. Immers, onmiddellijk vóór
zijde,
het
twist twee
Mogander duurt de
bij
bericht omtrent de diskussie tusschen Kalvijn, Viret en
Caroli, zegt
Megander, sprekende van de aanstaande benoeFriess te Zurich, dat dit plan de goed-
ming van Johannes
keuring wegdraagt van Kalvijn, Caroli en Viret. Zou men, te hebben gelezen, verwach-
na de twee brieven van Kalvijn ten, deze drie in
ren
adem en
eén
noemen? Wat beteekent
in zulk een verband te hoohet,
goedkeuring schenken aan een plan, die elkander verketteren
indien
Megander
gesproken
had,
in liet
dan
*)
„Quam
2)
„Ut
hij,
Bernam
veniens, wat dan
ook, deed.
boven.
„minime rogandum
is
van
esse
Dominum
cor-
resurrectura excitet." Niet „spoediger
opwekke," maar ,,opwekke." .
Zoo weinig
sprake, dat Viret Caroli poogt te we-
destinato tempore
.
Bern
eerst van
liberentur a morte et ut resurgant."
„Diebus duobus
zijn
om nu
celerrime suscitentur," zie
derleggen met te zeggen:
3)
menschen hun
twee onder
zou voor het minst verwachten
er geen enkele reden
verhaasting der opstanding
pore
drie
als er
vorig gedeelte reeds van debatten te
vras
Kalvijn te zeggen, dat
Men
?
dat
contendimus"
57 plan
het
heeft
aan Kalvijn en Viret en
behaagd
zelfs
aan
Caroli, of iets soortgelijks.
Na is
hetgeen wij van andere
de
is
vernomen hadden, *),
al
het onzeker, of die brief over den twist te Lausanne, dan
wel over de is
zijde reeds
van Megander dus tamelijk bevreemdend
brief
latere debatten te
Bern handelt. In het
overeen
wordt
brengen
te
met
hetgeen
al
eerste geval
Vooral het slot
slechts de verbazing iets grooter.
wij
niet
is
reeds weten. Daar
gesproken van „eenige Franschen" in het
plotseling
Waadtland, verdacht van onrechtzinnigheid op het stuk der drieëenheid; en over hen wordt inderdaad zoo gesproken, dat
de schrijver niet alleen toont de ongunstige vermoedens niet te
verwerpen, maar hetgeen aan die Franschen
te last
wordt
gelegd, op rekening te schrijven van een weinig eerbiedwaar-
Of Kalvijn onder
dige gezindheid.
gerekend worden, vernemen wij
moet
die anti-trinitariërs
niet,
en
is
hetgeen gezegd
uit
wordt ook niet waarschijnlijk. Van Kalvijn wordt gewag ge-
maakt met een term,
Men maakt
die eenige geringschatting
Bern geen haast
in
ijiet
kan
insluiten.
de synode, waarvan
Kalvijn en de andere predikanten van Genève zoo dringend
Om
')
de
moeilijklieid duidelijk te
het volgende uit aan „Placuit consilium
Vinslero
.
.
.
Calvino,
actum
quid
doen uitkomen, haal
nihil
Carolo est Vireto fratribus. scribis,
Viretum,
Lausannensis
functorum corpora.
eccleciae
De
quid huc usque praedictum
locum occuparit. Controversia non vulgaris et
ik er
:
Carolum
intercedit inter
ministros, idque propter de-
(Hier volgt de beschrijving van het twistpunt,
de opgaaf omtrent den duur van het gesprek, en dan plotseling:)
Postremo, Gallorum quidam, in ditione noviter occupata Bern),
suspecti
Trinitate
sentire,
nixe petiit, Galli
illi
lificatie
(nl.
door
sunt nobis haud recte de Christo personarumque
quam ob caussam
ut enz
superstitiosi,
Calvinus,
Bernam
veniens, ob-
Vides quantum negotii nobis facturi sint
ne dicam
seditiosi."
Wat
deze laatste kwa-
aangaat, een jaar later schrijft Kuntz, predikant te Bern,
aan Myconius
:
„Non
interquiescent capita ista
umquam."
58 noodig greep
vonden,
dat
zij
vóór Paschen (vóór
1
April) plaats
van Fabri, in dato 20 April,
Ja, uit een brief
^).
blijkt,
dat Oaroli er zich op beroemen kon, het leerstuk voor den
van Bern met kracht
te
hebben verdedigd
is
hier te raadplegen een brief
gedagteekend uit Grenève, van den leert ons
weder
nieuws
iets
5*®"^
van Farel aan Capito,
Mei 1537. Deze brief Ook Farel schijnt
namelijk
dit
;
In elk geval heeft
^).
genomen van den Raad ').
Caroli in goede vriendschap afscheid
Nog
Raad
:
de diskussie tusschen Kalvijn, Viret en Caroli tegenwoor-
bij
dig geweest te zijn
*).
Evenals Megander de vermoedens omtrent de gebrekkige rechtzinnigheid der fransche predikanten niet verwerpt, zoo
Myconius, 20 Mei uit Basel, aan Bullinger, dat de
schrijft
Genève verdacht
thodoxie te zoo
vijn
Bernam
quod abnegatum
Hoe was eén
niets-
veniens, obnixe petiit, ut synodus cogere-
homini usque post
est
„Carolum cum Lausannensibus
2)
or-
was voor Kal-
juist
groote oorzaak van droefheid.
„Calvinus,
1)
tur,
Dat
is ^).
illic
pascliatis."
ofFenderunt, cui
et ex-
probarunt coram multis dogma impium quod se strenue in Senatu defendisse asserebat." Bij
3)
den in de vorige noot aangehaalden brief teekent Her-
minjard aan (IV,
du
19
Avril:
bl.
227 noot
„Ceux
prédicant, remercient Messeigneurs
Maar
d'eux".
liij
voegt er
geen woord voorkomt over 4)
Men leze
(Carolus)
C. E.
nos Lausannam E.
C.
lit
dans
Ie
Manuel de Bern
Th. Ep.
.
.
des bienfaits qu'ils ont re^us
zijn bijzonder I, bl.
venisse
Dit, I,
.
dat in het verslag van Caroli's rede
bij,
T li. Ep.
negotium exhiberemus." 5)
„On
8):
de Lausanne, par l'organe de Karoli, leur
bl.
98 ut
dogma van de voorbidding. :
„Praeterea
men bedenke 103:
.
.
.
referebat
omnia turbaremus
et
sibi
het, schrijft Farel.
„Si Arianismum
isti
reducere
potius Serveti Hispani pessimum errorem confirmare, erit quod agant viri docti."
conantur,
ut
Heeft
briefschrijver,
de
coepisse
audis,
vel
gelijk waarschijnlijk
is,
hier
ook Kalvijn
op het oog, dan heeft men weder een nieuwe proeve van de zooge-
naamde
ironie der geschiedenis.
waardige er toch in gealaag'd, die ongunstige meening omtrent Kalvijn wijd en zijd ingang te doen vinden? *) Niet vóór Paschen, gelijk Kalvijn gehoopt had, maar eerst
kwam
tegen 14 Mei
het te Lausanne tot een synode in deze
aangelegenheid.
netelige
Acht dagen
later schreef over die
synode Megander aan BuUinger en Jude
^)
weder een veer-
;
aan Grynseus
en de ons
tien
dagen
reeds
bekende Defensio Nic. GrallasiiofProFarello,
Kalvijn
later
pseudonieme
zoogenaamde
het
zelf
^)
;
van
geschrift
Kalvijn,
begint voor ons tegenwoordig doel pas belangrijk te worden,
wanneer de auteur
*)
Bovendien bezitten
van Bern de
is
gekomen.
die door
den Raad
aan de synode van Lausanne
wij
nog de verklaring,
beslechting van den twist werd afgelegd en
ter
mededeeling van die verklaring aan den Raad
officiëele
van Neuchatel.
De synode van Lausanne kwam dan den bijeen
het
:
.
.
.
„intellectum.
horrendum longe lateque rumorem de nostra controversia
vagatum
esse,
denique ad
invidiam maliciose
homo
a
certis
hominibus fabrefactum.
opinionem
denker veroordeeld.
minder
iniioeret, id
vero est
tot
quod
dit schreef,
was
Kalvijn was niet verder dan Huss, ja
Deze durfde geen ketter
ver.
Quod autem
tantum proficere potuerit, ut
nos vebementer per turbavit." Toen de leidsman der zwitserscbe Hervorming als
per-
excitandam erga nos gentium omnium
nihili futilissima sua vanitate
ecclesiae sinistram de nobis
hij
Mei 1537
voorzitterschap van twee predikanten
Kalvijn aan Grynseus (Begin van Juni 1537)
*)
est,
onder
^),
14"^^°
zijn in
de oogen der Moeder-
gene niet in de oogen eener kerk, die toch geen oogenblik
kerk,
langer kon bestaan, wanneer er geen ketters mochten wezen. 2)
Te vinden
3)
T.
*)
Gelijk het geval
5)
Megander (Grossmann)
quarto
a.
p.,
Maii,
transacta
est."
bij
bl.
me
Herminjard IV,
bl.
235
vlg.
239. is
van C. E. C. O. :
VU,
bl.
310 af aan.
„Synodus fratrum Gallorum decimo
praesent^, Lausannae celebrata atque felicissime
Naar deze mededeelingen
te
verbeteren het van
60 van Bern, den ons bekenden Megander en Kuntz, twee leden van den Eaad dierzelfde stad
Er waren, meldt de tegenwoordig
land van Bern en een twintigtal uit
Een reeds vroeger wegens
Neuchatel.
graafschap
het
van
meer dan honderd predikanten
eerste,
het
uit
gelijk
^).
Arianisme door Bern verbannen predikant, Claude zoover Megander.
Tot
herriep zijn dwaling.
d'
zijn
Aliod,
Kalvijn (maar
aan G'rynseus niet
wij zijn niet vergeten, dat hij in zijn bericht
onderscheidt tusschen hetgeen Lausanne en hetgeen veertien
dagen
Bern
later te
is
gen",
mede, dat Caroli vol beschuldigin-
hem met goed
allen door
die
Toen
legd.
deelt
met „een zak
voorgevallen)
in de vergadering verscheen
gevolg werden weder-
werd onze konfessie voorgelezen,
eerst, zegt hij,
waarin Caroli niet minder dan tien dwalingen ontdekte. Ook
anderen waren van
eenige
gen vonden
sprak ons dus
maar
gevoelen,
al
de overi-
De synode
en verklaarde Caroli niet langer waardig
vrij
predikersambt
het
zijn
in die Belijdenis te berispen.
niets
bekleeden.
te
Met uitzondering van een
enkel onzer artikelen, waarin wij Kristus verklaard hadden
Jehovah
die
te
die
zijn,
van
zichzelf verzekert, dat Hij
werd onze konfessie onberispelijk bevonden werd door een raadsbesluit verbannen;
wij
2).
is,
De „Sykofant"
werden ontheven,
Life of John Cal-
anders bevoegde zijde nog onlangs aangeprezen
vin van Thomas H. Dyer, Londen, 1850 bl. 69: („a council) was accordingly summoned to meet at Lausanne about the middle of March."
Zooveel haast maakte Bern
Zie daarentegen
niet.
am 11 Mal trat Joh. Calvin van E. Staebelin 1, weder Kampschulte, t. a. p. Synode... zusammen." Maar eine bl. 296: „lm Marz 1537 trat in Lausanne eine Synode zusamI, bl,
.
.
men." lige
.
De
bepaling van den juisten datum
zaak.
Plaats
verandert, wat
een
136: „Schon
geheel
synode
de
men noemt
andere
van
„la carte
is
hier geene onverschil-
Lausanne
in
Maart
en
gij
du pays." Dan toch zou Bern
gezindheid, een groote bereidwilligheid, jegens
Kalvijn en Genève aan den dag hebben gelegd. 1)
Hunne namen
2)
„Producta
zijn
te vinden C. "É,
est confessionis
Th. Ep.
I,
bl.
107.
nostrae forma, quae, omnibus
aliis
61 niet
slachtoffer
van
dien
een Athanasius zal zien
nu aan
maar
zijne orthodoxie,
in
maar ook van
beschuldiging,
elke
Caroli stelt zich
*).
wereld
de
dat
van
slechts
verdenking
elke
een Athanasius,
als
er schijnt weinig gevaar,
met ongerechtigheden beladen man
—
^).
Zoo Kalvijn.
reeds
dikwerf aangehaalde geschrift van Kalvijn,
Pro Farello,
vinden wij nog aanvulling van het een en
het
In
ander.
De synode
te
der Franciskanen.
kwam
Lausanne
bijeen in een
oude kerk
Megander opende de vergadering met ge-
bed en deelde daarop Caroli's beschuldiging mede. Uit eigen
beweging waren
Farel,
verschenen,
als
niet
geëischt
werd,
waarvan
zij
Het
eerst
geloof.
dat
Kalvijn en Coraud ter vergadering
beschuldigden, zij
zich
beticht waren.
stond
Hij
Viret
had
Toch waren
op,
getuigenis aflegde van
die
niet
zijn
gaf haar over
de gekommitteerden van Bern, die haar aan den Eaad
aan dier
stad ter
die formule
poging,
hand zouden
nam evenwel met
stellen. Caroli
van Farel geen genoegen, en deed een ernstige
om
verhinderen,
te
dat
zij
als
zou worden aangenomen. Daarna ving
een juiste formule
hij
aan het symbool
van Nicea en vervolgens dat van Athanasius het
in
ook
van datgene
bereid te spreken.
zij
belijdenis op schrift en
zijn
dan
zoodat
zouden ;zuiveren
oor
zijn
medeleden
donderen, maar deed het met zulke leelijke
te
lichaamsbewegingen, zulk schudden van het hoofd, en verheffen
men begon
van de stem, dat
te lachen.
Hij beklaagt er zich
criminibus absoluta, uno duntaxat capite rea fiebat, quod Christus illic
affirmatur
ille
esse
Jehovah qui a seipso semper habuit ut
esset." *)
Evenwel zouder
Kalvijns
konfessie over te
nemen
;
ja
met
uitdrukkelijke handhaving van de konfessie van Basel, die de uit-
drukking „persoon" bevatte Zie hierover deze
belangrijke
bijzonderheid
door
en de andere kollegaas verzwegen nen, dan hij was ^)
?
later.
Kalvijn
Moest
zijn
Maar waarom wordt tegenover
Grynseus
triomf grooter
schij-
P
„Quamquam
vero se Athanasii titulo nunc venditet, qui poenas
62
^
over;
men
nog meer.
lacht
met het Athanasiaan-
Hij begint
sche symbool uit het hoofd op te zeggen,
hetgeen
Kalvijn
hem gemakkelijk
maar
een onbetrouwbaar geheugen laboreerde." Toen
men
waarvoor
punt,
het
Hervormers evenwel
met het
baar
gemoed
bijeen
niet direkt,
om
doel,
was.
Hij
maar van
verdenking achter
steken,
blijft
daar
vergeeft,
„aan
hij
kwam
hij tot
beschuldigt ter zijde
de
blijk-
;
te laten in het
zijner hoorders.
Toen bedwong Kalvijn
zich niet langer. Caroli, sprak
vraagt, of wij wel het rechte leeren omtrent
God en
hij,
de on-
derscheiding der personen in het goddelijk wezen. „Ik
wil
de zaak hooger ophalen. Ik vraag of hij, Caroli, wel in het geheel aan een God gelooft? Ik verzeker bij God en bij menschen, dat hij niet meer geloof heeft dan een hond ofeen zwijn. Al die ijver
Op
om
voor God
is veinzerij."
dien toon ging Kalvijn
daarna voor den dag verzekerde, dat
hij
zij
te
nog eenige oogenblikken
komen met een
door
belijdenis,
voort,
waarvan
ambtgenooten werd on-
al zijne
derschreven.
Niet wat in deze geloofsbelijdenis staat; niet wat in deze geloofsbelijdenis bereikt werd, is voor ons hoofdzaak of maatstaf
van beoordeeling, maar alleen wat Kalvijn heeft willen
bereiken
*).
En
dat was
met éen woord het volgende: een
luat defensae nullum fidei tarnen fore periculum videtur, ut Orbis pro
Athanasio sacrilegum, scortatorem homicidam dicimus madentem, agnoscat. Qualem
dum
sanctorummultorum istum praedicamus, nihil
sanguine quamquodsolidistestimoniisrevinceresimusparati."
Maar dan
die „solida testimonia" gemakkelijk
opnemen.
moet Kalvijn het met
dat „sanctorum
Althans
bij
kent de
voor Kalvijn
V, 31, 32 aan: „Caroli jeunes
multorum
altijd zeer s'était
hommes d'Angoulême,
sanguine madentem"
tee-
genadige Herminjard uit Euchat
reconnu coupable de
qu'il avait
la
mort de deux
dénoncés aux magistrats."
(IV, blz. 242 vlg.) 1)
In de Inleiding van de konfessie
is
het in waarlijk klassieke
63 van een
uitdrukking
geloofsbelijdenis,
van
geest, die, vrij
scholastiek en angstig hechten aan de traditie, doorge-
alle
Men behoeft niet te vragen, wie haar heeft gesteld, „Quum in Dei maiestate consideranda mens humana
taal uitgedrukt.
311)
(blz.
quam
per se omnino caecutiat, neque quidquam possit
et infinitis
erroribus involvere et miris tricis implicare et altissimis demuni
se
tenebris immergere,
Deum imaginari
iuxta captus sui tenuitatem
si
bonorum omnium pace ac venia facturos nos confidimus, si non alibi quaeramus ipsum quam in eius verbo, nihil de ipso cogitemus nisi cum ejua verbo, de ipso nihil loquamur nisi conetur:
istud
Haec vero
per eius verbum.
sermone commendatur, ubi
meditata,
hac re
in
sobrietas et reverentia,
quo multa
publicam
quis
edere
instituit, nulla adhiberi satis
tentiis concipiendis et in delectu
verbis
religiose
confessionem,
quam
ramur ut non ex
nihil in ea
veritas, exquisitis ac solen-
ergo nobis succenseat,
omnibus approbatam volumus,
hominum
variis
Si
sit.
si
mode-
ita
placitis consarcinata, sed
diligenter exacta
de
confessionem
diligentia potest, et in scn-
Nemo
composita
piis
tam Scripturae normam
in familiari
verborum habendo, ut
deprehendatur quam ipsissima Scripturae nibus
suae
fidei
magna
si
non ante prae-
effutiri solent
ad
ree-
quidem hic nobis
succurrere debet quod tradit apostolus, fidem esse ex auditu, audi-
lam
tum vero per Dei verbum. est
quam conceptus
si
religionis confessio nihil aliud
intus fidei testificatio, ut solida
e puris Scripturae fontibus
petitam esse oportet.
fessionem duntaxat eam recipimus, quae ex superstitiose contexta sit et consuta; sed esse contendimus,
limitatum,
bonis
in
omnibus
nostrum approbatum
sensumhabeant intrae Scriptura veritatem
ista
ac
nostra
aures indig-
confessione quia tenere stu-
cordatis viris
non dubitamus studium
iri."
konfessie zelve kan ons hier
boezemen.
con-
verbum conscribendam
quam minimum habeant asperitatis qua piae nee Deo quidpiam aflBngant sua maiestate
Quem modum
duimus,
De
et
iis
et sincera,
Scripturae verbis
queant,
ofFendi
num.
et
quae
solis
sit
Neque vero
maar weinig belangstelling
in-
Ik wil slechts een enkele plaats aanhalen karakteristiek
voor hare kristologie „Filius enim et Jehovah," (Jehovah beteekent
315:
„qui essentiam habet a se ipso")
illic (in
bij
Kalvijn, zie bl.
Scriptura) nominatur
64 drongen
in het wezen van de Schriftleer, en in uitgezochte
is
en schriftuurlijke
godsdienstige
naar de behoeften van
taal,
hem
de gemeente, zelfstandig terug wil geven, wat de Schrift
van God heeft geopenbaard. Kalvijn in
Ziedaar
al zijn zelf begoocheling,
stand weinig; tevens in veel
eer
twijfelt
volkomen zeker van, dat Kalvijn,
heeft.
hij
geen
Deus
Dei
omnia
illi
et cuius
salus,
in saecula laudandus,
quem adorant omnes
thronus in saeculum saeculi est stabilitus turn ;
modo
unum verum
Nam
possunt.
sanctificatio
iustitia,
maar de waar-
niet waarheid,
differuntur quae nisi in
competere nullo
slechts voor het
hij
*).
Deus
fortis, et
angeli
die
den Bijbel lezende, vindt, hieraan
oogenblik,
heid voor alle tijden
et
om
maken.
te
er
scheppen
wat de menschen hebben bedacht,
al
bron troebel is
die zijn ver-
kloekheid, die zijn karakter
aandoet. Hij wil terugkeeren tot de bron. Hij wil
verwijderen
Hij
al zijn
nostra,
et
aeternum
Deum
ut nuncupatur vita, lumen,
ita
fiduciam spemqne
omnem
nomen invocare docemur, Quae practica notitia certior haud dubie est qualibet otiosa speculatione. Illic enum pius animus Deum praesentissimum conspicit et reponere
in ipso
paene
attrectat,
sanctificari
et eius
ubi se vivificari, illuminari, salvari,
sentit.
Quare iisdem etiam
e fontibus
dam
Spiritus sancti divinitatem probatio petenda est".
mij
bijna onbegrijpelijk voor, dat de drie
Kalvijn,
Staebelin,
minst niet pogen
Dyer en Eampschulte, deze konfessie in het Toch schijnt zonder kenschetsing
daarvan het recht verstand van den
Dat
Kalvijn
strijd
zijn
a
istic
(C. E..
hem
zelf
met Caroli onmogelijk. geen weg.
esse
de voorrede van
gemaakte latijnsche vertaling van
C. O. 5, bl. 318): „Doctrinam,
Domino commendatam,
consentaneam
non
de door
katechismus
nobis
strijd
dit niet te sterk is gesproken, blijkt uit
voor
— Het komt
genoemde biografen van
te kenschetsen.
Kampschulte weet blijkbaar met dien *)
instificari ac
ad confirman-
confidimus,
quem habet de
instituimus,
ut
religione
non nostra ingerere studuimus: sed
sic
nemo futurus
qua plebis
sanctae veritati sit
piorum, qui
sensum, recognoscat. Quando e
puro Dei verbo sumpta sobrie
65
—
De begoocheling,
—
den,
het behoeft nauwelijks gezegd te wor-
werd mogelijk gemaakt door een verkeerde exege-
methode; verkeerd, omdat
tische
miste
,
het historisch karakter
zij
den Bijbel niet het gedenkboek van een godsdiens-
in
maar het proces-verbaal van een godde-
tige
ontwikkeling,
lijke
openbaring zag, en vergat, dat
van godsdienstleer kon
vinden,
daarin nooit eenheid
zij
met behulp, en
tenzij
als
ziende door het glas, van diezelfde theologische traditie, die
Onbewust stond Kalvijn onder
verwierp.
beginsel
zij
in
de
macht van het dogma van „de
Schrift/'
Er
geen
is
er zijn schriften; er is geen Bijbel, er is een ver-
Schrift,"
zameling van boeken, door Israëlieten en Kristenen in verschillende
ren
binnen
tijden
waarin
overtuiging,
eerlijke
geschreven
deze
:
exegese aan den nieuwe-
den grondslag heeft gegeven, die verdere vruchtbare
tijd
maakt,
mogelijk
studie
grenzen
zekere
een
bleef aan geheel ons protestantsch
voorgeslacht vreemd.
Zooveel
gebleken
is
:
Kalvijn zoekt de orthodoxie in het
van door God geopenbaarde waarheid;
omhelzen
geloovig
en niet in het overnemen van de woorden en formules van een
voor
fideliterque
adeo in nt
in
dwalen
scripturis
luce toe
wat
En wat meer
administrare." betreft:
—
„Nos
exercitati,
nee
geven,
zou
bijzonder
het leerstuk
Demini,
male
nee
adeo infeliciter versati sumus,
tam perspicua caecutimus." te
persoonlijk was,
hij
gratia
certe,
uitdrukking- te
de
zelfstandig
zijn geloof. Caroli,
drieëenheid
met Caroli het
heeft zich in den strijd
voorbehouden,
willen,
zoeken
der
Kalvijn
ander.
recht
dus een
De
hoon
mogelijkheid van te zijn,
dat helder licht
aangedaan. Kalvijns overtuiging omtrent het volledig bezit der hoogste d.
i.
der goddelijke waarheid werd onophoudelijk gevoed door zijn klaar inzicht in de onmacht, die zijn deel moest zijn, iets
minder
te bezitten
dan
dat.
321) quibus armis instruimur, nisi
atque exarmati
wanneer
toegaf
bij
„Adversus Satanae mendacia
Dei veritatePEa
sublata,
(bl.
n udi
relinquimur."
5
66
kunnen
wij moeielijk
vertegenwoordigt
roli
weten en gaat ons weinig aan formalisme,
het
vroomheid,
die
formuleering van haar geloof
prijs
kleinmoedige
die
instinktmatig beseft, dat
om
is,
geen
titel
durft geven, daar
een nieuwe formuleering voort
zelf
te
den moed heeft de onderteekening
vijn, die
of iota van de
niet levendig en krachtig
zij
— Ca-
'),
het traditionalisme,
te
als
zij
genoeg
brengen. Kal-
weigeren van
de beide kerkelijke symbolen, in weerwil, niet alleen van hun
maar ook van
gezag,
in zijn
zij
oog behelsden
Moet de
strijd
e-aarne
instemming met de waarheden,
is
die
wil,
wat
daarin voorlooper van onzen
tijd.
Kalvijn,
;
voor waar houdt,
hij zelf
men
zijne
die zelf
zeggen
met Oaroli zoo begrepen worden, dan zou
daarmede in overeenstemming oordeelen over
de belijdenis van 10
king van Genève had
November te
1536, die de geheele bevol-
bezweren. Kalviju heeft met die be-
lijdenis
van
10 November niet willen geven het geloofsfor-
mulier
van
een
van
grondslag zich
ter
tantsche dat len
maar den breedst mogelijken
gemeente,
een kristelijken staat; datgene, waarvan
goeder trouw voorstelde, dat het door kristen-burgers
hij
alle protes-
kon worden onderschreven, zonder
zich daardoor eenigszins beperkt behoefden te gevoe-
zij
hun
in
persoonlijk recht van geloofsformuleering.
deze onderstelling te gunstig
man
?
Dan
blijft te
Of
is
verklaren, hoe de-
November 1536 allen zijn geloofsbelijdenis Mei 1537 volstandig weigert, ja, dwinglandij noemt, orthodoxie af te meten naar het bezwe-
zelfde
10
wil doen bezweren, en 14
ren van een anders geloofsbelijdenis
-).
Ook moet opgehelderd worden de
1)
lijk
De
diepe ontroering, die
hatelijkheden van een Lartstochtelijke polemiek zijn natuur-
geen bronnen voor de geschiedenis. Ten deele wederleggen
Waarom had Kalvijn voor Februari indien hij hem destijds reeds kende als
zichzelf.
neerd, ^)
Om
'37 bij
zij
Caroli gedi-
zulk een onverlaat?
de waarschijnlijkheid mijner onderstelling te verhoogen, ver-
oorloof ik mij nog de volgende aanhaling.
Men
vergete niet, dat wij in
67 Kalvijn meester
van
zich
maakte,
gewaar werd. Die ontroering
Caroli
hij
is bij
onze onderstelling
want de eisch van Caroli bracht
natuurlijk,
alleszins
derstelling geheel het beginsel van zijn
ProFarello
orationis
lante Carolo et
aliis
illis
excusationem
continebat,
propositum
nequaquam
erat
sibi esse
eorum
quod postu-
Calvino quidem.
symbolis subscribere recusarent.
derogare fidem, sed quia
suspectam
in die on-
Hervorming: namelijk
de eigen woorden van Kalvijn voor ons hebben: „Tertia
pars
315)
(bl.
den eisch van
toen
symbola abiicere aut
sic agressus erat eos Carolua
fidem, donec
symbolorum subscriptione
eam probassent, nolebant in praeteritum tempus
tali invidia gravari.
quam iugulum porrigere? Quanquam non tam eos movebat sui respectus quam ministerii, quod hls cuniculis impetabatur ab homine nequam et scelerato .... Deinde nolebant hoc tyrannidis exemplum in ecclesiam induci; ut is haereticus haberetur qui non ad alterius praescriptum loquutus esset. Huc enim incubuerat Caro-
Et sane quid
nullum absque tribus symbolis
lus,
est
aliud boe erat
qüod
ait,
Calvinum adversus
Falsum ergo
esse Cbristianum....
tria
symbola
declamitasse".
Niet ongeestig scbertst Kalvijn verder met Caroli'd lapsus memoriae
:
Gij kent niet bet geheele
de letter noodig
is.
Want
symbolum van
gesteld,
gij
waart
buiten, o
bij
Arme,
ven en de duivel bad u niet willen loslaten, dan tegen bet teeren van het geheel
— Treffend
!
is
ook de
litteraire kritiek
Kalvijn geoefend op het zoogenaamde Athanasiaum Het
verborum
supervacuo battologiam, vero.
Deum
Quorsum
tria
Video autem,
de Deo, lumen de lumine,
ista repetitie?
maiorem expressionem in Kalvijn
circuitu.
?
An
(Ook elders
vel
voor den dag: plus satis notum
verba non posse
efi"ari,
in
is
bis
reci-
door
een „ludere verbis esse
Deum verum
de
Deo
emphasim habet ullam
in dit
als
dien lapsus gestor-
vel
werk komt de humanist [est] est,
eum [Carolum]
quin vel in solcecismum, vel in cras-
sum aliquem barbarismum labatur)." Maar om tot Kalvijns standpunt terug te keeren> nog eene aanhaling moge het nader kenschetsen. Een van Caroli's verwijten was gericht
tegen
Kalvijns vermijden van de
bruik gewettigde woorden van
door een oud ge-
„personen" in bet goddelijk wezen
68
maar
niet gewetensvrijheid,
vrijheid
ontegenzeggelijk in gevaar
De
van geloofsformuleering,
*).
van de synode van Lausanne kon, gelijk
uitslag
reeds hebben medegedeeld, niet beslissend
De
zijn.
zouden andermaal tegenover elkander staan in Bern.
waren
nieuwe kerkvergadering tegenwoordig bijna
ter
van
predikanten
Raad,
Bernerland,
tweehonderd
uit
en
Farel
het
Uit
Viret.
leden
Bern verhandelde bericht (P r
o
Daar al
de
zoogenaamde groote
de
bestaande,
hetgeen
wij
partijen
Caroli,
Kalvijn,
Kalvijn zelf omtrent het in
F a r e 1 1 o,
bl.
326), teeken ik al-
leen het volgende aan. Kalvijn, Farel en Viret en Caroli waren ge-
om
daagd
gehoord
worden over een bepaalde kwestie, een
te
kwestie van theologischen aard. Niettemin werd aan de drie
en
„Atqui respondee.
„triniteit".
quam
abhorruisse. Scripta.
eas
vel
odissent,
vel
.
verbis aut syllabis
Dit
*)
is
Kalvijns
eum
libenter sem-
eorum superstitionem qui
(Nolebat) enim consensu suo
fugerent
approbare tyrannideui hanc, ut fides
Calvinum ab his vocibus un-
.
.
Calvini testantur
ac etiam reprebendisse
usuin esse,
per
.
qunm
de re satis superque constaret,
esset alligata."
geen gevolgtrekking die door mij wordt gemaakt, maar Zie
eigen bewering.
o.
a.
den
(later
nog
uit een ander
oogpunt te bespreken) door Kalvijn eigenhandig gestelden brief van de predikanten van Genève aan die van Zurich, in dato 30 Aug. 1537
(te
vinden
bij
Herminjard IV,
„Nolebamus boe tyrrannidis is
haereticus baberetur qui
cum
contra strennue
ille
Cbristianum.
esse
bolis
bl.
281
exemplum
non ad
waarin bet heet:
alterius praescriptum loqueretur,
contenderet,
Ac ne
vlgg),
in Ecclesiam induci, ut
quis
neminem rixandi
sym-
sine tribus
studio id a nobis
factum fuisse arbitretur, scitote nos subinde istud diserte esse
non
tatos,
Tb.
E.
rum
alia
Ep.
magis ratione nos turn [tam beeft Trecbsel,
appellationem,
quin
poterat,
121 en
bl.
I,
bl.
71 in de noot] refugere
quam quod
simul
quod
personna-
eo postulante recipi a nobis
nobis
crimen
tes-
zie C,
intenderat
non
agnoscere-
obtinuisset quod postulabat, non tantum nutabat quicquid hactenus ministerie nostro edificatum fuerat, sed radicitus corruebat."
mus.
.
.
.
Ita
si
69 eerstgenoemden
ruim
zeer
om
Deze
bijzonderheid
dagen kenschetsen
De Raad mede
niet
ring
op
schrift
wensch
en
Reeds
libet
:
aan
„opdat
er
De
Raad
nadat
(9
die verkla-
geen
vlek
willigde
zou dien
door het konsistorie van
hij
had een verzoening tusschen de
^)
vond
Bulinger
Hier-
zwakheid
de
zij
verlangen
reikte,
destijds
Farel
Kalvijn
bediening."
Bern vergeefs gepoogd
^)
en
slotte
hadden
te
hunne
aan
verklaarde hen onschuldig.
ten hij
tevreden,
kleven op
sclirijft
Caroli, op zijn verleden.
zeker de kerkelijke debatten dier
helpt
verleende
in
een
*).
vrijspraak;
volledige
zij
het allerongunstigst licht
werpen op de persoonlijkheid van
te
waarvan
gelegenheid gegeven,
de
gebruik maakten,
deze handelswijs afkeuring.
Juli 1537)
:
Myconius
„Istud tarnen indicare plane
iniquissimuni esse ita se veile piirgare, ut alium adeo turpiter
quis accuset. Tales fratres
Men houde
sumus ? Haec
dus op met in den
est
mansuetudo christiana."
een verontschuldiging te zoe-
tijd
ken voor Kalvijns hardvochtigheid
De rol van
2)
„hoc
336:)
bl.
het konsistorie, waarvan Kalvijn zegt est.
.
.
te zijn geweest, te oordeelen naar de
Van heid.
Het
is
een verklaring van 7 Juni en een brief aan den
volgen
Th. Ep.
(C. E.
Bern aan Lausanne
geeft idt dit
Ik laat het historische bl.
I,
105 en
Ledit
Carolug
les dits accuses sont
20
Sur quoy leur
supplié
na
112).
De
stukken
brief van
peult.
.
7
633).
JUNI.
veriffier la dite accusation,
dont
cogneuz innocens.
les dits Farellus etc.
vouloir
bl.
Eaad van
in die
oogpunt niets (Herminjard, No.
BEEICHT VAN l'^
twee berichten van den Eaad
Bern, die ik evenwel niet uitgeef voor modellen van duidelijk-
Neuchatel van 29 Juni 1536. hier
(Pro Farello,
iudicium ecclesiae", schijnt niet zeer belangrijk
administrer
nous (den Eaad van Bern) ont
iustice
contre ledit Caroli pour
avoir reparation de liniure a eulx faicte. 3^
Surquoy avons remis
devant lequel
ne
s'est
4®
A
les
la cause
devant nostre consistoire par-
parthyes sont comparues, ains (mais) Ie dit Caroli
voulsu soubmectre a lordonnance et advis du dit consistoire. celle cause lesdits
parthyes sont remises par devant nous
70 strijdende
(Raad de
Bern)
V.
nous
.
verlangde certifikaat
liet
ains Ie dit Caroli na este present, dont par
.
lavons
cercher en son logis (om
laisse
nous a este par
ce
provision
et
bewerken,
te
ung
hem
te
?)
Sur
mede
.
sergeant
arresteeren 5'^.
partijen
et leur
les dits
Farell
etc.
supplie de re-
conceder Lectres testimoniales de leur
innocence.
BEEICHT VAN (Ontbreekt
1''
Van
:
29
JUNI
wordt
vrijspraak
hier dus geen melding
gemaakt).
G.
2''
Farel
adherans nous avoir requeste
ses
et
Caroli pour lenduirre a reparation
ledis
justice,
.
.
avons ambes parthyes
N^
(Dit
2
des iniures.
..,
implorant
premier ouyes.
Ie
Irronologisch vooraf te gaan aan
schijnt
d' arrester
N^
van
1
het bericht van 7 Jixni.
Enapres
30
remyses
devant nostre Consistoire, lequel. ...
ne
ont peuz accorder.
les
(Alsof
een
waarvan
hij
Ains
4'^
Caroli
nast
rechter
tot
poogde
eenheid
brengen
te
ja verbannen
er een veroordeeld,
heeft
partijen,
!)
par devant nous, a laquelle remission ledict
remises
obeyr, ains soy retirez (Van de poging tot arrestatie
wordt hier geen melding gemaakt).
Dont
5^
leurs avons
Farel
ledit
donne
etc.
nous ont prie de pourvision de laquelle
lectres et scaulx.
Pro Farell o, bl. tamquam calumniatorem, et propter alia flagitia, finibus suis iussit exc ede re", de brief van den Raad van Bern aan den Raad van Neuchatel een brief blijkbaar bestemd, om dien Raad olEcieel in te lichten omtrent hetgeen Het
is
wel bevreemdend, dat, terwijl Kalvijn,
336, schrijft: Senatus... Carolum,
.
.
;
er
in
de zaak van Caroli was voorgevallen, van dit verbannings-
dekreet met geen enkel woord gewaagt.
den
Brief van
Bern
Evenmin geschiedt
aan Lausanne, Herminjard
verbande toch den eersten predikant van Lausanne niet zijn
gelijk
Bern
men
bediende wegzendt
Niet
met
dit in
N^. 633.
;
minder
is
te
Pro Farello,
plaats
van
het
vergelijken bl.
336
konsistorie)
N° 4 van onze twee berichten
vlg. „Illinc
autem
ad
(d.
i.
uit
consulem
de vergaderprofecti
sunt
71 uit
Welke zonderlinge toestanden
*).
Bern
Hervorming
de
Calvinus
Farellus,
Te
!
zonderlinger,
omdat
in de onlangs geannexeerde streken
petiemntque ut
Viretus,
et
proliiberfetur
Carolus urbe abire, donec, sicuti pronuntiatum erat a senatu,
qoque ore suo
ipse
Hoc quum
crimine, cuius illos insimulaverat.
a
consul pro more, noctem illam aufugit
alicubi
denunciasset
delituit, ac postridie
en later zal die indruk althans niet
den indruk,
ontvang
tiger laat optreden ten zijnen gunste
Hervorming
geschiedschrijvers der
E/éformation de la Suisse, Villemain, Tomé V, bl. 38; F. nitariër
enz.
Staehelin,
J.
dan
veel kracht-
in werkelijkheid
het ge-
Dat, gelijk Kalvijn wil, en natuurlijk de meeste
geweest.
is
ille
clam
Van dezen eisch, door den Raad aan N" 4 geen sprake.
in
is
weggenomen worden, dat Kalvijn den E.aad van Bern
val
ita
immunes
diluculum."
ante
Caroli gesteld,
Ik
esse innoxios et
eos
confiteretur,
161;
bl.
I,
[zie o. a.
Ruchat,
Hist, de la
Edition avec Appendices par L.
die prot. AntitriLife of Calvin, bl. 70; maar niet Kampschulte, bl. 297)
Trechsel,
Dyer
Calvin, bl. 138, Haad van Bern
Kalvijn naspreken, de
Caroli niet alleen (om zijn
van het gebed voor de doodenj afgezet, maar hem bovendien ver-
leer
bannen zou hebben,
Men van
waarheid Caroli's
Ik
noemd.
Lyon,
bedoel
men
leest
est".
Maar
:
1*^
brief
4"
de
te
maken
niet gebleken.
is
de
is
volgt later
Paus Paul
brief
men
5^
(bij
Herminjard, N^ 638).
van
hem
?
2^ acht
men
dit bericht
moeielijk geloof weigeren aan hetgeen
omtrent Parels aanslag op Caroli's leven
door Caroli niet in
van
ge-
III, geschreven uit
eorum (van Bern) ditione expulsus
brief is blijkbaar geschreven ;
zou kunnen worden
getuigenis
brief aan
(Carolus) ab
betrouwbaar, dan kan onmiddellijk
eigen
zijn
einde van Juni 1537
tegen het
Daar
de
nog
tot dusver van elders
is
misschien willen wijzen op hetgeen met eenigen schijn
zal
zijn
;
3"
geheel gehomologeerd
om Bern
;
zoo zwart mogelijk
de synoden van Lausanne en van Bern zegt
de brief evenmin iets als van Caroli's afzetting als predikant. *)
Het
F ar el 1 o, Het
is
certifikaat bl.
is
te
vinden,
in het latijn, bij Kalvijn
337, in het oorspronkelijke. E.
Th. Ep.
I, bl.
Pro 105,
van den volgenden inhoud: „Nous l'advoyer et Conseil de
Berne faisons scavoir a tous par
ces presentes.
Comme
ainsin soit
72 juist
had ingevoerd met een program dat
8 van
(art.
Lau-
sanne) den magistraat alleen wereldlijke macht toekende.
que docteur Petrus Carolus ayt note
(d.i.
accusé) maistre Guillaume
Farel, Jehan Chauvin prescheurs de Genesve, Pierre Viret, predicant a Lausanne et aultres prescheurs en nous pays nouvellement con-
questes de Iheresie arrienne dont yceuls lont premierement convenu
au Synode de Lausanne, secondement au Synode icy en nostre lesquels sont
tenu,
sur
ledit
Carolus
na
ouys dung couste
este
monstrer ne
peult
Surquoy
iugees iniques. leurs
nom
au
et
administrer
les dits Farellus,
ville
Ains
ladite
accusation,
et lesdites
accusations
veriffier
dont lesdits accuses sont cogneuz innocens
et daultre.
Calvinus
et
Viretus en
de leurs adherans nous ont supplie leur vouloir Caroli pour
contre ledit
iustice
avoir reparation de
a eulx faicte. Surquoy avons remis la cause devant nostre
liniure
consistoire pardevant lequel les parthyes sont comparues, ains ledit
Caroli ne sest voulsu soubmectre a lordonnance et advis dudit consistoire.
dont
A
ains
ledit
lavons
sergeant
non
rappourte
Calvinus
Parell,
devant nous,
nous
parthyes sont remises pardevant nous,
celle cause lesdits
lesdits
et
Viret sont hier comparuz par
Caroli na este present, dont par
estre present
ains soit retire.
Surce nous a este
par lesdits Farell Calvin et Viret supplie de remede leurs
conceder
Ce que ne
ung de
cercher en son logis, lequel nous a
laisser
et provision et
donner Lettres testimouiales de leur innocence.
et
leur avons par raison sceu denege (denier).
A
ceste cause
commandans
a
tous nous
mandans
leur avons oultroye ycestes,
seront par lesdits
officiers lesquels
et
Farell,
Calvin Viret et leurs
adherans particulierement et generalement requis de leur administrer
contre
Caroli
ledit
Car
summairement.
lijk
maakte.
is
al
Welk
de cella faire
voulons en vigueur dycestes scelees Junii
stijl,
Anno MDXXXVII." als
de toestand, die het moge-
welk een orthografie, welk een karakteri-
Men kan zich
stiek getuigschrift.
iustice
ses
Ie
even zonderling een
adherans
et
Datum VII
de nostre scaul.
Het stuk
ainsi
zoo levendig voorstellen, hoe verstan-
dige katholieke godgeleerden het gebeurde te Bern en dit
dokument
moeten hebben beoordeeld. Welk een demokratisch omkeeren van al
het
bestaande.
republiek zich
bij
Ziehier
de
Eaad
van een kleine Zwitsersche
voorbaat de pauselijke onfeilbaarheid toekennende
73
De overwinning,
. .
Bern behaald, en
te
was inderdaad,
zij
—
wij
— veel minder groot dan Kalvijn haar wil
zullen het later zien,
doen voorkomen, stond natuurlijk met een nederlaag gelijk. Aan die
overwinning ontbrak immers
moet Caroli geweest
sterk
zijn,
Hoe
alle zedelijke kracht.
wanneer een Kalvijn tegenover
hem
noodig had eigen rechtzinnigheid door het machtige Bern
als te
doen waarmerken Hoe wrak moet Kalvijn !
ben gestaan, om,
zij
te
het dan ook door tusschenkomst van een na-
tuurlijk niet onafhankelijk konsistorie, een brevet te
iemand
wist,
hoe weinig
de zaak konden beoordeelen.
zij
Caroli wachtte de eindbeslissing niet
om
Bern,
daaruit
van
richtte
Lausanne,
soort van
zoo
te
Juni een brief
Van aan den Raad trekken.
kort geleden nog zijn standplaats
de
aan
maar
natuurlijk),
God
door
te
is te
debat
hem
te
krenken. Hij, Caroli,
is
de
het
inderdaad
is
Kerk.
nog
Wat
het gevoerde
schijn, zegt hij, is het
geëindigd,
De andere
kristelijke
niet gesloten.
Verleent
God hem met
einde toe voeren,
strijd ten
der
in
van een
moeten het uitmaken, want het raakt den grondslag
natiën der
reeds lang had mishaagd. slechts
betreft,
ge-
machten
gestelde
hartelijk blijde op eerlijke wijze vrij te zijn geraakt troep, die
zich
dwaling goed
zonder
keuren en daardoor het geweten
een
:
Raad vermaant,
wijsheid en bescheidenheid als mogelijk
onderworpen
Bern
(aan
den
hij
16''^'^
Heimelijk verliet
af.
Solothurn
naar
vooreerst
herderlijk schrijven, dat den
met zooveel dragen,
van rechtzin-
verlangen van mannen, van wie Kalvijn beter dan
nigheid
hij
Genève heb-
en
heilige
de kracht, dan zal
hij
den
dat gevolg, dat de vijanden
ongedeelde drieëenheid en van de eeuwige
generatie van onzen Heer Jezus Kristus zich niet lang over
hunne
ijdele
harden
bij
De
*)
geen
al
overwinning zullen verheugen. Hijzelf hetgeen
hij
tot
dusver gepredikt heeft
voorlaatste volzin behelsde
De bij
brief
is
te
vinden
bij
meer waarheid dan de
Herminjard IV,
zegt te zullen handhaven,
is
bl.
243.
zal
vol-
').
laatste,
Onder
het-
eén bijzonderheid, waarop
74
want Caroli keerde voorloopig
tot de
wel was Kalvijns overwinning
hem ingenomen
door
heid van
Het
was niet dat van
zijn geest,
vrijere standpunt,
overeenstemming met de meerder-
in
ambtgenooten
al zijne
werk der Hervorming, Velen hunner koesterden in
het
in
Roomsche kerk terug. Maar
ijdel.
hun hart dezelfde bezorgdheid, waaraan Caroli woorden had verleend.
Indien
man van
een
Caroli
meer
betrouwbaar man, een
ware geweest, zou
karakter
ongetwijfeld een
hij
om
groote en voor Kalvijn zeer gevaarlijke partij
zich heb-
ben verzameld. Simon Grynseus, in Basel, een oprecht vriend
van Kalvijn, erkent, einde Juni, tegenover hem, dat hoefte had gevoeld, op het stuk
Hervormer gerustgesteld
zien van den
de
gevonden had,
rust
aan
hem had
fessie die Kalvijn
En
waren
niet
wij je
mess e que
Wat kan kan
vraag
met
hij
zichzelf
wilde,
het
is
het
in
een
die
^)
Te
isto
bl.
vinden
gravis
cipio
niet
mes se in
vreemd,
objecté,
autre propos.
La
fin
bedoelen?
Doch
die
verband met hetgeen
dat
hij
kamp.
Eer
bij
de
Caroli ook de mis
was en wist wat
iets
maand Juni
vergissing en poogde (zie zijn
248), waarin hij
sane
praesertim
onibus
m'ont
qu'ils
abuser."
worden
voor zoover
den schoot der E. K. Kerk minjard IV,
nog de
door en door katholieke geest, verdwaald geraakt
zijne
hij
laisser
woorden la
zeker
protestantsche
betreurde
tant
les trépassez et
opgeworpen
wilde handhaven. Hij was, hij
*).
hebben vernomen omtrent de punten in kwestie.
wij bij herhaling
Op
„Tout
Gardez de vous
alleen
degelijk in de kon-
devant tout l'Eglise universelle, tant de la
de la prière pour
fera Ie compte.
maar wel
toegezonden
voorbereid.
maintiendray
Ie
hij
onwankelbaar geloof
dit verzekert, is het toch
Grynseus
ofschoon
worden, en dat
te
niet in eigen
Kalvijns rechtzinnigheid,
be-
hij
van de drieënheid ten aan-
qui
argumento
voorbij
was,
terug te keeren
brief aan
Paus
III, bij
in
Her-
evenmin rust zou vinden.
Herminjard VI,
fuit,
hij
bl.
252 vlg
me ipsum quoque
,
.
„Humor princum in
turbavit,
contendere vos audirem de appellati-
personarum divinarum,
et
a consuetis vocibus instituere
75 vraag,
of
zich
hij
gelegd, indien
hij
bij
die konfessie zoo spoedig
niet in al die wederkeerige
had neder-
verdachtmaking
een verderf had gezien voor de jonge kerk der Hervorming en daarom voor
Anderen,
keurden
al
den twist niet wilde verlengen
zijn deel
').
de konfessie goed, waarin Kalvijn
zij
en de beide anderen rekenschap hadden gegeven van hun ge-
onstemd
waren
loof,
ontsticht over de
en
wijze, zoo zeer in strijd
hartstochtelijke
en
stijf hoofdige
met „de kristelijke
zachtmoedigheid/' waarop de Belijdenis door Kalvijn en Farel
Myconius
verdedigd was geworden. baar
,
te Basel, begrijpt blijk-
dat hier aan de zijde van Kalvijn iets anders in
niet,
het spel kan zijn dan behoefte aan tweedracht; begrijpt niet, de gemeente in rep en roer moet worden gebracht
waarom ter wille
van uitdrukkingen, waartegen niemand,
dogmatisch bezwaar
niet,
men
bruiken wil, omdat
maar
heeft,
die
men
oog louter eigenzinnigheid.
belangen niet
Ea
recedere.
enim
rea
Het was
^}.
Zoo gaan de menschelijke
Een vrome, zachtmoedige wan-
samen.
altijd
Kalvijn
de geloofsformulieren van anderen
niet tot onfeilbaar schibboleth wil verheven zien in zijn
zelfs
alleen niet ge-
videbatur
ubi ad nos confessie tua venit,
amplius
prae se ferre.
neminem video qui non
Verum
satis sibi
factum putarit." T.
1)
a.
esset
p.
„Mihi
contentionem
Ecclesia
amicitia
et
est Ecclesiae nostrae
exortam,
esse
ab
doluit,
gravem
iis
in
quorum uterque mea
consuetudine usus
diu...
Pestis
una haec pernitiosa maxime, quod suspicionibus
valde inter nos laboramus -)
valde
privatim
.
.
Myconius aan Bullinger
.
cum te
lenire oporteat enz."
Zurich: „Displicet nobis, non dico
Confessio per se, sed consilium Confessionis. Quid enim opus erat,
de
sanctissima
adorandaque
Trinitate quidpiam velut in
dubium
per illam vocare? Deinde Trinitatis et Personae vocibus tam
quum
esse
utatur
ille,
in in
dezen
dat
(alsof
de
kwestie ware
!)
ut
eis pertinaciter
quibus est tamen usus in Catechismo." brief:
„Scio Carolum publice dixisse
:
En
„Si
iets
ini-
non
verder
consenseritis
Confessionen Basileae communiter seriptam (die van 3 Februari
1536),
waarin
de
uitdrukking:
drie
personen in
het eéne god-
76 del
werd door een
geest, als die eea
Myconius vervulde, meer
bevorderd dan door Kalvijns onverzettelijke handhaving van
Maar de
het recht zijner kristelijke persoonlijkheid.
belan-
gen van de ontwikkeling van den menschelijken geest werden beter door die handhaving verzekerd. Laat, zoo had destijds de genius der
menschheid kunnen spreken,
laat Kal-
vijn slechts het recht zijner kristelijke persoonlijkheid hand-
haven; daaruit
zal ten slotte te voorschijn
komen de erken-
ning
van het recht der menschelijke persoonlijkheid tegen-
over
eiken
Want
geloofsdwang,
standpunt
schillend
formuleering een
eiken
zelfs
uit,
gebruik
belijdende
elk
tot gelooven.
van ver-
slechts,
van hun vrijheid van geloofs-
maken,
te
dwang
behoeven
tien en twintig Kristenen
opdat elk denkbeeld van
kerk verdwijne en daardoor de vrijheid van
denken gevestigd worde. Juist hierin ligt de zwakheid,
maar toch onloochenbaar Het volkomen
beginsel.
immers de zeker
innerlijke
niet gewilde,
onwaarheid van Kalvijns
ernstig aankleven van dat beginsel
werd voor hem onmogelijk gemaakt door de omstandigheid, dat
hij
door
ook, en even vurig, begeerde, wat van te voren juist
dat
beginsel
Individueele vrijheid
wordt.
uitgesloten
van geloofsformuleering en een belijdende kerk gaan natuurniet samen.
lijk
delijk
Aan
die vrijheid
moeten dus op willekeu-
wezen wel voorkwam [Pro Farello,
bl.
319 bovenaan]), ...
subscripseritis Athanasii symbolo, ego vester ero
;
nihil
et
contra vos
movebor. Sin aliter, erit quod ferre non licebit." Daarvoor staat nu het verstand van Myconius stil. „Quid, roept hij uit, quid est igitur quod istos movet, nisi spiritus dissidii, ne quid dicam aliud? TJtinam
vel
Evangelium non
tractaremus,
spiritum recto animo quaereremus
Dat Myconius zoo oordeelde, hij,
om
Kalvijn
vel pacis
in
Domino
!"
is
hem
niet euvel te duiden, daar
anders te kunnen oordeelen, Kalvijn had moeten anders, namelijk
zien optreden.
zijn
of
met meer kalme waardigheid, had moeten
77
komen,
toe
voor
meer
Kalvijn moest er wel
gesteld.
een vrijheid te ontzeggen, waarop
anderen
Of
aanspraak maakte.
zichzelf
niet
worden
grenzen
wijze
rige
liever:
te
om, waarschijnlijk, verloor Kalvijn digheid
uit
dan het
besef, dat
In
hij ?
Juist daar-
*).
gematigheid en waar-
Niets maakt meer den toorn gaande iemand gebruik maakt van dezelfde vrij-
maar
door ons bestreden doel.
tot een
antwoord op dien brief van Myconius, geeft Bullin-
zijn
over den
dezelfde
Oaroli,
het oog.
heid als wij,
ger
alle
hij
denken dan
Caroli beriep zich in allen ernst op de Schrift
hij
behoefde er
komen. Met welk recht verbood
toe te
omtrent de waarde van het gebed anders
Ook
hij
tusschen Caroli en Kalvijn
strijd
meening
kennen, die door
te
zijn
korresponden t werd
om
Dat antwoord verdient ook nog
gekoesterd.
reden de aandacht
ongeveer
al
een andere
namelijk voor de vraag, of Kalvijn Caroli
;
dan niet heeft belasterd.
al
Dit toch
is
tegen
vijn
Kalvijn
Zie
*)
met
sequuntur ex
o, bl.
feiten, die
Kal-
wel niet uitsluitend
geweest.
zijn
ISiu
bewijst dat
328 vlg: „Axiomata Caroli
suppositis,
et
proba-
probo conclusiones hls rationibus quae
scriptura desumptis."
werd iemand
Juli
1
zal
„probationes" van Caroli beginnen zelfs met deze ver-
„His
klaring:
bekend
die feiten
Waren het
:
dan
aanvoerde,
Pro F ar el De
tiones."
onwedersprekelijk
Caroli
ter
—
In
diezelfde
oorzake van bet geloof en omdat
hij
maand de pre-
dikanten bedroefd bad in de gevangenis gezet. In het Eegistre du
de
Conseil
Genève
258 noot
IV", bl.
(20
en 27 Juli 1537) leest
paroles touchant la
foi,
dont est suspeconné
Est arresté que puysque desja venir
que,
icy s'il
et
lui
soyent
est plus trouvé
dire
qu'il
contriste
point
se
(sic!)
faictes
et
katabaptis
te.
a assés tenu priso'n, que l'on Ie face
remonstrances
en telle offence, l'on
an entier en prison, en pain luy
il
men (Herminjard
de lo. Collogny, détenu pour
11): „lei est parlé
eaue
.
.
.
Ie
et
commination,
mettra pour ung
De Collognye
est arresté
souvienne de l'arrest sur luy faict et qu'il ne
les
exequution sur luy."
prescheurs. Aultrement
sera
mys
l'arrest
en
78 van Bullinger,
dat
beschuldigingen,
en
antwoord Kalvijn^
van Bern nadat
hem
er
zelf
nieuw ophoorde van
de Heer en of de predikanten
dus niets van hadden gemeld,
het Protestantisme had verlaten
Caroli
gedagteekend
van Bullinger
geneigd
Bullinger
is
komt mij voor, moet wegen ^). helaas
!
hetgeen in delen
van
23
zijn
het afgetrokkene toch
In
onbekwaam
niet
Men
Ook
— ^)
Hervorming
—
achten,
om
nog
mogen
al
Het zwaar
wij
Kal-
ten behoeve van
zich
van
titel
zeer wel de reden aanwij-
noodig kan geacht hebben Caroli
het
maken.
zoo zwart mogelijk te
rijk,
Caroli wel
denke aan den gelogen
laat
waarom Kalvijn
ten de
hij
oog de goede zaak was, ongeoorloofde mid-
Pro Farello. zen,
Zoo weinig
Juli.
dat deze eenvoudige uitspraak
gebruiken.
te
dit
maar evenmin kan veroordeelen.
vrijspreken wil,
vijn,
Want
nog op dien datum aan de
zelfs
aantijgingen van Kalvijn geloof te slaan, dat niet
zelfs niet
*).
tegen het einde van Juni, terwijl het antwoord
geschiedde
schijnt
hij
Caroli's beschuldigingen
moes-
de Katholieken, allermeest in Frank-
bij
waar Kalvijn met den geest nog zoo vaak vertoefde,
kwaad gerucht brengen en de vervolgingen der
in zeer
Fabri
van 31 Juli: „Atque ideo
schrijft er
iiistas lueret
poenas
longo maiori supplicio dignus. -)
„Quod Carolum
nare possum.
gationem
ignoro,
Calvini
epistola
Kalvijn,
bij
scripserunt
IV,
bl.
D.
Bernates.
debeo."
dira
Grynseum
quaedam jegimus appensa (die
sibi
niet
apud nos,
in
GrynsBus, op verzoek van
En
Nihil niet
Nihil
de
bis
ergo de bis iudicare possum, nee,
delyrare,
Museau)
unde quidam devinant, quae
facit
conscium facere (een onderstelling die natuurlijk opkomt). Equidem nescioo quid rei
taliter egit, ut
si
minder deze van Myconius (Herminjard
266): „Adfirmavit idem (waarschijnlijk Morelet du
non bene
dam-
absolvere, neque
Calvini accusationem et Caroli repur-
eenige ambtgenooten had rondgezonden), ad quae certe
Carolum propemodum Kalvijn
quod
nisi
ad
bominem neque
nee du m intelligo quo spectent.
obstupui,
possem,
attinet,
Ex aequo enim
iurassem
bonum
sit.
Quamdiu
esse virum."
bij
fuit
79
met
koning* van Frankrijk
rust laten een partij, die den eigen grondslag der kris-
Hoe
beschaving wegnam.
telijke
nietswaardig persoon
op
Hoe kon de
wettigen.
Protestanten
meer Caroli
boe minder de Katholieken zich
te zijn,
getuigenis konden beroepen
zijn
een
bleek
^).
Ook dientengevolge, door de verwikkeling van deze aangelegenheid met den toestand der Protestanten in Frankrijk, kwam Kalvijn met zijn verzet tegen Caroli in een scheeve positie. Zijne
onderscheiding tusschen bijbelsche en konfessi-
hem gemaakt
oneele orthodoxie ware beter door
van vollen vrede. Voor de meesten was
geval
den
natuurlijk
zeer
zij
nu men hen
;
en
aan van willekeur.
schijn
hadden Farel en Kalvijn, nu
hadden gewonnen
in een tijd
te fijn,
zij
zij
eens het pleit te Bern
gedwongen
niet
nam
In elk
hunne
had,
rechtzinnigheid door het onderteekenen van de oude symbo-
kunnen onthouden van
len te staven, zich
immers
van nu aan
alle,
polemiek tegen de uitdrukkingen „drie-
overtollige,
éenheid" en „goddelijke persoon" Deze polemiek moest toch in de gemeenten veel misverstand en verwarring wekken. Juist
omdat Caroli wel
maar evenmin
niet in het gelijk gesteld,
de konfessie van Kalvijn te Bern bekrachtigd was
1)
leest
In een brief van Myconius aan Bullinger, van 26 Juli 1537,
men: „Carolum audio receptum
ipsum reclamare Lutlieranis. Nescio est,
Evangelii
audire, nisi 2)
sectatores
quod putat
non
verkeerde
men
hij
si
non recte
eos
Lij
zijne konfessie
vous,
Caulvin,
quod Kex
audierit
res ita liabeat. Ilhid pejiis
certum
apud illum
sentire de divinitate Christi."
te
in groote dwaling.
que
nostre notice
in Gallias,
ob aliam causam
Indien Kalvijn meende, dat
verkregen, omdat
dan
schijnt
'^),
Bern bet recht daartoe had
daar zou hebben aangenomen,
„Et mesmement ayés
escript
est
une
venuz a lettre
certain Francoys estant a Basle, disante, que vostre confession
Bern voorgelezen, Congrégation
que ne ce
et
zie
boven
bl.
75) soit esté
adprouvée en nostre
—
ce
que vous
et
nous [nos] prédicants avoir ycelle ratiüée,
constera
pas,
ains
Ie
contraire, [savoir]
Pharel aves adoncque esté consantant
et
a (te
accordant de subsigne la
80 Bern met zekerheid daarop onthouding bleek
een
Van zulk
hebben gerekend.
te
Integendeel
niets.
de Hervormers
,
van Genève hadden op een kerkelijke vergadering
nostre faicte au
Dont nous
Basle, et vous tenir d'ycelle.
dit
que tachés d'y contrevenir par
baïssons
tels
Gex
te
^),
es-
propos, vous prians
vous en voulloir déporter. Aultrenient, serons contrainct d'y pourremede." (Terwijl het adres van dezen brief achter
d'aultre
veoir
den naam van Farel plaatst: „prescheur de l'Evangile", heet Kal„Lecteur
adres:
datzelfde
op
vijn
en
Saincte Escripture a
la
Genève." Welke reden Bern mag gehad hebben
om
tusschen Farel
en Kalvijn een onderscheid te maken?)
In het gebeurde te Gex bezitten
*)
naar het mij voorkomt,
wij,
kostbare aanwijzing omtrent hetgeen in deze aangelegenheid,
een
en van de zijde van Kalvijn, aan de vergaderingen van Lausanne en Bern zal zijn voorafgegaan. Aangaande hetgeen Caroli tot zijn aanval op Kalvijn
c.
aanwijzing op
elke
dat wij
ingelicht,
heeft bewogen, zijn wij zoo
s.
prijs
moeten
onvoldoende
stellen.
Welnu,
indien Kalvijn nog na de vergadering van Bern de menschen
las-
„triniteit"
en
met
viel
tig
polemiek tegen
zijn
„persoon;"
indien
hij
termen
de
dat nog deed, na toch
van Basel en dus het gebruik van die woorden
zelf de konfessie te
hebben goed-
gekeurd, wat zal Kalvijn dan wel gedaan hebben, toen er in deze
nog
zaak
was
niets
eigen was, heeft
pogen
hij
!
Met
dat tirannieke dat
hem
kon, den lieden aan het verstand
dat men wel den Vader, den Zoon en den God mocht noemen, daarnevens Gods eenheid hand-
Geest
maar
havende,
waar
brengen,
te
•heiligen
voorgevallen
zeker,
hij
niet,
volstrekt niet van „drieëenheid"
spreken. Is
het wonder, dat een Caroli de subtiele onderscheiding moede werd,
en het zijn
met andere woorden zeide is
omdat
eigen
hij
orthodoxie
autem gravius
quidem te
hoc
nunquam
hebben,
dat
:
Zoo iemand het woord
niet
wil,
de zaak niet wil. Kalvijn zelf meende wel, dat
van
nuntio in
de
te
voren vaststond als een rots. „Eo
perculsi
mentem
sumus,
venerit,"
quod
schreef
hij
id ne timere
na vernomen
verdenking van Caroli zeer gereedelijk door
vele kerken
was gekoesterd. Maar welke reden had
maticis een
peccare non posse omtrent
Caroli,
om
in dog-
Kalvijn aan te nemen
.f*
81 vermoedelijk in Augustus gehouden, de oude polemiek her-
en met
vat
hunne bijzondere terminologie de vergadering
Den
lastig gevallen.
Bern hen
1 S^'^"
dier
maand noodigde de Raad van
op het grondgebied van Bern hunne bijzondere
uit,
meeningen over het zinledige van de
traditioneele dogmati-
sche termen anderen niet langer „in te scherpen"
wanen,
moesten niet
Zij
doen
gelooven,
te
gelijk
dat,
konfessie van Kalvijn
Bern de
Integendeel:
de
Helvetische konfessie, die van Basel
kend, en volgens den Raad van Bern
aan
zich
pas,
van de
te stellen
alsof alleen
,
goedgekeurd. Dit had bovendien
van Farel en Kalvijn
fessie
wilde
was
aan-
tot
werd verheven, was niemand
®),
het
ondertee-
nu
niet te
formuleering
door
Bern was
zijne gevaarlijke zijde
Want
rust der gemeenteleden.
de
kwam
hunne
leerstukken
geheimzinnige
beide
het
Kalvijn en Farel hadden daar juist
genomen. eerste
^).
Kalvijn
voor
indien de bijzondere kon-
standaard van rechtzinnigheid
veilig
wanneer
hij
de rechtzin-
nigheid dier beide predikanten eens overluid in twijfel trok
„Nous sommes
*)
de
tant
moctz trinité 2)
vostre et
intention
hem
door
mentionem
gestelden brief van
CE.
aan die van Zurich (30 Aug.),
De
3)
opinion
et
van den
277).
bl.
dochters
IS'^^'^
Aug.
is
de
Men had hem
continet", zegt
Kalvijn zelf
Th. Ep. I,bl. 119. (Zie straks.)
gezegd: Gij
hij
boos geworden en had
slecht
en
bekomen. „Desquelles
ville (Pontareuse),
cause
pour
is
Corres p ondan
c e
en uwsgelgken geeft uwe
liever aan kettersche vreemdelingen
Daarop was
ceste
prins
des
een zeer karakteristieke brief van
mijn schoonzoon een ketter? Farel
hem
nullité
de predikanten van Genève
dien schoonvader, opgenomen in Herminjard's
burgers.
la
schoonvader van Caroli heeft het ondervonden. Toeval-
lig juist
(IV,
de
personne."
personarum
„Quae
in een
aulcungs de nous prédicants,
esté advertis par
de Gex que aultres, que cherches tousjours de
la terre
inculquer
leurs
^).
dan aan uwe medehij
geantwoord: Wat.P
een ketter! Dat woord was
(parolles), schrijft hij,
Messieurs
semblablement la communauté, m' ont
icelles,
et en
sommes
en proucès, en
82
De
vermaning van Bern bleef niet zonder vrucht.
officieele
Het was dan ook inderdaad hoog
dat het van
tijd,
nu aan
zonderling' vechten tegen de oude termen: „triniteit en per-
Partijkiezen
ophield.
soon"
was dringend
Waar
noodig.
moest het met de groote kristelijke leerstukken heen, indien
men
zich voor
overgaf en
hun formuleering aan
elke
waardig snel
is
Kalvijn
bij
aangehaalde
zooeven
allerlei haarkloverijen
Merk-
zijne eigene redaktie had.
leeraar
brief
De
de verandering van toon.
van Bern
van 13 Augustus,
is
en reeds den 30^*™ dierzelfde maand wordt door Kalvijn en de andere predikanten van Genève een brief gericht aan die
van Zurich. Dit van
schijn
schrijven,
door
hem
is
te zijn voort-
den brief van Bern
ons, die èn dezen briefen
van 13 Augustus kennen,
met welk een
na-
den
beweging der predikanten
uit de eigen
gekomen. Maar voor
maakt
uit Bern, heeft
opgesteld,
geen melding van de vermaning
tuurlijk
het niet onvermakelijk te zien,
assurantie Kalvijn, alsof
het nooit uit het
hij
oog had verloren, aan die van Zurich verkondigt, wat eerst
hem
een groote veertien dagen geleden Bern
oog had moeten dat
niet
bij
gij
En nu
kend.
voor
brengen.
Bern had geschreven
schrijft
op
zijn
beurt Kalvijn
zijn
dat wij het vrije gebruik van die
altijd
lijk
sorte
en
de
konfessie
*)
!
En hoe
woorden
in de
Kerk
Dit
is
zeker tame-
toevallig, dat wij in de brieven
van
que en sommes vesneus jeiisques la de vous envoyer quérir,
pour scavoir de vous comment voulés gericht aan Farel zelf,
om hem
De
faire."
hoe weinig
van harte zal
licht
schied, en
hoe groot dus de pressie van buiten
voorstellen,
Brief van Bern
advertis
.
.
.
brief is namelijk
nederig vergeving te vragen.
kan zich
*)
hoe weinig bang
:
van Basel hebben goedge-
den term „persoon" bezigt.
die
naïef
Vergeet
de termen „triniteit en persoon" blijkt daar-
wij
keurd,
:
ons de konfessie van Basel hebt ondertee-
uit,
gewild
onder het
zelf
dit
aan Kalvijn (13 Aug.)
:
Men
zijn ge-
zal zijn geweest.
„Nous sommes
que cherches tousjours de leur inculquér vostre
esté opi-
83
die
met Caroli nooit een syllabe over van Basel vernemen voor en aleer Bern hem
den
over
Kalvijn
konfessie
twist
het onderteekenen van die konfessie
met zooveel nadruk aan
Zonder deze handigheid van Kalvijn
heeft herinnerd!
breed dut
willen uitmeten,
te
mogen
wij uit de omstandigheid,
haar noodig achtte, afleiden, hoe sterk een overwicht
hij
door Bern werd geoefend
vorming
;
hoe deze machtige steun der Her-
in Zwitserlanil heerschte over de
gewetens van klein
en groot. Kalvijns houding zou waardiger
geweest, zou
zijn
van minder menschenvrees hebben getuigd, wanneer terlijk
geschreven had:
zetten tegen de oude
wij
voor ons zouden ons liever blij ven ver-
termen der katholieke Kerk, maar Bern
onwaarheid behelzen, en
—
heeft herinnerd
wij,
door te Bern de konfessie van
— een daad, waaraan Bern ons onlangs
Basel te onderteekenen
Maar
hij rui-
anders; wij gehoorzamen, omdat die termen geene
het
wil
al te
ons recht tot verzet hebben
prijs
gegeven.
zoo openhartig kon Kalvijn reeds niet meer wezen. In zijn
zendbrief aan Grynseus en de andere kollegaas was juist dat
gewichtige
feit
zijn
:
onderteekening van
de konfessie van
Basel, die de oude termen gebruikte, verzwegen
nion de la nullité des mocts trinité et personne
.
.
.
^)
Voiis aves
.
.
.
subsigné la nostre (confession) faicte au dit Basle." Brief v Kalvijn aan Zurich (30 Aug.)
quam non abhorreamus, constare
Ecclesia
in
ticam
hinc
semper
:
liquet,
„Ab
eius
modi enim vocibus
quod liberum earum
voluimus
usum
Confessionem Helve-
et
editam nobis piam sanctamque videri pronunciavi-
Basileae
mus, quae tarnen personarum mentionem continet." *)
nseus
Men e,
tegen:
a.
herleze
se
animadvertisse"
exilium actus est; sed
ab
tevens
den vroeger aangehaalden brief aan Gry-
pronuntiarunt
„Fratres
probandum
nu
Over de konfessie van Basel daarin geen woord. Daaren-
nos
in
dat
Confessione nihil imille
plane absoluti, non
omni quoque suspicione". niets,
nostra
„Sycophanta
Hier
is
de volle waarheid meldt.
niets
(nl.
Caroli)
in
a crimine modo, niet waar,
maar
Kalvijns reclitzinnig-
heid was te Bern erkend, maar indirekt gelaakt zijn gebrek aan takt,
84
Nu
het dus gebleken
is
dat Kalvijns geloofwaardigheid in
,
zijne als historisch bedoelde
aan
voorzichtigheid, daarin
mededeelingen niet boven eiken
openbaar, dat
in de jeugdige
hij
Her-
vorming onnoodig een twistappel wierp. zeggen
Misschien
Dat „Nos plane
weinig.
te
wij
ab omni suspicione" was toch eigenhjk terstond na de synode
Althans
de stemming te Bern anders.
13 Aug., de weinig vriendelijke brief van Bern over het ge-
Eerst,
beurde de
is
absoluti...
gesproken.
te sterk
Gex
te
bovendien
;
leest
men, in dit eigen schrijven van
Genève aan
van
predikanten
„Proinde non videmus quid
van
die
Zurich
Aug
(30
in nobis desiderent Aristarchi
)
:
qui
illi
astute nimis agere cavillantur." Met dat schampere woord Aristarchi moeten de Heeren van Bern bedoeld zijn.
nos
Indien
die
geabsolveerd
ren
ambtgenooten beschuldigden
zijne
hadden
agere",
hem dan Dan moet
zij
omni suspicione"
„ab
?
kort
van Bern hebben plaats gegrepen voor
vleiend
Hadden
Kalvijn.
hem
een verandering wei-
:
hem
zij
beter leeren kennen
wij
„astute agere." Deze brief
er een nieuwe proeve van.
gen
is
stellen
voor hetgeen
hij
schreef als sekretaris van het kollege
eigen
bewijst,
hoezeer
zich
hij
hoedanigheid, waarin
gekomen i
in
de
;
leest
reis,
hij
die
v.
de pen voerde.
Aan
persoon
maar
;
zijn reis
tot bijstand
„Calvinus quoque,
derden
Genève, Mss,
cum
.
.
.
.
.
.
:
naar Lausanne
van Viret
vijn vindt
men
afgedrukt
bl.
de plaats van
eersten
Het autographon van Kal-
Corpus R e f o r m.
tekst, dien Trechsel geeft in zijne
trinariër vor F.
284).
(zie
„Ego quoque cum
accurrissem," en verder de geheele paragraaf in den
persoon (verg. Herminjard IV,
106)
accurrisset" enz.
dit staat in
een oorspronkelijke, later doorgehaalde redaktie illuc
n".
met moeite bewust bleef van de
slechts
ondernomen werd
men nu:
den
het nog aanwezige koncept van
in
hand (Openb. Biblioth.
Kalvijns
alles
niet vrij
zegge niet, dat wij Kalvijn niet ten volle aansprakelijk mo-
van predikanten. Een rature
boven)
?
bevonden van eenig
Reeds meer dan eens hebben
Men
vo-
te
tusschen het
Juni en 13 Augustus een volkomen verandering in de
van
begin
stemming nig
Heeren Kalvijn en
„astute nimis
van
en bij Herminjard. De Die Protestantischen Anti-
Socin, Heidelberg, 1839,
afkomstig van een latere hand.
I,
273, heeft varianten,
85 twijfel
verheven,
is
zij
het ons vergund ten aanzien van de
houding van Bern tegenover Oaroli op den aanvang van ons onderzoek
toon dan in
komt mij met Caroliin zijngroo-
spreken. Het
te
alleszins waarschijnlijk voor, dat de strijd te
stelliger
trekken het volgende verloop en deze fysionomie heeft gehad 1" Caroli ziet in de Zwitsersche
Hervorming een
soort
van
Nieuw-Katholicisme, gekant tegen misbruiken, maar geroepen
om
en gezind
de oude kristelijke leerstukken te handhaven.
dien grond omhelst
hij
Deze Nieuw-katholieke geest doet
2*^
hem het vertrouwen ver-
werven van de Regeering van Bern toen in hare
Op
de Hervorming.
zij
voornemens was
nieuwe provinciën de Hervorming in
te voeren. Hij
wordt dus eerste predikant van Lausanne en in een aanziengeplaatst
positie
lijker
dan die aan
zijne
ambtgenooten in
het nieuwe gebied van Bern ten deel viel. 3°
Met
positie
dien geest bezield, poogt
gebruik
te
maken tot
hij
van
zijne aanzienlijker
het oefenen van eenig oppertoezicht
op de kerken zijner omgeving; ook tot het houden van een
wakend oog op Genève, waar Farel en Kalvijn een veel radikaler opvatting van de Hervorming vertegenwoordigen, in zoover als
zelfstandig tegenover geheel de dogmatische tra-
zij,
Is deze brief het bewijs, dat het evangelische: „zijt listig als de
slang" niet geheel vergeten werd,
geweten
niet
ook door hem wij
:
„Plus
tot dusver de strijd
satis
onibus certatum
mutuo
hij
toont ons tevens, dat Kalvijns
volkomen gerust was ten aanzien van de
wijze,
was gevoerd. Aan het
waarop
slot lezen
hactenus inter Christi ecclesias odiis et contentifuit.
Quibus malis nunquam
ita
laboratum
fuisset,
candore certatim omnes excepissent lam vos per sacrosanctum Christi nomen obtestamur, ut si
se
si quid ulla in re a nobis peccari existimetis, eius nos ne gravemini admonere" Dit is de welbekende zalvende wijze, die gevolgd pleegt te worden, wanneer men wel gevoelt,
dat juist
niet
alles in
den haak
is
geweest. Bij eenige zelfkennis,
had Kalvijn de voorlichting van anderen laat zijn gedrag te
wenschen over.
niet noodig
Aan „candeur"
86 der Kristenheid,
ditie
den Bijbel, gelijk
alles
werk der Reformatie
en kristologie,
triniteit
Eaad van Genève een
den
zij
dien zin het
in
en daar tegen de traditio-
zich hier
formuleering van
neele
Om
kunnen bevorderen, verklaren de
te
genoemde Hervormers
onmiddellijk willen putten uit
dien verstaan.
zijzelf
en bieden
geloofsbelijdenis aan,
waarin
genoemde Schriftbeginsel krachtig uitgesproken en van
het
de genoemde traditioneele termen gezwegen wordt.
Waar moet
4°
tholiek,
dat heen? Caroli ziet zijn eigen, Nieuw-ka-
Hervormingsplan
gevaar en acht het oogenblik
in
gekomen, om bet eigenaardige van dat program scherper te doen uitkomen. Hij verkondigt daartoe van den kansel van een leer omtrent het gebed voor de doeden (mis-
Lausanne
schien ook omtrent de Mis), die zooveel mogelijk rekening
houdt met de behoefte van een gemeente, aan wie het nieuwe geloof van overheidswege
Daarover
ö*'
is
opgelegd.
verantwoording geroepen
ter
straks ook dcor Kalvijn, den
Hervormiugsprogram
man
belichaamde
het zoo even vermelde gevoelen
dooden
staande,
Men
gebied.
maar brengt
hij
,
houdt
over het
den
strijd
niet
hij
Viret
alleen
gebed voor de op een ruimer
verwerpe desnoods deze of gene Nieuw-katholieke
handhaving van oude godsdienstgebruiken, mits aan de
door
in wien zich het radikaler
oude dogmatische termen:
triniteit,
men
niet rake
homoousie enz.
en daarmede aan het gezag der oude oekumenische konciliën.
Want zet
indien hieraan
zij
door de
Hervorming wordt getornd,
de eerste schrede op een weg, die tot een volledige
breuk met de groote rel en Kalvijn
kristelijke overlevering
worden
moet
uit dien hoofde door Caroli
leiden.
— Fa-
wegens hunne
geringschatting van die symbolen aangevallen en van Aria-
nisme beschuldigd. 6°
Hiermede was de hoofdkw.estie uitnemend gestekh Had-
den de oude symbolen normatief gezag, dan was ieder een ketter,
die
hunne onwaarde staande
zendwerven verzekeren
,
dat
hij
het
hield, al zou hij dui-
dogma aannam, door
de
87
Kerk
symbolen geformuleerd. Misten
die
in
gezag, dan was ieder
vrij,
voorloopig
loof te formuleeren gelijk het
om
om
het rechtzinnig ge-
goeddacht, maar weldra ook
van den Bijbel
uitlegging
als
hem
normatief
zij
persoonlijke over-
zijne
tuiging uit te geven voor de ware heilsleer.
Voor de autoriteiten van Bern
7®
wel
kwam
in dezen afgetrokken vorm,
niet
knoopt aan
een
personenkwestie.
de kwestie even-
maar
veeleer vastge-
Men had
daar niet
beslissen over de vraag, of rechtzinnigheid bestaanbaar
te
was
met geringschatting van de oude symbolen, maar of Farel, Kalvijn en Viret, die van deze hunne geringschatting geen
geheim maakten,
als
Bern in gemoede
niet verklaren. Caroli
Arianen waren aan
te
merken. Dat kon
had
zijne beschuldi-
ging van Arianisme gegrond, minder op uitspraken van de beschuldigden, dan wel op deze aprioristische stelling de f o r
mu
1
e
van Athanasius verwerpt, verwerpt het
men
van Athanasius. In dat apriorisme verviel
Zoo bleef er geen enkele reden over, Arianen
te
noemen.
Zij
om
ontvangen een
te
:
Wie
geloof
Bern
niet.
Farel en de overigen
attest,
dat
hunne
per-
soonlijke onschuld bevestigt.
Wil
8"
dit getuigschrift
heeft? In de kwestie
zeggen, dat Caroli zich bedrogen
de facto natuurlijk
ja.
Maar evenzeer
in de kwestie
de jure? In het allerminst niet; zoo weinig,
Bern den
eisch van Caroli aangaande de rechisgeldigheid
dat
van de oude symbolen overnam, door de konfessie van Basel te
doen onderteekenen. 9**
Maar
Caroli had
nog
iets
anders geleerd, dat met de sym-
bolen-kwestie slechts uitwendig samenhing zijne leer over het :
gebed voor de dooden (en de Mis).
Deze leer wordt
evangelisch te Bern veroordeeld, en hijzelf
als anti-
om deze leer afgezet
(ook verbannen?). Kalvijn heeft tusschen Caroli's betrekkelijken triumf en zijne nederlaag op de
synode van Bern niet be-
hoorlijk onderscheiden. Caroli's veroordeeling is in geen enkel
opzicht een erkenning van de juistheid van Kalvijns beginsel. 10°
Het
attest
van Bern, dat geen melding maakt van Kal-
88 vijns
ODderteekening van de konfessie van Basel,
deze
zijne
dat
licht,
dit zien
onvolledigheid den uitslag van den
gunstig genoeg
niet
door
stelt
een
strijd in
voor Caroli. Caroli heeft
is
aankomen. Wij weten thans, dat de Raad van Bern
hem
in de kwestie de iure gelijk gegeven had en dit niettemin niet uitsprak in het getuigschrift. Wat was van zulk een wankelmoedig lichaam te verwachten? 1
1"
Nog woont
Caroli een vergadering
van het konsistorie
dat de strijdende partijen tot verzoening hoopt te brengen.
hoopt
zonder eenigen grond. Kalvijn en Farel hebben
dit niet
de konfessie van Basel immers onderteekend
dan
bij,
Het
:
wat
zal Caroli
beschuldiging van Arianisme langer staande houden
zijn
Caroli denkt er anders over;
wantrouwt misschien, en
?
niet zon-
der reden, het gebruik, dat Kalvijn van dat terugnemen der
beschuldiging zal willen maken; en
poging
tot verzoening,
komt, verlaat
eer,
wegens de mislukte
de zaak andermaal voor den Senaat
morgen de stad. God dankende dat hij haar achter den rug heeft *). Bern denkt er niet aan, hem de afreis te bemoeielijken of hem te achterhalen ten einde hem over de grenzen te brengen. Men laat
hem
hij
heimelijk in den vroegen
gaan.
Deze voorstelling van de zaak
wekken.
Men
is
tot
zal,
vrees ik, eenige verbazing
heden zoozeer onder den indruk geweest
van de smaadredenen, door Kalvijn tegen Caroli uitgesproken, dat
men
het
met dien Caroli
niet ernstig
nen opnemen, om de noodige aandacht
te
genoeg heeft kun-
schenken aan
lemiek tegen de Hervormers van Genève.
om
toe
te
is.
Maar
de stukken, waarop
zij
rust,
door mij onder de oogen van den lezer gebracht.
Mijn oordeel over den
*)
po-
geven, dat mijne voorstelling, streng genomen,
niet geheel bewijsbaar zijn
zijn
Ik ben de eerste
strijd
kan
niet onzeker zijn. Caroli
„Je remercie Dieu lequel par sa grace m'a
d'une bande laquelle de long temps
ven aangehaald).
me
tiré
honorablement
desplaisait"
(reeds hierbo-
89 heeft
en
beter
vroeger
dan
radikaal de
Hervorming der
was, te werk
te
Kalvijn zestiende
ingezien, hoe weinig
eeuw
bereid, of in staat
gaan. Kalvijn heeftop het punt der oekumenische
konciliën toegegeven en ten aanzien van drieëenheid en kristologie de roomsche
dogmatiek eenvoudig overgenomen. Het dat
strekt Kalvijn zeker tot
lof,
aan gedacht
godsdienstleer van de overgeleverde
dogmatiek neer Bern.
hij
te
zijn
heeft,
zijn
hij
althans een oogenblik er
emancipeeren, maar hooger zou
hij
staan, wan-
poging daartoe had volgehouden in weerwil van
HOOFDSTUK
IL
KALVIJNS NEDERLAAG IN
Indien
er
ooit
een
kerkelijke
minder dan anderen de het
in
sche
heeft
schild
mogen
Zij is
is
geweest, die
leus: soevereiniteit in eigen kring,
voeren, dan
Hervorming geweest, ook
vertegenwoordigd.
beweging
1538.
in zoover
zij
is
het de Zwitser-
door Kalvijn wordt
verwekt, gevormd, gevoed, op de heen
gebracht en gehouden door de wereldlijke macht.
De
invloed,
dien het volk onmiskenbaar op die Hervorming heeft gehad,
zou zonder beteekenis
gebleven, indien de Staat de zaak
en aanhoudend
ernstig
niet
zijn
harte en ter hand had ge-
ter
genomen. Al het belangrijke doet de Staatsmacht. Staatkunde geeft
Bern gelast verdraagzaamheid en gelast
den doorslag.
beel-
denstorm, niet naar veranderend geloofsbeginsel, maar naar
den eisch der opportuniteit. Bern
dezen
gezag
het
erkennen
*)
aan de godsdiens-
beweging hare vaste grenzen voor, wel ver van in
tige
te
schrijft
Bern
van Schrift of geweten onvoorwaardelijk
').
aan
Januari 1537,
de bij
Predikanten
Herminjard
n".
„im
Conseil de Berne a tous ministres lutation.
En
Savoyer Land",
in dato 5
600: „L'Advoyer, petit
grand
et
de la Parolle de Dieu
.
.
.
sa-
apprès vous advertissant estre venuz a nostre notice,
comme aulcuns
entre vous
soyent d'opinion d'ensuivre leur fasson
91
Raad vau Genèvc wendeu
den
Tot
want
dier stad,
wenden
zich tot dien
Raad
onze aandacht verdient, vooral
een fransch stuk
in
om
Veelvuldige
voorwaarde:
Eerste
*),
dat
de vereischten, waaraan
hun oog een goed ingerichte kerk
in
inrich-
Gods woord.
ten overeenkomstig Zij
zich de predikanten
Raad moet de kerk van Genève
die
heeft te beantwoorden.
en
tevens
heilige
en
Met het oog op dat de macht der sleutelen
eerbiedige viering van het Avondmaal. doel
noodig de kerkelijke tucht,
is
van de weerspannigen jegens Gods woord.
uitbanning
Tweede voorwaarde Derde voorwaarde
P
daardoor
kinderen
in
de
^)
psalmgezang en openbare gebeden.
:
onderwijs aan jonge kinderen, teneinde
:
zuiverheid
staat
stellen
te
der
leer
2®
bewaren;
te
rekenschap
de
geven van hun
te
geloof en 3^ dat geloof in de gemeente voort
te
planten van
ouder op kind. Vierde voorwaarde: een wet op de huwelijken, ter vervan-
ging van de matrimoniale bepalingen „der pauselijke dwingelandij/'
Tot verwezenlijking van die voorwaarden stellen de predi-
kanten de
volgende artikelen van kerkelijke „politie" voor
aan den Raad, opdat deze
de
touchant
faire,
quo
nous
nostre
cérémonies
les
Surquoi
Eglise.
.
.
*)
zijn, 2)
faict,
Bij
lesquels nous
Ie
peuple
il
d.
i.
réformation de
commandons
que, et
en
tous endroits,
mandement que
sur ce
commis vous communiqueront."
Herminjard N°. 602. Het moet van de eerste
„Tiercement,
;
en aultre sourte
en wel op grond van (A) in dato 15
server
is
nostre
vous ensuivés et observés la réformation
avons
des Raads
et sacraments,
conformez a
advisés
l'avons
moge doen wat
est fort requis
et
helft van Januari
Januari van dat jaar.
quasi nécessayre, pour con-
en poureté de doctrine, que les enfFans des leur
jeune eage soyent seullement instruicts qu'ils puyssent rendre rayson
de la foy, afin que la sentence de la doctrine évangélique soit
diligemment.
.
.
baillée
.
.
de père en
filz.
92 nadat hijzelf die artikelen zal bevonden hebben
invoere,
ze
overeen te stemmen met Gods woord.
De Avondmaalsviering. In beginsel, moet zij plaats hebben eiken Zondag. Maar wegens den zwakken toestand der ge1^
meente heeft het den predikanten „goed gedacht/' haar voorloopig te doen plaats hebben eenmaal in de de drie kerken,
van
De
2^
maar
kerkelijke tucht.
dat indien
altijd
maand
')
in een
voor de geheele gemeente.
De predikanten
van oordeel,
zijn
in het Katholicisme weldra opgehouden heeft
zij
de goede vruchten te dragen, die
mocht plukken,
dit
wenschen
men
er in den
aanvang van
geweten moet worden aan een misbruik,
Het Katholicisme
te vermijden.
name-
heeft
dat
zij
lijk
de tucht ontnomen aan de gemeente^ en haar opgedragen
aan den Bisschop. Daarom slaan
Genève benoeme
een
getuigenis hebben in
sonen
want of
men die
*)
al
Raad van
aantal personen, die een goed
de geheele gemeente. Onder die per-
:
het woord
bisschoppen nu
— het maakt vaak zulk
niet
mogen
een belangrijk onderscheid
dan niet een naam aan een vreemde taal ontleent,
opzieners moeten het oog houden op ieders gedrag;
„Mais," luidt de opportunistische overweging, „pourceque
du peuple
mité si
zullen
wij
—
voor, dat de
de stad in wijken worden verdeeld. Die opzieners,
zal
gebruiken
zeker
zij
est encore telle qu'il
souvent célébré, ayant esgard a
que
enz."
Wat
blijft
y auroyt dangier,
cela,
il
nous
er tocb over van dat
a
s'il
l'infir-
estoyt
semblé bon
zoogenaamd nederig
buigen voor bet gezag der Schrift, wanneer overleggingen van menschelijke wijsheid de
Men
werking van dat gezag telkens mogen wijzigen
vraagt het zich vooral, wanneer
men
zich uit Kalvijns I n
.^
s t i-
tutio herinnert: „Haec consuetudo quae semel quotannis communicare iubet, certissimum est Diaboli inventum."
kommuniën alleen
tot 12 leidt,
daarom
bij
kan toch
Satan uitkomen!
niet,
De
van 12 tot
1
weg, die van 52
doorgetrokken,
93 zoodra het ergernis predikanten,
vermaning. Baat
voor de gemeente brengen. Als ook
de zaak
zij
laatste
middel
Die uitbanning had zware gevol-
van het avondmaal en van
uitsluiting
:
omgang met
de leden der gemeente
„Notable
1)
vice"
160;
bl.
ceux que vous aves ouy
.
.
.
verg.
te
nommés de
allen
gemeenzamen
een Paria-toestand
;
161: „Les vices sont
bl.
Allerlei rekbare uitdrukkingen (evenals
Profession de
van
foi,
Genève zouden bezweren) d'un cbascun; et
s'ila
personne,
quelque
:
Nov. 1536,
10
„ayant
l'oil
^)
Paul, et tels semblables."
St.
Dit belangrijk artikel van kerkelijk strafrecht
2)
gesteld.
dit
uitgeput, zullen de predikanten overgaan tot
is
de kerkelijke uitbanning^).
gen
dreigen met een open-
zij
ook die bedreiging zonder uitwerking, zoo
lijke aanklacht. Blijft
zullen
beginnen met broederlijke
te
dan zullen
niet,
zij
van doen aan een der
geeft, er verslag
*)
dan hebben
die
zeer slordig
is
in art.
19 van de
die de inwoners
van
sur la vie et Ie gouvernement
voyent quelque notable vice a reprendre en
qu'ils
en
communiquent avecq queleung des
nainistres,
pour admonester quicunque sera celluy lequel sera en
faulte
l'exorter
et
ment
tout
cela
veult persévérer
rechtmatige
fraternellement rien
n'a .
.
.
,
.
vragen
proffité,
et lors sera
vice?"
Wie
is
het
den kerkelijken ban
wanneer
ren,
len
die
subjekt uit te
doen
Wat
?"
1'
!
on
cognoëstra
?
Wat,
s'il
excommunier." Hoevele
Wat gold
beteekent „vie et toen
als
eindelijk,
„notable
Wie
van „pour admonester?"
spreken
Et com-
corriger ....
se
adoncques
temps de
zijn hier niet te
gouvernement d'ung chascun
Ie
de
moet
heeft
er gebeu-
opzieners eens juist een predikant zagen verval-
in „notable vice"?
Afgescheiden van de vragen, waartoe aan-
leiding geeft de (opzettelijk?) slordige redaktie van een artikel, dat,
om
geen instrument van ondragelijke dwingelandij te worden, door
de
grootste
nauwkeurigheid
zich moest kenmerken, rijst
andere vraag op uit hetgeen hier niet wordt gezegd. deze opzieners of
bij
gevonden,
als
3)
een hunner gebrekkige waakzaamheid werd
gevolg hetzij van nalatigheid, hetzij van medeplichtig-
heid, in welke val,
bij
nog een
Wat, indien
mate dan ook?
Eonden de predikanten,
in dat ge-
het initiatief nemen?
„Et
qu'il
soyt dénoncé aux aultres fidelles de ne converser
poënt familièrement avecq luy."
Een
hardheid,
die
evenwel niet
94
waarin de Paria evenwel gehouden bleef „de preken geregeld
wonen om voortdurend onderwijzing- te ontvangen." en dit geval wordt voorzien, Toch zou het kunnen zijn, dat men met die geheele excommunicatie „den spot dreef." Dan, zegt ons dokument, kan de Kerk niets meer doen, maar bij
te
—
—
dan zal de Raad hebben achting van
God en
zijn
te
overwegen, of
zulk een ver-
hij
mag
Evangelie ongestraft
predikanten verder, een andere maatregel
voorafgaan. Eer
een kerk tucht kan oefenen, moet er een kerk kerk, beweren
wie
niet
zij
(13 Januari 1537),
Genève
tot de
is er
nog
').
voortvloeide uit den geest des
men
luy,
juist.
pour
Ie
tijds,
want
1)
in
het Evan-
in Farels
sommaire
„Mals en toute autre sorte beuvant
et
van
mangeant
Ainsi fault converser avec
gaigner et retirer.
bl.
161 noot 13.
Verg. het slot onzer inleiding, laatste noot.
Herminjard, wiens gevoelen de
Belijdenis,
altijd
zwaar behoort
waarvan hier sprake
is,
artikelen terugvinden, die wij in floofdst.
November 1536 door boven
bl.
29 noot
noot
mois
rappelé l'existence an dit raison de sa
fession
de
présentation
keurigen
foi?
si
zij
reeds den 10^e°
auparavant,
les
is)."
(zie bl.
réellement présentée et
pasteurs n'en eussent pas
moment ou ils demandaient que chacun renNous croyons, par conséquent, que la Cona
Farel
n'a
été
du mémoire du 13 Janvier 1537
geleerde,
XXI
I hebben onderzocht en
Eaad werd voorgesteld
celle-ci avait été
Foi attribuée
hierboven sprake
wegen, wil
„Peut on admettre," vraagt Herminjard (IV,
14), „que,
deux
approuvée
3).
Farel aan den
te
de Belijdenis in
waarvan Kampschulte en anderen beweren, dat
162,
hun geloof '^),
bij
rexeommunié, en toute charité." Zie Herminjard IV,
2)
nog
hoofde den Eaad in overweging, alle inwo-
opdat aan het licht trede, wie zich
las
weet
De predikanten
ners van Genève te nopen tot een belijdenis van
1534
en een
Men
duidelijke blijken zijn, dat velen aldaar zich
uit dien
avec
zijn,
niet.
ware Kerk van Kristus behoort,
het Evangelie hebben gevoegd
bij
geven
te
er
terwijl
niet
laten.
de invoering van kerkelijke tucht moet, beweren de
Aan
Met
rédigée qu'après la (het stuk
waarvan
allen eerbied voor den zeldzaam
aan wien
wij de grootste verplichting
nauw-
hebben,
95
gelie schaart en wie liever
Paus moet
rijk
van den
blijft.
ik toch
vragen of het doel van de konfessie, vraarvan in het
stuk van 13 Januari 1537 gesproken
dat Farel zich
het doel,
XXI
het
bij
blijkens
Deze
voorstelde?
artikelen
wordt, niet een ander
den
titel
heet:
laatste
is
dan
met de konfessie der de
„Confession
tous Bourgeois et habitans de Genève et subiectz du pays dei vent iurer de garder et tenir." Daarentegen, in bet
la foy laquelle
stuk van 13 Januari 1537 wordt gewenscht, „que tous les habitans
de vostre
leur
ayent a fère confession et rendre raison de
ville
pour eognoëstre lesquelz accordent a l'Évangille, et lesquelz ayment mieux estre du royaulme du Pap e." Is dus niet de konfessie der XXI artifoy
(welke die ook
zij);
kelen een grondwet, die bezworen; de konfessie van 13 Jan. 1537, daarentegen, een voorstel, waarover gestemd moet worden?
Of liever
13
:
Jan. wordt omtrent den inhoud der konfessie, die elk burger zal hebben af te leggen, niets vooruit bepaald. Tusschen het denkbeeld, uitge-
drukt in het opschrift van de konfessie der
XXI
artikelen, en het
denkbeeld, uitgedrukt in het stuk van 13 Jan. 1537, verschil,
eerste
10 November 1536.
van
dateeren
van 21 Mei 1536
(zie slot
uit
te
niets
dan een
advint tout ceci l'an
Mais un peu apres Pasteur
et
il
Vie de Calvin van Nicolas E, C. O. XXI, bl 58 vlg 1536 au commencement de Septembre.
(Calvin)
in
L
a
pleit (C.
)
fut aussi esleu Pasteur. Estant ainsi
Docteur en ceste Eglise avec legitime election
il
dressa un b rief
Eglise nouvellement dressée. d'autant que lui et
un
Ik
gissing.
f ormulaire de confesquelque forme a ceste donner de discipline, pour
approbation,
sion et
moeten. Twee men een verklaring
burgers gelooven
alle
Maar zie hier toch een plaats Colladon, die er sterk voor
et
illusie
omtrent hetgeen de burgers gelooven willen.
lokken
declaré
Toen duurde de
later is de illusie verdwenen, en zoekt
geef dit voor
„Et
een grooc
onzer Inleiding) nog voort; dientengevolge
wordt voorgeschreven wat
maanden
is
dat gemakkelijk genoeg verklaard wordt, wanneer wij de
Il
fit
aussi
Et
un Catechisme
ses compagnons Ministres voyoyent que
c'estoit
mespris des Sacrements, de recevoir les gens a la Cène, qu'on
ne seust
(süt)
Papistiques,
sils
ils
avoyent renonce aux idolatries et superstitions
requirent les Magistrata de procurer que Ie peuple.
.
90
Men
had
Jahweh en Baal
kiezen tusschen
te
*).
Erasmus
was intijds overleden. Thans was het woord aan Kalvijn en zijne amhtgenooten die, als hij, in het bezit waren van een onfeilbare
Woord Gods.
uitlegging van het
Zij
hun
besluiten
brief met de
door hen voorgestelde, zoo het bleek met
verzekering, dat het
iurast la confession de foy." Colladon onderscheidt dus zeer stellig (de konfessie, volgens ons,
„un brief formulaire"
tusscheu
van 10
November 1536) en „la confession de foi (die in den brief van 13 Jan. 1537
is
katechismus
de
mededeeling in
eigen
Kalvijns
Tot dezelfde onderscheiding
bedoeld)".
E.
(C.
C. O.
voorrede van
319):
bl.
leidt
ons verder
zijn (latijnschen)
„lam vero confessionem,
so-
lenni iureiurando ab universo populo editam, non sine rationa adiun-
Uit het verband
gendam curavimus".
blijkt,
dat dit een konfessie
was, waarin ook de drieënlieid behandeld werd. Dat was, gelijk wij
het geval in de eerste konfessiën, die van 10 Nov.
niet
zagen,
moeten dus twee konfessiën
verlangde; ook C.
daargelaten
werkelijk bezworen
O. XXI,
zijn geweest,
of
zijn.
zij
beide,
dan wel alleen de
„populus coactus ut in christianam religionem
poogd
Geneva
door
zestiende
der
voorrede
.
.
paucis capitibus
partij
doen kiezen
te
van
hem van
eeuw.
toepassing verklaard op
Men kan
zijn (latijnschen)
het
het betoog vinden in de
katechismus
(C.
E. C. O. V.
bl.
319
Die toepassing, ofschoon eigenmachtig, was niet willekeurig.
vlg).
oordeel
Zijn
meente
(dit
boven
bl.
maakte hem
moet 28)
hij
had
die tot plicht.
quam
mus,
ut
Als voorganger der ge-
dus 13 Januari 1537 reeds geweest hij
zijn, zie
anders geen rust. „Quare non alia lege
pacem ac quietem obtinere cum eius
.
op het Oude Testament, dus op een goddelijk
vestigen
eigenmachtig
bevel,
R.
protestantsche en het oude geloof, heeft Kalvijn ge-
het
te
C.
iuraret").
Het recht om een geheele bevolking
1)
tusschen
laatste,
Vita Calvini
Zie ook Beza,
126: (eerst „doctrinae quaedam formula," daarna
bl.
comprehensam
Er
waarop Kalvijn den eed
nostris ipsorum
solenni professione
couscientiis potui-
nomen Christo
darent,
qui in
populo censeri, atque ad spirituala sacrosanctumque illud epu-
lum admitti
Het
vellent."
alternatief:
niet zonder reden
Jahwe of Baal; Kristus of door mij gebruikt.
Zij
Belial,
werd dan ook
komt voor
in,
en
is
ge-
97 den Bijbel overeen
stemmen, zou worden ingevoerd,
te
van menrchelijk overleg, maar
vruclit
als
van het Opperwezen
als de
niet
eigen wet
zelf.
de Raad een soortgelijke verzekering van noode,
Wel had
Epistolae duae de rebus hoc uitgekomen te Basel necessariis, apprime cognitu saeculo in 1537, te vinden C. E. C. O. V, bl. 323— 312. De eerste Epistola handelt de fugiendis impiorum (natuurlijk: der Katholieken) illicitis sacris et puritate christianae religionis obs er van da; de tweede; De christiani hominis officio in sacerdotiis papalis ecclesiae vel administ r an dis vel
heel in den geest van Kalvijns
abiiciendis.
De voor
van Jahweh en
tegenstelling
E.
C.
O. V,
C.
bl.
bl.
Ook
248.
1
waarin
religie,
schrijft (bl, 252)
nuUuni usquam
:
in
250. Kalvijns afschuw van de
quod veram pietatem
quam
hij
dico, prius constiterit, exsti-
vel opprimeret gravius,
sunt ho die nonnulla quae passim
papae visuntur." Daarom: geenerlei gemeenschap met het
welken
aard ook, zelfs niet in uitwendige dingen.
papisme,
van
Er waren
er genoeg, die
om
gestrengheid
zijne
bl.
was opgevoed, gaat zoover, dat
gentium superstitionibus magis execrabile
vel contumeliosius affieeret, in regno
hij
„hoc modo inter nos, quod
sacrilegium, et
tisse
oud-testamentische
Cor. 8: het eten van afgodenoffers
doet natuurlijk goede diensten. Zie katholieke
De
bl. 297.
met fornicatio wordt toegepast op het
vergelijking van afgoderij
Katholicisme,
Kristus of Belial komt
Baiil,
246 en
hem, den „intransigent" uitlachten.
„At mihi
bij
uitnemendheid,
266) sane videre
(bl,
iam quosdam videor, frivolam intempestivamque hanc meam morositatem irridentes, qui ac
si
in
eo
rem non
ita
magni ponderis perinde urgeam,
cardine tota religionis
summa
brengt Kalvijn niet tot andere gedachten tor,
primum, ut
omni contentione
pro facüi levique delicto
sit
:
posita,
verteretur."
„Eos
igitur
secum
Maar
despiciant,
ducendum, quo Paulus
(1
het
omnes hor-
num
Cor. 10, 20
sqq.)
Dominum ad pugnam
cari,
quo mensae daemoniorum communicari, quo Christi mensam
provocari, quo adversus Christum pec-
repudiari tradit."
Even onverbiddelijk abiiciendo, waaruit
is
de tweede brief
slechts dit eéne
:
de sacerdotio pap al i 302 „lam neminem fore
(bl.
:
98 want de predikanten voorzien groote moeielijkheden toepassing' dezer artikelen
nam
In de hoofdzaak
bij
de
*).
de Raad den voorslag aan. Hij dekre-
een kerkordening en een geloofsbelijdenis ^). Op eén was er afwijking: Het Avondmaal zou slechts vier
teert
punt
maal in het jaar worden gevierd. Voor het overige, theoretisch, volledige overeenstemming tusschen Eaad en prediDe toekomst moest leeren, of deze overeenstemming kanten. theorie
de
in
bestand zou zijn tegen het verschil, dat zich
openbaart
gewoonlijk
bij
de waardeering van de bijzondere
gevallen, waarin de theorie moet worden toegepast. Konflik-
waren het
ten
eerst te
de kerkelijke tucht.
artikel, betreffende
existimo,
quidem
cui
qui conscientiae testari ausit:
verwachten naar aanleiding van het
in
aliqua frontis
Het
natuurlijk ver-
particula pudor
innocentiam in tenendis profanis
quorum quae purissima
videntur,
haereat,
illis
sacerdotiis
tantum
exsecrabilis
nequitiae secum traliunt,"
Het
*)
dien
de
laatste artikel in
Eaad
alle
dit
den katecbismus,
schrijven betreft
kinderen moest doen leeren.
Februari werd uitgegeven de „Institution puerile de opgesteld door Kalvijn; bet
tienne",
fransche tekst
is
en antwoorden.
bem evenwel
zoo
Het zou ons
geschrift,
In Januari of
la doctrine cbres-
waarvan onlangs de
De onderwijzing is vervat in vragen beet „Le Maistre", Het kind noemt
teruggevonden.
De niet,
te
vrager
maar, althans na de eerste vraag,
„mon
p ere."
ver voeren wanneer wij dezen katecbismus uit
een pedagogisch oogpunt wilden kenschetsen. Alle godsdienstige vra-
geboekjes gaan, in mijn oog, aan bet groot en
onverantwoordelijk
mank van bet kind te doen van buiten leeren wat bet gevoelen moet. Le Maistre. bijv. ,,Sens tu par cela aulcun amendement de vie?" L enfant „Ouy aussi ie sens l'augmentation de ce bien en moy" en elders. Zie C. R. C, O. XXI, bl. 101 114. Eigenaardig, bl. 113: Le Maistre: „Par quelles paroles defFend il linjure de la femme et desenfans"? Lenfant „Ne fais euvel
.
.
.
—
point
paillardise."
Reeds op
bl.
105 wordt bet kind onderricht
omtrent de kerkelijke tucbt (administration des ^)
In dato 16 Januari.
clefz).
99
van
langen
den
om
Raad,
de rust der bevolking, en het
om
even natuurlijk verlangen der predikanten,
de zuiverheid
De
der gemeente te verzekeren, moesten tot botsing leiden.
')
bezweren
Verg.
weinig opgewektheid
toch betoonde
bevolking fessie te
A
^).
om
kwamen
Straks
aGenève.
Sogct, l'Église et l'État
etsi non pauci ree u sa rent tarnen Dominus XX Julii anno
(iiet
de kon-
Anabaptisten en KataBeza: „Quod
bezweren der konfessie) dedit
1537, ut palam praeeunte publico
scriba, a Senatu Populoque Genevensi in christianae religionis et
Dit
disciplinae simul capita iuraretur."
29 Juli 1537. Toen besluit de E,aad
dato
que tous
„que Ion donne ordre
:
dizenniers amcrront leurs
les
overdrijving, zie (A) In
is
en lesglise Saint-Pierre et la leur seront leus la Confession
les
en Dieu et seront interrogues
sera faict Ie serment de fidelite
aussi
men nog
niet
a la
Ook
ville."
toen was
men verwachten,
kon
gereed. Inderdaad, hoe
touchant
articles
veulent cela tenir,
sil
dat
burgers zich zouden laten knellen tusschen bet dilemma: of
vrije
de konfessie bezweren, of in ballingschap gaan
minder werd gedreigd; dracht der zaak
is
articles.
Az
proposer
leur
les
Maart
1
;
:
Item des
mie u lx que se porra que Ion doibgq
estes resolus dits
articles
accompagnes du capitaine.
lemieux que
1
Want met niets Ds ware toe-
In beginsel wordt tot het doen be-
deze. 16 Januari:
de suyvre Ie
vise
?
In dato 12 Nov. 1537.
(A)
zie
zweren der Artikelen besloten
vre
faire
gens dizenne par dizenne
et
il
articles l'on ad-
(A); '17
Maart: Des
par
maisons
aller
les
et
doibge assister un sindiquc
Mei: Item des articles Ion advise de suy-
se porra; 20 Juli: Eed van eenigen; 29 Juli:
Na
herhaalde aanschrijving, weder eed van eenigen; 19 September Beaucoup ne sont point venusiurer; 30 Oktober: Calvinus a propose que aulcungs hont iure la mode de vivre, les aultres non; ja, 12
Nov.: (qui)
:
Hier furent deniandes navoyent encore
sieurs
veinrent
Nov. dus nog
niet.
fait
et des
Het ging
Ie
les
gens
dizenne par dizenne quil
serment de la refFormation
aultres non
(A).
waarlijk niet van harte
was een gebeele straat niet opgekomen
om
te
de krisis reeds voorspellen. Verg. A. Eoget,
hij
ll^^n
—
p 1 u-
er 12
Nov,
Men kan
p bl 12 vlgg. Zie-
hier daarentegen het stichtelijk verhaal van Staebelin
zelden heeft een geschiedschrijver meer dan
Den
zweren.
t. a.
et
Men was
(t- a.
p.
bl.127;
het gelaat der dingen
100 Wederdoopers en Voorstanders der Onderdompeling,
baptisten,
de
moeielijkheden
vermeerderen.
Den
IS''^"
Maart
1537
onkenbaar gemaakt): „Zuerst die Eathstnitglieder selber bescliworen Dan tratcn die Burger in ihrer vollen Zahl herzu
die ConfessioQ.
zebn und zehn und tbaten dasselbe." Dyer, ofschoon veel minder „The oath taken by the optimistisch, valt in een andere dwaling
je
:
people towards the close of the previous year to observe the con-
had been administered collectively but now Calvin succeeded persuading the government that it should be oifered to them
fession in
;
This ceremony accordingly took place in
individually.
(bl.
74
St. Peter's
on
Sunday the 29th of July, 1537 and following days"
vlg.);
geheel in strijd met de door ons aangehaalde berichten.
church,
A. Enchat durft schrijven: „Les magistrats (IV, bl 440) de Genève avaient pris toutes les mesures possibles a la prudence humaine pour établir leur réformation sur de
mauvaia esprits imprimée
.
mécontentement fut
sujet de leur
été
.
bons fondements. Cependant divers
éclatèrent et excitèrent des troubles l'an 1537.
et publiée, et
la confession de foi,
.
.
.
Le
qui avait
re^ue généralement par toutela
bourgeoisie." Zelfs Kampschulte (bl 290) oordeelt nog te gunstig. „Es kamen hie und da Fiille von Widersetzlichkeit vor; indess der Eath liess sich nicht wankend machen und nach einigen Wochen (uit deze uitdrukking zou men waarlijk niet opmaken, dat een zaak, 20 Juni begonnen, 12 Nov. nog niet haar beslag had
ontvangen
;
zie
dan ook daartegen
bl.
300
bij
Kampschulte) wurde
das Geschaft der Eidesleistung als in der Hauptsache erledigt angesehen.
Eifer
Von
der grossen
geleistet
Menge war
worden."
De
scheinbar der Eid
historici
zijn
mit vielem
waarschijnlijk op het
dwaalspoor geleid door de onware verzekering van Kalvijn 1538 afgelegd in de voorrede van R. C. O. V, petravimus,
bl. 320);
ut plebs
„Quae
zijn
zelf, in
(latijnschen) katechismus (C.
erat postulati nostri aequitas, facile im-
decuriatim
convocata in coufessionem istam
Cuius in praestando iuramento non minor fuit alacritas quam in edicendo senatus diligent ia." Somiuraret.
migen, gelijk Kampschulte,
maar
niet
de
bl. 290 n. 2, hebben wel overdrijving, volkomen onjuistheid van deze verklaring vermoed.
Wie kon dan ook
a priori denken, dat Kalvijn in 1538 zoo bezijden
de waarheid zou voorstellen wat eerst in 1537 had plaats gegrepenl
101 vind
ik ze het eerst in de
Leven
Ook Colladon's
meld.
1537; Beza,
Anabaptisten
dus
18'^^°
den
op
liever
dat
niet,
Vita, het
zijn
hun
voor
met de
De Raad
jaar.
invloed, en heeft
openbaar
het
in
zij
in het begin
eerste dispuut
Maart van dat
bevreesd
tamelijk
terstond
is
in
disputeeren
de geesten waren te Genève nog niet sterk genoeg,
eens gevaarlijk werken
den Raad
Zij
^).
zullen
Een oogenblik
den
in
toe aan Fa'rel, die er op staat, dat
Tweehonderd.
der
Maar men komt op
grijpt plaats
Men
in het publiek.
hen met verwijdering
^).
acht het
uit de stad te bedreigen, en
van alle diskussie met hen Toch worden hunne „dwaze" stellingen door
Farel aan te zeggen, dat
om
geeft
de inwilliging terug. Voortaan geen
meer
theologisch colloquium
den
het
in het openbaar
zij
worden gehoord, en een openbare diskussie
onthoude
om
daarom gehoord wor-
men
veiliger,
*)
De ontvouwing van hunne gronden kon wel
verdragen.
te
ver-
van Kalvijn plaatst de eerste
met de Anabaptisten
aanraking van Kalvijn
van
Régistres du Conseil
'*).
Raad gevonnisd,
hij
zich
die zich
genoeg op de hoogte
noemen met de H.
ze in strijd te
achtte,
Schrift.
Alacritas? Dezelfde Kalvijn die dit in '38 schreef was 30 October '37 naar
den E.aad gegaan en
zijn
spreken was aldaar op de volgende
wijs genotuleerd: „Calvinius a propose
gendrer entre de
vivre,
les
sil
ue veulent
(die
den eed weigeren)
soit
icelle refformation iurer qu'il
aultrepart demorer ou
pour
En
non," Alacritas?
les aultres
Kaad, que leur
que question
il
„
(A) In dato 14 (A)
(A) In dato 18 Maart: „Icy est este
diverses
.
16
en 17 Maart.
mys en avant
pourceque eest cbose plustot engendrant
opinions
estre ferme
la ville et allent
esprys"
3)
14,
vuydent
Maart
•*)
la dispute et
mode November beslist de faict commandement que 12
vivront a leur plaisir."
la tendreté des
')
2)
In dato
se porrait ea-
citoyens a cause que aulcungs hont iure Ie
.
.
que tinion
est arreste
Ie
propos de
diflferent
et plustot faire vaxiller a la foi
que des icy en avant
et
que
icelle dispute cesse.
102
om God
üitgenoodigd te keeren,
tenzij
kinderen gelast
niets te-
zij
doopen
— Wat daarop de Raad heeft geant-
te
!
maar
niet,
hun geweten geen
in
Hem terug
tot
het hevel der Schrift toone, dat jonge
broedernaam hun onthoudt
den
hebben,
vragen en
men hun
meldt de geschiedenis
woord,
te
geven de Anabaptisten ten antwoord, dat
rugnemen,
taan
vergeving
verloochenen van hun
Nadat
hij
voor-
zij
betuigd
vrijheid te vinden
tot het
worden
leer,
wel, dat
*).
12'^^^
den
zij
ten eeuwige dage verbannen verklaard
Maart 1537
^).
Raad minder moeite dan het voltrekken van het vonnis. Nadien iQ^en Maart verdwijnen de ketters niet. Er schijnt veeleer een zekere wending in hun voorkostte den
Dit
Men
den Raad
te
meenen, dat de predikanten ten hunnen aanzien overdrijven
^).
deel
Den
plaats
grijpen.
te
komt een
20^*^" Juli
zelfs in
schijnt
CoUogny, nog
Katabaptist,
vrij
met
de bedreiging van een jaar lang op water en brood te zul-
worden gezet
len
"*);
een bedreiging, waarom
veel bekreund schijnt te hebben.
Au
surphis que Ion leur dye que
et dire a
pute sans nostre sceu
ny
(A)
^)
t.
a.
que iamais
et
il
sonfc
ils
y appelle plus car
il
zich niet dierzelfde
ne entre en
ville,
.
.
telle dis-
Ion ne doege (doive) oyr
leurs consors.
„Nota que premierement Ion
p.
puisque
(su)
la
hij
27^*^
de nostre
se retirent
Mr. Guillaume que des icy en
tels catabaptistes
mais
il
Althans den
les appelloit freres
dissonans a nostre esglise que Ion ne les
ne veulent prier avecque nous."
2)„Hontre8pondu(nl. de K atabaptisten) que leur conscience neleur porte de tenir aultrement que
ils
tiennent.
Pourqouy
est
pronunce
soyent perpetuellement bannys. (Hierboven reeds aangehaald in
ilz
een ander verband 3)
)
In dato 13 Juli: „Mr. Corauls (de oude, blinde kollega van
Kalvijn) est este icy et remontra certaines cboses
remonstrances de ne blasmer point ainsy
les
pas,
mesmement
qu'il parle des
efc
luy sont faictes
les clioses
que ne sont
Katabaptistes desquels ne nous ap-
paroit en facon que soit." *)
„Que Ion
Ie face
.
.
.
comminations que ...
an entier en prison en pain
et eaue."
Ie
mettra pour ung
103
maand wordt zij herhaald en Collogny vermaand, niet om met zijn ketterij God niet langer te beleedig-en, maar om daarmede de predikanten niet langer te „bedroeven" *). Ook nu 7'^'^° wordt blijkbaar de hand niet gehouden aan het besluit den September ^), den ö^^n Oktober ^) nieuwe klachten van de :
Geen wonder, dat Farel
predikanten over de Katabaptisten. begint
ongeduldig
worden
te
Wat
^).
baatte het
hem
en
Kalvijn, dat de Raad had ingestemd met hunne konklusiën van 13 Januari; de konfessie en de artikelen had bezworen, en dus beloofd had de kerkelijke tucht te handhaven, wan-
neer zelf
van dat jaar ketters, door den Raad
einde
het
tegen
nog
veroordeeld,
predikanten
bij
Op
Raad
den
werden
niet anders gestraft
machtelooze bedreigingen.
die wijze
tot
dan met
werd het gezag der
een schijn,
bij
de bevolking
tot eene aanfluiting.
De arme Raad bevond zich tusschen twee vuren: óf ontstemmen de predikanten, óf ontstemmen een vrije bevolking, De Anabaptisten niet gesteld op inkwisitie en geloofsdwang. indien de geheele stad, wat, Maar werk. licht treffen was te geheim of
in het
openlijk, medeplichtig
kwam, dat dit ketterrichten en
tegen de predikanten! Daarbij
*)
raste
„De Collognye (want de luy
dire
quil
op-
spelling blijft zich niet gelijk) est ar-
souvienne
se
was aan het verzet
de
larrest
sur
luy
faict
et
mys larrest en van den Eaad, gelijk men
quil ne contristc point les prescheurs; autrement sera
exequution ziet,
is
sur
luy."
De
zielloosheid
groot.
2)
Herminjard IV,
3)
(A)
In dato.
*)
In
zijn
bl.
298
brief aan Fabri
en aldaar noot
6.
(Herminjard
a.
t.
p): „Heri coram
Senatu egimus de perturbatoribus reipublicae christianae. Sed, ut vides, qui nescio quid moliuntur in sui et aliorum ruinam partes tuentur nocentes paci
et aedificationi.
Sane mini videretur expedire ut om-
nes fratres sedulo admonerent santes in tamgravi negocio,
nam
omnium quorum opus miseri
.
.
est hic
ces-
indormiunt: excitandi sunt.
104 van
leggen
eeden
Bern
niet bijzonder aanstond.
spoedig blijken.
Welk een opschudding bracht
het te weeg,
Het zou
— daar de
ge-
moederen toch reeds aan het gisten waren; nadat maanden achtereen de Kaad met taai geduld bij tientallen een deel
men; lij
naar
bevolking
der
dergenen,
in
terwijl
St.
om
te
het getal
doen toene-
weerwil daarvan velen, en van de aanzien-
teerden van Bern, in
—
toen twee gekommitNovember naar Genève gekomen, zich
eed bleven weigeren,
ksten, den
aan
Pierre had gedreven^
de konfessie hadden bezworen
die
een maaltijd, in tegenwoordigheid van velen,
zelfs
van
den syndikus Curtet, het woord lieten ontvallen „Zij die de konfessie
gezworen hebben,
met andere woorden: de geheele eed
zijn
meineedigen;"
^)
een vertooning; het
is
volk kan niet meenen, wat het zweert!
Koren op den molen van de
oppositie
^).
Wat vermochten
Farel, Kalvijn, de geheele Raad, zonder en tegen
Hun pleit
kerkelijke politiek te
winnen
Genève moest daarom
Bern? eerst haar
Bern. Farel en Kalvijn spoeden er heen.
te
Met welk gevolg?
Wij
hebben vooreerst de lezing van
Kalvijn, medegedeeld in de notulen van het konsistorie. Zij
hadden
te
Bern het woord van de Berner gekommitteerden
overgebracht. die
men
vonden.
De Raad van Bern had daarop de
het
die
te
had
de
Raad nieuwe gekommitteerden
Genève publiek zouden komen aanzeggen,
woord der vroeger gekommitteerden volstrekt
gesproken was in naam van den Raad
kon het
*)
2)
konfessie,
Genève deed bezweren, gezien en zeer goed ge-
Eindelijk
gekozen, dat
te
^).
Wel neen
!
niet
— Fraaier
niet.
In dato 26 November. Herminjard IV, bl. 329 noot 14. Tegen 4 December scbreef Grynteus er al over aan Kalvijn;
(C)
„de conatibus improborum apud vos valde dolet". 3)
(C)
In dato 10 December.
Men mag
dus aannemen, dat Kalvijn
en Farel den Q^e uit Bern waren teruggekeerd.
105
Maar wij hebben ook brieven van den Raad van Bern. December en aan den Raad van Genève De eerste is van Bern heeft gehoord door de gekommitteergericht. deD, die onkngs te Genève waren geweest; dus door de (3
woord hadden gesproken; en ook langs
die het harde
twee,
anderen weg, dat er oneenigheid was gerezen
Genève
te
ter
oorzaak van „de konfessie", zoodra deze was gedrukt en uit-
Ook andere dingen had Bern gehoord, waarover
gegeven.
Bern
het, gelijk over het eerste, zeer bedroefd was.
om
nieuw gezandschap zenden,
onderlinge
en beveelt inmiddels zeer ernstigen toon
zeggen,
te
afdoende;
is
bij
monde van Kal vijn
heet
Waarom
heeft de
Raad van Ge-
Trekt u het zeggen onzer gekommitteerden
:
Het was een
niet aan!
een
hetgeen Bern op hetzelfde oogen-
niet in dezen brief aan den
nève geschreven
zal
leggen,
verdraagzaamheid aan op
blik werkelijk zegt, laat alles in het midden.
Raad van Bern
te
bij
*).
Hetgeen Bern
Ziedaar alles!
de geschillen
daarheen geworpen woord. Het
los
droeo; e:een officieel karakter?
Het tweede
van Bern
schrijven
^)
is
de Instruktie aan
de nieuwe gekommitteerden, die de vorige brief beloofde. Het
December en gesteld
8'*"°
van den
een brabbeltaal, die duitsch bedoelt
in
begrijpen
alleen, dat de
is
nève moeten trachten goedkeurt. eed komt, *)
C. E. a.
Waar is
zij
t.
3j
Ziehier
p.,
bl.
Dadelijk te te
Ge-
en dat Bern de konfessie
de Instruktie op die kwestie van den mein-
tamelijk duister
Th. Ep.
2j
te zijn.
gekommitteerden de rust
te herstellen,
I,
bl.
^).
Waarschijnlijk moesten
130.
131.
hetgeen
daarop
betrekking heeft: „Ir soellend ouch
jhnen fürhalten mitt guten geschickten und tugenlichen Worten jr woll
als
thun koennend den misz verstan dt das ettich vermeint in oban-
gereckter Confession standind die sion
is
in het duitsch of liever
schwerind
werdind
sy
X
gebott, so sy
meyneidig
etc.
nun
die Confes-
das soellend jr jnen
ussreden und erlüteren, das es die meyning nitt het etc."
106
gekommitteerden,
de
naar de bedoeling van den Raad, tot
de oppositie te Genèveliet volgende zeggen: wanneer gij, (gelijk
dan ook werkelijk het geval was) beweert „aan de konfessie trouw :
zweren,
trouw zweren aan de Tien Geboden, die in de
is
konfessie staan vermeld, en dat
daar
zwakke
wij
toch
niet
een
kunnen en
zijn
immers
wij
eed afgelegd?"
—
niet doen,
vooruit weten, dat wij
de Tien Geboden zullen houden
al
valsche
menschen
wanneer
gij,
;
waartoe dus oppositie, dat
dan berust uwe redeneering op een misverstand, want
zegt,
die beteekenis heeft het zweren van de konfessie niet.
Kan men van te
6,
onmiskenbaar
het
verschil tusschen den brief
en de Instruktie van 8 December verklaren door aan
nemen, dat Farel en Kalvijn nog niet waren aangekomen, de
toen
brief
men bedenkt,
December hun rapport omtrent het leert,
Wanneer
van 6 December werd verzonden?
dat de scriba van het konsistorie te Genéve reeds 10
dan moeten
zij
te
Bern verhandelde notu-
dienzelfden dag of daags te voren terug-
gekomen, dus minstens
7
December
uit
Bern vertrokken
en daar althans den hebben vertoefd. Het bezwaar, dat het harde woord van de 6"^^
zijn,
mitteerden niet in den brief
van 6
voueerd,
maar
blijft
niet
alleen,
wanneer men weet, dat ten cember een doode verritten", leest
gekom-
December wordt gedesa-
verkrijgt dubbel gewicht,
slotte
letter bleek te
men in
boden of gezanten
eerste
de Instruktie van 9 De-
„Die potten sind uit
zijn,
een post-scriptum van de Instruktie; de
zijn niet
weggereden.
Hugues Vandel,
Genève woonachtig en aldaar een tegenstander van Kal-
te
vijn,
nu
tijdelijk te
Bern, had den Raad dier stad verzekerd,
dat een nieuw gezantschap overbodig was, omdat de rust te
Genève was hersteld!
*)
tur,
heeft veel
van ironie
Bucer)
quadam
:
„verum, ut intelligas
quam
Een
*).
Kalvijn zelf had later (12 Jan. 1538) ook dien indruk
brief aan levi
Het
(in zijn
serio, audita
obscuri rumusculi aura, quo res bene pacatae fereban-
protinus (legati) revocati sunt" C.
E,.
Tli.
Ep.I,
bl.
138.
107
woord van Berns gekommitteerden
bad een bestaande
aannemen
doen
evenredigheden
ernstiger
ting
gis-
Met een
enkelen regel kan de Raad van Bern dat woord krachteloos
maken.
Die regel
is
geschreven, maar wordt niet verzonden
omdat de oneenigheden
Wat
predikanten
de
dien
Het kwam
?
er voor den
Raad
predikanten op aan, te weten, of Bern den
de
voor
gelijk eed,
voor het oogenblik zijn bijgelegd
deed dat hier ter zake
,
verlangden,
al
dan
niet
voor
een vertooning hield.
Zonderling misverstand
was
het bovendien, dat de Instruktie gelast een
is
gerezen,
terwijl
wensch van Kalvijn, de
vullen,
den
het
wat
Genève,
weten
het
van
doel
berichtte de
„Nous avions
men
niet
,
ver-
van
Raad van Bern aan dien van
Dequoy a
Ie
neanmoings
prouffit
vorre et
VI si
de ce moys nous avons escript
ne feust
que vous
faict disant
civile
vous
„Dimanche IX Decembris"
lequel
de Eaad
is
rappourt que
en bone
Huge
tranquillite.
Sur ce avons retenuz nostre ambasprions et
ook
officieele
admonestons
union
chrestienne
honneur
Ie
esties
al
:
ce
de tousiours
faisant vous feres
promover serons tousiours
a
prests aydant Dieuz auquel prions que
of deed
brief
desia ordonne et esleuz nous ambassadeurs pour
sunimes tres jojeulx.
Ce
maand een nieuwe
28^*^ dierzelfde
lesquels demain feusent partir
Vandel nous a
13'^^^
het zelfs noodig vond, Farel ander-
vous suivant ce que
aller ver
zitting,
wilde
te zenden, thans evenwel zonder Kalvijn.
Daarop ging den
vostre
inderdaad den
reis,
wij uit het post-scriptum der Instruktie reeds
maal naar Bern
tascher
zij
December in den morGenève aankwam, wekte daar natuurlijk groote te-
te
sade.
zijn
*)
!
leurstelling, zoodat
*)
zoo
de Instruktie bleef voorloopig doode letter en
Dit bericht van Bern, dat den
gen
de burgerij van Genève
bij
Instruktie,
maar van Berns eigen gezanten.
zij,
December
y*^^"
de
verkeerde opvatting had te bestrijden
die burgerij,
Hoe
dat
bestrijden,
te
De datum: Had de Eaad
vous ayt etc."
bevreemdend.
brieven schrijven, op
Zondag?
108
van den Raad van Bern aan dien van Genève. In de hoofdzaak meldt die brief wat ook de Instruktie van G December bevatte ^). Een direkt desavoueeren van hetgeen de Bern er gekommiteerden te Genève hadden beweerd komt dus ook in dezen brief niet voor. Farel en Kalvijn moesten zich tevreden
met de
stellen
Bern de
officieele
mededeeling, dat de predikanten
Geloofsbelijdenis,
die
te
Genève zooveel onaange-
te
naamheden veroorzaakte, bevonden hadden in overeenstemming te zijn met Gods woord. Wat kon zulk een flauwe steun baten? Te Genève neemt de ontevredenheid toe met den dag. reeds
vrij
door den Raad worden beschermd het
Sommigen
^).
zich
nog
als
De Anabaptisten steken
^). De krisis kan Wanneer de predikanten niemand
hoofd stouter op
blijven.
laten
sterk tegen de predikanten uit, die voor
meer
niet lang tot de
uit-
gemeente wil-
den rekenen die hunne konfessie niet had bezworen ; derhalve
niemand
Avondmaal wilden
tot het
waarde niet had
vervuld,
toelaten die deze voor-
dan moest de Raad van Genève
was
zich spoedig geplaatst zien voor de vraag, of hij bereid tot eiken prijs dien eisch der
moest
de
Raad weldra
predikanten
te kiezen
te
handhaven; dan
hebben tusschen de ortho-
doxie en de rust der bevolking.
De
Donderdag den
krisis nadert.
*) „Avous communiqué
Confession en parthye
icelle
a
S^*^"
nous
prédicans,
Januari
(?)
regardée,
lesquels nous
plain Conseil, que icelle est selon Dieuz et la et
komen
Farel,
la
aiissy
ont rapourte, en Saincte Escripture
par ainsy conforme a nostre religion." ^)
(A)
In dato
1
Januari 1538 „lei est raporte comment Claude
Seres a parle a S. Gervais devant plusieurs gens que soit
meschant";
inivires
t.
a.
la
ville
Farel
contre les predicants.
Est arreste que iceulx soyent suyvus devant M.
3)
Gr.
p. in dato 2 Januari „Icv est este parle dea
quaulcungs hont publie par
iustice et iustice
Me
Ie lieutenant
par
faicte".
Brief van Farel aan Libertetus,
C. E.
Th. Ep.
I,
bl.
145.
109
om
Corauld den Eaad hun voornemen mededeelen,
en
Kalvijn
op den aanstaanden Zondag
en dan allen uit trent
zij
vernemen van den Eaad,
Avondmaal
te
bedienen
Om-
den eed hebben geweigerd.
te sluiten, die
plan wenschen
dit
liet
evenwel vooraf het gevoelen
die zelf besluit de zaak te
te
brengen
voor den grooten Kaad der Tweehonderd. Dit geschiedt reeds den volgenden dag, Vrijdag 4 Januari.
De
beraadslaging
kort;
is
uitslag
de
niet
bevredigend
voor de predikanten. Er wordt besloten, dat „het Avondmaal
aan niemand
zal
worden geweigerd." Maar tevens worden
de Belijdenis nog niet hadden bezworen,
die
doen
af.
Het
is
een voorteeken van hetgeen volgen moet,
wanneer de verkiezingen, grijpen
dit te
In het allerbelangrijkste valt dus de Raad de predi-
*).
kanten
aangemaand
zij,
^),
die den
Februari zullen plaats
eens niet uitvallen in den geest der predikanten.
syn
werkelijkhet geval. Tot
dit blijkt
3'^*'"
En
dies voor het jaar 1538
worden gekozen mannen, van wie Kalvijn nog minder dan van de overigen heeft te hopen ^). Al wordt de schijn nog in
genomen,
acht
1)
In
op
de goede gezindheid van de Regeering
dato 4 Januari: „Et est sus icelle parle denvoyer querre
aulcungs non accordans de la dite confession, nommement G. des Clez Mathieu Malich Pierre Ameaulx pourles exorter (chercher)
a faire selon Ie cours commung. Item est parle que les predicants disent que rians
bonnement
a lunion.
ne porroient doener la sene aux contra-
ils
Est arreste que Ion ne reffuse
personne" 2) Met het oog daarop
sene
a
hielden „Farel Caulvin et Corald une belle
— De
admonition" in den Eaad. zoo levendig
la
aanteekeningen van
(A), die
ons
verplaatsen in den konfessioneelen strijd dier dagen,
worden aangenaam afgewisseld,
22 Jan., met het bericht, dat
in dato
aan de chirurgijns vau Geneve vergund
is
„de faire lanathomie.
.
attendu que cela tend a chose necessaire au corps humain." 3)
kleine
Herminjard IV,
bl.
Eaad vernieuwd
361 noot in
2.
Den
4061 Febr.
denzelfden geest.
zondere vriend van Farel, was niet herkozen.
Amy
was ook de
Porral, de
bij-
110 ten aanzien van de predikanten valt niet langer te rekenen
Bern geven
De ambtgenooten
te
Van
geen
die zijde zelfs
blijk
niet langer
van vertrouwelijkheid
wordt door Kalvijn geschilderd
toestand
en
beschrijven,
durft
heeft, aan het papier toevertrouwen
kan
kerkelijke tucht
verdeeling,
misbaar
maar
Men
hem
wil
en zijne kollegaas wel
^).
Maar
door
ander
dit een en
Kalvijn en Farel
Eaad, aan zijne predikanten
zijn
Wat was
ban
als predi-
het ergste
is
nog
niet.
geweten aan Bern,
'')
*).
Eaad noch de
het geval? Kalvijn vertrouwt den
van
Brief
')
herstel van de
niet als herders, niet als geestelijke leidslieden en
wordt
Veel
est
dien geheel
op het hart
voor het toepassen der excommunicatie zoo on-
^).
tuchtmeesters
aan
Het
*).
hij
hij
niet verkrijgen; den kerkelijken
hij
De
^).
als de verdeeling der Gemeente in parochiën: een
evenmin
kers,
wat
niet alles,
').
^).
als allertreurigst.
Hij zou een lang verhaal moeten doen, walde zelfs
hun steun
Grynseus (Herminjard n°. 682)
:
„Video, Senatus
non syncerus". a.
p.
„Video, praesidium a vicinis Bernatibus non est fidele."
2)
t.
^)
Kalvijn aan Bullinger (N°. 685)
nondum cura
rescire potuimus. Quae,
omnia
posset
opportnnissime
apiculo nos dignata est."
(„Lutheri responsie) qualis
:
communicare,
t.
a.
p.
5)
t.
a.
p.
nullo
unquanx
Het antwoord van Luther was reeds 26
Jan. te Bern ontvangen, en 21 Febr. liad Kalvijn *)
sit,
ob propinquitatem, ecclesia nobis-
liet
nog niet gezien.
„Quemadmodem enim fertur confusanea haec administratie, vulgus hominum concionatores nos magis agnoscit quam pastores." ^)
Herminjard IV, "')
bl.
368.
Zie zijn brief aan Pellican;
bij
Herminjard N°. 686.
^) Onder dezen was Megander sedert December 1537 niet meer (men had hem afgezet), maar Sebast. Meyer en P. Kuntz. Vooral
de laatste had van Anabaptisme verdachte predikanten durven begunstigen: „Conzenus autem (Kuntz), schrijft Kalvijn aan Bucer (12
Januari
nunquam
1538), vidisse
qualis
sit,
vix
audeo
efiari
.
.
.
Farellus narrat, se
beluam rabiosorem, quam illum novissime expertus
111 predikanten; de
maakt
Bern hem
waarin
mate,
niettemin telkens illusiën omtrent
zich
zal steunen;
tuurlijk
telkens bedrogen, en wijt
aan
kortzichtigheid
de
dan na-
ziet zich
even natuurlijk, niet
dit,
van eigen optimisme, maar aan de
onbetrouwbaarheid van Bern. Niets kon voor de eerste ont-
van
wikkeling
Hervorming
de
treffen,
macht
grootste protestantsche
de
Genève
te
dan de „incompatibilité
tantschen theoloog in Zwitserland
d'
ongelukkiger
humeur"
tusschen
en den grootsten protesDie macht was duitsch
*).
die theoloog fransch!
ludicio quidem nos ab eo vehementer dissidere fateor, nam ad Verbi ministerium erigit, dignos esse judicaDe ontstemming was mus qui in patibulum tollantur". ministris niet weinig toegenomen door het volgende: „Omnibus est
.
.
qiios
.
.
.
.
qui vicinis ecclesiis (van wege Bern)
communicarent
.
si .
.
(in
het Waadtland) praesunt,
quid haberent negotii nobiscum aut ullo
Et
id
Conzeno acceptum referimus.
sure violente, schrijft Herminjard, qui contrastait
bation
.
interdictiim fuit,
donnée récemment par
de Genéve, peut s'expliquer de
si
—
modo
" „Cette
fort avec
me-
lappro-
les
Bernois a la Confession de foi
la
maniere suivante. Berne voulait
tout a la fois témoigner son mécontentement a Genève, qui soute-
une fermeté inattendue
avec
nait
ses droits
de juridietion, et im-
poser aux pasteurs romands de son ressort une prompte obéissance a
l'édit
dans
qui
tout
Berne
le
prescrivait
Ie
territoire
l'introduction
des
conquis en 1536.
cérémonies bernoises
Le synode assemblé
a
17 Dec. 1537 avait été précisément convoqué pour réa-
liser cette unité
des cérémonies.
Nous manquons de
détail sur ledit
Synode, mais on peut supposer que Farel, qui y fut appelé, avait revendiqué ver
les rites
pour
les Eglises
du pays de Vaud
le droit
de conser-
admis des leur fondation." In een brief van 14 Jan. aan
Fabri zegt Farel omtrent deze uitsluiting nog nader: nostra fratribus sunt interdicta et fratrum nobis, scilicet
„Colloquia
iusserunt
praefecti, ne enz." *)
Voor de waardeering van de betrekking tusschen Bern en
gelijk
Kalvijn,
voor de beoordeeling van de zwakke zijde des Hervormers
uiterst leerzaam de even open-, als trouwhartige brief
is
van Grynseua
112
Het was, zoo
Grynseus van Basel gelooven
althans
wij
aan Kalvijn (van 4 Maart 1538). Hier volgt daaruit het meest ken-
merkende: „Querelae vestrae (de briefis aan Kalvijn en Farel) sunt Bernatibus
plusquam
graves.
Valde vereor ne Sathan prave vobis illorum acta
omnia interpretetur. Alioquin, quo apud vos? Ego
laborant
persuadere mihi
quod tu
tibi,
sus, ut vides,
bunt,
tam
potest ut suspicionibus
fieri
certe, ut
dicam quod me charitas jubet,
de neutro (van Meijer noch van Kuntz) possum
non persuasum solum, sed pror-
Calvine, de utroque
infixum animo habes
cum de
Ipsi
videntur sentire de vobis optime
.
.
vobis ad nos
Tuum
.
scri-
contra scriptum,
Calvine charissime (misschien de reeds aangehaalde brief aan Bucer
van 12 Jan.), longe nobis
Ah! Jesu
est infensissimum.
sensum hunc, ut
fratri,
ob
communem
Christe, quis dabit
Ecclesiae utilitatem,
etiam aliquid de nobis nostroque jure concedere parati sumus Citius mille ecclesias dissipabimus
quam unam
nia fratrum vitia dissimulare parati sumus
nos de nobis tam multum sentimus, ut
.
.
quantumvis inculti
et
cum
.
.
si
quantum
et injurius videatur.
Mihi, ut dicam quod sentio, mores Contzeni improbantur rusticani; at
.
Quid, mi Calvine,
.
nisi alius tribuat
postulamus nos dari nobis, fuisse superbus ipse
perquam
?
colligamus, nisi om-
Sunt enim
.
video animi propositum et fidem homini
erga ecclesiam seduiitatem, non possum certe
fratrem abjicere. Cur non inspicimus naturam hominis? Cur non etiam coelum, cur non gen tem, cur locum unde natus est in Alpibus mediis. Certe
cum talem tecum
in Gallia
media
inter eruditissimos a teneris
educato, conferas, cur ipso statim congressu ofFendere, facile intelliges.
Certe
sic est
negligens officium huiusmodi, ut, nuper tecum, nobis
presentibus agens, qui alioquin scribit nee inepte, nee barbare,
loecismos ac barbarismos multos in oratione admiserit ?
cordatum eam ob rem, propter quam a doctis
trem
explodatur, contemptim
comitas placet,
banitas ac fallax
habeam?... Ac vobis non
hominum humanitas
quamquam sit.
Ergo
scis tu,
An
is Lis
so-
ego fra-
prorsus
torvitas, sed ur-
mi Calvine,
ista
quam
in eo qui est in Christo philoso-
foeliciter (toespeling op Kalvijns Institutie) animum requiro ut omnibus omnia fieri possit.
phatus tam
sublimio-
rem
Profecto,
certe
ars haec, est,
quae
nisi
hoc tempore a nobis usurpetur, mi Calvine,
evertes nos prorsus.
„Earellus noster habitus est diu feroculus,
sed
is
incipit prae
113
mogen, vooral verdeeldheid
de
schuld droeg.
waarlijk niet langer kan ver-
met een beroep op de ruwheid
niemand toch
die aan de
Hij uitte zijne persoonlijke an-
men
tipathiën op een wijze, die
goelijken
Yan
dier tijden.
aan de verkeerde eigenschappen van Kalvijn
is
vermaan wedervaren dan van dienzelfden Grynseas,
ernstiger
een
van Kalvijn,
persoonlijkheid
een ambt-, een geloofsgenoot.
tijd-,
Kalvijn joeg alles tegen zich in het harnas; tegelijk Bern
Toch had meer dan
en Genève.
ooit zijn toestand het raad-
zaam gemaakt, de vermaningen van een Grynseus
tot ge-
matigdheid, tot het betoon van voorzichtigheid en liefde op te
Want na
volgen.
dikanten
een
in
de nieuwe verkiezingen waren de pre-
andere betrekking gekomen tot De nieuwe regenten stellen zich in tegenover hen, maar evenmin warm
veelszins
het bewind van de stad.
het minst niet partij
aan hun
Maart
zijde.
Als Farel belasterd wordt, houden de hand
1538)
hem
boven het hoofd,
zij
hem
wegens de diensten, door hem aan het Evangelie bewezen te mitescere.
acturum
.
.
tum apud
.
Spero in Cliristo Jesu, etiam
Age enim, mi
tibi
nunc
vitia videntur,
cum
*).
fratribus
unum tantum momen-
Contzenum; juro
te fratrem esse tuiim
te multis de causis fratris hujus
quae
te mitius
Calvine, existima vel
(2
aanbevelende
tibi
perDominum,
non solum non pudebit, sed etiam
ea,
conversis animis, jurabis esse vir-
tutes praestantissimas. Rigiditatem dices esse constantiam, barbariem esse
dices
simplicitatem
;
istam oflBciorum civilium neglectum
quando honestissimo nomine in
vobis spiritus
ut
sitis
Christi
unquam
Domini passuri,
-rcarpotpiXiav dices
virtutis
.
.
suae sanctae vim exercet,
detrimentum accipere."
Deze
brief,
Grynseus' briefstijl
(A) In dato 2
quam
zoo voortreffelijk wat
is
gezocht.
te veel Latijnscbe
— Ik volgde den tekst naar
de recensie van Herniinjard, beter dan die van bet 1)
ali-
Scio, profvmdius
ob privatam illam contentionem, ecclesiam
den geest betreft, wordt slechts bedorven door rhetoriek.
.
Corpus Hef.
Maart: „Il hont (gekommiteerden van Bern) pro-
pose qu'il bont entendu que G. Farel predicant soit blasme en ceste ville
et
quil aye dit a Berne que en ceste ville nous sumes en debat
est
blasme G. Farel de avoir porte parolle a Berne que nostre
114 en
Maar,
schijnen
sen
zij
om
*),
nuance
de juiste
geeft
dit
de zaak niet
aan, bijzonder diep
onderzoeken, haar veeleer
te
des lieven vredes wil.
Zij
te sus-
wensohen blijkbaar elke
met de predikanten te vermijden. Indien de predikanten daartoe slechts mede wilden werken Het was er verre van af! En dit was niet onnatuurlijk. Zij beseften zeer goed, dat, wanneer z ij de leiding der zaken
botsing
Hun
hebben.
die leiding geheel in
Bern terstond
overlieten,
Genève had goedgekeurd en bezweren
handen zou
voor de kerkordening, die de Raad van
strijd
moesten
die alle gemeenteleden
was oók een strijd vóór de zelfstandigheid van Genève
,
Het zou spoedig
op geestelijk gebied.
blijken
,
en deze
zelf-
standigheid de vraag worden, met welker oplossing de pre-
dikanten zouden staan of vallen.
Een Raad, geheel bereid Bern zoo meenden Kalvijn en
kon,
gelijk
zij
waren niet gebruiken.
voor gehouden
te
in allen deele te volgen,
Farel,
predikanten
alras
schijnen het er
Zij
nu
reeds
hebben, dat de Raad het op hun val had
gemunt en daardoor den ondergang der kerk van Genève zou bewerken
^).
debat estoit que les ungs volent la messe ceste
ville.
na porte
Surquoi
il
Berne
:
pourquoi
„Sus M. Farel
il
prient que Ion laye
ba franchement porte revangille."
il
evenwel Herminjard IV, bl 401 noot 1)
en
portent tesmoignage que jamais ledit Farel
lesdits parolles a
pour recommande, car
les aiiltres l'evangille
Verg.
2.
est dict qu'il seroit
bon scavoir
la verité,
mais
puisque lesdits seigneurs attestent qu'ils naye pas porte les paroles Ion leur face celluy bonneur de baisser la tout calle
que Ion
dit
(callide
sans en faire plus de bruyt et que Ion vive en paix."
2)
693)
P;
Ik maak het op uit den brief van Grynseus (Herminjard No. in
dato
12 Maart aan Farel en Kalvijn
omnes adversarios superaturos. et
accensum studium
„dum
in
vos vestra virtute
:
„Spero
.
.
vestrum ministerium dejiciendum". .
.
.
Dit moet wel een terugslag Grynaeus hadden geschreven.
.
vos
.
.
o Scintillantes igne Sathanae ocalos
labantem zijn
istic
ecclesiam
.
.
.
En
....
tueamini."
op hetgeen Kalvijn en Farel aan
115
De algemeene vraag belichaamt ne ve
geven
zal
toe
vormigheid in synode verzoekt
de
Lausanne op den
te
nève, aan Farel en Kalvijn vergunning
nen van
Maart en
31^*^°
van 12 Maart den Raad van Ge-
een schrijven
bij
Bern wil een
kerkelijke plechtigheden.
houden
doen
zich in de vraag of Ge-
aau Berns eisch van volstrekte gelijk-
te
geven
tot het bijwo-
Maar acht dagen later volgt een van Bern aan dien Eaad waarin het verzoek schrijven vervat, bevestigd wordt; nu evenwel
die vergadering
tweede brief
^).
,
in het eerste
met de uitdrukkelijke bepaling, dat Farel, Kalvijn en de overige predikanten zich te voren zullen verklaren voor de
gelijkvormigheid op het stuk der ceremoniën (Doop, Avond-
maal en de viering van
die gelijkvormigheid te willen
zekert
gelegenheid
en
ontnemen,
te
laken, en
te
kristelijke feestdagen)
Men
om
,,om onzen naburen de
godsdienst
belasteren
te
de eenheid der kerken te bevorderen deze
toen
wist,
onzen
Bern ver-
^).
brief geschreven
laatste
-)."
werd (20
Maart), blijkbaar te Bern nog niet, dat de Eaad van Genève reeds den
plegen,
zich niet
te raad-
vraag omtrent de ceremoniën had uitgemaakt.
de
De Raad had zij
Maart, en dat zonder de predikanten
ll'^^n
besloten
,
den predikanten aan
meer met staatkunde hadden
te
zeggen
,
dat
niet meer
in te laten,
op het gebied van den magistraat zouden treden en voorts ;
dat
„men zou
nantiën
van
leven in het woord van
de
Heeren van Bern
God naar
^) !"
de ordon-
In de zitting van
den volgenden dag worden Farel en Kalvijn naar de synode
van Lausanne afgevaardigd en antwoording
...
.
wordt Kalvijn
geroepen wegens „zekere woorden" die
ter verhij
zich
veroorloofd heeft in een preek ^>
Th. Ep.
i)
C. E.
2)
t.
3)
Herminjard IV,
*)
a.
p.,
bl.
Ik heb mij
uitdrukken,
I, 178.
179.
in
bl.
403 noot
2.
den tekst niet met meer bepaaldheid willen
want wat Kalvijn
eigenlijk
gezegd had,
is
mij niet
116 Deze handelwijs van den Raad
nemen van
dit
;
een gewich-
tig besluit in kerkelijke aangelegenheden buiten de predikan-
om;
ten
een handelwijs, die zeker van weinig hartelijkheid
getuigde, schijnt door Farel en Kalvijn niet al
of
achting
te
euvel te
verklaren
zijn
opgenomen. Althans een veertien dagen
zich
zij
gehoorzamen en naar Lausanne droegen
Bern lijke
synode
ter
te
gaan
Zij
^).
evenwel nog geen kennis van den brief van
toen
20 Maart, die het aannemen van de kerke-
dato
in
later
de bevelen van den Raad te
bereid aan
gelijkvormigheid tot voorwaarde maakte van hun deel-
nemen aan die kerkvergadering. Eerst den 28^*'' besluit de Raad hun den brief te toonen waarin die voorwaarde staat ,
uitgedrukt
kennis
en Kalvijn hebben dus waarschijnlijk
Farel
^).
gedragen van die voorwaarde op het oogenblik van
hun vertrek. Op de synode van Lausanne worden 4
April
*),
al de broeders het eens.
men nemen
aan
zij
keuren
en
zij
en gebruiken van de kerk van Bern
Men
duidelijk.
leest
denvoyer querre quil
ab
az dist
308, schrijft:
collegium ik
toch
als
in
in
t e
dato
van
Met algemeene stemgoed de plechtigheden ^).
12
Maart
„Eesoluz
:
.
.
Calvinus tocliant de certaines parolles
(Herminjard
lequel Ion alloyt bl.
(A)
nl.
(clierelier)
blijkens de Acta
,
ny r
„Ging...
beeft:
aut) sermon, que
Ie
conseyl
estoyt conseyl dudiable." Xampschulte, selbst
Calvin... soweit
.
.
.
dat Eaths-
ein Collegium des Teufels zu bezeicbnen."
Dat kan
de aangehaalde woorden niet lezen, fiuchat, Staehelin
en Dyer vermelden bet woord 1)
Herminjard IV,
2)
(A) In dato 28
bl,
niet.
403, noot
Maart
:
2.
„Eesoluz de monstrer ladite
lettre az
Farel et Calvinus." 3)
*)
Herminjard IV, „Fratres
suffragiis ac et ritus
bl.
413.
omnes qui ad Laus. Syn. convenerunt, communibus
unanimi consensu admiserunt probaruntque ceremonias
Bernensis ecclesiae, quae nobis in Synodo sunt proposita:
nempe, baptisare ad lapidem, sive baptisterium, in
Coena Domini, bac tarnen
lege, ut
ad
uti
nuUam
panibus asymis
certam
panum for-
117
Den
15'^^°
April geeft de
Kaad van Bern
officieel
kennis
aan dien van Genève van het besluit der synode, met „broederlijk
vermaan en verzoek" aan Genève,
kelijke
vormen aan
nemen en daarover Farel.
Zij
,
dezelfde ker-
in het vriendelijke
voegt de Eaad er
wel eenig bezwaar gemaakt, maar zullen zich
hebben
bij,
te
met Kalvijn en
handelen
te
om
toch zeker niet tegen de gelijkvormigheid der kerken verzetten
Om
dit doel befer te
onder
*)
Raad van Bern
bereiken, schrijft de
dagteekening aan de twee Hervormers, niet
dezelfde
op een toon van gezag, maar met „broederlijk vermaan en
De Raad doet inzonderheid gelden, hoe wensche-
verzoek."
het is,
lijk
betreft,
loofs
scheiden
zich evenzeer door uitwendige eenheid onder-
^).
De Raad van Genève kon (11 Maart),
en Kalvijn te
den grondslag des ge-
kerken, éen wat
dat
,
natuurlijk
geen bezwaar meer maken
,
^).
na
vorig besluit
Maar waren ook Farel
door onder de bekende voorwaarde ter synode op
gaan, vooral ook door geen protest aan
gehouden de beslissing der synode Zij
zijn
begrepen het anders.
hun handen was
,
Nog
te
te
teekenen, niet
eerbiedigen?
eer die brief van
had een hunner
reeds woorden gesproken tegen den
,
Coraud
,
Bern
in
van den kansel
Raad van Genève
,
waar-
zich van dat lichaam vermaan, straks bedreiging met
door
hij
mam
adigantur,
qui frangi possint, et constituantur qui tales
sed
panes suppeditent et curent conficiendos. Neque magis abliorrent a diebus festis." (Hiermede worden bedoeld Kerstfeest, Nieuwjaar, Annuntiatie en Hemelvaart) 1)
Herminjard No. 700. a.
p.
No. 699.
5)
t.
3)
Euchat (IV, 451) vermeldt wat
Genève waren geweest du pain
leve,
faisait
sans fonts de baptème."
men
bij
Ruchat
t.
a.
p
van
„a Genève au contraire on communiait avec
:
on ne
tot dusver de ceremoniën
,
aucune de ces
fêtes et l'on baptisait
Toelicliting der besluiten van bl.
459.
Bern vindt
118 gevangenisstraf, eindelijk die straf zelve op den hals haalde
Toen de Eaad
Kalvijn en Farel ten slotte de kategorische vraag richtte,
tot
of
*).
in zijn zitting van 19 April (Goeden Vrijdag)
de ordonnantiën van Bern aannamen, verzochten
zij
stel
van
verandering tot het Pinksterfeest, terwijl
alle
Ben zonderling verzoek, dat met weigering Aan alle dubbelzinnigheid kwam bovendien een Zondag daaraanvolgende, op Paaschmorgen
op
Farel
van
verbod
het
uit-
^).
gelijk stond.
toen
einde, ,
den
Kalvijn en
opge-
Ptaad
waren, zonder zich vooraf aan de ordonnantiën van
treden
Bern
van
weerwil
in
zij
wensch-
synodezouworden gehouden
dat inmiddels een nieuwe
ten,
zij
ontvangen hoewel
onderworpen.
hebben
te
hun
zij
nog
zij
afscheid
van den Raad der Twee-Honderd
mogen
de stad
in
blijven, tot
vervangers heeft gevonden. Maar den
Algemeenen Raad, dat
van den
daarvoor natuurlijk
23^'^ luidt
binnen drie dagen moeten ontruimen Zooveel leeren de
men
plaats-
het bevel
(even als Coraud
zij
gevangenis had
zijn
volgenden dag
den
Pteeda
te verlaten)
,
^)
die
Genève
*).
AnnalesCalviniani^).
Wij hebben
ook nog andere berichten. (A) In dato 8 en 19 April.
*)
Coraud gevangen
20s*e,
Den
(A)
3)
(A) In dato
*)
(A)
20—25
April.
In dato 23 April.
Bekend
vormers, gegeven onmiddellijk nadat
„Surqouy on respondus si
Calvinu.8
^)
predieans.
les
Est bien az laz bonne
hommes nous
fussions mal recom-
bl.
demander
:
de par Dieu."
in zijne
Histoire de
au temps de Calvin,
la
Eéformation
Paris, Michel Lévy,
Tomé
485 vlgg., heeft zich niet genoeg aan de duidelijke
uitspraken van (A) gehouden. Hij schrijft ee
antwoord der Her-
hun vonnis hadden vernomen
ung grand maystre que nous recompenseraz.
et bien
Merle d'Aubigné,
(1875)
liet eerste
is zij
repondus cecy dessus. Mr. Farel ausy az responduz
az
bonne heure
en Europe
VI
lesdits
nous heussions servy
penser, mes nous servons
az laz
,
In dato 19 April.
2)
heure,
Zaterdag voor Paschen werd
gezet,
si
:
„Toutefois Calvin devait
la question actuelle, l'acceptation
du pain azyme
119 Ik vind een brief van Farel en Kalvijn aan den Raad van Bern que
mangeaient dans
les Juifs
pour mettre
Dan
haalt
temps de Paques,
Ie
grave
était assez
a son ministère dans Genève. Il ne Ie crut pas.'
fin
een plaats aan uit de voorrede van de latijnsche
hij
gaaf van Kalvijns katechismus, waaruit
uit-
dat de Hervormer in
blijkt,
theorie meer prijs stelde op eenheid des geestes dan op eenheid van
Daarop
ceremoniën.
Mais
laat hij volgen „Tels étaint les principes
tout autre chose
de
question
fut
il
de l'Eglise n'est pas enore
pect
de Cal-
ne fut plus question du pain leve ou non leve."
vin; il
ministration de notre charge"
Aux yeux
repas de la paix?
.
.
que
tel .
Ie
.
Etait-ce Ie
de tout
.
.
Non,
disait-il,
l'as-
reclame la légitime ad-
homme
moment de
célébrer Ie
de sens, c'eüt été une
.. Calvin et Farel ayant tout examiné, prirent donc résolution que la circonstance demandait ils ne donneront la cène Ie lendemain, jour de Paque (21 April)." Maar pas la uitdrukkelijk: „Az este resoluz que laz in dato 19 April zegt (A)
absurdité
.
:
cennas se fasse
Bern)
(van
est possible fere az laz
az
cart
icelle
bon
forme de ladite missive
se veult tenyr." Straks:
Calvinus et Farel predicans voyr
trover
dalier
sil
si
„Eesoluz
veulent presche
az laz forme az eux proposer abiourduy selon laz missive de Berne,
synon dalier envoyer querre (chercher) de
ballifz
Ie
Ternier
revenuz devers Farel
et Calvin az refferuz
precher ny donner laz cenne, az laz Zij
weigeren
maar beide
niet
te
Farel et Calvin voyr
Ier prier
cenne az laz
Ie Soultier estant
que totallement ne veulent
forme de ladite missive." en het Avondmaal te bedienen,
preeken
„Az
Op
une foys
veulle precher demaien et
forme de laz missive,
komt
dit laatste
este resoluz encore
ei
M.
deuz predicans que
doen naar de wijze van Bern.
V^erder Zaterdag:
het aan.
la
te
les
nous az presente ... M.
dal-
donne
synon en cas de
reffus
qui se doyjent deporter de prescher demaien cart Ion en trovera daultres."
[Men verwondere Het
is
zich over geenerlei spelling in deze stukken.]
dus geheel ongewettigde grootspraak, met Merle d'Aubigné
het besluit nam dit Avondmaal niet te beHet was hem verboden. Merle d'Aubigné, gelijk ons aan-
te zeggen, dat Kalvijn
dienen.
stonds
blijken
zal,
van Kalvijn in een „il
heeft zich laten misleiden door een verklaring
zijner brieven.
ne fut plus question
Anders had Merle nooit geschreven
du pain
leve
ou non
leve."
Er
is
in
de
120 (van 27 April), reeds uit Bern gedagteekend
den
dus
termijn
afgewacht
niet
maar waren
,
hadden
Zij
*).
zoo spoedig
mogelijk, waarschijnlijk tweeden Paaschdag, vertrokken.
De
van Coraud,
afzetting
zegt deze brief,
een wille-
is
keurige daad; de Eaad heeft geene zekere bewijzen van
Afgaande
schuld.
op
een
du Consei!" hoegenaamd van
„Eegistres
503 geeft Merle d'Aubigné
il
seil,
ne fut point
blasphème
de
du
„On
ophouden.
door
célébrer
et
les
engloutissaient
étaient
niets anders sprake.
en
par Parel
chaire
Cène qui en avait
la
doute
le fait
.
.
une matière fort peu agréable
et
ne se souciait nullement de s'arrêter." Zoo de geschiedenis. In iets
été la conséquence.
comprendre.
a
plus important de
le
Les dissolutions
.
et
Calvin ainsi que
et
pas difficile
n'est
chameau
zijn
du con-
les registres
moucheron
magistrats, en l'omettant, filtraient le le
BI.
laat er zich niet
hij
étonné que, d'après
Ces accusations étaient s'ans la journée,
zijn
men hem
beeft
,
mention des accusations de désordre
enoncées
de
refus
^)
maar
zelf toe,
liet
s'est
fait
Le silence pourtant
et
gerucht
los
blasphèmes
et
sur laquelle le conseil schrijft
Merle d'Aubigné
Bronnen wordt gesproken van
iets
en niet van
anders. Maar dat andere, waarvan niet wordt gesproken,
is
toch
„zonder twijfel" het belangrijkste geweest. Geheel het gedeelte, waarin
Merle d'Aubigné de dagen van 19
Men
van fantastische historiografie. 1)
non
Herminjard N. 705; die
— 23 April verhaalt
hierbij
vooral
zie
bl.
,
485
is
een model
en 488.
vlg.
aanteekent: "La presente
signée, est celle dont les Bernois disent,
pièce,
dans leur lettre
du
27 Avril (zie later) qu'elle contient lesdoléancesdeFarel etde Calvin." ,
2)
de
In (A) leest men
:
„Az
este deffence faicte
non poien plus prêcher
dications,
az blasmé le
(Coraud) n'az
(lees:
en
icy,
yen que tropt
et
que
c'est le
longues
il
appellé
Coreau,
en ses pré-
MM.
de ladite les
deffence aut conseyl
governeurs avoyen
pen se que du Eéaulme des cieu que
Eéaulme des
az
maystre (que),
magistrat et soventefoys. Lequelt Coreau a)
des Deux-Cent, proférant que
de cyre,
az
at cause de ce
raconter,
grenollies.
ausy en
Et
les
les pies
(ils)
cro-
plusieurs aultres parolles
appellant yvrognez."
121
gevangen gezet, omdat hij tegen gepredikt
motief
verbod van den Eaadiuliad
liet
De Hervormers noemen
').
„een weinig ernstig
dit
."
En wat hen, Farel en verjaagd om twee redenen
Kalvijn, betreft, :
men
heeft hen
ongehoorzaamheid in het alge-
meen; weigering van de gelijkvormigheid met Bern. Beide gronden
zijn valsch.
om
den Eaad
die
gelijkvormigheid
gehoorzamen
te
verworpen;
veeleer
wat
weg dat
^)" zij
immers
er
zelf
bewilligd,
in
Toen
te
de zaak voor een
dat
Men
vroeg ons slechts
keuren
weigerden, zeggen de briefschrijvers, werd de
wij dat
Eaad ontstemd en begon Eindelijk
achten. Deze
te
zou worden gebracht (die
,
eenige dagen later werd gehouden).
Coraud's afzetting, goed
kon komen; een
scheen noodig
zelf
nieuwe synode, de synode van Zurich
het
groote
punt
„Il ne l'ont voulsu ralaicher
ran toutesfoys quil ne
Ie
maken
het ons lastiger te
hij
:
het
bedienen
niet
Avondmaal op 21 April, op Paaschmorgen. ^)
hen was,
in
betuigd,
stichting der gemeente tot stand
de
overweging, die de Raad
had
al
en nooit „eenvoudig
,
overwegen, hoe die gelijkvormigheid zonder nadeel
wilden voor
hebben gedaan
Zij
soub aulcune
tenoyent sinon
^).
van het
Farel en Kal-
caiition,
nous déclai-
pour avoir transgresser
en ce qu'il avoit presché contreleur deffence, qu'estune raison frivole." 2)
„Et jamais
phis tost 3)
Voor
n'
avons simplement rejecté ycelle conformité, mals
au contraire, protesté enz." elk die (A)
gelezen heeft,
hier wat Farel en Kalvijn schrijven.
is ,,I1
dit iets geheel
appert que
nieuws
c'est
Zie-
une vainne
couverture, veuz qu'ils estoyent prests de nous accourder que cestuv affaire
feust différé jusque
a l'assemblée
de Zurich
moyennant
que nous voulsissions accorder que nostre compaignion feust rejecterdé l'office. Et pourceque, contre la deffence expresse de l'Escripture, n' avons voulsus consentir, par despict
commencearent de nous presser de plus pres." dits
predicans ont prie de non
il
(A) heeft alleen: „Les-
point volloyr fere chose de noveau
jusques az laz penthecoste et que entre cy et la se tiendraz un seyne (synode) az Zhuryt et Estrabour."
122 vijn
beweren met zoovele woorden openlijk de Bediening
ben geweigerd
niet
,
omdat
naar den ritus van Bern
,
zij
heb-
te
geen Avondmaal wilden vieren
maar omdat
er te veel goddeloosheid
heerschte onder het volk en de Bediening gelijk zou hebben
gestaan met de ontheiliging van het mysterie
Wat
hiervan
zij ^)
,
de Kaad het kunnen ontkennen, dat
met ons gehandeld
billijkheid
')
Van de gemeente,
heeft
,
hij
tegen
op
dit beeld
en
alle recht
in zoover hij nooit onze
die hij anderhalf jaar geleden
hangt Kalvijn
te weiden,
*).
zoo gaan de Hervormers voort, nooit zal
was begonnen
„Assavoir que nous eussions
:
profanés ung sy sainct mystère sinon que
Ie
mieulx
peuple feust
disposé, allégant les désordres et abominations que règnent aujourd'
buy
a la ville, tant en blasphèmes exécrables et moqueries de
et de
son Evangille, que en troubles sectes et divisions;
quement, sans ce que aulcune punition en
la Cène".
— Ook
Farel en Kalvijn
dit is iets nieuws. liet
Bern e;"
28 April).
Het
is
il
optempérer
Van
tan
soit
(se)
mesmement contre
(A) zegt uitdrukkelijk
azlaz
,
dat aan
cause de ce quil ne
envoyee de
missive
en straks: „az esté résoluz que, touchant laz Cennaz
qu'elle se fasse i.
faicte,
preeken op Paschen (en dus ook het bedienen
van het Avondmaal) verboden werd, „az
veullent pas
soit
contre la Parolle de Dieu et
faict mil irrisions
Dieu
car publi-
(la
Cène)
seullement dymenche quil vien (prochain;
eenig zedelijk bezwaar
bij
moeilijk tusscheu de beide berichten
overeenstemming te
brengen, bijvoorbeeld door aan te nemen, dat de
kanten niet begrepen had.
d.
de predikanten geen woord.
Raad de
predi-
Gesteld, de predikanten hadden geen
Bern, dan ware
het
zoo
bezwaar gehad tegen de missive
van
eenvoudig geweest
en tevens uitstel van het Avond-
maal
te
dit te zeggen,
vragen op grond van den toestand der Gemeente.
scheiden hiervan klinkt het schijnlijk.
Was
die
bericht
van de
predikanten
gemeente zoo goddeloos, dan was
Afge-
onwaar-
dit een
reden
om het Avondmaal vooreerst in het geheel niet, maar niet om het Avondmaal op een bepaalden dag niet te vieren. 2) Wie in hunne beoordeeling (althans op 1 Mei) van de Berner ceremoniën belangstelt, kan raadplegen hun brief aan de synode van Zurich, Herminjard N©. 708.
123 redenen zoowel
aanhooren,
willen
heeft
maar
Twee-Honderd
de
volk tegen ous heeft opgehitst, ons beschul-
als het
digende van hetgeen voor
God en menschen
waar
nooit
zal
worden bevonden.
Het
van dezen briefis een allerhevigste aanklacht tegen
slot
den Raad; een aanklacht, waardoor zelfs de regenten worden getroffen, die vóór de verkiezingen
van 3 Februari 1538 aan het
bewind waren geweest. Toen was de „samenzwering" reeds be-
Want
gonnen.
in het najaar van 1537
weigerd groote zaken
te
had men
doen met Genève omdat ,
te Ly on gemen te Lyon
de tegenwoordige troebelen, het wegjagen der predikanten, had voorzien
Voor ons
').
is
de mededeeling van gewicht.
Zij
bewijzen, dat de geschiedschrijvers zich bedriegen als
helpt
zij
aan-
nemen, dat de verkiezingen van 3 Februari 1538 een gete weeg brachten in de kerkelijke staat-
heel e omwenteling
kunde van Genève. Indien de oude regenten gebleven waren, zou Kalvijn en Farel destijds geen beter lot wedervaren
zijn.
De
botsing was van den aanvang onvermijdelijk.
De
brief der
Hervormers aan den Eaad van Bern
weinig indruk gemaakt op den
schijnlijk
verdediging
verklaart
niets; allerminst,
lezer.
beeft waar-
Deze
zelf-
waarom de geheel
onschuldige Farel en Kalvijn, eens zoó sterk door den steun
van den Raad, plotseling het onderspit hebben moeten delven.
Toen Bern, zonder vermaan
tot
zelf
den Raad van Genève 1)
„En
ce faisant
esclandres il
y a six
nog
partij
te
kiezen,
maar onder
verzachting van het vonnis der predikanten, aan
il
se
deze
memorie der Hervormers had
monstrent assés
qu'ils
ne cerehent que
pour difFamer l'Evangille, et de faict mois passés qui Ie bruyct en estoit a Lyon et en
et
scandalles
plusieurs aultres lieux de
France,
tellement
que aulcungs mar-
chands ont voulu vendre marcliandises pour grosse somme a
quand nous serions dechassés
En
chinations secrètes de longue main: tenter
mesme
il
ne
se sont
de rignominie, mais ont criés par plusieurs foys
nous gectat au Eosne."
payer
quoi on apperceoit qu'il y aye mapoint con-
que l'on
124
medegedeeld regenten
den
*)
geloofde deze Raad nauwlijks zijne oogen.
,
verjaagd!
waarom
toch wel,
wisten
vinden
Zij
dus
gekomen
er toe
zelfverdediging van
de
^)
Hoe
Parel en Kalvijn „zeer vreemd."
De
de predikanten had-
zij
zijn
deze predikanten
den Raad van Bern inlichtingen te geven
,
„Wat? zijn de ceMaar Farel en Kal-
geheel indruischende tegen de waarheid?
remoniën
niet het geschilpunt geweest?
hebben immers op geenerlei wijs zich willen schikken
vijn
naar de ceremoniën van Bern"!
Durven
^)
beweren, dat de
zij
predikanten alleen op grond van de tweedracht in de gemeente
den 2 P'*^ geweigerd hebben het Avondmaal
op
Onwaarheid!
Die
tweedracht bestond
Acht dagen
beelding. ,
van
Bern
en
,
onder
dat
hun ver-
in
was immers het Avondmaal ge-
later
bediend (door Bernard en de la Mare
vierd
bedienen?
te
slechts
grooten
een
^) )
naar den ritus
van ge-
toevloed
loovigen
*)
„IIz sont aujourd'huy
et Calvin
et faict
comparu par
doléances
les
nous Maistre G. Farell
clevant
en
comprises
cédule
la
ceans
encluse." 2)
Heminjard, N». 707.
^)
„Car totallement
les
dit
Faret
(sic
et Calvinus n'ont
!)
jamays en
sorte que ce soyt, .... comme par Vous dites Excellences nous *)
Men had hen
menige
bruid
denzelfden
Eaad noot
in
9)
zijn
az esté rescript!"
van
het
Twee
jaar
dus
,
jaren vroeger,
voor
kort
Régistre aangeteekend
omstreeks
had de
Mei,
(Herminjard
„Maistre Christoffle (Fabri, destijds te Genèv'e)
:
voulsu
cérémonies
les
onmiddellijk geraadpleegd over een vraag, waaraan
veel gelegen was.
tijd
observer
N",
553,
Ie prédicant,
a exposé qu'il y a a présent a faire plusieurs nopces, et que plusieurs
femmes
de
ceste
pour tant que
l'on
ville
quoy
est
Einde
esté arresté,
quil ne les
April
Baad: „Az
1538
esté
chiefz
Ie
que porte
d'en esposer point, sinon ainsin
esposées,
couvrir
reffusent
y doëhge adviser; car de luy que l'on advertisse
ameinent point leest
men
in
appellé maystre
Ie
la
les
chiefz
datzelfde
des
vierges
n'est point de S.
propos
Escripture. Sur
parans
des
dites
descouvert".
Maar
Régistre van den
Jaques Bernard, aussy maystre
125
Het Mei 1538) ^) andermaal een poging, om Farel en Kalvijn te Genève te herstellen. Zonderling genoeg! Predikanten, uit Genève verbannen wegens hunne weerspannigheid Bern
laat zich door dit
antwoord niet afschrikken.
doet (19
jegens Bern, wenden
hun inderdaad Bern gelast
zich
die hulp
om
hulp
gekommitteerden
zijn
tot
datzelfde Bern, dat
verleent!
zen op het leedvermaak
op het recht der Hervormers
om
nader gehoord
de verdiensten van Furel in de
bisschop werd afgeschud
;
Genève
te
,
daar te wij-
de vijanden van het Evangelie
bij
;
op
te v/orden;
dagen toen het juk van den
maar bovenal op de
artikelen
^),
on-
langs door Farel en Kalvijn ter synode van Zurich (3 en 4
Mei ) voorgesteld
artikelen
;
,
overeenkomende
met hunne
verklaring „in den vollen Baad van Bern" afgelegd
waarbij
,
beloofden zich te zullen houden aan de ceremoniën van Bern
zij
die
Genève waren ingevoerd
te
Henry,
pour
prédicans,
scavoyr
doyge... quant l'on les espouse en
Dieu
que
et
si,
Dieu,
les
avoyr
les
selon
l'eglise
vierges
cheveux
Lesquieulx on fayct relation que cella n'est poiën
abattus aut non. contre
^).
cella seroit
tout
esgal,
aut les cheveux abattus
aut non"*)
Kampscliulte,
2)
Op
317,
bl.
toch ook zij,
sevères",
dien
,
wel aan zichzelf
dat
men
te te
erkennen, dat
zij
het dan
val te
Genève
danken konden hebben
,
Daar
zei-
zij
zich gaarne
iets tevervrijten
hadj
zouden laten onderrichten, zie
in-
Herminjard K^. 713 noot
2.
verg. verder bl. 127 noot 1.
Het stuk, datwijhierhebben weergegeven, deinstruktieaanEitter,
^)
Huber en Amman, Berns gekommitteerden oorspronkelijk I b
hun
zij
ze verjaagd had; „pour avoir peut être été trop
maar dat
men hun
Men
ten onrechte: den 18 e'* Mei.
de synode van Zurich schijnen Farel en Kalvijn
ook nog niet volmondig
den
schrijft
1.
d.
197, vlgg.
i.
in
te
Genève, vindt men in het
een bijna onverstaanbaar duitsch.C. E. Th.
Maar aan
toegevoegd eene fransche redaktie, te vinden
Herminjard N^. 736.
Ep.
deze in het duitsch gestelde instruktie werd
Licht vermoedt
men
t.
a.
p. bl.
199 en
het doel van deze re-
126
Bern was dus merkwaardig vredelievend sproken
had het
,
gelijk.
Staatkundig ge-
*).
Van een tegenrevolutie
Genève had
te
het op den duur voor de bevestiging van zijn eigen gezag in
waarborgde
die stad niets te hopen. Niets
van de ceremoniën van Bern een wapen sel was geweest ;
Genève
te
om
,
Farel
,
dat de
handhaving voorwend-
niet een
en Kalvijn
te ver-
wanneer door de tusschenkomst van de
drijven.
Bovendien
Heeren
van Bern en op hun aandringen Farel en Kalvijn
Genève
te
:
gerehabiliteerd
hadden
werden,
kanten aan zich verplicht, en vonden
zij
deze predi-
dus in hen een natuur-
zij
lijken steun, die in anderen niet zoo licht terug te vinden was.
Tot de verzoenende houding van Bern kan ook medegewerkt
hebben de grootere inschikkelijkheid, die zich
begon
vijn
te
Op
openbaren.
Farel en Kal-
bij
de synode van Zurich hadden
zij
de ceremoniën van Bern in de hoofdzaak aangenomen; hadden zij
erkend, dat
gden -^Qj^
yj^^^
twee
daktie in
„misschien
zij
Zurich
te
streng" waren geweest.
te
Bern teruggekeerd, hadden
talen.
Het
duitsclie stuk
teerden, het fransche tevens bestemd
getoond
te
worden.
De
Er
verschil heeft juist betrekking op de
tucht.
De
is
door
hen
*)
te
Of
Reeds
die
namelijk verschil; en
verdit
invoering van de kerkelijke
in
te
der ceremoniën
De
fransche
tekst
zij
het oogen-
zwijgt
daarvan
Heeren van Bern goede diplomaten waren! den
bl.
125 vermelden brief van Bern aan Genève
de wending aan het
van Genève
bedenken,
Bern verzoekt daarin den Eaad
licht.
gelijkvormigheid
dat de
nooit door Bern
was opgelegd.
begeerd, niet bevolen, zoo verzekert de
ten
Bern
Eaad van Bern,
gende, dat ceremoniën in de Kerk onverschillige dingen
Het
Genève
duitsche tekst gewaagt daarvan en vergunt aan de gekom-
blik geschikt daartoe achten.
treedt
Den
Bern veer-
de beide teksten
mitteerden te Genève er op aan te dringen, wanneer
geheel.
te
was voor de gekommit-
om
vergelijking van
heft dit vermoeden tot zekerheid.
zij
geheugen van Bern schijnt
te
er bijvoezijn.
zwak, en de betuiging van
deze liberale gezindheid te laat te komen.
van Bern, in dato 15 April.
opzichte
had haar
Men
herleze de brieven
127
gewacht
tien dag-en
hen zou
beslissen,
hun toekomst geheel kon Bern meer
op hetgeen de Eaad dier stad omtrent
^)
daarmede duidelijk genoeg toonende, dat
handen van Bern
in de
en
Eindelijk; Kalvijn
vleien'/
zij
Wat
stelden.
Farel
ver-
klaarden zich tot verder toegeven bereid^); tot deze inschikkelijkheid allereerst
,
de grootste
:
onder het geleide en de bescher-
ming van Berner gekommitteerden Genéve.
Kalvijns
willen
terugkeeren naar
zij
zoo even aangehaalde brief aan Bullinger
van 20 Mei werd door hem geschreven toen stonden van te vertrekken
Maar zij
te
En
^).
Genève droeg men
er reeds
op het punt
zij
vertrokken inderdaad.
zij
den
22^'^'^
kennis van, dat
Terstond schreef de Raad dier stad aan
in aantocht waren.
de Berner gekommitteerden, dat van het doel dier reis niets kon
komen het vroeger genomen besluit verzette zich er tegen. De Berner gekommitteerden ontvingen dit bericht onderweg, maar gaven den tocht daarom niet op. Zij verzoeken audiëntie :
voor Farel en Kalvijn.
gekommitteerden
Zij
^)
hooren
zal
luidt ,
waren hem lang genoeg gevallen,
moram
decim
Het antwoordt
gaarne
^),
dat
maar dat
de
,,Praeter dierum quin-
non
(van 6 tot 20 Mei), quae ingenti taedio
enz. (Brief aan Bullinger
men
niet alleen
van 20 Mei)." Dit lange
uitstel
was
caruit
liet
gevolg
van de omstandigheid, dat de gedeputeerden van Bern die de synode te ,
om
Zuiich hadden bijgewoond, eerst 14 of 15 officieel
Mei weer
redenen die aanstonds zullen blijken,
Bern waren, en datdeEaad der
stad,
nog niet
kennis dragende van hetgeenFarel en Kalvijn teZurich hadden
verklaard, natuurlijk
nemen.
te
ook
geen
beslissing
De Hervormers hadden
niet
hunne
in
voor
zaak
kon
den IS^en audiëntie
den Raad.
bij
-)
t.
a
conditiones
„Nobis tamen,
p.
descendere
schrijft Kalvijn.
visum
est,
quam non
ad quaslibet potius tentare vias
omnes
quibus Ecclesiae satisfieret." 3)
Nos ergo
iter
arripimus
.
.
.
Quia festinant comités, cogor iam
epistolam vixdum inchoatam interrumpere." *)
(A) in dato 22 Mei.
128
Raad over het verzoek betreffende de verbannen Hervor-
de
mers kan
beslissen.
De Kaad
der Twee-Honderd en de algemeens Raad (of volks-
vergadering)
hadden mede het vonnis der verbanning
gesproken, en moesten
vonnis wijzigde
Den
24^*'=°
dus worden gekend in
uit-
wat dat
al
*).
De Zij vragen nu voor de ballingen, maar hunne
Mei komt de Raad der Twee-Honderd
bijeen.
gekommitteerden van Bern worden toegelaten.
meer
niet
uitsluitend audiëntie
volledige rehabilitatie.
Mulhouse,
Bienne, steden
Zij
Clarijs,
toonen brieven van Basel, Bern, Shaffhausen en andere
St. Gallen,
De
die op hetzelfde aandringen.
zonden naar den Algemeenen Raad Tegelijk
zaak
wordt
ver-
^).
met het verzoek van de gekommitteerden waren van Farel en Kalvijn bij den Raad der Twee-
er „artikelen"
Honderd ingekomen. Zij waren voorgelezen, maar werden naar luid der notulen bevonden „verscheidene leugens te bevatten "^). Zondag,
de
meene Raad
is
Bern toegelaten
26^'®
^)
;
moet alles beslissen. De AlgeWeder worden de gekommitteerden van
Mei,
bijeen.
weder de artikelen van Farel en Kalvijn
vol leugens bevonden.
Met het opsteken
gestemd over de groote vraag.
er
waren,
In dato 23 Mei.
1)
(A)
2)
(A) In dato
3)
Zij
der handen wordt
die er tegen
(A)
24 Mei.
„Azesté lyseu
(lu)
les
articles
que Farel et Caulvin on
envoye aulquieulx son contenus plusieurs mensonges."
„On propose lesdits Srs. ambassadeurs (van Bern) et on delyvre leur charge translatée dallem a nt en franssoys." Ei*)
sum
teneat, wie zich liier herinnert hetgeen
125 noot
3.
De
pia fraus was
nu
werd medegedeeld
bl.
ten slotte tamelijk onschuldig,
en hindert den modernen lezer alleen in tegenstelling met de pretensie van Bern om met een zuiverer godsdienst Zwitserland te begiftigen.
Zouden Farel en Kalvijn
in
het geheel geen kennis
hebben gedragen van den dubbelen tekst der instruktie?
129
moesten de liand opsteken. Zoo goed
als alle
handen gingen
omhoog. Zoo was het vroeger uitgesproken vonnis bevestigd, in weerwil van den aandrang van Bern. Maar veel werd met dit vertoon van zelfstandigheid blijkbaar niet gewaagd, want de gekommitteerden van Bern nemen de zaak met de grootste kalmte op. Zij verzoeken de volksvergadering hunne tusschen-
komst ten behoeve van de Hervormers „niet kwalijk
te
nemen"
*).
Welk een smadelijke afloop 21 Mei 1536 en 26 Mei 1538! Den 2 1=*^" Mei 1536, vergadering van den Algemeenen Raad; handopsteken; verpletterende meerderheid; de Hervorming ingevoerd, gelijk Farel haar had gepredikt. Den 26^^^° Mei 1538, weder vergadering van den Algemeenen Raad
;
handopsteken
maar ditmaal om Farel wien Farel
zijn volle
Van Nyon, waar
te
;
verpletterende meerderheid,
verbannen Farel en den man, aan ;
vertrouwen had geschonken.
zij
vertoefd hebben gedurende de onder-
handelingen, slaan Farel en Kalvijn andermaal den
hen
die
Den
1^*^*^
Basel.
van
Genève verwijdert.
Juni
zijn
Van
zij
te
Alle hoop
Bern; een dag of
hieruit schrijven
zij
is
weg
in,
vervlogen.
vier, vijf later te
brieven, onder anderen aan
Viret en Coraud te Lausanne.
Doornat van den regen en uitgeput van vermoeienis, zoo
men, hebben
leest
zij
Basel bereikt.
Treurig en verbitterd
hun stemming. De elementen der natuur hebben zij minder wreed bevonden dan de menschen, tuk op hun ondergang tegen alle recht en billijkheid in. Van Bern hopen zij niets
is
meer.
Zij
hebben de stad verlaten zonder de afscheids-audiëntie
af te wachten
*)
^).
„Lesdits Srs. ambassadeurs voyant cella (het algemeen opsteken
der handen), on dist que fayre Ie rapport a leurs seigneurs ...
que Ion ne .
et
prysse pas az laz male part, car leur dits seigneurs
come bons combourgeoys." „Berna discessimus, Senatu insalutato, contra quam deliberatum
..estoyent prest a fere playsir az laz ville *)
a
il
nobis in
commune
foret.
Videbamus enim huc quorundam 9
ani-
130
maar
Niet Yeel later,
veel uitvoeriger is de geheel vertrou-
welijke brief aan Bullinger te Zurich. Kalvijn Hij deelt
mede wat
(begin Mei)
is
sedert de sluiting van de synode te Zurich
geschied. Acht dagen heeft
wachten op Kuntz en Erasmus
Bern
Ritter,
hij te
Bern moeten
gekommitteerden van
synode van Zurich, zonder wie de Raad van Bern
ter
kon beginnen, daar de Raad,
niets in deze zaak
waren, niet officieel kennis droeg
eer
zij
terug
van hetgeen Farel en Kalvijn
Zurich hadden gezegd. Kuntz en Ritter
te
de schrijver.
is
zoolang mogelijk uitgebleven. Eindelijk
zijn uit
zijn
zij
boos opzet
Een
terug.
ontmoeting grijpt plaats in het huis van Kuntz, waarbij deze tegen hen uitvaart.
Met
niet
minder hevigheid doet
Farel en Kalvijn waren onruststokers.
Raadhuis.
gezuurd brood
bij
het
hij
het
van het konsistorie op het Beruer
in de vergadering
straks
Avondmaal hadden
zij
Met hun
de anders rustige
kerken van Duitschland in beroering gebracht.
De artikelen te Zurich hadden zij wel aangenomen, maar met hoeveel exceptiën Uit de vergadering komende, had Sebast. Mayer hun op straat gevraagd, of zij inderdaad de nieuwe !
van
predikanten hielden.
Genève voor wolven en valsche profeten
Toestemmend hadden Farel en Kalvijn geantwoord.
Eenige dagen
lat.er
waren
zij
toegelaten in de vergadering
van den Raad. Daar was de invoering van de kerkelijke vormigheid
mos
ter sprake
gekomen.
Dominus mus.
diffusi tris
tarnen
Nam cum sumus.
si
gelijk-
waren erniettegen geweest.
Quin etiam jactabantur
inclinare ut retineremur.
„„Nosnullafore venia dignos,
Zij
istae voces
tam iustam vocationemabnueremus.""
exitum nobis aperuit ne quid ex praeriipto agerepostulassemus Senatum nobis dari, in posterum diem
Quo responso
partibus defuncti."
accepto, videbamur nobis abunde nos-
Herminjard,
No
Toch
716.
leest
men in
het „Manuel" van Bern onder dagteekening van 3 Juni: „Ceux de
Genève
ont
refusé de recevoir Calvin et Farel. Mais dans Ie cas
oü mes Seigneurs auraient besoin de prédicants, d'eux," naar de vertaling van Herminjard V,
ils
bl.
se
souviendront
20 noot
4.
131 mits het langs den wettelijken weg" gebeurde, hetgeen
kenden dat
zij
ont-
dusver was geschied. Immers, het besluit was
tot
uitgegaan van eenige oproerigen en had ook ingehouden, dat zij,
Rhone moesten worden geworpen. De vergadering van den Raad leidde tot het ons reeds bekende resultaat. Twee gekommitteerden zouden de Her-
Farel en Kalvijn, in den
naar Geneva brengen;
vormers
wachten
zijzelf
Nyonj
te
gekommitteerden doorreizen; hun terugkeer trachten
de
verwerven; na dat doel verkregen
komen
den
stap
komen
indruk
van
Hervormers
de
maken, dat
zal
En
vragen.
mitteerden enkele
Maar
afhalen.
dan
Bern,
:
zij
hen
vreezen,
dat
er onder de
zouden
deze
van schuld
vergiffenis
waarom was
die
te
hebben, Farel en Kalvijn
te
gekom-
vergezellen, geen
Neen, de gekommitteerden moesten hen Genève binnenleiden, en daar moest hun de worden aangewezen, waar zij rekenschap zouden geven predikant?
onmiddellijk plaats
van hun ambt,
worden
en, bleek
hun onschuld,
in dat
ambt zouden
hersteld.
Zoo werd nu besloten en aan de gekommitteerden werden toegevoegd de predikanten Erasmus Ritter en Viret.
Maar moet. dit
eer
Zij
zij
Genève bereiken, komt hun een bode
mogen
verbod tegen
niet
te
ge-
binnenkomen. Farel en Kalvijn achten
alle recht
en billijkheid
den Raad der gekommitteerden.
,
En goed
maar is
zij
volgen
het ons beko-
men, verklaart Kalvijn, want niet ver van de muren der stad lag
een
hinderlaag
en
in
de
poort een troep gewapende
mannen.
De gekommitteerden gingen dus alleen. Het overige is reeds bekend, en vindt men in de hoofdzaak in dezen brief van Kalvijn terug. Maar de brief voegt er aan toe, ons
dat,
toen in den
gadering,
grieven
Algemeenen Raad, dat
werden voorgelezen zekere van
Farel
en
Kalvijn
is
in de
artikelen,
waren geformuleerd,
artikelen in drie opzichten sterk werden gelaakt.
Kalvijn hadden daarin gesproken
volksver-
waarin de
P
deze
Farel en
van de kerk van Genève
132
hun
van
als
kerk, 2° van de Hoeren van Bern, zonder aan titulatuur te geven en 3°
Heeren eenige begeleidende
deze
Dat waren even zoovele bewijzen
van de excommunicatie.
van aanmatiging, van hoogmoed, van
De
tirannie.
alge-
meene verontwaardiging klom zoo hoog, dat men verklaarde liever te willen sterven dan hun te woord te staan *). Aan die artikelen, zegt Kalvijn in zijn brief, was men te Genève gekomen door verraad. Bern hadden ze
De gekommitteerden van
maar om
zich,
bij
voor
niet
ze
te lezen
dan in tegenwoordigheid van Farel en Kalvijn. D^ Kuntz
had in
evenwel
geheim
het
exemplaar
een
naar Genève gezonden door bemiddeling van een verrader,
Zoó Kalvijn.
den ODS reeds bekenden Pierre Vandel.
Nog wordt gedeeld, dat
door Kalvijn
hier
zich alleen door de autoriteit
zij
Zurich hadden laten overhalen,
te
Genève aan
rehabilitatie te
berouw *)
over,
want
Hier volgt de
werd
tekst
ook namens Farel mede-
zij
te
om
deze laatste poging tot
wenden.
Zij
hebben
er thans
hun
toestand)
zeer goed in, dat
zien
woordelijke
aanhaling
„(Herminjard
samengevat:
van de synode
van
hetgeen
plebem esse revocandam uterque Senatus pronuntiavit gravitate Ludovicus
ac
nomine
suo
Ammanus,
loquebatur,
Illic
alter legatus, et Viretus, qui
causam
in
den
N®. 717) Cognitionem ad
tractarunt
tanta
Erasmi
ut flecti multi-
tudinis animi ad aequitatem viderentur (natuurlijk een zeer subjec
van de stemming der vergadering, en nog wel
tieve waardeering uit
de tweede hand, want Kalvijn was er niet
geweest): culos
etiam
donec,
nostros illi
illis
egressis,
recitare
coepit,
auccinentibus.
inflammandos
moriendum
plebis
quam
ut
bij
unus ex praesidibus
tegenwoordig Senatus
quanta potuit invidia,
arti-
quibusdam
Ita enim convenerat, ut illo recitante ad
animos acclamarent
ad
reddendam
....
Decreverunt potius
rationem
audiremus.
Ar-
cum boe mandato, ne ante ad populum promulgarent, quam ipsi adessemus, quibus promptum erat tollere, si quid scrupuli exortum esset. Verum aliud fuit Cunzeni nostri consilium, nam clanculum illos submisit per insignem quendam proditorem, cui nomen est P. Vandelio." ticulos
quidem
attulerant legati, sed
133
na het mislukken dier poging, triumfeert
er niet op verbeterd
is.
Satan
Genève en in geheel Gallië thans nog meer
in
dan na hunne eerste verbanning. De vijanden van het Evanvroeger door de tucht, die te Genève begon te heer-
gelie,
God
schen, huns ondanks genoopt
te verheerlijken, zien
met
welk een blaam de thans heerschende
dubbele voldoening,
losbandigheid in die stad op de Hervorming werpt. D^ Kuntz
van Bern heeft in de
de hand gehad. Hij
dit alles
Kerk aan ondergang
heeft prijsgegeven
geen kans zag Farel en Kalvijn ten val
Ten
het,
hij
die
anders
brengen.
te
vragen de schrijvers van den
slotte
is
omdat
brief,
wie hunne
alle
herders be-
opvolgers zijn? Het ware Genève beter van
roofd gebleven dan aan deze verraders (Jacques Bernard, Henri
de la
Mare en Jean Moraud),
overgeleverd te
Van
zijn.
die het
alle drie,
mom van
herders dragen,
vooral van den eerstge-
Door ambt van Evangeliedienaar „gepros-
noemde, wordt een allerongunstigst beeld ontworpen. hen, heet het, wordt het titueerd".
Een postscriptum van Kalvijns eigen hand,
—
voorafgaande was gedikteerd, geheel
vertrouwelijk
schrijven,
— het
stempelt dezen brief tot een
een
uitstorting
des harten
aan broeders.
Van dezen zelf eenige te
brief,
dagen
zoo
vol
animositeit,
later (in een schrijven
Lausanne), dat daarin niets
is
verzekert Kalvijn
aan Viret en Coraud
vervat dan het eenvoudig
verhaal van hetgeen voor aller oogen was geschied,
zonder
hun geweten voor God daaraan het getuigenis der volkomen waarheid geeft. Deze verbijmenging van gissingen
zekering gaat op
gissing
dat
Kalvijn heeft zaken bericht, die enkel
te ver,
steunden
;
;
bovendien op gissingen, waarvan
bij
ernstig onderzoek of nadenken de onwaarschijnlijkheid zelfa
hem
*)
in het oog had
1°.
„lam ex
aanhef van
moeten springen
aliis literis
zijn brief,
octavo
*).
intellexistis, schrijft
demum
die
Kalvijn in den
postquam Bernam appu-
134
De voor
verbittering
van Kalvijn na
een
verklaren uit de valsche positie,
leramus,
eo
te
geplaatst had tegenover
zich
hij
deel
Cunzenum
verbanning
Bern.
Hij
niliil
is
zeker
waarin
zich door
liet
Erasmtim (Berns gekommiteerden
et
qui tarnen
se recepisse,
zijn
te Zurich)
diligentiae reliquum facturi vide-
bantur. Ita ex composito putavimus patientiam nostram tentari, ut si
taedio
causam istam abjecissemus, tota culpa speciose
fracti
nos conferri posset." Zeker onwaar; immers
Manuel van Bern
21) in het
devront, en revenant
ici,
(zie
Herminjard V,
(fransche vertaling) staat
:
„Nos députés
tenir les chapitres en Argovie;" „c'est a dire,
zegt Herminjard, présider les assemblees de pasteurs a Brugg, et
in bl.
Aarau
probablement aussi a Thunstetten." Daarvoor waren acht dagen
zeker niet te veel. Zij hadden zich dus, integendeel, juist gespoed.
„Recepta
2°.
(schrijft
a paucis seditiosis oportebat."
van
eodem decreto quo
Zeker
11 Maart,
in
hij,
tij
ds, daarin
de Hervormers
officieel in
hetgeen Kalvijn
zelf,
1538):
Duo
in
den
uitgegeven
„Messeigneurs prendre
et
noyé sur
de
,
zeer wel blijkt uit
te
Metz
(Brief
aan Farel, begin September
Mediomatrices omnia religioni infesta forent,
Mosellam praecipitati,
door
F.
la justice
et
et adnitentibus furiose sacriöciis
Dat
door het volk geschiedde,
niet
men
den Rhóne had kunnen werpen
stigmatis ignominia mulctatus."
Metz,
straf zeer wel, naar
bestaan; dat
quoque fex Anabaptistarum ad excitanda nova
netravit.
ver-
en met het grootste lakonisme, mededeelt omtrent
Anabaptisten
„Cum apud
Dat de
had kunnen
Senatu in ejus excidium conjurato, illuc
hem
dat deze verwijdering niet beteekende
verdrinken, maar in ballingschap gaan.
eenige
praecipitari nos
22 en 23 April en wist dus, dat niet een en het-
wijderd had. Voorts wist
den geest des
E.hodanum
onwaar. Kalvijn droeg kennis van de besluiten
de ceremoniën van Bern aangenomen en
dekreet
zelfde
Kalvijn verder) autem fuerat (conformitas)
dit in
oflPendicula, pe-
tertius exilio
cum
den Moezel geworpen wor-
blijkt uit
de Chroniques van
Huguenin (Herminjard V, voyant leur obstination ...
bl.
112):
les firent
palais, et furent condampnéz a estre pont des Morts, et furent menés tous trois, ayant
mener au Ie
chascun ung sac sur leurs épaules, pour en faire l'exécution." Een
hunner kreeg dan gratie en werd verbannen. 3^.
Nog
schrijft
hij
:
„Atque
in eo (niet
met de gekommitteerden
135
Bern helpen,
om
zich op te richten
bij
Bern aan
vroeger
zich
men.
Terwijl
Bern
van
optime
hij zich
nostrae
moenibus
procul
,
collocatas
est:
fuisse
Van
bewezen.
Th.
I.,
insidias,
in ip?a
spectris
missi
luditur
impetum ut 4".
bonus,
vir
maar
gladiatores
gentium
ius
falsis isti
in
E.
imaginibus et
non a senatu sociorum
clientes
„Articulos, heet het verder van de Bezwaren van Farel en
mulgarent,
cum hoc mandato, ne
quam
ipsi
nam clanculum nomen
proditorem, cui
Verum
aliud fuit Cunzeni nostri
submisit
illos
ante ad
per insignem
quendam
Petro Vandelio." Onjuist; immers
est
vroeger door ons aangehaalde instruktie van 19
gekommitteerden
quidem
,
populum proadesssemus, quibus promptum erat tollere,
quid scrupuli exortum esset.
consilium,
werden voorgelezen
de volksvergadering
attulerant legati, sed
zijne
autem porta
mogelijk,
facerent".
Kalvijn, die in
si
saltem
contra
poterant,
esse
is
het laatste schrijven de uitgevers van C.
206 noot ]3 te recht: „Si hic non
bl.
hij
blijven) quidem te Nyon nam postea constitit non
maar
gaan,
consultum
considebant armati viginti gladiatores." Het eerste niet
door
val, dien hij,
had kunnen voorko-
door Bern laat helpen, beschouwt
Genéve
naar
vitae
van een
sluiten
te
men, hoe
leest
gelast
de
worden zorg
te dra-
worden toegelaten „a proposer
gen, dat de verbannen predikanten leurs griefs, selon les articles
zij
in
Mei van Bern aan
déja envoyés a M.M. de Genève
dans une missive cachetée." Herminjard tracht dit afdoend getuigenis
ontzenuwen, door te doen opmerken,
te
teerden
volgens
verbannen
de
dat de gekommit-
van
rehabililatie
de
predikanten moesten trachten te bewerken en met dat
moesten
doel
instruktie
diezelfde
„présenter
ment donc
Ie conseil
de Zurich que
Ie
expliquer les articles proposés par
et
lesdits prédicants a Zurich".
Hierop
laat
Herminjard volgen
:
„Com-
de Berne, qui ne prit connaissance der articles
18 Mai,
aurait-il
pu
antérieurement
enex-
pédier une copie a Genève, lui qui chargeait ses depulé8,le 19 Mai,
de
De
présenter
d'expliquer aux Genevois les susdits Articles?"
et
redeneering gaat
wat Bern den
IS'^en
„antérieurement"
Bern
in
in
meer
dan eén opzicht mank. Vooreerst
-^q^ kende,
aan
den
19''e°,
kan Bern ook den hebben
de instruktie het laat voorkomen,
ISf^en
en dus
verzonden.
Dan, dat
alsof zijne
gekommit-
136
Kuntz
als zijn
grootsten vijand; dat
Meganders
(na
is,
juist dien predikant
Berns kerkelijke politiek het
afzetting), die
best vertegenwoordigt.
Een ander van Berns predikanten, Erasmus gekommitteerde van
hem
die
oogenblik
zelfde
die
man
den
voor
Bern
neemt
hem Genève moet
synode
ter
opzettelijk tegenwerkt,
dien
hij
binnenleiden
teerden de artikelen nog
zoodra a
men
leest
èn van
présenter", dan
een dubbel
stel
bieden,
te
dat de
die
inderdaad
aannemen: „articles
noodwendig voort, dat hier van
Deze in
kon natuurlijk
van 27 April.
is
nog
bevatten
niet
kon-
logische
trekken,
twijfel
missive cachetée", waarin
kelen reeds verzonden waren, de brief brief van 27 April
onwaar-
zelfs
niet wil
dit laatste
Herminjard
,,
man
den
na lietgeen ons reeds bleek
is,
artikelen gesproken wordt.
hijzelf zegt,
en op het-
dé ja envoyés" en van
,,articles
vloeit daaruit
niemand minder dan
klusie kan
aangezien
wanneer men
Eindelijk,
hij
als
van Berns diplomatische kunsten, onmogelijk noch schijnlijk.
houdt
*).
aan
lia,d(fen
reeds naar Genève waren verzonden,
aan
Ritter
mede-
Eitter,
te Zuricli,
de
arti-
Maar een artikelen
„proposés a Zurich", waar de Synode eerst in de eerste dagen van
Mei 5°.
uiteenging. Eindelijk: schrijft Kalvijn:
„Nam in
conventufratrumNidonii(lees
Nidovii) habito sic (Cunzenum) locutum accepimus: Senatus, ut
Genevam concederem, ad
„,,Deliberabat
restituendos istos expulsos
(sic
enim ignominiose nuncupabat), sed potius abdicarim me ministerio, et patria cesserim,
quam
ut illos iuvem".
Kalvijn niet tegenwoordig geweest.
moet het een of ander hebben medegedeeld.
lid dier
Dus een
sproken. druk,
Deo *)
bij
Bij
zooveel
zoo
dikwerf
den toon, waarop
„quod nobis
testatur esse verissimum."
daar gezegd had,
bericht uit de derde hand, en dat
onjuistheden maakt
Kalvijn te lezen:
synode van Nidauwas
die
synode aan Farel, deze aan Kalvijn
ten aanzien van woorden, waarvan
het nauwst verband staat met
Op
Wat Kuntz
het een
strekking in
worden
bij
uitge-
pijnlijken
tarnen conscientia
Brief N°. 718
Immers ook van Erasmus Eitter
de zij
in-
coram
Herminjard.
heeft Kalvijn geschreven
„Ita ex composito putavimus patientiam nostram tentari, ut
si
tae-
137
Hoe dacht men
van Berns predikanten over
in den kring
Een
Farel en Kalvijn?
van een hunner
brief
eenige aandacht, omdat die
verdient wel
')
vooreerst, geene vijandige
brief,
dio pacti causam istam abjecissemus, tota culpa speciose in nos conterwijl
posset,"
ferri
nuUum
sumus,
hij
„Conquesti
in denzelfden brief schrijft:
ministris adiunctum
ex
esse legationi
Erasmus et Viretus". Opgenomen in de Annales Calviniani,
.
.
Dati sunt
.
praeterea nobis 1)
een en ander: „
tiger
.
Inter hos fuerunt
.
Gebennatum
ecclesiae pietatis
.
niet)
(sic)
id
auctoritati
illis
ad
ünde factum
morem
obligati
et
(hier
.
.
(voorzich-
magnam
ceremonias a se
sus tin em ex-
Resistunt Farellus et Calvinus, .
.
.
Negant ministri
quam Hinc
dissensionem
ecefc
privati ministerio
restitucione illorum val de strenue
een woord uitgevallen)
schijnt
Calvinus
.
quod certum dolendum
christianos causantes.
Ego pro
pulsi sunt.
civitate
.
Gebennatum
coenam, nescio
(praebere?)
mores quosdam parum a
.
et toti ecclesiae
causantur scandalou piorum et papistarum
pubes
231. Daaruit het
Bernatum cedere
(oblegati?) sunt, id .
dum
est ut,
ecclesiae
propter scandalum plurimorum
clesiae
bl.
Farellus et
quod forte, ut audio
mordicus tueantur, nee Senatui
in imitandis
.
intempestiva et immodica securitate sibi
accersiverunt invidiam. institutas
.
instauratores, uterque insignis erudicionis et
pre ter
alioqui,
kan het
.
.
.
.
Vide, mi Muscule (de ge-
quantum mali afferat suo herere (sic) sensui." Wel had GrynsBus twee maanden vroeger aan Farel en Kalvijn mogen adresseerde),
schrijven
(zie
boven)
:
„Vereor,
ne
Sathan
prave
vobis
illorum
(Bernatum) facta omnia interpretetur".
Het eigen oordeel van Bullinger
te Zurich,
aan wien Kalvijn dien
langen vertrouwelijken brief schreef, verschilt niet veel van dat van Ds. Mayer. Hij wil Nic. de Watteville tis
hisce
viris
nimium, seo
(4
Mei) te Bern „petere sanc-
Zelum habent quibus permultum cen-
Dei, Calvino et Pharello, adsis.
sed veri sancti et docti sunt,
donandum
Erasmus
esse.
poterit
sibi
ipsorum explicare
causam".
Ook
deze laatste volzin
is
leerzaam. Bullinger, Kalvijns vertrouwde
vriend, laat het toelichten van het gebeurde over aan Bij
Eitter
was het dus in goede handen,
Erasmus
Ritter.
maar dan ook Kalvijns
ongunstig oordeel over dezen Eitter zeer onbillijk.
138 gezindheid ademt; dan, bevestigt, dat de Hervormers alleen
om
de kwestie der ceremoniën uit Genève waren verbannen.
Op herhaalden aandrang van Bucer en Straatsburg,
te
Van
stad.
Louis du
bracht
daaruit
Kalvijn weldra
schrijft
Capito, predikanten
een bezoek aan die
10 Juli 1538 een brief aan
hij
vroegeren reisgenoot, die naar Frankrijk
Tillet, zijn
en in den schoot der katholieke Kerk was teruggekeerd. Het moet een eigenaardig gevoel geweest zijn, dat Kalvijn vervulde,
toen
aan dezen vriend schreef.
juist thans
hij
Niets
scheen du Tillet, die langer van het protestantisme geen heil
kon verwachten,
meer
ring die Kalvijn
te
Genève had opgedaan. Zoodra men
voor den geest roept,
dit
van
zulk
een
onderstelden,
gevoel straalt
Zijn
vertrouwen
niet
bij
hem
is
hun
de brief kenmerkend genoeg.
is
wij
als
in
du
Genève) a demy
zich
Want
Kalvijn
den brief niets hoegenaamd door.
Tillet
munt zou kunnen
Het komt slaan uit
scheiding, Kalvijn wedervaren was
Integendeel „Il m'estoit
*)
niet onnatuurlijk bij
geheel ongeschokt gebleven.
op, dat
al wat, sedert
te
in het gelijk te stellen dan de erva-
difficile
').
de vous toucher (het gebeurde
tels propos, sans les
vous déclarer a plein.
La
déclaration ne m'estoit pas impossible, mais je craignois qu'elle ne
vous (men zou eerder verwacht hebben: qu'
Daarop
plaisante."
door wien?) Straatsburg
een
deelt hij
synode
houden,
elle
et
fidèlement
m e)
ne
feust guère
dat „er besloten is" (waar?
waarop Zurich, Bern, Basel,
en Biel vertegenwoordigd zouden
que deuement
claré
te
hem mede
nous
„oü
zijn,
il
soit dé-
avons administré nostre
charge, après en avoir cogneu dilligemment, afin que ce tesmoignage
comme une
soit
lings,
un
tel
weren,
et
sentence légitime pour fermer la boviche aux ma-
aussi en la confasion de ceulx qui ont osé entreprendre
acte."
dat
te
Yoorts zegt Kalvijn, dat Bern volhardt
Genève
dan ook alleen staat met
alles zijn
naar
wensch
optimisme. Eindelijk
bij
het be-
maar dat Bern
gaat, :
„Il ne tient pas
a ceulx de ceste ville (Straatsburg) que je ne suis leur hoste, mais ilz
ont assez de charge sans moy, et je pourre vivre quelqae temps
en me aidant de ce que m'avez laissé." Deze verrukkelijk.
laatste trek is
Kalvijn, balling van Genève, levende van hetgeen een
139
Den
20**^''
Juli
was Kalvijn weer
want onder
in Basel terug,
van daaruit aan Thomas
die dagteekening" schrijft hij
(broe-
der van den ons reeds bekenden Simon) Grynaeus. Daar, in
ontving
Basel, die
een schrijven uit Straatsburg van Capito,
hij
hem bekend maakte met hetgeen men hem
en elders verweet. Van
nemen
Bern aan
te
hém
laste
ten
nieuwe
macht;
;
Aan de
groote hevigheid.
te
al
van Rome had men
(zoo zeide, volgens Capito, de
om
oppositie) den dienst niet opgezegd,
kanten
de ceremoniëa van
geen sprake men legde
dwingelandij; het willen herstellen van een
pauselijke
autoriteit
om
weigering
zijn
in dezen brief
is
Genève
in
zich door de predi-
regeeren. Wij hebben het Evangelie, wij kun-
te laten
nen lezen en hebben de predikanten niet meer noodig. Predikt, dezen toe
riepen
zij
wijzelf
mogen
Die
bepalen, wat wij willen aannemen.
*)
als
gezond verstand klonk natuurlijk den
volkomen onzin
in de ooren
Had
Kalvijn
van het protestantisme hem geschonken heeft. Zoo toont de
afvallige
werkehjkheid datgene
digt:
voor wie naar u wil luisteren; maar laten
van het
taal
Hervormers
noemt.
,
Voor
als
waarachtig, dat het dogmatisme onmogelijk
Tiilet heeft Kalvijn geen
hard woord.
De
brief ein-
„après m'estre humblement recommandé a vostre bonne grace,
je prieré
Vostre
Seigneur de vous conduire tellement en sa voie,
que vous soiez sainct
kon dat dus
zijn
!
En
et
incontaminc a son jour,"
zoo schreef de man, die
Een relapsus
te Crenève alles
op het
spel zette voor een paar ceremoniën en die slechts heil verwachtte
van excommunicatie. ')
mon
Dit meervoud eischt toch een zekere beperking. Gelijk
Grynseus was er ook
bij
bij
Si-
Capito een geest van zachtmoedigheid
en nederigheid, die de dogmatische betweterij temperde. Zeer schoon schrijft
Capito aan Farel, 2 Aug, 1538
imaginius negotium, specie pietatis
abstine, quoties
me
dam nimio
patere.
.
.
.
:
„Querelis et apologiis nostri
Ergo mihi hunc posui canonem:
Vito talionem, tolero improbos, sed ut queam
ad pedes Christi mei abjicio
.
.
.
Laboratur apud quos-
studio sua placita defendendi, ad versus hanc tentationem
obmunio me Pauli moderatione Christum crucifixum."
nihil profitentis in Ecclesia
quam
140 begrepen,
haar
zou een uitstekende voorbereiding
het
hem
geweest voor de nieuwe taak die ontving
later toch
van Bucer
hij
wachtte
Eenige dagen
weder een brief uit Straatsburg, ditmaal
die er ernstig op aandrong,
*),
.
zijn
dat Kalvijn zijne
gaven aan een kleine fransche gemeente aldaar zou komen had
Farel
wijden.
reeds een predikantsplaats te Neuchatel
gevonden.
minder kon Kalvijn nut trekken van hetgeen Louis
Niet
hem
du
Tillet
in
antwoord op
^)
schreef uit Parijs, in dato 7 September 1538,
dien
brief
van Kalvijn aan hem,
even werd besproken. De ernstige
leerzaam
voor
Hervormer poogt
elk
in
dit
heden een
die
,
had moeten ondervinden,
Hij ziet in de oppositie,
spoor.
billijk
van
tijdvak
eerste
het slachtoffer
is
tevens uiterst
is
oordeel over den
openbaar leven
zijn
is
de nederlaag,
du
bij
geen
Tillet
waarvan Kalvijn
te
Genève
geworden, meer een wereldsch dan een gods-
Maar tevens
dienstig streven.
is hij
van meening, dat Kalvijn
„eer heeft te overwegen of de Heer
zelf
deze
e a liefderijke taal, die
doet hooren,
Yan eenig leedvermaak over
te vellen.
Kalvijn
die
Kalvijn
vriend
trouwhartige
die zoo
hem
nederlaag heeft willen leeren, zich de vraag
niet door die
te stellen
:
is er
in mijn bestuur niets te berispen geweest; heeft willen lee-
voor
zich
ren,
God
worden
dit te begrijpen.
groote
en
Hetgeen strijd
zware
wij
voor
verootmoedigen en met vreeze en
te
beving des harten God
te
bidden, dat het
hem gegeven moge
Dikwerf toch begaan
fouten,
die
het beste
wij
in
met Gods waarheid en Gods
wij fouten, zelfs
onszelf niet bewust
ons houden,
is
dikwerf in
geest."
Tot deze algemeene opmerking bepaalt du Tillet zich
De
^)
Ep.
I,
inhoud, niet de naamteekening, wijst het bl.
beter, bij 2)
bl.
uit.
Zie C. O.
218; hier waarschijnlijk te vroeg gedateerd;
Herminjard N" 729,
nl.
niet.
T h..
later,
en
tegen 7 Aug. 1538,
Herminjard N^ 742. Verg mijne Studiën over
89 en 250.
zijn.
J.
Kalvijn,
141
Vraagt
er voor het oogenblik alleen dit van: tot dit
zeg
Ik
waart
gij
gesteld,
een
niet geroepen door
menschen hebben u
uiterste in
uw
in die zijn
God. Menschen hebben u aanDaarbij vervalt
afgezet.
tot
gij
Kerk veroordeelt
uw Kristendom
hebt ontvangen
dingen die niet afkeurenswaardig
gij
en waarvan tallooze menschen zich met voordeel bedie-
nen,
bijgeloof, er is misbruik,
is
taamt het, van
wandel
maakt van
hun geweten maar deu kristen be-
getuigenis des Geestes in
een goed
die
hebben. Er
ten
?
ambt
oordeel over de roomsche Kerk, waarin
toch de beginselen van
gij
waarin die fout heeft gelegen
mij, gaat hij voort,
gij
medekristen, die niet openlijk een slech-
zijn
aan
leidt,
te
nemen, dat
dingen die alleen
van het hart waarmede men
hij
een goed gebruik
goed of slecht
zijn,
ze doet.
om
Ik zeg dit niet, schrijft du Tillet verder,
u in twist
te
naar gelang
om u
komen, veeleer
gelegenheid
hierover te
met
geven
tot
zelfonderzoek en tot rijper nadenken, dan misschien tot dusver
uw
deel was, opdat de groote
ken heeft
gaven
tot Zijne eer en toi heil der
mogen worden.
Er
is
iets
oordeel;
opwelling;
het
het
alle
wij ons bijzonder te
groot vertrouwen in
verkondigen van ongewone, het verwerpen
van de gewone meeningen.
mensch
al te
spoedig handelen naar onze eerste
te
al
Heer u geschon-
uitverkorenen gebruikt
waarvoor
wachten hebben: het stellen van eigen
die de
dingen.
mensch? Wie onzer
Wel
Maar waar is
onderscheidt de geestelijke is
de volkomen geestelijke
niet in vele opzichten vleeschelijk, en
dat zonder het te weten
?
Dan
luisteren wij naar
hem, die
zich weet te veranderen in een engel des lichts.
Voorts,
moeten te
wanneer
wij
beurt
anderen.
er een beginsel van
Gods geest
in ons
is,
ons niet inbeelden, dat alleen aan ons die genade viel
of dat wij van dien Geest
Kristus
is
meer hebben dan
de eenige in wien Gods geest woonde
zonder mate, elk geloovige heeft slechts een deel.
Om
die
reden hebben wij het oordeel van anderen niet te verwerpen, al strijdt
het op het eerste gezicht geheel
met het
onze.
142 Ziedaar de hoofdzaak van den brief die te lang
geheel
zijn
te
was
ontving,
had
lijkheid
verlaten,
Straatsburg
hem
alle waarschijn-
dagen van de maand
herhaling had doen vernemen.
De stem-
Basel verliet, was niet juist die, welke du
van
Hij verwerpt krachtiger dan
hem verdreven
tegenover degenen, die
genover God en „Gods volk", toegeven
dat
,
zwakheid
allerlei
komt ook
toestand
Wil men de
te-
tegenover zijne vijanden
zal hij
verantwoordelijk zou
hij
zijn
voor den
droevigen staat waarin de kerk van Genève verkeert
1)
in
aan de roepstem die
Bereid tot de belijdenis van
doen.
nooit
om
eenige schuld te belijden of stappen tot verzoening
hadden, te
gevende
toegewenscht.
den raad
ooit
gehoor
bij
hij
hem had
Naar
in Basel.
die stad in de eerste
September
Tillet
meer
niet
hij hij
ming, waarin
is
worden aangehaald. Toen Kalvijn dezen brief
*).
Die
niet voor het allergeringste deel op zijhè
van
eigenlijke schakeering
men
bewustzijn,
zijn
vindt haar nergens duidelijker aangegeven dan in zijn brief aan de
van
kerk
Genève
(bij
Herminjard
n" 748)
van
Oktober 1538,
1
uit Straatsburg
„Quant a nous, tous
est question de débattre nostre cause contre
s'il
les iniques et
calumniateurs qui nous vouldroient charger, je
scay que non seulement nostre conscience est pure pour respondre
devant
Dieu,
devant
tout
mais nous avons suffisamment de quoy nous purger Ie
monde
aict humilié
bien
sentyes
l'Eglise
.
Toutes
.
fois,
quant
il
est question de
en ceste sorte, pour nous faire recognoistre nostre cui-
imprudence,
dance,
.
Dieu, je ne fais pas de doubte qu'il ne nous
comparoistre devant
et
aultres infirmitez que de
les
en moy, et ne
fais
Daarom
du Seigneur."
laakt
bij
tetur:
Buceri turn
quod nimia
displicet,
subiungit
:
Deze
qua videatur
(zie
„Hoc mibi
in
rigiditate nos peccasse confi-
„„Sed ubi meliores? ubi doctiores? etc.""
Mallem parcius laudaret arripiat in
part j'ay
het ook in Bucer
Brief N*^ 751, aan Farel) dat deze te veel toegeeft: actione
ma
difEculté de les confesser devant
,
sine ulla vitii nota, ne
sibi
banc
ille
solam
babere victoriam."
onderscheiding: schuldig voor God, maar onschuldig voor
143
Bovendien
rekening.
God
overbodig.
opgehouden
niet
dus
is
zijn
weg openen.
(zie
boven
bl.
138 noot
men
*).
Naast
1)
die
Bern
zal
Nog
eer
^).
Die hoop was bestemd verwezenlijkt
de menschen, het:
Bucer heeft
en daar zal
schrijven
den wind kunnen slaan
in
niet
te
hoop op Bern gevestigd, en vooreerst op de
zwitsersche synode
bijeenroepen
Bern
naar
Bucers woorden
God
elke stap tot toenadering zijnerzijds
is
zal een beteren
is
mij te
en
fijn,
vrij
onverklaarbaar in iemand die
elkander uwe misdaden"
„Belijdt
worden.
te
als
een goddelijk bevel
aanmerkte.
Het
is
altijd
voor
God
gaat
licht
te
is
voor niemand bijzonder kompromettant en
gepaard met de hardnekkige ontkenning van die fouten
onszelf
in
de oude kwaal: zich een groot en ellendig zondaar
noemen die
anderen zien; die anderen, die ons zooveel juister
plegen te kennen dan wij onszelf kennen.
woord
van
20
Oktober
besproken brief van du Tillet culier,
combien que
:
je
ne
Pourtant
je
prie Ie Seigneur qu'il
voy
les
plus
754)
in zijn ant-
op den zoo even
„Quelles sont mes faultes en parti-
j'en appercoive
que
fois
Zoó Kalvijn
(Herminjard n"
beaucoup, j'estime bien toutes
grosses, ne Ie plus
grand nombre.
me les veuille de jour en jour Celles que vous notez ne me
plus évidemment manifester.
sont point de mise." Louis du Tillet antwoordde hem daarop dit:
„Vous
1
December 1538
estes contant de confessez des faultes légières
o.
a.
que vous
voiez en vous, afin que cela vous serve pour fere estimer que n'en
avez point d'autres
.
.
.
J'eusse bien desiré que m'eussiez respondu
d'autre stile que n'avez faict V)
"
Dat vertrouwde Bucer ook
spero non frustra".
zelf: „Scripsi
iterum prolixe Bernam,
Brief (N°. 744) van Bucer aan Farel, in dato
11 September 15 38.
Het bovenstaande resumeert een brief van Kalvijn aan Parel -) van ongeveer 11 Sept. (Herminjard ^«743): „Spem enim ducit (Sultzer, te Bern) posse nobis et ipsum et senatores qui infesti hactenus fuerunt, nobis reconciliari,
si
priores benevolentiam literis declare-
144 het jaar verstreken was, greep de eerste toenadering plaats,
en wel tusschen Farel en Kuntz
gende jaar
In Januari van het vol-
i).
tegenover Kalvijn omtrent Kuntz zich
laat Farel
op een wijze, die reeds eindelijke verzoening
uit
verwachten derling
en schrijft
^),
afsteekt
hevige invectieven die Kalvijn zich
de
bij
hem
tegen
vroeger
veroorloofde
uitzicht op verzoening
mag doen
aan Kuntz op een toon, die zon-
hij
Kalvijn hoort van het
^).
met groote vreugde
*).
—
Ook de
pre-
dikanten van Staatsburg bleven waarschijnlijk in verzoenenden geest
bij
hunne ambtgenooten van Bern werkzaam
22ien ]y;aart
1539 werden
perquam ridiculum,
Quod, ut est
mus.
habuit. Finge id sperari posse.
Unde
quasi oifensionis auctores, benter..
Deum
apud
eius populo) fatebor,
curiam, quae
tali
Den
omnes
dignam
fuisse
Bucerus pro nihilo
An
nos,
mitigare studebimus....
Li-
tarnen inciperemus
illos
pios
et
^).
Morges de artikelen geteekend,
te
(elders in
?
dezen brief „coram
nostram turn inscitiam, turn
in-
exemplo castigaretur culpa nostra corruisse miseram ;
nunquam sum concessurus.... Neque enim quisquam hominum est, qui nobis ullam culpae portiunculam transcribere queat."
illam ecclesiam,
*)
Farel aan Kalvijn, 27 Dec.
:
„Scripsi et multis nee puto aliquid
superesse, nisi forte post abitionem nuncii literas Conzeni exceperim
quibus
meas
gratissimas
briefwisseling bezitten 2)
fuisse
wij
respon detque amicissime."
„Spem optimam concepi de Conzeno, ex
omnes referent de eo ^)
Farel spreekt
(15 Jan. 1539)."
hem
Deze
niet.
suis literis et ex
iis
quae
Herminjard, N°. 766.
aan: „doctissime Conzene, in
Domino
val-
de observande". *)
Tweede
helft
quod
frater (Farel),
tam
valde
Quaeso,
mi
insistamus.... collapsae.... ö)
„Me
van Januari:
exbilaravit
potest,
Conventu opus
ut
indicasti
faustis auspicatisque initiis
est,
sine
ecclesiae."
Zie Herminjard V,
bl,
in rebus moestis
233 noot 14.
fieri
de Conzeni responsione.
quo
bona
fide
instaurari nequeunt
145
—
waardoor,
of zonder voorkennis van den Magistraat
met
—
dit is onzeker,
van Genève;
de oude grieven werden ver-
nietigd en de gemeenschap tusschen de verbannen en de fun-
dan ook
den
tot
waaruit
eenig
op
evenwel
het
blijft
*),
het
zij
van eenige verkorting der waarheid
prijs
^).
laatsten brief liggen thans al de stukken voor
Met dezen ons,
Genève werd hersteld
van
predikanten
geerende
licht te
een
hopen en
onpartijdig
valt.
Hoe
moeilijk
eenigszins volledig
*) Herminjard N^' 771. „Praeteritorum conviciorum et injuriarum memoria perpetuo abolitam volumus utrinque, et aures nostres in
posterum delatoribus obstructas." Ik heb het oog op
2)
art. 1
:
charissimi satius et consultius,
„Primo fatentur
fratres
Genevenses
suum ad Ecclesiam
ante ingressum
Genevensem, plures doctos viros consuluisse inprimis vero Farellum, ,
Johannem Calvinum
et
Coraldum,
ejus loei erant et
pastores
cbarissimos
fratres,
qui
fidi
statum eius ecclesiae melius noverant."
men onder een stuk, dat zulk een leugen bevat, lezen moet. „Ego me buic Concordiae accedere profiteor, J. Calvinus." Het artikel moet den schijn geven, alsof de nieuwe Treurig, dat
predikanten na en in overleg met Kalvijn
Men
gekomen.
predikanten, die die later
hem
architectis
consilia
a.
Genève,
te
p. bl. 216)
neque precepto bari.""
de beide anderen,
:
meam
Morandus had dan arbeid
Wat
betreft,
conjecturam
curtius
onmiddellijk vervingen
Morand en Marcourt: over hen schreef 1838 (Herminjard V, bl. 168) „Morandus et Mar-
kwamen,
Kalvijn 24 Oct.
(t.
die Kalvijn in zijn
,
aan de predikanten van Zurich bezigde ten aanzien van die
brief
bus
naar Genève waren
e. a.
de hevige taal niet vergeten
is
:
quam quae
ook zoo weinig dat
Astutiora captantur a
fefellerunt.
in
den geest van Kalvijn
hem
Farel nog 15 Jan. 1539 van
Sic aperte
— En
et
ge-
schreef
„Confessio ac iusiurandum super ea praestitum
Domini, neque excmplo Scripturae potest approMorandus. „„Si dixeris (ook
dit is een
haling van de woorden van M.) eos qui docent hoc vel
andum,
tali-
extemplo liceat."
intelligere
nescio
quae id genus, pseudoprophetas
aanha-
illo die feri-
et proditores,
ego te (Farel) ac omnes qui jurarunt, proditores Dei dicam."" reeds
14 October 1538
(t.
a,
p.,
bl.
153)
:
„nihil iniquius
10
Mo-
146 oordeel over dezen strijd te vellen. Vatten wij voor het minst
het aangevoerde samen.
De aandacht moet bepaald worden
de volgende punten.
bij
P
Tusschen
Kalvijns houding tegenover Caroli en zijne
houding in Genève valt weinig principiëele overeenstemming te
Tegenover Caroli handhaaft
bespeuren.
hij
een beginsel,
gekant tegen formulierdwang: rechtzinnigheid mag, volgens
hem,
niet afhankelijk
gemaakt worden van de overeenstem-
ming met eenig menschelijk
geschrift.
Niettemin legt
de gemeente van Genève een belijdenis op.
zweren
bij
het werk van Athanasius,
zweren
bij
het werk van Kalvijn.
2**
Hij zet te
Genève
alles
hij
Hijzelf wil niet
maar de gemeente moet
op het spel voor twee vragen:
die der ceremoniën, die der kerkelijke tucht.
raakt, naar zijne eigen verzekering,
De
eerste vraag
geen beginsel; de tweede
raakt wel een beginsel, want de noodzakelijkheid der kerkelijke tucht
was door hem opgenomen
November 1536. Deze kritiek piëele,
oogenblik,
van
in de konfessie
van 10
handhaving, op een zeer
het niet principiëele en het princi-
moest schade doen aan de waardigheid en den zede-
lijken invloed 3*^
gelijktijdige
van
Nadat Kalvijn
zijn verzet
ter
tegen de regeering zijner stad.
synode van Lausanne was opgegaan,
—
het deelgenootschap aan welke synode Bern zelf afhankelijk
had gesteld van het aanvaarden der ceremoniën, vijn,
al
was
hij
dan misschien op de synode
— kon Kal-
zelf niet tegen-
woordig, die ceremoniën moeielijk meer weigeren 4°
Na van Bern
*).
de veroordeelinsr van Caroli en voor zich-
Zoo weinig was Henry de la Mare met goedvinden van Farel en Kalvijn predikant te Genève geworden dat hij den Raad dier stad betuigd had „que Farel et rando odiosissime in fratres agente."
,
Calvinus Font deffendus de non poïent prêcher, et qu'il Ie tenoyen
pour excommunier." (Herminjard IV,
bl.
425.)
Toen men Kalvijn en Farel te Lausanne gevraagd had, of zij de ceremoniën aannamen, was hun ontduikend antwoord geweest, *)
dat de zaak verdiende overwogen te worden.
147 een attest van onschuld, van rechtzinnigheid
zelf
Bern
meerdere
het
na dus van
;
kon Kalvijn
hebben verlangd,
te
niet
zonder eenige willekeur aan Bern het recht op het aanprijzen
van ceremoniën, dus het recht op het mindere ontzeggen.
Hoe kon
ö**
van de
heid
Kalvijn alles prijsgeven voor de zelfstandig-
kei'k
van
Genève tegenover Bern en daarna
toelaten,
dat Bern ten zijnen behoeve een zekere pressie op
diezelfde
kerk van Genève oefende?
Avondmaal
April 1536) de bediening van het
6° Indien (21
door Kalvijn geweigerd werd op grond van den toestand der
gemeente, hoe kan dan door Kalvijn de vaststelling van een wekelijksch, of eenig periodiek, terugkeerend
Avondmaal worden
gewenscht? Een Avondmaal, voorgeschreven op gezette gepast
de opvatting van het Avondmaal als opus operatum,
bij
aan heiligschennis bloot, zoodra bevoegdheid
stelt
altijd
7°
het
tegenover
Zelfstandigheid
Bern
Kalvijns program.
is
Dit hinken op twee gedachten ten aanzien van het Avondmaal
^)
algemeen uitgedrukt, ten aanzien van den aard van het Sakra-
moest zich wreken, toen, na het vertrek van Kalvijn, zijne
ment,
aanhangers
getrouwe of
tot deelne-
Avondmaal afhankelijk wordt gemaakt van den onzelaeren zedelijken toestand der gemeente *).
ming aan
of,
tijden,
Men
dikanten.
èn
over
zich
Genève zich gesteld zagen voor de vraag
herinnert zich,
de nieiiwe pre-
bij
hoe Kalvijn zich heeft uitgelaten
Men
de gemeente èn over de nieuwe leeraars.
tevens,
omdat
te
mochten nemen aan de Bediening
deel
zij
hij
dat
hijzelf
beweerde
Avondmaalsviering
in
uit
Genève
zijn
te
herinnert
verbannen,
gemeente gelijkstelde
zulk een
met ontwijding van het Sakrament. Toen nu
zijne vrienden te
hem
te
nen
vroegen,
schriftelijk
wij,
aan dit
zijn
wat
zij
hadden
doen
,
kon
Genève
hij
,
mee-
gezichtspunt niet getrouw blijven en tevens
hun de Avondmaalsviering vergunnen. Toch het Avondmaal niet te onttrekken.
Genève bevreemding en
ergernis.
ried' hij
aan zich aan
Deze raad wekte natuurlijk
Den
5^^» Januari
1539
te
schrijft
Kalvijn uit Straatsburg aan Antoine Pignet te Ville-la-Grand (die bezig
was
zijn
handschrift van
de
Institutio
de tweede uitgaaf van dat werk na te
zien)
:
ten behoeve
„Caeterum mihi
van ali-
148 zoolang
als
hij
predikant te Genève staat tegenover den Raad
dier stad ; daarentegen volgzaamheid ten aanzien
Genève
hij
uit
of
dat
is
program
om
niet vooral
ook
was; of het
unde
scribitur,
tolae
qua
toonen, dat de predikanten
Heeren van Bern de wet
lieten stellen?
vehementer offensos fuisse nonnullos argumento
fratres
Avondmaal)
Genevenses a schismate
cum
si
pravis
ministris suseiperent."
sceleratis
ons
Saulnier had namelijk zelf vroeger
et
Her-
(bij
en Kalvijn had toen, na Capito geraadpleegd
leert,
hebben, geantwoord: „Tantum debere inter Christianos esse
schismatis,
illis
aut a
participarent,
vraag van Genève overgebracht, gelijk Brief n" 755
minjard)
epis-
deelnemen aan het
(niet
Exposuerat mibi Sonerius nefas
dehortabar ....
coenam Domini
videri,
de
hem
er
Het toegeven van eenige eigen schuld op de synode
8°
te
te
van Bern, zoodra
dit verschil niet de vraag,
slechts een leus
doen was
te
niet door de
zich
Wekt
verdreven.
ut semper quoad licet refugiant, tantam
sacramentorum reverentiam
odium
ministerii
esse oportere (geheel
inden
geest van het opus operatum; slechts de term ontbreekt), ut ubi-
cuuque extare haec cernunt, ecclesiam
Domini permissu
administretur,
ecclesia
fore
non
si
Kalvijns
se a
ecclesiae
si
(zie
in
esse censeant.
signa
alienent."
boven
Quando
qualescunque tandem
illos,
communione
verklaring
Haad van Bern point
ut per
fit,
bl.
conspicuunt, satius
illic
Hoe
igitur
sint,
dit
nu
te rijmen
met
119) in zijn schrijven aan den
27 April 1538: „Ceque nous n'avons
dato
administré la Qene de Pasque, nous avons protesté public-
quement devant
la
peuple
.
.
.
que nous avions grand'
difficulté,
que nous eussiona profanés ung si sainct mystère, sinon que Ie peuple feust mieulx disposé enz." Voor Kalvijns eigene, in mijn oog evenwel mislukte, poging om de beide uitspraken met elkander te doen rijmen, zie Herminjard V, bl. 213. De cardo rei in die poging .is het volgende: „Isti dum ministrum a privato Ecclesiae membro non distinguunt, misera confusione et se et totum negotium involvunt." Zoo blijft de menschheid in hetzelfde zog. Of schreef que nous mouvait a ce faire,
niet keizer Julianus reeds öcxaiwv,
II
bl.
Sa oux oca^a 583).
:
ti fièv
c'est assavoir
„sTrec
ao: nou fiérearcv e/nrsi'pcag oXwer rcSv
iepéoa r( dè cdiérrj
;
(Ep. 62 ed. Hertlein
149
van Zurich dat
Farel,
met
moeilijk te rijmen
is
volmaakt onschuldig
hij
elk
in
De
9*^
brengen met de door
zijn te
als
aan zijne
Ritter in over-
hem
uitgelokte en,
aangenomen tusschenkomst van dienzelfden
geval,
Erasmus
evenmin
is,
Erasmus
booze vermoedens ten aanzien van
eenstemming
betuiging
zijne
Ritter, ten behoeve
van
zijn
terugkeer in Genève.
toon van verbittering en minachting, na zijne verban-
ning jegens de Berner ambtgenooten aangeslagen, zoowel de
waarin
overdrijving,
hij
bij
het
gewag maken van
als zijn
vonnis tegenover de predikanten van Zurich vervalt; eindelijk,
om
weigering
zijne
in zijn
mislukken het gevolg van eigen
fouten te zien, maken, dat Kalvijn niet
gemis aan waardigheid en matiging,
om
gelijk
van
van vatbaarheid
door de ervaring te leeren.
De
10® wij
vrij te pleiten is
onvolledigheid onzer bronnen
is
van dien aard, dat
ons oordeel moeten opschorten over de vraag, of Kalvijn
met
onbuigzame oppoaitie en
zijn
zijn
in de waagschaal
van de belangen van Genève, ja van de Hervorming,
stellen
een redelijke daad en niet een daad van onverschoonbare halsstarrigheid heeft gepleegd. Dat een jong geestelijke van negen
en twintig jaar, aangesteld door de regenten zijner stad, een kerkelijke polietiek staande houdt, in strijd
bevolking,
is
zeer groot of zeer klein,
de voorwaarden waaronder
voorwaarden zelf
*)
:
zijn
wenschen der
In
zijn
te
hij
had
al
naar gelang
te arbeiden
alle
hebben gestreefd
van
en juist die
kracht naar de
est
eenheid
der
')•
brief van 1 Okt. 1538 aan de kerk van
„Dieu nous
,
ons niet dan zeer onvolledig bekend. Kalvijn
was zich bewust met
gemeente
hij
metden uitgedrukten
der regenten en indruischende tegen de
wil
Genève
sclirijft
tesmoing et voz conciences devant son juge-
ment, que cependant que nous avons conversé entre vous, toute nostre
union
estude a esté de vous entretenir tous ensemble en bonne et
concorde,"
bij
Herminjard, N" 743.
HOOFDSTUK
III.
KALVIJN IN DUITSCHLAND.
was
Aanzienlijk
liet
gehoor,
maar
klein de eigenlijk gezegde
gemeente der fransche uitgewekenen vijn den
8"''^°
September 1538 optrad
protestanten kwamen geregeld
Reeds kleine
die
^),
in
Straatsburg, toen Kal-
Het aantal der fransche
was grooter, maar
in
die
bij
Kalvijn te kerk, daar
derdoopers behoorden
helden
te
*).
stad
zij
niet allen
of tot de
We-
het gevoelen dier secte over-
of tot
ook in Genève vele aanhangers telde
den aanvang van Oktober kon
Kalvijn
gemeente het Avondmaal bedienen en
hij
^).
in
zijn
deed het,
opmerkelijk genoeg, naar den ritus van Straatsburg. Tevens
1)
giis
„Concionem habui fuerat
spectatores. In 1
die dominico,
quae ut omnium fratrumelo-
apud plebem commendata, multos animo
est fratribus, si
vidit auditores vel
videbunt aliquam ecclesio-
quoque ministerium concedere." Kalvijn
a e faciem extare, Coenae
aan Farel, N» 743. ^)
alii,
„Quanquam alii
vero
in
paueis
tentantur
illi
hic
laborandum
morbo haereseos
sit.
Laborant enim
(der Anabaptisten) qui
hic gallice tantum loquuntur." Bueer aan Farel, Herminjard, n^ 744. •'')
„Catabaptistae
cotidie
Farel aan Kalvijn, 18
suas
Sept. '38.
habent conciones
(in
Genève)
"
)51
werd ingesteld
geregeld zou plaats hebben
Hoe
nieuwe toestanden, die
man
').
moede
bet Kalvijn wel te
geweest in die veelszins
is
in Duitscbland aantrof,
Lij
omgang met Bucer en
dagelij kscb en
ambtgenooten
zijne duitsche
ven
„Nos primam
*)
ritum
te
groote juistheid te zien
eccle siola nostra coeuam
in
eelebravimus
quam
,
^)
in de be-
secundumloci
Oktober
'38
(zie
Herminjard
bl. 140).
Voegen dato 9
wat T. Jo. Zwick aan Bullinger
bij
et coenam Dus Einde 1538 reeds
quater in septimana conciones audiunt, sed canunt."
psalmen.
Verwonderlijk spoedig heeft Kalvijn zich op de hoogte gesteld de politieke verwikkelingen in Duitschland.
van
mag men
In het algemeen
zich Kalvijn niet voorstellen als een, gelijk
strakt geleerde. Hij, en dit helpt
om
boek. Zie hier,
is
had
in rationem veniret,
cum
Oporinum sponte
domadas duodecim
dies
Kalvijns
kenen;
zie
puto,
Octo
quod
(N.
B.
boven).
sic
dat
cijfer
te
Bazel
zijn
Quod
partiemur
coronatos
vixisti,
om
verblijf
:
a se sumpseramus.
inclinare, hiscere nolui.
biduum apud eum
et
wien
(bij
ex ejus literis intelliges. Grynfei
gewoond)
ne vinum vidi
zegt, ab-
een afrekening met Farel (Herminjard
N° 751): „Quis nobis calculus cum Oporino fuerit Basel
men
iemand teekenen, hield nauwkeurig
zoo te spreken, een uittreksel uit het kasboekje
van den Hervormer. Het
van
schrijft in
„Gallis Argentorati ecclesia data est in qua
psalmos sua lingua
et
fransche 2)
nog
hier
wij
November 1538:
a Calvino agtint
iri
behoe-
heeft
—
—
singulis mensibtis instituimus repetere."
Farel, eerste helft van
aan
Kalvijn
N,
om met
wachten
Capito,
Straatsburg, werd Kalvijn
scherpte van wiens blik op geene oefening te
fransch-
hij,
uitnemenheid, en onbekend met de taal?
bij
Door den de
maanden
dat de Bediening alle
boven),
(zie
citra
hij te
mens
Ego
fuit
tarnen,
Tu septem heb-
ego menses duos et circiter
te
doen uitkomen, moet men
uitstap naar Straatsburg afre-
notabilem tuam iacturam factum
ego quinque coronatos, tu quatuor solves.
dederamus a Belthasare.
Unum
qui est
communi
sex de tuo numeraveras; ego unum.
pecunia restabat.
Tu
te profecti erant
decem ac dimidius.
Kecepisti per fratris
Ita abs
manus
152 langrijke vragen ingewijd, die op staatkundig kerkelijk gebied
de gemoederen van het Duitschland dier dagen bezig hielden
en daarin groote verwachtingen opwekten
*).
Nauwelijks was Kalvijn een maand te Straatsburg, of Bucer vertrok, Filips
om, na een bezoek aan den landgraaf van Hessen, Grootmoedige, naar Saksen
den
met eenige
landgraaf,
Saksers had
hij
met Luther en de
vrije steden, gelijk
beraadslagen
te
over
Met dien
gaan.
te
teruggeven der
het
kerkelijke goederen aan hunne wettige bestemming
Kalvijn maakte van de gelegenheid gebruik,
mede
brief voor Melanchton
te
^).
om aan Bucer een
geven en twaalf artikelen, waaria
quinque. Quatuor impensi sunt in victum. Sesqui coronatum adhuc
quem solvam simel atquo licuerit. Hic, nisi velim fratribus esse oneri, de meo vivendum erit. Antea tibi tres E qua summa subducendum erit florenos et dimidium debebam.
debeo,
quod
domino
equi
Sunt autem
mus.
enim sedecim *)
pretium
locationis
quod numeravi matronae
eius
solidi
a
persolvi, ac dimidium qua lectum habuera-
minus
plus
basilienses
equus
viginti;
solidis ac diraidio constitit".
„Germania rerum novarum expectatione
Farel aan
trepidat."
Kalvijn, Herminjard, V, bl. 146, 3)
„Bu^cerus.
.
.
causam
quae cupiunt revocare de aldaar,
Hiermede lijke
noot
tractandum de bonis
legitimum usum";
te verg. (als
proeve van hetgeen
goederen inhield) Herminjard V,
de Nuremberg, proces suscités
a.
t.
ecclesiasticis,
p.,
23, aangehaalde geschriften over dit
impériale, qui siégeait
ville
liabet
in
par
noot
a Spire, avait mainte fois,
les
145 en
onderwerp.
de kwestie der kerke-
bl. 167,
évoqué illégalement a
bl.
son
6.
tribunal
questions religieuses.
„La chambre
malgré et
la
paix
jugé des
C'est ainsi que la
de Minden, en Westphalie, accusée de vol, pour avoir attibué
a sa paroisse reformée un revenu jadis a l'église catholique, fut
de
60
mise au ban
florins
qui
appartenait
de l'empire,
Ie 8
Oe-
tobre 1538, par sentence publique de la chambre impériale. L'exécution
de cette
sentenee pouvait entrainer la guerre et la ruine
complete des Eéformés de Minden."
153
Concordia van
denkbeelden over de
vermoedelijk
Kalvijns
Lutherschen
en
die artikelen
aangenomen, dan had Kalvijn, zoo
van Melanchton en Luther
zelf,
Ongelukkig bezitten artikelen
^).
Werden
Hervormers waren geformuleerd.
wij
Evenzeer
meer
niets
te
schrijft
hij
verlangen
*).
dezen brief noch de hier bedoelde
genoemde punten
als de beide
de be-
:
stemming der kerkelijke goederen en de Concordia, boezemt hem de kwestie van het hertogdom van Gelre groote belangstelling
worden betrokken Evenwel,
eer
maand Oktober
gedachten
voor een
tijd
nen door
zijn diepe
gevoel
leent
op een wijze, die
aandoet
uit
einde
ten
worden
is,
den geest van Kalvijn verban-
in
een
brief aan Farel uitdrukking
vriendenhart
zijn
ver-
de grootste eer
*).
Weldra vond
afleiding
hij
in
gedurig uitbreidende
zich
werkzaamheid. Eerst enkel prediker, werd
„Quo8
(articulos)
si
hij
om ook
vang van 1539 door Capito overgehaald,
1)
in zal
smart over het afsterven van Coraud, aan
welk
hij
dat Straatsburg er
^).
die
alle
voorziet,
Hij
in.
in den aan-
godgeleerde
mihi concedat (Philippus), nihil ultra pos-
sim ab ipso aut Luthero hac in re exigere". 2)
Daarentegen
schrijft Kalvijn,
Einde Maart 1539, aan Farel:
„Cum Philippo fuit mihi multis de rebus concordiae ad eum prius scripseram, ut certo possemus testari.
sententia
quibus
summam
rei breviter
ipse assentitur enz." Verg. Herminjard, V, 3)
bonis viris de ipsorum
Miseram ergo paucos
perstrinxeram.
causa
colloquium: de
articulos,
lis sine controversia bl.
„Si de ducatu Gueldrensi armis decernetur
— 25.
146, noot
24
cum duce
Clevenai,
periculum est ne nostri in causam oblique pertrahantur". ^)
Brief
N°. 755)
:
van Kalvijn aan Farel, 24 Oktober 1538 (Herminjard „Coraldi
consternatus, ut
diuturnae occupationea in
eam
ouden
blinden
Coraud) morte
modum animum meum sic
moerori possim.
(des
nullum ponere
retinere
cruciatus
noctis".
sum
Nullao
queunt, ut non
semper cogitationem revolvatur. Miserrima
ezcipiunt acerbiores
ita
diei
tormenta
154 voorlezingen
houdeü
te
zoodat
,
maand Mei van
de
In
aanstelling
officiëele
eiken dag optrad
hij
Evangeliedienaar, in engeren
als
hetzij
zin,
als
datzelfde jaar ontving
hetzij
theoloog zelfs
hij
*).
een
houden van theologische voor-
tot het
lezingen.
Tot de kennis van den Kalvijn dier voorlezingen of liever, in ruimeren zin
Nieuwe
het
van Kalvijn
,
van
als uitlegger bepaaldelijk
wensch ik
Testament,
in een volgend hoofd-
stuk een bijdrage te leveren, omdat ik misschien dienaangaande het een en ander kan mededeelen, dat niet ook elders te vinden
Na hetgeen Kampschulte
is.
heeft geschreven
met
zich
320
(bl.
dit gedeelte
over Kalvijns verblijf in Duitschland
vlgg.),
om
,
Studiën
van de werkzaamheid des Hervormers niet
opzettelijk bezig te houden. Ik
stuk opgenomen
behoeven deze mijne
uit de
heb dan ook alleen
dit hoofd-
Bronnen hier en daar Kamp-
schulte aan te vullen.
Kalvijn gevoelde zich in Straatsburg spoedig zoozeer te huis, dat
hij,
na
er acht
huwelijk dacht
')
te
ofschoon
zijn
hebben vertoefd, ernstig aan een
inkomen
niet schitterend
mocht
Brief van Kalvijn aan Farel, tweede helft van Januari 1539, Her-
minjard N^. 767
„Nuper ad publicam professionem
:
protractus sum.
teekent hierbij
guré
^),
maanden
aan
le^ons
ces
:
de
invitus a Capitone
lego aut concionor." Herminjard
Ita quotidie aut
„Il est naturel
de supposer qu'il avait inau-
théologie par l'interprétation de l'Épitre aux
Eomains." Later, van Mei
af,
is
hij
officieel
aangesteld en leest
hij
over den Brief aan de Korinthen. Zie Jacques Bedrot aan Myconius, dato
in
12
conduxerunt
Mei (52
„Scholarchae nostri Calvinnm
1539:
rende een jaar, aangehaald 2)
ut
florijnen)
bij
uit
Herminjard
in de zelfde noot.
Brief van 19 Mei 1539 aan Farel (Herminjard No.
conjugio nunc apertius loquar.
Straatsburg
maar dien
brief
qua
bezitten
789)
:
„De
Ante Michaelis (Mulot, 25 Maart abitum nescio an mentionem aliquis
vertrokken)
forte intulerit istius de
stipendio
in theologia legat", namelijk gedu-
scripsi (natuurlijk evenzeer wij
niet).
quid in ipsa quaeram: non enim
sum
Verum
aan Farel,
semper memineris
ex insano amatorum genere
155
bestemming
hebben gevonden. Daar verkreeg
te
ctiam exosculantur,
vitia
qiii
blijkbaar in Straatsburg de plaats zijner
meende
heeten. Hij
quae
sola
est
non
fastuosa,
me
patiens, si
si
Ergo
dine fore sollicitam.
het bur-
Haec
semel forma capti sunt.
iibi
pulchritudo,
illectat
parca,
si
hij
si
pudica
si
morigera,
est,
spes est de
mea
si
valetu-
putabis conducere, accinge
te,
Sin aliud censes; omittamus. Nihil
ne quis alius antevertat.
posthac scribam donec veneris." Zie hier het een en ander bijeengebracht, dat op Kalvijns huwelijk
betrekking heeft en tamelijk karakteristiek
1540
aan Farel, C. E. Th. Ep, II
schrijft hij
motus mihi tantum
tantos
est otii ut
Den
is.
bl.
6^^^"
Februari
12: „Atqui inter
de uxore ducenda cogitare
audeam. Oblata mihi erat puella quaedam, nobilis genere,
supra
et
meam dotata. Ab eo coniugio duae rationes me absterquod liuguam nostram non tenebat, et quod veresui generis ac educationis nimis memor es set. Frater eius
conditionem rebant:
ne
bar vir
pientissimus instabat, nee alia causa nisi
mei excaecatus ut
propemodum
eo certabat, ut dare manus
nu8 liberasset. Quum enim puella reciperet illa
se
ita erat
nisi
cogerer,
respondissem, nihil
linguae nostrae discendae
tempus ad deliberandum
te verdrieten:
quod
ipsum negligeret. üxor etiam studio
se
petiit".
Dat begon
„Statim igitur fratrem
me
amore
cum
simili
me Domi-
fa cturum, nisi
animum adiecturam, waarschijnlijk Kalvijn
meum cum bono quodam
viro
qui mihi alteram adduceret; quae, si famae suae responsatis magnam dotem sine uUa pecunia secum adferet. Mirifice
misi,
deat,
enim commendatur ab
qui norunt. Si veniet,
iis
quod
certo spera-
mus, nuptiae non ultra decimum diem Martii proferentur. Utinam tune adesses, ut benediceres nostro coniugio". Einde Februari aan denzelfde:
„Expectamus puellam paulo post pascha: sed
receperis certo te venturum (t.
p, bl 25)
a
quod ideo
"
,
nuptiae in
tuum adventum
mihi
si
differentur
Einde Maart: „De coniugio adhuc suspensi sumus:
me male habet
quia
instant
propinqui
nobilis illius
eam mihi sumam. Quod nunquam facturus sum nisi Dominus mentem penitus mihi abstulerit. Quia tamen molestum
puellae,
est
ut
recusare,
cupio
,
praesertim talibus qui sua beuevolentia
vehementer
futurum speramus
me hac (t.
a.
diiïicultate liberatum.
p.,
bl.
30).
Weder
me
obruunt,
Brevi tamen hoc
21 Juni 1540: „Vereor
156
men hem
gerrecht; daar liet
brengen wat zijn
hij
hem
Genève
te
om
de vrije hand, niet geheel
geliefkoosde kerkelijke tucht
;
was gelukt
in nadere betrekking
komen
tot
daar had
;
daar mocht
openbaar disputeeren met de Wederdoopers
overwinningen over hen behalen
ten uitvoer te
hij
in het
en schitterende
,
Van daaruit kon
hij
èn
de duitsche Hervormers
èn
*).
oefenen op het duitsche protestantisme, dat juist in
invloed
1539 het recht had op een schoone toekomst gelegenheid bood zich weldra daartoe aan
;
te
De
hopen.
eerst in Frankfort,
met Melanchton handelde over den toestand der protestantsche kerk en de belangen kon behartigen van zijne
waar
hij
vervolgde landgenooten
ne,
si
^);
later in
Hagenau,
expectare velis meas nuptias, sero venturus
in welke stad
sis.
Nondum
inventa est uxor et dub ito an quaerere amplius debeam. Nuper mihi puellam desponsaverant Claudius et frater meus. Triduo postquam redierant, delata sunt ad me nonnulla quae me coegerunt fratrem remittere, quo a conventione delijk lezen wij in
Aug.
1540
nuper
(t.
illa
nos expediret."
Maar
ein-
een brief van Libertetus aan Kalvijn in dato 17
a. p. bl.
77)
:
„Vale salutata coniuge
(dus niet in bet najaar; gelijk Staehelin,
tua,
quam
te
Bonnet en Kamp-
ecbulte willen) duxisse audivimus". Over haar Farel aan Libertetus:
probae et honestae uxoria, adde etiam formosae maritum tardius fuerunt redditae".
„Literae tuae ad Calvinium
1)
Verg.
o. a.
25; 64 vlgg.
Kalvijns brief aan Farel, C. K. Th. Ep. II,
Deze brieven
zijn reeds
van 1540.
bl.
11;
De Correspon-
dance des Reformateurs, ed. Herminjard, loopt helaas! niet Nog eens onze hulde aan deze voortreflijke uitgaaf. De brieven, die Herminjard gaf en die reeds in bet Corpus Eeformatorum vraren opgenomen, zijn door hem zorg-
verder dan 29 Aug. 1539.
vuldig gekoUationneerd en veel beter uitgegeven. 2)
„Profectionem
vero
illam (naar
Frankfort)
suscipere mihi
nunquam in mentem venerat nisi pridie quam exequutus sum. Verum cum literas a Bucero recepissem, quibus indicabat se nihil-
dum
potuisse
de
fratrum
causa
agere
(de
zaak
der
vervolgde
protestanten in Frankrijk en Piemont), cupido mihi statim incessit eo usque concedendi , partim ne fratrum solus negligenter, ut
fit
in
157
men
de vredesonderhandelingen moesten geschieden, waartoe weleer
Frankfort had besloten. Gelijk de protestanten wil-
te
den, zouden de beraadslagingen uitgaan van de grondslagen
waren gelegd
die te Frankfort
dat mislukte
*).
In zijne beoordeeling van
colloquium van Hagenau
en van den staat-
man van
kundigen toestand betoont de Hervormer zich een zeer praktischen zin zijn
^),
en belangrijk
het te zien, dat
is
in
hij
praktische politiek tegenover Duitschland zijn franschen
oorsprong niet vergeet. Zijn politiek
de ware politiek van
is
Frankrijk. Hij bepleit reeds onder Frans I, „zijn koning," wat eens
de staatkunde van Hendrik den IV^^ en van Eichelieu zou
zijn:
een verbond van Frankrijk met de protestantsche vorsten van Duitschland, voor Frankrijk onmisbaar tegenover Habsburg.
koning
zelf heeft bij
monde van
Navarre Kalvijns verdiensten in
zijne zuster dit opzicht
De
Margaretha van
erkend
Straks
^).
cum Philippo (Melanch-
tanta rerum turba, tractaretur: partim ut
ton) de religione atque Ecclesiae ratione commentarer".
Brief van
Kalvijn aan Farel, in dato 16 Maart 1539; een zeer uitvoerige brief, die
in zijn geheel dient gelezen te worden, daar hij
juisten als veelomvattenden blik van den
Hervormer
van den even in
de kerkelijk-
politieke aangelegenheden dier dagen getuigt. 1)
C. E.
2)
t.
3)
C. E.
T
331): „A.
h. bl.
a. p.,
E
p. II, bl.
Th. Ep.
II, bl.
62 (ook aangehaald
que
vous et
I)
est
merveilleusement
van C. O, teekenen les
hierbij
aan
princes protestants
:
bon
m'espargnez coeur
et
et je
des bons
helaas'.
il
est
Maar de Uitgevers
.
faire
.
.
Vous priant que en
se
quelque bon plaisir que
vous asseure que je m'y employerai de bien
feray pour vous et les autres tout ce quil
possible et selon la puissance que aussi continuer a faire Ie service au
icy
satisfait
bl.
qiie ledit
„Sans doute en travaillant a rap-
du Eoi".j
que vous verrez que je vous pourray ne
Kampschulte,
par dela desquels
les autres lui faites
bien adverti.. [Bijzonderheden ontbreken
procher
bij
Mons. Calvinus Eegina Margarete: Et entendez
Seigneur (Koning Frans services
51.
64 (Kalvijn aan du Tailly).
me
sera
Dieu m'en donnera. Je vous prie
Eoy que vous aurez fait jusques ma lettre escripte enz".
qui sera lendroit ou je mettray fin a
J58
neemt Kalvijn
persoon,
officieel
als
als
gevolmachtigde van
colloquium
den Hertog van Luneburg, deel aan het "Worms, dat uitwerken moest wat
had kunnen komen. Aan waarde,
groote
dat
hij
dit
gesprek hecht
aan
is
knoopen
te
beoogden, noch
zelfs
Worms
met
officiëele
24 December, en
E
volgenden dag
342
bl.
gedateerd de
vlgg.),
ceste
lassemblee de
glise,
vraarin
Worms
van
is
p.
92):
II, bl
„Caeterum non reci-
Maar reeds van den brief van den Raad van plaats gehad, zie Kamp-
officiëele
men
leest
:
„vous pryons tres affectes
nous
et
en vostre prestine
retourner." Eeeds den 23^*6 antwoordt Kalvijn
ville
il
a
este
ordonne par Messieurs dn
que iyrois avecques aiilcuns de mes freres
Wourmes, non senlement pour
servir a
une Eg-
mais a toutes, au nombre desquelles la vostre est comprise.
Je ne mestime pas estre de ie
puisse estre la fort; mais
tel
scavoir ne prudence ne exercice que
puisquil est question dune affaire de
si
grande consequence,
Ie
conseil
la
pour me presenter a tout ce ou suis
ie
is hij
wij niet
Wormatiensis laborent de me
transporter par devers
et ministère
Conseil de a
ia
den Eaad: „Oultreplus
aan
weten
der-
hij
November
is,
laatste brief uit
den omkeer die daar h.ad
vous volloyer plache
beroeping, die
Genève)". Zoo tot 21 Oktober 1540.
(te
Genève (over schulte
Den
^).
Th. E
est qiiod ante finem conventus
piendo
Genève reeds
wij weten, dat zijn afwezigheid in het geheel
Kalvijn aan Farel (C.
1)
blijkbaar zoo
uit
12'^^''
er gebleven
hij
maar Kalvijns
juistheid,
men van
die
over de
Hoe lang
2).
niet tot stand
hij
er die zijn terugkeer in die stad
waarts ontving van den Raad te
van
voor den afloop er van niet denken
kan aan de onderhandelingen, bezig
Hagenau
te
de ceste
et
ville,
quil a este
ordonne non senlement par que ie vieng ne
mais aussi par aultres il
Dien de menployer,
plairoit a
Wij geven de data 22
contrainct de suyvre etc".
(brief
van Genève), 23 Oktober (antwoord van Kalvijn) zooals die in de autografa
staan.
gissing zijn. ^)
Brief
Een van de twee data moet
Verg. evenwel C. E.
JN'°.
252
is
T
h.
E
p.
natuurlijk een ver-
II,
bl.
104, noot
door Kalvijn uit die stad gedagteekend.
1.
159
maanden
bijna drie
N°.
*)
zijn
273.
hand,
Aan
het gedwongen
ooit het licht
dat
Christo cantatuni, naar
gedrukt,
„Quum
otium van Kalvijn
is
1544
in
nuper ex nundinis Lugdunensibus reversi nostri mercatores
ille,
quam
versus quoque meos.
Luseram,
vidi.
animi
.
.
quo phre-
in
habebam
consequuntur
.
.
rccenseri in eo catalo-
ante annos quatuor (natuurlijk
gratia,
quum essem
ruim gerekend), certe aliud
.
pro solenni suorum more pios omnes libros damnabat
miratus sum,
go
zijne
Epinicion 1541 door hem
voorrede ons meldt:
edictum attulissent monachi cuiusdam inquisitoris, neticus
Worms
te
werd het
verspreid,
Kalvijns
die
al-
een
en werd op Nieuwjaarsdag
aanleiding
een
Het
gezien.
heeft
Eerst in handschrift
vervaardigd.
colloquium
liet
^).
van hem verschuldigd, het eenige van
een gediclit
wij
geduurd
lieeft
Vormatiae,
carmen.
breve
sua importunitate, ut ipsis
(adversarii)
...
Nee
Hoc
ut supprimeretur penitus
consilii nisi
invitis
ac
crepantibus, in lucem veniant multa quae alioqui forsan laterent".
In
1545 gaf Conrad Badius er een fransche
van
,
en
ling enz.
a
uit
geplaatst,
kunnen
la
diète qui se
OU
les
M. Jehan
Beza
aan
Or pourceque
M. Jehan ferir,
ie
et
Wormes receu au
fu
les grenouilles la assemblees,
de la part du Pape... se trouverent des serviteurs
si
ou
estonnez
de Jesus Christ,
donner mot
,
plusieurs
M. Phiiippe Melanchthon,
singulierement
et
Calvin, voyans que Jesus leur Maistre avoit saus coup
rabaissé l'orgueil de
ses
plusieurs vers a sa louange". C. R. C. O. V. bl. 417 vlgg. slot:
even aangehaalde „Luseram"
n'oserent iamais lever la teste pour
bons personnages,
vertaling
estoyent loges, et entre autres
..
esperdus de la seule précense
qu'ils
metrische
voorrede voor die verta-
en faveur de luy
Docteurs protestans.
plustost crapaux,
als
„Ie fu par (Gryneus) mené a
:
tenoit la, et
Calvin.
,
dat zoo
wij
van Kalvijn toelichten
logis
et
brief
zijn
„Quod natura
adversaires, se meirent a
Het
latijnsche gedicht
De
composer te
vinden
Kalvijn zelf karakteriseert het aan het
negat, studii pius
Christe sonare tuas".
is
eflficit
ardor.
Ut coner laudes
„laudes Christi" zijn natuurlijk vereenigd
met het noodige aan het adres van Kalvijns kerkelijke tegenstanders.
Ook Eek
vindt
zijn
plaats
onder de gevangenen achter
Kristus' zegekar
„Eccius hesterno ruber atque inflatus Jaccho
160 daar was in zeker opzicht niet geheel onvruchtbaar
Praebeat huc duris terga subacta
Al even vleiend voor Eek
maar
*),
flagris."
Melanchtons grafschrift op denzelfde
als
IloXka. (pdyw)) xac tzoXXo. tziCjv xac T^oXXa xdx' e'mwv
yaarép
'Ev êè r&cpo) ^'Exioa
Toen Eek den 10 Mei schreef Kalvijn aan Farel
meretur mundus Uit een
')
N®. 268
taan de
N°. 309) een beroerte had gehad,
(zie :
è'^i^xev érjv.
„Ekcius, ut aiunt, convalescet
:
nondum
ista bestia liberari".
brief,
misschien van Kalvijn zelf aan een
Corpus Reform, Nummers
onbekende,
(zonder nadere aanwijzing zullen voor-
der Brieven die wij aanhalen, die van het Corpus
mede
„Ees-
Reform Thesaur. Epistol. ponsum est utrinque non
zijn)
deel ik het volgende
alio
animo venisse quam ut ecclesiae
tranquilitati consuleretur.
Nostri tarnen semper addebant: Si qua
inveniri
poterit
pacificatio
modo
agitatum de
horam
intra dimidiam
secundum
et ordine actionis....
fuisse
verbum
Domini.
:
Postea
Putas, opinor, haec omnia
Atqui tam actuosae nobis
absoluta.
sunt ceremoniae, ut saepiuscule convenire nos oportuerit antequam aliquid
vembris
Interim venerat Granvellus qui 25 No-
transigeretur
ingressus, tertio post die orationem habuit nobis
urbem
non usque adeo aequam, quod videretur culpam omnium malorum Cecinerunt missam suam de spiritu sancto
in nos derivare
ut
. . .
Nos etiam
auspicato aggrederentur.
templo nostro habuimus.
Nemo
ut ad certamen accingeremur.
atque etiam
mam
postridie.
seriam
ex elogiis adversarii
. . . ;
Eo
solennes supplicationes in
non putaret mox futurum
tarnen die nobis feriae fuerunt
Mercurii vocamur tan quam ad rem maxi-
Orationem habuit (nuncius apostolicus) compositam
caritatis...
ut
erat qui
in
exhortatione
commune
ad toUenda dissidia.. Petunt
respondeatur. Saxo,
qui unus
est
ex
professo noster, reclamare et firmis rationibus ostendere, nobis esse
seorsum respondendum vero
rogare
et
...
suadere
Quum ut
ad Granvellum esse ventum,
omnes
ordines
in
ille
aliquam respon-
sionem convenirent. Cursitatum est ultro citroque, octies aut
circiter,
161 toch
leidde
niet
de gewenschte uitkomst
tot
door deze ervaring weinig bemoedigd,
Ofschoon
^).
Kalvijn zich niet-
liet
temin, vooral op aandrang van Melanchton, bewegen
Regensburg omdat
tijd
zichzelf voor deze
hij
Hij verzekert dit laatste
van
de
zijde
Hoc
illi
Postulant
tune
quamquam
sibi fuisse effectum.
non parum annos
,
demum
ut saltem permit-
,
ne omnia negarent. Haec omnia fiebant
non procul ut exaudire interdum voces
aliquas posset. Responsione habita, cuius est,
achtte.
nulla Pontificis mentione facta.
a se impetrari passi sunt
discessum
zou, als ook
werkzaamheid ongeschikt
herhaling. Zulk een verzekering
bij
flectereutur.
agi gratias,
eius conspectu, et adeo
in
hem rooven
dien het
van een man, met zooveel rechtmatig zelfge-
antequam nostri teremus,
naar
gaan. Hij ging 22 Februari 1538, zeer tegen zijn
te
zoowel wegens den
zin,
^)
nostris
formam
plurimum
bic
quoque babebis,
doluit, vices loquendi
Cordatiores tarnen indicant, nobis tacentibus
fuisse effectum eo die.
Nam
qui olim, imo ante paucos
ad latus Caesaris supra omnes electores recipiebatur, nunc ex
subsellio loqui coactus fuit. Quum Patjlum Dominum suum nominaret ac bonoris causa retegeret, nemo sequutus est, ne ex adversariis quidem: quum Caesaris mentionem faceret, omnes pileum deponebant Tertio die .
formulam nescio quam conscripaerunt, Illic
Ventum est postea ad quam tumultuose inter se rixati
.
.
pariter consentirent.
iustificationem, in
zijn
oordeel zeer ongunstig.
„Nou referam
audacia, insolentia, impudentia, voeiferatus tibi effigiem
qua mirum
sint."
Kalvijn aan Farel, Einde Januari 1541,
*)
is
quam
autem non damnabatur dogma nostrum, sed adbibita moderatione
mitigabatur. est
in
No
273.
Over Eek
is
bic quanto fastu, quanta sit ille
nugator. Propone
barbari sopbistae inter illiteratos stolide exsultantis, et
babebis dimidiam partem Ekcii." 2)
se
t.
a.
p.
„Ita re infecta discessum: sed quia
Ratisbonae
tbeologi eo adducerentur. TJbi auditum fuerit
contendere,
Hoe
Caesar
promittit
cogniturum de hac causa, decretum est ut aliquot
nos hinc solvemus
Me
Caesarem
recta illuc
enim Bucero adiunxit senatus.
Philippus non sine magna obtestatione petierat."
n
162 voel bedeeld,
mag bij
niet verwaarloosd
onze waardeering van die werkzaamheid
worden
Indien
^).
men vooral
vende gezindheid moest medebrengen, vrucht
te
kunnen werkzaam
zijn,
om
een vredelie-
Regensburg met
in
was Kalvijn de man
niet,
om
daar aan Rijksdag en colloquium deel te nemen. Kalvijn ver-
wachtte van de katholieke Kerk zijner dagen niets, hoegenaamd niets,
voor de europeesche Kristenheid. Zijne
gensburg, in welke stad
1)
JSfO
277; Kalvijn aan Farel
borandum.
Utinam
(Genevensibus) quia
ea
cogor.
„De me non
:
Invitissimus
helft
van Juni
est in praesentia la-
mihi deesset
excusatio
Act es van Re-
tweede
tot in de
hij
quam
obiicere
mihi molestissimam prospicio fore, tum
ipsam profectionem
quod valde timeo ne diuturna mora futura
sit,
mero comitia ad decimum mensem producere,
ut solent saepenu-
tum quod minime
idoneus mihi ad tales actiones videor, quidquid iudicent. Sed
Deum
illis
enim E-atisponam trahor, turn
alii
sequar qui novit cur mihi hanc necessitatem
imponat." N** 278; Kalvijn aan den Raad van Genève: „Toutesfois il
est intervenu
plus
oultre,
ung empeschement qui ne ma permis de poursuy vre
eest
que on
ma
dellegue pour aller a la iournee de
E-egesbourg laquelle vocation je ne puis eviter, veu que en icelle ie
sers a vostre eglise,
comme
a celle
de ceste
une cause commune". 25 Februari 1541 „22 die hinc abierunt Bucerus, Calvinus
sextum mensem
redituri".
N" 285
;
ville,
schrijft .
.
.
en tant que eest
Capito aan Farel:
Incertum an
sint ante
Kalvijn aan Viret, 1 Maart, uit
Ulm: „Equidem, si me interroges, non video causam cur mittar, Verum ut minime sim idoneus, non tamen fuit meum recusare". Van Ulm ging de reis naar Regensburg te water; zij werd volbracht
in zes dagen,
dagen kunnen afloopen;
zie N''
maar had 288
initio
bij
gunstiger wind in vier
— Men vindt
les
Actes
de la Journée Impériale tenue en la cité de Regespourg enz. in C. R. C, O. V. bl. 509 vlgg. Te verg. Ranke, deutsche
Gesch, IV, 161 vlgg. Wat het persoonlijk aandeel van Kalvijn bezie men diezelfde A ctes bl. 568 (vergeleken met N'' 308) en bl.
treft,
646.
Deze Actes
zijn
een door Kalvijn bewerkte en van een soort
van commentarius perpetuus voorziene vertaling van Bucers
A c t a.
163 vertoefde
zoowel
*),
als zijn
Consilium paternum
pseudoniem geschrift over het
van Paus Paul
in die kerk louter een bron
hij
III bewijzen,
van zedenbederf en
dat
in haar
hoofd louter een dwingeland zag, wiens geveinsdheid ontmaskering, wiens toeleg het krachtigst verzet eischte
komt
vooral hier
N°.
1)
Ook en
het verschil tusschen den duitsch- en den
geest
fransch-protestantschen
krachtig uit
Kalvijn een
bij
:
329.
Kampschulte
^)
^).
bl.
,
334
Het
vlgg.
pseudoniem geschrift:
Consilium admodum paternum Pauli III pontificis romani, datum Imperatori in Belgis per cardinalem Farnesium pro Lutheranis. EtEusebii Pamphili eiusdem consilii pia et salutaris explicatio is te vinden C. 461
B. C. O. V, bl bl.
507 vlg
,
— 508.
Kampschxilte beeft
doch zonder de plaats aan
gewezen op
reeds
te halen. Zie hier het een
ander uit den tekst, dat van een inderdaad blinde woede getuigt
:
„Ne
festinent,
bij
ea
Kalvijn
inquit sanctus pater, annus enim praeteriret,
antequam exercitmn armare possent.
Huc
potius incumbant, hoc
moliantur, hoc omni cogitatione ac studio persequantur, ut foedus
suum augeant Ut ecclesia ad devotis
ipsi
tyrannus
satellitum,
tiam
modis omnibus corroborent.
Quis tandem finis?
antichrist! libidinem exposita, prodita Turcis patria,
sua ipsorum
animis et corporibus in
et
Mox
saeviant. ille
ac
fructus
hic
cum
multo
Quod
consequetur.
purpuratorum
scelerato licentiosius
totaque faece
grege
illam
regnabit,
viscera de-
truculentissimus
inexplebilem avari-
ac rapacitatem, illam libidiniim intemperiem, illam in omnes
pios ac probos, gentesque multas innocentes rabiem, quae nunc quo-
dammodo
inclusae erumpere toto irapetu non possunt, velut fractis
repagulis sin e lege et
mata
in
modo
efFundet.
Quod romana
perpetuum omnium maleficiorum impunitate,
imposturis, offuciis, et similibus veteris nequitiae lasciviet.
tumque trinis
Nefaria eius
illa
evangelium proculcando, impiis ac
insolescet."
artibus
liberius
sedes novis fulturis stabilita Christum sanc-
orbem excaecando, miseras animas
ferocius
curia confirin mendaciis,
Geruststellend
in
perniciosis doc-
ruinam praecipitando,
voegt Kalvijn er straks
„Neque aliquid horum odiose amplifico.
bij:
Quicumque
164
goed
uitsluiting, een onverbiddelijke konsekwentie, een zoo
als
volslagen gebrek aan waardeering der tegenpartij, waardoor
man
zich zeer onderscheidt van een
hij
Rome
tegenover
Het
is
waar, dat
is
de vader van alle
als Bucer.
Kalvijn
„In transi genten".
geenerlei vertrouwen stelde in de vre-
hij
delievende gezindheid der tegenpartij, en van den Keizer, hoe
welwillend
deze
ook had betoond
zich
vrede te gemoet zag
Wat
^).
geen duurzamen
'),
de protestanten onverbiddelijk
moesten eischen, stond Kalvijn helder voor den geest; even dat de tegenpartij dien eisch nooit zou toegeven, en
helder,
diplomatische
van
kunsten wilde
hij
aangelegenheid natuurlijk niet hooren
enim expendere
volet,
quae nunc
agit,
hoog ernstige
in deze ^).
omnia quae
tune fac-
dixi,
Nee dubito quin multos omturum et forte plura nium Ordinum ex iis qui alioqui protestan tibus non consentiunt adhuc habeat nostra Germania": een opfatebitur.
wekking ten kruistocht tegen bet Pausdom aan geheel Duitsehland. „Ceterum, heet het als laatste woord van deze geweldige diatribe, quia tot diflBcultatibus circumsessi vix inveniunt nisi praeteritis
nobis
hominibus recta
Deum
in
pii
quo
se vertent,
hoc agendum
respieiant,
ut Christi nostri adventum expectemus, qui sua claritate
est,
hunc Dei
adversarium
Niet malscher
is
dissipabit
Kalvijns
et
Spiritu
oris
sui
conficiet."
brief aan Farel, N°. 290; vooral over
Contarini. 1)
Verg.
o. a.
2)
Althans
[zie
evenwel
Actes deRatisbonne,
bl.
663
vlg.
,
N°. 329:
en Kampschulte,
341 noot] „Putat Calvinus pacem solidam mimine expectajidum
bl.
a
N°. 323.
volgens Bedrot aan Kalvijn (27 Juni 1541)
Caesare,
imo talem nunquam
posse sperari,
nisi
in
religione
conveniat et in reformatione consentiatur. At quando id futurum existimas ?"
Actes de Ratisbonne, bl. 646 vlg. Daar leest men een A dvertissement sur les choses susdietes, hoogstwaarschijnlijk 8)
geschreven door
Kalvijn
reformation de l'Eglise, Kalvijn
dus
geheel
:
„Car
et la
identische
il
fault considerer
que
toute
concorde des differens begrippen)
gist
en trois
la
(voor
poinctz.
165
Men
heeft
er
zich
misschien
aan
het
slot
van
Kalvijn
Acta van Bucerus te
ontvouwen,
die
te
Regensburg
in
i).
verklaren
en
een
men
ongeloofelij k, zal
Vergadering niets
uit
vijf
Worms
van
van sommige
oog
hen
men
doel
lezers
moesten
beantwoorden,
te
middelen heeft aan-
niet beter
beter
heeft
Het
bereikt.
is
zeggen, volgens Kalvijn, dat zulk een
maanden beraadslaagd
richten,
te
Colloquium
mislukken van het
het
het
Hij geeft zich de moeite
niet
bewerking van de
fransche
het noodig heeft geoordeeld de redenen
bevreemdt, dat
het
die
gewend
zijn
over te verwonderen, dat
om
heeft,
ten slotte
bovendien nog de samenkomst
terwijl
vooraf was gegaan. Maar, vooreerst, was juist het
groote aantal, ter vergadering aanwezig, een bezwaar; dan
gebrek
aan
eensgezindheid,
onderlinge achterdocht.
men
trekt aan zijn eigen eind. Bovendien is
ling van geestelijke zaken veel
van aardsche
behartiging
Le premier
touchant la
est
sans
point
Car
il
me on
laquelle
Protestans
les
la
ne
chrestienté
:
de
tous
en une congnois-
et
en
peult
demeurent fermes
bij
de Duivel
scavoir que
a
c'est
de üieu et de sa vérité, singulierement
substance ce
doctrine:
Eindelijk:
conformes en une foy
soyent consentans et sance
minder verstandig dan
belangen.
Ieder
de behande-
bij
et
la
principalle
consister.
En
non sans cause.
question de ceder de leur droict com-
n'est pas
accoustume en contro ver sies mondaines de quitter une partie pour avoir l'autre, quand on veult venir a une transaction amiable." Die eenheid is te verkrij a
gen, mits „la parolle de tout"...
sont
Le
tellement
ediffication."
Dieu
soit
purement
et
clairement preBchée par
second point est touchant des Ceremonies, lesquelles en
nostre liberté qu'elles doivent estre reiglées a
Hierbij
„abus notoire".
.
.
Le
moet gewaakt worden tegen „Judaisme" en troisiesme
poinct est de la discipline ou de
pour punir
les
Algemeene maatstaf van de hervorming der Xerk
is:
la reigle des mceurs, et des corrections
delinquans".
„Parquoy
il
nest rien meilleur que de revenir a la fontaine et chercher lorigine
des choses pour restablir la chrestienté en son droict estat." 1)
BI.
681—684.
166 sluimert nooit wanneer „zijn proces ter tafel komt", en het
hem
valt
steeds licht struikelblokken op den
Ook vergete men
hadden, en allerminst, dat de Antikrist
derheid
machtig
zeer
is
hij
verbroken
Antikrist
Die schoone hoop
!
ontmoedigen,
ja
werpen.
nog
altijd
voort, die de dwingelandij van den
willen
zien
hadden van Regensburg
,
De waarheid moest
groote verwachtingen gekoesterd.
pralen
te
in de wereld.
gaat
aldus
Zij,
weg
niet, dat de goedgezinden niet de meer-
zege-
in rook vervlogen. Dit zal velen
is
doen wanhopen
aan de erkenning van het
')
Protestantisme door de gestelde machten en aan de afschaffing
van de thans heerschende
dat
een
superstitiën.
gewonnen
belangrijk punt
is:
Maar men bedenke,
Gods dienstknechten
hebben openlijk getuigenis mogen geven aan de waarheid.
Waar en
moet
dit geschiedt,
Het
den.
bisschoppen in hun
eenige
eenige vrucht gekweekt wor-
altijd
hoog aan
niet weinig
is
te slaan,
ziel
dat alle vorsten
overtuigd
zijn
van de noodzakelijkheid van hervorming van de
Pausdom
gepredikt.
de dingen moeten weldra anders
de thans opgeworpen vragen kunnen op den duur
worden:
hangende
blijven.
De moed dus
de Heer ons geduld nog eenigen
en
dit is Kalvijns laatste en
van de het
is
zijde der
menschen
de zaak van God, en
Alle vorsten
tijd
niet verloren, al stelt
op de proef. Want,
God
zal
kunnen ons geloof ten
een baan breken voor
zijn
—
wanneer ook
volmaakt wanhopig stond,
evenmin bet vertroawen doen
dus
—
hoogste troost, alles
haar ter hand nemen.
zetel verhefi"en: dat
geen grond van vertrouwen opleveren.
zal
het
de Duivel en zijn Stedehouder, de
mogen beramen,
Paus, ook
niet
Wat
geworden
leer, in
Hun
verzet
verliezen.
woord. Eeeds
De Heer
is zijn
zou
kan ons zelf
machtige
arm openbaar. Te 1)
gile
doet Kampschulte opmerken, dat de teleurstel-
recht
„Pour
Ie
moins
ilz
se
pourront desesperer, que iamais l'Evan-
puisse estre receu par authorité publicque, et les idolatries et
superstitions
qui regnent a present corrigées.'
167 lingen
door
,
Kalvijn
ondervonden,
èn
te
bebben
bare
bet
Worms
èn
Regensburg
te
om bem
moeten bijdragen
bet afscbeid van Duitscbland gemakkelijker te maken. Slecbts
weinige weken was
in
liij
Straatsburg terug, toen
hij
Duitscb-
land voor goed verliet en, na velerlei tegenstreven, den insloeg naar datzelfde Genève, dat
Den
verbannen. 248ten
25^'«"
bem Einde
1541 stond
Juli
Augustus Vernemen
weg
April 1538 bad
den
zijn besluit vast *);
wij, dat bij zijn
vertrek verhaast
^).
Maar Straatsburg hoopte (1 September) nog, dat hij terug zou komen ^). Den volgenden dag, naar het schijnt, was bij weg.
op
reeds
meest eervolle
van
aanbeveling
Bern
De Raad van Straatsburg
aan
van Basel
dien
een schrijven aan den Raad van Genève Basel
schrijft
Bern
1)
per
Raad
"^j,
*').
zijn lof in
Bij zijn doortocht,
aan dien van
gelijk
warme
brieven
aanbeveling.
Den
N°. 843.
De Raad van
Dominum
obtestamur
commoditati
Straatsburg aan dien van Genève: „Vos ,
ut
communem ecclesiarum necessitatem cum nobis ecclesiae universae quam primum remittatis." Evenzoo
praeferentes
inserviturum.
predikanten van Straatsburg aan den Raad van Ge-
de
348,
nève:
„Venit, dimissus ratione ea... ut nimirum redeat."
N°. 347.
5)
N°. 346.
c)
„Venit
rissimum,
tandem ad vos
cui
Christi hodie
ficandae et
dienzelfden
N°. 345,
hic fructuosius
*)
aan
evenzeer een woord van
^),
vestrae
N°.
schrijft
en aan dien van
N°. 338.
2) 3)
*)
De predikanten van Straatsburg melden
^).
hem
heengaan geschiedde op de voor
Zijn wijze.
vix
secundum,
nobis
ecclesiae
exstat, et
Calvinus, si si
tarnen
cxiniium
maxime zelum
facultatem
profecto
et
ra-
secundum ulhim, organum
spectetis
et industriam aedi-
scriptis
propagandae
ornandae." •ï)
N°. 350.
^)
N°. 351. Bern had dus twee aanbevelingsbrieven over Kalvijn
ontvangen.
Toch
schijnt de
houding van den Raad van Bern
genover den Hervormer tamelijk koel
te zijn geweest.
te-
Althans (N°.
168
September
T^e"
Genève
September plaats greep
'),
dagen
die eenige
hij
later
en zeker niet later dan den
13'^^'',
een triomf, niet slechts persoonlijk
^):
maar voor de zaak der Hervorming
Kalvijn,
voor
komst
12^^'^,
den
waarschijnlijk
en van daaruit bericht
te Neuchatel,
hij
is
aanstaande
zijn
in Zwit-
serland en daarbuiten.
Men
—
Sadolet;
van
kamp
welke verwachtingen in het katholieke
weet
de verbanning van Kalvijn waren gewekt.
door
1477 geboren
in
Oarpentras
te
Modena;
Kardinaal
sedert 1517 bisschop
Avignon; aanhanger van de
bij
partij
van
Contarini, die hervormingen in het Katholicisme verlangde
der kommissie, die Paul III had benoemd,
lid
hervormingen voor
dige
te bereiden
waardig
beminnelijk
en
Bernam
,,Simul atque
legit dixit,
met
een geleerd, achtens-
had, gelijk
men
appuli, literas obtuli vicario conaulis.
Respondi
weet,
qaia
versarer.
Deinde exposui quid
presente
sera
illi
in terra
hostili
intelligerent. Senatus nihilominus
quod de conductu scriptum
accepit
crassa ignorantia sic
„La
Post-
hanc postulationem esse super-
neque ego facinorosus essem neque
vacuam,
*)
—
;
;
Argentinenses et Basilienses petere ut mihi dare-
conductus.
salvus
tur
*)
^)
een brief vermoedelijk van 11 September schrijft Kalvijn:
354) in
quam
man
de noo-
in briefwisselling
;
Erasmus, Bucer, Sturm, Melanchton
om
seulement
pour vous
signifier
erat."
que ayant
entendu a Soleure quil y avoit quelque trouble en ceste eglise, jay contrainct selon Dieu de me destourner de mon chemin
este
"
pour veoir sy 2)
(A) geeft
y pourrois aucunement remedier de ma part. onder dagteekening van 13 September bericht van
ie
Kalvijns
komst.
brief uit
Genève
3)
u.
N°.
Sept
354
noot
7.
Ealvijns
eerste
1541.
von H.
R. Zöpffel (1882), in voce.
„Magna eloquentia et literaru m stumorum sanctitate laudatus, et ipse aliquo
C. R. C. O. V. Prolegg.
diis clarus,
reformandae giae
verg.
van 16
Lexikon fur Theologie und Kirchenwesen
Holtzman
)
Maar is
magis
nee minus a ecclesiae
addictus
desiderio
tactus
quam romanae,
augustinianaeque
theolo-
sed cui schismata et novatu-
rientium licentia multo maiora damnos et pericula ecclesiae inferre
169 een zendbrief aan Genève geschreven (April 1539) omdat
hij
en anderen van oordeel waren, dat er na Kalvijns vertrek slechts
om
een zachte druk op die stad behoefde te worden geoefend,
Rome
haar tot de Kerk van
Augustus was
den van Kalvijn gekomen brief te beantwoorden
en
Eerst in
^).
bemiddeling van Sulzer in han-
bewegen
die zich liet
,
om
dien zend-
Hij zette zich terstond aan het werk,
'^).
dagen de beroemde repliek
weinige
schreef in
doen terugkeeren
te
die brief door
^)
die
,
alle hoop der Katholieken op Genève's terugkeer vernietigde
en die stad deed gevoelen
quam quae
videbantur
De quo
wat
al
had verloren
in Kalvijn
meudaque
vitia
illi
zij
invidiosius oppugnabant.
quum
viro sane nimis severe iudioavit Beza,
diceret
dotibus ad veritatis lucem opprimendam in primis
nii
De
*)
luidt
titel
*).
eum
abusum
inge-
esse."
Jacobi Sadoleti Eomani cardinalis Epistola ad
:
Senatum Populumque Genevensem, qua
in
obedientiam Romani Pon-
Lugduni apud Scb. Gryphium, 1539. 2) N". 178 Kalvijn aan Farel „Epistolam Sadoleti attulerat huc Sulzerus. De responsione non eram sollicitus, sed tandem me compueos reducere conatur.
tificis
:
lerunt nostri. ^)
enz.
De
Nunc
titel
Vuendelinum Eihelium. *)
Erit opus hexameron."
Romani
Cardinalis Epistola
Mense Septembri A°.
en beider tekst C. E. C. O. V,
bl.
per
Argentorati
Eesponsio.
Calvini
1539.
waardeering van de beide geschriften vindt
Analyse en
overal,
distinet.
Sadoleti
Joannis
boven).
(zie
me totum
ea
luidt: Jacobi
365—416. Hier
men
slechts eén
aanhaling, en wel over het motief tot den brief. ,,Quum audirem,
multa quotidie de vobis, quae partim quidem mihi
schrijft Sadolet,
partim etiam spem nonnullam excitarent,
dolorem,
non
diffiderem,
visum
redituros,
ad
vos
nos
et
eam
et vos ....
est
stelling
van twee Kristenen,
van God.
De
niettemin
aan
een beeft
al
om
weigering
et
mihi
.
.
Het
treffendst in
verschijnende
,
.
scribere aliquid
quam pro
vobis
den brief is de voor-
voor den rechterstoel
de gebreken der kerk gezien, maar
is
de oude Moeder getrouw gebleven; de ander heeft
haar den rug toegekeerd! zijn
sancto
spiritui
animi curam ac sollicitudinem
capio, Jiteris vobis declarare."
ut
ad eandem consensum cordium esse
om
zich dit
Het
treffendst in Kalvijns
antwoord
hoog ernstig oogenblik voor
is
te stellen;
dat verschijnen te verlagen tot een rhetorische figuur.
HOOFDSTUK
IV.
EEN VERGELIJKENDE STUDIE OVER KALVIJN ALS EXEGEET VAN HET NIEUWE TESTAMENT. {Brief aan de Romeinen).
De beschouwing van Kalvijns Institutio gaf in mijne eerste
Studiën
aanleiding tot een vergelijking van dit dogmatisch
Summa
werk met de
van Thomas Aquinas.
orde ons tot de exegetische wil
geleid,
ook haar
ik
gelijksoortige
Nu
de tijds-
werkzaamheid van Kal vijn heeft kenschetsen
in
verband met de
werkzaamheid van dien roomschen leeraar en
van andere exegeten.
Voor mij liggen, Kalvijn op
die bij J. J. Schipper te
uitgaaf
gezien in 1667:
kommentaren van
Amsterdam het
Johannis Calvini
licht heeft
Summi
Theologi, Pauli Apos-
omnes Epistolas S. atque etiam in Epistolam ad Hebrseos: nee
Commentarii toli,
in de eerste plaats, de
de zoogenaamde paulinische Brieven in de folio
in
Epistolas Canonicas; dan de kommentaren van Thomas van Aquino in een nova editio van 1881 (Parijs, L. Vivès) Divi Thomae Aquinatis doctoris angelici Commentaria in omnes D. Pauli Apostoli Epis tola s. Aan de genoemde editie van de kommentaren van Kalvijn gaat
non
in
:
171 vooraf een brief door Ralvijn geschreven aan Simon Grynseus, 18 Oktober 1539^). In dien brief geeft
in dato
van
doel van alle exegese
het
•
om nog
hem, Kalvijn, er toe geleid hebben,
wat
ven
Bucer
hem
vóór
merk, dat
hij
Wat men
^)
en eindelijk van het bijzonder oog-
,
met
zich
eens te beproe-
door Melanchton, Bullinger en
reeds
was beproefd
rekenschap
bij
van de overwegingen die
^),
zijn
kommentaar
heeft voorgesteld
*).
verder in een Voorrede tot een groot exegetisch
werk zou kunnen en mogen verwachten, inzonderheid
tot
een exegetisch werk, dat de protestantsche Schriftverklaring
met de roomsch-katholieke
tegenstelling
in
wordt hier gemist.
•)
Ook
te
2)
„Et
sane
vinden C. E. OKes. Ep.
quum boe
mentem
ofBcium,
quantum ab
Wijsgeerige vorming,
"^)
bl.
ea lectoris abducit, tantundem
quodammodo
„Pkilippus
quod
was reeds
illius
scopo suo aberrat,
a
ut maxime necessaria
est,
negligenda non sunt,
Bucerus
que excuterent.
kumilibus
ones
et
„Dubitavi post
quam ut ab Van katbo-
in bet gebeel niet.
facere,
quibus
ea colligerem in quibus :
an perpetuum com-
quo multa repetere ueeesse foret
quae ant ab
,
Verum multam praebet
omnibus, ant aiiquo saltem illorum prius essent dicta. illi
non raro
difficultatem
inter
ipsis
iudicium
;
tringer instituerem, ut lectores,
variant, atque ea re
parum
lectoribus fore
se
,
si
sublevareme os a iudicandi se
hij
illis
ut ab bominibus
et sublimior
attentis intelligi facile queat."
aliosque
texere, in
rem poenitendum a
:
posse mediocria ingenia arbitrabar
mentarium quia
quam
est
in
aliquamdiu, praestaretne quasdam veluti racemati-
ipsos
me
iuvare
illis
non valde
voorgangers gewaagt
lieke *)
proiixior
et
occupationibus districtis raptim legi
dum
quin ea quo-
primis occupatus praetermisit: noluit alios impedire
aliis
(interpretis)
sumpsit, patefacere:
evagatur."
adeptus
voluit
Multa quae
capita illustraret
inwijdde,
er
402.
unicum
quem explieandum
scriptoris,
certe a suis finibus
vel
I,
prope
sit
als
—
acutis.
optimam
...
putavi hunc quoque labo-
interpretationem
molestia, quibus
praesertim
cum
ita
non
satis
firmum
,
est
omnia succincte pers-
non magnam temporis jacturam
apud me legendo quae
indicando
ia aliis habentur."
facturi essent
172
meer dan eens gelegenheid, het ook
om
mede
iets
denkt de
Kalvijn
hier.
heeft blijkbaar niet de behoefte gevoeld
zuimt
exegese had te kenmerken
ons te zeggen, wat het voorwerp
hij
Het
is
verbazing vernemen?
—
kunst.
of
—
namelijk,
is
Ook
*).
van
ver-
zijn exe-
wie kan het zonder
van het Nieuwe Tes-
niet de tekst
Kalvijn toch heeft zijn kommentaar zoó ingericht,
tament. dat
hij
toont zich het nieuwe niet bewust, dat
hij
;
protestantsche
getische
ont-
Deze leemte vertoont zich
deelen over de exegetische methode die
te
volgen
te
—
doen opmerken,
te
brak aan den geest van Kalvijn.
zonder
hij,
bestaan
zijn
den
griekschen
over
tekst
van
tijnsche vertaling er
geven
te
;
hij
Paulus
dat
la-
acht zelfs niet noodig
gewone
te berichten, dat het een vertaling is: de
gelooven,
schrijven
te
vermelden, terstond begint met een
te
lezer
moet
geschreven in het
zijne brieven heeft
latijn.
Na
algemeen e
de
vervat
,
eerste vers
in
voorrede,
in
waar, den
tijd
Wat
waarin de brief geschreven hij
is,
en
tijdgenoot
of omtrent het
gericht.
is
hier gemist wordt, ontbreekt niet geheel
ouderen
Kalvijns
licht ons
omtrent de plaats van
hetzij
karakter van de gemeente, waaraan
medestander
(In
bij
Peliicamus,
Evan-
quator
Anno
1582),
namelijk den Brief aan den Lezer, die als voorrede zijn
verta-
gelisten zie
.
van den Brief aan de Romeinen. Niets omtrent den auteur,
hetzij
*)
den brief aan Grynseus
gaat Kalvijn terstond over tot de uitlegging van het
,
item in Acta apostolorum Commentarij, Tiguri.
ling en
kommentaar
propter
censui
literarum
viam ingressis
sim
Het heet daarin
inleidt.
et
sanctarum studiosis
quem modum
possit evidentius propositum
meum
.
.
al dadelijk: .
aperire
Als
„Sunt
volgt, doet, en
curiositeit .
.
.
spectant,
gant."
nu
Of
haal
ik
.
.
.
„Ea quam Utque
servare voluerim
cognosci, videtur ab initio altius
repetanda ratio interpretandi authores sacros," hetgeen in hetgeen
,
hij
dan ook
wel beginnende met Hieronymus.
uit
deze voorrede
het
volgende
aan
quidam Commentariorum Lectores qui non alium fructum
quam
ut otiium fallant, et tempus aliquid agendo transi-
er thans
nog vele zulke
lezers
van kommentaren zijn?
173 elke kenschetsing
Thomas Aquinas ontbreekt evenzeer
Bij
de exegetische methode, die gevolgd zal worden,
van
maar
een „Prologus" handelt kortelijk over de Brieven van Paulus
gemeen en over den Brief aan de Romeinen in het bijzonder. Het groote onderwerp van al de brieven wordt aangeduid ^), en in verband daarmede w^rdt bun systematische volgorde aangewezen ^). Eindelijk wordt de relatieve datum het
in
van den brief besproken
en de vraag behandeld: van uit
^)
welke stad de brief werd geschreven
van
Kalvijn
*),
zoodat
Thomas
van de wetenschap, waar-
slotte tot het ontstaan heeft geleid
aan wij thans den
naam geven van
Isagogiek.
Thomas ontbreekt daarentegen een doorloopende
Bij
van
gaaf
het
eenigszins wint in die weetgierigheid, die ten
algemeenen
den
inhoud
den
van
opHij
brief.
vergenoegt zich met in den Brief twee zeer ongelijke deelen onderscheiden:
te
het
adres (I,
1
—
7)
en het overige, den
eigenlijken zendbrief. Vóór de uitlegging van de onderschei-
dene deelen staat echter telkens een zorgvuldige analyse van de perikoop, die de exegeet te behandelen heeft.
Voorwerp Kalvijn
hun
van
exegese
voor Thomas zoowel
is
als
de latijnsche vertaling der Brieven.
alleen
tekst, gelijk het de tekst
eigenlijke
voor
Dat
is
was van de Groot
voor het Oude Testament.
Thomas,
*)
I,
bl.
„Tota doctrina haec
3.
est de doctrina Christi."
Zie volgende noot.
haec doctrina tota de gratia Christi, quae quidem
„Est enim
2)
potest
tripliciter
ipso capite, se
considerari.
Christo et
modo, secundum quod et
sic
commendatur
est in
in
modo, secundum qoud et sic 3)
commendantur
„Dicendum quod
sic
Uno modo, secundum quod commendatur
in epist.
est in
ad Hebr. Alio
membris principalibus corporis mystici:
epistolis,
quae sunt ad praelatos.
in ipso corpore mystico,
in epistolis
quod
Tertio
est Ecclesia:
quae mittuntur ad Gentiles."
epistola ad Cor. prior est in tempore scrip-
turae" enz. *)
„Item quaeritur unde apostolus epistolam hanc
scripsit" enz. bl. 4.
174
Zoodra men, bijvoorbeeld ten aanzien van CaputI, de ver-
van
talingen
en
Kalvijn
die
men
bespeurt
vergelijkt,
Thomas met elkander
van
spoedig,
de afwijkingen die
dat
Kalvijn zich veroorlooft meestal varianten
zonder eenige
zijn
beteekenis
hoegenaamd
Hierop
evenwel een paar uitzonderingen, die een oogen-
zijn
van
voor de exegese
den
tekst.
moeten trekken.
blik onze aandacht
Het woord dfiuptfffiévotr (vs. 1) vertalen Thomas Aquinas [en ook Pellicanus *)] s e g r e g a t u s, Kalvijn selectus Thomas teekent aan: „segregatus, inquam, vel per conversionem ab infide-
secundum
libus,
cuit
nagogae
vel
;
secundum
(Galat.
illud
me
qui
ei
„„Cum autem
15):
segregatus per electionem ab
illud (Act. 13, 2):
pla-
se.
sy-
discipulis
aliis
— En
„„Segregate mihi Saulum.'"^
„Vult hoc verbo
Pellicanus:
1,
segregavit ex utero matris meae,"''
segregatus significare,
se
non
temere accersitum in hanc functionem, sed ab aeterno electum
antequam
destinatum,
et
spelt P. dit
enim
„Neque quitur
iis
esset in
Maar Kalvijn
woord)/'
hanc lucem aeditus
eam
asseutior, schrijft hij, qui
aeternam
ad
vocationem,
(zoo
wil hiervan niet hooren:
de qua lo-
Dei electionem referunt
segregationem intelligunt, vel illam ab utero matris, de qua
meminit ad Galatas; vel qua Gentibus fert
Lucas. Simpliciter enim se
riatur,
eum
ne
quis
de
verklaring
Deum
esse destinatum re-
habere auctorem glo-
honorem sumere
privata audacia sibi
putet."
Dat
verdient,
zal
wel
van
niemand
Thomas
hfuypiaixéwa niets aan te vangen,
geeft ligt
als
den
zin
Aquinas
betwijfelen.
de voorkeur
Kalvijn weet
want hetgeen
hij te
kennen
van dat woord („Simpliciter enim"
reeds geheel in
xXriToa è-KÓaroXoa.
Willekeurig
is
met enz.)
voorts
het versmaden van de plaatsen, waar hetzelfde woord voor-
komt (Gal
1,
15;
Act.
13,
2).
Eindelijk moet het
—
') In omnes Apostolicas Epistolas gurinae ecclesiae ministri Commentarij
vreemd
Pellicani Tienz. Zurich, 1539.
175 heeten, vooral
Kalvijn,
bij
dat
hier een „vocatio
er
wordt aangenomen, die niettemin niet „aeterna"
mag
Dei"
wezen.
Aan het reeds aangehaalde voegt Kalvijn nog iets toe, dat ons misschien bekend maakt met hetgeen hem tot zijn exegese verleidde. Hoofdzaak in zijne exegese
pen
dnóarokoa en d^wpiafiévoir
xH.rjTua
is,
dat
hij
eoayyékcov dsoö
sltr
de begrip-
geheel laat
samenvallen.
Nu
tandum etiam,
officium Apostoli esse Evangelii praedicationem.
men
leest
kort na het aangehaalde
„No-
:
Unde apparet quam ridiculi sint isti canes muti, qui, quum mitra tantum et lituo, ac eiusmodi larvis sunt conspicui se De polemiek heeft tarnen Apostolorum successores iactant". aan
blijkbaar
hier
geschaad, Kalvijn had het
exegese
de
vereenzelvigen van de beide genoemde begrippen noodig,
den
gewaanden
nen
lezen.
zou
men
opvolgers van de Apostelen de
men
Heeft uit
om
kun-
les te
deze polemische bedoeling niet, dan
den tekst eerder opmaken, dat niet elke ge-
roepen Apostel
een
df^pcafiévoa
Zoo toch alleen wordt
is.
tautologie vermeden.
Het
Toü
XptaToü Tou t
6boö iv
ópiadévToa (ploö xupi'ou
rjiJLüiv)
xava
düvafxec
Tzvsufia
.
u s en Thomas Aquinas door praedestinatus, waarin
canus
hem
Irjaoö
. .
in VS. 4 vertaalt Kalvijn door d e c
1
ar a-
Pelli-
volgt. Hierover zal ik niet twisten, daar ik zelf het
oorspronkelijk niet begrijp. Evenwel, als Kalvijn aanteekent
definitus,
mavis,
„si
esse
instar decreti
moeilijk juist
tuorum
[vsxpwv)
u
or
u
m
de
men
opstanding
recht wedervaren
:
alleen
filius/'
kan
St.
Thomas
mor-
woord
mor-
wordt de geheele stelling on-
laat het
„Est ergo sensus
:
als een
woord
decreet
mortuorum
quod apparet Christus
Filium Dei in virtute ex resurrectione mortuorum,
ex hoc
quod mortuos
tandem
faciet
fecit
omnes
dit
Kristus wordt
op
uit het oorspronkelijk het
welke deze opstanding
zou hebben gewerkt.
et
pronunciatus Dei
in de vertaling herstelt,
mogelijk, volgens
esse
acsi diceret virtutem resurrectionis sit
daar hier door het weglaten van
zijn,
betrokken. Zoodra t
quo
secum resurgere (Matth, resurgere (Joann.
5,
se.
27, 52),
28). Vel po-
176
14)".
5,
de spiritual! resurrectione mortuorum (Ephes.
intelligi
test
—
Dat Kalvijn xara
Thomas, door
secundum
aan het
slot
domino af laat
van vers
4,
het eindelijk, dat
is
blijkens zijn ablativus
nostro, de woorden
hangen van
-^^p^^
:
-fjiiwv
het toch veel natuur-
met Thomas Aquinas op
ten als appositie of reprise van Ilaökoa doüXoa enz. te verlaten
hij
Jesu Christo
Xpcarou roü xoptou
'Irjaoö
3), terwijl
(vs.
lijker schijnt dien genitivus
dus
met
niet,
spiritum vertaalt, kan natuurlijk
Vreemd
goedgekeurd worden.
niet
door per, en
Tzvsüfia
vat-
te
(vs.
1)
en
lesu Christi domini nostri inquam enz.
De woorden èv ófioiwfiaTc in vs. 23, door Thomas en Pellicanus met in similitudinem vertaald, worden door Kalvijn weergegeven met similitudine; beter, zondertwijfel, maar des 5°
te £v
vreemder
is
het nu, dat Kalvijn vs. 25 fier^Ua^av
Tw 0£ufe vertaalt: in 6°.
Vs.
32
doxoüvreq
ToU
mendacium.
ocTCveq rö dtxacwjia roü
Tzpaaaovrea a^coc éavÓLToo ^pacTffooffiv
ttjv dA^^9£:av....
elatv,
^eoO éncycvwaxovrstr otc olra rocaura
ou [xóvov aura tzocouvts^ dkXa xuc
luidthii
cum iustitiam
Thomas: „Qui
non intellexerunt, quoniam qui talia
Dei cognovissent,
agunt, digni sunt morte, non solum qui ea faciunt, sed etiam qui
consentiunt facientibus";
iudicium
„Qui
Kalvijn:
bij
quod qui
cognoverint,
talia
morte: non tantum ea faciunt, sed
agunt,
cum
assentientur
tibus". Hier valt het moeilijk te zeggen, of Kalvijn op
van ling dat
zijne opvatting
heeft hij
als
volkomen getrouw zijn het
facien-
grond
van het oorspronkelijk de oudere verta-
willen verbeteren. In elk geval
evenmin
Dei sunt
digni
Thomas van Aquino
heeft teruggegeven
subjekt van a^cuc
:
het duidelijk,
is
dat oorspronkelijk
de ou
ptóvov notoüvrsa
enz.
daïv.
f)-avarou
Voor het eerste hoofdstuk van den Brief aan de Romeinen
kan
de
vertaling
exegetische
van
verbetering
Wat den kommentaar
Kalvijn
heeten
slechts
van
betreft, wij
die
mogen
op
eén
van
St.
punt een
Thomas.
niet vergeten, dat
Kalvijn zich op bijzondere kortheid heeft toegelegd. Van daar, dat
hij
niet altijd toelicht,
wat werkelijk verklaring noodig
177 heeft.
Een begripsbepaling van de
beeld,
bij
Rom.
00 yap ènaiaxóvoiiai rh ncffreóovTc
dan heeft
,
TTfVrff
non
fidei
adscripsit, nisi
ad unius Dei praesi-
se
vs.
men
in
aan een verklaring van
vaardige; wat
16:
namelijk,
zij,
is
ncffTctr
met
tegenstelling
eenvoudige
men weten wat
het leven zal uitmaken van den
die
is,
bijvoor-
dUaioa ix Tziartuia^azrat. Kalvijn
de „mundi superbia", niet genoeg; dan wil
de
,
Euayyékiov dovaixia yap-f^eoö èaTiv ela aayTijpiav
Godsvertrouwen,
door
ontbreekt
Bedenkt men nu, dat voorafgaat
colligunt."
Tw
Jè
damnata mundi superbia,
quatenus
Kavtl
(5
„Et certe vitam piorum
schrijft:
dium
1, 17:
ntffTctr
recht-
in onmiddellijk verband
Erasmus zegt dan ook: „Vita enim ex hoc habet initium, quod submittentes humanum sensum credi-
met het
evangelie.
mus verbis
en Pellicanus
divinis,"
:
Me
„At justus
sua,
Dei acquiescit, vivat." Thomas vat het gehier bedoeld op als geloof aan het evangelie (evenzoo
promissis
qua loof ,
,
van Hengel, Interpret Ep. P. ad dus
als
Rom. Tom
I,
bl. 101);
met een positieven inhoud. Thomas onderzoekt
geloof
wat gelooven
is
van wetenschap,
in onderscheiding
twijfel
en
meening, en leidt uit de stelling, dat het geloof den rechtvaardige doet leven af, dat het geloof voor de
de
ziel is
voor het lichaam: „Sicut
anima
naturali vita, sic
vivit per
ziel
moet
corpus vivit per
Deum
zijn
wat
animam
vita gratiae.
Primo
autem Deus animam inhabitat per fidem."
Er komen een paar uitspraken
met de te best
der rechtvaardiging alleen uit het geloof niet
leer
overeenstemmen, en van de
bij
zijn
dogmatiek
6 en op
hac
ipsius
de vraag, of Kal-
uitspraken
den invloed van
heeft ondervonden.
bij
hem
cpera."
:
Ik heb het oog op vs.
„Qui redditurus
Kalvijn teekent er
sententia non tantum
putatur".
die
zelf ontstaat
13.
Vs. 6 luidt
dum
van
exegese
vijn
VS.
voor die
in dit hoofdstuk
Dit „vulgo"
geloofsgenooten
en
est bij
est difficultatis,
unicuiqae secun-
aan
:
„
.... In
quantum vulgo
kan natuurlijk alleen slaan op
zijne
hen aan dezen
tekst
bewijst, dat onder
12
178 werkelijk aanstoot werd genomen. Kalvijn tracht hieraan op
de volgende wijze
te
gemoet
malitiam justa ultione
Rursum
meriti sunt.
Neque
rito.
puniet Dominus, rependet
si
quod
illis
quia sanctiiicat quos olim statuit glori-
quoque bona opera coronabit, sed non pro me-
ficare in illis
id evincetur ex hac sententia
quam mercedem
dicit
komen: „Reproborum enim
te
:
quae tamet
babitura sint bona opera,
tarnen quid valeant, vel quid
si
prae-
nequaquam
debeatur pretii pronunciat.
illis
Stulta autem consequentia est, ex mercede statuere meritiim." Dit laatste is niets meer dan een machtspreuk,
bovendien
in
bewijst slechts verlegenheid.
„Humano more
zeggen:
in universa Scriptura".
dig aan den tekst waarbij
hij
patientia
;
;
strijd
—
met Rom.
4:4;
en
zij
Pellicanus redt zich met te
loquendi deus
nobiscum
Thomas Aquinas houdt
(utitur)
zich eenvou-
onderzoekt waarin het „meritum" bestaat,
put uit vs. 7 bonitas operis
:
„Ad meritum
tria
concurrunt
:
.
.
rectitudo intentionis", hetgeen niet
;
van van Hengels vereenzelvigen van ra epya
veel
verschilt
met
„tota vivendi ratio
(t.
a.
p.
195)". Voorts doet
bl.
hij
opmerken: „Quod autem dicitur „„reddere unicuique secundum opera sua,"'' non est intelligendum secundum aequalitatem,
quia praemium excedit meritum, portionem, quia bonis retribuet bona,
Et eadem
ratio est de malis ;" eene
goddelijk
beloonen
s^er
et
sed
secundum pro-
melioribus meliora.
opmerking, waardoor het
boven het
peil
van een eigenlijk
afbetalen verheven wordt. Vs. Vih luidt
Ook
bij
Kalvijn: „quiLegemfaciuntJustificabuntur".
hier verraadt zich het protestantsch rationalisme: „Qui
hoc loco abutuntur, zegt Kalvijn, ad erigendam operum justificationem,
etiam puerorum cachinnis sunt dignissimi ....
Quin ex hoc loco argumentari ficari.
Si
enim
ii
soli
qui
Legem
cantur: sequitur nullum justificari jactare
thode.
neminem
licet,
,
quia nullus reperitur qui
queat Legis complementum".
Er
is
operibus justi-
implent, per Legemjustifi-
Men bemerkt
de me-
voortdurend een dogmatische preoccupatie. Kal-
179 vijn heeft niet eens opgelet, dat hij in het onmiddellijk volgende
vers moest vertalen
,,Quum enim Qentes, quae Legem non ha-
—
kan
zijn.
zijne
exegese
,
Ook
hier
is
Thomas Aquinas
terwijl
woord
onpartijdiger in
aanvaarden van het gezag der
eerlijker in zijn
Schrift. Hij laat dit
niet op zichzelf staan; bijbrengt
en op Kalvijns standpunt voegde, in
gelijk dit op zijn
verband met uitspraken vlg.
*),
die volbrengen,, quae Legis sunt", nooit spraak
van dezulken
het,
enz."
opmerking van daareven voortvloeien zou, dat
toch uit zijn er
:
natura quae Legis sunt faciant
bent,
Matth.
als
1,
24 vlgg.
;
Jacobus
1,
22
en gaat dan voort: „Sed contra secundum videturesse
,
quod dicitur
coram
caro
„„Ex operibus non justificabitur, omnis Non ergo aliqui ex hoc quod opera Legis
20)
(3,
eo.""
:
Sed
faciunt, justificantur. pliciter accipi potest justificari dicatur,
hoc potest
.
.
.
dicendum
justificari tri-
quantum ad reputationem , ut aliquis
Factores Legis justificabuntur, id est justi
Deum et homines reputabuntur.
apud
quod
quando justus reputatur ... Et secundum
intelligi:
justitiae, in
est
quantum
aanhaling van Luc. 18, 14)
:
.
.
justificatie
quantum ad causam
justificari
qui justitiam
igitur ex fide."" Sic
Secundo, per executionem
opera iustitiae exequuntur (met
scilicet
.
Tertio modo, potest accipi
justitiae, ut scil. ille dicatur
de novo accipit, sicut: „„lustificati
autem non
intelligitur bic
quod
factores
justitiam acquirant. Hoc quidem esse non potest neque quantum ad opera caeremonialia, quae gratiam justificantem non conferebant, neque etiam quantum ad moralia ex quibus habitus justitiae non acquiritur, sed potius per habitum ustitiae infusum huiusmodi opera facimus." Legis justificentur, quasi per operam Legis
j
')
Evenzeer heeft Ealvijn, in den Commentarius
XX, er in
1
vertaald
:
„ Jehovah. dixit
Abraham
den kommentaar bijgevoegd
:
.
.
.
in
Genesin,
esto perfectus,"
c.
maar
„integritas, cuius bic fit mentio,
hypocrisi opponitur", alsof dit iets hielp.
180
Men kan over men zal moeten
toegeven,
nomen, wat
Kalvijn zoowel als
men
deze exegese denken zooals
bij
dat, het schriftgezag eens bij
maar
wil,
aange-
Thomas Aquinas het
geval was, de exegetische methode van den laatstgenoemde
van
gunstig
zich
gezag en
zelf in
tegenspraak
zijn,
Rom
in uitspraken, als
dus niet geacht worden met zich-
zij
te
Heeft de
eersten onderscheidt.
des
die
mag
Schrift
dan
met Thomas
het beter
is
2, 16 en 3, 20, het uitvloesel te zien
van een verschillende beteekenis, door de Schrift toegekend aan
woord justificari, dan met Kalvijn op de
het
spraak
Wie de Wet
:
antwoorden:
te
dan wordt niemand gerechtvaardigd, want
kan de Wet volbrengen.
niemand
meening
bijzondere
Dit laatste toch
uit
26 en 27
VSS.
enz
Tuy
maar evenzeer
iav ouv
xptvet
rj
-^
—
vó[iou.
TTapaiSdryjv
dxpo^uan'a ra dcxacójfiaTa roö
ix fóastuq axpo^uaria
rw
vófioo
vófiov rskoüffd
De methode van Thomas
onderstelt natuurlijk een zeer uitgebreide bijbelken-
Aquinas nis.
xal
'.
zijn
is
de Schrift zelve leert hier het tegendeel,
:
gelijk blijkt uit het reeds aangehaalde vs. 14,
yuXd(T
uit-
volbrengt, zal gerechtvaardigd worden,
Die wordt dan ook inderdaad
bij
hem
gevonden. Onder
kommentaar staat men gedurig verbaasd van zijne bekendheid met alle deelen des Bijbels. Plaatsen die op eenigerlei wijze in aanmerking kunnen komen bij den het lezen van zijn
dien
tekst
hij
hem
heeft te verklaren, staan
blijkbaar ter-
stond voor den geest.
Het
valt
dogmatikus
inderdaad te betreuren, dat Kalvijn
èn
als
exegeet
niet heeft gekend. In mijne eerste
heb
ik
aangetoond,
dat
de
dat
evenzeer
geval
Er
is
Uit
Kalvijns
onbekend
geweest, bij
zijn
zijn
van
Summa
bij zijne
kommentaar
Commentaria
èn
als
Studiën over Kalvijn
Kalvijn de
Aquinas niet had gelezen, toen schreef.
zijn
inderdaad grooten voorganger
den
gebleven.
eigene
van Thomas Institutie
blijkt duidelijk
doctor
Ware
genoeg,
Angelicus
hem
het tegendeel het
arbeid had er zeer zeker
bij
gewonnen.
Thomas een nauwkeurigheid, een scherpzinnigheid,
181 die
men wegens
voerigheid
zijne, even onloochenbare al te groote, uit-
ten
auTwv
rijv iziariv
Hij
Men
glijdt.
eens ten aanzien van
dniffrca
mag.
miskennen
niet
waar Kalvijn overheen
Rom.
3,
ziet
moeilijkheden,
vergelijke de twee exege-
3:
ijntarrjadv Ttve>:,
el
De Vraag
toü ^boü xaTapyrjati.
is
p.rj
^
natuurlijk
of roö deoö het subjekt dan wel het objekt van tt^Wjc te
kennen
Onze Statenoverzetting („het geloof aan God") en
geeft.
Kalvijn schijnen het tweede aan te nemen: „Ergo significat
semper mansisse in gente quosdam qui in promissionis stantes, ab illa praerogativa
evenwel heeft
later tijd
aanduiden;
zoo
men
Chrysostomus in
ook de Groot, Annott. in N. T. èxslvoa Tziaxha
aTTcaroü/iev,
£c
zijn 6^
Homilie over den
de Romeinen en evenzoo Erasmus, Pellicanus en
Brief aan
haalt:
,
die daarbij
2 Tim.
Maar voor beide opvattingen
3, 4).
modo,
de
Eccles.
[van Jesus
fide
intelligi de fide
10, 23)." Uit
de
„Quod
Sirach] 33, fidelis
hetgeen volgt
iets, zij
Thomas AquiUno
potest dupliciter intelligi.
quo creditur in qua Deus
Deum
(met aanhaling van
13)... Alio modo, potest est
blijkt,
implens promissa (Hebr.
dat
Thomas Aquinas aan
tweede interpretatie de voorkeur geeft en thans
ieder het fide ei
met hem doen. Ook van Hengel
deneganda fidem Dei
13 aan-
dh h ^U6a dhjiS'ria
laat zich
het dan ook volstrekt niet even veel, zeggen.
nas geeft ze beide op:
2,
Deze interpretatie wordt
fiivtt.
bevestigd door het onmiddellijk volgende y^Banoi
(Rom.
fide
non exciderint". In vroeger en den Genitivus het subjekt laten
vertaalt
zal
wel
„An
:
ita
tollent".
Indien Kalvijn den leeraar van het Katholicisme niet had
verwaarloosd, zou oordeel
derwees
te
vellen
ten
hij
ook in staat
zijn
geweest een
billijker
over hetgeen de katholieke theologie on-
aanzien van die punten, waarop naar zijn oor-
deel de oude en de nieuwe leer het verst uit elkander gingen.
dan reeds
Hij
zou
het
geloof
bij
zoo ver afstond van de
3
,
zijn
voorganger eene opvatting van
en de goede werken gevonden hebben, die niet
20 gedenkt
hij
zijne. Bij
zijn
kommentaar op Rom.
de „scholastici" en de „sophistae"
,
waar-
182
mede
hij
wel de roomsch-katholieke theologen zal bedoelen.
„Nam cum
zegt van hen:
Hij
dimidiam iustitiam
sophistis
fingere, ut opera ex parte justificent, frivolum est
hac parte Kalvijn
proficit,
hebbe, zeker niet
dit gelezen
men
:
sed nihil
ob hominis vitiositatem". Bij welke sofisten
Thomas Aquinas.
bij
met eenige bevreemding bespem'en, dat het beginsel: de werken der Wet kunnen den mensch niet rechtvaardigen, door Thomas nog op stelliger wijs wordt op-
Ja,
zal
ze]fs
gevat dan door Kalvijn. Bij Kalvijn ligt die onmogelijkheid
— (trouwens evenmin
niet,
test
hominem
justificare,
als bij Pellicanus:
quando certum
posse homine prout oportet"),
„nullum opus po-
est,
a nullo impleri
— gelijk men toch verwachten
zou aan de Wet, maar alleen aan de omstandigheid, dat de
mensch de Wet
niet
kan volbrengen. Denk u den mensch
een niet zondig wezen, en een rechtvaardigheid door de volgens Kalvijn, evenzeer denkbaar: „Quod autem,
ex contrario Legis efiectu ratiocinatur conferre justitiam:
bis
argumentum,
nisi
tuum accidens, spem tiam
salutis
,
Wet is,
schrijft hij,
non posse ab ea no-
est, aliter
non procedere
tenemus hoc inseparabile esse ac perpeut
suum homini peccatum demonstrans,
praecidat.
instituit, via est
et corruptio,
sciendum
als
Per
se
quidem,
quia ad iusti-
ad salutem, sed obstat nostra pravitas
ne quid hac parte
proficiat".
se
quidem enz." gaat Huig de Groot
de
Wet
Zoover
niet,
maar
als dat hij
„per
kent aan
toch een zekere zedelijke macht toe: „Sic et per actus
multos legi congruentes acquiritur
mines valens." Ook van Hengel
iustitia
staat
aan de
quaedam zijde
inter ho-
van Kalvijn
:
enim communione Judaei haud secus quam alii homines impares sunt ad vitae rationem secundum legis praecepta „carnis
ita
instituendam,
ut probati habeantur iudicio Dei".
Thomas :„apostolus iutenditquod ex omnibus operibus
Maar Legis,
etiamquae praecepta moralia mandantur, non justificatur homo.
Lex enim datur ut homo cognoscat quid vitare,
Ex
hoc autem quod
vitare debet
homo
debeat agere, quid
cognoscit peccatum, quod
tamquam prohibitum, non
statim sequitur quod
183 illud vitet; qiiod pertinet ad rationem justitiae, qiiia concii-
piscentia subvertit judicium rationis in particulari operabili.
Et ideo Lex non
ad justificandum, sed est necessarium
sufficit
aliud
remedium per quod concupiscentia
Wet
geeft dus, naar
Thomas, de
De
reprimatur.'"
„justitia" niet,
omdat
zij
den mensch niet kan veranderen.
overeenstemming met het aangewezen verschil vinden
In wij
22:
VS.
bij
per fidem Jesu door Thomas meer van zijn
„Justitiam Dei
het zaligmakend geloof
meer van de juridische
Kalvijn
bij
zijde
opgevat.
Cbristi", etliische,
Het ge-
voelen van Kalvijn spreekt duidelijk genoeg uit dezen eénen volzin
„Ideo
:
tas eius
quia in solam Dei misericordiam et gratui-
fide,
promissiones nos recumbere necesse
van daareven hangt natuurlijk samen met
est".
Het gevoelen
God
dit tweede.
is
soeverein van den mensch. Hij eischt gehoorzaamheid aan zijn
men
wet. Betoont
die gehoorzaamheid, dan geeft
De mensch
zijn gunst.
Nu maaktGod gebruik van gratie en wel door Jezus.
hij
den mensch
gehoorzaamheid evenwel niet.
betoont die
zijn recht als soeverein. Hij verleent
Wie
heeft er voordeel
van ? Elk
verzekering dienaangaande aanneemt. Dit te doen,
— het
loof,
sum Christum,
men
id est,
bij
Huig de Groot terug „ex :
Christum ubi ad maturitatem quam perve-
„fides
nit
parit^illam admirabilem
in
:
.
.
.
.
.
puritatem enz". Anders
bij
„Dicitur au tem justitia Dei esse per fidem
Jesu ühristi,non ut
tificari,
van
(bij
est"), terwijl het natuurlijk verder
heet:
Thomas Aquinas
fide in Je-
inpromissa eius vere coelestia"
Hengel: „cujus Jesus auctor
.
het ge-
geloof in Gods genade, of in Jezus' werk en woord.
Deze exegese vindt
.
is
die de
quasi per fidem
Sed quia, in ipsa
a Deo, primus motus
in
Deum
mereamur
jus-
justificatione quajustificamur est
per fidem".
enkel een voor waar houden, dat ons gratie
is
Niet
verleend,
dus is
de
maar „primus motus mentis in Deum" een „credere Deo, qui est proprius actus fidei" gelijk Thomas bij Eom.
„fides"
4,
3
Kalvijn
;
verzekert.
natuurlijk
De
zedelijke zijde
niet
ontbreekt,
van het geloof,
komt
die bij
hierbij duidelijker
184
Op
uit.
het aangehaalde volgt bijna onmiddellijk
ex qua est
fides
non
justitia,
tur (Jac. 2, 17): „„Fides sine operibus
habitat Christus"" (Ephes. 3, 17).
Haec
quam
dici-
28
est
in nobis
qua
est fides de
citur (Act. 15, 9) „„Fide purificans corda"". Bij vs. oüv
qua
mortua est;"" sed
per charitatem formata, (est fides) „„per
fides
„haec autem
:
est fides informis de
di-
{Xoyc^ó/ie^^a
komt Thomas
dcxacoutT&ae rciarei dv^pwTzov ;^a;/)£V epytüv vófiou)
Aquinas natuurlijk op den aard van het geloof terug, en gebruikt
hij
deze onderscheiding
:
„ita tarnen
quod hoc
non autem
sine operibus praecedentibus justitiam,
bus consequentibus (met aanhaling van Jac.
intelligat
sine operi-
2, 17)".
Over het
leven dat op de rechtvaardiging door het geloof volgt, gelijk hij
uitdrukkelijk zegt, handelt Chrysostomus
van Jeruzalem,
lus
Diodorus
van Tarsus
(met Cyril-
*)
en
Theodorus
van Mopsvestia, de voorname vertegenwoordiger van de antiocheensche school) op zijne slot
van
zijne
gewone
denkt blijkbaar ook Huig de Groot aanteekent:
—
bat".
trefi'ende wijze
voorafgaande
zevende Homilie. Aan
aan het
werken
als hij bij /w/jfo- ipycuv vófioo
,
„etiamsi absint opera legis, ut in gentibus
Uit deze aanhalingen van
fie-
Thomas en Chrysostomus
met hoe weinig recht Kalvijn bij dit vs. 28 schrijft: „Fatentur quidem (nostri adversarii) justificari hominem fide: sed non sola: imo penes charitatem vim justificationis reipsa blijkt,
utcunque
locant,
met
had
die
met deze,
verbotenus
eam concedant
fidei".
Kalvijn
uitspraken rekening moeten houden, evenals
Thomas Aquinas ten beste geeft bij Rom. 3: „Est autem considerandum quod justitia quam Deus die
scriptam expressit (Abraham) non in aliquo exteriori
putat,
opere, sed in interiori fide cordis,
quam
Door
van de
zijne
katholieke
*)
onjuiste
voorstelling
theologen
Ed. de Montfaucon,
over de
eeuw
4, re-
Bo me in en
te Antiochie
op
dit
Tom,
solus
leer der roomsch-
punt,
heeft
IX,
489
bl.
Deus intuetur". Kalvijn zich de
vlg.
De Homiliën
werden waarschijnlijk tegen het eind der 4^
gehouden.
185
van Rom. 3, 28
verklaring
in gebreke ons te zeggen,
vó[ioo
bij
hem
gemakkelijk gemaakt:
te
blijft
beteekenen, daar
wat
die
woorden
toch ook
zij
hem
bij
teekenen kunnen, dat er geenerlei verband zou de justificatie en
aanwezig
of
kan
zijn.
quae
„Negat eos
nos
„Insaniunt ergo qui
nieuw
jj/zwv
betreuren,
dat
leer
Wat
naar
beoordeelen
voor het overige die
Thomas Aqui4, 6.
operibus quae essent in hij
zelf aanteekent:
fuisse promeritos ut salutis
suis
op
hare
la-
(ut vocant) praepa-
fingunt", dan
hij
5
Ssoü, oux è? epYwv TtSv
kan men
slechts
de groote autoriteit der
katholieke Kerk geen acht heeft geslagen.
een
3,
dan eenige weinige regels
hominem
Deum
Titus
kommentaar op Rom.
„Non ex
quicquam operibus
rationibus accedere ad
op
komen met
fecissemus"; waarbij
fierent participes." Schrijft hij ter:
kan slechts de voorafgaande
een tekst, door
;
zijn
bij
Kalvijn vertaalt Titus 3, 5: justitia
hij
tou ^ctuT^poa
ènotrjcrafisv rjfiETa
te recht aangehaald
nas
Ook
in strijd zou willen
éneydvrj S.
punt geen principieel verschil
dit
onmisbaar loochenen voor de rechtvaardi-
als
hij
(piXavd^ptoTzCa
SixaioauvTj,
op
exegese
is
ging^ tenzij
êv
tusschen
voorstelling,
weg, en het moet terstond blijken, dat tusschen deze
Kalvijns
goede werken
fj
niet be-
Kalvijn van de roomsch-katholieke exegese dezer plaats
die
geeft,
en
zijn
debona opera. Neem de
hij
êpymv
x'"p(<^
Men moet
altijd
beste vertegenwoordigers.
praeparationes
aangaat, ook
daartegen kan Kalvijn geen ernstig bezwaar hebben gehad. In Sessio VI van het koncilie van Trente wordt daarvan geleerd:
„Declarat
praeterea
(Synodus)
ipsius
iustificationis
exordium in adultis a Dei per Christum Jesum praeveniente gratia
sumendum
eorum
existentibus
esse,
hoc
meritis
est,
ab eius vocatione, qua nullis
vocantur, ut, qui per peccata a
aversi erant, per eius excitantem atque
adiuvantem gra-
tiam ad convertendum se ad suam ipsorum
iustificationem,
Deo
eidem gratiae ita,
libere assentiendo et cooperando, disponantur
ut tangente
Deo
cor hominis per spiritus sancti illumi-
nationem neque homo ipse nihil omnino agat, inspirationem
186 quippe qui illam
recipiens,
illam
tarnen
movere
Dei
gratia
sine
Unde
libera sua voluntate possit.
ad me,
citnr: Convertimini
—
Hoezeer,
het
Huig
de
blijkt
eigenaardig
et
ad iustitiam coram
in
sacris literis,
illo
quum
di-
ego convertar ad vos".
het voorbijgaan opgemerkt,
in
zij
neque
et abiicere potest,
se
—
Groot buiten de konfessionneele geschillen stond, aanteekening op Titus
uit zijn
anders over dan dit eene
schrijft er niets
:
Hij
5.
3,
„Plerorumque enim
mala fuerunt opera". Dat
plerorumque
denswaardige
van Hengel heet het: „nulla vitae
naïveteit. Bij
ad legis cuiuslibet praecepta
institutae
dunkt, dit heeft geen zin,
tenzij
aan het
wordt
verleden,
ratione habita"
hem
ook door
had
anders
heeft een benij-
Mij
.
hier gedacht
wel geschreven:
hij
instituendae. Het
hoe dan ook opgevat,
geloof,
en protestanten vooral
van
Jezus.
dood, is
Ook de
tot
inhoud de kracht van den dood
brief aan de
verplicht rekening te houden
vlg.
Yan
is.
den
(of ere yap) Xpiazucr ovtcuv ^[küv
cepta,
zonder
aae^div
arAd-avvj.
dit
TOÜ ayaêoö ra/a
zooveel
min
*).
met de
waarin dit
teksten,
zelf valt het eerst ons
oog op een
Rom.
exegeet groote moeilijkheden baart, op
ecye
:
Romeinen handelt over dien
het onderzoek van een kommenta,ar op dien brief
en
het geval die
heeft voor katholieken
tweede
(ihXia
na
è'rc,
dat
B
(in de
d
9£v(üv è'rc
6
Re-
heeft) xara xacpdv vnhp
xaï To}[j.d dr.oi^avzh.
Bijna ZOOVeel WOOrdeu,
Et of elys geeft
geen zin
Welk een onbeteekenend woord niet
5,
yap ünip dcxatou zta dno^avehat. unep yap
moeilijkheden.
wanneer houden
tekst,
is
dat
;
ere
even-
dad-E^^cü^j,
en
De woorden xazk wij op zwak te zijn? met zekerheid te verklaren. Zijn de dff^Eveïa
xatpuv
zijn
en de
das^ecg dezelfde
Waarom dan
de tweederlei
benaming? De onderscheiding tusschen hetgeen
unhpdcxaioo en
personen?
hetgeen unep roü dya^oü zal geschieden, schijnt even weinig ge*)
Want men
zal
wel bezwaar maken met Erasmus een hyper-
baton aan te nemen, en
Nam
Christua
cum adhuc
te zeggen:
enz."
er:
yap
—
da^evtuv,
„id est,
motiveerd, als
niet waren. uitgestort: vs.
xal
en
vs. 5
tusschen
vóór roXim. Bovendien zou de samenhang 8 er
vs.
Vs. 5 zegt, dat de liefde Gods in onze harten is nu verwacht men een bewijs van die liefde, dat
Maar men verwacht
8 inderdaad vermeldt.
van
betoog
de
mensch wordt gedacht,
menschen Het
zijn niet alleen
Prof. Reuss vertaalt,
mag: „En
Christ
mourut
effet
un homme de die geleerde
dans
un
peut que quelqu'un
se
:
bien!)
En
enz.'"'
hommes,
combien
c'est
de bien,
un ami, un
chose rare
!
indien dit ver-
dans
de la
l'intérêt
courage
in den
mourir pour
d.6
kommentaar
sacrifice n'a
se
—
et encore
homme
dévouent pour un
Men
bienfaiteur."
schrijft
pas son pareil
qui tout au plus
—
mourra
juste que quelqu'un
ait Ie
„Ce dévouement, ce
l'histoire des
hun
idéé d'opportunité) pour les im-
pies: or, c'est a peine pour il
').
lorsque nous étions encore
,
temps (=
a
génération contemporaine:
(car
deed met hetgeen de
de oudere exegeten, die ongaarne
belijden.
lieeten
faibles,
ij
die
daar anders die
gewoonlijk doen, alle beteekenis verliest
onvermogen talen
van hetgeen h
vergelijking
geheele
niet juist een
edelmoedigheid van Kristus,
bijzondere
natuurlijk als
hier
winnen, indien vss. 6 en 7 er
bij
bewondert het ver-
maar ontvangt hier geen van Huig de Groot, wiens gewone scherp-
nuft van de te rekkelijke exegese, licht,
evenmin
als
zinnigheid niet uitblinkt in de opmerking: "En yap Xptaxha.
„Legerunt
hic
alii
d,
alii
da
de overige moeilijkheden heeft
rh-.
hij
sed ën rectum est."
Misschien
niet opgelost.
,
op het
xaza xacpbv schrijft:
„Tem-
verdient zijne aanteekening eenige aandacht, als
voetspoor van Theophylaktus,
pore ad
')
eam rem opportuno,
bij
Ook
Joan. 13, 1; 17,
1
hij
;
Gal. 4, 4";
Misschien steekt nog in èriyap de ware lezing, die geluid kan
hebben
urt.
Men
zou dan verder kunnen gissen, dat
vss. 6
en 7 hier
ingelascht werden door iemand, die van oordeel was, dat Kristus in vss.
om
5
en 8 niet genoeg op den voorgrond trad. Ik ben de eerste
toe te geven, dat deze gissing slechts een noodscliot
is.
188
maar vooral dit: „Exactis hebdomadibus Daniëlis." Men zou dan kunnen gissen, dat achter xmpbv bet woord Joe»? Niet als de eenig, maar als eén der moge-
ware uitgevallen.
verklaringen geeft ook Erasmus op
lijke
tempore
idoneo
Wat
yap
(lóXttT
redden met
:
maar
ker;
De
oTthp êcxatov, VS.
Sy rus
,j
lezing
die
exegetische kunst van
Vooreerst behoudt
begin
yap. Hij
da^evwv „
want ZOO
è'rc,
Quid vero
uit
vangt
,
even
is
is
leest hij. Natuurlijk
de Groot,
vraagt
in
hij
Voorze-
in het -fjiiüiv
terstond:
!
met v^moc Volkomen
tol
aroixiia toS
Hij licht het toe
?
hier iets kon baten
vfjnioi
van diegenen
!"
schiet bier evenzeer
als
wanneer gesproken wordt van ünb
gepast,
zich te
bij
sensn op timo
verklaring aan met ovtwv
zijne
Alsof dat
xóffpLoü dedoüXoiiévot,
sprake
:
Van Hengel hij
illud adjectivum
Gal. 4, 3.
poogt
betreft,
oppetisse."
natuurlijk een korrektie.
is
te kort. è'ri
7,
ÓTzèp ddc'xou
legit
„ intelliges illum
:
mortem
a Patre praescripto
et
het geheel niet gepast, waar
unep Zv Xpcffröf dnét^ave.
Van Hengel
denkt er anders over: „Si quis rogat, cur Apostölus hac in gravi oratione tam leni
vocabulo usus
meliori uti non potuisse, piis
mortuus
esset,
zal
dat
Welk
strekt
van Hand.
Toen
wij
et
sequentia obiter
17, 20)."
Is het
nog onmondig waren
mo-
een
taal
is dit
of
men
vol-
opdringen aan een Apostel dien
men
de goddeloozen gebeurd?
zulk
eum
auteur, die het recht heeft een pen te voeren,
ooit schrijven:
voor
respondeo,
ut tempore, quo Christus pro im-
notando praecedentia
explicaret (met aanhaling gelijk!
sit,
Waarom
wil
hoog vereert?
De woorden xarat xacpbv toelichtende, schrijft van Hengel: „nondum, inquam, seriore, quam ut nobis prodesse posset, tempore enz." tijdstip,
eigenaardige
Groot zich dat ènèp d
Kristus
te laat stervende,
waarop niemand
d(Ts^u)v\
meer baat
is
zeker een
!
Menscben, even
genoemd,
stervende op een
bij heeft,
Van Hengel had van Huig de weg kunnen laten wijzen. Eindelijk
voorstelling
een beter
er
te
voren zoo vergoelijkend
worden op eens „homines
flagitiosi et
a
189
Deo
Waarom ? Van Hengel
alienissimi."
verklaring
van
zwijgt over
dffe^eïa.
Te loven
maar
dat iedereen terstond begrijpt,
,
onzen doctor angelicus kloppen wij evenzeer
Bij
aan.
bnèp
geeft een lange
tracht
is, dat hij xara xatpuv
van
niet overheen heeft gelezen. Hij zegt er
te vergeefs
te verklaren,
en er
„id est ut certo
:
tempore in morte moraretur," met aanhaling van Matth. 12, 40.
Thomas
zoekt het blijkbaar in de richting, waarin de Groot
Maar karakteristiek
het misschien vond.
de
onderscheiding
tusschen
verklaring van
is zijn
dixaiov
vt:£p
en unep roó dya^oo
(van Hengel schijnt die verklaring niet te hebben gekend, of-
schoon
hij
haar eenigszins tot de
quis moritur pro Jes. 57,
virtutis audeat
quem
in
maakt)
„Vix enim
ali-
forsitan quis, id est aliquis rarus ex zelo
mori pro bono
.
exercitatum,
virtute
.
.
Pro justo intelligamus
per
tamen pro justo
quia innocens, qui per
vir aliquis moritur.
bonum
ali-
bonum autem hominem
innocentem. Et quanvis secundum hoc justus
bono,
:
homine justo liberando (met aanhaling van
Nam
1)...
zijne
intelligitur,
sit
praestantior
Cujus ratio
est
magis miserandus
videtur propter defectum aetatis vel alicujus hujusmodi. Justus
autem,
quia
perfectus est et absque defectu,
in se misericordiae materiam.
innocente,
potest
ex
Quod ergo
non habet
aliquis moriatur pro
compassione misericordiae provenire,
sed quod aliquis moriatur pro justo, provenit ex zelo virtutis, qui in paucioribus invenitur
een
hem
quam
misericordiae passio". Zulk
verklaring teekent in haar fijnheid en beminnelijkheid die haar vond.
hetgeen
zij
is,
Wij
kunnen haar
verder laten voor
evenals de verklaring van Erasmus, een waar
bonum hoc loco significat rem, ut sit neutri generis'. Maar komen wij eindelijk tot Kalvijn, Reeds zijn vertaling van Rom. 5, 6 vlg. trekt de aandacht. Thomas Aquinas vertaalde (even als de Vulgata) „Ut quid enim Christus, cum adhuc infirtni essemus, secundum curiosum: „Justum
et
:
tempus Christus pro nobis mortuus qnis moritur:
nam
est.
Vix enim pro justo
pro bono forsitan quis audeat mori."
190
ut q u i d weg zonder het
Kalvijn laat
vervangen.
te
Hij
sane
mortuus
est.
pro bono
forsan aliquis
van ut quid of
woorden
geweld
heeft aangedaan en dus
men
Grelijk
bewijzen,
tot aa^^eviüv
niet
dat
alles
brengt
ziet,
een weinig
tekst
wel gevoeld
dat in
heeft,
het voetspoor van anderen
recht of goed gevolg) xaxa xatphv
niet
ere.
den
hij
in de volmaaktste orde was.
(op
hij
met meer Ook Erasmus
maar daarom
alsmede de hier wijd ge-
iets soortgelijks,
oorspronkelijk
anders
De weglating
etiam mori audeat."
drukte
het
iets
„Christus enim, quum adhuc rationemtemporis, pro impiis pro justo quis moriatur nam
essemus infirmi secundum
Vix
door
yap
èV.'
vertaalt:
acht deze verklaring mogelijk.
Kalvijn zegt in zijn kommentaar: „In versione non ausus
mihi tantum permittere,
quo
infirmi
Ter toelichting van lat,
qui
ut
eramus, qui
nihil
in
transferrem,
Secundum tempus
tamen magis placebat."
sensus
da^evüv geeft se
sum
hij
nisi vitiosum
„Et infirmos appel-
:
habent,
nam eosdem
continuo post impios appellat"; alsof niet juist de moeilijkheid daarin lag, dat Paulus ze hier niet „impios" noemt. Pellica-
nus zegt volmaakt hetzelfde
:
„Infirmos autem vocat, nulla pe-
nitus pietatis virtute subnixos, (Ik
tores."
nam mox
impios dicit et pecca-
zag ergens een uitgaaf van Pellicanus aangehaald
van 1538, maar heb haar niet kunnen vinden. De mijne
van
'39; ik
Pellicanus heeft gekend toen hij zijn eigen
De onderscheiding tusschen
órè/? êtxaCoo
kommentaar
homines exemplum
tineat:
quanquam
schijnt
er
(lóXiff
situm
illud
een tegenstelling
en ra/a {rdxa ei,
liic
est
quod praecessit
:
te
mori quis sus-
facile,
Toch
accidere possit."
worden gemaakt
iióha). Is
zegt dit
is
Rarissimum sane
extat, ut pro justo
nonnumquam
uitgaf.)
en ÜKép roö aya^oö
Kalvijn geheel ontgaan. „Sententia hoc valet inter
is
weet dus niet of Kalvijn den kommentaar van
de
zoo,
tusschen
Groot,
oppo-
mag
de ex-
dan
egese de genoemde onderscheiding niet verwaarloozen. Ofschoon,
na
zooveel zeker,
al
de uitlegging, de plaats duister
— en daarom hebben
wij in
blijft,
is
de eerste plaats op
191
—
dezen tekst gelet, in den dood
betrekking
en
is
bewijs van
Gods
niet
meer
liefde
dan noodig
na-
is
de kennis van die
dood
bemoeilijkt. Is Jezus'
dan behoeft
liefde,
die zich betoont
algemeeue
dit
Integendeel,
door
veeleer
er
is,
geteekend tusschen dien dood
menschen verlossing.
's
betrekking
liefde
Maar met
van Kristus.
tuurlijk niet de
Gods
dat het
die
dood ons ook Gods
verwerven. Maar waartoe was die dood
te
?
Den brief aan de Romeinen op dit punt te ondervragen, op het punt van de noodzakelijkheid en dus de beteekenis van hetgeen er met Jezus heeft plaats gehad, is plicht van den exegeet.
Heeft de auteur zelf een samenhangende voor-
gehad, dan moet de exegeet ons haar ontvouwen.
stelling
den auteur daarentegen niet gelukt zich een helder denkbeeld ervan te vormen, dan rust op den exegeet de Is het
taak van aan
Twee
i]fi(ov
waaraan het duistere
10. Oap. 4,
o,
2o
davaTou riy
10
5,
ToO
yap
ê^i9pol
abroo
ttoXXój
Si
uioö
Ook
-fjfiwv.
övreq xaTyjUd/Tjfisv róS êsüi dca
xaTaXkayévTs^
ndXko>^
hier
zijn
de moeilijkheden niet gering, te wijzen,
tot dusver
wordt
zij
in
dan
dezen hier,
lid
Brief geen
als iets
aan het vorige aangehecht?
Men
l''
gewichtige stelling, in het eerste
nemen. In het tweede
Van Hengel
tionem
acj^^ffófisi^a
trof dit
prop ter cum
ook
:
spraak
Het
geweest.
is
Hoe
eenvoudig o?
een
schijnt onmogelijk in dca in
denzelfden zin
met
„Res ipsa loquitur, praeposi-
adiectis aliter in protasi, si
men
van 4,25 uitgesproken,
bekends, met 2".
gelijk
lid schijnt dca gelijk te staan
apodosi, inteliigendam esse,
quidem
illic
hic quod afFerendum est proponitur." band tusschen den dood van Jezus en onze
est,
roü
bedenke, dat van de
de beide leden van vs. 25 het voorzetsel
br.èp.
Rom.
napedó^T) dca ra TtapaitTu/fiara
ó'?
Cw^ auToü.
nauwlijks behoeft aan
te
ligt.
aanmerking:
hier vooral in
xac rjyépi^rj dca ttjv dixatojaiv
üap.
iv
komen
plaatsen
^Ö en
4,
te wijzen,
quam
in
quod tollendum 3».
Direkt ver-
êcxacwaca is hier
192 wel tusschen die
niet;
dcxa{w
en Jezus* opstanding
gevolg van die opstanding, dus Jezus leven, 10) een overvloediger bron
door dien dood
(volgens
is
van behoud dan
Het
4®.
;
zijn
5,
dood;
5**.
gekomen die dood is het instrument eener objektieve verandering. Maar wat is er dan objektief veranderd, indien God ons voor dien er een verzoening tot stand
is
dood reeds beminde
Erasmus zegt
?
bewaart hier,
een
plaatsen,
voorzichtig
„propterea
;
gelijk
existimo
tutius
bij
stilzwijgen, hic
meer onverstaanbare en
ook van Hengel
ab omni explicatione
abstinere".
Kalvijn
de moeilijkheid, die het laatst werd ver-
heeft
meld, wel gevoeld
Nam
tolus. fuit
si
mors
Christi, divini erga nos amoris pignus
iam tune
sequitur nos
:
„Sed videtur hic secum pugnare Apos-
:
van
zin
illi
Atqui nunc
gratos.
geen voorwerpen van Gods gunstige gezindheid.
:
„Inimici eramus,
medium
fuisse
Kalvijn vat dus dat èx^pot op in den
dicit inimicos fuisse."
quum ad propitiaudum Patrem
Christus opposuit." Dit
is zijn
poging
tot oplossing
„Respondeo, quia Deus peccatum odio habet, nos quoque esse
exosos
quatenus peccatores sumus:
autem arcano suo
consilio
Een
nos desinit."
odisse
nos in
fijne
se
illi
quatenus
Christi corpus cooptat,
oaderscheiding
Men
!
zal
den
kleinen kunstgreep, die hier gebezigd werd, niet onbemerkt
hebben gelaten.
God
haat
korenen. licht
dat
ons
Kalvijn als
Dan ware
getreden. „odisse nos
Nu
de
God bemint ons
de tegenstrijdigheid
als uitver-
klaar aan het
zwarigheid
waaruit de moeilijkheid
ontstaat
verandert.
van het noUai fidUov
spreekt Kalvijn in het geheel niet
*)
al te
werd „God bemint ons" veranderd in
desinit",
dat de Onveranderlijke
Over
had natuurlijk moeten schrijven
zondaren;
Pellicanus geeft hier in
*).
Maar
enz. in 5,
wellicht
het geheel geen licht.
10
heeft
Wanneer
hij
werkelijk aan Kalvijn voorafging, heeft deze toch zeer weinig van
193 de kommentaar op vs.
25 ons reeds bekend gemaakt met
4,
van de betrekking tusschen Jezus' verheeren ons behoud. Daar leert Kalvijn inderdaad:
opvatting-
zijne
leven
lijkt
enim magnopere
,,Nostra
salutem
raodo
interest, distincte
nobis acquidvit;" een
Wij vernemen het volgende
belangstelling verdubbelt.
primo
quidem
Waar
zegt
partam
de
duiden
omnes
inplendos
zijne
wij
et
justam resurrectione
waar zegt de Apostel
„Summa
van
ad
deesse."
het
Wij o-elooven
exegetisch
dit
verder?
iets
wat de Apostel met
prop ter
van den dood en
van de opstanding bedoelt?
Heeft Kalvijn
wellicht die onderscheiding over het hoofd gezien?
volgende quin er
mortem
dus
modet: in
blijke
zelfs
a
het
quia
capite
est,
fuisso
Wel
docebit".
quam
Christi obedientia,
mogelijk;
maar
hier wordt
Waar-
de scheiding van dood en opstanding voor onze „ruditas"
beter
past,
is
dan ook niet
moeilijk
tot die
in
te
opmerking.
zien. „
resurrectione
rechten
strijd
fuisse
met
fuisse
perfectam".
Dit
het
Want
Pellicanua kuunen leeren. dien van Pellicanus
Kalvijn bepaalt zich
Sacrificio,
quo expiata sunt peccata, inchoatam
bij
is
nobis justitiain: ut etiam
het niet geleerd, en daarin ligt juist de zwarigheid.
om
est
(voor Kalvijn
sermonem accom-
ruditati nostrae
verum
alioqui
Uit het
enim dubium
separans
resurrectione
morte exhibuit, partam
proximo
„Neque
tegendeel:
afscheiding),
te
ubi
iets beter verstaan,
onderscheiding
aan
vero
resurrectionis tenemus, nihil
numeros
justitiae
daardoor
prop ter
het
:
est,,
maar brengt ons
gaarne,
Leeren
Andermaal
tusschen moeder en kind.
als
„A.c
:
expiata esse peocata".
pleegt toch niet een betrekking
praep. dta
punctum mortis Christi het
Christi
Apostel dit? „Deinde
justitiam."
esse
De
dit?
morte
dicit,
monstrari qno-
verzekering, die onze
vorige.
De
is
gaat
voort,
hij
salutem nostram: natuurlijk in lijn-
indien
de
Apostel
meerderheid van Kalvijns kommentaar,
vergeleken,
is
onmiskenbaar. Ik laat
verder rusten.
13
hem
194 werkelijk elders leert en hier bedoeld heeft
quamin mor te
tia,
exhibuit,
partam
„Christi obedien-
:
fuisse nobis
justitiam,"
dan was bet behoud, door dien dood bewerkt, reeds volkomen.
Wat
heeft de zondaar toch
Het
is
Ook het dubbele
kan.
meer noodig dan de „justitia"?
duidelijk, dat Kalvijn zijn auteur hier
niet verklaren
wordt door hem verzwakt in den
dta
ita nunc dicitur suscitatus ad nostram iustikommentaar: „ tiam, quoniam sua resurrectione vitam solide nobis instau.
De
ravit...
justificatione
.
imputativa adhuc loquitur". Ook
.
.
deze allerlaatste opmerking geeft weinig licht.
Huig de Groot gevolgd.
beeld
dicere qui et ficaret,
Bij
dvéffTT],
25 teekent de Groot aan: „Potuerat
amans
Sed,
nos a peccatis
dvró^era,
:
(Hom,
eva dtxatoug kpydarjrai'
.
9) ènl toÓtw yap xal dTzé^avev xal
Ook
hier
komt eigenaardig finesses
testantsche dogmatiek. Hij rationaliseert het
gezicht van de wereld schuift
gaat
namelijk
hij
ducit,
hij
het
Met
dogma
vocantis
doctrinae
„Mire
voort, et a peccatis retrahit et ad
quod videmus, Christum mortem non
testimonio,
summa
het kalmste
ter zijde.
midasse pro doctrinae suae peccatis contrariae nos
uit
van de pro-
dogma, misschien,
waarschijnlijk zelfs, zonder het zelf te weten.
nos,
iusti-
morti coniunxit
mors animi, resurrectioni autem adeptioest animi resuscitatio". Chrysostomus had
hoe vreemd Huig de Groot was aan de
iustitiam
zijn voor-
quae
opvatting
deze
reeds
van de
wijze
van der Palm heeft
est et resurrexit, ut
id est liberaret.
justitiae
vernuftige
op
zich
en
4,
mortuus
peccatis quae sunt
nem
heeft
afgemaakt
moeilijkheid
et
a
for-
et ad iustitiam
Deo resuscitatum, ut eidem
conciliaretur auctoritas." Dit
is
reeds geheel
het verwateren van het dogma, dat het eind der achttiende
eeuw is
dit
in Duitschland zoo
uitnemend zou verstaan.
natuurlijk niet. Bij Cap.
KoXkw [idlkov xarakkayévTsa
heet
5,
10 dezelfde methode. Bij
;
agendi in se continet:
postquam Deus
het: „ld est,
nobiscum venit ad conditiones, subintellige mus, iisque paruimus" en
Exegese
bij awürjaófiei^a
et quid potius
enz.
,
:
quas nos accepi„ Vita
omnis vim
agat Christus, cui omnis
195 potestas data est
Het
quam
,
ut malis eximat eos
tam multa
patris- reponendis
gratiam
Annotationes met
2ulke
ergernis
ons
hij
de teksten die
Reuss
schrijft
hij
hij
zal
bij
5,
te verlossen
in een
leefde
kon bereiken zonder eenigszins
dit niet
Bij
dat
betreuren,
niettemin
tijd,
"
zij
er zich
heeft gewerkt,
van het dogma
heerschappij
de
Meu kan
las.
mede
oprecht in verblijden, dat de Groot
van
ac passus est
orthodoxis nauwlijks euvel te duiden, dat
der
is
pro quibus in
,
fecit
om
,
en
waarin
hij
doen aan
te kort te
wilde uitleggen.
men
hier wel het juiste vinden
donc encore une
10, voila
„Voila,
:
fois Ie purallé-
lisme de la mort et de la vie de Christ avec les deux phases
De
de l'existence du Chrédeu (4,25)." deze:
lijk
moesten, herleven
omdat
Kristus (fysisch) gestorven
is
zin wordt
wij geestelijk sterven (der
moesten
(ons
te
wij geestelijk
legitimeeren
Kristus (fysisch) opgestaan Kristus
is
wordt hier dus voorgesteld
Gods
kinderen
als
hadden in onzen wandel)
omdat
:
dan natuur-
zonde afsterven)
als oorzakelijk
's
men-
men
reeds
prototype van
schen zedelijk leven. Deze verklaring van Reuss
treft
Thomas Aquinas. „Sed quia effectus habet aliqualiter similitudinem causae, mortem Christi, qua extincta est in eo aan
bij
mortalis vita, dicit esse causam extinctionis peccatorum uos-
trorum, vitae
resurrectionem
gloriam
,
dicit esse
novitatem jnstitiae".
et
est:
autem
rediit
ad
novam
per quam redimus ad Thomas met niet minder continuari cum eo quod dic.
.
.
teekent et
Salvi erimus in vita ipsius a peccato et a poena,
non solum
Deo,
qua
ejus,
causam
Bij 5, lU
juistheid aan: „Posset
tum
autem
salvi
erimus a malis, sed etiam gloriamur in
id est per hoc
quod erimus idem in futuro cum ipso
(Joann. 17, 21): „„ut sint
sumus"". Het begrip der
unum
amrr,p(a
in nobis, sicut et nos
unum
wordt dus door Thomas uitge-
omvat het genezing, redding van den dood: de eerste weldaad van Jezus, vrucht van zijn sterven; dan volle de tweede weldaad volle krachtsontwikkeling gezondheid breid. Eerst
:
,
van Jezus, vrucht van
zijn leven.
Thomas Aquinas
verkrijgt
196 zin door op gelukkige wijze vs.
dezen
brengen met
te
men
vs.
men
10. Blijft
natuurlijk het begrip van
dan
aangezien
acjztjpia
van
awd-rjaó/x^iS^a
10 staan, dan kan
ruim
zoo
10
vs.
nauw verband
11 in vs.
bij
uit
niet
nemen,
9
moet
vs.
Maar worden aangevuld met de woorden dizu rrja upyija. voorafgaande, 1 met het vs. nauwst 1 het verbindt men op de auteur: door Kristus' leven zullen wij in dien
dan zegt
worden
verlost
zin
van
den
Gods
toorn
dat
,
wij
zijn
nékXwv
'Adafi
xat xau)^wfi£Vot enZ.
Dat reeds
hier,
moet worden verder
in
met Reuss, aan Kristus
gedacht,
blijkt
uit
als
ó
omstandigheid, dat
de
hoofdstuk 5 van niets anders sprake
is
dan van
volmaakte parallelisme tusschen de zondige menschheid
het
den eersten, en de geloovige mensch-
in hare betrekking tot
heid in hare betrekking tot den tweeden
Van Hengel
Thomas Aquinas
schijnt
Adam niet te hebben ge-
kend. Het heeft zich in zijne interpretatie van die zeer
mat
uitgevallen: „Si per
is
5,
mortem
10 gewroken,
Filii
Dei factum
est,
ut inimici Dei eius amici fierent, multo magis
illi,
hac reconciliatione semel peracta, ab ira liberentur
quum
perducantur,
salutem
vitae eius
iam
fiet,
et
ut
ad
sint participes.''
Dit verklaart immers hoegenaamd niets. Voor hen die „Dei
amici"
zijn
geworden,
is
het
immers
niet
meer noodig, „ut ab
ira liberentur."
In datzelfde hoofdstuk 5 wacht ons nog vs. 12, verschillend
opgevat door Katholieken en Protestanten: évoa dv9p(jjT:oo
ij
dfia.pr{a
sta-
rw
xócf/jlov
dia rouro lóar.ep dl
s'ca^Mev, xal dia rrj? d/iaprcaff ó
ft-avarna, xac ouzuxr sta Ttdvraa dyf^pói-noüa o i^dvaroa dcfjMev, è(pu)
Alleen het eerste lid van dit vers
yjiiaprov.
is
-dvrsa
duidelijk: ten
gevolge van Adams zonde, die den dood na zich sleepte, er onder alle
gesteld alios
de
:
menschen
kracht van
E(p'S)
is in
is
het licht
vero dicuntur quae contagio ab
aliis
ad is
dt-^kd^sv).
staanbaar, want
Erasmus
een besmetting des doods (want dat
„T r a n s i r e
propagantur")
(zooals door
is
Het tweede
lid is
volkomen onver-
niet te vertalen, al poogt Reuss
,
op het
197 voetspoor van Kalvijn („quando quidem omnes peccaveruut"),
woorden terug
die
geven door „parceque tous péchèrent",
te
:
Erasmus door „quatenus"
Huig- de Groot door „per quem",
*),
^) Maar Erasmus is zelf met deze vertaling niet tevreden: „Non ausim afErmare nusquam inveniri stïI junctum dan di casui, Certe mihi non contigit ubi quid declaratur esse in alio De ongewoon lange Annotatio hactenus aliquid invenire simile." .
.
bladzijden vraarin deze verstandige opmerking voorkomt,
folio
(5
.
verdient in baar geheel gelezen te worden.
Men vergunne mij er bet meest karakteristieke uit aan te balen. De volkomen vrijheid van spreken, die wij thans genieten, is een onschatbaar voorrecht ook zij heeft evenwel een — maar. De erasmiaansche geest verdwijnt als overbodig. De beste toestand, om met den ouden la Harpe in zijn Cours de Littérature te spreken, ;
is
de toestand „qui, sans écarter
cependant
Doch
vérité puisse n'être pas inutile."
Het
hem verouderden
logie en reeds voor
ter zake.
Erasmus door de wonderlijke termino-
zeer duidelijk, dat
is
danger de parier, ne rend pas
Ie
indispensable, et permet que ie courage de la
Ie silence
redeneertrant van den Brief
aan de Romeinen in niet geringe verlegenheid wordt gebracht. „Alii, zegt
586 (het aanhangsel van
bl
hij,
in terpretan tur in
editie)
Quibus posierior
simpliciter excludit
casse
Adam,
in
Nam
sive
sensus arridet, io'w, nee ad
Adam, sed ad rem ipsam absolute
ad
hoofdstuk zegt van welke
dit
quo, eo quod,
peccatum originis
in
quo
et
:
.
.
.
quatenus Evam referunt
Nee haec tamen
potest enim accipi
nee
lectio
omnes
pec-
mortui sunt priusquam nascerentur.
Alio qui nee peocant, qui qui nondum sunt Unde constat sermonem non carere tropologia, quam si excludimus, plurima consequuntur absurda." En straks weder: „Hunc labyrinthum hic non ingrediar altius tantum attigi quantum satis est ad demonstrandum hunc Apostoli sermonem non carere tropis. Ad haec nescio an Graeeus sermo accipiat hunc sensum, ut in hic tropus
agunt,
nihil
vitari
non
potest.
nee moriuntur,
,
Adam dixit
UI
in lumbis
.
.
Nam
ad Hebraeos VII
Abrahae, non
deze
Annotatio
eV
ait
volstrekt niet pelagiaan zijn in
Non enim
dieantur omnes peccasse, velut in hoc latentes. iv
:
quum Paulus
dcrcpói'
dicit
sed iv dfffói."
Levi fuisse
Erasmus
„Pelagii sententiam damno", zegt
uitdrukkelijk, en
wil hij
elders: „qui facio pro Pe-
198 waarbij 1
ten onrechte aanhaalt Lnc.
hij
omdat
lagianis,
quorum
erfzonde
hier
dat
bij
w
è(p
tzó.vts'^
sententiam
„Nam is
Maar
mun do,
in
reddat dicti superioris "
en
uit het
opmerking uitstekend,
zijne
quo omnes
in
usque ad legem enim peccaquod haec pars causam
similiterintelligamus,
Met het wegvallen van dezen
validissimum"
omniium
acht de
hij
necessarie intelligitur de peccato originis, necesse
quod huir anneetitur,
tum erat
natuurlijk
—
hic sermo,
si
omnes homines mors pertransiit,
peccaverunt, ut
f?);
ijp.apTov zich haast aan te tee-
aperte detestor?'
geleerd
niet
oogpunt der hermeneutische methode
est,
Adamum"
van een „peccare per
hij
niet weten wil, en
ita in
16
3,
11; Hebr. 9 17. Deze vertaling baat de Groot te
Cor. 8,
niinder,
5; Handel.
5,
van
behoeve
ten
het
tekst als „telum
der
leerstuk
erf-
zonde, acht Erasmus niets verloren: „tuta erit Ecclesia etiam hoc
Ecclesia
Maar
sic
hij:
van de
(nl.
„An
hunc
erfzonde)
tres aut
Ecclesia sunt
tota
hem
roepen
tegenstanders
Zijne
destituta."
telo
toe:
„Sed tota
interpretatur."
locura
De
quatuor Doctores?"
tegenstanders hernemen: „Sed in Africano Concilio, Milvetano opinor,
anathema
pronunciatur
pretarentur" (bedoeld
Pauli locum hunc secus inter-
in eos qui
is
de Synode van Mileve, in 416 tegen
hier
de pelagiaansche ketterij gehouden).
„Non
hic
quantum
excutio
provincialibus
.
.
Synodis. Alioqui
,
Hierop antwoordt Erasmus
anathematum
in
illis
quis urgeat esse servanda quaecunque in illis
,
haereticis: proferam institutiones
,
quas nusquam nunc
me
hunc
Milvetana Synodus Pelagia-
Damnarit sane
enarrari.
illis
dogmata quaedam quae nunc Ecclesia
servat Ecclesia: proferam ex universali Synodo, quae prohibuerit
locum secus
:
Conciliis
neque puto me usque adeo adstringi eiusmodi
si
decreta sunt, proferam ex
damnat pro
sit
Maar
nam
interpretationem,
stat
totam hanc Pauli disputationem esse plenam obscuritatibus."
Onze van
tirones
mogen
de geestelijke
Annotationes dat
nihil
uit
bij
verbetering van
zijne eigene vertaling
dat
het
pertinet."
ten slotte
:
„Con-
deze aanhaling zien, dat voor de kennis
fysionomie
van
het N. T. niet
Erasmus en van versmaden
te
zijn
zijn,
tijd
de
en tevens
de bijbelsche exegese binnen de grenzen van
het Katholicisme alleszins
maakt
ad
—
mogelijk was.
van e^'w door
Terwijl
quatenus
een zonderlingen indruk te
quatenus weder genoegen neemt
niet
zien, dat
T.
a.
p.
Erasmus met te
vredenis,
van Hengel met
bl
491.
199
kenen
„Frequens
:
est fiermvuivM
poena, et peccare pro
10
Annotatio
VS.
bij
Tzapa^daswq
qui nihil simile
1
4
:
'AdaiJ..
xal in} roua
/lij
Daar zegt
even zwaar
„Etiam in eos
valuit,
quales Abel, Noe, Abra-
^tt;
-w
beteekent
(i/xocó/xarc
„Solent graves transgressiones comparari trans-
:
gressioni Adami, Hoseae
men
denkbeeld heeft
Groot: zondigen na uitdrukkelijk verbod, maar
de
bij
dit
aixapTTjaavTaq ènc TtS óp.ocü)-
hij:
Adamo commiserant,
amus, Isaacus, Jacobus, Josephus". dus
Op
Evenzeer breekt
initio.
(lart
Hebraeis dicore peccatum pro
subii-e."
komen door hetgeen Chrysostoinus zegt, Hom. hij het dogma de spits afin zijne
kunnen
hij
poeaam
de vertaling,
6,
7;"
Adam,
d.
— waar evenwel — de Vulgata, —
al
een meer of minder zware overtreding sprake
is,
behoudt
van
niet
i.
maar juist
van het verbreken van een verbond, het overtreden van de bepalingen van een verdrag, dus van een positieve wet.
kommentaar op Rom. 5, 12 van Aquino met op den voorgrond te In
zijn
— 21
begint
Thomas
stellen, dat wij den
invloed van Adam niet ondervinden „per imitationem", maar door „propagatio". Het begrip van contagium (dc^X^^sv)
hem
ontgaat
vitiatam."
niet: „Propagatione, id est per carnis originem
Nauwlijks heeft
hij
dit gezegd,
„Sed videtur hoc
moeilijkheid:
of
hij
gevoelt de
esse impossibile,
quod per
originem carnis peccatum ab uno in alium traducatur. Peccatum
enim
est in
anima
rationali quae
non traducitur per originem
tum quia intellectus non est alicuius corporis actus et non potest per virtutem corporalis seminis causari, ut Phi-
carnis, ita
Generatione animalium, tum
etiam
non generetur corpore generato, sunt
aliae
losophus dicit de
anima
quia...
..
formae ... sed potius causatur a Deo".
moet toonen, hoe
aan
dat
Nu
volgt een betoog,
er niettemin overerving
is
van
verkeerde eigenschappen. Er ontstaat evenwel een nieuwe be-
denking: Laat er overerving
weg
ons
qui ex
pae
.
.
.
eigen
zijn,
zijn:
gebreken, die langs dien
kunnen geen zonde heeten: „Defectus
vitiata origine trahuntur,
non habent rationem
cul-
Non merentur poenam,
sed misericordiam ...
De
200 ratione est
culpae est quod sit. vüluntaria Ideo dicendum quod sicut peccatum actuale est peccatum personae, quia .
.
.
per voluntatem personae peccantis committitur, ita peccatum naturae quod per voluntatem principii humanae naturae
commissum
est."
Deze konsekwentie wordt door Thomas Aquinas aanvaard.
Het
de menschelijke natuur die zondigt ten gevolge van
is
Adams
val.
aliquod
membrum,
rationem luntate tuit
„Videmus
culpae
.
.
quod actus peccati exercitus per
manum
puta per
ex voluntate
bominis
totius
.
.
.
vel pedis, sed ex vo-
Similiter a voluntate
.
humanae naturae,
principium
pedem, non habet
vel
manus
Adae, qui
tota inordinatio naturae
habet culpae rationem in omnibus ad quos pervenit, quantum ad hoc quod susceptivi sunt culpae. Et, sicut
actuale,
quod
membra per aliquem actum nale
trahitur
schen
kan van
taal,
wijsgeerige
Aquinas.
origi-
filosofische
premissen,
dit
is
volkomen
en ook uit deze voorstelling der zaak blijkt
ontwikkeling
en
het verstand van
Thomas
Lichaamsdeelen staan tot het lichaam, gelijk men-
tot de
menschelijke natuur. Een zonde van den voet
er zijn, al
de
peccatum
ita
singulos homines per actum naturae, qui
ad
zekere
verstaanbare
de
personalem,
"
est generatio
Gegeven
peccatum
peccatum personae, trahitur ad singula
est
kan de voet geen schuld hebben. Een zonde
menschelijke natuur kan er zijn,
al
kan de indivi-
dueele mensch aan het peccatum originale geen schuld hebben.
„Adam
derf bestaat
peccans vitiavit
humanam naturam;" welk
„amissio" of „carentia
in
originalis
quae orat primo homini divinitus collata" dere
gelijk
„collatie,"
katholieke
van
leer
men
den
weet,
„status
het
nale
„Et propter hoc
mensch.
peccatum"
,
die
zonde
natuur heeft aangetast.
,
is
est
namelijk
eigenlijke
van de
gelegen
is).
een wil, die van den
unum ,
justitiae,
welke bijzon-
(in
integritatis"
Zonder wil, geen schuld. Maar hier eersten
be-
tantum
origi-
die de menschelijke
„Ideo Apostolus dicitur: „„per
unum
201
hominem peccatum caet., non peccata/'" Voorts is bij Thomas de dood gevolg dier eéne zonde, omdat het verlies van de oorspronkelijk verleende „juslitia" mede heeft gesleept
verlies
het
kracht, die het uit zijn aard
die
suam
secundum naturam
supplevit
van
voor ondergang behoedde.
verderfelijke
potentia
„Quia corpus ....
incorruptibile
esse
non
potest,
quod deërat naturae humanae,
divina
dans animae virtutem continendi corpus incorruptibiliter." In
derde
de
plaats
wordt
33
quod etiam
videtur
wordt
bedenking
deze
de
Adam
Christus etiam originem ex ipse,
vraag
geopperd
—
Luc.3,
Maar
eo peccante, peccaverit."
met een beroep op
tuurlijke geboorte opgelost.
„Cum
:
traxerit, ut patet
Jezus' bovenna-
Niet lang geleden heeft evenzeer
een vrijzinnig vaderlandsch geleerde de bovennatuurlijke geboorte van Jezus onmisbaar geacht voor Jezus' zondeloosheid.
Nog
rust niet de onderzoekende geest van den doctor anHij
gelicus. schrijft
at in
hij
maakt
zich de taak niet gemakkelijk.
„Videtur,
openhartig, quod peccatam originale nou transe-
omnes: quia baptizati
peccato origiuali purgentur
a
per baptismum;et ita videtuL' quod non possint in posteros
peccatum
transmitterre,
non
quod
habent."
Men
vergeet
daarbij evenwel Rom. 7, 25: „Ego ipse mente servio legi Dei, cara e autem legi peccati. Homo liberatur a peccato originali, quantum ad mentem, sed remanet peccati infectio,
quamtum ad carnem. Homo autem non
mente carnales
filios,
sed carne
:
et ideo
generat
non transmittit no-
vitatem Christi sed vetustatem Adae." In al deze onderzoekingen begeeft Kalvijn zich niet. geest heeft een geheel anderen aanleg.
nauwlijks
stil.
Na gezegd
te
Bij
hebben,
Rom.
hij
den
zin der
plaats
alleen de erfschuld
Adam
wan:ie<^r ons
maar ook de erfzonde ita
wordt
verloren ging, ontvouwt
terstond in dier voege, dat
„Sunt enim qui contendunt, nos
Zijn
staat hij
dat wij de weldaad
van Kristus nooit beter waardeeren, dan uitgelegd wat voor ons door
5, 12
zij
niet
schijnt te leeren
peccato Adae esse per-
202
nuUa nostra culpa periremus,
acsi
ditos,
propagatum
En
enim
verder: „Ulo,
peccatum tarnen
Atque hoc
meretur. wel: „a
Domino
van
enkele
Quoniam omnes
naturalis pravitas
quam
maar
igitur
vragen
vele
corrupit
se
hij
cor-
zeker ver van
is
ter sprake, die
De exegeet
mag
Thomas
behoeft niet in eene
treden van den auteur dien
te
zijnen auteur niet een ongerijmd-
heid laten zeggen, dan nadat
heeft beproefd
hij
om
weg
haar
De menschelijke natuur bedorven, en niettemin
te
nemen.
de
mensch aansprakelijk voor hetgeen
natuur: ziedaar zeker een
Het
ultionem
Straks even-
toelichting ontbreekt. Kalvijn brengt
de
dogmatische rechtvaardiging verklaart,
et ejus
igitur(!) omnes, quia naturali
Aquinas had opgeworpen.
slotsom
Hij leest
„Cur omnis Adae
:
.
excedens, naturam nostram in
Maar nadere
evident.
is.
.
.
peccatum originale."
ruptione omnes imbuti sumus." Dit
hij
caet, ?
coram Domino,
est
est
Peccavimus
(Ad^,m).
geen
quasi
utero afferimus, tametsi non ita cito fructus suos
matris
edit,
w
i^'
:
imperio
mortis
(subjacet)
peccavimus." e
peccatum qui eins poenam luunt."
esse
de onvertaalbare woorden
dit in
posteritas
tantum
ideo
Atqui diserte affirmat Paulus, in ouines
nobis peccasset.
ille
staat
den uitlegger
geven
te
van
vrij,
hij
krachtens
is
een ongerijmde stelling als
maar het
zijne exegese,
staat
niet vrij, dit te doen, zonder te toonen, dat hij het
wustheid doet en niet
die
die loo:isch onbestaanbaar
stellinti:
ten gevolge van
hem
met
be-
aan
gebrek
eigen
scherpzinnigheid.
Den
schrijver
van den Brief aan de Romeinen
tuurlijk niet ontgaan, dat de
Adam
tusschen
geven.
en Kristus,
Uit dien hoofde vraagt
incixévu)fjL£v
rrj
offot é^a7m'
deze
ïva
ÓLfiapTi'a,
woordt dan verder,
vs.
misverstand aanleiding kon hij,
Rom
X^P^'^ nXsovdarj;
6,
1
fifj
re
:
ouv ipou/iev;
yv^otm.
met een wedervraag
:
^'
hij
de
volgende opmerking
van den kristelijken doop
:
(
vs.
4
)
ant-
Hij
a/voecre
XpcffTÓv,£i(T ToviMvarovauToiJ è^aitTtai^T^fiev:
vraag verbindt
beteekenis
ij
3,
het na-
hem getrokken
door
parallel, tot
is
Sri.
Aan
over de
truverd^tjuev ou v
203 Sia Toü ^aTTTifffiarotT sla tuv iMvarov,
aOTw
ouTwa
èx vexpwv dia ryja dó^fja roö Tzarpüa
wansfj
iva
fiac -^fista-
rjyépy^rj
Xptarha
xacvuTTjrc f^utfja
èv
nepnraTT^ffujfisv.
Om
den niet theologischen lezer in dezen ongewonen kring
van denkbeelden eenigzins
te oriënteeren,
licht te stellen.
Zij
van Kristus, wat
is
zij
het mij vergund
Rom. 6,
zoo kort mogelijk de hoofdgedachte van
1
-10
;
14 in het
deze: door den doop wordt de
dood
onze
dood.
werking
zijn zedelijke
Het lichaam, dat nog sterven kan,
betreft,
vatbaar voor den prik-
is
dat lichaam;
kel der zonde. Kristus sterft en verliest
is
dus
voortaan in een toestand, waarin de zonde geen vat meer op
hem
De onderdompeling
heeft.
een medesterven en be-
is
graven worden van den geloovige met Kristus, welke geloovige dientengevolge in een toestand geraakt, waarin
een
hij
—
De schrijver beweegt éXsó'^spoa- is ten aanzien van de zonde. Deze verzich hier in de geheel objektieve wereld der idee. zen
de voortzetting van hoofdstuk
zijn
daren zijn
door
Adam
Kristus.
storven
boven)
(zie
Adam
Door ;
per contagium
wij,
zijn
door Kristus, per
fTÓ/x^oata
:
en
rechtvaardigen gesteld buiten ons toedoen,
tot
zon-
zijn tot
ons toedoen, en wel door
buiten
gesteld
Wij
5.
,
(zie vs.
wij
wel ge-
5
)
levend geworden. Gelijk van den opgewekten Kristus geldt (vs.
9)
geldt van den gedoop-
ZOO
n^avarha aoroü ou xupceóec.
:
ten Kristen fVS. 14): dfxapria ou xupceóasc.
Aan den nis
kristelijken
toegekend:
een
uitgedrukt
10,
hl.
è'x^iv
De doop
^atvec.
Hij
blijven. (
bl.
526 ,
),
av is
zij
xaMmp
zou ^éXrioo
dus voor
verwijt
dat
kan misscMen
niet gelukki-
(Hom.
worden dan het door Chrysostomus
convalescentie, al weet
houden
laatste
527) geschiedde:
dp^yj yévotr
maar ook een prak-
of typische
ideële
Deze
tische beteekenis.
ger
doop wordt hier een hooge beteeke-
hij
yap mia
è'x^tv,
hem
oiiru)
xafivottn ro
xac
èm
rrj^
ixfj
x^^po"^
xaxïaa
truy.'
het eerste oogenblik der
zeer goed dat „rechutes" mogelijk
namelijk
tien, twintig
den Kristenen van
zijn tijd
dagen na den doop zich goed
maar dan weder terug plegen
te vallen in
hunne
204 Al
ongerechtigheden.
vroegere
wat Chrysostomus
verder
over onzen tekst in het midden brengt, draagt evenzeer een
Het
zuiver stichtelijk, parenetisch karakter.
om
sluitend
doop
er
is
hem
uit-
doen, het licht te doen vallen op het nieuwe
Aan
van den Kristen
leven
den
te
hecht
die typische
blijkbaar niets
hij
beteekenis van
maakt
hij
:
er
bij
zijne
vermaningen geen gebruik van. Geheel anders Thomas Aquinas. De Vulgata, die
„An
heeft:
sumus
ignoratis
in Christo
in morte
Jesu,
quicumque
quia
fratres,
,
noratis
den grondtekst
hoe
zeggen,
ons
methode.
xichtige,
„baptizari
zulke
uitdrukkingen
duistere
in Christo" (of „in Christum") acht
19).
12).
8,
hij
schijnt zich te
dienovereenkomstig tizati
sumus, id
.
.
.
-
Secundo, per invocationem
Tertio, in Christo
.
houden aan
zijne
vertaling
4,
„In morte ipsius, id est per
elkander.
en verbetert
„in morte ipsius bap-
staan
quasi
ip-
nobis repraesentantes Maar toch laat hij er op volgen: virtutem mortis ejus." De beide
in
iO; Gal. 6 17)."
verklaringen
dit laatste :
Jesu, id est
(Gal. 3, 27)."
est in similitudinem mortis ejus,
sam mortem Christi (2 Cor.
onderschei-
van onzen tekst,
quadam conformitate ad Christum Jesum zelf
hij
als
Uno modo, secundum institutionem
intelligitur tripliciter.
Jesu Ohristi (Matth. 28, Jesu Christi (Act.
kommen-
ons reeds bekende, zeer voor-
zijne
Bij
alleen de
opgevat. — Thomas
3 hebben
vs.
zij
dene opvattingen mogelijk. „Quod, zegt
Hij
ig-
wordt deze er niet
al
Van beiden kan dus
van Aquino volgt weder
in
„Num
:
?"
Kalvijn geeft daarme-
terug,
letterlijk
verstaanbaarder door. taar
sumus
quod quicunque baptizati sumus in Christum Jesum,
in mortera eins baptizati sumus?" de
volgt,
baptizati
ipsius baptizati
Kalvijn verbetert, op het voetspoor van Erasmus
hij
evenwel
bij
hem
niet scherp tegenover
De gelijkheid is de gelijkheid, niet aan een bijzonmaar aan een type. Die gelijkheid is dus oorzaak,
der
feit,
in
zoover
het
ideële
naar dat type vormt
:
type de oorzaak
is
van hetgeen zich
„Sicut igitur eins morti configuramur
205
quantum peccato morimur,
in
mortuus
ipse
sic
est vita (heeft'
mijne uitgave; ik lees evenwel vitae) mortal i, in qua erat
En
similitudo peccati."
„Ergo
omnes qui
Opmerkelijk est
quod
de natuui-lijke gevolgtrekking luidt:
baptizati sumus, mortui
daarbij
is
sumus
mededeeling:
zijne
baptismus
in sabbatho sancto solemnis
peccatis."
„Et inde etiam celebratur,
(den Zaterdag vóór Paschen)."
Men zal
verwachte
aangrijpen,
operatum
Thomas Aquinas
dat
niet,
om
ontvouwen.
te
Hij
deze gelegenheid
van den doop
karakter
het
hij
van
het
hij
„Omnes
konklusie van Thomas:
sumus peccato;" beweegt
:
„Conveniens
quantum ad mortem
zich,
6,
3 geene
de kracht
hij
licht stelt.
De
qui baptizati sumus, mortui
als
de tekst
zelf,
in de objek-
Anders toch had Thomas niet kunnen
tieve wereld der idee.
schrijven
omdat
dood van Jezus, in het
den
type,
alleen gewichtig
is
geweest,
zijn
De doop heeft Hom.
het had gedaan.
magische kracht;
opus
zegt er geen woord van.
Het zou dan ook inderdaad een exegetische fout indien
als
est ut
illi
qui couformantur Christo
in baptismo, conformentur etiam resur-
rectioni eius per innocentiam vitae."
Terwijl ook
Erasmus
schrijft:
„per baptismum inserimur in
corpus Ohristi mysticum," bevreemdt het mij, dat dit
heel niet tot zijn recht komt.
volgende verklaring
:
profligandam
„Haec autem
resurrectio
:
naturae novitatem
:
est doctrina,
quod mors
extinguendam
vero, ad suscitandam melioris
quodque per Baptismum
inis.tius
gratiae participationem cooptamur^' Het ke, zijn
waar het op aankomt,
De
en onzen doop
is
indirekt ontkend:
non
is
in
eigenlij-
hier blijkbaar niet getroffen.
de laatste woorden te duister,
nen ophelderen.
Kalvijn
Hij geeft geen andere dan de
Christi efficax est, ad nequitiam carnis nostrae
ac
bij
den dood van Kristus in het ge-
van
typisch karakter
om
parallel tusschen
iets duisters te
Ook kun-
den dood van Kristus
verloren gegaan, ja wordt in het volgende
„Non
omnibus apparet
refert
quod
baptizatis,
ista virtus
nam
suo
(Baptismi)
more Paulus,
206 ad
quia
Nam
signo conjungit.
ander
en
wordt
niet
zich
et effectum
eorum Naar
niets ter zake.
die interpretatie
de doop teruggebracht tot
voor ons aan het
hem zeggen: „Haec autem maar, ik bid
van den auteur, had deze iets
eenvoudiger
auTw
dca
van
exegese
zijne
kan bewegen,
licht.Bij
4 hoorden
vs.
enz.
men geneigd
(zie
zijn
wij
het zoo
Kalvijn te
indien dit de „doctrina" ware
u,
zijn leerbegrip
kunnen uitdrukken.
rou ^anrcafiarotT
gedeelte van den
dit
est doctrina,
even aangehaalde)." Maar, zou antwoorden,
ratum
Dit een
Een zinnebeeld kan men missen. Dat Kalmet den schrijver van den Brief aan de Ro-
geheel
Brief telkens
externo
sanciri et
symbolo offert."
in het objektieve, in de wereld der idee
in
treedt
fide
visibili
geloof de hoofdzaak,
het
meinen
hier
doet
een zinnebeeld. vijn
scimus
Dominus
quicquid
esse
sermo, substantiam
est
fideles
i^dvarov
si? ruv
toch waarlijk wel
Door dat
aov^Tdf-rjUBv
moet dus een inniger
kennen gegeven tusschen Kristus' dood en bevrijding van de macht der zinnelijkheid door den
verband onze
zijn
te
doop, inniger dan opgesloten ligt in dat „cooptari in Christi gratiae participationem."
even weinig weg mede
:
Huig de Groot, het
„Immersio
imaginem gerebat sepulturae" hem:
„ad
zijn?
repraesentandam
mag
Waartoe
is
waar, weet er
totius corporis in flumen,.,.
rw Mvarov beteekent bij etiam ocülis Christi mortem." sca
;
zulk een „repraesentatie" wel noodig geacht
Van Hengel
heeft
de
fout
van de Groot vermeden
door zich aan de interpretatie van Thomas Aquinas den. hij
noemt hem evenwel
Hij
hem
blijkbaar
vero V. D.
niet kent.
rem acu
Hengel
sed
om
..
te
hou-
de goede reden dat
Van Hengel
tetigerunt,
non similitudinem, monuerunt."
niet,
schrijft:
qui verbis
auverdcprjiisv aurüj
communionem
Meer kan men van een exegese
„Rursus
significari
als die
van van
niet begeeren.
De miskenning van het verband tusschen Kristus en den mensch
als
tusschen
de
(platonisch opgevatte) idee en
de
Nergens komt
dit
werkelijkheid moet zich telkens wreken.
207 verband duidelijker uit dan cap. hebben:
te
«
nalaiba ijfi(3v
7, 4.
Na
cap. 6, 6 verklaard
avi^pionoa aovsaraoptói^T^ enz."
(waarvan
hominem dicit quia eius virtute confici-
Kalvijn alleen weet te zeggen: „hunc veterem
affixum
esse t
U
r")
cruci Christi,
heet het cap. 7
,
Toü
tTüt/jLaroc
XptffToö.
Jezus gedood
is
zin is deze
der
rw
xar u^isïa êi^avarMyjTS
:
De
zijt gij
is,
chaam, dat (typisch)
4
,
Wet
:
vó/ULW
dca roü
daar het lichaam van
gestorven, want
gij
zijtdat
li-
de zondige menschheid. Thomas Aqninas
geeft dien zin goed aan
„per hoc quod estis
:
facti
membra
cor-
simul cum eo mortui et sepulti... estis." Zoo begrijpt men ook, dat de auteur geen futurum gebruikt.
poris Christi alleen
Maar Kalvijn „Oportuit conscindi chirographum quo tenebamur obligati chirographi inductione liberati Hujus sumus in corpore Christi, dum cruci affixum est.'' Dit is :
.
.
.
.
.
.
geen e:xegese meer. Alsof hier van Jezus' kruisiging en niet van
uitsluitend
affixum
esse"
zijn is
sterven gesproken
hier volmaakt
storven lichaam van Jezus
Om
onverschillig
het ge-
het hier alleen te doen. Kalvijn
is
zich in het geheel niet de vraag te hebben gesteld:
schijnt
waarom een het
Het „cruci
werd.
auteur, die volgens
van
kruis
Kristus
hem zeggen wilde:
door
verlost van de vervloeking
gij
zijt
der Wet, schrijft: door het lichaam van Kristus
gij
zijt
der
Wet
gestorven. Dezelfde opmerking treft ook de aanteekening
van
de
„Nam
Groot:
hkXd
dca rou i'^avdr oo
vereenzelvigende (Hom. 12, *)
geeft,
onwillekeurig
taalt zooals
„Hoc
.
ii^avarwff-qTS
.
en
bl.
est
,
afvrijkende
van
546 A)
zijn
tolleretur."
ou yap ó-izlüa dnrjXXdYTjTt,
yap,
<prj<Ti
en volkomen
,
dca too
te recht,
*).
Als curiosum doe ik opmerken, dat Kalvijn
verklaring hij
.
hier blijkbaar Mvarog
fftófxaTOff,
:
inter cetera, et
imperium
illius
Chrysostoraus had reeds geschreven (prjatv,
mors
Christi crux et
hoc a Patre impetravit, ut legis
bij
vertaling,
Rom.
7,
5 een
maar waardoor
den tekst op gelukkige wijze verbetert. Hij ver-
de Vulgata en onze Staten-overzetting, maar verklaart:
Lex
in
nobis excitabat pravos affectus "
reeds goed voorgegaan door te schrijven
:
Erasmus was
„ut intelligas
Legem
ex-
208
Van Hengel
heeft te recht begrepen, dat de hoofdzaak hier
„coramunio mortis." Maar het valt
de
te
betreuren, dat
is
hij
deze juiste opvatting weder eenigszins hare scherpe bepaling
ontneemt,
door
er
succurrendum
sic
„Ergo breviloquentiae
voegen;
te
bij
per corpus Christi addamus
ut verbis
est,
,cruci atüxi.
Wanneer Kalvijn persoon
en
het
dat typisch en ideële karakter van den
leven
van Jezus in den Brief aan de Ko-
meinen gelezen had, zou weest
op
gelijk
zij
misschien van invloed
dit
behandeling
zijn
in het
bekende negende hoofdstuk van dien Brief
wordt ontvouwd.
mogen
Wij
deze vergelijkende Studie niet
ten einde brengen zonder de beide leeraars,
citasse
peccandi libidinem."
ra
rou
dia
vó/int)
Chrysostomus de
schrappe
yacvó;j.sva
:
Groot overneemt,
geeft
xara of dca voor ~ov
Dat
—
vófxov
per Legem, ofschoon
ra.
yvojpc^j/xsva
ij
Thomas Aquinas
wel de ware lezing
zal
men dus
Dan (bl.
is
546 D), die ook Huig
Omgekeerd weigert Kalvijn in vs 21 plaatsen en met Erasmus te vertalen
te
alleen iets van dien aard eenigen zin geeft
aan dezen zeer bedorven
tekst.
—
Het spreekt van
Kalvijn geen eigenlijk gezegde tekstkritiek
zelf,
dat wij
mogen verwachten.
daarom mocht een der weinige zwakke beginselen daarvan blijven.
Men
nomen Legis diunt xara
is
hier niet
heeft dus destijds reeds iets van de moei-
in
proprio
vel dca."
aanvaarden,
Kalvijn
Men
en
de
sensu aecipiunt multi interpretes,
—
Wanneer men
m3n
zich
als
subau-
hoe de exegeten nog
ernstig voorwerp van verkla-
niet
verwonderen, dat ook
bij
Groot het blijkbaar korrupte geexegetiseerd wordt
werken van ten Sande Bakhuijzen en van Manen.
het voortbestaan eener zekere goedaardigheid
getuigt
digd
kan
ziet,
herinnert zich de geestige voorstelling van Michelsen in zijne
recensie van de
Van
Ka-
de vorm, waarin Kalvijn het ons mededeelt": „Quia
heden ten dage bedorven teksten ring
bij
Juist
lijkheid gevoeld, die voor ons vers 21 onverstaanbaar maakt.
rakteristiek
In
zijn.
de aanvulling van
ledere soortgelijke aanvulling
niet noodig.
eene tautologie.
onvermeld
ge-
zijn
van de leer der Uitverkiezing,
bij
de exegeten
de belangwekkende dissertatie, onlangs te Utrecht verde-
over de tekstkritiek, toegepast op het vierde Evangelie.
1209
en Kalvijn over dit hoofdstuk
kenmerkende
exegeten
twee
de
bij
hebben gehoord. Alleen het
te
mag
hier
een plaats
vinden
— zoo begint Thomas
In het voorafgaande,
ting van hoofdst. 9
geven en
—
,
,
die wij hier zeer verkort
pogen terug
te
in het voorafgaande heeft Paulus de onmisbaarheid
kracht dar genade betoogd, en
de
zijne uiteenzet-
hij
begint nu
te
on-
derzoeken of die genade alleen door goddelijke uitverkiezing
geschonken dan wel op grond van verdiensten, door voorafgaande goede werken, wordt verworven. Aanleiding hier-
wordt
toe vindt
in de verwerping
hij
van het joodsche volk en in
Die verwerping moet beschouwd
de roeping der Heidenen.
worden in verband met het karakter van de oorspronkelijke waardigheid der Joden. Reeds die waardigheid was het gevolg van Gods uitverkiezing („ostendit quod hujusmodi proveniat
dignitas
De stond,
8,
iv
aapxl.
12
te
ook
blijkt
Eom. TTj
van
kunst
uit
ex electione
doen
Immers, dat
men onverstaanbare
alsof
hier telkens gebezigde
de
(misschien te lezen
m
divina").
y.ard adpy.a
^ij-^,
teksten ver-
kommentaren
apa om, aüzXfoi, dmïXsTs,
:
gelijk, ik
behoef niet
niet
bij
o>t£? fih
zeggen de
te
van welken filoloog vond, aan wiens kritische virtuositeit de
hand
theologische exegeten reeds veel verschuldigd
gebruik van den
2'ier.
maakt dat
ika^Bzt)
pers. plur.
van
iö-.aèv
vs.
(C'-^tc.
zijn.
Het voortdurend
fiéXXsra, êavaroürz,
Zr,
—
12 reeds, zeer verdacht.
Van
tekstkritiek hier verder zwijgende, vermeld ik alleen nog wat Kalvijn zegt
van Eom.
9,
5*^
:
„Qui hoe membrum abrumpunt
contextu, ut Christo eripiant
tam praeclarum
a reliquo
divinitatis testimonium,
nimis impudenter in plena luce tenebras obducere conantur.'' Zelfs
met
de
lezing:
oq ècrrcv, vat
reeds op als doxologie {dvs^ór^as
evenzeer
als
Erasmus:
„hic
Chrysostomus /J-éya,
607 D) den tekst
(bl.
xac scTzav enz.).
— Huig de Groot
locus non est eiEcax ad revincendos
Arianos, quando nihil vetat quo minus ad Patris personam referatur. qui contendunt
Itaqiie
aperte
dici
fidere,
aut
templati
ex
hoc
Deum, aut videulur
loco aliis
evidenter
nihil ingenii tribuere Arianis, aut
sermonem Apbstoli."
evinci
,
Christum
Scripturae testimoniis
parum
parum
attente cont
4
210 de
reeds
geboorte
medebracht,
waardigheid van zelf
die
omstandigheid, dat van de twee
van de twee zonen van
gelijk
Israël
van de geestelijke zegeningen van Abra-
(Jakob), telkens éen
ham
de
uit
blijkt
Abraham,
van
zonen
Abraham
uit
bleef uitgesloten,
telkens slechts éen kind der belofte
De Apostel verwerpt daarmede de dwaling der Pelagianen „qui dicunt secundum merita praecedentia gratiam dari, is.
cum tamen scriptum
hominum ritis
sit:
,,„Non ex operibus enz, (Titus
3,
en niet minder die van Origenes, „qui posuit animas
5)"";
simul
cum
angelis esse creatas,
eorum quae ibi egerunt bene secundum quem non
vel male, diversitatem
vitae sortiuntur,
hic dicitur:
„„Cum nondum
quod pro me-
et
posset esse
verum quod
aliquid mali vel boni egissent.""
De goddelijke verkiezing van iemand geschiedt dus niet „qu ia 1, 4).'" Van die godde-
sanctus erat, sed ut sanctus esset (Efes. lijke
verkiezing zegt
ons de hoofdzaak videlicet electio
—
:
Thomas nu
,
quae quidem
ferunt ratione.
Nam
— en hierin
ligt
voor
„Tria ponit in Deo pertinentia ad sanctos,
electionem, per
Dei
verder,
quam
intelligitur praedestinatio et
realiter sunt
idem
in Deo, sed dif-
ipsa Dei dilectio dicitur
secundum quod
bonum alicui absolute. Electio autem dicitur secundum quod per bonum quod alicui vult, cum alteri praefert. Praedestinatio autem est secundum quod hominem dirigit in id Voluntas bonum quod ei vult, diligendo et eligendo er eatura; omnis boni quod est in Dei est causa et ideo bonum per quod una creatura praefertur alteri per modum electio nis, consequitur voliintatem Dei, quae est de bono illius, quae pertinet ad rationem dilectionis. Sicut autem dilectio de qua hic loquitur, pertinet ad aeternam Dei praedestinationem, ita etiam odium de quo hic loquitur, pertinet ad reprobationem, qua Deus reprobat peccatores." Opdat er geenerlei misverstand voegt Thomas er nog bij „Nee est dicendum quod ista zij vult
.
.
.
:
,
reprobatio
.
sit
temporalis, quia nihil temporale est in volun-
211 divina. sed est ab aeterno;" en later,
tate
nifestuni
enim
est
quod
potest
nihil
bij
poni
15: „ma-
vs.
ut ratio prae-
etiamsi accipiatur prout est in Dei praescientia"; eindelijk quod
destinationis
effectus,
18: „Sic ergo intelligendum est „„Oui vult miseretur""
bij
VS,
SC.
per
suam
praedestiuationis
est
suam misericordiam etc; „„Quem
justitiam: quia
vult indurat"", per
quod indurat hoc meren tur ut indu-
ilii
rentur ab ipso".
Ik
verder
behoef niet
hetgeen
Rom.
in
derve betrekking heeft, dien
aard, dat
te
gaan: Thomas' opvatting van
9 op de verkieziug ten leven en ten ver-
hij
volkomen ondubbelzinnig en van
is
aan Kalvijn
al zeer vreinig
te
doen heeft
overgelaten. Het verschil tusschen de leer der praedestinatie
en
reprobatie
den doctor angelicus en diezelfde leer
bij
Institutio
Kalvijn, gelijk wij deze laatste reeds uit zijne
kennen,
in
is
nog de volgende uitspraak aan
*)
Ik haal
mijn oog volstrekt onbeteekenend.
overvloede
ten
bij
uit Kalvijns
kommentaar. het niet alsof wij
Is
op
11
VS.
bij
electionis
Thomas
zelf
hooren,
deze wijze samenvat:
firmitudinem
nostrae
als
solo Dei proposito esse
in
conclusam: nihil hic valere merita, quae nihil
tem possunt: non solam
Dei
verbo
Dei
regnare.
contrarium dogma,
vel reprobare".
nisi in
respici dignitatem, quae nulla est:
benignitatem
dignum
gratia sua
Kalvijn alles
„Habemus ergo totam
Ook
vel
Proinde
falsum
zich
den
stellen.
Nog
verum est,
ita vel eligere
elders heeft hij het tegen de „sophistae",
eens: wie
hij
niet tevre-
ook met dien naam bedoele,
den g-rooten leeraar vau het Katholicisme had Kalvijn op gewichtig stuk zijner hervormde leer
als zijn
*)
dit
broeder moeten
Maar onze Johannes kende dien Thomas niet! behoef niet te zeggen, dat Huig de Groot het harde
erkennen. Ik
ac
Deum, prout unumquemque
indignum praevidet,
met de „simplicitas" van den Apostel
die
mor-
Zie m.
Studiën over Johannes Kalvijn,
bl,
180.
212 leerstuk
der dubbele verkiezing niet lijden kan, en
ook
Eom.
in
9
en
daar
kommentaar op
dat
hier
vrij is
ij
te exegetiseeren viel.
yap
htj-ü)
yev^yj^^évTwv, iiijdè
;
enz."
Deum
non
populo
operum legalium,
aut
idolatrici
weg 11
hoofdstuk
xaxöv;
aan: „Quid hoc portendit?
credentem
iets
slechts. Bij vs
dit
hetgeen reeds het
stof,
— een vers, waarover Erasmus weder het stilzwijgen te bewaren — teekent de Groot
Kpa^dvTojv r\ dyad-uv
eens zoo
lang van
eenigszins
vermoeden wekt, Een paar proeven
dan
gepredikt vindt. Hij, gevroonlijk zoo
niet
kort en bondig, wordt in zijn bier
liet
itidem praelaturum populum
credenti
,
.
nulla habita ratione
.
quae
Judaei fecerant, aut cultus
Hoe zonderling
toch, in de vermelding van
Jakob, die nog niets beeft gedaan en toch verkoren werd, lezen
God een volk verkiest, dat wel iets gedaan heeft, Hoe zonderling, niet minder, in „niets verricht
dat
,
geloofd.
nl,
hebben" Wet'''
„niet verricht hebben van
te lezen het
Bij VS. 18 Sv êè Sékc,
!
te
ax/Lripuvsc,
werken der
door Erasmus evenzeer on-
„Deus
besproken gelaten, geeft Huig de Groot
dit ten beste
Pharaonem,..
qualis esse, ostendit
si vit
servando .... vivum
duriorem
fieri,
molliusque
,
ac,
eum
:
quam me-
tractando,
rebatur, ut postea tarditatem supplicii gravitate compensaret."
De humaniteit strengheid die
won
het
bij
Huig de Groot van de ge-
exegese; volkomen gelijk
der
bij
Chrysostomus,
evenmin besluiten kan de onvoorwaardelijke uitverkiezing
De voorbeschikking wordt bij hem eenvoudig tot voorwetenschap, juist hetgeen Thomas van Aquino uitdrukleeren.
te
veroordeelt; waaruit blijkt, dat
kelijk
Kerk
heilig
kan
zijn
in de katholieke
en theologische dwaling aankleven, daar
S. Thomas onmogelijk beiden waarheid De eerstgenoemde schrijft: (Hom. 16 p. 611
Chrysostomus en
Ö.
kunnen
leeren.
E)
èxsho eiêÓTS? ure rb (mooSa^ufievov
Tjv
men
,
:
.
.
.
dtddqac dca zdvTwv twv
Alsof êvTsiji^sv
het
ydp
daarom
T
OTC rolxr
fxaxapda
d^cova ó
Uaókw
,
otc ou fióvov did tuv rpÓ7:ov
scva: rrja dpSTrja
touto
'9£ucr oTóe pLÓvoa.
doen ware! Straks (aldaar,
te
/lav^dvofisv
dXXd xal dcd tö a^co:
£ipv]fj.évtüv,
Trj
p.
612 C)
yevvrjaeuxr,
toü yeyevvrjxóroa oi Ttaïdsa xaX-
213 oövTat
moge
400)
bl.
geeft eene exegese, die uit deze zijne vertaling blijken
essent
(quum nondum
minor
esset),
his
nati
altero
alteri
patrassent) deliberatum
praeferendo cepisset, ab
exorsum, neque ex operum consideratione, sed
initiis
sortiri
bonum malumve
quod
consilium,
voluntate
Vocantis
„Priusquam enim gemini
:
partu apparuisset, uter maior, uter
e
aut boni malive quid patrassent, ut postquam
essent et
nati
illi
Dei
moeilijk zijn auteur
het aangezicht weerspreken.
in
Van Hengel (II,
Een exegeet kan
ixecvou.
Ttaiöea
meer
repetendum,
e
utraque in gente effectum
non desineret, Rebeccae dictum
Natu major sub-
est:
est,
comprobatum secundum eflatum Dei apud Malachiam Jacobum amore,
sed
Esavum
jectus erit natu minori: atque hoc postea eventu :
odio
habui,
e.
i.
Hij
declaravi)."
„Deum
vindt
me amare
amavi
et
et odisse
dan ook deze leer gepredikt:
hier
oraculo, cui eventus responderit, ante Esavi et Jacobi
suum, quo ad communionem secum
habendam alterum prae
altero
elegisset,
quod aliunde
et
ex sua voluntate non penderet, consilium etiam apud
fratris
utriusque
ad
sortiretur is
(re in facto posita
utriusque distinctione
natales edendo fecisse, ut
quam
sum
odio prosecutus
sobolem.
Edomitas,
Israëlitas et
zeker volkomen verstaanbaar,
effectum
Van Hengels
usque nepotes."
ultimos
latijn
maar wanneer men, na het
gelezen te hebben, dea griekschen tekst overleest, kan
men
terugvinden.
Bij
zijn
zin
het
in
Van Hengel geven.
den
een volk
Waarom
stamvader
echter
die
om
leert de auteur,
van
toestand
oorspronkelijk
heet
van
leer
het
erkent
hangende
taal
men aan een
:
Omdat God Zou men nu
dat
van Rom.
9,
perikoop,
die op deze
ol e? 'lapa-^k, ouTot Iffpaijk?
immers de
liever,
een
de zedelijke
stamvader ge-
volk verkoren had.
verwachten in
eerste stelling werpt
zijn
Tdv Vaxw,? f/d7:y]ffa?
wijze aanvangt: ou yap Tzavrza
exegese
kort te gaan
met dien van
is
dat
moeilijk
hij
8
laatste
van
— 13
omver Eene !
die volstrekt
niets begrijpt.
De
eerlijke
onsamen-
Wat
heeft
uitlegging, die geen redelijken zin kan vinden
214 dan
door den auteur te doen zeggen, dat een volk als aapxua geliefd
T^
oogenblik
een
voren heeft gezegd dat Hij
te
schen hoedanigheid van rsxva
Maar welke u
dogma vinden Eom. 11
exegeet, die een
zhua
d-tha
r.dvzaa
dizd^stav,
ela
Chrysostomos (Hom. 12
schrijft
der
men-
aapxua van iemand te
Ti)a
doet het niet op zijn beurt! Bij
yap
om
zijn,
bekommert.
zich niet
wil,
tsxvo.
een God, van wien dezelfde auteur
bij
is
üfieïa rj~si^%7jaa7é, cpriaiv, ol e?
p.
ïva
652
of verwijderen ,
32
auvéxXecas
roua Tcdvraa
D
en E)
iXsT^arj ^)
êTzscdi)
:
-^ap
rrora, Trpoa^X'^ov ói 'louSaioc. -KaXtv
i<9vt5v
waTiep ouTOi rjneu^rjaav, Trpoarjh^sre Vfieta. oo fiévTol è\a téXoa dnokoövTa:.
avvsxXec'ae
yap Toua ndvraa
dnédec^ev dnei^oüvras, ohy
ha
sla dTrec'^ecav 6 ^sva, rovTéartv, ijXey^ev,
iis(vu)atv d-KSt^oövTS.a,
dkX
Tva
roua ézépöoa
did TTJa éTepiav awarj (pcXovEtxi'aa, rovroua di ixetvwy, xdxetvoua dcdrouTwv."
Ook
de Groot
„modo
:
modo illos bonis adficit, ubi crediomvang van dat roua Ttdvraa in het
hos,
derint:" waarbij evenzeer do
midden wordt gelaten, ofschoon toch hoe ndvraa in het eerste
kan hebben dan
lid
in het tweede.
gezind was, dat woord
te
niet licht valt in te zien,
van den zin een andere beteekenis
Dat Huig de Groot evenwel
eng
te
niet
opvatten; in elk geval niets
omtrent het eeuwig verderf van een deel der menschheid wilde beslissen, schijnt wel te blijken uit zijne aanhaling
genes
^lac'
I
rrja
Ttepl
Ttvsa
ecpfioi
xac dxoXovOtai a<paTot xal dvexdcrjyrjTol
xard raa dv^putncvaa (puyda èiatpópoo ouovofiia?.
Erasmus
non omnia.
8ensus
„zoba
schrijft
idem
ydp
van Ori-
nisi
est,
hetzelfde
Ttdvraa,
quod
bedoelen
als
id
est,
omnes,
omnia
vehementius est"
Thomas Aquinas, waar
Zou
hij
deze zegt:
omnium, Domiue, quod quidem non est extendendum ad daemones, secundum errorem Origanis nee etiam quantum ad omnes homines sigillatim, sed ad omnia genera hominum. Fit enim haec distributio pro generibus singulorum." „Misereris
,
Men
ziet,
dat de stelling gekleed
is in
den vorm minder van
een dogmatische dan van een exegetische opmerking. Dit *)
Kalvijn en Erasmus hebben beiden „ut misereatur
misereretur."
;"
is
Beza, „ut
215 ook ten deele
men
geval
liet
Kalvijn, die evenwel niet vergeet,
bij
zou bijna zeggen, met een zeker welgevallen er
voe-
bij te
gen: „Porro nimis erasse delirant, qui hinc colligunt omnes fore salvos": een zonderlinge manier om over de eindelooze
verwerping van natuurgenooten
Ook
meinen komt het een en ander en toelichting behoeft
mentaren nog
spreken
te
in het praktisch gedeelte
I
van den Brief aan de Ro-
voor, dat alleszins uitlegging
en het ligt voor de hand, onze kom-
,
een paar teksten op te slaan, die ernstige moeilijkheden opleveren.
Rom,
bij
1: Sca
12,
rui''
olxrcpuwv rou
Wat
i^sou.
dca in
dit
verband ? Chrysostomus (Hom. 20
alsof
hij
het
Tt3v
Too
olxTcpfiwv
TTjpiav
imtdrj
begrijpt:
rt<3-£a<Tiv,
^soü,
auToutT aioéa&rjTS
Men
de auteur geschreven had,
Thomas Aquinas
ben gevoeld: is,
[iupt'a üficv .
.
.
xac
.
B .
.
en C doet dyaM d:Kb
yap auroi
ttjv
door
van de moeilijkheid
schijnt iets
wanneer
geeft, gelijk meestal
hij
roórwv
ZOU dan eerder verwachten, dat de oar^yo^o: smeeken u
:
ixe-
mij. heb-
te
dit het
geval
ook hier de keus tusschen twee verklaringen: „Per mise-
ricordiam
per
Dei,
cousideratione
monemur." delijk
„Per
bij
quam
divinae
r.apaaT-fjaai
Tzapaxakdj
se.
zin is
aangesteld,
commissi."
quod
facere
beteekenen kon, dan moesi
dit
te
verbinden
behoort.
.... Et ideo ex
debemus
dtd
misericordiam Dei, id
misericorditer
salvati estis
misericordiae
Gesteld, dat
met
toch
het
De
ra
de kracht van
656
p.
ïva fiTjdsv dvd^cov aoTuiv izcoscirjfft^e. dia auriSv ouv
TtapaxaXii), èl vjv icó^rjzs-
—
yap
is
zijn,
terwijl het dui-
tweede verklaring luidt
Zijn
est auctoritate apostolatus
mihi
Dit ^eeft zeker eenig licht meer.
dan deze: door de barmhartigheden Gods ben ik gerechtigd,
geroepen
Kalvijn teekent het volgende aan
:
u
te
vermanen
enz.
„Quemadmodum enim
—
phi-
losophi priusquam leges ferant de moribus, de fine boni dis-
serunt
et fontes
officia
eruant ac derivent:
omnes zooveel
virtutum inquirunt, e quibus postea omnia
sanctitatis
zeggen
partes
als:
ita bic
principium
defluunt,"
statuit,
Bij Kalvijn wil
op grond van. Het kan wel
quo
e
dus
zijn,
Sta
maar
216 hoe
het
van
dit
bewijzen? Huig de Groot schijnt het vreemde
te
voorzetsel
meervoud
het
niet
hebben getroffen. Hij verklaart
te
maar
ohripiiol,
Erasmus
laat evenals
on-
diè.
besproken.
Het tweede, dat vereischen,
in ditzelfde
cap. 12,
het voorzetsel in de samenstelting
is
Chrysostomus en Thomas hebben Groot voegt er
vertalingen
in zijn
est
Voorts êua(w^
j'va
iiri
na
„ut sistatis,"; geen van de drie
het
stellen"
altaar
wordt opge-
kommentaar zegt Kalvijn: „in
ad Mosaica
quae ad
sacrificia,
vojiiarj
Waartoe
^üaa-j.
Erasmus
levend.
ver-
Erasmus door „ut
;
eo allu-
lam-
altare
conspectum exhibebantur."
in Dei
quam
exhibeatis"
door
van „naast
Maar
quidem
„ut
:
Thomas van Aquino
recht wedervaren aan dat -apk^ waardoor
laat
gedachte
wekt. sio
door
-apaaz-rjcai.
op gelet. Huig de
er niet
aliter itpoafépziv.
:
Kalvijn
praebeatis";
de
bij
Tzapaarriam
taalt
opheldering zou
1
ut:
zegt
xaTaafd^ai
Alle offers zijn
dit adjektief ?
Chrysostomus,
niets;
xsleüei ra awfiara.
romeinsche Kristenen geen beeldspraak?
vrij
triviaal:
Verstonden dan
Ernstiger poging
Thomas Aquinas als hij Maleachi 1,14 „Maledictus... qui votum faciens immolat debile
tot opheldering doet
aanhaalt:
Domino
!"
Kalvijn
significat
pellans, tata in is
en voortgaat
:
„Et propter hoc
dicit „viventeni".
daarentegen geeft weinig licht: „vivum enim apnos
ea lege
Domino immolari,
ut
mac'
priorevita, in vitam no^^am excitemur". Het
nobis
een raadsel, hoe Kalvijn
dit alles
in Cwo-av leest.
Huig
de Groot maakt het niet beter: „Judaei offerunt corpus mor-
tuum". Wie heeft daar zelfde:
èxer^Y]
Het derde niet minder van
zelf.
En
{yj
rwv
ooit
van gehoord? Chrj^sostomos zegt het-
loudaïu)'^ Ouaia) -h TS'^u,ué>o>
adjektief, dat de
nieuwe
duister
Van een
:
sudpstTzov.
euaca
'^sxpuv iva~é^7jvev.
moet bepalen,
indien niet: hoe kan het van ons
hangen, of het
offer
Gode welbehagelijk
dit adjektief natuurlijk
die leest alsof er stond
wel :
iets te
een
offer,
is
duacd dyca spreekt dit -a/?a
zal zijn
?
Er
is
van
maken. Zoó Chrysostomus,
waarvan men van
te
voren
217 weet, dat
Psalm
liet
51,
Gods aangenaam
zal zijn
(met aanhaling van
Evenzoo Kalvijn: „docet gratum acceptum-
19),
que Deo esse nostrum studium." Gelukkiger schijnt
Thomas Aquinas,
die Leviticus
omnia adolebit sacerdos super
al
weder
13 te pas brengt: „Oblata
1,
altare in holocaustum, et
odorem suavissimum Domino/' Huig
in
de Groot her-
innert evenzeer aan dezen tekst uit Leviticus.
Een nieuwe moeilijkheid
ligt in loYixfiv Urpstav.
Waarom is
het offeren onzer lichamen juist een godsdienst, voorgeschre-
ven door het verstand? Ook hier laten de uitleggers ons in
den
steek.
Op
Chrysostomus
de vraag ^
wat ons even wijs
êiaxovïa,
„cum
nentiam,
maar ook
justitiae."
beuzelt, als hij schrijft: „ut intelligas
zelf
ac rationis
compotem," vindt
dat aan het begrip
polemischen
zijn
gen,
quem
ipse
:
niet meer,
is
Erasmus, die
victimam vivam
dieu
hij
ri-
heeft in elk geval begrepen,
Door
ook hier niet kan bedwin-
van dezen tekst geheel
„Cultum enim rationabilem vocando, quaecunque
praecepit,
antwoordt
van Thomas „admodum
zich ten aanzien
de wijs brengen
van
?
xara Xpcazvv:
hier recht moest geschieden.
koyixri
ijver,
Kalvijn
laat
dit
Maar Thomas
dicule" gesproken.
-f)
discretione corpora vestra
quodcumque opus
vel per
Tzohrsca
vel per martyrium, vel per absti-
hostiam,
exhibeatis
tj
Vernuftig,
laat.
de toelichting van Thomas:
Deo
dé èarc Xoycxij Xazpeïa
rt
:
7:veofiarty.rj
tentamus
praeter verbi
eius regulam, ut stulta, insipida et temere suscepta repudiat."
De
wordt
Xoyui] XarpeCa
hem
bij
„legitimus colendi Dei ritus"
Hiervan rept de tekst met geen enkel woord. Op het voetspoor van Origenes, Hieronymus en Erasmus,
Groot
tegenover
de
Cwa aXoya,
die de Joden
stelt
Huig de
offeren,
„Nos
vero offerimus corpus, in quo est animus rationis excellentis-
simae compos."
Men
bijgehaald, opdat
zij
ziet het
:
alles
wordt er door de exegeten
niet behoeven te erkennen, dat
zij
hun
aiiteur niet begrijpen.
Want begrepen wordt raison
d'être
hier inderdaad niets, zelfs niet de
van cap.
12,
1.
Gap. 11 handelt over de
218 van het Jodendom; over de eindelijke
beteekenis
blijvende
toebrenging der Joden
Heidenen
God Joden en
over de waarheid, dat
;
ten slotte genadig zal zijn
een uitzicht, dat den
:
auteur (laatste verzen van cap. 11) in geestvervoering brengt
over
ondoorgrondelijke
de
Waarom
reldplan.
van het goddelijke we-
wijsheid
volgt nu onmiddellijk een vermaan tot
het toewijden van onze lichamen als een offerande aan
Het baat weinig of men met Chrysostomus zegt Toü ^£oü êpu)Tz(ai êcaAs^^scg, xac ösi^aa aurou...
Tija
éya^ÓTTjTa...
d^cav
yeTTj-^évTaa
Gods
aUTTjv
komov TaüTTjv T^
ówpada
barmhartigheid
Heidenen
aTzópprixov
roua euep-
njv
Men
Israël,
om
TzoXtzeiav.
Immers
voorafgaande geenszins
het
in
Heidenen,
Israël ter wille der te zijn.
van
ter wille
Trepc
rrjv
hoofdzaak, veeleer Gods wereldbestuur.
de
God ?
rroXka
rzpoaa.XXzTat zla TÖ Tzslaac
iiztêeï^acr^^ai
was
:
God verwerpt
en verwerpt nu
tijdelijk
tijdelijk
ten slotte allen barmhartig
zou dus een opwekking verwachten tot vertrouwen
op Gods duistere, maar in het eind lichtvolle wegen, geens-
vermaning
zins een
tot persoonlijke heiligheid.
merking „postquam Apostolus :
et
Met
zijn op-
ostendit necessitatem virtutum
originem gratiae, hic docet gratiae usum," helpt Thomas
Aquinas ons evenmin verder,
„Postquam ea Dei unica
erigendo ejus
als
Kalvijn
met
zijn
verzekering
tractavit Paulus uude necesse erat in regno
ab uno Deo petendam justitiam, ab
incipere,
misericordia salutem nobis inquirendam:... nunc
optimo ordine
transit ad
dien algemeenen term
formandos mores." Gebruikt
ad formandos mores, dan
men
is,
op
exegeten trant, de moeilijkheid eeuigszins onzichtbaar gemaakt, vooral wanneer
men met
Kalvijn in de opgaaf van hetgeen
vóór cap. 12 behandeld wordt, de bijzondere inhoud van het onmiddellijk voorafgaande (cap. 11) eenvoudig verwaarloost.
Maar het voornaamste bezwaar tegen natuurlijk zichzelf
daarin
staan.
gelegen, dat cap. 12,
De auteur gaat
mandos mores" van het over
het
nieuwe
al
deze verklaringen 1,
is
2 voorloopig op
niet terstond over „ad for-
individu. Veeleer handelen vss. 3
gemeenteleven,
over
het
év aüifia
iv
— Xpt-
219 ff-ip
Juist in verband hiermede verdient alleszins
•).
king wat de Groot
mme
schrijft:
opmer-
„quiim docuisset Paulus, neminem
ad justitiam eam, quae ad vitam aeternam dueit, per-
tiugere, nisi per fidem evangelio habitam,
Deumque, cur
ita
constitueret, gravissimas habuisse caussas, et ea, quae obiici
ad monita veniens (de Groot neemt een-
solvisset,
solent,
voudig het
zonder het
feit,
per evangelium legem
willen verklaren), reipsa ostendit
te
idque
perfici,
per
singulas eundo
Mosaicae partes, ritualem primum, inde eam, quae
legis
Postremo eam, quae mores,
git iudicia, 12, 1. a
incipit
sacrificia. .. óXoxavvwixa'
et inter
zeggen
praecipuum
sive Levitico, cuius
rituali
-.
sacrificia,
zeker het beste, dat er van
Na
syntaktisch niet in orde.
woord
dat
komen
niet
verbinden
w'illen
achter
te
valt.
perikoop, die daar werd aangevoerd, cap. 12, 3
De
re-
Ac primum
12, 8.
iv
ttj
met
b
noodig
wil,
tenzij
ev aüifia
men
dit
men
8, is
een werk-
deelwoord zou
en een punt plaatsen
iaiiev,
dtaxovia.
eens aan het slot van vs. 7 die nomi-
Maar van waar op nativus
verwacht
ixovrea
—
diddaxiuv^
hierop
de
Geen onzer kommentatoren acht het Het mag zeker te vestigen.
aandacht
niet overbodig heeten, telkens
beschouwing
bijgeloovige
doen uitkomen, hoe zeer de
te
van
den
tekst der Bijbelboeken
exegese en tekstkritiek heeft tegengehouden.
De
vers
laatste
raphrasis •juist
capitis
venlis
.
suum
et
sequentium."
.
.
Aan
in een noot
het eind van
Td^ctT.
voor het
regatis ad referendam
En
/aiy
In de
rd^cff
vs.
:
Zij
geeft voor de zoo
Bij cap. 12,
veel.
atque ita Dei colendi
sequamini."
^)
Xiï
besproken perikoop niet
quisque
voor
kommentaar van van Hengel houdt met het van hoofdst. 11 op. Dan volgt enkel een „pa-
eigenlijke
imaginem
modum
verbis r^v
rationi koycxijv
1
:
„ut corpus
sacrificii
vi-
consentaneum karpdav
üiiwv
4 zal Tzpd^ia misschien moeten wijken
van elk
lid
kan alleen de maatstaf liggen
ünep^povstv enz. van vs. 3.
220 Exegesin inesse omnia praecedentia napaarï]aai
— —
explicantem, vidit etiam Borgeriis." Het „inesse"
geen
maar
kunst,
brengen
npd^ta
eadem data
slot
op, als hij schrijft
:
„non vero omnibus
mij
ik
Al heeft
uitgestrekt,
brief
bet ons uitsluitend
methode
iemands
heel chemisch
te
doen
namelijk volkomen
is
om
de kenschetsing van
Zoo zouden
is.
werk behoeven
kunnen
heid te
ungue leonem
Het ex
gepast, zoodra
geeft ons niettemin het
zij
exegeet een algemeen oordeel uit te
recht over Kalvijn als
spreken.
zich
zij
van een enkelen Nieuw-Tes-
weinige teksten
over
tamentischen
mogen
geheel en al bedrieg, dan
niet
onze vergelijkende studie staken
slechts
4 niet
vs.
functio est."
Wanneer wij hier
van
ra^ca te veranderen, vat hij toch waar-
in
woord zoó
schijnlijk het
d^tu)
het er grammatisch uit te voorschijn te
Ofschoon van Hengel aan het
!
voorslaat
tw
zien, is
te
te
beslissen, of het
wij niet een ge-
behandelen afkomstig
om met
is uit
zeker-
het tijdperk
van het kwalitatief dan wel van het kwantitatief onderzoek.
De vraag plaats
niet en
is
van
het
teruggegeven dan tend, of er
mag
niet zijn, of Kalvijn deze of
Nieuwe Testament zijne
met hem
De vraag
voorgangers.
kennend worden beantwoord
,
uitslui-
is
van de exegese van
in de geschiedenis
dien bundel een nieuw tijdvak begint.
gene
dan niet beter heeft
al
Die vraag moet ont-
en tot die ontkenning geeft de
studie, die ik mij getroostte, ons het volste recht. Wij heb-
ben nu een poos met eenige exegeten nergens genoopt gezien, zoodra hielden,
te
methode van
erkennen: zijne
(want
het
alleen
iemand
die zich door zijne
de zoogenaamde paulinische
over haar wil ik hier spreken)
met zooveel: nieuwe
is
maar ons
verkeerd,
met Kalvijn ons onder-
voorgangers onderscheidt.
Met de exegese van als
hier
wij
tot
begint
op onzen
met onzen
tijd
het gegaan
is
het oude; Lodewijk de 16*^ en
blijft
tijd.
alles bij
Oyrus hebben ongeveer op dezelfde wijs gereisd en zelfde
licht des
avonds gezien.
Brieven
Stoom, gas en
bij
het
elektriciteit
221 onderscheiden de jaren die wij beleven
op het scherpst van
het zeer langdurige onmiddellijk voorafgaande tijdvak.
minder groot
Niet
het verschil tusschen de exegese van het
is
Oude Testament voor en na Kichard Simon.
Maar wat
de
exegese der paulinische Brieven betreft, van de antiocheensche school tot op de Wette en van Hengel zelfde
De
zog.
schappij
exegetische methode
blijft
men moet noemen
van hetgeen
den tekst en daarom
blijft zij
de superstitie van
tot betrekkelijken stilstand
Wat Richard Simon voor
in het
onder de heer-
gedoemd.
de Pentateuch, wat het prijsgeven
van de Harmonistiek der Evangeliën en de eenheid van elk der synoptische Evangeliën geweest
is
voor dat gedeelte van
de exegese van het Nieuwe Testament, dat het
genoemde
zal het loslaten
bijgeloof zijn voor de exegese der
van
zoogenaamde
paulinische Brieven.
De de
ervaring
Die ervaring
men
en worden
met
van
is
een
omkeering
inderdaad beslissend.
op
De oude moeilijkheden
gebied.
blijven
nog
zijn
zij
onopgelost
elke nieuwe aandachtige lezing vermeerderd.
bij
van tweeën eén het
dit
Veertien eeuwen heeft
die brieven, gelijk het heet, verklaard, en
niet verklaard.
Nu
ten aanzien dier Brieven opgedaan, bewijst
noodzakelijkheid
werk
uitdrukken, en
van
:
óf wij hebben in die Brieven te doen
iemand,
die zijne
gedachten niet kon
dan verdient dat werk niet langer onze be-
langstelling; óf de tallooze onoplosbare raadselen in die Brie-
men komen uitsluitend of voornamelijk op rekening van hetgeen er met den tekst dier geschriften heeft plaats gehad. Daarmede is het karakter van de exegese der Brieven, die op den naam van Paulus staan ven komen niet op rekening van den auteur aan wien
de Brieven heeft toegeschreven, maar
aangewezen.
zij
Die exegese behoort voortaan
tot hoofddoel
te
hebben het leveren van een historisch-kritische beschrijving
van den
tekst. Niet
bedoeld,
mag
wat de auteur met den geheelen Brief heeft
voortaan meer het eigenlijk doelwit van ons on-
derzoek zijn, want het
is
ons a priori onbekend of wij hier
222
met een auteur van de wijze den
is
wat
Ons rekenschap
doen hebben.
te
hij
is, ziedaar
voortaan het groote einddoel dat
verstandige exegeten belangstelling kan inboezemen
Het
om
hier de plaats niet
is
geven
te
waarop de tekst naar vorm en inhoud gewor-
,
*).
deze mijne opvatting van
de exegese der Brieven nader toe te lichten en te verdedigen.
Met
de negatieve uitkomst, waartoe de vergelijkende studie
van
Kalvijn
als
vreden stellen.
exegeet
Zij
is
geleid heeft
deze:
verdiensten mogen
,
moeten
wij ons te-
met Kalvijn, welke ook zijne
zijn, begint niet een nieuw tijdvak
der exegese van de Brieven.
Wil men
die verdiensten nader leeren beoordeelen, zoo
kan
men Vermischte grösztentheils apologetischen Inhalts (Hamburg, T. Perthes) Dl. 2, bl. 330— 360: Die Verdienste Calvin's als Ausleger der Heiligen Schrift; voorts, in de raadplegen
Revue de Théologie een rijks
van T. Colani (1853),
Calvin considéré
286:
dat
opstel,
oplevert,
Schriften
A. Tholucks
comme
allerminst omdat Reuss zijn onderwerp veel
als
schrijft hij
„Man
ten
weinige
Latinitat
zijn
voorganger
exegeet in het volle licht fühlt überall das
Terecht
te plaatsen.
Herz durch
,
is
de deugden
Die kritiek verhindert Tholuck niet
van Kalvijn :
Reliss;
na de studie van Tholuck weinig belang-
minder kritisch behandelt dan het door geschied.
223—
bl.
exégète van
und
es
moch-
Kirchenlehrer sein, welche mit der römischen
Calvins
(waarvan Tholuck erkent, dat
zij
bij
die
van Erasmus achterstaat) einen solchen Ausdruck christlicher
Warme, mit
*)
est
Ook
soviel
gr a vit as
voor de Brieven geldt wat Eichard Simon schreef: „Il
impossible
d'entendre parfaitement les Livres Saerés, a moins
qu'on ne S9aclie auparavant Livres si
Ton
s'est
soviel afiectus, zu verbinden
les
différens
états
trouvé selon les différens tems et
n'est instruit
exactement de tous
les
oü
Ie
Texte de ces
les différens lieux, et
changemens qui
survenus:" een spreuk voor elke exegetische gehoorzaal!
lui sont
Si23
wüssten". Voorts
werp
prijst
hij
ofschoon „hij zich niet geheel
;
de methode zijner dagen in
Kalvijns soberheid: Kalvijn houdt
meer dan Luther en Melanchton,
zich, veel
vrij
zijn
bij
onder-
gehouden van
heeft
öfters bricht er ganz unvermuthet Deklamationen gegen den Pabst und die Mönche aus," Ten slotte vat Tholuck zijne lofrede in het volgende sa-
men
Kalvijn
:
;
dogmatisch onbevooroordeeld
is
in het bezit
,
van exegetischen takt, van een veelzijdige geleerdheid, van Deze vier punten worden achter-
een diep kristelijken zin.
hem ontwikkeld ofschoon op Men zal waarschijnlijk het meest
eenvolgens door fende wijze.
niet zeer tref-
,
nieuwsgierig
naar het betoog van Kalvijns veelzijdige „geleerdheid",
zijn
daar
ons in den loop dezer en
zij
Studiën
der vorige
uit
verwaarloozen van de roomsch-katholieke theologie juist
zijn
niet gebleken
Tholuck moet dan ook de ontvouwing van aanvangen met de volgende gulle bekentenis
is.
dat derde punt
„Was
die Gelehrsamkeit Calvins betreft, so tritt dieselbe nicht
in seinen exegetischen
sichtbar
so
Werken hervor
seinem Freunde Beza. Wie wir schon bemerkten,
ist
als bei
er in
dem Geschaft der Kritik durchaus nicht genau, nimmt auf codices keine besondere Rücksicht. Er fiihrt nur selten, und immer nur ganz im allgemeinen die alten griechischen ,
Exegeten ein lirte
.
.
.
und
lasst
weder auf eine so
sich
detail-
Kritik ihrer Auslegungen, noch auch der Uebersetzung
des Erasmus
und
der Yulgata ein wie Beza.
Untersuchungen
liche
WO
,
sie
vorkommen,
ihn viel
beschaftigen
sind sie nur ganz allgemein
Tholuck heeft reeds genoeg gezegd, zijdige geleerdheid'^ een
weinig
rrollte
,
er
sehr Unrecht thun,
om
bij
te
voegen
wenn man
gehalten".
ons aan die „veel-
doen twijfelen.
te
haar dan te handhaven door er
ihm aber
Auch sprachweniger, und
:
Hij poogt
„Man würde
daraus
schlieszen
habenichtdas Vermogen dazu gehabt"!
Dit
is
dat
Kalvijn
zeker
vrij
naïef.
citaten
Maar
heeft
uit
wij
vernemen dan toch ook,
Gellius
Plato, Polybius. Deze „veelzijdige
,
Seneca , Horatius
geleerdheid" moet reeds
224 niet
destijds
Ten
vlg.
Testament
„.
:
gement est
Il
Calvin
.
dans
dit het
is
nog een enkele aanhaling
mij hier
.
.
.
(Rotterdam,
Commentaires sur
ses
Leers,
1685),
434
hl.
paroitre plus d'esprit et plus de ju-
fait
néanmoins trop
ver-
Histoire Critique du
Richard Simons
uit
zijn
Vieux
geweest, en toch
zijn
Tholuck wordt aangevoerd.
moge
slotte
gund
duur
te
al
eenige, dat door
l'Écriture,
que Luther.
raisonuements
suhtil dans ses
et la
,
Religion, selon ses principes, semble être plus appuyée sur
conséquences qu'il
les
même ...
texte
du
tire
tests de la Bible, que sur
accommode
Il
Ie
la plus-part des choses a ses
préjugés, et aux disputes qu'il avoit avec différentes personnes
...
semble
Il
sentimens
ses
ne
qu'on
sorte
dans ces
Interprètes qu'il
ne
autres
les
ses
ces
parcece
qu'il
comme
il
étoit impossible qu'il
il
ne se
Commentaires d'abord; et
rale qui touche, et
conforme a son eu
pas
il
sur
tache
vailler fort utilement
s'etoit
il
a rempli
il
,
un
l'Écriture
comme
texte.
envie
.
,
.
Tesprit fort élevé, on trouve dans
ayant
Calvin
qui plait
n'eust
de
Luther),
Cependant,
Auteurs.
Hebraïque,
et
qué a connoitre l'homme
et
(que
souvent dans la signification propre des mots
reste,
tous
préjugés
des
exact
opposés; de
la Parole de Dieu
de
tant
que
plus
sentimens
pas excercé dans l'étude de la critique et des Lan-
Grecque
trompat
Au
pas
Livres, est
les
plus capable de faire des réflexions sur
dans
s'étoit
gues
réfater
s'instruit
Il
étoit
lisoit
de
de
sortes
eu autre pensee que d'appuyer
qu'il n'ait
et
,
même
S'il
quoi
principalement applises Livres d'une
de rendre
Mo-
samoralejuste
avoit été moins entêté, et qu'il
d'être chef de parti,
pour
je-ne-sqai
il
auroit
pu
tra-
l'église."
Te recht doet Richard Simon nog uitkomen, dat de exegese der
Hervormers
die
der katholieke Kerk,
Hervorming niettemin
de
uit haren aard
zeer veel
om
minder
moest
zijn
dan
de eenvoudige reden, dat de
van de kerkelijke
traditie als
vrij
traditie behield
kenbron verwierp,
terwijl
zij
en
den
225 Bijbel als eenige kenbron erkende. Zij
den Bijbel
te
doen
was dus wel verplicht
leeren wat inderdaad alleen de traditie
haar leeren kon.
De verhandelingen van Richard Simon, Tholuck,
Reuss
en de Prolegomena vcór het Corpus Reformatorum, Deel XXII, over
Kalvijn
dezelfde
methode
den Hervormer die
exegeet
als
werk.
te
gaan Zij
als uitlegger
onderscheid
naar
behelzen beschouwingen
over
van den Bijbel; waardeeringen,
men, zonder hun werk over
nemen kan dan op gezag van dat
dit
hoofdstuk
te
vergelijken.
legenheid ontbreekt
evenredigheden naar
der
haar
voort
Brieven
te doen, moeilijk
de schrijvers.
anders aan-
Hieruit
blijkt,
geen overtolligen arbeid heeft verricht.
Het sloeg een anderen weg andere exegeten
zonder
om
in
,
en wel door Kalvijn met
Terwijl mij zelf
te geven,
hoop
ik, dat
moet thans
en ge-
een jeugdiger beoefe-
Theologie zich eens opgewekt te zetten.
tijd
aan deze vergelijkende studie breeder
De aan
moge
gevoelen
om
geschiedenis van de exegese der
de orde komen.
Zij
zal over de
kennis dier Brieven licht verspreiden.
EINDE.
15
AANHANGSEL. OVEK DE VERTALING EN DEN KOMMENTAAR VAN ERASMUS.
voeg hier het een en ander
Ik van, zijne
bij
omtrent Erasmus' Vertaling
Annotationes op het Nieuwe Testament, en Opera O mnia. Leiden 1705, folio. Deel VI. Hier zijn en
notationes met
put uit de
An-
zijne vertaling vereenigd. Hij schreef ze oorspron-
kelijk voor de Vulgata.
Men taling
heeft vrij wat bladzijden
Behalve
de
Summa
om
te slaan, eer
Er totius Scripturae
en de Aanteekeningen
is
genaderd.
quae inNovoTestamentoleguntur,
men
tot de Ver-
gaat allerlei vooraf. et
Index rerum
welke
Summa evenwel
hand van Erasmus zelf is, vindt men hier onder meer Een Brief van Erasmus aan Paus Leo X (Basel, 1 Febr 1516); 2° Een schrijven van Leo aan Erasmus (10 September 1518) 3° Erasmus' voorrede voor de 3^ Uitgaaf van zijn Nieuw Testa-
niet van de 1°
ment
(1524);
Een Paraclesis, i. e. adhortatio ad Christianae philosopbiae studium; 5° een Epistola de Philosophia Evangelica; 6° een lijst Solcecismi per interpretem (de Vulgata) admissi manifestarii et inexcusabiles e plurimis pauci 4°
decerpti; 7° een lijst Looa obscura et in quibus lapsi sunt magni nominis interpretes, ex innumeris pau ca decerpta, ut sit ad manum quod objiciatur eis, qui dicunt superfuisse, quod nostris anno tationibus foret explicandum;
227 8° Loca manifeste depravata, sed ex infinitis, ut occurrebant, pauca decerpta; 9° Ad placandos eos, qui putant in sacris libris nihil neque superesse, neque deësse, quaedam excerpsimus, quae manifestius depravata sunt in hoc genere, quam
ut negari possit; 10° 11°
Quae sunt addita in nostris exemplaribus; Quae per interpretem commissa (negen plaatsen
in
übi interpres ausus sit aliquid immutare. de verbis apostolorum aut evangelis tarum; 12° TJdalrici Zasii in N. T. ab Erasmo... translatum Hexastichon; 13° Erasmi Apologia; 14° Pio Lee tori van Erasmus voor de vierde en vijfde uitgaaf van dit zijn werk, na de eerste bladzijde tot titel voerende: Capita argumentorum contra morosos quosdam ac indoctos; 15° In annotationes Novi Testamenti Praefatio, primae editionis, quae fuit An. MDXV, cui tamen post admixta sunt quaedam, quae ad tempus posterius pertinent usque ad annum vigesimum primum, vigesimum septimum et trigesimum quintum. Hoc te, lector, neseire nolui, ne quid offendaris; enz. bet geheel); 11°
Uit
dit overzicht blijkt, dat het geleerde apparaat,
het
op
van
het
zichzelf
N.
T.
wezen moge, niet
geheel
moeilijker
te
bewaren
Rome
tulantia" die te
Over enkele dezer
heeft ontbroken.
nummers eenige bijzonderheden. 1° Erasmus roemt Leo om
hoe onvoldoende
Erasmus* vertaling en verklaring
bij
„morum
zijne
innocentia", die te
geweest wegens de „libertas" en de „pe-
is
Op
heerschen.
niets legt
Leo de tiende
zich
volgens Erasmus zoozeer toe, dan „ut in dies in melius provehatur Christiana
pietas."
Ja,
schrijft
hij
hem: „tu nobis
praestas Esdram." Dat Erasmus hem orbis", dit werk opdraagt, hetgeen
hij
:
„quo
nihil
velut alterum
maius habet
ondernomen heeft
_hic
in de hoop,
„restituendae sarciendaeque Christianae religionis", zou niet geschied zijn,
„nisi
pertinet,
haud
De tweede manaret ceu
conveniret, alii
reden
utilitas,
lenocinio
is
ut
consecretur,
quam summo
hierin gelegen:
visum
ad religionem
quicquid
est,
„quo
instaurandam
religionis Principi".
latius hujus laboris nostri
tui nominis, apud omnes sacrosancti,
quodam ad publicam
orbis
abuti commoditatem,
228
quum
praesertim congruebat,
ut
vocet
liuc
quoque
ipsa
rei ratio,
quod pulchre
auspiciis haec Christiana Philosophia deriva-
illius
retur ad onineis mortales, qui Christianae religionis teneret arcem,
eum
per
ac
proficisceretur doctrina coelestis ad universos liomines,
quem Christus nos voluit accipere, quicquid
per
mines
evehit in coelum."
terris
e
mede den
kenschetsen, waarin Kalvijn met zijne verklaring vau
tijd
Eome
optrad, en doen ons zien, dat de houding, door
den Bijbel
ho-
Zulke woorden helpen
tegenover de studie van den Bijbel destijds aangenomen, nog voor
andere
eene
beschouwing vatbaar
dan
is
die,
waaraan de Hervor-
ming ons heeft gewend
De De
2° 3°
een
als
Mij,
X
behelst niets belangrijks.
voorrede van Erasmus voor
zijn
derde uitgaaf
wegens den zuiver stichtelijken toon, dien
kelijk is
korte brief van Leo
betrachting over de woorden
korte
vermoeid
die
en
tot de Schriften die
belast
zijt.
opmer-
aanslaat.
zij
komt
:
is
Tot Kristus komen
allen
tot
komen
is
Wanceer niemand
van Kristus getuigen.
Het
zich
een
Franciskaan zou noemen, die den regel van Franciskus nooit
had
ingezien,
hoe
durft
noemen, wanneer men
men
mus, heeft hier weder het beter
vloeie.
wanhoopt
men
Indien
er aan
hanc cantilenam
:
de Bron kent. Hij, Eras-
zijne er toe bijgedragen,
opdat de Bron
slechts uit haar wilde putten
„Nescio, an rursus admonere debeam,
toties cani surdis "
slechts zonder vooroordeel veteri,
zich dan een volgeling van Kristus
zijn regel niet uit
!
Men
„Proinde
si
leze zijne
Maar hij cum videam !
nieuwe vertaling
quid dissonabit ab editione
ne protinus putent illam a nobis sugillatam, prius consulant
adnotationes
Saltem
nostras,
illud
deinde
modestiae
quod videbitur optimum, sequantur.
praestent,
ne damnent incognitum, quod
iam semel atque iterum probavit ille summus Ecclesiae pastor Leo decimus." 4° De Paraclesis slaat op hetzelfde aanbeeld de noodzakelijkheid van de studie des Bijbels. Men bestudeert allerlei stelsels, niet :
het kristelijk leerstelsel niet
naar
hetgeen
uit
;
vraagt naar hetgeen uit Egypte of Syrië,
den hemel komt.
Platonis libros non legerit, et Theologus qui Christi litteras non legerit?" verlaten
voor
doen
en
quam
sibi
het
de
„Platonicus non est,
est,
De Theologen hebben den
kwestiën der Scholastiek.
Zij
si
Bijbel
moesten het eene
ander niet nalaten: „Non enini ob
Christianus esse videatur,
qui
non modo Christianus,
id,
opinor, quis-
spinosa, molestaque
verborum
229 perplexitate
de
,
quod Christus docuit et exliibuit, id exprimatque. Non quod horum studium damnem, qui in ar-
teneat, gutiis
hujusmodi nou
(nolioi
enim
felicius hauriri,
Dit
litteris."
licis
font es ook
laude
sine
germanam
ac
dan den filoloog
si
exercuerunt
ingenii
quemque) sed quod existimeni,
oflfeudi
puram
existimo,
unde
de ralationibus, de quidditatibus, ac
instantibus,
formalitatibus disputet, sed
quam
sui
illam Christi Philosophiam
ex Euangelicis
libris,
viree,
et vere, ni fallor,
quam
non
aii-,
ex Aposto-
verstandige taal, die den theoloog niet minder
is
tot eer verstrekt en bewijst, dat terugkeer tot de
den boezem van het Katholicisme kon worden ge-
in
predikt.
Niet minder het volgende: „Cur major vitae portio datur
Averroi,
quam
tis,
et iuter se
sane,
illa
futuri
si
Evangeliis? Cur tota paene aetas in
Jam
sublimium Theologorum.
libet,
At
decre-
vero sint
in his certe sit
quondam magni Theologi tyrocinium."
Ieder
gevoelt het: hier
uitgesproken,
het beginsel der nieuwere wetenschap
is
heden ten dage nog zoovelen traag
dat
verstaan: niet boeken lezen over de zaak, die
maar
hominum
pugnantibus opinionibus couteriturF
waarnemen. Ik haal
zelf
komen wat men
bij
Kalvijn
dit een en
te zeer
men
zijn
om
te
wil leeren kennen,
ander aan,
om
te
doen
uit-
mist: de heldere uiteenzetting
van de plaats die de studie van den Bijbel inneemt in de theologie. 5° Een korte verhandeling over de betrekking tusschen Oud- en Nieuw Verbond, tusschen dit en Plato's wijsgeerige ethiek: voor ons doel niet belangrijk. Maar in het voorbijgaan haal ik uit dit stuk aan:
„nos autem fortibus et invictis animis contra nitamur, non jurgiis, non minis,
non
armis,
non
iujuriis, sed simplici prudentia, sed benefactis,
sed mansueturiine et toierantia. Q°
In
ie
lijst
Hac
via superat Euangelica veritas."
van soloecismen der Vulgata
wordt reeds door
Erasmus gewezen op dien dwazen Genitivus absolutus waaraan de Vulgata zich Bom.
^,
door Kalvijn verbeterd werd.
\
7°
De
15, schuldig
in het latijn,
maakte, en die ook
voorbeelden van de vergissingen van beroemde exegeten
Rom. 11, 11 „Thomas quadruplicem sensiim, induxit, nee tarnen attigit verum, cum haec sit sententia, ut Deus illos ad aemulandum provocaret". Maar onder de vier mogelijke interpretatiën geeft Thomas Aquinas als de derde op: „ut Judaei zijn niet allen
ut alios
even gelukkig. Zoo haalt Erasmus aan
aemulentur,en
aemulentur, id est imitentur dit
gaat dan voort:
Gentiles."
geheel met Erasmus' eigene exegese
Wat den
zin betreft,
komt
overeen, en grammatisch
230 de
laat
zich zeer wel
napaZyjXwffac
subjekt ontbreekt, dat de
nu het
vooral
verdedigen,
van
opvatting
intransitieve
opvatting: „ad aemulandum provoeare" 8° Deze lijst van korrupte plaatsen
transitieve
volstrekt eiscben
zou.
den grondtekst,
geldt niet
maar de Vulgata. 11°, 12° Lijsten,
9°, 10°,
opgemaakt grootendeels naar grieksche
handschriften.
Een
13°
apologie van zijn arbeid! Zij vras dus noodig.
volgens Erasmus: theologen waren
in het spel.
Geen wonder,
„Amplectuntur Medici,
non adspernantur Jureconsulti, recipiunt Philosophi,
si
quid ad iliorum
professionem instaurandam conducit. Absit ut soli Theologi pertina-
reclamemus,
citer est,
et ipsi nostris
invideamus bonis. Sane permolestum
pro benigne collato beneficio nullam recipere gratiam."
Ook
hier
weder hetzelfde ijveren voor het bestudeeren van de fontes: „Pri-
mum
igitur etiam atque etiam adhortor
omnes Theologes, ut quibus
per aetatem aut occupationes vacat, Graecas degustent literas
Hebraeas,
,
et
item
In ipsis arcanae Scripturae fontibus diligenter
liceat.
si
philosophentur." Ofschoon tevens de raad wordt gegeven, door Kalvijn
De
verwaarloosd: „Veteres Theologos,
veel
te
commendat
neemt
schrijver
komt.
Dat
quos
et
eruditie
vitae sanctimonia, diligenter evolvant."
et
niet
zij
zich
zeer
in
acht, als hij
het werk van Hieronymus
is,
op de Vulgeta
wordt
als be-
„Tametsi, heet het dan verder, nos, nee hanc,
kend ondersteld,
qualiscunque est aut cuiuscunque
neque calumniamur.
est,
neque convellimus uUo modo,
T a n t u m restituimus quae temp orum ac
librariorum vitio fuerant depravata, obiter indicatie et hls, quae vel ambigue vel parum attente reddidit Interpres: nam non recte, mihi religio est dicere, etiamai id
non
levi,
veritus est aliquot locis
quod
dici solet,
Hieronymus
:
idque fecimus, neque
brachio, neque temere, sed
primum ex canonum
ad Graecae originis fidem, examinatis exemplaribus Latinis,
consilio,
neque tamen fidentes paucis, aut quibuslibet."
Erasmus verlangt volstrekt „Quibus
verdringe:
haec
niet, dat zijn vertaling
placet
(de
Vulgata)
de Vulgata
quam ego nee
damno,
nee muto, his sua manet Editio. Siquidem ea nostra cas-
tigatione
non
lila
legatur
laeditur, sed redditur illustrior, purior, emendatior. in scholis, canatur in templis, citetur in concionibus.
Nullus
obstat.
legerit,
suam
Illud autem polliceri, quisquis hanc nostram domi
rectius intellecturus est."
231
om
Hij slooft zich af
maar
ten zelf
betoogen, dat
te
hij
niet de heilige Schrif-
alleen vertalers en afschrijvers verbetert.
Een poging
daartoe kan dus het gezag der Schrift niet aantasten, volgens hem:
„Quod
tota labascit auctoritas, ob aliquot loca corrupta, oportuit
si
Spiritum Sanctum non minus assidere bibliographis Euangelistis"
et
vermoedde
hij
:
Wèl
doxie dan ook eens juist dat bevreren zou.
quam non
„numquam
geeft hij toe: „nus-
maar de Geest
adest Spiritus Sanctus,"
van het werk over:
quam Prophetis
dat de protestantsche ortho-
niet,
laat ons een deel
defuturi sunt qui depravent, proinde
nunquam cessandum est a studio castigandi." Het mag verder hier onze aandacht niet ontgaan,
Erasmus
dat
zich niet heeft schuldig gemaakt aan het verzuim van Kalvijn
den
heeft
griekschen
tekst
cum Graecis
„Nostra conferto regione
adjecimus", zegt
bewust
te
zijn
van
met
tegelijk :
quod quo promptius
uitdrukkelijk, en toont
hij
zijn plicht als exegeet,
der Bronnen overbodig wil doen schijnen
moet
Ik
noemt
hem
bij
Thomas Aquinas,
die niet zelf de studie
').
niet heeft verwaarloosd. Hij
apologia, even goed als Met erasmiaansche ironie zegt hij van
„Non quod me putem oculatiorem summis
:
esset, illa e
daarmede zich
herhaling in deze zijne
Ambrosius en Augustinus. hen
hij
op wijzen, dat Erasmus den grooten ka-
er ten slotte
tholieken kerkleeraar,
:
gegeven
zijne vertaling
sed quod
illis viris,
alicubi fortasse fuerim attentior et fortasse linguarum opibus instructior, certe
niet zoo
Hij richt:
quam Aquinas,
volkomen
vertrouwt dan ook, dat
„Ees
Fabrem,
admodum
in parte debent
omnis
virtutis
exacte"
is
evenwel
^).
geen overtollig werk heeft ver-
hij
ipsa, ni fallor, indicabit
non hac tantum
cui
qui latine tantum novit (dat
zeker), nee id
me
post Laurentium Vallam,
bonae
literae,
post
Jacobum
et literarum antistitem, nee sine causa ver-
satum in negotio, nee sine fructu".
')
Iets
hooger dan waar deze uitspraak voorkomt lezen
wij
deze zon-
derlinge verzekeriag: „Mihi plurimis argumentis vehementer probabile est,
Novum
nniversum Testamentum si
quis excipat
Graece scriptum
Euangelium juxta Mathaeum,
tolam, de reliquo nulia controversia est?" Is
fuisse,
non Latine
Certe
unam ad Hebraeos Episdat „vehementer probaet
bile" misschien scherts? 2)
Maar
el !ers
noemt
magnus" en roemt
hij
hij
Thomas
:
„Vir alioqui non suo tantum saeculo
zijn „diligentia,
ingenium" en „eruditio".
232 14° Uit het stuk, onder dit
n''
aangeduid, ziet men, dat Erasmus
werd gevallen over
allerlei wijze lastig
op
zijn
nuttigen arbeid. Hij
schreef meer dan eéne Apologie: „Qui studium hoc nostrum suggil-
traducunt,
ac
lant
non
fere
legunt,
nostras Apologias. Et jam quoque
Apologiis, quas primae
rum
praefiximus
tela
satis
aut illis
editioni,
certe
non
intelligunt
responsum
duabus
est
ceu clypeos, adversus isto-
praeterea in epistola, qua Martino Dorpio
:
respondemus: ad haec, in epistola in insignem Theologum Henricum
Rursus in epistola contra quendam, cujus nomen studio
Bolocum.
suppressi: postremo in Apologia, qua pridem respondi Petro Sutori".
Wat
al
drijf
van verdacht allooi gold; want
apologiën! Alsof het hier niet een
giën moeten wij nu nog rekenen
een doorloopende zelfverdediging zich gegeven
Erasmus
dit is.
om
heeft,
weldaad, maar een be-
de hier vermelde apolo-
bij
Pio Lectori,
de vooroordeelen van
zijn tijd
op
men
er
stuk der Bijbelstudie te overwinnen, dan verwondert
het
zich over, dat Kalvijn in de voorrede van zijn
Het doel van Erasmus tradi,
ging
:
qui
sit
Nou enim
Maar neen
tiam
!
verissimam,
structum,
etiamsi
vertantur Libri
moet zich verlagen
hij
Christus
estj
continuo sanctum
tot een
minder eervolle edidit prophe-
quid vetat quo minus per hominem linguis
non
peculiaris
adsit
afSlatur
spiritus,
in-
recte
bacri".
niet aan
primum
malitiam,
qui scopis evertit sordes
quicquid in templo
Tegenover zooveel verguizing
hem evenwel
quam
eo sermone
zijn rechtvaardi-
Deus per Cajapham, virum malum,
„Si
vergelijking:
literas
omnibus Latini doctis communis;"
„nee magis objurgandus sum,
templo.
est."
ook hier: „sacras
is
kommentaar op de
hem maakt.
geenerlei melding van
Brieven
e
dat evenzeer
— Bedenkt men, hoeveel moeite
als
hem
ten deel viel, ontbrak het
aanmoediging en troost: „Adversus horum
omnium me
consolatur
agonotheta noster: deinde tot
recta
hominum
conscientia judicia,
et
quorum
alios vitae sanctimonia, alios insignis eruditio, alios fortunae splen-
dor
,
simul missis,
alios
a
ecclesiastici
muneris
eontemtu vindicant. mihi
quotidie
.
gratias
.
.
dignitas,
Literis ex
quosdem haec omnia omni terrarum plaga
agunt, quod enz
et
qui nun-
quam Erasmum viderunt, tamen ex libris cognitum amant." 15° Weder eene apologie, tegen dezelfde vijanden met dezelfde wapenen gevoerd. Wij vernemen hier nog het volgende: „Christum ipsum .... parum mihi propitium imprecor, ... ut magnam etiam
233 cerfcamque rei pecuniariaejacturam scientes ac volentes acceperimus".
Ook
Erasinus mede, dat
deelt
werk anoniem
Omtrent
uit
de
er ernstig over gedacht
hij
had
,
dit
geven.
te
overige
nummers
drie
valt,
gelijk
reeds door
ik
een enz. te kennen gaf, niets bijzonders aan te teekenen.
Uit enkele plaatsen van Kalvijns kommentaar blijkt onwederspredat
kelijk,
de
als
hij
Erasmus' arbeid heeft gek en d, zoowel de Vertaling
Annotatione s. Dat
was dan ook van heeft lijst
hij
van
zijn
te
Kalvijn ze niet zou gekend hebben,
Welk
voren reeds onwaarschijnlijk.
gebruik
voorgangers vertaling gemaakt? Ik laat biereen
volgen van de plaatsen, waarin Kalvijns vertaling van den Brief
aan de Romeinen, in haar voor- of in haar nadeel, van die van Erasmus verschilt, en vermeld alleen die verschilpunten, die op het rechte ver-
stand van het oorspronkelijk betrekking hebben; dus geen vergelijking, bijvoorbeeld, uit het oogpunt der latiniteit.
het van Erasmus te
toeschijnt
Kalvijns
vertaling, in het
de vertaling van Erasmus.
winnen, plaats
ik
Waar
omgekeerde geval plaats
Waar
in het
geheel
Kalvijn mij
een kruisje achter ik er een achter
geen kruisje staat,
de vertaling van beiden of onjuist, óf hare juistheid onbewijsbaar,
is
hoofde
uit
van het althans voor mij volkomen duistere van den
grondtekst
Erasmi Versio.
Calvini Versio 1 SelectuB in
Evangelium
3 qui factus e semine
4 deelaratus Filius
Dei
in
potentia per spiritum
segregatus in Evangelium
f
qui genitus ex semine
f
.
.
.
*)
cum
potentia secundum.
spiritum
t
mortuo-
ex eo quod resurrexit e mortuis,
rum, Jesu Christo Domino
Jesus Christus Dominus noster
ex
resurrectione
nostro
-)
5 in obedientiam
fidei...
nomine 23 incorruptibilis Dei
f pro
fidei.
mine
f
immortalis Dei
24 in cupiditates cordium
1)
Ërasmus geeft prae des tiuatus
2)
Zie evenwel het
bl.
ut obediatur
f
.
super no-
per cupiditates cordium
in
de
Annotatio.
176 hieromtrent aaageteekende.
f
234 mendacio
25 in mendacium. 32 Dei judicium 2
1 in
quo enim iudicas
f
Dei justitiam
f
hoc ipso quod judicas per legem
20 in lege 3 25 propter remissionem delic-
praeteritorum peccatorum
torum 4 17 coram Deo cui credidit
f
5
quem accessum
2 Per
mu8 in
fide in
habui-
gratiam istam
qua stetimus (op h a b e-
mus
en
stamus
ad exemplum Dei cui crediderat
quod
21 ubiquid promisit
is
qui promiserat
Per quem
et contingit nobis, ut
perduceremur in
fide
gratiam
hanc, in qua stamus
na, gelijk
aan de Vulgata).
f
12 quando quidem omnes pec-
quatenus omnes peccaverant
caverunt 14 qui non peccaverunt
f
qui non peccaverant qui
qui est figura futuri
typum
uit,
gerit illius futuri
komt namelijk
(hier
dat Toü
behoort,
fiéXAovTotr, gelijk
als
een
f
duidelijker
het
masculinum
wordt opgevat. 16 judicium enim in
condem-
nationem
f
nam condemnatio ad condemnationem een
(tenzij
drukfout
condemnatio is
,
want
in de
Annotatio staat judicium). lQh\s
17
judicium enim
qui...
dona
exunof
justitiae
acce-
ex uno delicto
,
accipiunt
f
perunt 19
quemadmodum... ti
constitu-
sunt
20 Lex intervenit
lex obiter subiit
21 regnavit peccatum per mor-
in morte
tem 6
"f
f
2
quomodo adhuc vivemus f
posthac
6
non ultra serviamus
f
posthac
12 in cupiditatibus suis
eius
12 Neque exhibeatis.
f
Neque accommodetis
23 Stipendia peccati 7
constituti fuimus
-j-
1
quod Lex dominatur homi-
f
auctoramenta
quod
lex tantisper
f dominetur
235 ni
quamdiu
homini, quoad ea vixerit
vivit
(ook wanneer
men
zelf
f het
in
midden wil laten wat het jekt
van
is
ypóvov
ö
sub-
moet
C^",
men de voorkeur geven aan een vertaling, die duidelijk doet uit-
komen wat de
vertaler als sub-
jekt beschouwt), 3 ne amplius
sit
quum essemus
5
adultera f in carne f
ut non in
sit
adultera
carnem (misschien een druk-
fout.)
8 peccatum est
mortuum f
10 deprehenaum est a
me man-
erat
repertum
est
mandatum
f
datum
Quod enim
15
operor, non in-
telligo
non probo
f
22 Consentio enim
Delectat enim
propter justificationem
16 lp 8 e enim Spiritus
Idem
20 qui
sub spe
9 25 Vocabo
eum
spe
aubjecit... in
meum,
populum
lex
Spiritus
f
Vocabo populum qui meus non
populum meum
f
f
sermonem abbrevians cum
jus-
f
perfectio legis Christus
f
tribus
f
de Elia
f Dei
voluntas Dei, quod
qui non est populus
28 sermonem abbrevians
me
f
f
legi
10 proptrr justitiam
erat,
titia
10 4
finis
enim
legis Christus
11 1 tribu Benjamin 2 in Elia
12 1 ut
sistatis
2 quae
sint
corpora voluntas
bona
Benjamin
ut praebeatis
bonum
est
"l"
3 ne supra
modum
sapiat f
ne...
de se sentiat super
quam
oportet 6 secundum analogiam fidei f
14 Benedicite
f
13 3 bonis operibus
f
14 4 stabit vero
aliud
fidei
Bene loquamini bene agentibus fulcietur ut stet
5 diem prae die aestimat f
21 nee
juxta portionem
facere
in
frater tuus concidat
quo
f
judicat diem ad diem conferens
non
edere..
quicquam
neque
bibere...
neque
236 4 quaecumque ante
15
praescripta
scripta
sunt
t
16 consecrans Euangelhim
administrans Euangelium
f
25 ad ministrandum sanctis
ministrans sanctis
f
26
Ita visum est ipsis
f
placiiit
30 ut concertetis
milii
f 16 26 ad omnes Gentes promul-
ut
me
in
omnes Gentes
laborantem adjuvetis patefacti f
gatum
Op
acht en
plaatsen
vijftig
vijn
overzetting
zijne
Het
overnam.
gebleken,
bij
volgt, zijn
dat Kal-
voorganger
van die teksten vier en
dat
hem noch
bij
na aftrek van
hij,
Erasmus goed
ver-
de overigen de verbeteringen verzuimde over te nemen,
in
zijn,
welk aantal
beter zijn teruggegeven, terwijl
een of twee teksten, die noch taald
uit
,
eenvoudig van dezen
niet
verder
is
hem
dertig door
er verschil tusschen de vertaling
is
van Kalvijn en die van Erasmus
Erasmus reeds had aangebracht.
die
Ik
heb reeds
opmerken,
doen
Brief aan Grynseus,
(den
dicam
navarunt,
Melanchton,
Bullinger
groot.
te
nihil attinet.
quos
Annotationes vaak
in
voorrede
zijne
voort: „Ac eos etiam qui hodie vivunt, nominatim
hij
commemorare
omnes
dat Kalvijn
boven, van Oktober 1539) Erasmus
de oude exegeten in het algemeen te hebben
Na van
niet noemt.
gewaagd, gaat
zie
sentio."
Bucerus.
en
moeten
De
Het
gebruiken;
Een enkele
proeve,
iis
qui praecipuam operam
zijn,
gelijk wij reeds weten,
Hij heeft evenwel Erasmus'
de overeenkomst schijnt mij
waaraan wellicht een onzer
theologische studenten zich opgewekt voelt uitbreiding en daardoor
bewijskracht te geven
!
Eeasmi Annotationes,
Calvini Commentaeiüs.
Ad.
cap.
Pauli
.
,
.
1, .
1
De nomine
Probabilior
genis
sententia,
mium
fuisse
qui
Oribino-
Sunt rursum qui putant illum fuisse
binominem
sententia
:
id
quod mea
vero propius
est.
judicat.
His
SerV u
s etc.
signit,
quo doctrinae aucto-
titulis se in-
ritatem conciliet...
Magni
re-
Valet
.
ferme perinde quasi dicas
vocationem Apostolus... Statim... conciliat
sibi...
auctoritatem...
237 ut Dei vooatione A-
ferebat,
postolus haberetur, ut sciretur
Adjicit
Apostolus, quod
sig-
nificat legatum.
Ecclesiae... destinatus.
qui factus est
addit..,
ut
intelligamus ipsum habere
ali-
quid carne superius, quod
at-
non autem
tulerit
a coelo
Davide
sumpserit...
Paulus
agit
,
ut liqueat,
Deum verum
fuisse
et
,
eundem item verum hominem.
a
sunt
quo
quaerenda
Christo
in
Duo
Hoc eum
salutem in ipso reperiamus: divinitas et humanitas.. VS.
4 declaratus. fin itus, acsi
mavis, de-
si
diceret
tem resurrectionis quo
decreti
Dei
filius...
sit
virtu-
esse in star
pronunciatus
Porro divina po-
ten tia ideo in Christi resurrec-
tione eifulsisse dicitur,
quod
suapte virtute resurrexit.
Graeca vox
vit
hominem,
id
totum
di-
—
aDeo
divinae
fructum
Filium
vir-
a mortuis.
sit
er-
revocatus, nee revoca-
modo, verum etiam ad hoc ut alios ciim
ritate vocaret
aucto-
ad Evangelii gra-
tiam.
Clirist
o. intelli-
gimus, quicquid boni obvenit nobis ,
declarat
Gratiam hic vocat, quod ab rore
delegatus,
tantum ordinem.
.
solum ver um
quod suapte
eo,
resurrexit
tus
in
,
.
Ostendit suam poten-
..
suae dignitatis, quod cooptasit
non
praecipue ex resurrectione mor-
vinae esse beneficientiae, non
tus
VS. 7
significat
re
Dei acDeum. Idque declaratum
tuorum
quem accepimus,
per
i
virtus et Spiritus
sanctificationis
tute
quo
fi n
certo pronuntiare... Caro declara-
tiam... ex
VS. 5
ópi^s-vj
de
significat
esse.
ut intelligas gratiam... proficisci
simul et a Patre... et a Filio.
beneficentiae
Neque omitten-
quod simul a Domino
dum,
Jesu haec bona comprecatur... qui omnia
cum eo
in
commune
operetur. cap. 33
faciet est
:
irritam.
sensus
num... Dei foedus... abro-
gatum
est.
xarapyijcti. id estabolebit, oblitterabit..
sive
antiquabit.
238 deze weinige trekken van overeenkomst niet voldoende
Zijn
waarscliijnlijk te
maken, dat Kalvijn
zijn
om
voordeel heeft gedaan met
den arbeid van Erasmus ? Hij had daartoe natuurlijk het volste recht.
Maar waarom dan
in
den brief aan Grynseus geheel,
in
den kom-
mentaar bijna geheel van Erasmus gezwegen Ik
herhaal
exegese gevat,
ten slotte mijn reeds uitgesproken wensch.
van de paulinische Brieven, tot
een
tijdperk
gesloten
het oogenblik gekomen,
om
keurigheid te onderzoeken.
gelijk
zij
behoort,
tot dusver
is
Nu
de
werd op-
voor de theologen
de geschiedenis dier exegese met nauw-
BW2017.P62V.2 Neiuwe Studin over Johannes Kalvijn Princeton Theological Seminary-Speer Library
1
1012 00071 0212
r^M
^
>?
-^
fei^