Koningsweg IV
maart 2013 Nr. 1170
Koningsweg IV
Inhoudsopgave
Toelichting
5
Hoofdstuk 1 INLEIDING 1.1 Aanleiding
5 5
Hoofdstuk 2 BESTAANDE SITUATIE 2.1 Begrenzing plangebied 2.2 Geldende bestemmingen
6 6 6
Hoofdstuk 3 BELEIDSKADER 3.1 Provincie 3.2 Gemeente
8 8 9
Hoofdstuk 4 RANDVOORWAARDEN 4.1 Bodem 4.2 Cultuurhistorie 4.3 Ecologie 4.4 Externe veiligheid 4.5 Geluid 4.6 Geur 4.7 Leidingen 4.8 Luchtkwaliteit 4.9 Milieueffectrapportage 4.10 Milieuzonering 4.11 Natuur en landschap 4.12 Veiligheid 4.13 Verkeer 4.14 Water
10 10 10 11 12 12 12 13 13 13 14 14 15 16 16
Hoofdstuk 5 JURIDISCHE ASPECTEN 5.1 Juridische aspecten 5.2 Handhaving
18 18 20
Hoofdstuk 6 ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID 6.1 Grondexploitatie
22 22
Hoofdstuk 7 OVERLEG EN MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID 7.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
23 23
Bijlagen bij de toelichting Bijlage 1 Bureauonderzoek en inventariserend onderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek Bijlage 2 Karterend en waarderend archeologisch proefsleuvenonderzoek Bijlage 3 Beplantingsplan
25
Regels
83
27 53 79
Hoofdstuk 1 Artikel 1 Artikel 2
INLEIDENDE REGELS Begrippen Wijze van meten
84 84 89
Hoofdstuk 2 Artikel 3 Artikel 4
BESTEMMINGSREGELS Maatschappelijk Waarde - Archeologie 1
91 91 93
Hoofdstuk 3 Artikel 5 Artikel 6
ALGEMENE REGELS Anti-dubbeltelregel Algemene aanduidingsregels
95 95 95
2
"Koningsweg IV"(ontwerp)
Koningsweg IV Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9
Algemene afwijkingsregels Algemene wijzigingsregels Algemene procedureregels
95 96 96
Hoofdstuk 4 Artikel 10 Artikel 11
OVERGANGS- EN SLOTREGELS Overgangsrecht Slotregel
97 97 97
"Koningsweg IV"(ontwerp)
3
Koningsweg IV
4
"Koningsweg IV"(ontwerp)
Koningsweg IV
Toelichting Hoofdstuk 1
INLEIDING
De Kerkvoogdij van de Hersteld Hervormde gemeente wil op het perceel gelegen achter de huidige begraafplaats aan de Koningsweg in Garderen een uitbreiding van de begraafplaats met daarop ook een schuur voor materiaalopslag. Een deel van het plangebied is al in gebruik als begraafplaats. De uitvoering van dit plan is niet mogelijk binnen het geldende bestemmingsplan. Daarom is voorliggende herziening van het bestemmingsplan opgesteld.
1.1
Aanleiding
Op 28 april 2009 is bij de gemeente een verzoek ontvangen om de hiervoor genoemde plannen mogelijk te maken. Naar aanleiding van dit verzoek is de procedure om te komen tot een herziening van het bestemmingsplan opgestart.
"Koningsweg IV"(ontwerp)
5
Koningsweg IV
Hoofdstuk 2 2.1
BEST AANDE SIT UAT IE
Begrenzing plangebied
Het plangebied ligt in de kern Garderen. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de bestaande begraafplaats aan de Koningsweg. Aan de oost- en zuidzijde vormt het buitengebied de grens van het plangebied. De grens aan de westzijde wordt gevormd door de kern Garderen. Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied weer.
Afbeelding 1 Luchtfoto plangebied
2.2
Geldende bestemmingen
Het plangebied ligt in het bestemmingsplan Buitengebied 2000 en heeft de bestemming Agrarisch gebied II. Realisatie van een uitbreiding van de begraafplaats en een schuur voor materiaalopslag is binnen deze bestemming niet toegestaan.
6
"Koningsweg IV"(ontwerp)
Koningsweg IV
Afbeelding 2 Verbeelding bestemmingsplan Buitengebied 2000
In het bestemmingsplan zijn geen mogelijkheden opgenomen die uitvoering van voorliggend plan mogelijk maken, bijvoorbeeld door wijziging of afwijken met een omgevingsvergunning. Daarom is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.
"Koningsweg IV"(ontwerp)
7
Koningsweg IV
Hoofdstuk 3 3.1
BELEIDSKADER
Provincie
Ruimtelijke Verordening Gelderland De Ruimtelijke Verordening Gelderland (hierna: de verordening) is een gevolg van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die in juli 2008 in werking trad. Deze wet geeft de provincie de bevoegdheid algemene regels vast te leggen in een provinciale verordening. Met een ruimtelijke verordening stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw. Gemeenten krijgen op sommige terreinen meer beleidsvrijheid, terwijl ze op andere gebieden te maken krijgen met strikte provinciale richtlijnen. Gedeputeerde staten hebben op 15 december 2010 de verordening vastgesteld. De verordening is in werking getreden op 2 maart 2011. Voor de provincie betekent de Wet ruimtelijke ordening dat het goedkeuringsvereiste voor gemeentelijke bestemmingsplannen vervalt. De verordening is gebaseerd op reeds vastgesteld ruimtelijk beleid, zoals het 'Streekplan Gelderland 2005'. De verordening vormt derhalve een beleidsneutrale vertaling van reeds vastgesteld ruimtelijk beleid. Dit betekent dat de verordening geen beleidswijzigingen bevat. Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan is op de kaarten behorende bij de verordening aangeduid als ' Waardevol landschap'. In de volgende alinea's over de structuurvisie Gelderland (voormalig streekplan) is verder uitgewerkt wat dit inhoudt.
Structuurvisie Gelderland (voormalig streekplan) en streekplanuitwerking Kernkwaliteiten waardevolle landschappen Provinciale staten hebben op 29 juni 2005 het Streekplan Gelderland 2005 vastgesteld. Het streekplan geeft de beleidskaders aan voor de ruimtelijke ontwikkelingen tot 2015. Het streekplan is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Op de Beleidskaart ruimtelijke structuur van het streekplan, is het plangebied aangewezen als Waardevol landschap. Het gaat om het provinviaal en nationaal landschap "Veluwemassief" Waardevolle landschappen zijn gebieden met (inter)nationaal en provinciaal zeldzame of unieke landschapskwaliteiten van visuele, aardkundige en/of cultuurhistorische aard, en in relatie daarmee bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. De “ensemble”-waarden van deze gebieden is groot, dat wil zeggen dat de samenhang tussen de verschillende landschapsaspecten groot is. Grondgebonden landbouw speelt een belangrijke rol bij het instandhouden van de landschapskwaliteiten. Het ruimtelijk beleid voor waardevolle landschappen is: behouden en versterken van de landschappelijke kernkwaliteiten. Voor de waardevolle landschappen als geheel geldt binnen de algemene voorwaarde dat de kernkwaliteiten worden versterkt een‘ja mits’-benadering voor het toevoegen van nieuwe bouwlocaties en andere ruimtelijke ingrepen. Grootschalige verstedelijkingslocaties en andere grootschalige bouwvolumes op nieuwe bouwlocaties tasten de kernkwaliteiten onevenredig aan. Een beheerste ruimtedruk op het buitengebied als gevolg stedelijke uitbreidingen draagt bij aan het behoud van de kernkwaliteiten. Deze beleidsbenadering geeft gedifferentieerd richting aan de ontwikkeling. In de waardevolle landschappen is lokale en regionale ontwikkeling mogelijk. Aard, omvang en vormgeving in samenhang met de kernkwaliteiten zijn bepalend. Ruimtelijke ontwikkeling kan bijdragen aan de versterking van het landschap; bij de ruimtelijke afweging van een nieuwe functie(combinatie) speelt het bijbehorende landschapontwerp een belangrijke rol om de bijdrage van de ruimtelijke ingreep aan versterking van de kernkwaliteiten te bepalen. De kernkwaliteiten van het provinciale waardevol landschap "Veluwemassief" zijn: De groene long van Nederland; Stuwwal met grootschalige afwisseling van open heide, gesloten bos, uitgestrekt open stuifzand en vennen, agrarische enclaves. Deze afwisseling is in het westelijk deel sprekender dan in het oostelijke; 8
"Koningsweg IV"(ontwerp)
Koningsweg IV Rijk aan aardkundige kwaliteiten (vooral het reliëf); Afwezigheid van oppervlaktewater met uitzondering van de vennen; Weinig bebouwing; Het oostelijk deel is door niet-opengesteld grootgrondbezit matig toegankelijk; Karakteristieke en cultuurhistorisch waardevolle open essen op de flanken; Een ‘antropogene’ leegte van nu met een schatkamer van cultuurwaarden van toen: landgoederen, grafheuvels, boerderijen et cetera. Rijke variatie aan (cultuurhistorisch bepaalde) soorten bos: van zeer oude loofboscomplexen tot rechtlijnig verkaveld productiebos en recent ontwikkeld ‘oerbos’ met begrazers. Rust, ruimte, donkerte Deze uitbreiding van de begraafplaats inclusief bouw van een schuur (afmetingen 8x12m) past goed binnen de hierboven beschreven kernkwaliteiten. De uitbreiding ligt in de agrarische enclave van Garderen en sluit aan op de reeds lang bestaande huidige begraafplaats. Vanaf de openbare weg is de uitbreiding inclusief de schuur, nauwelijks te zien vanwege de ligging achter de huidige begraafplaats.Bovendien wordt de uitbreiding landschappelijk ingepast met inheemse beplanting. Hierbij wordt aanwezige niet-inheemse beplanting verwijderd.
3.2
Gemeente
Structuurvisie Kernen Barneveld 2022 De gemeenteraad heeft op 22 november 2011 de "Structuurvisie Kernen Barneveld 2022" vastgesteld. De structuurvisie legt de gemeentelijke visie op de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van het eigen grondgebied vast. Het bestemmingsplan zal hier binnen moeten passen. De structuurvisie bevat een uitvoeringsprogramma. Hierin laat de gemeente zien hoe het voorgenomen beleid gerealiseerd zal worden. In de structuurvisie is een groot aantal ruimtelijke projecten opgenomen, waarvoor investeringen in de openbare ruimte noodzakelijk zijn. Ook is er een groot aantal lopende en potentiële bouwmogelijkheden. Op de kaart behorende bij de structuurvisie ligt de planlocatie in een gebied dat is aangeduid als 'Bestaand bebouwd gebied' van de kern Garderen. De belangrijkste opgaven voor de kern Garderen zijn: • Het behoud van een herkenbare historische structuur en zichtlijnen; • Het versterken van het dorpshart. De hier aangevraagde uitbreiding van de begraafplaats sluit aan op de reeds bestaande begraafplaats en vormt hiermee een logisch geheel. De landschappelijke inpassing van de uitbreiding houd rekening met het behoud van een herkenbare historische structuur en zichtlijnen. Daarmee is het ingekomen verzoek in overeenstemming met deze structuurvisie.
"Koningsweg IV"(ontwerp)
9
Koningsweg IV
Hoofdstuk 4 4.1
RANDVOORWAARDEN
Bodem
In het kader van de ontwikkeling van het gebied dient te worden beoordeeld of de uiteindelijke bodemkwaliteit binnen dit gebied uit oogpunt van volksgezondheid en milieu aan zekere kwaliteitsnormen voldoet om te voorkomen dat op verontreinigde grond wordt gebouwd. Deze bestemmingsplanherziening ten behoeve van uitbreiding van de begraafplaats in Garderen en de bouw van schuur voor materiaalopslag leidt niet tot een bodemonderzoeksverplichting. De lokatie staat niet bekend als “verdacht” en vanwege de aard van de nieuwbouw kan ook al bij de aanvraag omgevingsvergunning een vrijstelling worden verleend van de onderzoeksverplichting (gemiddeld minder dan twee uur per dag aanwezigheid van personen).
4.2
Cultuurhistorie
4.2.1
Archeologie
4.2.1.1 Archeologie hoge verwachting Er moet rekening worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Voor het maken van een weloverwogen belangenafweging is minimaal een archeologisch bureauonderzoek nodig. Wij hebben een archeologische beleidsadvieskaart voor de gehele gemeente. Deze kaart kan gezien worden als een beknopt bureauonderzoek. Uit de 'archeologische waarden- en verwachtingskaart' van de gemeente blijkt dat voor het perceel aan de adres een hoge archeologische verwachting geldt. De gemeenteraad heeft op 28 september 2010 besloten dat voor deze zone nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij een oppervlakte van 250 m² voor grondverstorende werkzaamheden dieper dan 30 cm. ADC Archeoprojecten heeft een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek uitgevoerd (rapport 2432, d.d. 16 augustus 2010, zie bijlage 1) Er wordt vervolgonderzoek in de vorm van een inventariserend veldonderzoek door middel van het aanleggen van proefsleuven aanbevolen. RAAP Archelogisch Adviesbureau heeft het proefsleuvenonderzoek uitgevoerd op 12 oktober 2011(RAAP-notitie 4002, november 2011, zie bijlage 2). Het onderzoek heeft uitgewezen dat de belangrijkste archeologische resten behouden blijven als een 10 meter brede strook evenwijdig aan de noordoostgrens van het plangebied wordt ingericht als groenstrook. In deze groenstrook mag alleen gebruik gemaakt worden van gras en ondiep wortelende struiken. Het overige gebied is vrijgegeven. Indien bij de aanleg van nieuwe graven in de rest van het plangebied toch opvallende grondsporen (donkere vlekken in het gele zand) en/of vondsten (met name aardewerk scherven) worden aangetroffen dient hier onmiddelijk melding van gemaakt te worden bij de gemeente Barneveld. Het bevoegd gezag (de gemeente Barneveld) stemt, gelet op het door de regioarcheoloog uitgebrachte advies, in met deze conclusie. Om de archeologische resten in de 10 meter brede strook evenwijdig aan de noordoostgrens van het plangebied te beschermen is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' opgenomen. De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(-en), primair bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden van de gronden.
4.2.2
Historisch-geografische waarden
Historisch-geografische waarden verwijzen naar de ontstaanswijze en bijzondere plekken van onze cultuurlandschappen, zoals polders, kavelstructuren, terpen en het landschap van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Het plangebied bevindt zich in een zone met een hoge landschappelijke waarde volgens de cultuurhistorische waardekaart van de provincie Gelderland.
10
"Koningsweg IV"(ontwerp)
Koningsweg IV
Hoge landschappelijke waarde Afbeelding 3 uitsnede kaart cultuurhistorische waardekaart.
4.3
Ecologie
De belangrijkste wetten voor natuurbescherming in Nederland zijn de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Beide wetten zijn een Nederlandse vertaling van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. De verplichtingen voor bescherming van natuurgebieden zijn overgenomen door de Natuurbeschermingswet 1998, terwijl de Flora- en faunawet zich richt op de bescherming van planten en dieren. 4.3.1
Natuurbeschermingswet 1998
De Natuurbeschermingswet 1998 regelt de bescherming van natuurgebieden in Nederland. Daarnaast regelt deze wet de aanwijzing van natuurgebieden die van nationaal of internationaal belang zijn: Beschermde Natuurmonumenten en Natura 2000-gebieden. De Natuurbeschermingswet bepaalt vervolgens wat er wél en niet mag in deze beschermde natuurgebieden. Het (plan)gebied ligt niet zodanig in, of nabij, gebieden met bijzondere gebiedsbescherming, (PEHS of Natura 2000 gebieden), dat de geplande ontwikkeling hier significant effect op dergelijke gebieden zal hebben. De relevante natuurbeschermingswetgeving beperkt zich daarom tot soortbescherming via de Flora- en faunawet (Ffw)
4.3.2
Flora- en faunawet
De Flora- en faunawet beschermt plant- en diersoorten in de beschermde natuurgebieden én daarbuiten. Ongeveer 500 soorten in Nederland vallen onder de bescherming van deze wet. Om te beoordelen of de beschermde soorten in het plangebied aanwezig zijn, wordt een natuurtoets uitgevoerd. Een medewerker van de gemeente heeft de locatie bezocht. Het terrein waarop de veranderingen zijn gepland, bestaat momenteel uit een (nu al) ingerichte begraafplaats, inclusief grasveld en een groenstrook/singel rondom een deel van de geplande uitbreiding. De eigenlijke verandering betreft dan ook alleen het bijbouwen van een gebouw van 7,5 x 11,5 meter, Hiervoor behoeven hooguit enige struiken gerooid te worden. Op de bijgevoegde tekeningen blijkt dat de huidige aanwezige groensingels gespaard blijven, hierdoor zal de wijziging dan ook geen effect hebben op eventueel van de bomenrij gebruikmakende vleermuizen (oriëntatieroute) of vogels (broeden). Door de wijziging van landbouwgrond naar begraafplaats krijgt de strengbeschermde soortgroep vleermuizen er een interessanter leefgebied bij. Een natuurtoets door een extern bureau is niet nodig omdat niet verwacht wordt dat de bepalingen van de Flora- en faunawet zullen worden overtreden. Mochten er tijdens de werkzaamheden ecologische waarden welke nu niet voorzien zijn, alsnog verstoord dreigen te raken, dan dient direct met deze handelingen te worden gestaakt en dient nader onderzoek te worden uitgevoerd. Eventuele broedgevallen van vogels "Koningsweg IV"(ontwerp)
11
Koningsweg IV mogen tijdens de broed en verzorgingstijd (grofweg medio maart t/m edio juli) niet verstoord worden.
4.4
Externe veiligheid
Bij externe veiligheid gaat het om het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beheersen van risico's die mensen lopen door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen in hun omgeving. De risico's moeten aanvaardbaar zijn. Met het oog daarop heeft de rijksoverheid risiconormen vastgesteld waarmee bedrijven, wegbeheerders en vervoerders, maar ook gemeenten en provincies, rekening dienen te houden. Voor situaties waarbij het ontwikkelingsgebied binnen het invloedsgebied van een risicobron ligt, moet het resultaat van een risicoanalyse getoetst worden aan de gestelde risiconormen. Op de signaleringskaart van de gemeente Barneveld is te zien dat in de omgeving van het plangebied geen risicobronnen zijn gelegen. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend plan.
4.5
Geluid
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dienen de bepalingen van de Wet geluidhinder in acht te worden genomen. Dit betekent onder meer dat wanneer in het bestemmingsplan gronden worden bestemd voor nieuwe woningbouw of andere geluidsgevoelige objecten, moet worden nagegaan of voor deze gronden een zogenaamde geluidszone van kracht is. Met uitzondering van een aantal wegen, bevinden zich in principe langs alle wegen geluidzones. Binnen een zone moet akoestisch onderzoek worden verricht, waaruit blijkt of de voorkeursgrenswaarde of de maximaal toelaatbare geluidbelasting wordt overschreden. Door de uitbreiding van de begraafplaats wordt geen geluidgevoelige functie (woning, school of medische instelling) toegevoegd. Een akoestisch onderzoek is daarom niet nodig.
4.6
Geur
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bepaalt dat het oprichten of veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting niet is toegestaan, behoudens omgevingsvergunning. Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht (Bor) geeft een limitatieve opsomming van die categorieën inrichtingen en van vergunningplichtige inrichtingen. Veehouderijen zijn opgenomen in bijlage 1, categorie 8, onder sub a van dat besluit. Het bevoegd gezag betrekt bij de beslissing op de aanvraag om een omgevingsvergunning de gevolgen voor het milieu die de inrichting kan veroorzaken. Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij in werking getreden. Deze wet geeft bindende aanwijzingen aan het bevoegd gezag met betrekking tot het verlenen van de omgevingsvergunning. Slechts in de gevallen waarin de wet dat bepaalt, kan een vergunning worden geweigerd vanwege de nadelige gevolgen van geuremissie vanuit de veehouderij. Daarmee bevat de Wet geurhinder en veehouderij een landsdekkend exclusief beoordelingskader dat, voor zover het de gevolgen van geuremissie vanuit dierenverblijven betreft, in de plaats treedt van de toetsing die anders bij vergunningverlening op grond van de Wabo zou moeten worden uitgevoerd. Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt de waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is de waarde een wettelijk vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden. Onder een 'geurgevoelig object' wordt verstaan: een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt. De Wet geurhinder en veehouderij geeft gemeenten de mogelijkheid om gebiedsgericht beleid vast te stellen door middel van een geurverordening. De standaardnormen zoals opgenomen in de wet mogen binnen een bandbreedte naar boven en beneden worden bijgesteld. Op 7 oktober 2008 heeft de raad de 12
"Koningsweg IV"(ontwerp)
Koningsweg IV Geurverordening vastgesteld. Deze verordening trad in werking op 18 oktober 2008. Buiten de gebieden die zijn genoemd in de Geurverordening gelden de standaardnormen uit de Wet geurhinder en veehouderij. Op een afstand van circa 500 meter is aan de Koesteeg 6 een agrarisch bedrijf gelegen waar bijna 700 varkens mogen worden gehouden. Het in eerste instantie aangevraagde kantoortje is een geurgevoelig gebouw. Het plan moet getoetst worden aan een geurnorm van 14 odeureeheden per kubieke meter. Vanwege de grote afstand van het kantoortje tot dit agrarische bedrijf en de ruime geurnorm lijkt de geurtoets geen belemmering te vormen voor dit plan. Later in het planproces heeft de aanvrager schriftelijk verklaard dat het kantoortje en de toitetgroep niet gerealiseerd zullen worden.
4.7
Leidingen
Binnen of in de directe nabijheid van het plangebied komen geen leidingen of beschermingszones van leidingen voor die in het kader van onderhavig bestemmingsplan bescherming behoeven. Eveneens zijn er geen straalpaden. Het plangebied ligt in een laagvlieggebied (GLV VII) maar dit beperkt de voorgenomen bouwhoogten niet.
4.8
Luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. Hierin is opgenomen dat bij een ruimtelijk besluit de gevolgen voor de luchtkwaliteit getoetst moet worden. Om te bepalen of de kwaliteit van de lucht ter plaatse voldoet aan de eisen uit de Wet milieubeheer en de daarop gebaseerde regelgeving, dient bij nieuwe ontwikkelingen onderzoek gedaan te worden naar de luchtkwaliteit. Projecten waarvan aannemelijk is dat deze niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De ontwikkelingen in het plangebied zijn dermate kleinschalig, dat ze vallen binnen de randvoorwaarden van het Besluit Niet in Betekenende Mate Bijdragen. De invloed van deze kleinschalige ontwikkelingen hoeven niet in beeld te worden gebracht.
4.9
Milieueffectrapportage
Niet voor alle nieuwe activiteiten hoeft een m.e.r. -procedure gevolgd te worden. Uitgangspunt van de m.e.r.-beoordeling is het 'nee, tenzij' -principe. Dat wil zeggen dat alleen een milieueffectrapport (MER) hoeft te worden opgesteld, wanneer er omstandigheden zijn die (waarschijnlijk) leiden tot belangrijke nadelige milieugevolgen. De wet milieubeheer maakt onderscheid in een m.e.r.-procedure voor plannen (planMER) en voor besluiten (besluitMER of projectMER). Voor een bestemmingsplan kan zowel de plan-m.e.r.-plicht als de besluit-m.e.r.-plicht gelden. Er zijn twee sporen waarlangs de m.e.r.-plicht kan ontstaan: 1. Plan- en/of besluit m.e.r.-plicht: als de voorgenomen activiteit vermeld is in het Besluit milieueffectrapportage; 2. plan-m.e.r.-plicht: als voor het plan een zogeheten passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 gemaakt moet worden. Dat is het geval als het plan significante negatieve gevolgen kan hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000 gebied. De lijst van activiteiten in de onderdelen C en D van het Besluit bestaat uit vier kolommen. De eerste kolom bevat een omschrijving van de m.e.r.-( beoordelings)plichtige activiteiten. De tweede kolom vermeldt eventuele drempelwaarden. Voor de vraag of een bestemmingplan besluit m.e.r.-plichtig is, geldt dat het Besluit milieueffectrapportage onderscheid maakt naar m.e.r.-plichtige activiteiten en m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten. Onderdeel C van de bijlage bij dit Besluit vermeldt voor welke activiteiten altijd verplicht een MER moet worden opgesteld, voordat een (m.e.r.-plichtig) besluit mag worden genomen. In onderdeel D is vermeld welke activiteiten beoordelingspichtig zijn. Voor dergelijke activiteiten moet het bevoegd gezag beoordelen of op "Koningsweg IV"(ontwerp)
13
Koningsweg IV basis van 'belangrijke nadelige gevolgen die de voorgenomen activiteit voor het milieu kan hebben', een m.e.r.-procedure noodzakelijk is. Daarbij geldt dat een bestemmingsplan alleen besluit-m.e.r.-plichtig is, als het bestemmingsplan in kolom 4 wordt genoemd. Als de activiteit onder de drempelwaarden uit kolom 2 van bijlage D blijft, geldt dat moet worden beoordeeld of een MER moet worden opgesteld. De centrale vraag die daarbij beantwoord moet worden is of er omstandigheden zijn die (waarschijnlijk) leiden tot belangrijke nadelige milieugevolgen. Als dat het geval is, geldt alsnog een m.e.r.-plicht. Voor de vraag of een bestemmingsplan plan-m.e.r.-plichtig is, geldt dat dit het geval is als het plan genoemd is in kolom 3 en activiteiten mogelijk maakt die in onderdeel C en D, kolom 1 vermeld zijn en voldoen aan de in kolom 2 genoemde drempelwaarden. Als een bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die Besluit-m.e.r.-plichtig is op grond van de uitkomst van een toets van een activiteit die onder de drempelwaarden blijft, dan is dat bestemmingsplan alsnog plan-m.e.r.-plichtig. Het maakt dan immers een (besluit) m.e.r.-plichtige activiteit mogelijk. In dit geval is de activiteit niet m.e.r.-plichtig want er is voor het plan geen passende beoordeling nodig en de activiteit komt niet voor op de lijst in onderdeel C of D van het Besluit milieueffectrapportage.
4.10
Milieuzonering
Ten aanzien van bedrijvigheid geldt als uitgangspunt dat toekomstige woningen geen onevenredige milieuhinder (geur, geluid etc.) mogen ondervinden van nabijgelegen bedrijvigheid. In de publicatie ´Bedrijven en milieuzonering´ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, editie 2009, wordt in verband met de aanwezigheid van milieubelastende functies indicatieve afstandsnormen voorgeschreven tot milieugevoelige functies, vooral wonen. In dit kader zijn voor het onderhavige plan de volgende bedrijven en aspect van belang: Het plan voorziet in een uitbreiding van de begraafplaatsaan de achterzijde met daarop ook een schuur voor materiaalopslag met beheerderskantoortje en een toiletgroep. De toiletgroep is voor een groep jongeren met een beperking die regelmatig op de begraafplaats werkt. Volgens de genoemde VNG brochure wordt de begraafplaats aangemerkt als overige dienstverlening en valt daarmee onder categorie 1. Bij deze categorie geldt alleen voor geluid een afstandsnorm, namelijk 10 meter. Tussen de perceelsgrenzen van het plangebied en de dichtst bijgelegen woningen zit een afstand van meer dan 10 meter.
4.11
Natuur en landschap
In paragraaf 3.1 is omschreven wat de kernkwaliteiten van het provinciale waardevol landschap "Veluwemassief" zijn. Deze uitbreiding van de begraafplaats inclusief bouw van een schuur past goed binnen de beschreven kernkwaliteiten. De uitbreiding ligt in de agrarische enclave van Garderen en sluit aan op de reeds lang bestaande huidige begraafplaats. Vanaf de openbare weg is de uitbreiding inclusief de schuur, nauwelijks te zien vanwege de ligging achter de huidige begraafplaats. Bovendien wordt de uitbreiding landschappelijk ingepast met inheemse beplanting. Hierbij wordt aanwezige niet-inheemse beplanting verwijderd. Op onderstaande afbeelding is aangegeven waar de landschappelijke inpassing moet worden gerealiseerd. Op de beplantingstekening d.d. oktober 2012 (zie bijlage 3) is exact aangegeven welke (inheemse) beplanting gerealiseerd moet worden. In de regels van dit plan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen als garantie voor realisatie en instandhouding van deze beplanting.
14
"Koningsweg IV"(ontwerp)
Koningsweg IV
Afbeelding 4 Locatie landschappelijke inpassing
4.12
Veiligheid
Om een veilige omgeving te creëren of te behouden zijn er op het gebied van fysieke veiligheid een aantal aspecten waarmee rekening gehouden moet worden. Zo worden er eisen gesteld aan de bereikbaarheid van de openbare wegen voor de hulpverleningsdiensten. Dit leidt tot het stellen van minimale afmetingen en bochtstralen zodat hulpverleningsvoertuigen een object of calamiteit goed kunnen bereiken en adequate hulp kunnen verlenen. Dit betekent voor dit plan dat de brandweerauto het gebouw voor opslag/onderhoud en toiletvoorziening tot 40 meter kunnen benaderen. Hiervoor moeten wegen/paden minimaal 3,5 meter breed zijn. Het plan voldoet hier aan als de poort tussen het nieuwe en het oude gedeelte 3,5 meter breed wordt gemaakt. Met betrekking tot voldoende bluswater in het openbare wegennet zijn er ook eisen gesteld. Deze eisen hebben betrekking op de afstanden vanaf de bluswatervoorziening tot aan een gebouw en de capaciteit ervan. In de "Handleiding Bluswatervoorziening en bereikbaarheid" een uitgave van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding worden deze eisen uitgeschreven. Gezien de kleinschaligheid en de beperkte risico's eisen we geen primaire bluswatervoorziening. Wel moeten er kleine blusmiddelen aangebracht worden in het gebouw, dit wordt in de procedure voor de omgevingsvergunning voor het bouwen meegenomen.
"Koningsweg IV"(ontwerp)
15
Koningsweg IV
4.13
Verkeer
In dit plan voor uitbreiding van de begraafplaats wordt gebruik gemaakt van de huidige toegang en parkeergelegenheid op eigen terrein. Deze voorzieningen zijn ook voor de uitbreiding van de begraafplaats voldoende. Het plan is daarom verkeerstechnisch akkoord.
4.14
Water
Deze waterparagraaf vormt het resultaat van het procesinstrument watertoets. De watertoets betreft het vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen. Het is verplicht de watertoets toe te passen. Hiermee wordt beoogd om het belang van water een evenwichtige plaats te geven in het ruimtelijk planproces. De watertoets heeft betrekking op alle grond- en oppervlaktewateren en behandelt alle relevante waterhuishoudkundige aspecten zoals ontwatering, wateroverlast en waterkwaliteit. De waterpara-graaf beschrijft het relevante waterbeleid, de betrokkenheid en het advies van de waterbeheerder en de waterhuishoudkundige uitwerking van het plan. Waterbeleid Waterbeheersplan 2010-2015 Waterschap Vallei & Eem In het plan heeft het waterschap zijn ambities en uitvoeringsprogramma vastgelegd. De plannen zijn gebundeld in de drie programma's Veilige dijken, Voldoende en schoon water en Zuivering afvalwater. Het programma Veilige dijken richt zich op de bescherming tegen overstroming en daardoor op veiligheid voor de bewoners en gebruikers. Het programma Voldoende en schoon water gaat over het oppervlakte- en grondwater. De doelstelling is dat het beschikbaar is waar er behoefte aan is, dat het van goede kwaliteit is en dat het geen overlast veroorzaakt. In dat kader bestrijdt het waterschap de verdroging van natuurgebieden en zorgt zij voor het dagelijks beheer van watergangen. Het programma Zuivering afvalwater behandelt de inzameling (riolering), het transport en het zuiveren van afvalwater. Het waterschap wil door een intensieve samenwerking met gemeenten het beheer van de verschillende schakels beter op elkaar afstemmen. Enerzijds om kosten te besparen, anderzijds om het zuiveringsrendement te verhogen. De klimaatontwikkelingen worden intensief gevolgd. Er worden maatregelen genomen om ook op de lange termijn het beheersgebied te beschermen tegen hoog water, wateroverlast en droogte, en om de capaciteit van de rioolwaterzuiveringen op peil te houden. Waterplan Barneveld (2005) en Hemelwaterbeleidsplan (2011) Het Waterplan geeft een integrale watervisie op het verhogen van de gebruikswaarde en belevingswaarde van water. Door een verantwoord gebruik en duurzame ontwikkeling van het water kan ook in de toekomst gebruik worden gemaakt van een gezond watersysteem. De volgende ambities worden genoemd: Vasthouden en/of vertraagd afvoeren van hemelwater. Het scheiden van vuil en schoon water. Bij nieuwbouw het hemelwater van schone opper-vlakken niet op de riolering lozen en bij voorkeur lokaal gebruiken, infiltreren of lozen op oppervlaktewater. In bestaand gebied hemelwater afkoppelen van het gemengd riool indien technisch en financieel haalbaar. De afvoer van schoon hemelwater vindt bovengronds plaats. Rioolwateroverstorten beperken om de doelstellingen voor waterkwaliteit te bereiken. In het plan is een concrete doelstelling opgenomen: in 2025 is 10% van het verharde oppervlak afgekoppeld van de gemengde riolering (referentiejaar 2005). Dit betreft 18 ha. afkoppelen. In het Hemelwaterbeleidsplan is deze doelstelling uitgewerkt in concrete maatregelen.
16
"Koningsweg IV"(ontwerp)
Koningsweg IV
Huidige en toekomstige situatie De begraafplaats in Garderen ligt aan de Koningsweg. Het betreft een geaccidenteerd terrein: het maaiveld loopt af in noordelijke richting. Er zijn geen watergangen in of rondom de begraafplaats aanwezig. Wel ligt er een solitair infiltratieveld van beperkte afmetingen. De bodem bestaat uit (grindhoudend) zand. De grondwaterstand in het gebied ligt zeer laag. Zo blijkt uit de grondwatertrappenkaart (provincie Gelderland) dat er een gemiddeld hoogste grondwaterstand is van meer dan 3 meter beneden maaiveld. Op het terrein van de begraafplaats ligt geen riolering. De uitbreiding is voorzien in het zuidelijk deel van de begraafplaats. Een deel is reeds als begraafplaats in gebruik, ook is er al een schuur gebouwd. Het grootste deel is nu nog gazon. De paden tussen de graven worden verhard. Ook als gevolg van de toekomstige grafbedekking zal het verhard oppervlak in beperkte mate toenemen. Het bestaande kleine infiltratieveld (inhoud ca. 17 m3) wordt vervangen door twee centrale infiltratievelden. Iedere waterberging heeft een inhoud van 112 m3. Het hemelwater dat op verhard oppervlak valt, stroomt bovengronds én via ondergrondse leidingen af naar de waterbergingen. Het hemelwater dat op de schuur valt, vloeit via regenpijpen af over het maaiveld. Rekeninghoudend met paragraaf 4, artikel 5 vierde lid van het Besluit op de lijkbezorging dienen de graven zich tenminste 30 cm. boven het niveau van de gemiddeld hoogste grondwaterstand te bevinden. Gezien de grondwaterstanden zijn geen aanvullende maatregelen nodig. Bij de bouw van de schuur zijn geen uitlogende materialen gebruikt. Het waterschap Vallei en Veluwe heeft het plan gezien en kan hiermee instemmen. Een watervergunning van het waterschap is niet verplicht. De doelen van het waterschap en de gemeente komen niet in het gedrang door dit bestemmingsplan.
"Koningsweg IV"(ontwerp)
17
Koningsweg IV
Hoofdstuk 5 5.1
JURIDISCHE ASPECT EN
Juridische aspecten
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) geeft gemeenten de plicht tot het opstellen van een bestemmingsplan. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Dit zijn een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast bieden zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan het afwijken met een omgevingsvergunning, wijzigingsbevoegdheden en het toepassen van nadere eisen. De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Barneveld. Het uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar, dit is de geldigheidsduur van een bestemmingsplan. Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan. De planregels vallen in vier hoofdstukken uiteen. Hoofdstuk 1 bevat de algemene voor het plangebied geldende bepalingen, de inleidende regels. Hoofdstuk 2 regelt de bestemmingen en het daarop toegestane gebruik. Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, zoals de anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene afwijkings- en algemene wijzigingsregels en tot slot de algemene procedureregels. Tenslotte komt in hoofdstuk 4 het overgangsrecht en de slotbepaling aan bod.
Bevoegdheid Onder bevoegd gezag verstaan wij het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning. Over het algemeen zijn burgemeester en wethouders het bevoegd gezag. Het kan echter incidenteel voorkomen dat bijvoorbeeld het Rijk dan wel de provincie het bevoegd gezag is. Burgemeester en wethouders zijn altijd bevoegd gezag bij het wijzigen van een plan en het stellen van nadere eisen.
Inleidende regels Begrippen In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing van het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normale spraakgebruik. De omschrijving van het begrip 'bouwperceel' staat in artikel 1. Een voorbeeld van een bouwperceel is een stuk grond waarop een woning staat met een tuin. De bestemmingen 'Wonen-1' en 'Tuin' horen beiden bij het bouwperceel.
Wijze van meten Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten (die bij het bouwen in acht dienen te worden genomen) moeten worden gemeten. De bepalingen uit bijlage 12 van SVBP2008 zijn overgenomen in de standaardregels van gemeente Barneveld.
18
"Koningsweg IV"(ontwerp)
Koningsweg IV
Bestemmingsregels Bestemming 'Maatschappelijk' Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' zijn gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Door middel van een aanduiding op de verbeelding wordt een specifieke maatschappelijke voorziening aangegeven, zoals begraafplaats, kinderopvang of religie. In principe wordt zo min mogelijk gebruik gemaakt van aanduidingen om het bestemmingsplan zo flexibel mogelijk te maken. Wanneer echter een andere maatschappelijke voorziening niet wenselijk is, door de ligging of omvang van het perceel, dan wordt wel een aanduiding toegepast. De maximale hoogte voor overige bouwwerken is drie meter. Door middel van een aanduiding op de verbeelding is een bedrijfswoning toegestaan.
Dubbelbestemming 'Waarde – archeologie 1' en 'Waarde – archeologie 2' In alle gebieden die (nog) niet zijn vrijgegeven na archeologisch onderzoek of waar is besloten tot behoud in situ wordt de dubbelbestemming Waarde – archeologie toegepast. 'Waarde – archeologie 1' wordt toegepast bij een ondergrondse bouwdiepte van 0,3 m: in gebieden met een lage verwachtingswaarde (bij een oppervlakte van meer dan 10.000 m²); in gebieden met een middelmatige verwachtingswaarde (bij een oppervlakte van meer dan 1.000 m²); in gebieden met een hoge verwachtingswaarde (bij een oppervlakte van meer dan 250 m²); in historische kernen (bij een oppervlakte van meer dan 100 m²) en voor niet zichtbare terreinen met archeologische waarde. Tot slot wordt 'Waarde – archeologie 2' toegepast voor zichtbare terreinen met archeologische waarde bij elke bouwdiepte.
Algemene regels Anti-dubbeltelbepaling Het doel van de anti-dubbeltelbepaling is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene aanduidingsregels De aanduidingen bevatten specificaties van de (dubbel-)bestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bijzondere regels, extra regels of nadere afwegingen gelden. Bij gebiedsaanduidingen gaat het veelal om zones en gebieden die aan sectorale regelgeving zijn ontleend. De volgende soorten gebiedsaanduidingen zijn toegepast: geluidszone, vrijwaringszone en veiligheidszone. Daarnaast is de bouwaanduiding antennemast mogelijk. Nieuwvestiging van antennemasten binnen de bebouwde kom is in principe niet toegestaan. Bij andere bestemmingen zoals bedrijventerreinen, sportparken, grote parkeerplaatsen, benzinestations, nutsvoorzieningen en/of langs grootschalige infrastructuur is dit wel mogelijk. In de regels is een aanduiding opgenomen die bij de betreffende bestemmingen kan worden toegevoegd.
Algemene afwijkingsregels Er is een algemene afwijkingsregel opgenomen wanneer dit voor een betere technische realisering van bouwwerken dan wel in verband met de werkelijke toestand van het terrein noodzakelijk is. Deze afwijkingsregel dient bij uitzondering te worden toegepast. De noodzaak om van de bestemmingsregeling af te wijken dient te worden aangetoond. Het is niet de bedoeling dat deze algemene bevoegdheid wordt toegepast in combinatie met het afwijken zoals dat bij een specifieke bestemming is genoemd. Met andere woorden: cumulatie van deze "Koningsweg IV"(ontwerp)
19
Koningsweg IV bevoegdheden is uitgesloten. Een voorbeeld: de maximale bouwhoogte voor een woning is 12 meter. Bij de bestemming 'Wonen-1' is de bevoegdheid opgenomen om met een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels en die bouwhoogte te vergroten met maximaal 3 meter. Het is niet de bedoeling dat dan nog eens toepassing wordt gegeven aan de algemene afwijkingsbevoegdheid met een vergroting van nog eens 10% tot gevolg.
Algemene procedureregels Op de voorbereiding van het besluit tot wijziging is afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht en artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing, met dien verstande dat burgemeester en wethouders binnen acht weken na afloop van de termijn van terinzagelegging een besluit nemen omtrent de wijziging. Voor het stellen van nadere eisen is geen procedure opgenomen in de wet. De procedure staat beschreven in hoofdstuk 3 "Algemene regels" van dit bestemmingsplan.
Algemene wijzigingsregels In deze bepaling wordt aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om bestemmingen te wijzigen ten behoeve van kleine overschrijdingen van bestemmingsgrenzen. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.
Overgangs- en slotregels Overgangsregels Onderscheid is gemaakt tussen de overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken en de overgangsbepalingen ten aanzien van gebruik. De overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken gelden vanaf terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan, de overgangsbepalingen ten aanzien van gebruik vanaf het van kracht worden (inwerkingtreding) van het bestemmingsplan. Uitgangspunt is dat zo weinig mogelijk gebruik wordt gemaakt van het overgangsrecht. Vooraf dient een afweging te worden gemaakt tussen legaliseren (positief bestemmen) dan wel handhaving van illegale situaties. De overgangsbepalingen voor bouwwerken en gebruik zijn overgenomen uit artikelen 3.2.1 en 3.2.2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Slotregel Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het voorliggende bestemmingsplan.
5.2
Handhaving
De gemeente acht handhaving van haar beleid van groot belang om de gewenste ruimtelijke kwaliteit te garanderen. Belangrijke redenen voor handhaven zijn: de regels zijn door de gemeente vastgesteld en de inwoners van de gemeente mogen verwachten dat de gemeente die regels handhaaft: waarom zijn er anders regels opgesteld? Inwoners van de gemeente hebben als het ware recht op handhaving; handhaving gaat oneigenlijk gebruik van en daarmee de achteruitgang van de kwaliteit van het gemeentelijk grondgebied tegen. Een actueel bestemmingsplan beoogt de ruimtelijke kwaliteit van een gebied in stand te houden en te verbeteren; niet daadkrachtig optreden tegen overtredingen van wettelijke regels werkt een toename van het aantal overtredingen in de hand en tast de geloofwaardigheid van daadkrachtig optreden aan. Het in het bestemmingsplan vastgelegde beleid wordt ondermijnd en het bestuur verliest de greep op de gebouwde omgeving. Onderscheid kan gemaakt worden tussen preventieve en repressieve handhavingsinstrumenten. Onder preventieve instrumenten kunnen onder andere goede regelgeving (onder andere in bestemmingsplan), 20
"Koningsweg IV"(ontwerp)
Koningsweg IV voorlichting, subsidieverlening, afwijken van bouwregels en gebruiksregels en de omgevingsvergunning worden begrepen. Repressieve instrumenten zijn onder meer controle en toezicht, opsporing en het hanteren van sancties als bestuursdwang en dwangsom. In 2007 heeft de gemeente de Nota handhaving ruimtelijke en bouwregelgeving gemeente Barneveld opgesteld. Deze nota geeft inzicht in de achtergronden die geleid hebben tot de totstandkoming van de nota. Ook geeft het voor overtredingen op het gebied van bestemmingsplan- en bouwregelgeving aan hoe met geconstateerde overtredingen om te gaan en welke prioriteitsstelling daarbij te hanteren (repressieve handhaving). Bij de handhaafbaarheid van een bestemmingsplan spelen aspecten als communicatie, de planvorm, de normstelling, het daadwerkelijk kunnen handhaven en de controleerbaarheid van normen ook een belangrijke rol. Randvoorwaarde voor handhaving is dat er voldoende basis/grondslag is om te kunnen handhaven. Deze basis wordt gevormd door: de regeling in het bestemmingsplan zelf: de handhaafbaarheid van de planregels; het afwijkingenbeleid. In onderhavig bestemmingsplan is gestreefd naar heldere, eenduidige planregels met zo min mogelijk interpretatiemogelijkheden. Verder zijn aan de in het plan opgenomen afwijkingsbevoegdheden duidelijke voorwaarden verbonden, die voldoende objectief bepaalbaar zijn.
"Koningsweg IV"(ontwerp)
21
Koningsweg IV
Hoofdstuk 6 6.1
ECONOM ISCHE UIT VOERBAARHEID
Grondexploitatie
De kosten voor het opstellen van het plan worden gedekt door het heffen van leges. Voor de kosten van tegemoetkoming in schade, bedoeld in artikel 6.1 van de Wro (planschade) is een afzonderlijke overeenkomst gesloten. Er zijn bij dit plan geen andere kosten die in een exploitatieplan of exploitatieovereenkomst opgenomen moeten worden.
22
"Koningsweg IV"(ontwerp)
Koningsweg IV
Hoofdstuk 7 OVERLEG EN M AAT SCHAPPELIJKE UIT VOERBAARHEID De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Daarnaast is er de gelegenheid om in het voortraject belanghebbenden te laten inspreken conform de gemeentelijke verordening. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro).
7.1
Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. In het kader hiervan wordt het bestemmingsplan voor overleg aan onderstaande instanties toegezonden: -
Waterschap Vallei & Veluwe;
-
Provincie Gelderland
Er is in het gebied van de voorgenomen ontwikkeling geen sprake van bijzondere waarden of andere situaties waardoor deze ontwikkeling zou raken aan enig nationaal belang. Geconcludeerd kan worden dat er hier geen provinciale belangen in het geding zijn die om vooroverleg vragen. Het Waterschap Vallei & Eem heeft aangegeven dat geen vooroverleg nodig is indien de toename van de verharding kleiner is dan 1000 m2. Ook belangen van omliggende gemeenten zijn bij dit plan niet in het geding. Op grond van artikel 3.1.1 lid 2 Bro kan worden afgezien van overleg in door de provincie en het Rijk aangegeven gevallen. Gelet op de brief van het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft geen vooroverleg plaatsgevonden, aangezien de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) geen adviserende en coördinerende rol meer heeft met betrekking tot de advisering over een voorontwerp betreffende gemeentelijke ruimtelijke plannen. Nu er sprake is van een gemeentelijk ruimtelijk plan, waarbij er geen nationale rijksbelangen aan de orde zijn en de betrokken rijksdiensten niet als direct belanghebbende zijn aan te merken, behoeft het onderhavige plan niet voor vooroverleg naar de ILT opgestuurd te worden.
"Koningsweg IV"(ontwerp)
23
Koningsweg IV
24
"Koningsweg IV"(ontwerp)
Koningsweg IV
Bijlagen bij de toelichting
"Koningsweg IV"(ontwerp)
25
Koningsweg IV
26
"Koningsweg IV"(ontwerp)
Koningsweg IV
Bijlage 1 Bureauonderzoek en inventariserend onderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek
"Koningsweg IV"(ontwerp)
27
Koningsweg IV
28
"Koningsweg IV"(ontwerp)
Begraafplaats NH-Kerk te Garderen rapport 2432
Begraafplaats Nederlands Hervormde Kerk Garderen (gemeente Barneveld) Een Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek
J. Holl
2
Colofon ADC Rapport 2432 Begraafplaats Nederlands Hervormde kerk Garderen, gemeente Barneveld. Een Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek Auteur: J. Holl In opdracht van: Hersteld Hervormde Gemeente Garderen © ADC ArcheoProjecten, Amersfoort, 20 september 2010 Foto’s en tekeningen: ADC ArcheoProjecten, tenzij anders vermeld Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers. ADC ArcheoProjecten aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.
Autorisatie: E. Lohof ISBN 978-94-6064-423-8 ADC ArcheoProjecten Tel 033-299 81 81 Postbus 1513 3800 BM Amersfoort Fax 033-299 81 80 Email
[email protected]
ADC ArcheoProjecten Rapport 2432
Begraafplaats N.H. Kerk, Garderen
3
Inhoudsopgave Administratieve gegevens van het onderzoeksgebied Samenvatting 1 Inleiding 1.1 Algemeen 1.2 Doelstelling en vraagstelling 2 Methodiek bureauonderzoek 3 Resultaten bureauonderzoek 3.1 Afbakening plan- en onderzoeksgebied en vaststellen van de consequenties van het mogelijk toekomstige gebruik 3.2 Beschrijving huidig gebruik 3.3 Beschrijving van de historische situatie en mogelijke verstoringen 3.4 Beschrijving van bekende archeologische, ondergrondse bouwhistorische en aardwetenschappelijke waarden 3.5 Gespecificeerde verwachting (LS05) 4 Methodiek Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O) 4.1 Kader 4.2 Methoden 5 Resultaten Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O) 5.1 Lithologische beschrijving 5.2 Interpretatie 6 Conclusies 7 Aanbeveling Literatuur Geraadpleegde websites Lijst van afbeeldingen en tabellen Bijlage 1 Boorgegevens Bijlage 2 Boorkolommen
ADC ArcheoProjecten Rapport 2432
4 5 7 7 7 7 8 8 8 8 9 11 11 11 11 12 12 12 12 13 14 14 14 20 21
Begraafplaats N.H. Kerk, Garderen
4
Administratieve gegevens van het onderzoeksgebied Provincie: Gemeente: Plaats: Toponiem: Kadastrale gegevens: Kaartblad: Coördinaten:
Bevoegde overheid: Deskundige namens de bevoegde overheid: ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer (CIS-code): ADC-projectcode: Periode van uitvoering: Beheer en plaats documentatie:
ADC ArcheoProjecten Rapport 2432
Gelderland Barneveld Garderen Begraafplaats N.H. Kerk Gem. Garderen, sectie R., nr. 5115 (deels) 32F NW: (177.605, 471.791) NO: (177.743, 471.791) ZO: (177.743, 471.656) ZW: (177.605, 471.656) Gemeente Barneveld Dhr. P. Schut 42304 4120657 Augustus 2010 ADC ArcheoProjecten bv, Amersfoort
Begraafplaats N.H. Kerk, Garderen
5
Samenvatting In opdracht van de Hersteld Hervormde Gemeente Garderen heeft ADC ArcheoProjecten een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd voor het plangebied Begraafplaats N.H. kerk Garderen in de gemeente Barneveld. In het plangebied zal de bestaande begraafplaats uitgebreid worden. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van een projectprocedure ten behoeve van een wijziging in het bestemmingsplan en was noodzakelijk om te bepalen of bij de voorgenomen activiteiten de kans bestaat dat archeologische resten in de ondergrond worden aangetast. Op basis van het bureauonderzoek werden archeologische resten uit alle archeologische perioden verwacht, afgedekt door een dun (30 tot 50 cm dik) plaggendek. Gezien de vondsten in de omgeving, werden vooral resten verwacht uit de Romeinse tijd en Middeleeuwen. Aangezien op 30 m afstand van het plangebied Romeinse crematieresten zijn gevonden, werden in het plangebied eveneens Romeinse resten van begravingen verwacht. Teneinde deze verwachting te toetsen werd in het plangebied een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Tijdens het booronderzoek is een 40 cm dik plaggendek aangetroffen met hieronder een B-horizont. In één boring is vastgesteld dat de bodem verstoord is tot 90 cm –mv (boring 2). In boring 4 zijn bovenin de B-horizont houtskoolbrokjes aangetroffen. Bovendien is op 30 m afstand van het plangebied een Romeinse schaal met crematieresten gevonden. De kans op archeologische resten in het plangebied wordt daarom groot geacht. Aangezien de B-horizont in de meeste boringen nog intact is, is de verwachting dat archeologische grondsporen nog bewaard zijn gebleven. Alleen ter hoogte van boring 2 zijn archeologische resten, uitgezonderd zeer diepe sporen, waarschijnlijk verloren gegaan. ADC ArcheoProjecten adviseert om in de gebieden met een hoge archeologische verwachting een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van het aanleggen van proefsleuven (IVO-P), teneinde gaafheid, omvang, datering en conservering van archeologische resten te onderzoeken. Aangezien in slechts één boring een verstoord profiel is aangetroffen, valt de begrenzing hiervan niet vast te stellen. In het deel van het plangebied dat reeds in gebruik is als begraafplaats, zijn eventuele archeologische naar verwachting verloren gegaan. Geadviseerd wordt daarom de gehele zone die nog niet in gebruik is als begraafplaats (ca. 0,75 ha, zie afb. 5) te onderzoek door middel van proefsleuven. De voorgestelde aanpak is gebaseerd op de brede zoekoptie. Hiervoor geldt de volgende methode: configuratie: stippellijn sleufbreedte: 2m lengte sleuven: 10 m sleufafstand: 20 m interval: 20 m dekkingsgraad: 10% Geadviseerd wordt echter de sleuven in de lengterichting aansluitend te maken, waardoor lange sleuven over de hele lengte van het plangebied gegraven worden. Dit gaat net zo snel als wanneer intervallen tussen de sleuven gehanteerd worden en de totale opgegraven oppervlakte is op deze manier groter. Het is vooralsnog niet mogelijk om op basis van de resultaten de vindplaats te waarderen. De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een door de bevoegde overheid goed te keuren Programma van Eisen (PvE).
ADC ArcheoProjecten Rapport 2432
Begraafplaats N.H. Kerk, Garderen
6
Tabel 1. Overzicht van de verschillende (pre)historische perioden. Periode
Tijd in jaren
Nieuwe tijd
1500 - heden
Middeleeuwen: Middeleeuwen:
450 – 1500 na Chr.
Late Middeleeuwen
1050 - 1500 na Chr.
Vroege Middeleeuwen Romeinse tijd:
450 - 1050 na Chr. 12 voor Chr. – 450 na Chr.
Laat-Romeinse tijd
270 - 450 na Chr.
Midden-Romeinse tijd
70 - 270 na Chr.
Vroeg-Romeinse tijd
12 voor Chr. - 70 na Chr.
IJzertijd:
800 – 12 voor Chr.
Late IJzertijd
250 - 12 voor Chr.
Midden-IJzertijd
500 - 250 voor Chr.
Vroege IJzertijd Bronstijd:
800 - 500 voor Chr. 2000 - 800 voor Chr.
Late Bronstijd
1100 - 800 voor Chr.
Midden-Bronstijd
1800 - 1100 voor Chr.
Vroege Bronstijd
2000 - 1800 voor Chr.
Neolithicum (Jonge Steentijd):
5300 – 2000 voor Chr.
Laat-Neolithicum
2850 - 2000 voor Chr.
Midden-Neolithicum
4200 - 2850 voor Chr.
Vroeg-Neolithicum Mesolithicum (Midden(Midden-Steentijd): Steentijd):
5300 - 4200 voor Chr. 8800 – 4900 voor Chr.
Laat-Mesolithicum
6450 - 4900 voor Chr.
Midden-Mesolithicum
7100 - 6450 voor Chr.
Vroeg-Mesolithicum
8800 - 7100 voor Chr.
Paleolithicum (Oude Steentijd): Steentijd): Laat-Paleolithicum
tot 8800 voor Chr. 35.000 - 8800 voor Chr.
Midden-Paleolithicum
300.000 – 35.000 voor Chr.
Vroeg-Paleolithicum
tot 300.000 voor Chr.
Bron: Archeologisch Basis Register 1992
ADC ArcheoProjecten Rapport 2432
Begraafplaats N.H. Kerk, Garderen
7
1
Inleiding 1.1
Algemeen
In opdracht van de Hersteld Hervormde Gemeente Garderen heeft ADC ArcheoProjecten een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd voor het plangebied Begraafplaats N.H. kerk Garderen in de gemeente Barneveld. In het plangebied zal de bestaande begraafplaats uitgebreid worden. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van een projectprocedure ten behoeve van een wijziging in het bestemmingsplan en was noodzakelijk om te bepalen of bij de voorgenomen activiteiten de kans bestaat dat archeologische resten in de ondergrond worden aangetast.
1.2
Doelstelling en vraagstelling
Het doel van bureauonderzoek is het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende of verwachte archeologische waarden, binnen een omschreven gebied, om daarmee te komen tot een gespecificeerde, archeologische verwachting. Het doel van het inventariserende veldonderzoek is het aanvullen en toetsen van de op basis van het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde verwachting. Het inventariserend veldonderzoek vond plaats door middel van een verkennend booronderzoek. Ten behoeve van het inventariserend veldonderzoek is een plan van aanpak (PvA) opgesteld conform KNA (Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie) specificatie VS01.1 Hierin zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld: - Is er in het plangebied een intact potentieel vondstniveau aanwezig en zo ja, komt dit overeen met het op basis van het bureauonderzoek verwachte potentiële vondstniveau? - Zijn er (aanwijzingen voor) archeologische waarden in het plangebied aanwezig, en zo ja, wat is naar verwachting de omvang, ligging, aard en datering hiervan? Indien er archeologische waarden aanwezig zijn: - In welke mate worden deze waarden verstoord door realisatie van de geplande bodemingreep? - Hoe kan deze verstoring door planaanpassing tot een minimum worden beperkt? Indien de archeologische waarden niet kunnen worden behouden: - Welke vorm van nader onderzoek is nodig om de aanwezigheid van archeologische waarden en hun omvang, ligging, aard en datering voldoende te kunnen bepalen om te komen tot een selectiebesluit? Het bureauonderzoek is uitgevoerd op 3 augustus 2010 en het booronderzoek op4 augustus 2010. Meegewerkt hebben: J. Holl (prospector), M. Hanemaaijer (prospector) en E. Lohof (senior prospector).
2
Methodiek bureauonderzoek Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2 Landbodems, protocol 4002 Bureauonderzoek. Het bureauonderzoek bestaat uit de volgende elf processtappen: 1. Afbakenen plan- en onderzoeksgebied en vaststellen consequenties van mogelijk toekomstig gebruik; 2. Aanmelden onderzoek bij Archis; 3. Vermelden (en toepassen) overheidsbeleid; 4. Beschrijven huidig gebruik; 5. Beschrijven historische situatie en mogelijke verstoringen; 6. Beschrijven mogelijke aanwezigheid bouwhistorische waarden in de ondergrond; 7. Beschrijven bekende archeologische en aardwetenschappelijke waarden; 8. Opstellen gespecificeerde verwachting; 9. Opstellen standaardrapport bureauonderzoek; 10. Afmelden onderzoek bij Archis: overdracht onderzoeksgegevens; 11. Aanleveren digitale gegevens bij e-Depot. De processtappen 1 tot en met 7 leveren gegevens op basis waarvan processtap 8, de gespecificeerde verwachting wordt opgesteld. De gespecificeerde verwachting kan worden beschouwd als een belangrijke conclusie van het bureauonderzoek, omdat hierin wordt aangegeven of, en zo ja, welke archeologische waarden worden verwacht, indien relevant weergegeven op een kaart.
1
Het PvA is opgesteld door J. Holl, prospector op 3 augustus 2010 en geaccordeerd door R.M. van der Zee, senior prospector.
ADC ArcheoProjecten Rapport 2432
Begraafplaats N.H. Kerk, Garderen
8
De resultaten van processtappen 1 tot en met 8 worden behandeld in de paragrafen 3.1 tot en met 3.5. Processtap 9 resulteert in het voorliggende rapport. De processtappen 10 en 11 hebben betrekking op het voor derden openbaar maken van de resultaten van het bureauonderzoek bij onder meer Archis en het e-Depot.
3
Resultaten bureauonderzoek 3.1
Afbakening plan- en onderzoeksgebied en vaststellen van de consequenties van het mogelijk toekomstige gebruik
Het plangebied ligt aan de Koningsweg in Garderen en heeft een oppervlakte van ca. 1 ha. De exacte locatie is weergegeven in afbeeldingen 1 en 2. Van het plangebied zelf zijn onvoldoende archeologische en aardkundige gegevens beschikbaar om een uitspraak te kunnen doen over de archeologische verwachting. Daarom zijn tevens gegevens betrokken uit de directe omgeving, waarmee het onderzoeksgebied kan worden gedefinieerd als het gebied binnen een straal van circa 500 m rondom het plangebied. In het plangebied is de uitbreiding van de bestaande begraafplaats gepland. Het hele plangebied zal als begraafplaats gebruikt worden. De bodem zal verstoord worden tot ca. 1,75 m –mv. De consequentie van de voorgenomen ingreep is dat eventuele waardevolle archeologische resten in de ondergrond worden aangetast.
3.2
Beschrijving huidig gebruik
Het plangebied is momenteel grotendeels in gebruik als grasland. Aan de noordwestzijde wordt een deel van het plangebied gebruikt als begraafplaats. In het plangebied is geen milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd. Op de bodematlas van de provincie Gelderland zijn geen verontreinigingen aangegeven in het plangebied. Volgens de bodemkaart 1:50.000 geldt in het plangebied een grondwatertrap VIII.2 De gemiddeld hoogste grondwaterstand is dieper dan 140 cm –mv en de gemiddeld laagste grondwaterstand is dieper dan 180 cm –mv.3 Voor aanvang van het onderzoek is een KLIC-melding gedaan om gegevens omtrent kabels en leidingen op te vragen. Hieruit blijkt dat alleen langs de westelijke perceelsgrens een kabel aanwezig is.4
3.3
Beschrijving van de historische situatie en mogelijke verstoringen
De historische situatie is op verschillende kaarten als volgt: Bron 5 Kadastrale minuut uit 1811-1832 Bonnekaart uit 1872, 1890 (zie afb. 3), 1900, 6 1917 en 1931 7 Topografische kaart uit 1953
Historische situatie bouwland bouwland, vanaf 1890 is een begraafplaats aanwezig aan de Koningsweg, maar deze is veel kleiner dan nu Bouwland, de begraafplaats heeft ongeveer zijn huidige grootte
Uit het oude kaartmateriaal blijkt dat het plangebied de afgelopen 200 jaar onbebouwd is gebleven. Vanaf het eind van de 19e eeuw was de begraafplaats aanwezig en halverwege de 20e eeuw had deze zijn huidige grootte bereikt en grensde de begraafplaats aan het plangebied. Vanaf de Vroege Middeleeuwen werden permanente akkers in de zandgebieden aangelegd. De vroegmiddeleeuwse bewoning beperkte zich tot éénmansvestigingen of groepjes boerderijen. In de loop der tijd groeiden sommige vestigingen uit tot nederzettingen. Garderen is op deze manier in de Middeleeuwen ontstaan. Vanuit de nederzettingen werden de akkercomplexen (enken) gemeenschappelijk ontgonnen en beheerd. Doordat de bevolking steeds meer toenam, zagen sommige 2
DLO Staring Centrum 1997. Van het Loo 1997. KLIC-melding 10G176011 5 http://www.watwaswaar.nl 6 Bureau Militaire Verkenningen 1872, 1890, 1900, 1917 & 1931. 7 http://www.watwaswaar.nl 3 4
ADC ArcheoProjecten Rapport 2432
Begraafplaats N.H. Kerk, Garderen
9
boeren zich genoodzaakt buiten de enken nieuwe stukken woeste grond te ontginnen. Dergelijke ontginningen worden kampontginningen genoemd. Het plangebied ligt in een dergelijk gebied. Deze kampen groeiden later aaneen tot grotere cultuurgebieden, omgeven door woeste grond. Doordat de akkers op de zandgronden snel minder vruchtbaar werden, moest voortdurend worden bemest. Hiervoor waren de omliggende woeste gronden nodig. Het vee graasde in de omliggende bossen en hierdoor, evenals door houtkap, verdween het bos, waardoor heidegebieden ontstonden. Na de Middeleeuwen werden plaggen gestoken van deze heide. In potstallen werd mest en urine opgevangen op deze plaggen en de zo ontstane, zandige mest werd over de akkers uitgespreid. Hierdoor ontstonden plaggendekken op de akkers. Door intensieve winning van plaggen en het weiden van veen verdween de vegetatie op sommige plaatsen geheel. Hierdoor vonden zandverstuivingen plaats, onder andere bij Garderen. In de 19e eeuw werden de stuifzanden beteugeld door de aanplant van dennenbomen, onder andere ten zuiden en oosten van Garderen.8
3.4
Beschrijving van bekende archeologische, ondergrondse bouwhistorische en aardwetenschappelijke waarden
De volgende aardwetenschappelijke informatie is bekend van het plangebied: Bron 9 Geologie 10 Geomorfologie 11 Bodemkunde
Informatie Gestuwde pleistocene formaties, veelal rivierzand en –grind Hoge stuwwal (14B3) Loopodzolgronden in grof zand met grind ondieper dan 40 cm beginnend (gcY30-VIII)
In de voorlaatste ijstijd (Saalien, 370.000 tot 130.000 jaar geleden) raakte Nederland deels bedekt met landijs. In deze periode drong het landijs de Gelderse Vallei en de Eemvallei binnen, waarbij rivierzanden van de Rijn en Maas werden opgestuwd. Hierdoor ontstonden stuwwallen langs de randen van de ijslob. De oorspronkelijke bodemlagen zijn omhooggestuwd en soms in bijna verticale stand gebracht. Ook zijn de lagen langs en over elkaar heen geschoven, waardoor nu loodrecht op de voormalig ijslob steeds andere lagen worden aangetroffen. Het zand van de stuwwal van Garderen is overwegend grof en meestal minder goed gesorteerd dan dekzand. De stuwwallen bestaan vooral uit grofzandige en grindrijke fluviatiele afzettingen (afzettingen door stromend water) van de Maas en Rijn, die al voor de landijsbedekking in Nederland aanwezig was (Formaties van Beegden, Urk, Sterksel en Waalre). Plaatselijk kunnen op dekzand gelijkende lagen of oude kleilagen aangetroffen worden. Aan het eind van het Saalien vond sterke erosie plaatst aan de stuwwallen, door afstromend smeltwater.12 Naar verwachting heeft in het plangebied in de periode na het Saalien vrijwel geen sedimentatie plaatsgevonden. In het plangebied zijn naar verwachting loopodzolgronden aanwezig. Deze gronden hebben een humushoudende bovengrond van 30 tot 50 cm, die meestal is ontstaan door bemesting met potstalmest. De hieronder aanwezige B-horizont is vaak erg donker van kleur, waardoor de overgang van de A- naar de B-horizont niet altijd goed te zien is. Onder de B-horizont kunnen fibers (humusinspoelingsbandjes) aanwezig zijn.13 In het onderzoeksgebied zijn de volgende archeologische (indicatieve) waarden en ondergrondse bouwhistorische waarden vastgesteld: Bron Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) 14
Cultuurhistorische waardenkaart provincie Gelderland
Archeologische beleidsadvieskaart gemeente Barneveld Archeologische Monumenten Kaart (AMK)
15
Omschrijving hoge indicatieve archeologische waarde zeer hoge historisch-geografische waardering: oudste ontginningen op de zandgronden; In omvang beperkte cultuurenclaves temidden van woeste grond. hoge archeologische verwachting stuwwalplateau; hoge archeologische verwachting AMK-terrein 12.827
8
Ten Houte de Lange 1977. De Mulder, et al. 2003. 10 Stichting voor Bodemkartering 1982. 11 DLO Staring Centrum 1997. 12 De Roode & Van Oosterhout 2008; Stichting voor Bodemkartering 1965. 13 Stichting voor Bodemkartering 1965. 14 http://geodata2.prv.gelderland.nl/apps/chw/ 15 De Roode & Van Oosterhout 2008. 9
ADC ArcheoProjecten Rapport 2432
Begraafplaats N.H. Kerk, Garderen
10
Bron waarnemingen ARCHISII (Archeologisch Informatie Systeem) vondstmeldingen ARCHISII onderzoeksmeldingen ARCHISII 16 KennisInfrastructuur CultuurHistorie (KICH)
Omschrijving 6.771, 6.896, 7.475, 33.006, 38.275, 41.782, 42.655, 402.244, 412.454 402.682 14.438, 15.114, 16.812, 25.915 Rijksmonument 8.620, 8.621
De ligging van deze waarden is weergegeven in afb. 5. Het plangebied kent een hoge archeologische verwachting op de IKAW, CHW Gelderland en de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Barneveld. De verwachting op de beleidsadvieskaart is gebaseerd op de ligging op een stuwwalplateau. Dit stuwwalplateau vormt het hoogst gelegen gebied van de gemeente Barneveld en hier wordt een hoge dichtheid aan vindplaatsen uit meerdere perioden verwacht.17 De hoge verwachting op de IKAW is waarschijnlijk gebaseerd op de hoge ligging van het plangebied. De verwachting op de Cultuurhistorische Waardenkaart is gebaseerd op de IKAW en bekende vindplaatsen. Ca. 300 m ten noordwesten van het plangebied bevindt zich een AMK-terrein van archeologische waarde. Op dit terrein zijn vanaf de 19e eeuw diverse aardewerkfragmenten uit de Vroege Middeleeuwen gevonden, waaronder een hele pot. De fragmenten wijzen op een Merovingisch grafveld. Er zijn diverse crematiegraven, met of zonder urn, gevonden. Behalve aardewerk zijn ook metalen sierraden en wapens, kralen en munten, waaronder Romeinse, gevonden. Dit terrein is thans in gebruik als bos.18 Op deze locatie is een waarderend booronderzoek uitgevoerd. Hierbij zijn vroegmiddeleeuwse crematiegraven aangetroffen, evenals prehistorisch aardewerk. Dit aardewerk dateert uit de periode Neolithicum – IJzertijd, maar een precieze datering was vanwege de hoge fragmentatie niet mogelijk. Geconcludeerd is dat een vroegmiddeleeuws grafveld aanwezig is en mogelijk resten van een prehistorische nederzetting.19 Binnen dit AMK-terrein zijn door een particulier een stenen bijl (vermoedelijk kwartsiet) en een vuurstenen bijl gevonden, die gedateerd zijn in het Neolithicum.20 Zo’n 30 m ten noorden van het plangebied zijn tijdens graafwerkzaamheden een ruwwandige schaal uit de Romeinse tijd met crematieresten gevonden.21 Tijdens graafwerkzaamheden ca. 450 m ten zuidwesten van het plangebied zijn een ijzerslak en twee kogelpotfragmenten uit de Late Middeleeuwen gevonden.22 In een bouwput ca. 450 m ten noordwesten van het plangebied zijn grondsporen en aardewerkscherven uit de Vroege en Late Middeleeuwen gevonden.23 In Voorthuizen is een Romeinse munt gevonden in grond die afkomstig was van ontgrondingen die ca. 350 m ten noordoosten van het plangebied heeft plaatsgevonden. De verwachting is dat deze munt oorspronkelijk op deze locatie aanwezig was.24 Op dezelfde locatie is op basis van archiefonderzoek vastgesteld dat een grafheuvel aanwezig geweest is, waarin aardewerk en een hamerbijl uit het Laat Neolithicum zijn gevonden.25 Ca. 500 m ten zuidwesten van het plangebied is een oppervlaktekartering en karterend booronderzoek uitgevoerd. Hier kwamen, net als in het huidige plangebied, loopodzolgronden voor. Deze zijn intact aangetroffen, maar er zijn, behalve enkele baksteenfragmenten, geen archeologische resten gevonden.26 Ca. 400 m ten zuiden van het plangebied is, tijdens karterend booronderzoek, stuwwalzand aangetroffen, op enkele plaatsen afgedekt met een dunne laag dekzand. Ook hier zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen.27 Onderzoeksmelding 25.915 betreft de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Barneveld.
16
http://www.kich.nl De Roode & Van Oosterhout 2008. AMK-nr. 12.827; centrumcoördinaten 177.509/472.148; waarnemingsnr. 38.275. 19 onderzoeksmeldingsnr. 15.114; waarnemingsnr. 412.454; vondstmeldingsnr. 402.682; Flokstra 2006. 20 waarnemingsnr. 6.896. 21 waarnemingsnr. 6.771. 22 waarnemingsnr. 7.475. 23 waarnemingsnr. 33.006. 24 waarnemingsnr. 42.655 25 waarnemingsnr. 41.782. 26 onderzoeksmeldingsnr. 14.438; waarnemingsnr. 202.244; Zuidhoff 2005. 27 onderzoeksmeldingsnr. 16.182; Ringenier 2006. 17 18
ADC ArcheoProjecten Rapport 2432
Begraafplaats N.H. Kerk, Garderen
11
Ca. 200 m ten zuidwesten van het plangebied bevindt zich een Rijksmonument. Het gaat hier om een korenmolen uit 1852. Dit monument heeft een zeer hoge cultuurhistorische waarde.28 Zo’n 300 m ten westen van het plangebied bevindt zich een kerktoren, die eveneens een Rijksmonument van zeer hoge waarde vormt. Deze toren heeft een datering in de Nieuwe Tijd en bevat een klok uit 1634.29 Uit AHN-beelden is te zien dat het plangebied midden op de stuwwal van Garderen ligt. Er zijn geen aanwijzingen te zien dat het plangebied is afgegraven of opgehoogd.30
3.5
Gespecificeerde verwachting (LS05)
In het hele plangebied kunnen archeologische resten verwacht uit alle archeologische perioden. Gezien de vondsten in de omgeving, worden vooral resten verwacht uit de Romeinse tijd en Middeleeuwen. Aangezien op 30 m afstand van het plangebied Romeinse crematieresten zijn gevonden, kunnen in het plangebied eveneens Romeinse resten van begravingen voorkomen. Het vondstniveau wordt verwacht onderin het plaggendek en in de top van de oorspronkelijke C-horizont; hier wordt ook wel van ‘cultuurlaag’ gesproken: een doorwerkte oude bodem tussen het plaggendek en de ongeroerde ondergrond met kleine fragmenten aardewerk, natuursteen, vuursteen of houtskool.31 Het plaggendek heeft naar verwachting een dikte van 30 à 50 cm. Archeologische sporen zullen zich naar verwachting bevinden tot ongeveer 25 cm in de top van de C-horizont. Organische resten (zoals bot, hout, leder en textiel) zullen door de relatief droge en zure bodemomstandigheden slecht zijn geconserveerd. De beperkte beschikbare gegevens laten niet toe, het complextype en de omvang van de verwachte resten nader te specificeren. De kans op een urnenveld of crematie-grafveld wordt groot geacht. Aangezien het noordwesten van het plangebied reeds in gebruik is als begraafplaats, wordt verwacht dat eventuele archeologische resten op deze locatie verstoord zijn.
4
Methodiek Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O) 4.1
Kader
De bij het Inventariserend Veldonderzoek toegepaste methoden zijn conform de KNA, versie 3.2 Landbodems, in het bijzonder specificatie VS03 (booronderzoek). Uitgangspunt van het inventariserend veldonderzoek is de gespecificeerde verwachting zoals die is opgesteld in het bureauonderzoek. De strategie voor het veldonderzoek is hierop gebaseerd, alsmede op het voor dit onderzoek opgestelde Plan van Aanpak. De rapportage is opgesteld conform specificatie VS05.
4.2
Methoden
In het plangebied zijn grondboringen uitgevoerd met als doel het bepalen van de bodemopbouw en eventuele bodemverstoringen. Dit is de verkennende fase van het inventariserend veldonderzoek. Het verkennen van de bodemopbouw gebeurt door de bodemtextuur en, indien relevant, bodemkundige horizonten systematisch te beschrijven. Eventuele afwijkingen van de verwachte bodemopbouw zoals vastgesteld op grond van het bureauonderzoek, en andere niet-natuurlijke bodemkenmerken kunnen er aanleiding toe geven om (delen van) het plangebied als verstoord te beschouwen. Er zijn vijf boringen verspreid over het plangebied uitgevoerd met een 7 cm Edelmanboor tot minstens 25 cm in de C-horizont en tot 120 cm beneden maaiveld. De bodemtextuur en archeologische indicatoren zijn beschreven volgens SBB 5.1 van het NITG-TNO waarin ondermeer de standaard classificatie van bodemmonsters volgens NEN5104 wordt gehanteerd.32 De X- en Y-coördinaten zijn bepaald aan de hand van de lokale topografie en ingemeten met behulp van een meetlint. De hoogte van het maaiveld ter plaatse van de boringen is bepaald aan de hand van AHNbeelden.
28
Rijksmonument 8621; centrumcoördinaten 177.515/471.530. Rijksmonument 8620; centrumcoördinaten 177.325/471.615. http://www.ahn.nl 31 Groenewoudt 1994. 32 Bosch 2005; Normalisatie-Instituut 1989. 29 30
ADC ArcheoProjecten Rapport 2432
Begraafplaats N.H. Kerk, Garderen
12
5
Resultaten Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O) 5.1
Lithologische beschrijving
De locatie van de boringen is weergeven in afb. 5. Onderin het profiel is kalkloos, zwak siltig zand aangetroffen, dat overwegend lichtgeelbruin van kleur is. Dit zand is matig tot zeer grof en matig grindig. In de boringen 1, 3, 4 en 5 is de bovenste 20 tot 55 cm van dit pakket bruin van kleur en in boring 4 zijn bovenin houtskoolbrokjes aangetroffen. Bovenin het lichtgeelbruine zand komen soms humusfibers (humeuze bandjes) voor. In boring 3 bevat dit pakket bovenin baksteenspikkels en grijze vlekken. In de boringen 1, 3, 4 en 5 bestaat de bovenste 40 à 45 cm uit matig humeus, donkergrijs, zwak grindig zand dat eveneens zwak siltig en kalkloos is. In de boringen 2, 3 en 5 bevat dit pakket baksteenresten. In boring 2 bevindt zich boven het lichtgeelbruine zand een 55 cm dikke laag lichtgrijsbruin, kalkloos, matig grof zand dat zwak siltig en zwak grindig is en baksteenspikkels bevat. Deze laag is grijs gevlekt. In deze boring bestaat de bovenste 35 cm uit matig humeus, zwak grindig, zwak siltig zand dat matig grof, donkergrijs en kalkloos is.
5.2
Interpretatie
Op basis van het bureauonderzoek werden loopodzolgronden in grof zand verwacht. Tijdens het booronderzoek zijn deze ook aangetroffen, hoewel de A-horizont is een deel van het plangebied is omgewerkt. In de boringen 1, 4 en 5 lijkt deze wel grotendeels intact te zijn. Het onderste, lichtgeelbruine zand vormt de C-horizont (moedermateriaal). Bovenin deze horizont bevinden zich soms humusfibers. Dit is het gevolg van een beperkte inspoeling van humus vanuit de bovenliggende B-horizont. In de boringen 1, 3, 4 en 5 bevindt zich hierboven een bruine B-horizont. Dit is een inspoelingshorizont, waarin humus en ijzeroxyden van bovenaf zijn ingespoeld. In boring 2 is de bodem tot 90 cm –mv omgewerkt, waardoor de B-horizont is opgenomen in het omgewerkte pakket. In boring 3 is de B-horizont bovenin omgewerkt, maar hieronder kunnen nog wel archeologische sporen voorkomen. De bovenste, donkergrijze laag vormt de A-horizont. Dit is een dun plaggendek dat ontstaan is door het opbrengen van plaggen vermengd met potstalmest (zie hoofdstuk 3.3). Aangezien de B-horizont in de meeste boringen nog intact is, is de verwachting dat eventuele archeologische grondsporen bewaard zijn gebleven. In boring 4 zijn bovenin de B-horizont houtskoolbrokjes aangetroffen. Bovendien is op 30 m afstand van het plangebied een Romeinse schaal met crematieresten gevonden. De kans op archeologische resten in het plangebied wordt daarom groot geacht. De top van een eventueel archeologisch niveau kan aangeploegd zijn, maar eventuele archeologische grondsporen zullen nog goed bewaard zijn gebleven. Resten van begravingen worden niet aan het maaiveld, maar onderin grondsporen verwacht en deze zullen dan ook bewaard zijn gebleven. Aangezien resten van begravingen moeilijk zijn op te sporen met boringen, wordt karterend booronderzoek wordt hier niet zinvol geacht. Vandaar dat proefsleuvenonderzoek nodig is om de aanwezigheid van archeologische grondsporen in kaart te brengen. In het plangebied is geen dekzand aangetroffen. Aangezien bewoning in de prehistorie vooral plaatsvond op de dekzandruggen, -koppen en -welvingen33, worden in het plangebied geen archeologische resten uit de prehistorie verwacht.
6
Conclusies De in de Inleiding gestelde onderzoeksvragen kunnen op basis van de bereikte resultaten als volgt worden beantwoord: Is er in het plangebied een intact potentieel vondstniveau aanwezig en zo ja, komt dit overeen met het op basis van het bureauonderzoek verwachte potentiële vondstniveau? Het aangetroffen bodemtype (loopodzolgronden) komt overeen met wat op basis van het bureauonderzoek verwacht werd. Zijn er (aanwijzingen voor) archeologische waarden in het plangebied aanwezig en, zo ja, wat is naar verwachting de omvang, ligging, aard, datering en waardestelling hiervan?
33
De Roode & Van Oosterhout 2008.
ADC ArcheoProjecten Rapport 2432
Begraafplaats N.H. Kerk, Garderen
13
In boring 4 zijn bovenin de B-horizont houtskoolbrokjes aangetroffen. Bovendien is op 30 m afstand van het plangebied een Romeinse schaal met crematieresten gevonden. De kans op archeologische resten in het plangebied wordt daarom groot geacht. De top van een eventueel archeologisch niveau kan aangeploegd zijn, maar eventuele archeologische grondsporen zullen nog goed bewaard zijn gebleven, aangezien de B-horizont in de meeste boringen nog intact is. Resten van begravingen worden niet aan het maaiveld, maar onderin grondsporen verwacht en deze zullen dan ook bewaard zijn gebleven. Alleen ter hoogte van boring 2 zijn archeologische resten, uitgezonderd zeer diepe sporen, waarschijnlijk verloren gegaan. In welke mate worden deze waarden verstoord door realisatie van de geplande bodemingreep? De bodem zal tot ca. 1,75 m –mv vergraven worden. Eventuele archeologische waarden zullen hierbij verstoord worden. Hoe kan deze verstoring door planaanpassing tot een minimum worden beperkt? Aangezien nog geen informatie bekend is over de ligging van eventuele archeologische waarden, is planaanpassing niet zinvol. Indien de eventuele archeologische waarden niet kunnen worden behouden: Welke vorm van nader onderzoek is nodig om de aanwezigheid van archeologische waarden en hun omvang, ligging, aard en datering voldoende te kunnen bepalen om te komen tot een selectiebesluit? Er is proefsleuvenonderzoek nodig om nader inzicht te krijgen in de aanwezigheid van eventuele archeologische grondsporen, met name resten van een graf of urnenveld.
7
Aanbeveling ADC ArcheoProjecten adviseert om in de gebieden met een hoge archeologische verwachting een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van het aanleggen van proefsleuven (IVO-P), teneinde gaafheid, omvang, datering en conservering van archeologische resten te onderzoeken. Aangezien in slechts één boring een verstoord profiel is aangetroffen, valt de begrenzing hiervan niet vast te stellen. In het deel van het plangebied dat reeds in gebruik is als begraafplaats, zijn eventuele archeologische naar verwachting verloren gegaan. Geadviseerd wordt daarom de gehele zone die nog niet in gebruik is als begraafplaats (ca. 0,75 ha, zie afb. 5) te onderzoek door middel van proefsleuven. De voorgestelde aanpak is gebaseerd op de brede zoekoptie.34 Hiervoor geldt de volgende methode: configuratie: stippellijn sleufbreedte: 2m lengte sleuven: 10 m sleufafstand: 20 m interval: 20 m dekkingsgraad: 10% Geadviseerd wordt echter de sleuven in de lengterichting aansluitend te maken, waardoor lange sleuven over de hele lengte van het plangebied gegraven worden. Dit gaat net zo snel als wanneer intervallen tussen de sleuven gehanteerd worden en de totale opgegraven oppervlakte is op deze manier groter. Het is vooralsnog niet mogelijk om op basis van de resultaten de vindplaats te waarderen. De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een door de bevoegde overheid goed te keuren Programma van Eisen (PvE).
34
Borsboom & Verhagen 2009.
ADC ArcheoProjecten Rapport 2432
Begraafplaats N.H. Kerk, Garderen
14
Literatuur Borsboom, A.J. & J.W.H.P. Verhagen, Verhagen 2009: KNA Leidraad Inventariserend Veldonderzoek; Deel: Proefsleuvenonderzoek (IVO-P). Gouda. Bosch, J.H.A., J.H.A. 2005: Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode, Versie 5.2. Utrecht (TNOrapport, NITG 05-043-A). Bureau Militaire Verkenningen, Verkenningen 1872, 1890, 1900, 1917 & 1931: Blad 391, Garderen, 1:25.000. DLO Staring Centrum, Centrum 1997: Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000, blad 32 Oost Amersfoort, herziene uitgave. Wageningen. Flokstra, L.M., L.M. 2006: Onderzoeksgebied Bemelerberg te Garderen, gemeente Barneveld; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek. Amsterdam, RAAP-Rapport 1389). Groenewoudt, B.J. B.J., .J. 1994: Prospectie, waardering en selectie van archeologische vindplaatsen: een beleidsgerichte verkenning van middelen en mogelijkheden. Amersfoort (Nederlandse Archeologische Rapporten, 17). Houte de Lange, S.M. ten, ten 1977: Rapport van het Veluwe-onderzoek. Een onderzoek van natuur, landschap en cultuurhistorie ten behoeve van de ruimtelijke ordening en het recreatiebeleid. Wageningen. Loo, H. van het, het 1997: Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000; Toelichting bij het herziene kaartblad 32 Oost Amersfoort. Wageningen. Mulder, E.F.J. de, M.C. Geluk, I. Ritsema, W.E. Westerhof & Th.E. Wong (red.), 2003: De ondergrond van Nederland. Groningen/Houten (Geologie van Nederland, deel 7). NormalisatieNormalisatie-Instituut, Nederlands, Nederlands 1989: Geotechniek, classificatie van onverharde grondmonsters NEN 5104. Delft. Ringenier, H., H. 2006: Plangebied Acacialaan te Garderen, gemeente Barneveld; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek. Amsterdam, RAAP-Notitie 1640). Roode, F. de & F. Van Oosterhout Oosterhout, 2008: Archeologische Monumentenzorg in de gemeente Barneveld; deel 1: beleidsnota archeologische monumentenzorg; deel 2: toelichting op de archeologische waarden- en verwachtingskaart. Weesp, RAAP-Rapport 1682). Stichting voor Bodemkartering, Bodemkartering 1965: Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000, Toelichting bij kaartblad 32 Oost Amersfoort. Wageningen. Stichting voor Bodemkartering, Bodemkartering 1982: Geomorfologische kaart van Nederland, schaal 1:50.000, blad 32 Amersfoort. Wageningen. Zuidhoff, F.S., F.S. 2005: Garderen De Enk, Een Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van boringen. Amersfoort (ADC Rapport, 495).
Geraadpleegde websites http://archis2.archis.nl http://geodata2.prv.gelderland.nl/apps/chw/ http://www.ahn.nl http://www.kich.nl http://www.watwaswaar.nl
Lijst van afbeeldingen en tabellen Afb. 1 Locatie van het plangebied Afb. 2 Detailkaart van het plangebied Afb. 3 Het plangebied op de Bonnekaart uit 1890 Afb. 4 Beleidsadvieskaart gemeente Barneveld, AMK-terreinen en ARCHIS-meldingen Tabel 1. Overzicht van de verschillende (pre)historische perioden. Tabel X. Archeologische indicatoren en vondsten
ADC ArcheoProjecten Rapport 2432
Begraafplaats N.H. Kerk, Garderen
15
ERMELO ERMELO ERMELO ERMELO ERMELO ERMELO ERMELO ERMELO ERMELO ERMELO ERMELO ERMELO ERMELO ERMELO
475000
ELSPEET ELSPEET ELSPEET ELSPEET ELSPEET ELSPEET ELSPEET ELSPEET ELSPEET ELSPEET ELSPEET ELSPEET ELSPEET ELSPEET
PUTTEN PUTTEN PUTTEN PUTTEN PUTTEN PUTTEN PUTTEN PUTTEN PUTTEN PUTTEN PUTTEN PUTTEN PUTTEN PUTTEN
UDDEL UDDEL UDDEL UDDEL UDDEL UDDEL UDDEL UDDEL UDDEL UDDEL UDDEL UDDEL UDDEL UDDEL
8 8 470000
GARDEREN GARDEREN GARDEREN GARDEREN GARDEREN GARDEREN GARDEREN GARDEREN GARDEREN GARDEREN GARDEREN GARDEREN GARDEREN GARDEREN
N N N N N N STROE STROE STROE STROE STROE STROE STROE STROE STROE STROE STROE STROE STROE STROE
465000
VOORTHUIZEN VOORTHUIZEN VOORTHUIZEN VOORTHUIZEN VOORTHUIZEN VOORTHUIZEN VOORTHUIZEN VOORTHUIZEN VOORTHUIZEN VOORTHUIZEN VOORTHUIZEN VOORTHUIZEN VOORTHUIZEN VOORTHUIZEN VOORTHUIZEN
00000000000000
KOOTWIJK KOOTWIJK KOOTWIJK KOOTWIJK KOOTWIJK KOOTWIJK KOOTWIJK KOOTWIJK KOOTWIJK KOOTWIJK KOOTWIJK KOOTWIJK KOOTWIJK KOOTWIJK
8 8
5000m 5000m 5000m 5000m 5000m 5000m 5000m 5000m 5000m 5000m 5000m 5000m 5000m 5000m
© © © ADC ADC 2010 2010 © © © ADC ADC ADC ADC 2010 2010 2010 2010 bron: Geodan 170000
175000
180000
185000
Afb. 1 Locatie van het plangebied
ADC ArcheoProjecten Rapport 2432
Begraafplaats N.H. Kerk, Garderen
16
471750
aaattttt trtrraaaaaaa ssssssssttrtr BBBoooooss CC.....BBB HHH H...C..CC H ttotoorrrrrr cccccttoto DDD Dooooo D
eeegggg www gggssss g n n n i i i onnniii KKKKooo
aaaaaattt ttrrrrrraaaaaa iididdsssssst m m miii m m SSSSSSm
471500
N N N N N N
M M M M M Meeeeeeeeeerv rv rv ld ld ld rv rveeeeeeld rw rw rw ld ldeeeeeerw gg gg rw rweeeeeeg g 000000000000
50m 50m 50m 50m 50m 50m 50m 50m 50m 50m 50m 50m 50m 50m 50m
© © © ADC ADC ADC ADC 2010 2010 2010 2010 © © © ADC ADC 2010 2010 177500
177750
Legenda Locatie van het plangebied Huidige bebouwing
Afb. 2 Detailkaart van het plangebied
ADC ArcheoProjecten Rapport 2432
Begraafplaats N.H. Kerk, Garderen
471500
472000
17
N N N N N N
00000000000000
100m 100m 100m 100m 100m 100m 100m 100m 100m 100m 100m 100m 100m 100m
© ADC 2010 © © ADC ADC 2010 2010 © ADC 2010 177500
178000
Legenda Locatie van het plangebied
Afb. 3 Het plangebied op de Bonnekaart uit 189035
35
Bureau Militaire Verkenningen 1890.
ADC ArcheoProjecten Rapport 2432
Begraafplaats N.H. Kerk, Garderen
18
6.896 6.896 6.896 6.896 6.896 6.896 402.682 402.682 402.682 402.682 402.682 402.682 412.454 412.454 412.454 412.454 412.454 412.454 38.275 38.275 38.275 38.275 38.275 38.275 12.827 12.827 12.827 12.827 12.827 12.827 15.114 15.114 15.114 15.114 15.114 15.114
472000
35.598 35.598 35.598 35.598 35.598 35.598
411.339 411.339 411.339 411.339 411.339 411.339 35.888 35.888 35.888 35.888 35.888
42.655 42.655 42.655 42.655 42.655 42.655 41.782 41.782 41.782 41.782 41.782 41.782
33.006 33.006 33.006 33.006 33.006 33.006
471500
6.771 6.771 6.771 6.771 6.771 6.771
N N N N N N
7.475 7.475 7.475 7.475 7.475 7.475
14.438 14.438 14.438 14.438 14.438 0000000000014.438
100m 100m 100m 100m 100m 100m 100m 100m 100m 100m 100m 100m 100m 100m
402.244 402.244 402.244 402.244 402.244 402.244
© © © ADC ADC ADC ADC 2010 2010 2010 2010 © © © ADC ADC 2010 2010
16.812 16.812 16.812 16.812 16.812 16.812 177500
Legenda
178000
ARCHIS-meldingen (bijgewerkt mei.'10)
Hoge archeologische verwachting Middelmatige archeologische verwachting Lage archeologische verwachting Historische kern, hoge archeologische verwachting Locatie van het plangebied
Neolithicum Romeinse tijd Vroege Middeleeuwen Late Middeleeuwen IJzertijd Onderzoeksmelding Vondstmelding
Afb. 4 Beleidsadvieskaart gemeente Barneveld, AMK-terreinen en ARCHIS-meldingen36
36
De Roode & Van Oosterhout 2008.
ADC ArcheoProjecten Rapport 2432
Begraafplaats N.H. Kerk, Garderen
19
471800
eegg w w ggss n n nnii o o KK ( (11 ( (44
( (22
471700
( (33
( (55 N N N N N N
471600
00000000000000
25m 25m 25m 25m 25m 25m 25m 25m 25m 25m 25m 25m 25m 25m
© © © ADC ADC ADC ADC 2010 2010 2010 2010 © © © ADC ADC 2010 2010 177600
177700
177800
Legenda Locatie van het plangebied Huidige bebouwing Het deel van het plangebied dat al in gebruik is als begraafplaats
( (
Boorpunten
Afb. 5 Boorpuntenkaart
ADC ArcheoProjecten Rapport 2432
Begraafplaats N.H. Kerk, Garderen
nummer
ADC ArcheoProjecten Rapport 2432
5
4
3
2
1
35 90 120
45 70 90 120
40 75 120
40 60 120
0 35 90
0 45 70 90
0 40 75
0 40 60
bovengrens (cm onder mv)
45 100 120
ondergrens (cm onder mv)
0 45 100
grondsoort
zand zand zand
zand zand zand
zand zand zand zand
zand zand zand
zand zand zand
zwak siltig; zwak grindig; zwak humeus zwak siltig; zwak grindig zwak siltig
zwak siltig; matig grindig; matig humeus zwak siltig; matig grindig zwak siltig; matig grindig
zwak siltig; zwak grindig; matig humeus zwak siltig; matig grindig; zwak humeus zwak siltig; matig grindig; zwak humeus zwak siltig; matig grindig
zwak siltig; zwak grindig; matig humeus zwak siltig; zwak grindig zwak siltig; zwak grindig
zwak siltig; zwak grindig; matig humeus zwak siltig; matig grindig; zwak humeus zwak siltig; matig grindig
bijmenging
Bijlage 1 Boorgegevens
zandmediaan matig grof matig grof matig fijn
matig grof matig grof zeer grof
matig grof matig grof matig grof matig grof
matig grof matig grof matig grof
matig grof matig grof zeer grof
kleur donker-grijs-bruin licht-bruin licht-geel-bruin
donker-grijs bruin licht-geel-bruin
donker-grijs bruin bruin licht-geel-bruin
donker-grijs licht-grijs-bruin geel-bruin
donker-grijs bruin licht-geel-bruin
kalkgehalte kalkloos kalkloos kalkloos
kalkloos kalkloos kalkloos
kalkloos kalkloos kalkloos kalkloos
kalkloos kalkloos kalkloos
kalkloos kalkloos kalkloos
antropogene bijmengingen spoor baksteen
weinig baksteen spoor baksteen
spoor baksteen spoor baksteen
organische bijmengingen spoor houtskoolbrokken
bodemhorizonten A-horizont B-horizont C-horizont
A-horizont B-horizont C-horizont
B-horizont C-horizont
C-horizont
A-horizont B-horizont C-horizont
overig leembrok of laag op 105
bouwvoor bovenin hk
humusfibers
bouwvoor; omgewerkte grond omgewerkte grond; weinig grijze vlekken
omgewerkte grond omgewerkte grond; bs in top ; spoor grijze vlekken hum vlekken ; spoor zwarte vlekken
20
Begraafplaats N.H. Kerk Garderen
Bijlage 2 Boorkolommen
dogr
A
45
horizont
kleur
0
lithologie
horizont
kleur
0
opname: 3
lithologie
opname: 1
dogr 45
br
B
br
70
br
90
B
100 ligebr C
120
dogr 35
horizont
kleur
0
lithologie
horizont
kleur
0
opname: 4
lithologie
opname: 2
ligebr C 120
dogr
A
br
B
40
ligrbr
75
90 gebr 120
ADC ArcheoProjecten Rapport 2432
ligebr C
C 120
Begraafplaats N.H. Kerk Garderen
horizont
kleur
0
lithologie
opname: 5
dogrbr A 40 60
libr
B
ligebr C
naast de boorkolommen. De gebruikte lettercodes zijn: A = A horizont: Bovengrond van mineraal of moerig materiaal, aan het oppervlak ontstaan, relatief donker gekleurd; de organische stof is geheel of gedeeltelijk biologisch omgezet. B = B horizont: Een inspoelingshorizont of een volledig gehomogeniseerde horizont. C = C horizont: Minerale of moerige horizont die weinig of niet is veranderd door bodemvorming, waarbij een O-, A-, E- of B-horizont wordt gevormd. Doorgaans zijn de bovenliggende horizonten uit soortgelijk materiaal ontstaan.
120
Legenda (getekend volgens NEN5104) zand, zandig
leem, siltig
grind, grindig
veen, humeus
omgewerkt
De kleur van het sediment staat in kleine letters rechts van de kolommen. Achtereen volgens worden de intensiteit, de bijkleur en de hoofdkleur vermeld. Minimaal wordt de hoofdkleur vermeld. De gebruikte codes zijn: li = licht br = bruin ge = geel gr = grijs De bodems zijn beschreven volgens de handleiding bodemgeografisch onderzoek van het DLO-Staringcentrum. Daarin worden horizonten (in hoofdletters gecodeerd) en kleine-letter toevoegingen onderscheidden. De codes staan rechts ADC ArcheoProjecten Rapport 2432
Begraafplaats N.H. Kerk Garderen
Koningsweg IV
Bijlage 2 Karterend en waarderend archeologisch proefsleuvenonderzoek
"Koningsweg IV"(ontwerp)
53
Koningsweg IV
54
"Koningsweg IV"(ontwerp)
RAAP-NOTITIE 4002
Plangebied Garderen-begraafplaats Gemeente Barneveld Een karterend en waarderend archeologisch proefsleuvenonderzoek
Colofon Opdrachtgever: Kerkvoogdij Hersteld Hervormde Gemeente Garderen Titel: Plangebied Garderen-begraafplaats, gemeente Barneveld; een karterend en waarderend archeologisch proefsleuvenonderzoek Status: eindversie Datum: november 2011 Auteur: drs. M. Schabbink Projectcode: BABP Bestandsnaam: NO4002_BABP Projectleider: drs. M. Schabbink Projectmedewerker: J.E. Pruim ARCHIS-vondstmeldingsnummer: 418298 ARCHIS-waarnemingsnummer: nog niet verleend ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer: 48586 Autorisatie: drs. H.B.G. Scholte Lubberink Bevoegd gezag: namens gemeente Barneveld: P.A.C. Schut, regioarcheoloog
ISSN: 0925-6369
RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. Leeuwenveldseweg 5b
telefoon: 0294-491 500
1382 LV W eesp
telefax: 0294-491 519
Postbus 5069
E-mail:
[email protected]
1380 GB W eesp
© RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V., 2011 RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.
Plangebied Garderen-begraafplaats, gemeente Barneveld Een karterend en waarderend proefsleuvenonderzoek
Samenvatting Doel/Vraagstelling In opdracht van de Kerkvoogdij van de Hersteld Hervormde Gemeente Garderen heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau op 12 oktober 2011 een inventariserend veldonderzoek (karterende fase/waarderende fase) in de vorm van proefsleuven uitgevoerd in verband met de voorgenomen uitbreiding van de begraafplaats te Garderen, gemeente Barneveld. Onderzoeksmethode Het onderzoeksgebied is onderzocht door middel van twee proefsleuven. Resultaten In totaal is 240 m² onderzocht in twee proefsleuven. Daarbij zijn duidelijke nederzettingssporen aangetroffen, die vermoedelijk dateren uit de Late Bronstijd/Vroege IJzertijd. Van de op voorhand vermoede resten van een grafveld zijn geen sporen aangetroffen. De aangetroffen grondsporen in de vorm van paalkuilen en voorraadkuilen zijn vooral geclusterd in het noordoostelijk deel van het plangebied. De archeologische resten kunnen als behoudenswaardig worden aangemerkt. Advies Op basis van de resultaten van het proefsleuvenonderzoek is het advies het ontwerp van het plangebied aan te passen. Ter hoogte van de archeologische resten kan bijvoorbeeld een (extra) groenstrook gerealiseerd worden, zodat de archeologische resten in situ behouden kunnen blijven. In deze zone worden in dat geval geen graven aangelegd. Omdat het plangebied pas over dertig jaar in gebruik wordt genomen, is er voldoende tijd te bepalen hoe bij het delven van nieuwe graven in de overige delen van het plangebied omgegaan moet worden met archeologische resten die ook hier verwacht kunnen worden. Een voorbeeld kan zijn dat bij het delven van een serie van nieuwe graven deze onder archeologische begeleiding conform protocol opgraven worden aangelegd. Een andere mogelijkheid is om eventueel gedane vondsten eens in de zoveel tijd op te halen en te documenteren. Een nadeel is dat de context van de vondsten onderbelicht blijft. Er dient dan ook contact met het bevoegd gezag, de gemeente Barneveld, te worden opgenomen indien de begraafplaats in gebruik wordt genomen.
RAAP-notitie 40002 / eindversie 22-11-2011
[3 ]
Plangebied Garderen-begraafplaats, gemeente Barneveld Een karterend en waarderend proefsleuvenonderzoek
1 Inleiding 1.1 Administratieve gegevens • locatie: begraafplaats Garderen (figuur 1) - provincie: Gelderland - gemeente: Barneveld - plaats: Garderen - kadastrale gegevens: gemeente Garderen 03, sectie R, perceelnummer 5115 (gedeeltelijk) - oppervlakte plangebied: ca. 4.500 m² - kaartblad topografische kaart Nederland 1:25.000: 32H - hoekpunten plangebied (X/Y): 177.600/471.680 177.736/471.688 177.739/471.773 177.711/471.792 • bevoegde overheid: gemeente Barneveld • onderzoekskader: AMZ-proces: verzoek vrijstellingsprocedure ex artikel 19, lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening • datum veldonderzoek: 12 oktober 2011 • beheer en plaats vondsten en documentatie: archief RAAP Oost-Nederland. De vondsten en documentatie zullen worden overgedragen aan het Provinciaal Depot voor Bodemvondsten van de provincie Gelderland te Nijmegen. • ARCHIS-vondstmeldingsnummer: 418298 • ARCHIS-waarnemingsnummer: nog niet verleend • ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer: 48586
1.2 Aanleiding en doelstelling In het plangebied zijn bodemingrepen gepland die mogelijk bedreigend zijn voor archeologische resten. In het kader van de Archeologische MonumentenZorg is volgens het door de bevoegde overheid goedgekeurde PvE (Schut, 2011) een inventariserend veldonderzoek (karterende en waarderende fase) door middel van proefsleuven uitgevoerd. Het doel van dit onderzoek was het toetsen en aanvullen van de gespecificeerde archeologische verwachting met betrekking tot het plangebied, waarbij de waardering (fysieke en inhoudelijke kwaliteit) van eventuele archeologische resten voorop stond.
1.3 Randvoorwaarden Het onderzoek is uitgevoerd volgens de normen van de archeologische beroepsgroep (zie artikel 24 van het Besluit archeologische monumentenzorg). De Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeolo-
RAAP-notitie 40002 / eindversie 22-11-2011
[4 ]
Plangebied Garderen-begraafplaats, gemeente Barneveld Een karterend en waarderend proefsleuvenonderzoek
gie (KNA, versie 3.2), beheerd door de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB; www.sikb.nl), geldt in de praktijk als richtsnoer. RAAP beschikt over een opgravingsvergunning, verleend door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Voorafgaand aan de uitvoering van het proefsleuvenonderzoek is, conform de KNA een Programma van Eisen opgesteld (Schut, 2011). Dit PvE diende als leidraad voor het onderzoek.
2 Voorgaand onderzoek In augustus 2010 is ten behoeve van en in het plangebied een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen uitgevoerd (Holl, 2010). Gezien de intactheid van het bodemprofiel en de nabijheid van een Germaans crematiegraf uit de Romeinse tijd op 30 m ten noordwesten van het plangebied werd nader onderzoek door middel van proefsleuven aanbevolen ( A RCHIS-waarneming 6896: graf uit de 2e of 3e eeuw na Chr. De in ARCHIS opgegeven locatie is echter foutief (Hulst 1973). Het in december 1972 gevonden graf lag namelijk in de oosthoek van de begraafplaats en niet in de zuidwesthoek zoals in ARCHIS wordt gesteld. In verband met de mogelijke aanwezigheid van verspreid voorkomende graven is afgeweken van het door Holl (2010) voorgestelde systeem van 2 m brede proefsleuven, maar is besloten tot het graven van 4 m brede sleuven. Er dienden in het verlengde van de bestaande groenstroken twee proefsleuven aangelegd te worden van 4 x 30 m.
3 Doel van het onderzoek Het onderzoek in de vorm van proefsleuven werd aanbevolen naar aanleiding van de resultaten van het vooronderzoek (zie hoofdstuk 2), met het doel te bepalen wat de aard, omvang, datering, kwaliteit en diepteligging van de mogelijk aanwezige archeologische grondsporen/resten is. De resultaten van het proefsleuvenonderzoek zijn bepalend voor de vraag hoe verder met deze archeologische waarden dient te worden omgegaan. Indien de archeologische resten behoudenswaardig blijken te zijn, zal moeten worden beoordeeld of deze bij de inrichting van het terrein kunnen worden ingepast. Indien een dergelijke conserverende inrichting niet mogelijk is, dan komt de vindplaats mogelijk voor een opgraving in aanmerking. Het voornaamste doel van het proefsleuvenonderzoek was het toetsen en aanvullen van de gespecificeerde archeologische verwachting met betrekking tot het onderzochte gebied, waarbij het
RAAP-notitie 40002 / eindversie 22-11-2011
[5 ]
Plangebied Garderen-begraafplaats, gemeente Barneveld Een karterend en waarderend proefsleuvenonderzoek
in eerste instantie ging om het (al dan niet) vaststellen van de aanwezigheid van archeologische grondsporen. Teneinde een goed afgewogen beslissing (selectiebesluit) door het bevoegd gezag mogelijk te maken, diende het onderzoek zicht tevens te richten op aanvullende aspecten ten aanzien van de archeologische grondsporen/resten. In het Programma van Eisen (Schut, 2011) zijn hiervoor specifieke onderzoeksvragen geformuleerd die door middel van het proefsleuvenonderzoek beantwoord dienen te worden: • Wat is de exacte aard, het karakter en datering van de vindplaats? • Wat is de gaafheid, conservering en relatieve kwaliteit van de vindplaats? • Wat is er de omvang en begrenzing van de vindplaats? • Welke informatie kan deze vindplaats geven over het ontstaan van Garderen en het landschap rondom? • Zijn in het plangebied resten aanwezig van een grafveld uit de Romeinse tijd en zo ja wat is de kwaliteit, datering en omvang hiervan? • Welke invloed heeft het agrarisch gebruik gehad op de mate van intactheid van het bodemprofiel?
4 Methoden Plaatsing, aantal en afmetingen De proefsleuven zijn conform het Programma van Eisen parallel aan elkaar en in een verspringend grid aangelegd. In totaal zijn twee proefsleuven aangelegd, ieder met een lengte van 30 m en een breedte van 4 m. In totaal is 240 m² sleufoppervlakte aangelegd; dit is een dekkingsgraad van 7,5%. Opgravingsvlakken en profielen In alle proefsleuven is met een graafmachine op banden en met een gladde bak één opgravingsvlak aangelegd in de top van de ongestoorde ondergrond. De diepte van de sleuven varieerde van 60 tot 80 cm -Mv. De vlaktekeningen zijn digitaal vervaardigd met behulp van een Global Positioning System (GPS). Dit omvat het digitaal inmeten van sporen, spoornummers, vondsten, kolomprofielen, coupelijnen, vlakhoogtes (ingemeten in één raai centraal in de put) en maaiveldhoogtes. De hoogte van de aangelegde vlakken is ingemeten ten opzichte van NAP. De sporen en bodemlagen zijn in een reeks genummerd. Voor de plaatselijke gelaagdheid zijn spoornummers 1000 en 2000 (natuurlijke lagen) uitgedeeld. Bij de beschrijving van de profielkolommen zijn spoornummers 1001 t/m 1004 en 2001 t/m 2004 gereserveerd. De beschrijving en interpretatie van sporen en lagen is opgenomen in de RAAP-database.
RAAP-notitie 40002 / eindversie 22-11-2011
[6 ]
Plangebied Garderen-begraafplaats, gemeente Barneveld Een karterend en waarderend proefsleuvenonderzoek
Afwerking en behandeling van sporen en vondsten De grondsporen zijn 1:1 digitaal ingemeten. Bij de aanleg van het opgravingsvlak zijn de verschillende bodemlagen onderzocht op de aanwezigheid van metalen voorwerpen met behulp van een metaaldetector. Een selectie van de sporen is gecoupeerd, beschreven, in profiel getekend op schaal 1:20 en gefotografeerd. Met name onduidelijke sporen in het vlak werden gecoupeerd om hun aard en genese te kunnen vaststellen. Vondsten zijn verzameld per spoor/laag, waarbij per materiaalgroep een afzonderlijk vondstnummer is toegekend. Alle vondsten zijn na afloop van het veldwerk gewassen, gedroogd, geteld, gewogen en ingevoerd in de database. Bemonstering Er zijn geen monsters genomen, omdat geen voor bemonstering relevante/kansrijke sporen werden aangetroffen.
5 Resultaten 5.1 Fysisch geografisch onderzoek Geologie en geomorfologie Het plangebied ligt op de noordelijke helling van een stuwwal. Het stuwwalplateau van Garderen vormt het hoogst gelegen gebied van de gemeente Barneveld en bestaat uit dagzomende door landijs opgestuwde, grindige afzettingen van fossiele (preglaciale) rivierbeddingen van de Rijn. Bodem In de in het plangebied aanwezige opgestuwde zandgrond zijn in bodemkundig opzicht podzolbodems gevormd. Podzolbodems zijn gronden met een duidelijk herkenbare stratigrafie, bestaande uit verschillende bodemhorizonten (A, E, B en C). De bovenste horizont (A-horizont) is donkerder van kleur (in het algemeen bruingrijs tot zwart) dan de onderliggende horizonten en wordt gevormd door ophoping en vermenging van organisch materiaal (verteerde plantenresten) met de onderliggende bodem. Onder de A-horizont bevindt zich een uitspoelingslaag (E-horizont). Deze heeft over het algemeen een (wit)grijze kleur (‘loodzand’) die ontstaan is doordat ijzer en humus opgelost en uitgespoeld zijn. Deze deeltjes slaan neer in de B-horizont die hierdoor een donkerbruine tot roodbruine kleur heeft. Met het toenemen van de diepte gaat de Bhorizont (geleidelijk) over in het moedermateriaal (C-horizont). In deze horizont heeft niet of nauwelijks bodemvorming plaatsgevonden; het moedermateriaal is bruingeel tot lichtgrijs. In het plangebied is volgens de bodemkaart een loopodzol aanwezig (DLO-Staring centrum, 1997, code gcY30 met grondwatertrap VIII). Bij het proefsleuvenonderzoek is vastgesteld dat de
RAAP-notitie 40002 / eindversie 22-11-2011
[7 ]
Plangebied Garderen-begraafplaats, gemeente Barneveld Een karterend en waarderend proefsleuvenonderzoek
bodem in het verleden is geroerd en dat van de oorspronkelijke bodemopbouw alleen een restant van de B- en de C-horizont aanwezig zijn. Onder de bouwvoor van gemiddeld 35 cm dik ligt een vrij schoon opgebracht zandpakket van 20 tot 30 cm dik (figuur 2, Aa-horizont). Op grond van het geringe vondstmateriaal uit deze laag is geconcludeerd dat deze grond als plaggendek in de (late) 19e eeuw is opgebracht. Daaronder bevindt zich een 20 cm dik restant van een verploegde B-horizont op een ongestoorde Chorizont. In de grindrijke ondergrond zijn archeologische grondsporen aangetroffen.
5.2 Archeologie Grondsporen Tijdens het onderzoek zijn in totaal drie natuurlijke verstoringen, drie (sub)recente verstoringen en negen archeologisch relevante grondsporen aangetroffen (figuur 3). Ze bestaan uit zes paalsporen en drie kuilen. De sporen werden aangetroffen direct onder het pakket opgebrachte grond en de verploegde B-horizont tussen 60 en 80 cm -Mv. Hieronder worden de belangrijkste sporen besproken; voor een volledig overzicht wordt verwezen naar de sporenlijst (bijlage 1). De kuilen, spoornummers 2 en 3, in werkput 1 en spoornummer 10 in werkput 2 waren scherp begrensd. Het betreft gezien de vulling kuilen uit de Nieuwe tijd. De kuilen kunnen in verband gebracht worden met grondverbetering en/of verwijdering of het laten zakken van grote veldkeien. Ter hoogte van twee van de kuilen werden grote veldkeien aangetroffen. Deze zijn niet verzameld. De belangrijkste grondsporen zijn aangetroffen in het meest oostelijke deel van werkput 1 (figuur 4). Het betreft drie of vier paalkuilen die in lijn liggen en mogelijk de wand van een houten gebouw hebben gevormd (met zekerheid spoornummers 6, 14 en 15; spoornummer 13 was lichter gekleurd). Binnen deze waarschijnlijke structuur zijn twee identieke, ronde kuilen blootgelegd (spoornummers 7 en 12). Een derde kuil, spoornummer 8 was rechthoekig van vorm. Eén van de ronde kuilen is gecoupeerd. De kuil, spoornummer 7, met een diepte van 90 cm had rechte wanden en een vlakke bodem (figuur 5). De nazakking was opvallend donker gekleurd met aan de onderzijde enkele leembrokken. Uit deze laag zijn drie scherven handgevormd aardewerk afkomstig. De vulling onder de nazakking was opvallend schoon. De kuil lijkt sterk op archeologisch bekende voorraad-, opslag- of kelderkuilen (silo’s). Deze komen vooral voor in nederzettingen uit de Brons- en/of IJzertijd. In werkput 2 zijn twee meer geïsoleerde paalkuilen aangetroffen (spoornummers 9 en 11). Deze zijn beide gecoupeerd en afgewerkt. Het aardewerk uit de gecoupeerde sporen in werkput 1 en 2 is vergelijkbaar, zodat gesteld kan worden dat alle relevante grondsporen uit dezelfde periode stammen. Vondsten Tijdens het onderzoek zijn in totaal slechts twaalf vondsten verzameld (tabel 1). De grootste vondstcategorie wordt gevormd door aardewerk. De vondsten zijn afkomstig uit het verploegde
RAAP-notitie 40002 / eindversie 22-11-2011
[8 ]
Plangebied Garderen-begraafplaats, gemeente Barneveld Een karterend en waarderend proefsleuvenonderzoek
pakket opgebrachte grond/B-horizont en uit grondsporen. Voor een volledig overzicht wordt verwezen naar de vondstenlijst (bijlage 2). materiaal
aantal
gewicht (g)
keramiek
10
29
metaal
1
19
natuursteen
1
1
totaal
12
49
Tabel 1. Vondstcategorieën met aantal en gewicht.
Keramiek Het aardewerk bestaat uit zeven gefragmenteerde wandscherven handgevormd aardewerk. Het aardewerk is dunwandig en grof gemagerd met steengruis. Door het geringe aantal en het ontbreken van diagnostische kenmerken is een nauwkeurige datering niet mogelijk. Op grond van de kenmerken en de sporen waaruit ze afkomstig zijn, ligt een datering in de Late Bronstijd of Vroege IJzertijd het meest voor de hand. Drie andere scherven zijn afkomstig uit het opgebrachte en verploegde zandpakket onder de bouwvoor. Het betreft een fragment van een bord (roodbakkend aardewerk uit het Nederrijnse gebied), een bodemfragment van een kop van industrieel wit aardewerk en een randfragment van een pot van steengoed met oppervlaktebehandeling. Deze scherven stammen uit de Nieuwe tijd, dat wil zeggen de (late) 19e eeuw. Metaal Een klein fragment koper is afkomstig van de stort. Het is niet duidelijk tot welk voorwerp het koperen artefact van 25 x 6 mm heeft behoord. Gezien de patina is het fragment ouder dan de Nieuwe tijd. Natuursteen Er is een brok kwartsitische zandsteen gevonden in een paalkuil in werkput 2. Het brok is door verhitting gebarsten en behoort tot het reguliere nederzettingsafval uit prehistorische tijden. Interpretatie van de vindplaats De aangetroffen sporen kunnen worden geïnterpreteerd als nederzettingssporen. Van het op voorhand vermoede grafveld zijn geen sporen aangetroffen. De mogelijke huisplaats in werkput 1 ligt op de flank van een stuwwal. Bodemkundig is sprake van (een verploegde) moderpodzol. Deze vruchtbare grond heeft in het verleden een grote aantrekkingskracht gekend. De geïsoleerde paalkuilen in werkput 2 geven aan dat sprake is van een diffuus verspreidingspatroon en dat in het gehele plangebied grondsporen aangetroffen kunnen worden. De combinatie paalkuilen en voorraadkuilen maakt het aannemelijk dat sprake is van in ieder geval één huisplaats uit de Late Bronstijd-Vroege IJzertijd. Bij archeologische onderzoeken worden huisplattegronden met inpandige kuilen vaker aangetroffen. Onlangs is in Elspeet een ne-
RAAP-notitie 40002 / eindversie 22-11-2011
[9 ]
Plangebied Garderen-begraafplaats, gemeente Barneveld Een karterend en waarderend proefsleuvenonderzoek
derzetting met vergelijkbare sporen opgegraven (Jager & Pronk, 2011). De geringe hoeveelheid vondstmateriaal uit Garderen sluit aan bij een datering in de Late Bronstijd-Vroege IJzertijd. De conservering van de sporen was conform hetgeen verwacht mag worden op de MiddenNederlandse zandgronden. Een afbakening van de vindplaats is moeilijk te geven, de nederzettingssporen lijken zich vooral aan de noordoostelijke zijde van het plangebied te bevinden. Waardering van de vindplaats Inleiding In de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (versie 3.2) worden criteria genoemd voor de waardering van archeologische vindplaatsen. Men maakt onderscheid tussen belevingswaarde, fysieke kwaliteit en inhoudelijke kwaliteit van een vindplaats. Belevingswaarde is slechts van belang voor zichtbare archeologische monumenten en is derhalve voor onderhavig onderzoek niet relevant. De vindplaatsen worden eerst op hun fysieke kwaliteit beoordeeld. Ze worden op basis van hun fysieke kwaliteit als behoudenswaardig (opgraven of beschermen) aangemerkt indien de criteria gaafheid en conservering samen bovengemiddeld (5 of 6 punten) scoren. Bij een middelmatige tot lage score (4 punten of minder) wordt naar de inhoudelijke kwaliteitscriteria gekeken om te bepalen of het terrein toch behoudenswaardig is. Een afweging vindt plaats op de eerste drie inhoudelijke kwaliteitscriteria: zeldzaamheid, informatiewaarde en ensemblewaarde. Bij een bovengemiddelde score van 7 punten of meer voor de eerste drie criteria, wordt de vindplaats als behoudenswaardig aangemerkt. Waardering op fysieke criteria De mate waarin archeologische overblijfselen nog intact en in hun oorspronkelijke positie aanwezig zijn, geeft een indruk van de fysieke kwaliteit van een vindplaats. Binnen deze waarde wordt onderscheid gemaakt tussen de criteria gaafheid en conservering: - gaafheid: de mate waarin de vindplaats verstoord is en de huidige stabiliteit van de fysieke omgeving; - conservering: de mate waarin het archeologisch vondstmateriaal bewaard is gebleven. Waardering op inhoudelijke criteria Een waardering op basis van inhoudelijke kwaliteit kent de volgende criteria: - zeldzaamheidswaarde: de mate waarin een bepaald type monument schaars is (of is geworden) voor een periode of in een gebied; - informatiewaarde: de betekenis van een monument als bron van kennis over het verleden; - ensemblewaarde: de meerwaarde die aan een monument wordt toegekend op grond van de mate waarin sprake is van een archeologische context en van een landschappelijke context.
RAAP-notitie 40002 / eindversie 22-11-2011
[1 0 ]
Plangebied Garderen-begraafplaats, gemeente Barneveld Een karterend en waarderend proefsleuvenonderzoek
Waardering van de vindplaats De fysieke kwaliteit van de vindplaats binnen het plangebied scoort 5 punten, op grond waarvan de vindplaats als behoudenswaardig wordt aangemerkt (tabel 2) De gaafheid van de vindplaats is hoog, omdat grondsporen zijn afgedekt door een beschermend zandpakket en geen grote verstoringen zijn aangetroffen. De conservering van de archeologische resten is middelmatig vanwege de minder gunstige conserveringsomstandigheden van de natuurlijke zandondergrond. Hoewel de vindplaats een bovengemiddelde score heeft behaald op de fysieke kwaliteit wordt ook een afweging gemaakt op basis van de inhoudelijke kwaliteitscriteria. De inhoudelijke criteria leveren een gezamenlijke score op van 8 punten, waarmee de vindplaats ook op deze criteria als behoudenswaardig wordt gewaardeerd (tabel 2). Met betrekking tot zeldzaamheidswaarde scoort de vindplaats middelmatig omdat prehistorische nederzettingsterreinen op de hooggelegen Veluwse stuwwallen weliswaar bekend zijn, maar nog nauwelijks integraal zijn onderzocht. De informatiewaarde is derhalve eveneens hoog, omdat dit nieuwe gegevens oplevert. De ensemblewaarde in diachroon perspectief is hoog gezien de rijkdom van het bodemarchief rond Garderen. In contemporain opzicht is de ensemblewaarde echter middelmatig. Scores Waarde
Criteria
Hoog
Midden
Schoonheid
Wordt niet gescoord
Herinneringswaarde
Wordt niet gescoord
Laag
Beleving Gaafheid
3
Fysieke Kwaliteit Conservering
2
Zeldzaamheid
2
Informatiewaarde
3
Inhoudelijke kwaliteit Ensemblewaarde Representativiteit
2 n.v.t.
Tabel 2. Waarderingstabel.
6 Conclusies en aanbevelingen 6.1 Conclusies In deze paragraaf worden de conclusies gegeven in de vorm van antwoorden op de onderzoeksvragen (zie hoofdstuk 2).
RAAP-notitie 40002 / eindversie 22-11-2011
[1 1 ]
Plangebied Garderen-begraafplaats, gemeente Barneveld Een karterend en waarderend proefsleuvenonderzoek
Wat is de exacte aard, het karakter en datering van de vindplaats? De vindplaats betreft een nederzettingsterrein, met in het noordoostelijke deel van het plangebied vermoedelijk een huisplaats met daarin gelegen voorraad- of opslagkuilen. Het aantreffen van twee meer geïsoleerde paalkuilen in werkput 2 geeft aan dat de verspreiding van grondsporen diffuus is. Op grond van het geringe vondstmateriaal en archeologische parallellen ligt de datering waarschijnlijk in de Late Brons- en/of Vroege IJzertijd. Daarnaast moet, gezien vondsten uit het verleden, rekening gehouden worden met de (verspreide) aanwezigheid van crematiegraven uit de Romeinse tijd. Wat is de gaafheid, conservering en relatieve kwaliteit van de vindplaats? De gaafheid van de sporen is goed, de conservering van sporen en vondsten is normaal voor de Midden-Nederlandse zandgronden. De kwaliteit van de vindplaats is moeilijk te bepalen. Hoewel duidelijke nederzettingssporen zijn aangetroffen, is nog veel onduidelijk over de structuur ervan. Wat is er de omvang en begrenzing van de vindplaats? Uit de verspreiding van grondsporen lijkt sprake van een diffuus patroon. De meeste sporen, van waarschijnlijk een huisplaats met inpandige voorraad- of opslagkuilen, zijn aangetroffen in het meest noordoostelijke deel van werkput 1. Welke informatie kan deze vindplaats geven over het ontstaan van Garderen en het landschap rondom? Het aantreffen van een nederzetting uit de Late Brons- en/of Vroege IJzertijd binnen de bewoonde kern van Garderen is een absolute noviteit en vormt een belangrijke aanvulling op de ontstaansgeschiedenis van Garderen. Het beperkte onderzoek heeft nauwelijks nieuwe landschappelijke inzichten opgeleverd. Het plangebied is in de 19e eeuw opgehoogd en sindsdien in gebruik geweest als bouwland. Zijn in het plangebied resten aanwezig van een grafveld uit de Romeinse tijd en zo ja wat is de kwaliteit, datering en omvang hiervan? Resten van een grafveld zijn in de proefsleuven niet aangetroffen. Welke invloed heeft het agrarisch gebruik gehad op de mate van intactheid van het bodemprofiel? Het agrarisch gebruik heeft de originele bodemopbouw aangetast. De van oorsprong aanwezig podzolbodem is deels verploegd met de opgebrachte grond. Echter het onderste deel, B- en Chorizont zijn intact gebleven en archeologische resten zijn goed bewaard gebleven. Op basis van fysieke en inhoudelijke criteria zijn de aangetroffen resten gewaardeerd als behoudenswaardig.
RAAP-notitie 40002 / eindversie 22-11-2011
[1 2 ]
Plangebied Garderen-begraafplaats, gemeente Barneveld Een karterend en waarderend proefsleuvenonderzoek
6.2 Aanbevelingen De resultaten van het onderzoek tonen aan dat bij de bestaande planvorming archeologische resten verstoord zullen worden. Gezien de aard van de geplande ingrepen wordt aanbevolen de plannen zodanig aan te passen dat de (verwachte) archeologische resten in de bodem behouden kunnen blijven (behoud in situ). Indien bij de inrichtingsplannen van de toekomstige begraafplaats een groenzone wordt gerealiseerd van 10 m breed en evenwijdig aan de noordelijke begrenzing van het plangebied worden de belangrijkste archeologische resten behouden (figuur 6). Hoe in de toekomst omgegaan moet worden met het overige deel van het plangebied is vooralsnog onduidelijk. Omdat het plangebied pas over dertig jaar in gebruik wordt genomen, is er voldoende tijd te bepalen hoe bij het delven van nieuwe graven in de overige delen van het plangebied omgegaan moet worden met archeologische resten die ook hier verwacht kunnen worden. Een voorbeeld kan zijn dat bij het delven van een serie van nieuwe graven deze onder archeologische begeleiding conform protocol opgraven worden aangelegd. Een andere mogelijkheid is om eventueel gedane vondsten eens in de zoveel tijd op te halen en te documenteren. Een nadeel is dat de context van de vondsten onderbelicht blijft. Er dient dan ook contact met het bevoegd gezag, de gemeente Barneveld, te worden opgenomen indien de begraafplaats in gebruik wordt genomen. Voorts dient in het bestemmingsplan een dubbelbestemming “waarde archeologie” te worden opgenomen, teneinde de archeologische resten ook planologisch te beschermen. Indien aan deze voorwaarden kan worden voldaan, wordt een vervolgonderzoek niet nodig geacht. Op basis van de bevindingen van dit onderzoek neem de gemeente Barneveld een selectiebesluit (contactpersoon: P.A.C. Schut, regioarcheoloog).
Literatuur Holl, J., 2010: Begraafplaats Nederlands Hervormde Kerk Garderen (gem. Barneveld). ADCrapport 2432. ADC Archeoprojecten. Amersfoort. DLO-Staring centrum, 1997. Bodemkaart van Nederland 1:50.000. Herziene uitgave, blad 32 Oost (Amersfoort). DLO-Staring centrum, Wageningen. Jager, S.W. & E.C. Pronk, 2011. Onderzoeksgebied Uddelerweg te Elspeet, gemeente Nunspeet. Een opgraving van een nederzetting uit de Midden Bronstijd en de Midden/Late IJzertijd in het Vierde Kwadrant. RAAP-rapport 2284. RAAP Archeologisch Adviesbureau BV. Weesp. Hulst, R.S., 1973: Garderen. Nieuwsbulletin KNOB 2de aflevering *20. Schut, P.A.C., 2011. Programma van Eisen Garderen, begraafplaats. PvE-nr. 2010-2 (22-062011).
RAAP-notitie 40002 / eindversie 22-11-2011
[1 3 ]
Plangebied Garderen-begraafplaats, gemeente Barneveld Een karterend en waarderend proefsleuvenonderzoek
Overzicht van figuren en bijlagen Figuur 1.
Ligging van het plangebied (rood omlijnd); inzet: ligging in Nederland (ster).
Figuur 2.
Profielopname in het midden van werkput 2.
Figuur 3.
Overzicht van aangetroffen sporen.
Figuur 4.
Grondsporen, paalkuilen en voorraad- of opslagkuilen in noordoostelijk deel werkput 1.
Figuur 5.
Dwarsdoorsnede kuil, spoornummer 7.
Figuur 6.
Advieskaart plangebied met in rood de zone die als groenstrook archeologische resten in situ kan beschermen.
Bijlage 1. Sporenlijst. Bijlage 2. Vondstenlijst.
RAAP-notitie 40002 / eindversie 22-11-2011
[1 4 ]
177
178
179 473
473
Houtdorp Militair Oefenterrein
Kastelenhof
N310
Paleis
N797
't Sol
472
472
g rwe ulde Spe
Garderensche Veld
Garderen
N310
471
illig
471
dM Ou g we
© © OpenStreetMap.org onder CC-BY-SA 2.0 licenti
se en
Ouwendorp
8 8
177
178
Figuur 1. Ligging van het plangebied (rood omlijnd); inzet: ligging in Nederland (ster).
179
bouwvoor bouwvoor bouwvoor bouwvoor bouwvoor bouwvoor
Aa-horizont Aa-horizont Aa-horizont Aa-horizont Aa-horizont
verploegde verploegde verploegdeB-horizont B-horizont B-horizont
C-horizont C-horizont C-horizont C-horizont C-horizont
Figuur 2. Profielopname in het midden van werkput 2
177700
177720
177740
471800
471800
177680
66666 77777
12 12 12 12 12 12 471780
471780
13 13 13 13 13
15 14 14 15 15 15 14 14 14 15
888888
55555 333333
444444 22222
11111
471760
471760
1
11 11 11 11 11
10 10 10 10 10
legenda Late Bronstijd/Vroege IJzertijd Nieuwe Tijd
2 0
5
natuurlijke verstoring
10 m
2011 LBS1/babp_figs
15
177680
177700
Figuur 3. Overzicht van de aangetroffen sporen.
20
25
102
spoornummer
2
werkputnummer grens plangebied
1:500 177720
177740
471740
471740
99999
Figuur 4. Grondsporen, paalkuilen en vooraad- of opslagkuilen in noordoostelijk deel werkput 1.
Figuur 5. Dwarsdoorsnede kuil, spoornummer 7.
177700
177720
177740
471740
471740
471760
471760
471780
471780
471800
471800
177680
0
5
10
15 m
LBS1/babp_figs
177680
177700
20
25 1:500 177720
2011 177740
Figuur 6. Advieskaart plangebied met in rood de zone die als groenstrook archeologische resten in situ kan beschermen.
RAAP-NOTITIE 4002
Bijlage 1: Sporenlijst Gebruikte codes VORM (vorm van het spoor) nvt niet van toepassing onr onregelmatig ovaal ovaal rechth rechthoekig rond rond
GRIND (textuur bijmenging: grind) geen bijmenging g1 zwak grindig g2 matig grindig g3 sterk grindig
INTPRSPEC (Intrepretatie specifiek (subinterpretatie)) niet van toepassing PK paalkuil:grondspoor kuil voormalige paal VSN natuurlijke verstoring
KLEUR / GEVLEKT (volgens standaard codering) lijst van codes die in willekeurige combinaties gebruikt kunnen worden L licht U bruin D donker Y grijs E geel Z zwart O oranje W wit R rood P paars A blauw G groen X kleur niet te bepalen (veld) NVT niet van toepassing
BEGINDAT (begindatering) /EINDDAT (einddatering spoor) IJZ IJzertijd ROM Romeinse tijd NT Nieuwe tijd
HK (houtskool) 0 afwezig 1 enkele spikkel 2 spikkels
TEXTUUR (textuur) X niet benoemd Zs1 zand zwak siltig
PUIN (puin) 0 afwezig 1 weinig fijn puin
MEDIAAN MF MG UG ZG
TPUIN (type puin) rb rood baksteen
VORMCOUPE (vorm van de coupe) hoek hoekig kom komvormig onr onregelmatig INTPRALG (interpretatie algemeen) KL kuil PL paalspoor STORT stort VLAK vlak VS verstoring
(zand en grindmediaan) niet van toepassing matig fijn matig grof uiterst grof zeer grof
HUMUS (textuur bijmenging: humus) geen humusbijmenging h1 zwak humeus h2 matig humeus h3 sterk humeus
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1001
1001
1001
1001
1002
1002
1002
1003
1003
1003
1003
1
15
1000
1
14
999
1
1
8
13
1
7
1
1
7
2
1
6
12
1
5
11
1
4
2
1
3
2
1
2
10
1
1
9
PUT
SPOOR
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
0
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
VLAK
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
rond
rond
rond
rond
rond
ovaal
rond
rechth
rond
rond
rond
onr
rond
rond
rechth
ovaal
VORM
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
J
N
J
N
J
J
N
N
N
N
J
kom
kom
hoek
hoek
onr
onr
COUPE
PEERD
J
VORM-
GECOU-
20
5
90
90
35
5
DIEPTE
AFGE-
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
J
N
J
N
N
N
N
N
N
N
N
N
WERKT
VLAK
VLAK
VLAK
VLAK
VLAK
VLAK
VLAK
VLAK
VLAK
VLAK
VLAK
VLAK
STORT
PL
PL
PL
KL
PL
KL
PL
KL
KL
KL
PL
VS
VS
KL
KL
VS
INTPRALG
PK
PK
PK
PK
PK
PK
VSN
VSN
VSN
INTPRSPEC
IJZ
IJZ
IJZ
IJZ
IJZ
NT
IJZ
IJZ
IJZ
IJZ
IJZ
NT
NT
DAT
BEGIN-
ROM
ROM
ROM
ROM
ROM
ROM
ROM
ROM
ROM
ROM
DAT
EIND-
3
2
1
0
2
1
0
3
2
1
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
1
0
0
0
0
0
0
0
LING
VUL-
Zs1
Zs1
Zs1
Zs1
Zs1
Zs1
Zs1
Zs1
Zs1
Zs1
Zs1
Zs1
X
Zs1
Zs1
Zs1
Zs1
Zs1
Zs1
Zs1
Zs1
Zs1
Zs1
Zs1
Zs1
Zs1
Zs1
Zs1
Zs1
TUUR
TEX-
ZG
MG
MF
MF
UG
MG
MF
UG
MG
MF
MF
UG
-
MG
MG
MG
MG
MG
MG
MG
MG
MG
MG
MG
UG
UG
MG
UG
UG
AAN
MEDI-
-
-
h1
h3
-
-
h3
-
h1
h1
h3
-
-
h2
h2
h1
h2
h2
h2
h2
h2
-
h2
-
-
-
h1
h1
-
HUMUS
g1
-
-
-
g3
g1
-
g3
g2
-
-
g3
-
g1
g1
g1
g1
-
-
-
g1
g1
g1
g1
g2
g2
g2
g1
-
GRIND
E
U
LU
DYZ
E
U
DYZ
E
U
DUY
DYZ
EU
NVT
DY
DY
LY
DY
DY
DYU
DY
DYU
LU
DYU
DY
U
U
UY
UY
U
KLEUR
Z
Z
E
Z
Z
GEVLEKT
LGIN-
C
-
Aa
O
C
-
O
C
-
Aa
O
C
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
nazak
-
-
-
-
-
-
TERP
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
1
2
0
0
0
0
0
HK
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
1
0
PUIN
rb
TPUIN
-
-
-
bouwvoor
-
-
bouwvoor
-
-
-
bouwvoor
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
silo/voorraadkuil?
-
-
boomval
-
-
-
-
OPMERKING
RAAP-NOTITIE 4002
PUT
1
1
1
1
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
SPOOR
1004
1004
1004
1004
2000
2001
2001
2001
2001
2002
2002
2002
2002
2003
2003
2003
2003
2004
2004
2004
2004
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
VLAK
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
VORM
COUPE
PEERD
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
VORM-
GECOU-
DIEPTE
AFGE-
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
WERKT
VLAK
VLAK
VLAK
VLAK
VLAK
VLAK
VLAK
VLAK
VLAK
VLAK
VLAK
VLAK
VLAK
VLAK
VLAK
VLAK
VLAK
VLAK
VLAK
VLAK
VLAK
INTPRALG
INTPRSPEC DAT
BEGINDAT
EIND-
3
2
1
0
3
2
1
0
3
2
1
0
3
2
1
0
0
3
2
1
0
LING
VUL-
Zs1
Zs1
Zs1
Zs1
Zs1
Zs1
Zs1
Zs1
Zs1
Zs1
Zs1
Zs1
Zs1
Zs1
Zs1
Zs1
Zs1
Zs1
Zs1
Zs1
Zs1
TUUR
TEX-
ZG
ZG
MF
MF
ZG
MG
MF
MF
MG
MG
MF
MF
ZG
MG
MG
MF
ZG
ZG
MG
MF
MF
AAN
MEDI-
-
-
h1
h3
-
-
h1
h3
-
-
h1
h3
-
-
h1
h3
-
-
-
-
h3
HUMUS
-
-
g2
-
g1
g2
-
-
g3
g1
-
-
g1
g2
-
-
g2
g1
g1
-
-
GRIND
E
UE
UY
DYZ
E
U
YU
DYZ
E
U
YU
DYZ
E
U
YU
DYZ
E
E
U
LU
DYZ
KLEUR
GEVLEKT
LGIN-
C
-
-
O
C
-
Aa
O
C
-
Aa
O
C
-
Aa
O
C
C
-
Aa
O
TERP
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
1
0
0
0
1
0
0
0
1
0
0
HK
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
PUIN
TPUIN
-
bioturbatie
gemengd
bouwvoor
-
-
-
bouwvoor
-
-
-
bouwvoor
-
-
-
bouwvoor
-
-
-
schoon
bouwvoor
OPMERKING
RAAP-NOTITIE 4002
RAAP-NOTITIE 4002
Bijlage 2: Vondstenlijst VONDST
PUT
VLAK
SPOOR
MATERIAAL
MATALG
MATSPEC
TOTAANTAL
TOTGEWICHT
BEGINDAT
EINDDAT
1
2
1
2001
KER
ROODBORD
NEDRIJN
1
4
NTB
NTC
1
2
1
2001
KER
INDUSWIT
1
9
NTB
NTC
1
2
1
2001
KER
STGL
1
5
NTB
NTC
2
2
1
9
KER
AWH
1
1
BRONSL
IJZV
3
2
1
11
KER
AWH
3
1
BRONSL
IJZV
3
2
1
11
SZA
BROK
1
19
4
1
1
7
KER
AWH
3
9
BRONSL
IJZV
5
1
0
999
MCU
1
1
Gebruikte codes MATERIAAL (materiaalcode (ABR)) KER keramiek MCU koper SZA zandsteen/kwartsiet MATALG (materiaal algemeen (ABR)) AWH aardewerk, handgevormd BROK brok INDUSWIT industrieel wit (Maastrichts/Regout) ROODBORD roodbakkend geglazuurd:bord/schotel STGL Steengoed geglazuurd MATSPEC (materiaal specifiek (ABR+)) NEDRIJN Nederrijns BEGINDAT (begindatering) / EINDDAT (einddatering) BRONSL Bronstijd laat IJZV IJzertijd vroeg NTB NTB NTC NTC
Koningsweg IV
Bijlage 3 Beplantingsplan
"Koningsweg IV"(ontwerp)
79
Koningsweg IV
80
"Koningsweg IV"(ontwerp)
5 .12 Ca
g aa nh ke eu .B m¹
Vak (G)
Pad
Pad
Pad
Pad
Vak: (F)
Vak: (D)
Vak: (D)
l ge sin
Vak: (E)
Pad
Pad
Pad
Vak: (E)
Pad
Pad
Vak: (B)
Schuur
Vak: (C)
Pad
Pad
Pad
Waterberging
Vak: (C)
Pad
Vak: (B)
Vak: (D)
Pad
Vak: (A)
Pad
Weg
Pad
Pad
Vak: (A)
Waterberging
Vak: A.A
k: Va
Vak (H)
Pad
Bestaande weg
Pad
Pad
Poort
Bestaande begraafplaats
Pad
Gebouw
de an sta Be
Vak (G)
Vak (G)
Parkeren
Bestaande weg 2 Ca.1
Laurierhaag Koningsweg op termijn vervangen door CA. 45 m¹ Beukenhaag
Beplanting
Beukenhaag (Fagus Sylvatica) 1 rij beplanting. 4 planten per m¹
Beukenhaag (Fagus Sylvatica) 1 rij beplanting. 4 planten per m¹
Beukenhaag (Fagus Sylvatica) 1 rij beplanting. 4 planten per m¹
5m¹
Omschrijving:
10-2012 1:250 2012-010
Beplantingstekening Begraafplaats Garderen
Bestaande singel: niet inheemse soorten vervangen door nieuwe soorten:
Hulst (Ilex aquifolium) Vuilboom (Frangula alnus) Krent (Amelanchier canadensis) Eik (Quercus robur) Lijsterbes (Sorbus aucuparia) Kardinaalsmuts (Euonymus europaeus)
Maat beplanting:
Beukenhaag: Bosplantsoen, maat 80-100 Inheemse soorten: Bosplantsoen, maat 100-120
Datum: Schaal: Project:
ag enha Beuk
) (F
Koningsweg IV
Regels
"Koningsweg IV"(ontwerp)
83
Koningsweg IV
Hoofdstuk 1 Artikel 1
INLEIDENDE REGELS
Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder: 1.1
Aanbouw
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; 1.2
Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.3
Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.4
Afwijking
een afwijking zoals bedoeld in artikel 2.12, eerste lid onder sub a onder 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan; 1.5
Archeologische waarde
de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis; 1.6
Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde; 1.7
Bebouwingspercentage
het in procenten uitgedrukte deel van een bouwvlak, bestemmingsvlak dan wel bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd; 1.8
Bedrijf
onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als onzelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen; 1.9
Bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf; 1.10
Bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein; 1.11
Bestaande
bestaand en legaal aanwezig op de dag van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan; 1.12
Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
84
"Koningsweg IV"(ontwerp)
Koningsweg IV
1.13
Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0203.1170-0001gml met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen); 1.14
Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.15
Bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning; 1.16
Bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak; 1.17
Bijgebouw
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een niet voor bewoning bestemd vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat een gebruikseenheid vormt met en dienstbaar is aan de bij omschrijving van de hoofdbestemming opgesomde functies, zoals een garage, huishoudelijke bergruimte of hobbyruimte; 1.18
Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; 1.19
Bouwgrens
de grens van een bouwvlak; 1.20
Bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder; 1.21
Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 1.22
Bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel; 1.23
Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten; 1.24
Bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 1.25
Dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
"Koningsweg IV"(ontwerp)
85
Koningsweg IV
1.26
Dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich bevindt tussen de dakgoot en de nok van het dakvlak, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst; 1.27
Detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; 1.28
Dienstverlening
het verlenen van economische diensten aan derden; 1.29
Erf
bij de bestemming behorende gronden waarvan het gebruik ten dienste van deze bestemming is; 1.30
Extensief recreatief medegebruik
recreatief medegebruik dat in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen. Voor het extensieve recreatief medegebruik is geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk, maar kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn en ondergeschikte voorzieningen zoals bewegwijzeringsbordjes; 1.31
Gebouw
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.32
Gebruiken
het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven; 1.33
Geurgevoelig object
gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt; 1.34
Geluidsgevoelige functies
bewoning of ander geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder; 1.35
Geluidsgevoelige gebouwen
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder; 1.36
Hogere waarde
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit Geluidhinder; 1.37
Hoofdgebouw
een (deel van een) gebouw, dat vanwege zijn indeling en uiterlijke verschijningsvorm, gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel of bouwvlak moet worden aangemerkt en waartoe eventuele uitbouwen, aanbouwen en bijgebouwen niet worden gerekend;
86
"Koningsweg IV"(ontwerp)
Koningsweg IV
1.38
Horeca
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van erotisch getinte vermaaksfuncties; 1.39
Hulpdiensten
Brandweer, politie en ambulance; 1.40
Kantoor
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen; 1.41
Kantoor- en/of praktijkruimte
een niet voor bewoning bestemd gedeelte van een woning of gebouw bij een woning, dat uitsluitend dient voor de uitoefening van beroepsactiviteiten van de bewoner van de woning op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen gebied; 1.42
Kunst en cultuur
voorzieningen ten behoeve van kunst en cultuur, zoals een bibliotheek, een museum, een filmzaal en daarmee gelijk te stellen activiteiten; 1.43
Kwetsbaar object
woningen, gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals kantoren, hotels en restaurants, winkels, kampeer- en andere recreatieterreinen en objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval; 1.44
Landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied; 1.45
Maaiveld
gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein dat een gebouw of bouwwerk omgeeft; 1.46
Maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen; 1.47
Nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub d, van de Wet ruimtelijke ordening; 1.48
Natuur(wetenschappe)lijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied; 1.49
Omgevingsvergunning
Vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
"Koningsweg IV"(ontwerp)
87
Koningsweg IV
1.50
Ondergronds bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die onder het maaiveld is gelegen; 1.51
Onderhoudsgebouw
een gebouw ten behoeve van het onderhoud van een landgoed, zoals een gebouw voor de stalling van materieel, een houtloods of een berging; 1.52
Overkapping
een bouwwerk, niet zijnde een gebouw, bestaande uit tenminste een dak en maximaal één wand; 1.53
Particulier opdrachtgeverschap
situatie dat de burger of een groep van burgers – in dat laatste geval georganiseerd als rechtspersoon zonder winstoogmerk of krachtens een overeenkomst – tenminste de economische eigendom verkrijgt en volledige zeggenschap heeft over en verantwoordelijkheid draagt voor het gebruik van de grond, het ontwerp en de bouw van de eigen woning; 1.54
Peil
het peil overeenkomstig de bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de gemiddelde hoogte van het afgewerkte bouwterrein; 1.55
Plan
het bestemmingsplan 'Koningsweg IV' van de gemeente Barneveld; 1.56
Recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan; 1.57
SBI-Code
Standaard Bedrijf Indelingscode van het Centraal Bureau voor Statistiek; 1.58
Straalpad
vrije ruimte die nodig is voor ongehinderde ontvangst van (radio-)signaal; 1.59
Uitbouw
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist; 1.60
Uitvoeren
het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven; 1.61
Uitwerking
een uitwerking als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub b van de Wet ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan; 1.62
Verbeelding
De bij het bestemmingsplan behorende kaart (analoog of digitaal) waarop onder meer de begrenzing van het plan, de in het bestemmingsplan voorkomende bestemmingen, aanduidingen en topografische en kadastrale gegevens zijn weergegeven;
88
"Koningsweg IV"(ontwerp)
Koningsweg IV
1.63
Vloeroppervlak
grootte van de oppervlakte van een bouwlaag; 1.64
Voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw; 1.65
Voorgevelrooilijn
de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de (bestaande) bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft; 1.66
Voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder; 1.67
Wet ruimtelijke ordening
Wet van 1 juli 2008 (Stb. 2006, 566) houdende vaststelling van nieuwe planregels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan; 1.68
Wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub a, van de Wet ruimtelijke ordening; 1.69
Woning
een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1
De dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; 2.2
De goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; 2.3
De inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; 2.4
De bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 2.5
De oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; 2.6
De hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
"Koningsweg IV"(ontwerp)
89
Koningsweg IV
2.7
De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel; 2.8
De oppervlakte van een ondergronds bouwwerk
onder de begane grondvloer, tussen de harten van de ondergrondse buitenste muren; 2.9
De oppervlakte van een overkapping
de loodrechte projectie van de overkapping op het maaiveld; 2.10
Het vloeroppervlak
boven de vloeren, tussen de binnenwerkse gevelvlakken en/of scheidingsmuren. 2.11
Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders weergegeven: a. b. c. d.
90
voor lengten in meters (m); voor oppervlakten in vierkante meters (m²); voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³); voor verhoudingen in procenten (%).
"Koningsweg IV"(ontwerp)
Koningsweg IV
Hoofdstuk 2 Artikel 3 3.1
BEST EM M INGSREGELS
Maatschappelijk
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. maatschappelijke voorzieningen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding zoals in onderstaande tabel is opgenomen, want daar is alleen de specifieke, met die aanduiding corresponderende maatschappelijke voorziening toegestaan; aanduiding
Maatschappelijke voorzieningen
(bp)
begraafplaats
met daaraan ondergeschikt: b. c. d. e. f.
wegen en paden; parkeervoorzieningen; groenvoorzieningen; speelvoorzieningen; water;
met de daarbij behorende: g. gebouwen; h. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen en andere bouwwerken toegestaan; i. tuinen, erven en terreinen; j. bouwwerken geen gebouwen zijnde. 3.2
Bouwregels
3.2.1
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; b. het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is weergegeven; c. de gronden buiten het bouwvlak mogen voor maximaal 1% worden bebouwd, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' want daar geldt het percentage dat op de verbeelding is weergegeven; d. de goot- en bouwhoogte van gebouwen binnen een bouwvlak mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is weergegeven; e. de bouwhoogte van gebouwen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan de goothoogte die voor een hoofdgebouw is toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' want daar gelden de maten zoals op de verbeelding zijn weergegeven. 3.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
"Koningsweg IV"(ontwerp)
91
Koningsweg IV a. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 1 m bedragen; b. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 m bedragen; c. De bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer dan 4 m bedragen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' want daar geldt de maximale bouwhoogte zoals op de verbeelding is weergegeven; d. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 6 m bedragen; e. per bouwvlak is één overkapping toegestaan met een bouwhoogte van niet meer dan 3 m en een oppervlakte van niet meer dan 5% van de oppervlakte van het bouwvlak; f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen. 3.2.3
Voorwaardelijke verplichting aanleggen landschappelijke beplanting
a. de landschappelijke beplanting dient te worden aangelegd volgens het inrichtingsplan alvorens het bevoegde gezag een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw voor onder meer de opslag van werktuigen kan afgeven en dient vervolgens aldus in stand te worden gehouden; b. onder inrichtingsplan wordt in deze planregels verstaan het inrichtings- en beplantingsplan gedateerd oktober 2012, opgesteld door dhr W. Blonk (zie bijlage 3); 3.3
Nadere eisen
1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; b. de verkeersveiligheid; c. de sociale veiligheid; en d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 9.1 van toepassing. 3.4
Afwijken van de bouwregels
1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.2.1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits: a. de gronden buiten het bouwvlak voor maximaal 10% worden bebouwd; b. de goothoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 5 m. 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.2.1 voor verhoging van gedeelten van het hoofdgebouw, die om technische redenen boven het dakvlak moeten uitsteken, mits: a. het bewuste gedeelte niet meer dan 3 m hoger is dan de op de verbeelding weergegeven bouwhoogte; en b. de te verhogen gedeelten maximaal 10% van de oppervlakte van de het hoofdgebouw beslaan. 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.2.2 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m. 4. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: a. het straat- en bebouwingsbeeld; b. de verkeersveiligheid; c. de sociale veiligheid; d. de milieusituatie; en e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 3.5
Afwijken van de gebruiksregels
1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.1 voor gebruiken van 92
"Koningsweg IV"(ontwerp)
Koningsweg IV gronden en bouwwerken voor een andere maatschappelijke voorziening, mits vanuit ruimtelijk en milieutechnisch oogpunt aanvaardbaar. 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.1, voor ondergeschikte detailhandel en horeca die is gerelateerd aan de maatschappelijke voorziening die is aangeduid op de verbeelding, mits de leefbaarheid van de woonomgeving niet onevenredig wordt aangetast.
Artikel 4 4.1
Waarde - Archeologie 1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(-en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden van de gronden.
4.2
Bouwregels
1. Op of in deze gronden mogen, in afwijking van hetgeen in overige bestemmingen is bepaald, geen bouwwerken worden gebouwd voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk meer dan 10.000 m2 en de ondergrondse bouwdiepte meer dan 0,3 m bedraagt. 2. Ter plaatse van de volgende aanduidingen geldt dat op deze gronden, in afwijking van hetgeen in overige bestemmingen en in het eerste lid is bepaald, geen bouwwerken worden gebouwd: a. voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk bij 'specifieke vorm van waarde archeologie 1 - middelhoge verwachtingswaarde' meer dan 1.000 m2 en de ondergrondse bouwdiepte meer dan 0,3 m bedraagt; b. voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk bij 'specifieke vorm van waarde archeologie 1 - hoge verwachtingswaarde' meer dan 250 m2 en de ondergrondse bouwdiepte meer dan 0,3 m bedraagt; c. voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk bij 'specifieke vorm van waarde archeologie 1 - historische kern' meer dan 100 m2 en de ondergrondse bouwdiepte meer dan 0,3 m bedraagt; d. voor zover de ondergrondse bouwdiepte bij 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 vastgestelde archeologische waarde' meer dan 0,3 m bedraagt. 3. Als artikel 4.1 dan wel 4.2 van toepassing is, dan mag desondanks worden gebouwd ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming (en) - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - indien: a. de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld met archeologisch onderzoek en/of advies van een archeologisch deskundige; b. Indien uit het hiervoor bedoelde onderzoek en/of advies blijkt dat de archeologische waarden van de gronden zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag toch een omgevingsvergunning verlenen op voorwaarde dat: technische maatregelen worden getroffen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; en/of opgravingen worden verricht en daarvan rapportage wordt gedaan; en/of een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg de werken of werkzaamheden die leiden tot bodemverstoring, begeleidt. 4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 1. Het is binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren over een oppervlakte van meer dan 10.000 m2: a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of "Koningsweg IV"(ontwerp)
93
Koningsweg IV diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen; b. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen en kolken; c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld. 2. Ter plaatse van de volgende aanduidingen geldt dat het verboden is zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zoals genoemd in artikel 4.3, lid 1, sub a, b en c: a. bij 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - middelhoge verwachtingswaarde' over een oppervlakte van meer dan 1.000 m2; b. bij 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - hoge verwachtingswaarde' over een oppervlakte van meer dan 250 m2; c. bij 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - historische kern' over een oppervlakte van meer dan 100 m2; d. bij 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - vastgestelde archeologische waarde'. 3. De vergunning kan pas worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden. 4. Het in artikel 4.3 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: a. andere werken, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer; b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan; c. de archeologische waarde niet onevenredig aantasten, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van de gronden in voldoende mate is vastgesteld. 4.4
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigingen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn of de aanwijzing als beschermd rijksmonument op grond van de Monumentenwet 1988 is ingetrokken.
94
"Koningsweg IV"(ontwerp)
Koningsweg IV
Hoofdstuk 3 Artikel 5
ALGEM ENE REGELS
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 6.1
Algemene aanduidingsregels
Vrijwaringszone - Molenbiotoop
Ongeacht de bestemming zijn de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - Molenbiotoop' tevens bestemd voor de bescherming van de werking van de molen en de waarde van de molen als landschapsbepalend element. 6.1.1
Bouwregels
In afwijking van hetgeen in de bestemmingsregels is bepaald, geldt ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' dat niet hoger mag worden gebouwd dan: a. binnen een afstand van 100 m van de molen: de bouwhoogte die gelijk is aan de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen; b. buiten een afstand vanaf 100 m van de molen: de bouwhoogte genoemd onder a vermeerderd met 1/30 van de afstand tussen het bouwwerk en de molen. Deze regels zijn niet van toepassing op bestaande bouwwerken.
6.1.2
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.1.1, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de molen omtrent de vraag of het bouwplan ter plaatse aanvaardbaar is in verband met de belangen van de molen.
6.1.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden a. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren: 1. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur; 2. het ophogen van gronden; 3. het beplanten van bomen, heesters en andere opgaande beplanting. b. Het verbod uit artikel 6.1.3, sub a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: 1. het normale onderhoud betreffen; 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan. c. De vergunning mag alleen en moet worden geweigerd indien verleend indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de molen.
Artikel 7
Algemene afwijkingsregels
1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het plan: a. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de grens of de richting van wegen, parkeerstroken, paden, bermen en sloten en ligging van bebouwingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de werkelijke toestand van het terrein, die bij de uitmeting blijkt, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is weergegeven niet meer dan 10 m zijn; b. ten behoeve van het bouwen in afwijking van de bepalingen ten aanzien van de afmetingen van de bebouwing, waaronder begrepen bebouwingspercentages, mits de afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de bij recht in het plan weergegeven maten. "Koningsweg IV"(ontwerp)
95
Koningsweg IV 2. Het afwijken van de bouwregels, als bedoeld in het eerste lid, kan niet indien enig aangrenzend terrein of enige aangrenzende bebouwing in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met het plan en/of indien op enig aangrenzend terrein de verwerkelijking van het plan wordt belemmerd en dit niet door het stellen van voorwaarden aan de afwijking van de bouwregels kan worden voorkomen.
Artikel 8 8.1
Algemene wijzigingsregels
Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen, indien en voor zover dringende redenen die na het vaststellen van het plan tot hun kennis zijn gekomen hiertoe aanleiding geven en voor zover het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het gebied dat in het plan is begrepen niet wordt geschaad: 1. een bestemmingsgrens tussen twee bestemmingsvlakken zodanig wijzigen, dat het kleinste bestemmingsvlak met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot; 2. een bebouwingsgrens zodanig wijzigen, dat het bebouwingsvlak met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.
Artikel 9 9.1
Algemene procedureregels
Procedure bij het stellen van nadere eisen
Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure: 1. een ontwerpbesluit ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken ter inzage; 2. burgemeester en wethouders geven voorafgaand aan de terinzagelegging kennis van het ontwerpbesluit in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze. De kennisgeving geschiedt tevens langs elektronische weg; 3. de kennisgeving houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder 1 genoemde termijn; 4. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
96
"Koningsweg IV"(ontwerp)
Koningsweg IV
Hoofdstuk 4 Artikel 10 10.1
OVERGANGS- EN SLOT REGELS
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 10.2
Overgangsrecht gebruik
1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Koningsweg IV' van de gemeente Barneveld. Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Barneveld d.d. tot vaststelling. Mij bekend, de griffier.
"Koningsweg IV"(ontwerp)
97