Worden verf, lak of verdunnings- of verhardingsmiddelen opgeslagen? ^Nee
0 Ja, hieronder specificeren; Verpakking h In oud/stuk (blik/jerrycan e.d.)
Soort
Aantal
Wijze van opslag (kast/kluis e.d.)
Aantal
Wijze van opslag (kak/kluis e.d.)
verf/lak verdunner verharder
Worden andere brandbare stoffen opgeslagen in emballage? 0 Nee Soort
X^
bieronder specificeren:
Verpakking h In oud/stuk (blik/jerrycan e.d.)
\r*r
■
*
<
>
<
JLL
>
LJu^w
1
Worden gassen opgeslagen? X Nee Soort
0 Ja, hieronder specificeren: Opslagmedium
Inhoud/stuk (fles/resery. e.d.)
Aantal (in 1.)
Worden giftige, corrosieve, prikkelen of ontplofbare stoffen opgeslagen? fi Nee Soort
0 Ja, hieronder specificeren: Hoeveelheid (kg, liter of m3)
Verpakking of type opslag
Wijze van opslag (kast/kluis e.d.)
Worden nog andere stoffen opgeslagen? Nee Soort
0 Ja, hieronder specificeren; Hoeveelheid (kg, liter of m3)
Verpakking of type opslag
Worden bestrijdingsmiddelen opgeslagen? ^Nee 0 Ja, hoeveelheden die maximaal per soort aanwezig zijn: kg of liter
Hoe worden de middelen opgeslagen? 0 Bestrijdingsmiddelenkast, niet betreedbaar
kg of liter 0 Betreedbare bestrijdingsmiddelenkast kg of liter kg of liter kg of liter
33
Energievoorziening
Op welke wijze is voorzien in de energievoorziening? "2-A e'\Q Gas
C\ ÖrL£>
schoorsteenhoogte
m
vermogen
kW (totaal)
0 Stookolie
schoorsteenhoogte
m
vermogen
kW (totaal)
0 Vaste brandstof
schoorsteenhoogte
m
vermogen
kW (totaal)
0 Stoomketel
schoorsteenhoogte
m
vermogen
kW (totaal)
vermogen
kW (totaal)
0 Elektrisch verwarmingsapparatuur
Zijn deze gegevens veranderd ten opzichte van eerder verleende vergunningen? ^9 Nee
0 N.v.t
0 Ja, als volgt:
3.4
Bedrijfstijden
Welke bedrijfstijden zullen bij de inrichting worden gehanteerd? TA <— ^ J ö / O S
0 tA.6aA
dae t/m ho ..v.
dap van
0
dag t/m
dag van
0 zondag van
uur tot
- uur tot ^-" uur tot
uur uur
uur
Zijn er buiten deze tijden nog installaties of bedrijfsonderdelen in werking? 0 Nee
0 Ja, te weten;
N.\n.
Zijn er bij uw bedrijf afwijkende piek dagen of seizoengebonden afwijkingen van bedrijfstijden? y^ Nee
0 Ja, als volgt
Zijn deze gegevens veranderd ten opzichte van eerder verleende vergunningen? X Nee
0 N.vx
0 Ja, als volgt:
I !
I !
4. MILIEUGEVOLGEN EN MAATREGELEN TER VOORKOMING/BEPERKING DAARVAN 4.1
Emissies naar de lucht
Hoe wordt er geventileerd? ONict )f Op natuurlijke wijze fi Op mechanische wijze
'. ~l,
meter boven het maaivelaVdaklijn
— S~
0 Aantal elektrische ventilatoren
meter boven het maaiveldVdaldijn g.
stuks, totaal vermogen van de ventilatoren is _ fc kW
'Worden dampen/gassen of stofhoudende lucht afgevoerd? • Nee
0 Ja, hieronder specificeren:
0 Emissierapport is bijgevoegd Aard en samenstelling
Hoogte afvoer
Debiet afvoer
Voorzieningen
Zijn deze gegevens veranderd ten opzichte van eerder verleende vergunningen? Ü\ Nee
0 N.v.t.
0 Ja, als volgt:
Wordt er verf of lak gespoten? jS( Nee Voprbeh./
reiniging
0 Ja, hieronder specificeren: 0 mprhanigrh-
0 thermisch: 0 chemisch: 0 alkalisch: 0
Filtering
0 type filtering: __ 0 vangpercentage:
Spuitmethode
0 pneumatisch, % overspray: 0 warm-airless, % overspray: 0 elektrostat.,% overspray: _ 0
, % overspray:
Plaats
O spuiteabine(s), nr(s) op tekening: 0 spuirwanden, nr(s) op tekening: 0
Verbruik
, nr(s) op tekening:
0 oplosmiddelhoudende lak/verf.
kg per dag/week/maand (% oplosmiddel.
0 oplosmiddelaxme lak/verf
kg per dag/week/maand (% oplosmiddel.
0 waterverdunbare lak/verf
kg per dag/week/maand
0 verharder
kg per dag/week/maand
0 Bijgevoegd is een lijst met de samenstelling van de lak, verdunner, vernarder e.d. 0 Bijgevoegd is een emissieberekening van de spuitwand/spuitcabine 0 Bijgevoegd is een lijst met maatregelen die worden getroffen om de oplosmiddelen-emissies te reduceren 0 Bijgevoegd is documentatie over de spuitreinigingsapparamur Is een aparte verfaanmaakruirnte aanwezig? 6 Nee
0 Ja, nr. op de tekening.
Vinden er in de inrichting laswerkzaamheden plaats? ONee Lastechniek
J{ Ja, bieronder specificeren: Te lassen materiaal
Aantal mensuren .persdag/week
\
/ateuKltlè {_ \wr/tfm(\ 4.2
I
AfvalstofTen
Welke afvalstoffen ontstaan er in de inrichting? Toelichting: Van de (soorten) stoffen dienen de hoeveelheid, de wijze van opslag en de plaats (tekening) te worden opgegeven.
4.2.1 Afvalstoffen Soorten van stoffen die hier kunnen worden vermeld betreffen bijv: - bedrijfsafval: papier, plastics, metaal, met huishoudelijk afval gelijk te stellen afval, e.d. Soort
Hoeveelheid per jaar (kg of 1)
Wijze van opslag (max. hoeveelheid van opslag)
Afvoerfrequentie
Afvoer naar
[
422
Gevaarlijke afvalstoffen
Soorten van stoffen die hier kunnen worden vermeld betreffen bijv: - gevaarlijk (chemisch) afval: afgewerkte olie, oliehoudend garage-afval, olie/water/slibmengsel, accu's, asbest, verfrestanten, restanten bestrijdingsmiddelen, verpakkingsmateriaal bestrijdingsmiddelen, e.d. Soort
Hoeveelheid per jaar (kg of I)
Wijze van opslag (max. hoeveelheid van opslag)
Afvoerfrequentie
Afvoer naar
Zijn deze gegevens veranderd ten opzichte van eerder verleende vergunningen? )S( Nee
4J
0 N.v.t
0 Ja, als volgt:
Lozingen van bedrij fsafvalwater
Wordt er bedrijfsafvalwater afgevoerd? 0 Nee
)tf Ja. als volgt:
Het bedrij fsafvalwater van de inrichting wordt afgevoerd: X Op het gemeentelijk riool
0 Via een septic tank
0 Direct op het open water
0 Op de bodem
0 Anders:
^pe^lo^VrQ^
yji^Jlg—
\^ZA\L~
-U
UJOXLL^^KJ^
f
Het afvalwater wordt behandeld in een: 0 Bezinksel-afscheider
0 Zetmeelafscheider
0 Vetafscheider
0 Waterzuiveringsinstallatie
0 Olie/benzine-afscheider
0 Bezinkinstallatie
0 Anders:
Toelichting: Documentatie en/of berekeningen toevoegen. Op de tekening moet de aansluiting van het bedrijfsriool op het gemeentelijke riool en/of oppervlakte water en/of bodem zijn aangegeven.
Voorts is aanwezig:
0 Monsterput 0 Meetput
Hoeveelheid afvalwater dat wordt afgevoerd:
h\
LiOCi
_ m3
1
Wordt hemelwater vanaf de inrichting afgevoerd? 0 Nee
f Ja. in dit geval op: 0 Het gemeentelijke
riool:
0 Gemengd stelsel 0 Schoon water 0 Vuil water riool
riool
f
§ Direct op het open water ft Op de bodem Zijn deze gegevens veranderd ten opzichte van eerder verleende vergunningen? ^Nee
4.4
0 N.v
0 Ja, als volgt:
Geluid
4.4.1 Geluid- en trillingsbelasting Akoestisch rapport is uitgevoerd (volgens reken- en meetvoorschrift industrielawaai IL-HR-13-01): 9 Nee
0
Zo ja, deze bijvoegen
Zijn deze gegevens veranderd ten opzichte van eerder verleende vergunningen? X
Nee
0 N.v.t
0 Ja, als volgt:
4.43. Voorzieningen/maatregelen ter beperking van geluid- en trillingsbelasting Zijn er voorzieningen/maatregelen aangebracht ter beperking van geluid en trillingsbelasting? Toelichting: voorbeelden van dergelijke voorzieningen: omkastingen, trillingsdempers. ^ Nee
0 Ja, als volgt:
ï 1 J [
I ï I
Verkeersbewegingen
4.5
4.5.1 Verkeersbewegingen van en naar de inrichting Wat zijn de te verwachten verkeersbewegingen (vrachtauto's) van en naar de inrichting? 0
<*c~!
0
—-i.-—
_
tussen 19.00 en 23.00 uur Z pex-dag/per week tussen 23.00 en 07.00 uur t petdag/per week
-=J«-e=-
0 Aantal maximaal aanwezige vrachtwagens: 0 Aantal parkeerplaatsen (vracht- en personenauto's) op eigen terrein; 0 N.v.t
4.5.2 Verkeersbewegingen binnen de inrichting Worden er interne transportmiddelen gebruikt? 0
0
heftrucks
x LPG
in bedrijf
% dag
% avond
% nacht
x diesel
in bedrijf
% dag
% avond
% nacht
x electr.
in bedrijf
% dag
% avond
% nacht
inbedrijf
% dag
% avond
% nacht
in bedrijf
% dag
% avond
% nacht
% dag
% avond
% nacht
bedrijfswagens) vracht personen
0
loskr(a)an(en)
x diesel
vermogens in kW in bedrijf
0 ^
tractoren)
/
x diesel
vermogens in kW in bedrijf
IC)
in bedrijf
% dag % dag
fO
% avond % avond
^
% nacht % nacht
0 N.v.L Toelichting: de dag duurt van 07.00 uur tot 19.00 uur, de avond duurt van 19.00 uur tot 23.00 uur en de nacht duurt van 23.00 uur tot 07.00 uur. Zijn deze gegevens veranderd ten opzichte van eerder verleende vergunningen? y Nee
0 N.v.t.
0 Ja, als volgt:
4.53 Voorzieningen/maatregelen ter beperking van verkeersbewegingen Zijn er maarregelen getroffen ter beperking van verkeersbewegingen? Toelichting: Hierbij kan gedacht worden aan bijv. een bedrijfsvervoerplan. & Nee
4.6
0 Ja, als volgt:
Bodembescherming
Zijn er maatregelen en voorzieningen aangebracht ter bescherming van de bodem? 0 Nee
0 Ja, hieronder specificeren:
Jp lekbakken (aangegeven op tekening) 0 vloeistofdichte vloeren (aangeven op tekening en specificaties bijvoegen) 0
_ (aangeven op tekening en specificaties bijvoegen)
Is een bodemkwaliteitsonderzoek uitgevoerd? fNee 4.7
|
0 Zo ja, deze bijvoegen
Energie/water verbruik
i
Hoeveel water wordt er verbruikt:
j»
Hoeveel gas wordt er verbruikt:
^
Hoeveel elektriciteit wordt er verbruikt:
ft
*r@Ó /3 öö ^fê ÖÖÖ
flp Ö
m3/jaar gemeten/geschat m3/jaar
t
gemeten/geschat
kWh/jaar ^eaêtefl/geschat r
4.8
Brandbeveiliging
i
0 De inrichting voldoet aan het Bouwbesluit 0 De inrichting voldoet aan de Bouwverordening ySi Omschrijving van de aanwezige brandblusmiddelen toegevoegd of op tekening 0 Omschrijving van de aan te brengen brandveiligheids! nstallati es toegevoegd (bijv. brandmeldinstaüatie, sprinklerinstallatie) 0 De inrichting voldoet aan de Min. regeling Bouwbesluit brandveiligheid (alleen bij bestaande bedrijven)
E
4.9
Opgaaf van redelijkerwijs voorzienbare ongewone ongevallen
Mogelijke incidenten of calamiteiten, buiten de normale bedrijfsomstandigheden en de daarbij ingezette milieuvoorzieningen.
5. BEDRIJFSINTERNE MILIEUZORG Is er een bedrijfsmilieuzorgsysteem? ^Nec 0 Nee, maar er wordt voor
(datum) een bedrijfsmilieuzorgsysteem opgezet.
0 Ja, er is een bedrijfemilieuzorgsysteem, maar nog niet operationeel. 0 Ja, er is een bedrijfsmilieuzorgsysteem operationeel. Indien een bedrijfsmilieuzorgsysteem aanwezig is, is deze gecertificeerd? Ö^Nee
0 Ja, als volgt:
OEMAS 0 ISO 14001 0 BS 7750 0 Toelichting: Indien een bedrijfsmilieuzorgsysteem aanwezig is, dient een exemplaar te worden bijgevoegd.
5.1
Maatregelen gericht op een zuinig gebruik van grondstoffen
Zijn er of worden er maarregelen genomen, gericht op het zuinig gebruik van grondstoffen? Zo ja, wat houden deze in en is hier onderzoek naar gedaan? Toelichting: Indien er een dergelijk onderzoek is verricht moeten de resultaten ervan als bijlage v m de aanvraag worden toegevoegd. 0 Nee
5.2
0 Ja, als volgt:
Maatregelen gericht op beperking, hergebruik en nuttige toepassing van afvalstoffen
Zijn of worden maatregelen genomen ter beperking, en/of hergebruik en nuttige toepassing van afvalstoffen binnen de inrichting? Zo ja, wat houden deze in en is hier onderzoek naar gedaan? Toelichting: Indien er een dergelijk onderzoek is verricht moeten de resultaten ervan als bijlage aan de aanvraag worden toegevoegd. & Nee
0 Ja, als volgt:
I I !
I I I I I I I I
53
Maatregelen ter beperking Tan energieverbruik
Zijn er of worden er maatregelen genomen, gericht op het beperken van energieverbruik binnen de inrichting? Zo ja, wat houden deze in en is hier onderzoek naar gedaan? Toelichting: Indien hier onderzoek naar is gedaan dient u tevens de resultaten als bijlage van de aanvraag toe te voegen. U wordt hierbij tevens verzocht naar de soort van energiebron een overzicht te geven van het jaarverbruik. Voorbeelden: energiebeleidsplan, energiezuinige verlichting, verbeterd rendement centrale verwarmingsketel en hoog rendement centrale verwarmingsketel (HR-ketel), warmte-kracht-koppeling (WKK), thermische isolatie, etc.) 0 Nee
SA
0 Ja, als volgt:
Maatregelen ter beperking van het waterverbruik
Zijn er of worden er maatregelen verricht ter beperking van het waterverbruik? Zo ja, wat houden deze in en is hier onderzoek naar gedaan? Toelichting: Indien hier onderzoek naar is gedaan dient u tevens de resultaten als bijlage van de aanvraag toe te voegen. 6- Nee
5.5
0 Ja, als volgt:
Registratie van milieubelasting bij normaal bedrijf
Wat zijn de eventueel aanwezige meet- en registratiesystemen? Toelichting: bijv. periodieke tellingen, metingen, onderzoek, inspectie, monsterneming, logboek.
~C
6. OVERIGE GEGEVENS 6.1
Toekomstige ontwikkelingen
Wat zijn de redelijkerwijs te verwachten toekomstige ontwikkelingen? Toelichting: Er kan hierbij gedacht worden aan technieken of materialen ter vermindering of voorkoming van milieubelasting, eventuele vestiging van nevenindustrieèh of andere te verwachten ruimteüjke ontwikkelingen, waarbij de situering en de periode waarbinnen deze zullen worden gerealiseerd worden aangegeven. Maak voor de beantwoording eventueel gebruik van een aparte bijlage.
62
Ruimte voor opmerkingen
Toelichting: Nog niet eerder vermelde gegevens waarvan u van mening bent dat deze van belang kunnen zijn in de vergunningaanvraag:
I
-2 5. MESTOPSLAG 0 N.v.t. 0 Drijfmestkslders
inh
0 Mestplaat
inh.
0 Mestbassin
inh
è
m3 m3
Open/a%ede1É.
Opp.
m2
m3
^enfafgedekt.
Opp.
m2
Wijze van afvoer van de mest: ffyjZZL rkff&é. Frequentie van afvoer van mest:
J>iytn«gL-^
PY^-P ^^^KéJJ^A'^M^i» «
C's\
c^tfA*L/v
\kJWL tKi^j?^ ,
6. OPSLAG OVERIGE STOFFEN 0 N.v.t. JO Kunstmestsilo's; aantal:
>l_ stuks
0 Brijvoederinstallatie JÊ Voedersilo's: aantal:
P ^ stuks
7. AMMONIAK-UrrWORP BEPERKENDE MAATREGELEN Worden er speciale voorzieningen getroffen ter beperking van de uitworp van ammoniak en/of stankveroorakeade stoffen? N
0. Nee
0 Ja, de volgende voorzieningen:
0 Biobedinstallatie 0 Bioluchtwasserinstaüatie 0 Stoffilter(s) 0 Stal(len) nr.
met gesloten mestopslag
0 Spoelsysteem 0 Groen Label, no. 0 0 Toelichting: Omschrijving en berekening van bovenstaande uitworpbeperkingsmaatregelen dienen te worden bijgevoegd.
63
Bijlagen
Dit formulier wordt vergezeld van de volgende ondertekende en gedateerde bijlagen; 0 planegrondtekening(en), genummerd van 0 keuringsrapporten, genummerd van
tot tot
0 kopie aanvraag om bouwvergunning (inclusief bewijs van ontvangst) 0 kopie aanvraag vergunning ingevolge de Wvo 0 geluidrapport 0 bodemonderzoeksrapport 0 M ER 0 BIM 0 0 0
ONDERTEKENING Plaats:
AJ/ZrJltot,, ■L-
£:^.t^t^
Datum: Naam (invullen in blokletters): Handtekening aanvrager*):
C5Sk_ ^d_ i Plaats: Datum: Naam (invullen in blokletters) Handtekening gemachtigde*)
*) Indien van toepassing: indien een handtekening namens een rechtspersoon is gezet, s.v.p. vermelden de naam van de ondertekenaar (in blokletters) en zijn of haar hoedanigheid bij die rechtspersoon (bijv. J. Janssen, directeur van fabriek X)
i.
BIJLAGE B U HET AANVRAAGFORMULIER OM VERGUNNING WET MILIEUBEHEER - AGRARISCHE SECTOR In te vullen door de aanvrager: 1. ALGEMENE GEGEVENS De aangevraagde milieuvergunning heeft betrekking op: Aard van de inrichting: Adres van vestiging:
JW€ IX. t/é cA u U t/i ^c?OtLt£?7<j//A
Postcode en plaats:
"7 7 ££
FM
ï~-/ £*
/
/
a ? / ^ ^ ^ ^ y
Z SE> A./e > l/£é >>
2. OMGEVING In de directe omgeving van het bedrijf is/zijn gelegen: 0 Bebouwde kom 0 Ziekenhuis, sanatorium, internaat, etc. _ 0 Bungelowpark, camping, etc. 0 Zwembad, speeltuin 0 Meerdere burgerwoningen in lintbebouwing 0 Meerdere verspreid liggende burgerwoningen 0 Een enkele burgerwoning in het buitengebied 0 Agrarische bedrijfswoning van derden 0 De kortste afstand tussen de inrichting en het dichtst bijzijnde voor verzuring gevoelig gebied:liS£ü_ meter 3. DE OPSLAG VAN KUTLVOER 0 N.v.t. 3 De afstand tussen de kuilvoeropslag van gras en de dichtst bijzijnde woning van derden of gevoelig object bedraagt \
38. OMVANG Totaal te realiseren: Diersoort
Aantal te houden
Aantal dierplaatsen
Inhoud/ capaciteit
Mestsysteem - drijfinest
Nr. op tekening
- vaste mest -gier
/fa C tA^tCrn/D, 7*„ At»/}*,
/pc IQ
A * SuUZtofiï. djL
2*W 31
t&LÜ.
Vfr
Is eerder milieuvergunning verleend voor het houden Tan vee? 0 Nee Diersoort
^ J a , hieronder specificeren: Aantal vlgs. verg.
Aantal dierplaatsen
l(QQ
hou
isAL
is.
Inhoud/ capaciteit
Mestsysteem - drijfinest - vaste mest -per
?je-review
i&Qj;r*K_
LU.
o\b/& io «2_o
ft
11&
^
Toelichting: Voor het invullen van de diersoorten dient gebruik te worden gemaakt van de diersoorten-tabel, zoals deze is bijgevoegd.
J
9. ONDERTEKENING Plaats:
7 ^ / V ? L LC >,
Datum:
11
Naam (invullen in blokletters):
9A
,
2-t-l
£; J?
fcjLL-LL±L
/>
tul
Behoort bij besluit/britf Handtekening aanvrager/gemachtigede *):
De secretaris van Coevorden *) Aangegeven wat van toepassing is: indien een handtekening een rechtspersoon is gezet, s.v.p. vermelden de naam van de ondertekenaar (in blokletters) enof{ haar hoedanigheid bij die rechtspersoon (bijv. J. Janssen, directeur van fabriek X)
DIERSOORTEN-TABEL behorende bij 8; Omvang Hoofdcategorie A: Rundvee A. 1. A.l.1.
A.l.5.
Melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar Grupstal met drijfmest, ammoniakverdampend oppervlak van grup en kelder maximaal 1,2 M2 per koe (Groen Label BB 93.06.009) Loopstal met hellende vloer en giergoot of met roostervloer; beide met spoelsysteem Loopstal met hellende, gecoate vloer en giergoot; maximaal 3 M2 mestbesmeurd oppervlak per koe (Groen Label BB93.03.003; BB 93.04.004; BB 93.03.003/B93.04.005; BB 93.03.003/C93.04.006; BB 93.03.003/D94.06.020) Loopstal met hellende vloer en spoelsysteem; maximaal 3,75 M2 mest besmeurd oppervlak per koe (Groen Label BB 94.02.015) Overige bedrijven
A.2.
Zoogkoeien en overige rundvee ouder dan 2 jaar
A.3.
Vrouwelijk jongvee tot 2 jaar
A.4.
Vleeskalveren van 0 tot 6 maanden
A.5. A.5.1. A.5.2.
Vleesstieren en overig vleesvee tot 2 jaar Van 0 tot 6 maanden Van 6 tot 24 maanden
A.l.2. A.l.3.
A.l.4.
Hoofdcategorie B: Schapen B. 1.
Schapen ouder dan 1 jaar, inclusief lammeren tot 45 kg
Hoofdcategorie C: Geiten Cl.
Geiten ouder dan 1 jaar, inclusief aanfok
Hoofdcategorie D: Varkens D. 1. D. 1.1. D. 1.1.1. D.1.1.2. D.l.1.3. D.1.1.4. D. 1.1.5. D.l.1.6. D. 1.1.7. D. 1.1.8. D. 1.2. D.l.2.1. D. 1.2.2. D. 1.2.3. D. 1.2.4. D. 1.2.5. D. 1.2.6. D. 1.2.7. D.l.2.8.
Fokzeugen inclusief biggen tot 25 kg. (zie eindnoot 5) Biggenopfok (gespeende biggen) Vlakke gecoate keldervloer met tandheugelschuifsysteem (Groen Label BB 93.03.001) Spoelgotensysteem met dunne mest gedeeltelijk roostervloer (Groen Label BB 94. 06.021) Mestgoot met schuine wand en ontmestingssysteem (Groen Label BB 95.12.031) Ondiepe mestkelders met water- en mestkanaal (Groen Label BB 95.12.031) Halfroostervloer met verkleind mestoppervlak Mestopvang in- en spoelen met aangezuurde vloeistof (Groen Label "volledige roostervloer" BB 96.04.038) Mestopvang in- en spoelen met aangezuurde vloeistof (Groen Label "gedeeltelijk roostervloer" BB 96.04.038) Overige bedrijven Kraamzeugen (inclusief biggen tot spenen) Spoelgotensysteem met dunne mest (Groen Label BB 93.11.012) Kunststof schijnvloer met schuif onder de roosters (Groen Label BB 94.02.014) Vlakke, gecoate keldervloer met tandheugelschuifsysteem (Groen Label 94.04.018) Mestschuif met gecoate, hellende keldervloer en giergoot (Groen Label BB 94.06.019) Mestgoot met ontmestingssysteem (Groen Label BB 94.06.022) Ondiepe mestkelders met water- en mestkanaal (Groen Label BB 95.06.022) Kraamopfokhok met hellende plaat Mestopvang in- en spoelen met aangezuurde vloeistof (Groen Label BB 96.04.037)
-2D. 1.2.9. D.l.3. D. 1.3.1. D.1.3.2. D. 1.3.3. D. 1.3.4. D. 1.3.5.
Overige bedrijven Guste en dragende zeugen Smalle mestkanalen met metalen driekant roostervloer (Groen Label BB 95.02.027) Mestgoot met combinatierooster en frequente ontmesting (Groen Label BB 95.06.028) Spoelgotensysteem met dunne mest (Groen Label BB 95.10.030) Mestopvang in- en spoelen met aangezuurde vloeistof (Groen Label BB 96.04.036) Overige bedrijven
D.2.
Dekberen, 7 maanden en ouder
D.3.
Vleesvarkens, opfokberen van ca. 25 kg. tot 7 maanden, opfokzeugen van ca. 25 kg. tot eerste dekking (zie eindnoot 3) Volledig roostervloer Gedeeltelijk roostervloer Gehele dierplaats onderkelderd zonder stankafsluiter Mestopvang in en spoelen met NH3-arme vloeistof "inclusief aanzuren" (Groen Label BB 93.06.010; BB 93.11.011; BB 93.11.011/A95.04.024) Koeldeksysteem met metalen driekant roostervloer (Groen Label BB 95.04.024) Mestopvang in met formaldehyde behandelde vloeistof in combinatie met metalen driekant roostervloer (Groen Label BB 95.02.025) Mestopvang in water in combinatie met metalen driekant roostervloer (Groen Label 95.10.029) Koeldeksysteem "200% koeloppervlak" (Groen Label BB 96.04.035) Overige gedeeltelijk roostervloer Scharrelvarkens
D. 3.1. D.3.2. D.3.2.1. D.3.2.2. D.3.2.3. D.3.2.4. D.3.2.5. D.3.2.6. D.3.2.7. D.3.3.
Hoofdcategorie E: Kippen E.l. E. 1.1. E. 1.2. E. 1.3. E. 1.4. E. 1.5. E. 1.6. E.2. E.2.1. E.2.2. E.2.3. E.2.4. E.2.5. E.2.6.
Opfokhennen en hanen van legrassen; jonger dan 18 weken Open mestopslag onder de batterij al dan niet voorzien van een mestschuif (flat-deck kooien, trapkooien of compactkooien voor natte mest) Mestbandbatterij voor natte mest met afvoer naar een gesloten opslag (minimaal 2 maal per week ontmesten) (Groen Label BB 93.06.007) Compactbatterij waarvan de natte mest 2 maal daags door middel van mestschuiven en een centrale mestband afgevoerd wordt naar een gesloten opslag (Groen Label BB 95.06.026) Batterij met geforceerde mestdroging (kanalenstal) Mestbandbatterij voor droge mest met geforceerde mestdroging (zie eindnoot 7) (Groen Label BB 93.06.008) Grondhuisvesting (strooiselvoer, roostervloer) Legkippen evenals (groot) ouderdieren van legrassen Open mestopslag onder batterij al dan niet voorzien van een mestschuif (flat-deckkooien, trapkooien of compactkooien voor natte mest) Mestbandbatterij voor natte mest met afvoer .naar een gesloten opslag (minimaal 2 maal per week ontmesten) (Groen Label BB 93.06.007) Compactbatterij waarvan de natte mest 2 maal daags door middel van mestschuiven en een centrale mestband afgevoerd wordt naar een_gesloten opslag (Groen Label BB 95.06.026) --Batterij met geforceerde mestdroging (deeppitstal of highrise-stal, kanalenstal) Mestbandbatterij voor droge mest met geforceerde mestdroging (zie eindnoot 7) Grondhuisvesting zgn. scharrelkippen (strooiselvloer & roostervloer)
E.3.
Ouderdieren van vleeskuikens in opfok; jonger dan 19 weken
E.4. E.4.1. E.4.2.
Ouderdieren van vleeskuikens Groepskooi voorzien van mestband en geforceerde mestdroging (Groen Label BB 95.12.039) Overige bedrijven
f
',
[ I
1 *
i i . {
3E.5. E. 5.1. E.5.2. E.5.3.
Vleeskuikens Zwevende vloer met strooiseldroging (Groen Label 93.03.003; BB 93.03.002/A 94.04.017; BB 93.03.002/B 96.04.034) Geperforeerde vloer met strooiseldroging (Groen Label BB 94.04.016) Overige vleeskuikenshouderijsysteem
Hoofdcategorie F: Kalkoenen F.l. F.2. F.3. F.4.
Ouderdieren van vleeskalkoenen in opfok; van 0 tot 6 weken Ouderdieren van vleeskalkoenen in opfok; van 6 tot 30 weken Ouderdieren van vleeskalkoenen van 30 weken en ouder Vleeskalkoenen
Hoofdcategorie G: Eenden G. 1. G.2. O.3. G.4.
Ouderdieren van vleeseenden van 0 tot 24 maanden Vleeseenden Binnen mesten Buiten mesten (per afgeleverde eend)
Hoofdcategorie H: Pelsdieren H. 1. H. 1.1. H.l.2.
Nertsen, per fokteef Open mestopslag onder de kooi Dagontmesting met afvoer naar een gesloten opslag (Groen Label BB 94.02.013)
H.2.
Zilvervossen, per fokmoer
H.3.
Blauwvossen, per fokmoer
Hoofdcategorie I: Konijnen LI.
Voedster inclusief rammen, opfokdieren en vleeskonijnen
Hoofdcategorie J: Parelhoenders J.l.
Parelhoenders voor de vleesproduktie
Hoofdcategorie K: Paarden K. 1. K. 1.1.
Volwassen paarden (3 jaar en ouder) In zomer op stal
K. 1.2.
In zomer niet op stal
K.2.
Paarden in opfok (jonger dan 3 jaar)
K.3. K.3.1.
Volwassen pony's (3 jaar en ouder) In zomer op stal
K.3.2.
In zomer niet op stal
K.4.
Pony's in opfok (jonger dan 3 jaar)
Hoofdcategorie L: Struisvogels L.1.
Struisvogelouderdieren
-f-
.3
m\\
i
< &
ÉZ& INSEKOMEk O? H EI
m
"^«■Mdw^Ör***
MAA-T-5CHAP
J H &
£|^fc
-3.H. E N -a.W-E . VEE32EM WCJIS "TE
CÜSJ-N
BOUWKUNDIG ONTWERP fcN ADVIESBUREAU
OLC?
BERT FLIM - D ALEN
W
SLEED OORNSTRAAT 26. 7731 AS D ALEN
> ■ -
lAl
L A.a^L-^t ^t
jS~
^0 7 ^ t o
TEL 052411323
« C 7.«,-
—
3o.2?3.oa.l c
Revisievergunning Wet Milieubeheer. Stroetendiik 2. Dalerveen
Bedrijfsgegevens Naam: Adres: Postcode: Plaats: Telefoon: Kadastrale ligging: Postadres T.a.v. Adres: Postcode: Plaats: Telefoon:
'-'J4
J.H\E. Veerenhuis Stroetendijk 2 "7755 PH Dalerveen 0524-221405 Dalen sectie K, nrs. 727 en 728
J.H.E. Veerenhuis Stroetendijk 2a 7755 PH Dalerveen 0524-221405
Inleiding Voor de melkrundveehouderij op het perceel Stroetendijk 2 te Dalerveen zijn de volgende milieuvergunningen verleend: > d.d. 10 december 1990 voor het oprichten en in werking hebben van een rundveehouderij en varkensmesterij. > d.d. 28 augustus 1998 een milieuvergunning voor het veranderen en uitbreiden van een varkensmesterij annex melkrundveehouderij. Daarnaast is op 14 februari 1994 een melding ingediend op grond van artikel 8.19 van de Wet milieubeheer en op 29 november 1991 een melding op grond van het Besluit mestbassins milieubeheer. De vergunninghouder is van plan de ligboxenstal en tevens het aantal dierplaatsen uit te breiden. Daarnaast worden geen varkens meer gehouden. De varkensstal zal worden gebruikt voor de stalling van jongvee. Ten behoeve van bovenstaande is een nieuwe de gehele inrichting omvattende milieuvergunning aangevraagd.
Beoordeling van de aanvraag Bij het toetsen van de aanvraag zijn achtereenvolgens verschillende soorten wetgeving, besluiten en verordeningen, richtlijnen en normen en tevens verschillende milieuaspecten van belang.
Wetgeving Wet milieubeheer Op basis van artikel 8.4 van de Wet milieubeheer is deze revisievergunning aangevraagd op 4 januari 2007 vanwege het feit dat de ligboxenstal en tevens het aantal dierplaatsen worden uitgebreid. De aanvraag heeft betrekking op een inrichting als bedoeld in de volgende categorieën van Bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (TVB): • categorie 7.1 onder a (opslaan van dierlijke meststoffen); • categorie 8.1 onder a (houden van dieren). De inrichting valt niet onder het Besluit landbouwbedrijven milieubeheer, omdat het op het bedrijf aanwezige foliebassin een inhoud heeft groter dan 2500 m3 (namelijk 3500 m3).
Pagina 1 van 8
Revisievergunning Wet Milieubeheer, Stroetendijk 2, Dalerveen
Natuurbeschermingswet In en in de directe nabijheid van de gemeente Coevorden zijn geen Vogelrichtlijngebieden en Habitatrichtlijngebieden gelegen. Er is daarom op grond van de Natuurbeschermingswet geen vergunning nodig ten aanzien van een Vogelrichtlijngebied en is het tevens niet nodig om de gevolgen voor een habitatnatuurgebied te beoordelen. Wet ammoniak en veehouderij (Wav) en Regeling ammoniak en veehouderij (Rav) De Wav beperkt bestaande veehouderijen (in meer of mindere mate) in hun uitbreidingsmogelijkheden, als zij liggen in een kwetsbaar gebied of in de 250 meter zone hier omheen, zoals die op de door de provincie Drenthe vastgestelde kaart Wav zijn aangegeven. Het dichtstbijzijnde voor-verzuring-gevoelige onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur ligt op circa 10 kilometer vanaf de inrichting. De inrichting is dus niet gelegen in een voor-verzuring-gevoelig gebied of in een zone van 250 meter rond een zodanig gebied. Gelet hierop moet de aanvraag op grond van de Wav worden beoordeeld op de volgende aspecten: - directe ammoniakschade; - het ALARA beginsel; - de IPPC richtlijn. Directe ammoniakschade In de Wav is aangegeven dat deze wet niet geldt voor de gevolgen voor het milieu die worden veroorzaakt door directe opname uit de lucht van ammoniak door planten en bomen. Deze gevolgen vinden in de praktijk vooral plaats bij coniferen en fruitbomen en worden aan de hand van het rapport "Stallucht en Planten'Van het IMAG in Wageningen uit 1981 beoordeeld. In de nabijheid van de inrichting zijn geen coniferen of tuinbouwgewassen aanwezig. Er is dus geen sprake van directe ammoniakschade. ALARA De Wav geldt niet voor voorschriften die in het kader van het toepassen van beste beschikbare technieken worden gesteld op grond van algemene regels voor daarbij aangewezen categorieën van inrichtingen (Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij, deze is alleen nog niet in werking getreden). De dieren worden gehouden in een ligboxenstal, maar gelet op het feit dat de koeien worden beweid wordt voldaan aan het alara-beginsel ingevolge artikel 8.11, lid 3 van de Wet milieubeheer. De IPPC-richtliin De IPPC-Richtlijn is niet van toepassing op het bedrijf, aangezien melkrundveehouderijen niet als intensieve veehouderijen worden aangemerkt. Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) De Wet geurhinder (Wgv) vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor de milieuvergunning als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wgv geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object. De geurbelasting wordt berekend en getoetst met het verspreidingsmodel (V-stacks). Dit geldt alleen voor dieren waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij. Voor dieren zonder geuremissiefactor gelden minimaal aan te houden afstanden. Voor melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar en voor vrouwelijk jongvee tot 2 jaar is geen geuremissiefactor vastgesteld. Conform artikel 4 van de Wgv bedraagt de afstand tussen een geurgevoelig object en het dichtstbijzijnde emissiepunt van de stalruimte minimaal: a. 100 meter binnen de bebouwde kom; b. 50 meter buiten de bebouwde kom.
Pagina 2 van 8
Revisievergunning Wet Milieubeheer. Stroetendiik 2. Dalerveen
*
De inrichting ligt buiten de bebouwde kom. Het dichtstbijzijnde geurgevoelig object betreft een woning van derden op het perceel Stroetendijk 4 en ligt op circa 185 meter tot het dichtstbijzijnde emissiepunt van de inrichting. Er wordt derhalve voldaan aan de Wgv.
Besluiten en verordeningen Besluit ammoniakemissic huisvesting veehouderij Het Besluit is nog niet in werking getreden. Het ministerie van VROM adviseert door middel van een brief van 26 maart 2002, kenmerk BWL/2002 027 327, om vooruitlopend op het "Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij" bij de beoordeling van de aanvragen om oprichting of uitbreiding van een veestal zoveel mogelijk uit te gaan van de in het ontwerpbesluit voorgestelde emissieeisen. In het betreffende ontwerpbesluit is de alara-norm voor melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar gesteld op 9,5 kg NH3 per dierplaats per jaar. De dieren worden gehouden in een ligboxenstal, maar gelet op het feit dat de koeien worden beweid wordt voldaan aan het alara-beginsel ingevolge artikel 8.11, lid 3 van de Wet milieubeheer. Daarnaast blijkt uit tabel 1 dat de ammoniakemissie in de gevraagde situatie verminderd. Tabel 1: Ammoniakemissie Emissiefactor Diersoort kgNHa/ dierplaats
Melkkoeien 9,5 Vrouwelijk jongvee tot 3,9 2 jaar 3,0 Vleesvarkens Totale emissie
Vergunde situatie
Aanvraag
Aantal
Emissie kg NHj/jr 950 206,7
Aantal 150 106
Emissie kg NHj/jr 1425 413,4
1200 2356,7
-
-
100 53 400
1838,4
Besluit milieueffectrapportage 1994 Het Besluit milieueffectrapportage 1994 is niet van toepassing op melkrundveehouderijen. Besluit broeikasgassen Wms 2003 Sinds 14 oktober 2003 is de CFK-regelgeving (Besluit inzake stoffen die de ozonlaag aantasten 1995) aangepast. Vanaf die datum zijn de regels te vinden in het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen Wms 2003 (voor CFK's en HCFK's) en het Besluit broeikasgassen Wms 2003 (voor HFK's), beide van 25 augustus 2003. Deze besluiten implementeren de Europese verordening 2037/2000 (betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen). Veel van de bepalingen in de besluiten hebben gevolgen voor apparatuur en installaties binnen inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer. De besluiten hebben een rechtstreekse werking. Dit betekent dat de vergunninghouder zich aan de voorschriften behorende bij deze besluiten moet houden en dat er derhalve in deze vergunning geen voorschriften te hoeven worden opgenomen ten aanzien van de naleving ervan. Binnen inrichtingen waarop de besluiten van toepassing zijn, zijn op grond van art. 64 van de Wet milieugevaarlijke stoffen, zowel het bevoegd gezag voor de Wet milieubeheer als de Minister van VROM bevoegd om te handhaven op deze besluiten. Binnen de inrichting is een melkkoelmachine aanwezig met daarin het koudemiddel R22 (= HCFK). Installatie, controle en onderhoud van de installaties vindt plaats conform de "Regeling lekdichtheidsvoorschriften koelinstallaties 1994".
Pagina 3 van 8
Revisievergunning Wet Milieubeheer. Stroetendiik 2. Dalcrvcen
Besluit luchtkwaliteit De grenswaarden voor de luchtkwaliteit uit het Besluit luchtkwaliteit, betreffende grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, koolmonoxide, zwevende deeltjes, lood en benzeen in de lucht worden als toetsingscriterium gehanteerd. De grenswaarden geven een niveau van de buitenluchtkwaliteit aan dat, in het belang van de bescherming van de gezondheid en van het milieu, binnen een bepaalde termijn moet zijn bereikt. Door aangevraagde activiteiten wordt geen van de hiervoor genoemde stoffen geëmitteerd. De activiteiten hebben daarom geen nadelige gevolgen voor buitenluchtkwaliteit zoals bedoeld in het Besluit luchtkwaliteit Besluit mestbassins milieubeheer Als gevolg van aangescherpte regelgeving, dient de vergunninghouder te voorzien in een mestopslagcapaciteit van niinimaal 6 maanden conform het mestbeleid 2006, voor het aantal dieren dat wordt gehouden. Hiervoor zijn mestkelders en een foliebassin aanwezig. Het Besluit mestbassins milieubeheer is niet van toepassing, omdat: - de kelders onder de stalruimte zijn gelegen; - zowel de oppervlakte als de inhoud van het foliebassin de criteria overschrijden. Ten aanzien van het foliebassin en de mestkelders zijn voorschriften opgenomen.
Richtlijnen en normen Habitat-richtlij n In de gemeente Coevorden zijn geen beschermde natuurgebieden "habitats" aangewezen die vallen onder deze richtlijn. Nederlandse Emissierichtlijn lucht (NER) Binnen de inrichting vinden geen emissies plaats waarop de NER van toepassing is. Milieuaspecten situering; geluid; bodem; brandgevaar; gevaarlijke stoffen; emissie/geur; afvalstoffen; afvalwater; energie- en waterverbruik; bedrijfsinterne milieuzorg. Situering De inrichting ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied. De afstand van de inrichting tot het dichtstbijzijnde voor verzuring gevoelig gebied bedraagt circa 10 kilometer. Op circa 160 meter van de grens van inrichting staat de dichtstbijzijnde woning van derden, Stroetendijk 4. Geluid Geluidhinder binnen de inrichting kan onder andere worden veroorzaakt door : - leegzuigen van mestkelders/mixen van de mest; - het brengen en halen van dieren; - interne transportmiddelen. De dichtstbijzijnde woning van derden staat op circa 160 meter tot de grens van de inrichting.
Pagina 4 van 8
Revisievergunning Wet Milieubeheer. Stroetendijk 2. Dalerveen
Aangezien de dichtstbijzijnde woning van derden op meer dan 50 meter staat tot geluidsproducerende activiteiten, is een referentiepunt opgenomen. Het langtiidgemiddelde beoordelingsniveau Voor de beoordeling van de van de inrichting te duchten directe geluidhinder wordt uitgegaan van hoofdstuk 4 en hoofdstuk 3, paragraaf 3.2 van de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening (verder te noemen: de Handreiking). In de Handreiking is bepaald dat zolang er geen gemeentelijke nota industrielawaai is vastgesteld - zoals het geval is in de gemeente Coevorden - bij het opstellen van de geluidsvoorschriften gebruik moet worden gemaakt van de systematiek van richt- en grenswaarden zoals die in hoofdstuk 4 van de Handreiking zijn opgenomen. Voor bedrijven zonder akoestisch onderzoek wordt voor het opstellen van geluidsvoorschriften uitgegaan van het boekje Bedrijven en milieuzonering d.d. 2001. Daarin kan in tabel 1 worden afgelezen op welke afstand de 45 dB(A)-contour uit de grens van de inrichting is gelegen bij een standaard bedrijfsvoering. Voor een melkveebedrij f is deze afstand 30 meter. Hieruit blijkt, dat het langtijdgemiddelde geluidsniveau (Lar,LT) ter plaatse van de dichtst bijzijnde woning van derden voldoet aan de aanbevolen geluidsrichtwaarden geldend voor een landelijke omgeving. Dit niveau is op grond van de Handreiking als referentieniveau voor het gebied rondom de inrichting bepaald. De 45 dB(A) is vastgelegd op het referentiepunt, dat op 30 meter tot de grens van de inrichting is gelegd. Maximale geluidsniveaus In de handreiking industrielawaai en vergunningverlening wordt sterk aanbevolen de maximale piekgeluidsniveaus (LAmax) van activiteiten in een inrichting niet hoger te laten zijn dan 10 dB(A) boven het langtijdgemiddelde geluidsniveau, doch maximaal 70 dB(A) voor de dagperiode, 65 dB(A) voor de avondperiode en 60 dB(A) voor de nachtperiode. Uit indicatieve berekeningen blijkt dat de maximale geluidsniveaus ter plaatse van het referentiepunt circa 67 dB(A) kunnen bedragen. Hierbij is rekening gehouden met activiteiten zoals leegzuigen van mestkelders, het starten van trekkers, etc. Op grond hiervan is het maximale piekgeluidsniveau (LAmax) voor activiteiten ter plaatse van de referentiepunten vastgesteld op maximaal 70 dB(A) voor de dagperiode, 65 dB(A) voor de avondperiode en 60 dB(A) voor de nachtperiode. Aan deze normen kan worden voldaan bij representatieve bedrij fsactiviteiten. Indirecte hinder Verkeersbewegingen die zijn toe te rekenen aan de inrichting, gaan over de Stroetendijk zijn op de openbare weg niet akoestisch herkenbaar ten opzichte van het overige verkeer. Er is daarom geen onaanvaardbare geluidhinder voor de omgeving te verwachten. Bodem Er is getoetst aan de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB). Op grond van de NRB moet door het treffen van maatregelen het risico op het ontstaan van bodemverontreiniging verwaarloosbaar of bij bestaande bedrijven ten minste aanvaardbaar zijn.De keuze tussen verwaarloosbaar en aanvaarbaar risico is afhankelijk van de kosten en haalbaarheid van bodembeschermende voorzieningen. Binnen de inrichting vinden potentieel bodembedreigende activiteiten plaats: - door activiteiten die plaatsvinden (op- en overslag bodembedreigende producten); - door de aanwezigheid van bodembedreigende stoffen (olieproducten en mest). Opslag dieselolie in bovengrondse tanks Er zijn twee bovengrondse tanks aanwezig voor de opslag van gasolie en diesel. Een verwaarloosbaar risico wordt bereikt door een tank in een vloeistofdichte opvangvoorziening te plaatsen. Bij overlopen, overvullen of calamiteiten wordt de dieselolie in de voorziening opgevangen, hetgeen eenvoudig visueel Pagina 5 van 8
Revisievergunning Wet Milieubeheer. Stroetendijk 2. Dalerveen
kan worden waargenomen. De tanks zijn in een vloeistofdichte opvangbak geplaatst. Hierdoor wordt een verwaarloosbaar risico bereikt. Afleveren van motorbrandstoffen De opstelplaats van motorvoertuigen, waaraan diesel wordt afgeleverd, bestaat uit een vloeistofkerende verharding. Aangezien er sprake is van kleinschalige aflevering (de jaaromzet bedraagt minder dan 25.000 liter diesel) is dit conform de PGS 30 voldoende voor een verwaarloosbaar risico. Onderhoudswerkzaamheden Er vindt incidenteel onderhoud plaats aan eigen motorvoertuigen en machines. Hierbij kunnen tijdens het werk kleine morsingen optreden, die snel worden opgemerkt en opgeruimd. Hiertoe zijn voorschriften opgenomen. In de werkplaats kan daarom voor een verwaarloosbaar risico met een kerende vloer worden volstaan. De werkplaats is voorzien van een aangesloten verharding. De opslag van olie in emballage dient plaats te vinden boven een vloeistofdichte bak of een vloeistofkerende vloer. Onder het aftappen van olie uit emballage dient een vloeistofdichte opvangbak te worden geplaatst. Hierdoor wordt een verwaarloosbaar risico bereikt. Opslag mest De opslagruimten voor dunne mest, gier, spoel- en schrobwater zijn vloeistofdicht. Deze opslagruimten zijn niet voorzien van een overstort. Hiertoe zijn voorschriften opgenomen en wordt een verwaarloosbaar risico bereikt. Overig Er is geen meldingsplicht opgenomen ten aanzien van ongewone voorvallen aangezien deze voorvallen, inclusief gevallen waarbij sprake is van het optreden van ernstige bodemverontreiniging, op grond van artikel 17.2 van de Wet milieubeheer al moeten worden gemeld bij burgemeester en wethouders. Nulsituatie-bodemonderzoek Binnen de inrichting vinden potentieel bodembedreigende activiteiten plaats. Conform de NRB zou daarom in de voorschriften een verplichting tot een nulsituatie-bodemonderzoek moeten worden opgenomen. Voor een veehouderijbedrijf heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 21 januari 1997 in een uitspraak (E03.95.0821) aangegeven dat, indien sprake is van toereikende gedragsregels en voorzieningen die met het oog op de bescherming van de bodem zijn voorgeschreven, zij ervan uitgaat dat bij naleving van die voorschriften de kwaliteit van de bodem en het grondwater niet in relevante mate nadelig zal worden beïnvloed. Een nulsituatie-bodemonderzoek acht zij in dat geval niet noodzakelijk. Dit standpunt heeft zij herhaald in haar uitspraak van 15 januari 1998 (E03.096.0162). De aangevraagde activiteiten kunnen worden gezien als regulier voor de agrarische bedrijfstak. Er zijn daarnaast toereikende gedragsregels en voorzieningen met het oog op de bescherming van de bodem opgenomen. In afwijking van de NRB achten wij het, voor deze inrichting, daarom niet noodzakelijk om een nulsituatie-bodemonderzoek te verlangen. Brandgevaar Door aan de vergunning voorschriften te verbinden ten aanzien van blusapparatuur, brandwerende voorzieningen en de bereikbaarheid van het terrein blijft brandgevaar tot een aanvaardbaar minimum beperkt. Gevaarlijke stoffen Er vindt opslag plaats van gasolie en diesel en gasflessen. De opslag van gasolie en diesel in een bovengrondse tank moet voldoen aan de PGS 30. Hiertoe zijn specifieke voorschriften opgenomen die de bescherming van het milieu waarborgen.
Pagina 6 van 8
Revisievergunning Wet Milieubeheer. Stroetendiik 2, Dalerveen
Energiebesparing Het energieverbruik (incl. huishoudelijk verbruik) blijft naar alle waarschijnlijkheid onder de gehanteerde norm om een reductieplan te vragen. Om een inzicht te krijgen in het energieverbruik dient het evenals het waterverbruik in het Milieulogboek te worden geregistreerd. Bedrijfsinterne milieuzorg Er is geen bedrijfsmilieuzorgsysteem aanwezig en er zal op korte termijn ook niet een dergelijk systeem worden opgezet of ingevoerd. Wel dient de bedrijfsvoering te zijn gericht op een zo klein mogelijke milieubelasting. Milieulogboek Binnen de inrichting vinden activiteiten plaats waarbij zich storingen of calamiteiten kunnen voordoen, die een schadelijke invloed kunnen hebben op het milieu of de omgeving. Een voorbeeld hiervan is de aanwezigheid van bovengrondse opslagtanks voor gas- en dieselolie en de opslag van smeerolie. Het verbruik van elektriciteit en water kan daarnaast voornamelijk worden toegerekend aan het bedrijf. Op grond hiervan wordt het bijhouden van een milieulogboek noodzakelijk geacht. Toekomstige ontwikkelingen Er zijn redelijkerwijs geen ontwikkelingen te verwachten ten aanzien van de inrichting of ten aanzien van de omgeving, die voor de beoordeling van belang zijn. Procedure De aanvraag is overeenkomstig afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht in procedure gebracht. Tezamen met bijbehorende stukken en de ontwerpbeschikking heeft de aanvraag van 1 maart 2007 tot en met 11 april 2007 ter inzage gelegen. Zienswijzen Tegen de aanvraag en de ontwerpbeschikking zijn geen zienswijzen naar voren gebracht. Algemene conclusie Gelet op vorenstaande, de Algemene wet bestuursrecht, de Wet milieubeheer, het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, de Wet ammoniak en veehouderij en de Regeling ammoniak en veehouderij en tevens het "Algemeen mandaatbesluit Coevorden 2003" van burgemeester en wethouders van Coevorden d.d. 1 april 2003 alsmede het "Ondermandaatbesluit Publieksafdeling, Loket Bouwen en Wonen" van het hoofd van de Publieksafdeling d.d. 16 juni 2006; besluiten wij: een revisievergunning te verlenen voor het in werking hebben van een melkrundveehouderij op het perceel Stroetendijk 2 te Dalerveen; - aan de vergunning voorschriften te verbinden overeenkomstig de bijgevoegde gewaarmerkte bescheiden; de aanvraag met bijbehorende stukken en tekening onderdeel uit te laten maken van de vergunning. Coevorden, 12 april 2007 Burgemeester en wethoudej8"van Coevorden, namens dezen,
H. Lomülder, Senior beleidsmedewerker Milieu en Grondzaken.
Pagina 8 van 8
Revisievergunning Wet Milieubeheer. Stroetendijk 2. Dalerveen
Afvalwater Het bedrijfsafvalwater bestaat voornamelijk uit schrob- en reinigingswater en met huishoudelijk vergelijkbaar afvalwater en wordt geloosd op de openbare riolering. Er zijn daarom standaard afvalwatervoorschriften opgenomen. Preventie In 1993 is de verruimde reikwijdte verankerd in de Wet milieubeheer. De verruimde reikwijdte betekent feitelijk preventie. De invulling van preventie is primair de verantwoordelijkheid van bedrijven. De basis voor preventie ligt vast in artikel 1.1. van de Wet milieubeheer. Het gaat daarbij om de volgende onderwerpen: • vervoermanagement: de efficiënte organisatie van het verkeer en vervoer van bedrijven, waarbij de gevolgen van het verkeer van en naar de inrichting zodanig wordt beïnvloed dat de milieubelasting wordt teruggedrongen. • waterbesparing: het zuinig gebruik van water en het voorkomen dan wel beperken van het ontstaan van afvalwater binnen de inrichting. • afvalpreventie en afvalscheiding: het voorkomen dan wel beperken van het ontstaan van afvalstoffen (inclusief afvalwater) en het verminderen van de milieuschadelijkheid van afvalstoffen. Afvalstoffen worden zoveel mogelijk vanaf de bron gescheiden, gescheiden gehouden en gescheiden afgegeven. • energiebesparing: de zorg voor een zuinig gebruik van energie. Overheden zijn verplicht deze onderwerpen te betrekken bij de vergunningverlening en handhaving in het kader van de Wet milieubeheer. Hiervoor is in december 2005 door Infomil de 'Handreiking Wegen naar preventie bij bedrijven' uitgegeven. Deze handreiking is een bundeling van de volgende documenten aangevuld met relevante jurisprudentie: 1. Handreiking De Wet milieubeheer en vervoermanagement (VNG 200); 2. Leidraad Afval- en emissiepreventie in de milieuvergunning (Infomil 1996); 3. Handreiking Afvalscheiding bij vergunningplichtige bedrijven (Infomil, 2001); 4. Circulaire Energie in de milieuvergunning (Ministeries VROM en EZ, 1999). De handreiking vervangt de eerste drie genoemde documenten. De Circulaire Energie in de milieuvergunning is als zelfstandig juridisch document naast de handreiking blijven bestaan. Vervoermanagement Vervoermanagement richt zich op woon-werkverkeer, bezoekersverkeer, zakelijk verkeer en goederenvervoer. Vervoersmanagement dient in beschouwing te worden genomen bij bedrijven met: • meer dan 100 werknemers en/of; • meer dan 500 bezoekers per dag en/of • meer dan 2 miljoen transportkilometers per jaar voor verladers en uitbesteed vervoer en/of • meer dan 1 miljoen transportkilometers per jaar voor eigen vervoer. De aanvrager blijft onder deze grenswaarden, waardoor vervoermanagement niet relevant is. Waterbesparing Voor waterbesparing zijn geen ondergrenzen vastgesteld, omdat waterbesparing in belangrijke mate gerealiseerd wordt door toepassing van de stand der techniek. Hiertoe zijn voorschriften opgenomen. Afvalpreventie en -scheiding Met betrekking tot de opslag, afgifte en scheiding van (gevaarlijke) afvalstoffen stelt zowel hoofdstuk 10 van de Wet milieubeheer, als de Provinciale milieuverordening rechtstreeks regels. Voor de duidelijkheid en volledigheid zijn de belangrijkste verplichtingen als voorschriften aan de vergunning verbonden.
Pagina 7 van 8
VOORSCHRIFTEN BEHORENDE BU DE MILIEUVERGUNNING VAN:
J.H.E. Veerenhuis Melkrund veehouderij
stroetendijk 2 7755 PH Dalerveen
B 0Q
bi ^ * i brlef/böslüit van Burgemeester en Wethouders
van Coevcrden,
d.d.
1 2 APR 2007 n r . . ? . P . 0 7
/
I
INHOUD I-
Voorschriften
A. B. C. D. E. F. G. H. I. J.
Algemeen Milieulogboek Bodembescherming Geluid Luchtverontreiniging Brandpreventie en brandbestrijding Afvalstoffen Afvalwater Huisvesting van de dieren Opslag van gas- en dieselolie in een bovengrondse tank en aflevering a; motorvoertuigen Opslag en gebruik gevaarlijke stoffen Opslag olie in vaten Onderhoudswerkzaamheden
K. L. M.
Bijlagen: I. Begrippenlijst n. Referentiepunten geluidsvoorschriften
Pagina 1 van 11 Voorschriften bekorende bij de milieuvergunning van J.H.E. Veerenhuis, Stroetendijk 2 te Dalerveen
A.
ALGEMEEN
1.
Het aantrekken van vogels, insecten, knaagdieren en ongedierte wordt zo veel mogelijk voorkomen. Zo vaak de omstandigheden daartoe aanleiding geven worden maatregelen genomen ter bestrijding van vliegen, muizen, ratten en ander ongedierte.
2.
Aan alle in de inrichting werkzame personen zijn, met betrekking tot de door hen te verrichten werkzaamheden, instructies verstrekt die zijn afgestemd op het gestelde in deze vergunning.
B.
BEWAREN VAN DOCUMENTEN
1.
m de inrichting is een milieulogboek aanwezig, waarin vanaf het van kracht worden van deze beschikking alle milieurelevante handelingen worden vermeld.
2.
Het milieulogboek bevat ten minste: - de vigerende milieuvergunningen en meldingen; - de registraties, metingen, keuringen, die in deze beschikking zijn voorgeschreven; - certificaten of bewijzen van de installatie van bovengrondse opslagtanks; - een registratie van alle gevaarlijke afvalstoffen die uit de inrichting zijn verwijderd; - afgifte bewijzen van gevaarlijke stoffen; - een opgave van storingen en calamiteiten die zich voordoen en aanleiding kunnen geven tot relevante aantasting van het milieu; -jaarlijkse overzichten van nutsbedrijven van het verbruik van gas, elektriciteit en water; - veiligheidsbladen die behoren bij de in de inrichting aanwezige gevaarlijke stoffen. De betreffende gegevens worden minimaal 5 jaar bewaard.
BODEMBESCHERMING Stoffen worden zodanig bewaard en gebezigd dat geen verontreiniging van de bodem kan optreden. Indien potentieel bodembedreigende stoffen in de opvangbakken zijn gemorst, worden deze zo snel mogelijk opgeruimd. De stoffen kunnen daarbij opnieuw voor gebruik geschikt worden gemaakt of als gevaarlijk afval worden behandeld. Op andere plaatsen gemorste of gelekte potentieel bodembedreigende stoffen en gevaarlijke stoffen worden zo snel mogelijk geabsorbeerd en opgeruimd. Hiertoe zijn in of nabij de opslag- of gebruikplaats voldoende absorptiemiddelen aanwezig. De aard en hoeveelheid is afgestemd op de aard van de stoffen en de aard van de opslag of gebruik. Opvangbakken zijn bestand tegen de inwerking van de opgeslagen vloeistoffen en sterk genoeg om weerstand te kunnen bieden aan de als gevolg van lekkage optredende vloeistofdruk. Er zijn voorzieningen getroffen om te voorkomen dat regenwater in een vloeistofdichte bak kan geraken.
Pagina 2 van 11 Voorschriften behorende bij de milieuvergunning van J.H.E. Veerenhuis, Stroetendijk 2 te Dalerveen
D.
GELUID
1.
Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (L^LT), veroorzaakt door in de inrichting aanwezige toestellen, werktuigen en installaties, alsmede door in de inrichting verrichte werkzaamheden, transportbewegingen en activiteiten, bedraagt ter plaatse van referentiepunt I (zie bijlage II) op 1,5 meter boven maaiveld niet meer dan: - 45 dB(A) tussen 07.00 en 19.00 uur; - 40 dB(A) tussen 19.00 en 23.00 uur; - 35 dB(A) tussen 23.00 en 07.00 uur.
2.
Onverminderd het gestelde in voorschrift D. 1 bedragen de maximale geluidsniveaus (LAOTX), voor zover deze een gevolg zijn van de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties en/of activiteiten, de transportbewegingen alsmede van de in de inrichting verrichte werkzaamheden, gemeten in de meterstand 'fast' ter plaatse van referentiepunt I (zie bijlage II) op 1,5 meter boven maaiveld niet meer dan: - 70 dB(A) tussen 07.00 uur en 19.00 uur; - 65 dB(A) tussen 19.00 uur en 23.00 uur; - 60 dB(A) tussen 23.00 uur en 07.00 uur.
3.
Metingen ter controle van de vergunningvoorschriften, alsmede de beoordeling van de meetresultaten, vinden plaats overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai van 1999.
LUCHTVERONTREINIGING Uitmondingen in de buitenlucht van afvoeren van ventilatiesystemen, luchtbehandelingsinstallaties of afzuigsystemen zijn zodanig gesitueerd dat van de hierdoor uittredende lucht en de daarin aanwezige stoffen geen hinder wordt ondervonden buiten de inrichting.
F. 1.
BRANDPREVENTIE EN BRANDBESTRIJDING Teneinde een begin van brand effectief te kunnen bestrijden, zijn brandblusmiddelen of brandbestrijdingsinstallaties aanwezig. Binnen een loopafstand van 10 meter tot de bovengrondse gasolie- en dieseltank en de werkplaats is ten minste één poederblusser aanwezig met een inhoud van ten minste 6 kg of een ander brandblusmiddel met hetzelfde blusvermogen.
2.
Brandblusmiddelen zijn steeds voor onmiddellijk gebruik beschikbaar en kunnen onbelemmerd worden bereikt. Draagbare blustoestellen, slanghaspels en andere brandblusmiddelen of brandbestrijdingsinstallaties worden jaarlijks door een deskundige gecontroleerd op hun deugdelijkheid. Het onderhoud van draagbare blustoestellen geschiedt overeenkomstig NEN 2559.
3.
Draagbare blustoestellen zijn voorzien van een rijkskeurmerk met rangnummer. Slanghaspels voldoen aan NEN 3211.
Pagina 3 van 11 Voorschriften behorende bij de milieuvergunning van J.H.E. Veerenhuis, Stroetendijk 2 te Dalerveen
G.
AFVALSTOFFEN
1.
Binnen de inrichting worden afvalstoffen niet verbrand, gestort of begraven.
2.
Afvalstoffen komen niet in de bodem terecht. Het bewaren of bezigen van afvalstoffen op de bodem geschiedt zodanig dat geen verontreiniging optreedt.
3.
Afvalstoffen worden op gezette tijden uit de inrichting afgevoerd. Het afvoeren geschiedt zodanig dat zich geen afval in of buiten de inrichting verspreidt. Het bewaren van afvalstoffen geschiedt op ordelijke en nette wijze. Van afvalstoffen afkomstige geur verspreidt zich niet buiten de inrichting.
4.
5.
Afvalstoffen worden van elkaar gescheiden, gescheiden gehouden en gescheiden afgegeven, voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is. Dit geldt in ieder geval voor: 1. papier- en kartonafval; 2. kunststofafval; 3. land-en tuinbouwfolie; 4. glasafval; 5. groente-, fruit- en tuinafval; 6. houtafval, en 7. metaalafval.
6.
De vergunninghouder dient het ontstaan van afvalstoffen zoveel mogelijk te beperken door effectief grondstofgebruik, hergebruik en recycling binnen de inrichting.
7.
Gevaarlijke stoffen als bedoeld in de Regeling scheiden en gescheiden houden van gevaarlijke afvalstoffen die behoren tot verschillende categorieën van gevaarlijke afvalstoffen, worden van elkaar en van andere afvalstoffen gescheiden , gescheiden gehouden en gescheiden afgegeven.
8.
Kadavers van dieren worden, in afwachting van afvoer uit de inrichting naar een daartoe ingerichte verwerkmgsinrichting, bewaard in een deugdelijke waterdichte verpakking of in een goed gesloten speciaal daarvoor bestemde ruimte.
H.
AFVALWATER
1.
Bedrij fsafvalwater dat: a. bedrij fsafvalstoffen bevat, waarvan kan worden voorkomen dat ze in het bedrij fsafvalwater terecht komen of die door versnijdende of vermalende apparatuur zijn versneden of vermalen, b. een gevaarlijke afvalstof is, waarvan kan worden voorkomen dat deze in de riolering terecht komt, of c. stankoverlast buiten de inrichting veroorzaakt, wordt niet in een riolering gebracht.
2.
Bedrijfsafval water wordt voordat het in een openbaar riool wordt gebracht, zodanig behandeld dat: - het geen mest of gier bevat; - het geen grove of snel bezinkende bedrij fsafvalstoffen bevat (zoals etensresten, stro, zaagsel); - de pH niet lager is dan 6,5 of hoger dan 10. - geen zand met een gemiddelde korreldiameter van meer dan 0,5 mm, bepaald volgende de DIN 4188, bevat.
Pagina 4 van 11 Voorschriften behorende bij de milieuvergunning van J.H.E. Veerenhuis, Stroetendijk 2 te Dalerveen
£ -
3.
r
3 ■^ § «
I.
Bedrij fsafvalwater dat overigens in een openbaar riool wordt gebracht: a. belemmert niet de doelmatige werking van dat riool, noch van een door een bestuursorgaan beheerd zuiveringstechnisch werk, noch van de apparatuur die behoort bij een zodanig openbaar riool of zuiveringstechnisch werk; b. belemmert niet de verwerking van slib, verwijderd uit een openbaar riool of een door een bestuursorgaan beheerd zuiveringstechnisch werk, en c. heeft geen of zo beperkt mogelijke nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het oppervlaktewater.
H UISVESTING VAN DIEREN Bij het verwijderen van mest of gier wordt de omgeving niet verontreinigd. Transport van dunne mest of gier geschiedt in volledig gesloten tankwagens die in schone staat verkeren.
2.
Vloeren van veestallen die niet zijn onderkelderd en waarop mest wordt gedeponeerd, zijn vloeistofdicht.
3.
Gemorste mest wordt direct opgeruimd. De opslag van mest in kelders
4.
Dunne mest en gier, spoel- en schrobwater wordt opgeslagen in een hiertoe bestemde opslagruimte.
5.
De opslagruimten voor dunne mest, gier, spoel- en schrobwater zijn vloeistofdicht. Dez opslagruimten zijn niet voorzien van een overstort.
6.
Behalve tijdens het ledigen worden de opslagruimten voor mest door middel van goed sluitende deksels gesloten gehouden. Een besloten ruimte waarin mengmest aanwezig is of wordt bewerkt wordt zodanig geventileerd, dat zich geen brandbaar en/of explosief lucht/gasmengsel kan vormen. De opslag van vaste mest
8.
De opslag van vaste mest vindt plaats op een niet vloeistofdoorlatende mestplaat, waarvan de plaats op de tekening is aangegeven. De mestplaat bestaat uit een betonplaat met een opstaande rand van tenminste 5 cm. De stapeling van de mest op deze plaat geschiedt op zodanige wijze dat alle uitzakkende vocht binnen de rand van de plaat worden opgevangen. De plaat is aangesloten op een waterdichte kelder door middel van een gesloten leiding. De kelder is niet voorzien van een overstort.
9.
De vaste mest wordt zo vaak als nodig is, doch minimaal 1 eenmaal per 6 maanden, te verwijderd van het terrein van de inrichting. De opslag van mest in een foliebassin
10. E en bassin voor het bewaren van dunne mest, is uitgevoerd overeenkomstig de door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij uitgegeven publicatie Richtlijnen Mestbassins 1990 (BRM 1990).
Pagina 5 van 11 Voorschriften behorende bij de milieuvergunning van J.H.E. Veerenhuis, Stroetendijk 2 te Dalerveen
11.
Een bassin voor het bewaren van dunne mest is afgedekt. Een afdekking is uitgevoerd overeenkomstig de in het vorige voorschrift genoemde publicatie uit 1990.
12.
Delen van de bouwconstructie en de afdekking van een bassin worden voor het verstrijken van de referentieperiode, zoals genoemd in de publicatie Richtlijnen Mestbassins 1992 vervangen, tenzij een beoordeling (keuring) door een door een door de Raad voor Accreditatie voor die beoordeling erkende onderneming uitwijst dat er een volgend tijdsbestek van gebruik (de nieuwe referentieperiode) kan zijn. Het tijdsbestek van de nieuwe referentieperiode bedraagt ten hoogste de helft van het tijdsbestek van de vorige referentieperiode, maar is niet minder dan 1 jaar. De beoordeling wordt na afloop van de nieuwe referentieperiode herhaald. Een afgegeven bewijs van deze beoordeling(en) wordt op verzoek aan het bevoegd gezag overgelegd.
J.
OPSLAG VAN GAS- EN DIESELOLIE IN EEN BOVENGRONDSE TANK EN AFLEVERING AAN MOTORVOERTUIGEN
1
De opslag in een bovengrondse tank van gas- en dieselolie voldoet aan de PGS 30, waarvan de voorschriften 4.1.2,4.1.5,4.2.6,4.2.10 en 4.3.1 niet gelden voor een bovengrondse tank die is opgericht voor 1 juni 1996. De bovengrondse tanks worden in afwijking van de voorschriften 4.5.2 en 4.5.12 van de PGS 30 uiterlijk 1 juni 2011 buiten gebruik gesteld. Afleverpompen motorbrandstoffen voor eigen gebruik
2.
Een pomp voor het afleveren van motorbrandstoffen is zodanig ingericht dat onbedoeld uitstromen van brandstof wordt voorkomen.
3.
De elektrische installatie van een pomp kan zowel aan de pomp als bij een hoofdschakelaar worden uitgeschakeld. De schakelstanden zijn duidelijk zichtbaar.
4.
De pompkast van een elektrische pomp is voldoende geventileerd. De uitsparing in de pompkast waarin de vulafsluiter van de afleverslang in ruststand wordt geborgen, is gasdicht van het inwendige van de pompkast afgesloten.
5.
Aflevering van motorbrandstof vindt niet plaats indien: - de motor van het voertuig waaraan de motorbrandstof wordt afgeleverd, in werking is, en - daarbij gerookt wordt of open vuur of open kunstlicht aanwezig is.
6.
Het afleveren van motorbrandstoffen met een pomp vindt plaats boven een daartoe bestemde tankplaats. Die tankplaats is voorzien van een vloeistofkerende vloer, die zich vanaf het aflevertoestel uitstrekt over een afstand van ten minste de lengte van de afleverslang plus 1 meter, met een rninimum van 5 meter. Tot dat vloeistofkerende gedeelte wordt tevens gerekend dat deel waarop het aflevertoestel is geplaatst tot op een afstand van 1 meter vanaf het aflevertoestel aan de zijde waar zich geen tankende motorvoertuigen of landbouwwerktuigen kunnen opstellen.
Pagina 6 van 11 Voorschriften behorende bij de milieuvergunning van J.H.E. Veerenhuis, Stroetendijk 2 te Dalerveen
K.
OPSLAG EN GEBRUIK VAN GEVAARLIJKE STOFFEN De hoeveelheid gevaarlijke stoffen binnen de inrichting bedraagt niet meer dan 25 liter dan wel 25 kg, met uitzondering van: - voorraden welke in afwachting van onmiddellijk gebruik aanwezig zijn (= werkvoorraad); - maximaal 50 liter reinigingmiddel ten behoeve de melktank in onaangebroken jerrycans. Opslag van gasflessen
2.
In de inrichting zijn geen gasflessen aanwezig, waarvan de goedkeuring niet, of blijkens de in de gasfles ingeponste datum niet tijdig, heeft plaatsgevonden door Stoomwezen b.v., een door Stoomwezen b.v. geaccepteerde deskundige of een ingevolge de EEG-kaderrichtlijn 76/767/EEG, aangewezen instantie. De beproeving wordt periodiek herhaald overeenkomstig de termijnen aangegeven in het VLG.
3.
Gasflessen zijn voorzien van de vereiste ADR-gevaarsetiketten.
4.
Gasflessen zijn gevuld met het gas waarvoor zij zijn beproefd en waarvan de naam op de fles is aangebracht.
5.
Gasflessen zijn zodanig opgesteld dat zij tegen omvallen en aanrijden zijn beschermd, steeds gemakkelijk bereikbaar zijn en niet in de onmiddellijke nabijheid van brandgevaarlijke stoffen staan.
6.
Voor lege gasflessen worden dezelfde veiligheidsmaatregelen in acht genomen als voor gevulde gasflessen. Beschadigde of lekke gasflessen worden onmiddellijk in de buitenlucht gebracht en worden gemerkt met het woord "defect" respectievelijk "lek". Ook worden direct maatregelen getroffen om brand- en ontploffingsgevaar, dan wel verstikkingsgevaar te voorkomen.
8.
Indien de gezamenlijke waterinhoud van de aanwezige gasflessenmeer bedraagt dan 115 liter, dan worden opgeslagen in een speciaal daarvoor bestemde opslagplaats. Deze opslagplaats is uitgevoerd overeenkomstig de eisen, die hiervoor zijn gesteld in hoofdstuk 6 van de PGS 15. Dit geldt niet voor directe werkvoorraad en voor gasflessen die op een laskar zijn geplaatst of aan een verzamelleiding zijn aangesloten.
9.
De opslag van gasflessen is niet voor onbevoegden toegankelijk.
L.
OPSLAG OLIE IN VATEN
1.
De vloeistoffen worden opgeslagen in vloeistofdicht vaatwerk met een inhoud van ten hoogste 200 liter.
2.
Vaatwerk ten behoeve van de bewaring van (afgewerkte) olie en vetten wordt geplaatst in een vloeistofdichte bak. De inhoud van deze bak is tenminste gelijk aan de inhoud van het grootste erin opgeslagen vat, vermeerderd met 10% van de gezamenlijke inhoud van de overige erin opgeslagen vaten. Indien de opslag plaats vindt in UN-goedgekeurde verpakking en boven een goede vloeistofdichte vloer, die niet afwaterend is naar buiten, zijn de lekbakken niet noodzakelijk.
3.
Leeg en ongereinigd vaatwerk wordt bewaard als gevuld vaatwerk.
Pagina 7 van 11 Voorschriften behorende bij de milieuvergunning van J.H.E. Veerenhuis, Stroetendijk 2 te Dalerveen
M.
ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN
1.
Oliën, vetten of hiermee verontreinigd water worden niet van de vloer van een werkplaats naar buiten geveegd of geschrobd.
2.
Indien werkzaamheden met brandbare vloeistoffen worden verricht, wordt voldoende geventileerd en worden vrijkomende dampen op een zodanige wijze naar buiten afgevoerd, dat van de uittredende dampen geen hinder wordt ondervonden buiten de inrichting. Gedurende de uitvoering van de genoemde werkzaamheden met brandbare vloeistoffen, wordt niet gerookt en is geen open vuur aanwezig.
3.
Onder het tot aftappen van vloeistoffen, anders dan water, gereedstaand vaatwerk worden doelmatige lekbakken geplaatst. Indien de werkzaamheden plaatsvinden boven een vloeistofdichte vloer, die niet afwaterend is naar buiten, zijn de lekbakken niet noodzakelijk.
4.
Binnen een afstand van 10 meter van de laswerkzaamheden, bevinden zich geen licht ontvlambare materialen. Laswerkzaamheden vinden niet plaats in de nabijheid van een opslag van aardolieproducten, bestrijdingsmiddelen of gevaarlijke stoffen.
Pagina 8 van 11 Voorschriften behorende bij de milieuvergunning van J.H.E. Veerenhuis, Stroetendijk 2 te Dalerveen
Bijlage I
BEGRIPPENLIJST
In de voorschriften en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: met betrekking tot geluid: Iangtijdgemiddeld bcoordelingsniveau (LAM T ): energetische sommatie van de langtijdgemiddelde deelbeoordelingsniveaus over een beoordelingsperiode, vastgesteld overeenkomstig de 'Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999', uitgegeven door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer; geluidsniveau in dB(A): het niveau van het ter plaatse optredende geluid, uitgedrukt in dB(A), overeenkomstig de door de Internationale Electrotechnische Commissie (DEC) ter zake opgestelde regels, zoals neergelegd in de DEC-publicatie no. 651, uitgave 1979; maximaal geluidsniveau (LAmilv): het maximaal geluidsniveau LA™* is, gedurende korte tijd, de optredende hoogste geluidsniveau. LA™* is conform de "Handleiding meten en reken industrielawaai 1999", uitgegeven door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de hoogste aflezing in de geluidsmeterstand 'fast'; met betrekking tot veiligheid: PGS 15: Richtlijn van de Adviesraad Gevaarlijke Stoffen (AGS), getiteld "Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 15; Opslag van verpakte gevaarlijke stoffen; richtlijn voor brandveiligheid, arbeidsveiligheid en milieuveiligheid", eerste druk 2005. PGS 30: Richtlijn van de Adviesraad Gevaarlijke Stoffen (AGS), getiteld "Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 30; Vloeibare aardolieproducten; opslag tot 150 m3 van brandbare vloeistoffen met een vlampunt van 55 tot 100° C in bovengrondse tank'; gevaarlijke stoffen: stoffen als bedoeld in artikel 34, tweede lid van de Wet milieugevaarlijke stoffen (ontplofbaar, oxiderend, (zeer) licht ontvlambaar, ontvlambaar, zeer giftig, vergiftig, schadelijk, corrosief, irriterend); K-l vloeistof: een brandbare resp. licht ontvlambare vloeistof waarvan het vlampunt gelegen is onder 21 °C, bepaald volgens NEN 3204, uitgave 1968, en die bij 37,8 °C een dampspanning heeft van tenminste 35 kPa en ten hoogste 100 kPa, bepaald volgens NEN 928, uitgave 1970, of een verfproduct waarvan het vlampunt gelegen is onder 21 °C, bepaald volgens NEN-EN 53, uitgave 1976; Bijvoorbeeld: aceton, benzine, tolueen, enz. K-2 vloeistof: een brandbare resp. ontvlambare vloeistof waarvan het vlampunt gelegen is op of boven 21 °C en onder 55 CC, bepaald volgens NEN 3204, uitgave 1968, of een verfproduct waarvan het vlampunt gelegen is op of boven 21 °C en onder 55 °C, bepaald volgens NEN-EN 53, uitgave 1976; Bijvoorbeeld: petroleum, terpentijn, thinner, enz.
Pagina 9 van 11 Voorschriften behorende bij de milieuvergunning van J.H.E. Veerenhuis, Stroetendijk 2 te Dalerveen
K-3 vloeistof: een brandbare vloeistof waarvan het vlampunt gelegen is op of boven 55 °C, bepaald volgens NENISO 2719, uitgave 1979, of een verfproduct waarvan het vlampunt gelegen is op of boven 55 °C, bepaald volgens NEN-EN 53, uitgave 1976; Bijvoorbeeld: lijnolie, olijfolie, gasolie (diesel), huisbrandolie, dunne stookolie, zware stookolie, enz. met betrekking tot afvalstoffen: afvalstof: alle stoffen, preparaten of andere producten, waarvan de houder zich - met het oog op de verwijdering daarvan - ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen; gevaarlijk afval: afvalstoffen als bedoeld in de Regeling Europese afvalstoffenlijst; met betrekking tot afvalwater: bedrijfsriolering: voorziening of de afvoer van bedrij fsafvalwater vanuit de inrichting naar een openbaar riool of naar een andere voorziening voor de inzameling en transport van afvalwater; openbaar riool: gemeentelijke voorziening voor de inzameling en transport van afvalwater; met betrekking tot brandveiligheid: brandwerendheid: de tijd uitgedrukt in minuten, gedurende welke een bouwkundig onderdeel, deur, luik of raamconstructie, zijn functie moet blijven vervullen bij verhitting, weerstand moet blijven bieden tegen bezwijken en vlamdicht moet blijven in geval van brand; onbrandbaar: het onbrandbaar zijn overeenkomstig het bepaalde in NEN 3881, uitgave 1975; met betrekking tot bodembescherming: mestdichte vloer: een vloer met een mestdichtheid overeenkomstig de handleiding bij de bouwtechnische richtlijnen mestbassins (HBRM 1991), IMAG-DLO/CUR, 1991; vloeistofkerende vloer: Een vloer wordt als vloeistofkerend aangemerkt, als een vloeistof de niet met vloeistofbelastende zijde van de vloer niet kan bereiken. De vloer is in staat lekkages en morsingen op te vangen totdat deze zijn opgeruimd. Wel moeten er voldoende middelen aanwezig zijn om de morsingen op te ruimen (b.v. absorptiekorrels); vloeistofdichte vloer: Een vloer wordt als vloeistofdicht aangemerkt, als er een beoordeling van de vloer door een deskundig inspecteur heeft plaatsgevonden, waarvoor een PBV-verklaring is afgegeven. De beoordeling dient conform de CUR/Aanbeveling 44 plaats te vinden; vloeistofdichte voorziening: Een bodem beschermende voorziening wordt als vloeistofdicht aangemerkt als een vloeistof de niet met vloeistof belaste zijde van de voorziening niet kan bereiken; Pagina 10 van 11 Voorschriften behorende bij de milieuvergunning van J.H.E. Veerenhuis, Stroetendijk 2 te Dalerveen
verontreinigde bodem en/of verontreinigd g rondwater: verontreiniging van bodem en/of grondwater waarbij overschrijding heeft plaatsgevonden van streefwaarde zoals die staan genoemd in de circulaire 'Streefwaarden en interventiewaarden bodemsanering', uitgegeven door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, februari 2000; overig ADR: Accord europeen relatif au transport international des marchandises Dangereuses par Route; DIN: een door het Duitse Instituut voor Normering uitgegeven publicatie. dunne mest: mest die verpompbaar is en die bestaat uit faeces of urine van landbouwhuisdieren, al dan niet vermengd met mors-, spoel-, reinigings- of regenwater; NEN: een door het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) uitgegeven norm; VLG: het Reglement betreffende het vervoer over land van gevaarlijke stoffen;
Behoort bij brief/besluit van Burgemeester en Wethoud van Coevorden d d.
12 APR 2007
■■?•" °
7
f
Pagina 11 van 11 Voorschriften behorende bij de milieuvergunning van J.H.E. Veeren huis, Stroetendijk 2 te Dalerveen
'3^0EUD^<&0
LZi o
ü I" « U |
'
gemeente O E V O RD E N
AANVRAAGFORMULIER OM VERGUNNING WET MILIEUBEHEER
In te vullen door bevoegd gezag: Dossier nr. g Q 0 l7§ \ ? %
Datum van ontvangst
JAN 2007
Indienen in 3- voud.
Behoott bij l_Tffi3r/besluit van Indienen bij: Burgemeester en WethOUderS^>u'5Ue*Ba^e^"1S. Loket Bouwen en Wonen
van Coevorden, d.d.
f 2 APR 2007 _
Bezoekadres Loket Bouwen en Wonen " "Hoofdstraat 2 te Dalen
nr.
2007/1
I Openingstijden: 08.30 - 12.00 uur (ma t/m vr) 16.00-18.00 uur (do) Zenden aan: Burgemeester en wethouders van de gemeente Coevorden Postbus 2 7740 AA Coevorden
In te vullen door de aanvrager:
1. ALGEMENE GEGEVENS De milieuvergunning wordt aangevraagd door: Naam verzoek(st)er Adres Postcode en woonplaats Telefoon: G\1M-^\-\QS-
eere* Ku*i'
lp £ l
$twe}er\ r-
JgÜE PM / '
FairFax:
De aangevraagde milieuvergunning heeft betrekking op: In te vullen door bevoegd gezag: SBI-code van de inrichting:
rVB-Categorie:
: tyySkiiMJUèc^l
Aard van de inrichting (beschrijf de kernactiviteiten; bijv: bakkerij annex mnkel, tankstation*garage, etc) i/ve/y urtnvA. nwiKi, turtn^iu Adres van vestiging : ^roe ' e ^ e \ M L Postcode en plaats : '~i-i§l W y j ggJQ Telefoon: O T l ^ - l o MAO'T. I I Fax: E-mail: Contactpersoon t.b.v. de behandeling van deze aanvraag: Naam Postadres Postcode en woonplaats Telefoon:<0,T?H- 2AJitf3
Fax:
E-mail:
Kadastrale ligging van de inrichting: In de gemeente Sectie: _
Nr(s):
5Qfe
(DiA^
Soort aanvraag: De aanvraag(st)er verzoekt om een: 0 vergunning voor het oprichten/in werking hebben van de inrichting vergunning voor het veranderen van de inrichting of de werking daarvan § (deel)revisievergunning in verband met het veranderen van de inrichting (een nieuwe de gehele inrichting omvattende vergunning) De vergunning wordt gevraagd voor: 9 onbepaalde tijd 0 een beperkte tijdsduur, namelijk voor de duur van: _ 1.1 Eerder verleende vergunningen, wijziging van vergunningen, meldingen en ontheffingen voor het perceel waarvoor deze aanvraag geldt Zijn er eerder (in het verleden afgegeven, maar nog van kracht) miheuvergunningen of ontheffingen verleend, milieuvergunningen gewijzigd of meldingen gedaan? 0 Nee 8 Ja, namelijk:
lQJ9/Q$
Soort vergunning/ontheffing
Datum besluit(en)
0 oprichtingsvergunning
datum:
0 uitbreiding- en/of wijagmgsvergunning(en) datum: datum: 0 een nieuwe, (deel)revisievergunning
datum: _
0 melding(en) vgl. art. 8.19
datum: _
0 kennisgevingen) vgl. art. 8.40
datum: _
0
datum:
1.2 Tegelijkertijd ingediende aanvragen omvergunningen/ontheffingen Vinden er bouwkundige uitbreidingen en/of nieuwbouw plaats? 0 Bouwvergunning (nog) niet aangevraagd 0 Bouwvergunning aangevraagd
datum: ^ 6 - \~L-
0 Sloopvergunning aangevraagd
datum: _
Vinden er lozingen plaats waarvoor een W.v.o.-vergunning noodzakelijk is? 0 W.v.o.-vergunning (nog) niet aangevraagd 0 W.v.o.-vergunning aangevraagd
datum:
0 W.v.o.-vergunning is verleend
datum: _
0 Nee 0 Ja
i
Ol
ft
Nee 0 Ja
Vinden er activiteiten plaats waarvoor op grond van de Bouwverordening of de Brandveiligheidverordening een gebruiksvergunning noodzakelijk is?
6 Nee
0 Ja
0 Gebruiksvergunning (nog niet aangevraagd) 0 Gebruiksvergunning aangevraagd
datum; _
0 Gebruiksvergunning is verleend
datum:
_ _
1.2.1 Dient er een milieu-effectrapportage t.b.v. de beslissing op deze aanvraag te worden gemaakt? 0 Nee 0 Zo ja, deze bijvoegen 2. OMGEVING Afstand van bedrijfsgebouwen tot de gevel van de dichtst bijzijnde woning van derden: idO Afstand tussen laad- en losactivitciten en de gevel van de dichtst bijzijnde woning van derden:
meter meter
Ligging van de inrichting: 0
Centrum/kern
0 Rustige woonwijk 0
Lintbebouwing
0
Industrieterrein
8
Buitengebied
0 Bij gevoelig object, nl.: _ 0
Grondwaterbeschermingsgebied
In te vullen door bevoegd gezag: Naam bestemmingsplan: Toegekende bestemming van het perceel:
3. PROCESBESCHRIJVING 3.1 Beschrijving van activiteiten, processen technieken en installaties Toelichting: Beschrijf welke processen er zijn en welke installaties en technieken worden toegepast. Beschrijving, eventueel opsplitsen in hoofd- en nevenactiviteiten. Op de tekening worden aangegeven waar welke activiteiten plaatsvinden binnen de inrichting. Voor een uitgebreide beschrijving mag worden verwezen naar een aparte bijlage.
3.2 Bedrijfstijden Welke bedrijfstijden worden gehanteerd? O
Hl Cto> \-\
0
J2. uur tot ty Èg uur
d a g t/m .1 rri>f-g
dag van _
dag t/m
0 zondag van.
. uur tot.
uur tot
.uur
. uur
Zijn er buiten deze tijden nog installaties of bedrijfsonderdelen in werking? ONee
W
0 Ja, te weten:
Zijn er bij uw bedrijf afwijkende piekdagen of seizoengebonden afwijkingen van bedrijfstijden? 0Nee
(D:1?iV■>' L
9 Ja, te weten:
3 3 Capaciteit/aantal werknemers Wordt er in meerdere ploegen gewerkt? © Nee
0 Ja, als volgt 0
Totale productie in 2-ploegendienst
0
Totale productie in 3-ploegendienst
Aantal medewerkers (inclusief directie en bedrijfsleiding): _ 4. GRONDSTOFFEN EN PRODUCTEN 4.1 Drukhouders Soort ft Acetyleen 0 Argon 0 Butaan 0 Koolzuur/C02 OLPG 0 Propaan 0 Stikstof 0 Waterstof 0 Zuurstof 0
Aantal
Flessen/tanks
Totale waterinhoud liter ofm
Locatie
i V
f
i
_4&^ \.BU V
•'
0 n.v.t. 4.2 Koeling Installaties /
0 n.v.t.
Koelmedium
Inhoud kg
4 3 Milieugevaarlijke stoffen. Soort
Wijze van opslag H oeveelheid/ Ondergr ofbovengr tank/ Max. opslag, m3 Emballage/etc.
Locatie
A ardolieproducten O 2■L
^
1-1 fll
V^' ws3
"ZAÈ
fre>R,
Verf/lak/oplosmiddelen/verhardingsmiddelen -^-
Reinigingsmiddelen
Giftige/corrosieve/prikkelende of ontplofbare stoffen
Bestrijdingsmiddelen
Overige
0 n.v.t. 4.4 Andere (grond)stoffen (Grond)stof
Max. opslag hoeveelheid Wijze van opslag (ton, m3 of stuks)
Locatie
Product
Max. opslag hoeveelheid Wijze van opslag (ton, m3 of stuks)
Locatie
© n.v.t.
W ^^O
4.5 Water ge(ver)bruik. Soort water
tn3/jr 2002
m3/jr 2003
m3/jr 2004
Gebruiksdoel
Leidingwater Grondwater Oppervlaktewater
Totaal • Onbekend, inschatting jaarverbruik: _
_ m3
0 n.v.t. 4.6 Maatregelen gericht op een zuinig ge(ver)bruik van grondstoffen (incl. water)
5. ENERGIE 5.1 Energie-onderzoek 0
Bedrijfsmilieuplan is bijgevoegd
0
Analyse energieverbruik is bijgevoegd
0
(Beperkt) energiebesparingsonderzoek is bijgevoegd n.v.t.
5.2 Verwarming Soort
(Totale) nominale belasting onderwaarde
0
Cv. aardgas
kW
0
Direct gasgestookte heater
kW
Cv. huisbrandolie
kW
Elektrische verwarming
kW
0
Hou
t
n.v.t.
5 3 Energieverbruik Totaal
2002
2004
2003
Elektriciteit
kWh
kWh
kWh
Aardgas
m3
m3
m3
Olie
1
1
1
t Onbekend, inschatting jaarverbruik: 0 n.v.t.
5.4 Maatregelen gericht op een zuinig gebruik van energie 0
Energiezuinige verlichting
0
Verbeterd rendement centrale verwarmingsketel
0
Hoogrendement centrale verwarmingsketel (HR-ketel)
0
Warmtewisselaar
0
Thermische isolatie
0
Warmte-kracht-koppeling (WKK)
0
Anders:
0
n.v.t.
6. LUCHT 6.1 tuchtonderzoek 0
Rapport emissie-onderzoek is bijgevoegd (NER)
0
Indicatief onderzoek geuremissie is bijgevoegd
0
Kwahtanef/Kwantitatief geuremissie onderzoek is bijgevoegd
8
n.v.t.
6.2 Hoe wordt geventileerd? 0
niet
9
Op natuurlijke wijze _
0
Op mechanische wijze
0
Aantal elektrische ventilatoren
-f
. meter boven het maaiveld/daklijn meter boven het maaiveld/daklijn stuks, totaal vermogen van de ventilatoren is.
.kW
6.3 Worden dampen/gassen of stofhoudende lucht afgevoerd? 0 Nee
0 Ja, hieronder specificeren:
63.1 Gegevens over de aard van de emissies: Aardfalgemene omschr.)
Officiële stofnaam
CAS-nummer
63.2 Gegevens over de bronnen van emissies: Stof
Emissiepunl Plaats en hoogte
Emissiewijze Continue/Discontinue Stabiel/Fluctuerend
Bedrijfsproces
6 3 3 Gegevens over de omvang van de emissies alsof geen gebruik wordt gemaakt van nageschakelde technieken: Stof
Concentratie (mg/m3)
Duur (uur/dag)
Debiet (mi/uur)
Massastroom (kg/jaar) (kg/uur)
0 Onbekend 63.4 Gegevens over de omvang van de restemissies na toepassing van nageschakelde technieken: Stof
Concentratie (mg/mi)
0 Onbekend 6.4 Maatregelen ter beperking/voorkomen van emissies Bronmaatregelen: 0
Gesloten systemen
0
Dampretoursysteem
0
Anders, namelijk: _
0
n.v.t.
Nageschakelde technieken: O
0
Soort filter
reductie: reductie:
% %
Soort wasser
reductie: reductie:
% %
Soort afscheider
reductie: reductie:
% %
Soort verbrander
reductie: reductie:
% %
Anders, namelijk
reductie: reductie:
% %
nv.t.
6.5 Wordt er verf of lak gespoten? © Nee
0 Ja, hieronder specificeren:
0 mechanisch: .0 thermisch: 0 chemisch: 0 alkalisch: 0 0 Filtering
0 type filtering: 0 vangpercentage:
Spuitmethode
0 pneumatisch, % overspray:. 0 warm-airless, % overspray. 0 elektrostat.,% overspray:. 0 _, % overspray:. 0 spuitcabine(s), ar(s) op tekening: 0 spuitwanden, nr(s) op tekening: 0 , nr(s) op tekening: kg per dag/week/maand (% oplosmiddel — % ) 0 oplosmiddelhoudende lak/verf kg per dag/week/maand (% oplosmiddel %) 0 oplosmiddelarme lak/verf 0 waterverdunbare lak/verf kg per dag/week/maand 0 verharder kg per dag/week/maand
Plaats
Verbruik
0 Bijgevoegd 0 Bijgevoegd 0 Bijgevoegd 0 Bijgevoegd
is een lijst met de samenstelling van de lak, verdunner, verharder e.d. is een emissieberekening van de spuitwand/spuitcabine is een lijst met maatregelen die worden getroffen om de oplosmiddelen-emissies te reduceren is documentatie over de spuitreinigingsappararuur
Is een aparte verfaanmaakruimte aanwezig? 0 Nee
0 Ja, nr. op de tekening
6.6 Vinden er in de inrichting laswerkzaamheden plaats? O Nee
9 Ja, hieronder specificeren: Te lassen materiaal Gelegeerd/Ongelegeerd/ Roestvrijstaal
Lastechniek
Aantal fte's
0 Druklassen 0 Autogeen lassen 0 Onder poeder lassen 0 Booglassen met beklede elektroden 0 TIG-lassen 0 Plasmalassen 0 MIG/MAG-lassen met massieve draad 0 MIG/MAG-lassen met gevulde draad met gasbescherming 0 MIG/MAG lassen met gevulde draad zonder gasbescherming 0 Elektronenbundellassen 0 Laserlassen
»
CO o
-fQU
fi.0fserakf
.
Hoeveel lasdraad en elektrodes wordt per jaar verbruikt? 0 Lasdraad:
7
kg
0 Elektrodes: _
kg
AFVALSTOFFEN
7.1 Afvalstoffen-onderzoek 0
Afvalpreventie-onderzoek is bijgevoegd
0
Afvalpreventie-plan is bijgevoegd
0
Checklist indicatie omvang afval en emissie is bijgevoegd
0
n.v.t
7.2 Bedrijfsafvalstoffen Afvalstoffen 0 G.F.T OHout 0 Kunststoffen 0 Metaal 0 Papier 0 Karton 0 Dierlijk cq. Slachtafval , 0 0 0 n.v.t.
Afvoerfrequentie
Hoeveelheid per jaar
Wijze van opslag
Max.opslag Inzamelaar/ verwerker
7.3 Gevaarlijke afvalstoffen Afvalstoffen
Afvoerfrequentie
Hoeveelheid per jaar
Wijze van opslag
Max.opslag Inzamelaar/ verwerker
0 Afgewerkte olie 0 Accu's 0 Verfrestanten 0 Verv.oplosmiddel 0 Poetsdoeken 0 07W/S mengsel 0 Oliehoudend 0 Verv.koelvloeistof 0 0 0 • n.v.t. 7.4 Lozingen van bedrijfsafvalwater Wordt er bedrijfsafvalwater afgevoerd? 0 Nee
9 Ja, als volgt:
Het bedrijfsafvalwater van de inrichting wordt afgevoerd: 9 Op het gemeentelijk
riool
0 Direct op het open water
0 Via een septic tank 0 Op de bodem
0 Anders: Het afvalwater wordt behandeld in een: 0 Bezinksel-afscheider
0 Zetmeelafscheider
0 Vetafscheider
0 Waterzuiveringsinstallatie
0 Olie/benzine-afscheider
9 Bezinkinstallatie
0 Anders: Toelichting: Documentatie en/of berekeningen toevoegen. Op de tekening moet de aansluiting van het bedrijfsriool op het gemeentelijke riool en/of oppervlakte water en/of bodem zijn aangegeven. Voorts is aanwezig:
0 Monsterput 0 Meetput
Hoeveelheid afvalwater dat wordt afgevoerd: Lozingsdebiet bedrijfsafvalwater:
0 0 Onbekend
m3 _m3/h
Wordt hemelwater vanaf de inrichting afgevoerd? 0 Nee
8 Ja, in dit geval op: 0 Het gemeentelijke riool: 0 Gemengd stelsel 0 Schoon water riool 0 Vuil water riool 0 Direct op het open water 0 Op de bodem
7.5 Maatregelen gericht op het voorkomen en beperken van het ontstaan van afvalstoffen
8. GELUID, TRJXLINGEN EN VERKEERSBEWEGINGEN 8.1 Akoestisch rapport 0
Akoestisch rapport is bijgevoegd
9
n.v.t
8.2 Verkeersbewegingen van en naar de inrichting Maximaal aantal per: Dag Week Maand 0 Personen auto 0 Bestelauto 0 Vrachtauto 0 0
Aantal aan- en afvoer bewegingen tussen: 07.00 en 19.00 en 23.00 en 19.00 uur 23.00 uur 07.00 uur ^ J_ u _
fd. l£_ U
8 3 Verkeersbewegingen binnen de inrichting Aantal 0 Heftruck LPG 0 Heftruck diesel 0 Heftruck elektrisch 9 Tractor 0 0
_L|_
Aantal uren in bedrijf tussen: 07.00 en 19.00 en 19.00 uur 23.00 uur
23.00 en 07.00 uur
1_
a&
J_
8.4 Parkeerplaatsen Maximaal aantal aanwezige vrachtauto's
ƒ
Aantal parkeerplaatsen op eigen terrein
/
stuks _ stuks
8.5 Geluidsproducerende activiteiten 0 Interne transportbewegingen (bv. heftrucks (diesel) /traktoren) 0 Laden en lossen tussen 19.00 en 07.00 uur (aantal/week) 0 Geluidsproducerende onderhoudswerkzaamheden 0 Luchtbehandeling/ventilatoren/arzuiging 0 Muziek • Koelinstallaties 0 Stationair draaien van motoren 0 Compressoren 0 Indirecte hinder (verkeersbewegingen van en naar de inrichting) 0 Andere geluidsproducerende activiteiten, te weten: _ 8.6 Voorzieningen/maatregelen ter beperking van geluid- en trillingsbelasting
9
0
Speciale compressor ruimte, nummer op tekening
0
Dempers, ter plaatse van _
0
Omkasting, ter plaatse van
0
Sluisdeuren, nummer op tekening
0
Geluidsmuur/wal, nummer op tekening
0
Anders, namelijk
9
n.v.t.
BODEMBESCHERMING
9.1 Bodemonderzoek 0
Nulsituatie bodemonderzoek is bijgevoegd
0
NEN 5740 bodemonderzoek is bijgevoegd
•
n.v.t.
9.2 Maatregelen en voorzieningen ter bescherming van de bodem Bedrijfsactiviteit 0 Opslag in ondergrondse of ingeterpte tank 0 Opslag in bovengrondse tank vrij van de grond/met bodemplaat 9 Opslag en verlading (vloeistoffen) in emballage 0 Opslag en verlading stortgoed 0 Opslag en verlading bulkgoed 0 Verpompen 0 Leidingtransport 0 Calamiteitenopvang 0 Activiteiten in werkplaats 0 ProcesactiviteitenA-bewerkingen 0 Los- en laadactiviteiten 0 0 0 av.t.
Bodembeschermende voorziening (1)
U&**k JeLkL
Beheersmaatregelen (2)
Toelichting ad. 1: Bij bodembeschermende maatregelen wordt gedacht aan vloeistofdichte opvangvoorziening, kerende voorzieningen (bijv. klinkers, betonplaten, tegels), lekbak, dubbelwandige tanks, lekdetectie, gesloten systeem, etc. Toelichting ad. 2:Bij beheersmaatregelen wordt gedacht aan lekdetectie, periodieke controle conform normen/richtlijnen, visuele inspectie, werkinstructies, onderhoudsprogramma, etc. Is een bodembeschermende voorziening voorzien van een 'PBV-verklaring vloeistofdichte voorziening'? • Nee
0 Ja, deze bijvoegen
10. OVERIGE GEGEVENS 10.1 Is er een bedrijfsmilieuzorgsysteem? • Nee 0 Nee, maar er wordt voor
(datum) een bedrijfsmilieuzorgsysteem opgezet
0 Ja, er is een bedrijfsmilieuzorgsysteem, maar nog niet operationeel. 0 Ja, er is een bedrijfsmilieuzorgsysteem operationeel. Indien een bedrijfsmilieuzorgsysteem aanwezig is, is deze gecertificeerd? 0 Nee
0 Ja, als volgt
OEMAS 0 ISO 14001 0 BS 7750 0 Toelichting: Indien een bedrijfsmilieuzorgsysteem aanwezig is, dient een exemplaar te worden bijgevoegd. 10.2 Verkeervervoersplan 0
Verkeervervoerplan is bijgevoegd
0
Er is geen verkeervervoerplan, maar deze wordt binnen
0
n.v.t.
103 Metingen en registratie van milieubelasting • 0 0 0 0 0 0 0 0
Waterverbruik Grondstoffenverbruik Afvalstoffen Energieverbruik Emissies naar de lucht Keuringen/inspecties, o.a. brandstoftanks Capaciteit Bedrij fswater Bodem- en/of grondwaterkwaliteit
0
n.v.t.
jaar opgezet
10.4 Toekomstige ontwikkelingen Wat zijn de redelijkerwijs te verwachten toekomstige ontwikkelingen? Toelichting: Er kan hierbij gedacht worden aan technieken of materialen ter vermindering of voorkoming van milieubelasting, eventuele vestiging van nevenindustrieën of andere te verwachten ruimtelijke ontwikkelingen, waarbij de situering en de periode waarbinnen deze zullen worden gerealiseerd worden aangegeven. Maak voor de beantwoording eventueel gebruik van een aparte bijlage.
11. BIJLAGEN Dit formulier wordt vergezeld van de volgende ondertekende en gedateerde bijlagen: X 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
plattegrondtekening(en), genummerd van tot keuringsrapporten, genummerd van tnt kopie aanvraag vergunning ingevolge de Wvo akoestisch onderzoek bodemonderzoeksrapport PBV-verklaring vloeistofdichte voorziening MER B1M Bedrijfsmilieuplan Analyse energieverbruik (Beperkt)energiebesparingsonderzoek Emissie-onderzoek (NER) Indicatief onderzoek geuremissie Kwalitatief/kwantitatief geuremissie onderzoek Afvalpreventie onderzoek Afvalpreventie plan Checklist indicatie omvang afval en emissie Documentatie/berekeningen afvalwaterzuivingstechnische en -controlevoorzieningen Verkeervervoerplan _ . . . . . . . ,„ ...
o Bedrijfsnoodplan o Extem veiiigheidsrapport 0 Kwantitatieve risico evaluatie
° 12. ONDERTEKENING
Behoort bij brief/besluit van Burgemeester en Wethouders yjQ.T\ Coevorden
d.ri. 1 2 APR 2007 nr.?..?..? 7 ' ONTVANGEN - \ JAN. 2007
Plaats Datum Naam (invullen in blokletters)
OcM-er- u^J2-w
Handtekening aanvrager/gemachtigde *):
*) Aangegeven wat van toepassing is: indien een handtekening namens een rechtspersoon is gezet, s.v.p. vermelden de naam van de ondertekenaar (in blokletters) en zijn of haar hoedanigheid bij die rechtspersoon (bijv. J. Janssen, directeur van fabriek X)
1
ONTVANGEN ■ 4 JAN. 2007 BIJLAGE BIJ HET AANVRAAGFORMULIER OM VERGUNNING WET MILIEUBEHEER - AGRARISCHE SECTOR In te vullen door de aanvrager: 1. ALGEMENE GEGEVENS De aangevraagde milieuvergunning heeft ïeeft betrekking op: Aard van de inrichting: Adres van vestiging: Postcode en plaats:
2.
w
^ IH
^
OMGEVING
In de directe omgeving van het bedrijfis/zijn gelegen: o Bebouwde kom O Ziekenhuis, sanatorium, internaat, etc.
D(fcSft"i3lig
Behoort bij brief/besluit van Burgemeester en Wethouders van Coevorden,
d.d.
1 2 APR 2007
...2. ° ° 7 /
O Bungelowpark, camping, etc. O Zwembad, speeltuin O Meerdere burgerwoningen in lintbebouwing O Meerdere verspreid liggende burgerwoningen O Een enkele burgerwoning in het buitengebied ö Agrarische bedrijfswoning van derden O De kortste afstand tussen de inrichting en het dichtstbijzijnde voor verzuring gevoelig gebied: _
_ meter
3. DE OPSLAG VAN KUDLVOER 0 N.v.t. O De afstand tussen de kuilvoeropslag van gras en de dichtst bijzijnde woning van derden of gevoelig object bedraagt l60 meter. O De afstand tussen de kuilvoeropslag van snijmais en de dichtst bijzijnde woning van derden of gevoelig object bedraagt I PO meter.
4. AFSTANDEN MESTOPSLAG N.v.t O De afstand tussen de opslagplaats van vaste mest en de dichtst bijzijnde woning van derden of gevoelig object bedraagt ZSO meter. O De afstand tussen de opslagplaats van vloeibare mest en de dichtst bijzijnde woning van derden of gevoelig object bedraagt j DO meter. 0 De afstand tussen de opslagplaats van gier en de dichtst bijzijnde woning van derden of gevoelig object bedraagt lüO meter.
?