KWALITEIT
NUMMER 1 JAARGANG 3 April 2011
B O D E M KWA L I T E I T
NUMMER
1•2011
Schreurs Uitgeverij BV
Abonnementsvormen Schreurs Uitgeverij kent een dienstverlening in de vorm van drie Kaders waarop abonnement kan worden afgesloten: Kader Afvalstoffen, Kader Bodem en Kader Bouwstoffen. Niet alle leden zullen van elke faciliteit gebruik willen maken vandaar dat uit verschillende abonnementsvormen kan worden gekozen. Abonnement Kader “X” Toegang tot alle info op de website Nieuwsbrief Publiceren bedrijfsprofiel Logo in banner op de portal Publiceren vacatures Publiceren opinies, nieuws op prikbord Toegang website Leidraden RWS Toegang tot Forum Vakblad Kader X gratis Veel gestelde vragen FAQ database
A x x x x x x x x x x
B x x x x x x x x x x
C x x x x x x x x x x
Helpdesk (onbeperkt vragen stellen) Korting op opleidingen SO 15% Workshops gratis toegang Publiceren praktijkprojecten etc.
- - - -
x x x x
x x x x
Toetsprogramma Bbk overeenkomstig Kader Toetsprogramma Bsb Grond&Bouwstoffen
- -
- -
Overige programma’s (monsterneming, P9335-2, ..)
-
-
x x x
Licentie programma zónder abonnement Toetsprogramma Bbk Grond&Bagger Toetsprogramma Bbk Bouwstoffen Toetsprogramma LD Annex II Afvalstoffen Overige op aanvraag
... Word alaindop:
l Meld u geverij.n it u s r u re www.sch
Voorwaarden - Korting bij afsluiten abonnement op 2e Kader 25% en korting op 3e Kader 50% - Abonnement per vestiging - Bij meer dan 5 personen of meerdere vestigingen wordt u een aanbod gedaan
Eenmalig aankoopbedrag + jaarlijkslicentie Korting op 2e programma 25%, op 3e 50% Gehele jaar door updates gratis
Schreurs Opleidingen BV Cursus • Besluit bodemkwaliteit 6-daagse d 1 Het Besluit en Regeling bodemkwaliteit; achtergronden, definities en algemene regels d2 Monsterneming conform AP04-M en BRL1000; veldmedewerker + projectleider d3 Monsterneming conform AP04-M en BRL1000; vervolg voor de projectleider d4 Toetsen conform het Besluit bodemkwaliteit + vele oefeningen d5 Toepassingseisen IBC-bouwstof + Certificering van bouwstoffen, grond & baggerspecie d6 Bodemkwaliteitskaart opzet en grondverzet + Handhaving Besluit bodemkwaliteit • BRL9335 Grond en protocollen 1, 2, 4 en 9 • BRL2000 Bodemonderzoek • BRL6000 Milieukundige begeleiding • BRL7000 Uitvoering bodemsanering • Intern Auditor BRL SIKB • Asbestherkenning in kader van BRL9335 Grond (Theorie en Praktijk) • Grootschalige bodemtoepassingen land- en waterbodem (GBT) NIEUW • NTA5755 Bodemonderzoek NIEUW Leden van www.schreurs-uitgeverij.nl ontvangen software voor toetsen aan Bbk ! Voor meer informatie: www.schreurs-opleidingen.nl
B O D E M KWA L I T E I T
NUMMER
1•2011
Beste lezer, In dit nummer van het Vakblad Bodemkwaliteit treft u enkele wat meer bouwstofgetinte artikelen aan. Ook bouwstoffen moeten voldoen aan Bbk-regels. Op enkele knelpunten na en de wens van nog verdere vereenvoudiging hoort men weinig van bouwstoffen in de praktijk. De regels rond grond en bagger omvatten inmiddels honderden pagina‘s.
UITGEVERIJ SCHREURS UITGEVERIJ BV Postbus 10101 6000 GC Weert T +31 (0)495 452 836 F +31 (0)495 452 825 E
[email protected] I www.schreurs-uitgeverij.nl
REDACTIE Jan Schreurs Bart van Ommeren
Ook in deze uitgave wordt een aantal nieuwe regels (bijvoorbeeld rond herinrichting diepe plassen) toegelicht en de ervaring in de praktijk geschetst. Verder komt de evaluatie van het Besluit bodemkwaliteit in deze en de komende uitgaven aan de orde. Zie het artikel van Jaap van der Bom en mijn visie. Dit jaar vindt de eerste evaluatie van het Bbk plaats en daarvan wordt op 1 juli verslag gedaan aan de Tweede Kamer. Dan begint het werk van aanpassen, afstemmen en de route via Brussel. I&M (zo heet het kledingmerk VROM nu) verwacht al in januari 2014 (!) de nieuwe versie van het Besluit bodemkwaliteit. Tot die tijd moeten we het doen met …?
BLADMANAGEMENT Uitgeefdiensten Fahrenheitstraat 48 1097 PS Amsterdam T +31 (0)6 22 50 60 31 E
[email protected]
De wijziging van Wm art. 1.1 lid 6 "Indien afvalstoffen die een behandeling voor nuttige toepassing hebben ondergaan, voldoen aan ...., worden zij niet langer als afvalstoffen aangemerkt." kan grondverzet/export in een heel ander daglicht plaatsen, nietwaar? Volgt u een en ander op www.schreurs-uitgeverij.nl ?
I www.uitgeefdiensten.nl
Jan Schreurs
In dit nummer: Besluit Uitvoering Saneringen (BUS) en rioolrenovatie....................................................................................................................................... 5 Evaluatie Besluit bodemkwaliteit............................................................................................................................................................................... 6 It giet oan en ‘t ken net................................................................................................................................................................................................ 9
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie of welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van de uitgever. Voor informatie die onvolledig of onjuist is opgenomen aanvaarden redactie en uitgever geen aansprakelijkheid.
Opinie................................................................................................................................................................................................................................ 9 Accreditatie vereist voor asfaltonderzoek.............................................................................................................................................................. 10 Hergebruik licht verontreinigde grond in diepe putten........................................................................................................................................ 12 Bodemonderzoek wordt weer leuk............................................................................................................................................................................ 18 Gebiedsspecifiek beleid: een werkbare oplossing................................................................................................................................................. 20 ML-TRAC: 100% recycling van asfalt........................................................................................................................................................................ 22 Regels passen niet bij kleine partijen...................................................................................................................................................................... 24 Mijn visie........................................................................................................................................................................................................................ 25 Nieuwtjes....................................................................................................................................................................................................................... 26
B O D E M KWA L I T E I T
NUMMER
1•2011
B O D E M KWA L I T E I T
NUMMER
1•2011
Auteur: Piet Beemster, adviseur bodem, Milieudienst Regio Alkmaar
Besluit Uitvoering Saneringen (BUS) en rioolrenovatie "Milieudienst bespaart op kosten" Regelmatig wordt bij ons advies gevraagd over bodemkwaliteit inzake rioolrenovaties. Recentelijk kreeg ik nog een project in Heiloo voorgelegd waarbij zich in de bodem onder de weg 1.500 m³ ernstige met PAK verontreingde grond bevindt. Hierbij was tot mijn verbazing door de uitvoerende infrabedrijven geadviseerd om de grond naar Nauerna af te voeren. De geschatte kosten daarvan voor afvoer, reinigen en/of storten bedragen
Rioolrenovatie
€ 300.000,-. Motivatie was onder meer dat het zo lastig en kostbaar was om met 3T te werken voor ARBO. Werken onder 3T kost echter ongeveer 1% van dit bedrag. Het gaat hier namelijk om immobiele verontreiniging en dus kan de grond onder de speciaal daarvoor in het leven geroepen regeling tijdelijke uitname van het Besluit Uitvoering Saneringen (BUS) worden verwerkt. Dit betekent dat de grond na tijdelijke uitname en vervanging van het riool
weer kan worden teruggeplaatst in de sleuf wanneer het gaat om immobiele verontreiniging, zoals PAK en zware metalen. Hiermee hebben wij als Milieudienst dus weer in een handomdraai een groot bedrag bespaard. Dat is zeer welkom in deze tijden van bezuiniging. Immobiel ernstig verontreinigde grond ligt namelijk onder een weg net zo veilig als op een stortplaats.
Bron: Loon- en aannemersbedrijf de Samenwerking BV
B O D E M KWA L I T E I T
NUMMER
1•2011
Auteur: Jaap van der Bom, directeur NVPG
Evaluatie Besluit bodemkwaliteit Discussiepunten voortgekomen uit branchewerkgroepen, opgesteld door Agentschap NL
In 2011 vindt een evaluatie plaats van het Besluit bodemkwaliteit. De overheid heeft de branches verzocht om een bijdrage te leveren bij de evaluatie. Doel hiervan is het verkrijgen van inzicht of de invoering van het Besluit bodemkwaliteit heeft bijgedragen tot een vereenvoudiging en lastenverlichting voor overheid en Bouwput Oosterdokseiland Amsterdam
Bron: Visueelamusement
bedrijfsleven ten opzichte van het Bouwstoffenbesluit. Op 3 februari 2011 heeft Agentschap NL discussiepunten opgesteld naar aanleiding van de eerste reacties uit de werkgroepen. In dit artikel wordt ingegaan op deze discussiepunten. Discussiepunt 1. Complexiteit kader grond en bagger “Investeren we in verdergaande implementatie of gaan we beleid veranderen?” Gesteld kan worden dat een verdergaande implementatie de doelstelling moet zijn. Hierbij moet wel het gelijkheidsprincipe gelden. Dit houdt in dat de regels zowel moeten gelden voor de overheid als voor het bedrijfsleven. De gemeente stelt het beleid vast en kent zich vrijheden toe. Dit geldt vooral bij de vaststelling van de bodemkwaliteitskaarten. Dit houdt in dat binnen de zones waarvan een gelijke bodemkwaliteit (op basis van historische
gegevens) is vastgesteld, opbeperkt en zonder keuring van grond geschoven kan worden met partijen. Als anticlimax geldt dat VROM-inspectie duidelijk andere regels hanteert als bijvoorbeeld grond ontgraven moet worden voor een bouwput, waarbij rekening wordt gehouden met de juiste contour van ontgraving. Concreet houdt dit in dat in het merendeel van de gevallen niet wordt voldaan aan alle vier de criteria van de partijdefinitie uit de BRL 1000. In hoofdstuk 6.1.2. van de BRL 1000, protocol 1001 is de partijdefinitie gedefinieerd. Hiervoor gelden vier voorwaarden. Er is sprake van één partij (maximaal 10.000 ton) indien: - Sprake is van een eenduidige en gelijke textuur, bepaald overeenkomstig NEN 5706; - Sprake is van aaneengesloten percelen of depots; - De aangetroffen bijmengingen van de individuele partijen, qua samenstelling en percentage, bepaald conform protocol 2001, gelijk zijn;
- Sprake is van een gelijke milieuhygiënische kwaliteit (vastgesteld aan de hand van een indicatieve partijkeuring, verkennend bodemonderzoek, bodemverwachtingskaart ((waterbodem)), historisch bodemonderzoek en/of vastgestelde bodemkwaliteitskaart van gemeente of waterkwaliteitsbeheerder). Het is in de praktijk een utopie om te stellen dat aan alle voorwaarden van de partijdefinitie wordt of kan worden voldaan. Letterlijke toepassing van deze definitie zou leiden tot een zeer zware onderzoeksinspanning en levert geen praktische meerwaarde op. Zowel de overheid als het bedrijfsleven wijkt bij opdracht voor keuringen van partijen af van de gestelde definitie. Handhaving en toezicht zouden effectiever moeten en kunnen gebeuren, maar dan wel afgestemd op realisatiezin en het gedrag van de overheid zelf.
B O D E M KWA L I T E I T
NUMMER
1•2011
Toetsing op bodemkwaliteit is lastig. Dat onderkennen de leden van de grondbranche ook. Dit komt ook door de naamgeving aan de verschillende kwaliteitsklassen. Een kwalificatie dat de grond voldoet aan klasse ‘Industrie’ zou (een leek) doen vermoeden dat de grond geschikt is voor ophoging en toepassing op industrieterrein. Niets is echter minder waar. Deze naamgeving levert beperkingen op in de afzetmogelijkheden. Hiervoor zou een betere naamgeving moeten worden vastgesteld. Discussiepunt 2. Kwaliteit van de uitvoering “Investeren we in versterking zelfregulering, professioneel opdrachtgeverschap of meer toezicht?” In principe staat de grondbranche voor een professioneel opdrachtgeverschap. Het moeilijke is dat de branche te maken heeft met ondernemers die een andere mening zijn toegedaan. Op deze wijze effen je het pad voor de ‘Free riders’ en er ontstaat helaas een ongelijk speelveld. Kwaliteit is toegenomen door het systeem van certificaten, maar deze kunnen ook misbruikt worden. Zonder adequaat toezicht (ook bij overheden) zal dit niet gaan werken. Er moet dus geïnvesteerd worden in een kwalitatief hoog en deskundig toezicht. Dit kan alleen als de regelgeving voldoende duidelijk (juistheid van partijdefinitie) en eenduidig is. Het moet een signaal zijn dat veel vragen worden gesteld over de normdocumenten. De normdocumenten worden verschillend geïnterpreteerd en daardoor niet eenduidig gehanteerd. Discussiepunt 3. Decentralisatie/RUD’s “Hoe bevorderen we verdergaande samenwerking in de regio, op welke manier haken we aan bij de vorming van RUD’s?” Centraal staat hierbij een mogelijke belangenverstrengeling van de overheid. In vele gevallen heeft de overheid twee petten op. Gelet op de beperkte beschikbare financiële middelen van de overheid en de voorgenomen besparingen worden concessies gedaan in naleving van de regelgeving. De overheid zou het goede voorbeeld moeten geven. Het bedrijfsleven anticipeert op het gegeven voorbeeld en wordt (mogelijk) hiervoor bestraft. Centraal staat de vraag welke bevoegdheden aan de RUD’s worden toegekend. Indien tot een goede rolverdeling
Jaap van der Bom
wordt gekomen, zou het mogelijk zijn dat de vorming van RUD’s garant staat voor een verbetering van de naleving van de wet- en regelgeving. Discussiepunt 4. IBC bouwstoffen en immobilisaten “Zetten we in op alternatieven, is het betere niet de vijand van het goede, moeten we meer (toe)zicht krijgen op deze toepassingen?” Vanzelfsprekend distantiëren de branches zich van de constatering “Veel fouten bij toepassing van immobilisaten”. Wel onderkent zij de constatering. De vraag is hoe tot deze constatering is gekomen en wat ertoe heeft geleid dat er fouten zijn gemaakt bij toepassing van immobilisaten. De kwaliteitsborging bij levering en toepassing van immobilisaten is geregeld in de BRL 7500, protocol 7510 en in de BRL 9322. Conform deze beoordelingsrichtlijnen dient een zeer uitgebreid en kostbaar (toelatings)onderzoek te worden uitgevoerd om immobilisaat te leveren en toe te passen. De negatieve beeldvorming is veroorzaakt doordat de markt (ook de overheid) immobilisaten heeft geaccepteerd zonder een kwaliteitscertificaat en/of levering door een gecertificeerde bewerker. Hierdoor vraag je om problemen, en er ontstaat ook een ongelijk speelveld. Omdat de toepassing van immobilisaat (vormgegeven bouwstof) niet meldingsplichtig is, wordt alleen gekeken naar de prijs en prijsvoordeel. Om het kwaliteitbeeld van immobilisaat te verbeteren (let wel er zijn ook een groot aantal projecten waarbij de kwaliteit wel voldoet aan het Besluit bodemkwaliteit) zou de overheid een meldingsplicht moeten invoeren overeenkomend met toepas-
sing van grond. De overheid dient bij haar meningvorming wel objectieve conclusies te trekken en eerst te onderzoeken of er geen appels met peren worden vergeleken. De decentrale overheid dient ook toezicht te houden en eisen te stellen aan de kwaliteitsgaranties van immobilisaat. Door deze opstelling wordt dus het immobilisaat in een kwaad daglicht geplaatst, terwijl dit is veroorzaakt door niet-gekwalificeerde bedrijven. In het algemeen kan worden gesteld dat de invoering van het Besluit bodemkwaliteit het hergebruik van secundaire grond- en bouwstoffen niet bevorderd. Vooral in de toepassingsmogelijkheden van bijvoorbeeld gereinigd zand zijn knelpunten vastgesteld. In de periode van het Bouwstoffenbesluit kan gereinigd zand (categorie 1) eenvoudig worden toegepast in een aan te leggen cunet van wegen. In de praktijk wordt op het cunetzand een stabilisatielaag van puingranulaat (ook categorie 1) aangebracht en zal het puingranulaat indringen in het zand. Deze toepassing als cunetzand is zeer functioneel ook bij kleinere hoeveelheden of laagdikten. Door de invoering van het Besluit bodemkwaliteit wordt deze toepassing alleen toegestaan in grootschalige werken (meer dan 5.000 m³). Zoals al eerder gesteld is de naamkeuze voor de kwalificatie ongelukkig en verwarrend. Klasse “Industrie” kan niet zomaar worden toegepast op een industrieterrein, terwijl de naam dit wel zou vermoeden. Heeft u een mening over het Besluit Bodemkwaliteit en de evaluatie? Reageer:
[email protected]
B O D E M KWA L I T E I T
NUMMER
1•2011
In- en verkoop, bewerking en opslag van: • Secundaire bouwstoffen, zoals AEC-granulaat en Tweezand • Ferro- en Non-Ferro metalen • Biomassaproducten waaronder hout • Industrieel afvalwater • Bulkgoederen Faciliteiten: • 45 hectare terrein • 500 meter kade aan het kanaal Gent - Terneuzen • Los- en laadinstallaties • Waterzuivering • Bewerkingsinstallaties • Opslagsilo • Eigen spooraansluiting
WWW.HEROS.NL
Oostkade 5 | 4541 HH Sluiskil | T: 0115 47 12 58 | E:
[email protected]
B O D E M KWA L I T E I T
NUMMER
1•2011
It giet oan en ‘t ken net Siger Seinen, Vilanova i la Geltrú
Deze Friesche uitdrukkingen kent u waarschijnlijk wel. De eerste wordt aangekondigd als er in Friesland een rondje geschaatst moet worden en de tweede komt uit de reclame waar een stel schaatsers aan een Fries vragen of het ijs wel dik genoeg is (niet dus). Deze keer hebben ze echter niets met schaatsen van doen.
Catalonië tot nu toe, het stuwmeer bij het plaatsje Flix. Daar zijn in het verleden sterk verontreinigde stoffen geloosd. In het sediment van het meer zijn onder andere aangetroffen: DDT, kwik, chroom, nikkel, cadmium, arseen, zink en ook radioactieve deeltjes uranium 238, lood 210 en radium 226.
Op 10 en 11 maart werd in Barcelona een meeting georganiseerd tussen Spaanse en Nederlandse bedrijven op het gebied van bodemsanering. Op het moment van schrijven moet dit nog plaatsvinden. Directe aanleiding is de start (it giet oan) van het grootste bodemsaneringsproject in
Wat men gaat doen? Een dijk aanleggen in het meer rondom het meest verontreinigde deel, ontgraven en de ontgraven fractie wordt in scheidingsinstallatie gescheiden in een gevaarlijke en niet-gevaarlijke fractie. De gevaarlijke fractie wordt naar een nieuwe lokale stort gebracht. Diverse Nederlandse
bedrijven met ervaring op dit gebied zijn komen kijken. Zij concludeerden dat er te veel onzekerheden zijn om vooraf te kunnen zeggen of het wel kan (’t ken net). De lokale autoriteiten en de uitvoerende aannemer doen voorlopig net of hun neus bloedt onder het motto van “op hoop van zegen”. Ze moeten wel, want er zijn stroomafwaarts al gemuteerde vissen en andere waterorganismen aangetroffen en het budget is wat het is. Het doet mij een beetje denken aan de pionierstijd in Nederland. Misschien gaat het goed, maar als zich problemen voordoen is het wellicht toch nog een mooie kans voor Nederlandse bedrijven. Onthoud dus die naam: Flix!
Siger Seinen
Opinie Graag stellen we in ieder nummer enkele thema’s aan de orde waarop lezers kunnen reageren. In het kader van de evaluatie dit keer over het Besluit bodemkwaliteit.
Het huidige instrument Bbk is veel te zwaar en te duur voor de beoogde doelstellingen. Dat klopt. Het besluit schiet te ver door naar risicobeheersing. Er zijn zoveel protocollen en richtlijnen dat het middel zijn doel voorbij schiet. Een voorbeeld: het zou voldoende moeten zijn om eenmaal een NEN-onderzoek te doen voor het afvoeren van grond. Een bestemmingsonderzoek zoals AP-04 kost zo veel geld dat wij ons afvragen
in hoeverre deze kosten in verhouding staan tot de kwaliteitsverbetering. Het huidige Bbk is voor grond & bagger slecht uitvoerbaar en nauwelijks handhaafbaar. Dat klopt niet. Het Bbk is wel uitvoerbaar Maar de oorspronkelijke doelstelling van de overheid om te komen tot minder regels en minder kosten wordt in deze niet gehaald. Het is toch weer nodeloos complex gemaakt. Het overall milieurendement van het Bbk valt negatief uit voor het milieu. Het milieurendement van het BbK staat of valt sterk met de keuze van het lokale bevoegd gezag. Gaan ze generiek, dan is het milieu goed beschermd. Gaan ze gebiedsspecifiek, dan gaan ze meestal uit van optimaal hergebruik en een verslechtering van een deel van het gebied. Totaal zal de gemiddelde kwaliteit gelijk blijven.
Het Bbk moet worden ontmanteld; deel naar Bouwbesluit, deel naar Waterwet. Nee het Bbk hoeft niet te worden ontmanteld. Het kan sterk vereenvoudigd worden. De drempel om regels te schrappen blijkt in de praktijk erg hoog. Wilt u reageren? Is een NEN-onderzoek voor het afvoeren van grond voldoende? Welke delen van het besluit vindt u te complex? Is het milieu voldoende beschermd via het Bbk? Hoe zou u het Bbk vormgeven? Stuur een reactie, bijvoorbeeld over deze vragen naar:
[email protected]
B O D E M KWA L I T E I T
NUMMER
1•2011
Auteur: Jeroen Bleeker, Unihorn
Accreditatie vereist voor asfaltonderzoek Van boren tot acceptatie De winter is praktisch ten einde,
verkeersregelinstallaties) en overige leidingen, om schade hieraan tijdens het boren te voorkomen.
dus wegbeheerders kunnen weer met de onderhoudswerkzaamheden van start gaan. Onderhoud aan wegen betekent meestal frezen van asfalt. Welke stappen moeten worden ondernomen om de afvoer/ hergebruiksmogelijkheden van het vrijkomende asfalt te bepalen? Jeroen Bleeker Bron: Hélène de Bruijn
Het is de verantwoordelijkheid van de wegbeheerder om, voor aanvang van het opbreken van asfalt, onderzoek uit te (laten) voeren naar de milieuhygiënische kwaliteit van het asfalt. Dit onderzoek moet voldoen aan CROW-publicatie 210 ‘Richtlijn omgaan met vrijkomend asfalt’. Deze Richtlijn is de basis voor de Code Milieuverantwoord Wegbeheer, die in juni 2008 is ondertekend door de minister van VROM en Rijkswaterstaat. In de richtlijn staat stapsgewijs aangegeven op welke wijze het asfaltonderzoek - van vooronderzoek, boren, analyses tot en met acceptatie - uitgevoerd dient te worden. Vooronderzoek Het vooronderzoek is er net als bij bodemonderzoek op gericht om informatie over het verleden van de asfaltconstructie te achterhalen, zoals aanlegdatum, eerdere onderhouds-werkzaamheden, etc. In het kader van het vooronderzoek kan men tevens gebruik maken van een visuele inspectie van het verhardingsoppervlak, waardoor onderscheid kan worden gemaakt tussen homogene vakken, reparatievakken, opstelvakken bij kruispunten, bushaltes en parkeervakken. Op basis van het vooronderzoek kan een (gericht) boorplan 10
worden opgesteld. Het minimaal aantal uit te voeren asfaltboringen hangt af van de ouderdom van het aangebrachte asfalt. Uitgangspunt hierbij is dat na 1991 geen teerhoudend asfalt meer mag worden toegepast. Echter in de jaren 1991 1995, werd hier en daar nog wel teerhoudend asfalt aan nieuw asfalt toegevoegd (partiële recycling). Daarom dient asfalt, dat aangelegd is voor 1995, als teerverdacht te worden aangemerkt en valt het onder het strengste keuringsregime. Voor asfalt dat aantoonbaar na 1995 is aangelegd, gelden andere regels, waaronder een verlaagde boorintensiteit. Daarnaast zijn er nog aparte regels voor asfalt dat aantoonbaar is aangelegd na 1999, voor rijkswegen en grote parkeerplaatsen.
In het kader van het onderzoek worden asfaltkernen bij voorkeur geboord met een boordiameter van 70, 100, of 150 mm. Bij een kleinere boordiameter kunnen de verschillende asfaltlagen niet goed worden beschreven en wordt er mogelijk tekort monstermateriaal verkregen voor later uit te voeren PAK-analyses. Indien de gehele verhardingsopbouw, inclusief fundering, moet worden bepaald, wordt meestal geboord met boordiameter van 150 mm, omdat dan met name bij ongebonden funderingslagen de ramguts voor bemonstering van de fundering kan worden ingezet. Analyses Op basis van CROW-publicatie 210 is verplicht gesteld dat vrijkomend asfalt wordt onderzocht door een geaccrediteerd laboratorium, conform NEN-EN-ISO/IEC 17025. Deze accreditatie is noodzakelijk voor alle laboratoriumproeven. Er wordt onderscheid gemaakt in de volgende analyses/onderzoeksstappen: - Van de asfaltkernen worden de verschillende lagen opgemeten, de zichtbare schades genoteerd en de soorten asfalt benoemd; - Vervolgens wordt het asfalt, door middel van PAK-detectoronderzoek, indicatief/kwalitatief op aanwezigheid van teerhoudende lagen onderzocht.
Eén en ander staat weergegeven in de schema’s op de volgende pagina. Boren Voordat men op de weg mag boren, dient van de wegbeheerder toestemming te worden verkregen. Daarnaast moeten de in te zetten verkeersmaatregelen worden goedgekeurd. Uiteraard dient men ook rekening te houden met eventueel aanwezige kabels (detectielussen bij
Boorkernbeschrijving Bron: Peter Bijkerk
B O D E M KWA L I T E I T
Omgaan met vrijkomend asfalt Schema A
NUMMER
1•2011
Omgaan met vrijkomend asfalt Schema C
Asfalt aangebracht vanaf 1999
Asfalt aangebracht voor 1995
Complete constructie aangebracht vanaf 1999
Kernen boren J
N
Bewijs: bestek en weegbonnen (asfalt is conform BRL 9320 geproduceerd)
Ga naar schema B of C
Waterbouwasfalt (homogene vakken). Per 10.000 m² = 1 kern
N J
Rijkswegen, grote P-plaatsen (homogene vakken) Per 1000 m² = 1 kern
Overig. - opp. < 500 m² = 2 kernen - opp. > 500 m² = per max. 500 m² 1 kern extra - risicovolle vakken 1) = per vak 1 kern extra
Geen onderzoek
Bepalen laagopbouw (homogeniteit) + PAK markeronderzoek
Asfalt is geschikt voor warm hergebruik
Teer aangetoond
Schema B
J
Asfalt aangebracht vanaf 1995
N Partij < 25 ton (in 1 vracht)
Complete constructie aangebracht vanaf 1995
J N J
N
PAK analyse(s) 2) Asfalt teervrij. Bewijs: bestek, productcertificaten, vooronderzoeken
Ga naar schema C
PAK gehalte < 75 mg/kg ds Kernen boren Opp. < 1000 m² = 2 kernen Opp. > 1000 m² = 1 kern per max. 1000 m² extra
Asfalt geschikt voor warm hergebruik
J
N
Betreffende laag/lagen afvoeren als teerhoudend
N J
Bepalen laagopbouw (homogeniteit) + PAK marker onderzoek
1) Risicovolle vakken: t.b.v. bushalte, P-plaats, opstelvak, reparatievak Teer aangetoond Asfalt is geschikt voor warm hergebruik
N
J Betreffende laag/lagen afvoeren als teerhoudend
Omdat de detectiegrens bij het PAKdetectoronderzoek op 250 mg/kg ds ligt, terwijl de bovengrens voor warm hergebruik 75 mg/kg ds bedraagt, zijn over het algemeen één of meer aanvullende PAK-analyses noodzakelijk; - Op basis van het onderhoudsadvies of concept freesplan kunnen vervolgens nadere PAK-analyses (DLC, HPLC of GC-MS-methode) worden uitgevoerd, waarbij rekening wordt gehouden met een veiligheidsmarge van 20 mm boven en/of onder eventueel aanwezige teerhoudende lagen; - Het Unihorn Laboratorium voert deze PAK-analyses uit door middel van DLC-onderzoek; - Het aantal uit te voeren PAK-analyses is afhankelijk van de hoeveelheid vrijkomend niet-teerverdacht asfalt (zie ook de schema’s A, B en C). Acceptatie Asfaltproducenten dienen voor hun asfaltproductie gecertificeerd te zijn conform de NBRL 9320. Op basis hiervan mogen zij slechts niet-teerhoudend asfalt hergebruiken, indien dit conform CROW publicatie 210 onderzocht is. De onderzoeksresultaten moeten minimaal één week voor het aanbieden
2) Vrijkomend asfalt (ton) 0 – 25 25-100 100-500 500-1.000 Tot elke 1.000 ton meer
Aantal PAK analyses (DLC/HPLC/GC-MS) PAK marker volstaat 1 PAK analyse 2 PAK analyses 3 PAK analyses 1 PAK analyse extra
van het niet-teerhoudende asfalt bij de asfaltproducent te worden ingediend. De asfaltproducent zal het onderzoeksrapport beoordelen op volledigheid en controleren of het voldoet aan de eisen, zoals deze zijn omschreven in CROWpublicatie 210. Overigens staat het een asfaltproducent te allen tijde vrij om het aangeboden asfalt te weigeren. Gerichte onderhoudsadviezen De CROW-publicatie 210 is er voornamelijk op gericht om de eventuele teerhoudendheid van vrijkomend asfalt te bepalen. De onderzoeksgegevens zijn echter tevens goed te gebruiken om meer gerichte onderhoudsadviezen op te stellen. Indien bijvoorbeeld bij de visuele inspectie, tijdens het vooronderzoek, gelet wordt op specifieke schadebeelden, zoals scheurvorming, kan men hier rekening mee gehouden in het boorplan, door gericht op schades te boren. Dan kan bijvoorbeeld worden vastgesteld of de scheuren door de hele asfaltconstructie lopen. Daarnaast kan de dikte van het aanwezige asfaltpakket, maar ook de hoeveelheid (vracht)verkeer op het betreffende wegvak maatgevend zijn voor de uit te voeren onderhoudsmaatregel.
Unihorn Unihorn heeft ongeveer 40 werknemers, verdeeld over vestigingen in Scharwoude en Rotterdam, waar de disciplines Milieu, Landmeten, Ontwerp en Verhardingen te vinden zijn. Unihorn is gespecialiseerd in landmeten, het ontwerpen van (verhardings)constructies, het uitvoeren van asfalt/constructieonderzoeken, het opstellen van verhardingsadviezen, het beheer en onderhoud van infrastructurele voorzieningen, het beheer van openbare ruimte en het onderzoek naar- en oplossen van milieuvraagstukken. Het brede dienstenpakket biedt de mogelijkheid tot een multidisciplinaire aanpak. Unihorn is hierdoor in staat de volledige toestand van bestaande infrastructurele werken in kaart te brengen. Ons bureau beschikt over eigen materieel, zoals een valgewichtdeflectiemeter (voor draagkrachtonderzoeken van verhardingsconstructies) en diverse boorwagens. Met het behalen van de accreditatie voor laboratoriumonderzoeken (NEN-EN-ISO/IEC 17025) en de beschikking over alle certificeringen (protocol 1001, 1002, 2001, 2002, 2003, 2018 en 6001) is Unihorn in staat het volledige traject, van veld-/boorwerkzaamheden, monstername, analyse, advisering en het maken van (totaal)rapportages, te verzorgen. Voor meer informatie: www.unihorn.nl
11
B O D E M KWA L I T E I T
NUMMER
1•2011
Auteur: Maarten van den Berg, zelfstandig adviseur Bodem bij Tellus Bodemadvies
Hergebruik licht verontreinigde grond in diepe putten Deskundigen en beleidsmakers moeten regels goed uitleggen en deze strikt en zichtbaar handhaven
Het vullen van zandwinplassen met licht verontreinigde grond en bagger onder de regels van het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) kwam al snel in opspraak nadat het besluit van kracht werd. Terugkijkend is dat niet verwonderlijk. Vijf dagen na een melding bij de overheid kon een ondernemer starten met zijn werkzaamheden onder Het herinrichten van een plas
Bron: Aannemersbedrijf Geluk BV
voorwaarde dat hij gekeurde grond of bagger gebruikte. Omwonenden werden verrast en trokken om verschillende redenen aan de bel.
Het is heel begrijpelijk dat omwonenden zich zorgen maakten over verkeersoverlast, verandering van hun leefomgeving, onvoldoende zichtbare handhaving van de regels en onbekendheid met de gevolgen voor het milieu. Niet eerder was het immers mogelijk om zonder vergunning licht verontreinigde grond en bagger op deze manier, onder water, te hergebruiken. Onder de wetenschappers bestaat een verschil van mening over de risico's van het vullen van zandwinplassen met licht verontreinigde grond. Een vooraanstaande wetenschapper verklaarde in de media dat er mogelijk risico's zijn. Een journalist van een groot landelijk dagblad liet geen gelegen12
heid ongemoeid om artikelen te publiceren waarin schande werd gesproken over het storten van giftige bagger in de schone plassen door de op geld beluste grondbranche. De overheid kon niet ingrijpen, zolang de partijen die een plas verondiepen zich houden aan de regels van het Bbk. De maatschappelijke commotie nam toe. De politiek besloot niet anders te kunnen doen dan een onderzoeks-commissie instellen (commissie Verheyen). In het advies van de onderzoekscommissie is de veiligheid vooropgesteld, zonder dat voldoende is nagedacht over de effecten op de praktijk van het grondverzet. Het advies van de commissie is uitgewerkt in de Handreiking voor het herinrichten van diepe plassen (verder te noemen de Handreiking). In de werkgroep die de Handreiking opstelde, zaten vertegenwoordigers vanuit de betrokken overheidsinstanties en het bedrijfsleven. In de periode dat aan de Handreiking is gewerkt, zijn maatschappelijke partijen gevraagd
te reageren op tussenproducten. De reacties nam de werkgroep mee in de Handreiking. Het resultaat is een product van het Nederlandse poldermodel in optima forma. Belangen en argumenten zijn gehoord, de regels van het Bbk zijn aangepast, effecten zijn getoetst. We doen allemaal wat water bij de wijn en grond en bagger verwerkend Nederland kan weer verder met het verondiepen van diepe plassen met de Handreiking als een procedureel smeermiddel. En toch... Het zou anders kunnen en moeten gaan. Bodemkader Nederland Om het kader te schetsen waarbinnen de Handreiking is ontstaan volgt een korte terugblik op hoe we in Nederland omgaan met bodemverontreiniging. In september 1979 is Nederland wakker geschud met het welbekende bodemverontreinigingsschandaal in Lekkerkerk. In de jaren ’80 kwamen we erachter dat Lekkerkerk geen incident was. De bewoners van Nederland
B O D E M KWA L I T E I T
voelden zich niet meer veilig op de plek waar ze woonden. Sommigen raakten in paniek, vele anderen kregen op z’n minst een vervelend onderbuikgevoel als het onderwerp “gifgrond” op tafel kwam, zeker als het de eigen woonomgeving betrof. Het werd zonneklaar dat actie nodig was om de bodem van Nederland duurzaam leefbaar te maken en te houden. De politiek nam haar verontwoordelijkheid en in januari 1983 verscheen de eerste bodemregelgeving: de Interimwet bodemsanering (IBS). De bodemregelgeving is, na de inwerkingtreding van de IBS, continu in beweging. Kennisontwikkeling over bodemprocessen en milieurisico’s en maatschappelijke ontwikkelingen maakten en maken aanpassingen noodzakelijk. De laatste jaren staat het Nederlandse bodembeleid steeds meer onder invloed van Europese bodemregels. Tweesporenbeleid Het bodemsaneringsbeleid, vastgelegd in de Circulaire bodemsanering en opgenomen in de Wet bodembescherming (Wbb), is volwassen geworden. We saneren alleen nog als vaststaat dat een bodemverontreiniging een risico vormt voor de mens en/of zijn leefomgeving of als het bij een bouwproject in de weg ligt. Met andere woorden, we saneren de bodemverontreiniging waar we er last van hebben en niet meer vanwege het enkele feit dat de bodem verontreinigd is. Het bodembeheerbeleid is nog gebaseerd op de uitgangspunten uit de beginperiode van de bodemsaneringsoperatie. Dit beleid is vormgegeven in het Bouwstoffenbesluit dat in 2008 is vervangen door het Bbk en regelt het hergebruik ondermeer van grond en bagger (verder te noemen grond). Het multifunctionaliteitsbeginsel dat in de jaren ’80 in zwang was, heeft in het Bbk plaats gemaakt voor het “stand still - principe” en het uitgangspunt dat de bodemkwaliteit moet aansluiten op de gebruiksfunctie van de bodem. Bodembeheerbeleid te ver doorgeschoten De uitgangspunten van het Bbk zijn, bezien vanuit het beleidskader Bodem, het nastreven waard. Plaatsen we deze uitgangspunten in een breder milieukader, dan rijst de vraag of ze handhaafbaar zijn. Het Bbk geeft namelijk regels voor hergebruik van grond met een milieukwaliteit waarvan de Wbb zegt dat het leven op en in deze grond geen (potentieel) risico vormt. Het gaat om grond die je aantreft in een achtertuin, een park, een kinderspeel-
Het herinrichten van een plas
plaats, een bedrijventerrein of op de bodem van een sloot of gracht, kortom grond waarmee we dagelijks in contact (kunnen) staan. Vaak bevat deze grond, als gevolg van menselijk handelen, wat hogere gehalten verontreinigingen dan grond die we als schoon bestempelen. In vaktermen noemen we dit licht verontreinigde grond die, zoals de term aangeeft, niet schoon is maar zoals gezegd geen risico vormt voor welk gebruik dan ook. Toch heeft deze grond een imagoprobleem. In de volksmond wordt licht verontreinigde grond gelijk gesteld met sterk verontreinigde grond of gifgrond en de koppeling met Lekkerkerk is gelegd, terwijl deze vergelijking op alle fronten mank gaat. De BV Nederland geeft jaarlijks tientallen miljoenen euro’s uit om het ver-plaatsen van grond met deze milieu-kwaliteit in goede banen te leiden. Geld waarmee binnen het werkveld milieu (en ook zeker daarbuiten) veel meer rendement te behalen is. Denk bijvoorbeeld aan de problematiek van fijnstof, waaraan jaarlijks 18.000 mensen in Nederland te vroeg overlijden (bron: RIVM, NMP), de gevolgen van uitstoot van CO² of geluidsoverlast door verkeer en andere bedrijvigheid. Het hergebruik van licht verontreinigde grond vormt geen gezondheidsrisico voor de mens en de effecten op natuur en milieu zijn aanvaardbaar als we deze leggen naast andere milieu-invloeden: lucht, licht, geluid en bevolkingsdichtheid. Enkele plussen en minnen van het Bbk en de Handreiking Zorgvuldige voorbereiding en uitvoering, strakke zichtbare handhaving Terug naar het beleidskader Bodem en de Handreiking. In het Bbk zijn de sociaalmaatschappelijke effecten van
NUMMER
1•2011
Bron: Aannemersbedrijf Geluk BV
het verondiepen van zandwinplassen onderbelicht gebleven. Civiele werken van deze omvang hebben impact op omwonenden, net als de aanleg van bijvoorbeeld een weg door het buitengebied of de aanleg van een bedrijventerrein. Om de onrust weg te nemen en begrip te vragen is in het voorbereidingstraject zorgvuldige communicatie nodig waarin uitleg wordt gegeven over het hoe en waarom van de aanpak en hoe om te gaan met de risico’s die daarbij op kunnen treden. De handreiking speelt hier goed op in door handvatten te geven aan een zorgvuldige voorbereiding op en uitvoering van het verondiepen van een plas. Allereerst door aan te dragen om, met alle betrokkenen onder regie van de provincies, een afweging te maken welke plassen bij voorkeur wel en welke bij voorkeur niet in aanmerking komen voor verondieping en dit te verankeren in democratisch vastgestelde gebiedsplannen. Zo krijgen omwonenden en belangengroepen de gelegenheid om met argumenten aan te geven dat ingrepen in bepaalde plassen, om welke reden dan ook, onverstandig zijn. Is de keuze op een plas gevallen, dan geeft de Handreiking heldere richtlijnen hoe de voorbereiding en uitvoering moet verlopen. Betrokkenheid daarbij van omwonenden en een strakke zichtbare handhaving zijn een must. Aanpassing van de normen nodig? De handreiking verscherpt de normen voor de microverontreinigingen (zware metalen PAK, minerale olie e.d.) in toe te passen grond. Vooral voor de plassen die niet of in beperkte mate doorspoeld worden door water uit omliggende watergangen, de zogenaamde vrijliggende plassen. 13
B O D E M KWA L I T E I T
NUMMER
1•2011
Mede door de aanscherping van de milieueisen aan grond is de handreiking (onnodig) complex geworden. Een belangrijke reden voor de normaanpassing is dat naar het oordeel van de commissie Verheyen onvoldoende duidelijkheid bestaat over de risico’s van verondiepen met grond van deze milieukwaliteit om de oorspronkelijke normering te handhaven. Zekerheidshalve heeft de commissie daarom de veilige weg gekozen. Het gevolg is een aanzienlijke beperking van toepassingsmogelijkheden van licht verontreinigde grond en een aanzienlijke stijging van kosten om grond te kunnen toepassen. Je kunt je afvragen of de keuze voor strengere normen, zoals nu is doorgevoerd, verstandig is geweest. Critici zullen hierin het bewijs zien dat Bbk op dit punt steken heeft laten vallen, waarmee het vertrouwen in de regelgeving wordt ondermijnd. Het bevestigt het slechte imago van licht verontreinigde grond. Bovendien is met het kennisniveau van nu de stelling verdedigbaar dat aanscherping van de normen voor grond niet nodig is. Er is veel studie verricht naar de risico’s en er is praktijkonderzoek uitgevoerd naar de effecten op het milieu, maar de resultaten zijn niet gebundeld. De resultaten van de onderzoeken tonen aan dat de beschikbaarheid van bepaalde verontreinigende stoffen in de grond voor grond- en oppervlaktewater toeneemt (hier ligt de twijfel over risico’s bij een aantal deskundigen) maar dat de nadelige effecten door geochemische en hydrologische processen nihil zijn. Tijdens de vulfase van een plas kunnen opwerveling en consolidatie zorgen voor een verslechtering van het milieu maar deze is van tijdelijke aard. Door zorgvuldig te werk te gaan kunnen de nadelige effecten door opwerveling sterk worden beperkt. Aanwijzingen voor mogelijke milieurisico’s komen voort uit (model)berekeningen. In de praktijk zijn, voor zover bekend, geen negatieve effecten gemeten. Het is overigens niet zo dat we met de kennis van nu de wijsheid in pacht hebben. Daarom is het van belang dat we onderzoek blijven doen naar de effecten van het verondiepen van plassen, zoals de commissie Verheyen heeft geadviseerd. Een andere vraag die je kunt stellen, is of strengere normen nodig zijn om de onrust weg te nemen die de ingrepen in zandwinplassen veroorzaakt. 14
De weerstand en onzekereid bij omwonenden en belangengroepen zouden immers niet minder zijn geweest dan als vrachtwagens met schone bagger hun laadkleppen boven het water hadden geopend. De aanblik van het storten van grond in een schone plas is voldoende om het Lekkerkerk-syndroom te doen opspelen. Voeg daar het NIMBY-effect aan toe met een aantal incidenten met grond vermengd met afval en illegale stortingen en je hebt een scenario voor een politieke rel. Met uitleg geven over de milieunormen uit het Bbk was wellicht hetzelfde effect bereikt als met aanpassing van de normen. Immers, ook nu de handreiking van kracht is, mag nog steeds (ongevaarlijke) licht verontreinigde grond in een plas worden toegepast.
Het imagoprobleem van licht verontreinigde grond Bron: BAM-milieu BV
Nota bodembeheer De handreiking nodigt initiatiefnemers en waterkwaliteitsbeheerders, die willen afwijken van het normenstelsel, uit om dit mogelijk te maken door een nota bodembeheer op te stellen. Om hiervoor goedkeuring te krijgen is een openbare procedure noodzakelijk waarop inspraak en beroep mogelijk is. Daarnaast zal een initiatiefnemer of bevoegd gezag moeten motiveren waarom afwijking van de normen wenselijk/verantwoord is. In veel gevallen is hiervoor onderzoek nodig. Op papier is de nota bodembeheer een verantwoorde manier om maatwerk te leveren. De praktijk moet uitwijzen of de betrokkenen hiervan gebuik gaan maken. Bij de afweging om een nota te gaan opstellen, zullen tijd, kosten en afbreukrisico een rol spelen.
Nut en functionaliteit In het Bbk staan voorwaarden om grond in een plas te mogen toepassen. Toepassingen moeten nuttig en functioneel zijn. Wat voor het verondiepen of dempen van plassen onder nuttig wordt verstaan vermeldt artikel 35 van het Bbk onder lid d en e. Met artikel 35 maken de Nederlandse beleidsmakers gebruik van artikel 11 van de Europese Kaderrichthtlijn Afvalstoffen (KRA), waarin staat dat elke lidstaat beargumenteerd kan bepalen wat zij een nuttige toepassing vinden. Met functioneel wordt bedoeld dat bij het verondiepen of dempen van een plas niet meer grond mag worden gebruikt dan nodig is om de beoogde eindsituatie (functie) te bereiken. Bovendien moet het verondiepen nut hebben op de plaats waar het plaatsvindt en in de omstandigheden waaronder het plaatsvindt. In de praktijk wordt uit artikel 35 vaak geconcludeerd dat er twee mogelijke nuttige toepassingen zijn, namelijk het verbeteren van de natuurwaarde van een plas en het veilig maken van een plas voor bijvoorbeeld recreatie, gebaseerd op de inhoud van lid d. In lid e staat dat grond en bagger gebruikt mogen worden, aanvullingen waaronder mede wordt verstaan het herinrichten of stabiliseren van winplaatsen van delfstoffen, zoals zandwinplassen. Aan de doelstelling van de herinrichting stelt lid e geen voorwaarden. Dit betekent dat er meer nuttige toepassingen van grond en bagger in een plas mogelijk zijn dan lid d beschrijft, zolang de initiatiefnemer motiveert wat de doelstelling is en aangeeft welke eindsituatie hij wil realiseren. Met deze voorwaarden beoogt de KRA, met in het verlengde daarvan het Bbk en de Handreiking, dat we grond en bagger die vrijkomen bij of overblijven na de realisatie van een civiel werk niet op een willekeurige plek achterlaten. Dit valt namelijk onder de juridische term “verwijderen” en buiten het kader van het Bbk. Er is een strikte scheiding tussen “verwijderen” en “nuttig toepassen”. Het positieve daarvan is dat het duidelijkheid geeft. Aan de andere kant ontstaat zo een belemmering voor initiatieven voor verondieping die nuttig zijn voor het milieu, maar geen doorgang kunnen vinden omdat deze niet als nuttig zijn benoemd in de regelgeving. Zo kan het zijn dat als de toepassing van grond, bijvoorbeeld in
B O D E M KWA L I T E I T
Luchtfoto zandwinplas
een plas, volgens de criteria niet nuttig is, een veel grotere transportafstand moet afleggen met als gevolg meer schadelijke effecten door uitstoot van uitlaatgassen, geluid en schade aan wegen. Het is aan de initiatiefnemers, vergunningverleners en handhavers om hier op een creatieve maar verantwoorde wijze invulling aan te geven, waarbij ook milieuaspecten buiten het beleidskader Bodem worden meegewogen. Het is opmerkelijk dat kosteneffectiviteit geen criterium is bij de afweging van het nut van hergebruik. In de afweging veel milieumaatregelen, bijvoorbeeld bij bodemsaneringsvarianten, speelt kosteneffectiviteit wel een vaak doorslaggevende rol. Voor het toepassen van grond en bagger in zandwinplasen geldt niet alleen dat het milieuhygiënisch verantwoord is, maar ook een oplossing tegen verhoudingsgewijs lage, voor een groot deel maatschappelijke, kosten.
NUMMER
1•2011
Bron: Aannemersbedrijf Geluk BV
Tot slot Nederland is een grote speeltuin waarin we van alles maken en afbreken: woongebieden, waterwegen en plassen, land- en natuurbouwgebieden. Dat we daarbij risico’s nemen en milieuschade veroorzaken is evident, net zoals het vanzelfsprekend is dat we alles doen wat redelijkerwijs mogelijk is om de risico’s zo klein mogelijk te houden. Bij risicobeheersing moeten we maatwerk leveren en de financiële middelen inzetten waar dat het meest nodig is. Met het saneringsbeleid is Nederland op de goede weg. Nemen we ons bodembeheerbeleid in beschouwing dan is er ruimte voor optimalisatie, waarbij we ons de vraag moeten stellen of de vele miljoenen euro’s die Nederland jaarlijks besteedt aan alles wat samenhangt met hergebruik van licht verontreinigde grond, opwegen tegen het milieurendement. Bodem is een gevoelig onderwerp. We leven erop, we leven ervan en we moeten er zuinig op zijn, maar niet zonder
het brede milieukader uit het oog te verliezen. Gezien de gevoeligheid van het onderwerp is het van groot belang dat deskundigen, beleidsmakers en bestuurders uitleg geven over de keuzes die gemaakt worden bij het opstellen van de regelgeving en daar ook achter gaan staan. Nog belangrijker is dat we de regels die we opstellen zichtbaar en strikt handhaven. Dat verhoogt het vertrouwen in en het begrip voor hoe we duurzaam, efficiënt en met aandacht voor betrokkenen omgaan met ons leefmilieu. Stelling Het Nederlandse beleid rond licht verontreinigde grond (Besluit bodemkwaliteit) is te complex. Het levert onvoldoende milieurendement. Hierom is het wenselijk het beleid te vereenvoudigen en te versoberen. Reacties:
[email protected]. 15
B O D E M KWA L I T E I T
NUMMER
1•2011
Vakmanschap in de bouwcyclus
Adviesbureau voor duurzame toepassing en hergebruik van bouwstoffen. Gericht om efficiënt en praktijkgericht bouwstoffen toe te passen binnen de kaders van het Besluit Bodemkwaliteit”.
Certificerende instelling op het gebied van asbest, slopen, recycling, milieu, veiligheid, sanering, bodemonderzoek en CE-markering.
Geaccrediteerd laboratorium voor onderzoek naar en controle van zand, grind, puingranulaat, beton en asfalt.
Stationsweg 2 | Postbus 275 | 4190 CG Geldermalsen | tel. +31 (0)345 585000 | fax +31 (0)345 585025 |
[email protected] | www.eerlandweb.nl
Schreurs Milieuconsult
Wetten, decreten, besluiten, protocollen, normen, richtlijnen, .... Kennisontwikkeling en overdracht inzake
Kwaliteit en Milieu
Onze doelstelling
Top advies en pragmatische aanpak in de begeleiding bij de vele aspecten van het Besluit Bodemkwaliteit en het hergebruik van afvalstoffen. www.Schreurs-Milieuconsult.nl
16
B O D E M KWA L I T E I T
NUMMER
1•2011
UDM Adviesbureau B.V. Pieter Zeemanweg 61 3316 GZ Dordrecht www.udm.nl
25 jaar
Overdracht & Bouwvergunning
Deze brochure wordt mede mogelijk gemaakt door UDM Adviesbureau B.V., uw vertrouwde adres op het gebied van bodemonderzoek en milieuadvies. UDM is een onafhankelijk milieuadviesbureau en kan haar opdrachtgevers (overheden, bedrijven, projectontwikkelaars en particulieren) oplossinggerichte adviezen verstrekken bij de realisatie van projecten en het ontwikkelen van plannen.
UDM heeft zich gespecialiseerd op het gebied van:
Postbus 4060, 1620 HB Hoorn Tel. 0229 - 246787 Fax 0229 - 243116 E-mail:
[email protected] www.landview.nl
uitvoering van historische onderzoeken; uitvoering van verkennend, oriënterend en nader bodemonderzoeken; uitvoering van waterbodem en asbestonderzoek; opstellen van saneringsplannen; milieukundige begeleiding bij uitvoering van bodemsaneringen; grondwatermonitoring; kwaliteitscontrole en certificering van grond en bouwstoffen; uitvoering van grondboringen en plaatsen van peilfilters met machinale boorstellingen; onderzoek naar en toetsing van de luchtkwaliteit; ondersteuning bij juridische onderzoeken; milieumanagement.
Vanuit een viertal vestigingen (Dordrecht, Elst, Zoetermeer en Udenhout) wordt sterk regionaal gewerkt. Hierdoor is een grote mate van kennis aanwezig van de specifiek regionale omstandigheden en de lopende ontwikkelingen.
(Maak) kennis tijdens de file Als alternatief voor de file bieden wij interactieve workshops Asbest in grond Datum: 25 mei Plaats: Amersfoort Tijd van 16.00 uur – 19.00 uur Besluit bodemkwaliteit na de evaluatie / Het "nieuwe" Bbk Datum 21 september Plaats: Amersfoort Tijd van 16.00 uur – 19.00 uur Tijdens deze netwerkbijeenkomsten bespreekt u inhoudelijke thema’s en ontmoet u relaties. Jan Schreurs geeft zoals altijd graag zijn visie op uw dilemma’s Meer informatie: www.schreurs-uitgeverij.nl
17
B O D E M KWA L I T E I T
NUMMER
1•2011
Auteurs: Hannie Boudewijns (Boudewijns Bodem Breed) en Theo Edelman (Bodemkundig Adviesbureau Edelman BV)
“Bodemonderzoek wordt weer leuk” Nieuwe aanpak voor nader onderzoek bodemverontreiniging
In juli 2010 heeft NEN een nieuwe afspraak voor het uitvoeren van een nader onderzoek naar bodemverontreiniging vastgesteld. Deze is bedoeld voor het vaststellen van de omvang en de ernst van een geval van bodemverontreiniging en de spoed van een sanering. De nieuwe afspraak vervangt eerdere documenten uit 1994 en 1995. Opvallende nieuwe elementen zijn het werken met een conceptueel model en de mogelijkheid tot het inzetten van moderne onderzoekstechnieken. De eerste reacties uit de bodembranche zijn positief: “Bodemonderzoek wordt weer leuk”.
Tot voor kort gold als basis voor het uitvoeren van een nader onderzoek de Richtlijn voor het Nader onderzoek uit 1994 en het Protocol voor het Nader onderzoek uit 1995. Richtlijn en protocol gingen uit van een intensief onderzoek en hielden nauwelijks rekening met het type verontreiniging en de locatiespecifieke omstandigheden. Mede hierdoor werden deze documenten in de praktijk nauwelijks strikt gevolgd. Zij waren ook niet bij NEN of SIKB voor onderhoud ondergebracht en werden al lang als verouderd beschouwd. 18
De nieuwe NTA In juli 2010 heeft NEN een nieuwe afspraak voor het uitvoeren van een nader onderzoek vastgesteld. Het betreft de NTA 5755 'Bodem - Landbodem - Strategie voor het uitvoeren van nader onderzoek - Onderzoek naar de aard en omvang van bodemverontreiniging’. De letters NTA staan voor Nederlandse Technische Afspraak. Een dergelijke afspraak is met minder inspraak en is dus veel sneller op te stellen dan een officiële norm. Met ingang van 19 november 2010 is de NTA 5755 vereist bij een nader bodemonderzoek ter voorbereiding van een BUS-sanering. Ook de Circulaire bodemsanering 2009 zal naar de NTA 5755 gaan verwijzen. Een wijziging hiertoe is in voorbereiding en zal vermoedelijk nog dit jaar in werking treden. De ontwikkeling van NTA 5755 was onderdeel van het project Eureka dat NEN en SIKB in opdracht van het voormalige ministerie van VROM hebben uitgevoerd. Eureka had tot doel bestaande richtlijnen voor bodemonderzoek te moderniseren, vooral om de inzet van moderne onderzoekstechnieken expliciet mogelijk te maken. Conceptueel model In de NTA 5755 speelt het conceptueel model een belangrijke rol. Daarin geeft de onderzoeker op basis van alle bekende gegevens een beeld van de te verwachten verontreinigingen in de bodem en de risico’s daarvan. Het gaat om de opbouw en de samenstelling van de bodem, het gedrag van het grondwater, de processen die van invloed zijn op de verspreiding van de verontreiniging, de ruimtelijke verdeling en/of de verspreiding van de verontreinigende stoffen en de risico’s daarvan. Een conceptueel model mag bestaan uit een eenvoudige schets met een dwarsdoorsnede van de bodem.
Indien gewenst kunnen modellen worden gebruikt om verspreiding en risico’s van stoffen te berekenen. In opdracht van SKB is een handreiking voor het opstellen van een conceptueel model geschreven. Daarin worden de bouwstenen voor het conceptueel model besproken en is een checklist opgenomen voor de onderzoeker en de toetser. Verder is een aantal praktijkvoorbeelden van conceptuele modellen uitgewerkt. Nieuwe onderzoekstechnieken De NTA 5755 maakt het mogelijk gebruik te maken van andere technieken dan het conventionele boren en analyseren. In de loop van de tijd zijn technieken uit andere disciplines overgewaaid. Ook zijn door innovaties in de bodembranche nieuwe technieken ontwikkeld die
XRF-apparaat om het gehalte aan metalen in het veld te meten Bron: Nicolaj Walraven, Geoconnect
B O D E M KWA L I T E I T
antwoorden geven op specifieke onderzoeksvragen. De beschikbare onderzoekstechnieken zijn opgenomen in de Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit. Dit is een kennisdocument van de gezamenlijke overheden, waarvan het beheer sinds 1 januari 2010 bij Bodemplus ligt. In totaal zijn maar liefst 130 onderzoekstechnieken op uniforme wijze beschreven. Dit overzicht kan helpen bodemonderzoek in Nederland efficiënter en beter uit te voeren. Door de juiste techniek of combinatie van technieken te kiezen is de vereiste informatie veelal op een slimmere wijze of met meer kwaliteit te verkrijgen.
NUMMER
1•2011
Scope Toetslijst
NTA 5755
Toetspunten uit Toetslijst
Uitvoering Nader bodemonderzoek
Rapportage Nader onderzoek
NTA 5755 – Checklist inhoud
Toetsing inhoud rapportage
Nader onderzoek
Toetslijst Om het toetsen van adviesproducten en het beschikken door provincies en gemeenten te vergemakkelijken, is als hulpmiddel een Toetslijst nader onderzoek opgesteld. In het schema op de volgende pagina is te zien dat deze toetslijst zich richt op de rapportage van het nader onderzoek. Voor onderzoekers is het echter juist van belang dat voorafgaand aan het nader bodemonderzoek toetsing van het voorgestelde conceptueel model plaatsvindt en dat daarmee wordt ingestemd. Wij adviseren daarom in dit stadium om, voorafgaand aan de uitvoering van het onderzoek, de instemming van het bevoegd gezag met het conceptueel model en de te volgen onderzoekstrategie te vragen. Ervaringen? De auteurs hebben al enige ervaring opgedaan met de nieuwe NTA 5755. Opdrachtgevers en bevoegde gezagen reageerden enthousiast. Wij zijn benieuwd naar uw ervaringen. Wij verzoeken u, als bodemdeskundige bij adviesbureau of overheid, met ons mee te denken. Bodemadviseurs: 1. Zijn de beschikbaar gestelde documenten voldoende uitputtend en duidelijk? 2. Hebt u de indruk dat de kwaliteit van de onderzoeken op deze wijze verbetert? 3. Maakt u gebruik van nieuwe onderzoekstechnieken en zo ja welke? 4. Hoe reageren opdrachtgevers op de nieuwe werkwijze? 5. Wordt het nader onderzoek hierdoor goedkoper?
Essentiële gegevens
Toetsing op “essentiële gegevens”
Paragraaf 2.2/2.3
Discussie
Nee
over besluit mogelijk?
Besluit
Ja Kritieke stappen in proces van onderzoek
Toetsing van de kritieke stappen in het
Besluit
proces van bodemonderzoek
Bijlage 2
Te onderscheiden onderdelen van deonderdelen toetslijst van de Toetslijst Figuur 2.1: Te onderscheiden
6. Valt er met de nieuwe werkwijze te concurreren? 7. Wat zijn uw ervaringen met bevoegde gezagen? Bodemambtenaren: 1. Zijn de beschikbaar gestelde documenten voldoende uitputtend en duidelijk? 2. Hebt u de indruk dat de kwaliteit van de onderzoeken op deze wijze verbetert? 3. Kunnen handhavers met de nieuwe werkwijze uit de voeten? 4. Wat zijn uw ervaringen met adviesbureaus? Uw reacties zijn welkom bij de auteurs. U kunt deze mailen naar boudewijnsbodembreed@xs4all. nl of
[email protected]. Bij voldoende respons zullen zij de resultaten publiceren. Voor cursus NTA5755, zie www.schreurs-opleidingen.nl
Bron: ontwerp-BUM Wbb, SIKB, 2010
Literatuur - R. Bosman en F. Lamé, Protocol voor het nader onderzoek deel 1, den Haag 1994; - N.G. van der Gaast, Richtlijn voor nader onderzoek deel 1, Den Haag 1995; - C. Schuren, Handreiking voor het opstellen van een conceptueel model, visualiseer de verontreiniging (SKB-project PT8444), Deventer, 2 april 2010, www.soilpedia.nl; - Richtlijn Herstel en beheer (water)bodemkwaliteit, www.bodemrichtlijn.nl; - SIKB, Besluitvormingsuitvoeringsmethode Wbb (BUM-Wbb), versie 1.0, 14-10-2010, www. sikb.nl; - Circulaire Bodemsanering, Staatscourant nr 67, 7 april 2009 - NEN, NTA 5755:2010, juli 2010 - www.vrom.nl - www.senternovem.nl - www.sikb.nl - www.bodemrichtlijn.nl - www.soilpedia.nl
19
B O D E M KWA L I T E I T
NUMMER
1•2011
Auteurs: Natasja van Berkel en René Rummens, adviseur en senior adviseur bij Advies- en Ingenieursbureau Oranjewoud
Gebiedsspecifiek beleid: een werkbare oplossing Het Besluit bodemkwaliteit bevat landelijke, generieke regels voor de toepassing van grond en baggerspecie. Daarnaast biedt het Besluit lokale bodembeheerders de mogelijkheid om gebiedsspecifiek beleid op te stellen. Door Lokale Maximale Waarden op te stellen, kan binnen een bepaald gebied meer ruimte worden gecreëerd voor de afzet van vrijkomende grond- en baggerstromen. Hiermee Baggerwerk in het waterschap Noorderzijlvest
Bron: Oranjewoud
kunnen knelpunten worden opgelost. Afgelopen jaar is ervaring opgedaan met het oplossen van knelpunten in de regio Zuid-Holland-Zuid en Midden- en West-Brabant. Voor deze regio's is met gebiedsspecifiek beleid invulling gegeven aan het principe van 'duurzaam bodembeheer'. Dit maakt maatschappelijke en ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zonder de bodemkwaliteit te schaden. Dit artikel beschrijft twee knelpunten die met gebiedsspecifiek beleid zijn opgelost. Het gaat om het opnieuw toepassen van grond afkomstig uit wegbermen en het verruimd toepassen van baggerspecie. De genoemde voorbeelden zijn regioafhankelijk en kunnen naar eigen ambitie en behoefte worden ingevuld. Hergebruik binnen wegbermen Knelpunt Bekend is dat wegbermen vaak heterogeen verontreinigd zijn als gevolg van verkeersactiviteiten (door bijvoorbeeld olielekkages en depositie van uitlaatgassen) en onderhoud (onder 20
andere door teerhoudende kleeflagen). Dit levert in de praktijk problemen op bij het, volgens het generieke beleid, opnieuw binnen de wegbermen toepassen van vrijkomende grond. Binnen het beleid geldt namelijk de dubbele toets op bodemgebruik en -kwaliteit. De strengste van de twee is bepalend voor de kwaliteitsklasse van de toe te passen grond of baggerspecie. Dit betekent dat in wegbermen buiten de bebouwde kom alleen schone grond of baggerspecie (klasse AW2000) toegepast mag worden omdat deze wegbermen vallen in de functieklasse landbouw/natuur. De functieklasse is als strengste klasse dus bepalend voor de toepassingseis van grond in bermen. Oplossing: Het opstellen van gebiedsspecifiek beleid voor de wegbermen buiten de bebouwde kom. Tot de wegberm wordt een strook gerekend van maximaal 10 meter aan beide zijden van de weg, behalve wanneer de berm langs de weg eerder wordt
onderbroken door een sloot of een aangrenzend perceel. Wegbermen langs dijkwegen hebben een ecologische functie. Voor deze bermen geldt voor beide zijden buiten het wegdek een strook van maximaal 2 meter. Binnen deze bermen mag grond worden ontgraven en opnieuw worden toegepast onder de volgende voorwaarden: - De wegbermen krijgen de functieklasse industrie toegewezen; - De dubbele toets van het generieke kader vervalt en alleen de functieklasse van de berm (industrie) is bepalend voor de kwaliteit van de toe te passen grond; - De wegbermen van vergelijkbare wegen worden als één zone beschouwd. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de volgende typen wegen: • provinciale wegen; • niet-provinciale, verharde wegen (asfalt-, beton- of klinkerverharding); • halfverharde en onverharde wegen. Als extra eis is opgenomen dat bodemonderzoek de kwaliteitsklasse
B O D E M KWA L I T E I T
NUMMER
1•2011
van de vrijkomende bermengrond moet aantonen. De bij het onderzoek gemeten gehalten mogen de maximale waarden van de kwaliteitsklasse industrie niet overschrijden. Deze eis voorkomt dat ernstig verontreinigde grond elders binnen de wegbermen wordt toegepast. De kwaliteitsklasse industrie wordt voor wegbermen acceptabel geacht omdat de contactmogelijkheden met de bodem gering zijn en omdat de ecologische waarde laag is. Daarnaast treedt binnen wegbermen altijd nieuwe verontreiniging op als gevolg van het verkeer en door verontreinigd runoff van het wegdek. Verruimd toepassingsbeleid ongerijpte baggerspecie Het baggeren van watergangen is een activiteit die door de eeuwen heen wordt uitgevoerd om de afvoerende functie van de watergang te borgen. Waterschappen onderscheiden de volgende typen watergangen: • Hoofdwatergang en boezemwateren (A-watergang), in onderhoud en beheer bij het waterschap; • Berm- en kavelsloten (B-watergang), in onderhoud en beheer bij de landeigenaar. In het Besluit bodemkwaliteit geldt een risicogrens voor het verspreiden
Burgemeester Materlaan Oosterhout Bron: Oranjewoud
Onderhoud van de sloten in de Wormer
van ongerijpte baggerspecie op het aangrenzend perceel. Dit is de maximale norm voor de kwaliteit van de te verspreiden baggerspecie: de ms-PAF-methode. Deze toets geldt alleen bij het verspreiden van ongerijpte baggerspecie op percelen direct grenzend aan de watergang van herkomst. Knelpunt: Binnen de regio Zuid-Holland-Zuid is de baggerspecie afkomstig uit kleinere B-watergangen over het algemeen schoon. Deze baggerspecie wordt jaarlijks zonder problemen verspreid over aangrenzende percelen. De baggerspecie uit de bredere boezemwateren (A-watergangen) in het veenweidegebied is vaak licht verontreinigd met enkele zware metalen en PAK. Voor deze stoffen worden de achtergrondwaarden (AW2000) licht overschreden, maar ze voldoen aan de ms-PAF. Dit betekent dat deze baggerspecie op de direct aangrenzende percelen verspreid mag worden. Vaak is er geen of onvoldoende ruimte op de aangrenzende percelen om deze grotere hoeveelheden specie te verspreiden. Het volgens het generieke kader toepassen van deze baggerspecie, op percelen in het landelijk gebied, is daarentegen niet toegestaan. Als gevolg van de functieklasse landbouw/ natuur mag ter plaatse namelijk alleen schone grond of baggerspecie toegepast worden. Afwegingen Agrariërs in de regio ontvangen graag baggerspecie als bodemverbeteraar. Daarnaast speelt bodemdaling in de regio een grote rol. De toepassing van vrijkomende baggerspecie in het landelijk gebied kan een deel van de bodemdaling tegengaan. Op basis van deze behoeften en mogelijkheden is gezocht naar een gebiedsspecifieke verruiming van de normen voor het toepassen van baggerspecie, zonder dat daarbij risico's voor mens (humaan), dier en natuur (ecologie) optreden.
Bron: Oranjewoud
Oplossing: De gemiddelde kwaliteit van de ongerijpte baggerspecie uit de Awatergangen is dusdanig goed, dat verspreiding of toepassing niet leidt tot verslechtering van de kwaliteit van de ontvangende bodem, mits wordt voldaan aan een aantal voorwaarden: • De kwaliteit van de te toe te passen baggerspecie is bepaald met een waterbodemonderzoek (NEN5720); • De toetsingsresultaten van het waterbodemonderzoek voldoen aan de ms-PAF; • De baggerspecie mag alleen, op de percelen in het landelijk gebied van de regio, door agrariërs als grondverbetering worden toegepast; • De baggerspecie dient in natte, ongerijpte toestand, toegepast te worden in diktes van maximaal 15 centimeter (nat). Door de baggerspecie in dunne lagen op te brengen, zal deze door autonome afbraakprocessen en door bijvoorbeeld ploegen snel worden opgenomen en onderdeel uitmaken van de reguliere bodem; • Voor de toepassing van baggerspecie geldt geen ontvangstplicht. De eigenaar van het perceel waarop de baggerspecie wordt toegepast, moet daarom altijd toestemming geven; • De initiatiefnemer van het baggerwerk (de ontdoener) dient aan de perceeleigenaar (de ontvanger) kwaliteitsgegevens te overleggen. Conclusie Deze twee voorbeelden laten zien dat met gebiedsspecifiek beleid op een nuchtere manier met de bodemkwaliteit kan worden omgegaan. De langere termijn die gepaard gaat met het opstellen en vaststellen van dit beleid weegt op tegen de maatschappelijke en financiële voordelen die hiermee kunnen worden behaald. Goede communicatie en het in kaart brengen van de behoeften van alle betrokken partijen is essentieel bij het tot stand komen van gebiedsspecifiek beleid. 21
B O D E M KWA L I T E I T
NUMMER
1•2011
Auteur: Erik Molenberg, Rasenberg Wegenbouw B.V.
ML-TRAC: 100% recycling van asfalt Duurzaamheid door innovatie
De Circulaire bodemsanering 2009 vormt het curatieve deel van het bodemsaneringsbeleid. Belangrijke aanleiding vormde de afstemming van het saneringsbeleid op het Besluit bodemkwaliteit (Bbk). Binnen de Circulaire vormt de interventiewaarde een belangrijk criterium: wanneer is sprake Het asfalt in toepassing
Bron: Rasenberg Wegenbouw BV
van een geval van ernstige bodemverontreiniging? Wanneer en hoe intervenieer je? Hoe schoon moet de bodem worden? Dan blijkt dat die afstemming nog niet zo lekker zit: er ontstaan merkwaardige situaties met licht verontreinigde grond. In de tijd dat we bij Rasenberg Wegenbouw begonnen om 100% recycling van asfalt te onderzoeken, was Al Gore zijn film nog aan het opnemen en stond de bewustwording en stimulering van CO²-reducerende maatregelen nog op een veel lager niveau dan nu. Wel hadden we wereldwijd te maken met veel onrust en daardoor zeer wisselende prijzen op de olie en bitumenmarkt. De stabiliteit in prijsvorming van asfalt zou baat hebben bij niet eens zozeer een goedkopere prijs, maar bij een minder fluctuerend prijspeil dat voor bitumen berekend werd en wordt. Een voor de hand liggende oplossing 22
werd gezocht in de richting van het gebruik van gesloopte bitumineuze dakbedekkingsmaterialen. Immers, dit materiaal bevat 30% aan bitumen, wat tot dan toe als afval werd verwerkt. Echter, deze bitumen is van huis uit geoxideerd, vaak in combinatie met polymeren, dus erg hard en taai. Het kon daarom niet zonder meer in asfalt verwerkt worden. Dus stonden we voor een uitdaging die vroeg om een innovatieve oplossing. Heterogeniteitsproblematiek Recyclen van oud asfaltgranulaat in nieuw asfalt was al sinds de tachtiger jaren een bewezen en breed toegepaste technologie. Asfaltinstallaties zijn voorzien van aparte verwarmingstrommels die het mogelijk maken om herverwarmd oud asfalt toe te voegen en op te mengen met nieuwe primaire grondstoffen (stenen, zand, vulstoffen en bitumen). De inzet van primaire grondstoffen werd met deze techniek al gereduceerd tot circa 35%. Door de heterogeniteit van de gradering, evenals de verouderde kwaliteit van de aanwezige bitumen, was dit het maximaal realiseerbare hergebruikpercentage. Als de problematiek van de heterogeniteit van asfaltgranulaat en de verou-
dering van bindmiddel in datzelfde asfaltgranulaat wordt opgelost, kan totaalrecycling worden nagestreefd. Asfalt is erg afhankelijk van de gradering en opbouw van de stenen en het zand wat erin zit. Veelal worden deze stenen in groeves of steenbrekerijen gebroken en gezeefd tot zogenaamde productiematen. Asfaltgranulaat is qua homogeniteit natuurlijk erg afhankelijk van de oorspronkelijke soorten en vormt een mix van allerlei afkomsten. De oplossing voor het heterogeniteitprobleem was simpel: bewaar soort bij soort en behandel asfaltgranulaat net als nieuwe bouwstoffen. Breken en zeven naar productiematen, waardoor de gradering altijd beheerst blijft. Veroudering bitumen De verouderde bitumen vormde echter de grootste uitdaging. Door diepgaand te kijken naar de samenstelling en het gedrag van bitumen, is vastgesteld wat er in verouderingsprocessen gebeurt. In hoofdzaak zijn dit drie processen: oxidatie (verwering), kristallisatie en indrogen (verdamping of evaporatie). De oxidatie vindt met name plaats tijdens de productie en aan het oppervlak van bitumen in contact met de lucht. Een klein aandeel
B O D E M KWA L I T E I T
verdwijnt als gevolg van verwering en verdampen, maar het meeste muteert zich naar zwaardere / grote moleculen. In de zwaardere fracties vindt met name kristallisatie plaats. Door de polaire werking van asfalt ontstaan steeds langere molecuulketens, die zwaar en bros worden. Bij verwarmen worden deze molecuulketens doorbroken, maar de polaire werking wordt juist versterkt. Het was dus zaak deze sterkere polaire werking op te heffen en ervoor te zorgen dat deze blijvend werd geïsoleerd. Dit gedrag wordt ‘sterische hindering’ genoemd. Het zorgt met name voor het evenwicht tussen stijfheid en flexibiliteit van de bitumen. De oplossing werd gevonden in een van natuurlijk hars afkomstig restproduct uit de verfindustrie. Normaliter werd deze zware destillaatfractie als brandstof bij een energiecentrale verstookt. Maar dit afvalproduct bleek qua molecuulstructuur en ketenlengte exact te passen in de leemte die de verouderde bitumen had gecreëerd. De hars vult door de lange ketenlengte
NUMMER
1•2011
ook een uitstekende aanvulling als het gaat om sterische hindering in het asfalt. Upcyclen Omdat het hier over een restproduct van een natuurlijke hars gaat in plaats van een synthetisch geproduceerde, zit er een voordeel in het duurzame karakter. Het inzetten van verschillende reststoffen in een nieuw product met hoogwaardigere eigenschappen dan de oorspronkelijke basisproducten heet upcyclen. Upcyclen komt zelden voor, in verhouding tot recyclen en downcyclen. Daarnaast wordt de inzet van primaire grondstoffen bij de productie van asfalt tot nul gereduceerd. Het asfalt bestaat volledig uit restproduct. De besparing van primaire grondstoffen levert mede hierdoor een aanzienlijke CO²-reductie op. Een levenscyclusanalyse wijst uit dat 2300 ton CO² bespaard wordt per 100.000 ton asfalt. Dit als gevolg van een besparing van energie van 31.200.000 MJoule, wat genoeg is voor
ML-Trac
Bron: Rasenberg wegenbouw bv
2500 huishoudens, als in een plaats als Velsen Noord. En dit geldt niet voor een enkele levenscyclus, maar voor vele generaties. Want dit proces kan zich eindeloos blijven herhalen.Niet voor niets noemen wij dit proces ML-TRAC, wat staat voor Multi Life Total Recycling Asphalt Concrete. De duurzame toekomst in asfaltwegenbouw mag vandaag beginnen.
Mijn visie Door: Jan Schreurs
Conform artikel 82 van het Besluit bodemkwaliteit zal dit jaar de evaluatie plaatsvinden. De minister dient aan de Staten-Generaal verslag te doen over de doeltreffendheid en de effecten van dit besluit in de praktijk. Dit zijn fundamentele aspecten die aan de orde moeten komen, wat niet kan worden afgedaan met een oppervlakkige beschouwing. In de monitoringverslagen van afgelopen jaren komt steevast de slechte handhaving naar voren, dit terwijl decentralisatie het speerpunt is (waar men nu zelf in valt). Laat 100 inspecteurs gehele dag “rond-rijden” en probleem is uit de wereld (goedkoop, deskundig, onafhankelijk, veldwerk). Wat ook opvalt is dat het hoofdstuk bouwstoffen beperkt is tot één A4, terwijl onderdeel grond & bagger
tientallen pagina’s beslaat. Daar zit toch iets goed mis. Zonder in te gaan op wat allemaal misgaat in de praktijk, zou ik ’n aantal aanbevelingen willen doen, dit in relatie tot de doeltreffendheid: • veel minder bemoeienis van de overheid (nu erkenningsysteem, verlengde handhaving via private certificatie, centrale melding, etc.); • hoofdstuk 4 Grond en bagger moet helemaal op de schop (veel te complex, slecht uitvoerbaar en handhaafbaar, etc.); • het Bbk is een veel te zwaar instrument voor het milieurisico van grondverzet, verscherp de regels en het toezicht op saneringslocaties. Wat betreft de effecten in de praktijk vraag ik me af of het integraal milieueffect van het Bbk niet negatief uitvalt voor grond & bagger, laten we dit eens vaststellen via een
“mrpi”. En, is het huidige Bbk economisch wel verantwoord gezien de hoge personele inzet en kosten voor overheid en bedrijfsleven (en dus indirect voor de burger)? Is de kwaliteit van de bodem er op vooruit gegaan? Gebiedspecifiek beleid leidt meestal tot verruiming van de norm? Bodemkwaliteit is nota bene de titel van het besluit en komt niet aan de orde in de evaluatie. Wat als we helemaal geen onderzoeken hadden gedaan? Wellicht kan voor grondverzet worden volstaan met het Wbb gebod “Gij zult de bodem niet verontreinigen”. Duidelijk en goed handhaafbaar. Bijzondere aandacht verdienen de saneringslocaties, zet daar de klok rond een toezichthouder op tot alles is afgerond. Vreemd dat de doeltreffendheid en effecten van saneringen, die juist het
grote risico vormen, niet aan de orde komen in de evaluatie. Van belang is ook de vraag; leren we hier wat van, hebben we nu meer kennis over milieueffecten (exportproduct) of staan we stil en is dit alleen een papieren tijger? Wat is uw visie op de doeltreffendheid en effecten van het Bbk in de praktijk? Reageert u eens op www.schreurs-uitgeverij.nl
23
B O D E M KWA L I T E I T
NUMMER
1•2011
Auteur: Jan van der Leij
Regels passen niet bij kleine partijen Verslag van de bijeenkomsten over de opslag van grond op eigen terrein
De regelgeving rond het opslaan en verwerken van grond lijkt vooral afgestemd op grote bedrijven en grote partijen. Hoe cumelabedrijven daarmee om moeten gaan, was onderwerp van een serie informatiebijeenkomsten van CUMELA Nederland in samenwerking met Bodem+ in november en december. Met soms felle discussies. De regels voor het opslaan en verwerken van grond zijn vastgelegd in het Besluit bodemkwaliteit. Daarin zijn regels opgenomen voor de opslag van grond op eigen terrein en de bijbehorende bestemmingsplannen en vergunningen. Veel cumelabedrijven hebben daarmee te maken, want steeds meer bedrijven merken dat daarop wordt gehandhaafd, zo vertelden de inleiders van Bodem+, Petra Bakker en Michiel Gadella. Zij waarschuwden de aanwezigen dat de boetes bij overtredingen niet mis zijn. Deze beginnen namelijk bij € 3400,-. Dat veel bedrijven op dit vlak belemmeringen ervaren, bleek wel uit de belangstelling. Gemiddeld kwamen er meer dan honderd personen naar de informatieavond. De deelnemers hebben openhartig hun mening gegeven en meegedacht over de regels die gelden voor de opslag van grond op eigen erf. De toon was soms fel, omdat de regelgeving niet altijd overeenkomt met de huidige praktijk van werken. Tijdens de bijeenkomsten werd duidelijk dat bedrijven met een kleine omzet problemen ervaren 24
om aan de regelgeving te voldoen. Gezamenlijk is verkend waar deze problemen zich met name voordoen en welke oplossingsrichtingen mogelijk interessant zijn om verder verkend te worden. Door een ieder werd gepleit voor een gelijk speelveld, waar iedereen zich moet houden aan de regels. Waarom regels voor samenvoegen? Het bodembeleid in Nederland is erop gericht dat grond wordt hergebruikt zonder dat verontreinigde grond zich ongecontroleerd verspreidt en waarbij de kwaliteit van de toe te passen grond geschikt is voor de (toekomstige) functies van de bodem. Helaas staat de bodemsector nogal eens negatief in het nieuws. Denk aan krantenkoppen als ‘Gesjoemel met vervuilde grond’. Om de kwaliteit in de bodemsector te verbeteren, zowel bij bedrijven als bij overheden, is een aantal kritische werkzaamheden geformuleerd die alleen mogen worden uitge-voerd door gecertificeerde en erkende intermediairs. Het uitvoeren van partijkeuringen en laboratoriumwerkzaamheden zijn hiervan enkele voorbeelden. Ook het samenvoegen van partijen grond is een kritische werkzaamheid, onder meer vanwege het risico op het wegmengen van verontreinigingen. Een kwaliteitsverbetering is van groot belang voor iedereen die werkzaam is in de grondhandel, omdat het vertrouwen van de klant in het product dat wordt verhandeld daarmee toeneemt.
De knelpunten bij samenvoegen De aanwezigen tijdens de bijeenkomsten onderkennen dat er regels nodig zijn om een goede kwaliteit te borgen. Alleen passen deze regels niet in alle opzichten bij de huidige praktijk op veel cumelabedrijven. Ze zijn te veel gericht op grote inrichtingen met een aanzienlijke omzet van grote partijen grond. De meeste cumelabedrijven werken met kleine partijen, veelal schone grond tot maximaal klasse ‘wonen’. Deze grond is afkomstig van eigen werkjes, wordt gebracht door particulieren of is ingekocht om weer te gebruiken in ophogingen en aanvullingen. Grond wordt in de cumelasector gezien als een product waarmee je werkt. Het samenvoegen van verschillende partijen vindt plaats vanwege beperkte opslagruimte of om een beter grondproduct te maken. Ook zijn de keuringskosten van een grotere -samengevoegde - partij relatief gezien lager dan het keuren van kleine afzonderlijke partijen. Het brengen van grond naar een gecertificeerde grondbank is in veel delen van het land vanwege de afstanden te duur. Volgens het Besluit bodemkwaliteit is het samenvoegen van verschillende partijen grond alleen toegestaan als je hiervoor gecertificeerd en erkend bent. Uit een snelle peiling onder de aanwezigen in de zaal bleek echter dat slechts een enkeling aan deze voorwaarde voldoet. “Wat weerhoudt cumelaondernemers om hun opslag-activiteiten te laten certificeren en erkennen”, was de centrale vraag. De kosten voor certificering zijn het belangrijkste knelpunt, want deze zijn aanzienlijk: afhankelijk van de vraag of een kwaliteitsborgingssysteem moet worden geïmplementeerd tot wel ruim € 10.000,-. Daarbij komen nog de kosten voor de audits, die per jaar circa € 4000,- bedragen. Dergelijke bedragen, gevoegd bij de kosten van bemonstering, zorgen ervoor dat de grond erg duur wordt, zeker als je maar een geringe omzet hebt van maximaal een paar duizend kuub. Een ondernemer die deze kosten voor certificering niet maakt, concur-
B O D E M KWA L I T E I T
reert zo ondernemers weg die aan de regelgeving willen voldoen en deze kosten wel moeten maken. Oftewel: er is een ongelijk speelveld. Alternatieven voor certificering en erkenning De inleiders van Bodem+ hebben enkele oplossingsrichtingen aangedragen om de hoge kosten voor certificering te vermijden en toch te voldoen aan de regelgeving. Met de aanwezigen is doorgenomen welke daarvan mogelijk interessant zijn om verder te verkennen. Niet meer samenvoegen, maar partijen gescheiden opslaan Door de inleiders werd aangedragen dat je kleine partijen met een geldig bewijsmiddel ook gescheiden kunt opslaan. Het is namelijk wel toegestaan om de afzonderlijke partijen in één werk toe te passen. De partijen moeten dan wel vooraf zijn gemeld bij het Meldpunt bodemkwaliteit. Gescheiden opslag vraagt wel meer ruimte op het terrein en die is niet altijd aanwezig. Samenwerken met een intermediair die wel erkend is (zoals een grondbank of een erkende aannemer) Ook hier zullen kosten aan verbonden zijn, maar deze zullen aanzienlijk lager zijn dan die van je zelf laten certificeren en erkennen. In de praktijk werkt dit op hoofdlijnen als volgt: de certificaathouder moet aan de certificerende instelling kunnen aantonen dat volgens de regels is gewerkt. De certificaathouder doet de acceptatie van de partijen en houdt de administratie bij. De depothouder doet fysiek de samenvoeging en houdt een logboek en een situatietekening bij van het depot en geeft daarvan een afschrift aan certificaathouder, die hierop kan controleren. De aanwezige erkende bedrijven gaven aan dit niet altijd als oplossing te zien, vanwege het risico dat je erkenning in gevaar komt als de collega - de depothouder - zich niet aan de regels houdt. Andere bedrijven zien hierin wel een kans of zien een mogelijkheid om gezamenlijk een grondbank op te zetten. Ook waren er enkele voorbeelden van bedrijven die al op deze manier naar tevredenheid samenwerken met een grondbank. De kosten voor certificering en een ongelijk speelveld vormen dus de belangrijkste belemmering voor ondernemers om zich te laten certificeren en erkennen. Bij voldoende omzet hoeven certificering en erkenning het
oprichten van een grondbank(je) door een cumelabedrijf niet in de weg te staan. Veel cumela-bedrijven hebben echter te weinig omzet in grond om te certificeren. Ook de voorgestelde alternatieven kennen een aantal nadelen. De opmerkingen, knelpunten en oplossingen zullen door de beleidsmakers van Bodem+ worden gebruikt voor de evaluatie van de regelgeving. Het doel is een goede, maar ook haalbare aansluiting van de regelgeving op de praktijk. Splitsen van partijen Voor het splitsen van partijen grond is geen certificering en erkenning vereist. Na splitsing van een partij kan voor de deelpartijen gebruik worden gemaakt van de milieuhygiënische verklaring voor de oorspronkelijke partij. Daarbij moet het volgende in de administratie worden vastgelegd: de relatie tussen de deelpartij en de oorspronkelijke partij, de persoon of instelling die de splitsing heeft uitgevoerd en de datum waarop de splitsing is uitgevoerd. Het kan risicovol zijn om partijen af te splitsen van een samengevoegde partij, omdat in het ene deel van de samengevoegde partij meer verontreinigingen kunnen zitten dan in een ander deel. Daarom wordt aanbevolen om alleen van een homogene partij kleinere partijen af te splitsen. In die situatie kan de milieuhygiënische verklaring van de grote partij ook worden gebruikt voor de kleine partij. Van alle handelingen moet een administratie worden bijgehouden. Op de vraag of je op een partij grond met een kwaliteitsverklaring op basis van de bodemkwaliteitskaart mag splitsen, werd met een waarschuwing geantwoord: “Bij het splitsen van partijen die tegen de normgrenzen aan zitten, bestaat het risico dat je een partij uitlevert die over de normgrens heengaat en bijvoorbeeld klasse ‘industrie’ is in plaats van klasse ‘wonen’. Hetzelfde kan worden gezegd van een samengevoegde partij op basis van een bodemkwaliteitskaart.”
NUMMER
1•2011
Bestemmingsplan en milieuvergunning In een korte presentatie hebben Johan van Dijk en Vincent Tijms, adviseurs ruimtelijke ordening en milieu van CUMELA Nederland, duidelijk gemaakt dat voor alle bedrijfsactiviteiten - en dus ook voor de opslag van grond - een goede inpassing in het bestemmingsplan en een dekkende milieuvergunning van groot belang is voor een gezonde ontwikkeling van het bedrijf. Voor het opzetten van een grondbank is het daarnaast belangrijk te letten op bodembeschermende voorzieningen, stofhinder (het voorkomen van verspreiding in de omgeving). Ook belangrijk zijn de verkeersbewegingen en het verkeersgeluid: hoeveel transportbewegingen zijn er toegestaan? Als de bedrijfsactiviteiten niet in overeen-stemming zijn met de bestemmingsomschrijving kan (moet) de gemeente gaan handhaven. Hierdoor is het onder meer onmogelijk geworden om een bedrijf te verkopen, uit te breiden of te laten overnemen. Het blijkt uit de contacten met leden dat er bij heel veel bedrijven iets schort aan de milieuvergunning, de bestemming of beide. Daarmee vertoont de fundering van het bedrijf scheuren. De regels voor samenvoegen van partijen grond in het kort • Je mag alleen samenvoegen als je hiervoor erkend bent. • Je moet hiervoor een BRL 9335-certificaat hebben. • Je moet zorgvuldig handelen en een registratie bijhouden. • Tot 25 kubieke meter mag je zonder erkenning samenvoegen. • Splitsen van partijen mag zonder erkenning (maar pas op bij niet-homogene partijen!)
De belangrijkste vragen en antwoorden Hoe kun je zien of een partij is samengevoegd? Dat kun je niet zien, maar de samenstelling moet aantoonbaar zijn via de administratie (vrachtgegevens, in/uit, et cetera). Alleen een AP04-keuring is niet voldoende. In mijn Wm-vergunning staat dat ik mag samenvoegen. Hoef ik dan niet erkend te zijn? In dit geval is nog steeds een erkenning verplicht. De Kwalibo-regelgeving staat boven eventuele ruimere regels die in de milieuvergunning worden genoemd: de Wm-vergunning mag geen regels bevatten die in strijd zijn met de regels ten aanzien van samenvoegen.
25
B O D E M KWA L I T E I T
NUMMER
1•2011
Waarom mogen partijen, bijvoorbeeld uit een woonwijk, van dezelfde kwaliteit op basis van de bodemkwaliteitskaart niet zonder erkenning bij elkaar worden gelegd (samengevoegd) op eigen erf, terwijl je de partijen wel zonder erkenning in één werk mag rijden? De activiteit samenvoegen valt onder de erkenningsplicht. Het toepassen in een werk is niet erkenningsplichtig. Deze activiteit moet wel worden gemeld, zodat een handhaver eventueel kan controleren of de kwaliteit voldoet.
Moet je ook erkend zijn om deelpartijen af te splitsen van een grotere partij? Nee, voor het splitsen van partijen grond is geen certificering en erkenning vereist. Na splitsing van een partij kan voor de deelpartijen gebruik worden gemaakt van de milieuhygiënische verklaring voor de oorspronkelijke partij. Daarbij moet het volgende in de administratie worden vastgelegd: de relatie tussen de deelpartij en de oorspronkelijke partij, de persoon of de instelling die de splitsing heeft uitgevoerd en de datum waarop de splitsing is uitgevoerd. Het kan wel risicovol zijn om partijen af te splitsen van een samengevoegde partij, omdat in het ene deel van de samengevoegde partij meer verontreinigingen kunnen zitten dan in een ander deel van de partij. Daarom wordt aanbevolen om alleen van een homogene partij kleinere partijen af te splitsen.
Voor meer vragen over het Besluit bodemkwaliteit en de regels voor de opslag en het samenvoegen van grond kunt u terecht bij Bodem+, tel. (088) 602 51 23. Zie ook www.bodemplus.nl. Contactpersonen zijn Petra Bakker en Michiel Gadella. Op de avonden zijn ook vragen gesteld die niet direct samenhangen met de opslag van grond. Deze worden in een volgende editie van Grondig behandeld. Alle presentaties van de informatieavonden kunt u terugvinden op de website van Cumela. Cumela is de brancheorganistie voor specialisten in groen, grond en infra. Informatie over Cumela en haar diensten aan haar leden vindt u op www.cumela.nl.
Nieuwtjes Wijziging Wm (Staatsblad 103, 2011) Artikel 1.1, Het zesde lid komt te luiden: 6. Indien afvalstoffen die een behandeling voor nuttige toepassing hebben ondergaan, voldoen aan de ingevolge artikel 6, eerste en tweede lid, van de kaderrichtlijn afvalstoffen vastgestelde criteria en tevens behoren tot het soort afvalstoffen waarop die criteria van toepassing zijn, worden zij niet langer als afvalstoffen aangemerkt. Onze Minister kan inzake een afvalstof die een behandeling voor nuttige toepassing heeft ondergaan, besluiten dat deze niet langer als afvalstof wordt aangemerkt, voor zover voor deze afvalstof geen criteria van toepassing zijn als bedoeld in de eerste volzin en ook overigens wordt voldaan aan artikel 6, vierde lid, eerste volzin, van de kaderrichtlijn afvalstoffen. Bij ministeriële regeling wordt aangegeven welke stoffen, preparaten of voorwerpen in ieder geval, onverminderd het bepaalde in de eerste en tweede volzin, worden aangemerkt als afvalstoffen, indien de houder zich daarvan
26
ontdoet, voornemens is zich daarvan te ontdoen of zich daarvan moet ontdoen. Als afvalstoffen worden in elk geval niet aangemerkt stoffen, preparaten of voorwerpen die bijproducten zijn in de zin van artikel 5 van de kaderrichtlijn afvalstoffen, indien deze bijproducten voldoen aan de in dat artikel gestelde voorwaarden en aan de in een krachtens dat artikel vastgestelde uitvoeringsmaatregel daartoe aangegeven criteria.
Stroomschema bevoegdheidsverdeling Wm inrichting AgentschapNL publiceert het complexe schema met bevoegdheidsverdeling bij Wm-inrichtingen. Het schema geeft weer wie bevoegd gezag is voor: • verlenen van de twee soorten omgevingsvergunning die voor het drijven van een Wminrichting kunnen gelden; • afgeven van een Verklaring van geen bedenkingen (VVGB); • stellen van maatwerkvoorschriften en acceptatie van de melding op grond van het
Activiteitenbesluit; • handhaving. Deze verschillende bevoegdheden zijn niet altijd toebedeeld aan dezelfde overheidsinstantie!
AP04 en AS 3000 vernieuwd Als rapportagegrenzen hoger liggen dan de streefwaarde leidt dit in de praktijk vaak tot het onterecht in een minder schone categorie indelen van grond en bagger. De nieuwe versie van protocol 3210-3290 moet dit knelpunt wegnemen. De nieuwe versies van AP04V en -SG geeft laboratorium info over hoe om te gaan met analyse op vluchtige stoffen bij monsters uit partijkeuringen.
Hoe nu verder met Besluit bodemkwaliteit? Dit jaar vindt de evaluatie van het Besluit bodemkwaliteit plaats. Het Besluit bodemkwaliteit is op 1 juli 2008 vol-ledig in werking getreden. Op grond van artikel 82 van het Besluit bodemkwaliteit
dient de tweede kamer 3 jaar na inwerkingtreding te worden geïnformeerd over de doeltreffendheid van het Besluit bodemkwaliteit en de effecten in de praktijk. De doelstellingen van het Besluit bodemkwaliteit zijn: 1. Verantwoord hergebruik bouwstoffen, minder primair materiaal 2. Meer en verantwoord hergebruik grond en bagger, minder primair materiaal 3. Beschermen van de bodem en het oppervlaktewater 4. Verbeteren kwaliteit uitvoering 5. Opheffen stagnaties 6. Vereenvoudigen regelgeving 7. Verminderen administratieve lasten 8. Verbeteren handhaafbaarheid 9. Betere aansluiting andere beleidsthema’s en Europa Wat is nu de doeltreffendheid en wat zijn de effecten van het Bbk in de praktijk? Zo door gaan of ’n andere weg kiezen? U moet nú reageren!
B O D E M KWA L I T E I T
NUMMER
1•2011
Vandaag de dag moeten we allemaal verder kijken... Overheid en bedrijfsleven; niemand kan het zich veroorloven om alleen naar het hier en nu te kijken. Inzicht in de gevolgen van onze keuzes voor de generaties na ons is een absolute must. Dit geldt ook voor onze bodem. Grondwaterverontreinigingen, lozingen en ondergronds afvaltransport; het zijn actuele opgaven die vragen om ‘volhoudbare’ oplossingen. Daarnaast wordt het steeds drukker in de diepe ondergrond door geothermie, opslag van CO2, warmte- en koude-opslag. Hoe kunnen we deze intensief gebruikte bodem zo benutten zodat niet alleen wij, maar ook volgende generaties in hun behoeftes kunnen voorzien? Oranjewoud beschikt over middelen en methoden om u te helpen met erfenissen uit het verleden en om u tegelijkertijd klaar te stomen voor een duurzame toekomst. Ons blikveld? Dat is breed. Van bodembeleid tot onderzoek en sanering; met onze kennis van techniek, inhoud en proces vindt u in Oranjewoud een innovatief startpunt om van hoge ambities naar concrete antwoorden te komen.
Meer weten over onze visie? Kijk op www.oranjewoud.nl of neem contact op met: Léon Verhoeven T (06) 20 49 78 69 E
[email protected]
Oranjewoud, een wereld vol mogelijkheden www.oranjewoud.nl
27