Kwaliteitsrichtlijn voor brandvertragende verfsystemen
Januari 2005
Voorwoord Waarom een kwaliteitsrichtlijn voor brandvertragende verfsystemen? De moderne architectuur maakt vaak gebruik van metalen structuren waarvan de reactie ingeval van brand moet geanalyseerd worden. Dat verfsystemen de esthetiek en de duurzaamheid van de constructie ten goede komt is bekend en erkend. Dat zij daarnaast ook bijdragen tot een verbetering van de brandweerstand is al veel minder bekend. Het imago van brandvertragende verfsystemen moet opgewaardeerd worden met de medewerking van alle betrokken partijen. Deze kwaliteitsrichtlijn, waarin de rol en de verantwoordelijkheden van eenieder gepreciseerd worden, is er gekomen op basis van een gezamenlijk initiatief van de verfindustrie en de controle-organismen die erop toezien dat de uitvoering ervan zorgvuldig wordt toegepast tijdens het aanbrengen van brandvertragende verfsystemen. Wij zijn ervan overtuigd dat de naleving van deze kwaliteitsrichtlijn ertoe zal bijdragen dat het blazoen van de brandvertragende verfsystemen opgepoetst wordt en dat de scepsis over de doeltreffendheid van de systemen weldra tot het verleden gaat behoren.
Paul Coppens Voorzitter IVP
Dit document werd opgesteld door een werkgroep samengesteld uit vertegenwoordigers van de verfindustrie en de controlebureaus.
Voor de verfindustrie :
Tony Decoene (Sigma Coatings) Wim Decoopman (Spillebeen-Vibol) Erick Gydé (Sigma Coatings) Christian Nelissen (Aalterpaint) Robert Treckels (CoRI) André Spillebeen (Spillebeen-Vibol) Hugo Vranken (Gero Paints) Marie-Eve Debrue (IVP) Eric Van de Meerssche (IVP)
Voor de Controlebureaus : Gunnar Ackx (AXA-MED SGS) Daniel Bruyland (AIB-Vinçotte) Robert De Bleyser (ROBINCO) Jacques Dekeyser (SECO) Kristel Phlippo (CPC) Georges Van Cleemput (AXA-MED SGS)
Voor informatie : IVP Marie-Eve Debrue Maria-Louizasquare 49 B -1000 Brussel Tel : 32/2/238.98.93 Fax : 32/2/230.14.09 E-mail :
[email protected]
Inhoudstafel 1. Wettelijk kader 2. Verantwoordelijkheden De verfleverancier De applicateur Het controlebureau 3. Te volgen procedure bij een controle Metingen van de droge laagdiktes Hechtingsproeven 4. Terminologie Brandvertragende systemen Bouwelement Weerstand van een bouwelement tegen brand (Rf) Reactie van een bouwelement bij brand 5. Duurzaamheid 6. Herstellingen 7. Bijlagen Bijlage A : De reglementering met betrekking tot brandpreventie De basisnorm Ontwikkeling van de wetgeving Naar een CE-markering Voornaamste normen inzake brandbescherming van gebouwen De Eurocodes Bijlage B : Erkende laboratoria in België voor de beproevingen van de weerstand tegen brand van bouwelementen Bijlage C : Nationale en internationale instituten voor de beoordeling van de weerstand tegen brand van bouwelementen 8. Literatuur
1. Wettelijk kader Het koninklijk besluit van 19 december 1997 tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen (B.S. van 30.12.1997) geeft in zijn bijlagen 1 tot 5 de minimale voorschriften bij het ontwerp, de constructie en de inrichting waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen. De weerstand tegen brand (Rf) en de beoordeling van de brandweerstand van een bouwelement worden in bijlage 1 – deel 2 van het koninklijk besluit gedefiniëerd. Meer uitleg rond “De reglementering met betrekking tot brandpreventie” in bijlage A. Beoordeling van de weerstand tegen brand Volgens bijlage 1 – deel 2 van het koninklijk besluit, kan men voor de beoordeling van de weerstand tegen brand van bouwelementen gebruik maken van : -
ofwel een beproeving volgens NBN 713-020 1(weerstand tegen brand van bouwelementen) ; ofwel een berekeningsmethode erkend door de Minister van Binnenlandse Zaken volgens de procedure en de voorwaarden die hij bepaalt. De Minister van Binnenlandse Zaken kan ook afwijkingen toestaan.
De Belgische norm NBN 713.020 heeft betrekking op volgende bouwelementen : • • • • • • •
deuren vensters, gordijnen, luiken en elementen uit glas muren, beschotten, vloeren kolommen balken daken valse en opgehangen plafonds.
De proefverslagen betreffende de weerstand tegen brand van holle –en volle metaal profielen beschermd met een brandvertragend verfsysteem moeten uitgevoerd worden door erkende beproevingslaboratoria aangesloten bij EGOLF (The European Group of Official Laboratories for Fire Testing : http://www.egolf.org.uk/). De erkende beproevingslaboratoria in België zijn in bijlage B gegeven. Het technisch advies uitgevoerd door nationale en internationale instituten is het beproevingsverslag dat een evaluatie bevat van de brandweerstand van 1
De Belgische norm NBN 713.020 die in 1968 is gepubliceerd en bekrachtigd door het KB van 14.03.1969.
structurele profielen beschermd met een brandvertragend verfsysteem. Het technisch advies geeft voor de verschillende kritische temperaturen de nodige totale droge filmdiktes in functie van de te realiseren brandweerstand (Rf), de massiviteit en van het profieltype. Voor samengestelde profielen wordt de massiviteit berekend door de verfleverancier. De nationale en internationale instituten zijn in bijlage C gegeven.
2. Verantwoordelijkheid Deze kwaliteitsrichtlijn legt duidelijk de verantwoordelijkheden vast van de verfleverancier, de applicateur en het controlebureau, maar is geen handleiding voor een correcte aanbrenging. In bepaalde gevallen zullen door betrokken partijen specifieke eisen gesteld worden bij de uitvoering van de werf. Deze specifieke eisen kunnen gesteld, besproken of overeengekomen worden gedurende de startvergadering of daaropvolgende werfvergaderingen. Het bijhouden van een logboek maakt deel uit van de specifieke eisen. De verfleverancier De verfleverancier is verantwoordelijk voor : -
-
-
-
het bezorgen van de technische fiche en de adviezen op de werven; het bezorgen van de veiligheidsfiches conform Richtlijn 2001/58/EG; de verenigbaarheid van het brandvertragend verfsysteem : in alle gevallen dient de verfleverancier, na het uitvoeren van de nodige testen, schriftelijk te bevestigen dat de bestaande ondergrond geschikt is om overschilderd te worden met zijn brandvertragend verfsysteem. Bij het afwerken van de brandvertragende laag dient ook steeds een verf van dezelfde fabrikant te worden gebruikt; de conformiteit van het brandvertragend verfsysteem volgens het technisch advies (beoordeling van de proefverslagen) van de erkende laboratoria of volgens andere Europese genormaliseerde berekeningsmethoden; het berekenen van de laagdikte van de brandvertragende verf. Dit gebeurt in functie van de te behandelen profielen, opgegeven door de applicateur, en de tabellen van de droge laagdiktes in functie van de massiviteit en de gevraagde Rf waarde. Sommige verfleveranciers hebben rekenprogramma’s ontwikkeld die ze ter beschikking stellen van de applicateurs; de kwaliteit van de geleverde producten. Dit kan nagegaan worden door stalen te vergelijken met een referentiestaal.
De applicateur De applicatie van het brandvertragend verfsysteem gebeurt door een applicateur. Dit kan gebeuren op de werf zelf of in een schildersatelier. De verantwoordelijkheden en procedures zijn voor beide gevallen gelijklopend. De applicatie van het brandvertragend verfsysteem (grondlaag, brandvertragende verf en eindlaag) staat beschreven in de technische documentatie van de verfleverancier. De applicatie dient volledig te gebeuren volgens de specificatie van de verfleverancier. Eventuele afwijkingen hiervan dienen op voorhand besproken te worden met de verfleverancier, die deze afwijking vervolgens schriftelijk bevestigt. De applicateur moet ook voor aanvang van de werkzaamheden de veiligheidsfiches van de verfleverancier grondig doornemen. De applicateur dient zich te vergewissen van de compatibiliteit van de ondergrond. Bij twijfel kan er steeds contact opgenomen worden met de verfleverancier. Het controlebureau Sommige opdrachtgevers verkiezen beroep te doen op een controlebureau om na te gaan of het brandvertragend verfsysteem correct is aangebracht. Het controlebureau moet een gespecialiseerd onafhankelijk organisme zijn met competentie in het domein van brandweerstand en coatingstechnologie. Volgende taken kunnen deel uitmaken van de opdracht van het controlebureau : -
de controle van de lastenboeken en/of de technische documenten met de werfbeschrijving; de controle van het voorgestelde systeem, de proefverslagen, de dikteberekening en de wijze van applicatie; de controle, tijdens en na de uitvoering der werken, van : o o o o o o
de voorbereiding van het oppervlak; de opslag en voorbereiding van de verven; de applicatie; de laagdiktemeting en hechting; het nazicht van het logboek of dagboek der werken; de opstelling van een eindverslag.
3. Te volgen procedure bij een controle Metingen van de droge laagdiktes De controle van het aanbrengen van het brandvertragend verfsysteem kan gebeuren ofwel door een controlebureau, ofwel door de applicateur zelf, ofwel door de verfleverancier. Het is aan de opdrachtgever om hierover te beslissen. Wel moeten de controles steeds op dezelfde manier, zoals hieronder beschreven, gebeuren. De volledige resultaten van deze controles zullen verwerkt worden in het eindverslag, dat aan de opdrachtgever overhandigd wordt. Het eindverslag kan slechts afgeleverd worden door een controlebureau voor zover de opdrachtgever een beroep doet op een controlebureau. Als dit niet het geval is, mag het eindverslag door de applicateur of door de verfleverancier afgeleverd worden, volgens de wensen van de klant. De metingen van de droge laagdiktes gebeuren volgens de norm NBN EN ISO 2808:1999 “Bepaling van de filmdikte” met een geijkt meettoestel, dat geschikt is voor de desbetreffende ondergrond. De metingen gebeuren steeds op de droge laagdikte, en wel vooraleer de volgende laag aangebracht wordt. Zo dient de controle van de droge laagdikte van de grondlaag te gebeuren vooraleer de brandvertragende verf aan te brengen, en dient de controle van de droge laagdikte van de brandvertragende verf te gebeuren vooraleer de eindlaag aangebracht wordt. Waar mogelijk wordt ernaar gestreefd minimum 20% van de totale oppervlakte te controleren, en dit bij wijze van willekeurig gekozen zones, die representatief moeten zijn voor het geheel van de constructie. Per vlak van de profielen wordt op regelmatige afstanden van 50 cm één meting uitgevoerd. De te bereiken laagdikte wordt door de verfleverancier opgegeven en wordt beschouwd als de minimum laagdikte. Voor sommige grondlagen kan er eveneens een maximum laagdikte voorgeschreven worden, die eveneens dient gerespecteerd te worden. Op de metingen worden volgende toleranties toegelaten: -
alle meetwaarden lager dan 80 % van de minimum voorgeschreven laagdikte worden niet aanvaard; het aantal metingen dat zich situeert tussen 80 % van de minimum voorgeschreven laagdikte en de minimum voorgeschreven laagdikte mag niet groter zijn dan 20 % van het totaal aantal uitgevoerde metingen, met de
verplichting dat het aritmetische gemiddelde van de meetwaarden gelijk of hoger moet zijn dan de voorgeschreven minimum laagdikte.
Voorbeeld : Voor een voorgeschreven laagdikte van 500 µm : -
geen enkele laagdikte mag lager zijn dan 400 µm; maximum 20 % van alle meetwaarden mogen zich situeren tussen 400 µm en 500 µm.
Elke afwijking van deze toleranties moet door de applicateur worden gecorrigeerd. In sommige gevallen moet de maximum laagdikte van de grondlaag ook worden gerespecteerd met een tolerantie aangegeven door de verfleverancier. De controle van de eindlaag gebeurt visueel op laaguniformiteit, kleur, dekkracht, gebreken (heiligdagen, rimpelen, luchtbellen edg.). Hechtingsproeven Hechtingsproeven worden alleen uitgevoerd wanneer er twijfel of onzekerheid bestaat over de hechting of op aanvraag van één der partijen. De te bereiken hechtingswaarden zullen in samenspraak met de betrokken verfleverancier worden bepaald. De hechtingsproeven gebeuren volgens de twee hieronder beschreven methodes : -
voor de hechting van de oude lagen en de grondlaag : een “cross cut” conform de voorschriften van de NBN EN ISO 2409:1995 “Ruitjesproef” wordt uigevoerd. De afstand tussen de messneden wordt bepaald volgens de laagdiktes en zoals voorgeschreven in de norm. De te bekomen classificatiegraad is 2 (zie tabel in de norm);
-
voor de hechting van het brandvertragend verfsysteem : een tweeledige trekproef op volgens de voorschriften van de NBN EN ISO 4624:2003 "Lostrekproef voor de bepaling van de hechting " wordt uitgevoerd. Een eerste trekproef uitgevoerd in het laboratorium van de verfleverancier of in een erkend laboratorium en een tweede op de werf zelf om de vergelijking toe te laten. Het volledige verfsysteem moet in beide gevallen op de zelfde manier aangebracht worden.
4. Duurzaamheid De brandweerstand van de verfsystemen moet voldoende efficiënt zijn in de tijd. De verfleverancier moet in het bezit zijn van proefverslagen van weerstand na veroudering uitgevoerd door instituten of laboratoria bevoegd voor het meten van de veroudering en de brandbescherming. Indien er geen proefverslagen zijn of er termijnen gevraagd worden die de huidige termijnen overschrijden, moet een testprogramma worden gevolgd. Deze testen worden uitgevoerd zoals beschreven in het ontwerp van ETAG n°xxx “Guideline for European Technical approval of fire protective products” door instituten of laboratoria bevoegd voor het meten van de veroudering en brandweerstand. De vooruitgang van dit ontwerp kan gevolgd worden op de website van de European Organisation for Technical Approvals (www.eota.be, endorsed ETAG’s).
5. Herstellingen Kleine herstellingen moeten uitgevoerd worden volgens de bepalingen opgenomen in de technische fiche van het gebruikte verfsysteem. Bij grotere herstellingen moet het verfsysteem volledig worden heropgebouwd.
6. Terminologie Brandvertragend verfsysteem Een brandvertragend verfsysteem maakt een onderdeel uit van een systeem dat bestaat uit een grondlaag, een brandvertragende verf en een eindlaag. De samenstelling van het brandvertragend verfsysteem wordt bepaald door de verfleverancier en goedgekeurd door het controlebureau. De grondlaag De grondlaag is een anticorrosiegrondlaag compatibel met de ondergrond en met de brandvertragende verf (bij normale en hoge temperatuur). De brandvertragende verf Verf waarvan een van de specifieke eigenschappen is dat ze ondergronden die brandbaar, relatief brandbaar of bij hoge temperatuur vervormbaar zijn, beschermt tegen de inwerking van vuur, binnen bepaalde grenzen van duur en temperatuur. De brandvertragende verf belet de verspreiding van de vlammen aan het oppervlak en bezit goede thermische isolatieëigenschappen. Een opzwellende verf is een brandvertragende verf die bij brand of stralingshitte een niet brandbare, isolerende schuimlaag vormt.
Eindlaag Nadat de brandvertragende verf op de juiste dikte is aangebracht wordt een eindlaag in een kleur aangebracht om esthetische redenen en als bescherming van de brandvertragende verf. De eindlaag mag het beschermend vermogen van de brandvertragende verf niet verhinderen en levert een belangrijke bijdrage aan de duurzaamheid van het verfsysteem. Bouwelement Element gevormd uit één of meerdere bouwmaterialen die in het gebouw : -
-
-
hetzij een dragende functie hebben. Een element met een dragende functie is een element dat (wanneer het deel uitmaakt van een dragend systeem) externe belastingen verdraagt en wordt belast door een normale kracht en/of buigkracht en/of een schuifkracht en/of torsiekracht (kolom, balk,…), hetzij een scheidende functie hebben. Een element met een scheidende functie is een element dat (gedurende de duur overeenstemmend met de vereiste brandweerstand) verhindert dat een brand, ontstaan in een lokaal, zich naar de aanpalende lokalen voortplant (beschot, deur, …), hetzij een dragende en een scheidende functie hebben (draagmuur …).
Weerstand tegen brand van een bouwelement (Rf) De weerstand tegen brand van een bouwelement is een maat van de geschiktheid van dit element om, niettegenstaande de invloed van een brand, de functie te blijven uitoefenen die het in het gebouw is toebedeeld. De weerstand tegen brand van een bouwelement wordt gekenmerkt door de tijdsduur gedurende dewelke een bouwelement zijn functie in het gebouw volledig blijft vervullen, terwijl het onderworpen wordt aan gestandaardiseerde voorwaarden van temperatuur, belasting of vasthouding. Het begrip weerstand tegen brand is uitsluitend toepasselijk op bouwelementen zoals bv. muren, vloeren of kolommen en mag niet worden gebruikt voor materiaal en stoffen waaruit het bouweIement is samengesteld. Reactie bij brand van een bouwelement Geheel van eigenschappen van een bouwmateriaal met betrekking tot zijn invloed op het ontstaan en op de ontwikkeling van een brand.
7. Bijlagen Bijlage A : De reglementering met betrekking tot brandpreventie De basisnorm Het koninklijk besluit van 19 december 1997 tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 juli 1994 stelt de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing vast. Deze basisnormen zijn van toepassing op alle nieuwe gebouwen. De term "nieuwe gebouwen" dekt ook de renovatie (voor zover ze een structurele wijziging van de elementen inhoudt) en de uitbreiding (vergroting van een bestaand gebouw) van gebouwen. De basisnormen zijn van toepassing op alle al dan niet voor het publiek toegankelijke gebouwen en voor dewelke de bouwaanvraag werd ingediend na 31.12.1997. Ze zijn echter niet van toepassing op : • • •
eengezinswoningen lage gebouwen met een oppervlakte < 100 m² en met minimaal 2 verdiepingen industriegebouwen.
Ontwikkeling van de wetgeving 4 april 1982 gepubliceerd op 22.12.1982 (ingetrokken in 1994)
K.B. met de algemene bepalingen van de norm NBN 713010 inzake brandbescherming in hoge gebouwen
7 juli 1994 gepubliceerd op 26.04.1995
K.B. met de basisnormen inzake preventie van brand en ontploffing aan dewelke nieuwe gebouwen moeten voldoen
4 april 1996 gepubliceerd op 20.04.1996
K.B. ter wijziging van het koninklijk besluit van 7 juli 1994 met de basisnormen inzake preventie van brand en ontploffing aan dewelke nieuwe gebouwen moeten voldoen
18 december 1996 gepubliceerd op 31.12.1996
K.B. ter wijziging van het koninklijk besluit van 7 juli 1994 met de basisnormen inzake preventie van brand en ontploffing aan dewelke nieuwe gebouwen moeten voldoen
19 december 1997 gepubliceerd op 30.12.1997
4 april 2003 gepubliceerd op 5.05.2003
K.B. ter wijziging van het koninklijk besluit van 7 juli 1994 met de basisnormen inzake preventie van brand en ontploffing aan dewelke nieuwe gebouwen moeten voldoen. Wijziging van de bijlagen 1 tot 5. Schrapping van artikel 6. Bijlage 1 : terminologie Bijlage 2 : lage gebouwen Bijlage 3 : middelhoge gebouwen Bijlage 4 : hoge gebouwen Bijlage 5 : brandreactie van materialen Bijlage 6 : industriegebouwen KB ter wijziging van het koninklijk besluit van 7 juli 1994 met de basisnormen inzake preventie van brand en ontploffing aan dewelke nieuwe gebouwen moeten voldoen. Wijziging betreffende de eisen voor liften en dakbedekkingen.
Deze wetgevingen zijn vervolledigd door specifieke reglementeringen voor bepaalde types gebouwen die voortvloeien uit de Gewesten, de Gemeenschappen en de Gemeenten. Het artikel 52 van het ARAB (Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming) is van toepassing wanneer er personeel wordt tewerkgesteld. Het vermeldt : “Op aanvraag van de burgemeester of de bevoegde ambtenaar, is de werkgever verplicht het bewijs te leveren dat de bepalingen van de artikelen 52.3 (voorschriften voor gebouwen) en 52.7 (verwarming van de lokalen) nageleefd zijn wat het gedrag bij brand van bouwelementen betreft (kolommen en balken van het geraamte, muren, wanden, vloeren, zolderingen, valse zolderingen, trappen, deuren). Indien hij dat bewijs niet kan leveren, is hij verplicht een schriftelijke en door hem ondertekende beschrijving te geven van de samenstelling van elk van de bouwelementen waarvoor het voormelde bewijs niet kan geleverd worden.”
Naar een CE-markering De verplichting voor het aanbrengen van de CE-markering komt voort uit de Construction Products Directive 89/106/EEC (CPD). Het doel van de CPD is het beperken en voorkomen van technische handelsbelemmeringen voor bouwproducten. Om de eisen vast te stellen waaraan bouwproducten moeten voldoen die in aanmerking komen voor een CE-markering, zijn door de EG mandaten gegeven aan CEN (European Committee for Standardizations) voor het opstellen van Europese geharmoniseerde normen en aan EOTA (European Organisation for Technical Approvals) voor het opstellen van Europese Technische Goedkeuringen (Guidelines for European Technical Approval - ETA). EOTA is momenteel bezig met het opstellen van een Draft ETAG n°xxx “Guideline for European Technical approval of fire protective products”. Dit document zal over een periode van circa vijf à tien jaar beschikbaar zijn. Voornaamste normen inzake brandbescherming van gebouwen De Belgische normen worden juridisch beschouwd als grondregels van de bouwkunst. Hun naleving levert een vermoeden van technische kwaliteit op, terwijl het feit ervan af te wijken de noodzaak inhoudt van een technische rechtvaardiging op basis van proeven of andere bewijzen, overeen te komen tussen de producent en de klant. De normen hebben echter een verplicht karakter indien ze als referentie worden vermeld in reglementaire teksten zoals bestekken of gelijkwaardige documenten, openbare aanbestedingen of speciale overeenkomsten. In dat geval volstaat het de referentie van het nummer van de norm en het jaar te gebruiken. De volgende normen betreffende brand zijn van toepassing in België. Daaraan moet men nog de Eurocodes toevoegen. Nummer van de norm
Specificaties
NBN S 21-201 (1980)
Brandbescherming in gebouwen – terminologie
NBN S 21-202 (1980)
Brandbescherming in gebouwen - Hoge en middelhoge gebouwen : algemene bepalingen
NBN S 21-203 (1980)
Brandbescherming in gebouwen – Brandreactie van materialen – Hoge en middelhoge gebouwen
NBN S 21-204 (1982)
Brandbescherming in gebouwen – schoolgebouwen – algemene bepalingen en brandreactie
NBN S 21-205 (1992)
Brandbescherming in gebouwen – hotels en gelijkaardige gebouwen – algemene bepalingen
NBN S 21-208-1 (1995) en -2
Brandbescherming in gebouwen – Ontwerp en berekening van rook- en warmteafvoerinstallaties
NBN 713-020 (1968) NBN 713-020/A1 (1982) NBN 713-020/A2 (1985) NBN 713-020/A3 (1994)
Brandbescherming - Brandgedrag van bouwmaterialen en elementen - Brandweerstand van bouwelementen
De Eurocodes De Eurocodes vormen een geïntegreerd geheel van Europese normen voor het ontwerp en de dimensionering van gebouwen en kunstwerken, inclusief hun funderingen en bestandheid tegen aardbevingen. Doel van het programma van de Eurocodes is de opstelling van een geheel van gemeenschappelijke technische regels voor het ontwerp van gebouwen en kunstwerken die bestemd zijn om de regels die van kracht zijn in de verschillende lidstaten van de Europese Unie te vervangen. Er zijn in totaal 10 Eurocodes (die elk uit aparte delen bestaan) : • •
Eurocode 0 (EN 1990) bevat de algemene regels voor het berekenen Eurocode 1 (EN 1991) geeft rekenwaarden voor de belasting (overlast belasting ten gevolge van brand,... ).
Daarnaast bestaan er Eurocodes voor de verschillende bouwmaterialen : • • • • • •
Eurocode 2 (EN 1992) voor betonconstructies Eurocode 3 (EN 1993) voor staalconstructies Eurocode 4 (EN 1994) voor gemengde staal-betonconstructies Eurocode 5 (EN 1995) voor houtconstructies Eurocode 6 (EN 1996) voor metselwerkconstructies Eurocode 9 (EN 1999) voor aluminiumconstructies
Ten slotte zijn er nog twee aparte Eurocodes : • •
Eurocode 7 (EN 1997) voor grondmechanische berekening; Eurocode 8 (EN 1998) voor de berekening van de weerstand van structuren tegen aardbevingsbelasting.
De brandweerstand is eveneens een specifieke materie die voor de verschillende bouwmaterialen wordt behandeld in iedere Eurocode (Deel 1.2 van iedere Eurocode behalve de Eurocode 7 en de Eurocode 8). Meer informatie over de stand van zaken betreffende de implementering van de Eurocodes in België : http://www.bbri.be/antenne_norm/eurocodes/nl/index.html
Bijlage B : Erkende laboratoria in België voor de beproevingen van de weerstand tegen brand van bouwelementen De erkende laboratoria voor brandreactie- en brandweerstandsproeven in België zijn : •
voor brandreactieproeven : Universiteit Gent ISSeP
•
voor brandweerstandsproeven : Universiteit Gent ULg - Universiteit Luik
Voor de gegevens van deze laboratoria :
Universiteit Gent Laboratorium voor Aanwending der Brandstoffen en Warmteoverdracht Ottergemsesteenweg, 711 9000 Gent
Tel : 09/243 77 50 Fax : 09/243 77 51
[email protected] http://www.labobrandveiligheid.be/
ULg – Université de Liège Département de mécanique des matériaux et structures - Laboratoire dʼessais au feu Quai Banning, 6 4000 Liège
Tel : 04/366 91 38 Fax : 04/366 91 37
[email protected] http://www.ulg.ac.be/matstruc
ISSeP Institut Scientifique de Service Public Rue de Chera, 200 4000 Liège
Tel : 04/229 83 11 Fax : 04/252 46 65
[email protected] www.issep.be
Voor een actuele lijst van de erkende laboratoria kan u de website van de FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie) raadplegen (Kwaliteit en Veiligheid – accreditatie en Belgisch accreditatiesysteem) http://mineco.fgov.be/organization_market/accreditation/beltest/home_nl.htm of bellen naar 02/208.36.30.
Bijlage C :
Nationale of internationale instituten voor de beoordeling van de weerstand tegen brand van bouwelementen
Nationaal ISIB Instituut voor Brandveiligheid vzw Ottergemsesteenweg, 711 9000 GENT
Tel. +32 (0)9 240.10.80 Fax. +32 (0)9 240.10.85
[email protected] [email protected] http://users.skynet.be/ISIB/Ned.htm
Internationaal C.T.I.C.M Station d'Essais du CTICM Domaine de l'Irsid F57280 MAIZIÈRES-LÈS-METZ FRANCE
Tel. Int. + 33 3 87 51 11 11 Fax. Int. + 33 3 87 51 10 58 E-mail:
[email protected] http://www.cticm.com
DEUTSCHES INSTITUT FüR BAUTECHNIK Kolonnen Strasse 30 D10829 BERLIN GERMANY
Tel. Int. + 49 30-7 87 30 334 Fax. Int. + 49 30-7 87 30 417 E-mail:
[email protected]
T N O BUILDING AND CONSTRUCTION RESEARCH TNO Centre for Fire Research Postbus 49 NL-2600 AA DELFT NEDERLAND
Tel. Int. + 31 15 276 3480 Fax. Int. + 31 15 276 3025 E-mail:
[email protected]
WARRINGTON Certification Ltd (WCL) Holmesfield Road Warrington Cheshire WA1 2DS UNITED KINGDOM
Tel. Int.: + 44 (0)1925 65 51 16 Fax.Int.: + 44 (0)1925 64 66 22 E-mail:
[email protected] http://www.wfrc.co.uk/certification.htm
VKF Vereinigung Kantonaler Feuerversicherungen Bundesgasse 20 Postfach 3001 BERN ZWITSERLAND
Tel. Int.: + 031 320 22 22 Fax.Int.: + 031 320 22 99
[email protected] http://www.vkf.ch
8. Literatuur Applicatie Brandwerende coatings. A.F. Hamerlinck. Bouwen met Staal-rapport 2003.01 – Rotterdam 2003. De web-site van de KMO Normen–Antennes opgericht door het Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf (WTCB) met de steun van de Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie : http://www.bbri.be/antenne_norm/ De web-site van het Laboratorium voor Aanwending der Brandstoffen en Warmteoverdracht, Dienst Brandveiligheid onder de Directie van Dhr. Dr. Ir. P. Vandevelde : http://www.labobrandveiligheid.be/ Leidraad voor de goede uitvoering van schilderwerken (gebouwen en burgerlijke bouwkunde). Deel I : Woordenlijst van de schilder. De Backer (C.); Dugniolle (E.); Forget (L.). 1976/09. ISO 19840-2004 : Paints and varnishes - Corrosion protection of steel structures by protective paint systems - Measurement of, and acceptance criteria for, the thickness of dry film on rough surfaces.
IVP v.z.w. Maria-Louisasquare 49 1000 Brussel Tel : +32 (0)2 238 98 02 Fax : +32 (0)2 230 14 09
[email protected] www.ivp-coatings.be
Verantw. Uitg. : E. Van de Meerssche - Marie-Louisasquare 49 - BE-1000 Brussel
Industrie van verven, vernissen,stopverven, drukinkten en verven voor de schone kunst