Klachten over politie enjustitie
Ai 750—1
Klachten over politie en justitie Prof. mr. M. Wladimiroff Advocaat te s-Gravenhage
1. I.1. 1.2.
‘.3. 2.
2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 2.5.
2.6.
3. 3.’. 3.2. 3.2.1.
3.2.2.
3.2.3.
4. 4.’. 4.2.
4.3. 4.4. 4.5. 4.6. 4.7. 4.8.
T5
Adv. Pr.
De politie Strafbare feiten Laakbare gedragingen Strafvorderingskiachten
A175o— A175o— o— 75 Ai o— 5 Ai7
3 3 4 5
Ombudsman Taak De klacht Ontvankelijkheid van de klacht Het onderzoek Afdoening Locale ombudsman
o—. 75 Ai Ai o-75 o— 5 A17 o— 5 A17 o— 5 A17 o— 5 A17 o— 5 Ai7
6 6 6 7 7 8 9
Justitie Informeel beklag Formeel beklag Klagen over verwaarlozing ambtsplicht of ambtsbe— zigheden Klagen over de uitoefening van de bediening bij de HR Klagen over de uitoefening van de bediening bij de PG bij het Hof
Ai7 o 5 — 9 o—Io 5 A17 o—II 5 A17
Beklag over het niet (verder) vervolgen Bevoegd Gerechtshof Belanghebbenden Beperking van de klachtregeling Termijn Waarover klagen Procedure De gevraagde beslissing Beklag ex artikelen i en 1 3 Sv. februari 1987
A175o—I1
Ai o—i 75 i A17 o 5 —I 2 o—12 75 A1
Ai 750—12 3 o—i 15 Aio—13 5 A17 A 1750—14
A17 50—14 Ai 750—14e Ai 7 o—14d 5 A 1750—1 4 d
Ai 750—2
Klachten over politie enjustitie
5.3. 5.4. 5.5. 5.6.
Beklag over inbeslagneming c.a. Wanneerklagen Belanghebbende Waarover klagen Grondenvanbeklag Wijze van klagen Procedure
Ai 4 0—1 5 7 d e 4 Ai7o—.-i A175o—14e o_1 5 A17 f 4 o—1 5 A17 h 4 i 4 o—i 75 Ai i 4 o—i 75 Ai
6.
Justitiële klachtenbureaus
Ai 740—14j
5. 5.!. 5.2.
i
Adv. Pr.
februari 1987
Klachten over politie enjustitie
Ai 750—3
De laatste jaren is de burger steeds mondiger geworden, zich meer bewust geworden van zijn individuele rechten. Daardoor is hij ook steeds kritischer komen te staan tegenover de overheid. Als gevolg daarvan zijn de wettelijke regelingen die deze kritiek kanaliseren steeds verder uitgebreid en waar nodig verfijnd. In het kader van dit artikel kunnen de klachten ingedeeld worden in klachten over de politie (hoofdstuk ‘-4), overjustitie (hoofdstukken t/m 6) en de rege 3 ling van de ombudsman (hoofdstuk 2).
i.
De politie
In de huidige wetgeving is de opbouw en verantwoordelijkheidsverdeling van het Nederlandse politieapparaat niet ideaal. Naast een indeling in rijks- en gemeentepolitie, bestaat er immers een tweehoofdige leiding: de Officier van Justitie en de burgemeester. Bovendien is er ook nog een Koninklijke Mare chaussee,welke zich zowel op het militaire als op het burgerlijke strafrechtelijke gebied beweegt. Inzake de behandeling en afdoening van klachten inzake politieoptreden bevat de Politiewet geen bepalingen. Wel werd door de Ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken op i 7januari 19 6g een circulaire uitgegeven waarin deze materie in grote lijnen wordt geregeld.
Strafbarefeiten Indien een politiefunctionaris zich jegens een burger schuldig maakt aan een strafbaar feit, zal de belanghebbende daarvan aangifte doen bij de Officier van Justitie, met het verzoek ter zake een onderzoek te doen instellen. De officier zal normaal gesproken het onderzoek laten verrichten door de rijksrecherche. De officier is verplicht aan de belanghebbende mee te delen of hij tot vervolging overgaat of niet, in welk laatste geval hij op de beklagmogeljkheid van artikel 12 Sv. dient te wijzen. De klager doet er goed aan de officier bij de aangifte al te vragen hem klager te informeren omtrent het al dan niet instellen van een vervolging tegen de betrokken politiefunctionaris. Op het beklag bij het Hof op grond van artikel 12 e.v. Sv. wordt hierna in de paragraaf klachten over de justitie ingegaan. Ten aanzien van de Koninklijke Marechaussee zal de aangifte ook gedaan kun nen worden bij de Auditeur-Militair (Groningersingel i, Postbus 9010, 68oo DM Arnhem) die immers de tot vervolging bevoegde autoriteit is ten aanzien van personeel van dit wapen. In gevolge de regeling strafrechtelijke onderzoeken naar gedragingen van personeel van de Koninklijke Marechaus see van i juni 1978 wordt ten aanzien van personeel van dit wapen dat behoort tot een zgn. bijstandsbrigade, gedetacheerd bij een korps gemeentepolitie, in i. i.
—
15 Adv. Pr.
februari 1987
—
At 750—4
Klachten over politie enjustitie
overleg met de Procureur-Generaal en de commanderende officier, de rij ksre cherche ingeschakeld; in de overige gevallen geschiedt het onderzoek door de Koninklijke Marechaussee zelf. De Auditeur-Militair neemt de beslissing over het al of niet vervolgen in overleg met de commanderende generaal. Bij niet vervolging kan niet geklaagd worden bij het Hoog Militair Gerechtshof. Indiende Officier vanjustitie danwel de Auditeur-Militair niet wenst te vervol gen, blijft de vraag of er niettemin sprake was van een laakbare gedraging, welke op zich klachtwaardig is.
Laakbaregedragiiigen Laakbare gedragingen van politiefunctionarissen kunnen van velerlei aard zijn. Het gaat hierbij om al die gevallen, waarbij geen sprake is van een strafbare gedraging, doch van onjuist handelen jegens een burger, waarover deze zich beklaagd. Vooral de laatste jaren zijn dit soort klachten enorm in aantal toegenomen. De wij ze waarop deze klachten worden behandeld is zeer verschillend. De meeste politiekorpsen hebben inmiddels regelingen voor de behandeling van klachten getroffen, welke beogen de klachten op een voor het publiek zo bevredigend mogelijke wijze af te doen. Pogingen om tot een landelijke regeling te geraken zijn tot nu toe op niets uitgelopen. De enige landelijke regeling welke thans bestaat is de algemene klachtenregeling van de Ombudsman (zie hierna hoofd stuk 2). De burger die klaagt over het optreden van een politiefunctionaris kan deze klacht zelf indienen bij de politie, de korpschef, de Officier van Justitie of de burgemeester. Ook kan hij een advocaat of een justitieel klachtenbureau (zie hoofdstuk 6) vragen bij deze instanties de klacht in te dienen. Als de klacht bij de politie zelf wordt gedeponeerd, wordt deze bij de grotere gemeentekorpsen begeleid door een zgn. klachteninspecteur. Bij de andere korpsen ziet meestentijds de korpschef toe dat de klacht behandeld wordt. De Officier van Justitie en de burgemeester sturen de klacht ter afdoening door naar de korpschef. In vrijwel alle gevallen vindt het onderzoek plaats binnen het korps, d.w.z. door functionarissen van het eigen apparaat. De eindverantwoordelijkheid voor de gang van zaken bij dat onderzoek en de daarop gegeven beslissing ligt bij de gemeentepolitie in handen van de burgemeester; bij de rijkspolitie is de Minis ter van Justitie verantwoordelijk, in feite namens deze de algemeen inspecteur van het korps rijkspolitie. De klager doet er goed aan bij zijn klacht tevens te verzoeken hem te informeren omtrent de uitkomst van dat onderzoek en voorts welke beslissing daarop is genomen. Indien de politie de klacht niet in behandeling wil nemen, is het verstandig de klacht in te dienen bij de burgemeester of de algemeen inspec teur. 1.2.
j
Adv. Pr.
februari 1987
Klachten over politie enjustitie
Ai 750—5
Het onderzoek kan leiden tot de conclusie dat de betrokken politiefunctionaris inderdaad onjuist heeft gehandeld. Als gevolg daarvan kan de korpsbeheerder (burgemeester resp. algemeen inspecteur) disciplinaire of andere maatregelen nemen. De disciplinaire maatregel raakt de betrokken politieman als zodanig, de overige maatregelen kunnen een wijdere strekking hebben. De korpsbe heerder kan bijv. maatregelen tot herstel nemen, of tot voorkoming van herha ling. Deze maatregelen kunnen van individuele, maar ook van structurele aard zijn. Daarnaast kan aan de klager een uitkering worden gedaan tot vergoeding van diens (im)materiële schade. Naar mijn mening dienen in alle gevallen van gegrondbevinding aan klager excuses te worden aangeboden. Als de klager het niet eens is met de genomen beslissing, of in het geval hij niets meer op zijn klacht hoort, kan hij pogen de korpsbeheerder tot een ander stand punt te brengen. Betreft het een klacht over de gemeentepolitie dan kan de klager zich wenden tot de gemeenteraad met het verzoek de burgemeester ter zake aan de tand te voelen. Gaat het om een klacht over de rijkspolitie, clan kan klager zich het beste wenden tot de Vaste kamercommissie voor justitie. Deze beleidscontrolerende instanties kunnen er toe bijdragen dat klachten serieus behandeld en afgedaan worden. Indien bij een korps op een bepaald punt een beleid wordt gevoerd dat leidt tot klachten, kan daarover het beste worden geklaagd bij de Officier van Justitie voor zover het hetjustitiële beleid betreft en overigens bij de korpsbeheerder. In voorkomende gevallen is het het beste tevens de gemeenteraad of de Vaste kamercommissie te informeren, nujuist deze instanties het beleid in deze con troleren, dan wel bij de Procureur-Generaal tevens fungerend directeur van politie, die het beleid van de justitiële politie in zijn ressort bepaalt.
Strafvorderingskiachten Voor zover de politie geen juiste uitvoering geeft aan de voorschriften van het Wetboek van Strafvordering kan daarover worden geklaagd bij de Officier van Justitie, als verantwoordelijke autoriteit in de opsporingsfase. Uiteindelijk kunnen deze klachten aan de rechter worden voorgelegd als va rianten van onrechtmatig verkregen bewijs of handelingen welke in strijd moeten worden geacht met de goede procesorde. Daarbij is dan wel van belang dat aan een dergelijk verweer feitelijke grondslag wordt gegeven door terzake getuigen te doen horen, hetzij in het gerechtelijk vooronderzoek hetzij ter zitting. 1.3.
15
Ach’. Pr.
februari iq8y
Ai 750—6
2.
Klachten over politie enjustitie
Ombudsman
Sinds 1982 bestaat het instituut de Nationale Ombudsman. Een onafhankelijke instantie ten behoeve van burgers die zich door incorrect overheidsoptreden gedupeerd voelen in gevallen waarin de rechter of een administratieve be— roepsinstantie geen soelaas kan bieden. Taak De nationale ombudsman onderzoekt gedragingen van administratie-orga nen. Hierbij gaat het om gedragingen van ministers, staatssecretarissen, Com missarissen der Koningin en Burgemeesters voor zover het gaat om uitvoering van politietaken. Een gedraging van een ambtenaar, verricht in de uitoefening van zijn functie, wordt aangemerkt als een gedraging van het administratieorgaan waarbij hij in dienst is.’ Het onderzoek van de ombudsman geschiedt op verzoek van klager(s) ofambts halve. Het onderzoek betreft de vraag of het desbetreffende orgaan zich in een bepaald geval behoorlijk heeft gedragen. 2.1.
Het resultaat van het onderzoek wordt neergelegd in een openbaar rapport waarin de ombudsman verslag doet van zijn bevindingen, zijn oordeel geeft over de onderzochte aangelegenheid en zo hij daartoe aanleiding ziet aan bevelingen doet voor eventueel te nemen maatregelen. Daarnaast maakt de ombudsmanjaarlijks een verslag van zijn werkzaamheden, welk verslag open baar wordt gemaakt en algemeen verkrijgbaar wordt gesteld. —
—
De klacht Een ieder heeft het recht de nationale ombudsman schriftelijk te verzoeken een onderzoek te doen naar de wijze waarop een administratief orgaan zich in een bepaalde aangelegenheid jegens hem heeft gedragen. De klager kan zowel een natuurlijk als een rechtspersoon zijn. 2.2.
De klacht wordt gegoten in de vorm van een verzoekschrift. Het verzoekschrift
dient te bevatten: de naam en het adres van de klager; a. b. zo duidelijk mogelijk, een omschrijving van de gedraging waarop de klacht betrekking heeft en mededeling wie zich aldus heeft gedragen; de reden waarom de verzoeker meent bezwaar te moeten maken tegen de c. -“ gedraging. De klacht moet worden gcdaan binnen een jaar nadat de gewraakte gedraging plaatsvond. Werd die gedraging eerst aan het oordeel van een rechtelijke in i
Het begrip administratief orgaan (art.
15 Adv. Pr.
februari 1987
i
Wet nat, ombudsman) zoekt aansluiting bij artikel
i
wet-AROB.
Klachten over politie enjustitie
Ai 750—7
stantie, dan wel ingevolge een wettelijk geregelde administratiefrechtelijke voorziening, aan het oordeel van een andere instantie onderworpen, dan ein digt de termijn eenjaar na de datum waarop in die procedure een onherroepe lijke uitspraak is gedaan, of de procedure op een andere wij ze is geëindigd. Ontvankelijkheid van de klacht De nationale ombudsman kan het onderzoek weigeren indien hij niet bevoegd is: Staat naar het oordeel van de ombudsman ten aanzien van de in het ver a. zoekschrift bedoelde gedraging voor verzoeker een wettelijk geregelde admi nistratiefrechtelij ke voorziening open, dan verwijst hij klager naar de bevoegde instantie en stuurt hij de stukken door (art. i 3). b. In de gevallen als omschreven in artikel i 6 van de Wet nationale ombuds man geeft de ombudsman de klager schriftelijk bericht onder vermelding van redenen dat hij geen gevolg geeft aan het verzoek tot het instellen van een onderzoek, danwel dat hij het onderzoek niet voortzet. 2.3.
De nationale ombudsman is in alle overige gevallen verplicht een onderzoek in te stellen, tenzij: a. het verzoekschrift te laat is ingediend of niet de vereiste gegevens (art. i 2, lid 2) bevat danwel naar zijn oordeel geen genoegzame gronden bevat (in de praktijk wordt te dezer zake doorgaans soepel gehandeld door klager in de gelegenheid te stellen zijn klacht nader (mondeling of schriftelijk) aan te vullen of toe te lichten); b. de verzoeker een ander is dan degenejegens wie de gedraging heeft plaats gevonden (vanzelfsprekend heeft deze uitzondering geen betrekking op ver zoekschrift ingediend door tussenkomst van een advocaat); het een klacht betreft die reeds eerder werd ingediend, danwel bij een der c. verzoekschriftcommissies van de Staten Generaal in behandeling is (zie art. i eerste lid, sub d); d. ten aanzien van de gedraging voor de klager een wettelijk geregelde admi nistratiefrechteljke voorziening heeft opengestaan en hij daarvan geen ge bruik heeft gemaakt, danwel te dezer zake door een commuun rechtelijke in stantie uitspraak is gedaan. Het onderzoek De ombudsman verzamelt naar aanleiding van de klacht inlichtingen teneinde in staat te zijn op basis van alle relevante feiten en omstandigheden de zaak te beoordelen. Teneinde de ombudsman daartoe in de gelegenheid te stellen, doch onderwijl overheidsbelangen (zoals bijv. de veiligheid van de Staat) of individuele belangen (zoals bijv. ambts- of beroepsgeheimen) te eerbiedigen, heeft de wetgever een afgewogen stelsel ontworpen. 2.4.
j
Adv. Pr.
februari 1987
Ai 750—8
Klachten over politie enjustitie
Zodra de klacht ontvangen is, kan de klager in de gelegenheid worden gesteld nadere informatie (mondeling of schriftelijk) te versc haffen. Het administratie ve orgaan en degene op wiens gedraging de klach t betrekking heeft, wordt van de klacht op de hoogte gesteld en om inlichtingen en een standpuntbepaling gevraagd. De ombudsman kan die inlichtingen en stand puntbepaling aan par tijen in elkaars aanwezigheid vragen. Naast voormelde inlichtingen en standpuntbepalinge n is de ombudsman be voegd stukken te vragen, getuigen, deskundigen en tolken op te roepen c.q. in te schakelen. De opgeroepene is verplicht te versc hijnen; verschijning kan desnoods met de sterke arm worden afgedwongen. De opgeroepene is verplicht de gevraagde inlic htingen te verschaffen tenzij zich de uitzonderingsgevallen voordoen als bedoeld in artikel 19, derde of vier de lid, zoals de klassieke geheimhouders met verschoni ngsrecht of ambtenaren met een specifieke geheimhoudingsplicht, op gron d waarvan zij zich eveneens kunnen verschonen van het verstrekken van inlichting en. De opgeroepene kan zich desgewenst doen bijstaan door een raadsman. De reis- en verblijfkosten worden op de voet van artikel 23 vergoed. De ombudsman kan indicn zulks naar zijn oordeel voor het onderzoek noodza— kelijk is, zonder toestemming, met uitzondering van woningen, alle plaatsen betreden waar het administratief orgaan, wiens gedr aging onderzocht wordt, zijn taak verricht. Voor het betreden van woningen is de toestemming van de bewoners vereist. Voormelde bevoegdheden van de ombudsman kom en ook toe aan de substi tuut-ombudsman en de personen die behoren tot het bureau van de ombuds man. De (substituut-)ombudsman en het bureauperson eel zijn verplicht tot geheimhouding van al hetgeen hen bij de uitoefenin g van hun taak bekend is geworden, voor zover dat uit de aard van de zaak volg t.
Afdoening Alvorens het onderzoek te beëindigen deelt de omb udsman zijn bevindingen schriftelijk mee aan het desbetreffende orgaan en in het voorkomende geval aan de ambtenaar wiens gedraging voorwerp van onderzoe k is geweest. De klager wordt op gelijke voet geïnformeerd. Beide partijen word t een termijn gesteld waarbinnen zij in de gelegenheid zijn zich omtrent de bevindingen van de ombudsman uit te laten. Daarna geeft de ombudsman een beoordeling van de door hem onderzochte aangelegenheid, antwoordgevende op de vraag of het administratief orgaan zich al dan niet behoorlijk heeft gedragen. Zijn bevi ndingen en oordeel legt de 2.5.
15 Adv. Pr.
februari 1987
Klachten over politie enjustitie
Ai 750—9
ombudsman neer in een openbaar’ rapport. Het betrokken administratief or gaan en de betreffende ambtenaar alsook de klager ontvangen een exemplaar van het rapport. De ombudsman kan aan het betrokken orgaan zijn zienswijze over eventueel te nemen maatregelen, bekendmaken. Lokale ombudsman In sommige gemeenten fungeert een lokale ombudsman, die ten behoeve van burgers het optreden van gemeentelijke organen en gemeentelijke ambtenaren op behoorljkheid van handelen beoordeelt. Deze ombudsmannen hebben vergelijkbare, doch minder ver gaande bevoegd heden ten behoeve van hun onderzoeken. 2.6.
Ten slotte verdient nog vermelding privaatrechteljke instellingen zoals de Ombudsvrouw, de Consumentenman en vergelijkbare vertrouwenslieden bin nen organisaties en instellingen.
3.
Justitie
De formele klachten zoals de strafklacht en strafvorderingskiachten, blijven in dit hoofdstuk buiten beschouwing. De voorzieningen tegen rechterlijke bes ijs singen c.q. die van het Openbaar Ministerie worden in de onderscheidene hoofdstukken van het strafrechtelijk deel van dit handboek behandeld. De eni ge uitzonderingen zijn het beklag ex artikel t 2 Sv. en dat ex artikel 55 2a e.v. Sv., welke wel in dit hoofdstuk worden behandeld. De informele klachten over laakbare gedragingen van leden van de staande en de zittende magistratuur zullen zo mogelijk steeds via de plaatselijke deken worden geleid (vgl. gedragsregel 3). Met betrekking tot klachten over griffie- of parketpersoneel kan de advocaat het beste rechtstreeks contact opnemen met de Griffier of de Hoofdofficier c.q. Procureur-Generaal. Ten aanzien van klachten over de parketpolitie kan worden gehandeld zoals hiervoor aangegeven bij de klachten over de politie. De Hoofdofficier vanjusti tie is de aangewezen autoriteit, die zonodig maatregelen kan nemen. Doorgaans zal de Nederlandse Orde van Advocaten over structurele of princi piële klachten of problemen, na ingewonnen advies van haar adviescommissie strafrecht, een standpuntbepaling van de Minister van Justitie of de (Procu reur-Generaal bij de) Hoge Raad uitlokken.
i
Daarbij worden de artikelen 4
15 Adv. Pr.
februari 1987
fl 19,
vierde lid Wet openbaarheid van bestuur in acht genomen
Az 750—10
Klachten over politie enjustitie
Informeel beklag Indien een rechter of officier zich ter zitting, in raadkamer, kabinet of ten par kette onheus gedraagt jegens een verdachte’ doet zich de vraag voor of daar over geklaagd moet worden. In het algemeen is grote terughoudendheid in deze geboden. Slechts grove schendingen van de fatsoensnorm verdienen onze aandacht. Van de leden van de rechterlijke macht mag toch verwacht worden dat zij slechts zelden aanleiding zullen geven tot klachten. Toch zijn er gevallen waar bij de advocaat dient op te treden. Een voorzitter, politierechter, of bij zittend rechter of raadsheer die stelselmatig het voorschrift van artikel 302 Sv. schendt mag best op zijn falende onbevoor oordeeldheid terechtgewezen worden. Tutoyeren ter zitting hoeft een verdach te niet onder alle omstandigheden te accepteren. Een voorzitter of politierech ter die het recht (ter zake doende) vragen te stellen (hetzij door verdachte, hetzij door raadsman) frustreert dient naar omstandigheden hierop aangesproken te worden. Sommige voorzitters ofpolitierechters laten verdachten slechts zelden uitspreken. Indien hiertegen door de raadsman niet wordt opgetreden kan zijn cliënt in zijn verdediging worden geschaad. Doorgaans is een démarge ter zitting voldoende om een dreigende scheefgroei recht te zetten. Bij regelmatige moeilijkheden zou een individueel contact tus sen de betrokken rechter en de raadsman, al dan niet via de deken, wellicht kunnen leiden tot het voorkomen van aanvaringen in de toekomst. Blijven er problemen bestaan of wordt een bepaald optreden echt als onaanvaardbaar ervaren, dan zou wellicht de tussenkomst van de president van het gerech t ingeroepen kunnen worden. In deze gevallen is het verstandig de klacht via de deken te leiden. Slechts in uitzonderlijke gevallen zal de raadsman naar het wapen van de wra king grijpen, niettemin is het een middel waarin de wet voorziet en waarvan op zeer goede zakelijke gronden gebruik gemaakt kan worden (artikel 516 Sv.). De meeste moeilijkheden ontstaan meestal in de omgang met de Rechter-Com missaris in strafzaken. Doordat de Rechter-Commissaris gedurende de periode van zijn aanwij zing uitsluitend belast is met de behandeling van de instructie van strafzaken, ont staat er doorgaans een zodanige blikvernauwing, dat het risico geenszins on denkbeeldig is dat hij een instrument wordt van de vervolging. Afhankelijk van de mate waarin de Rechter Commissaris minder het accent legt op zijn rechter zijn en meer het accent legt op het ,,commissaris” zijn, zal zijn omgang met de verdachte al dan niet problematisch zijn. Voor het geval de Rechter-Commissaris de verdachte bij het verhoor ter gele 3.1.
i
i
Of advocaat, reclasseringsambtenaar, dan wel getuige.
Adv. Pr.
februari 1987
Klachten over politie enjustitie
Ai 750—I
1
genheid van de vordering tot inbewaringstelling onvoldoende de kans geeft zijn verhaal te vertellen en een verklaring af te leggen zoals hij de verdachte de zaak ziet, dient de raadsman daartegen op te komen. Een goede Rechter-Commissaris stelt geen strikvragen en laat de verdachte heel; een goede raadsman let daarop. Vele Rechter-Commissarissen hebben de vervelende gewoonte de raadsman niet te waarschuwen indien zij de preventief gehechte verdachte, dan wel getui gen in diens zaak, horen. De raadsman doet er dan ook goed aan, direct na de inbewaringsteiling de Rechter-Commissaris, onder verwijzing naar het gestel de in artikel 186 Sv., te verzoeken hem te waarschuwen indien in het gerechte lijk vooronderzoek verhoren zullen plaatsvinden. Indien de Rechter-Commissaris de raadsman niet in de gelegenheid stelt bij vermelde verhoren aanwezig te zijn, kan de raadsman de rechtbank, op de voet van het bepaalde in artikel 24! Sv., verzoeken de Rechter-Commissaris alsnog bepaalde getuigen te doen horen in aanwezigheid van de raadsman, teneinde deze getuigen bepaalde vragen te kunnen stellen, waardoor een onnodige lange behandeling ter terechtzitting wegens het alsdan dagvaarden van getuigen kan worden voorkomen. —
—
Formeel beklag Indien men zich formeel over de handelingen van justitie wenst te beklagen, staan de volgende mogelijkheden open.
3.2.
Klagen over verwaarlozing ambtsplicht ofambtsbezigheden c. q. de waardigheid van het ambt. (zie ook art. i i., eerste lid, sub d RO) Bij de presidenten van de gerechten kan te dezer zake worden geklaagd ex artikel 14 RO ten aanzien van rechtelijke ambtenaren of griffiers. De wet kent geen voorgeschreven procedure en spreekt slechts van een ambtshalve be voegdheid van de presidenten of op vordering van het Openbaar Ministerie. Aangenomen mag worden dat een belanghebbende zich niettemin kan wenden tot de president. De president kan een waarschuwing geven, na de betrokken ambtenaar ge hoord te hebben. Er bestaat geen verplichting een klager te horen of deze van de eventuele waarschuwing op de hoogte te stellen. 3.2. i.
Klagen over de uitoefening van de bediening bij de Hoge Raad Bij de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad kan over handelingen ofgedragin gen van rechteljke ambtenaren worden geklaagd (artt. i 4a- 14C RO). Van dit beklag zijn uitgesloten rechtelij ke beslissingen. De klacht wordt ingediend als een verzoekschrift inhoudende naam en adres van verzoeker met opgave van de bedoelde gedraging of handeling en met beschrijving van de daartegen gerichte klacht. Het verzoekschrift is gericht aan de PG bij de Hoge Raad.
3.2.2.
i
Adv. Pr.
februari £987
Ai 750—1 2
Klachten over politie enjustitie
De P0 stelt de verzoeker en de rechtelijke ambtenaren in de gelegenheid hem inlichtingen te verstrekken. Daartoe kan de PG hen zonodig horen. De klager en de rechtelijke ambtenaar worden op de hoogte gesteld van de uitkomst van dit vooronderzoek. Indien de PG besluit tot het doen van een vordering aan de HR tot een onder— zoek naar de in het geding zijnde ambtsbediening, vindt behandeling daarvan plaats in raadkamer van de HR overeenkomstig artikel i , d RO. De beslissing kan bij gegrondbevinding overeenkomstig artikel i i, sub c RO het ontslag van de betrokken rechteljke ambtenaar inhouden. Zowel klager als aangeklaagde ontvangen een afschrift van de door de HR te nemen beslissing.
Klagen overde uitoefening van de bediening bijdeProcureur-Generaalbij het Hof Indien men zich wenst te beklagen over de wijze waarop een lid van het O.M. zijn ambt uitoefent, kan men zich wenden tot de Procureur-Generaal bij het Hof, binnen weiks rechtsgebied het desbetreffende lid van het O.M. werkzaam is. De wet kent geen speciale klachtenprocedure. Het gaat hier in wezen om het doen van beklag in de hiërarchieke lijn. De PG heeft immers ingevolge de arti kel a RO in het algemeen en ingevolge artikel 140 Sv. in het bijzonder, de bevoegdheid aanwijzingen aan zijn ondergeschikten te geven. Wat de P0 bij het Hof zelf betreft zij gewezen op artikel 5 RO. 3.2.3.
In voorkomende gevallen kan een belanghebbende zich wenden tot de PG, die volledig vrij is op een klacht al dan niet in te gaan. Evenmin bestaat er een verplichting aan een klager mededeling te doen van het resultaat van een klacht.
Beklag over het niet (verder) vervolgen van een strafbaar feit
4.
Indien het Openbaar Ministerie niet tot (verdere) vervolging van een (ex) ver dachte van een strafbaar feit wil overgaan kan de rechtstreeks belanghebbende daarover klagen bij het Gerechtshof (regeling van de artikelen i 2-T 2 Sv.).’
Bevoegd Gerechtshof Het beklag wordt gedaan bij het Gerechtshof, binnen het rechtsgebied waarvan de beslissing tot niet vervolging of niet verdere vervolging is genomen. Voor de i.
i Literatuur: Mr. Gij. M. Corstens, Waarborgen rondom het vervolgingsbeleid, Vermande zonen, Umuiden 1974, mr. F1. Franken, Vervolgingshclcid,Gouda Quint, Diss. 1973. Melai es, aantekeningen op artt. 1 2-1 3a Sv.,Gouda Quint.
ij
Adv. Pr,
februari 1987
Klachten over politie enjustitie
3 o—i 75 Ai
absolute bevoegdheid wordt verwezen naar artikel 6o RO en de Wet Rechtelij ke Indeling van 10 augustus 1,S 95 347. Voor de relatieve bevoegdheid wordt 1 verwezen naar de artikelen 2-6 Sv. Indien het beklag niet tot de kennisnerning van het Gerechtshof behoort en is het Gerechtshof van oordeel dat een ander Gerechtshof wèl bevoegd is, dan verwijst het Gerechtshof de zaak naar het bevoegd geachte college onder ge lijktijdige toezending van het klaagschrift en een afschrift van de beschikking (waarbij het Hof zich zelf onbevoegd verklaarde). -
Belanghebbenden Belanghebbend zijn zij, die door het feit rechtstreeks in hun belangen zijn ge schaad en bij de instelling of voortzetting van de vervolging een redelijk belang hebben. Volgens de Hoge Raad’ kunnen alleen degenen, die door het achterwege blij ven van een vervolging getroffen worden in een belang dat hen bepaaldelijk aangaat, als rechtstreeks belanghebbenden worden beschouwd. Onder rechts treeks belanghebbenden worden niet alleen natuurlijke personen maar ook de in artikel 1 2, tweede lid omschreven rechtspersonen verstaan. Over het algemeen zal het slachtoffer van een strafbaar feit de belanghebbende 2 Een (ex) verdachte kan in deze zijn, soms gaat het om diens nabestaanden. eveneens als belanghebbende worden aangemerkt. Daarnaast bestaan de indirect belanghebbenden, zoals bijvoorbeeld de gesu brogeerde verzekeraar (HofDen Bosch : niet ontvankelijk) of overheden, terza ke van een klacht wegens niet vervolgen van een handelen in strijd met de verordening, welke een door die overheid te behartigen belang raakt (HofArn hem : wel ontvankelijk). 4.2.
4.3. Beperking van de klachtregeling Het beklag is niet toegelaten in zaken die reeds geëindigd zijn, of in de gevallen dat strafvervolging is uitgesloten. Een strafzaak kan reeds geëindigd zijn omdat het recht tot strafvervolging a. niet meer bestaat wegens een onherroepelijke vrijspraak of ontslag op rechts vervolging (art. 68 Sr.) dan wel na een onherroepelijke buitenvervolgingstel ling (art. 250 Sv.) of een kennisgeving van niet verdere vervolging (artt. 243-247 en 253 Sv.). b. Een strafzaak kan ook geëindigd zijn omdat het recht tot strafvervolging niet meer kan worden uitgeoefend, zoals na het overlijden van de persoon wiens vervolging wordt verlangd (art. 69 Sr.), na verjaring (de artt. 70 ev. Sr.) of na
2
3 4
HR 7 maart 1972, NJ 1973, flr. 55. HR 26juni 1956, NJ 1956, nr. 518. juni 1969, NJ 1970, nr. Hof ‘s-Hertogenbosch Hof Arnhem, io januari 1950, NJ 1950, nr. 579.
Adv. Pr.
februari 1987
237.
Ai 750—14
Klachten over politie enjustitie
voldoening aan de voorwaarden krachtens de artikelen 74-74c Sr. gesteld (zie echter art. i o Sv.). Indien de Officier van Justitie het recht tot strafvordering aan een vreemde staat heeft overgedragen (zie de regeling van de artt. 77 bis Sr. jO. 552 t cv. Sv.) kan ingevolge artikel 552 v Sv. het recht van vervolging even min meer worden uitgeoefend. c. Beklag is evenmin toegelaten indien de toepassing van artikel 74 Sr. een overtreding betreft (art. i 2 p Sv.). d. Vervolging van minderjarigenjonger dan i 2 jaren is uitgesloten (art. 77 Sr.). e. Soms kan een dreigend verval van het recht tot vervolging worden gered of een verloren recht worden hersteld, zie de artikelen 244, tweede lid; 245, twee de lid; 255, derde lid; 255, vierde lid Sv. f. Bij klachtdelicten (de artt.: 269; 273; 281, tweede lid; 316, tweede lid, 324 en 420 Sr.) kan alleen vervolgd worden nadat er klachte is gedaan (artt. 64-6 7 Sr). De strafvervolging is uitgesloten in gevallen als artikel 68, derde lid AWR g. of artikel 30, tweede lid WVW. h. Ingeval van artikel 36 Sv. welke de verdachte de mogelijkheid biedt een verklaring van beëindiging der zaak te verkrijgen, is een beklagprocedure ver der uitgesloten.
4.4. Termijn Aan het doen van beklag is geen wettelijke termijn gesteld, behoudens het be klag ten aanzien van de toepassing van artikel 74 Sr. (transactie terzake van een misdrijf) welk beklag moet worden gedaan binnen maanden na de datum 3 waarop aan de voorwaarden werd voldaan (art. 20 o Sv.). Overigens zal het beklag natuurlijk zodanig tijdig moeten worden gedaan dat een eventuele ver volging binnen een redelijke termijn kan plaatsvinden (art. 6, eerste lid EVRM). .5. Waarover klagen Beklag kan betrekking hebben op de volgende beslissingen. a. Niet vervolgen Daarvan is sprake in het geval dat de Officier vanJustitie überhaupt niets doet, zelfs geen onderzoek instelt, dan wel het geval dat de Officier na een opspo ringsonderzoek oordeelt dat een vervolging niet opportuun is (te onderschei den van een KNVV). Wilde klager ontvankelijk zijn dan moet er aangifte terza ke van een strafbaar feit gedaan zijn (en/of klachte ingeval van klachtdelicten). b. Niet vervolgen van ad informandumgevoegde zaken Te dezer zake kan ook geklaagd worden. Hieraan doet niet af dat de verdachte werd veroordeeld, of ex artikel 250 Sv. buiten vervolging werd gesteld, terzake i
Adv. Pr.
februari 1987
(1
Klachten over politie enjustitie
Ai 750—14a
van een feit, maar het feit waarom wordt geklaagd ter informatie werd bijge voegd. Volgens de Hoge Raad’ levert noch artikel 68 Sr. noch artikel 255 Sv. een belemmering voor een nieuwe vervolging op. Niettemin ligt de marge van het Hof hier heel smal. —
—
Niet de rneeststrafbare vorm vervolgd c. Het is dubieus of er te dezer zake bevoegdheid bestaat een bevel te geven in dier voege dat opgedragen wordt een bepaald feitencomplex als een bepaald straf baar feit te vervolgen. d. Nietverdervervolgen Dit doet zich voor als het Openbaar Ministerie een eenmaal aangespannen vervolging niet doorzet (art. 242 Sv.). Daarvan kan sprake zijn na een opspo ringsonderzoek, al dan niet na toepassing van voorlopige hechtenis (art. 245 Sv.) of na sluiting van een gerechtelijk vooronderzoek door na te laten een kennisgeving inzake de verdere vervolging te doen c.q. te dagvaarden (art. 244 Sv.). Ook is denkbaar dat de Officier van Justitie na een (onherroepelijke) be schikking tot verwijzing naar de terechtzitting (art. 250 lid 6 Sv.) nalaat de verdachte verder te vervolgen (verg. art. 253 Sv.) of na intrekking van de dag vaarding niet verder vervolgd is (art. 267 Sv.) dan wel de vervolging niet door zet door geen appeldagvaarding (art. 412 Sv.) ofdagvaarding na verwijzing (art. 44! Sv.) uit te brengen. Indien tegen het niet verder vervolgen niet tijdig bij het Hof wordt opgekomen, ontstaat de mogelijkheid dat de termijn van vervolging is verstreken, c.q. de kennisgeving van niet verdere vervolging reeds is uitgebracht, waarna aan de vervolging een einde is gekomen en de verdachte terzake van hetzelfde feit niet opnieuw kan worden vervolgd, behoudens de gevallen bedoeld in artikel 255 Sv. Een nadien gegeven bevel van het Hof op grond van artikel 12 Sv. kan daar , tenzij geklaagd wordt over hetgeen hierna on 2 geen verandering in brengen der ad e is omschreven. Nagelaten wordt een vervolgingstermijn te herstellen e. Hierbij kan het gaan om verschillende mogelijkheden zoals: Officier van Justitie heeft termijnen als bedoeld in artikel 255, vierde lid laten verstrekken en vervolgt niet verder. In dit geval kan het Hof verzocht worden de Officier van Justitie te gelasten de in dat lid bedoelde vordering te doen, of er is sprake van nieuwe bezwaren als bedoeld in lid 2 en de Officier van Justitie laat na een vordering GVO als bedoeld in lid 3 te doen. In dit geval kan —
—
i
2
HR6juni i 6i,NJ 1962,nr 17. 9 HR io oktober i7, NJ 1927, nr.
15 Adv. Pr.
februari 1987
1433.
Ai 750-.-- i 4 b
Klachten over politie enjustitie
het Hof gevraagd worden’de Officier van Justitie een zodanige vordering te doen. Het is dus zaak tijdig bij het Hof beklag te doen. In de gevallen van een dreigend verzuim van termijnen kan aan de Officier gevraagd worden, hangende de be handeling van het Hof gebruik te maken van de mog elijkheden van de voor schriften van de artikelen 244, tweede lid, 245, tweede lid, 246, derde lid, 253, derde lid en 267, tweede lid Sv.
f
Niet opnieuw vervolgen Deze mogelijkheid doet zich voor als de dagvaarding nieti g wordt verklaard (art. 261 resp. 258, derde lid Sv.) of de dagvaarding niet tij clig (art. 265,370,398 of ii 13 Sv.) of niet rechtsgeldig (art. 558 ev. Sv.) werd uitge bracht en het Open baar Ministerie niet opnieuw dagvaardt.
Ook kan sprake zijn van een herstelbare niet ontvanke ljkheid van de Officier (vgl. hiervoor ad e.).
Transakties g. Indien ten aanzien van de persoon wiens vervolging word t gewenst door de Officier van Justitie toepassing is gegeven aan de artikelen 74-74c Sr. wegens een misdrijf kan terzake beklag worden gedaan. Zolang aan de voorwaarden nog niet is voldaan doch reke ning moet worden gehouden met de voldoening daarvan, stelt de wet geen term ijn aan het indie nen van het beklag, zodra aan de voorwaarden wel is voldaan moet het beklag worden gedaan binnen 3 maanden na datum van voldoeni ng (art. 120 Sv.). Bij toepassing van artikel 74 Sr. wegens een overtreding is beklag niet toegela ten (art. 1 2 Sv.). h. Informeelsepot Naast het transactiesepot als bedoeld in de artikelen 74-7 4c Sr. staat het de Officier van Justitie steeds vrij op grond van artikel i 67 of 242 Sv. van verdere vervolging af te zien op gronden aan het algemeen belang ontle end. In dergelj ke gevallen kan sprake zijn van beleidssepots of casuïstische sepo ts. Hierbij kan een rol spelen dat de verdachte aan bepaalde informele voorwaar den voldoet, welke reden geven tot het sepot. In dergelijke gevallen kan bij verv ulling van de voorwaarden, of bij de verwachting dat die voorwaarden verv uld worden aan genomen worden dat niet meer met succes geklaagd zou kunn en 2 worden. -
Hof Arnhem, i september 1g69, NJ 1970, nr. i8. HR 2 juni 1964, NJ 1964, nr. 4 ig, zie ook Hof Arnhem,
i 2
t
,
Adv. Pr.
februari 1987
27
mei
1930,
W.
12414.
Klachten over politie en Justitie
c 4 o—i 75 Ai
4.6. Procedure Het beklag wordt ingediend bij het gerechtshof, binnen het rechtsgebied waar van de beslissing tot niet vervolging of niet verdere vervolging is genomen. Indien het beklag niet tot de kennisneming van het gerechtshof behoort, ver klaart het gerechtshof zich onbevoegd doch in het geval dat het hof van oordeel is dat een ander gerechtshof wel bevoegd is, verwijst het gerechtshof de zaak naar het bevoegd geachte college onder gelijktijdige toezending van het klaag schrift. Voor het schriftelijk beklag gelden geen vormvoorschriften. De ont vangst van het beklag wordt schriftelijk bevestigd. Klager kan het beklag zelf doen, door inzending van het beklag naar de griffie van het gerechtshof. Voor het indienen van een zodanig beklag wordt geen akte opgemaakt. Indien de klager zich in een penitentiaire inrichting bevindt kan hij gebruik maken van de mogelijkheden welke de voorschriften van artikel 441 a Sv. hem bieden. Het beklag kan ook worden ingediend door tussenkomst van een advocaat of gemachtigde, overeenkomstig de artikelen 450 en 452 Sv. Het klaagschrift wordt door het Hof in handen van de Procureur-Generaal gesteld met het verzoek verslag uit te brengen. De Procureur-Generaal zal meestal de Officier van Justitie om inlichtingen vragen. Soms wordt nog een nader onderzoek ingesteld door opsporingsdiensten. Na dit onderzoek door de Procureur-Generaal is het mogelijk dat alsnog vervolging wordt ingesteld, waarna het beklag zijn belang verder heeft verloren. In beginsel wordt het beklag in Raadkamer behandeld na oproep van klager en de persoon wiens vervolging wordt verlangd, tenzij klager kennelijk niet ont vankelijk is of het beklag kennelijk ongegrond is (art. i 2C Sv.) dan wel in het geval terzake van hetzelfde feit reeds eerder beklag werd gedaan en er niet sprake is van nieuwe omstandigheden (art. 1 2d, tweede lid Sv.). Zowel de klager als de persoon wiens vervolging wordt verlangd kunnen zich in Raadkamer doen bijstaan door een advocaat. Indien zij zelf niet aanwezig (wensen te) zijn kunnen zij zich doen vertegenwoordigen door een advocaat, indien deze ver klaart daartoe bepaaldelijk gevolmachtigd te zijn of door een daartoe bij bij zon dere volmacht schriftelijk gemachtigde. Indien behandeling in Raadkamer plaatsvindt staat de voorzitter van het ge rechtshof de klager en de persoon wiens vervolging wordt verlangd, alsmede hun advocaten of gemachtigden toe van de op de zaak betrekking hebbende stukken kennis te nemen indien daarom wordt verzocht. Niettemin kan de voorzitter op dein artikel T 2f, tweede lid genoemde gronden kennisneming van bepaalde stukken verbieden. Behandeling in Raadkamer vindt plaats overeenkomstig artikel i 2j Sv., welke behoudens enkele uitzonderingen verwijst naar de algemene regeling voor be handeling door Raadkamer als vervat in de artikelen 21-25 Sv. Het horen van de klager en de persoon wiens vervolging wordt verlangd kan ook aan een der leden van het gerechtshof worden opgedragen (art. i 2i Sv.). 15
Adv. Pr.
februari 1987
7 o— i 4 Ai d
Klachten over politie enjustitie
4.7. Degevraczgde beslissing Aan het Hof kan gevraagd worden: a. de kennisneming van de op de zaak betrekkin g hebbende stukken (art. i 2f, tweede lid Sv.); b. het bevel dat de verlangde vervolging zal word en ingesteld terzake van het feit waarop het beklag betrekking heeft; c. de Officier vanjustitie de last te geven de in artikel i 8 i Sv. c.q. de in artikel 237, derde lid Sv. bedoelde vordering te doen; d. de Officier vanjustitie (interlocutoir) de last te geven de vordering te doen als bedoeld in artikel 255, derde lid c.q. vierde lid; e. de Officier vanjustitie de last te geven de perso on wiens vervolging wordt verlangd, te dagvaarden ter terechtzitting. Van elke beslissing welke naar aanleiding van een van voormelde verzoeken is genomen zendt de griffier onverwijid een afschrift aan het Openbaar Ministe rie, de klager alsmede aan de persoon wiens vervolgin g wordt verlangd, indien deze overeenkomstig artikel i e Sv. werd opgeroepen. Van de beschikking van het Hof kan geen cassatie worden ingesteld. 4.8. Be/dagexdeartikelen 13 en i aSv. 3 Volledigheidshalve zij ook gewezen op de voorschriften van de artikelen 510 en 13 Sv. ten aanzien van de rechtelijk e ambtenaren. Rechtelijke ambtenaren zijn zij die door de Koning zijn benoemd en de in artikel 29 RO bedoelde eed hebben afgelegd. Ten slotte wordt nog gewezen op artikel 1 3 Sv. ten aanzien van de in art. 92 RO genoemde verdachten.’
5.
Beklag over inbeslagneming c.a.
De beklagregeling van de artikelen 552a-552g Sv. heeft niet alleen betrekking op inbeslaggenomen zaken ofop de verbeurdverklaring c.q. de onttrekking aan het verkeer van deze zaken. De beklagregeling ziet ook op de verbeurdverkla ring van voorwerpen die niet in beslag waren genomen. Deze beklagregeling is ook van toepassing op beslag krachten s bijzondere wet ten, zoals artikel i8 WED, artikel Uitle verin gswe t of artik 47 el 82 AWR (120 AWDA). Waar in de Wegenverkeerswet sprake is van invo rdering, kent de WVW een eigen bezwaarschriftprocedure ex artikel 27 (N.B. voor die procedu re geldt artikel 450 Sv. niet). i
Zie ook HR 6 december ig8, NJ 1986, or.
15 Adv. Pr.
februari 1987
244.
Klachten over politie enjustitie
Ai 750—14e
De inbeslagneming op voorwerpen is geregeld in artikel 94 Sv.; voor geschrif ten in artikel 107, tweede lid en 113 Sv. Beslag op vorderingen in artikel i 25 Sv., de inbeslagneming en kennisneming van poststukken in de artikelen i 00, 101 en 114 Sv. De verbeurdverklaring is geregeld in de artikelen 33-34 Sr.; de onttrekking aan het verkeer in de artikelen 3 6b6 d Sr. De wijze van inbeslagneming is te vinden in de artikelen 94-114 en 551-552 Sv. alsmede in de algemene richtlijnen gepubliceerd in St.crt. 1980, nr. 103 en (m.b.t. verkeersdelicten) in St.crt. 1980, nr. [82. De bewaring van inbeslaggeno men voorwerpen is geregeld in de artikelen i i6-i i a Sv. en het K.b. van 5
januari 1 ,S.2. 9 59
Wanneer klagen Alvorens over de inbeslagneming c.a. te klagen zal eerst een verzoek tot terug gave ofafgifte worden gedaan aan de bevoegde autoriteit. Wie dat is, is afhanke lijk van het stadium van de vervolging. a. Voordat de vervolging is aangevangen, danwel nadien doch voordat de zaak ter terechtzitting is aangebracht (art. 278 Sv.), is de Officier van Justitie bevoegd tot teruggave aan de beslagene c.q. afgifte aan de rechthebbende (art. i i 8 Sv.). b. Indien er een GVO is ingesteld dient de Rechter-Commissaris toestem ming aan de Officier te geven, alvorens hij bevoegd is tot teruggave of afgifte (art. i i 8a Sv.). Zodra de zaak ter terechtzitting is aangebracht, doch voor de einduit c. spraak, is de Officier tot teruggave of afgifte bevoegd mits hij de toestemming van het desbetreffende gerecht heeft (art. i i 8a Sv.). d. Na de sluiting van het onderzoek ter terechtzitting is slechts het gerecht bevoegd een beslissing tot teruggave of afgifte, danwel verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer te geven (art. 353 Sv.). e. Na de beëindiging van de strafzaak herleeft de bevoegdheid van de Offi cier indien het gerecht geen beslissing nam (bijv. na vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging) c.q. zich niet tot een beslissing omtrent het beslag in staat verklaarde. i.
Belanghebbenden kunnen zich beklagen over beslissingen door voornoemde instanties indien zij zich met de gegeven beslissing of met het uitblijven van een beslissing niet kunnen verenigen. Belanghebbende Belanghebbend zijn zij, die een concreet belang hebben waarin zij zijn getrof fen. Dat kan zijn degene onder wie het voorwerp in beslaggenomen werd, maar ook degene die eigendoms of andere rechten op het inbeslaggenomen (c.q. ver
5.2.
‘5 Adv. Pr.
februari 1987
Ai 4 o—i 75 f
Klachten over politie enjustitie
beurdverklaarde of aan het verkeer onttrokken) voorwerp heeft. Bij een ander recht kan gedacht worden aan uit overeenkomst voortvloeiende rechten, zoals bijv. de gesubrogeerde verzekeraar, de huurder, de pandhouder en dergelijke. De belanghebbende kan de verdachte, de veroorde elde of een derde zijn. Hier na zal telkens dit onderscheid worden aangegev en. Artikel 55 Sv. schrijft voor dat het O.M., zodra wordt bemerkt dat een inbe slaggenomen voorwerp tijdens het begaan van het strafbare feit aan een ander toebehoorde, die ander in kennis stelt van de bekl agmogelljkheden ex artikel 552h en 55 2b Sv.
5.3. Waarover klagen De vraag waar het beklag nu precies betrekking op heeft hangt af van de autori teit die de gewraakte beslissing nam, alsook van de positie van de klager. De in aanmerking komende mogelijkheden en daarbij geld ende termijnen worden hieronder opgesomd. Geen beklag is mogelijk door degene die afstand heef t gedaan van een onder hem inbeslaggenomen voorwerp. a. Beklag over het voortduren van de inbeslagneming ofge bruik daarvan Naast beklag over de inbeslagneming zelf kan ook gekl aagd worden over het gebruik (of in geval van poststukken kennisneming van de inhoud) van het inbeslaggenomene. Dit beklag richt zich tegen de handeling en van politie, offi cier van Justitie of Rechter-Commissaris. Het beklag (ex art. 552 Sv.) kan worden gedaan door alle belanghebbenden, zowel de verdachte als de rechthebbende. Het beklag moe t worden gedaan binnen 3 jaren na de inbeslagneming ofna de gewraakte kenn isneming van het poststuk. Het beklag wordt gedaan bij het gerecht in feite lijke aanleg waar de zaak wordt vervolgd of het laatst werd vervolgd. Is de vervolgin g nog niet aangevangen dan is de rechtbank bevoegd binnen welks rechtgeb ied de inbeslag neming of kennisnerning is geschied. Dit beklag is niet meer mogelijk indien ten aanzien van de inbe slaggenomen zaken door het gerecht een beslissing zoals bedoeld onder hoof dstuk 5 ad d werd genomen. Wel kan een van de hierna onder d of e genoemd e beklagmoge lijkheden zich voordoen. b. Beklag overde weigering teruggave, afgifte ofvrijgeven van het besla g Dit beklag richt zich tegen de weigering van de Officier (zie hierv oor onder par. 5.1. a, b, c, en e) om aan de beslagene het in beslaggenomen voorwerp terug te geven c.q. aan de rechthebbende af te geven, danwel de inbeslagg enomen vor dering vrij te geven. Het beklag (ex art. 552 Sv.) kan worden gedaan door alle belan ghebbenden, Adv. Pr.
februari 1987
Klachten over politie en Justitie
A175o—14g
zowel de verdachte als de rechthebbende. Termijn (3 jaar) en bevoegd gerecht zijn dezelfde als hierboven onder a beschreven.
Beklag over afgifte ofteruggave aan een ander c. De bes lagene kan zich beklagen indien onder hem inbeslaggenomen voorwer pen aan een ander worden afgegeven of teruggegeven (art. ii8, derde Lid jo. 55 2a Sv.). Dit beklag richt zich uitsluitend tegen de maatregelen van de Officier van Justitie (zie hiervoor par. 5.1. ad a, b, c en e). Dit beklag moet worden gedaan binnen 14 dagen nadat de kennisgeving (ex art. i8, derde lid Sv.) tot teruggave aan een ander, aan de beslagene is betekend. Het beklag moet worden gedaan bij hetzelfde gerecht als (hiervoor) omschreven onder a. Laat de Officier van Justitie de kennisgeving na dan heeft de beslagene een termijn van 3 jaren te rekenen vanaf de datum van inbeslagneming.’ Werd de teruggave aan een ander gelast door het gerecht dan kan alleen de veroordeelde een rechtsmiddel tegen die uitspraak als geheel instellen. d. Beklag over verben rdverklarirzg De belanghebbende, een ander dan de veroordeelde, kan zich beklagen over de verbeurdverklaring van een hem toebehorende zaak (art. 552 b Sv.). Onder toe behoren wordt verstaan naast het eigendomsrecht, bezit te goeder trouw, de bezitsbescherming ex artikel 2014 BW, retentie of andere aan overeenkomsten ontieende rechten. Vorderingen die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het strafbare feit door de veroordeelde verkregen zijn c.q. aan de veroordeelde toebehorende voorwerpen vallen niet onder dit beklag. Het beklag richt zich tegen de rechtelijke uitspraak waarbij de verbeurdverkla ring werd uitgesproken. Het beklag moet worden gedaan binnen 3 maanden nadat deze beslissing uitvoerbaar is (vgl. artt. 558, eerste lid en 559 Sv.). Het beklag wordt gedaan bij het gerecht dat in hoogste feitelijke aanleg de beslis sing heeft gegeven. Geen beklag staat echter open, indien het bedrag, waarop de verbeurdverklaar— de voorwerpen bij uitspraak zijn geschat, is betaald of ingevorderd, danwel vervangende vrijheidsstraf is toegepast. De veroordeelde kan bij een beslissing tot verbeurdverklaring door het gerecht alleen tegen die uitspraak als geheel een rechtsmiddel instellen; de beklagrege ling staat voor hem niet open.
i
15
HR
Adv. Pr.
26juni
NJ
februari 1987
1979,
nr. 620.
7 50—1 4 Ai h
Klachten over politie enjustitie
e. Beklag over onttrekking aan het verkeer De belanghebbende, een ander dan de veroordeelde, kan zich ook beklagen over de onttrekking aan het verkeer van een aan hem toebehorend voorwerp (art. 55 2b Sv.). Hetgeen hiervoor werd opgemerkt over het begrip toebehoren geldt mutatis mutandis ook voor de onttrekking. Ook dit beklag richt zich tegen de rechtelijke uitspraak waarbij de onttrekking werd uitgesproken. Gaat het om een beslissing in de hoofdzaak tegen de ver dachte, dan moet het beklag worden gedaan binnen maanden nadat die be 3 slissing uitvoerbaar is, bij het gerecht dat in hoogste feitelijke instantie de be slissing heeft gegeven. Indien degene aan wie het voorwerp toebehoord bekend is kan het gerecht deze belanghebbende horen wanneer het O.M. ex artikel 55 2f Sv. vordert dat het gerecht bij afzonderlijke beschikking over de onttrekking zal beslissen. Van deze procedure kan sprake zijn als het O.M. in de hoofdzaak besluit niet te vervolgen, of(bijv. wegens overlijden van de verdachte) niet meer kan vervol gen en onder beslag nog een voor onttrekking vatbaar voorwerp (art. 36c Sr.) berust. Volgt beslissing tot onttrekking dan kan de belanghebbende daarover geen beklag doen; wel staat hem beroep in cassatie open (artikel 55 2f, zesde lid Sv.). De veroordeelde kan zich over een beslissing van het gerecht tot onttrekking niet beklagen. Voorzover die beslissing in zijn strafzaak werd gegeven kan hij wel eventueel hoger beroep of cassatie tegen die uitspraak als geheel instellen. Verklaring van hetgerecht da t het tot een beslissing omtrent het beslag niet in staat is Door deze verklaring kan (opnieuw) aan de Officier van Justitie teruggave of afgifte gevraagd worden (zie par. 5.1 ad e), waarna de hiervoor onder a, b of c beschreven beklagmogelijkhederi kunnen worden benut indien negatiefwordt beslist.
f
.4. Gronden van beklag Bij de bespreking van de gronden waarop het beklag kan rusten wordt de hiervoor gebruikte indeling (par. 5.3.) aangehouden. Beklag over ad a en b De gegrondheid van dit beklag hangt af van de vraag of het gaat om zaken die voor beslag vatbaar zijn (materiële eis ex artikel 94 Sv.) en of er sprake was van rechtmatige inbeslagneming (formele eis). Bovendien moet van de bevoegd heid tot inbeslagneming in redelijkheid gebruik zijn gemaakt voor het doel waarvoor die bevoegdheid gegeven is. Zodra de belangen waar het in artikel 94 Sv. om gaat niet meer veilig gesteld 15 Adv. Pr.
februari iq 8
Klachten over politie en justitie
Ai 750—1 4 i
hoeven worden, is er geen strafvorderlijk belang voor het voortduren van een beslag meer aanwezig. Beklag over ad c In deze gevallen zal het beklag behoudens voornoemde beklaggronden meestal grond zijn op pretense rechten op het inbeslaggenomen voorwerp. Klager zal in zijn beklag zijn beter recht tot uitdrukking brengen. —
Q
—
Beklag over ad d of e Het beklag in dit soort zaken zal zich richten op de vraag of het wel om voorwer pen gaat die vatbaar zijn voor verbeurdverklaring (artikel 33 Sr.) of onttrek king aan het verkeer (artikel 36c en d Sr.). Bij verbeurdverklaring moet er tevens sprake zijn van een te eerbiedigen recht van de belanghebbende tot of op het voorwerp. Bij onttrekking zal de belang hebbende bovendien aannemelijk moeten maken dat ten aanzien van hem in de artikelen 36c en/of 3 6d Sr. genoemde gronden zich niet voordoen. 5.5. Wijze van klagen Het beklag wordt schriftelijk gedaan door de belanghebbende zelf of diens (schriftelijk) gemachtigde (artikel 450, ad b Sr.) c.q. diens wettelijk vertegen woordiger (artikel 487, tweede lid Sv.) danwel door tussenkomst van een advo caat (artikel 450, ad a Sr.). Omdat het klaagschrift een bezwaarschrift is in de zin van artikel 449 Sv.’ kan indiening ook op de in artikel 451 a Sv. bedoelde wijze plaatsvinden indien de klager gedetineerd is. Van het indienen van het klaagschrift wordt een akte door de Griffier opge maakt (art. 451 Sv.). Aan het klaagschrift wordt geen vormvoorschriften of motiveringseisen ge steld. Vanzelfsprekend moet het klaagschrift wel de naam en het adres van de klager bevatten alsook ondertekend zijn naast de overige voor een te nemen beslissing noodzakelijke gegevens. 5.6. Procedure De behandeling van het klaagschrift vindt plaats in Raadkamer overeenkom stig de artikelen 21-25 Sv. De klager wordt gehoord en kan zich bij de behande ling in Raadkamer doen bijstaan door een advocaat. Op het beklag beschikt de rechter met een met redenen omkiede beschikking. Bij gegrond bevinding zal de beschikking tevens de daarbij behorende last ge ven (art. 552C Sv.). De beschikking wordt onverwijld aan de klager betekend. Beroep in cassatie kan door het O.M. worden ingesteld binnen i 4 dagen na i
HR i5 december r959, NJ iq6o, nr.
15 Adv. Pr.
februari
1987
255.
A 1750— 1 4 j
Klachten over politie enjustitie
dagtekening van de beschikking en door de klager binn en ning. Hoger beroep staat niet open.
i
dagen na beteke—
Krachtens artikel j i,vijfde lid Sv. kunnen aan klag er de kosten van het beklag worden vergoed.
6.
JustitiIe klachtenbureaus
In de meeste arrondissementen bestaan zogeheten justitiële klachtenbureaus, instellingen van particulier initiatief, welke de burger beogen bij te staan indien deze wenst te klagen over justitie, politie, advocaat, bureau van rechtshulp, reclassering of andere met het rechtsbedrijf instelling en.
(J1
15 Adv. Pr.
februari
1987
Klachten over politie en justitie
Bijlage
Ai 7 o—14k 5
1
‘s-Gravenhage,
2 i
mei 1969
Kenmerk: H. Afd. Staats- en Strafrecht nr. 234/269 Onderwerp: beleid van het openbaar ministerie inzake de afdoening van klach ten in het algemeen en toepassing van art. 12 van het Wetboek van Straf vorde ring. Aan de procureurs-generaal bij de gerechts hoven Bij mijn circulaire van 1 7januari 1969, hoofdafdeling Staats en Straf recht/Di rectie Politie nr. 014/269 betreffende strafrechtelijke en disciplina ire onder zoeken naar gedragingen van politieambtenaren is een nader rond schrjven aangekondigd waarin, naast de bijzondere regelingen in voormelde circu laire die uitsluitend de politie betreffen, de richtlijnen omtrent de wijze van afdoe ning van klachten in het algemeen, de berichtgeving aan klagers in zaken waar in een gerechtelijk vooronderzoek is ingesteld en de toepassing van artik el 12 van het Wetboek van Strafvordering samengevat zouden worden. Hiertoe strekt dit rondschrjven. i. Vooropgesteld zij dat aan het begrip ,,klacht” in deze circulaire een meer algemene betekenis moet worden toegekend. Bedoeld wordt de mon delinge of schriftelijke mededeling aan politie of openbaar ministerie, die het vermoeden wekt dat een strafbaar feit is gepleegd en waaruit hetzij aanstonds door aard of inhoud, hetzij door een ingesteld onderzoek, blijkt dat een justitieel optre den wordt beoogd. 2. Het openbaar ministerie geeft van zijn naar aanleiding van een klacht genomen beslissing tot al of niet vervolging in het algemeen slechts kennis aan die klager, die dient te worden beschouwd als belanghebbende in de zin van artikel i 2 van het Wetboek van Strafvordering. Hoewel het in beginsel aanbeveling verdient brieven en verz oeken die tot het openbaar ministerie worden gericht steeds te beantwoorden is , het minder wenselijk en trouwens ook in strijd met de heersende opvatting en omtrent het vertrouwelijke karakter van justitiële beslissingen om een klag er-niet-belang hebbende, die feitelijk als een getuige in de zin van strafvordering moet worden beschouwd van de beslissing van het openbaar ministerie in kennis te stellen. Het begrip ,,belanghebbende” ware hierbij overigens voldoend e ruimte te in terpreteren. Indien het zich laat aanzien, dat de behandeling van de klacht geruime tijd zal vergen, dient aan klager-belanghebbende een voorlopig be richt te worden gezonden, waarin in elk geval de ontvangst van dc klacht wordt bevestigd. 15
Adv. Pr.
februari
1987