WERELDMISSIEMAAND OKTOBER 2006
KINDERNEVENDIENSTEN EN GEZINSVIERING
Dit katern bevat een volledig uitgewerkte gezinsviering voor het weekend van Wereldmissiedag van de Kinderen. Symbool in die viering is een grote groene boom met vruchten. Voor de andere weekenden van de Wereldmissiemaand oktober worden suggesties geboden voor de kindernevendiensten. Het materiaal sluit steeds aan bij de lezingen van die zondag.
Naast dit katern is er een Schoolproject Brazilië verschenen. Uit dat project kunnen tevens suggesties overgenomen worden voor gebruik in de vieringen.
7 en 8 oktober 2006 Wereldmissiedag van de kinderen
GEZINSVIERING Thema:
Beken kleur
Symbool: Een grote groene boom, gemaakt van karton, staat in het liturgisch centrum. Aan de boom moeten grote gekleurde vruchten bevestigd kunnen worden. Lezingen Gen 2,18-24; psalm 128; Mc 10, 2-16 of 2-12 Bij de lezingen Farizeeën stellen Jezus op de proef met de vraag of een echtgenoot zijn vrouw mag verstoten. Het huwelijk was in Israël, zoals overal in het oude Oosten, noch een religieuze, noch een openbare, maar een zuiver private aangelegenheid tussen twee families, dat wil zeggen tussen de vader van de bruid en de vader van de bruidegom. Hoewel vaak een bruidsschat in het geding is, komen huwelijken uit liefde ook voor, vooral onder boeren en herders bij wie de jongelui elkaar tijdens de dagelijkse werkzaamheden leren kennen. De huwbare leeftijd was voor meisjes het 12e, voor jongens het 13e jaar, maar in de regel werd pas met 18 jaar getrouwd. In elk geval werd een vroegtijdig huwelijk aangeraden. Als de man de bruidsprijs betaald heeft, is de vrouw zijn eigendom; hij is haar ba`al (bezitter). In Israël had de echtgenoot oorspronkelijk het onbeperkte recht zijn vrouw ‘heen te zenden’. De Farizeeën beroepen zich op een clausule uit die Wet, waaruit geconcludeerd kan worden dat de man zich eenvoudig kon laten scheiden door zijn vrouw een echtscheidingsbrief te overhandigen. Maar uitgangspunt voor Jezus was de oorspronkelijke eenheid tussen man en vrouw, de verbondenheid, zoals die bij de schepping door God bedoeld was. Nadrukkelijk wijst Jezus een houding af waarbij GEZINSVIERING
mensen object gemaakt worden, zo maar ‘weggezonden’ worden. In het vervolg van het evangelie roept Jezus de kinderen bij zich. De bedoeling was niet zo zeer om Jezus als grote kindervriend te kenschetsen, maar om de houding van ‘het kind in ons’ te blijven ontwikkelen: een onbevangen open en waarachtige houding naar anderen toe.
Indeling van de viering Intredelied De zon is al op (zie pagina 14) Begroeting (naar psalm 95) Voorganger: Als wij hier samenkomen, doen we dat in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Kinderen staan vandaag centraal en daarom mogen (...) naar voren komen om samen deze viering te openen. Voorganger: Onze hulp is in de naam van de Heer Kind 1 die hemel en aarde gemaakt heeft, de zee en al wat daarin is, het land dat zijn handen hebben gevormd. Kind 2 De verborgen diepte is in zijn hand. Ook de toppen van de bergen zijn van Hem. Voorganger: Hij is onze God en wij zijn zijn volk Kind 3 dat Hij weidt, de kudde in zijn hand. Luister vandaag naar zijn stem. Openingswoord Meisjes en jongens, wie van jullie vindt een kauwgombal lekker? (voorganger laat kauwgombal zien). Wat gebeurt er als je hem uit je mond haalt?
Juist, je ziet steeds weer een andere kleur. Kleuren, daar gaat het over in deze viering. Het is vandaag Wereldmissiedag van de Kinderen. Kinderen van allerlei landen en kleuren vieren vandaag dat ze bij elkaar en bij God willen horen. Onder hen zijn kinderen die in moeilijke omstandigheden moeten leven. Zoals de straatkinderen in het noorden van Brazilië. In hun ogen zien we geen kleuren meer, maar tranen. Wij kunnen niet al die tranen wegnemen, maar we kunnen wel helpen om weer kleur te brengen in hun leven. We willen ons in deze viering deelgenoot maken van de wereld van deze kinderen. We willen hun nood, maar ook hun vreugde, met elkaar delen. Maar laten we eerst kleur bekennen. Te vaak denken we alleen aan onszelf. Dat is niet goed. We gaan aan God laten zien dat we het anders willen. Mag ik ...... (namen van de kinderen die het gebed lezen) vragen om naar voren te komen. Jullie hebben vast al deze mooie boom zien staan. Hij is nog een beetje kaal. Samen gaan we meer kleur brengen aan deze boom.
Kind 2: Goede God, U hebt ons de kleur paars gegeven de kleur van soberheid en berouw, van spijt over wat je fout deed. Allen: God, laat ons leren van onze fouten en help ons om steeds weer opnieuw te beginnen.
Gebed om vergeving Tijdens het gebed staan vijf kinderen in het liturgisch centrum. Elk kind heeft een grote kartonnen gekleurde vrucht in de hand. Het kind met de betreffende kleur zegt het gebed en bevestigt daarna de vrucht aan de boom.
Kind 5: Goede God, U hebt ons de kleur geel gegeven de kleur van goud en glorie, van feest en van verrijzenis. Allen: God, geef dat wij mogen genieten, dat wij steeds weer het leven vieren met elkaar.
Kind 3: Goede God, U hebt ons de kleur zwart gegeven de kleur van chaos en van dood, van rouw om wat verloren ging. Allen: God, ben in ons verdriet en pijn aanwezig en help ons de moed niet te laten zakken. Kind 4: Goede God, U hebt ons de kleur groen gegeven de kleur van hoop en van groeien, van het nieuwe leven dat opbloeit. Allen: God, laat ons steeds weer lichtpuntjes zien en zet ons op weg naar Uw Koninkrijk van vrede.
Voorganger: Wij leven vandaag in een veelkleurige wereld. We verschillen van huidskleur, van manier van leven, van geloof. Toch wonen we samen op één wereld die we met elkaar moeten delen. Voor veel kinderen en hun ouders is de wereld niet zo kleurrijk. Hun bestaan is grijs en grauw, omdat ze geen thuis hebben, niet voldoende om van te leven. We willen vandaag laten zien dat we de kleuren van de wereld willen delen.
Openingsgebed Goede God, we bidden U voor alle kinderen op de wereld, in het bijzonder voor de kinderen die geen veilig thuis hebben maar op straat leven en aangewezen zijn op wie zij toevallig tegenkomen. Dat zij steeds weer mensen mogen ontmoeten die zich over hen willen bekommeren, die een helpende hand bieden en hen op weg zetten naar een nieuwe toekomst.
Kinderen: Kind 1: Goede God, U hebt ons de kleur rood gegeven de kleur van vuur, van het hart, van warmte en liefde, maar ook de kleur van bloed en lijden. Allen: God, help ons om de ander geen pijn te doen, maar de warmte van het samenzijn te zoeken.
Eerste lezing (gelezen door een jongen) Verhaal: Mijn kauwgomballenvriend Ik had een vriendje. Mijn kauwgomballenvriend noemde ik hem. Hij beschermde me. Dat was fijn, want als je op straat woont is er niemand die voor je zorgt. Ik was tien toen ik ben weggelopen van huis. Uit ons huis in de krottenwijk waar altijd ruzie was. Ze zeiden dat je in de stad geld kon verdienen, maar
GEZINSVIERING
dat valt tegen. Het stikt er van de kinderen zoals ik. Je slaapt gewoon in portieken of onder bruggen, maar vaak ga je ‘s nachts helemaal niet slapen. Dan ga je proberen aan geld en eten te komen. Pikken natuurlijk. Mensen overvallen met een hele groep. Dan kan zo iemand echt niets beginnen. Vaak ging ik met mijn kauwgomballenvriendje mee naar het strand. Daar mocht hij kauwgomballen verkopen aan de toeristen. Hij had geluk, want er zijn ook kinderen die om aan geld te komen pakjes rondbrengen voor drugsbazen. Daar verdien je dan wel wat mee, maar als je teveel wilt ga je eraan. Veel kinderen zijn verslaafd. Ze snuiven lijm. Mijn kauwgomballenvriend en ik sliepen vaak samen op een stuk karton, dat ik had gevonden. Dat vriendje van mij is doodgeschoten. Zomaar! Alsof hij een dolle hond was. Wanneer rijke mensen uit de stad ons te lastig vinden laten ze ons vermoorden. De politie doet er ook aan mee. De politie is er om rijke mensen te beschermen. Wij tellen niet mee. Toen mijn vriendje dood was wilde ik eigenlijk ook wel dood. Niets kon me meer schelen. Waarschijnlijk ben ik in elkaar geslagen in een park. Daar hebben ze me gevonden met een gat in mijn hoofd. Ze hebben me meegenomen naar het opvanghuis. Ik mag er eten en leer lezen en schrijven. Straks mag ik misschien wel werken in de koekjesfabriek en dan ga ik koekjes verkopen op het strand. Net als mijn kauwgomballenvriend... Lied Als je kamer de straat is (zie pagina 13) Navertelling evangelie en spel Op het moment dat het evangelieverhaal verteld wordt, kan het ook uitgebeeld worden. Dat gebeurt onder de boom met de gekleurde vruchten. De rollen: Jezus, Petrus en enkele andere leerlingen, Adam en Eva, enkele toeschouwers en hun ‘kinderen’. Jezus en de leerlingen komen aanlopen en gaan aan één kant onder de groene boom met de vruchten zitten. Een groepje mannen gaat onder een boom in de schaduw zitten. “Even rust! Wat een prachtig plekje is het hier. Het lijkt het paradijs wel. Kijk eens naar al die kleuren van de natuur”, zegt er één. Anderen lopen wat rond en plukken vijgen en dadels uit de bomen.
GEZINSVIERING
“Dat was wel een moeilijk gesprek daarnet”, zegt Petrus. “Ik vind dat je het goed hebt gezegd, Jezus.” Jezus ligt met zijn armen onder zijn hoofd onder de boom. Zijn voeten bungelen in het water. “De geleerde heren wilden je er weer eens in laten lopen met hun vraag of je je vrouw zomaar mag wegstu ren.” “Ach”, zegt Jezus, “je weet toch hoe Farizeeën zijn? Ze vinden het fijn om moeilijke vragen te stellen.” De leerlingen van Jezus delen de vijgen en dadels met elkaar. Aan de andere kant onder de boom komen Adam en Eva staan. Eerst gebaren ze ruziënd met elkaar en daarna houden ze elkaar met twee handen vast. Dan zegt Jezus: “In het Paradijs was eerst één mens. Alleen. Adam. Maar het was niet goed dat die mens alleen was, vond God. Daarom kreeg hij iemand die bij hem paste: Eva. Samen waren ze één paar. Die twee mensen hadden een sterke band met elkaar. God vond het zo heel erg goed. Zo moest het blijven. Één met elkaar en samen met God. Je vrouw stuur je niet zomaar weg. Als je echt van elkaar houdt, ga je zo niet met elkaar om. Ik weet dat het moeilijk is en soms niet anders kan, maar je moet je uiterste best doen. Mensen kunnen laten zien hoeveel ze van elkaar houden door elkaar vast te houden. Door elkaar steeds nieuwe kansen te geven.” Van de andere kant komen toeschouwers en hun ‘kinderen’ op. De kinderen dringen rond Jezus. Ondertussen zijn er mensen bij gekomen. Ze staan van een afstandje te kijken. Er zijn ook kinderen bij. Petrus staat op. “Ga ergens anders heen”, zegt hij kribbig tegen de mensen. “Laat ons met rust.” Ook de anderen staan met hun armen te zwaaien. Jezus staat op. “Kom nou”, zegt Hij tegen Petrus. “We hebben het er net over dat je mensen niet zomaar wegstuurt en dan zou jij dat even doen. Laat die kinderen toch bij mij komen. Houd ze niet tegen. Zij zijn de toekomst. Wat zouden wij zonder de kinderen zijn. Kinderen hebben mensen nodig die van hen houden. Zomaar, zonder dat daar iets tegenover staat. Voor kleine mensen is het Koninkrijk van God.” “Oké, kom dan maar”, zegt Petrus. De mensen komen met de kinderen naar Jezus toe. Hij ontvangt ze met open armen. Je kan zien dat Jezus echt blij is met ze. Hij legt zijn hand op de hoofden van de kinderen en straalt helemaal.
Geloofsbelijdenis Ik geloof dat ik nooit alleen ben God is bij mij, Hij is mijn Vader en Moeder, Hij heeft alles gemaakt, ook mij. Ik geloof dat God ons helpt om voor de wereld te zorgen. Ik geloof dat God Jezus naar de aarde heeft gestuurd, om ons te laten zien hoe we goed kunnen leven en hoe we zorg kunnen dragen voor alle mensen. Ik geloof en ben blij dat ik bij uw kerk hoor en bij alle mensen hier die ook in U geloven. Ik geloof dat U vrede wilt en geen oorlog, vreugde en geen verdriet en dat U altijd bij mij bent met uw goede Geest. Amen (uit: ‘Prettige zondag!’, Joke Brugman) Voorbeden God van barmhartigheid wij bidden U voor de vele steden en dorpen waar gemeenschap ver te zoeken is waar mensen doelloos rondzwerven verkommeren in eenzaamheid. Laat uw levensadem waaien door woestijnen van steen en beton zodat de mensen in elkaar uw bron doen opwellen en geen mens verloren gaat. God van gerechtigheid wij bidden U om een radicale bekering wanneer wij bedacht zijn op eigen voordeel ten koste van onze medemens wanneer wij onmatig gebruik maken van water, lucht en aarde, dat wij leren om te delen met hen van wie ontnomen is.
God van vrede die de mensen oproept elkaar te beminnen: maak ons open voor elkaar dat wij ons afkeren van geweld in welke vorm dan ook dat wij het wantrouwen verbreken dat wij elkaar liefdevol aanzien van aangezicht tot aangezicht dat wij werken aan uw stad van gerechtigheid. (naar: De schepping is een lied; Werkgroep Gebedsdiensten van de Franciscaanse Samenwerking) Vredeswens Alleen de rijst die we samen delen, voedt. Alleen het water wat we samen drinken, lest onze dorst. Alleen de strijd die we samen voeren, brengt bevrijding. Alleen de kleuren die we samen delen, zullen schitteren. Alleen de woorden die we samen vinden zijn verstaanbaar. Alleen de weg die we samen gaan, heeft een doel. Alleen het doel dat we samen stellen, is bereikbaar. Alleen de vrede die we zelf maken, wordt wereldwijd. Communiegebed (bij een woord- en communiedienst) Hieronder een communiegebed dat ook voor kinderen een beetje begrijpelijk is. Degene die voorgaat kan kinderen vragen om te helpen het H. Brood uit het tabernakel te halen. Laat daartoe twee kinderen met een kaars voorop lopen. Zo kan het overgebleven Brood ook weer teruggebracht worden. Lieve God, behouder van ons allemaal, Wij zijn hier bij elkaar gekomen, om samen de maaltijd van Jezus, uw Zoon, te vieren. Wij willen aan elkaar en aan U zeggen, hoeveel wij van Hem houden. Wij willen Hem niet vergeten, want Hij heeft ons geleerd hoe we moeten leven om samen gelukkig te worden. Hij deed het ons voor: GEZINSVIERING
Hij troostte mensen die verdrietig waren, haalde mensen uit de put die het moeilijk hadden. Hij ging bij mensen op bezoek die ziek waren. Hij deelde zijn brood met mensen die honger hadden, en mensen die vreemdeling waren, maakte Hij tot zijn vrienden. Overal waar Hij kwam, bracht Hij mensen bij elkaar, geloofde in hun kracht, wees Hij hen de goede weg. Overal waar Hij kwam, maakte Hij de mensen blij. Hij wilde zelfs zijn leven voor hen geven en deed dat ook. Op de avond voor zijn lijden en dood, toen Hij met zijn vrienden het Joodse Paasmaal vierde, gaf Hij zichzelf in de gaven van brood en wijn. En Hij zei dat zijn leerlingen dat steeds weer opnieuw moesten doen. Daarom, God, om Jezus nooit te vergeten, om bij Hem te horen, delen wij nu het Heilig Brood met elkaar en wij geloven dat Hij zo onder ons leeft en dat wij elkaar gelukkig kunnen maken door Hem. Daarom bidden wij ook zoals Hij dat aan zijn vrienden leerde, toen ze Hem vroegen hoe ze moesten bidden: Onze Vader… Communielied Cantai ao Senhor (zie pagina 16) Bezinning: Dank voor de plek om te wonen, met het gedicht ‘Voor de vreemde’ van Lieven Tanernier Er zijn weinig huizen waar je welkom bent, de hond blaft je af nog eer je hebt gebeld, en achter de gordijnen herkent men jou te goed, en wees dankbaar voor de vreemde die jou heeft gegroet. Het brood dat je kreeg toen je hongerig was, een nieuwe sigaret toen je zelf zonder zat, en het bier dat je dronk waarvoor men niets vroeg, en wees dankbaar voor de vreemde die jou heeft gegroet. GEZINSVIERING
Het hooi waarin je sliep in een stal van een boer, de deken op jou gelegd door een hoer, en de deur die iemand voor jou opendoet, en wees dankbaar voor de vreemde die jou heeft gegroet. Elke nacht is te koud zonder dak op je hoofd, elk huis is te groot als je zelf nergens woont, en elke weg is te lang als je niemand ontmoet, en wees dankbaar voor de vreemde die jou heeft gegroet. Ik trek hier vandaan al weet ik niet waarheen, waar ik morgen ben, weet God alleen, kom luister naar mij, onthoud het goed, en wees dankbaar voor de vreemde die jou heeft gegroet. (uit: Doe het licht, 1995, Mazzal Music Publishing. Distributed by BMG Ariola Belgium) Zegening Krachtige, tedere God, U hebt ons de regenboog gegeven als teken van verbondenheid met U en elkaar. Zegen ons, voordat wij uiteen gaan. Zegen ons en de plek waar wij naartoe gaan. Geef ons uw groeikracht om onrecht tegen te gaan en aan de kaak te stellen zodat gerechtigheid groeien kan; om onvrede om te buigen, en gebrokenheid in uw schepping te helen. Nu reeds beginnend en uitgroeiend tot in eeuwigheid. Daartoe zegene ons de levende God, in de naam van de Vader, de Zoon en Heilige Geest. Amen. Slotlied Wees nu niet bang meer (zie pagina 17) Bezinning Maak van mij een regenboog Maak van mij een regenboog met al die mooie kleuren waarin U, God, voor iedereen uw licht breekt na de regen. Maak van mij een regenboog, symbool van betere tijden, die na iedere storm op zee uw licht kan laten schijnen.
Is het waar, Heer, dat U ook vandaag de dag nog graag kijkt naar de zee, naar de wind en naar het licht? Is het toeval dat het vogels zijn, bloemen en ook kinderen waarnaar uw aandacht gaat?
14 en 15 oktober 2006
Maar zeker weet ik ook dat U niet minder oog hebt voor wat mensen onophoudelijk doen die delen in uw schepping. Als ik kon, zou ik ieder kind een globe geven of een wereldkaart, om hen een wijde blik te geven en hart voor ieder volk en ras.
Bij de lezingen Zowel in de eerste lezing uit Wijsheid als in het evangelie horen we de betrekkelijkheid van geld en bezit. In vergelijking met de ‘wijsheid’, zo horen we in de eerste lezing, is rijkdom ‘niets’; alle goud is maar zand en zilver is slijk. Bezit wordt gezien als een beloning voor deugd en godsvrucht. Aan de ene kant is bezit een gave van God, aan de andere kant kan de mens ook door eigen inspanning rijk worden. Rijkdom wordt veroordeeld als het leidt tot zelfgenoegzaamheid en als het met ongerechte middelen verworven wordt. In elk geval moet de rijke eraan denken dat hij zijn rijkdom door allerlei oorzaken, vooral de dood, weer verliezen kan. Volgens de evangelisten heeft Jezus zich vaak over de rijkdom uitgelaten. We vinden het veel bij Lucas in afkeurende zin; waarschijnlijk vooral een inbreng van deze evangelist zelf, te verklaren uit bekommernis over de sociale noden van zijn tijd. Jezus zelf veroordeelt rijkdom niet. De rijkdom is ook volgens Hem een gave van God. Jezus wijst wel, zoals in het evangelie van vandaag, op de teleurstellingen en gevaren van de rijkdom. En op de onmogelijkheid om God én de Mammon te dienen. Zodat een kameel gemakkelijker door het oog van een naald kruipt dan een rijke in het Rijk Gods komt.
Is het waar, Heer, dat U de regenboog als vredesteken aan de hemel plaatst, als teken van verzoening tussen U en alle mensen? Geef ons opnieuw zo’n duidelijk teken dat de wereldbevolking wakker schudt. Maak, dat de rijken van deze aarde de waanzin inzien van oorlog en de armoede van zovelen als een schandaal voor hen en voor hun kinderen. (Bisschop Helder Camara, Brazilië, uit: ‘Geef ons heden ons dagelijks brood’)
Lezingen Wijsheid 7, 7 – 11 Hebreeën 4, 12 – 13 Marcus 10, 17 – 30
Inleidend spel Alle kinderen zitten. De kinderen houden zelf bij hoeveel keer ze zijn gaan staan. Na elke keer gaat iedereen weer zitten. We geven de opdrachten: - De kinderen die een playstation of gamecube op hun kamer hebben mogen gaan staan. - De kinderen die een MP3-speler hebben, mogen gaan staan. - De kinderen die een mountainbike hebben, gaan staan. - De kinderen die een mobieltje hebben, gaan staan. - De kinderen die een gameboy hebben, gaan staan.
GEZINSVIERING
- De kinderen die TV op hun kamer hebben, gaan staan. - De kinderen die meer dan één euro zakgeld krijgen per week, gaan staan. We staan er meestal niet bij stil hoeveel spulletjes wij hebben; hoe rijk wij zijn. Gebed om vergeving Voorganger: We hebben heel veel, maar delen we ook met anderen? Te vaak willen we dingen voor onszelf houden. We willen God vragen om vergeving waar we van onze overvloed niet gedeeld hebben met anderen, die het zo hard nodig hadden. God, Wij vragen om vergeving voor al die keren dat wij aan de ander voorbij zijn gegaan. Voor al die keren dat wij hen die pijn hadden niet getroost hebben. Voor al die keren dat wij hen die geminacht werden niet ondersteund hebben. Voor al die keren dat wij hen die gebreken hadden niet opgevangen hebben. Voor al die keren dat wij alleen aan onszelf dachten. God, vergeef ons. Navertelling evangelie “Waar kom jij zo laat vandaan”, vraagt moeder als Sara thuiskomt. “Ik ben vanmiddag bij Jezus geweest”, vertelt Sara. “Hij stond op het plein toen ik naar huis ging. Ik ben er even bij blijven staan. Ik wilde ook wel eens horen wat hij te vertellen heeft. En weet je wie ook langs kwam? Karavaanmeester Jojakim in van die sjieke kleren. Hij liep naar Jezus toe en vroeg wat hij moest doen om bij God te kunnen horen. En weet je wat Jezus toen zei? Hij moest alles wat hij had verkopen en dan het geld allemaal weggeven aan goede doelen en arme mensen en dat hij dan met Jezus mee moest gaan. Hij vond het geloof ik, geen leuk antwoord. De tranen stonden hem in zijn ogen. Waarom vindt Jojakim dat niet leuk?”, vraagt Sara aan haar moeder. Moeder denkt even na. Dan zegt ze: “Ik denk dat dat komt, omdat Jojakim veel geld verdient met zijn handel. En als je veel geld en spullen hebt, is het moeilijk om daar afstand van te doen. Denk maar aan een GEZINSVIERING
volgepakte kameel. Die is vaak zo dik en hoog door al de pakken die hij draagt, dat hij niet door kleine stadspoortjes heen kan komen. Alles zal afgeladen moeten worden, voor dat het lukt om door dat ‘oog van de naald’ heen te komen. En dat is een heel karwei. Mensen kunnen zich heel belangrijk voelen als ze rijk zijn. Ze voelen zich de baas en zijn dat ook vaak over andere mensen. Maar het kan ook anders. Daarom liet Jezus Jojakim kiezen tussen zijn bezit of hem volgen. Wat heeft Jojakim gekozen?”, vraagt moeder. “Wat denk je?”, zegt Sara. Nagesprek - Wat denk jij dat Jojakim gedaan heeft? Waarom denk je dat? - Voel je je rijk? Kan je je ook rijk voelen als je niet veel spullen hebt? Waarmee dan? - Wat zou jij doen als je zo rijk was als Jojakim? Knutselen * Maak iets van kosteloos materiaal, bijv. een auto, een kasteel, een dier. Nodig: Lege doosjes, restjes pakpapier, folie, doppen, kurken, wc-rolletjes, lijm, schaar en ander kosteloos materiaal. * Of maak een plakwerk, een collage, van dingen die je graag wilt hebben, die je uit tijdschriften en folders knipt. Nodig: folders en tijdschriften. Leuk is om er de rijke man mee te plakken. Verdeel de groep in tweeën. De ene groep plakt een (groot) mensfiguur, getekend op een rol behang, helemaal vol spullen. De andere groep plakt al die spullen niet in, maar rondom de mensfiguur. De figuur zelf blijft leeg. Wie lijkt het meest op de rijke man? Wie op Jezus? Waarom? Sleutelverhaal “Waarom heb ik aids?”, vraagt Luan zich weleens af. Hij woont in het opvanghuis van broeder Anton van Noije. Zes keer per dag medicijnen innemen, elke maand een hele dag in het ziekenhuis. Maar toch ook gewoon naar school en spelen en lachen. Broeder Anton ging weg uit Nederland. Hij ging in een krottenwijk wonen in Brazilië. Broeder Anton begon een naaiatelier voor vrouwen en een bakkerij. In de bakkerij worden 3000 broodjes per dag gemaakt. Veel armen komen er brood kopen omdat het goedkoper is dan bij de gewone bakker.
Voor jongeren richtte broeder Anton een voetbalclub op. Acht jaar geleden vroeg de bisschop aan broeder Anton om iets te doen voor de kinderen die lijden aan aids of die het hiv-virus dragen. In Sao Paulo zijn maar liefst 10.000 kinderen die aids hebben. Ze worden vaak door hun ouders verstoten. Broeder Anton begon een opvanghuis voor deze kinderen. “Ik begon met twintig kinderen”, vertelt broeder Anton.. “Nu wonen er 45 kinderen in twee huizen. En dit jaar komt er een derde huis bij.” “Beter maken kunnen we de kinderen niet”, zucht de broeder. “De meeste kinderen zullen niet zo heel lang blijven leven. Maar de tijd die ze leven willen we voor hen zo prettig en leuk mogelijk maken. Waar we het allemaal voor doen weten we steeds weer als we een kind blij zien lachen. In het begin gingen er per jaar vier of vijf kinderen dood. Omdat de medicijnen beter geworden zijn, is dat er nu nog maar één. Ons oudste kind is nu elf jaar. Het is fijn als de kinderen langer leven, maar het belangrijkste is toch dat ze het leuk hebben zolang ze leven.” Gebed God, wat zijn wij rijk. We zijn rijker dan we zelf weten. U hebt ons zoveel gegeven. De bloemen, de bomen, de zon en de regen. De vogels die voor niets voor ons fluiten. We zijn gezond, hebben een huis en te eten. Leer ons dat er meer is in de wereld dan alleen maar meer hebben dan een ander. Leer ons genieten, Heer, van alle mooie momenten. Amen Lied Als wij blijven delen (zie pagina 18)
21 en 22 oktober 2006 Wereldmissiedag Lezingen Jesaja 53, 10 –11 Hebreeën 4, 14 – 16 Marcus 10, 35 – 45 Bij de lezing Jezus gaat op weg naar Jeruzalem. Hij weet hoe het daar verder zal gaan. Onderweg speculeren zijn leerlingen over wat er allemaal zal gaan gebeuren. Zij vinden het ondenkbaar dat Jezus daar zal doodlopen. Net nadat Jezus zijn derde lijdensaankondiging heeft gedaan, komen Jacobus en Johannes met de vraag of zij naast Jezus op de ereplaatsen mogen zitten. Wat een vraag op zo’n moment. Zij begrijpen er echt niets van. Zij willen delen in de roem als het Rijk zal aanbreken. Ze begrijpen niet dat het een lijdensweg zal zijn. Ze proeven de macht. Jezus wil laten zien dat je pas echt macht hebt, wanneer je in staat bent om ten dienste te staan aan de ander. Dienen is ten dienste staan: helpen, geven wat de ander nodig heeft. Mensen tot hun recht laten komen. Jezus illustreert dit aan zichzelf. De Mensenzoon kwam niet om gediend te worden, maar om te dienen zoals de lijdende knecht des Heren waarvan Jesaja spreekt. Jesaja beschrijft in een profetie de komende Verlosser. Hij wordt beschreven als juist het tegenovergestelde van een aanzienlijk machthebber: ‘zijn uiterlijk noch schoonheid waren het bekijken waard, hij was geen verschijning die bewondering wekt.’ ‘Geminacht en gemeden werd hij door de mensen’. Gebed om vergeving God, wij vergeten vaak dat wij kleine mensen zijn, wij staren ons blind op macht en aanzien wij drukken elkaar weg om de beste plaats in te nemen God, laat ons bewust zijn van onze kleinheid. God, wij willen vaak onze gebreken en fouten niet zien, wij denken dat wij de beste zijn en kijken neer op anderen wij misachten en vernederen onze naasten God, laat ons meer oog krijgen voor onze medemens.
GEZINSVIERING
God, wij richten ons vaak op het verkeerde in het leven wij kiezen voor zekerheid, bezit en welvaart wij willen elkaar overtreffen en drukken de ander naar de marge God, laat ons elkaar beter aanvullen in onze zwakte. Openingsgebed Goede God, op deze Wereldmissiedag brengt U vanuit alle landen mensen in gebed bij elkaar. Vandaag laat U ons, God, weer zien wat leven is, dienstbaar zijn aan elkaar. Geef ons dan een open oog voor het leed om ons heen en geef ons de kracht deze wereld te maken tot een thuis voor iedereen. Sleutelverhaal Het stormde erg hard. De wilg werd omvergeblazen en kwam precies op de staart van eekhoorn terecht. De eekhoorn gilde van pijn, maar zijn stem kwam niet boven het geloei van de storm uit. Toen de storm was gaan liggen, lag eekhoorn nog steeds onder de wilg. ‘Help’, riep eekhoorn. Uit het gras stapte een goudhaantje te voorschijn. ’Wie ben jij?’, vroeg eekhoorn. ‘Heb je me daarom geroepen’, vroeg goudhaantje uit de hoogte. ‘Mag ik u vragen…’, begon de eekhoorn weer. ‘Nee, dat mag u niet’, viel het goudhaantje eekhoorn in de rede. ‘Ja, maar wie…’, vroeg eekhoorn. ‘Nu doe je het weer. Ik ben niet van plan één vinger naar je uit te steken. Daar ben ik te goed voor’. ‘Au..’, riep eekhoorn. ‘Ik hoor je wel’, zei het goudhaantje, ‘ik kan je wel helpen, maar ik doe het niet’. ‘Ik zal je niets meer vragen’, huilde eekhoorn, maar het goudhaantje verdween tussen de struiken. Olifant kwam voorbij. Hij stak zijn slurf in de lucht en trompetterde. ‘Help’, riep eekhoorn. ‘Au!’ Olifant keek verstrooid in het rond. ‘Roept daar iemand?’, vroeg hij. ‘Ja, ik’, riep eekhoorn. ‘Help me alsjeblieft. Ik zit vast’. Olifant duwde met zijn slurf de boom van de staart van eekhoorn. ‘Ik had je bijna over het hoofd gezien’, zei olifant. ‘Je viel helemaal niet op tussen die takken’. ‘Het goudhaantje heeft me wel gezien, maar die wilde me niet helpen’, vertelde eekhoorn verontwaardigd. ‘O die’, zei olifant. ‘Die voelt zich overal te goed voor. Een onsympathiek iemand’. Eekhoorn voelde eens aan zijn bult op zijn staart. ‘Bedankt’, zei hij. GEZINSVIERING
Gesprek: - Vind je jezelf ook wel eens ergens te goed voor? - Vind je dat wie de macht heeft, de baas is, de dienst mag uitmaken? Navertelling evangelie en spel Als het evangelieverhaal gelezen wordt, kan het tegelijkertijd uitgebeeld worden. Aan de ene kant staat een troon met twee ereplaatsen ernaast. Aan de andere kant drie mensen die geholpen moeten worden: een zieke, een bedelaar, iemand die verdriet heeft. De rollen: Jezus, Johannes, Jacobus, Petrus, Judas, zieke, bedelaar, verdrietige. Jezus, Johannes en Jacobus komen aanlopen. ‘Mogen we U iets vragen?’ Johannes en Jacobus zijn naast Jezus komen lopen. ‘Misschien is het een beetje onbescheiden, maar straks in Jeruzalem, als het gaat gebeuren en uw Rijk komt, mogen wij dan naast U zitten? Eén aan uw linkerhand en één aan uw rechterhand’. Jezus gaat op de troon zitten, Johannes en Jacobus op de ereplaatsen ernaast. Johannes en Jacobus dromen er al over hoe dat zal zijn straks, in het koninkrijk van God. Jezus als de nummer 1 op de hoogste troon en zij als nummer 2 en 3 daar vlak naast. Jezus komt van de troon af en praat op boze toon. Jezus staat stil. ‘Jullie weten niet wat je vraagt’, zucht hij. ‘Denken jullie werkelijk dat je dezelfde weg kunt gaan als die ik moet gaan?’ Jezus loopt weg, Jacobus en Johannes komen ook van de troon af, volgen Jezus. ‘Natuurlijk kunnen we dat’, zeggen Jacobus en Johannes. ‘Goed, jullie zullen het wel merken, ’zegt Jezus. ’Maar ik kan niet uitmaken wie aan mijn linker- of rechterkant mag zitten. Dat maak ik niet uit. Misschien zijn die plaatsen wel voor anderen bestemd.’ Op een afstandje komen Petrus en Judas. ‘Waar zijn Johannes en Jacobus nu over aan het praten?’, vraagt Petrus die iets opgevangen heeft. ‘Ze willen geloof ik op de ereplaatsen zitten’, zegt Judas. ‘Straks als het Rijk van God is aangebroken. Wie denken ze eigenlijk wel dat ze zijn.’ De leerlingen lopen verder, mopperend op Johannes en Jacobus. Jezus en de leerlingen staan stil bij de zieke, bedelaar en verdrietige mens. Jezus staat stil. ‘Moet je horen,’ zegt hij. ‘Weet
je wanneer je pas echt belangrijk bent? Als je de onbelangrijkste durft te zijn. Je bent pas belangrijk als je klaarstaat voor anderen. Als je je zelf daar te goed voor voelt, stel je niets voor. Jullie lopen al een poosje mee. Dan weet je het toch zeker wel. Ik ben toch ook niet gekomen om op een voetstuk gezet te worden en aanbeden te worden, maar om mensen te helpen die het niet alleen afkunnen.‘ Jezus loopt één voor één naar de drie; hij maakt achtereenvolgens een verzorgend, delend en troostend gebaar. ‘Mensen die ziek zijn. mensen die arm zijn. Mensen die verdrietig zijn. Wie zijn leven niet wil delen met anderen, zoals ik dat probeer te doen, kan nog zo belangrijk zijn, maar stelt niets voor.’ Vragen na het evangelieverhaal - Ken je voorbeelden van mensen die overal de beste plaatsen krijgen? (bijv. VIP-boxen in het voetbalstadion. De koningin.) - Wat vind je daarvan? - Naast wie zou jij wel eens willen zitten? Activiteit Niemand is meer dan een ander. Alle mensen samen… Nodig: tijdschriften , kleine tekenblaadjes, scharen, lijm en een groot vel papier of behang. Maak een collage van allemaal gezichten die je uit tijdschriften haalt. Spreek wel af dat ze niet al te groot moeten zijn. Kies gezichten van mensen uit zoveel mogelijk verschillende landen en plak die door en over elkaar heen, zodat het hele blad vol is. De kinderen mogen er een tekening van hun eigen gezicht tussen plakken. Gebed Lieve God, leer ons open staan voor wat een ander echt nodig heeft. Dat wij ons niet te goed voelen om er te zijn voor elkaar. Leer ons genieten van de dingen waar we goed in zijn, zonder daarmee de ogen van een ander uit te willen steken. We bidden voor de mensen die alles opgeven om anderen te helpen, zoals missionarissen en missiezusters; mensen die doen wat Jezus ons heeft voorgedaan. Amen 10
Lied Ik bewoon de wereld (zie pagina 19) Bezinning Jij bent de God van de kleine mensen Jij bent de God van de kleine mensen de menselijke en lijdende God, de God met de vereelte handen, de God met het getaande gezicht. Daarom praat ik tegen jou zoals mijn volk met je praat, want je bent immers de God-landarbeider, de Christus-werkman. Je steekt je helpende hand uit naar mensen in steden, in dorpen en op akkers. Je staat in de rij bij de sociale dienst om een beetje geld te krijgen. Op het marktplein eet je van het afval samen met Joâo, met Chico en Maria. Je protesteert tegen de ellende die je volk dag aan dag doet sterven. Ik zag je afrasteringen maken en het vee hoeden zonder dat ze je bonen te eten gaven. Op straat zag ik je met je kameraden op zoek naar grond of een baan. Je bent de God van de kleine mensen, de menselijke en lijdende God, de God met de vereelte handen, de God met het getaande gezicht. (Brazilië, Uit: ‘Geef ons heden ons dagelijks brood’)
GEZINSVIERING
28 en 29 oktober 2006 Lezingen Jeremia 31, 7 – 9 Hebreeën 5, 1 – 6 Marcus 10, 46 - 52 Bij de lezingen Bartimeüs heeft een naam. Zijn naam betekent: Zoon van de hooggeschatte. Hij is blind en daarom aangewezen op liefdadigheid. Hij moet bedelen om aan de kost te kunnen komen. Misschien is het ook niet toevallig dat dit verhaal zich afspeelt in Jericho, de stad die potdicht zat, toen het volk het beloofde land introk. De muren van Jericho vallen zoals ook de schellen van de ogen afvallen van de man die opgesloten zat in het donker. Hoewel Bartimeüs niets ziet, heeft hij toch door dat hij bij Jezus moet zijn. Hij schreeuwt het uit om de aandacht te trekken. De mensen snauwen hem toe dat hij zijn mond moet houden. Ze lopen achter hun idool Jezus aan zonder te zien waar het op aan komt. Het komt op Bartimeüs aan. Hij schreeuwt of zijn leven er van afhangt en dat is ook zo. De meelopers keren om als een blad aan de boom als ze een wonder vermoeden. Ze staan op de eerste rij, maar eigenlijk zijn ze ziende blind. Gesprek Doe allemaal je ogen eens heel stijf dicht. Wat zie je? Maak geluiden, rammel bijvoorbeeld met een sleutel of kreuk een papier en laat de kinderen raden wat dat was. Doe je ogen maar weer open. Zie je nu alles? Kan je je vader of moeder zien? Of Juf van school? Hoe kan dat, jullie zijn toch niet blind? Kan je zien of iemand boos is of verdrietig of een binnenpretje heeft? Laat het maar eens zien dan zal ik raden of je boos of verdrietig bent of dat je een binnenpretje hebt. Navertelling evangelieverhaal Op reis naar Jeruzalem trok Jezus met zijn leerlingen door Jericho. Langs de weg buiten Jericho zat een blinde bedelaar. Iedereen in de stad kende hem. Het was Bartimeüs. Toen de man hoorde dat Jezus van Nazareth langskwam, begon hij hard te roepen: “Jezus, heb medelijden met mij!”. De mensen bromden tegen de man: “Schreeuw niet zo. Dat kun je niet maken bij zo’n beroemde meester. GEZINSVIERING
Je denkt toch niet dat hij zijn belangrijke reis naar Jeruzalem onderbreekt om jou even te helpen?” Jezus bleef wel staan, maar hij ging niet naar de man toe. “Laat hij maar hier komen”, zei hij tegen de mensen. “Je mag komen”, zeiden de mensen tegen de blinde. Er was niemand die eraan dacht om hem even te helpen en naar Jezus te brengen, maar de man bleef daar ook niet op wachten. Zonder zich te bedenken, gooide hij zijn mantel af en rende blindelings door al het gewoel naar Jezus. Hij vond hem nog ook, want hij was ervan overtuigd, dat Jezus hem zou helpen. “Heer”, zei hij, “laat mij weer zien.” Jezus zei tegen hem: “Omdat je zo, zonder allerlei bezwaren gelooft, kun je van nu af aan weer zien.” En de man kon meteen zien. Toen hij die verwachtingsvolle gezichten om zich heen zag, wilde hij het allemaal meemaken, opgenomen worden in de feestvreugde. Meegaan naar Jeruzalem om de intocht van Jezus mee te maken. Spel Beeldt het verhaal van Bartimeüs op de volgende manier uit: De man Bartimeüs zit opgesloten in het donker: De kinderen staan dichtbij elkaar in een kring met de gezichten naar elkaar toe. Het hoofd gebogen. Ogen dicht. De man gaat zien: De kinderen keren zich om. Hun handen doen ze als poortjes omhoog en ze kijken naar alle kanten. Zo symboliseren ze Jericho, de gesloten stad, die openviel en de blinde die ziet… Vraag: Wat betekent: Je kijkt met je neus? Activiteit: Een van de kinderen neemt een voorwerp in gedachten en beschrijft dat voorwerp, zonder het te noemen. De kinderen raden welk voorwerp dat kan zijn. Sleutelverhaal Er was geen enkele boom, geen bloem, geen vlinder voor de mensen in de sloppenwijk. De kinderen wisten niet wat een struik, een bos of een vijver was. Acht maanden was het er bloedheet, maar als de moesson begon, veranderden de steegjes in een modderpoel, waarin uitwerpselen ronddreven. Daar wilde de jonge priester wonen. In net zo’n krot als de bewoners. Hij sliep op een raffiamat op de grond. Het was moeilijk in slaap komen tussen de ratten, duizendpoten en de talrijke kleine mugjes. Maar wat veel erger was: iedere nacht tegen elf uur begon het weer. Een kermend geluid, dat door de wand drong. 11
In de hut naast hem lag Sabia, een jongetje van tien. Hij zou binnenkort doodgaan, was de priester verteld. Om het geluid niet te horen, stopte de priester zijn oren dicht. Hoe kon God zoveel pijn toestaan? Na een paar nachten durfde hij te luisteren. Hij smeekte God de pijn van de jongen te verlichten, maar in plaats daarvan werd het steeds erger. Op het laatst hield hij het niet meer uit. Hij ging naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis en haalde een injectiespuit en morfine. Met de spuit en de morfine ging hij naar de buren. De moeder van Sabia en zijn drie zusjes zaten buiten van oude kranten papieren zakjes te maken. Daarmee konden ze nog een beetje geld verdienen. Priester Paul had de vader van Sabia nog nooit gezien. Waarschijnlijk was die overleden. De moeder van Sabia ontving hem. Ze stuurde haar oudste dochter weg om thee te gaan halen. Het stonk verschrikkelijk binnen in de hut. De kleine jongen lag op een matras van lompen. Hij liep zachtjes op de jongen af. De jongen deed zijn ogen open. Hij glimlachte. De jonge priester bleef als aan de grond genageld staan. Wat hij zag was ongelofelijk. Hoe kon er zoveel rust uitgaan van iemand die zo’n pijn had? Hij fluisterde: “Salam, vrede, Sabia”. “Salam, grote broer”, antwoordde het kind met zwakke stem. Zijn gezicht straalde vrede uit. De morfine had hij niet nodig. De kleine Sabia had de priester de ogen geopend. In plaats van dood en ellende, zag hij stralend licht in de duisternis. Nooit zou hij dit meer kunnen vergeten.
Gebed Wij willen bidden voor kinderen en mensen die het allemaal niet meer zien zitten. die het leven donker vinden, omdat ze verdriet hebben of bang zijn. Leer ons zien dat mensen die blind zijn of een handicap hebben, niet zielig zijn, maar dat ze net zo willen genieten van het leven als wij. Op hun eigen manier. We danken U dat U telkens weer kiest voor wie achtergesteld is, voor wie niet meetelt. Wij danken dat elk kind en elk mens belangrijk is voor U. Amen Lied Het lied van de regenboog (zie pagina 20)
Vraag Beschrijf wat je ‘ziet’ in dit verhaal. Wat zag de priester wat hij nog nooit eerder had gezien?
12
GEZINSVIERING
Liederen Als je kamer de straat is (uit: Marimba, Mondiale Werkplaats)
GEZINSVIERING
13
De zon is al op (uit: ‘De zon is al op’, nr. 1, uitgeverij Gooi en Sticht)
14
GEZINSVIERING
De mensen doorkruisen stad en land op zoek naar nat en droog. Ze zijn in het daglicht aangeland met dromen in hun hoofd. Hoor hen, ze zingen een lied van brood en rozen, wat al niet. Ze lopen naar de overkant, goed land is hen beloofd. Ontwaakt in het licht, op weg gegaan zijn wij van groot tot klein. Wij reiken elkaar verhalen aan en delen brood en wijn. Een nieuw lied klinkt overal, weet jij waarvan het zingen zal? Wij zullen leven, opgestaan, en vrede, vrede zijn.
GEZINSVIERING
15
Cantai ao Senhor
In Brazilië wordt het lied ‘Cantai ao Senhor’ vaak in de kerk gezongen. Het is een lied in het Portugees, de taal die in Brazilië wordt gesproken. In het lied wordt steeds dezelfde zin herhaald: Cantai ao Senhor um cântico novo. Die zin betekent: Zing voor de Heer een nieuw lied.
16
GEZINSVIERING
Wees nu niet bang meer (uit: De zon is al op, nr. 42)
GEZINSVIERING
17
Als wij blijven delen (uit ‘Zing adem zing’, uitgeverij Gooi&Sticht, nr. 3)
Als wij willen delen, is er wijn genoeg voor ieder die wil geven die om vreugde vroeg. Als wij kunnen delen, is er tijd genoeg voor ieder die wil leven die om adem vroeg. Als wij blijven delen, is er hoop genoeg voor ieder die wil leven die een hemel vroeg.
18
GEZINSVIERING
Ik bewoon de wereld (uit: ‘De zon is al op’, nr. 57)
Ik bewoon de wereld. Ik woon daar niet alleen. Het zal toch onze zorg zijn: we hebben er maar één. Ik bewoon de wereld. De wereld is mijn huis. Dat huis heeft God gegeven om samen in te leven.
GEZINSVIERING
19
Het lied van de regenboog (uit ‘Een kinderlied voor de wereld’, Mondiale Werkplaats)
Ze zeggen: als je anders bent dan doe je niet normaal. Ze wijzen naar je kleren en ze lachen om je taal.
Ze zeggen: als je anders bent dan kun je beter gaan. Alsof je nooit geboren bent – dat is toch geen bestaan.
Refrein:
Refrein: Want kijk eens naar…
20
GEZINSVIERING
meer suggesties zijn te vinden in SCHOOLPROJECT WERELDMISSIEDAG VAN DE KINDEREN 2006
brazilië
Colofon Postbus 93140 2509 AC Den Haag tel.: 070 304 74 44 fax: 070 381 83 55 email:
[email protected] website: www.missio.nl