België - Belgique P.B. - P.P. 230O Turnhout BC 2003
ffin, 3$ aprEE - meË - jexnt ËG85
I
I
Àiàii
"r.;;,;'zzoo Erkenningsnummer
r.*"r;.1
|
Kwffip#ffifu# KWdffiwegkwm
Baarle-Hertog
Zandhoven
Tongerlo
Kasterlee
Driemaandelijks tijdschrift van de Gidsen van de Antwerpse Kempen. Verantwoordelijk uitgever: Leo Verheijen, HovenÍersstraat 38, 2300 Turnhout
i
i
\=d 'è -"=--:È"
.9,.:.
@
Antwerpse
:ffirqprN jr,iiil i;it:'l:i;;-:; li'i+r*ill:
I
P409792
lMki
ffieë&,e&
$€ds.
Pagina
Z 2
Verslag van de vergadering van
3
t{ervormingen opleidingen Toeristisehe Gids
Woordje van de voorziËter 3CI meÊ ?SSs
5 12
Kempensezandtekeningen
13
De Kenrpense teuten
21 24
De refilge van de abdi$ van Tongerlo te F{erentals
25
Hoe heiligen henkennen?
Fesjoenkelen
Met de koriaal in de Ínoer
2S 't Is Werbeek! 29
Gids-in-spe: de ultienre Proef
31
hlegen kersverse Kernpense gidsen gediplomreerd
Fre wie ere toekornt Al jaar en dag wsrden de KemPensche Stel je voor, je bezoekt met een groep een kerk waarover je niet veel weet te vertellen. Plots zie je een beeld van Sint-Antonius staan en daar gaat dan je verhaal.
"SÍnt-Antanius \/an Padua is de patroan van de verloren voorwerpenl
maar oak een zeer nieuwsgíerige heilige. Ingeval je íets verloren bent, bv. een leesbrilletje, dan plaats je het beeldje van Sint-Antonius (dat natuurlijk bij je thuis op de schouw staat) met zíjn gezicht naar de muur zodat hij niet veel meer kan zien. Hij zal er dan voor zorgen - omdat hii omgekeerd niet veel meer ziet - dat ie ie Íeesbrilletje binnen de kortste keren za! terugvinden, Maar vergeet a.u.b. niet hem
nadien met zíin gezicht terug
richting plaatsen, zorgt híi want anders woonkamer te je kortste de binnen dat |eesbrílletje ervoar dat keren voor ímmer en altiid kwiit bent" Suskewiet
Tydinghen
op papÍer gezet vÍa
de en
copiëermachine van ïFA-Turnhout dat mag gerust eens in de verf worden
gezet. ComrnunÍcatie is inderdaad enorm belangrijk om ideeën en
informatie uit te wisselen en 't Steentje heeft daar zonder twijfel steeds zíjn steentje toe bijgedragen. Langs deze weg willen wij Dirk Yzewyn, Regiocoórdinator Antwerpse Kempen, dan ook zeer gemeend en van ganser harte danken voor de faciliteiten die hij ons,
gidsen van de Antwerpse Kempen, steeds verleend heeft en waar wij hopelijk nog lang gebruik van kunnen
Foto van de dader
Beste Collega's,
Inmiddels zijn de gidsbeurten, georganiseerd in het kader van de opleiding Toeristische GiCs Ant'*erpse Kempen 200/,--2005, reeds afgelopen. Het',^ras cle laatste opdracht voor de 9 kandidaten. Denkt U dan ook terug aan uw eerste gidsbeurt? Een dikke pnofieiaÊ aan alle geslaagden van deze cursus. Al deze nieuwe collega's zijn welkom op onze volgende ledenvengadening op maandag 19 septemher 20SF te 19.3S Lc. Toch moeten wij ons vragen stellen bij deze jaarlijkse terugkerende opleiding. In het Antwerpse/ waar jaarlijks meer dan 7.000 gidsbeurten te verdelen zijn, wordt de opleiding na één jaar niet herhaald, want blijkbaar zijn er voldoende gidsen. In de Antwerpse Kempen, waar er - bij wijze van spreken - meer gediplomeerde gidsen zijn cjan het jaarlijks aantal gidsbeurten, is voor de periode 2005-2006 reeds een nieuwe cursus gepland. De kogel is door de kerk. R.eeds enkele jaren zijn wij vragende partij om aan de legitimatiekaart van Toerisme Vlaanderen, naast het bewijs van erkenning van toeristische gids, ook een aantal materiële voordelen voor de gids te verbinden. Toerisme Vlaanderen zal in het najaar nieulve gidskaarten afleveren samen met een brochure met lijsten van musea, instellinEen en andere locaties waar gidsen gratis of met verrrrindering welkom zijn.
Het GIVAK-bestuur tracht de ledenlijst zo goed mogelijk bij te houden. Daarem verzoeken wij U dan ook vriendeiijk alle wijzigingen en/of aanpassingen, o.a. van uw e-mail adres, door te geven. Onze ledenvergaderingen hebben tot op heden vooral piaatsgevonden in Turnhout, maar dit kan natuurlijk ook op een andere locatie. Voorstellen van collega's om de vergaderinE te combineren met een gidsbeurt zijn uiteraard welkom.
Vrienden, gidsen of va ka ntieperiode.
niet, ik wens U samen met
uur
familie een toffe en ontspannende
GIVAK-Voorzitter, Leo Verheijen.
Aanwezig: Marc Ailliet, Mil Blancquaert, Bert Bogaert, Paul Driesen, Yvonne Helsen, l.laria i,{acauter, Jos Ívlommen, Frans Schippers, Lutgarde Tatrai, Herman Van der Borght, Frans Van Elsen, Juliette Van Ermengem, Leo Verheijen, Frank Vermeren en als speciale gast Gert Hurkmans. Verontschuldigd: Eddy Braeckmans, Frieda De Ruysser, Jeannine Meeus en Jo Peeters.
d.
De voorzitter stelt het nieuwe bestuur voor met hun taken. Dit kan men ook lezen in "Kempensche Tydinghen" nr. 38. ","" Er waren geen vragen of opmerkingen ovei- het verslag van de vorige vergadering of over de statuten. .3" Er werd nog ingegaan over "Kamp C", te Westerlo met de fantastische rondieiding van Mil Blancquaert. {" Als toehoorder was er Gerl Hurkmans, die te maken heeft met de opleidingen van de gidsen te Turnhout. In het vervolg wordt de basisopleiding minder belastend voor de
cursisten: het aantal lesuren per avond wordt met één uur verminderd en de examens worden gespreid. Er werd een verdiend complíment gegeven aan Frank Vermeren, voor de verzorging en uÍtvoering van het tijdschrift "Kempensche Tydinghen". Als iemand artikelen, verhalen, anecdotes etc, heeft, kunnen deze geplaatst worden in het tijdschrift. Je kan deze aan Frank Vermeren toesturen. Voor het copÍëren en verzendingsklaar maken van het tijdschrift wordt nog hulp gevraagd. t4ocht iemand enkele uurtjes tijd hebben, dan kan hij/zi: zich bij Leo Ver-heijen melden. a Êl zijn nog steeds enkele leden die hun lidgeld nog niet betaald hebben, "!, Er is een nieuw bankrekeningnummer voor het betalen van het lidgeld enz.. Dit nummer is:
0$0-4499404-38 vên de Fsrtisbank te Msl. Einde van dit jaar komt er een nieuwe museumkaart met vermelding van de musea die gratis of met korting toegankelijk zijn voor de streekgidsen. Als iemand van de gidsen problemen heeft gehad met het gratis binnenkomen in de musea, vooral Ín de musea in de Kempen, wordt hij/zij vriendelijk verzocht dit te melden bij Bert BogaerL, die dan maatregelen kan ondernemen tegen die bewuste musea. E-mail van Bert:
[email protected] Er wordt aan de website van GIVAK gewerkt, maar het is niet gemakkelijk om een duidelijk en gemakkelijk toegankelijke website te maken. Er zijn enl<ele ideeën geweest om excursies als bijscholing te kunnen beschouwen. Maar er is nog niets concreets uit de bus gekomen. Iedereen die ideeën heeft over excursies, bezoeken aan bedrijven, instellingen enz,, kan dat melden blj Bert Bogaert.
Belangrijk
Tqde SAapa. vergadering van GiVAK vindt plaats in Flenesse, Lierselei 30 te Oostmalle en dit Kasteel De
De volgende
, lr.r).
op
.ï.^
".J._ \'% \6
Ínaandag Let op! Andere loeatle!
l9 septemben
2$O5 om 19,3S u
le
kan parkeren bij taverne Het Koetshuis en dan moet je nog een 3-tal minuutjes te voet naar het kasteel. De vergadering wordt voorafgegaan door een kort geleid bezoek. Zie dus dat je er tijdig bent!
kbl. LrÀlh)-ll4 'l-
\ ^*,.^-
+|
w
.{Y
s
À
:
f,
;
iil
E€eryoeemËsage@ @geEeËdÊsng treeeËsËÊs€he GËds Tekst ter beschikking gesteld door Gert Hurkmans, Directeur CVA-Turnhout
Beste collega's, Gidsen van de Antwerpse Kempen De stand van zaken
I) ScÍrooljaar
i.v.m. de opleiding Toeristische Gids
20CI5-2006
De basisopleiding "Toeristische gids" en specialisatieopleiding "streekgids van de Antwerpse Kempen" zullen in het schooljaar 2005-2006 in een aangepaste vorm aangeboden worden op het KA-CVO ïurnhout 1. De lessen van de basiscursus worden twee maal per week aangeboden (maandag- en dinsdagavond) van 18u30 tot 21u10, D.w,z. dat cursisten nog maar drie uur per avond les dienen te volgen maar wei over een langere periode. De evaluatiemomenten (examens) van de verschillende vakken zullen beter gespreid worden over het hele schooljaar en zullen steeds op een maandagavond doorgaan. Zo kunnen de cursisten zich beter voorbereiden op de toetsen en bestaan er mogelijkheden om te herkansen voor sommige opleidingsonderdelen waarvoor men niet geslaagd is. --5-
Meer infornratie kan u hierover weervinden in de informatiebrochure.
Eï)Toekornstige
scasd
L!
laEre opleid irr g SÈrcekgids
Eind 2004 werd er door Toerisnre Vlaamderen en de DiensË voor Onderwijsontwikkeling (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement
Onderwijs) een raarnwerk ontwikkeld voor opleidingen in de toeristische sector. Het i'aamwerk omvat de globale msdulaire struetuur en de kerncompetenties voor de (minimale) opleiding tot gids/reisleider.
Specifieke
:
gidsvaardigheden Basisvaardigheden gids en reisleider Basiskennis
gids en reisleider Bronnenstudie gids en reisleider
:
Specifieke reisvaardigheden :.-:,.!:::iaíi:=
Binnen het nu opstartende trajeci (kalender$aar 2SO5) is het de bedoeling om de ontwikkelde modulestructuur concreet in te vullen met basisinhouden en een aanzet van didactische aanpak. Hierbij worden alle opleidingsverstrekkers betrokken, o.a. het KA-CVO
Turnhout L
tot stand komt nog te ontwikkelen die binnen elke opleiding/sector ook als zodanig wordt erkend en tot een geven certificeri m g /aeeredEÈer! rr g aa nleid i ng ka n De concretisering moet er- toe leiden dat er een minimale inhoud en vorming
Om te komen tot een echte'standaard' die als ijkpunt voor certificering/accreditering kan dienen moet een lijst van (generieke) kwaliteitswaarborgen worden vastgesteld. Zulke systemen bestaan en functioneren reeds binnen de Europese Unie en worden gehanteerd zowel in het kader van formele als ryan meer informele vormen van opleiding en vorming, binnen en buiten het reguliere onderwijs. Geënt op aspecten van deze criteria worden ook systemen ontwikkeld om elders verworven competenties en elders verworven kwalificaties vast te stellen. De grenzen tussen het reguliere onderwijs en andere aanbieders van opleiding en vorming vervagen daarbij.
Tot de (generieke) kwaliteitswaarborgen behoren o.a. aspecten van: de onderwijsinhoud, het onderwijsproces, de resultaten van het onderwijs, de doelmatigheid van het onderwijsproces, de beschikbare materiële voorzieningen, de beschikbare financiële middelen, de interne kwaliteitsbewaking...
In het proces dat Toerisme Vlaanderen opstart zal men in een eerste stap vooral kijken
hoe
de verschillende opleidingstrajecten van verschillende aanbieders op inhoudelijke en structurele aspecten voor wat betreft de rninimale vorming van gidsen/reisleiders kunnen
_r*_
afstemmen op elkaar.
Primair doe| van het kuidige ínittatief te ontwikkelen dat bestaat uit modules die ím prineEpe binnen I jaar zijn te voltooien en leiden tot een minimale erkenning als (niet-professionele of beroepimatige) gids of reisleider. De verschillende aanbieders kunnen zelf bepalen hoe zij deze modules spreiden in de tijd en/of laten aansluiten op vervolgmodules binnen hun De betrachting is om een traject
^:^^^ QíjieiuiíigeÍi. ^^t^i Á;^^^^ eigeíi
alq ean nnflofr'leo! u^+ narfqr!vh'Vv iÈ!L rlrnrrlon I onnarr-=!uu-re Psr =l'1.^F !,=n rlr uqi5i5PclRREL nEL krainn ^cii
t-ran
een eigen ruimer programma.
Het zoeken naar een standaard impliceert wel dat er op termijn een wederzijdse erkenning van dit basispakket komt tussen alle aanbieders. Cursisten die het basispakket volgden krijgen daarvoor dan vrijstelling (via EVC/EVK) als ze instappen in een langere of ruimere vorming. Omgekeerd beschikt wie een langere opleiding voltooÍde automatisch over l-ret basispakket. De toekomst zal uitwijzen of de werkgroepen een voorstel kunnen uitwerken voor de
inhouden van de verschillende modules die nadien aan de Vlaamse Onderwijsraad kunnen voorgesteld worden. Wordt vervolgci...,
Kem
pffiffi
s&
R&
sG
dgekerx Ë regem, Dr,3, Weyns Eron: "Ars folklorica belgica", 7956
(met dartk aan !-eo Cautereels van Bezoekerscentrum Zoerselbos voor het artikel)
1. InleÍding
buitengewone eenvoud aan een buitengewoon er van : - de middenruimte, want gelegen tussen de intieme woonvertrekken en de stal; de vloer, van waar alle delen van het huis te bereiken zijn; de plaats, waar voor mens én dier wordt gekookt; organisch verbonden aan de stal door de ,,draaiboom" of galg voor de koeketei en aan de ,,kamer" of winterverblijf door de schouw die nl. dubbel is zodat haard van keuken en kamer met de rug tegen elkaar zijn geplaatst en beider rook door één ,,pijp" het dak verlaat; toneel der huishoudelijke bedrijvigheid omdat er niet alleen gekookt en gegeten maar ook wordt afgewassen en geboterd; het woongedeelte, ten slotte, langs waar men het huis langs voren betreedt en het langs achteren verlaat want voor- en achterdeur bevattenci en dus inkomhalle uitmakend -: dat alles is de grote Kempische keuken met moosziide (moosbank, keuken of open haard, hejed, jeid of jaad. En ook haar "huis",
Ons Kempisch huis2 Paart
een
í. Kempische schap, kelderva/, keldertrap), meí zandtekeníngen. Herst-op-den-Berg, Goor, 7 7- í 0- / 943.
de naam van deze inkomhalle
en
zomerverblijf kenschetst dit centrale belang:
t Vertaling en herwerking van een mededeling gedaan op het 111-de internationaal Congres voor Anthropologische en Ethnologische Wetenschappen, Brussel, Augustus 1948. - Foto's en tekeningen van de schrijver.
2 ik verwijs hier naar mijn bondige beschrijving in Winkler Prins, Ede Druk. Dl. IV, pp. 443-444, en mijn nronografie, in vocrbereiding, aan dit zelfde onderwerp gewijd.
-5-
immers de keuken heet huis (hoas, in 't Z- W), d.i. het echte, het oorspronkelijke ,,hriis" of onderdak van de mensr in zijn primitieve tegenstelling tegenover de ,,stal" of ondei-dak voor het vee. Nu is er - of was er - een typisch element uit onze Kempische volkskultuur dat dit grote belang van het hoas, vooral dan wel in zijn betekenis van inkomhal rrreen ik, tegelijkertijd illustreerde en verhoogde, en dat waren de zandtekeningen. inderdaad, het was, binnenshuis, alleen in dit vertrek dat onze Kempische boerinnen .^YII
*^i^;^IllElSJEJ
A^^llCrOl
,,^--,.{i^lvqqitl,ViigiLr ^i..1 ih iii
,;+ --n VOi\ d(jii UtL ,,r1.
huisgenoten, gasten en vrijers toonden, De zandtekenkunst, typische volkskunst, is heden zogoed als geheel uit onze landse woningen der Kempen verdwenen, zonder de verdiende belangstelling van onze volkskundigen te hebben genoten. Ik was dan ook aangenaam verrast, toen ik, in 1943, een hoeve ontdekte, in mijn naaste omgeving (Heist-op-den-Berg), waar de boerin deze traditie niet slechts voortzet, maar ze met zulk een handigheid beheerst dat haar werk ongetwijfelci tot het beste mag worden gerekend dat deze aloude boerínnenkunst heeft voot'tgebracht (Afti. 1-6). Afgezien van een paar kleine huisjes, waar oude moedertjes hun rode vloer nog met enige zandspiralen sieren, is de voornoernde hoeve, van de paar honderd Kempische huizen die ik totnogtoe bezocht en meestal fotografeerde, de enige waar de boerin haar woning nog elke Zondag met de traditionele zandtekeningen het aantrekkelijk uitzicht van vroeger dagen verleent. Als men elders, zelfs in boerderijen die buiten en binnen het voorvaderlijke uitzicht hebben bewaard, naar
zandtekeningen infornreert, dan lacht de
--1J-':a
2
Plattegrond van dezelfde Kempische keuken met dezelfde zandfiguren,' let op de speciale bevloertng van de ,moos" (deze \ígt langs de Noordzryde). De haard in deze hoeve, thans tegen de stalwand, had eertíjds zrjn Íraditionele plaats daar tegenover, tegen de "karner".)
boerin, Ja, in de ouderlijke woonst heeft zij die nog geiegd, en ze kon het goed en deed het Eraagr maar thans doet ze het vanzelfsprekend niet meer; nu wordt er op neergekeken als op een door de tijd voorbijgestreefd, oud-modisch geworden gebruik, dat eigenlijk - geeft men toe - toch wel schoon en in de grond der zaak in niets belachelijk is; maar de herinnering doet goed aan het hart, de vraag is zo onverwacht, de belangstelling voor dit immers onbelangrijk zandkrullenspel op 't eerste zicht zo onbegrijpelijk en gek.'. dat de boerin lacht.
2,
3.
Opname van dezelfde zandtekening ín de andere hoek
van het ,huís'i n/. onder het venster en (weg'
genomen) tafel.
Betekenis in 't VolksÍeven
Wanneer men 50 jaren geleden, of zelfs voor de andere oorlog, een hoeve in de Kempen op een Zondagmorgen binnentrad, dan trapte men er op stro of biezen. De rode tegelvloer werd 's Zaterdags geschuurd, doch om te beletten dat de plaveien te vroeg zouden worden bevuild, bedekte men de plaatsen die het meest aan het trappelen der klompen waren blootgesteld met een dunne laag stro, of, in de Zomer, bij voorkeur met biezen. Stro is stofferiger, wegens kaf en ,,vlimmen" moeilijk op te ruimen; verse
biezen waren fris en zuiver. Waar er jong volk was in huis, waar het dus een punt van eer voor de boerendochter gold, dat de vloer nog proper en rood was als de vrijer kwam, daar werd steeds van dit geïmproviseerde primitieve tapijt gebruik gemaakt. Het bleef er liggen tot omstreeks zondagnoen en werd dan buitengekeerd. Nu kwam het gewichtig ogenblik, het laatste der werken die een volle week voor een boerin meebrengt, het feestelijke, ditmaal niet op materiêle zorgen gerichte eindpunt geplaatst achter de afgedane beslommeringen van zes lange dagen: de zandtekeningen ..,^-f^^^t^^! wsÍucil g€rcgu, Zij hebben dus iets recreatiefs, ze bezorgen aan haar die ze strooit een esthetisch genot, de speelse vreugde gegeven door het eenvoudig genoegen van schone dingen. Honderden grote en kleine werken zijn volbracht, tijdens de lange uren van de dagen die in de vrcegste morgen beginnen en slechts in de late avond eindigen, als ieder kind en elke koe, voldaan, verzadigd is en rust; elk dezer werken vías er een voor 't dagelijkse brood, voor nooddruft, voor kudde en voor kroost. Welnu, die werl<endaagse week, ze duurt voor de boerin tot Zondagnoen. Ze wordt beëindigd met de krullen van het witte zand op de rode vloer. De zandtekenkunst beantwoordt dus enigszins aan een psychologische behoefte. De l
=r.] i I
I
I r...t
een middel om zích te doen opmerken, een instrument dat vertoikte zekere verlangens van het hart...
Natuurlijk tverden ook
bij verhuis of
.a
eR&@/.e/,V.. à.:2; 4.
Zandtekeningen dcor dezelfde boerin gelegd op
,,overhalen" de zandfiguren niet vergeten door de /3.6.í948 buurvrouwen en -meisjes die 't huis schuurden en tooiden voor de níeuwe boer en boerin. De intocht moest feestelijk zijn en de zandversiering hielp daartoe gepast. Welkomwensen werden aan de krullen toegevoegd. De optredende gebuurtegroep had dan recht op een door de ongeschreven buurtschapswetten nauwkeurig Vgl. OnsVolksleven, III, LB?I, blz. 139: ,,Wanneer iemand zancJ ziet strooien op den dorpei zijner voordeur, dan zegt men ín de Kempen: Hier is nog een dochter te koop, of: Hier zijn nog meiskes te koop. Van vvaar komt dit gezegde? J. C. ,,- En het antwoord van Fr(ans) Z(and), alias Sooi Coeckelberghs uit Heist-op-den-Berg, in Ons Volksleven IV, t892, blz.58: ,,Wanneer er wit zand op de dorpel van de voordeur ener woning gestrooid ligt, dan zegt men in de omstreken van Heist-op-den-Berg: ,,Daar heeft men lokzand gestrooid", willende beduiden dat daar trouwlustige meisjes zijn, en het zand - dat binnen ook alles goed geschrobd, gezuíverd en in orde is - de jonkmans zou aanlokken om eens hun pijpken te komen aansteken en een vrijagepraatje te houden". 3
-v*
bepaalde tegenprestatie vanwege de nieuwe boerin : een ,,koffie", een paar weken nadien (te onderscheiden van de ,,karwei" of grote traktatie voor mannen en vrouwen/ een week of zes na het overhalen). Psychologische en sociale motieven vinrlan vrrruvri
rrra rlu
r{r uuJr-
in
áa
rravlzlrrinn vull\tslllt:,
Kempische zandtekenkunst.
\/an
Of
^nzê
ou,
oorspronkelijk, het witte zand een diepere symboliek heeft gehad, of er, m.a.w./ na de ,,materiële" zuivering van het huis, een ,,immateriê1e". d.i. symbolisch-rituele plaats had met behulp van het zand, is een zaak die ik graag wii geloven doch waarvan de
oorsprong zo ver in 't verleden ligt dat geen getuigenissen meer "Kape/lekenshulde", daarvoor thans Heist-Goor,23.5,/948.
5. De faatsÍe Heistse zandlegster, bU heÍ strooien zandspiralen ter gelegenherd van
van
bestaana.
Een paar dagen bleven de krullen liggen. Elke huisgenoot deed zijn best er zo weinig mogelijk de voet op te zetten. De versiering bleef trouwens voorbehouden aan de minst belopen plaatsen van de vloer. Vooral de eerste uren behoedde de boerendochter haar kwetsbaar werk voor onvoorzichtigheden of kwaadwillige verminkingen; menig treiterende jongere broer kreeg al eens een oorveeg. Na een paar dagen was dan toch de frisheid en zuiverheid van de tekening vertrappeld, vergaan. Er volgde dan een transformatie met de hulp van de keerbezem. De huisbezem werd op het zand gezet, men wrikkelde hem heen en weer terwijl men achterwaarts ging5. Op de ganse oppervlakte waar de bezem was voorbijgegaan lag het zand nu dun uitgestreken volgens het patroon van naast elkaar gelegen of lusvormige elkaar dekkende golven. In dit nieuwe uitzicht bleef het zand andernraal een paar dagen liggen, tot het weer vorm en schoonheid had verloren. Thans werd het, bij't uitkeren van het huis, met het ander stof en vuil buitengekeerd. De Zaterdag naderde opnieuw, nret zijn schuren en het stro of biezen; en de Zondag met het verse zand. Zo sloot de cyclus, zo
vernieuwde zich elke week
en
bleef
voortgeleerd, sedert veel geslachten, de
voor onze Kempische boerinnen belangrijkste vorm van levende volkskunst.
3, Techniek Uitsluitend wit zand werd gebruikt6. De zandleurder bracht het aan huis. Hij deed zijn roncien op bepaalde dagen met de handkar getrokken door hem zelf en één of twee honden. Zijn roep schalde van verre: ,,Zand, schoon wit zand!" Zijn kar had een nagenoeg halfronde bodem, aangepast cjus aan het vullen van de emmers. in onze streek kwamen de
meeste ,,zandkruiers" van Lier.
Hun
gewoonte ,,trekkens" te rijden kostte het leven aan een van hen die, kort voor LgI4'
7 Deze vrouw legde op myn vraag de tekeníngen die 30 jaren geleden in haar ouderlíjke woonst placht te strooien; het z4n de spiralen onder de Íafel en twee
zij
stoelen. Putte-Mechelen, 25.8. í 944.
Men denke aan de symboliek der witte kleur bij feestgelegenheden, bruiloft, processie, plechtige ccmmunle/ enz. Cf. ook Wijn, losse BijrJragen.., (AntwerpenISSZ;, p. 13. Voorbeelden van het ritueel gebruik van zandfiguren zijn o.a. bekend uit N.-Amerika, Australië, Indië. Hel d beze bewerking heet heperen !e Balen-Neet, en wellicht nog elders. Ze wordt beschreven door Cyriel Buysse, 4e druk, 113-114; (L927), blz' 2 vol., Dishoeck, van íeven van Rozeken van D,ate,3e drul<, Bussum, C. A. J. Antwerpen, N.V. van Ditmar, en Amsterdam, Contact (1"942)' blz' 85-86' versiering van kapelletjes; 6 Gekleurd zand konrt, zover'ik in onze streek kon nagaan, slechts in aanmerking voor de zie laqer.
a
te onzent, in Heist, van cle Berg reed en zijn kar, hem stotend in de rug, niet meer meester was zodat hij zich op een boom te pletter reed' De zandkruier vulde de emmers zijner klanten met de handen' Op het bovenvlak van de volle emmer maakte hij, met een hem eigen vlug gebaar, een zekere krullende tekening. Een emmer zancJ kostte (voór 1914) 5 à 10 centimes. Het liedje op de zandkruiers luidt: ,,Zand, zand, schone witte zand, Viiftien centen de mand, En doet er nog een schePPeken bij Dan is dat zanci vaar mii".'" Het zand moest goecl droog zijn, opdat het goed zou lopen, anders werd het op de stoofbuis,,geheist", cj.i. in een potje of pannetje geroosterd. Als de tekeningen dienden te worden gelegd op rode tegels, was het geraadzaam eerst de vloer lichtjes nat te maken' Op deze wij?e kleeft het zand beter op de grond en bekwam men zuiverder getekende lijnen. Als de Éeste methode werd nrij door een zandlegster van Begijnendijk, van wie ik werk te tonen heb (zie lager), aang€prezen: de grond te netten met een in zoutwater gedompelde vod of ,,slats" (dweildoek) ; het zout droogt niet op en de tekeningen blijven zeer lang liggen. Om helrode plaveien te verlcrijgen strooide men voor het schuren koffiegruis, dat rnen er heel de r,veek voor bijeenhield, op de vloer, en kende nog wel andere middelen. \tJaar ncg geen stenen, baksteenrode tegellroer aan',^.fezig was ik herinner mij it't mijn kinderjaren, omstreeks 7920,
nog meer dan eén van
zulke
gevallen ontmoet te hebben werden de zandspiralen op
de van gestampte klei (waaruit thans nog de meeste dorsvloeren zijn gemaakt) gestrooid. Om het zand op de grond te werd gebruik gemaakt lopen laten potje met tuit, een van een papieren puntzakje (,,tipzak") waarvan de punt was afgesneden, een koffiepot, of eenvoudig de losse hand. De vrouw die ik dikwijls aan 't werk heb gadegeslagen (Afb. 5) volgt de laatste werkwijze: op
donkergríjze bevloeríng
De zandlegstet van Begiinendiik versiert de toegang tot de kerk ter gelegenheid van Íwee huweli1'ken op 30.4.í944. 8.
minder dan een kwartier versiert zij 't hele,,hoas" (Afbb. 2, 4). Niet altijd werd met droog zand gewerkt. Naast de ,,droge"
bestond er een ,,riatte" methode. Sommige informanten maakten inderdaad het zand nat in een potje en goten aldus de krullen op de vloer; zelfs met botermelk werd er door een boerín het zand genet. Ook bij de natte werkwijze, vooral in laatste geval, bewaarden de krullen lang hun relatieve stevigheid.
Welke ook de doenwijze mocht wezenl steeds \/as het de betrachting
figuren te bel
breed,
onregelmatig of vaag uiteenvloeiden maar klaar waren afgetekend, in hel contrast met de rode tegelvloer, en die goed bleven liggen.
Klaarheid en duurzaamheid, eigenschappen zo moeilijl< verenigbaar met het
9. De interessante spiralen door dezelfde zandlegster voo rme I de ge lege n h e id geÍe ken d.
b íj
7
Nog algemeen gekend in onze streel< en door't vele gebruik ook gevarieerd: in de voorlaatste regel luidt het
somsi,.nog een zwiksken bij", en in de laatste:,.h€t proíijt voor mij".
-s"
uiterst losse verband tussen de beweeglijke zandkorreltjes, waren, juist daarom, de technische kwaliteiten die in de zandteken-kunst werden beoogd. 4. J/ormen en Motieven
Allereerst dient duidelijk gezegd dat het karakter van de Iandfiguren louter decoratief is; geen voorstellende kunst is het, ornamentaal is haar wezen. Louter lijnen, ten tweede, zogoed als alleen gebogen en vloeiende bewegingen beschrijvend, en, blj uitzondering, punten, vormen er de bestanddelen van. Om dit dubbel kenmerk is het dus dat hier geen sprake is van zandtapijten, rnaar wel degelijk en uitsluitend van zandtekeningen. De thans overbekende en toeristisch uitgebate zandtapijten (Hekelgem) hebben in hun huidige vorm m.i. niets gemeen met ware volkskunst. De kern van het materiaal dat ik hier aanvoer en afbeeld is werk van onze Heistse zandlegster (Afb. 1-6). Ter vergelijking heb Ík een paar andere boerinnen er kunnen toe bewegen, bij wijze van demonstratie, dezelfde figuren buitenshuis op de grond te leggen die zij vroegertijds in de ouderlijke woning hebben gestrooid (Afb.7). Verschillende informanten tekenden verder in mijn heemkundig veldboek de ,,krolfen" (krr.illen) door hen vroeger gebruikt. Uit al deze gegevens heb ik het overzicht der meest gebruikte motieven samengesteld (zie Afb. 10). Uit deze gedane steekproeven is mij dan gebleken dat het variërende, met evenveel vaardigheid als vindingrijkheid te voorschijn gebrachte werk onzer Heistse zandfigurenspecialiste, ver boven het gewone werk uitsteekt. De meeste boerinnen blijken zeer weinig variatie in de gebruikte vormentaal te hebben aangebrachi en geijkte tekeningen, aangepast aan vorm en mobilier van het vertrek, steeds te hebben toegepast, Zij die ik
terecht als de vlugste
,,artistiekste" zandlegster A
aanzien, verandert elke week aard of volgorde der lijnmotieven (Afb, 2, 4, 6) ; slechts hun plaats en aanpassing aan de ruimte blijven behouden. Ook in de volkskunst, blijkt hier
@@@@
zich
de
Wat de algemene vorm
en
nogmaals, veropenbaart
?s. Zb
persoonlijkheid
. €fefuêíQfel
g'nru."^^/
4u. -Á,J-,&-&-&Á,R 4tÁ-€dq.€*qs,g-e
f .#,# t%à 6n I
ET
@f@/@.'aÊd
9o,
M/
9c'
10. Overzicht der voornaamsÍe motíeven van Kempische zandte' ningen: /. Spira/en;2Friesvormíg herhaalde "meanders"; 3. Golflijnen; 4. Friesvormíg herhaalde enkelvoudÍge lusvormíge krullen;
5. Fríesvormíg herhaalde dubbele lusvotmíge krullen; 6. Lusvormige kruílen in cirkel; 7. ld. ín rozeÍ; B."Boom"; 9. Sa mensÍellíngen
en mag
me{ verscheídene matreven.
Vlaanderse langgestrekte of open hoeven en in
"18-
!
verschijning der tekening betreft, is laatstgenoemde aansluiting aan het kameruitzicht het eerste punt dat in
't oog valt.
Beschouwen we
afbeelding 2 en 4 dan bemerken we inderdaad allereerst dat de algemene schikking op harmonische wijze aan de te versieren ruimte is aangepast. De algemene vorm bestaat hoofdzakelijk uit een decoratieve boord langs de kamerwanden gelegd. Onder de tafel, en, soms, ook onder de stoelen, is een groter motief, een spiraal bij voorkeur, getekend 0nze Kempische keuken of ,,hoas" bevat twee essentiële organen : de haard (jeid, jaad) en de moos (Afb. l). De moos, plaats voor afwas, boterbereiding, bewaring van borden en vaatwerk, vormt dus in 't Antwerps-Kempisch huis geen aparte ruimte, zoals in 't N-BrabantsKempisch huis de ,,geut" wél doet (of
zoals dat ook
de
't geval ís in
de
Brabants-Haspengouwse gesloten
hoeven). Op de bevloering evenwel is de moos-ruimte afgebakend : de vloer aldaar bestaat niet uit gewone plaveien doch uit bakstenen, soms uit afwisselend rode en blauwzwarte, soms zelfs uit kleíne klompsteentjes, met voorliefde visgraatvormig geschikt. Welnu, de witte krullenband volgt de buitenboord van de moosvloer (Afb. I, 2, 4). Het vrij laten van de moosruimte is maar logisch, vermits het wassen en plassen alhier de zandfiguren spoedig zouden schenden. Spiralen komen zeer veel voor. Andere motieven zijn (Afb. 10): friesvormig herhaalde kleine of grote voluten of ,,meanders", golvende lijnen, fi'iesvoi'mig herhaalde enkelvoudige lusvorm!ge krullen, friesvormig herhaalde dubbele lusvormige krullen, lusvormige krullen die een cirkel (cfr. ,,heilsknoop") of een rozet beschrijven/ soms ,,bloemen" en,,bomen". Motief B van Afb. 10 rryerd door de vrouw van Afb.7,,boom" geheten; het was een figuur door haar onthouden uit het op school geleerde naaldwerk zodat het mogelijke verband met het ,,levensboom"-motief dus niet onbetwistbaar te bevestigen is. Typische volksl
5.
Za
B
Hier toetsen we tevens aan de diepere zin van het wit en rood in onze oudste vlaggen en wapens! Buitenverblijf ,,Ten Bosch", te Heist-op-den-Berg, ten tijde toen het nog bezit was van de farnilie Moretus; voorde geschiedenis er van, zie R. Moretus Plantin de Bouchout, Demeures familiales (De Sikkel, 1949). 10 De allerlaatste jaren blijkt daarin verbetering te komen en de grillige tekeningen wijken voor effener en e
frisser vloeren.
-Í"1-
Bij laatste gelegenheid is het dus een groep/ lokaal en sociaal bepaald, nl. de plaatselijke ,"ouderdomsklasse" waartoe de bruid behoort, die optreedt. Of juister: die optrad, want thans heeft de plaatselijke, kunstmatig (van buiten-uit) georganiseerde jeugdgroepering (BJB, KAJ), de vroegere, natuurlijke, traditionele groepering vervangen. In elk der gevallen heeft deze vrouwelijke buurtschapsgroep weer recht op een traktatie (gewoonlijk,,koffie" een der eerste Zondagen na de bruiloft), Nu heb ik echter één geval ontmoet waar niet een groep, maar één persoon voor de zandvei"siei-ing zorgde bij een bruiloft, aan de kerk. Dat 'r,,as in Begirrnendijk. Een arme brave vrouw is hier de zandlegster-specialiste. Toen ik, op 30 April 1949, ter plaatse ging zien, waren cr twee trouwende paartjes. De versiering voor de kerkdeur zag er uit als volgt (Afb.8,9): weerszijden van de gekasseide toegangsweg lagen 4 spiralen; midden op de weg waren zand en papiersnippertjes gestrooid tussen een heilwens aan elk der paren gericht. Op de voetrooster voor de kerkdeur lagen nog 3 kleine spiralen. Het vijfde spiralenpaar. dit langs de kerkzijde/ vroeg ik er bij te leggen om de werkwijze te zien en te fotograferen. Ik zag de vrouw eerst de naast de kassei opgeharkte grond geiijk vegen met een prop dagbladpapier. Dan werd de figuur gestrooid uit de losse hand (Afb. B). Om de tekening beter te doen kleven moet men eerst de grond met zout bestrooien. Deze informante beweert haar spiraalfiguren nergens te hebben geleerd doch zelf te hebben gevonden; het zijn dezelfde ciie ze, tot voor een tiental jaren, bij haar in huis iegcie. Bij't verlaten van de kerk kreeg elk lid van de bruidsstoet een papieren bloempje, door onze zandlegster gemaakt; zij ontving dan een fooi. Dan zijn ten slotte nog Ce zandversieringen te vermelclen die sporadisch op de graven met Allerheiligen worden gelegd, Door dergelijke gebruiken bestaat dus toch kans, dat de oude zandtekenkunst, een volkskunst en boerinnenkunst bij uitstek, van totale verdwijning zal blijven gevrijwaard. Dat is de innige wens van al diegenen voor wie dierbaar is het volkse en cultureel patrimonium van ons oude, eertijds zo traditiegetrouw en schilderachtig Kempenland.ll rL
Naschrift. Sedert ik, in 1950, bovenstaande stuk schreeÍ, heeft ook mijn Heistse zandtekenaarster, Liza TorfsVerbeeck, haar wekelijks zandwerk vaarwel gezegd wegens de vernieuwing van haar woning in 1952. Ik schreef over haar, en gaf een afbeelding van haar zancltekening , in Het Verhaal van ons Huis, Davidsfonds, Leuven 1954, blz' 9095.Als toemaatje nog een aanhaling over zandtekeningen uitConstantijn Huygens, DeZeestraatvan's Hage naar Scheveningen (Heruitgegeven door Mr. l. G. La Lau,'s-Gravenhage Amsterdam, Gebr. van CleeÍ, 1838), blz. 31:,,Vreest hier geen slijk of stof, 't is zand waar m' in den Haag,,De beste kameren meê mooi maal
FesEsem&edesc Earf Á4esoffen
Op Allerzielen moesten wij's narniddags naar de kerk gaan om te "pesjoenkelen". Ons moeder-zaliger zei, dat we zieltjes uit het vagevuur konden verlossen iedere keer als wij de kerk binnengingen en er vijf maal Onze-Vader,Weesgegroet en Glorie-zij-de-Vader baden' Zo konden we telkens een volle atlaat verdienen: telkens een ziel uit het vagevuur direct de hemel in. ,.Ën ten minste één volle aflaat voor het zieltje in het vagevuur voor wie niemand bidt", werd ons voorgehouden. Wat betekent het dialectwoord "pesjoenl<elen"? Het komt van het Latijn. waar de uitgang ,,-ulus, -ula, -ulum" een verkleinwoord aanduidt. Zo is ,,portiuncula" het verkleinwoord van ,,portio" (deel). Een ,,portiuncula" is dus een deeltje, iets kleins.
De benedictijnen van Monte Subasio hadden in de jaren 500 buiten de stad Assisi een kapel .^^l andere I'a-l'an o^ lz:nallan kapellen, ^^l^-n kerken en gebouwd. Zoals veel
i. _e iffi." ; : ffi tr'ry de tiid van Franciscus in verval ":ï3.eft6FS*J;i was ze in -ffi344g,r.. Hffi*....*==ii Ta^^ Àa*r, i^nnnm=n in ?fi( lroclnnf "*r
ffi
^^--^r-+ Toen deze jongeman geraakt.
f":f1::Êï:i-i:'n',:{:i::í;l;'#i;';:;,,-, :g,";,.::,.:'ïï
'il:ï
.t in 1205
besloot
*,l""noni3n".lï'i'ï* ';:; onderkennen. De te duidelijk roeping echte zijn kapel, en ging er vaak bidden om - -L/- -
benedictijnen gaven hem de kapel ten geschenke. Hij noemde het gebouwtje ,,portiuncula", zo íets als: een niemendalletje. Toen de kapel helemaal opgeknapt was, werd zij opnieuw ingewijd op 2 augustus 1208.
Van 1569 tot 1678 bouwde men rond het portiunculakapelletje een grote, barokke basiliek met drie beuken, die werd toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw-der-Engelen. in het midden van deze grote kerk staat nu nog het kapelletje met deur, raampjes en dak. Het is een .i, !i{í eÍgenaardig zicht. In 1928 kreeE de kerk een mai'meren ' ; '_: l' f*
i
voorgevel. voorgerrel.
,
írt;,..
:ï;.':, /.' ír:i,,,,.
:.ii' i'
\
y'.:.V:,i;i.van In de buurt van de kapel ontstond het rnoederklooster van Ëf# lii:itir:.-:j, ..-.. do beginnende hpninnrtnrlo orde nrrlo der dpr minderbroeders rninrlarhrnr.darc of nf fransciscanen. frenqricaenên L. .:1:'; de .,J i.:-''',:1,':,. I tqttLtJLuJ
JLtct I gt
ttt
L41vt
vurysrrJ
sgrr
rrrsL
uuvgJlryug
;i*; .t;--
i 11 :
;1ï
\ I
,
\ i
ir:'r:: i''i*'+,,-\ " traditie zou Fransciscus van paus Honoritrs III een volle r," #;1., ':. '-,',. aflaathebbenverkregenvooriedereendiedel
bÍdt, kan verdienen. Aanvankelijk kwam daarvoor alleen de 2e augustus in aanrnerking. Later, sedert 1952, kon men deze Portiuncula-aflaat ook in andere kerken en op andere dagen verdienen. Vooral oB Allerzielen gingen veel gelovigen met dat doel hun kerk in- en -uit en weer in- en -uit. In 1966 bepaalde paus Paulus VI dat slechts één aflaat verdiend kon worden en dat zulks alleen gold en geldt voor de kerken rran de franciscanen en alleen op de 2e augustus, de franciscaanse Portiuncu lafeestdag.
HFe Kemge*EÊ€@ €eee€eme wgËtr
e€ffiweffi fu@m€sB€rÊ$vesn€e B
ro n : "o
n
s
Heem
", r ij d sc h r ift
va
n
He
e
mk
un
r
weÊeËg@trs
iili i, i,rf[ï!; ífi,:#X!1 i íi[; l
Oudere Duitse artikels over de Westfaalse "Tódden", rondreizende handelaars die vanaf het midden van de 17de eeurv vooral textiel en koperen huisgerei op het platteland aan de man brachten, begonnen vroeger wel eens met een verhaaltje uit "Tódden"-middens, Niemand minder dan ontdekkingsreiziger Christoffel Columbus werd daarbij ten tonele gevoerd. Bij de ontdekking van Amerika in !492 sloeg diens vreugde snel om in ontgoocheling. De inboorlingen maakten hem immers met handen en voeten duidelijk dat hij daar niet de eerste blanke was: een "Tódde" was hem voorafgegaanl Deze boutade ontstond, nadat er aan de Tóddenhandel ín de 19de eeuw een einde gekomen was. De nakomelingen hadden bij gebrek aan historisch onderzoek - nood aan dergelíjke beeldspraak onr de eeuwenoude prestaties van hun voorvaderen in de verf te zetten. De Westfaalse "Tódden", net als hun Kempense evenknie, de "teuten", hadden van de buitenwereld immers nog geen historische erkenning gekregen. Op onze teuten toegepast zou de CoÍumbusanekdote orrerigens wel een punt gehad hebben: niet de Westfaalse ïóddenhandel, maar wel de Kempense teutenhandel moet in de late Middeleeuwen ontstaan zijn, alleszins voor Columbus de Nieuwe Wereld ontdekte. Waar het in deze bijdrage om gaat, is.de vraag naar het reizen van de teuten. Een inzicht in hun commerciële tochten en in de eisen die aan dergelijk rondreizend beroep gesteld werden, kan enkel verkregen worden door nader in te gaan op het wezen van het teutenfenomeen en vooral op het kader waarbinnen die handelslui opereerden. Zo zal men bemerken dat teuten niet in het wilde weg het hele Europese continent afliepen, maar in bepaalde delen ervan zeer systematisch en efficiënt te werk gingen, a.lr.w. als arbeidzame mieren die slechts ín schijn chaotisch rondtoeren.
-
l<-
L
Aanknopingspuntem in een oud eomsl?ercieeE esr anÊlsanaal mrilieu
In de late Middeleeuwen is de teutenhandel gegroeid uit ambachtelijke en commerciële activiteiten, die in het grensgebied van de Loonse (: Limburgse) en Noord-Brabantse Kempen al in de tweede helft van de 14de en in de 15de eeuw teruggevonden worden: textielhandel en nijverheid, wol- en schapenhandel, vervaardiging van netgarens en visnetten, de Brabantse valkerij enz. Betreffende de oudste activiteiten buitenshuis moet ik me hier beperken tot slechts enkele voorbeelden. Vanaf 1393 vind ik in sporadisch bewaard gebleven, schriftelijke bewíjsstukken dat (textiel)handelaars uit Lommel, Peer, Borkel en Schaft actief waren tot in Brussel toe. In 1399 tref ik twee kooplui uit Overpelt aan in Schiedam, waar die samenwerkten met twee koopluí uit die Zuid-Hollandse stad en met een Engelsman. In i44'0 verhandelde een Weerlse hoefsmid Weertse textielstoffen in Brussel, waar hij met
"meester" aangesproken werd. Let hier op het samengaan van hoefsmid en lakenhandelaar, een merkwaardige combinatie die ik ook in de teutenhandel aantref, In het derde kwart van de 15de eeuw waren minstens tien emigranten uit Peer en één uit Overpelt, meestal linnenwevers, in Firenze gevestigd. Eén op tien vrachtrijders op de Oost-West-handelsas, nl. tussen Antwerpen en Bergen-op-Zoonr enerzijcis en Keuien ancierzijds, kwam in cie i5du16d* eeuw uit de Loonse Kempen. De bevolkingsmobiliteit was in de Kempen dus al in die laat-middeleeuwse periode bewonderenswaardig en voor de toenmalige landelijke samenleving zelfs vrij uitzonderlijk, Ais ik dan de eerste, aaneensluitende reeks bronnen raadpleeg die van deze dorpen bewaard bleven, dan wemelt het al in de jaren 1520 in Overpelt en omgeving van kleine compagnietjes die - zoals dat heette - "buiten winnen", hun kost buiten de geboortestreek verdienden. eategorieêËn
Het gaat hierbij om verschillende soorten "teuten", een vreernde en nog onverklaarde verzarnelnaam ter aanduiding van de traditionele ambulante handelaars uit de Kempen en uit Westfalen. Die lui zijn overigens in genen dele te vergelijken met leurhandelaars, die wel in een ongunstig daglicht stonden. De grootste groep vormden de "koperteuten", ketellappers of "ketelboeters", handelaars in koperen huisgerei, verder ook blikslagers, tinverkopers en vertinners. Vaak kochten zij ook
oud koper op, Vanaf het tweede kwart van de l8de eeuw dreven zij ook handel
in
Westfaalse ijzerwaren (vooral messenÍ zeisen en sikkels). Die werden door de teuten o'a. ten oosten van de Elbe afgezet, in gewesten als Mecklenburg en Brandenburg waar toen een hele markt opengegooid werd. Verder waren er de haarsnijrJers of rondreizende kappers, die sedert de opkomst van de pruiken vanaf het midden van de 17de eeuw een nieuwe markt aanboorden. Zíj verzamelden het meisjeshaar, bereidden het en leverden het
dan aan pruikenmakers in vele Ëuropese steden. Het
gaat hier vooral om
NoordEersel, die Bergeijk, en Luyksgestel van kwart zích tot het derde de 19de eeuw met succes oP
Brabanders uit
die nieuwe markt gestort hebben. Deze haarteuten zijn eigenlijk ontstaan uit het milieu van de Brabantse valkeniers en vooral uit de Brabantse teutencomPagnies rond Ober-ursel in Hessen.
"Le colporteur", zeer waarschiinlijk een Kempense textielteut aan het werk Ín Frans-Lotharingen' Schilderij van Martin DroÍting (1752-181,7), bewaard in het Musée de la Chartreuse in Douai. -À1$-
Genoegzaam bekend zijn de "pakdragers" of textielteuten
die allerhande weefsels
als wollen laken, dekens en linnen
aan de man brachten.
Een merkwaardige groep vormden de lubbers of dierencastreerders, vooral rondreizende varkenssnijders èn hengstenruiners. Al in de 16de eeuw tref ik hen aan in Overpelt en omgeving en eeuwenlang gaven ze hun l<ennis door van vader op zoon. Het ging om ongescháolde, maar bekwame krachten, met enige overdrijving de voorlopers van de moderne veeartsen. Vermeld ik nog de diverse kramers, met kramerij allerhande, kleine modeartikelen of galanterie-waren (snuisterijen als gespen, knopen, bonte doekjes en sjaaltjes enz.) en vèrder- nog rrerkopers van aardewerk, glas of zaaizaad. Tenslotte \,varen er nig á" opkopers en de verkopers van vee, vooral in de 16de eeuw (slachtossen voor de haÁdelsmetropool Antwerpen en omgeving) en ook in de 19de eeuw (biggen)'
2. Een wezenlljk kec?menk: dlsËributie tn een eigen handelsstreek Teutenhandel veronderstelt blijkens de opgesomde categorieën een aanbod van waren en/of diensten. Het ging voornamelijk om geldhandel, niet om ruilhandel. De verhandelde waar werd niet door de teuten zelf voortgebracht, maar rechtstreeks betrokken in productiecentra, bij groothandelaars of ambachtslui in alle mogelijke steden. Hun technische vaardigheid en/of hun comrnerciëie praktijken oeiencien cje teuten uit in den vreemde, hoofdzakelijk op het platteland, ver buiten hun Kempense woonplaats. zíj deden dit voornamelijk als zelfstandige, alleen, maar meer nog in compagnieverband (doorgaans 2 tot 4), met de waar bij zich, van huis tot huis. Zoals gezegd doorkruisten zij niet zomaar kriskras allerlei gebÍeden, Iedere teut of teutencompagnie had zijn eigen "stree[(". Vanaf de late Middeleeuwenr, met een hoogtepunt van de ambulante handel in de lBde eeuw, had een distributienetwerk zich in de dorpen, zowel voor het aanbod als voor de vraag, geleidelijk aan meer en meer opgedrongen. Die alsmaar groeiende commerciële Een van de etsen uit de serie vraag hebben de rondreizende "Les cris de Paris dessinés et
de teuten, massaal beantwoord. Samenvattend zou ik de teutenhandel als volgt willen definiëren: handel groepen, vooral
van een
. . .' " . ffi
gravés à l'eau forte par Plerre Brebiette", ca. 1640. (Verz. H eem ku n de Li mb u rg)
zelfstandige l(empenaar
of
compagnie
dte
grotendeels op eigen kracht een relatie tot stand bracht tussen 1) zijn woonplaats, de teutenregio; 2) stedelijke producenten of leveranciers (of afnemers zoals de stedelijke pruikenmakers) en 3) een in omvang relatief beperkt afzetgebied in den vreemde, nl. de eigen handelsstreek' In de periode dat de handel vocral georganiseerd was in de steden en de distributiesector op het platteland amper ontwikkeld was, zorgde de teut dus voor afzet tot in de meest afgelegen gehuchten en boerderijen van "zijn handelsstreek". Dit wezenskenmerk zal uiteraard ook het reizen van de teut bepalen.
3. Bepalendc factorcft voor de teutenreEzen Deze handel in levensnoodzakelijke gebruiksvoorwerpen met het aanbod van herstellingen moest op arnbulante wijze gebeuren, want stationaire handel in de dorpen was in die periode nog niet leefbaar.
Geleidelijke uitbreÊdEng, vooraË a! im de 36de eeuw Niet alleen, maar voora! toch de beginnende teuten, hebben vanuit hun leveranciers (bv. Met het einde van het domaniaal systeem en een grotere circulatie van geld op het platteland, vooreerst in rijkere gewesten als de Nederlanden.
1
-Às-
een centrurn van koperproductie en -handel als Aken-Stolberg of Oberursel of, later, de groot- en tussenhandel van ijzerwaren in het graafschap Mark) nieuwe mogelijkheden ontdekt en hebben van die groothandelaars steun, richting en krediet gekregen. Geleidelijk aan is hun actieradius zodoende uitgebreid, in de LB de eeuw met teuten uit o.a. het Nederlandse Midden-Limburg zelfs tot tegen de Oder. Vermits het werkterrein van de meeste teuten zich binnen een straal van ca. 400-450 km. bevond vnl. in de Benelux, de FransDuitse grensstreek, Duitsland op het zuidelijke deel na en in beperkte mate Denemarken), konden deze Eetrainde voetganEei-s hun streek bijna allen toch binnen ca. een "reek bereiken. Onderweg moesten zij hun leverancier noE opzoeken, in de steden of op de grote jaarmarkten, bv. deze van Frankfurt, om hun zaken te regelen, af te rekenen en/of hun (vooraf bestelde) waar naar hun streek te laten brengen, De heen- en weerreis liep dus via een vast stramien en grotendeels langs de grote verbindingswegen tussen de steden, wat het reizen vergemakkelijkte. De reis zal vaak in groepjes plaatsgevonden hebben, terwijl men zich onderweg afscheidde of bij de terugkerende groep aansloot. Zo lees ik dat Michiel Korsten van Eksel, student in de geneeskunde, in 1688 "met de ketelbueters int tlest van juli vertrocken lis] naer lzijn oom inl Bonn".
KlantenbindEng in een afgebakende sËreek Men zocht in een bepaalde streek klanten: cie prospectie. Êfficiëntie en commerciaiiteit vereisten dat wat veroverd werd, ook bewaard bleef. Het ging hier immers om vreemdelingen die in het buitenland en bij potentiële kianten een barrière moesten overwinnen. Vertrouwen wonnen zij door krediet te verlenen en door regelmatig bezoek, om te bewijzen dat het om eerlijke handel ging, Was die klantenbinding geslaagd, dan was het eigenlíjk nog maar kwestie van regelmatig onderhocrd en van bijkomende l
heersende wetgevlng. Dit systeem van streken en compagnieèn bracht ook mondelinge en schriftelijke afspraken
de
met zich mee en een erecocle die eeuwen gerespecteerd werd. Zo was het een ongeschreven wet dat de ene teut of compagnie niet de streek van een andere bezette. In dit systeem groeide een on-
voorstelbare continuïteit over vele generaties heen, die de slaagkans alleen maar deed toenemen. Teldzaam, maar ieerrijk is een aantekening als die van een Friese boer uit Wirdum in 1838,
die minstens drie Eeneraties lubbers gekend heeft, De Fries gaf al jaar en dag de voorkeur aan de bekwaamheid van de Kempense grootvader, diens Zoon en nog later diens kleinzoon * aliedrie ;zeugsnijder" genoemd - boven iemand uit Friesland. Ook al verdienden deze "Brabanders" veel geld, zo voegde hij eraan toe: 18 stuiver voor een half uur werk cm negen biggen te snijden' Het succes van een bepaalde teutenhandel was dus evenzeer gelegen in het bezit van zulke streek als in de van huis uit áoorgegeven stielvaardigheid en commerciële bekwaamheid' Wanáeór de tijd gekomen was, werd die streek - dat potentieel aan vaste klanten - aan de volwassen kinderen doorgegeven. Eventueel werd hij aan familieleden (bv. neven of zwagers) of aan derden verkocht, streken met een goede klandizie zelfs voor veel geldl Mettertijd diversifieerde men het aanbod van waren en diensten om het succes te gemengde comóptimaliseren I een aantrekkelijke verscheidenheid aan koopwaar en of haar- en koperteuten en veelubbers bv. teuten, soorten pagnieën met verschillende koperteuten. Kortom, het reizen gebeurde in steeds dezelfde omgeving, die men van generatie op generatie kende, en vaak bevond men zich in compagnie, wat de veiligheid verhoogde.
vanuit eem ceRtraa! gelegen vea"bEiifplaats, met de waar op de rug In die handelsstreek árong een vastà verblijfplaats zich op: een kamer bij pafticulieren,
"x6-
blijkbaar zoals in het voorbeeld van lacob Hendricks, of in een herberg. Vandaar kamde de teut de streek telkens in een andere richting uit. 's Avonds keerde hij er normaliter weer/ niet alleen om te overnachten, maar ook om nieuwe voorraad op te halen. Dit logies deed immers tegelijl< dienst ais opslagplaats voor waren. Wanneer in grotere verbanden samengewerkt werd, werd een heus depot of magazijn gehuurd of zelfs gekocht" Dat die handelsstreek, zeker deze van de individuele teut of van een kleine compagnie, een beperkte omvang had, hield zeker ook verband met het feit dat hij telkens met zijn waar vanuit zijn opslagplaats moest vei'trekken. Het is vanzelfspt-ekend niet zo dat de teuten van thuis uit hun waar meedroegen tot op de plaats uraar zij handel dreven. Integendeel, die werd in den vreemde gekocht bij grooten tussenhandelaars die de geleverde goederen vaak naar de handelsstreek van de teut brachten, omstreeks 1700 bv. van Aken naar een Lommelse teutencompagnie in Landstuhl (Palts). Als ïeewis Vaes van Eksel in het tweede kwart van de 16de eeuw zijn reis aanvatte, nadat de in 1È53-1$5:l Ekselse kerkmeester hem zijn ketels "op synen hals geladen" had, dan was hij een uiLzondering, Per jaar voislonci óér: ci enkeie iiezoeken aatt zijn omdat Vaes' handelsstreek nog zeer nabij sireel<. Hei gaat 'Di1 ciie hancjelsslrel(êi'r .Joargaans geiegen was en hij al snel na zijn verLrek handel -r -.r-. - ^r-,.r'-, -'ri ()j,l lUiaL,cl hrel'|_' LJi rrUl..-ti--r. L'í),1lrlsr lj í.:rUlr:,ltrlilillr.! begon te cirijven. tiek goerJ irígeiijncJe leiritoria. toals hee riiikirerJetr oí jutidische oi'nsióftrijvinlerr icett atrbl oi een disÍtict) lvaar meit, al
clar-r
niei legen beiaiil_q. .rarr cle or.rer-
hêid toel.liirl!) verÈ-rogen hat.l oirr É]- rond i€ lopên. Beliijl<er-r we eerl l
ek: rje
Cve r'J-reitse
l-ienciricks. l',tisr-rs reisi+eg tian
keiÊllalrirei Jacob aan de
.161'ij-J65.'1.
hand van zijir tegoecieri ctc(le e licliiii in ï(aaii gebraclrt kan worrJcii. l-1et foileiri varr Jacr;i:. niaximaai zot^tat
30 op l0 i.inl-. sirekln) zich uit otret lrei noordwesterr
vari I'jor.rd-Hoilar.ici. Fiij iireref zijn hancel erke! op rtei plaliel;i rtci ionL-rolu r\lki'ra
a'
Hst:i li,.rli r scl.iittI
jL
zal hij in clat stacije rijn prociitcïcr-: i:elrr:i.rkr.'l't ilel:irert. Al vroeg in hei vcorja:tr. rt-r.n. itt ir:irrttari 165-?, is
iir Al<ersk:ol ti'aii*r ltii
iuÍl [)rirr',er'(r-]ri
Jacoil
als ilc klerrt
tegen PËrsen zou betalen, 'r,ras !-iii drtarucct 1 guiden '10 sluiver v(]rschuliliqcli iiraiicr'1 r-ro.J liliêr' íÍan 1 eitllden 12 stLrir.,er. D"w.z. ri€ Van drie
1(i;1rrl ii;e 0g
ecrr
k!il
krediÊi
$iaallden; incliln hij iàrillaizolt rn:acirien, ktrva-
Tijdstip rr&n vertrek en aamB
jaar. Men vertrok doorgaans in het begin van het jaar, meestal in februari, mede afhankelijk van de
weersomstandigheden. Watersnood bv. maakte Noord-Nederlandse gewesten soms zeer moeilijk toegankelijk, Tegen het midden van het jaar kwarn een deel van de teuten terug, vooral zíj die niet al te ver verwijderd waren: om thuis eventueel deel te nemen aan de oogst of, meer nogr aan de feesten die ermee gepaard gingen, terwijl het buitenlandse cliênteel het op dat moment zelf te druk had met de eigen oogst. Na deze vakantiemaanden vertrokken velen nog eens opnieuw. De meesten keerden doorgaans tegen Kerstmis terug naar
de
huis.
rnËn er cnkeie si'-ri'.rer; bij. Op 1 septenrber lteeit hij !n Êir-rf i!,1à!rie ir Èen nielr$rÊ
veri{ochi aal} .jenije, 'hcl r,rijí ciaat t+ry slapett". Jacoil had iJr-rs een l<;reclrt oi leeljcrtqen. i-Jij narr
4. Terugkenemde paËrcmen
hete I
daar en eloers ouCe liol)er\,!aêt lerilg. Op 23 ÍebrLian
1e
5ii v*rkochi i';ij een priin i:r Berger-:.
ii-ivÍiisch klinl(i ciG prirriiievrl siiLrafinQ verlr er:tt klant aidaetr: een bcerdeiij ";,r:rir rl€ i,r'êsi:io'e v:-!n hei darp
têgëtlovet hei
fos
1,,?ar
de ë/gÊir'l
\')Ë n9-slc1Èrl
.
Tegei-t Pasei-i l,,,,as cie leut daat' rpnie r;r,v en cle bcer kree(.1
toen Iio! 1-ttOr 1 g'"riden LliiStei vAll bel;lling.
gaei hiei k+nneiijl< o]ï {v'/ee eerivoi.rclicle keteilappers, die irr een klein g;ebiecl rorrciiiepen er, ,:iie He1
hel varr kre.Jiei, lerugrrè-rÈ veii:
r,;lrcl
koper en kleiire
reperaiies ircesiel hel,.ber;, zcals cie r.'reesien trr:Ltr,vens, We rnogen ons rriei ve.rkijkert op de groleie corrtl:a-cpiee . ciie rnei ilívl:r-qc krier;hie rt gioï 3e i11 t,er-
dirlrclcl. irr'.':-.ct lc.iticisir,iJe,
De verovering van de streek: een
bewuste handelsstrateg ie Bekijken we eens hoe een teut of een compagnie een streek veroverde. De ieuten gaven overal blijk van uiterlijke verzorging en van zeer katholiek gedrag, bv. door goede stichtingen en schenkingen aan de kerk en aan armen in hun handelsstreek. Graag lieten zij zich, waar het kon, opnemen in het dorps- en parochieleven van de plaats waar ze logeerden. Huwelijken van sommigen onder hen met een vrouw uit hun handelsstreek, waarop ik verder terugkom, hielpen daarbij uitstekend. Discretie stond hoog in hun vaandel geschreven. Hun handel was zeker niet gericht op vertoon, om geen afEunst op te wekken en vooral om niet bij de fiscus in het
-17-
oog
te
springen.
In een
opvallend winkelpand zou men de ambulante verkopers niet
aantreffen.
Om vooral stedelijke weerstand weg te nemen, gingen teuten over tot een al dan niet tijdelijke domiciliëring of het kopen van het poorterschap (burgerschap). In ontelbare DuÍtse en Nederlandse steden en dorpen tref ik zo, niet zelden voor de schijn, Brabantse, MiddenLimburgse (Ned.-Limburg) en Loonse ingezetenen aan. Men werd zelfs, als dit toegestaan was, lid van de plaatselijke gilde van handelaars, Om niet buiten de wettelijkheid te vallen vroeg en betaalde men aan de landelijke overheid handelsconcessies of -privilegies vocr een bepaalde streek. Die huwelijken hielden vooral verband met het feit dat de teut veel bij zijn vaste leverancier over de vloer kwam en hij, zeker wie nog celibatair was, derhalve regelmatig met de dochter des huizes in contact kwam. Huwelijken met dochters van herberghouders bij wie men vaak maandenlang logeerde, vallen ook bijzonder op, Het lijkt wel alsof er een bepaalde strategie achterstak om de zaak in handen te krijgen. Oberursel is wat gegeerde herbergiersciochters betreft een extreem voorbeeld, maar zulke huwelijken waren ook elders iegio. Teuten zochten telkens opnieuw in dezelfde gelegenheden een onderkomen. Bepaalde herbergen waren voor hen immers de centrale punten, vanwaaruit zij hun streek beheerden. Die herbergen of andere logementen deden niet aiieen dienst als rust-, eet- en cirankgeiegenheici, maar eveneens ais opsiagpiaats en zeker ook als tref- en knooppunt, waar men elkaar - na het werk - kon vinden, berichten kon nalaten en ophalen, kortom een tweede domicilie.
Defln itieve ernig ratie
Omtrent de teutenhandel kan ik eigenlijk drie gradalies vaststellen, die gaandeweg in elkaar konden overvloeien. 1) Handel vanuit een tijdelijke verblijfplaats (herberg, kamer of magazijn) in den vreemde. Deze buitengaanders keerden een- of tweemaal per jaar terug naar huis. Het gros van hen zette na verloop van tijd zijn zaak stop, gaf de handelsstreek aan anderen over en rentenierde in zijn geboortedorp. 2) Een verblijf van vele maanden in het buitenland, al dan niet met gekocht poorterschap, bij zover dat we in extreme gevallen zouden kunnen stellen dat sornmigen thuis nog slechts op bezoek kwamen. Dit iaatste gold dan vooral voor de vrijgezellen, die in theorie nog bij de ouders of bij familieleden inwoonden. Soms is het ook niet geheel doorzichtig. Zo verbleef de ketelboetersfamilie Houben uit Sint-Huibrechts-Lille in de lBde en 19de eeuw in de omgeving van Luneburg: een Henri Houben werd in Dahlenburg geboren en werd er zelfs burgermeester, terwijl .zijn verwant en collega-teut Wouter Houben in 1807 adjunct van de "maire" van SintHuibrechts-Lille was, Wie van de Houbens waar uiteindelijk woonde, is niet meer duidelijk.3) Tenslotte de definitieve uitwijking, Deze emigranten, vaak in den vreemde gehuwd, bezochten hun geboortestreek enkel nog bij een overlijden en/of bij een nalatenschap, of nooit meer. Zij oefenden in de nieuwe vestigingsplaats hun beroep nog tijdelijk ambulant uit, hun kinderen merkwaardig genoeg niet meer. De teutenhandel door vooral jonge, ongehuwde kerels heeft alleszins - vooral door die huwelijken met een uitheemse - een geweldige emigratie tot gevolg gehad, een aderlating voor de Kempen en een grote winst van actieve krachten voor het buitenland' Slotsom: 1) het geheel van een aantal teutenstreken waar constant streek- en soortgenoten rondliepen, 2) de geweldige diaspora van definitief uitgeweken teuten of hun nakomelingen, 3) de grote stedelijke leveranciers, productiecentra of continentale markten als Frankfurt waar sommige teuten elkaar vóór het seizoen bij de aankoop van hun voorraad ontmoetten en 4) de genoemde, vaak eeuwenoude trefpunten als herbergen en teutendepots, dit alles bij elkaar vormde als het ware een vast kader, waarbinnen zowel een beginneling als een geroutineerde teut zich in het buitenland zonder veel problemen kon bewegen. De enorme netwerkjes die in de loop der jaren alsmaar uitbreidden, en de eeuwenlange continuÏteit van het verschijnsel boden de teut op die manier een
-18-
zekere,'infrastructuur", waarin hij zich snel thuis kon voelen/ waarop hij in geval van nood kon terugvallen en die hem het reizen vertrouwder, aangenamer en veiliger maakten, Zonder die sterk uitgebouwde netwerken en dat ondei-stuttencie refei'entiekeder, en zonder die clie eigen handelsstieek die de teut vaak als zijn tweede heimat beschouwde, zouden onnagenoeg in die tijd vreemde ambuÉnte handel en dat onophoudelijke reizen in den mogelijk geweest zijne.
5. Het ei*de vari de ieutenËrandel in de loop van de 19de eeuw zakte de klassieke rondreizencie handel te voet overal in elkaar' Handel, nijverheid (industriële revolutie) en distributie veranderden grondig en structureel. Wie zich hieraan niet aanpaste, ging ten onder.
Fermanente stationaire handel wei'd vanaf nu in de groter wordende dorpen stilaan leefbaar' Die handel werd zelfs vaak opgezet door directe nazaten van Kempense teuten en Westfaalse Todden. Transport- en communicatierevolutie
(trein, fiets, betere wegeninfrastructuur) ontsloot de dorpen, die nu bereikbaar geworden waren voor handelsvertegenwoordigers met stalen en voor leveringen cloor fabrikanten. De laatste teuten reden de boerdei-ijen zelfs af met een fiets en met textielstalen. Omgekeerd werd ook de stad, o,a. met grootwarenhuizen en alleszins met een groter, Eoedkoper en
attractiever aanbod, voor het platteland beter bereikbaar. Bovendien werden, ondanks de
handelsvrijheid, de grenzen door protectionistische en bu rea u cratische maatregelen scherper getrokken. De meeste teuten hebben in het tweede derde van de 19de eeuw hun eeuwenoude handelsstreken verloren' Een beperkt aantal textielteuten in Nederland, uit dorpen als Ekse!, Sint-Huibrechts-Lille en Hamont* Achel, zong in de tweede helft van de 19de eeuw en het begin van de 20ste eeuw de zwanenzang. Vooral de Westfaalse textieltÓdden hebben ingespeeld op de gewijzigcie 19de-eeuwse situatie en stichtten
stedelijke vestigingen, waaruit de
bekende
winkelketens met confectiekleding ontstaan zijn, bv, tot het C&A (Clemens en August Brenningmeyer). De Kempense textielteuten opereerden 's winters waren, einde op het plattelaÀd: de meesten blerren reizen en, honkvast als ze naar huis komen. Zij kwamen ook zelden tot een grotere aanpak en verloren in Nederland, zo men wil, het pleit tegenover hun Westfaalse collega's.
6, Nawer$
-19-
Vele en vooral ook betere krachten zijn precies door die handel, gevolgd door een huwelijk, uiteindelijk definitief geëmigreerd. De meesten gingen na hun huwelijk met een vreemde in de plaatselijke bevolking op en Iieten nauwelijks nog een spoor na. Van sommige emigranten zijn echter min of meer beroemde nazaten bekend. Om er slechts enkelen te noemen: de vermaarde professor Johann Valentin Adrian (1793-1864) in Giessen; Franz Alwenz (= Alewijns) als achtste president van de Palts (1764-1849); Kathinka van Endert als politica en medewerkster van de Duitse staatsman Gustav Stresemann (11929) en haar zus als op€i'azanEeres in Bei'lijn en Dresden; de Fi"anse rnaarschalk Rerny Exelmans (17751852) en de Franse generaal Lauer (= Louwers); een kleindochter van teut Verkoyen als vrouw van kanselier Wilhelm Marx (1923-E2a); Eduard Wedekin (+ 1870), kleinzoon van een teut, die bisschop van Hildesheim werd; iean-Marie Rausch (o Sarreguemines, 1929), in 19BB Frans minister van Buitenlandse Handel enz. Zij en zeer vele anderen behielden in den vreemde niet zelden de vlijt, durf, spaar- en ondernemingszín van hun vooroudersteuten, zij het niet meer ambulant. Een aantal teuten-emigranten heeft in het buitenland. zoals gezegd, ook eigen zaken opgezet, rn.n. min of meer in de branche waarin zÍj of hun ouders als teut gewerkt hadden: 1) vele kleine zelfstandigen (koperhandelaars, smeden, kopersmeden, geelgieters, goudsmeden, slotenmakers, handelaars in fietsen en ijzerwaar/ verwarmingsinstallateurs, werktuigproducenten, bv. van machines, brancjweerspuiten en geiijkaardige apparatuur enz.), en 2) kleinere en enkele grote, zelfs nu nog bestaande textiel- en confectiezaken, zoals de Lommelse Van Enderts in Neuss (in 1928 één van de grootste Duitse winkelgalerijen!), Krefeld en Munster. Een andere uitschieter was de samenwerking tussen de Bergeijkse teuten Peter en Antoon Frmen en de beroemde filosoof-econoom Friedrich Ëngels, die in de 19de-eeuwse Engelse textielindustrie de absolute top bereikt hebben. Of de grote haarfirma's die door haarteuten, na de stopzetting van hun zaken in Duitsland, in de loop van de 19de eeuw in de Verenigde Staten opgericht werden. Van de meeste handelszaken, zeker van de kleinere, kunnen we hun bestaan niet eens meer achterhalen. Er is nu geen nood meer aan verhaaltjes als dit over Columbus. De teuten kregen intussen immers voldoende historische erkenning: zij waren de eerste rondreizende groep van dat genre in Europa, de op één2 na grootste ambulante groep in de Europese geschiedenis en absoluut de langstlopende groep. Tussen de 1Sde en het begin van de 20ste eeuw hebben duizenden Kempense mannen van dit ambulante fenomeen deel uitgemaakt. Hun functie en betekenis kunnen echt niet overschat worden, nl. als reizende rniddelaars in het spel van 1) het aanbod van producenten en groot- of tussenhandelaars (een aanbod dat zij ongetwijfeld mee verruimd hebben) en 2) de vraag die zij vooral in landelijke gebíeden stimuleerden door hun gamma, hun krediet en hun prijzen (die tegenover de producten van de stedelijke ambachten gunstig afstaken). Hun vernieuwende ondernemingsgeest in de distributiesector, met hun levering aan huis en met hun klantenservice, heeft onmiskenbaar - naar de woorden van W. Reininghaus - "mee de weg naar onze moderne consumptiemaatschappij voorbereid'3.
t Me". bepaald
de handelslui uit Auvergne, die evenwel veel later ontstonden en pas in de
1Be
eeuw hun
hoogtepunt beleefden.
' Voornaamste literatuur:
J. MERTENS, De vier dorpen van de Bank van Pelt (1611-1711 eeuw). Bijdrage tot de kennis van de Loonse Kempen en van de teutenhandel (Bijdragen tot de geschiedenis van Pelt, deel 1), Overpelt, I9B4,144blz' Verscheen ook in : Het Oude Land van Loon, jg. 39,1984, blz. 5-141. IDEM, Kempens kramersvolk ín Nederlandse en Rijnlandse gewesten tijdens de 17" eeuw. Bouwstoffen tot de geschiedenis van de teutenhandel (Lokaalhistorische publicaties, dl. 1), Hechtel-Eksel, 1985, 182 biz' IDEM, Weddenschappen en informatieverwerving in het noorden van de Limburgse Kempen (1600-1660), in : Ons Heem, jg. 40, 1986. blz. 174-179. IDEM, Een gevaarlijke bende in de Loonse en Brabantse Kempen omstreeks 1555-1558, in : Limburg, jg. 69, 1990, blz. 3-6, IDEM, Sociaat-economisChe relaties van de Loonse Kempen, vooral Hechlel-Eksel. met Diest en omgeving in de 1610-181e eeuw, in : Oost-Brabant, ig. 27. 1990, blz. I4O-t54' IDEM, Rolregisters als bron voor de kennis van het sociaal-economisch verleden van het platteland. Schapen- en wolhandel, netgarens en lint in HechtelEksei (1535-1580), in : Heemkunde in Vlaanderen. Huldealbum Dr. Jozef Weyns, Tielt, 1992, blz. 76-86. IDEM, Handel en wandel van de teuten in Duitse gewesten. Studie van de migratie van "Brabanders" en "Luikenaars" tijdens de 16e-19e eeuw {Publicaties van het Museum Kempenland te Lommel, dl' t4), Lommel' 1995, 506 blz., waarÍn een uitvoerig literatuuroverzicht. tOf U, Een knappe kijk op de teuteÀ vanuit hun Frans handelsgebied, in : BR. INDEKEU (ed.), Om te dienen als museum ... het huis Aerts. Bijdragen over de collecties en het gebouw van Museum Kempenland (Publicaties van het Museum Kempenland te iomóel, dl. 16), Lomme!. 1996. blz. 71-BB. IDEM. Brouwers en bierverbruik in de Loonse Kempen (161a - begin 1711 eeuw), in : Ons Heem. jg. 51, 1997, blz. 59-66. A. PorrRINEau, Remues
-2$-
ffie ffiefuge vffist de ahdeg wam Foregen8o Èe E*eremÊaás Frans Van Elsen
'; " " .15{' InleiCing Tijdens de lessen van pater Johan De Pauw, norbertijn, over de geschiedenís L=..= ri en het kloosterleven in de abdij van Tongerlo, kutamen terloops ook de refuges van de paters Norbertijnen ter sprake, Hierdoor werd mijn nieuwsgierigheid gewekt wat betreft de refuge van de abdij te Herentals. Met deze tekst heb ik getracht een antwoord te vinden op de vraag waar en wanneer er een refuge was te Herentals.
tr-
1. Een refuge Een refuge was een huis als wijlcplaats voor buiten de stad gelegen kloosters en stichtingen. De abdijen vestigden zich meestal op het platteland. In tijden van oorlog, besmettelijke ziekten, of van enig ander gevaar, zochten de abdijen bescherming in hun refuges in de steden" De refugehuizen dienden dan als toevluchtsoord. In andere omstandigheden dienden ze voor het herbergen van de kloosterlingen als dÍe naar de stad kwamen. Ëen bedierrcie was iret ganse jaai- dooi- belasi mei het ondei'houd van de i'efuge. Soms werden de huizen verhuurd aan derden, doch dan meestal onder de voorwaarde dat enige plaatsen ter beschikkinE van de kloosterlingen moesten blijven. Zoals blijkt uit sub 3 hadden meerdere kloosters een refuge in Herentals. De meeste kloosters en abdijen hadden bovendien refuges in verschillende steden. Ook de abdij van Tongerlo had een refugehuis in Herentals. Herentals was een omwalde stad en garnizoenstad, Hieruit rrolgt clat de stad bescherming kon bieden in tijden van gevaar. Het is logisch dat er refugehuizen waren te Herentals.
2. R.efuge van de abelij van TonigerËo in Herentels. Hendrik Roust, de meier van het kapittel van St.-Waldetrudis rran Bergen in Herentalsa, kreeg in 1294, de opdracht om de abt van Tongerlo in het bezit te stellen van een huis dat tot dan toe aan het kapittel behoorde. Hiervoor moest een bedrag van '20 pond Tournooiss en een jaarlijkse cíjns van 10 schellinEen betaald worden. Bijl
d'hommes. Essai sur les migrations montagnardes en France aux XViIe et XVIIie siècles, Parijs, 1983, 325 blz. (cd.), Wanderhandel in Europa. Beitriige zur wissensclraftlÍchen Tagung in lbbenburen (Untersuchungen zurWirtschafts-, Sozial- und ïechnikgeschichte, Bd. 11), Dortnrund, 1993,231 blz. DE TEUTEN, Buitengaanders van de Kempen (red. W. KNIPPENBERG), (Cultuurhistorische verkenningen in de Kempen, deel 5), Eindhoven, 7974,240 blz.
W^ REiNTNGHAUS
1 Herentals had een meier van het kapittel van Bergen en een schout van de hertog van Brabant.
Er waren ook twee schepenbanken, één van het kapitiel en eén van de hertog. De stichting van Herentals gebeurde in 1209 door Hendrik i, hertog van Brabant. De stad kende toen twee bewoningskernen. Eén rond de St.-Waldetrudiskerk, op gronden van het kapiLtel van Bergen en bewoond door voornamelijk iandsbouwers. Een tweede kern lag aan de Kleine Nete waar burgers gevestigd waren. Deze burgers waren voornamelijk handelaars. Deze situatie leidde regelmatig tot wrijvingen en twisten tussen de twee bewoningskernen. De hertog wist deze situatie te gebruiken om de toestand naar zijn hand te zetten. Hi; stichtte de stad op de gronden van het kapittel. Hij gaf wel het recht aan het kapittel om een meier en een schepenbank te behouden. De bevoegdheden van de meier en de schepenbank waren echter beperkt tot de goederen van het kapittel. Daarnaast was er een schout en een schepenbank van de hertog. Deze hadden het recht en de macht om de stad te besturen in naam van de hertog. s 1 pond = 20 schellingen. Tournoois: Frans biljoenstuk van Filips de Schone, hierten lande nagebootst tijdens hertog Jan iI. Tengevolge zijn laag gehalte kreeg hij al snel de naam swerten tournoois. 6 De afgevaardigden van het kapittel van Bergen bezochten geregeld de stad vocr nazicht van de boeken en het ophalen van de cijns. Dit bezoek gebeurde rond de feestdag van St.-Remigius (30 september).
- een huis achter het stadhuis op de Paardenmarkt, voor een cijns van 1 carolusgulden en 5 stuiversT; - een tweede hilis in de Bovenrij werd verkocht voor een cijns van 6 gulden Leuvenss; - een derde huis bij de Markt gelegen, werd verkocht voor een cijns van 4 carolusgulden. Dit huis heette "den Rooden Schilt".
In 1439 kocht prelaat Diederik van Haren een nieuw verblijf in de Bovenrij. Het huis lag bij de Hoghe Poorte tussen de stadsvesten aan de ene zijde en paalde aan de andere zijde aan de huizen van Claes Baens en Godevaart van Heeswyc, Het huis heette 'Grielens Hof', genoemd naar een van de vroegere eigenaars, Willem Grielens. De verkoper was Hendrik van Lier, stadsschepen. Die had het verkregen van de erven van Geert van de Wympe en zijn echtgenote Elisabeth van de Clote. In februari plaatste men in de voorgevel een beeld van de H. Maagd. De eigendom werd voornamelijk in de jaren 1480 -1482 nog uitgebreid met aanpalende gronden. In het begin van de 17d* eeuw werden de gebouwen betrokken door soldaten van het garnizoen. Zo vermelden de stadsrekeningen betalingen ín opdracht van garnizoensoldaten: - 18/72/1603: betaling voor het maken van eikenhouten stijlen in de paardenstal van Comte Theodore in het Hof van Tongerlo; - 1616: betaling van de keten om de put in het Hoi van Tongerio voor cie knecht van Don Lowiesens. Uit de goederenlijst van de abdij van het einde van de l8du eeuw, maakt Van Spilbeeck op dat de refuge niet meer in gebruik was door de abdij. Ze was verhuurd samen met 5 bundere aanpalende grond. De refuge was gelegen aan de Oostkant van de Bovenrij, ongeveer halfweg tussen de Nonnenstraat en de Bovenpoort.
In de verklaring bij het stadsplan van J. van Deventer van 155810, ligt de refuge aan de Bovenrij, dicht tegen de Bovenpoort. Goris vermeldt bij de refuge 'Kemenade'. Dit lijkt tegenstrijdig met Van Spilbeeck, tenzij de refuge Kemenade van in het begin in de Bovenrij lag.
Opvallend op dit stadsplan is dat de gronden van de refuge achteraan palen aan het Besloten Hof. Het Besloten Hof was het klooster van de Norbertinessen dat in 1410 door Aert van Craeyenhem en abt Jan Geerts van Tongerlo werd gestichtll. Mogelijk is het geen toeval dat de refuge dicht bij het norbertinessen klooster lag. De abdij van Tongerlo had immers een bezoekrecht en het recht om de proost van het Besloten Hof aan te steílen' Volgens een plan van 165812 in het Kaartenboek van de abdij van ïongerlo lag de refuge in de Bovenrij tegen de stadspoort. Achteraan paalde de eigendom aan het Besloten Hof' Dit was ook het gevai op het plan van 1558. Karel Lemmens, Rekenmunten courantgeld: Carolusgulden (gouden): 58 7o goud, 2,9 9r.,23 mm. 1509 - 1556: I Carolusgulden = 20 stuiver. Hij bevat 58,3 o/o goud, 31,2 o/ozilver en 10,5 o/o koper. Carolusgulden (zilveren): B3o/ozilver,22,15gr,,35 mm 1521-1556: l Carolusgulden = 20 stuiver. Het is de eerste zilveren munt in Brabant waarop de vooaijde de beeldenaar van de vorst prijkt. De eerste slag van deze Carolus-gulden woog zelfs 22,9 g Rond 1330 werd hij ook in Brabant geslagen met een goudgewicht van 3,40 gr. Het was aldaar het eerste gouden muntstuk. Ook in Vlaanderen sloeg men tijdens de regering van Lodewijk van Nevers deze Sint-Jansgulden. Zoals de naam het vermeldt tooide in onze streken net als in Florentiè de afbeelding van Sint-Jan Baptist de voorzijde van dit goudstuk- in Brabant sloeg men in de tweede helft van de 14de eeuw een gulden met de afbeelding van Sint-Servaes (Maastricht) en onderlan IV terug een Sint- lansgulden. Maar in 1420 kwam Sint-Pieter in zijn plaats op de gulden" Vooral in Brabant werden deze guldens geslagen. In het midden van de 15de eeuw verscheen dan Sint-Anclries met zijn dwarskruis op de gulden en van deze Bourgondische of Andriesgulden werden vele stukken geslagen. En na Sint-lan, Sint-Servaes, Sínt-Pieter en Sint-Andries werd van t497 af de PhilipsguÍden geslagen en in het begin van de 16de eeuw sluit de Carolusgulden de processie. Van deze Carolusgulden maakte men ook een 7
tienmaal zwaardere zilveren gulden. Hoe kon een gulden nu van zilver zijn? Dat was wel even wennen. De
Andriesgulden van het midCen der 15de eeuw was 200 jaar later reeds meerdan 3 gulden waard. 8 l gulden = 2Ostuivers. l gulden = 60Brabantsegroten; lstuiver= 3 Brabantsegroten; l stuiver= T2miten (Brabant). s 1 bunder {Antwerpen) = 100 vierkante roeden = I ha 31 a 60,68 ca' 10 Dr. Jan M. Gorisi 'n'StaO maakt geschiedenis; Bijdrage tot de aloude geschiedenis van de stad Herentals, 1969. 11 De zusters Norbertinessen bewoonden het kloostàr tot 27 januari 7797. De Franse overheerser verdreef de zusters. Het klooster werd aangeslagen. in 1836 hadden de zusters Franciscanessen het Besloten Hof kunnen terugkopen van de familie uan?e'zwartkoper', Vanaf 1836 vestigden de zusters Franciscanessen zich in het klooster. 12 Kaartboek van de Abdij van Tongerlo, kaart I,13.
3. Á.ndene refuges !n F{erentals.
3.1 RefuEe vaÍ! de Eominicanen van Antwerpen, De paters Dominicanen van Antwerpen hadden een refuge in de 'Ouden Hof', de huidige Ste.-Magdalenastraat. De refuge wordt reeds vermeld in een cijnsboek van de O.L.V. Broederschap van 1428.
3,2 Refuge vaÍi de Augurstijnen.. De paters Augustijnen bezaten reeds een refuge in Herentals voor zij in 1613 hun klooster bouwden, Sinds 7476 hadden de paters Augustijnen van Mechelen zogenoemde 'staties'. Dit wil zeggen dat zij te Herentals en omstreken kwamen prediken en biechthoren en in ruil hiervoor omhalingen mochten doen. Ten laatste sedert 1521 hadden de Augustijnen een refugehuis ten behoeve van deze 'term ijngangers of term inarii'. De refuge lag in de Futselandstraat, thans Collegestraat. Het klooster van 1613 van de Augustijnen lag aan de huidige Augustijnenlaan. Tijdens de Franse overheersing in 1796 werd het klooster opgeheven. Het werd verkocht als zwart goed op B januarí 1798 voor 35.200 livres. De koper was een zekere Gillet, een gekend'zwartkoper' uit Brussel. Hij kocht het klooster in naam van een niet nader gekende Pommier. Hierbij is op te merken dat het ook Gillet was die het Besloten Hof kocht, het klooster van de zusters Norbertinessen. ïijdens de Slag om Herentals op 28 oktober !79813, werd het klooster praktisch volledig vernield. Enkel de infirmerie is bewaard gebleven. De infirmerie is gerestaureerd, ze heeft ooit nog gediend als brandweerkazerne. Nu is het stadsarchief er gehu isvest.
3.3 Refuge van de abdij van FosteE.
Dit refuge zou in het Hofkwartier gelegen hebben. Het omvatte de herberg 'Den Posthoorn' en twee woningen langs de kant van de Markt. 3.4 Refuge van de priorij van €orsendonck. Deze refuge lag eveneens in het Hofkwartier nabij het Vleeshuis. Het Vleeshuis lag op de hoek van de Markt en het Hofkwartier. Het Vleeshuis fungeerde in de 20't" eeuw als stedelijke Tekenschool, tot het in 1971, door een brand werd vernield en afgebroken.
3.5 R.efuge vêÍr de KarrnelieËen van Meehelen. Een registerboek van 1653 van de bezittingen van de Karmelieten van Mechelen, vermeldt een 'terminaris huys' in Herentals. Het huis werd "t paepenhuys' genoemd en lag aan de Blijenberch bij de vesten. De Blijenberch zou thans de Blijdenbergstraat zijn. Een blije was een katapult of verdedigingswapen. Het
registerboek vermeldt ook
dat het klooster van de
Karmelieten dat huis al hadden van rond 1380. Het was belast met 9 penningenlo en een hoen aan de Koning
Premonstratenzer graduaal op per-
kament (zestÍende eeuw) vermoedelijk afkomstig uit het norbertinessenklooster'Besloten Hof' te Herentals. In abdijarchief Tongerlo secfle V, nr.32B, (Inventaris Corthouts, nr. 45.)
13 Slag om Herentals: van 23 tot 28 oktober 1798 bezetten de Boeren Herentals. Een van hun eerste daden was het heropenen van de Augustijnenkerk. De Franse generaal Bonardy kwam vanuit Breda de stad terug ontzetten. Dit resulteerde in de Slag om Herentals op 28 oktober \798, waarbij de Boeren het beter bewapende en beter georganiseerde Franse leger niet konden verslaan. 1a 1 penning = 24 miten.
-2.5-
en aan het Kapittel van Bergen in Henegouwen. Ëen cijnsboek van de abdij van Tongerlo vermeldt deze eigendom ook in 1530: "t Goedhuys van onsÊ Vrouwen broers tot Mechelen op haer huys byden btijenberch tot Herentals'. De ligging van het huis staat beschreven als: 'Oost de hicstrate, suut de weduwe Balten Cupers, west de stadsveste, noort den waterlaet.' Dit refuge van de Karmelieten lag in de Capucienenstraat, op de plaats waar op het einde van de 19du eeuw het Capucienenklooster werd gebouwd.
4. Besluit De abdij van Tongerlo bezat sinds het einde van de 13d" eeuw een refuge te Herentals. De refuge in de Bovenrij paalde achteraan aan de eigendom van het Norbertinessenklooster 'Het Besloten Hof", Op deze plaats staan thans schoolgebouwen van het St.-lozefsdal in de Boven
rij.
Ook vijf andere kloosters en abdijen hadden refuges te Herentals'
Het belang van Herentals als religieus centrum blijkt niet alleen uit het aantal kloosters dat zich in de loop van de geschledenis in de stad vestigde maar ook uit het aantal refuges. De geestelijken moeten aiieszins Herentais ais een veiiig toeviuchtsoorcj beschouwci hebben.
Bronnen:
Jan M. Goris: Een stad maakt geschiedenis, Bijdrage
tot de aloude
*
375. geschiedenis van
W. Van Spilbeeck: De Geschiedenis van Herenthals, 1938, 7d" deel blz. 372 Herentals. Kaartboek van de Abdij van Tongerlo, kaart I,13 van 1658,
Karel Lemmens: Rekenmunt Tydinghen en overgenomen
en courant geld: artikels gepubliceerd in Kempensche uit Vlaamse Stam, tijdschrift voor familiegeschiedenis,
maandblad van de Vlaamse Vereniging voor Familiekunde, jaargang 27, 1991 blz' 339-367 28, L992 blz. 560-562.
en jaargang
F+gv wÊ f6fiRJéSg íÁ' trË F'f&gR H ug
o
La m
brechts-Aug
u
stii ns, Schoten
Bij de volgende uitgave van het 'Groene Boekje' of de 'Woordenlijst van de Nederlandse taal', voorzien voor oktober 2005, zullen zowat 500 Surinaamse woorden worden erkend en opgenomen in de lijst. Op termijn kunnen dit 1500 woorden worden. Hebben deze woorden echter een plaatsje in onze woordenschat? Een uitgeholde boomstam die als kano dient is een 'korjaal'en een moeras is een 'zwamp'. Wij zullen in Vlaanderen waarschijnlijk nooit met een korjaal in de zwamp gaan pleziervaren. In de broes heb je dan een 'hauwer' Qf kapmes nodig. Wij gebruiken hiervoor het woord 'machete', wat een Spaanse taaloorsprong heeft,
Het is een groot, enigszins gebogen mes, in Zuid-Amerika als kapmes en wapen gebruikt' Eigenlijk voidoet vooions dus het woordje'kapmes'. Maar goed, een beetje taalvariatie kan gJ"n k*aad, Gaat men in Suriname echter onze Nederlandse woordenlijst en onze spelling áanvaarden? Een tandenborstel is bij hun een 'tandeschuier'. Volgens het 'n*regeltje' moet dit dan 'tandenschuier'worden. Een banaan is een 'bacove'. De vraag zal dan worden: "Waarom zijn de bacoven krom?" Het zal er niet gemakkelijker op worden, en dan 'pinaren' we een beetje (is het moeilijk hebben)' Met één woórOje heb ik geen probleem: 'uitlandig', voor wie in het buitenland verkeert' In onze oude Middelnederlandse teksten wordt het woordje'uitlandig'regelmatig gebruikt. Als we dus de 'uitlandige' toer opgaanr u ziet dat het woord al goed van pas komt, dan kunnen we evengoed àven kijken bij onze vrienden uit het 'sonníge Suid-Africa'' In de atletiek kunnen we de 'looprigting'aangeven als 'feen die wysers van die horlosie. 'Met ons Middelnederlands voelen we ons in deze terminologie goed thuis. Een perd was bij ons vroeger een'peerd'en nu een'paard'. We hebben geen moeite met: 'Híer's ek weer, met my bles-p"rd vaor jou deur.'Waar is Sannie dan? 'Sann ie het gaan water haal, daar onder by dÍe dam., Daar-ligt dan een 'korjaal' (kano) en vaar ik met'my hartjie'(mijn liefje) naar
-24-
de nroer. Gaan we deze woorden gebruil<en? In zijn 'Epistola ad Pisones'zei Horatius: 'Quem penes arbitrium esf et Íus et norma loquendÍ' of: 'Het gebruik, dat het recht heeft om de wijze van spreken te regelen en te beslissen.'Horatius had echter geen last van een uitlandig Groen Boekje.
Se #eá.á6exa W{esêE{s. IJit "Ons Heem", het tijdschrift van Heemkunde Vlaanderen vzw
Het probleem waarmee de meeste mensen worden ge-
confronteerd wanneer ze een kerk of museum bezoeken, is de vraag wie de heiligen zijn die ze op sokkels, glasramen of fresco's aantreffen, meestal zonder naamvermelding of bordje met uitleg, Hetzelfde geldt voor al de religieuze figuren die staan afgebeeld in boeken, op prenten of, zoals vaak het gerral is, op schilderijen.
In onze gesecuiariseerde maatschappij is het immers niet vanzelfsprekend dat heiligen worden herkend vermits dit doorgaans gebeurt aan de hand van hun attributen die verwijzen naar "vitae" of legenden die niet langer gekend zijn omdat er geen aandacht meer aan wordt besteed in onze oBvoeding of op school. Het ge'rolg is dat vele van deze heiligen voor de meeste westerlingen even onbekend zijn geworden als oosterse goden of mythoiogische figuren. Op die manier dreigt een belangrijk onderdeel van ons
reiigieus en cultureel erfgoed verloren te gaan. lilochtans kan de aandachtige kijker ook zonder veel voorkennis al enkele belangrijl<e constateringen doen die tot identificatie kunnen bijdragen. Zo is er op de eerste plaats de kledij van de betrokken heilige waaruit meteen is op te maken of we te rnaken hebben met leken zoals handwerklieden, landboutvers, militaíren, pelgrinrs en edellieden of religieuzen: pausení bisschoppen, apostelen, priesters, monniken of Prent met H. Isidoor van Madrid. Verz. Alfons Claes
kloosterzuste rs.
Een handwerkman of landbouwer is herkenbaar aan zijn tenue en de bij zijn beroep of ambacht horencle werktuigen. Zo verwijst een schoen of laars naar de H. Krispijn, de schutspatroon van de schcrenmakers en duidt de aanwezigheid van een ploeg op het feit dat het bij de afgebeelde heilige gaat om ïsidoor van Madrid, een eenvoudige landarbeider, maar tevens schutspatroon van de boeren,
, Pelgrims op hun beurt vallen op door hun grauw , of bruin gewaad, doorgaans in combinatie met , Sint-.lakobsschelpen en de typische pelgrimsstaf , met kalebas. Bekende voorbeelden zijn de HH. ; Benedictus Labre of Rochus van Montpellier, ' ,i
waarbij de laatste zich van de eerste onderscheidt door de wonde op zijn naakte dij die van hem de geneesheilige van zweren, pest en schurft maakte.
Militairen dragen een Romeinse of middeleeuwse wapenrusting en hebben als meest voorkomend attribuut een zwaard cf lans. Sint Joris die de draak aan zijn voeten met een lans doodt, was de ir 3nl orgi H ll.r{:rrs i.l.ii!elir.1 AlíoÍ:s al:as. schutspatroon van de ridders en is op deze manier makkeiijk herkenbaar. Nochtans komt het zwaard ook bij vele niet-militairen voor en wijst dan meestal op de marteldood door onthoofding, Heel bekend in dat verband is de H. Paulus. Andere onthoofde heiligen dragen hun afgehouwen hoofd in
ii :
1,,ói:
''./siz.
hun handen, Deze groep noenrt men de cefaloforen of hooidendragers. Een tvoorbeeld daarvan is Sint Denijs.
De groep met edellieden springt in het oog door hun prachtige gewaden, meestal met kroon en hermelijnen mantel. Bekende vrouwelijke heiligen zijn hier de H. Dymphna van Geel die een zwaard in de hand houdt omdat ze door haar vader werd onthoofd of de 11. Elísabeth van Hongarije die rozen toont in de plooien van haar kleed. Maar toch wijst een kroon niet altijd op een adellijke afkomst. Zonder de bijbehorende prachtige kledij is zij geen werelds attribuut, maar een symbool van martelaarschap, vandaar dat men spreekt van eên martelkroon. Bij de religieuzen onderscheiden pausen zich van bisschoppen door ;::..* ' hun hoofddeksel.en staf' Pausen dragen
Apostelen zijijn steeds herkenbaar aan hun blote voeten; de vier evangelisten aan een gevleugeld dier. Zo heeft lohannes een adelaar, Marcus een gevleugelde leeuw, lucas een gevleugeld rund en Mattheus eengevleugelde mens of engel, Bij kloosterlingen is niet enkel de vorm van het habijt, maar ook de kleur van belang. Franciscanen, kapucijnen en clarissen dragen een bruin habijt met witte koord; benedictijnen,
augustijnen en hun vrouwelijke tegenhangers hebben een volledig zwart habijt, Bij andere orden of congregaties komen verschillende !
de
heilige Misschien
kerkvaders worden daarnaast gekenmerkt door hun persoonlijk attribuut. Ambrosius van Mílaan heeft een bijenkorf, Augustinus van Hippo een brandend hart, paus Gregorius de Grote een duif en
Hiëronymus van Bethlehem een ieeuw. En zo zijn we beland bij de persoonlijke attributen die natuurlijk het identificatiemiddel bij uitstek vormen omdat zij verwijzen naar een specifiek gegeven uit het ievensverhaal van de heilige, naar een i-l".rrr ',-^ r:i L.:.1:iariljiri ';:r:r ll,'nl.:r i,/.tfz. ÁIiait.j i lifit :. mirakel van zijn hand of een ritueel bij zijn verering. Dat heefl tot gevolg dat een persoonlijk attri'nuut om het even wat kan zijn, al kunnen ool< hier enkele grcepen worden onderscheiden: dieren, handwerktuigen, religieuze - d.Ft -
Voorwerpen, lichaamsdelen, muziel
l
l 1
i
Handr,verktuigen, waarcver al eerder is gesoroken, verwijzen vaak naar het beroep van de heilige, maai kunnen eveneens aangetroffen worden bij bisschoPP€fi, zoals een aambeeld bij de H. Ëlooi; bij apostelen, zoais een winkelhaak bij de H' Thomas;
helllge in ln jzen zij meestal naar het vroegere beroep van de heilige verwijzen kwestie. lvluzíekínstrumenten daarentegen hebben zelden een professionele verwijzing: het orgel van de H. Cecília of de bazuin van de H. Víncentius Ferrerius betekenen niet dat deze heiligen beroepshalve iets met muziek te maken hadden, maar zijn eerder symbolisch' Wat de religieuze voorwerpen betreft, komen vaak een kruisbeeld of kruis voor die her-inneren aan de verering van de betrokken heilige voor het iijden van Christus, een monstrans of kelk, een hostie of gebedenboek. Doorgaans treft men dit soort attributen enkel bij religieuzen
Tot slot kunnen ook menselijke figuren als attributen fungeren. Een liggende koning of keizer aan de voeten van een heilige verwijst
meestai naar de persoon die cle marteldood van de heilige heeft bevolen, zoals bijvoorbeeld bij de H. Catharina, terwijl een niet adeilijk persoon herinnert aan een religieus tegenstander, zoals bij de H. Norbertus. Kinderen aan de andere kant betekenen dikwijls dat de heilige van betekenis is geweest op pedagogisch of sociaal vlak. Voorbeelden van het eerste zijn Don Bosco of Jean-Baptist de la Salie, terwijl de H. VÍncentius a Paulo bij de tweede groep hoort. Vanzelfsprekend biedt dit artikel slechts een kleine greep uit het overgrote aanbod aan persooniijke attributen waarmee heiiigen kunnen worcien voorgesteici. Daarom ieek het ons nuttig dat er eindelijk een handig naslagwerk op de markt verscheen waarmee heiligen gemakkelijk kunnen worden geÏdentificeerd. Jo Claes, Kessel-lo
uË
fF-.
6s Wss&ee$c8
Jeannine Meeus bezcrgde een bidprentie van de kapel van O.L'Vrouwter-sneeuw in Werbeek-Retie met op de achterkant de mogelijkheid om een afíaat te verdienen. Jeannine weet niet of jullie je hemel willen veilig stellent maar ze doet er voor alle zekerheÍd toch maar een aflaat bij uit een boekje van de bedevaarders die Íeder iaar vanuít Eersel naar die kapel trokken, Profiteert ervan! GEDED TOT O. L. V. VÀN WERBEEK. Minnehlke \{oeder, H- Maria ter Sneellw en Hulp ler Cirristenen, sla een barrnhartigen blik op uu' kinderen die, voor uw rvontlerbeelcl neergeknield, met een onbegrensrl verfrouwen trw voorspraak inroepen. Lieve Moeder, Gij hebt onze vooivaderen in beilrukte eu rampvolle tijCerr zoovele sciiÍtterende bliiken r.ran u\\' goedheid gegeven- Ontvang Caarvool onze .,erschulciigde vereering en erlientelijkheid. 'foor, o Vrr.a, dar Gi1 ocir onzc lrÍoeder zijt l Zegett uw kinderen, bevestig orrs. o goede Moeder,
jn het eenig $1are GÊiooÉ; tloe ons, r'o1 verirourven op cla vercliensien r,an Jezus Cht'istus, met een orrq'ankei-
baren moed in het goede volharden, leer ons Jezus ijefhebben en navclgen. Zegen onzen H. Vader, den Paus van Rome eí onze \,{oeder de H. Kerk; verl(riill door urv onweerstaanbare beden bij der troon van den À1lerhoogste, dat zil u elr'lra over al hun urlanden :sgcvicrrn, Zegen ook ons Vaclerland en onze gemeente, Dat de ware Godsdienst en de gloede zzder er heersciren en steeds bloeien, dac zij voor tijdelijke ranpen bii.iven bervmrd.
Zegen allen die urve irulp en biistand aísnieeken, Geneas da arme zieken en liidenden, troost cle bedroafden, beur de kler-nn:oediger en rvankelenclen weder op, bekeer cle zonclaars, en laat cenieder gevoeien dat rnen {J.
rooit te
vergeeÍis heelc aangeroepen. Amen.
W'ij "eÍleeD.n 50 dazen oflaat telken malc nrcn dt gcbcd go,lvruchrrg
:a1 opzeggeo.
+ À,ièchelen.
L!;"{::i;;:-fxz'
6 Septembet 1945.
De pest heeft tot heden toe een blijvend merkteken in Eersel achtergelaten. Dat is de jaarlijkse prCIcessie naar het Vlaamse Werbeek. In een protocol van 24 juli 1696 verklaren twee oud-burgemeesters van Eersel, Jan Juttes en Lambert Vercolcken, dat er met de priester Gregorius Sichmans van de abdij van Postel, die toen pastoor van Duizel was, tijciens de pesiperiode besloten is "tot den jaei-iijkschen beeuveg naar Wei-beek en de Beersche pelgrimage naar Scherpenheuvel". Het document bevindt zich in het archief van Postel. Die bedetocht naar Werbeek tegen de pest was echter al in 1661 begonnen. Ze wordt gehouden op of omtrent 26 juli. ftuneten v&n Z. Fl. Paus [-eo Xlll. Dat Werbeek betekende wat voor de Eerselnaren, "'t is Werbeek vandaag!", klonk de leuze door het dorp en dan was het feest als op de grote hoogtijdagen. In Z. H. Paus Leo XIII heeÍt de volgende aflaten, Werbeek wordt Onze-Lieve-Vrouw ter ook aan de zielen ín het vagevllur, bij wijze van voorbidding, toe passelijk, goedgunstig voor altijd' Sneeuw vereerd. Zij heeft Eersel van de
pest bevrijd en zorgde ook
voor wonderbare genezingen. De Werbeekse kapel werd opgericht op 10 april 1646. Ge kunt ze vinden aan de linkerkant van de
wêg, rijdende van Retie naar Mol. Ëen heei schildei'acirtig kapelletje, grijs van eerbiedwaardigheid. Het ligi onder Retie en daarom: "Te Rethie zal men het getuigen hoe reeds eeuwenlang het Eersels volk zijn knie kwam buigen, U loven door gebed en zang", zoals het in
willen verleenen: 1c. Een vollen ailaat jaarlijks te verdienen door hen, die ingeschreven zijn in de godvruchtige broe* rierschap der bedevaart, mits zij tt'aarlijk rollivmoe-
dig ge)Siecht en gecortmttniceerd
hebbende-, aan de
beïeÍaart deelnemen, en god vruchtig bidden voor de voortplanting van het H. Celoof en tot intentie van Z. l-1. den Paus. 20. Insgelijks een vollen aïlaat te verdienen door de leden,- diê r,erhinderd zijn, rnits zij de parochiekerk van'Eersel godt'nrchtig- bezoeken, en de voor-' waarden horrden.
in
bovënstaand nittttmer uitgedrukt onder'
(S. Congr. de Propaganda Fide
een oud pelgrimslied luidt.
-24*
I Jttlii i888),
eaB€Beeee* gaa.*eff ffieak*9c eseee&eeÉdeea
#Ëdsese*Ë€e*spec
#e
3
Eethanièinhuis te Sint-AffitesrELIs en trappistenabdii Ëe Wes*rnelle :
-.
,
.
....:;.1;::i:j:
rr
;i i.'i"ilË j Í?i;; f': :-:= í,É;Í.J, &.? r;Fi-= ' riil
.a""
rÍ
*:.:.fr
ï.
i71€
iiëll -€.ï';rt ,:&., l;*
É
' . ru.
;Í.*'SS*
i
t.ï!,rËF|r i .Af en toe rnoet er toch wat gepauzeerd *'orden, kt''estie dat de gids-in-spe toch ook eens iets kan vertellen. ',
Iedereen op post? Dan e{in w'er l1reeweg,
Toch een[ie die prcblernen heeft. Gelukkig is er een helpende ha*d in d*
buurt.
;:iriï, ffi
.:.
Wat een grote kaPel Ïradden die
zusters.
f I
En als ge trappist w{lt worden, rnoet ge langs deze poort binnengaan.
"Menserx, dit is één van de 6 unieke plaatsen
waar ge vóór een trappisten-brouwerij kernt staanot --,-
:-:ara.-.! 'i : a-:-' .'-,_,: ':.1i.*=
natuurlijk moet ge uw publiek, a! zijn het ookmaar studiegenoten, acleteraf tredanken voor hull En
;'.:l:': i-;:.1.i '-*
*2S-
belangstelling.
.
SchiËdehof te SehiEde
"\ram har'Èe well
*ei 1:i. .d*o
r 4,F -
-,*<-:l-:
Echt een ï'trouur'enonderonsje... want het enige4 rnannelijh exernplaar kon niet aanwezig zijn. I
De !aatste is hekkensluit(st)er.
Is dat clu een de
frituur of een kunstwerk op f
achtergrond?
_l
De "zotÈe" trraron van Schilde in een niet alledaagse klederdracht
...rnaar aien toe rnoetje het ook rvel eens
f
uitje hoofd debiteren.
En zeqgen dat dit schitterend
kasteel volledig af,getrr
.
. .
::a,'-i ....i,€::.
wachten oo Coaotf a Opgelet, niet te snel praten ofje wordt geflitst! Een gids, zes toehoorsters en
marsÍnann€tie
één $ I
I I
ffiegeca keesv€trse K*eeapeffis* gË€sem gedágaËomaeer# r-ïrii àÉti É:= i3--ê
Soms konrt eens te laat
Directeur Gert Hurknrans sta!:t zijn speech...
met
+ I
itÊ
* '11
*
)rr
Ook de voorzitster van FTG is speciaal naar Turnhout gekomen. Ze blijft er zelfs overnachten.
Wat zouden die twee wel te bedisselen hebben?
En ook hier wordt er rnet interesse geluisterd.
* trft
f
lt '' I Ë'i ii ;-té \
Vrourven ondereen...
I
'
KËlïi.i#f ii::.:.-',1d+il Een losse babtrel en een informele houding, dat moet toch kunnen.
Een glaasje wijn gaat er aldid in, + zeker als je weet tlatje geslaagd bent. I
Ook dit is blijkbaar een ernstig onder... en marulen
-5r-
onderecn
t
onsje.