Kuy-Boek van-2010druk 14-10-10 09:17 Pagina 1
Het boek van alle dingen
Kuy-Boek van-2010druk 14-10-10 09:17 Pagina 2
Andere kinderboeken van Guus Kuijer Staatsprijs voor kinder- en jeugdliteratuur 1979 Het grote boek van Madelief (Met de poppen gooien, Gouden Gri^el 1976; Grote mensen, daar kan je beter soep van koken, Zilveren Gri^el 1977; Op je kop in de prullenbak; Krassen in het tafelblad, Gouden Gri^el 1979; Een hoofd vol macaroni) (1983) Eend voor eend (1983) Zilveren Gri^el 1984 Olle (1990) De grote Tin Toeval (Tin Toeval en de kunst van het verdwalen, Zilveren Gri^el 1988; Tin Toeval en het geheim van Tweebeenseiland, Zilveren Gri^el 1988; Tin Toeval in de onderwereld) (1996) Polleke (Voor altijd samen, amen, Gouden Gri^el 2000, Gouden Uil Prijs van de Jonge Lezer 2000; Het is fijn om er te zijn; Het geluk komt als de donder; Met de wind mee naar de zee, Zilveren Gri^el 2002; Ik ben Polleke hoor!, Woutertje Pieterse Prijs 2003) (2003) Florian Knol (2006) Boeken voor volwassenen (verschenen bij uitgeverij Athenaeum–Polak & Van Gennep) E. du Perronprijs 2007 Hoe een klein rotgodje God vermoordde (2006) Het doden van een mens (2007) Waarom kinderen wel cowboytje maar nooit jezusje of mohammedje spelen (2008) Hoe word ik gelukkig? (2009)
Kuy-Boek van-2010druk 14-10-10 09:17 Pagina 3
Guus Kuijer
Het boek van alle dingen
Amsterdam · Antwerpen Em. Querido’s Uitgeverij bv 2010
Kuy-Boek van-2010druk 14-10-10 09:17 Pagina 4
Bekroond met De Gouden Uil 2005 en de Gouden Gri^el 2005
www.queridokinderboeken.nl Eerste en tweede druk, 2004; derde, vierde, vijfde en zesde druk, 2005; zevende druk, 2009; achtste druk, 2010. Copyright tekst © 2004 Guus Kuijer. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, in enige vorm of op welke wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Em. Querido’s Uitgeverij bv, Singel 262, 1016 ac Amsterdam. Omslag Anneke Germers isbn 978 90 451 1154 4 / nur 283
Kuy-Boek van-2010druk 14-10-10 09:17 Pagina 5
Voor het verhaal begint
Aan jullie kan ik het gerust vertellen: dat geval met Thomas kwam voor mijzelf ook onverwacht. Eigenlijk had ik een heel ander boek willen schrijven. Een ontroerend boek waar je ook om kon lachen. Het zou gaan over mijn gelukkige jeugd. Over mijn vader, die voor het slapen gaan voor mij op zijn viool speelde. Zo prachtig! Over mijn moeder, die daar lieftallig bij zong. Zo ontroerend! Over mijn broertjes en zusjes, die mij op handen droegen. Over mijn vriendjes, die kwamen koekhappen op mijn verjaardag. Het zou De avonturen van een gelukkig kind gaan heten. Ik stelde me voor dat het een geliefd kerstboek zou worden. Niet alleen kinderen, ook vaders en moeders, opa’s en oma’s en zelfs de minister-president zouden het in één ruk uitlezen. Liefst bij kaarslicht, voor een knetterend houtvuur en met een mok warme chocolademelk. Maar toen kreeg ik bezoek van de heer Klopper. Ik kende hem niet. Hij kende mij ook niet, maar hij wist wie ik was omdat ik een wereldberoemd kinderboekenschrijver ben. Dat zeg ik in alle bescheidenheid. Meneer Klopper was precies even oud als ik. Zijn haar was wit en zijn kruin was kaal. Maar ook de heer Klopper was ooit kind geweest. Toen wij samen voor mijn knetterende houtvuur zaten, trok meneer Klopper een dik schoolschrift uit 5
Kuy-Boek van-2010druk 14-10-10 09:17 Pagina 6
zijn tas. ‘Ik ken u als een schrijver met veel gevoel voor de medemens,’ zei hij. Ik knikte, want dat was waar. Ik heb enorm veel gevoel voor de medemens. Het kan wel wat minder eigenlijk. ‘Daarom wilde ik u dit laten lezen.’ Hij gaf me het schrift. ‘Ik heb dit geschreven toen ik negen jaar oud was,’ vertelde hij. ‘Ik heb het laatst weer eens gelezen. Ik denk dat het de moeite waard is. Maar ik vind dat u het eerst moet lezen, want misschien is het te oneerbiedig.’ Ik schrok ervan. ‘Oneerbiedig?’ vroeg ik onthutst. ‘Ja,’ zei de heer Klopper. ‘Ik heb een ongelukkige jeugd gehad en daar word je oneerbiedig van.’ Ik staarde in het knetterende houtvuur. Oneerbiedigheid is een probleem, zeker in kinderboeken. ‘Ik zal het eens bekijken,’ zei ik. ‘U hoort van me.’ Ik liet de heer Klopper uit. ‘Bent u tegenwoordig nog steeds oneerbiedig?’ vroeg ik bij de deur. De heer Klopper knikte. ‘Op uw leeftijd?’ ‘Het ís niet anders,’ zei hij. Toen verdween hij in een dichte sneeuwbui. Diezelfde dag las ik Het boek van alle dingen in één adem uit. Het was oneerbiedig. Zelf ben ik erg eerbiedig, maar ik heb gemakkelijk praten. Ik heb een gelukkige jeugd gehad. De hele week naar die heerlijke school. Meester Zaagtand! Juf Breipen! Elke avond de zoete viool van mijn vader en de lieflijke sopraan van mijn moeder! Ik heb geen enkele reden om oneerbiedig te zijn, maar ongelukkige kinderen hebben ook recht van spreken, vind ik. Ik belde de heer Klopper op en we maakten een afspraak. We hebben samen menige avond doorgebracht 6
Kuy-Boek van-2010druk 14-10-10 09:17 Pagina 7
voor mijn knetterende houtvuur en zo is dit boek totstandgekomen. ‘En Thomas?’ vroeg ik de laatste avond. ‘Is het je gelukt?’ Want wij noemden elkaar inmiddels bij de voornaam. ‘Wat Guus?’ vroeg hij. ‘Ben je gelukkig geworden Thomas?’ ‘Ja,’ zei hij. Toen dronken wij een mok warme chocolademelk.
7
Kuy-Boek van-2010druk 14-10-10 09:17 Pagina 8
Kuy-Boek van-2010druk 14-10-10 09:17 Pagina 9
1
Thomas zag dingen die niemand anders zag. Hij wist niet hoe dat kwam, maar het was altijd zo geweest. Hij wist nog dat het op een dag keihard hagelde. Thomas sprong een portiek in en zag hoe de bladeren van de bomen werden gekogeld. Hij rende naar huis. ‘Het is opeens herfst,’ riep hij. ‘Alle bladeren zijn van de bomen.’ Zijn moeder keek uit het raam. ‘Welnee,’ zei ze. ‘Hoe kom je daar nou bij?’ Thomas zag dat ze gelijk had. De bomen stonden nog volop in blad. ‘Hier niet,’ zei hij, ‘maar in de Jan van Eyckstraat liggen alle bladeren op straat.’ ‘Op die manier,’ zei moeder. Hij zag aan haar gezicht dat ze hem niet geloofde. Thomas ging naar zijn kamer en pakte het schrift waarin hij een boek aan het schrijven was. Het boek van alle dingen heette het. Hij pakte zijn pen en schreef. ‘Het hagelde zo hard dat de bladeren van de bomen werden gekogeld. Dat is echt gebeurd, in de Jan van Eyckstraat, toen ik negen jaar was, in de zomer van 1951.’ Hij keek uit het raam om te denken, want zonder een raam kon hij niet denken. Of andersom: als er een raam was begon hij vanzelf te denken. Toen schreef hij: ‘Later word ik gelukkig.’ 9
Kuy-Boek van-2010druk 14-10-10 09:17 Pagina 10
Hij hoorde zijn vader thuiskomen en dacht: ‘Het is half zes en ik weet nog steeds niet waar mijn boek over gaat. Waar gaan boeken eigenlijk over?’ Hij vroeg het aan tafel. ‘Over de liefde en zo,’ giechelde zijn zus Margot die op het gymnasium zat en oliedom was. Maar vader zei: ‘Alle belangrijke boeken gaan over God.’ ‘Ze gaan over de liefde én over God,’ zei moeder, maar toen keek vader haar zo streng aan dat ze er rood van werd. ‘Wie leest er hier wel eens een boek?’ vroeg hij. ‘Jij,’ zei ze. ‘Dus wie kan weten waar boeken over gaan? Jij of ik?’ ‘Jij,’ zei moeder. ‘Ik word later gelukkig,’ dacht Thomas, maar hij zei het niet hardop. Hij keek naar moeder en zag dat ze verdrietig was. Hij wilde opstaan en zijn armen om haar heen slaan, maar dat kon niet. Hij wist niet waarom, maar het was onmogelijk. Hij bleef stijf op zijn stoel zitten. Margot giechelde weer. Dat kwam doordat ze zo stom was. ‘Het hagelde zo hard in de Jan van Eyckstraat dat de bladeren van de bomen vielen,’ zei hij hardop. Moeder keek hem aan en glimlachte. Het leek net of hij wél zijn armen om haar heen had geslagen, zo blij keek ze. ‘Dit was een geheime boodschap die alleen mamma begrijpt,’ dacht hij. Dat was waar, want vader en Margot keken niet op van hun borden. Toen moeder hem naar bed bracht vroeg ze: ‘Ga je fijn dromen m’n dromertje?’ 10
Kuy-Boek van-2010druk 14-10-10 09:17 Pagina 11
Thomas knikte. ‘Ik ben best lief hè?’ vroeg hij. ‘Je bent de liefste jongen van de hele wereld,’ zei ze. Ze sloeg haar armen om hem heen en drukte hem stevig tegen zich aan. Thomas voelde dat ze een beetje huilde. Hij werd ijskoud vanbinnen en dacht: ‘God zal hem vreselijk straffen, met de builenpest of zo.’ Maar later, toen hij alleen in het donker lag te staren, werd hij bang dat God misschien boos op hem was. Hij zei: ‘Ik kan er niks aan doen dat ik dingen denk. En ik meen het niet, dus dan is het niet erg. Ik weet niet eens wat builenpest ís.’ Toen sliep hij in. Het was een week lang zo gloeiend heet geweest dat er tropische visjes in de grachten zwommen. Thomas had ze met eigen ogen gezien. Het waren zwaarddragertjes. Dat wist hij zo zeker omdat hij zwaarddragertjes in zijn aquarium had. Het zijn leuke visjes die grappig door het water dansen als ze verliefd zijn. Het was in de buurt van het Meisjeslyceum waar Margot op zat. Hij lag op zijn buik op het gras van de Reijnier Vinkeleskade en zag ze voorbijzwemmen. Met tientallen tegelijk. Toen hij naar huis liep vroeg hij zich af of iemand hem zou geloven. Hij kwam Eliza tegen, die al zestien was. Ze zat bij Margot in de klas en woonde om de hoek. Ze had een kunstbeen van leer dat kraakte als een paar nieuwe schoenen. ‘Er zwemmen tropische visjes in de gracht,’ zei hij. Eliza stond stil, waardoor haar been ophield met kraken. Thomas kreeg een soort elektrische schok omdat hij onverwacht zag hoe mooi ze was. ‘Dat komt doordat de mensen ze door de wc trekken als ze met vakantie gaan,’ zei ze. 11
Kuy-Boek van-2010druk 14-10-10 09:17 Pagina 12
Thomas kon even niet denken omdat Eliza hem met haar donkerblauwe ogen bleef aankijken. ‘En door de hitte,’ stamelde hij. ‘Er wonen trouwens ook krokodillen in de riolering,’ zei Eliza. Ze begon weer te kraken omdat ze doorliep. Thomas liep haar achterna. ‘Echt waar?’ vroeg hij. ‘Heb je ze zelf gezien?’ ‘Eentje,’ zei Eliza, ‘zo klein als mijn pink. In de wc.’ Ze stak haar hand op. Thomas schrok, want de hand had alleen maar een pink. De andere vingers waren er niet. ‘O,’ zei hij. Hij wachtte tot Eliza de hoek om was en voelde dat de schrik diep in zijn buik zat. Maar in zijn hoofd rinkelden vrolijke belletjes. ‘Ze is mooi,’ dacht hij. ‘En ze begrijpt wat ik zie. Ze begrijpt dat het wáár is. Dus Eliza weet het óók.’ Hij liep naar huis en dacht: ‘Wat weet Eliza?’ Het was moeilijk om na te denken als je niet voor een raam zat. ‘Ik kan niet uitleggen wat Eliza weet, maar ik weet het ook: dat er iets met mij ís.’ En toen hij thuis zat, voor zijn raam, dacht hij: ‘Waar zouden haar andere vingers gebleven zijn?’ ‘De zondag is de enige dag die je als een handkar voor je uit moet duwen,’ schreef Thomas in Het boek van alle dingen. ‘De andere dagen rollen vanzelf de brug af.’ Op zondag gingen ze naar de kerk. Niet naar een gewone kerk in de buurt, maar naar een bijzondere kerk ver weg. Het was een kerk in een gewoon huis, zonder toren. Tijdens de kerkdienst kon je de bovenburen horen stofzuigen. Bijna niemand ging ernaartoe, maar zij wel: vader, moeder, Margot en Thomas. Moeder met een hoed op en Margot met een hoofddoekje, want dat 12
Kuy-Boek van-2010druk 14-10-10 09:17 Pagina 13
moest van de kerk. Je mocht het kapsel van de vrouwen niet zien. Bij mannen was het niet erg, want die hadden geen kapsel. Ze gingen lopend, want God wilde niet dat er trams reden op zondag. Ze reden toch en dat was niet leuk voor God. Er waren twee ergste dingen. Het ene was: fout geweest in de oorlog. Het tweede was: op zondag in de tram zitten. Thomas dacht de trams gewoon weg. Hij dacht alles weg wat verboden was: de trams, de auto’s, de fietsen en de voetballende jongens op straat. De vogels mochten blijven, want die wisten niet dat het zondag was. Omdat ze geen ziel hadden. In de kerk kwamen ongeveer twintig stokoude mensen die blind of doof of mank waren. En als ze verder niks hadden groeiden er ten minste twee wratten op hun kin. Behalve Thomas en Margot waren er twee andere kinderen. Twee zusjes. Ze zagen zo bleek onder hun hoofddoekjes dat ze binnenkort zouden komen te overlijden. ‘Ik geef ze tot 1955,’ schreef Thomas in Het boek van alle dingen, ‘maar dan zijn ze morsdood en begraven. Mogen zij in vrede rusten van nu tot in alle eeuwigheid.’ Hij schreef die woorden met een brok in zijn keel, omdat het zo zielig was voor die kinderen. Maar er was helaas niks aan te doen. De kerkdienst duurde lang. Het volk Israël sleepte zich morrend door de woestijn en de kerkbankjes waren hard. Het leukste was het heen en weer zingen. Dat ging zo: Een kale meneer in een zwarte jurk met een heleboel knoopjes zong een regel in zijn eentje. Daarna moesten 13
Kuy-Boek van-2010druk 14-10-10 09:17 Pagina 14
de mensen samen een regel terugzingen. Steeds weer. Omstebeurt. De zwarte jurk zong telkens iets anders, maar de mensen zongen steeds dezelfde regel terug: ‘Goede stierenheer, verlos onze ellendige zondagen.’ Thomas zong mee, uit volle borst. Hij probeerde tegelijk de knoopjes van de zwarte jurk te tellen, maar hij raakte telkens in de war. Op weg naar huis merkte Thomas dat vader ergens boos over was. Vader zei niets en keek strak voor zich uit. Aan tafel, na het gebed, zei hij: ‘Thomas, sta op.’ Thomas wilde net een hap aardappels met doperwtjes in zijn mond stoppen. Zijn vork bleef in de lucht hangen. ‘Opstaan?’ vroeg hij. ‘Opstaan,’ zei vader. ‘Waarom?’ vroeg moeder ongerust. ‘Omdat ik het zeg,’ zei vader. ‘O daarom,’ zei Margot. Thomas legde zijn vork op zijn bord en stond op. ‘Hihihi,’ giechelde Margot, omdat ze zo dom was als een ui. Je begreep niet hoe ze op het gymnasium allemaal achten, negens en tienen haalde. ‘Laat eens horen wat je zong tijdens de litanie,’ zei vader met een strak gezicht. De litanie was het heen en weer zingen in de kerk. Thomas keek naar moeder. ‘Kijk me aan en zing,’ zei vader. Thomas haalde adem en zong: ‘Goede stierenheer, verlos onze ellendige zondagen.’ Daarna werd het muisstil. Thomas zag een zwarte jurk voor zich met meer dan duizend knoopjes. Twee mussen in de vensterbank bespeelden schelle trompetjes omdat ze niet wisten dat het zondag was. 14
Kuy-Boek van-2010druk 14-10-10 09:17 Pagina 15
Moeder zei: ‘Hij is pas negen. Hij doet het niet met opzet.’ Vader zweeg. Hij legde zijn vork en mes plechtig op zijn bord en kwam langzaam overeind. Hij werd groter en groter, tot zijn hoofd hoger hing dan de lamp boven de tafel. Alles wat op aarde leefde hield zijn adem in. De mussen in de vensterbank verslikten zich in hun trompetjes. De zon verduisterde en de hemel kromp ineen. ‘Wat ga je doen?’ riep moeder met een hoog geluid. Ze sprong op en trok Thomas achteruit. ‘Ga weg vrouw,’ zei vader met een reuzenstem. ‘Ik spreek met je zoon.’ Maar moeder trok Thomas verder bij de tafel vandaan en legde haar arm om zijn schouders. Toen schoot de hand van vader plotseling uit en mepte moeder kletsend op haar wang. Ze wankelde achteruit en liet Thomas los. De engelen in de hemel sloegen hun handen voor hun ogen en snikten het uit, want dat doen ze altijd als een man zijn vrouw slaat. Een diepe treurnis daalde neer op de aarde. ‘Pappa,’ fluisterde Margot. ‘Zwijg!’ bulderde vader. ‘Thomas, naar boven. En vergeet de lepel niet mee te nemen.’ Thomas draaide zich om, liep naar de keuken en trok de houten lepel uit het lepelrek. Toen rende hij de trap op naar zijn kamer. Hij ging voor het raam zitten en staarde naar buiten, maar denken kon hij niet. De wereld was leeg. Alles wat er ooit was geweest, was door iemand weggedacht. Er was alleen geluid. Hij hoorde de klap kletsend op de zachte wang van moeder. Hij hoorde alle klappen die moeder ooit had gekregen, een 15
Kuy-Boek van-2010druk 14-10-10 09:17 Pagina 16
regen van klappen, alsof het hagelde in de Jan van Eyckstraat en de bladeren van de bomen werden gekogeld. Hij drukte zijn handen tegen zijn oren. Toen Thomas een eeuwigheid naar het niets had gekeken, hoorde hij, dwars door zijn handen heen, hoe vader zwaar de trap opkwam. Boem, boem. Boem, boem. ‘Alles is weg,’ dacht hij. ‘Er bestaat niks meer. Ik ook niet.’ Boem, boem. Boem, boem. Daar was hij. De man verscheen als een boom in de deuropening. Hij liep naar Thomas en stak zijn hand uit. Thomas gaf hem de houten lepel. Daarna ging de man op het krukje zitten naast Thomas zijn bed. Hij zei niets. Dat hoefde ook niet, want Thomas wist precies wat hij moest doen. Hij trok zijn broek uit. Daarna zijn onderbroek. Hij ging op zijn buik over vaders knieën liggen met zijn blote billen omhoog. Het slaan begon. De houten lepel zwiepte door de lucht. Pets! De pijn sneed als een mes door zijn vel. Pets! In het begin dacht Thomas aan niets, maar na de derde slag kwamen er woorden in zijn hoofd. Pets! God... Pets! zal... Pets! hem... Pets! vreselijk... Pets! straffen... Pets! met... Pets! alle... Pets! plagen... 16