Klas: L3D Groep: 1 Namen: Stephan, Andrew, Wesley, Joey en Marsel L: wesley en stephan
1
Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk
1 blz. 2: 2 blz. 3: 3 blz. 4: 4 blz. 5 t/m blz. 6: 5 blz. 7 t/m blz. 15: 6 blz. 16 t/m blz. 19: 7 blz. 20 t/m blz. 26:
Hoofdstuk 8 blz. 27 t/m blz. 33:
Hoofdstuk 9 blz. 34 t/m blz. 39: Hoofdstuk 10 blz. 40 t/m blz. 42:
Hoofdstuk 11 blz. 43: Hoofdstuk 12 blz. 44: Hoofdstuk 13 blz. 45:
Inhoudsopgave Voorwoord Inleiding Het deltaplan Zeer zware storm De deltawerken De getroffen gebieden en de sociale impact. De wederopbouw van Zeeland en de economische oorzaken van de ramp. De hulpverlening Kan er in de toekomst nog zo`n zelfde ramp gebeuren. Nawoord Bronvermeldingen Uitleg extra’s
2
Watersnoodramp Hoofdstuk 2 Voorwoord Iedereen Wij als groep hebben dit onderwerp gekozen omdat het een boeiend en interessant onderwerp is. Nederland moet al eeuwen lang, en ook nu nog, tegen het water vechten. Het is een onderwerp waar veel informatie over te vinden is en waar wij ook veel deelonderwerpen over konden bedenken. Onze hoofdvraag luid als volgt: Ø Was de watersnoodramp een fout van de overheid of was de natuur de oorzaak van de ramp? In het nawoord vindt u aan het eind van dit werkstuk onze conclusie op deze hoofdvraag. Aan de hand van de hoofdvraag en de verschillende deelonderwerpen zijn we informatie gaan zoeken. Dit hebben wij met name uit de mediatheek op school en van internet gehaald. Slechts een aantal leden van onze groep, te weten Marsel, Joey en Stephan, hebben de nodige informatie uit boeken gehaald. Ook het nagaan of het een betrouwbare bron was gaf niet erg veel problemen. We hebben heel wat uurtjes doorgebracht in zowel de media- als ook de bibliotheek. En dit is het resultaat! Wij hebben er in ieder geval weer behoorlijk wat van opgestoken en weten nu veel meer over de beruchte watersnoodramp 1953.
3
De watersnoodramp Hoofdstuk 3 Inleiding Marsel Blok Het was voor meteorologen 12 uur lang tijd pas duidelijk: ons land stond voor een catastrofale zaterdag op de 1e februari 1953. Een zeer zware storm zakte naar Nederland af. De storm stuwde het zeewater enorm hoog op en veel dijken begaven het in de nacht van zaterdag op zondag. Veel mensen en ook vee werden bedolven onder de enorme ‘waterberg’ die vooral de zuidwestelijke delen van Nederland trof. De storm hield lang aan, waardoor het water lang bleef staan. Veel mensen kwamen om het leven. Toen de ramp zich had voltrokken kwam de hulp op gang, met alle middelen werd geprobeerd mensen te redden, maar te vergeefs de ramp had zijn tol al geëist: meer dan 1800 mensen hadden het leven verloren. Na de ramp werd door de regering het delta plan opgesteld en werden de huizen en andere gebouwen weer opgebouwd, ook het buitenland droeg een steentje bij aan de hulp. Maar hoe kon het toch zover komen? Wat doet de regering om dé ramp van de vorige eeuw nu te voorkomen? Wat waren de consequenties voor de mensen in de kuststreken van Nederland? En hoe werden stormen toen en nu voorspeld? Deze en nog meerdere vragen worden in dit werkstuk allemaal beantwoord.
4
Watersnoodramp 1953 Hoofdstuk 4 Het deltaplan Joey Kars Het deltaplan Het volgende stukje tekst gaat over de belangrijkste maatregelen die de regering nam voordat de watersnoodramp plaatsvond. Wat is een vijf-eilanden-plan? Waar werd deze gebruikt? Welke plannen waren er al? Waarom heette het ‘delta’werken? Enz. De antwoorden op al deze vragen vindt je in de tekst hieronder. Na een lang onderzoek en na alle opties te hebben afgewogen besloot de regering van Nederland te kiezen voor de deltawerken. Maar hoe en waarom hebben ze dat besloten? Er kwam eerst een oud plan van de regering namelijk kustverkorting, want kustverkorting maakt het vechten tegen water een stuk lichter. Al in 1939 werd er door de minister van Waterstaat zogenaamde stormvloedcommissie ingesteld. Deze commissie moest naar de volgende problemen onderzoek doen: -- De optredende stormvloedstanden langs noord zee en de beneden rivieren -- De invloed van indijking rivier verbeteringen en baggerwerken op de hoogwaterstanden. -- Wat zijn de zwakke schakels ten aanzien van de Noordzeekust en welke maatregelen er genomen moeten worden. De commissie hield rekening met de stijging van de zeespiegel en de daling van Nederland tot het jaar 2000. Ze komen tot de volgende conclusie: Op veel plaatsen is er dijkverhoging noodzakelijk, maar ze hoeven niet zo hoog gemaakt worden als de regering besluit de zeearmen dicht gooien dat heeft ook als voordeel dat de dijken van de binnenlandse rivieren ook niet echt opgehoogd moeten worden. Door de Tweede Wereld oorlog raakte het onderzoek in vergetelheid. Maar bij Rijkswaterstaat raakte de onderzoeken niet in de vergetelheid. Rijkswaterstaat hield zich namelijk tijdens de bezetting van Nederland druk bezig met studies tegen het optreden van verzilting en stormvloeden. Ze kwamen tot de conclusie dat de zeegaten moesten worden afgedamd. Er verschijnt in 1942 een vijf-eilanden-plan voor de Zuid-Hollandse eilanden Rozenburg, Voorne –putten, Hoekse Waard, Ijsselmonde, en het eiland van Dordrecht.Om die eilanden werd er een soort ringdijk geplaatst Na een paar jaar komt er een nieuw plan. In de tijd, zo rond 1950, tussen de bevrijding en de watersnoodramp word er wel wat gedaan aan de veiligheid. Zo worden de zeegaten tussen Rozenburg en Putten afgedamd. Intussen blijven de plannen loskomen. Maar toen gebeurde het waar men al een tijdje bang voor was, namelijk een watersnoodramp [ 1953 ]. Na deze vreselijke gebeurtenis zet de regering vaart achter de onderzoeken. Er werd zelfs een commissie ingesteld op 21 februari . A. Maris had de leiding over de deltacommisie. Hij was generaal van Rijkswaterstaat. De commissie zet er vaart achter, maar doet het wel stap voor stap. En zo ontstonden beetje bij beetje het deltaplan. De commissie had een paar beperkingen: -De Westerschelde moest openblijven omdat anders de weg naar de haven van Antwerpen werd afgesloten. -En de Rotterdamse waterweg moest ook open blijven. . Waarom heeft Nederland de deltawerken de deltawerken heeft genoemd?. Van oudsher is het woord delta de driehoekige letter "V" van het Griekse alfabet. En de betekenis van het 5
woord is een gebied waarin een of meer rivieren uitmonden. En dat gebeurd ook op de plekken waar de latere deltawerken komen. Maar er is ook nog een andere reden. Want het Nederlandse deltagebied staat internationaal bekend als : The Dutch delta Als eerste word in 1954 gestart met de "afsluiting" van het Hollandse IJssel. Dit omdat een doorbraak van de IJssel dijken zeer dreigend is en omdat er dan industrie en een woongebied --- 1,5 miljoen inwoners --- gevaar lopen. Na de voltooiing van dit deltawerk volgen al gauw de andere. Er zijn bijna ook geen protesten behalve bij de bouw van de Brouwersdam en van de Oosterschelde kering. De bouw van de Brouwersdam ging gewoon door ondanks de protesten maar de plannen van de bouw van de Oosterschelde werden wel veranderd.De plannen voordat de watersnoodramp plaatsvond zijn daarna niet veranderd. Kustverkorting was het oudste plan om het water tegen te gaan. Na lange onderzoeken heeft de regering besloten een plan op te stellen om een paar deltawerken Te gaan bouwen. Bij het deltaplan heeft de regering er een deltacommisie bij gevoegd. ‘Delta’ is de V van het Griekse alfabet. De betekenis van het woord is een gebied waar een of meerdere rivieren uitmonden. De belangrijkste maatregel die de regering nam waren dus de deltawerken+deltaplan.
Conclusie Dankzij het deltaplan hebben we het water vanuit de zee nu onder controle.
Bronnen www.google.nl; www.media.thinkquest.nl / teksten www.neeltjejans.nl / plaatjes
6
Watersnoodramp 1953 Hoofdstuk: 2 Titel: “zeer zware storm…” Marsel Blok Inleiding “Toenemende bewolking en een sterk toenemende wind, in de ochtend noordwester storm maar in de namiddag en avond kans op zware tot zeer zware storm uit noord tot noordwest”. Het is guur weer met van tijd tot tijd enkele regenbuien. Er dient rekening mee te worden gehouden dat de storm de gehele nacht zal voortduren”. Zo klonk het weerbericht aan het begin van de beruchte 1 februari 1953. Niemand wist dat met dit bericht een zeer gevaarlijke en voor de kustbewoners een catastrofale 48 uur werd ingeleid… Op 1 februari braken op veel plaatsen de dijken door in Zuid-Holland en Zeeland als gevolg van een stormvloed. De hoge waterstanden werden veroorzaakt door een zware storm die over een groot gedeelte van het Noordzeegebied woedde. Langdurig werd met een noordnoordwestelijke stroming het zeewater tot recordhoogte opgestuwd. De dijken konden de druk niet verwerken en bezweken massaal. Wel vaker was in voorgaande decennia een dergelijk groot stormveld over de Noordzee getrokken, maar toch was daarbij niet hetzelfde hoge water ontstaan. Wat was er dan zo anders op die beruchte 1 Februari? Hoe werden stormen toen en nu voorspeld? En hoe was het die avond voor de ramp op het KNMI? Op al deze vragen vindt u in dit werkstuk een antwoord.
Ondergelopen seinhuis tijdens de watersnoodramp in februari 1953 na het doorbreken van de dijken.
7
De verschillende oorzaken Er zijn een paar oorzaken aan te wijzen voor het voltrekken van de ramp op 1 februari 1953. - Ten eerste was de duur van de storm buitengewoon lang. In de loop van 31 januari, daags voor de ramp, werd duidelijk dat ons land aan de vooravond stond van een catastrofe. De depressie, die later via de Duitse bocht langs de waddeneilanden zou trekken, veroorzaakte bij Schotland een orkaan met windstoten van 180 km/u. Dat windveld zou zich later over de Noordzee in zuidelijke richting uitbreiden. Uit onderzoek is gebleken dat de maximale opstuwing van het Noordzeewater ongeveer twaalf uur na het moment dat een storm boven de Noordzee opsteekt, wordt bereikt. Het zeeniveau aan de Nederlandse kust reageert met een vertraging van ten hoogste zes uur op de windsituatie in het zuidelijke deel van de Noordzee. Wil een maximale opstuwing langs de Nederlandse kust plaatsvinden, dan moet een storm dus tenminste een duur hebben van zes tot twaalf uur. Aan deze criteria voldeed de storm van 1953 zeker, de storm nam maar langzaam in kracht af en hield daardoor lang aan, vooral in het zuidwesten van ons land waar de windmeters circa 20 uur achtereen windkracht 9 of meer aanwezen! Den Helder registreerde in het begin van de nacht een uur lang een gemiddelde windsnelheid van 27 meter per seconde (97 km/uur) en een hoogste windstoot van 144 km/uur. Op verschillende weerstations langs onze kust, waaronder ook Vlissingen werd windkracht 10 gemeten. Ook in het binnenland bulderde de storm waarbij vrijwel overal zeer zware windstoten optraden van meer dan 100 km/uur. Het windveld dat zich over de hele Noordzee en ons land ontwikkelde, hing samen met enorme verschillen in luchtdruk: in de nacht van zaterdag op zondag wezen de barometers in Eelde liefst 23 hPa lager aan dan in Vlissingen, een zeldzaam groot verschil. - De tweede oorzaak die voor de ramp zorgde was de vloed. Doordat het stormveld voor tenminste 12 uur het zeewater opstuwde, werd het effect op het tijdstip van vloed extra sterk. Uit registraties van de waterstanden is gebleken dat de hoogste opstuwing van het zeewater enkele uren voor het tijdstip van het hoog water heeft gelegen. Toch was op het tijdstip van de vloed de opstuwing door de wind nog zo groot, dat er enorm hoge waterstanden ontstonden. Een kleine factor heeft ook iets bijgedragen, namelijk het feit dat er sprake was van een springvloed. Springvloed is een vloed die door de speciale stand van de zon, aarde en maan een extra verhoging van de normale vloedstand geeft en een extra verlaging op het moment dat het eb begint te worden. Toch is het effect van deze factor niet erg groot in vergelijking met het opstuwingseffect van de wind. De verhoging van het water door het springtij op de zondag morgen 2 februari bedroeg zo’n 10 tot 15 centimeter. De werkelijk waargenomen waarde op het moment van springtij was in combinatie met de wind zo’n 2,5 meter boven de normale vloedpeil. Het effect van de windstuwing wordt hierdoor wel duidelijk. Door de extra 2,5 meter water kwam het waterpeil in vlissingen uit op een maximale stand van 4,55 meter boven NAP! Maar ook de stand van het springtij levert niet altijd een even grote verhoging op de normale vloedstand. Dit wordt veroorzaakt doordat de maan haar baan niet in een perfecte cirkel volgt, maar meer in een ellips. Soms staat de maan ten zijde van het springtij relatief dicht bij de aarde, een andere keer weer verder ervandaan. Op 1 februari 1953 viel het springtij samen met een grote afstand tussen de maan en de aarde. De springvloed van 1 februari hoort dus tot de lage springvloeden. Veertien dagen later zou sprake geweest zijn van hoge springvloed en zou het water nog 40 cm hoger zijn gekomen.
-
Als dezelfde storm dus op 15 februari had gewoed was de situatie nog ongunstiger geweest, het water zou dan nog een extra verhoging hebben gekend van een halve meter! Ook het tijdstip van maximale opwaaiing had ongunstiger kunnen zijn: als dat was samengevallen met het moment van de hoogste springvloed was het water nog 8
-
hoger gekomen. Ook als de storm eerder was gekomen was de ramp waarschijnlijk nog erger geweest. En ten slotte hebben we nog een derde factor die bij het ontstaan van de stormvloed een rol speelde was de windrichting. De richting waaruit de wind het water in de Noordzee opstuwde was noordnoordwest. Dit is juist de richting die de hoogste opstuwing kan veroorzaken die maar denkbaar is. De lengte waarover die windrichting het Noordzeewater opjoeg was gigantisch. Die lange baan met hoge windsnelheden strekte zich uit van het noordelijk deel van de Noordzee, voor de Noorse kust tot aan de waddeneilanden.
De avond ervoor op het KNMI… Op de avond voordat de dijken door zouden breken had meteoroloog Postma dienst op het KNMI. Hij beschreef die dag en de avond als volgt: "We hadden de storm al sinds vrijdagavond in de gaten. Je kunt dus zeker niet zeggen, dat Nederland er door overvallen is. Vrijdag ontwikkelde zich achter een depressie ten zuiden van IJsland een stormveld, dat zaterdag pal ten noorden van Schotland krankzinnige windsnelheden veroorzaakte. Over de uiterste punt van Schotland is toen één van de zwaarste orkanen uit de Schotse geschiedenis getrokken. Er zijn daar die zaterdag miljoenen bomen gesneuveld. Nou, die stormdepressie zakte af naar de Duitse Bocht en volgde een koers, die voor ons desastreus was. (hieronder de catastrofale baan die de stormdepressie heeft afgelegd)
De wind draaide toen op de noordelijke Noordzee naar het noordnoordwesten. Dat betekende dat er een stormveld van circa duizend kilometer lengte, precies over het water, recht op onze kust afliep". Postma dacht zaterdag rond het middaguur niet aan een watersnood omdat hij niets wist over de toestand van de zeedijken, maar verwachtte wel een zeer zware storm (windkracht 11) met veel schade en ellende door afgewaaide daken en afgeknapte bomen. Een uur later werd hij afgelost door Bijvoet, die tijdens vloed in de nacht van zaterdag op zondag een enorme "waterberg" voor het zuidelijk deel van de Noordzee voorzag. Bij de stormvloedwaarschuwingsdienst ging zaterdag onder regie van het KNMI om 11 uur een waarschuwing uit voor "flink hoogwater voor de groepen Rotterdam, Willemstad, Bergen op Zoom en Gorinchem". 9
Hieronder de ouderwetse weerkaart uit 1953 van noordwest Europa waarop stormdepressie duidelijk ten NW van ons land te zien is. De soort kammetjes die te zien zijn geven aan hoeveel wind er staat. Hoe meer uitstulpinkjes aan het stokje hoe meer wind er staat.
De vereenvoudigde weerkaart van de versie hierboven. Deze kaart was van 13:00u. De isobaren (lijnen) in de buurt van de depressie kern liggen erg dicht bij elkaar wat betekend dat er veel wind staat, dit is normaal bij een depressie: bij de kern zijn de drukverschillen het grootst.
Meteorologische berichten werden in die tijd via telex uitgewisseld. Dat ging vrijwel net zo snel als tegenwoordig maar vandaag de dag gaat de verwerking van alle informatie met computers natuurlijk veel sneller. Bovendien zijn er vandaag de dag veel meer gegevens beschikbaar, vooral van waarnemingen op zee, deze info komt van schepen en olieboorplatformen die soms meer dan 100 kilometer uit de Nederlandse kust zijn verwijderd en dus goede informatie kunnen verstrekken. Een ander probleem was de routine afspraak dat een waarschuwing voor hoogwater geldt voor de eerstvolgende twee hoogwater situaties. Pas na het eerste hoogwater mag de volgende waarschuwing uit. Zodoende kon er toen volgens de regels nog niet gewaarschuwd worden voor het nachtelijke hoogwater dat tot de ramp zou leiden. Toch kregen de meteorologen zaterdagmiddag aanwijzingen voor een "riskante weersontwikkeling. Voor het Deltagebied werd een nog hogere opstuwing van het water berekend dan 's ochtend was voorzien. Dijkbewaking was dan noodzakelijk. 10
vereenvoudigde weerkaart van 1 februari 1953 om 1300
Om kwart voor zes gaat een nieuw waarschuwingstelegram uit en aan het slot van het weerbericht van 6 uur hoorde iedereen die naar de radio luisterde: "Boven het noordelijke en westelijke deel van de Noordzee woedt een zware storm tussen noordwest en noord. Het stormveld breidt zich verder uit. Verwacht mag worden, dat de storm de gehele nacht zal voortduren en in verband hiermede werden vanmiddag om half zes de groepen Rotterdam, Willemstad en Bergen op Zoom gewaarschuwd voor gevaarlijk hoog water". Volgens de toen bestaande procedure, waarbij de berichten via het PTT telegraafkantoor in Amsterdam aan alle te waarschuwen personen en instanties werden verspreid, kon alleen gewaarschuwd worden voor "flink hoog water" en voor "gevaarlijk hoog water", maar omdat het dit bericht fors dreigde te worden overschreden had Postma liever de (niet bestaande) term "zeer gevaarlijk hoog water"gebruikt… Volgens de toenmalige procedures de hoogste staat van alarm die mogelijk was. Het KNMI wilde nog verder gaan, maar de bewoordingen schoten tekort. Bovendien ging de radio 's nachts uit de lucht. Pogingen om de zenders aan de praat te houden mislukten. Die nacht braken op 90 verschillende plaatsen langs de kust de dijken en begon een vreselijke nacht voor de zuidwestelijke delen van Nederland. Op zondag kreeg het wanhopige volk, alsof het nog niet genoeg was geweest, ook nog een tweede vloedgolf te verwerken, waardoor er nog meer mensen omkwamen dan bij de eerste hoogwatergolf…
Stormvloeden uit de geschiedenis vanaf 1894 Van alle stormvloeden die sinds 1894 in ons land zijn voorgekomen zijn nauwkeurige cijfers bekend. Sinds de stormvloed van dat jaar kende Zuidwest – Nederland nog een aantal zeer hoge waterstanden. In Vlissingen ligt de normale vloedstand 2 meter boven het Nieuw Amsterdams Peil(NAP). In 1894 bereikte het water ten gevolge van een storm een stand van 3,67 meter boven NAP. Op 12 maart 1906 werd dat nog hoger met een stand van 3,92 meter boven NAP. Ook 1916,1928 en 1949 kende hoge stormvloedstanden. 1 februari 1953 overtrof echter alles. In Vlissingen werd een maximale stand van 4,55 meter boven NAP bereikt. Het effect van opstuwing door de wind leverde op zijn hoogst maar liefst een waarde van 310 centimeter water op. Hier in Rotterdam was het opstuwingseffect door de wind nog hoger, namelijk 370 centimeter boven NAP. Omdat hier echter het normale vloedpeil lager ligt dan in Vlissingen, bleef de maximale verhoging ten opzichte van NAP op 3,75 meter steken. Het gevolg van die hoge waterstand was dat in het begin bij veel zeeweringen het water over de dijk heen werd gezwiept. Aan de achterzijde van de dijk werd zo een deel van het dijklichaam afgevoerd. De dijk sleet daardoor uit en de enorme druk aan de zeezijde deed de rest.
11
Ook bij deze zware storm(10 bft) wordt tijdens hoog water het water over de dijk heen gezwiept. (zware storm 1999,Lauwersoog)
De storm van 1953 haalde een hoogste uurgemiddelde van windkracht 10 en is daarmee niet de zwaarste storm uit de historie. Op zeker elf dagen werd langs onze kust een zwaardere storm met een uurgemiddelde van windkracht 11 gemeten en op 7 september 1944 haalde Vlissingen zelfs een gemiddelde van orkaankracht 12. Tijdens deze zwaardere stormen was de windrichting echter niet noordwest zoals in 1953 maar zuidwest waardoor deze stormen ondanks hun hogere windsnelheden geen aanleiding gaven tot sterk verhoogde waterstanden, maar wel de schade aan gebouwen en personen door de wind en niet door het water zoals dat in 1953 het geval was.
De voorspellingen van de storm in 1953
Twee meteorologen van nu geven hun mening over hoe de storm van 1953 is voorspeld met de mogelijkheden en de materialen van toen. Marjon de hond doet nu het weerbericht bij de NOS en op RTL 4. Geurts werkt op het KNMI. De wijze waarop het KNMI in 1953 werkte is nu nauwelijks meer voorstelbaar. Meteogegevens kwamen weliswaar, net als nu, op verschillende manieren binnen. Maar het verschil zit hem vooral in de nauwkeurigheid van de data en de wijze van sturen en verwerken. Weerschepen stuurden per telex de situatie op zee door. Behalve de windrichting, zonden ze data over de luchtvochtigheid, windsnelheid, luchtdruk en watertemperatuur. Een netwerk van ruim twintig waarnemers verspreidt over het land op weerstations, speelde per telex informatie door. Geurts: ,,Dat waren mensen die inderdaad elk uur naar buiten gingen en keken hoe het weer was." Alle informatie werd omgezet in een uniforme code die weerdiensten in een groot deel van de wereld gebruikten. ,,Het versturen van die codes ging net zo snel als met moderne computers, maar het verwerken ervan gaat nu veel sneller." Weerkundigen op het KNMI moesten die codes vervolgens vertalen en de data handmatig intekenen op een weerkaart. ,,Door de gegevens van de honderden meetpunten in te tekenen, ontstond een kaart met lijnen van gelijke luchtdruk. Waar de lijnen dicht tegen elkaar aanliggen is er dus veel verschil in luchtdruk. Dat voelen wij als wind. Het intekenen van die kaarten kostte uren; een heidens karwei." Op basis van die kaarten konden de weerkundigen een weersverwachting voor de komende dag opstellen. Die werd doorgebeld naar het PTTkantoor in Amsterdam die het per telex verder uitstuurde naar de afnemers." 12
Marjon de Hond: ,,Het probleem voor meteorologen in die tijd was dat de storm pas zichtbaar werd toen die al was ontwikkeld." Zie onder.
Een moderne satelliet opname van een stormdepressie in ontwikkeling op de Noordzee(herkenbaar aan de markante krul, boven de Waddeneilanden). Dit soort depressies veroorzaken net zoals in1953 vaak zware stormen. De witte punten zijn zware regen – en onweersbuien die aan de achterzijde van de depressie ontstaan.
Berekeningen en voorspellingen van stormen nu De storm en de waterberg die daarvan het gevolg was is naar de mogelijkheden van begin jaren vijftig goed voorspeld. Tegenwoordig zijn de verwachtingen dankzij de computerberekeningen een stuk gedetailleerder. Uit naberekeningen met de gegevens van 1953 door de huidige computers blijkt dat de komst van zo'n storm vandaag de dag zo'n drie of vier dagen tevoren zichtbaar wordt op de weerkaarten. Een storm met een kracht van 10 op de schaal van beaufort is met zekerheid te voorspellen in een tijdsbestek van 24 uur. Over een storm met een gemiddelde windsnelheid van meer dan 10 beaufort kan men pas 12 uur van tevoren aangeven hoe hard het gaat waaien. De rekenmodellen geven ook nauwkeurig aan hoe hoog het water dan komt. Het KNMI waarschuwt de bevolking en overheidsdiensten in zo'n situatie, bij windkracht 10 of meer, tegenwoordig door middel van het weeralarm.
13
De sterkte van een storm kan dus eigenlijk maar kort van tevoren worden voorspeld. Dit komt doordat het gebied met windkracht 10 of meer betrekkelijk klein is vergeleken met de omvang van de hele stormdepressie. Omdat de Nederlandse bevolking gemiddeld gesproken slechts weinig met dit zware weer te maken krijgt is het ‘verpakken’ van de waarschuwing ook een kunst apart. Hoe bereikt de meteoroloog nu juist bij dit extreme weer op een goede manier het grote publiek? Hoe komt de boodschap het beste over? Het zijn vragen die bij meteorologen steeds weer opduiken op het moment dat er zwaar weer op komst is. Een voorbeeld: in het geval van de storm op 25 januari 1990 werd al op de avond van de 24e januari, dus 24 uur van tevoren, gewaarschuwd dat de windkracht de volgende dag op kon lopen tot 10 beaufort; een tamelijk zeldzame uitspraak dus. Op 25 januari, rond vier uur in de middag werd de uitstaande waarschuwing voor zeer zware storm(windkracht 11), veranderd in de term ‘winden met orkaan kracht’(windkracht 12). Toch had ook deze bewoording niet het beoogde effect. Bij de burger schiet het bevattingsvermogen voor de term ’winden met orkaan kracht’ gewoon tekort omdat zoiets in Nederland gewoon te weinig voorkomt. Heel anders reageert men in Amerika waar Tornado’s elk jaar dood en verderf zaaien. Voor een waarschuwing voor dit verschijnsel via de media weer vrijwel iedere burger wat hem of haar te doen staat. In de eerste klassen van de basisschool worden de kinderen er zelfs op ‘getraind’ hoe ze een schuilplaats moeten zoeken en het verdere handelen als er een tornado in aantocht is. Nu is een tornado wel veel heftiger dan een storm met windkracht 11, maar toch vallen er bij een tornado van de zwaarste klasse in Amerika minder slachtoffers dan bij een storm bij ons. Dit ondanks dat het gebied met zeer sterke winden in een tornado veel kleiner is dan bij een stormdepressie in ons land die net als in 1953 afmetingen van enkele honderden tot vele duizenden kilometers kan beslaan. Zoals u al in het vorige hoofdstuk heeft gelezen gingen vroeger waarnemers om het uur naar buiten om te zien wat voor weer het was. Nu wordt weersinformatie door heel Nederland verzameld d.m.v 56 operationele stations: 38 landelijke KNMI stations, 11 windmeet-palen in het kustgebied en 7 platforms op de Noordzee. De waarnemingen bevatten gegevens van alle meetbare weerelementen. Van sommige bemande stations zijn ook visueel waargenomen gegevens beschikbaar. De visuele waarnemingen worden steeds meer vervangen door data, verkregen langs automatische weg. Met computers kunnen weerkundigen een weersverwachting maken voor de komende tien dagen. ,,Het is een weersverwachting, geen voorspelling", onderstreept De Hond. ,,Ik ben geen Jomanda. Ik heb geen glazen bol en kan dus niet het weer voorspellen. Wel kan ik op 14
basis van beschikbare informatie een verwachting uitspreken over hoe het weer zich waarschijnlijk ontwikkelt." Door de steeds beter wordende technieken kunnen de computers en weerkundigen steeds beter een weersverwachting maken, dus ook beter stormen voorspellen die van hetzelfde kaliber zijn als die van 1953. De kans op herhaling van zo’n ramp wordt gaande weg steeds meer verkleind. Geurts: ,,Dat betekent dus dat weerkundigen voortaan op tijd kunnen waarschuwen voor dergelijke extreme situaties. En daar is al een hoop mee gewonnen”…
Conclusies Wat waren de verschillende natuurlijke oorzaken? Ik ben er achter gekomen dat er behoorlijk wat natuurlijke factoren nodig zijn geweest ( meer dan ik dacht) voor het voltrekken van een ramp, het is samenloop van omstandigheden en daardoor ontstonden die extreme situaties. Was de manier effectief hoe stormen toen werden voorspeld met de toen moderne middelen? De manier was weldegelijk effectief hoe de storm van toen voorspeld was. Met de materialen die destijds beschikbaar waren hebben de meteorologen een aardige verwachting kunnen maken. Het KNMI had ook gewaarschuwd maar dat kwam bij niet veel mensen goed door. Was 1 februari 1953 een uitzondering of zijn er nog andere watersnoden geweest? Ja, de decennia voor de ramp zijn ook met hoge waterstanden uit de bus, maar kwam het keer op keer niet tot een nationale ramp. Maar 1953 sloeg alles.
De geraadpleegde bronnen Internet: www.google.nl www.KNMI.nl
Boek: weergaloos Nederland Uitgevers: Kosmos z&k / KNMI Schrijvers: Harry Geurts & Jacob Kuiper
Watersnoodramp 1953 De deltawerken Hoofdstuk 3 Joey Kars 15
De deltawerken Ik houd mijn deelvraag over de deltawerken. De deelvraag die daarbij hoort luidt als volgt: ‘Welke deltawerken werden vlak na de watersnoodramp gebouwd? Ik heb mijn deelvraag aangepast omdat er 13 verschillende deltawerken zijn. Als ik ze alle 13 zo u behandelen dan kan ik daar een heel boek over vol schrijven. hiernaast zie je een stuk van de
deltawerken
Als eerste word in 1954 gestart met de "afsluiting" van de Hollandse IJssel, dit is nodig om de zwakke dijken langs de Krimpenerwaard te beschermen. De afsluiting is ook nodig ter bescherming van een industrie- en woongebied met 1,5 miljoen inwoners. Tijdens het ontwerpen van dit deltawerk moest de Deltacommissie met de volgende facetten rekening houden: -De kering moest tot 6 meter N.A.P komen. - De kering moet dubbel uitgevoerd zijn. - Het getij moet intact blijven. - De scheepsvaart mag van de afsluiting geen hinder ondervinden. - De kering moet zo dicht mogelijk bij de riviermonding gebouwd worden. Dit waren heel wat eisen, na lang nadenken werd er besloten een Deltawerk te bouwen met een beweegbare deuren die alleen dicht gaan bij een stormvloed. De kering fungeert als een soort sluis. Als het water weer zo hoog komt als in 1953 dan kunnen de twee wanden - die elke ruim 670 ton wegen - tussen de vier grote pilaren naar benden. De twee schuiven vormen dan een soort dam.De schuiven hangen op een hoogte van 20 meter boven N.A.P. Als de 2 schuiven naar beneden zijn, loopt het achterliggende land geen gevaar meer. Om de scheepsvaart door te laten gaan tijdens een afsluiting is er aan de zijkant een schutsluis gebouwd. Een schutsluis zorgt ervoor dat het water aan de ene kant van de sluis hoger is als aan de andere kant. Wanneer er geen noodsituatie is blijft deze stormvloedkering open. De kosten van dit hele waterbouwkundig projct werden geschat op zo’n 40 miljoen gulden De afsluiting van de Zandkreek startte met het maken van een bouwput voor de schutsluis die een lengte van 140 meter en.... een breedte van 20 meter had. Forse afmetingen, die nodig geacht werden omdat het toekomstige Veerse-meer als een achterdeur fungeert voor scheepsvaart van en naar Vlissingen en naar de rest van het land. In 1955 werd er een start gemaakt met de bouw van de verbindingsdam vanaf NoordBeveland tot aan de Zandkreek. Dit project liep voorspoedig en in 1959 werd deze Zandkreekdam met 300 meter versmald. Omdat echter de scheepsvaart erg belangrijk was moest eerst de schutsluis klaar zijn voordat ze de Zandkreek helemaal konden afsluiten. Nadat de schutsluis klaar was kon men beginnen met het helemaal afsluiten van de Zandkreekdam. Voordat echter de caissons geplaatst konden worden werd er eerst een drempel in het water gebouwd, waarop de caissons afgezonken werden.Voor de bouw van deze drempels werd gebruik gemaakt van een nieuwe waterkundige methode. Asfalt werd gebruikt voor de afdekking van de drempels in plaats van de bekende zinkstukken van wilgentenen Om precies 02:22 is de afsluiting van de Zandkreek een feit. Dit is een histories ogenblik voor de bewoners van Noord-Beveland want door de afsluiting zijn ze niet langer afhankelijk van de veerverbindingen. Ook voor Rijkswaterstaat is de afsluiting van de Zandkreek belangrijk, de Zandkreekdam is de eerste van vijf dammen die in het kader van het vijf-eilanden-plan is gemaakt. 16
In 1957 werd de Veerse Gatdam gebouwd. De sluiting van deze dam is moeilijker en omvangrijker dan verwacht. Het belangrijkste probleem was het getijdencyclus; ruim 70 miljoen m3 water stroomt met eb en vloed door het Veerse gat. Bijzonder moeilijk dus om daar een dam te bouwen !! Als Rijkswaterstaat het zou proberen de dam te bouwen met oude technieken dan zou het zeker mislukken. Door de sterke stroming zou het niet lukken om het laatste deel van de dam af te sluiten omdat het zand gelijk zou wegstromen. Dus moesten er nieuwe technieken worden ontwikkeld. Aan de kant van Noord-Beveland werd een flink stuk dam gemaakt op de ondiepe plaat "Van Onrust". De dam werd met een asfaltbedding bedekt voor bescherming tegen de getijden en weersinvloeden. Voor de asfaltbedekking werd ter plekke een menginstallatie gebouwd zodat de bouwers snel en makkelijk konden beschikken over het asfalt In 1959 is het dan zover, na een lange voorbereiding wordt de ''aanval'' geopend op het laatste open stuk. Het was een gat met een breedte van 300 meter. Voordat ze met de echte ''aanval'' begonnen werd er eerst een drempel van zinkstukken en stortsteen gemaakt. Daarna werden zeven betonnen gevaartes ter hoogte van een flatgebouw van 45 meter lang , 20 meter breed en 20meter hoog in de strijd gegooid. Deze caissons werden in een speciale bouwdok dicht bij de dam gebouwd. Het speciale aan deze caissons was dat er gaten in zaten.....en dat terwijl ze eigenlijk water tegen moesten houden!! Maar door de gaten kon het getijdencyclus gewoon doorgaan, dat heeft als groot voordeel dat er tijdens de plaatsing van de caissons niet echt grootte moeilijkheden ontstaan. In april worden de caissons afgezonden. Het laatste caisson werd afgezonken op 24 april. Op 27 april worden alle gaten gedicht met stalen schuiven. Vanaf dat moment heeft de zee geen toegang meer. De Hollandsche Ijssel, de Zandkreekdam en het Veerse Gatdam waren de eerste deltawerken die het snelst na de watersnoodramp gebouwd zijn. Deze 3 deltawerken moesten het eerst dicht omdat als je deze deltawerken het eerst dicht maakt dan heb je een heel groot gebied verzekerd van droge voetjes De Volkerakdam duurde het langst met bouwen.
Oosterschelde De Oosterschelde kering Het grootste, moeilijkste en duurste onderdeel van de Deltawerken was de Stormvloedkering Oosterschelde. Deze deels doorlaatbare afsluiting van de Oosterschelde wordt ook wel gezien als het 'achtste wereldwonder'. De kering werd gebouwd tussen 1976 en 1986. Er waren eerst andere plannen, want het was eigelijk de bedoeling de Oosterschelde met een vaste dam af te sluiten. In april 1967 startte hiervoor de eerste werkzaamheden. De werkhavens Schelphoek (Schouwen-Duiveland) en Sophia (Noord-Beveland) en de werkeilanden Roggenplaat (1969), Neeltje Jans (1970) en Noordland (1971) kwamen gereed. Na de aanleg van verbindingsdammen tussen de werkeilanden en de damaanzetten was aan het eind van 1973 in totaal vijf van de negen kilometer brede Oosterschelde afgesloten. Er bleven drie sluitgaten over: Hammen, Schaar van Roggenplaat en Roompot. Deze zouden met behulp van kabelbanen gesloten worden. De twaalf draagtorens hiervoor werden vanaf 1972 geplaatst.
hierboven zie je de bouw van de stormvloedkering in de oosterschelde 17
Waarom zijn de plannen veranderd?? Aanleiding waren de protesten tegen een volledige afsluiting onder het motto "Oosterschelde Open". In afwachting van een definitief regeringsbesluit werden alle voorbereidende werkzaamheden in juli 1974 opgeschort. Een roerige periode, waarin de Oosterschelde hoog op de politieke agenda stond. De besluitvorming duurde lang. Dat de kwestie moeilijk lag bleek uit de benoeming van een speciale commissie; de Commissie Oosterschelde, die advies moest uitbrengen over 'open' of 'dicht'. Uiteindelijk besloot de regering geen vaste dam maar een stormvloedkering met schuiven te bouwen. Direct gevolg van deze beslissing was dat in de winter 1976-1977 de draagtorens voor de geplande kabelbaan werden verwijderd. De nieuw bedachte plannen voor de stormvloedkering bestonden uit grote betonnen pijlers, die op de bodem van de Oosterschelde rusten. Tussen de pijlers hangen schuiven die de kering bij stormvloed kunnen afsluiten. Over de kering ligt een weg die uit verschillende betonnen elementen bestaat. De bouw start in 1978 vanaf het werkeiland Neeltje Jans dat vanaf Schouwen-Duiveland bereikbaar is met 2780 meter lange hulpbrug. Daarna volgt de aanleg van bouwdokken voor de bouw van de pijlers. In april 1979 start de bouw van de pijlers, in juli 1981 werd opdracht gegeven tot fabricage van de schuiven. Ook hier waren er problemen want de zware pijlers vereisten een stevige ondergrond. Om de draagkracht te vergroten werd het zand tot 15 meter diep verdicht. Het hiervoor speciaal ontwikkelde verdichtingsvaartuig Mytilus stak lange naalden in de bodem en trilde hiermee, zodat de zandkorrels dichter tegen elkaar kwamen te zitten. Van begin 1980 tot eind 1982 was men hiermee bezig. Nadat de bodem verdicht was moest deze verder verstevigd en vlak gemaakt worden. Hiervoor maakte een speciale fabriek op Neeltje Jans matten van kunststof, gevuld met diverse soorten grind. De funderingsmatten werden gelegd door de mattenleggers Cardium en Dos 1. Vervolgens vulde de steen- en asfaltstorter Jan Heijmans de voegen met verschillende soorten steen. De matten werden tussen november 1982 en juni 1984 gelegd. Nadat het tapijt van matten gereed was konden de pijlers geplaatst worden. Voor de bouw van de pijlers werden drie grote, 15 meter diepe bouwdokken aangelegd. In april 1979 begon de bouw van de pijlers in de bouwdokken. In de loop van 1983 kwamen de eerste pijlers gereed. De bouwdokken kwamen één voor één onder water te staan zodat het hefschip Ostrea de pijlers kon oplichten en naar hun definitieve plaats kon brengen. In augustus 1983 werd de eerste pijler geplaatst. In totaal werden 65 pijlers geplaatst, 16 in het noordelijke sluitgat Hammen, 17 in het middelste sluitgat Schaar en 32 in het zuidelijke sluitgat Roompot. De 66e pijler, de reservepijler, hoefde niet gebruikt te worden. Door de pijlers te verbinden met allerlei voorgefabriceerde elementen ontstond pas een echte kering. Het belangrijkste onderdeel waren de schuiven die bij hoge waterstand gesloten kunnen worden. De schuiven bestaan uit grote buizenconstructies. Op 29 augustus 1984 plaatste de drijvende bok Taklift 4 de eerste schuif, op 26 juni 1986 werd de laatste geplaatst. In 1987 kregen de schuiven zelfs de 'Europese staalprijs'.
Eindelijk is het dan zo ver: Koningin Beatrix stelde op 4 oktober 1986 de Stormvloedkering Oosterschelde officieel in gebruik. Geflankeerd door toenmalig Minister van Verkeer en Waterstaat Kroes en directeurgeneraal van Rijkswaterstaat ir. J. van Dixhoorn sprak zij de historische woorden 'De stormvloedkering is gesloten'. De Deltawerken zijn voltooid. Zeeland is veilig'. Op 1 januari 1987 droeg de Deltadienst de kering over aan Rijkswaterstaat Directie Zeeland. De weg over de kering liet nog even op zich wachten. Op 5 november 1987 kon Prinses 18
Juliana deze voor het rijverkeer openstellen. Pas in juli 1988 waren de laatste werkzaamheden aan de kering ten einde. Hiernaast zie je een plattegrond van neeltje jans en nog een paar plaatsen
Conclusie Door de deltawerken hoeven we nu niet meer bang te zijn voor overstromingen vanuit de zee.
Bronnen www.google.nl; www.media.thinkquest.nl IK heb ook een aantal dingen opgezocht in de bibliotheek. Dat was alleen maar ter controle.
Watersnoodramp 1953 Hoofdstuk 4 De getroffen gebieden en de sociale impact. Andrew Plugge Inleiding. 19
Ik ga mijn deel hebben over de sociale impact en de getroffen gebieden van de watersnoodramp. Mijn deelvraag is “hoe erg was het water noodsramp op de mensen en de getroffen gebieden. Eerst kom je te weten over de getroffen gebieden en daarna over de sociale impact.
Het vaste land van Zuid-Holland
Alle getroffen gebieden van de ramp.
Holland heeft bijna geen last van de stormvloed gehad, maar aan de kust de toestand kritiek is geweest. De duinen bij kijkduin en ‘s-Gravenzande verplaatste zich op sommige plekken 25 a 30m landinwaarts. Er was een kleine doorbraak dicht bij Nieuwerkerk a/d IJssel in de dijk van de Esse, Gaasdorp en Blaardorpse polder.
Alblasserwaard Dit gebied is afhankelijk van zijn banddijken, omdat ze geen binnendijken hebben. Hierdoor kwam het ook toen om 5:30 er een bres in de dijk bij Papendrecht viel, alle polders achter deze dijk onderliepen. Op 5 februari werden toen al twee stroomgaten gedicht. Op 18 maart was deze polder weer droog.
Het eiland Rozenburg. Aan de kop van het eiland Rozenburg is 1300 meter dijk ernstig beschadigd. De bedijking langs de Rotterdamse Waterweg was op enige plaatsen doorgebroken, waardoor een belangrijk gedeelte van het eiland onder water kwam te staan.
20
Dit plaatje hoort bei Alblasserwaard.
Het eiland Voorne-Putten Een oppervlak van 140 ha rondom Hellevoetsluis heeft gestaan, wat al weer op 12 februari droog was. Een groot deel van Putten kwam onder water te staan. Het eiland werd gespaard door veel militairen en vrijwilligers hebben ze de dijken van Voorne versterkt. Om er voor te zorgen dat de kanaaldijk behouden bleef heeft men een 10 km lange houten kistdam gemaakt die met klei werd opgevuld. Deze dam werd in binnen 10 dagen aangelegd.
Het eiland De Hoekse Waard Het eiland de Hoekse Waard werd van alle kanten belaagd door het water. Ondanks dat de dijken in goede staat waren vonden er doorbraken plaatst. Hierdoor kwam 4000 ha onder water te staan. Er kwam nog een 5900 ha bij omdat de binnendijken van zo geringe hoogte waren dat zij het water niet tegen houden konden.
Het eiland De Tiengemeten Omdat de dijken te laag waren stroomde het water gewoon over de dijken heen. Hierdoor werd de kern doorweekt en brak de een na de andere dijk, waardoor het gehele eiland op zondagmorgen geheel onder water stond. Direct na de ramp werden alle gaten gedicht. Omdat er nog 3 van de 4 spuisluizen heel waren konden ze de polders, zonder extra hulp leeg laten lopen. Op 3 april was het gehele eiland weer droog.
Het eiland Goeree-Overflakkee Het zuidelijks gelegen eiland van Zuid-Holland werd het zwaarst getroffen. Van het totale oppervlak van 20.940 ha kwam een oppervlak van 17.190 of 82% onder water te staan. Dat dit getal niet nog hoger was, is te danken aan de vele binnendijken, die ervoor gezorgd hebben dat niets nog eens 2470 ha land onderliep. Als dit wel het geval was geweest was op de duinen na het hele eiland in water veranderd. Ondanks dat het zo’n groot gebied was, lag drie maanden later het eiland weer helemaal droog. Op de Nieuw-Stellendam na die met zijn 50 ha op 17 juni 1953 droogviel.
Schouwen-Duiveland. Dit eiland is net als Goeree-Overflakkee zeer zwaar getroffen. Op de brede duinstrook, en een gebied in het centrum, na stond het geheel onder water. Omdat er 54 stroomgaten waren ontstaan, werd het laatste gat pas op 7 november gedicht. Omdat de zee al die tijd de stroomgaten steeds dieper had uitgesleten waren zelf caissons aan te pas komen om het laatste gat bij Ouwerkerk te sluiten. Op 31 december valt dan het laatste stuk van de totale 11.350 ha weer droog.
Tholen Tholen heeft voor de helft onder water gestaan. Met totaal 6560 ha ondergelopen polder waarvan 1560 ha dras, kwam het in april weer droog te staan. Reeds op 5 februari was een gebied van 680 ha land, dat dras gestaan had, weer droog.
Sint-Philipsland 21
Het gehele westelijke deel van Sint-phillipsland heeft onder water gestaan. De hele Prins Hendrikpolder heeft onder water gestaan.(1630 ha. waarvan 55 ha dras); slechts 9.5% is voor overstroming gespaard gebleven. Op 26 maart was St. Philipsland weer droog.
Walcheren Van alle eilanden heeft Walcheren het minste last gehad van de ramp. Van de totale oppervlakte van 20.330 ha die Walcheren telt is er een gebied van 1150 ha onder water gelopen. Hiervan was 10 ha dras. Op 4 februari was echter al 720 ha drooggevallen. Al op 15 februari was het hele eiland weer zeewater vrij. De schade was vooral opgetreden aan de duinenkust. Hij sommige duinenrijen had het water 10 tot 20 meter duin afgeslagen. Bij Oostkappelle, bij het water- wind- gebied was zelfs een gat in de duinen geslagen, waardoor het zoute water in de drainage pijpen kwamen. In Vlissingen stond de boulevard blank en zorgde ervoor dat een gedeelte van de stad tijdelijk onder water stond. Ook het water dat via de vissershaven de stad binnenvloeide zorgde voor veel vernield in de lagere delen daarachter. Op sommige plaatsten stond het water 120 cm hoger dan de straatstenen.
Walcheren had het minst last van de ramp als eiland.
Noord-Beveland Van de totale oppervlakte van Noord-Beveland heeft ongeveer 30% onder water gestaan. Aan de noordelijke zijde van het eiland viel het mee, en was het overstroomde gebied maar 165 ha. Toen ook nog de zeedijk in het oosten bezweek, stond er daar ook een klein gebied van 145 ha onder water. De ergste overstromingen waren vooral aan de zuidelijke zijde. Hier werd de zeedijk zo ernstig beschadigd dat het water zonder veel moeite de polders in kon lopen. Terwijl de binnendijken toch hoog genoeg waren werd van de 1920 ha 1475 ha veroorzaak door het bezwijken van binnendijken. Nog in februari viel al een gedeelte van 685 ha droog; in maart 100 ha en in april 1230. Nadat de Jonkvrouw Annapolder die 215 ha was droog gevallen was het hele gebied op 1 mei weer droog.
Zuid-Beveland Ongeveer 20% van Noord-Beveland liep onder water. Net als bij Noord-Beveland bleef het noorden opmerkelijk droog. Dit geld ook voor het westen, maar vooral het zuiden werd zwaar getroffen. Hier viel ongeveer 7468 ha ten prooi aan het zeewater. Hiervan is een kwart veroorzaak doordat de binnendijken het begaven. In februari viel 1363 ha droog, in maart 22
3080 ha. In april 570 en in mei nog een 1055 ha. Toen het waterschap Kruiningen, dat 1400 ha groot is in 25 augustus droog viel had het al tot 24 juli met de Westerschelde in verbinding gestaan.
Dit is Zeeuw- Vlaanderen.
Zeeuw-vlaanderen Van geheel Zeeuw-vlaanderen heeft het westen het minst te lijden gehad. Wel zijn er veel duinen behoorlijk in omvang afgenomen, toch is maar 1% van West-Zeeuw-vlaanderen onder water gestaan. In het oosten was de schade groter. Hier stroomde 7% van het land onder water. Maar al in februari viel 2/3 van dit gebied droog. In maart viel een oppervlakte van 910 ha. Op een april lag er nog maar 50 ha onder water, maar deze lag al weer op 10 april droog.
Land van Heusden en Altena Het land van Altena kwam door de doorbraak van de banddijk op 15 plaatsen voor een groot deel onder water te staan. De dijken die N.A.P +3.00 m tot N.A.P +3,90 m waren, bezweken snel onder het water dat N.A.P +3,90 m was gestegen. De achterliggende polders liepen dus ook snel vol, en door de lage binnendijken liep de ene polder na de andere vol. Dit gebeurde totdat er na 3 dagen een gebied van ruim 8.000 ha van het 13.000 ha grote land van Altena. Dit gebeurde zo snel omdat het land hier maar een halve meter boven de zeespiegel lag.
De achterblijvers Na de ramp moesten de meeste mensen het rampgebied tijdelijk verlaten. Er viel nauwelijks te leven en te wonen. De achterblijvers waren over het algemeen mensen met een eigen bedrijfje. Ze waren bang om hun spullen zomaar achter te laten. Anderen voelden zich geroepen om in het rampgebied te blijven en daar aan het werk te gaan. Allerlei mensen kwamen naar het rampgebied om te helpen met de wederopbouw. Vanuit het hele land kwamen politieagenten om verlaten woningen te bewaken. Er was veel te doen:
Ø Ø Ø Ø
1. Zoeken naar slachtoffers.
2. Opruimen van dode dieren. 3. Opruimen van wrakhout en rommel 4. Het schoonmaken van de huizen. (Modderen)
De mensen die achter bleven beleefden dag in dag uit grote verschillen. Ze leidden een leven van hard werken, onvoorstelbaar leed zien en woonden onder slechte omstandigheden. Het harde dagelijkse leven werd afgewisseld met veel drinken en plezier maken. Dit werd door de plaatselijke bevolking niet altijd goed begrepen. 23
Na de ramp Na de ramp was er vooral behoefte aan huizen, scholen en verenigingsgebouwen. Bekend werden de Noorse en Zweedse woningen, maar ook scholen, Groene Kruisgebouwen en dorpshuizen werden door buitenlandse hulporganisaties en Nederlandse gemeenten aan de getroffen dorpen geschonken. Veel van deze gebouwen stonden er in 2002 nog.
Slachtoffers De omvang van de ramp De omvang van de ramp drong langzaam door naar de buitenwereld. Op dinsdag kwamen alarmerende berichten binnen van Flakkee en Schouwen . Op dinsdag 3 februari liep het aantal doden op tot 605. Woensdag klonk het ontstellende getal van 1223 doden. Op vrijdag was het officiële dodental 1355. Het officiële dodental werd later vastgesteld op 1835.1683 slachtoffers werden gevonden. Er zijn nog 152 vermisten. Ten gevolge van de ramp verloren 259 kinderen hun ouders. Daarnaast was er sprake van talloze gewonden en zieken.
Het eerste slachtoffer Het "eerste" slachtoffer van de ramp heette Jacob Leijs. Hij werkte op een veerboot tussen Terneuzen en Hoedekenskerke. Toen hij probeerde het schip aan te leggen viel hij in het water en verdronk.
Eerst gemelde slachtoffer De ramp ging langzaam door . Op zondagmorgen om 09.58 uur werd het eerste slachtoffer gemeld. Het was een lifter, die was verdronken in een auto op de weg tussen Dordrecht en Moerdijk.
* 1835 slachtoffers waren veel. Zeker in die tijd toen Nederland ongeveer 10 miljoen inwoners had. De slachtoffers vielen grotendeels in Zuidwest Nederland. Sommige dorpen werden zwaar getroffen, daar wa Veel dieren zijn bij de ramp omgekomen. Tijdens de ramp verdronken er ongeveer 20.000 koeien, 2.000 paarden, 12.000 varkens, 3.000 schapen en geiten tienduizenden kippen, ganzen, konijnen, honden en katten. Vooral paarden wisten zich soms te redden, bijvoorbeeld door naar een dijk te zwemmen. Losgemaakte koeien gingen vaak toch nog terug naar hun stal en verdronken. Gelukkig werden er ook veel dieren gered. Paarden waren goed bestand tegen het ijskoude water. Er zijn paarden geweest die 12 dagen zonder eten en drinken in het water stonden, zonder ziek te worden.
Schade 24
Naast de verliezen aan mens en dier was de materiële schade van de ramp erg groot . In een officieel rapport over de ramp worden 67 stroomgaten genoemd, van 1000 kilometer buitendijk was 800 kilometer beschadigd en tenminste 150.000 hectare land stond onder water, waarvan het overgrote deel in Zuidwest-Nederland. Het Centraal Bureau voor de Statistiek maakte later de trieste balans van de natuurramp op: het officiële dodental werd vastgesteld op 1835 mensen. Op Goeree-Overflakkee verloren 481 personen het leven. De schade voor de landbouw was groot: In het rampgebied verdronken 25.000 koeien, tenminste 1500 paarden en 140.000 stuks pluimvee; meer dan 8.000 woningen en boerderijen waren vernield of beschadigd. De schade die de landbouw werd toegebracht zou tot ver na de ramp merkbaar zijn. Vooral Zeeland zou nog jaren nodig hebben om de schade te boven te komen. De akkers werden door het zoute zeewater gekwelde grond. Veel mensen kwamen door het te laat op gang komen van de hulp om. Zij zaten bijvoorbeeld dagen vast op de daken, of de zolder van hun huizen, zonder voedsel. Waarom kwam de hulp dan zo traag op gang? Ten eerste was er een groot gebrek aan communicatie met de getroffen gebieden en de rest van Nederland. Dit zorgde ervoor dat pas men er pas veel later achter kwam wat er gebeurd was, en niet wist waar de hulp nodig was.
Conclusie Als je kijkt naar mijn deelvraag dan kom je achter dat het land en de mensen zijn zwaar getroffen door deze hele gebeurtenis want ze moeten dan helemaal opnieuw alles gaan opbouwen en dat kom je achter van een ander deel van ons werkstuk.
Bron vermelding www.delta2003.nl
Ik had nog een site maar ik ben de naam ervan kwijt geraakt dus dit is het enige dat ik nog kon vinden. Ik kan ook natuurlijk verzinnen maar dat is dan niet goed.
25
Watersnoodramp De wederopbouw van Zeeland en de economische oorzaken van de ramp. Hoofdstuk 5 Stephan van Vliet De wederopbouw van Zeeland heb ik in vier delen gesplitst: - economisch - veiligheid - dijkherstel - woningen en gebouwen
Inleiding De watersnoodramp trof voornamelijk Zeeland, daarom heb ik ook Zeeland gekozen om het te hebben over de wederopbouw. Verder heb ik me bezig gehouden met de economische oorzaken van de ramp. Mijn deelvragen zijn daarom de wederopbouw van Zeeland en de economische oorzaken van de ramp. In de jaren na de ramp en na de bouw van de deltawerken is er in Zeeland veel veranderd. De zee nam en gaf delen van het land in. Mensen kwamen in Zeeland wonen en gingen weer weg. Het leven ging verder. Na enkele jaren na de ramp kwamen er allerlei voorzieningen. Tegenwoordig komen toeristen van over heel de wereld naar Nederland om Zeeland te bezoeken. Dit komt doordat hoe zeeland na de watersnoodramp is opgebouwd heel bijzonder 26
is, door de vele dijken, dammen en al het water tussen een paar eilanden in. Steden en dorpen zijn in de loop der jaren wel uitgebreid. Het Agrarisch landschap werd misschien wel wat kleiner maar het bleef bestaan in Zeeland. Zeeland was en blijft toch een provincie van rust en unieke natuur. Een provincie waarop de Zeeuwen terecht trots op mogen zijn. Zij genieten elke dag weer van de omgeving waarin de deltawerken als symbool voor Zeeland staan.
Economisch Voor dat de watersnoodramp in 1953 plaats vond, werd er weinig geld uitgegeven aan de kustverdediging. Een van de oorzaken ervan was dat Nederland ook in de oorlog aan het vechten was en daar al heel veel geld aan moest uitgeven. Maar toen (tussen de nacht van 31 januari en 1 februari) het land onderliep met water, was de schade enorm. Na die nacht heeft de regering daarom ook meteen besloten om meer geld uit te gaan geven aan de kustverdediging. De dijken werden verhoogd en de deltawerken werden aangelegd. Door deze plotselinge activiteiten moesten er ook veel wegen worden aangelegd, maar veel wegen waren ook al meteen aangelegd bij de deltawerken. Verder werden er nog een paar extra wegen aangelegd. Door dit alles werd de bereikbaarheid van de eilanden ook steeds groter. Er kwamen door de kustverdediging, ook steeds weer meer mensen wonen op Zeeland, verder kwamen er ook weer bedrijven op Zeeland. Dat kwam doordat er veiligheid werd gegarandeerd en kregen de mensen en bedrijven de garantie dat er toekomst lag in Zeeland. Generaties gingen en kwamen weer op in deze krappe 50 jaren. Zij maakten samen een halve eeuw ontwikkelingen door. In de agrarische bedrijven werd er bijvoorbeeld een flinke herverkaveling en mechanisatie doorgevoerd. Allerlei machines en automaten maakten het werk aangenamer, sneller en kapitaalintensiever. Kunstmest en de nieuwste graansoorten werden ingevoerd en verbouwd. Van een gemengd bedrijf (akkerbouw en veeteelt) werd nogal eens overgegaan op een specialisatie: landbouw of veeteelt.
Als laatste kan worden opgemerkt dat de bevolking van Zeeland aanzienlijk is gegroeid na de watersnoodramp in 1953. Mensen zagen weer toekomst in Zeeland, na dat ze zagen hoe de inwoners de mouwen opstroopten en aan de slag waren gegaan. Na dat de mensen dit zagen kwamen er steeds meer mensen helpen om Zeeland weer op te bouwen en nog beter te maken dan hoe het was voor de watersnoodramp. Rond de steden wordt nog steeds uitgebreid en ook de dorpen zijn niet de dorpen meer van 50 jaar geleden.
Veiligheid De deltawerken hebben de Zeeuwse de nodige veiligheid gegeven, maar de deltawerken vonden ze alleen niet genoeg. Er kon natuurlijk altijd een dam breken en dan zou zeeland weer kunnen onderlopen. Om dit te voorkomen werden alle dijken grondig nagekeken en indien nodig was verhoogd of verbreed. Verder werden op talloze plaatsen de stranden opgehoogd en werden net onder de waterlijn vele miljoenen rotsblokken gestort om de golfslag te breken. Dit alles koste de regering wel veel geld maar het was zeker niet zinloos. Doordat dit allemaal werd gedaan, kunnen er nu mensen wonen en wordt er veel land gebruikt als agrarisch landschap. Dit was nooit gebeurd als mensen achter een paar dijkjes moesten gaan wonen waarvan ze niet wisten hoelang die dijken het nog vol konden houden. Dan was er als maar angst geweest en had niemand of bijna niemand het lef gehad om zijn leven op het spel te zetten, om in Zeeland te gaan wonen. Doordat mensen weer gingen wonen in Zeeland bracht dat ook weer allerlei voordelen met zich mee. Door al deze maatregelen om de veiligheid te vergroten werd het agrarisch landschap in 27
Zeeland wel kleiner, maar dankzij de deltawerken en andere de maatregelen kwamen er nieuwe kansen die er anders nooit waren gekomen.
Hier zie je een stukje van de deltawerken waardoor het westen van ons land dus een stuk veiliger werd dan voor de ramp, dankzij de deltawerken.
Dijkherstel In het begin was het dijkherstel nog geheel in handen van soldaten en vrijwilligers. Maar al gauw zorgde de regering ervoor dat het herstel vakkundig werd aangepakt. Rijkswaterstaat kreeg de leiding over het dijkherstel. De regering zou alle kosten om de zeedijken te herstellen voor haar rekening nemen. De dijken moesten hoger en breder worden.
Hier zie je hoe een dijk werd verbeterd na de ramp.
Veel bedrijven werden ingeschakeld om de dijken zo snel mogelijk veilig te maken. Er was haast geboden, voor 1 oktober 1953 moesten de dijken klaar zijn. Hulp kwam overal vandaan, ook uit het buitenland. In het rampgebied verschenen allerlei machines. Honderden mensen werden ingeschakeld bij het werk aan de dijken. Door de ramp waren in de dijken ongeveer honderd stroomgaten ontstaan. Met het herstel werd onmiddellijk begonnen. Nog gedurende de rampnacht en de daarop volgende dagen werden talrijke gaten in de dijken gedicht met zandzakken. Deze 'nooddichtingen' werden in de weken erna met steen, matten, kistdammen en scheepjes versterkt. De 67 grote stroomgaten werden in de loop van 1953 met behulp van caissons en ander zwaar materieel gesloten. Veel mankracht en machines waren noodzakelijk om dit enorme karwei in korte tijd te klaren. Vandaar dat Rijkswaterstaat vele ingenieurs van de Dienst der Zuiderzeewerken naar Schouwen stuurde. Aannemers dirigeerden veel materieel van de Maatschappij tot Uitvoering van de Zuiderzeewerken (MUZ) naar Zeeland. In de nacht van 6 op 7 november werd bij Ouwerkerk het laatste grote stroomgat gedicht. Ter gelegenheid hiervan sprak Koningin Juliana een rede uit. Het dijkherstel in Zeeland werd uitgevoerd door een speciaal hiervoor in het leven geroepen onderdeel van Rijkswaterstaat, de Dienst Dijkherstel Zeeland (DDZ). Deze dienst was 28
gevestigd in de Gistpoort in Middelburg.Ook in Noord-Brabant lag de leiding van het dijkherstel bij Rijkswaterstaat. In Zuid-Holland nam Provinciale Waterstaat het voortouw.
Hier zie je ook een plaatje van hoe een dijk werd verbeterd na de ramp.
* REDE TER GELEGENHEID VAN DE SLUITING VAN HET DIJKGAT BIJ OUWERKERK 7 November 1953 Landgenoten DE dijken zijn dicht. Het einde van de ramptoestand is in zicht, wij verwachten dat ons grondgebied binnen korte tijd herwonnen zal zijn. Op dit ogenblik mogen wij elkander gelukwensen. De ramp bleek groter dan er ooit tevoren in onze geschiedenis één is geweest. Een heel leger van voortreffelijke vaklieden en geoefende soldaten werd voor deze strijd uitgerust, met een staf van uitnemende ingenieurs en theoretici en met een enorm arsenaal aan materiaal. Omvangrijk waren de voorbereidingen. Toch waren er in Februari reeds 33 stroomgaten gedicht, in Maart 53, en in Augustus 67. Dikwijls liep het mee, zoals bij de dichting van het reusachtige gat bij de Schelphoek. Vaak ook waren er tegenslagen, waarvan die bij dit laatste gat, bij Ouwerkerk, het zwaarste was, zodat toen een heel nieuw plan werd vereist, en 29
uitgevoerd. Thans is ook dit laatste gelukt en met vertrouwen wacht ons volk op de afwerking en voltooiing van heel het werk – op het verdere herstel der dijkbeschadigingen en het droogpompen, waarmee het stadium van de wederopbouw voor het toekomstige leven van alle delen van het rampgebied wordt bereikt. De overwinning is groot en groot ook is ons aller dankbaarheid jegens die velen, de met uiterste inspanning van lichaam en van geest hebben gestreden, volgehouden en overwonnen, en boven dat alles uit jegens God, Die ons deze overwinning in handen gaf. Hoe klein is de mens tegenover de krachten der natuur wanneer die hem even iets van hun volle kracht mogen tonen. Hoe kunnen enige kubieke meters water soms reeds niet al zijn levensgeluk verwoesten. Maar ook, hoe groot kan hij zijn, wanneer het beste in hem wordt opgeroepen; wanneer hij in tegenspoed zich weet schrap te zetten en te strijden, en geestelijk zo al niet stoffelijk sterker blijkt dan wat hem belaagt, in het geloof, dat God, hoe dan ook, eenmaal alles ten goede zal doen keren. De slagen aan ons grondgebied en aan onze welvaart gebracht, zullen worden hersteld, maar de wond in veler hart is nog open. Alleen de grote oppermachtige Heelmeester kan evenals ons land, ook ons leven vernieuwen. Wanneer een ramp als deze dit alles heeft verwoest, dan mogen wij de bezoeking waarmede wij worstelen niet laten voorbijgaan, tenzij dat die ons zegent. Woningen en gebouwen Na de ramp was er vooral behoefte aan huizen, scholen en verenigingsgebouwen. Daarom werden er toen veel huizen en gebouwen gebouwd. Niet alleen door Nederlanders maar er was ook veel buitenlandse hulp die hielp om veel gebouwen en woningen te bouwen. Bekend werden de Noorse en Zweedse woningen. Maar ook scholen, Groene Kruisgebouwen en dorpshuizen, werden door buitenlandse hulporganisaties en Nederlandse gemeenten aan de getroffen dorpen geschonken. De hulp uit het buitenland was nodig omdat Nederland zoveel werk te doen had met bijvoorbeeld de dijken te verhogen. De wederopbouw van ons land kostte trouwens ook heel veel geld waar door het goed uit kwam dat we hulp gekregen van uit het buitenland kregen. Veel van de gebouwen die na de ramp van 1953 werden gebouwd staan er nu nog. 30
Hier zie je een Finse wijk die werd gebouwd na de ramp.
Economische oorzaken van de watersnoodramp in 1953. De dijken waren vroeger veel te laag en veel te smal. Ze waren soms maar 1,5 meter breed, daarom werden ze ook wel kattenruggen genoemd. Als je op de dijken liep met hoog water voelde je de dijken bewegen. De dijken waren verder niet alleen veel te smal en veel te laag, ze waren ook te steil en slecht van samenstelling. In de dijken was veel zand verwerkt in plaats van klei en een goede afdeklaag ontbrak (een goede dijk is gemaakt van klei, loopt schuin af en heeft een sterk talud. Dat wil zeggen dat de dijk aan de buitenzijde is bekleed met steen of asfalt). De watersnoodramp gebeurde 8 jaar na de Tweede Wereldoorlog. Na de oorlog moest er veel geld uitgegeven worden voor de wederopbouw van ons land. Er was bijvoorbeeld geld nodig voor nieuwe wegen, nieuwe woningen en fabrieken. In 1940 bleek dat ons leger niets voorstelde en in de tijd na de oorlog was men bang voor het communistische Rusland. Het werd het "Rode Gevaar" genoemd. De Amerikanen raadden ons land aan om veel geld uit te geven aan het leger. Voor het geval dat er een nieuwe oorlog kon komen, dan moesten we er op voorbereid zijn. Aan het leger werd steeds meer geld uit gegeven en aan de dijken steeds minder. Ook al wist de regering hoe slecht onze dijken er voor stonden, waren ze banger voor een aanval uit het oosten (Rusland) dan uit het westen (De zee). In 1952 werd voor dijkonderhoud en vernieuwing van onze zwakke dijken maar 4,5 miljoen euro uitgegeven. Aan het leger werd in 1952 ruim 0.9 miljard euro uitgeven. Dat was in die tijd ruim twee honderd keer zoveel geld als dat er werd besteed aan de dijken. In 1939 werd een Stormvloedcommissie ingesteld door de minister van Verkeer en Waterstaat. Zij moesten onderzoeken welke stormvloedstanden langs de Nederlandse kust verwacht konden worden. In augustus 1940 rapporteerden zij dat Nederland zich moest voorbereiden op een stormvloed van 4 meter boven N.A.P. bij Hoek van Holland. In 1943 was er al bijna een overstroming. Het water stond in 1943 een paar decimeter lager dan bij de overstroming in 1906, maar het water stroomde in 1943 op sommige plaatsten gewoon over de dijk heen. Rijkswaterstaat sloeg alarm. Toen zij naar de hoogtes van de dijken onderzoek gingen doen bleek dat op heel wat dijkvlakken van de 475 km rond de Zeeuwse eilanden de dijken 20 tot 90 cm te laag waren. Bij Stavenisse was het zelfs zo erg dat de dijk 180 cm zou moeten opgehoogd worden, om tegen een overstroming bestendig te zijn. Na het rapport van rijkswaterstaat gebeurde er echter niets. De dijken bleven zo laag als dat ze 31
waren. Dit kwam mede doordat het op dat moment oorlog was, maar ook na de oorlog gebeurde er niets aan de dijken. Men had het veel te druk met het weer opbouwen van het land en met het vechten tegen Rusland. In 1944 volgde er weer een rapport. Kilometers dijk zouden bij een stormvloed overstromen. Het water zal dan zo'n 60 tot 80 centimeter hoog over de dijken stromen. Dit werd er in het kort in het rapport vermeld. Dit waren twee rapporten + een waarschuwing die de regering kreeg om betere bescherming te geven tegen het water, maar de regering weigerde om meer geld uit te geven aan het verbeteren van de dijken en andere maatregelen tegen mogelijke overstromingen. In de rampnacht van 1953 steeg het water bij Hoek van Holland tot 3,85 meter boven N.A.P., dit was 15 centimeter lager dan de voorspelde hoogte in 1940! Maar omdat de regering geen geld had uitgegeven voor betere dijken of andere maatregelen om overstromingen te voorkomen liepen delen van Nederland in 1953 onder water. Het water stond in 1953 dus wel 15 centimeter lager dan voorspeld was maar omdat er geen maatregelen genomen waren kon niets meer voorkomen dan dat zeeland en andere delen van Nederland onder water liepen. Tijdens de ramp sloeg het water over de dijken heen, daardoor werden ze aan de zwakke binnenkant uitgehold. Dit leidde uiteindelijk tot dijkval of dijkbreuk. Soms kwam de dijk over een lengte van tientallen meters in beweging en stortte in. Vloedgolven hadden daarna vrij spel.
Conclusie De watersnoodramp uit 1953 was dus ook een fout van de regering ondanks dat het water dus erg hoog stond, maar de regering weigerde om meer geld uit te geven aan de veiligheid in het westen, tegen het water.
Bronnen Ik heb al me informatie uit een boek van me vader, weet alleen niet meer hoe het boek heet. Verder heb ik alle informatie van www.onwijsnat53.nl en www.delta2003.nl
32
De Watersnoodramp 1953 Hoofdstuk 6 De hulpverlening Wesley Canto Garcia Inleiding In mijn deelvraag onderzoek ik of de hulp verlening wel goed geregeld was na deze ramp. Ik heb dit gekozen omdat je heel veel ziet dat in allerlei landen na een ramp de hulpverlening heel slecht is. Toen men op de morgen van 1 februari over het getroffen gebied kon vliegen was de ramp pas goed te overzien. Zeeland het zuidelijke deel van Zuid-Holland en het westelijke deel van Brabant werden het zwaarst getroffen. Schouwen Duiveland en Goeree Overflakkee waren op kleine stukjes na bijna helemaal van de aardbodem verdwenen. Het was een nationale ramp. 48 km dijk was doorgebroken en nog een 139 km was beschadigd waarvan 51 km ernstig beschadigd. Omdat er een groot tekort was aan boten die ver en diep het water op konden gaan, konden veel mensen niet uit hun benarde situatie bevrijd worden. Als er al boten het water ingingen dan moest men wel erg goed de weg kennen wilden de reddingsactie niet eindigen tegen een paal, die net onder water lag of op het dak van schuurtjes. Zelf zijn er boten gezonken waarvan de bodem werd stukgeslagen door de ijzeren pinnen van een tuinhekje dat net onder water lag. Voor vele kwam de redding te laat, zij vielen van vermoeidheid uit de boom waar ze al dagen in hadden gezeten, wachtend op hulp. Velen kwamen ook om doordat er in de geïsoleerde dorpen geen licht, warmte geen water en bijna geen eten was. Ondertussen was het Nederlandse rode kruis een inzameling actie begonnen. Kleding, huisraad, speelgoed, meubels en dekens stroomde binnen. Maandag 2 februari meldde het rode kruis dat er al 2 miljoen gulden bij het rampenfonds was binnen gekomen. De toestroom van kleding enz. was zelf zo groot dat het Rode Kruis op woensdag 4 februari moest zeggen dat er niet meer moest ingezameld worden. Er kwam te veel. Ook het buitenland hielp goed mee: Helikopters, militairen die hielpen bij het evacueren en ook dekens en geld. Op dinsdag 2 februari had men van verscheidene vliegvelden in de omtrek een luchtbrug geopend naar de getroffen gebieden. Helikopters deden goed werk bij het oppikken van mensen die op het dak van een huis vast zaten, op in allerijl in de dichtstbijzijnde boom waren geklommen. De vliegtuigen dropte boven de dorpen voedsel en rubberboten naar mensen die vast zaten op kleinen stukjes land.
De eerste berichtgeving Terwijl de zee toesloeg, riepen medewerkers van lokale telefooncentrales van de PTT wanhopig om hulp door alles te doen wat ze konden ze belden bijvoorbeeld naar alle instellingen die ze kenden, vaak tot dat het water de apparatuur kapot maakte. Het was natuurlijk diep in de de nacht, in het weekend, daar door werd er niet veel van hun stem vernomen. Een student, die het weekend bij zijn ouders op Schouwen-Duiveleiland sliep, en de eigenaar van een radiohandel in Zierikzee bouwden samen een zender en zonden vanuit het rampgebied een S.O.S.-signaal. Door dat hun dit natuurlijk niet altijd deden duurde het lang voordat andere radiozendamateurs contact met hun konden leggen; toen dat eenmaal gebeurd was, bleek later dat hun signaal helemaal tot Italië was opgevangen. Radiozendamateurs met draagbare apparatuur kwamen die eerste dagen vanuit heel Nederland om het geïsoleerde gebied ontsluiten en verzoeken om en aanbiedingen van hulp door te geven. 33
De gemeente Zwijndrecht en Willemstad waren de eerste gemeenten die toen een telexbericht op 1 februari rond half vijf`s morgens berichtten van een noodsituatie.
Urker vissers De eersten die het overstroomde land van Goeree Overflakkee en Schouwen-Duiveleiland bezochten waren waarschijnlijk de vissers uit Urk. Deze hadden een aantal schepen van hun vloot voor anker liggen in Breskens. Bij de eerste berichtgeving over de stormramp reisden ze op zondag per bus naar Breskens, en voeren zondagavond, in de storm die nog volop bezig was, uit met alle schepen die geen averij hadden opgelopen. Ze hadden contact gemaakt met Scheveningen Radio en lichtten de autoriteiten in: Rijkswaterstaat, de Nederlandse Marine, het Rode kruis. Met kleine bootjes voerden ze door de bressen in de dijken en hadden ze de mensen die op de daken waren bevrijd.
Adoptie De getroffen dorpen kregen rechtstreeks hulp van Nederlandse gemeenten. Dit wordt adoptiehulp genoemd. Bij adoptie gaat iemand anders voor je zorgen. Deze vorm van hulpverlening was duidelijk herkenbaar, maar er was onvoldoende kijk op de goederenstroom. Er werd hulp gegeven van brandweerlieden en stratenmakers, maar ook spullen zoals glas, zeep, bier en limonade werden vanuit verschillende gebieden in Nederland naar de dorpen in het rampgebied gestuurd.
Wapens van vijf adoptiegemeenten van Herkingen
Opvang, geld en goederen In de gebieden die aan het ramgebied lagen werden scholen en gemeenschapshuizen klaar gemaakt om evacués te ontvangen. Eenheden van het Rode Kruis, ( heten colonnes ), verzamelden kleding, bedden en medicijnen voor de slachtoffers van de watersnoodsramp die alles kwijt waren en nog veel meer. Iedereen deed aan deze omroep mee. Al snel was er veel meer materiaal beschikbaar dan echt nodig was.
Oproep Nationaal Rampenfonds
Tegelijkertijd werd het Nationaal Rampenfonds, een instelling die in 1935 is opgericht, drastisch veranderd. Binnen enkele dagen werd Prins Bernhard voorzitter van het Rampenfonds en werden er werknemers aangenomen omdat het werk voor de vrijwilligers nou eenmaal te zwaar werd. Het Ramenfonds hield zich vooral bezig met het inzamelen van geld. Het Rampenfonds had uiteindelijk 137, 8 miljoen gulden opgehaald: dat was een bedrag 34
waar je u tegen zegt voor die tijd. Met dat geld werd de huisschade plus wat kleinere dingen zoals: weduwe- en wezenuitkering, kinderuitzending vergoed. Ieder gezin kreeg van het Rode Kruis de inhoud voor de linnenkast. Het bleek niet eenvoudig te zijn om het geld van het Rampenfonds eerlijk te verdelen: moest iedereen het zelfde bedrag krijgen. Voor de ramp waren er immers ook verschillen. Moest geld contant worden uitbetaald! Sommige burgemeesters waren bang voor overmaat. Uiteindelijk werd 15 juni besloten dat er 5 klassen zouden komen en dat alle schade in contanten zou worden uitbetaald. Het bedrag was ongeveer 6.000 gulden voor een gemiddeld gezin dat alles kwijt was. De schade werd vastgesteld door enquêteurs en enquêtrices. Natuurlijk waren er mensen die klaagden dat spullen die beschadigd waren toch als onbeschadigd werden aangemerkt, en dus niet werden vergoed . Terwijl er ook mensen waren die vertelden dat er heel goed beoordeeld werd.
Veel hulp uit het buitenland Er kwam al snel reactie uit het buitenland. Afdelingen van het Rode Kruis uit verschillende landen, NATO-bondgenoten en landen overal vandaan stuurden hulpgoederen, voedsel, menskracht en geld. Uit de vele hulp die de slachtoffers ontvingen uit Europa zijn hieronder maar een paar genoemd: Duitsland: 200 speelgoedbeesten, en van het Duitse Jeugd Rode Kruis speelgoed en chocolade. Italië: 10 schrijfmachines, 10 buitenboordmotoren, 2.500 plaids en 415 stuksplastic speelgoed (iets heel nieuws voor die tijd). Liechtenstein: 164 kilo aardappelen. Oostenrijk: 6 kisten thermosflessen, 75.000 kilo Porland cement, 13 kisten chocolade en suikerwerk. Zwitserland: 3.000 zakdoeken 1.000 kussens en matrassen. Het Zwitserse Jeugd Rode Kruis schonk 2400 schooltassen die werden uitgedeeld in Nieuw Vossemeer, Stavenisse, Middelharnas en Zierikzee. Wat wel heel opmerkelijk en bijzonder was een gift uit de Scandinavische landen: zij stuurden de getroffen gebieden houten prefabwoningen (woningen die al in de fabriek helemaal klaar zijn gemaakt voor gebruik). Deze woningen zijn in de meeste gevallen, nu nog steeds bewoond.
Nog meer hulp uit het buitenland Niet alleen vanuit Europese landen, maar vanuit de hele wereld werden goederen gestuurd zie hieronder nog een overzicht: De Algiers stuurde onder meer levensmiddelen, waaronder 100 kilo macaroni. Van de Unie van Zuid-Afrika kreeg Nederland ook nog 180 flessen portwijn. Indonesië stuurde onder meer 2.000 zandzakken. De Rode Halvemaan in Iran zorgde voor 9.000 kilo rijst. Israël bracht de slachtoffers onder meer 49 brilmonturen en 6.500 kisten sinaasappels. Suriname stuurde 10.000 kilo suiker en 75 balen kokosnoten. Heel veel landen stuurden onder- en boven kleding, beddengoed en babykleertjes. Turkije zond dekens, Nieuw-Zeeland schoeisel. De VS en Canada gaven goederen die wel miljoenen guldens waar waren. En Jamaica had 1.000 kilo koffie gezonden waar de meeste Nederlanders wel blij mee waren.
35
Kleding uit het buitenland Het inzamelen van kleding kwam heel snel op gang. Er kwam zoveel kleding uit het buitenland, dat er al vrij snel te weinig plaats was om alles op te slaan. Op woensdag 4 februari zei het Rode kruis dat het inzamelen van kleding moest stoppen, omdat er al natuurlijk meer als genoeg was. In het rampgebied woonden ongeveer 580.000 mensen. Er werd zo`n 8 miljoen persoen kleding aangeboden. De kleding en goederen die nog over waren gingen later naar vluchtelingenkampen en de Derde Wereld, en de kleren die niet kon worden gebuikt werden als vodden gebruikt.
Kleding uit Doetinchem wordt gesorteerd en opgeslagen in de kerk van Sommelsdijk.
*
HIERONDER ZIET U EEN TOESPRAAK IN HET DANKPROGRAMMA VOOR DE HULP UIT HET BUITENLAND, UITGESPROKEN DOOR KONINGIN JULIANA VERZORGD DOOR RADIO NEDERLAND WERELDOMROEP, APRIL 1953 Wij Nederlanders zijn U diep dankbaar voor Uw prachtige hulpverlening. Gij hebt in groepen en als enkeling grote offers voor ons gebracht. Gij hebt gezwoegd en gegeven, bovenal Uw hart. Het resultaat was een zeer doeltreffende hulp. Zo hebt gij ons Uw vriendschap getoond en zo is een internationale saamhorigheid gebleken, die een vreugdevolle en bemoedigende verrassing was voor de hele wereld. Hebt gij allen beseft, dat gij bezig waart mee te werken aan een spontane actie op brede internationale schaal, zoals nog nooit had plaats gevonden?Gij hebt door de wijze, waarop gij te hulp zijt gekomen, in ons de mens vermenigvuldigd dit op onze beurt ook te kunnen doen en wanneer het nodig zou zijn. Wij zullen, wat gij voor ons deed steeds indachtig blijven. Schoonmaak Toen het water in de overstroomde gebieden was gezakt, was de schade en de bende niet te overzien. Er was heel veel wrakhout en puin van de ingestorte huizen. De huizen die waren blijven staan, zat vaak helemaal onder de modder tot 1.80 meter hoog. 36
De Nederlandse Bond voor Vrouwelijke Vrijwillige Hulpverlening die was opgericht in 1951 nam de hulpverlening en het vele schoonmaakwerk op zich. Er kwamen verder ook heel veel groepen (meestal uit vrouwen bestonden) schoonmakers uit alle regio’s. Andere groepen vrouwen uit Nederland steunden de schoonmakers en andere werkten ook als kookploeg. In het voorjaar en in de zomer kwamen er ook groepen padvinders en leerlingen van huishoudscholen meehelpen met het opruimen van alle rommel. Het smerigste werk werd gedaan door de zogenaamde kadaverploegen. Hierin werkten de meeste mensen uit de getroffen gebieden zelf. Ze ruimden de dode beesten op. Zij identificeerden ook zoveel als het mogelijk was de lichamen die na 1 februari die in het veld waren gevonden. In de streken waar de meeste vrouwen en kinderen geëvacueerd leidden de opruimers en schoonmakers tijdelijk een min of meer heel eenzaam bestaan.
De eerste helpers De eerste helpers waren de mensen die na de ramp gelijk probeerden de mensen hulp te bieden. Met gevaar voor hen eigen leven waren ze nog bezig met zoveel mogelijk mensen te redden die nacht. Met touwen om hun middel zwommen ze door het ijskoude water naar half ingestorte huizen. Sommigen waren urenlang in het ijskoude water bezig om ander mensen te redden. Anderen liepen over wrakhout om hun dorpsgenoten te bereiken. Op zondag werd er met de vaartuigen langs huizen en boerderijen gevaren om mensen uit hun situatie te redden.
De helikopter en vliegtuigen De helikopter redde veel mensen het leven. Nederland had toen die tijd zelfs maar 1 helikopter; toen werden ze nog helicoptères genoemd. Er werden veel vliegtuigen ingezet om voedsel en andere goederen te droppen.
Eerst herstel van de dijken Vrijwel direct na de ramp werd een begin gemaakt met het herstel van de dijken. Tijdens en direct na de rampnacht waren zandzakken al aangevoerd om de gaten in de dijken die er waren te dichten. De brede stroomgaten, die met elke minuut groter werden, moesten als eerst worden gedicht. Soms waren de gaten al zo diep dat ze eigenlijk niet meer te dichten waren. Honderden vrijwilligers en soldaten uit binnen- en buitenland hielpen bij het dichten van de stroomgaten in de dijken.
* Hieronder zie je maar weer eens hoe goed de hulpverlening geregeld was met behulp van een persoonlijke ervaring. Meeliften met een helikopter Het huis annex bakkerij en winkel van oom en tante Rotte verderop in de Kerkstraat in Oosterland stond wat hoger. Daarom werden wij uitgenodigd daar naartoe te komen. Maar ook bij hen kwam het water al gauw binnensijpelen. Ik hoor nog het klaterende geluid waarmee hun kelder volstroomde. 37
Met z`n negenen, waaronder een baby van enkele maanden, installeerden we ons op een achterkamertje boven de bakkerij. Toen ik op een bed in slaap was gevallen, maakte mijn moeder me wakker met de alarmerende mededeling dat we misschien zouden moeten verdrinken. Mijn oom ging voor in gebed om de Heer te vragen ons te bewaren. Toen het water bijna de bovenverdieping had bereikt, begon het opeens flink te zakken. Naar we later hoorden, kwam dat doordat de Oude dijk tussen Oosterland en Bruinisse was doorgebroken. Hierdoor kon water uit onze polder wegstromen naar de tot dan toe droge buurpolder. De volgende ochtend klom ik via een koekoek op het dak en kreeg ik een indruk van wat het water in de directe omgeving had aangericht. Dinsdags verschenen er vliegtuigen en helikopters boven het dorp. Ik vond dat zo interessant dat ik meer op het dak zat dan binnen. Ik zag een echtpaar vanaf hun platte dak naar een overvliegende helikopter wenken alsof het een taxi was. Hoewel ze absoluut niet meer in nood waren, werden ze nog opgehaald ook. Nog zie ik die helikopter wegvliegen, terwijl de vrouw aan de lier werd opgetakeld en rakelings langs het haantje van de toren scheerde. Het water was nu zover gezakt dat het mogelijk was op laarzen rond te waden. Ik ging op verkenning uit. Een trog uit de bakkerij, die steeds dreigde om te slaan, fungeerde als bootje. Er waren meer mensen die op geïmproviseerde vaartuigen rondvoeren. Eén keer heb ik erg moeten lachen. Een vrouw leegde vanuit een bovenraam een volle po, juist toen een gezelschap langs voer. Het gevolg laat zich raden. Rinus Capelle Oostkapelle
Conclusie Hier beantwoord ik de vraag: Was de hulpverlening na deze ramp goed geregeld? Hier kan maar 1 antwoord op zijn: ja, de hulpverlening was waarschijnlijk het enige lichtpuntje dat deze ram heeft gekend. Als je leest dat er 137,8 miljoen miljoen gulden was opgehaald en dat er geen geld meer mocht worden binnengehaald omdat het teveel werd. En als je ziet dat de kleding er ook in overmaat aanwezig was en dat de overgebleven kleding naar de 3e wereld landen moest worden gestuurd, en de hulpverlening in opzicht van voertuigen was ook heel goed, want ondanks het rampgebied slecht te bereiken was, was het de mensen toch gelukt om met bijv. helikopters en vliegtuigen het rampgebied te bereiken, en de mensen hadden persoonlijk ook veel hulp geboden.
Bronnen www.delta2003.nl http://www.onwijsnat53.nl/WoedendWater/sporen/1953/adoptie.htm
38
Watersnoodramp 1953 Hoofdstuk 7 Kan er in de toekomst nog zo’n zelfde ramp plaatsvinden. Stephan van vliet Broeikaseffect Mensen vervuilen de wereld heel erg, fabrieken en auto's blazen koolstofdioxide uit (CO2). Normaal gesproken maken bomen en planten van CO2 zuurstof (O), maar omdat wij veel bomen en planten kappen, zijn er te weinig bomen en planten om de schadelijke koolstofdioxide om te zetten in zuurstof. Een ander probleem is dat er steeds meer vervuilende fabrieken en auto’s komen. Daardoor wordt er nog meer koolstofdioxide de lucht in geblazen en blijft er nog meer koolstofdioxide hangen in de lucht. Verder verwarmen Zonnestralen de aardkorst en worden normaal gesproken de stralen dan weerkaatst, maar omdat er zoveel koolstofdioxide in de atmosfeer zit kan de aarde de zonnestralen minder goed weerkaatsen. Hierdoor blijft de warmte in de atmosfeer hangen. Daardoor wordt de aarde weer warmer. Dit gebeurt ook in een broeikas. Daarom noemen we dit het broeikaseffect.
Hier zie je een plaatje van hoe het broeikaseffect werkt.
Door het broeikaseffect stijgt ook de zeespiegel, omdat het ijs van de noordpool, zuidpool en de gletsjers smelt. Al dat ijs wordt dan water en komt dan in rivieren en zeeën. Daardoor stijgen wereldwijd de zeeën. Het gaat wel heel langzaam, maar het is bewezen dat de zeespiegel stijgt. Het KNMI verwacht dat in het jaar 2100 de zeespiegel tussen de 20 en 110 cm gestegen is. Verder wordt het 1 tot 6 graden warmer op aarde en moeten we er ook rekening mee houden dat de rivieren vaker heel grote of heel kleine hoeveelheden water zullen aanvoeren, daarnaast komen er meer en zwaardere stormen voor en kunnen we ook heel erge regenbuien verwachten. Een ander probleem is dat het water op de aarde warmer wordt en warm water meer neemt meer ruimte in dan koud water. Daardoor worden de rivieren en zeeën nog voller en daardoor kunnen er meer overstromingen gaan komen in de toekomst.
De bodem daalt. Het overstromingsgevaar wordt nog meer vergroot, doordat de Nederlandse bodem langzaam maar zeker daalt. Deze daling ontstaat door verschillende oorzaken. In Nederland bouwen we steeds meer, waar wegen worden aangelegd en huizen en kantoren worden gebouwd kan het regenwater niet de grond in. Verder bouwen we ook steeds meer op plaatsen waar we dat beter niet kunnen doen. Op de plaatsen waar we gas en andere delfstoffen uit de bodem halen klinkt de grond in elkaar. Nederlandse bodem bestaat in grote delen uit veen, die als een plumpudding in elkaar kan zakken. In de toekomst moeten we het water meer de ruimte gaan geven. Rijkswaterstaat verwacht voor het jaar 2050 dat de bodem van Laag-Nederland tussen de 2 en 60 cm zal zakken en ze denken dat Hoog-Nederland daarentegen 2 cm of meer zal stijgen.
Eeuwige strijd tegen het water. 39
In Nederland hebben we altijd moeten vechten tegen het water. Ondanks de vele overstromingen hebben we toch land op het water veroverd. Wij werden wereldberoemd met het bouwen van dammen en dijken. Daardoor werd Nederland het land achter de dijken. In de 21e eeuw zullen we dijken en duinen wel moeten blijven verhogen om de strijd tegen het water te winnen. Dit komt omdat de zeespiegel blijft stijgen en de lage delen van Nederland dalen. Verder groeien kustplaatsen hard. Toeristen willen ook steeds liever van uit hun hotel kamer uit kijken op zee. Daar wordt het wel steeds moeilijker om op die plaatsen de duinen of dijken te verzwaren.
Terugblik en vooruitzicht Over de watersnoodramp van 1953 is veel gezegd en geschreven. De bewoners van de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden waren diep geschokt. Gebeurtenissen werden voortaan aangeduid door: voor de ramp of na de ramp. De vraag naar de oorzaak is vaak gesteld maar kan heel moeilijk beantwoord worden, omdat de langdurige storm en de springvloed velen fataal werd en het was nacht dus de meeste bewoners in het rampgebied waren gewoon naar bed gegaan. De ramp verraste de slachtoffers dus ’s nachts en daardoor is de vraag van wat de oorzaak was van de ramp moeilijk te beantwoorden.
je
In de tekening zie dingen uit het verleden en uit
het heden, gemaakt door Frans de Brouwer.
De ramp was een nationale gebeurtenis die grote indruk maakte, de offervaardigheid en de bereidheid om te helpen was enorm. De ‘impact’ werd door de omstandigheden en de tijd snel minder, de wederopbouw en de Koude Oorlog beheersten het naoorlogse politieke klimaat. Aan de herinneringen van de slachtoffers werd onvoldoende aandacht geschonken. In de loop der jaren werd steeds meer aandacht geschonken aan de slachtoffers. d.w.z. de herinneringen van getroffenen, speelt tot op de dag van vandaag een belangrijke rol in het onderzoek naar de oorzaak van de ramp. Iedereen die de ramp heeft meegemaakt heeft zijn eigen verhaal, dat geldt ook voor de hulpverleners.
40
Conclusie Op de vraag naar een mogelijke herhaling van de ramp van 1953 is door het Deltaplan "onmogelijk" geworden. Al moeten we dijken wel steeds blijven verhogen. De brede zeearmen werden door de Deltawerken afgesloten, hierdoor werd de totale lengte van de zeewerende dijken 700 kilometer verkort. De veiligheid is toegenomen, maar water blijft een bedreiging voor mens en dier. De overstromingen van de grote rivieren in 1995 lieten zien dat de bedreiging door het water niet alleen vanuit zee hoeft te komen. Ook heel erge regenval kan leiden tot wateroverlast van betekenis.
Bronnen Ik heb al me informatie van de sites www.onwijsnat53.nl en www.delta2003.nl.
41
Watersnoodramp 1953 Hoofdstuk 8 Nawoord Joey Kars Onze hoofdvraag was: ‘Was de watersnoodramp een natuurramp of was het de schuld van de regering?’. Wij vinden dat de watersnoodramp een beetje van allebei was natuurramp was omdat de weersomstadigheden extreem slecht waren en de regering weigerde om meer geld uit te geven aan de verdediging van ons land aan het westen. De regering heeft pas na de watersnoodramp, via een deltaplan en de deltawerken er alles aan gedaan om het hoge water tegen te gaan. Wij hebben de taken aardig goed verdeeld. Het voorwoord hebben we met elkaar gedaan. Joey heeft het over de deltawerken, het deltaplan en het nawoord gedaan. Marsel heeft het over de weersomstandigheden en het klimaat gehad. Andrew heeft het over de sociale impact van de mens en de getroffen gebieden gehad. Wesley heeft het over de hulpverlening en de evacuatie gehad. Stephan heeft het gehad over de wederopbouw, economische oorzaken van de watersnoodramp en of er in de toekomst nog zo’n ramp kan plaats vinden. Wesley en Stephan hebben voor de lay-out gezorgd. Vrijwel alle informatie hebben we van het internet gehaald. Wij hebben er niet aan gedacht om aan de medewerkers van de mediatheek te vragen of dat zij nog meer informatie hadden. Wat wij het makkelijkste vonden was de informatie van het internet af te halen. Ook met de deelvragen hadden de meeste niet veel moeiten. Het moeilijkste vonden wij het vinden van een onderwerp en het formuleren van een hoofdvraag. Alle leuke onderwerpen die ons te binnen schoten werden allemaal afgewezen, omdat de ene weer niet actueel was en de ander was weer geen geschiedenis enz. Dit was eigenlijk wel het grootste probleem. Wij hebben gewoon doorgezocht en doorgevraagd of andere mensen wel een goed onderwerp wisten. Voor de rest hadden we met dit onderzoek geen problemen. Wij zouden de volgende keer gewoon weer zo te werk gaan omdat ons niks is tegengevallen.
42
Bronvermeldingen Internet: www.onwijsnat53.nl www.delta2003.nl. http://www.onwijsnat53.nl/WoedendWater/sporen/1953/adoptie.htm www.google.nl www.media.thinkquest.nl www.neeltjejans.nl www.google.nl www.KNMI.nl
Boeken: Weergaloos Nederland Uitgevers: Kosmos z&k / KNMI Schrijvers: Harry Geurts & Jacob Kuiper
Andrew had nog een site gebruitk alleen weet die er de naam niet meer van. Stephan had nog een boek van zijn vader alleen weet die de naam en.z er niet meer van. Joey heeft ook een aantal dingen opgezocht in de bibliotheek maar dat was alleen maar ter controle.
43
Uitleg extra’s Bij ons werkstuk zitten ook een paar extra’s. Met onder anderen een paar filmpjes, animatie plaatjes, kranten berichten en interviews. Ze zijn te vinden in de map extra op de cd en daarna staan ze in verschillende mappen. De filmpjes kunnen worden afgespeeld in windows media player en ik wist niet zeker of u een programma heeft waarmee u de filmpjes kunt afspelen. Daarom heb ik windows media player ook op de cd gezet. Als u geen programma heeft dan kunt u windows media player installeren vanaf de cd en kunt u ze toch bekijken. Verder zitten er ook een paar filmpjes bij die alleen op het internet kunnen worden afgespeeld. Daarvoor is een snelkoppeling in de map van filmpjes te vinden waardoor je op het internet komt en het filmpje dan meteen begint te spelen. Hetzelfde geldt voor de geluid onderdeeltjes. Daarvoor heb ik winmap op de cd gezet die u ook zo kan installeren, waardoor u de geluid stukjes kunt luisteren. De filmpjes en de geluid stukjes zijn gewoon te bekijken en te beluisteren door op het plaatje ervan te klikken en dan start het filmpje of geluid stukje zich automatisch op. Verder zitten er wat plaatjes en krantenknipsels bij maar daar kunt u gewoon op klikken en dan krijgt u het plaatje gewoon te zien.
44