Kontaktblad
Voor de Hersteld Hervormde Gemeente ’ELIM’ te Urk Jaargang 43 Nr. 2
Elim ) 06-12559887 1
Maandelijks kontaktblad voor de Hersteld Hervormde Gemeente “ELIM” te URK Voorganger:
Eerw. Hr. G.W. Nijhof Wijk 8 - 50 Tel. 683787
Preses ouderling:
Dhr. A. Koffeman Schelpenhoek 115 Tel. 684191
Scriba ouderling:
Dhr. J. Kaptijn Wijk 7 - 114 Tel. 685475
Diaken:
Dhr. J. de Boer Middelbuurt 104 Tel. 682747
Diaken:
Dhr. A. Korf (algm. Adjunct) Kleine Fok 20 Tel. 684557
Koster:
Dhr. C. Romkes Wijk 7 - 12 Tel. 682663
Bank relatie “Elim”: Rabobank: 34.65.19.233 Het E-Mail adres:
[email protected] 2
43e Jaargang nr. 2
10 februari 2005
Johannes
6 vers 65
Meditatie “Gij weet, dat na twee dagen het pascha is, en de Zoon des mensen zal overgeleverd worden, om gekruisigd te worden”. Mattheus 26 vers 1-5 De voorzegging van Christus aangaande Zijn dood. Nadat de grote profeet, de Heere en Meester van alle profeten en leraars, de leer der zaligheid had gepredikt met zulke aangename woorden, dat Zijn toehoorders daarover verbaasd en verwonderd stonden en Zijn vijanden uit riepen: ‘Nooit heeft een mens alzo gesproken gelijk deze Mens’, in het bijzonder nadat Hij dat gewichtige leerstuk van het laatste oordeel breedvoerig had verhandelt; zo heeft Hij Zijn discipelen aangezegd, dat nu Zijn ure van lijden en sterven gekomen was. Geprezen zij Uw Naam, o Heere Jezus, dat Gij ons zo overvloedig onderwijst van Uw wegen en zo rijk opdist de spijze van de ziel, zodat ze niet maar ternauwernood haar nooddruft heeft om te kunnen leven, maar als een koningskind koninklijk gevoed wordt. En dat alles wat tot het leven en de Godzaligheid behoort, dat schenkt Gij hun met een overlopende en neergedrukte maat. 3
De jongelingen van de koning van Babel mochten niet mager zijn, omdat zij dagelijks hun spijze en drank van de tafel van de koning ontvingen. Och, of onze zielen door de vettigheid van Uw huis en in de grazige weiden van Uw Woord ook vet werden en groeiden als mestkalveren. Hoe vrolijk zouden wij onze weg reizen door de barre wildernis van deze wereld en met wat een vreugde zouden wij onze loop volbrengen. Heere, leer ons ook voor onze dood ernstig aan het laatste oordeel denken, opdat wij daardoor niet verschrikt worden, wanneer het komt. leer ons hier onze rekening opmaken en onze schulden voor U bekennen, opdat die vele schuldposten mogen worden uitgedaan dor de rode strepen van Uw dierbaar bloed. Christus en de overpriesters voeren een geheel tegenstrijdige taal. Christus zegt, dat Hij zal sterven op de paasdag; zij zeggen: “Niet in het feest,” Gods raad zal bestaan en Hij zal al Zijn welbehagen doen. Maar de raad van mensen, al waren zij de wijsten van de wereld, zal verbroken worden, als zij tegen de raad van God strijdt. Christus is gestorven naar de bepaalde raad en voorkennis van God. Tijd en plaats waren vastgesteld. Noch mensen noch listige raadslagen konden die palen een haarbreed verzetten. Nochtans komen Christus en de overpriesters hierin wel overeen, dat Christus wil sterven en zij Hem dood willen hebben. Ongelukkige mensen, die de raad van God volbrengen tot hun eigenverderf. Bouwlieden, die de Grondsteen verwerpen en op de Rotssteen van het heil zichzelf te bersten vallen. Heere, regeer al onze gedachten en raadslagen, opdat ze U behagen. Verlaat ons niet, opdat wij U nooit verlaten. Uw goede Geest geleide ons in alle waarheid. Opdat Zijn discipelen zich daaraan niet zouden ergeren, daar Hij genoegd getoond had, dat Hij de dood wel kon ontgaan, als Hij dat wilde. Niemand kon de handen aan Hem slaan, zolang Zijn ure niet gekomen was. Opdat ze daarna, als zij aan deze Zijn woorden zouden denken, zichzelf daardoor in het geloof mochten versterken en verzekerd zijn, dat Hij Zich gewillig tot de dood had overgegeven. Opdat wij allen zouden weten, dat Hem dit alles niet als een ongeluk is overkomen, of dat Hij alleen als en martelaar zou hebben geleden, maar dat Hij voor ons geslacht is als een zondoffer om onze zonden weg te nemen. Heere, leer ons dit bedenke, opdat Uw sterke liefde tot ons, onze koude harten ontsteke om U te danken en oprechte wederliefde aan U bewijzen. De overpriesters, schriftgeleerden en ouderlingen houden raad om de Christus des Heren te doden. Dat zou men immers van hen niet verwacht hebben. Wijsheid, macht, geleerdheid en een hoog ambt maken niemand vroom en goed, maar wel vermetel, boos, opgeblazen en wreed. Versta hier niet die wijsheid die van 4
Boven is, maar die van beneden, die aards, vleselijk en duivels is. Al weet iemand wat er geschreven is en wat de Heere van hem eist, zo zijn hart niet geheiligd is, zal al zijn wijsheid hem slechts dienen om des te meer slagen te ontvangen. Heere, geef ons de wijsheid die van Boven is, dat wij leren niet te streven naar hoge dingen op de aarde, maar om koningen te zijn in de hemel. Christus heeft ook Zijn bitterste vijanden in de kerk. Hier zijn niet alleen staatkundige, maar ook kerkelijke personen, die tot Zijn dood besluiten. Heere, laat ons nooit de roede van Uw toorn zijn om anderen te geselen. Maar laat ons, als Uw lieve kinderen, Uw Vaderlijke roede geduldig verdragen en door Uw tuchtigingen wijs worden tot zaligheid. Deze mensen werden dikwijls verhinderd om U, o Zaligmaker, te vangen; nog zijn ze zo dom, dat ze menen het met list te kunnen uitwerken, tegen Uw wil. Bewaar ons, Heere, voor zulke verstokte blindheid.
Jacobus Borstius
uit de Gemeente Predikbeurten. zondag, 13 febr. zondag, 20 febr, donderdag, 24 febr. zondag, 27 febr. zondag, 06 mrt. zondag,
13 mrt.
Deo Volente 9.30 en 17.00 uur Cand. H. Lasche, Staphorst 10.00 en 17.00 uur Eerw. Hr. G.W. Nijhof 20.00 uur Ds. H. de Bode, Genemuiden 10.00 en 17.00 uur Eerw. Hr. G.W. Nijhof 10.00 en 17.00 uur Eerw. Hr. G.W. Nijhof 10.00 uur Voorbereiding Heilig Avondmaal. 10.00 en 17.00 uur Ds. J.D. Heikamp, Staphorst Bediening en Dankzegging Heilig Avondmaal.
Extra collecten: zondag 13 febr. derde collecte bestemd voor de Stichting Waypoint. zondag 27 febr. extra maandcollecte. zondag 13 mrt. derde collecte bestemd voor de Stichting Hulp aan vervolgde christenen. 5
Aan de ene kant weten we, dat er voor de Kerk geen andere weg de verlossing mogelijk is, dan de weg van Christus naar Golgotha. Aan de andere kant is dit juist de weg, die het meest strijdt tegen de hoogmoed van ons hart en waarom we er niet gemakkelijk aan willen. Natuurlijk is het dat het eerst en het meest het geval bij de natuurlijke vrome mens. Deze wel namelijk niet horen van een reddende Zaligmaker, maar hoogstens van een helpende.hij wil nog wel luisteren naar het woord: gunst, maar is een vijand van het woord: vrije en loutere genade. En die weerstand tegen het kruis Evangelie vinden we niet alleen bij de wereld en vrome wereld, maar zelfs bij Gods Kerk, zij het dat deze daar uit andere motieven voortkomt. Wanneer de Heere Jezus Zijn aanstaand lijden en sterven aan Zijn discipelen bekend maakt, springt Petrus op en roept: Dat zal U geenszins geschieden Heere! Er is dan ook een gedurige overpeinzing van dat lijden en sterven nodig. Er is immers een afdaling tot het wezenlijke van dat lijden noodzakelijk, willen we de kracht en waarde ervan leren verstaan. En is dat het geval, dan zullen we er daar boven en voor alle dingen de liefde Gods in ontdekken. Door die liefde bewogen, heeft Hij Zich neder willen buigen tot onze ellende. Daardoor is Hij ingegaan tot onze smarten en noden, opdat Hij een getrouw Hogepriester zou zijn in die dingen, die bij God te doen waren om de zonden Zijns volks te verzoenen. Zo zag Jezus Zijn lijdensweg. En nu is onze overdenking van dat lijden daar, om dit door de genade van de Heilige Geest ook zo te leren zien. Gebeurt dat niet, dan kunnen we ons alleen maar ergeren aan die weg. We zien dat bij Petrus. Hij voelt het als het ware aan dat, wanneer het met de Meester die weg opgaat, Zijn discipelen er niet aan zullen ontkomen. Dat wil hij niet. Daarom: Dat zal U geenszins geschieden! Jezus kent Simon beter dan hij zichzelf kent. Hij keerde Zich om en zegt: Ga achter Mij, satanas, dat is tegenspreker. Luisteren we naar die waarschuwing des Heeren, als ook in ons hart de weerstand tegen de weg van het lijden opkomt. Bidden wij, dat we er voor ingewonnen mogen worden. Dan zullen we de heerlijkheid van dat lijden gaan zien en ervaren. Dan krijgen we Hem lief in Zijn liefde. Dan krijgen we Hem ook nodig in Zijn Middelaarschap. En hierin wordt Hij verheerlijkt.
6
Voor de zieken en ouden van dagen “Wat is uw knecht, dat gij omgezien hebt naar een doden hond, als ik ben?” 2 Samuël 9 vers 8b. Wie Mefiboseth was, dat weten we. Hij was er één uit het Gode vijandige huis van Saul, ook was hij geslagen aan beide voeten, en hij bevond zich te Lodebar. Hierin ligt nu verklaard het beeld van de gevallen mens. Weet u wat uw komaf is? de Heere gaat door Zijn Geest Zijn Kerk terugleiden in haar afkomst. Volmaakt was de mens uit de handen van de Schepper voortgekomen om tot Zij eer te leven. Met eer en heerlijkheid was de mens gekroond. Maar ach, waarom bent u die koninklijke heerlijkheid kwijtgeraakt? Het is om eigen schuld. O volk, is die tijd niet in uw leven gekomen dat God u Adam ging maken? Dat u de val in Adam ging overnemen en dat Adams ongehoorzaamheid uw ongehoorzaamheid werd? Kennen we dat wel in onze tijd? De ouden zeiden niet voor niets: ‘Adam niet geleerd is niet Christus niet begeerd.’ We worden Adam, als we voor de Heere in Zijn deugden gesteld worden. Dan gaan we de val en de daad van Adam eigenen. Er komt dan een tijd, dat de Kerk God en Adam vrij en zichzelf schuldig verklaart. Deze Mefiboseth werd door de knechten van David gehaald uit Lodebar, om des verbonds wil met Jonathan. Wat zal het voor Mefiboseth benauwd geweest zijn toen hij tot de koning gebracht werd. Deze Mefiboseth zal gevreesd hebben met een grote vreze, en gedacht hebben dat dat voor hem de dood was. Gekomen bij David boog hij zich neder aan de voeten van de koning. In het zesde vers staat: Zo viel hij op zijn aangezicht en boog zich neder. Slechts twee verzen verder lezen we opnieuw, dat Mefiboseth buigt. Is daar verschil in? Ja, een groot verschil en we zullen allen in ons leven die beide soorten van buigen moeten leren kennen. De eerste maal is het Mefiboseths buigen onder het recht en de tweede maal is het zijn buigen onder de genade. Nu wil ik u een vraag stellen? Waar wordt er dieper gebogen, in het buigen onder het recht Gods of in het buigen onder de genade Gods? Kunt u dat uit de beleving van uw zielenleven beantwoorden? Duizenden zijn er in onze dagen, die menen wel te buigen onder de genade Gods, maar van het eerste buigen, dat er altijd onlosmakelijk aan vooraf gaat, weten ze niet. O, in het ware werk Gods komt eerst een buigen onder de Rechter. Kent u dat? Zijn er nog, die dat buigen niet 7
vreemd is? Zijn er, die aan het einde van alles zijn gebracht en geen weg ter ontkoming meer hadden? Ach, al Gods volk komt op een punt in hun leven, dat ze onvoorwaardelijk aan de zijde Gods vallen en dat volmaakte recht in hun leven gaan billijken en aanvaarden. Neen, dan is het niet met de gedachte, dat er wel genade zal volgen. Zo’n rechteloze heeft in de beleving zelfs geen recht op de minste kruimel genade. Dan gaat het maar om één ding: God moet verheerlijkt worden. Kijk, dat is buigen onder het zoete recht. Die zo buigen, doet de Heere door genade nog veel dieper buigen. Waardoor dan? Wel, zij hebben de dood verdiend, maar krijgen het leven geschonken. Koning David sprak tot Mefiboseth dat hij niet behoefde te vrezen. Wat zal dat voor Mefiboseth een groot wonder geweest zijn. De dood had hij verwacht, en hij ontving het leven. De verloren erfenis ontving hij terug, en hij at gedurig brood aan des koningstafel, en het gebrek aan zijn voeten werd verborgen onder de tafel. Opnieuw boog Mefiboseth zich neder voor de koning. Wat is uw knecht, dat gij omgezien hebt naar een doden hond, als ik ben? Als een onderworpene ligt hij aan de voeten van koning David neer. Dat is de vrucht van de bediening van God de Heilige Geest. Hij brengt de mens van alle waardigheid en heerlijkheid af en leidt hem in ootmoed en vernedering aan de voeten Gods. Er kan wel over ootmoed gepraat worden en we kunnen wel met diepe zuchten en een scheef gezicht menen ootmoed te kunnen openbaren, maar zo is het niet. Ware ootmoed en vernedering is geen vrucht van de mens, maar alleen van de bediening van God de Heilige Geest. Hij schenkt dat zoete, diepe en zalige buigen voor de Heere. Wat wordt er veel geredeneerd over vernedering en ootmoed, maar als u goed luistert, dan hoort u dat al die praters va tevoren al bekeken hebben hoe het uit zou pakken. Ze geloofden allemaal, dat het goed zou aflopen en van tevoren zagen ze het al liggen, maar van een afgesneden zaak en van een onmogelijkheid weten ze niet. Och, ook Gods volk kan nog zo heimelijk zoeken om in hun onwaardigheid nog wat waardigheid voor God te vinden, begrijpt u? Van hun onwaardigheid en rechteloosheid probeert men dan nog een grond te maken. Men denkt, dat de Heere zo wel overkomen zal. Maar zo is het bij Mefiboseth niet gegaan. Nee, toen die man alles kwijt was, ging David spreken. O, wat gelukkig. Zou u er geen zin in krijgen, dat het werkelijk een afgesneden zaak mag worden? Waar houdt u nog aan vast? Wat is de laatste strohalm waarmee u uzelf probeert overeind te houden? O, ziet toch hoe het bij de Heere meevalt, juist voor degenen die het mogen verliezen. De Heere schenkt juist dan Zijn beloften weg. Zo leert nu Gods genade bukken en buigen. Die genade Gods te mogen kennen 8
en te ervaren, proeven en smaken, dat vernedert. Zieken en ouden van dagen,dat die genade Gods gekend mag worden voor eigen hart en leven. Daartoe mocht de Heere u willen gedenken en Hij mocht Zijn verbondszegen rijkelijk willen schenken. Dat Gij omgezien hebt naar een doden hond als ik ben. Het wonder van Gods genade is, dat de Heere naar één komt om te zien die de dood verdiend heeft. Deze komt de Heere het leven te schenken. Die zaligheid Gods, dat is hetgeen wij in Adam verloren hebben, in Christus weder te mogen ontvangen. En dan te moge ervaren de gemeenschap Gods, die er is in Christus Jezus. Daarin ligt nu het leven en de vrede. Daarin ligt de ware blijdschap. Als een doden hond, dat is als een onreine en als een walgelijke aangezien te worden met het Goddelijke oog van liefde en ontferming. Dat is nu het eeuwige wonder van genade, dat is een eeuwig wonder,d at voorvloeit uit de eeuwigheid, en bestaat tot in alle eeuwigheid. Zieken en ouden van dagen, dat die genade Gods in Christus Jezus gekend mocht worden. Daartoe mocht de Heere u alen willen gedenken, en Hij mocht Zich over u willen ontfermen. Opdat u met Mefiboseth uit zou mogen roepen: Wat is uw knecht, dat gij omgezien hebt naar een doden hond, als ik ben? Wat onze zieken betreft, noemen we: Riekelt Kaptijn, Wijk 6-9, die een gebroken arm opliep waar nog wel enige tijd mee heen zal gaan. De Heere geve ook aan hem wat nodig is om achter Hem aan te mogen komen en ons betrouwen te stellen op de Naam van de Heere. De heer H. Taal, Flevostraat 15, zagen we weer in de kerk. Naar de gegeven omstandigheden mag het redelijk welgaan. Als we door het geloof op Christus mogen zien, God geopenbaard in ons menselijk vlees, dan hebben we het goed. Wed. H. Meun – de Boer, Flevostraat 13, tobt al een gehele tijd met haar gezondheid zodat ze ook de meeste tijd de kerkdiensten niet kan bezoeken. De klachten blijven. Het doe haar temeer op de Heere hopen. Eén ding telt, dat wij vrede met God hebben door het bloed van Christus. De Heere geve dat. Onze deelneming Onze hartelijke meelevendheid gaat uit tot de rouwdragenden onder ons. De Heere geve in te leven wat de zonde toch heeft teweeggebracht, maar ook om te kennen Christus, Die gekomen is om zondige mensenkinderen in zichzelf, te redden van de dood. Sterven kan alleen in de genade van Christus. Gods Woord is zo duidelijk; de vrome mens wil allerlei andere zaken voor Christus in de 9
plaats stellen, maar daar zal hij zeker bedrogen mee uitkomen. Dat we dat door ontdekking leerden en we Christus waarlijk leerden benodigen. In alle dingen is er maar één grond, troost, hulp en redding. Dat is dat we God in Christus als onze Vader zouden moge kennen en alles vanuit Zijn hand aanvaarden. De Heere brenge ons daaronder en heilige de roepstem aan uw aller hart. Hij zij het ook die ondersteunende bediening geven mocht in al deze wegen, waarin we mochten weten van de kennis van de vergeving der zonden in het bloed der kruises. Jubileum Allereerst wil ik mijn verontschuldiging aanbieden, dat we dit jubileum nog niet hebben vermeld in ons kerkblad, het is mij ten enenmale ontgaan. Het betreft het 45 jarige huwelijk van:
Harmen Taal en Adriaantje Taal – Hakvoort,
Flevostraat 15 en wel op 18 december 2004 j.l. Alsnog willen we hen vanaf deze plaats hen en hen die hen lief zijn, hartelijk feliciteren met de dag die ze hebben mogen gedenken. De Heere heeft hen 45 jaar willen leiden door alles heen. Immers we weten dat ook de laatste tijd nogal getobd is met ziekte van het lichaam, zodat er de roepstemmen zijn geweest en wanneer we in deze eens vergelijken met anderen, dan hebben we ons te verwonderen dat we nog zijn in het heden der genade, terwijl er in die 45 jaren al zovelen zijn weggevallen. We mogen hen toebidden dat de trouwtekst, die in Gods voorzienigheid meegegeven is, waarheid moge worden in het hart, immers dat zal het belangrijkste zijn. Immers 45 jaar hebben we ontvangen en ze zijn voorbij. Het waren gaven en het blijven opgaven, die verantwoord moeten worden. Ook ten aanzien van natuurlijke zegeningen geldt: Die gunst heeft God Zijn volk bewezen, opdat het altoos Hem zou vrezen. Nu zullen weldaden, evenmin als zegeningen, een mens Gods vreze leren. Dat kan alleen des Heeren Geest doen, wanneer Hij heiligt aan het hart dat geheiligd dient te worden. Moge dat gegeven worden ook in de vermeerdering der jaren. Immers, hoewel wij u gunnen, naar menselijke maat nog vele jaren te mogen ontvangen, zal tocht dit het belangrijkste zijn, dat we de jaren mogen tellen vanuit een nieuwe staat des levens. We bidden u toe de Weldoener te moge benodigen voor tijd en eeuwigheid, omdat ware en blijvende zegen pas gelegen is in het zoenbloed van de Borg en Middelaar. Dat bidden we u met al de uwen van harte toe.
10
Jarigen
Zo de Heere het geeft te beleven, hoopt te verjaren op: 19 febr. Mevr. B. Nentjes - van den Berg, Wijk 7-57
70 jaar.
Wij lezen in Psalm 90 vers 10
Aangaande de dagen onzer jaren daarin zijn zeventig jaren. Ieder mens wil oud worden, maar niet oud wezen. Wanneer de ongemakken en tekenen van de oude dag komen, wil men jong blijven. Behalve degenen die naar God verlangen. Zeventig jaren. Dat is de gewone tijd van ons leven. Hoevelen zijn al eerder gestorven. Wij hebben niet zoveel jaren op deze aarde. Wij hebben onze weinige dagen veel eerder opgebruikt, dan u wel denkt. En we reizen naar de eeuwigheid. En de tijd is kort. Wij hebben niet zoveel dagen meer om geborgen te worden. Hoevelen worden overvallen door de dood. De tijd kort toch zo in. En men zegt wel dat het schielijker gaat als toen wij jong waren. Het is al zo lang dag geweest. De avondstond van uw leven is gekomen. Als de tijd kort wordt, wordt de tijd kostelijk, en de ziel wordt kostelijk. Elke minuut krijgt waarde. En de ziel heeft waarde. En God krijgt de hoogste plaats in het leven. Onze levenstijd te besteden in de dienst van God. Dat zou – als God het zegent – de beste periode van ons leven zijn. Dat is een welbesteed leven. Dan leven wij niet voor onszelf. Wij leven uit de liefde, door het geloof en de hoop geleidt ons. Als de Heere ons geleidt tot het bereiken van ons levensdoel, dat Hij naar het richtsnoer van Zijn Woord in ons werkt, dan verkrijgen wij een kroon, niet op ons hoofd, maar in de hand. Om die kroon van eer tot roem van Hem, Die op de troon zit, aan Zijn voeten neer te werpen. Hem de dank en de lof toe te brengen. ’t Is een voorrecht de geboortedag weer te mogen beleven. Maar op elke geboortedag, volgt ook eenmaal een sterfdag. Dan wordt het eeuwigheid, en waar zullen wij dan zijn? De genade Gods in Christus is nog om niet te verkrijgen. De Heere moge schenken te ontvangen de genade in Christus om te leven en te sterven. Wensen wij u met de uwen Gods genadige nabijheid toe en des Heeren zegen.
11
Voorbereiding Heilig Avondmaal. We willen nog eens benadrukken de noodzakelijkheid van de voorbereiding. Is het formulier hiertoe niet heel duidelijk en hebben de vaderen niet dit duidelijk onderstreept, zoals het ook in de orde van het kerkelijk leven naar voren komt? de noodzaak wordt dus onderstreept door de leer der kerk in het formulier, de orde der kerk en de ambtelijke onderstreping daarvan, terwijl dit alles geworteld is in de historie. Toch is dat het voornaamste niet, want we lezen in Christus’gelijkenis van de man zonder bruilofskleed ook van de voorbereiding: voordat de bruilofsmaaltijd plaatsvindt heeft er eerst een huwelijkssluiting plaats gevonden, ofwel de ziel is eerst bekleed met het kleed van Christus en Zijn gerechtigheid. Of, een andere gelijkenis, degenen die aanzitten zijn krachtdadig en inwendig geroepen door de Geest des Heeren. Dat leert ons Christus in het Evangelie, maar dat staat ook in de heilige Wet, want de Wet laat overal zien hoezeer dat de heiligheid en de reinheid vereist is in het anderen tot de Heere en tot Zijn heiligdom. Dat gold het volk en dat gold de priesters; allen liggen onder dezelfde eis. Zal ook de inleving des harten van de kennis van zichzelf en van de heiligheid des Heeren en van Zijn heilige dienst, de ziel niet doordringen van het feit dat de voorbereiding geen zaak is van overdaad maar van grote noodzaak? Ja, wanneer we weten van de arglistigheid van ons hart, van de bedrieglijkheid van de duivel, die een bedrieger is naar zijn aard en natuur, en van de gevaarlijkheid van de valse religie, waar ons hart zo naar uitgaat en ons niet laten doordringen van de noodzaak om onszelf te onderzoeken opdat we niet op valse gronden en verkeerde argumenten menen aan te kunnen gaan, zonder te zijn ingegaan door de Deur? Daarbij denken we ook aan Paulus’woord, waarin hij waarschuwt voor het zich een oordeel eten en drinken. We kunnen wel proberen deze tekst zo te verklaren dat we ons geen zorgen hebben te maken, maar Gods ontdekte volk krijgt ook met deze zaak te doen in de inleving. Daarbij geldt ook dat we met de zaak van voorbereiding niet hebben te wachten tot het laatste moment en het dan zelf even voor elkaar maken, maar dat we vroegtijdig daarin bezig zijn. Voorts geldt dat we met voorzichtigheid hebben te wandelen, vrezen de besmetting der wereld; met ernst en eerbied dit hebben te bedenken en dat de voorbereiding niet alleen inhoudt dat we eens wat extra lezen en een extra een gebed doen – hoezeer we dat willen aanbevelen aan een ieder – maar ook met de dagelijkse levenspraktijk en ons gewone doen en laten: is dat doortrokken van Godsvreze? 12
Daarbij worde alle onverschilligheid en lijdelijkheid van ons geweerd. Neen, Gods Woord leert dat het anders moet zijn, namelijk met verlangen vervuld te zijn en dan afgesneden worden van het aardse, het wereldse en het tijdelijke, waar we altijd weer ons hart op zetten, verlangen mogen hebben om in ware zin en gestalte deel te mogen nemen aan het heilig sacrament, zoals we van de Joden lezen kunnen dat ze hun leven zo inrichten dat ze het Pascha zouden mogen eten. Ziet, dat zijn enkele zaken; dat zijn uitwendige zaken en het zou groot zijn wanneer ze vanuit een inwendige rechte gestalte zouden mogen zijn. Dan gaan we verstaan dat uiteindelijk het gaat, niet om het uitwendige, om onze plichten en goede werken en voorbereiding, maar om de kennis van Christus. daar ligt uiteindelijk de zaak zelf. Dit geschrevene diene daartoe dat we worden uitgedreven naar Christus toe, voor het eerst of bij vernieuwing, bij voortgang, herhaling en verdieping van dit alles. Geve de Heere Zelf Zijn zegen in en op de bediening.
Verantwoording collectes januari 2005 D atum
Ke rk
Schuldd. D iaconie
zaterdag,
1-jan
155,25
148,31
zondag,
2-jan
360,70
334,10
zondag,
9-jan 363,35
309,86
zondag,
23-jan
349,05
324,65
zondag,
30-jan
372,85
Vrijwillige bijdragen Totaal januari 2005
1.601,20
Totaal 303,56 €
4038,18
woensdag, 16-feb
Totaal:
Extra
694,80 4.038,18
840,30
1.513,51 673,70 372,85
1.116,92
4.038,18
840,30
7.596,60 193,11 7.789,71
De diaconale collecte van zondag, 9 januari 2005 was bestemd voor hulp aan de slachtoffers van de zeebeving in Azië.
13
Tenslotte Zo zijn we weer in de lijdensweken aangekomen en dan komt de vraag weer eens extra tot ons hoe onze houding toch is ten aanzien van de gekruisigde Christus. daar is een boek over Ahasveros, de wandelende Jood. Het boek bestaat uit vier delen. Het eerste heet Ahasveros en de Nazarener. Daaruit blijkt, dat Ahasveros, hoewel eerst geboeid door Jezus, toch teleurgesteld is in deze Hervormer die het zwaard niet gebruiken wil. Hij joelt mee met de schare en op de kruisweg ziet Jezus hem aan. Die blik raakt hij nooit meer kwijt. Welk een schuld. Christus verloochend. Hij wordt zwerver. Het tweede deel heet Ahasveros op weg naar de hel. Hij zwerft deze aarde rond, ziel allerlei landen en volken, gewoonten en gebruiken; hij ziet vreugde en smart, maar hij blijft rusteloos, telkens weer ziet hij het gezicht van Jezus. Totdat het verloren is voor hem. En dat is het dat Christus’bloed zijn ziel raakt en in vlam zet. Nu gaat Ahasveros in der derde deel de weg naar de hemel. Hij komt bij een Godvrezend kluizenaar terecht en leert het licht kennen. Daarna is Ahasveros de man die onder de mensen terecht komt, zich inzet voor het welzijn en in gezamenlijke inspanning met de mensen gaat hij dan zijn weg en mag weer zin in zijn leven vinden. Hij vindt geluk in een huwelijk en wandelt voort over de aarde, noch niet wetend wat het uiteindelijke geluk is. het zal duidelijk zijn dat dit verhaal geenszins overeenkomt met de Schrift en de gereformeerde geloofsleer. Christus is hier voorbeeld, idealist, die zich inzet voor een betere wereld en niet de Verlosser, de Middelaar en Borg. In dit boek wordt niet verstaan waarover het gaat in de lijdenshistorie en lijdensgang van Christus: de verzoening met God door de Zone Gods in de menselijke natuur in de weg van Borgtocht en genade door recht. Wanneer we de Nazarener verachten dan zijn we op weg naar de hel, we blijven op die weg en Christus’aangezicht zal als een eeuwig durende aanklacht ons aanspreken omdat we niet gewild hebben en niet in Hem geloofd hebben en geen toevlucht zochten in Zijn bloed. Waar is redding voor verdoemelingen? Alleen wanneer dat bloed wordt toegepast aan de ziel. Wanneer de ziel geloof ontvangt om dat bloed te eigenen. Dan is de mens niet meer hellewaarts, maar hemelwaarts reizende, want dan is het licht Gods opgegaan in onze ziel, het Licht in de Zonne der Gerechtigheid. Ziet dan wordt er een andere gang geboren zoals die van de discipelen en apostelen, die van de Samaritaanse vrouw, want dan ligt het heil in Christus en de Gods vereniging. Dan worden we 14
getuigen van het Evangelie. Gaan we dan huwelijk en samenleving verachten? Geenszins, maar dan gaan we wel zien dat ook deze beide pas waarlijk zinvol zijn wanneer Christus gekend en erkend wordt. Dan is de toekomst niet onzeker wat het geluk betreft, maar zeker, ook al, kunnen we niet onder woorden brengen welke die gelukzalige toekomst zijn zal, maar het Woord spreekt ervan. Dat gaat dieper, hoger, geestelijker dan wat in dat boek staat. Gods Boek, Gods openbaring, Gods geschiedenis. O, dat we in geloof de verachte Nazarener niet verachten, maar mochten uitroepen: Mijn Borg, mijn Koning, mijn Middelaar en Verzoener, vanuit waar geloof. Moge het zo eens zijn in deze lijdensweken voor het eerst of bij vernieuwing. Lere Gods Geest ons vanuit het Woord in het hart dat de ontmoeting met de Gekruisigde Nazarener beslissend is voor de weg die we gaan ter helle of ten hemel, beslissend is over de wijze van leven op aarde onder de mensen. In Zijn bloed heeft het leven zin en bedoeling, is er licht en geluk maar komt bovenal God aan Zijn eer ook in ons hart en leven. Schenke de Heere ons dat naar Zijn welbehagen.
Groet Ontvangt allen tenslotte de hartelijke groeten vanuit de pastorie, en weest allen met al uw moeite, zorg en ziekte en verdriet de Heere en Zijn genade bevolen. We bidden u allen toe dat de Heere nog eens op ons neder mocht zien, opdat we ontferming mochten ontvangen voor tijd en eeuwigheid vanuit de Gekruisigde Christus en dat we zo ons kruis vrolijk achter Hem mogen dragen. Met hartelijke groet,
Uw G.W. Nijhof
Predikers Het lot van de beste en nuttigste mensen is vaak dat zij beroerders van het land genoemd of geacht worden.
Matthew Henry 15
Schriftstudie Schriftstudie (Richteren 4: 1-3). Wanneer we het boek Richteren lezen treft ons in dit deel van Israëls geschiedenis een sombere herhaling die ontroert door haar eentonigheid. Jozua, die het volk in Kanaän gebracht heeft, sterft en… het volk dient de afgoden. De eerste richter Othniël, de leeuw uit Juda’s stam, gaat heen en Israël verlaat de Heere. Ehud wordt na een lange regeringsperiode weggenomen en het volk valt weer in e zonde en de schaduwen van die afval zien we heel scherp in de dagen van Debora, een vrouw die op de lijst der richteren een plaats heeft gekregen en over wie we de komende tijd schrijven. Wanneer Ehud gestorven is verlaat het volk de wegen des Heeren om de afgoden weer te gaan dienen. De zonde van Israël is nu, zo lezen we in het volgende hoofdstuk, dat het zich nieuwe goden verkiest. Zo dartelt het volk van de ene afgoderij naar de andere. De dienst des Heeren wordt eenvoudig vergeten. En het volk zal weer in en zware en moeilijke weg geleid moeten worden wil het wederkeren tot de Heere en de knieën weer gaan buigen voor zijn God, Die zoveel wonderen heeft gedaan en zoveel genade en uitreddingen heeft geschonken aan Zijn volk. We hebben er al meer op gewezen, dat de geschiedenis van Israël de geschiedenis van ons eigen volk is, ja de geschiedenis van elke mens. Want zo gemakkelijk wijken we van de in zettingen des Heeren af, zo lichtvaardig volgen we de weg van het eigen vlees. En dan moet de roede Gods in ons leven komen, opdat we zullen wederkeren. En we moeten nog dankbaar zijn als die roede opgemerkt wordt. Want van nature zijn we zo blind, dat we er niet eens erge in hebben, dat de Heere ons tegenkomt. Daar moeten onze ogen voor geopend worden, opdat we onze schuld gaan belijden en gaan smeken om genade. En het duurt soms jaren eer we daartoe komen. In elk geval is het na de dood van Ehud weer helemaal misgegaan met Israël. De afval is waarschijnlijk begonnen onder de stammen, die in het noordelijk gedeelte van het land wonen, en die waarschijnlijk het mist de invloed van Ehud hebben ondergaan omdat hij een man was uit de stam van Benjamin. Het zijn die noordelijke stammen immers, die het eerst worden getroffen door de inval van koning Jabin. Het is echter verdiend dat het oordeel over het volk komt. dat stelt de schrijver allereerst nadrukkelijk vast: Maar de kinderen Israëls voeren voort 16
te doen wat kwaad was in de ogen des Heeren, toen Ehud gestorven was. Maar wanneer Israël zijn God loslaat dan zal de Heere Zijn volk loslaten. En daarmee is de ellende ontketend. De Heere is immers jaloers op Zijn eer en Hij laat Zich niet straffeloos beledigen. Hij komt met Zijn gericht over Zijn volk en omdat dit reeds zo menigmaal geschiedt is, dat Zijn volk Hem ontrouw is geworden, verzwaart Hij nu het oordeel. Eerst waren het nog volkeren buiten Kanaän, in wier hand Israël gegeven werd. ’t Zijn de Syriërs, de Moabieten en de Filistijnen, die het volk verdrukken en benauwen. Maar nu gebruikt Hij een andere roede. Hij verkoopt ze, en sterker kan het in de grond der zaak niet, in de hand der Kanaänieten. Hij tuchtigt Zijn volk met hen, die tegen Zijn uitdrukkelijk bevel gespaard zijn gebleven door Israël toen dit volk het land Kanaän binnentrok. Hij geeft Zijn volk dus weerloos over aan koning Jabin en wat zou er van dit volk overblijven wanneer de Heere Zijn volk niet meer hebben en kennen wil? De naam Jabin betekent eigenlijk verstandige. Misschien was het geen eigen naam maar een ambtsnaam, die hij bij de aanvaarding van de regering gekregen had, zoals men dat in het Oosten in die tijd menigmaal gewoon was. In het boek Jozua komen we immers ook de naam Jabin tegen, een koning die eveneens zijn residentie te Hazor had, en die in de dagen van Jozua verslagen was geworden. Hazor werd toen verwoest. Blijkbaar is deze stad later herbouwd. De Kananänieten hebben zich kennelijk van hun nederlaag kunnen herstellen doordat de kinderen Israëls de wegen des Heeren verlieten en daarmee ook hun kracht verloren om zich tegen de heidense volken te verzetten. Zo treffen we meer dan een eeuw later weer een Jabin op de troon aan, maar nu zijn de rollen omgekeerd. Hij is geen zwak heerser, maar hij krijgt de kans om de smaad van het verleden uit te wissen en Israël onder zijn juk te brengen. Daarbij heeft hij veel te danken aan zijn generaal de krijgsoverste Sisera, wiens woonplaats wordt vermeld met het oog op de verdere gebeurtenissen, die hier verhaald worden. Zo verkocht de Heere ze in de hand van Jabin, koning der Kanaänieten, die te Hazor regeerde; en zijn krijgsoverste was Sisera; die nu woonde te Haroseth der heidenen. Nu, Israël heeft het niet gemakkelijk gehad in die tijd. Twintig jaar lang zucht het volk onder de tyrannie van deze Sisera, die wreed is en hard en die en geweldige krijgsmacht tot zijn beschikking heeft, zodat het volk Israël niets tegen hem kan beginnen. In haar lied bezingt Debora straks deze vreselijke tijd. Daardoor worden we ingelicht over de omvang van deze tyrannie, die bijna aan uitroeiing grensde. De dorpen hielden op in Israël en werden geplunderd. De steden werden tot puinhopen. Er was geen handel en welvaart meer. Israëls veerkracht was geheel verlamd, er werd geen spies of schild gezien onder de mannen van Israël 17
en de vijand bezat negenhonderd ijzeren wagens, de tanks van die tijd en wat moest het ontwapende Israël tegen zo’n legermacht uitrichtten? Want hij had negenhonderd ijzeren wagens, en hij had de kinderen Israëls met geweld onderdrukt twintig jaar. En dan gaat het volk eindelijk de Heere aanroepen. Wanneer alle wegen afgesneden zijn, wanneer bij niemand meer hulp of redding te zoeken of te vinden is, worden eindelijk de knieën gebogen voor de Heere en wordt Hij gesmeekt om te redden en te verlossen. Toen riepen de kinderen Israëls tot de Heere. Dat is de goede weg voor Israël. Dat is altijd het begin van de verlossing. We moeten de Heere aanroepen in onze nood en dat onder schuldbelijdenis. Want wanneer we ons zo vernederen voor Hem en smeken om Zijn genade, dan zal Hij redding geven. Hij zal geen vernederde bidder laten staan. Hij zal Zich ontfermen, maar op Zijn eigen tijd en eigen wijze. (wordt vervolgd)
Zondagsschool Samuël zo nd ag, A. B. C. zo nd ag, A. B. C. zo nd ag, A. B. C. zo nd ag, A. B. C. zo nd ag, A. B. C. 18
13-feb P s alm 118 P s alm 118 P s alm 31 20-feb P s alm 133 P s alm 118 P s alm 116 27-feb P s alm 31 P s alm 69 P s alm 116 6-m rt P s alm 38 P s alm 69 P s alm 116 13-m rt P s alm 69 P s alm 54 P s alm 116
vers 13 vers 13a vers 17
T eks t: T eks t: T eks t:
Zac haria L ukas L ukas
9 19 19
vers vers vers
9a 38a 38a
vers 2 vers 13 vers 7a
T eks t: T eks t: T eks t:
Jo hannes M attheüs 1 K o rinthe
12 26 13
vers vers vers
32 11 8a
vers 11 vers 4a vers 7
T eks t: T eks t: T eks t:
Jes aja Jes aja Jes aja
53 53 53
vers vers vers
7b 7b 5m
vers 11 vers 4 vers 1a
T eks t: T eks t: T eks t:
1 K o rinthe 2 T im o theüs Jes aja
10 2 53
vers vers vers
12 13a 5c
vers 4 vers 2a vers 1
T eks t: T eks t: T eks t:
Jes aja Jes aja Jes aja
53 53 53
vers vers vers
3c 3c 3c
Het vak van predikant Hoe ondankbaar in dit land is het vak van predikant! Altoos eist men van zo ‘n knaap zeven poten aan één schaap. In het geestelijk werk Moet hij vaardig zijn en sterk, doch, daarnaast, de dienst des Heeren vakbekwaam organiseren. Gaat hij veel op huisbezoek: ‘dominee leest nooit een boek’; maar studeert hij steeds nog verder heet hij: ‘leraar, maar geen herder’. Als hij in de kerkenraad zich bescheiden gelden laat, is de weleerwaarde man een ‘dictator’ en ‘tiran’. Maar wanneer hij daarentegen ieder lid van dit college in zijn waarde laat, verluidt: ‘er gaat weinig van hem uit’. Als hij ‘t leven ernstig neemt, is hij ‘stijf’ en ‘wereldvreemd’. Is hij vlot, bij spel en sport, dan komt hij ‘waardigheid’ te kort. Streeft hij, met de beste intentie, naar wat kansel-eloquentie,* men weet smalend te vertellen dat hij zich staat aan te stellen. 19
Zo hij met angstvalligheid alle retoriek vermijdt, is de goeie man voorzeker saai en droog en geen goed spreker. Legt hij zich met mate toe op liturgie, ‘t heet ‘Rooms gedoe’; maar zo niet, dán heeft hij weer ‘Geen gevoel voor stijl en sfeer’. Is hij voluit theoloog, prompt zegt men: ‘hij grijpt te hoog’. Tracht hij populair te spreken, men zegt: ‘Praatjes, maar geen preken’. Weegt bij hem een enkele keer ,:, ‘t leven zwaarder dan de leer, hem dit scherpe vonnis wacht: . ‘ethisch’, ‘dierbaar’ en ‘halfzacht’. Wil hij ‘t vrome volk vergaderen, . rond de leer der Dordtse vaderen, stellig treft hem het verwijt, dat het hárt er scha’ bij lijdt. Werkt hij echter van de stoel op het innerlijk gevoel, heel het kerkelijk publiek: zegt misprijzend: ‘vaag -mystiek’. Als hij wijsheid heeft vergaard uit de leer van Karel Barth, klinkt hem tegen: ‘geeft gij zo de genade niet cadeau’?
20
Legt hij somtijds in zijn lering een accent op de bekering, ach, dan is dat ook weer mis, wijl zulks ‘methodistisch’ is. Is hij scherp in zijn reactie op Anselmus’ satisfactie, dan doet hij -zo wordt gemord de Gerechtigheid tekort. Wat hij laat of wat hij doet, nooit en nimmer is het goed. Te allen tijd rust op zijn werk ‘t kritisch oog van volk en kerk. Daarom: heil de predikant, die -’t klinkt vreemd in dit verband! heel dit heksenwerk verricht met een opgewekt gezicht. * welbespraakt
Predikers We hebben reden te hopen dat God voornemens is ons ontferming te schenken, als wij bemerken dat Hij door Zijn genade ons ertoe voorbereidt. Het is een goed teken als het land voorzien wordt van getrouwe dienaren.
Matthew Henry
21
Voor de jeugd Als je op vakantie bent geweest in de bergen, heb je tijdens een wandeling misschien weleens een grot gezien. Soms kun je er ook in. Sommige grotten zijn zo diep en donker, dat je er zelfs in kunt verdwalen. Vroeger verborgen mensen zich wel in een grot, als ze achtervolgd werden. Ze waren daar bijna niet te vinden. Je kent de geschiedenis van David wel, die zich met zijn mannen voor Saul verstopte in een grot. De grot was een veilige schuilplaats voor hen. De dichter van psalm 72 wordt door vijanden achtervolgt. Hij zoekt een schuilplaats die hem zal beschermen. Er staat niet in de psalm wie zijn vijanden waren. Of wat ze precies deden. Maar ze wilden hem kwaad doen. “Heere, wilt U een Schuilplaats voor mij zijn,”zegt hij. Wees mij een Rots om in te wonen. Dan ben ik veilig!! Heb jij een Schuilplaats nodig? Heb jij de Schuilplaats nodig? Je bent in levensgevaar als je nog niet geborgen bent in en achter het bloed van de Heere Jezus. De duivel en je eigen zonden achtervolgen je steeds weer. Er kunnen zorgen in je leven zijn of verdriet. Weet je hoe je die Schuilplaats vind? Met gevouwen handen. Als je biddend tot de Heere vlucht, zul je nooit teruggestuurd worden. Alleen als Hij je Zaligmaker is, ben je veilig. Wat er dan ook gebeurt in je leven, dan heb je een ‘rots om in te wonen’. Een veiligere plaats is. Wees mij een rots om in te wonen; Een schuilplaats, waar mijn hart Steeds toevlucht vind’in smart. Uw hoog bevel zal blijkbaar tonen, Dat Gij, o groot Ontfemer, Mijn burcht zijt en beschermer
Predikers Saul onder de profeten is nog steeds Saul!
Matthew Henry 22
Voor de puzzeljeugd. De oplossing van de vorige maand; 1. Laban 13. Mordechai 2. Abdon 14. Dagon 3. Abed-Nego 15. Elihu 4. Tabeël 16. Palti 5. Uria 17. Rama 6. Eglon 18. Ikabod 7. Eliazar 19. Jachin 8. Naboth 20. Zadok 9. vijgeboom 21. Ehud 10. Rachab 22. Nachon 11. Eliab 23. Elkana 12. Eunice 24. Naïn
25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34.
Nazareth Izebel Elymas Tarsen Uz wijn Machir Othniël Nicodemus Debora.
Het tekstgedeelte luidt: Laat u een vreemde prijzen, en niet uw mond. Spreuken 27 vers 2 Nieuwe opgave. Zoek de dierennamen op welke ontbreken. Ze zijn te vinden in de berijmde Psalm van 49 t/m/ 68. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
daar ram bij….. voor brandaltaar begeren….. breek jongen….. en aan de….. schoon zij rondom van….. gelijk een….. ik zal uit uw huis geen….. een ieder tiert gelijk een….. ‘k zal bok en….. zij volgen hen als….. als vuurgen….. ja uwer…..
23
Jeugd verhaal De stervende rover (slot) De leraar zei vervolgens: het bloed van Jezus Christus reinigt van alle zonden, en dit is een getrouw woord en aller aanneming waardig, dat Jezus Christus in de wereld is gekomen om zondaren zalig te maken. “Om zondaren zalig te maken,” hernam de stervende, “maar met zondaren zoals ik?” “ja, wel zondaren zo als u,” antwoordde de leraar, “luister maar toe: “zo iemand gezondigd heeft, wij hebben een voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de rechtvaardige, en Hij is een verzoening voor de zonden. Kom, zegt God, laat ons te samen richten; al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw, al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol.” “Hou op, hou op,” riep met verheffing van stem de zieke, “zeg mij, mijnheer! wat moet ik doen om zalig te worden?” “Geloof in de Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden,” gaf de leraar ten antwoord, “uw verleden zonden zullen u niet dan meer verdoemen, Jezus is machtig om zalig te maken allen, die door Hem tot God gaan”. Daarop vouwde de stervende zijn beide handen, zei met een verflauwde stem: “O God, wees mij arm zondaar genadig!” en stierf. Vol aandoening stond de leraar bij het lijk van deze hem onbekende, zich verblijdende, dat het licht van Evangelies deze verblijfplaats van de misdaad had bestraald en de genade zich aan een in volle nadruk, in duisternis en schaduw des doods gezeten, verheerlijkt had. Terwijl de getuigen van dit treffend en leerzaam schouwspel op een afstand waren gebleven, zo wilde hij niet heengaan zonder vooraf een woord van vermaning te hebben gesproken. Hij stelde zich in hun midden, sprak over de rampzalige toestand, waarin zij allen verzonken waren, nodigde hen tot Jezus te gaan, om volle en vrije vergeving en kwijtschelding van al hun misdaden en zonden. “Weet, mijn medezondaren,” aldus sprak de leraar, “weet dat een ieder van u, even spoedig en onverwacht als nu deze metgezel u in het kwaad voor de vreselijke rechterstoel van God kan worden gedaagd. De cholera is in de stad, haar besmetting is reeds tot u doorgedrongen, ook voor mij wellicht een middel tot de dood, en misschien is het de laatste maal, dat ik het Evangelie aan arme verloren zondaren verkondig. Ik zelf ben een stervende, die tot stervenden spreekt. Ach, 24
mocht de liefde van Jezus, die voor arme dood- en doemschuldige zondaren zijn bloed aan het kruis heeft vergoten, ulieden bewegen en dringen om deze schuilplaats van verderf te verlaten; zij is een beeld der hel; op de weg, waarheen ulieden nu bent. Keert terug in de maatschappij, waarvan ulieden u zelf door de misdaad hebt uitgesloten.” Hier viel degene die de leraar had gehaald, hem in de rede en zei: “ja mijnheer! het kwaad heeft ons hier gebracht, wij zijn een bende rovers, ons leven is thans in uw hand, u kunt ons verblijf bekend maken, maar wij hopen dat u het niet doen zult: wat willen wij beginnen, wanneer wij ons tegenwoordig verblijf laten varen, want niemand zal ons vertrouwen schenken.” “Vertrouwt op de Heere,” antwoordde de leraar, “en die gestolen heeft steelt niet meer, maar arbeid, werkend dat goed is met zijn handen, opdat hij heeft mee te delen degenen, die nood heeft.”... “Vaart allen wel! In deze wereld zien wij elkaar waarschijnlijk niet weer, maar de dag zal éénmaal komen, dat wij te samen voor Gods rechterstoel zullen staan; mocht dan blijken dat de woorden van genade, welke ik tot ulieden sprak, voor uw aller zielen gezegend zijn geworden tot ulieden der behoudenis en zaligheid.” De leraar werd daarop weer naar buiten gebracht, en begeleid tot voorbij de donkere nauwe straat, die bekend was als niet verlicht te zijn en van daar vervolgde hij alleen de weg naar zijn woning, verbaasd zijnde over het zonderlinge en buitengewone deze ontmoeting; alles scheen hem een droom, terwijl zijn gewaarwordingen zich oplosten in dank aan God, voor het voorrecht en de eer aan zulk een arme van geest, de blijde en rijke boodschap des heils te hebben mogen brengen. Voor elk die dit verhaal (hetgeen geen verzinsel is, maar waarheid) leest, kan het zelfs strekken tot een merkwaardig getuigenis van de kracht van het Woord, wanneer het zelf door de Heiligen Geest tot het hart, wordt gebracht; dan ziet en ondervindt men, dat het zelf krachtig en sterk is, scherpsnijdender dan een tweesnijdend zwaard, doorgaande tot de verdeling van de ziel en de geest, en een oordeler is van de gedachten en van de overleggingen der harten. Dit woord had aan deze rover, evenals aan de Samaritaanse vrouw, gezegd, alles wat hij gedaan had. Toeval was het, zoals hij meende, dat hij in de kerk ging, maar God zelf bracht er hem. De gezegende Jezus ging, als de goede herder, het verloren schaap achterna, want de hemelse klokslag was geslagen, dat het tot de kudde moest worden gebracht; “een dienaar van het Evangelie werd tot hem gezonden, om tot zijn ziel woorden van vrede te spreken, en om in zijn ontwaakt geweten de genadebalsem te storten, en, wat hier het minst opmerkelijk is: Hij, in wiens hand de harten van alle 25
mensenkinderen zijn, neigde het hart van zijn metgezel in het kwaad, om de leraar te willen gaan roepen, niettegenstaande hij, zo als hij zelf zei, zijn leven en dat van anderen in gevaar bracht. Het was vrije genade, die zich even als aan de moordenaar aan het kruis, verheerlijkte. Merk op voor uzelf dat vrede Gods verkrijgbaar is door de toevlucht te nemen door het geloof in de gerechtigheid van Christus, als de gekruisigde zaligmaker, wiens Goddelijk bloed van alle zonden reinigt. Zo u nu dat zaligmakend en heilbevattend geloof nog niet kent, weet dan dat u het zelf evenzeer behoeft, als degene van wie u leest; want dat u nog voor eigen rekening staat, en wat het is voor eigen rekening te leven en voor eigen rekening te sterven, wil ik niet trachten u te beschrijven. Liever roep ik u toe: “Zoekt de Heere, terwijl hij te vinden is. Hij roept, en zegt: Al wie (let wel: al wie) tot mij komt, zal ik geenszins uitwerpen, en die in Mij gelooft, komt niet in de verdoemenis.
Kopij Kontactblad In verband met afwezigheid, de kopij voor het volgende kontact blad, iets eerder inleveren. Uiterlijk vrijdag, 4 maart op de Domineesweg.
Verschijning kontaktblad: Het eerst volgende nummer van ons Kontaktblad zal weer verschijnen D.V. donderdag, 10 maart 2005. Kopij voor dit nummer inleveren tot uiterlijk donderdag, 3 maart 2005, bij: Eerw. Hr. G.W. Nijhof, Wijk 8 - 50 Of per e-mail: Het adres is:
[email protected] 26
Maarten Luther (43) ‘Betalen, betalen’ Allerwegen was de aflaathandel het onderwerp van de dag op riddersloten, op de academies, in de woningen der burgers zowel als in de herbergen en aan alle openbare plaatsen. De gevoelens waren verdeeld. Sommigen hechtten geloof aan de aflaathandel, anderen waren er verontwaardigd over. Natuurlijk werd ook met de aflaathandel de spot gestoken. Maar hoe dan ook: Tetzel verzamelde met zijn dominicanen grote geldbedragen. Een Saksisch edelman, die Tetzel te Leipzig gehoord had, was zeer verontwaardigd over diens bedriegerijen. Hij trad op de monnik toe en vroeg hem of hij macht bezat om zonden te vergeven, die iemand nog van plan was te gaan doen. ‘Zeer zeker’, antwoordde Tetzel, ‘ik heb daartoe van zijne Heiligheid volmacht ontvangen.’ ‘Welnu’, hernam de edelman, ‘ik wil wraak nemen op een van mijn vijanden, zonder evenwel zijn leven te bedreigen. Ik zal u tien kronen geven als u mij een aflaatbrief schenkt, die mij volkomen vrijspraak geeft.’ Tetzel maakte wat bedenkingen en zij kwamen dertig kronen overeen. Kort daarna verliet de monnik Leipzig. De edelman en zijn bedienden gingen in een hinderlaag in een bos tussen Jüterbock en Treblin liggen, overvielen Tetzel, toen hij voorbijtrok, gaven hem een pak slaag en maakten zich meester van de welvoorziene geldkist, die de inquisiteur bij zich had. Tetzel schreeuwde moord en brand en diende een gerechtelijke aanklacht in. Maar de edelman liet de aflaatbrief zien, die door Tetzel zelf ondertekend was en die hem bij voorbaat van alle straf vrijwaarde. Hertog George, die aanvankelijk over het gebeurde zeer vertoornd was, beval, nadat hij de aflaat gelezen had, dat de beschuldigde moest vrijgelaten worden. In herbergen en op markten gingen de aflaten van hand tot hand die de handelaars ervan uitgereikt hadden als betaling voor hun logies en voor allerlei diensten. Spottend zei men onder het volk: ‘Betalen, betalen, dat is het hoofd, het lichaam, de staart en de hele inhoud van hun preken.’ In feite waren de Duitsers de schandelijke handel moe. Ze konden de misleidingen van de aartsbedriegers uit Rome - zo als Luther hen noemde - niet langer verdragen. Geen bisschop of monnik durfde echter deze kwakzalverij tegenstaan. Men vroeg elkander of God dan toch niet een krachtig man zou verwekken, die zijn stem verhief tegen deze misstanden. Maar nergens scheen zo’n man te zijn. 27
TEN DIS GELEID Ontferm U Heer’ naar Uw barmhartigheden, Zie op Uw volk, Uw Isrel als weleer; Tot U alleen wend’ Jakob zijne schreden, Ai, zie nog eens genadig op ons neer. Uw oog op ons, ons oog op U geslagen, In druk en smart verflauw’ de ziele niet; Gij zult mij wis, uit vrij erbamen dragen, Die van omhoog, op nietelingen ziet. Maar wij zijn niet dan Heere voor Uw zake, Door U gered, getrokken door Uw koord, Gij woudt ons hart met Uw genade raken, En geeft ons spijs van aards en hemels brood. Hoe wonderlijk zijn Jezus Uwe wegen, Met al Uw volk, door U ten dis geleid, Gij schenkt o Heer’ in overvloed Uw zegen, En hebt voor ons een heerlijk lot bereid.
ds. L.G.C. Ledeboer
28