Kluwer Navigator documentselectie
De Gemeentestem, Kroniek openbareorderecht Klik hier om het document te openen in een browser venster Vindplaats: Auteur:
Gst. 2013/71 Mr. J.H.A. van der Grinten en mr. A.E.M.
Bijgewerkt tot:
11-07-2013
van den Berg[1]
Kroniek openbareorderecht 1.Inleiding In deze kroniek beschrijven wij een aantal ontwikkelingen dat zich in de periode mei 2012 tot en met mei 2013 heeft voorgedaan in het openbare-orderecht.[2] Wij bespreken hieronder eerst relevante wetgeving die op dit moment in de maak is of in het afgelopen jaar in werking is getreden. Daarna volgt een bespreking van beleidsontwikkelingen en vanuit openbare-ordeperspectief belangrijke gebeurtenissen in de achterliggende periode. Wij schetsen vervolgens de relevante jurisprudentie op het terrein van het openbare-orderecht. Daarna signaleren wij enige in de kroniekperiode verschenen literatuur op dit gebied. Wij sluiten deze kroniek af met een korte slotbeschouwing. 2.Wetgeving 2.1. Aanhangige wetgeving In de vorige openbare-ordekroniek[3] heeft Mein een aantal wetsvoorstellen besproken dat destijds in voorbereiding of aanhangig was. Hieronder bespreken wij de huidige stand van zaken van die voorstellen.
Verruiming van de inzet van cameratoezicht Het wetsvoorstel dat de verruiming van de inzet van cameratoezicht mogelijk moet maken, is inmiddels aanhangig bij de Tweede Kamer.[4] Uit de evaluatie van cameratoezicht ex art. 151c Gemw blijkt dat het huidige cameratoezicht – camera’s die nagelvast en voor een langere tijd op een bepaalde plaats worden aangebracht – tekortschiet voor de bestrijding van tijdelijk aanhoudende en zich verplaatsende overlast in een probleemgebied. Die overlast kan bijvoorbeeld worden veroorzaakt door hangjongeren, drugsgebruikers en -dealers, straatrovers, zakkenrollers en personen die vernielingen aanbrengen in de publieke ruimte. Voor de aanpak van dergelijke vormen van overlast hebben gemeenten behoefte aan camera’s die snel en eenvoudig verplaatsbaar zijn.[5] Op grond van de huidige regeling is dit niet mogelijk; art. 151c Gemw vereist een plaatsingsbesluit van de burgemeester met een aanduiding van de plaats waar de camera nagelvast wordt bevestigd. In het wetsvoorstel om art. 151c Gemw te wijzigen, vervalt de eis van vaste camera´s en kan de burgemeester ook besluiten mobiele camera´s in te zetten om toezicht te houden op de publieke ruimte. Ook wordt voorgesteld de eis te schrappen dat voor elke afzonderlijke camera een plaatsingsbesluit moet worden genomen. In plaats daarvan dient de burgemeester een gebiedsaanwijzingsbesluit te nemen, waarin hij omschrijft in welk gebied de camera´s geplaatst en verplaatst mogen worden en voor welke duur de aanwijzing van kracht is. Hij dient de gemeenteraad daarvan zo spoedig mogelijk op de hoogte te stellen.
Verruiming mogelijkheden preventief fouilleren Het wetsvoorstel dat beoogt de fouilleerbevoegdheden uit te breiden is op 5 maart 2013
Dit document is gegenereerd op 25-07-2013. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 1
Kluwer Navigator documentselectie
aangenomen door de Tweede Kamer.[6] De Eerste Kamercommissie voor Veiligheid en Justitie heeft inmiddels voorlopig verslag uitgebracht.[7] In het wetsvoorstel is in een nieuw art. 174b Gemw de burgemeesterbevoegdheid opgenomen om in onvoorziene spoedeisende situaties een veiligheidsrisicogebied aan te wijzen waarbinnen tot preventief fouilleren kan worden overgegaan. Om de slagvaardigheid te vergroten hoeft de burgemeester hiertoe niet door de gemeenteraad te zijn gemachtigd, wel dient hij overleg te plegen met de officier van justitie. Ook wordt in het wetsvoorstel de mogelijkheid geboden tot een veiligheids-, vervoers- en insluitingsfouillering.
Prostitutiewet Het Wetsvoorstel Regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche heeft even stilgelegen bij de Eerste Kamer. Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel op 30 oktober 2012 bleek dat de Kamerleden veel vragen hadden, met name over de registratieplicht van prostituees en de strafbaarstelling en bijbehorende vergewisplicht van de klant. Besloten is het wetsvoorstel aan te houden, om de minister tijd voor herbezinning te geven. Bij brief van 8 maart 2013[8] heeft de minister de Eerste Kamer verzocht de behandeling voort te zetten. De minister houdt vast aan het wetsvoorstel omdat hij de wet en de daarin vervatte maatregelen nodig vindt om misstanden in de prostitutiebranche, waaronder mensenhandel, harder aan te pakken en om te zorgen voor een schonere, legale branche. Ook verwacht hij dat hiermee de sociale positie van prostituees wordt verbeterd. De behandeling van het wetsvoorstel door de Eerste Kamer is inmiddels voortgezet. In het artikel 'Het wetsvoorstel regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche. Een schemergebied in de schijnwerpers'[9] beschrijft Grundmeijer de maatregelen van het wetsvoorstel.
Versteviging regierol gemeenten lokaal veiligheidsbeleid De behandeling van het Wetsvoorstel Wijziging van de Gemeentewet in verband met de versteviging van de regierol van de gemeente ten aanzien van het lokaal veiligheidsbeleid[10] heeft lange tijd stilgelegen. In oktober 2011 is de behandeling door de Tweede Kamer aangehouden vanwege de samenhang met de nieuwe Politiewet. Onlangs heeft de Minister van Veiligheid en Justitie aangekondigd dat het wetsvoorstel zal worden ingetrokken.[11] Het wetsvoorstel bevat de verplichting tot het vaststellen van een integraal veiligheidsplan. Omdat 90% van de gemeenten over een integraal veiligheidsplan blijkt te beschikken, acht de minister het niet noodzakelijk het vaststellen als een wettelijke verplichting vast te leggen.
Wijziging van de Voetbalwet In voorbereiding is een wijziging van de Wet Maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast (hierna: Wet mbveo), beter bekend als de ´Voetbalwet´. Uit de evaluatie[12] van de wet blijkt dat die in de praktijk wordt toegepast en dat het beschikbare instrumentarium een 'robuust stelsel' biedt. Er blijkt echter behoefte te bestaan aan een aanscherping van het bestaande instrumentarium. Daarom heeft de Minister van Veiligheid en Justitie in maart 2013 zijn plannen gepresenteerd om de Wet mbveo te wijzigen.[13] Er worden vier wijzigingen voorgesteld die betrekking hebben op de burgemeesterbevoegdheden. Ten eerste wordt voorgesteld om de zogenaamde first offenders ook onder het toepassingsbereik van de Wet mbveo te scharen. Op grond van het huidige art. 172a Gemw kan de burgemeester een gebiedsverbod, groepsverbod of meldplicht opleggen aan iemand die herhaaldelijk individueel of groepsgewijs de openbare orde heeft verstoord of daarin een leidende rol heeft gehad, of wanneer de ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde bestaat. Voorgesteld wordt om het woord 'herhaaldelijk' in deze bepaling te laten vervallen, zodat de bevoegdheden ook aangewend kunnen worden tegen personen die voor het eerst betrapt worden op ordeverstoringen.
Dit document is gegenereerd op 25-07-2013. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 2
Kluwer Navigator documentselectie
Ten tweede moet een meldplichtige zich in de huidige praktijk op een bepaalde locatie melden, bijvoorbeeld op het politiebureau of op het gemeentehuis. De tweede voorgestelde wijziging maakt mogelijk dat een meldplichtige ook telefonisch aan zijn meldplicht kan voldoen. Hiertoe dient art. 172a lid 1 onder c Gemw gewijzigd te worden, in die zin dat de meldplicht er ook uit kan bestaan zich vanaf bepaalde plaatsen te melden. De derde wijziging beoogt een versterking van een door de KNVB of een voetbalclub opgelegd stadionverbod. Een stadionverbod heeft geen betrekking op de omgeving van een stadion. In de praktijk bestaat echter de behoefte om personen die in het stadion relschoppen, ook uit de nabije omgeving van het stadion te weren. Hiervoor is de KNVB of een voetbalclub aangewezen op de burgemeester. Die kan volgens de regering evenwel niet optreden op grond van ordeverstoringen die zich in een stadion afspelen omdat een stadion niet tot de openbare ruimte hoort. Om de burgemeester meer preventieve armslag te geven, wordt een nieuw tweede lid van art. 172a Gemw voorgesteld, op grond waarvan een stadionverbod aanleiding kan vormen voor het opleggen van een gebiedsverbod, groepsverbod of een meldplicht. Brouwer wijst erop dat het een misverstand is dat de burgemeester niet verantwoordelijk is voor de handhaving van de openbare orde op voor het publiek toegankelijke plaatsen, zoals een stadion.[14] Ten vierde mag op grond van de huidige wet een bevel van de burgemeester ten hoogste drie maanden duren, met de mogelijkheid om de duur ten hoogste drie keer te verlengen, telkens voor een duur van maximaal drie maanden. Het wetsvoorstel introduceert de mogelijkheid om een bevel van 90 dagen op te leggen, dat verspreid binnen een jaar geëffectueerd kan worden. Hierdoor kan het bevel toegepast worden om overlast bij gebeurtenissen met een terugkerend karakter, zoals thuiswedstrijden bij betaald voetbal, te voorkomen. 2.2. In werking getreden wetten In 2013 is de nieuwe Drank- en horecawet in werking getreden. De wet moet een bijdrage leveren aan het terugdringen van alcoholgebruik door jongeren, de aanpak van alcoholgerelateerde verstoringen van de openbare orde en de vermindering van de administratieve lasten voor bedrijven en vrijwilligers. Op grond van de nieuwe wet zijn gemeenten belast met de uitvoering van de wet. Voor de burgemeester is een belangrijke handhavende rol weggelegd, vanwege zijn verantwoordelijkheid voor de openbare orde en veiligheid. Op de website www.rijksoverheid.nl is een handreiking voor gemeenten gepubliceerd door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Voor informatie over de praktische aspecten van de uitvoering van de nieuwe wet kunnen gemeenteambtenaren zich wenden tot het Expertisecentrum Handhaving DHW (www.handhavingdhw.nl). Wij willen hier ook onder de aandacht brengen dat de Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob op 26 maart 2013 door de Eerste Kamer is aangenomen en op 1 juli 2013 in werking is getreden.[15] Hoewel deze wet zich niet direct op het terrein van de openbare orde bevindt, kan de toepassing ervan daarmee wel verband houden. Ordeverstoringen, zoals het overschrijden van de sluitingstijden door een café of het veroorzaken van drugsgerelateerde overlast, vormen in de praktijk nog wel eens aanleiding voor het laten verrichten van een integriteitsonderzoek door het Landelijk Bureau Bibob. De belangrijkste aanpassingen in de Wet Bibob zijn de uitbreiding van de sectoren, zoals de kansspel-, vuurwerkimport- en vastgoedsector, waarin de wet kan worden toegepast, de verbetering van de informatiepositie van het openbaar bestuur, de verbetering van de rechtspositie van de betrokkene en de verlenging van de adviestermijn voor het Landelijk Bureau Bibob. 3.Beleidsontwikkelingen en grote gebeurtenissen 3.1. Gedoogbeleid Voor de coffeeshops is het een roerig jaar geweest (zie paragraaf 4 voor een bespreking van de jurisprudentie hierover). De coffeeshops in het zuiden van het land zagen hun klandizie teruglopen als gevolg van de invoering van het aangescherpte coffeeshopbeleid. In 2012 werden de Dit document is gegenereerd op 25-07-2013. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 3
Kluwer Navigator documentselectie
gedoogvoorwaarden voor coffeeshops uitgebreid door aan de AHOJG-criteria van het OM het besloten club-criterium (‘B’) en het ingezetene-criterium (‘I’) toe te voegen. Coffeeshops werden beschouwd als besloten clubs; uitsluitend aan de leden (maximaal 2000) mocht toegang worden verschaft en mochten drugs worden verkocht. De leden moesten Nederlandse ingezetene zijn van 18 jaar of ouder. De naleving van deze eis zou te controleren zijn door lidmaatschapslijsten en clubpassen, de zogenaamde ‘wietpassen’. De bedoeling was dat het aangescherpte beleid gefaseerd ingevoerd werd; in mei 2012 in Noord-Brabant, Limburg en Zeeland en in 2013 in de rest van Nederland.[16] Het systeem met de wietpas is inmiddels weer verlaten. Er bleek weerstand te bestaan om lid te worden van een coffeeshop en de handel in softdrugs verplaatste zich naar de straat en woningen. Op 19 november 2012 heeft de Minister van Veiligheid en Justitie de wietpas daarom per direct afgeschaft. [17] Het ingezetenencriterium maakt formeel nog wel deel uit van het beleid, maar daarvan heeft de minister laten weten dat ‘lokaal maatwerk’ is toegestaan. Het is nu aan de lokale driehoek om te bepalen of het criterium al dan niet gehanteerd wordt. Volgens Brouwer is met het aanbieden van lokaal maatwerk de legitimatie van het strafrechtelijke gedoogcriterium grotendeels komen te ontvallen.[18] Verder moesten veel coffeeshops voor sluiting vrezen vanwege een afstandscriterium van 350 meter tussen coffeeshops en scholen dat aan de AHOJG-criteria zou worden toegevoegd per 2014. Ook op dit punt heeft de minister zich bedacht en geeft hij de voorkeur aan lokaal maatwerk.[19] 3.2. Jeugd- en gezinsproblematiek Het afgelopen jaar verschenen meerdere handreikingen en rapporten op het gebied van jeugd- en gezinsproblematiek die interessant zijn voor het openbare-orderecht. In maart 2013 heeft de Politieacademie een handreiking over de aanpak van multi--probleemgezinnen met een Romaachtergrond[20] aan de Minister van Veiligheid en Justitie aangeboden. Het rapport geeft inzicht in de aard en achtergrond van de problemen die deze gezinnen veroorzaken. Over de aanpak van problematische jeugdgroepen is de rapportage 'Problematische Jeugdgroepen in Nederland' [21] verschenen. Hierin wordt het landelijke beeld gepresenteerd van de aard en omvang van problematische jeugdgroepen. Positief is dat het aantal blijkt te dalen. Over de aanpak van deze problematiek is begin 2013 een evaluatierapport[22] verschenen. Hieruit blijkt onder meer dat gemeenten, politie en OM steeds beter grip krijgen op de problematiek en dat er goed wordt samengewerkt. Een verbeterpunt is dat meer geïnvesteerd moet worden in een gedeelde visie en informatie-uitwisseling. Lezenswaardig is verder het boekje 'Problematische jeugdgroepen aanpakken; De praktijk van de burgemeester'. [23] Hierin komen 14 burgemeesters aan het woord over de wijze waarop zij de problematiek in hun gemeente aanpakken. 3.3. Project X De toegenomen rol van de sociale media in het maatschappelijk leven laat zich ook gelden op het terrein van de openbare-ordehandhaving. Dit is bij uitstek zichtbaar geweest bij de rellen rondom het 'nietbestaande' Project X-feest in Haren. Een Facebook-uitnodiging van een meisje uit Haren voor haar verjaardagsfeest ging een volstrekt eigen leven leiden en resulteerde erin dat duizenden mensen naar Haren trokken om feest te vieren. Zoals bekend is de boel daar volledig geëscaleerd. Een onderzoekscommissie onder leiding van Job Cohen onderzocht de rellen en laat zich in het onderzoeksrapport[24] kritisch uit over de wijze waarop de autoriteiten hebben gehandeld. De driehoek zou van meet af aan geen grip hebben gehad op de gebeurtenissen. Er was geen doordacht plan en daardoor verliep de communicatie niet goed. De burgemeester heeft volgens de commissie onvoldoende gebruikgemaakt van zijn openbare-ordebevoegdheden.[25] Brouwer en Wierenga[26] reageren kritisch op deze conclusie. Zij stellen dat het gebruik van noodbevoegdheden weinig zin heeft als de geest al uit de fles is. Onduidelijk is volgens hen welke bevoegdheden de burgemeester dan wél had moeten gebruiken. Eén van de aanbevelingen van de commissie is dat de overheid de sociale media gaat monitoren om Dit document is gegenereerd op 25-07-2013. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 4
Kluwer Navigator documentselectie
collectieve patronen te vinden die opmerkelijk zijn en mogelijk actie vereisen. Hiervoor is samenspel tussen landelijk en lokaal niveau nodig, aldus de commissie.[27] Ook adviseert de commissie dat kleinere gemeenten gebruik moeten gaan maken van de ervaringen die grote gemeenten opdoen bij grootschalige evenementen.[28] 3.4. Troonswisseling Een grootschalig evenement waaraan de Commissie 'Project X' Haren refereert en waarbij geen wanordelijkheden hebben plaatsgevonden is de troonswisseling van 30 april jl. Voor de organisatie van de ordehandhaving een behoorlijke uitdaging – voor de politie was dit de grootste veiligheidsoperatie ooit – mede gezien de relatief korte voorbereidingstijd. Niet alles verliep echter vlekkeloos, gezien de in de media veel besproken onterechte aanhouding van twee republikeinse betogers op de Dam. Bijzonder was dat de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, op verzoek van de burgemeester van Amsterdam, in delen van het luchtruim boven Amsterdam een tijdelijk verbod voor burgerluchtverkeer afkondigde.[29] 3.5. Sluiting scholen in Leiden Een andere noemenswaardige openbare-ordecasus speelde zich af in Leiden in april van dit jaar. Nadat een toen nog onbekend persoon op internet had gedreigd met een ‘school shooting’ besloot de burgemeester van Leiden geen enkel risico te nemen en de scholen voor voortgezet onderwijs en roc’s te sluiten. Een verstrekkend besluit, 20 scholen moesten die dag dicht en duizenden leerlingen konden niet naar school. 3.6. Tentenkampen Ten slotte willen we hier nog noemen dat het afgelopen jaar veel te doen is geweest over tentenkampen die op veel plaatsen in Nederland werden opgericht om te demonstreren. Vooral de Occupy-beweging en uitgeprocedeerde asielzoekers in onder andere Ter Apel,[30] Amsterdam en Den Haag waren veelvuldig in het nieuws. Tal van pogingen van betrokken burgemeesters tentenkampen een verbod of beperkingen op te leggen (art. 5 WOM), aanwijzingen te geven (art. 6 WOM) of te beëindigen (art. 7 WOM), hebben tot de nodige jurisprudentie van voorzieningenrechters en rechtbanken geleid. Hieronder gaan wij op deze jurisprudentie in. 4.Jurisprudentie 4.1. Tentenkampen In de jurisprudentie van voorzieningenrechters en rechtbanken over de tentenkampen spelen art. 9 Grondwet en de bepalingen van de WOM een centrale rol, enkele uitzonderingen daargelaten.[31] De benadering van de problematiek en de uitkomsten van de verschillende zaken in deze jurisprudentie lopen uiteen.[32] De voorlopige uitkomst is dat de burgemeesters in de meeste gevallen uiteindelijk aan het langste eind trekken. De tentenkampzaken laten de worsteling zien met demonstraties die in beginsel voor onbepaalde tijd voortduren, mede daardoor overlast veroorzaken en tot gezondheidsrisico’s voor de deelnemers leiden zonder dat het wettelijk kader een specifiek op dit soort gevallen toegesneden regeling geeft. De ene rechter lijkt van opvatting dat de WOM het permanente karakter van een dergelijke demonstratie ten principale niet beschermt.[33] De Amsterdamse Occupy-beweging op het Damrak moet het mede om die reden aan de hand van de uitspraak van de voorzieningenrechter verder doen met een informatiekeet zodat het recht op betoging niet ‘geheel illusoir’ wordt gemaakt. Het tentenkamp moet worden opgebroken. Andere voorzieningenrechters menen dat een tentenkamp als betoging van onbepaalde duur wel degelijk onder het beschermingsbereik van de WOM valt en dat het enkele tijdsverloop nu juist niet maakt dat het kamp het karakter van onder WOM beschermde manifestatie verliest, al wordt er Dit document is gegenereerd op 25-07-2013. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 5
Kluwer Navigator documentselectie
rekening mee gehouden dat het karakter van manifestatie teloor kan gaan.[34] Dat is voor de beoordeling van de zaak van belang: het gebruik van bevoegdheden die het recht op betoging kunnen beperken, mogen ingevolge art. 9 Grondwet jo. art. 2 WOM slechts ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden worden gegeven. Als een bijeenkomst niet (langer) het karakter heeft van betoging, kan die ook op andere gronden worden verboden. Verder moet onderscheid worden gemaakt tussen het (kern)recht op betoging als zodanig, en het connexe recht dat de vorm betreft. De oprichting en instandhouding van een tentenkamp wordt in een aantal zaken uitdrukkelijk als connexrecht aangemerkt, dat aan verdere beperkingen onderhevig mag zijn dan het kernrecht.[35] Dat leidt in die gevallen overigens niet tot een toetsing aan andere criteria dan genoemd in art. 2 WOM. Ook wordt nog onderscheid gemaakt tussen beperkingen en aanwijzingen die wel en die niet raken aan het karakter of doel van de manifestatie. Voor die laatste categorie, waaronder bijvoorbeeld een verbod op afgesloten tenten en bouwwerken wordt geschaard, geldt dat daardoor in de opvatting van de rechter noch het kernrecht, noch het connexe recht wordt geraakt.[36] Het Haagse Occupy-kamp wordt uiteindelijk beëindigd omdat het niet langer meer als manifestatie in de zin van de WOM wordt aangemerkt.[37] Dat neemt niet weg dat de burgemeester ook aan dit besluit de vrees voor wanordelijkheden ten grondslag legt. De rechtbank meent dat de burgemeester op goede gronden heeft aangenomen dat, gelet op de ontwikkelingen rondom het kampement op het Malieveld, ten tijde van het primaire besluit van een manifestatie in de zin van de WOM geen sprake meer was. Dat de betogers het tentenkamp als wezenlijk kenmerk van de manifestatie bestempelen, maakt volgens de rechtbank niet dat die vorm daarmee van connexrecht tot (onderdeel van) het kernrecht transformeert. Tentenkampen van uitgeprocedeerde asielzoekers in Den Haag en Amsterdam, worden uiteindelijk met succes beëindigd op grond van gezondheidsrisico’s voor de bewoners van het kamp en vrees voor wanordelijkheden.[38] De Haagse burgemeester doet dat met toepassing van art. 5 (opleggen van beperkingen) en 6 (geven van aanwijzingen) WOM, waarmee formeel geen einde aan de manifestatie als zodanig wordt gemaakt, maar wel aan het tentenkamp. De burgemeester van Amsterdam beëindigt het asielzoekerstentenkamp aan de Notweg geheel door toepassing te geven aan art. 7 WOM. De voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam weegt in zijn oordeel mee dat de burgemeester zich persoonlijk ervoor heeft ingespannen om, kort gezegd, een aanvaardbare oplossing te vinden voor de periode na beëindiging van het kamp. 4.2. Drugs Verhouding APV – Opiumwet In de kroniek 2011 is al aandacht besteed aan de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ‘Afdeling’) waarin zij de mogelijkheid op grond van de APV een gebied aan te wijzen waar een blowverbod geldt, onverbindend acht wegens strijd met art. 3 Opiumwet.[39] In de achterliggende periode is de vraag beantwoord of ook de bepaling in de APV van Amsterdam, die strafbaar stelt zich op of aan de weg op te houden als aannemelijk is dat dit gebeurt om middelen als bedoeld in art. 2 en 3 Opiumwet of daarop gelijkende waar (nepdrugs) te kopen of te koop aan te bieden, in strijd met de Opiumwet moet worden geacht. De Hoge Raad en de Afdeling hebben geoordeeld dat dat niet het geval is, nu strafbaarheid ingevolge die APVbepaling ‘geen strafwaardige betrokkenheid vereist’ bij het kopen of te koop aanbieden van de in de Opiumwet genoemde middelen, terwijl de overtreding van de bepaling niet impliceert dat de Opiumwet wordt overtreden. [40]
Gedoogbeleid Hiervoor bleek al dat het een roerig jaar is geweest voor de coffeeshopbranche. De introductie van de inmiddels deels achterhaalde gedoogcriteria inzake ‘ingezetenen’ en ‘besloten club’ (de wietpas), heeft ook haar sporen nagelaten in de jurisprudentie.
Dit document is gegenereerd op 25-07-2013. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 6
Kluwer Navigator documentselectie
De Afdeling heeft in 2011 het ingezetenencriterium op zichzelf aanvaardbaar geacht in de Maastrichtse omstandigheden van destijds.[41] Wij formuleren dit voorzichtig, omdat uit die uitspraak naar onze mening niet de conclusie mag worden getrokken dat dit criterium altijd en overal aanvaardbaar is. Een recente uitspraak van de Rechtbank Maastricht laat zien dat zij die Afdelingsuitspraak ook niet zo interpreteert en maatwerk verlangt van de burgemeester.[42] In die uitspraak gaat het om het volgende. Het ‘Damoclesbeleid Coffeeshops 2012’ van de burgemeester van Maastricht betreft de toepassing van art. 13b Opiumwet. Het beleid is geheel geënt op de landelijke gedoogcriteria van het OM. De Maastrichtse burgemeester legt een coffeeshop een sluiting van een maand op wegens overtreding van het beslotenclubcriterium en ingezetenencriterium. De Rechtbank Maastricht oordeelt onder verwijzing naar HR 29 oktober 2004, AB 2005/31 dat het beslotenclubcriterium niet mag worden gehanteerd omdat het bij beleidsregels opleggen van verplichtingen aan burgers (een lidmaatschap van een club) op grond van vaste jurisprudentie niet is toegestaan. Voor wat betreft de toelaatbaarheid van het ingezetenencriterium is de rechtbank van oordeel dat de burgemeester zijn besluit niet toereikend heeft gemotiveerd. Hij had volgens de rechtbank niet mogen volstaan met een verwijzing naar de (openbare-orde)situatie in Maastricht in 2008 (waarop de uitspraak van de Afdeling betrekking heeft), maar diende in verband met het proportionaliteitsvereiste te motiveren waarom ook op dit moment een minder vergaande maatregel dan het ingezetenencriterium niet mogelijk zou zijn. Voor het overige is het beeld dat uit de jurisprudentie naar voren komt, dat het ingezetenencriterium wél en het beslotenclubcriterium niet door de beugel kan. De sluiting van coffeeshop Toermalijn voor 24 uur door de burgemeester van Tilburg op grond van overtreding van het beslotenclubcriterium en ingezetenencriterium, was aan de orde in een rechtstreeks beroep bij de Rechtbank Zeeland-West-Brabant.[43] De burgemeester betoogt daar dat hij de landelijke gedoogcriteria als beleid bij de toepassing van art. 13b Opiumwet hanteert. Het beslotenclubcriterium gaat volgens de rechtbank een redelijke beleidsbepaling te buiten. Dat leidt er volgens de rechtbank toe dat, kort gezegd, de overheid gebruikers dwingt tot lidmaatschap van een club die een strafbare activiteit faciliteert. Het ingezetenencriterium acht deze rechtbank daarentegen gerechtvaardigd gelet op het doel van het criterium om drugstoerisme en de daarmee gepaard gaande overlast te bestrijden. De Vereniging Bond van Cannabis Detaillisten e.a. voerden een kort geding tegen het ingezetenencriterium dat leidde tot een arrest van het Hof ’s-Gravenhage, waarin het landelijk ingevoerde ingezetenencriterium niet onmiskenbaar onverbindend werd geacht.[44] Daarnaast voerden deze vereniging en een flink aantal coffeeshops bij de Haagse rechtbank een bodemprocedure tegen de staat waarin onlangs uitspraak is gedaan.[45] Daarin vragen zij voor recht te verklaren dat het ingezetenencriterium en het beslotenclubcriterium onverbindend zijn en een (nader te bepalen) schadevergoeding. De rechtbank oordeelt dat het ingezetenencriterium een noodzakelijke en niet te verstrekkende maatregel is in het kader van de handhaving van de openbare orde. Het criterium gaat volgens de rechtbank doelgericht precies dat tegen waartegen het gericht is: het zorgt ervoor dat niet-ingezetenen (‘drugstoeristen’) geen toegang meer hebben tot het softdrugsaanbod in de coffeeshops in Nederland waarmee het drugstoerisme en haar nevengevolgen worden bestreden, aldus de rechtbank. Het beslotenclubcriterium is volgens de rechtbank echter buitenproportioneel. In dat verband overweegt de rechtbank dat uit een brief van de Minister van Veiligheid en Justitie waarbij het beslotenclubcriterium is ingetrokken, [46] blijkt dat het hanteren van het ingezetenencriterium al tot het gewenste resultaat kan leiden. Het meer belastende beslotenclubcriterium is in dat geval dus niet nodig. Omdat het criterium in 2012 in de grensstreek ten onrechte is gehanteerd, hebben de daardoor getroffen coffeeshophouders recht op schadevergoeding.
Toepassing art. 13b Opiumwet Art. 13b Opiumwet geeft de burgemeester sinds 2007 de bevoegdheid een woning te sluiten waar
Dit document is gegenereerd op 25-07-2013. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 7
Kluwer Navigator documentselectie
‘een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is’. Het artikel blijkt in de praktijk een succesvol instrument voor sluiting van, onder meer, woningen te zijn. Een vraag die bij de toepassing van art. 13b Opiumwet rijst, is of moet worden aangetoond dat de woning waar een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, als verkooppunt fungeert. De Afdeling heeft uitgemaakt dat dat niet het geval is. Voor het ontstaan van de bevoegdheid om bestuursdwang toe te passen is niet vereist dat daadwerkelijk harddrugs dan wel softdrugs zijn verhandeld. Uit het woord ‘daartoe’ in art. 13b lid 1 Opiumwet volgt dat de enkele aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs bestemd voor verkoop, aflevering of verstrekking de bevoegdheid verschaft tot sluiting van de woning, aldus de Afdeling. De burgemeester hoeft ook niet aan te tonen dat sprake is van (drugs)overlast.[47] Voor een afwijkende benadering wijzen wij op een uitspraak van de Rechtbank Haarlem. Die concludeert, kort samengevat, dat uit de wetsgeschiedenis ondubbelzinnig blijkt dat het aantreffen van drugs niet voldoende is, maar ook sprake moet zijn van verkoop vanuit het pand zelf. [48] 4.3. Voetbalwet Met de Wet mbveo zijn inmiddels de nodige ervaringen opgedaan. De overigens beperkte hoeveelheid jurisprudentie laat zien dat de rechtspraak kritisch is en blijft op het gebruik van de ingrijpende bevoegdheden waarin de wet voorziet.[49] De op www.rechtspraak.nl gepubliceerde jurisprudentie vanaf 1 januari 2012 tot 5 juni 2013 laat tal van geschorste en vernietigde besluiten zien, in de meeste gevallen wegens ontoereikende feitelijke onderbouwing.[50] Slechts in twee gevallen loopt de zaak goed af voor de burgemeester.[51] Het gaat hier overigens uitsluitend om toepassingen van art. 172a Gemw, in de meeste gevallen niet voetbalgerelateerd. Art. 172b Gemw lijkt een dode letter, of althans, over de toepassing ervan is geen gepubliceerde jurisprudentie beschikbaar. De Afdelingsjurisprudentie laat zien dat art. 172a Gemw, gebiedsverboden op grond van de APV en de lichte bevelsbevoegdheid van art. 172 lid 3 Gemw naast elkaar kunnen bestaan.[52] De burgemeester dient zich echter wel goed te realiseren welke bevoegdheid hij inzet, mede gelet op het toepasselijke beleid. Een waarschuwing (volgens APV-beleid) dat een gebiedsverbod op grond van de APV zou worden opgelegd bij een volgend incident, kort daarna en zonder nader incident gevolgd door een gebiedsverbod op grond van art. 172a Gemw, achtte de Afdeling in strijd met het vertrouwensbeginsel. [53] 4.4. Diversen Lichte bevelsbevoegdheid De jurisprudentie laat zien dat nog altijd gebiedsverboden worden opgelegd op basis van art. 172 lid 3 Gemw.[54] Het bestaan van art. 172a Gemw (onderdeel van de Voetbalwet) doet op zichzelf niet af aan die mogelijkheid,[55] de bevoegdheid op grond van de APV een verblijfsontzegging op te leggen, zoals al langer bekend is, wel.[56] Brouwer betoogt in zijn noot bij een uitspraak van de Rechtbank Almelo dat, kort gezegd, de lichte bevelsbevoegdheid vaak wordt gebruikt voor veel zwaardere maatregelen dan waarvoor die bedoeld is.[57]
Art. 184 Sr Handhaving van de openbare orde komt regelmatig bij de strafrechter aan de orde door de werking van art. 184 Sr, dat, kort gezegd, overtreding van een bevoegd gegeven ambtelijk bevel strafbaar stelt. In de jurisprudentie wordt meerdere malen bevestigd dat art. 184 lid 1 Sr een ‘krachtens wettelijk voorschrift’ gedane vordering eist en dat een dergelijk voorschrift uitdrukkelijk moet inhouden dat de betrokken ambtenaar gerechtigd is tot het doen van een vordering.[58] Daarvan is onder andere geen sprake ten aanzien van een voorschrift in een noodverordening
Dit document is gegenereerd op 25-07-2013. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 8
Kluwer Navigator documentselectie
van de burgemeester van Den Haag dat bepaalt dat binnen het aanvoergebied en het conferentiegebied eenieder verplicht is om op aanwijzing gegeven door of namens de burgemeester zich te verwijderen in de aangewezen richting.[59] Evenmin is dat het geval als de APV (in dit geval van Ridderkerk) bepaalt dat de in het voorschrift genoemde omstandigheden eenieder verplichten op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van de politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.[60]
Wet tijdelijk huisverbod De bevoegdheid iemand die een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van zijn medebewoners vormt, zijn huis uit te zetten, wordt veelvuldig gebruikt. [61] Wij beperken ons hier tot een weergave van de toetsingsmaatstaf die in de jurisprudentie over deze wet is ontwikkeld. Sinds ABRvS 8 februari 2012[62] vermelden Afdelingsuitspraken standaard dat het opleggen van een huisverbod een ingrijpend instrument is waarvan de toepassing zeer grote gevolgen heeft voor het privéleven van betrokkenen. De bevoegdheid daartoe is beperkt tot situaties waarin voldoende grond is om aan te nemen, althans ernstig te vermoeden dat zich een ernstig en onmiddellijk gevaar voordoet voor de veiligheid van personen. De rechter beoordeelt of de aangevoerde omstandigheden van dien aard waren dat in het voorliggende geval een bevoegdheid tot oplegging van een huisverbod bestond. Indien dat het geval is, dient de burgemeester zorgvuldig te overwegen of aanwending van de bevoegdheid aangewezen is. Die afweging wordt door de rechter terughoudend getoetst. In verband met de vraag of een opgelegd huisverbod moet worden verlengd, is de standaardformulering dat bij de beoordeling of de dreiging of het vermoeden daarvan daadwerkelijk niet langer bestaat, van belang is of de uithuisgeplaatste inmiddels een reële aanvang met de hulpverlening heeft gemaakt en of de verwachting gerechtvaardigd is dat hij aan de hulpverlening blijft meewerken.[63]
Woningsluiting op grond van art. 174a Gemw Aan woningsluiting op basis van art. 174a Gemw bestaat bij drugspanden, waarvoor de bepaling aanvankelijk was bedoeld, geen behoefte meer. Die rol is overgenomen door art. 13b Opiumwet, dat reeds bij aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs kan worden toegepast, ook als er geen overlast is. Toepassing van art. 174a Gemw in niet aan drugs gerelateerde gevallen is in de praktijk steeds moeilijk gebleken. De geringe voorbeelden daarvan in de achterliggende periode bevestigen dat beeld,[64] op één uitzondering na[65].
5.Literatuur Onlangs is een nieuwe druk verschenen van het handboek Openbare-orderecht van Hennekens.[66] Het boek geeft inzicht in de wijze waarop de openbare orde behartigd kan en zo nodig moet worden. Verder verscheen in juni 2012 het proefschrift van Ruigrok[67] dat gaat over de bevoegdheden van de burgemeester ter onmiddellijke handhaving van de openbare orde en zijn bestuursdwangbevoegdheid. Ruigrok signaleert dat de inzet van bevoegdheden ter onmiddellijke ordehandhaving juridiseert. De noodbevelen worden steeds vaker op schrift gesteld en daarmee heeft deze bevoegdheidsuitoefening zich ontwikkeld als een besluit in de zin van de Awb. In haar proefschrift zet Ruigrok deze bevoegdheidsuitoefening af tegen de bestuursdwangbevoegdheid. Ook in de juridische tijdschriften zijn interessante publicaties op het terrein van het openbare-orderecht verschenen. Een aantal daarvan kwamen al eerder in deze kroniek aan bod. Daarnaast willen wij nog de volgende bijdragen onder de aandacht brengen. Van den Akker bespreekt in het NTB[68] de toepassingsmogelijkheden van de bevoegdheid om een last onder dwangsom op te leggen ter handhaving van de openbare orde. Zijn artikel spitst zich toe op het opleggen van een last onder dwangsom aan potentiële relschoppers ter voorkoming van ongeregeldheden bij festiviteiten als de jaarwisseling. Roorda Dit document is gegenereerd op 25-07-2013. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 9
Kluwer Navigator documentselectie
onderzoekt in zijn artikel in de Gemeentestem[69] of de beperkingen die door de lokale overheid gesteld worden aan de betogingsvrijheid voldoen aan de eisen die gesteld worden door de Grondwet en het EVRM. Hij concludeert dat in de APV onderscheid gemaakt moet worden tussen demonstraties waarvoor wel en waarvoor geen voorafgaand kennisgevingvereiste geldt. Ook dient de kennisgevingtermijn volgens hem maximaal 48 uur te bedragen. In het NJB verscheen in 2012 een artikel van Brouwer en Jacobs[70] over de vraag of de Engelse voetbalwetgeving toegevoegde waarde kan hebben in de Nederlandse situatie. 6.Tot slot Het afgelopen jaar was voor het openbare-orderecht in meerdere opzichten interessant. Zaken die er op het gebied van de rechtsontwikkeling uitspringen, zijn de nieuwe gedoogcriteria voor coffeeshops en de vele procedures over betogingen in de vorm van tentenkampen. Voor de praktijk zullen ook de aan ‘Haren’ te ontlenen lessen van belang zijn. Aan voltooide en op handen zijnde wetgevingsprocessen zien we dat de roep om een veilige samenleving zich vertaalt in een politiek die law and order hoog in het vaandel heeft en graag bereid is tot steeds verdergaande regels op dit vlak. Dat de Voetbalwet, die geen oplossing blijkt te zijn voor situaties waarvoor zij nooit bedoeld was, nu alweer wordt aangepast, illustreert dat, evenals bijvoorbeeld de verruimde mogelijkheden voor cameratoezicht. Daarbij is de kans zeker niet denkbeeldig dat op het terrein van de openbare orde nu al regelmatig waarneembare spanningen ontstaan tussen de wil van ‘Den Haag en de misschien beter op de praktijk afgestemde wensen van de burgemeester. De aangescherpte gedoogcriteria voor coffeeshops bieden daar een goed voorbeeld van. Het is te hopen dat de landelijke politiek haar oor goed te luisteren legt bij de praktijk van alledag om te voorkomen dat al te gemakkelijk nieuwe regels worden gemaakt.
Voetnoten
Voetnoten [1]
[2] [3] [4] [5] [6] [7] [8] [9] [10] [11] [12]
[13] [14] [15] [16] [17] [18]
De auteurs zijn beiden werkzaam als advocaat bij Kennedy Van der Laan. Zij danken mr. M. Belhaj voor het voorwerk dat hij heeft verricht ten behoeve van deze kroniek en prof. mr. A.E. Schilder voor zijn commentaar. Deze kroniek heeft betrekking op de periode 1 mei 2012-5 juni 2013. A.G. Mein, ‘Kroniek Openbare Orde’, Gst. 2012/ 68, afl. 7371. Kamerstukken II 2012/13, 33 582. Kamerstukken II 2012/13, 33 582, nr. 3, p. 1 en 4. Handelingen 2012/13, 33 112, nr. 57.
Kamerstukken I 2012/13, 33 112, nr. B. Kamerstukken I 2012/13, 32 211, nr. I. T. Grundmeijer, 'Het wetsvoorstel regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche. Een schemergebied in de schijnwerpers', Gst. 2012/100, afl. 7377. Nieuw art. 148a Gemw. Kamerstukken II 2012/13, 32 459. Kamerstukken II 2012/13, 32 459, nr. 13. Kamerstukken II 2011/12, 25 232, nr. 61; Pro Facto, Rijksuniversiteit Groningen (i.o.v. WODC), Op doel? Evaluatie van de Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast, Groningen: Pro Facto 2012. www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2013/03/14/memorie-van-toelichtingaanscherping-van-de-aanpak-van-voetbalvandalisme-en-ernstige-overlast.html. J.G. Brouwer, Wijziging Voetbalwet , www.openbareorde.nl. Wet van 28 maart 2013, Stb. 2013, 125. Zie hierover L.J.J. Rogier, ‘Nieuwe regels voor coffeeshops’, Gst. 2012/47. Kamerstukken II 2012/13, 24 077, nr. 293. J.G. Brouwer, De rechter en het gewijzigde cannabisbeleid, www.openbareorde.nl.
Dit document is gegenereerd op 25-07-2013. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 10
Kluwer Navigator documentselectie
[19] [20] [21]
[22] [23] [24]
[25] [26] [27] [28] [29] [30]
[31]
[32]
[33]
[34]
[35]
[36] [37] [38] [39]
Kamerstukken I 2012/13, 24 077, nr. 293, p. 3. H. Sollie e.a., Aanpak multi-problematiek bij gezinnen met een Roma-achtergrond. Een kennisfundament voor professionals, Den Haag: Boom Lemma uitgevers 2013 Problematische Jeugdgroepen in Nederland. Omvang en aard in het najaar van 2012, www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2013/04/15/problematische-jeugdgroepen-innederland.html. A.E. van Burik e.a. (i.o.v. WODC), Evaluatie aanpak criminele jeugdgroepen, WODC 2013. Ministerie van Veiligheid en Justitie, Problematische jeugdgroepen aanpakken; De praktijk van de burgemeester, Ministerie van Veiligheid en Justitie, 2013, publicatienr. j-17213. M.J. Cohen e.a., Twee werelden. You Only Live Once. Hoofdrapport Commissie 'Project X' Haren, www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2013/03/08/twee-werelden-hoofdrapportcommissie-project-x-haren.html. Aan het eindrapport liggen 3 deelrapporten ten grondslag, te weten 'Er is geen feest, de overheidsreactie op project X Haren', 'De weg naar Haren, de rol van jongeren, sociale media, massamedia en autoriteiten bij de mobilisatie voor Project X Haren' en 'Hoe Dionysos in Haren verscheen, maatschappelijke faceten van Project X Haren'. Hoofdrapport Commissie 'Project X' Haren, p. 19. J.G. Brouwer & A.J. Wierenga, Een eerste analyse van het Rapport Cohen, www.openbareorde.nl. Hoofdrapport Commissie 'Project X' Haren, p. 31-32. Hoofdrapport Commissie 'Project X' Haren, p. 29. Regeling sluiting luchtruim Amsterdam troonswisseling, Stcrt. 2013, 11347. Een evaluatie van gebeurtenissen aldaar staat in het rapport ‘Evaluatie Tentenkamp Ter Apel – Een Haags probleem op het grondgebied van Vlagtwedde’, onder andere te raadplegen op www.burgemeesters.nl/bevoegdheden/manifestaties. In de uitspraak van de Rb. ’s-Hertogenbosch (vzr.) van 2 december 2011, LJN BU6718, AB 2012/330, m.nt. J.G. Brouwer & A.E. Schilder, wordt handhavend optreden tegen de Occupy-beweging in Eindhoven alleen benaderd aan de hand van het verbod ’s nachts te kamperen. In de uitspraak van de Rb. Groningen (vzr.) van 24 mei 2012, LJN BW6584, wordt het handhavend optreden van de burgemeester van Ter Apel tegen het tentenkamp van uitgeprocedeerde asielzoekers, geheel beoordeeld aan de hand van de als meest subsidiair door verweerder genoemde handhavingsgrondslag art. 175 Gemw, welke zware toets het besluit volgens de rechter niet kan doorstaan. Zie in dit verband onder andere ook B. Roorda, ‘Permanente Occupykampementen een blijvend probleem?’, NJB 2012/1416 en de annotatie van J.G. Brouwer en A.E. Schilder bij Rb. Amsterdam 22 maart 2012, AB 2012/332. Rb. Amsterdam (vzr.) 22 maart 2012, LJN BV9645. Deze voorzieningenrechter neemt tot uitgangspunt dat het recht op vergadering en betoging er niet toe strekken dat een gedeelte van de openbare ruimte in de stad, waartoe eenieder toegang zou moeten hebben, definitief wordt bezet door een beperkte groep mensen. Zie Rb. Utrecht (vzr.) 25 april 2012, LJN BW4734; Rb. ‘s-Gravenhage (vzr.) 28 februari 2012, LJN BV7164; Rb. 's-Gravenhage (vzr.) 9 maart 2012, LJN BV8402, AB 2012/331, m.nt. J.G. Brouwer en A.E. Schilder; Rb. 's-Gravenhage (vzr.) 11 september 2012, LJN BX7500. Rb. 's-Gravenhage (vzr.) 12 december 2012, LJN BY6013; Rb. 's-Gravenhage 13 februari 2013, LJN BZ2608. Zie voor het onderscheid tussen kernrecht en connexrecht onder meer ABRvS 5 januari 1996, AB 1996/179. Rb. 's-Gravenhage (vzr.) (civiel) 29 januari 2012, LJN BV2842; Rb. ‘s-Gravenhage (vzr.) 28 februari 2012, LJN BV7164; Rb. 's-Gravenhage (vzr.) 11 september 2012, LJN BX7500. Rb. 's-Gravenhage 13 februari 2013, LJN BZ2608. Rb. Amsterdam (vzr.) 28 november 2012, LJN BY4471; Rb. 's-Gravenhage (vzr.) 12 december 2012, LJN BY6013. ABRvS 13 juli 2011, LJN BR1425, AB 2011/250, m.nt. J.G. Brouwer en A.E. Schilder; Gst. 2011/84, m.nt. L.J.J. Rogier; JB 2011/190, m.nt. J.L.W. Broeksteeg; NJB 2011/1594.
Dit document is gegenereerd op 25-07-2013. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 11
Kluwer Navigator documentselectie
[40]
HR 19 februari 2013, LJN BY5725, NJB 2013/563; RvdW 2013/354; ABRvS 1 mei 2013, LJN BZ9048. Zie ook Gst. 2013/61, m.nt. H.Ph.J.A.M. Hennekens.
[41]
ABRvS 29 juni 2011, LJN BQ9684, Gst. 2011/81, m.nt. L.J.J. Rogier; JB 2011/250, m.nt. R.J.B. Schutgens. Rb. Limburg 25 april 2013, LJN BZ8548. Rb. Zeeland-West-Brabant 17 januari 2013, LJN BY8753, AB 2013/174, m.nt. J.G. Brouwer onder AB 2013/176. Hof ’s-Gravenhage 18 december 2012, LJN BY6073, AB 2013/174, m.nt. J.G. Brouwer onder AB 2013/176. Hoewel het in deze zaak ging om als beleidsregel aan te merken aanwijzing ingevolge de Opiumwet, werd in deze zaak niet bestreden dat de maatstaf voor de rechterlijke beoordeling de ‘onmiskenbare onverbindendheid’ van de maatregel betrof.
[42] [43] [44]
[45] [46] [47] [48] [49] [50] [51] [52] [53] [54] [55] [56] [57] [58] [59] [60] [61]
[62] [63] [64] [65]
Rb. ’s-Gravenhage 5 juni 2013, LJN CA1921. Brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer d.d. 19 november 2012 inzake het coffeeshopbeleid, nr. 321025. ABRvS 21 maart 2012, LJN BV9512, AB 2013/90, m.nt. J.G. Brouwer & A.E. Schilder onder AB 2013/91; ABRvS 5 september 2012, LJN BX6476; ABRvS 5 juni 2013, LJN CA2043. Rb. Haarlem 4 december 2012, LJN BY5942, AB 2013/91, m.nt. J.G. Brouwer & A.E. Schilder. Voor een overzicht van de eerste ervaringen met de wet zie E.C. Berkouwer & J.H.A. van der Grinten, ‘De Wet MBVEO (of: Voetbalwet) en de roep om meer’, Gst. 2012/29, afl. 7367, p. 130-137. Rb. Maastricht (vzr.) 25 juni 2012, LJN BX0092; Rb. Utrecht (vzr). 6 augustus 2012, LJN BX4512; Rb. Utrecht (vzr.) 9 november 2012, LJN BY2935; ABRvS 22 mei 2013, LJN CA0633. Rb. Amsterdam 3 april 2012, LJN BW1140, Gst. 2012/67, m.nt. E.C. Berkouwer & J.H.A. van der Grinten, AB 2012/174, m.nt. J.G. Brouwer & A.E. Schilder, Rb. ’s-Gravenhage (vzr.) 23 juli 2012, LJN BX4292. ABRvS 1 mei 2013, LJN BZ9048, Gst. 2013/61, m.nt. H.Ph.J.A.M. Hennekens. ABRvS 22 mei 2013, LJN CA0633. Rb. Assen 31 juli 2012, LJN BX4954; Rb. Almelo 19 december 2012, LJN BY6950, AB 2013/ 42,m.nt. J.G. Brouwer. ABRvS 1 mei 2013, LJN BZ9048. HR 11 maart 2008, LJN BB4096, AB 2008/163, m.nt. J.G. Brouwer & A.E. Schilder; Gst. 2008/103 m.nt. Red; JOL 2008/182; NJ 2008/208, m nt. P.A.M. Mevis. Rb. Almelo 19 december 2012, LJN BY6950, AB 2013/42, m.nt. J.G. Brouwer. Vgl. HR 29 januari 2008, LJN BB4108, AB 2008/147, m.nt. J.G. Brouwer; Gst. 2008/84, m.nt. M.A.D.W. Jong; JOL 2008/62; NJ 2008/206, m.nt. P.A.M. Mevis. HR 4 september 2012, LJN BX3809, NJ 2013/ 52, m.nt. P.A.M. Mevis. HR 15 mei 2012, LJN BW5164. Zie verder ook Hof Amsterdam 8 februari 2013, LJN BZ1517. Zie hierover ook: L.J.J. Rogier, ‘Het politiebevel’, Gst. 2013/38. Volgens informatie van het Ministerie van Veiligheid en Justitie hebben sinds de invoering van de wet op 1 januari 2009 de burgemeesters 11.692 huisverboden opgelegd, waarvan 3529 in 2012 (bericht van 18 april 2013, www.huiselijkgeweld.nl). ABRvS 8 februari 2012, LJN BV3218 en BV3219. Zie ook ABRvS 16 mei 2012, LJN BW5975, Gst. 2012/85, m.nt. L.J.J. Rogier. Zie bijv. ABRvS 22 mei 2013, LJN CA0678. Rb. Haarlem (vzr.) 16 oktober 2012, LJN BY0193; Rb. Noord-Nederland 7 mei 2013, LJN BZ9354. Rb. Midden-Nederland (vzr.) 20 februari 2013, LJN BZ1822.
[68] [69]
H.Ph.J.A.M. Hennekens, ‘Openbare-orderecht’, Kluwer 2013. L.D. Ruigrok, Onmiddellijke handhaving van de openbare orde of bestuursdwang? Het bevel en de last in historisch en rechtsvergelijkend perspectief, Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2012. T. van den Akker, 'Festiviteiten, relschoppers en de last onder dwangsom', NTB 2013/4. B. Roorda, 'Omvang lokale betogingsvrijheid te beperkt?', Gst. 2012/101, afl. 7377.
[70]
J.G. Brouwer & K. Jacobs, 'Naar een Engelse Voetbalwet', NJB 2012/21.
[66] [67]
Dit document is gegenereerd op 25-07-2013. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 12
Kluwer Navigator documentselectie
Dit document is gegenereerd op 25-07-2013. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 13