Thema: Innovatie
Krachtenbundeling in Clean Tech Delta Schone technologie heeft de toekomst
03
Living Labs in de metropool Testen en ontwikkelen in praktijkomgeving
Handelsmissies openen deuren Oer-Hollandse tuinbouw over de grens
Magazine van Stadsgewest Haaglanden en stadsregio Rotterdam
| nummer 3 - jaargang 1 - december 2012
Colofon #MRDH is een uitgave over de Metropoolregio Rotterdam Den Haag en verschijnt drie keer per jaar. #MRDH wordt verspreid onder 6.000 relaties. Deze uitgave is mede tot stand gekomen door samenwerking tussen het Stadsgewest Haaglanden, de stadsregio Rotterdam en de Kamer van Koophandel Den Haag.
20
Uitgave Nummer 3, december 2012, jaargang 1 Het volgende nummer verschijnt in maart 2013. Redactieadres #MRDH p/a Stadsgewest Haaglanden Postbus 66 2501 CB Den Haag www.mrdh.nl/magazine tel: (070) 750 15 00 fax: (070) 750 15 01 e-mail:
[email protected]
14
Abonnementen, aanmelden en adreswijzigingen www.mrdh.nl/magazine Hoofdredactie Caroline Schep (Stadsgewest Haaglanden) en Willem Nettinga (stadsregio Rotterdam) Redactie Brigitte Beeks, Martijn Delaere, Rob van Gijzel, Pieter Maessen, Danny Peters, Peruze Votsi, Cees van der Wel Fotografie Den Haag Marketing, Gemeente Eindhoven, Robbert Godijn, Martijn Haans, Mladen Pikulic, Casper Rila, Loes Schleedoorn, Silverfit, Peruze Votsi, Waterarchitect van Bueren, Levien Willemse Concept, vormgeving en uitwerking Sabel Communicatie i.s.m. Sabel Design - Bilthoven Druk Drukwerkconsultancy - Utrecht Copyright en verantwoordelijkheid De hoofdredactie heeft het voorbehoud op het auteursrecht op de artikelen in dit tijdschrift. ISSN: 2213-2554 Op de cover Studenten krijgen les op de RDM Campus Fotograaf: Mladen Pikulic
Thema: Innovatie
08
13
20
25
#
MRDH 03 December 2012
33
25
Clean Tech Delta brengt netwerken bij elkaar Krachtenbundeling van bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheden is nodig om regio bekend te maken in het buitenland Hoe werkt elektrisch rijden? Stadsregio’s stimuleren aanschaf elektrische voertuigen Testen en ontwikkelen in Living Labs Levend laboratorium helpt bij productinnovatie Oprichting ROM Zuidvleugel Bestuurders positief over middel ter versterking van internationale concurrentie-kracht van de regio
Overig
14
30
33
Hoogleraar Maurits de Hoog en ‘De Hollandse Metropool’ Op handelsmissie met de Kamer van Koophandel Marketingorganisaties gaan samenwerking aan
28
36 Op de RDM Campus leren studenten over duurzame techniek | Fotografie: Mladen Pikulic
Rubrieken
04
Kort nieuws
18
In Beeld
28
Grenzeloos
36
De Plek
Opinie
07
Rob van Gijzel over het succes van Brainport Eindhoven
24
Metropoll
35
Column Cees van der Wel
Van de redactie De regio’s Rotterdam en Haaglanden hebben een zeer hoge dichtheid aan hoogwaardige kennisinstellingen en innovatieve bedrijvigheid. Maar los van elkaar komen deze kennis en bedrijvigheid niet zo ver. Samenwerken en vooral branding zijn essentieel. Zo heeft de regio alles in huis om dé topregio te zijn op het gebied van schone technologie. In het programmabureau Clean Tech Delta komen de bedrijven, overheden en kennisinstellingen (de triple helix) op dit gebied samen. Zo ontstaat een kruisbestuiving wat zorgt voor een ideaal uithangbord naar het buitenland op het gebied van clean tech. Waarin de triple helix ook naar voren komt zijn de Living Labs in de Metropoolregio. Op het gebied van zorg, duurzaam bouwen en zelfs ‘groene’ musea werken verschillende partijen, waaronder ook de eindgebruikers, samen aan de (door)ontwikkeling van producten in een reële testomgeving. Door in een vroeg stadium al in de praktijk te testen kunnen kosten en tijd bespaard blijven. Op de schaal van de Zuidvleugel wordt gezocht naar mogelijkheden om de innovatie te stimuleren. Bijvoorbeeld door de oprichting van een Regionale Ontwikkelingsmaatschappij. Nederland kent al vier van dit soort ROM’s, maar niet in deze regio. De ROM betekent weer een stap voorwaarts om versnippering van economische, bestuurlijke en wetenschappelijke activiteiten tegen te gaan.
02 | 03
Gesloten kas verwarmt woonwijk Hoogeland in de gemeente Westland is de eerste grote nieuwbouwwijk van Nederland die haar warmte en koeling haalt uit de restwarmte van tuinbouwkassen. Eind november is de eerste fase (228 woningen en diverse bedrijfsruimtes) gerealiseerd door Vestia, opgeleverd. Samen met telersvereniging Prominent (26 Westlandse tomatentelers) en de gemeente Westland investeert Vestia in duurzaamheid en zorgt ze voor een duidelijke vermindering van de CO2-uitstoot. Dankzij de duurzame energievoorziening, de milieubewuste manier van bouwen en het optimaal isoleren van de woningen, stoot Hoogeland straks maar liefst 40% minder CO2 uit dan nieuwbouwwoningen met een traditionele energievoor ziening op aardgas. Een kas heeft een natuurlijk warmteoverschot: jaarlijks komt vijf keer zoveel zonnewarmte binnen als nodig is voor de teelt van de gewassen. Maar even de kasramen openzetten om de overtollige zonne-energie te laten vervliegen is verleden tijd. De tuinders in project Hoogeland slaan deze warmte op in het grondwater. Via het lauwwaternet in de wijk onttrekt de warmtepomp in de woning de benodigde warmte, om zo het tapwater te verwarmen en via vloerverwarming, ook de woning zelf. De koude die hierbij ontstaat komt in een andere grondwaterbron. Zowel de woningen als de kassen onttrekken hiervan koelte in de zomer. Zo is de cirkel rond: de kas gebruikt zijn eigen warmte-overschot om zich te koelen! n
Het overschot aan kaswarmte zorgt voor verwarming van 228 woningen.
www.leveninhoogeland.nl.
Greenport Innovatie Centrum
Bereik! 2.0
Praktische steun en begeleiding bieden aan jonge ondernemers, studenten en wetenschappers die innovatieve producten en diensten voor het Greenport cluster ontwikkelen. Dat is waar het Greenport Innovatie Centrum, opgericht in oktober 2012, voor staat. Door het bundelen van ondernemers, studenten en belangenorganisaties ontstaat er een locatie waar ideeën omgezet worden in resultaten. Naar verwachting is het Greenport Innovatie Centrum in 2015 een starterscentrum met faciliteiten voor (jonge) innovators. Ondernemers kunnen met verschillende ideeën bij dit centrum terecht: van een nieuw product tot en met een nieuw idee voor een marketingstrategie. Als het maar vernieuwend is en van toegevoegde waarde is voor Greenport Westland-Oostland.
De samenwerkingsorganisatie BEREIK! slaat vanaf volgend jaar een nieuwe weg in en richt zich vanaf die tijd enkel op dynamisch verkeersmanagement. BEREIK! is de samenwerkingsorganisatie van het Stadsgewest Haaglanden, de stadsregio Rotterdam, de Provincie Zuid-Holland, Rijkswaterstaat Zuid-Holland en de steden Den Haag en Rotterdam. Het doel is – de naam zegt het al – de bereikbaarheid in Zuid-Holland te verbeteren. Tot eind 2012 had de organisatie een belangrijke rol op het gebied van mobiliteitsmanagement. Gericht op het verleiden van de automobilist tot het gebruik van andere vervoermiddelen dan de auto, door het stimuleren van de (elektrische) fiets en door te belonen voor het mijden van de spits (het project Spitsmijden). Vanaf volgend jaar richt de samenwerkingsorganisatie zich dus enkel op dynamisch verkeersmanagement. Bereikbaarheidsmanager Jan Harm Brouwer: “Hiermee proberen we de weggebruiker te informeren over alternatieve routes, wanneer er drukte is op bepaalde wegen. Dat gebeurt via de verkeerscentrales van de provincie, Rotterdam, Den Haag en Rijkswaterstaat, die bijvoorbeeld door teksten op de borden boven de weg en door aanpassingen in verkeerslichten het verkeer aansturen.”
Financiering en begeleiding Een commissie beoordeelt het ingediende businessplan van de jonge ondernemer. Deze commissie bestaat uit één of meerdere particuliere investeerders, een accountant, een ervaren ondernemer en een medewerker van een kennisinstelling. Is de uitslag positief dan krijgt de ondernemer drie jaar actieve begeleiding van het innovatiecentrum en de investeerder. Ondernemers kunnen gebruik maken van huisvestingsfaciliteiten, ICT en front-office faciliteiten. Daarnaast krijgen ze financieel en juridisch advies, coaching en communicatie- en marketinghulp bij de uitvoering en ontwikkeling van hun idee. Het Greenport Innovatie Centrum start klein. Met ruimte voor twee ondernemers. Anthura (kwekerij van o.a. orchideeën) en Koppert (kwekerij van micro groenten) hebben hun medewerking reeds toegezegd en men is in gesprek met drie andere bedrijven.” n
#
MRDH 03 December 2012
Tien miljoen euro De organisatie heeft van het Rijk – in het kader van het programma Beter Benutten – voor de komende twee jaar bijna tien miljoen euro gekregen om de verkeerscentrales in te richten, op elkaar af te stemmen en scenario’s te maken voor drukte op de weg. De verwachting is dat op deze manier, zonder dure infrastructuur te hoeven aanleggen, de files in Zuid-Holland zoveel mogelijk beperkt kunnen blijven. Brouwer: “Een sprekend voorbeeld is het concert van Coldplay in Den Haag dat afgelopen september plaatsvond. Waar in eerste instantie een grote file dreigde bij het verlaten van het parkeerterrein na afloop van het concert, was het omzetten van één verkeerslicht voldoende om de stroom auto’s te splitsen en iedereen binnen afzienbare tijd naar huis te laten vertrekken.” n www.bereiknu.nl
kort nieuws Tijdens een werkbezoek aan het Living Lab voor Zorginnovatie lieten de deelnemers zich informeren over de decentralisatie van de AWBZ.
Living Lab voor Zorginnovaties zoomt in op decentralisatie AWBZ Onder het motto: Bekijk de regio eens als één groot levend laboratorium, zijn de afgelopen maanden een aantal excursies langs ‘Living Labs’ in de stadsregio’s georganiseerd. In november konden deelnemers, voornamelijk gemeentelijke beleidsmedewerkers WMO (AWBZ) en economie, en professionals uit de markt (instellingen, bedrijven, intermediairs), een werkbezoek brengen aan het Living Lab voor Zorginnovaties (LLvZ). LLvZ ontwikkelt innovaties op gebied van zorg, wonen en welzijn. Innovaties die bijdragen aan het functioneren, participeren en de zelfredzaamheid van onder meer zelfstandig wonende ouderen en mensen met beperkingen. Het lab, onderdeel van Medical Delta, dient ook economische doelen: producten en diensten samen brengen in business cases, waar vervolgens marktpartijen mee aan de slag kunnen. Het initiatief biedt een gecontroleerde omgeving waar waardevolle gebruikersfeedback verkregen kan worden. De partners in dit samenwerkingsverband bestaan uit ondernemers, kennis- en onderzoeksinstellingen en maatschappelijk ondernemers.
Eén van de private partners van LLvz, Spark Design & Innovation uit Rotterdam, trad op als gastheer. AWBZ De op handen zijnde decentralisatie van de AWBZ naar gemeenten maakt het onderwerp innovaties in de zorg extra actueel, zowel vanuit de maatschappelijke als de economische invalshoek. Tijdens de bijeenkomst stond de vraag centraal welke kansen deze decentralisatie biedt. Een breed gedeeld beeld was dat de decentralisatie kansen biedt om prikkels die het zorgsysteem nu nog ontbeert, in het bijzonder om nieuwe productinnovaties toe te passen, meer ruimte kunnen krijgen. Dat zou zowel kansen kunnen bieden voor een hogere en beter betaalbare zorg als voor de regionale economie. Overige conclusies die na het werkbezoek na voren zijn gekomen: • Om de zorg voor iedereen toegankelijk en betaalbaar te houden is innovatie in de zorgsector hard nodig. • De opgaven waar gemeenten als gevolg van de hervormingen in het sociale domein -overgang
AWBZ – Wmo- voor staan, maakt samenwerking op een hoger schaalniveau en met andere partners noodzakelijk. • Succesvolle, vernieuwende producten en diensten die er voor zorgen dat ouderen en mensen met beperkingen langer zelfstandig kunnen wonen, moeten meer zichtbaar worden. • Om systemen die innovatie in de weg staan, zoals het denken vanuit traditionele kaders, of regelgeving die niet meer bij de praktijk aansluit, te doorbreken is het nodig partners in het totale ‘speelveld’ – eindgebruikers, ondernemers, gemeenten, kennis/onderzoeksinstellingen en verzekeraars – met elkaar te verbinden. • Benutten en ontsluiten van kennis uit bestaande netwerken in de regio biedt kansen. • De problematiek vraagt ook om een integrale benadering door gemeenten, bijvoorbeeld op het gebied van wonen (levensloopbestendig bouwen). n
RandstadRailproject gereed met ZoRo-busbaan De ZoRo-busbaan (Zoetermeer-Rotterdam) is op 9 december 2012 in gebruik genomen. Dankzij deze vrijliggende baan krijgen inwoners van Berkel, Bergschenhoek en Bleiswijk een snellere verbinding met metrostation Rodenrijs, NS-station Zoetermeer en het centrum van Zoetermeer. Daarvandaan zijn Rotterdam en Den Haag snel en goed te bereiken. Het grootste deel rijdt de ZoRo-bus over een nieuwe vrije baan, die speciaal hiervoor is aangelegd. In Zoetermeer maakt de bus gebruik van bestaande wegen, vaak met aparte busstroken en voorrang bij verkeerslichten. Daardoor kan de bus overal goed doorrijden. Dit levert kortere reistijden op.
in de omgeving. “Het huidige busnet kent routes die kronkelen door de kernen. De bussen doen tamelijk lang over hun route waardoor ze voor mensen die snel naar hun werk of opleiding willen niet zo aantrekkelijk zijn. Het nieuwe buslijnennet is opgezet om hogere snelheid, hogere frequentie en meer comfort te bieden, waardoor we betere verbindingen krijgen met metrolijn E en met het NS-net in Zoetermeer. Je kunt daardoor bijvoorbeeld sneller met de trein naar Utrecht en of in Rotterdam met de HSL naar Parijs. Het aanbod
van het openbaar vervoer verbetert hiermee aanzienlijk ten opzichte van de auto. Ik ben dan ook heel blij met de nieuwe lijnen.” De nieuwe busbaan is een investering van onder andere de stadsregio Rotterdam en het Stadsgewest Haaglanden en is onderdeel van het project RandstadRail. De RET gaat de nieuwe busdienst uitvoeren. Het project RandstadRail dat is opgezet om de OV-verbindingen binnen de driehoek Den Haag-Zoetermeer-Rotterdam aanzienlijk te verbeteren, is hiermee voltooid. n
Waarom een nieuw buslijnennet? Volgens wethouder Henk de Paepe van Lansingerland is het nieuwe buslijnennet nodig om zijn gemeente beter te verbinden met de grote steden
04 | 05
kort nieuws
Geocongres smaakt naar meer Nu de twee steden Rotterdam en Den Haag steeds nadrukkelijker tegen elkaar aangroeien groeit de noodzaak tot een betere samenwerking op het gebied van GeoMapping. Maar hoe kunnen zij dat het beste doen? En wat kunnen de steden van elkaar leren? Deze vragen stonden centraal tijdens het eerste geo-informatiecongres georganiseerd door de gemeenten Rotterdam en Den Haag.
Een vierdimensionale globe is een voorbeeld van de toepassing van geoinformatie in de praktijk.
Onder de titel ‘De Metropool van Boven’ stroomde op 29 oktober 2012 de Raadzaal van de gemeente Den Haag vol met geïnteresseerden op het raakvlak van geo-informatie en beleid. Met presentaties, een beurs en interactieve workshops slaagden de geoinformatie afdelingen van de gemeenten Rotterdam en Den Haag erin contact te leggen met de beleidswereld van de metropoolthema’s Economie, Verkeer en Duurzaamheid. Doel van het congres was te komen tot interactie tussen de aanbieders van geo-informatie (ruimtelijke informatie) en potentiële gebruikers van die informatie, als aanzet om het aanbod beter af te stemmen
#
MRDH 03 December 2012
op de vraag. Het metropool-thema moest de bereidheid tot samenwerking onderstrepen. De eerste etage van het Haagse stadhuis was het toneel voor de happening. In de raadzaal vond de plenaire bijeenkomst plaats. Peter Smit, verkeerswethouder in Den Haag, opende het congres als geïnterviewde. Hij ging in op het belang van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag in oprichting en wenste iedereen een succesvolle middag. De circa 150 deelnemers kregen vervolgens verbeelde verhalen te zien van ruimtelijke analyses. Zo was te zien hoe een inwoner van de metropoolregio wakker werd en in de file terecht
kwam en werden scheepvaartbewegingen in de Rotterdamse haven getoond. Metropoolatlas Professor Henk Scholten deelde zijn nieuwe inzichten over het belang van geo-informatie in de beslissingscyclus van beleidsprocessen. Onder de noemer “GeoDesign” positioneerde Scholten de geo-informatie in de beslissingsketen onder data inwinning. Vervolgens deed Theo Strijers, projectmanager Metropoolregio namens de gemeente Den Haag, een oproep om een metropoolatlas te vervaardigen. Deze atlas moet de regionale verbanden weergeven die er zijn op de diverse metropoolthema’s. In de foyer konden de deelnemers een kijkje nemen bij voorbeelden van geo-informatie en de toepassingen ervan. Zo stond er een vierdimensionale globe, waarop de wereldgeschiedenis werd geprojecteerd. In drie workshops met de thema’s Economie, Verkeer en Duurzaamheid werden de deelnemers getrakteerd op presentaties uit Rotterdam en Den Haag. Zo ging Maarten Nypels in op het belang van geo-informatie bij de ontwikkeling van de Rijnhaven in Rotterdam en analyseerde Carla Rothuizen het gedrag van het winkelend publiek in Den Haag aan de hand van sensoren die de langslopende mobieltjes detecteren. Daarna werd de deelnemers gevraagd mee te doen aan de kruisvraag. Aan de hand van stellingen, bijvoorbeeld: kaarten zijn voor amateurs, cijfers zijn voor professionals, moesten de deelnemers in een kwadrant gaan staan, gevormd door de JA/NEE-as en de ZEKER/TWIJFEL-as. Vervolgens ontstonden er discussies over de stellingen, waaraan iedereen mee kon doen. De discussies leverden een aantal nuttige inzichten op. Zo bleken de meeste deelnemers zich bewust van het belang van kaarten in hun proces en bleek bij het thema Duurzaamheid dat de betrokkenen elkaar nog te weinig gevonden hadden. In tegenstelling tot Verkeer, waar regionale samenwerking juist intensief is. Bij Economie gaat het veelal over lokale initiatieven die later gekopieerd worden naar andere gebieden. In de plenaire terugkoppeling gaven de gastvrouw, Astrid Elemans (hoofd afdeling GI&E, gemeente Den Haag) en gastheer Louis Smit, (hoofd afdeling Landmeten, gemeente Rotterdam), aan dat het congres zeker aan de verwachtingen had voldaan, zodat er volgend jaar weer een geocongres komt, dan in Rotterdam. n www.mrdh.nl.
Opinie
Rob van Gijzel burgemeester van Eindhoven, tevens voorzitter bestuur Stichting Brainport
Hand in hand Economische crises zijn van alle tijden, maar niet exact van alle plaatsen. Bepaalde regio’s zijn nu eenmaal conjunctuurgevoeliger dan andere. Dat werd in 1992 pijnlijk duidelijk in de regio Eindhoven. Philips bevond zich in zwaar weer en voerde operatie Centurion door. Bovendien ging DAF failliet. In korte tijd verloren ettelijke tienduizenden mensen in de regio Eindhoven hun baan. De economische crisis van begin jaren negentig trok in onze regio veel diepere sporen dan elders in Nederland. De geschiedenis leert ons dat een berooid land snel kan opkrabbelen. Neem onze oosterburen. Na de Tweede Wereldoorlog lag Duitsland volledig in puin. De infrastructuur was volledig verwoest. Maar mede dankzij de aanwezigheid van goedkope en goed opgeleide arbeiders, structurele investeringen in onderwijs, grote kennis van techniek en de ambitie om steevast topkwaliteit te willen leveren, herstelde het land zich razendsnel. Het Wirtschaftswunder was een feit en tegenwoordig is Duitsland de sterkste economie binnen de Europese Unie. Ook in de regio Eindhoven voltrok zich aan het eind van de vorige eeuw een klein Wirtschafts wunder. De toenmalige burgemeester Welschen smeedde als representant van de gemeente Eindhoven razendsnel coalities met de Kamer van Koophandel en de TU Eindhoven. Samen vormden ze een breed samenwerkingsverband tussen overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen. Ze bundelden hun krachten en startten tal van projecten om de economie te stimuleren, gesteund door een fonds opgebouwd uit kleine bijdragen van de inwoners van de regiogemeenten en een succesvolle financiële lobby in Brussel. Dat partijen elkaar zo snel en zo makkelijk vonden, was niet zo raar. Binnen de regio Eindhoven wordt al veel langer samengewerkt.
Samenwerkingszin en de overtuiging dat je elkaar nodig hebt om vooruit te komen, lijkt ons haast in de genen te zitten. Naar mijn mening komt die wil en het talent tot samenwerking voort uit een lange geschiedenis van tot elkaar veroordeeld zijn – al klinkt dat misschien wat negatief. Maar onze regio had nooit enige rijkdom van nature. We moesten het hebben van de kracht om elkaar te helpen en samen, met veel creativiteit, het maximale halen uit de aanwezige middelen. Zo zijn creativiteit en samenwerking in de loop der jaren verworden tot de kernwaarden van het succes van Brainport regio Eindhoven. Die waarden hebben ons veel gebracht. In 2011 is onze regio uitgeroepen tot Slimste Regio ter wereld. Eind 2010 kreeg ons model – de zogeheten triple helix – de Eurocities award in de categorie ‘samenwerking’ toegekend. Nergens in Nederland levert een investering van een euro zoveel op als in de regio Zuidoost-Brabant. Een regio die 750.000 inwoners telt en een rol van betekenis speelt op de terreinen van technologie en design op mondiaal niveau. Eindhoven zet niet alleen in op regionale samenwerking. Samen met Amsterdam en Rotterdam maakt Eindhoven onder de noemer E3-gemeentes een vuist, als de regio’s die de dragers zijn van onze welvaart. Met Amsterdam als hoofdstad van de hoofdkantoren en financieel centrum van Nederland, Rotterdam als wereldhaven en voorloper in de chemische industrie en Eindhoven als slimme regio van technologie en design, zijn we geen concurrenten. Maar complementair aan elkaar en dus sterker door samenwerking. ‘Hand in hand’ geldt wat ons betreft dan ook niet alleen in Rotterdam, maar ook voor de rest van Nederland. n
06 | 07
innovatie
Een ontwerp voor een drijvende stad gemaakt in opdracht van Waterwonen Rotterdam.
#
MRDH 03 December 2012
Clean Tech Delta verbindt en innoveert
Het schone ei van Columbus ç
De deltaregio Rotterdam-Delft krijgt een schoon en toekomstbestendig gezicht als het aan Clean Tech Delta ligt. Nergens in Nederland heeft de schone water- en deltatechnologie namelijk zo veel groeikansen als hier. Tekst: Martijn Delaere | Fotografie: Mladen Pikulic Artist impressions: Martijn Haans en Waterarchitect van Bueren
08 | 09
innovatie
Toen voorzitter van Clean Tech Delta, Jos van der Vegt, zo’n dertig jaar geleden door ‘zijn’ Rotterdam fietste, stond het huilen hem nader dan het lachen. “De verpaupering was afgrijselijk op Zuid. Totdat iemand bedacht om dat gebied te ontwikkelen, het tot ‘Kop van Zuid’ om te dopen en een brug neer te leggen, die we de Erasmusbrug gingen noemen. Als ik er nu fiets, ben ik zo trots als een ouwe aap.” Als overheden, bedrijven en kennisinstellingen erin geloven en samenwerken, beleeft zijn stad dit decennium weer zo’n metamorfose. Nu op basis van de schone water- en deltatechnologie. En met de Maasstad de hele regio van de Drechtsteden tot Delft en Westland. “En dan waterfiets ik als een nog trotsere ouwe aap door mijn eigen stad, terwijl ik kan vertellen dat ze dat in Shanghai nu ook zo doen”, lacht de voorzitter.
‘Je hebt een uithangbord als Clean Tech Delta nodig om onbegrip in het buitenland weg te nemen’ De filosofie achter de Clean Tech Delta-samenwerking tussen overheden, kennisinstellingen en bedrijfsleven is eenvoudig en urgent tegelijk. Het wordt warmer en natter en de fossiele brandstoffen raken op, en dat terwijl we onder de waterspiegel liggen en onze economie draait op fossiele brandstof. Maar ‘ieder nadeel heb zijn voordeel’, zoals een filosoof uit Betondorp eens zei, en zo is het maar net met de regio Rotterdam-Delft. In deze laaggelegen en dichtbevolkte delta komen de twee uitdagingen rond klimaatveranderingen en energieschaarste bij elkaar. Maar de regio zou deze problemen glorieus kunnen overwinnen door de combinatie van een kritische massa van zo’n dertig topbedrijven en hoogwaardige kennisinstellingen. Voorwaarde is wel dat de partners in de New Green Deal op grote schaal investeren én innoveren in schone technologie en hiervoor ook ruimte bieden. Kwaliteiten Clean Tech Delta is het programmabureau waarbinnen overheden, bedrijven en kennisinstellingen samenwerken aan zo’n dertig innovatieprojecten. Als het belang van schone technologie zo evident is, waarom dan een platform? “Omdat de krachten gebundeld moeten worden”,
#
MRDH 03 December 2012
zegt Van der Vegt. “In Zuid-Holland kennen we de unieke kwaliteiten van de TU Delft en de haven van Rotterdam, maar dat weet men in Abu Dhabi of China niet. Daar heeft Europa één grote haven, die uiteenvalt in de drie deelgemeenten Antwerpen, Amsterdam en Rotterdam. Je hebt een uithangbord als Clean Tech Delta nodig om dat onbegrip in het buitenland weg te nemen.” Essentieel is daarbij wel dat bedrijfsleven, overheden en kennisinstellingen beter met elkaar gaan samenwerken. De voorzitter van Clean Tech Delta, tevens voorzitter van de Kamer van Koophandel Rotterdam: “Kennisinstellingen moeten van elkaar weten wat ze doen, terwijl de bedrijven gebruik moeten maken van de kennis die de kennisinstellingen ontwikkelen. Overheden moeten op hun beurt bereid zijn om gunstige randvoorwaarden te creëren, zonder dat het een overheidsfeestje wordt. Ik heb gemerkt dat de gemeenten inderdaad willen dat het bedrijfsleven Clean Tech Delta trekt. Daarom gaan we het pro-
ject vanaf januari ook verzelfstandigen, waarbij de overheid op afstand meedoet.” Duurzaamheid en schone technologie dienen geen verkooppraatje te zijn om subsidies binnen te halen, vindt Van der Vegt. “Duurzaamheid moet economisch op eigen benen kunnen staan. Bedrijven doen mee in Clean Tech Delta omdat ze zich realiseren dat schone technologie de toekomst heeft. Winst is in deze tijd geen vies woord meer. Ik kom uit de tijd van de waardevrije wetenschap, maar die tijd is voorbij. Innovatie schreeuwt om kruisbestuiving tussen wetenschap en bedrijfsleven.” De mening van Van der Vegt sluit aan op datgene wat Chris Zevenbergen, directeur Dura Vermeer Business Development en hoogleraar Civiele Techniek en Geowetenschappen aan de TU Delft betoogt. “Universiteiten zijn bedoeld om studenten op te leiden en onderzoek te doen. Maar heel veel innovaties die worden bedacht, halen het zakelijk niet. Je wilt natuurlijk dat technologi-
‘’
Op de RDM Campus (proeftuin van Clean Tech Delta) ontmoeten onderwijs- en onderzoeksinstellingen en hun partners uit bedrijfsleven en overheid elkaar.
erg geïnteresseerd in onze innovaties op het gebied van watermanagement. Wij zijn erg goed in de systeemkennis van het water, we kunnen goed plannen en we zijn sterk in organisatie. Die combinatie komt samen in Drijvend Bouwen. Clean Tech kan onze unieke aanpak internationaal goed vermarkten.”
Huffelen. “We weten dat de klimaatverandering eraan komt. Het regent meer en de zeespiegel stijgt. Daar moeten we ons op voorbereiden. Overal in de wereld, en vooral in de deltasteden, bestaat daarom erg veel belangstelling voor klimaatadaptatie. Hoe meer wij dat doen met
‘Eerste waterwijken kunnen eind 2014 in de Rotterdamse havens liggen’ Waterwijken Drijvend Bouwen in de Rotterdamse havens is een publiek-private samenwerking. Volgend jaar worden de plannen uitgewerkt, waarna de eerste waterwijken er eind 2014 kunnen liggen. Deze samenwerking tussen overheid, universiteiten en bedrijfsleven is toekomstbestendig, meent de Rotterdamse wethouder voor Duurzaamheid, Binnenstad en Buitenruimte Alexandra van
schone en innovatieve technieken, hoe meer het buitenland geïnteresseerd is om van Rotterdamse ondernemingen die dat laten zien, producten en diensten af te nemen.” Rotterdam wordt het liefst een etalage voor ‘clean tech’. Clean Tech Delta is daarvoor onontbeerlijk, want, zegt wethouder Van Huffelen: “Rotterdam met zijn omgeving is een stevig merk, maar niet per se voor de clean tech-sector. Dat kunnen we met Clean Tech Delta worden
ç
sche broedplaatsen als de TU Delft worden ondersteund. Clean Tech doet iets met de innovaties.” Drijvende bollen Een mooi voorbeeld van de kruisbestuiving binnen Clean Tech Delta vinden Zevenbergen en Van der Vegt het project Drijvend Bouwen. Achter Luxor liggen al de drijvende bollen, maar dat is een kleinigheidje vergeleken met wat er staat te gebeuren, zegt Zevenbergen. Dit decennium al dobberen er woningen, restaurants en bedrijven in de Rotterdamse Rijn-en Maashavens. Drijvend Bouwen is volgens Zevenbergen het ei van Columbus. Want: “Als je bouwt op land heb je te maken met allerlei versnipperde eigendommen en lastige ruimtelijk ordeningsprocedures. Die heb je niet op het water. Het mooie van waterwonen is ook dat je een huis kunt loskoppelen van de plek. Je kunt de ruimte tijdelijk benutten en laten mee-ademen met de markt.” De drijvende wijken zijn niet alleen een icoon voor Rotterdam, maar ook een prachtig exportproduct, meent Zevenbergen. “Het buitenland is
10 | 11
innovatie
Proeftuinen Clean Tech Delta werkt aan drie soort ‘producten’: slimme technologieën, gebiedsontwikkeling en innovaties in de laboratoria en proeftuinen. Zo’n proeftuin is Technopolis Delft ten zuiden van de TU Delft. Een innovatiecampus in de maak voor kennisintensieve bedrijven die zich met name bezighouden met duurzame energie, industriële biotechnologie, water- en deltatechnologie en medische technologie. Technopolis moet één van de belangrijkste wetenschapsparken van Europa worden. Technopolis Delft wordt ontwikkeld door Facilitair Management & Vastgoed, een Universiteitsdienst van de TU Delft. Dit doen zij in samenwerking met Science Port Holland, een regionaal samenwerkingsverband van de gemeenten Delft en Rotterdam en de TU Delft. Een andere proeftuin is de RDM Campus in Rotterdam. Op de voormalige RDM-werf is in 2009 een campus gebouwd voor onderwijsen onderzoeksinstellingen en hun partners uit bedrijfsleven en overheid. De RDM campus richt zich op drie marktgebieden: duurzaam bouwen op land en water, slimme mobiliteit en autotechniek, en energietechniek en duurzame energie. De Hogeschool Rotterdam en het Albeda College hebben een aantal technische opleidingen op de RDM Campus gevestigd. Sustainable Solutions RDM is het kennis centrum binnen Hogeschool Rotterdam voor duurzame innovatie. Het Kenniscentrum Mainport Innovation onderzoekt op de RDM Campus hoe de Rotterdamse haven zich verder kan ontwikkelen.
Sterke regio Veel van de relevante economische sectoren in de schone technologie zijn sterk vertegenwoordigd in de regio Rotterdam-Delft en daarbuiten. Zo zijn water en energie onderscheidende economische sectoren van de regio. Het Haven-Industrieel Complex (HIC) biedt met onder andere het chemisch cluster, een internationaal toonaangevend technologisch platform voor innovaties met biologische grondstoffen (Shell/DSM). Het Westland biedt internationaal gerenommeerde expertise op agricultuur en ontwikkeling van nieuwe biologische grondstoffen. Aan de zuidkant van de regio bij Dordrecht bevindt zich het wereldwijd bekende cluster van bagger- en offshore industrie. De regio beschikt met TU Delft, kenniswerkplaats EUR en kennisinstellingen als TNO en Deltares over een sterke, op innovatie gerichte, kennisinfrastructuur.
#
MRDH 03 December 2012
Technopolis Delft is één van de proeftuinen van Clean Tech Delta.
als we als stad op het gebied van duurzaamheid niet blijven hangen in een paar pilots, maar echt serieuze grote nummers neerzetten.” Zo’n groot clean tech-nummer is Drijvend Bouwen. En het werkt. Van Huffelen: “De internationale delegaties lopen hier de deur plat. Dat is goed, want het moet in de stad beter worden, maar op een manier die overgenomen kan worden door andere steden. Dan wordt het ook economisch interessant. Drijvend Bouwen genereert innovatieve internationale bedrijvigheid. Gebouwen worden hier gebouwd en vervolgens versleept naar het buitenland.” Nuttig Clean Tech Delta is voor het bedrijfsleven uitermate nuttig, omdat het platform verschillende netwerken samenbrengt, zegt Jan Nijhof, divisiedirecteur planning en design bij advies- en ingenieursbureau Grontmij. “Als je iets zelf organiseert, zoek je het vaak dichtbij. Wie ken je en hoe ga je ermee verder? Clean Tech Delta brengt initiatieven, contacten en verschillende netwerken bij elkaar om heel concreet zaken te doen. Zo doen we ten aanzien van gebiedsontwikkeling met een aantal bedrijven en de gemeente Rotterdam een studie naar de waterveiligheid van Ho Chi Minh stad in Vietnam. Mede dankzij het netwerk van Clean Tech Delta hebben we dit kunnen organiseren”, aldus Nijhof. Dichter bij huis is Clean Tech Delta betrokken bij de ontwikkeling van duurzame woningen
op Heijplaat en bij de ontwikkeling van MerweVierhavens. Dit havengebied in Rotterdam-West moet de internationale proeftuin voor innovatieve bouw, energie en watermanagement worden. Nijhof, tevens voorzitter van de werkgroep gebiedsontwikkeling en duurzaam bouwen binnen Clean Tech Delta: “Merwe-Vierhavens is een verloederend gebied. Daar moet een nieuwe dynamiek komen van werken, wonen en recreëren. Samen met andere adviesbureaus, ontwikkelaars, Hogeschool Rotterdam, TNO en energiebedrijven ontwikkelen we op een zeer innovatieve en creatieve manier een gebied, waarbij duurzaamheid het leidend motief is. Niemand kan zo’n gebied in zijn eentje ontwikkelen. Je realiseert het met z’n allen, waarbij marktvraag, duurzaamheid en de integrale ontwikkeling van het gebied centraal staan. Dat vereist wel dat je als organisaties elkaar de ruimte geeft en ontwikkelingen samenbrengt.” De dynamiek binnen Clean Tech Delta is zo aanstekelijk, dat Grontmij begin 2013 een regiokantoor opent in Rotterdam. “Onderwijs, overheid en bedrijfsleven brengen binnen Clean Tech Delta innovaties tot stand. Daar moet je als adviesbureau middenin zitten. We gaan naar het Brainpark naast de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Het aardige is dat juist bestaande gebouwen met nieuwe innovatietechnieken nu al duurzaam kunnen worden gemaakt. Het is mooi om het goede voorbeeld te kunnen geven.” n
innovatie
Stadsregio’s stimuleren aanschaf elektrische voertuigen De stadsregio’s werken hard aan het verminderen van de CO2-uitstoot en daarmee het verbeteren van de luchtkwaliteit. Bijvoorbeeld door het stimuleren van elektrisch rijden. Beide stadsregio’s hebben hiervoor subsidieregelingen.
Scooters en brommers leveren herrie en vervuiling op. Daarom geeft het Stadsgewest 250 euro subsidie voor de aanschaf van een stillere en schonere elektrische scooter. Niet alleen interessant voor particulieren maar ook voor bedrijven, bijvoorbeeld een koeriersdienst die klachten over de geluidsoverlast van zijn bedrijf wil wegnemen. De subsidie geldt voor alle inwoners binnen de grenzen van het Stadsgewest Haaglanden. Daarnaast participeert het Stadsgewest samen met verschillende werkgevers in het project Elektropool Haaglanden. Dit is één van negen de Rijksproeftuinen voor de introductie van het rijden met elektrische auto’s. Het project heeft als doel het opdoen van kennis en ervaring met het gebruik van elektrische auto’s in het algemeen en het gebruik van de elektrische auto als zakelijke deelauto in het bijzonder. Daarom worden elektrische auto’s bij
diverse organisaties in de regio Haaglanden in de praktijk ingezet en het gebruik ervan nauwgezet gemonitord. Wat zijn de voordelen, de beperkingen en de mogelijke toepassingen? Privé-oplaadpaal Het opladen van elektrische voertuigen is eenvoudig. Dit kan thuis via het traditionele stroomnetwerk of via een openbare oplaadpaal. De stadsregio Rotterdam geeft vanaf 2013 subsidies uit aan inwoners die op hun eigen terrein een laadpaal willen plaatsen voor een elektrische auto. De subsidie bedraagt maximaal duizend euro. Er is voldoende geld beschikbaar voor ongeveer 110 palen. Een subsidieregeling voor laadpalen op eigen terrein bestaat al in de gemeente Rotterdam. De nieuwe regeling van de stadsregio geldt voor de andere veertien gemeenten van de stadsregio. De subsidie is beschikbaar voor particulieren, bedrijven en regiogemeenten.
Proefrijden Wie nog niet helemaal zeker is of een elektrische auto nu praktisch in het gebruik is, kan hem natuurlijk eerst proefrijden. Zo’n mogelijkheid tot het uitproberen van een elektrisch voertuig biedt stadsregio Rotterdam ook aan. Zo ontving de gemeente Ridderkerk een subsidie voor de aanschaf van zes elektrische voertuigen voor de gemeentelijke toezichthouders. Ook Albrandswaard heeft inmiddels een toezichthouder in een schonere wagen rijden. De gemeente Brielle kijkt het eerst nog even aan. Zij rijden eerst proef met één bedrijfsvoertuig. Slaagt de proef wat betreft acceptatie en doelmatigheid dan zal de gemeente meer voertuigen aanschaffen. n www.haaglandenrijdtschoon.nl www.stadsregio.nl
12 | 13
Bedrijvenpark Rivium Capelle a/d IJssel is één van de locaties waarover, volgens De Hoog, een ‘radicaal besluit’ nodig is.
#
MRDH 03 December 2012
Hoogleraar Maurits de Hoog:
‘Een metropool creëer je door publiekstrekkers met elkaar te verbinden’ Welke zijn de plekken in de Randstad waar de metropool echt tot leven komt? En hoe kun je dergelijke plekken creëren? Die vragen stelde hoogleraar Maurits de Hoog zich in zijn studie De Hollandse Metropool. De Randstad is na Londen en Parijs de sterkste metropoolregio van Europa. Tekst: Pieter Maessen | Fotografie: Mladen Pikulic
Publiekstrekker De Hoog en zijn medewerkers hebben een inventarisatie gemaakt van clusters op drie terreinen: cultuur, congres en kennis. De Hoog: “De essentie is dat je verschillende soorten publiekstrekkers in de openbare ruimte heel goed met elkaar moet verbinden. Zo creëer je grootstedelijke interactiemilieus. Daar vindt de handel plaats, daar ontstaan de nieuwe ideeën en nieuwe relaties waaruit innovatie voortkomt.” “Hoe het niet moet, hebben Milaan en Madrid laten zien. Die steden hebben hun internationale congrescentrum naar de rand van de stad verplaatst. Maar congresgangers komen juist een paar dagen naar een stad omdat ze die stad willen beleven, ze willen er rondzwerven en zich laten verrassen.” Wat heeft het zuidelijk deel van de Randstad in dit opzicht te bieden? “Ik zie Ahoy als een regionaal centrum, het ligt te perifeer om een rol te spelen in het metropoolkarakter van Rotterdam. De Doelen en het
ç
Ir. Maurits de Hoog deed het onderzoek naar ‘metropolitane interactiemilieus’ als hoogleraar Stad en Regio aan de TU Delft. Hij is nu weer terug naar zijn oude werkgever, de Dienst Ruimtelijke Ordening van Amsterdam. De leerstoel in Delft, die hij vier jaar bekleedde, heeft hij gebruikt om te onderzoeken in hoeverre er in de Randstad al sprake is van een metropool. De Hoog: “Het Duitse ruimtelijk planbureau heeft het metropoolkarakter onderzocht van stedelijke regio’s met een straal van vijftig kilometer. Zij keken naar vijf factoren: politiek, economie, wetenschap, verkeer en cultuur. Dat sprak mij aan omdat een gebied pas echt een metropoolkarakter krijgt als er ook internationale instellingen zitten en er op een hoog niveau cultuur en wetenschap worden bedreven. Op de Duitse index scoort Londen 100 en Parijs 97,9. De daaropvolgende sterkste metropoolregio is de Randstad met een score van 74,5, duidelijk boven regio’s als bijvoorbeeld Wenen, Moskou, Brussel of Milaan.”
14 | 15
Volgens De Hoog gaat het de goede kant op met de internationale zone rond het World Forum in Den Haag.
World Forum in Den Haag zijn betere conventielocaties. Het besluit van het Haagse gemeentebestuur om een nieuw Spuiforum te bouwen vind ik een goede zet. Theaters zijn goed te gebruiken om een veelzijdig pakket van conventievoorzieningen aan te bieden en je kunt ze ook als collegezaal benutten.” Opkomende clusters De Hoog is geboren in Gouda en heeft jaren in Rotterdam en Delft gewerkt. Hij kent de ZuidHollandse steden heel goed. Wat is hem vooral opgevallen in zijn speurtocht? “Het contrast tussen Rotterdam en Den Haag is groot. Den Haag is veel rijker dan ik dacht. De binnenstad, het ministeriekwartier en het cultuurkwartier zijn goed met elkaar verbonden en vormen een gevarieerd district. Daarnaast kent Den Haag ook opkomende clusters rond Gemeentemuseum/World Forum en in Scheveningen, en er is Madurodam als publiekstrekker. De verbindingen tussen die clusters zou de gemeente flink kunnen verbeteren. Daarmee zou de stad een echte sprong maken.”
#
MRDH 01 September 2012
Rotterdam heeft het volgens De Hoog moeilijker door de grote verkeersstraten uit het naoorlogse Basisplan, die de stad doorsnijden.
‘Contrast tussen Rotterdam en Den Haag is groot’ “De Wilhelminapier ligt te ver weg van de binnenstad en het Museumpark. Een aantal nieuwe voorzieningen, zoals het Nieuwe Luxor, had beter bij het Churchillplein gebouwd kunnen worden. Ook de RDM Campus ligt te ver weg om mee te kunnen doen in de mix van stedelijke activiteiten. De Erasmus Universiteit had in de afgelopen jaren alfa- en gammafaculteiten moeten oprichten. Meer dan de bèta’s en medicijnenstudenten hebben alfa- en gammastudenten de neiging om de stad als hun leefgebied te beschouwen. Wat mij ook tegenvalt is dat Museum Boymans van
Beuningen nauwelijks meedoet in het circuit van internationale musea. In Den Haag lukt dat met het Mauritshuis en het Gemeentemuseum veel beter.” Superdistrict De Hoog deed ook onderzoek naar kennisclusters. “Het viel ons op hoeveel internationale onderzoeksinstituten er in Den Haag zijn. Gecombineerd met de steeds hechtere relatie met de Universiteit Leiden, kun je Den Haag tegenwoordig een universiteitsstad noemen. In Rotterdam is het aantal kennisinstellingen gering, maar daar staat tegenover dat Delft, Vlaardingen (Unilever) en Rijswijk (het Shellonderzoekscentrum) ertegenaan liggen.” “De TU-wijk van Delft is qua oppervlakte het grootste fysieke kenniscluster van Nederland. Het is een superdistrict, maar de vulling ervan is nog heel dun, waardoor er nog een enorm ontwikkelpotentieel ligt.” De steden in de Randstad hebben een rijk aanbod aan voorzieningen maar die zijn vaak slecht met
Paspoort Ir. Maurits de Hoog Ir C.M. de Hoog was de afgelopen vier jaar hoogleraar Regionaal en Metropolitaan Ontwerp aan de Technische Universiteit Delft. In de jaren daarvoor werkte hij voor de Dienst Ruimtelijke Ordening van Amsterdam. In de hoofdstad was hij onder meer nauw betrokken bij de ontwikkeling van de IJ-oevers. Daarvóór werkte hij onder meer in Zuid-Holland aan de plannen voor de Zuidplaspolder. De Hoog zat in jury’s en adviesraden en was lid van het kwaliteitsteam voor het rijksprogramma Ruimte voor de Rivier. Zijn laatste grote publicatie dateert uit 2009, dat was Nieuwe ritmes van de stad. Metropoolvorming in Amsterdam. Op zijn publicatielijst sinds 1981 staat een groot aantal studies op het gebied van stedenbouw en landschapsontwikkeling. Interactiemilieus Na zijn onderzoek naar clusters op het gebied van ‘cultuur’, ‘congres’ en ‘kennis’ komt Ir. Maurits Ir. Maurits de Hoog: “De steden in de Randstad hebben een rijk aanbod aan voorzieningen maar die zijn vaak slecht met elkaar verbonden.”
de Hoog in de Randstad tot een beschrijving van vier bestaande en zeven opkomende metropolitane interactiemilieus. Bestaande metropolitane interactiemilieus: • omgeving Dam Amsterdam; • binnenstad Den Haag; • Uithof Utrecht; • TU-wijk Delft.
elkaar verbonden. De Hoog: “In Den Haag komen veel mensen naar het Gemeentemuseum, het Omniversum en het Museon. Daar vlakbij ligt het aantrekkelijke winkelgebied van de Frederik Hendriklaan. Maar die publiekstrekkers zijn niet met de winkelstraat verbonden, er is geen uitnodigende wandelroute met terrassen of winkeltjes. Kijk naar Amsterdam: daar lopen cultuur, winkelaanbod en horeca voortdurend door elkaar heen.” Bomenboulevard Ook Rotterdam kan in dit opzicht nog veel verbeteren. “Tussen het nieuwe Centraal Station en de Meent zou je van het Weena en de Coolsingel een mooie bomenboulevard kunnen maken. In het algemeen moeten de voetgangersgebieden groter worden, al is het maar alleen in het weekend.” Het onderzoek van De Hoogs vakgroep richtte zich niet op kantoorlocaties, maar hij heeft er wel een visie op. “De perifere locaties, zoals de Plaspoelpolder, Rivium en Brainpark, zijn de probleemgebieden. Daar zullen radicale besluiten nodig zijn. Je moet de openbare ruimte aanpakken en
faciliteiten bieden in de plinten van de kantoorgebouwen. Je kunt van alles doen met kleine ondernemingen, kinderopvang, horeca, tuintjes, winkeltjes, ateliers en studentenhuisvesting.’ “Brainpark Woudestein (Erasums Universiteit red.) is de enige echte campus van Nederland. Die zou je kunnen verbinden met het Rotterdamse Brainpark en de Kralingse Zoom en er een kennisdistrict van kunnen maken. In Den Haag gaat het de goede kant op met de internationale zone. Dat is een aantrekkelijk, parkachtig gebied. Daar komt ook het mooie oude KLM-kantoor vrij, waarin nu nog het Ministerie van Infrastructuur zit.”
Opkomende: • binnenstad/Museumpark/Leuvehaven
Rotterdam;
• stadshart Utrecht; • Leidseplein-Museumplein, • Oostelijke Binnenstad Amsterdam • Zuidas Amsterdam; • Internationale Zone Den Haag; • zeefront Scheveningen.
Randstad Rotterdam, Den Haag, Leiden en Delft hebben volgens De Hoog enorme kansen om een metropoolregio te worden en een breder publiek aan te trekken. “Voor de Randstad als geheel is daar veel te winnen, want Amsterdam alléén heeft te weinig om op Europese en mondiale schaal flink mee te tellen.’ n
16 | 17
IN BEELD
#
MRDH 03 December 2012
Acht intercity’s en zes stoptreinen moeten vanaf 2020 ieder uur door de nieuwe 2,3 km lange Delftse spoortunnel rijden. De werkzaamheden in de Spoorzone zijn in 2009 van start gegaan. Eenmaal voltooid heeft dit 30 hectare grote gebied een compleet ander gezicht. Het spoorwegviaduct verdwijnt en hiervoor in de plaats komen bovengronds 1.200 woningen, 50.000 vierkante meter aan kantoren, een stadspark van 24.000 vierkante meter en een nieuwe fietsenstalling, die plaats biedt aan 5.000 fietsen. Het station en de parkeergarage zijn dan ondergronds te vinden. In het project is door meerdere partijen (waaronder de stadsregio’s Haaglanden en Rotterdam) in totaal 1 miljard euro gestoken. Tekst: Brigitte Beeks | Fotografie: Mladen Pikulic
18 | 19
Living Labs
Productinnovatie in de ‘echte wereld’ ç
Onderzoekers en uitvinders bedenken veel in hun afgesloten onderzoeksomgeving of laboratorium. Maar of hun uitvinding in de praktijk het ook zo goed doet, daarvoor moeten ze toch echt de buitenwereld in. Sinds een aantal jaar lijkt het levende laboratorium, het “Living Lab” hiervoor de uitgelezen mogelijkheid. Tekst: Brigitte Beeks | Fotografie: Mladen Pikulic en Silverfit ç
#
MRDH 03 December 2012
innovatie
Het Prototype I is het eerste opgeleverde appartement van het Concept House Village op de Rotterdamse Heijplaat.
20 | 21
innovatie Ouderen krijgen met de spelcomputer Silverfit extra beweging op een ludieke manier.
Bedrijven, kennisinstellingen, overheden en gebruikers werken in het Living Lab gezamenlijk aan de (door) ontwikkeling van nieuwe producten, diensten en businessmodellen in een realistische testomgeving. Ook in de stadsregio’s Rotterdam en Haaglanden zijn inmiddels verschillende initiatieven gestart. The Hague Innovation Motor The Hague Innovation Motor (HIM) is sinds een half jaar officieel geaccrediteerd door ENoLL (European Network of Living Labs) om als Living Lab te opereren. De organisatie die met vijf man startte in 2010 is nu druk bezig om hun drie hoofdprojecten verder uit te rollen en hier partners bij te vinden. Het gaat om de projecten: Smart Urban Space, Social Quality in Urban Environment en The Green Museum. Het laatste project springt het meest in het oog en draait om de vraag: Hoe maak je een museum of kunsttentoonstelling duurzamer? Guus Boudestein, creative director bij Ontwerpwerk, is regelmatig betrokken bij de vormgeving en de productie van (tijdelijke) tentoonstellingen. Tentoonstellingen waarvan het bijbehorende constructiemateriaal vaak na afloop in de vuilcontainer verdwijnt. Hij merkt dat er bij museums weinig ruimte is voor innovatie. “Dat heeft onder andere te maken met de vaak korte duur van een expositie. Dan is er simpelweg geen tijd om iets nieuws uit te proberen of te onderzoeken. Ook is kunst kwetsbaar en willen de conservatoren het werk het liefst zo kort mogelijk in het openbaar laten zien. Zou je kunst ophangen op een nieuwe natuurlijke ondergrond, of een ander soort energiezuinigere luchtregulatie gebruiken, wat voor effect heeft dit dan op het kunstwerk? De behoefte om te experimenteren is daardoor klein bij musea. De hectiek maakt het onmogelijk om te innoveren.”
#
MRDH 01 December 2012
Door de kennis en ervaring van meerdere musea te bundelen en het onderzoek- en experimenteerwerk uit handen te nemen door middel van een Living Lab, hoopt HIM toch innovatie te stimuleren en toe te werken naar een ‘groen museum’. Dat musea helemaal niet innoveren is volgens Boudestein ook wel weer wat kort door de bocht. “Het is wel zo dat ze inmiddels bezoekers zoveel mogelijk hun eigen materiaal laten meenemen. Pakte je vroeger een koptelefoon om te kunnen luisteren naar de audiotour. Nu krijg je een link naar een podcast die je via je smartphone kunt beluisteren. Maar je kunt dit nog verder trekken door het instellen van een eigen televisiekanaal waarop een expositie te zien is.”
‘Living Lab zorgt voor testen van ons product in een vroeg stadium’ Ook valt er nog veel winst te behalen in het maken van expositiewanden en andere constructies. “Door goed na te denken over hoe lang iets mee kan gaan, of het hergebruikt kan worden en of het misschien meerdere functies kan hebben, kun je een stuk duurzamer gaan werken.” Living Labs in de zorg De zorg is eveneens een branche waarin innoveren moeizaam gaat. Dit vanwege de langdurige procedures en het gebrek aan budget. Reden te meer dus om voor de zorg een levend laboratorium in te richten. Living Lab voor Zorginnovaties (LLvZ) is gestart in 2010 en ontwikkelt innovaties op gebied van zorg, wonen en welzijn. De steden Rotterdam, Delft en
Leiden en Provincie Zuid-Holland hebben mede het initiatief genomen tot dit project en zijn medefinancier. LLvZ begeleidt eindgebruikers, ondernemers, kennis- en onderzoeksinstellingen uit de Medical Delta en maatschappelijk ondernemers bij het in de markt zetten van succesvolle, vernieuwende producten en diensten die ervoor zorgen dat ouderen en mensen met beperkingen langer zelfstandig kunnen wonen. Salusion Zo bedacht het bedrijf Salusion uit Delft het concept van Sensotive en testte dit in de vorm van een Living Lab bij Zorginstellingen Pieter van Foreest. De Sensotive is een sensor, verbonden aan een plakstrip in een incontinentieluier, die de vochtigheid van de luier meet. Verzorgers kunnen deze sensor (die zich aan de buitenkant bevindt) door middel van een scanner uitlezen en zo zien of de luier verschoond moet worden. Vooral ’s nachts is dit een uitkomst. Zij hoeven de patiënten voor deze check niet wakker te maken, wat voorheen wel de werkwijze was. Is geen verschoning nodig, dan slapen zij rustig verder. Bovendien levert het minder te verschonen bedden in de ochtend op, omdat er minder ongelukjes gebeuren. Zonder Living Lab had Sensotive nooit tot stand kunnen komen denkt commercieel directeur Gerard Vaandrager: “We zijn al in een vroeg stadium gaan samenwerken met Zorginstellingen Pieter van Foreest. Hierdoor hebben we snel kunnen identificeren wat de toegevoegde waarde van onze innovatie is voor cliënten, zorgverleners en zorginstellingen. Van daaruit hebben we verder kunnen werken aan de productontwikkeling.”De aanwezigheid van een Living Lab zorgde voor de mogelijkheid om hun product in een vroeg stadium al te testen. “Het had gekund dat het product dat wij bedacht hadden niet
Het Concept House Prototype I ziet er eigenlijk uit als een gewoon appartement, maar heeft allerlei technische snufjes.
zo goed aan zou sluiten bij de wensen van de gebruikers. In het Living Lab is Sensotive eigenlijk ontwikkeld in samenwerking met de markt vanuit de behoeftes van de gebruikers. Dit is belangrijk om het ook echt op grote schaal te implementeren.” Vaandrager noemt bijvoorbeeld het aanbrengen van een klein led-lampje in de scanner. “Die zat er oorspronkelijk niet in, maar is op verzoek van de zorgverleners toegevoegd, zodat zij het grote licht in de kamer ‘s nachts niet meer hoeven te gebruiken.” Silverfit Een product dat ook onder de vlag van LLvZ is doorontwikkeld is Silverfit. Een spelcomputer die ouderen aanzet tot bewegen. Bijvoorbeeld met een digitaal spelletje bingo waarbij de speler op moet staan en weer moet gaan zitten als het getal op het scherm ook op zijn bingokaart staat. Een camera boven het scherm registreert de bewegingen. Oprichters Joris Wiersinga en Maaike Dekkers bedachten het concept zelf en zetten het in de markt. LLvZ hielp hen vervolgens bij het inzetten van de spelcomputer in een niet-medische setting. “In eerste instantie is de Silverfit bedacht als hulpmiddel in het kader van een revalidatietraject bij de fysiotherapeut. Ouderen vinden het vaak niet leuk om herhaaldelijk dezelfde oefening te doen. Doe je dit in de vorm van een spel, dan kan dat zorgen voor extra motivatie. Maar je kan de Silverfit natuurlijk nog op meer manieren inzetten. Het Living Lab heeft ons erbij geholpen om het te kunnen testen in ouderencentra, bijvoorbeeld als groepsactiviteit. Inmiddels zijn we ook bezig met het onderzoeken naar de mogelijkheden voor thuisgebruik.” De kracht van LLvZ zit hem volgens Wiersinga in het netwerk dat zij om zich heen hebben gecreëerd. “Zij kijken wat er allemaal bestaat en wat je bij
elkaar kunt brengen om een product zo optimaal mogelijk in te zetten. Het delen van elkaars kennis, daar leer je enorm veel van.” Concept House Village In het Rotterdamse dorp Heijplaat verrijst de komende jaren een tijdelijke wijk als Living Lab voor het testen en ontwikkelen van innovatieve woonconcepten, bouwprocessen en duurzame producten. Het Concept House Village is een project van Woonbron Rotterdam, RDM Campus (Hogeschool Rotterdam) en de TU Delft. Projectleider Nick Statham: “De wijk Heijplaat is na het vertrek van de Rotterdamse Droogdok Maatschappij in de verloedering geraakt. Woningbron heeft hier veel gesloopt en nog geen nieuwe plannen voor een deel van de vrijgekomen grond. Een perfecte mogelijkheid om hier nieuwe woonconcepten uit te testen die volledig energieneutraal zijn.”
‘Ons prefabappartement had een bouwtijd van één week’ Dat energieneutrale aspect komt niet uit de lucht vallen. Vanaf 2020 moeten alle nieuwbouwwoningen namelijk volgens Europese wetgeving energieneutraal zijn. Denk hierbij aan het gebruik van duurzame en cradle-to-cradle materialen, domotica, zonnepanelen, windenergie en filtersystemen voor de riolering. Statham: “Energieneutrale woningen kunnen we nu al bouwen, de technieken zijn er allemaal. Alleen een betaalbare energieneutrale woning in het lagere koopsegment,
ook in serie gebouwd, dat is nog een groot vraagstuk.” In oktober 2012 is het eerste driekamerappartement, Prototype I, opgeleverd, ontworpen door de TU Delft in samenwerking met een aantal partijen en sponsors. Bouwtijd op locatie: één week. Productietijd in de fabriek: één maand. Onderzoeker Rutger Wirtz: “De woning is voor het grootste deel prefab geproduceerd. Het dak is compleet met zonnepanelen en al aangeleverd. De vloerverwarming zat al in de vloer gemonteerd evenals alle leidingen. Die hoefden we enkel aan elkaar te koppelen. Op de derde dag na de bouw hadden we al stroom. Ook de badkamer kwam compleet betegeld en geïnstalleerd uit de fabriek. Daar kunnen ze natuurlijk onder perfecte omstandigheden produceren. En er ontstaan geen kieren omdat de panelen perfect op elkaar aansluiten. Bij de productie hebben we ook gelet op de CO2 voetprint. Zo kunnen veel van de vloerdelen weer uit elkaar gehaald worden en gerecycled.” Het ontwerpen van een energieneutraal appartement was voor de TU een interessante. “Vanwege het relatief kleine dakoppervlak is het veel moeilijker om energie terug te winnen. Maar met dit concept kunnen we een complex van maximaal vier woonlagen bouwen en nog steeds energieneutraal zijn.” De energiebesparingen hangen voor een deel ook van de bewoners af. In de woning hangt een tablet die het verbruik aangeeft en waarmee de bewoner ook verschillende voorzieningen zoals verwarming en zonwering kan bedienen. Maar dit moeten zij natuurlijk wel gebruiken. Daarom verhuurt Woonbron het appartement tijdelijk aan verschillende groepen bewoners om hun ervaringen met dit type woning te verzamelen en te onderzoeken. De bouw van het eerstvolgende Concept House staat gepland voor het eerste kwartaal van 2013. n
22 | 23
METROPOLL
Innovatie floreert beter onder afzijdige overheid In het kabinet-Rutte I is het topsectorenbeleid uitgerold. Er zijn innovatiecontracten gesloten voor de negen sectoren waarin Nederland moet uitblinken. Voor veel innovaties is een rol voor de overheid echter helemaal niet nodig. Kijk naar een bedrijf als TomTom dat zonder overheidsbemoeienis zo groot is geworden. Is die bemoeienis van de overheid eigenlijk wel nodig? Of floreert innovatie juist beter wanneer de overheid zich helemaal afzijdig houdt? Foto: Robbert Godijn
Peet van Adrichem
Pauline van der Meer Mohr
Chris Buijink
directeur
voorzitter College
van het ministerie
Demokwekerij
van Bestuur Erasmus
van Economische
Westland
Universiteit
Zaken
secretaris-generaal
Voor mij als ondernemer is dit eigenlijk wel een ‘principekwestie. De overheid zou zich er inderdaad
Ik ben het oneens met deze stelling. Een actief ‘innovatiebeleid leidt juist tot meer innovatieve
Innovatie gebeurt bij bedrijven en niet bij de over‘heid. Als dat met de stelling wordt bedoeld, klopt
niet mee moeten bemoeien. Een gezond bedrijf is namelijk altijd innoverend bezig, denkt altijd na over hoe het morgen beter of efficiënter kan gaan, werkt aan productverbetering. De overheid kan dan wel bedenken dat er allerlei kennisinstellingen zijn waar nieuwe producten tot leven komen, maar dat gebeurt niet. Het bedrijfsleven is daar zelf, als het gezond is, gewoon beter in. Dat moet je als overheid zijnde dan stimuleren en niet denken dat innovatie uitsluitend komt van instituten als WUR en TNO. Die instituten moet je dwingen om te luisteren naar het bedrijfsleven. Wat de overheid al doet is de ruimte geven. Bijvoorbeeld in de vorm van fiscaliteit, of stimuleringsregelingen als de WBSO-regeling (Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk red.). Wij innoveren toch veelal vanuit een financiële noodzaak, een kostenprikkel. Hoe kunnen we energiebesparender werken of minder werkoppervlakte gebruiken? Tegelijkertijd vertaalt zich dat natuurlijk naar een duurzamere werkwijze, maar bij ons draait het toch vooral om het kostenplaatje. De overheid heeft wel een rol als het gaat om het beschermen van innovaties. Nederland kent nu een vrij open innovatieklimaat. Ons octrooirecht beschermt je als uitvinder van een nieuw product niet echt, andere partijen kunnen ermee aan de haal. Op die manier valt er geen brood mee te verdienen. Of de overheid moet het octrooirecht strenger maken, óf er moeten andere regelingen zijn die ondernemers stimuleren om te innoveren.
bedrijven en houdt ook voorlopers scherp en concurrerend. Nederland doet het goed wat betreft kenniscreatie. Op basis van het aantal patenten of wetenschappelijke publicaties per hoofd van de bevolking behoort Nederland bij de internationale top. Maar kenniscreatie leidt niet automatisch tot innovatie. Het aanwenden en benutten van die kennis in bedrijven en het vercommercialiseren daarvan in de vorm van nieuwe producten en diensten is natuurlijk pas echte innovatie. Wat betreft het toepassen en vermarkten van kennis scoort Nederland aanzienlijk slechter en vaak wordt wel badinerend gesproken van de Nederlandse innovatieparadox: we hebben hier veel kennis, maar bedrijven zijn niet in staat die te vermarkten. Sommige bedrijven investeren zelf veel in innovatie. Vaak gaat dat in innige samenwerking met kennisinstellingen. Niet alle bedrijven hebben een eigen onderzoeksbehoefte of -capaciteit. Maar ook die bedrijven hebben behoefte aan een constante aanvoer van nieuwe, verse kennis. De overheid kan dan ‘bruggen slaan’, en dat past mooi bij de ambities van het nieuwe kabinet. En dan denk ik niet alleen aan bèta-kennis, maar ook aan kennis uit de sociale en geesteswetenschappen. Een actief industriebeleid moet dus niet alleen gericht zijn op het stimuleren van technologische innovatie, maar dient ook gericht te zijn op complementaire managementinnovaties, zoals flexibel organiseren, investeren in medewerkers en dynamisch managen. Vooral wat betreft dat laatste heeft de Erasmus Universiteit Rotterdam veel in huis.
dat. Echter, die bedrijven kunnen dit niet doen zonder een overheid die goede randvoorwaarden creëert: excellente kennisinstellingen, goed opgeleide mensen, financieringsmogelijkheden voor innovatieve projecten en bedrijven, geen onnodige regeldruk, etc. Daar maken onderzoekers en bedrijven, waaronder ook TomTom, gebruik van. Innovatie is de motor voor een vitale economie. Recent steeg Nederland naar de vijfde plek op de ranglijst van concurrerende economieën. Een mooi resultaat. Met het topsectorenbeleid bouwen we voort op het succesvolle innovatiebeleid van de afgelopen jaren. Bedrijven en kennisinstellingen zijn gevraagd wat nodig is om deze toppositie van Nederland te behouden en te versterken. Dat heeft ontzettend veel energie losgemaakt bij bedrijven en in onderzoek. Ondernemers en onderzoekers maken zelf afspraken over welk onderzoek moet worden uitgevoerd. Verder stimuleert de overheid innovatie door de kosten voor onderzoek en ontwikkeling te verlagen met belastingvoordelen, durfkapitaal en leningen. Met deze maatregelen stuurt de overheid niet op hoe een bedrijf moet innoveren, maar beloont het wel de uitgaven daaraan. Het is goed dat het nieuwe kabinet met volle kracht vooruit wil met de topsectoren.
’
’
#
MRDH 24 December 2012
’
innovatie Eén van de technologiesectoren waarop de ROM Zuidvleugel zich zou moeten richten is medical.
Ontwikkelingsmaatschappij ondersteunt kenniseconomie Zuidvleugel
Weg met de versnippering In Zuid-Holland ontbreekt een regionale ontwikkelingsmaatschappij. Versnippering van economische, bestuurlijke en wetenschappelijke activiteiten is het gevolg. Goed dus dat er nu een ontwikkelingsmaatschappij komt om de concurrentiekracht van de regio nationaal en internationaal te versterken, vinden bestuurders. Tekst: Martijn Delaere | Fotografie: Casper Rila en Levien Willemse
ç
Economische diversiteit is goed en zelfs essentieel voor vernieuwing en groei van de Zuid-Hollandse economie, maar versnippering is in deze economisch barre tijden slecht. Niet dat iedereen in Zuid-Holland maar wat doet, maar iedereen doet het wel te veel voor zichzelf en te weinig met anderen, concludeerde organisatiebureau Boer & Croon dit najaar. Door deze versnippering staat de efficiënte uitvoering van economische (en innovatieve) activiteiten in de provincie onder druk.
24 | 25
innovatie
Oplossing: integratie van initiatieven van kennisinstituten en bedrijfsleven in een regionale ontwikkelingsmaatschappij (ROM) voor de Zuidvleugel, die de marketing en acquisitie bundelt, de internationale concurrentiepositie versterkt, financiering van technologische innovatie verbetert en innovatie tussen sectoren stimuleert. De provincie Zuid-Holland was, samen met het ministerie van Economische Zaken en het ontwikkelingsbedrijf van innovatiecampussen en samenwerkings-partner in de regio RotterdamDelft Science Port Holland, opdrachtgever van het Boer & Croon-onderzoek naar de levensvatbaarheid van een ROM voor de Zuidvleugel. Gedeputeerde voor Economie en Deltapoort, Govert Veldhuijzen, vindt de ROM Zuidvleugel een goed idee. Hij zegt: “Het is een uitstekend vehikel om zaken als internationale acquisitie, innovatie en ontwikkeling aan te jagen, Europese subsidies te verkrijgen of om ervoor te zorgen dat kleine innovatieve ondernemingen aan kapitaal kunnen komen. Het mag niet meer voorkomen dat een student die in Delft is afgestudeerd en iets bijzonders wil opzetten, naar Brainport Eindhoven vertrekt omdat hij hier niet aan de slag kan.” Slagkracht ROM Zuidvleugel ja, bestuurlijke drukte rond de ROM nee, zegt Boer & Croon in zijn businessplan. ‘Een bedrijfsmatige aansturing verhoogt de slagkracht’, maar dat vereist wel een ROM Zuidvleugel ‘die opereert op passende afstand van de overheden’, aldus het onderzoeksbureau. Helemaal mee eens, zegt gedeputeerde Veldhuijzen. “Het Rijk, de provincie, een aantal grote steden en de universiteiten worden de aandeelhouders. Die behoren niet aan het roer te zitten als er beslissingen genomen moeten worden over deelname in een kansrijk bedrijf. De ROM Zuidvleugel moet een wendbare uitvoeringsorganisatie worden met een raad van commissarissen van verstandige mensen met een achtergrond uit het bedrijfsleven. Politici moeten zich verre houden van aansturing van zo’n club.” Versnipperd Het huidige speelveld van partijen in regionale marketing, acquisitie, ontwikkeling, innovatie en financiering is nu behoorlijk versnipperd, stelt Boer & Croon in zijn rapport. Stroomlijning van die versnipperde regionale inzet is voor de Rotterdamse wethouder Haven, Verkeer en Regionale Economie, Jeannette Baljeu, een belangrijk argument om te kiezen voor de ROM Zuid-vleugel.
#
MRDH 03 December 2012
De Maasstad werkt in verschillende verbanden al samen met Delft, de Drechtsteden en Leiden, maar die ‘losse bundeltjes’ moeten volgens Baljeu samenkomen om een internationaal gezicht te krijgen. “Rotterdam is een sterk merk, maar internationaal kom je er niet meer met één stad van 600 duizend inwoners. Het schaalniveau is belangrijker geworden. Het is noodzakelijk dat we de hele Zuidvleugel met zijn potentie en zijn innoverende sectoren internationaal echt met elkaar gaan neerzetten.”
‘We moeten meer halen uit de potentie die in de Zuid-Hollandse economie zit.’ Marketing en acquisitie ziet Baljeu daarom als de voornaamste activiteiten van de ROM Zuidvleugel. De buitenwereld, van Turkije tot Brazilië en van China tot Groot-Brittannië, moet weten dat de regio veel te bieden heeft. “Alleen door samenwerking kunnen we internationale bedrijven aantrekken”, benadrukt wethouder Baljeu. En vervolgt ze: “Het is belangrijk om een goede focus te kiezen voor de ROM om met een duidelijk beeld naar buiten te treden. De keuze is voor de sectoren medical, security en clean tech gemaakt. We moeten aansluiten bij de kennisinstellingen in de regio, dan kunnen we meer internationale en innovatieve bedrijven aantrekken.” Potentie Burgemeester Bas Verkerk van Delft pleit al jaren voor een regionale ontwikkelingsmaatschappij in Zuid-Holland. Waarom? “Omdat we meer moeten halen uit de potentie die in de Zuid-Hollandse economie zit. We hebben hier de wereld aan kennis- en technologische instituten, maar hun uitvindingen en verbeteringen komen niet snel genoeg op de markt om er concrete producten van te maken. Dat kunnen we verbeteren door in de triple helix, dus overheden, bedrijfsleven en kennisinstellingen, meer en beter samen te werken.” Precies wat Boer & Croon betoogt: “De ROM Zuidvleugel moet aantoonbaar efficiënter werken dan de optelsom van de huidige (versnipperde) inspanningen.” Nederland kent al vier regionale ontwikkelingsmaatschappijen. Voor de economisch sterke
Randstad werd zo’n ontwikkelingsmaatschappij niet nodig geacht. Daarmee missen de Randstad regio’s nu, in de woorden van het gemeente bestuur van Leiden deze zomer, ‘een economisch instrument dat bovenlokaal kan worden ingezet en dat kan voorzien in risicokapitaal, projectontwikkeling, marketing en acquisitie.’ Burgemeester Bas Verkerk vult aan: “De noodzaak voor zo’n instrument werd niet gevoeld omdat het probleem zich onvoldoende heeft aangediend. Het gaat niet zo slecht met de economie in deze regio. Daarom moeten we als de donder onze krachten bundelen, net als wat in de toonaangevende Europese regio’s gebeurt. We lopen hierin nu al achter de ontwikkelingen aan.” Verbindingen Westland ligt in de Zuidvleugel en heeft op allerlei gebieden verbindingen met Delft en Rotterdam, maar het centrum van de glastuinbouw is niet gevraagd voor de ROM Zuidvleugel. Overigens wil dat volgens de provincie niet zeggen dat ze niet van de partij zijn. De Greenports zullen bij de overgang naar verduurzaming immers kunnen profiteren van de clean tech van buiten. Dat Westland formeel niet deelneemt aan de ROM, verbaasde hem eerst wel, maar burgemeester Sjaak van der Tak van Westland vindt het geen probleem. “Je kunt altijd beginnen met een beperkte ROM. De ROM is ook in de eerste plaats gericht op medical, dus Rotterdam, Delft en Leiden, security in Den Haag en clean in Dordrecht. Ik zie de ROM Zuidvleugel vooral als een inhaalslag van steden als Delft en Rotterdam die zich bij de rijksoverheid sterk willen maken tegenover Brainport Eindhoven. Dat zij dat willen doen via de ROM Zuidvleugel, is heel begrijpelijk.” Mogelijk dat Greenport Westland-Oostland, aangevuld met Duin- en Bollenstreek en Barendrecht, in de toekomst deel gaat uitmaken van de ROM Zuidvleugel, maar noodzakelijk is dat nu zeker niet, zegt Van der Tak. “De Greenports werken al heel goed samen, ook in het buitenland bij handelsmissies en op het terrein van het vestigingsklimaat. We hebben andere wegen van samenwerking gevonden. Zo hebben we de Westland Agenda gedaan, met 5 miljoen van de overheid en 5 miljoen van het bedrijfsleven. Daarvoor hebben we de ROM niet nodig. Wij kijken wat de ROM gaat doen, want versterking van de concurrentiepositie van de Zuidvleugel is ook in óns belang. En wellicht dat we in de toekomst aansluiten, maar nu dus nog niet. We blijven het wel actief volgen.”
ROM Zuidvleugel De oprichting van een regionale ontwikkelingsmaatschappij (ROM) voor de Zuidvleugel is één van de aanbevelingen die in het adviesrapport (januari 2011) ‘Zuidvleugel, de topregio van Nederland’ van Ronald Berger Strategy Consultants, is gegeven. De provincie Zuid-Holland, het ministerie van EL&I en het ontwikkelingsbedrijf van innovatiecampussen en samenwerkingspartner in de regio Rotterdam-Delft Science Port Holland hebben vervolgens door Boer & Croon een onderzoek laten starten naar de levensvatbaarheid. De ROM Zuidvleugel moet een publiek-publiek samenwerkingsverband worden. De participanten zijn publieke partijen (overheden en kennisinstellingen) die een aantoonbaar belang hebben. Private partijen worden betrokken bij beleidsmatige programmering en projecten (vraagsturing). De ROM gaat zich bezighouden met regionale marketing en acquisitie. Maar ook de ontwikkeling van initiatieven en de ondersteuning van startende ondernemingen in de kenniseconomie behoren tot de taken. De bedoeling is dat de ROM Zuidvleugel start met een deelnamefonds voor innovatieve bedrijven in de gehele provincie Zuid-Holland in de technologiesectoren clean tech, medical en security. Acquisitie en aanpalende organisaties als Science Port Holland, Kennisalliantie. Het participatiefonds zit aan de ROM Zuidvleugel vast en krijgt bij de start 30 miljoen euro (10 miljoen van het Rijk, 10 miljoen van de provincie en 10 miljoen van de deelnemende gemeenten en universiteiten). Na 2014 moet de ROM Zuidvleugel uitgroeien naar 100 miljoen (25 miljoen euro van de provincie, 25 miljoen van het Rijk, 25 miljoen van gemeenten en universiteiten en 25 miljoen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling). De ROM Zuidvleugel gaat in de loop van 2013 van start en zal worden geleid door een directie en een managementteam.
Optrekken Dordrecht stapt in het belang van de werkgelegenheid en de belangen van het maritieme cluster, wel in de ROM Zuidvleugel. “Wat Brainport Eindhoven lukt, moet ons ook lukken. Als we onze concurrentiepositie internationaal verder willen versterken, dan moeten we samen optrekken”, zegt wethouder voor economische zaken Jasper Mos. Maar Dordrecht stapt niet blind in de ROM Zuidvleugel. De stad heeft namelijk zijn lesje geleerd van de ervaringen met de regionale ontwikkelingsmaatschappij Drechtsteden (ROM-D), aldus de Dordtse wethouder.“ De ROM-D is in 1999 opgericht voor de ontwikkeling en herontwikkeling van bedrijventerreinen, maar ook voor regionale promotie en acquisitie. Dat laatste is
onvoldoende uit de verf gekomen.” De regionale ontwikkelingsmaatschappij Drechtsteden heeft wethouder Mos nog iets geleerd: “De verwevenheid van bestuurders en het zakelijke belang van een ontwikkelmaatschappij heeft geleid tot beperkte slagkracht. Het kost heel veel moeite om projecten daadwerkelijk van de grond te krijgen.” Acquisitie en promotie moeten uit de verf komen en de ROM Zuidvleugel moet in de ogen van het college van Dordrecht pit krijgen, benadrukt Mos: “Ik heb de bestuursopdracht om de promotie en acquisitie in de Drechtstedenregio te versterken, maar wat we in de ROM Zuidvleugel gaan doen, moet je niet lokaal of regionaal overdoen, en omgekeerd: wat je lokaal en regionaal doet, moet je niet in de ROM Zuidvleugel doen. Met name de
Wethouder Jeannette Baljeu (Rotterdam) ziet marketing en acquisitie als de voornaamste activiteiten van de ROM Zuidvleugel.
bovenregionale acquisitie en promotie op het gebied van delta en maritiem moet je vanuit het gezamenlijk belang met onder meer Rotterdam en Delft organiseren.” Minstens zo belangrijk voor Dordrecht is dat de ROM Zuidvleugel slagvaardig wordt. Wethouder Mos daarover: “Het is een beetje een modeterm, maar laten we het dan ook echt lean & mean houden. Simpel en doeltreffend en niet allerlei dingen eraan hangen om het groter en prestigieuzer te maken. Hoe meer je eraan hangt, hoe minder je voor elkaar krijgt. Liever een paar duidelijke afspraken dan een beleidsstuk met mooie volzinnen die tot niets leiden.” n
26 | 27
Grenzeloos
Ondertussen in Athene #MRDH vliegt ieder nummer naar een andere metropool ergens op de wereld. Dit keer Athene. Peruze Votsi-Synanidi (46) woont sinds 1985 in Griekenland en trouwde met de Griekse Alecos. Samen hebben ze een zoon Periklis (10) en Alecos heeft twee volwassen kinderen. Peruze runt als franchisenemer een Griekse webshop die afstamt van een Nederlandse onderneming. Tekst en fotografie: Peruze Votsi-Synanidi
Door de crisis zijn een aantal zaken drastisch veranderd in Griekenland. Veel bedrijven zijn failliet gegaan en het werkloosheidspercentage is gegroeid naar een record van 25 procent. We zien hier een groeiende criminaliteit en extreme politieke partijen steken hun kop op. Wij hebben als familie zijnde al veel moeten inleveren, zoals bijna zestig procent van mijn man zijn salaris, en dan is de loonbelasting ook nog verhoogd. Gelukkig hebben wij het nog altijd goed, terwijl dit voor het grootste deel van de Griekse bevolking echt niet geldt. Ons huis staat in één van de fijnste buitenwijken van Athene: Glyfada. Het eerste dat ik ‘s morgens zie, is de prachtige Saronische golf en het eiland Aegina. Afgelopen winter hebben wij ons huis in tweeën gedeeld, want het was ten eerste te groot voor ons en ten tweede kunnen we de extra huur goed gebruiken. Echt klein is ons huis niet geworden, we houden nog steeds 160 vierkante meter over. Geen privéschool Onze zoon Periklis gaat sinds twee jaar naar de publieke school van Glyfada in plaats van naar de privéschool waar hij eerst opzat. Een andere verandering die we in verband met de crisis hebben moeten doorvoeren. Wij zijn daar heel tevreden mee, want het is een hele goede school. Het is alleen jammer dat hij niet lekker op de fiets kan, zoals kinderen van zijn leeftijd in Nederland wel doen. Het verkeer is hier zeer onveilig voor kinderen, zelfs in onze rustige buitenwijk. Wij brengen en halen hem dus elke dag met de auto (een rit van twee minuten). Stakingen Mijn man werkt bij het Ministerie van Financiën in het hart van Athene en pakt onze Toyota Yaris. Speciaal aangeschaft vanwege zijn zuinige rij-
#
MRDH 03 December 2012
eigenschappen. Noodgedwongen parkeert hij de auto op twintig minuten loopafstand van zijn werk. Het centrum is tegenwoordig vaak afgesloten in verband met de betogingen en de stakingen. Een paar maanden geleden deed je er op werkdagen soms wel dik een uur over inclusief de files, om naar het centrum te komen. Nu is het een stuk rustiger op de weg en is het maar veertig minuten rijden. Veel mensen laten hun auto staan vanwege de crisis en gaan met het openbaar vervoer en dan zijn er natuurlijk de vele mensen die geen baan meer hebben.
‘Veel mensen laten hun auto staan vanwege de crisis’ Het openbaar vervoer is goed geregeld met goede verbindingen met metro, tram en (trolley)bus. Vanaf ons huis zijn we met het OV binnen een uur in het centrum van Athene. Met een OV kaart (kosten: 45 euro per maand) kunnen we heel Athene door en betalen we bij, als we naar het vliegveld willen met de metro of de bus. Het is alleen jammer dat er tegenwoordig veel stakingen zijn. Internet Nederland staat op nummer één wat betreft internetverkopen in Europa. In mijn zoektocht naar webshops die op zoek waren naar franchisenemers, stuitte ik op Simply Colors. Dit is een internetwinkel waar je zelf kleding en andere artikelen kunt laten bedrukken. Zij waren in het begin niet zo enthousiast over Griekenland in verband met de situatie hier, maar hebben het uiteindelijk toch aangedurfd. Sinds september
2011 draait de Griekse variant van deze shop. Ik doe alles vanuit huis. Makkelijk om overeind te blijven is het niet, want de mensen hebben geen geld en zijn ook nog niet zo gewend om via internet te kopen, maar ik geef de moed niet op! Ontspanning Na het werk is er tijd voor ontspanning en die vinden we in de open lucht. Periklis gaat vier keer per week naar waterpolo in een openluchtzwembad dat precies aan zee ligt. Ondertussen maak ik een stevige wandeling van ongeveer 3,5 kilometer langs deze kust met zijn uitgebreide stranden en marina’s. Door het heerlijke klimaat doen we bijna alle sportieve activiteiten buiten, behalve in de maanden juli en augustus. Dan lukt het door de hitte echt niet om te gaan sporten of wandelen, maar daar komt lekker zwemmen voor in de plaats. Boodschappen doen we in grote supermarkten die veel te bieden hebben. Natuurlijk gaan we hier ook naar discountwinkels, zoals de Lidl, en kopen we vers fruit en groenten op de markt. Via de Nederlandse Vereniging in Athene bestellen we alles wat we missen uit Nederland, zoals drop, Hollandse snacks en Roosvicee. Elke zaterdagavond spreken we af met vrienden en dan gaan we lekker uit eten, naar een theatervoorstelling, een openluchtconcert of in de winter naar ons prachtige concertgebouw. Zondagen zijn familiedagen, waarop een lekkere barbecue er standaard bij hoort. In de zomer rijden we regelmatig naar het strand (zo’n tien minuten) of nemen de boot vanuit de havenstad Piraeus naar een klein eilandje in de buurt voor het weekend . In de wintermaanden skiën we (echt waar!) op de rondom liggende bergen bij Athene. Dat kan al na een autorit van twee uur. n
1
3
4
2
Athene Facts • Hoofdstad van Griekenland, lid van de Europese Unie • Gemeente is ingedeeld in zeven stadsdistricten • Politiek, cultureel en economisch centrum van het land • 745.514 inwoners in stad Athene, gehele stedelijke metropool: 3,1 miljoen (cijfers 2001) • Haven Piraeus is Europa’s grootste passagiershaven (3e van de wereld): 20 miljoen passagiers per jaar • 22 elektrische trolleybuslijnen • 1 tramlijn van 27km lengte met twee vertakkingen • 3 metrolijnen, ruim 1 miljoen reizigers per dag • 1 internationale luchthaven • Stedenband met Amsterdam
5 6
7
1. Een openlucht opera op een bus in het centrum 2. De bougainville bij ons huis 3. Peruze en Alecos Votsi op het eiland Sifnos 4. Herfstwandeling met zoon Periklis en hond Donald 5. Eiland Paros 6. Zomers afkoelen in het zwembad 7. Ons huis met tuin en zwembad 8. Skiën op Kalavrita in de bergen bij Athene 9. In het openlucht theater Epidavros
8 9
28 | 29
Gideon de Jager vindt een handelsmissie een uitermate geschikte tool om in korte tijd een hoop kennis te vergaren.
#
MRDH 03 December 2012
Uitgaande handelsmissies in 2012 populair
Oer-Hollandse tuinbouw over de grens Nederlandse bedrijven helpen met zakendoen in het buitenland. Dat is het doel van Kamer van Koophandel Den Haag (KvK) tijdens uitgaande handelsmissies. Voor onze tuinbouwsector, goed vertegenwoordigd in Zuid-Holland, is in het buitenland veel interesse. De kennis en kunde van Nederlandse ondernemers in de tuinbouwsector vertalen zich naar populaire exportproducten. Tekst: Danny Peters, Kamer van Koophandel Den Haag | Fotografie: Loes Schleedoorn en Codema Systems Group
organiserende instanties.” Vaak is dit een combinatie van partijen: Agentschap NL, ambassades, Landbouwraad en KvK. Ook commerciële partijen als NEC (Nederlandse Export Combinatie) verzorgen regelmatig het programma ter plaatse. Contact leggen Als individuele ondernemer is het vaak ingewikkeld in het buitenland ingangen te vinden en contacten te leggen. Dirkzwager is bijzonder tevreden met de Nederlandse ambassades in het buitenland: “Zij zorgen ervoor dat onze handelsreizigers bij bedrijven binnenkomen waar ze zelf moeilijk mee in contact zouden komen.” Daarnaast waarderen de deelnemers de onderlinge contacten tijdens missies als zeer positief. “Zeker als het een sectorale reis is, dan kunnen deelnemers elkaar aanvullen met producten en diensten. Zo kunnen ze klanten complete pakketten aanbieden.”
ç
Buitenlandse markten bieden grote kansen voor Nederlandse ondernemers. Vooral onze tuinbouwsector is populair over de grens. Een sector waar onze regio groot in is. Reden genoeg om de mogelijkheden op buitenlandse markten te onderzoeken. Buiten de inzet voor inkomende handelsmissies is KvK Den Haag actief betrokken bij een flink aantal uitgaande handelsmissies. Maar waarom kiezen deelnemers voor een gezamenlijke handelsmissie naar het buitenland, waarin ook mogelijke concurrenten meereizen? Paulien Dirkzwager, Team Manager International Affairs bij KvK Den Haag, heeft de afgelopen jaren al veel handelsmissies (mede)georganiseerd en begeleid. Zij geeft aan dat er een aantal argumenten zijn voor deelname aan gezamenlijke missies. “Allereerst scheelt deelname tijd. Het regelwerk wordt de deelnemers uit handen genomen. De voorbereiding, de reis en de loop van het programma ter plaatse ligt in handen van de
30 | 31
Uitgaande KvK-handelsmissies 2012: April: Zuid-Afrika, tuinbouwsector September: China, tuinbouwsector Oktober: Canada, tuinbouwsector November: Australië, duurzame tuinbouwsector December: Georgië, live stock (toeleveranciers veebedrijven)
Codema Systems Group Codema Systems Group is met de vier bedrijven HAWE, B-E de Lier, SDF Automatisering en Wevab een toonaangevende leverancier voor (internationale) tuinbouwbedrijven. Codema produceert en levert geïntegreerde logistieke, administratieve automatiserings- en irrigatie oplossingen aan bedrijven met een logistieke- en/of informatiebehoefte in de (glas)tuinbouw. www.codemasystemsgroup.com
Handelsmissies zijn ook goedkoper dan solotrips. De organisatie betaalt een flink deel van de collectieve kosten. Denk aan netwerkrecepties, matchmakingprogramma en eventueel bezoeken aan bedrijven. Hierdoor beperkt de eigen bijdrage aan een handelsreis zich tot gemiddeld 950 euro per ondernemer. Reis- en verblijfkosten komen hier wel nog bij en hangen sterk af van de plaats van bestemming. Mee op handelsmissie Gideon de Jager, commercieel directeur bij Codema Systems Group uit Bergschenhoek, is al diverse keren op handelsmissie geweest. De Jager reisde mee naar Turkije, Noord-Amerika, Zuid-Afrika en twee maal naar China. “Gezien de veranderende marktomstandigheden sinds 2008 zijn wij nu nog meer dan voorheen gaan focussen op export.” Om de exportactiviteiten structureel en goed aan te pakken heeft Codema in 2007/2008 een plan van aanpak geschreven. Jaarlijks stellen we dit plan bij aan de hand van nieuwe gegevens, onderzoeken en bevindingen. “Een handelsmissie is een uitermate geschikte tool om in een korte tijd een hoop kennis te vergaren. Naast het opdoen van lokale contacten is zo’n missie ook goed voor de onderlinge relaties met andere leveranciers en overheidsinstanties. Alleen samenwerken op midden- en langere termijn zal resulteren in positieve ontwikkelingen”, aldus de Jager. Het succes van ondernemen in het buitenland valt of staat met een goed plan. Daarnaast zijn kernwoorden als pionieren, vasthoudendheid, creativiteit en het kunnen netwerken belangrijke eigenschappen om succesvol te kunnen ondernemen in deze dynamische omgeving. “Om in
#
MRDH 03 Augustus 2012
het buitenland succesvol te zijn dien je je ‘gezicht’ met regelmaat te laten zien”, meent De Jager. “Zaken doen in het buitenland is overigens niet altijd eenvoudig. De buitenlandse manier van aanpak verschilt totaal met wat wij in Nederland gewend zijn. Maar met de juiste aanpak, passie en commitment vergroot je je kansen op succes enorm. En op het moment van het ondertekenen van een opdracht geeft dat een extra dimensie.” De Jager is er van overtuigd dat (internationale) samenwerking heeft geleid tot het betreden van nieuwe markten en het leveren van kennis aan derden.
voor missies op commerciële basis onderzoeken.” Dirkzwager weet hoe belangrijk deze missies zijn voor ondernemers die hun grenzen willen verbreden. Zij krijgt hierin bijval van De Jager: “Een betrokken Kamer (medewerker) maakt of breekt een handelsmissie! Met name mijn ervaring met Paulien Dirkzwager is erg prettig. Zij is iedere keer in staat om zich in te leven in de materie van de deelnemende bedrijven de omstandigheden van een dergelijke missie. Met passie en betrokkenheid krijgt zij dikwijls deuren geopend die voor ons als bedrijfsleven een lange tijd gesloten blijven,” aldus een enthousiaste De Jager.
‘Om in het buitenland succesvol te zijn moet je je gezicht regelmatig laten zien’ Vier jaar na de inzet van de vernieuwde aanpak is De Jager zeer tevreden over de resultaten van zijn onderneming. “Onze omzet op export is gestegen tot ruim boven de vijftig procent van de totale omzet in de holding. Met name in Oost-Europa, Azië en Noord-Amerika steeg de omzet flink. Duidelijk is dat gedrevenheid en het kunnen samenwerken geleid heeft tot nieuwe kansen en mogelijkheden. En daar zijn wij erg trots op!” Komende jaren Door de wijziging van de CPA-subsidie* zal het aanbod in handelsmissies waarbij de KvK betrokken is, het komende jaar verminderen. Dirkzwager: “Als KvK zullen we de mogelijkheden
Dirkzwager weet dat de resultaten van handelsmissies erg belangrijk zijn voor onze economie. “Daarom willen we onze internationale rol in het binden en verbinden, introduceren en contacten leggen ook de komende jaren graag voortzetten.” n www.kvk.nl/handelsmissies www.kvk.nl/internationalehandel www.internationaalondernemen.nl
* Het Programma Collectieve Promotionele Activiteiten subsidieerde projecten die Nederlandse bedrijven één op één in contact brengt met potentiële buitenlandse zakelijke partners tijdens een collectieve activiteit.
Marketingdirecteuren Marco Esser (Den Haag), Evelien van der Kruit (Delft) en Ton Wesselink (Rotterdam)
Samen op jacht naar congressen en bezoekers De economische crisis treft ook de budgetten voor toeristische marketing. Steden kunnen zich het niet meer veroorloven om in hun eentje pitches te doen en aan campagnes mee te doen. Samenwerking is nodig, dat vinden de drie marketingorganisaties van Delft, Den Haag en Rotterdam. Tekst: Brigitte Beeks | Fotografie: Den Haag Marketing en Mladen Pikulic
ken voor congresorganisatoren. “Belangrijk hierbij is dat we niet concurrerend zijn ten opzichte van elkaar. Maar we kijken naar de onderscheidende onderdelen van beide steden en tellen die bij elkaar op.” Wesselink vult hem aan: “We hebben alle drie andere speerpunten. Rotterdam profileert zich als havenstad, en richt zich op industrie, medisch en creatief. Den Haag is de internationale stad van vrede & recht en Delft de stad van de ‘royals’ en de techniek.” Ook qua nationale marktbewerking zijn de eerste ideeën over samenwerking uitgesproken. De regio is volgens de drie marketingdirecteuren een uniek gebied waarin zo dicht bij elkaar vier grote steden liggen, met Zoetermeer meegeteld. “Daarbij is het cultureel
ç
Is er een groot congres in Den Haag zoals de Nuclear Summit in 2014? Dan profiteren de omliggende steden hier ook van. “Den Haag kan zo’n hoeveelheid aan congresgangers niet aan en dus zullen er ook hotelgasten uitwijken naar Rotterdam, Delft en zelfs Leiden en andere omliggende gemeenten.” Aan het woord is Marco Esser, directeur van Den Haag Marketing. Met zijn collega-directeuren Ton Wesselink (Rotterdam Marketing) en Evelien van der Kruit (Delft Marketing) zet hij sinds 2008 steeds stevigere stappen richting samenwerking op het gebied van toeristische marketing. Zo delen Rotterdam en Den Haag al een acquisiteur voor congressen op de Engelse markt en organiseren zij gezamenlijk kennismakingsbezoe-
32 | 33
De drie marketingorganisaties willen bezoekers prikkelen door bijvoorbeeld combitickets voor Mauritshuis en Vermeer Centrum te verkopen.
gezien een enorm rijk gebied. Daar moet je gebruik van maken. Alleen de Hollander is niet gek. Die gaat niet in één weekend al die steden bezoeken. Kunst is om ze daar wel toe te verleiden. Biedt bijvoorbeeld voor het Mauritshuis een combiticket aan met het Vermeerhuis in Delft. Zodat bezoekers geprikkeld raken om niet alleen ‘het Meisje met de Parel’ te gaan bekijken, maar ook meer werken van Vermeer.”
‘Een buitenlander ziet niet drie aparte steden, maar één groot gebied’ Volgens Esser is het bij een samenwerking ook van essentieel belang dat je niet van elkaars koek snoept. “Maar dat je samen die koek groter probeert te maken. Dat gaat ervan uit dat je door je
#
MRDH 03 December 2012
krachten te bundelen, je meer kunt bieden en ook meer kunt binnenhalen.” Dicht bij elkaar Van der Kruit noemt bijvoorbeeld een idee om de fysieke verbindingen tussen de steden te gebruiken. “We hebben natuurlijk tramijn 1 rijden tussen Den Haag en Delft, die willen we inzetten om het culturele aanbod te promoten. Het ligt allemaal zo dicht bij elkaar, dat moet je gebruiken.” Wesselink gaat verder: “Als ik gasten uit het buitenland ontvang, dan neem ik ze altijd even mee de Euromast op. Want daar kun je perfect zien hoe dicht bij elkaar de highlights van dit gebied liggen. Je ziet Zoetermeer en Scheveningen. Delft en Den Haag kun je bijna aanraken en op een hele heldere dag kun je zelfs doorkijken naar Schiphol. Dus over welke afstanden hebben we het nu eigenlijk? Een buitenlander ziet niet drie aparte steden, maar één groot gebied.” Esser benadrukt dat je in het geval van krachtenbundeling niet moet vervallen in discussies over
identiteit en tenaamstelling. “Want dat zie je vaak gebeuren als over samenwerken gesproken wordt. Zoek het op de onderwerpen, kijk naar de inhoudelijke clusters. Bijvoorbeeld security. Dat is een onderwerp waarop Den Haag en Delft zaken met elkaar kunnen combineren.” Van der Kruit: “Ik denk dat we alle drie eigenzinnig genoeg zijn om onze eigen identiteit neer te zetten en te behouden. Maar tegelijkertijd wel op de lijn van de meerwaarde kunnen gaan zitten.” Natuurlijk telt de regio nog meer gemeenten en ook daar zien de drie organisaties mogelijkheden om meer samen op te trekken. “Westland profileert zich met de Greenport heel sterk naar het buitenland en heeft hiermee ook succes”, vertelt Esser. “Maar ze hebben nagenoeg geen hotels of congreslocaties. Wij kunnen hiervoor uitkomst bieden. Hetzelfde geldt voor Zoetermeer en Leiden.” Wesselink vult hem aan: “Marco’s voorganger Anja Overhoff kon dat mooi zeggen: Regent het bij de één, dan drupt het bij de ander.” n
COLUMN
Cees van der Wel hoofd externe projecten, RTV Rijnmond
Laadpaaldelen Elektrisch rijden is mij te modern, maar wat blijkt: het is hopeloos ouderwets. Uit een vorige eeuw zelfs. Neem Camille Jenatzy uit het oer-Vlaamse Schaarbeek, de plaats die voor altijd verbonden is aan Hergé, de vader van Kuifje. Dus leest het leven van Camille als een stripverhaal. Hij staat in een hoekje op die prachttekening in dit tijdschrift. En toch is onze held nooit meer geworden dan een voetnoot in de geschiedenis. Den Camille reed in de negentiende eeuw al elektrisch. Het is januari 1899. In zijn schuurtje bouwt hij aan ‘De Nooit Tevredene’. Het is een wat merkwaardige naam voor een auto. Maar ja, er zijn nu ook mensen die in even idiote karretjes rijden: een Ampera, een Prius, een Trabant Duster. Geobsedeerd is Camille. In januari van dat jaar gaat hij al sneller dan de snelste Vlaamse wielrenner: bijna 67 kilometer per uur. En aan het eind van 1899 heeft hij zijn karretje al opgevoerd tot bijna 106 kilometer. Met snelheidsduivel Camille moet het wel slecht aflopen. Als je zo hard rijdt… zonder gordels. Bezorgde familie waarschuwde hem keer op keer. Het gebeurt in 1913. Met een vriend gaat hij op jacht. Die vriend denkt een reebok te schieten, maar hij treft Den Camille. Dodelijk. Einde elektrische auto. Na Camille komt een roemloos einde aan het elektrisch rijden. Maar dan nu, honderd jaar later. De straat is weer opgebroken. Dat gebeurt vrijwel wekelijks. Er zijn recent twee elektrische parkeerplaatsen voor mijn Rotterdamse kantoordeur ingericht. Er komen vooralsnog meer stratenmakers dan elektrische auto’s langs. Ze wisselen kabels, brengen een extra bordje aan of verstoppen een chip in de grond. Ik durf hen niet te vragen waarom: uit angst dat zij mij enge technische details zullen melden over ohms, watts, verstopte vaatwassers of linksdraaiende stopcontacten. Eenmaal per veertien dagen staat er inmiddels een auto met verlengsnoer geparkeerd: meestal een Opel Ampera, herkenbaar aan de lelijkste koplam-
pen ter wereld. Uit de achterbak tovert de trotse eigenaar een verlengsnoer. Eenmaal aangesloten gaat op de laadpaal een feestelijk lampensetje branden. Het geeft de straat meteen een fijne kerstsfeer. Slechts eenmaal per veertien dagen komt hij elektrisch tanken, de rest van de tijd is hij vast en zeker onderweg. Mijn collega Ruud de Boer – eerder eclectisch dan elektrisch – voorziet mij met regelmaat van cijfers wanneer wij voor de kantoordeur de onrust van ons afroken. Hoeveel een volle tank kost. Dat je er Den Haag mee kunt halen. En terug. Een actieradius van 80 kilometer per accutank. Maar dan wel kachel, radio en claxon ongebruikt laten. Geen richting aangeven? Dan rijd je al snel twee kilometer verder. Dat er best wel kekke oplaadsnoeren te koop zijn. Dat het acht uur duurt voor de accu weer vol gas kan geven. Daar kom ik dan taalkundig niet uit, want een accu kan geen gas geven. Maar stel, ik neem zo’n ding voor de deur. Een laadpaal. Zo’n ding is onmisbaar. Ik vind dat geen fijn woord. “Schat, waar is het verlengsnoer voor de laadpaal?” Blijkt die natuurlijk ingezet te zijn voor de kerstverlichting. De stadsregio geeft vanaf januari 2013 duizend euro subsidie per laadpaal voor de deur, genoeg geld voor 110 laadpaalsubsidies. Als voorwaarde stellen ze dan dat je wel een elektrische auto moet hebben. Dat lijkt mij overigens wel een redelijke vraag. Wanneer je de kleine letters verder leest blijken er meer eisen te zijn: het is in sommige gemeenten een voorwaarde dat je buurman ook elektrisch rijdt. Qua laadpaaldelers. Binnen een omtrek van twee meter mag er geen boom staan. Dus dan is straks de hele straat elektrisch en zijn alle bomen weg. Dat is beter voor het milieu. Nee, ik heb alle vertrouwen in de elektrische toekomst. Jammer dat Camille het niet meer mee mag maken. n
34 | 35
De plek De metropoolregio kent veel bijzondere plekken. Soms heel bekend, soms nauwelijks ontdekt, maar erg geliefd door inwoners uit de regio. In #MRDH vertellen ze daarover. Tekst: Brigitte Beeks | Fotografie: Loes Schleedoorn
Foort van Oosten was een jaar wethouder in Schiedam en had onder andere sport, financiën en de inpassing van de A4 Delft-Schiedam in zijn portefeuille. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van september 2012 kreeg hij een zetel in de VVD-fractie van de Tweede Kamer. Hij woont in Schiedam. Als plek koos hij Simonis bij de Visafslag in Scheveningen uit. “Ik ben opgegroeid in Leiden en toen gingen we met mijn ouders al regelmatig naar de kust om vis te gaan eten, dat was mijn eerste kennismaking met deze plek. Daarnaast heb ik een tijd bij het ministerie van Buitenlandse Zaken gewerkt en bezocht ik deze plek eveneens. Nu ik weer dagelijks in het
#
MRDH 03 December 2012
Haagse kom, heb ik de omgeving hier herontdekt en neem ik ook mijn vrouw en zoontje mee om in Scheveningen bij Simonis iets te gaan eten.” “Ik vind het internationale sfeertje leuk dat hier hangt. Er komen veel toeristen en andere buitenlandse bezoekers. De combinatie met een wandeling over het strand of de boulevard is perfect. En je kunt er makkelijk parkeren.”
In een metropoolregio vindt Van Oosten het belangrijk dat er dit soort trekpleisters zijn. “In de regio Rotterdam zijn natuurlijk ook zulke plekjes te noemen. Den Haag heeft dan het voordeel dat het direct aan het strand ligt, voor liefhebbers van vis en de zee ideaal.” n
36