LEIJENAAR
Het wapen van de familie Leijenaar. In het voorwoord noemde ik de Amerikaan Edward John Leijenaar. Hij liet begin jaren zeventig onderzoek doen naar zijn Nederlandse familienaam. Daarbij kwam aan het licht er een familiewapen was. Het staat geregistreerd bij het Centraal Bureau voor Genealogie in Den Haag en dus is het echt. Denk nou niet dat we van adel zijn. Een wapen werd vroeger vaak gevoerd door welvarende boerenfamilies. Vandaag de dag kan je ze nog zien. Meestal staan ze aan de oprit van de boerderij. Maar toch is het leuk onderdeel van onze familiegeschiedenis. Vroeger werd de familienaam gespeld als ‘Leyenaar’ en vanaf het einde van de negentiende eeuw als ‘Leijenaar’. Om het simpel te houden heb ik consequent ‘Leijenaar’ gebruikt.
De eerste Leijenaar die ik kon vinden is Jan Gijsberts en zijn vrouw Jetske Ykes (Ages?). Dat is alles wat ik weet. Veel meer weet ik van hun zoon Ieke (Ykke) Jans. Hij leefde in een roerige tijd. In 1789 brak in Frankrijk de Franse Revolutie uit en in 1792 werden de Franse koning Lodewijk en koningin Marie Antoinette in het openbaar met de guillotine onthoofd. Er ging een schok door de wereld. Het onthoofden van staatshoofden kwam regelmatig voor maar dat gebeurde ‘in de familie’. Maar dit werd door ‘het volk’ gedaan en het volk had tot dan toe niet veel te zeggen gehad. Wel was er de filosofische denkrichting ‘de Verlichting’ waarin werd aangedrongen op meer democratie, maar daar kon de gewone, arme man alleen maar van dromen. In Frankrijk gingen de guillotine’s overuren draaien. Het driemanschap dat het voor het zeggen had, Danton, Marat en Robespierre ondergingen hetzelfde lot, behalve Marat die door zijn dienstmeisje Charlotte Corday in het bad met messteken vermoord werd. Ze nam wraak voor haar broer die onder de guillotine stierf. Uit die choas kwam een kleine Corsicaanse artilleriegeneraal bovendrijven: Napoleon Bonaparte. Hij was geliefd bij zijn manschappen. Hij at en dronk wat zij aten en dronken, hij sliep waar zij sliepen. Hij vocht onconventioneel voor die tijd maar vroeg geen onmogelijke dingen van zijn mensen. Hij werd de nieuwe leider van Frankrijk. Hij versloeg vernietigend Pruisen, het militair machtigste land van Europa, hij versloeg de Oostenrijkers toen hij ver in de minderheid was in een briljante manouvre. De Europese koningshuizen begonnen het in hun broek te doen. Hun tronen begonnen te wankelen. In onze geschiedenisboekjes zijn wij vals voorgelicht: Napoleon werd in Europa door de gewone man als een bevrijder gezien. Hij voerde de burgerlijke stand in, het decimale stelsel, het kadaster, de leerplicht, het recht op een advocaat, huizen kregen een huisnummer (de bekendste is nummer 4711 in Keulen waar een parfumfirma was) enz. Natuurlijk kwam er 2
Lodewijk (Louis) Napoleon, broer van Napoleon Bonaparte, de eerste koning van Nederland geen paradijs op aarde voor de mensen, maar men voelde dat er recht werd gedaan. Toen de Fransen Nederland binnenvielen was er bijna geen tegenstand. Dat al is illustratief voor de gemoedstoestand van de Nederlanders in die tijd. De impopulaire stadhouder Willem V vluchtte al snel naar Engeland. Alleen in de Achterhoek werd door de Fransen een freule gefullisiseerd die na vele waarschuwingen haar provocerend gedrag met de dood moest bekopen. In die tijd kreeg Nederland zijn eerste koning: Lodewijk (Louis) Napoleon. Hij was de broer van Napoleon Bonaparte. Hij meende het goed met Nederland. Op fonetische wijze leerde hij Nederlands: ‘dou vel ansi ni om; doe wel en zie niet om’. Hij won steeds meer aan populariteit. Napoleon maakte de grote fout Rusland aan te vallen. In een bloedige slag bij het riviertje de Borodino versloeg hij de Russen. Hij ging naar Moskou en wachtte op de capitulatie van de de tjsaar. Die had een gigantisch groot land en had zijn hoofdstad niet nodig: hij wachtte op de Russische winter. Toen die kwam moest Napoleon de terugtocht gaan maken. Dat brak de ruggengraat van zijn leger. Bij Leipzig werd hij in 1813 verslagen. Hij werd verbannen naar het eilandje Elba in de Middellandse Zee. In Wenen werd een congres gehouden onder leiding van graaf Von Metternich. Het motto was: alles
moet terug naar het oude (l’ancien régime). Er werden toen spotprenten gemaakt met de titel ‘het volk hongert, maar het congres danst’. In Nederland werd het huis van Oranje door een driemanschap weer aan de macht gebracht. Volgens de geschiedenisboekjes stond de bevolking van Scheveningen juichend op het strand toen de zoon van Willem V (dus Willem VI) daar vanuit Engeland arriveerde. In werkelijkheid werden de mensen door militairen uit hun huizen gehaald en onder dwang naar het strand gestuurd. Het Wener congres besloot dat er een sterke staat ten noorden van Frankrijk moest komen. De Habsburgse Nederlanden (het latere Begië) werden bij Nederland gevoegd en Willem VI werd als koning Willem I ingehuldigd. Het land kreeg twee hoofdsteden, Amsterdam en Brussel waar hij elk half jaar resideerde. Napoleon Bonaparte gooide roet in het eten: in 1815 landde hij met een bataljon in Zuid-Frankrijk. De troepen die opdracht hadden hem te arresteren liepen massaal naar hem over. Uiteindelijk was hij weer terug in Parijs en binnen de korste keren had hij weer een groot leger op de been. De Britse generaal Wellington die met succes de Fransen in Spanje en Portugal had bevochten ging met een expeditieleger naar Zuid-Nederland en de Pruisen marcheerden onder generaal Blücher in de dezelfde richting. De oude vos Napoleon besefte dat hij snel moest handelen. Hij wilde eerst de Britten verslaan en daarna de Pruisen. Het was 17 juni 1815. Toen begonnen de weergoden Napoleon dwars te zitten. In de nacht viel de regen met bakken uit de hemel. Zijn plan was op de 18e al vroeg aan te vallen met een inleidend bombardement van de artillerie. Maar de kanonnen konden niet in stelling gebracht worden in de vette modder. Hetzelfde gebeurde met de infanteristen die bijna tot hun knieën wegzakten. Hij moest uren wachten. De Britten konden hun verdediging steeds beter voorbereiden. De Franse artillerie opende het vuur, maar de explosies hadden veel minder effect omdat ze in de
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
(1) Jan Gijsberts Leijenaar Gedoopt te IJlst op 14 februari 1717, meester kuiper, overleden op 3 december 1775. Hij was getrouwd met (1) Aaltje Jans, (2) Jetske Ykes (Ages?). Kinderen: Hantje Jans, ±1740-1820 Ieke (Ykke), geboren rond 1748 (zie 2)
(2) Ieke (Ykke) Jans Leijenaar Slager, geboren te Workum rond 1748, overleden te Workum op 30 september 1810. Hij trouwt op 10 augustus 1783 te Workum met Tjiets (Tjtietske) Jans Klapper, geboren rond 1750, overleden te Sneek op 17 maart 1808, dochter van Jan Tjerks en Aukjen Luitjens. Ze trouwen in de Doopsgezinde kerk aldaar en de vader van de bruid, Jan Klapper, is getuige. Uit het huwelijksregister van de Doopsgezinde kerk: Ykke Jans en Tjiets Jans beijde van Workum zijn na drie voorafgaande proclamatiën over onze stadskerk op dato alhier in in de huwelijkse staat bevestigd. Kinderen: Jan Geboren eind 1785 te Workum, overleden op 22 juni 1845. Hij is getrouwd op 27 april 1814 met Hinke Annes Faber, geboren omstreeks 1776, overleden op 13 februari 1845, dochter van Anne Johannes Faber en Tjamken Douwes. Hij was toen 29 jaar oud en zijn vrouw 37. Hij diende bij de Marine voor ene Jurjen Johannes Hermanides. De Fransen hadden de dienstplicht ingevoerd, maar niet iedereen was nodig. In iedere gemeente werd een soort loterij gehouden. Als je nummer viel was je de klos. Bij Jurjen Johannes was dat nummer 28,2. Hij had welgestelde ouders en die betaalden een voor die tijd aanzienlijk bedrag aan iemand die vrijgeloot was, in dit geval Jan Leijenaar (dat werd een vervanger of remplaçant genoemd). Hij diende op het marineschip La Trave dat in 1813 door de Britten werd geënterd en in beslag genomen. Hij was krijgsgevangen. Dat heeft niet lang geduurd, want in oktober 1813 was de slag bij Leipzig en is meteen daarna weer vrijgelaten. Hij had de twijfelachtige eer (vermoedelijke door zijn militaire ervaring) als infanterist te worden opgeroepen en vocht mee in de slag bij Waterloo in 1815 (zie hieronder). Jetske Geboren rond 1787 te Workum, overleden op 18 januari 1866 te Sneek. Ze op 14 december 1805 te Sneek in ondertrouw gegaan en getrouwd op 9 januari met Pieter Sipkes Seevensma, bakker, geboren rond 1777, overleden te Sneek op 18 december 1851, zoon van Sipke Pytters Seevensma en Jetle Oeges. Aukje Geboren rond 1790, overleden op 21 november 1854 te Sneek. Ze is getrouwd op 9 mei 1813 te Sneek met met Sjoerd Oeges Zeyl, overleden op 21 november 1854. Iebbeltje Geboren op 3 januari 1792 te Workum. Age Geboren op 9 september 1793 te Workum (zie 3) modder smoorden. De infanterie werd daarop door de Britten neergemaaid. De Franse maarschalk Michel Ney probeerde met een onverantwoorde cavalerieaanval waarin hij zelf voorop ging, een doorbraak te forceren, maar ook dat mislukte. Uiteindelijk arriveerden de Pruisen onder Blücher op het slagveld en de Fransen begonnen zich terug te trekken. Dit keer nam men geen risico meer met Napoleon. Hij werd verbannen naar een onherbergzaam eilandje voor de westkust van Afrika: Sint Helena. Hij werd vergezeld door enkele vertrouwelingen en bewaakt door een klein Brits garnizoen dat zich ook verbannen voelde. In 1821 is Napoleon daar op 52-jarige leeftijd overleden, officieel aan kanker, maar de laatste tijd komen er steeds meer aanwijzingen dat hij langzaam is vergiftigd door één van zijn Franse vertrouwelingen die in
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
opdracht van de Franse regering handelde. Na zijn overlijden zijn er van zijn haar lokjes geknipt. Daarin zijn sporen van gif gevonden. In de slag van Waterloo vochten ook Nederlanders mee. Eén van hen was Jan Leijenaar. Veel Nederlanders hadden deel uitgemaakt van het Franse leger en waren oorlogsmoe. Zij werden opgeroepen te vechten tegen hun oude leider Napoleon en daar hadden ze geen zin in. Jan Leijenaar moest vechten bij een kruispunt van wegen: Quatre Bras. De Nederlandse bataljons onder commando van de kroonprins, de latere koning Willem II, moesten dat samen met enkele Britse bataljons verdedigen. De Britten keken vol afschuw naar de Nederlandse taktiek. In die tijd was het gebruikelijk dat de infanterie zich in ringen opstelden; de zgn. carré’s. Dat was
ter bescherming tegen de cavalerie. Met geweervuur en bajonetten verdedigden ze zich dan redelijk goed. Zo niet de Nederlanders. De kroonprins liet ze, onder protest van zijn eigen officieren, in lijn opstellen en zouden een makkelijke prooi zijn voor de Franse cavalerie. Een Britse hoge officier greep in en een bloedbad onder de Nederlanders werd voorkomen. De kroonprins kreeg de bijnaam ‘Silly Billy’. Misschien wel dankzij deze Britse officier heeft Jan Leijenaar het overleefd. De kroonprins trouwde met de zuster van de tsaar van Rusland Anna Palowna en werd ingehuldigd als koning Willem II. Maar een kwelgeest uit het verleden bleef hem achtervolgen: Lodewijk Napoleon. Regelmatig bezocht hij Den Haag en als hij met zijn koets door de stad reed werd hij door de bevolking nog steeds toegejuicht. 3
Trouwakte van Jan Leijenaar en Hinke Annes Faber. Het was in de Franse tijd: Friesland was een departement en de burgermeester was een ‘maire’ 4
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
5
Uit het register der vroedvrouwen uit Workum: 12 September 1793 is door mij Hykke Jans verlost Tjiets Jans huisfrou van Ieke Jans woonend te Workum en haar van een levendig kind zijnde een soon welke genaamd is Age. Behorende ouders tot de Publieke Griffenmende Kerk. (Bedoeld werd de Doopgsgezinde kerk). Of de vroedvrouw heeft zich vergist, of Age, maar als de datum klopt heeft Age zijn verjaardag altijd drie dagen te vroeg gevierd. Huwelijksakte: Age Ykes Leijenaar, oud 28 jaren, schipper, woonagtig te Sneek en geboren te Workum den negenden September 1793 blijkbaar uit eene acte van bekendheid opgemaakt voor den Heer Vrederegter van het Kanton Hindeloopen den vijfden der vorigen maand, geregistreerd den zesden en door de regtbank alhier gehonologueerd den vijfentwintigsten dierzelfden maand, meerderjarig zoon van Yke Jans Leijenaar en S(T)iets Jans Klapper indertijd echtelieden. Sjoukje Gijsbert van de Weide, oud 25 jaren, dienstmaagd, woonagtig te Sneek en geboren te Langweer de eer-
sten juni 1796 blijkens doopextract afgegeven door de Grietman van Doniawerstal den vijentwintigsten Februarij van het loopende jaar en den tweeden van den vorigen maand door de regtbank van Sneek gelegaliseerd. meerderjarig dogter van van Gijsbert van de Weide, dienaar der Politie een Aaltje Saagmans, echtelieden woonagtig te te Langweer, welke hun ouderlijke goedkeuring hebben gegeven middel een acte geparafeerd door de Heer Jacobus Jongbloed, Notaris in het kantoor Lemmer. Getuigen bij het huwelijk waren: Hermanius van de Velde, (stadsbode, 77 jaar) Anne Arontius, (stadsomroeper, 55 jaar) Govert Vink, (marktmeester, 45 jaar) Jan de Jong, (agent van politie, 37 jaar) Blijkbaar waren de ouders van de bruid het niet eens met het huwelijk. Er was een notariële akte waarin de ouders toestemming gaven. Langweer ligt niet zover van Sneek vandaan en als je dochter gaat trouwen wil je er toch bij zijn. Het blijkt ook uit de huwelijksgetuigen: allemaal personen in dienst van de gemeente Sneek. Blijkbaar was er
geen familie bij aanwezig.
(3) Age Ykes Leijenaar
Bij de huwelijksdocumenten is een verklaring van de gouverneur van de provincie Friesland dat verklaart dat de bruidegom aan zijn verplichtingen van de Nationale Militie heeft voldaan. Pasfoto’s waren er toen nog niet, er werd een persoonsbeschrijving gegeven. Lengte: 1 el, 9 voet; gezicht: vol; voorhoofd: breed; ogen: blauw; neus: stomp; mond: groot; kin: rond; haar: donkerbruin; wenkbrauwen: diep.
Beurtschipper/slager/turfmeter, geboren te Workum op 9 september 1793, overleden te Sneek op 4 juli 1860. Hij trouwt op 7 april 1822 in het stadhuis te Sneek om elf uur ’s morgens met Sjoukje Gijberts van der Weide, dienstbode, geboren te Langweer op 1 juni 1796, dochter van Gijsbert van de Weide (vedlwachter) en Aaltje Saagmans. Kinderen: Yke Postbode, geboren te Langweer op 29 juli 1823 (zie 4). Aaltje Geboren te Sneek op 24 september 1824. Gijsbert Geboren te Sneek op 4 oktober 1826, getrouwd op 13 mei 1855 met Vroukjen Dijksma. Tytje Geboren te Sneek op 23 december 1828, overleden te Utingeradeel op 7 juli 1916, getrouwd op 18 mei 1851 met Willem Smits. Jetske Geboren te Sneek op 22 september 1830, overleden op 10 maart 1834. Aukje Geboren te Sneek op 11 april 1833, overleden op 5 mei 1834. Jan Veldwachter, geboren te Sneek op 25 oktober 1834, overleden op 2 mei 1871 te Elden (Elst) bij Arnhem, trouwt op 12 oktober 1860 aldaar met Hendrina Mulder, geboren rond 1842, overleden op 1 juni 1873 te Almelo, dochter van Laurentius Mulder, schoenmaker, en Maria Groen. Ruurd Geboren te Sneek op 24 september 1836, overleden in 1838. Hans Geboren te Sneek op 5 oktober 1838, overleden op 1 februari 1911 te Deil, getrouwd met Jaantje Lorijn.
Af en toe ben ik hem later in de tijd tegengekomen en had hij het beroep van slager (dat van zij vader) en turfmeter (die moest de hoeveelheid verkochte turf opmeten en daar moest belasting over betaald worden: hij zal daardoor niet populair zijn geweest). Een combinatie van schipper, slager en turfmeter is wel heel bijzonder. Een verklaring is misschien dat zijn oudste kind (Age) onderweg op het schip te Langweer is geboren, (of bij zijn schoonouders) maar alle anderen in Sneek. Ik vermoed dat zijn vrouw geen zin had in het varen en dat hij daarom slager en turfmeter is geworden.
NB Zoals u verder in dit boekje zult zien komen er opmerkelijk veel veldwachters voor in de familie Leijenaar. Ik denk dat het begonnen is met de schoonvader van Age Ykes die vermoedelijk zijn kleinzoon Jan tot dit (slecht betaalde beroep) geïnspireerd heeft.
6
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
Geboorteakte van mijn voorvader Yke Leijenaar
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
7
Trouwakte van Ages Ykes Leijenaar en Sjoukje Gijberts van der Weide 8
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
9
(4) Yke Ages Leijenaar Postbode, later veldwachter, geboren te Langweer op 29 juli 1823, overleden op 15 september 1898 te Muiden, getrouwd op 12 mei 1850 met Sjoukje Wagenmakers, geboren te Sneek op 9 augustus 1824, overleden te Muiden op 13 september 1858 dochter van Cornelis Sytses Wagenmakers en Geertje Wybrens Nauta. Kinderen: Sjoukje Geboren te Sneek op 31 oktober 1850. Age Geboren te Sneek op 9 januari 1853, veldwachter, (zie 5). Cornelis Sigarenmaker, geboren te Muiden in 1855, getrouwd te Assen op 25 november 1894 met Annigje Schut, geboren in 1864, dochter van Hendrik Schut en Jantje Piel. Geertje Geboren te Muiden in 1858, getrouwd op 28 oktober 1892 met Cornelis Verschoor, zoon van Willem Verschoor en Geertrui de Jong. Op 16 januari 1859 hertrouwt hij met Wilhelmina Versteeg, dienstbode, geboren te Huizen rond 1830, dochter van Jan Versteeg, werkman, en Magdalena Boor. Kinderen: Magdalena Geboren rond 1860, getrouwd op 26 augustus 1880 met Leendert Schulp, scheepsbouwer, geboren rond 1857, zoon van Leendert Schulp, scheepsbouwer en Neeltje Bregman. Jannetje Geboren rond 1862 te Muiden, getrouwd op 24 juli 1887 met Wijcher Anthonie Pleijter, geboren rond 1865 te Nieuwendam, zoon van Wijcher Pleijter, werkman, en Antoinetta Pieternella Correlje. Yke Geboren rond 1866 te Muiden, overleden te Groningen op 4 november 1941, getrouwd op 22 april 1904 met Femmigje Gort, geboren rond 1862 te Zwartsluis, dochter van Egbert Gort en Renje Elbers. Gijsbert Huisschilder, geboren rond 1867 te Muiden, getrouwd op 7 december 1888 met Guurtje van Walen, geboren rond 1866, dochter van Willem van Walen en Francina Gijsberta Visser. Elisabeth Wilhelmina Geboren rond 1872, getrouwd op 4 juni 1897 met Geert Teunis Bosma, sigarenmaker, geboren rond 1875, zoon van Koop Hendriks Bosma, tuinman, en Willemien Lunshof.
Geboorteakte van mijn overgrootvader Age Leijenaar
10
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
11
Age Leijenaar
Willemina Straver
Nu ga ik de levenswandel van mijn overgrootvader beschrijven. In de familie Leijenaar is zijn reputatie niet al te best. Ik schrijf op wat ik weet. Het is gebeurd in lang vervlogen tijden en elk verhaal heeft twee kanten, maar ik wil een poging wagen. Het oordeel is aan de lezer. Zijn naam schrijf ik voor de laatste keer volgens de Friese traditie met de toevoeging Ykes. Misschien heeft hij het nog gebruikt, maar daarna niemand meer. Het veldwachteren zat de familie blijkbaar in het bloed. Net als zijn vader Yke en twee ooms werd Age ook veldwachter. Hij werkte het in de omgeving van Gorkum. Daar heeft hij zijn toekomstige vrouw Willemina Straver ontmoet. Ze was de dochter van een scheepsbouwer. Ze raakte in verwachting maar haar ouders wilden niet dat ze met hem trouwde en stelden hun dochter voor als ongehuwde moeder thuis te blijven. Het kind, een dochter, is geboren op 18 april 1879 te Heukelum en werd vernoemd naar de moeder van Age: Sjoukje, roepnaam Sjouwke. Dat heeft Willemina waarschijnlijk gedaan om aan te geven wie de vader was. Pas op 6 september 1879 zijn ze toch getrouwd. Meteen daarna zijn ze naar Rotterdam vertrokken en later naar het dorpje Zuidland op Voorne-Putten. Daar zijn vier kinderen geboren, als laatste mijn opa met de naam Bastiaantje. Ik heb nooit anders geweten dat hij Bastiaan Age heette (hijzelf waarschijnlijk ook). Hij had een broer-
tje, Bastiaantje Age, dat vlak voor zijn geboorte overleden is. Mischien heeft zijn moeder uit verdriet hem die namen gegeven. Ik heb er geen andere verklaring voor. Op 26 december 1889 wordt er een dochter in Gorkum geboren en is Age Leijenaar van beroep veranderd: hij is beroepsmilitair. Hij had de functie van oppasser. Hij hield de verblijven van enkele officieren schoon, deed hun was en onderhield hun wapens maar moest vooral discreet zijn. De verhouding met zijn schoonfamilie moet verbeterd zijn omdat het gezin weer vlak in de buurt ging wonen. Gorkum ligt op een strategisch
12
punt. De rivieren de Maas en de Waal komen hier samen en vormen een grote rivier de Merwede die richting Rotterdam stroomt. Er was daar een groot fort de deel uitmaakte van de Hollandse Waterlinie. Dat was een militaire verdedigingslinie die zich uitstrekt van de voormalige Zuiderzee bij Muiden tot aan de Biesbosch. De Linie lag als een beschermende krans van forten rondom de steden van Holland.. Het verdedigingswapen van de Hollandse Waterlinie was het water. Dat was te danken aan een ingenieus waterhuishoudkundig systeem van sluizen, inundatiekanalen en bestaande waterwegen en -keringen. Een klein laagje water, gemiddeld maar 40 cm diep, was al genoeg om het land verraderlijk en moeilijk begaanbaar te maken voor mensen, voertuigen of paarden, vooral in een tijd dat er nog geen vliegtuigen waren. Tegelijkertijd was het te ondiep om per boot te bevaren. Totaal kon de Waterlinie binnen een kleine drie weken onder water worden gezet. Dit noemt men innundatie. Op zwakke punten werd de natuurlijke verdedigingslinie aangevuld met onder meer forten, kazematten en (groeps)schuilplaatsen. Daarnaast bestond de Linie uit vijf vestingsteden Muiden, Weesp, Naarden, Jutphaas, Gorkum en Woudrichem.
Fort Vuren, zoals het er nu uitziet, aan de Merwede bij Gorkum, waar Age Leijenaar jarenlang als beroepsmilitair gediend heeft
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
(5) Age (Ykes) Leijenaar Veldwachter, later beroepsmilitair, geboren te Sneek op 9 januari 1853, overleden te Utrecht op 18 februari 1938, getrouwd op 6 september 1879 met Willemina Straver, geboren te Emmikhoven op 15 juni 1854 om 9 uur ’s avonds, overleden te Jutfaas op 31 december 1909, dochter van Nicolaas Straver, scheepsbouwer en Dingena de Vette. Hij hertrouwt op 4 augustus 1910 met Johanna Maria Zuithoff, geboren te Utrecht in 1860, overleden te Jutphaas op 5 augustus 1925, dochter van Gerhardus Sebastiaan Zuithoff en Wilhelmina Elisabeth de Nigteren. Hij hertrouwt op 17 maart 1926 met Betje Goverdina Buizert, geboren op 23 april 1872, overleden te Zeist op 12 september 1939, dochter van Cornelis Buizert en Merrigje Brugman. Ze gaf op 24 augustus 1901 te Meerkerk als ongehuwde moeder het leven aan een zoon: Diederik Buizert, overleden op 13 oktober 1901. Op 13 juni 1911 trouwt zij te Meerkerk met Sietze Oosterbaan (45), geboren te Gorredijk, overleden op 28 juni 1917 te Lexmond, zoon van Harm Lodewijk Oosterbaan en Tjiske Gerbens Blauw (wat had ze een tragisch leven). Kinderen (allen uit het eerste huwelijk): Sjoukje (Sjouwke) Geboren te Heukelum op 18 april 1879, overleden op 31 maart 1950 te Soekaboemi (Nederlands Indië), ze trouwt op 8 augustus 1902 met Johan Jacobus Kimmel, geboren te Middelburg rond 1877, overleden te Arnhem op 3 november 1960, zoon van Marinus Jacobus Kimmel, timmerman en Catharina Geertruida Tromp. Ze vertrekken op 2 juni 1904 naar Nederlands Indië. Later meer over hen. Cornelus Antonie Geboren te Rotterdam op 24 maart 1881, overleden te Ede op 20 januari 1942, getrouwd te Utrecht op 31 augustus 1904 met Maria Aletta Cabo, geboren te Utrecht op 10 mei 1886, dochter van Joannes Cabo en Hendrika van Maarseveen. Later meer over hen. Jacomina Dingena Lydia Geboren te Zuidland op 30 januari 1883, getrouwd op 4 juli 1902 te Brummen met Jan Christiaan Plante, geboren te Brummen rond 1878, zoon van Maarten Plante en Alberdina Plasman. Ik kan me nog herinneren dat ze eind jaren vijftig in Arnhem woonden in een souterrain van een herenhuis. Achter het huis was een grote tuin en ze hadden een dochter die op klompen liep, die ze op z’n Arnhems ‘klumpkes’ noemde. Nicolaas Bastiaan Arie Geboren te Zuidland op 1 september 1884, getrouwd te Renkum op 1 december 1910 met Cornelia Jongboer, geboren te Oosterbeek, dochter van Cornelis Martinus Jongboer en Gerritje Heilbron (Hillebron). Hij is bekend onder de naam ‘ome Nico’, en het zwarte schaap van de familie. Hij had een klein aannemersbedrijfje en ging in de oorlogsjaren voor de Duitsers werken. Daar had je een zgn. ‘Ariër-verklaring’ voor nodig; je moest bewijzen dat je voorouders tot drie generaties terug ‘raszuiver’ waren. Die papieren heb ik thuis. Hij ging versterkingen en bunkers bouwen in het voormalige Oost-Pruisen (thans Polen) . Toen het Russische leger eind 1944 daar oprukte moest hij hals over kop vluchten. Hij zag kans per schip naar noord-Duitsland te gaan, achtervolgd door Russische marineschepen. Na de oorlog heeft hij een korte straf uitgezeten en is nog een keer bij mijn opa op visite geweest. Hij heeft ruzie met hem gemaakt en ome Nico zei: ‘Maar Sjaan, ik ben bijna in de Oostzee verzopen!’ Waarop mijn opa zei: ‘Was je maar verzopen!’. Daarna schijnt er geen contact meer te zijn geweest. Bastiaantje Age Geboren te Zuidland op 20 september 1885, overleden op 7 augustus 1886. Bastiaantje (Hij is later geregistreerd als Age Bastiaan, vermoedelijk heeft hij dat zelf gedaan, denkend dat dit z’n echte naam was), geboren te Zuidland op 13 september 1886 (zie 6). Dingena Lydia Geboren te Gorkum op 26 december 1889, overleden te Utrecht op 21 juni 1931, getrouwd op 21 september 1910 te Utrecht met Albertus Pieter ten Dam, timmerman, geboren 26 januari 1881, overleden te Utrecht op 7 februari 1962, zoon van Albertus Gerardus ten Dam en Cornelia Wilhelmina Rijksen. Zij erkennen een zoon Johan geboren te Utrecht op 27 december 1908. Yke Geboren te Gorkum op 21 maart 1892, getrouwd op 11 november 1921 met Maria Hubertina Hanssen, geboren te Ubach Over Worms op 4 januari 1895, overleden te Utrecht op 9 augustus 1935, dochter van Hubert Casper Joseph Hanssen en Gertrud Lamsoor. Gijsbertus Jan (later meer over hem). Geboren te Gorkum op 28 augustus 1894, overleden te Utrecht in 1952, getrouwd te Utrecht op 4 juli 1917 met Dina Haseleger, geboren te Utrecht op 25 september 1894, overleden te Utrecht op 10 december 1918, dochter van Hendrik Haseleger en Teuntje Asmus. Hij trouwde (of had een realtie) als KNIL-militair met een inlandse vrouw op Java en had daar in ieder geval een zoon. Op 16 september 1925 hertrouwt hij te Utrecht met Helena Takken, geboren in 1899, dochter van Gerrit Takken en Cornelia van den Berg. Age Geboren te Gorkum op 26 augustus 1896 overleden te Utrecht op 6 maart 1972. In de familie bekend als ‘ome Arie’. Blijkbaar wilde hij niet naar zijn vader vernoemd worden en ging door het leven als Arie. Hij was getrouwd met Wilhelmina (tante Mien) de Lang, dochter van Jan Willem de Lang en Mijntje Veerman. Mijntje was de zuster van Clazina Veerman, mijn oma. Op de familie Veerman kom ik nog uitgebreid terug. Ome Arie en tante Mien woonden in Utrecht aan de Otterstraat. Ome Arie werkte bij de houthandel Jongeneel. Pas sinds kort weet ik dat zij in de oorlog in hun kleine huisje in de Otterstraat in Utrecht een Joods gezin hebben verborgen. Geertje Geboren te Gorkum op 26 maart 1900. Ze leek precies op mijn opa. Ze was getrouwd met Jan Dirk Haseleger, geboren op 14 maart 1890, een broer van Dina Haseleger. Ik kende hem onder de naam ‘Ome Jan Haseleger’. Ze woonden in Haarlem en hadden één zoon. Die is plotseling jong overleden en had ook één zoon. Hij studeerde in Ede aan de wegbouwschool en is bij een verkeersongeluk (± 1980) op weg naar huis verongelukt. Kort daarna zijn zijn opa en oma, ik denk van verdriet, kort na elkaar overleden.
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
13
Het fort bij Jutphaas waar mijn overgrootvader Age Leijenaar tot aan zijn pensionering als oppasser heeft gediend Ik kan me nog herinneren dat mijn opa grapjes maakte over het zwemmen van mijn broer en ik in het ENKA-zwembad: ‘Ik werd gewoon van de brug in Gorkum afgeflikkerd, en heb zo zwemmen geleerd.’ In Gorkum kreeg hij zijn roepnaam. Het werd van Bastiaan naar Besjaan en tenslotte Sjaan. In de familie was hij bekend onder de naam ‘ome Sjaan’. Van de broers en zusters van mijn opa heb ik er maar twee echt gekend: zijn broer Arie en zijn jongste zuster Geertje. Ze hadden hetzelfde beeld van hun vader: hij had het hoog in de bol en dacht dat hij als militair heel wat was. Vermoedelijk werd hij in het begin door zijn schoonouders financieel ondersteund, maar dat moet een keer zijn opgehouden en hij presteerde het zijn eigen zoon, mijn opa, Bastiaan te laten tekenen bij de
Marine en streek zelf het handgeld op. Mijn opa diende op het wachtschip Willemsoord en in die tijd moet hij een meisje hebben ontmoet. De initialen van haar werden op zijn arm getatoueërd. Tot aan zijn dood heeft hij nooit willen zeggen wie dat was. Eind 1909 moet mijn opa bericht hebben gekregen dat zijn moeder ernstig ziek was. Hij kreeg geen toestemming haar te bezoeken en is gedeserteerd. Of hij op tijd gekomen is weet ik niet, maar op oudejaarsdag 1909 is ze aan de Hoogravenseweg te Jutfaas overleden. Normaal was hij afgezwaaid als matroos der eerste klasse, maar toen als matroos der derde klasse. Een paar jaar daarna is Age Leijenaar vermoedelijk gepensioneerd Toen zijn tweede vrouw in 1925 overleed heeft hij enkele jaren
alleen gewoond en werkte hij als nachtportier. In die periode is hij een keer naar Ede gegaan met de mededeling dat hij besloten had bij zijn kinderen te gaan wonen. Mijn opa en zijn broer Cornelus hadden daar helemaal geen zin in. Op een dag kregen alle kinderen een dagvaarding van de rechtbank in de brievenbus. In die tijd was er nog geen AOW en hadden de kinderen een ‘onderhoudsplicht’. Mijn opa en zijn broer moesten naar de rechtbank in Arnhem. Daar werd hun inkomen vastgesteld. Mijn opa verdiende niet veel, maar toch moest hij een paar gulden per week afstaan aan zijn vader wat in die tijd een behoorlijke hap uit het huishoudboekje was. Mijn opa had een goed contact met zijn broers Gijsbert en Yke. Gijsbert was een grote en sterke man. In 1938 kwamen er berichten dat dat opa Leijenaar hard achteruit ging. De drie broers besloten hem te bezoeken. Ze belden aan. De voordeur was voorzien van een klein luikje. Betje Buizert, deed het luikje open en snauwde: ‘Leijenaar slaapt’, waarop Gijsbert haar bij de keel greep en haar dwong de deur open te doen. Opa Leijenaar was er slecht aan toe en begon te huilen toen hij zijn drie zoons zag. Hij heeft nog enkele uren met zijn zoons gesproken. Een paar dagen later is hij overleden. Een jaar later overleed Betje Buizert te Zeist. Waarom zij zo reageerde weet ik niet, wel dat zij een tragisch leven heeft gehad. Het leven van mijn overgrootvader Age Leijenaar wil ik hiermee besluiten. Nogmaals: ik heb opgeschreven wat ik weet en zoals elk mens moet hij ook zijn goede kanten hebben gekend.
Het getuigschrift van de Marine waarin mijn opa het nooit verder heeft gebracht als matroos der derde klasse. Dat kwam door zijn desertie omdat hij zijn ernstig zieke moeder wilde bezoeken
14
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
15
Johan Jacobus Kimmel rond 1898 in zijn veldwachtersuniform De oudste zuster van mijn opa, Sjoukje (Sjouwke), werd rond oktober 1999 zwanger en beviel op 7 juni 1900 van een dochter die ze Catharina Geertruida Wilhelmina noemde. Dat was geen toeval: de moeder van de vader heette Catharina Geertruida en haar moeder Wilhelmina (Willemina). Met de vader werd Johan Jacobus Kimmel bedoeld, veldwachter te Gorkum. Dat kan ook geen toeval zijn geweest: vermoedelijk waren Age Leijenaar en Johan Kimmel collega’s of ex-collega’s, maar ik denk dat ze elkaar hebben gekend. Johan Kimmel werd net als zijn a.s. schoonvader beroepsmilitair, ik denk op zijn advies. Hij doorliep een ongelooflijk snelle carrière. Op 9 maart 1900 werd hij van korporaal bevorderd tot sergeant van de vestingartillerie. Op 18 mei 1902 werd hij sergeant vuurmaker in de 6e compagnie. Op 27 juli 1902 is hij in ondertrouw gegaan met toestemming van zijn compagniescommandant. Defensie deed in die tijd nogal moeilijk op dat gebied en dat kan verklaren dat het zo lang duurde totdat hij zijn dochtertje erkende. Op 21 april 1904 wordt hij bevorderd tot sergeant-majoor vuurmaker bij de artillerie en overgeplaatst naar Nederlands Indië. Voorwaar een opmerkelijke loopbaan! 16
Ik kan mij als oud-dienstplichtig militair niet aan de indruk onttrekken dat hij bij defensie een beschermheer moet hebben gehad. Maar wie ben ik. Op 8 augustus 1902 (dus meer dan twee jaar na de geboorte) vond te Gorkum het huwelijk plaats en erkende hij het vaderschap van zijn dochter. In ieder geval vertrekt het jonge gezin Kimmel op 2 juni 1904 naar Nederlands Indië. De eerste tijd hebben ze in Soerabaja gewoond, want daar werd in 1902 hun tweede kind geboren: Arie. Vermoedelijk was zijn doopnaam Age, maar waarschijnlijk had ook Sjoukje onplezierige herinneringen aan haar vader. Op 14 juni 1905 werd een zoon Marinus geboren die in datzelfde jaar overleed. Ze hadden nog een dochter Wilhelmina (1911-2006) en een zoon Marinus (1914-1990). Uiteindelijk (vermoedelijk na de pensionering van Johan Kimmel, tropenjaren telden dubbel) is het gezin naar Bandoeng verhuisd. Op 30 april 1909 werd prinses Juliana in het paleis Noordeinde te Den Haag geboren. Ook in Nederlands Indië was het feest. Sergeant-majoor Kimmel had de eer de commandant van de vele saluutschoten te mogen zijn In Bandoeng moet ‘Toosje’ Kimmel Hendricus Hermanus Hofstee hebben ontmoet en is met hem getrouwd rond 1921. Die was daar jarenlang beroemd chef kok en
pâtissier van Maison Kuyl en Versteeg. Huize Schuttevaer te Soekaboemi werd in 1880 gesticht door J.C. Schuttevaer. Soekaboemi is een kleine stad op Java vlakbij Bandoeng. Het ligt hoog in de bergen en heeft daardoor een mild klimaat. Het kan er in de nachten zelfs koud zijn. Het restaurant serveerde dan ook ‘Hollandse kost’ zoals boerenkool, sperziebonen etc. Zelfs nieuwe haring was in het seizoen te krijgen. Het was bij de Indische Nederlanders daarom erg populair. Op 1 maart 1921 verkocht hij de zaak aan Hendricus Hermanus Hofstee. Behalve het Nederlandse eten leverde huize Schuttevaer fameus marsepein en banketgebak, maar ook kwaliteitssigaren en -sigaretten. Het was een trekpleister tot in de verre omgeving. Catharina Kimmel-Leijenaar en Hendricus Hermanus Hofstee kregen een dochter Catharina Sjoukje (Toosje) geboren op 28 maart 1922 te Soekaboemi en een zoon Johan Gerardus geboren 24 augustus 1924 overleden te Santpoort op 4 november 1994. In 1942 werd Nederlands Indië door de Japanners veroverd en kwam de families Hofstee en Kimmel in de beruchte Jappenkampen terecht. Als door een wonder hebben de beide families de kampen overleefd. H.H. Hofstee is op 6 januari 1958 te Hilversum overleden en Toosje
Catharina Kimmel-Leijenaar en haar man Hendricus Hermanus Hofstee rond 1923 met hun dochter Toosje. Rechtsboven het reclamebord ‘Huize Schuttevaer’
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
Kimmel op 30 juni 1984 te Bennekom. Van het fameuse restaurant was na de oorlog niet veel meer over: de Japanners hadden het leeggeplunderd en uitgewoond. Er is nog geprobeerd het restaurant weer op te starten, maar een groot succes is het niet meer geworden. Sjoukje KimmelLeijenaar werd ernstig ziek: ze had kanker. Ze heeft de laatste dagen van haar leven bij haar dochter in Soekaboemi doorgebracht en is daar op 31 maart 1950 overleden. Na de oorlog brak de Indonesische onafhankelijksoorlog uit. Nederland kon niet accepteren dat de eeuwenoude kolonie zelfstandig zou worden. Er werden veel troepen gestuurd en er werd een koloniale oorlog gevoerd onder de naam ‘politionele acties’. Het bracht Nederland aan de rand van de financiële afgrond. In 1949 tekende koningin Juliana onder grote internationale druk de soevereiniteitsoverdracht en daarmee was Indonesië een onafhankelijk land geworden. In de familie gaat het verhaal dat H.H. Hofstee het restaurant had overgedaan aan een Chinese bedrijfsleider die jarenlang nog trouw geld heeft overgemaakt. Johan Jacobus Kimmel woonde in de buurt van Arnhem in een voor die tijd exclusief pension voor mensen uit het voormalige Nederlands Indië. Ik ben daar samen met mijn moeder en oma zo rond 1959 op bezoek geweest en op die dag ben ik voor de eerste keer in een restaurant geweest. De biefstuk was heerlijk!. Hij is op 3 november 1960 te Arnhem overleden. Zijn dochter Toosje heeft nog in Ede gewoond op de seniorenflat ‘Weerdestein’ in Ede waar mijn oma Clasina Leijenaar-Veerman ook woonde. Mijn moeder en mijn oma bezochten haar daar regelmatig. Ik ben daar een paar keer geweest en het interieur ademde het oude Nederlands Indië uit. In die tijd (rond 1975) wist ik nog niet veel van mijn familiegeschiedenis: dat kwam pas later. Had ik toen maar vragen gesteld, dan had ik nu veel meer geweten. Toch ben ik dank verschuldigd aan famililieleden en anderen via het internet die mij over deze Indisiche familietak zover hebben gebracht.
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
Feestje van de zusterschool te Soekaboemi rond 1932. Tweede staande van rechts Toosje Hofstee
Presentatie van de cullinaire hoogstandjes in marsepein van H.H. Hofstee op de jaarbeurs van Bandoeng rond 1923
Johan Jocobes Kimmel en Sjouwke (Sjoukje) Leijenaar bij hun huis in Bandoeng in de dertiger jaren van de vorige eeuw 17
Gijsbert Jan Leijenaar met zijn inlandse vrouw traditioneel gekleed in sarong (jurk) en kebaja (bloes) Boven ziet u een familiefoto, achterop staat geschreven Gijsbert. Hij is gemaakt rond 1921. Het is Gijsbert Jan Leijenaar, de broer van mijn opa. In het familieoverzicht staat dat hij op 4 juli 1917 trouwde met Dina Haseleger. Zij stierf op 10 december 1918 op 24-jarige leeftijd aan de ‘Spaanse griep’. Het is vermoedelijk de ergste vorm van griep die de mensheid tot nu toe gekend heeft. In de zomer van 1918 stierven in Nederland de eerste mensen aan de Spaanse griep. In andere landen waren reeds duizenden mensen aan deze virusziekte overleden. Waar de ziekte precies is begonnen is niet duidelijk. Er is een theorie dat het een gemuteerd varkensgriepvirus is afkomstig van Chinese spoorwegarbeiders die in Amerika werkten. Een andere theorie is dat de Amerikaanse militairen die zouden 18
gaan deelnemen aan de Eerste Wereldoorlog werden gevaccineerd tegen te veel ziektes in één keer. Men denkt dat daarbij de mutatie
van het griepvirus is ontstaan. Het eerste gedocumenteerde geval is dat van soldaat Albert Mitchell, die zich op 11 maart 1918 ziek meldde in Fort Riley in de staat Kansas in de Verenigde Staten. De ziekte verspreidde zich met grote snelheid over de wereld. Vanuit de Verenigde Staten naar het Oosten en vandaar uit weer terug naar het Westelijk halfrond. De Eerste Wereldoorlog was nog aan de gang en door de censuur kwamen er weinig berichten naar buiten over de ziekte. Alleen in Spanje, dat niet aan de oorlog deelnam, werd in de pers veel aandacht besteed aan de epidemie. De ziekte werd daarom de Spaanse griep genoemd, hoewel het niets met Spanje te maken had. De griep begon met hoge koorts, hoesten, spier- en keelpijn. Gevolgd door extreme moeheid en flauwtes. Men verloor zoveel energie dat men niet meer kon eten en drinken. De ademhaling werd steeds moeilijker, gevolgd door de dood. Er kwamen veel nepmedicijnen op de markt. Een effectief medicijn was er niet. Naar schatting hebben meer dan een half miljard mensen de ziekte opgelopen. In India alleen al stierven 10 miljoen mensen aan de griep. In totaal stierven er tussen de 20 en 40 miljoen mensen aan. Bij een ‘normale’ griep worden vooral ouderen en anderen met een lage weerstand getroffen. Zo niet bij de Spaanse griep: het waren vooral de mensen in de leeftijdsgroep van 20 tot 40 jaar die overleden. In het voorjaar van 1919 was de ziekte uitgewoed. Eén op de 250 Nederlanders
overleed aan de Spaanse griep. Ik weet dat Gijsbert Leijenaar zielsveel van zijn vrouw Dina gehouden heeft. Het was een grote sterke en vrolijke man, maar na de dood van van Dina was hij ontroostbaar en depressief. Hij raakte aan de drank en op een dag was hij zo dronken dat hij in een gracht in Utrecht viel en door omstanders tenauwernood kon worden gered. Vermoedelijk is dat de reden geweest dat hij dienst heeft genomen bij het KNIL (Koninklijk Nederlandsch Indisch Leger). Hij is daar wel of niet getrouwd met een inlandse vrouw (zie foto) maar had bij haar in ieder geval een zoon die ook de roepnaam Gijs had. Zijn vrouw en zoon heeft hij ondergebracht bij zijn nichtje Toosje Hofstee-Kimmel. Het kan ook zijn dat de inlandse vrouw niet met hem naar Nederland wilde. Uit familieverhalen weet ik dat in ieder geval de zoon daar opgegroeid is. De moeder zal vermoedelijk in het restaurant hebben gewerkt. De zoon zag er voor een ‘Indo’ nogal donker uit en zijn oerhollandse naam Gijs maakte dat tot een redelijke attractie volgens Sjouwke Kimmel-Leijenaar. Na zijn contractperiode is hij op 16 september 1925 te Utrecht getrouwd met Helena Takken, maar ik weet dat hij nooit meer de oude is geworden en een somber karakter had.
Een affiche uit 1938 om recruten voor het KNIL te werven. De salarissen waren voor die tijd erg hoog (een huis vrij op naam kocht je voor 2000 gulden)
Onderluitenant Leijenaar geeft instructie aan een artilleriepeloton in 1947 te Semarang. Ik weet niet zeker of hij de zoon van Gijsbert Jan Leijenaar is. Maar de naam, het uiterlijk en de leeftijd kloppen allemaal. Zijn vader was militair en zijn oom (Johan Kimmel) ook. Ik plaats deze afbeelding onder voorbehoud, maar denk dat het klopt
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
19
Hendrik Veerman
Anthonia Wilhelmina van Schooneveld
Ik ben nu aangekomen bij het volgende intermezzo van mijn familiegeschiedenis. Bij de naam Koers heb ik een een kleine omweg gemaakt en nu ga ik hetzelfde doen met de de naam Veerman. Hierboven ziet u de gezichten van Hendrik Veerman en Anthonia Wilhelmina van Schooneveld (in de
familie beter bekend als ‘opoe Veerman’), de ouders van mijn oma Clasina Veerman. Hendrik Veerman was een diepgelovig mens. Hij kwam uit het vissersdorp Huizen aan de toenmalige Zuiderzee en ging in zijn jonge jaren vis venten in Utrecht. De concurrentie was groot en hij besloot
een kaashandel te beginnen. Hij ontmoette zijn toekomstige vrouw Anthonia Wilhelmina van Schooneveld. In de familie Veerman gaat een hardnekkig gerucht dat zij een geadopteerd weeskind uit Den Haag was. Ze gebruikte bijvoorbeeld het voor die tijd bekakte woord ‘sjamberloek’, wat sjieke kleding betekent en ik ga ‘couchéz’, wat slapen betekent. Van een andere bron weet ik dat ze bij haar tante in Den Haag woonde. Ze is geboren in 1855 in een ‘normale’ lijn voor die tijd. Zo’n elke twee jaar werd er een kind geboren en ze past daar precies in. Bovendien is ze vernoemd naar haar beide ouders. Een andere optie is het vroege overlijden van haar moeder. Zij is op 9 april 1870 op de leeftijd van 44 jaar overleden en liet, behalve haar man, zes kinderen na. ‘Opoe’ Veerman was toen vijftien en ze had jongere broertjes en zusjes. Wat haar vader voor de kost deed weet ik niet, maar wel dat hij redelijk welvarend was. Ik denk dat hij enkele kinderen heeft ‘uitbesteed’.
Kaashandelaar, geboren in 1855, overleden op 1 september 1909, zoon van Jan Veerman en Klaasje Schaap. Hij is op 8 mei 1878 getrouwd met Anthonia Wilhelmina van Schooneveld, geboren op 2 februari 1855, overleden op 14 november 1938, dochter van Anthonie van Schooneveld en Wilhelmina de Zwart. Kinderen: Clasina Anthonia Geboren te Utrecht rond 1878, overleden op 14 juli 1879. Clasina Anthonia Geboren te Utrecht rond 1881, overleden op 28 november 1881. Antonie Hendrik Geboren te Utrecht rond 1882, getrouwd op 14 mei 1902 met Aaltje Marree, geboren rond 1878, dochter van Adrianus Marinus Marree en Gerritje Buitenhuis. Hendrik Alexander Geboren te Utrecht rond 1883, getrouwd op 1 februari 1905 met Johanna van den Brink, geboren rond 1884, dochter van Anthonie van den Brink en Margaretha Wilhelmina Beem. Mijntje Geboren te Utrecht rond 1884, getrouwd met Thomas Josephus de Lang, geboren rond 1882, zoon van Jan Willem de Lang en Johanna Elisabeth Broekman. Johannes Wilhelmus Geboren te Utrecht rond 1886, getrouwd met Gerarda Grim, geboren rond 1886, dochter van Gerrit Grim en Catharina Hendrika Maria Haasbroek. Gerrit Lambertus Geboren te Utrecht op 1 juli 1887, overleden op 13 maart 1965, getrouwd op 29 juni 1910 met Johanna Francina Jacoba van der Linden, geboren 31 januari 1887, overleden op 23 novemne 1951, dochter van Jacobus Adrianus van der Linden en Dirkje Vermeulen. Wilhelmus Hendrikus Geboren te Utrecht 14 december 1890, overleden te Utrecht op 17 januari 1890. Wilhelmus Geboren te IJsselstein in 1891, overleden op 28 juli 1892. Clasina Geboren te Utrecht 7 juni 1892 te Utrecht (volgt 5). Wilhelmus Johannes Geboren te Utrecht rond 1898, getrouwd op 8 december 1921 met Peternella van Os, geboren rond 1895, dochter van Cornelis van Os en Teuntje van den Akker. Christoffel (Stoffel) Geboren te Utrecht rond 1899, getrouwd op 6 mei 1925 met Maria Alberta Wilson, geboren rond 1898, dochter van Dirk Adrianus Wilson en Cato Vermeulen.
Ze is met Hendrik Veerman ge-
Links ‘opoe Veerman’, de spil van de familie, midden jaren dertig van de vorige eeuw op visite bij ‘grote Anna’, rechts 20
HENDRIK VEERMAN
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
De Utrechtse Stadskapel midden jaren zestig van de vorige eeuw. Ze presenteren hier hun nieuwe uniformen. Mijn vader had gehoord dat de ENKA-harmonie nieuwe kreeg en de oude werden geschonken aan de stadskapel.
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
21
Ze hadden een televisieoptreden in de jaren zestig, foto direct van de beeldbuis trouwd en de kaashandel maakte het mogelijk hun gezin naar de normen van die tijd een goed bestaan te geven. Maar Hendrik Veerman werd ernstig ziek: hij kreeg maagkanker. Hij werd maar 53 jaar oud. Opoe Veerman waakte bij hem. Op een bepaald moment vroeg hij haar hoe laat het was. Ze noemde het uur en
hij antwoordde: ‘Vandaag nog ga ik naar Gods volmaakte wereld’. En zo is het op 1september 1909 gebeurd. In die tijd waren er voor de gewone man geen sociale voorzieningen, maar Hendrik Veerman had gouden tientjes gespaard, zodat zijn vrouw de eerste jaren door kon komen. Eén van zijn zonen heeft de kaashandel voortgezet en ik kan me her-
inneren dat die in de 60er jaren nog bestond. Wat maakt de familie Veerman zo bijzonder? Dat was hun muzikaliteit en die was onovertroffen. En het waren niet een paar kinderen, maar bijna allemaal. Ze hadden maar één woord nodig en maakten er een liedje op. Als er iets belangrijks gebeurde maakten ze op een populaire mars of operettemelodie een aangepaste tekst. Ik weet dat één van hen bij de Nederlandse Spoorwegen werkte en dirigent van een koor was. Toen de personeelsafdeling daar achter kwam werd hij voor de keus gesteld: stoppen of ontslag. Hij koos voor de muziek en werd een gewaardeerd dirigent van veel koren en orkesten. Een gedurfde stap als je getrouwd en vader van kinderen bent. Van wie hadden ze dat? Vermoedelijk van hun moeder: ze was een vrolijk mens met veel humor en overal wist ze een liedje van te maken. Ze was ook nooit thuis: ze had vrienden, vriendinnen en kennissen die ze bezocht. Hoewel haar kinderen haar onderhielden had ze tot op hoge leeftijd nog werkhuisjes
Links Jan Veerman, de stamvader van de Utrechtse Stadskapel met rechts zijn zoon Jan en een mij onbekende dame, samen het ‘All-in-All Trio’ vormend 22
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
23
waar ze extra geld verdiende. Ze was een legendarisch figuur in Utrecht. De Utrechtse Stadskapel werd opgericht. Ze waren eigen ondernemer en werden financieel niet ondersteund. Natuurlijk bestond de kapel niet alleen uit Veermannen, maar de ruggengraat wel. Ze speelden op bijzondere gelegenheden en waren het huisorkest van de Utrechtse voetbalvereniging DOS als die thuisspeelde in het oude stadion Galgenwaard (na een fusie met de club Elinkwijk nu FC Utrecht). De oprichter van het geheel was Jan Veerman, zoon van Johannes Wilhelmus Veerman, hij heeft sinds zijn trouwen aan de Kraanstraat in Utrecht gewoond. Hij had een tweelingbroer Job. Op de pui van het huis is een tegel ingemetseld met het wapen van de Utrechtse Stadskapel. Vaak ben ik met mijn moeder en oma bij hem en zijn vrouw Riek op visite geweest. Hij had een handel in muziekinstrumeten en repareerde ze ook. Het gebeurde regelmatig dat midden in de nacht een lid van een orkest aanbelde met het verzoek een instrument te repareren. Ze hadden wel een reserveinstrument, maar speel-
24
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
den het liefste met het ‘eigen’. Jan Veerman had een werkplaatsje waar duizenden onderdelen van blaasinstrumenten waren en bijna altijd zag hij kans het vakkundig te repareren. Dat werd dan gevierd met een borrel. Aan de overkant van zijn huis had hij een magazijn. Het lag vol met instrumenten voor harmonie- en fanfarekorpsen. De trommel die ik draag op de voorpagina kwam daarvandaan. De stadskapel kon worden onderverdeeld in kleinere orkesten. Ze speelden in de stad en verdienden zo bij. Jan Veerman had met zijn zoon Jan en een mij onbekende vrouw het ‘All-in-All trio’ dat werd ingezet op feesten. bruiloften en partijen. De stadskapel heeft zelfs een televisieoptreden gehad. De jongere broer van mijn oma ging door het leven als ‘ome Stoffel’. Hij was nogal stram van lijf en leden en had de bijnaam ‘de stijfsel’. Hij werkte als straatmuzikant en had geen pensioen opgebouwd. Toen de AOW werd ingevoerd had hij het idee om te gaan scheiden; als je gescheiden was kreeg je meer als je alleen woonde en zijn bedoeling was samen te blijven. Het leidde tot
heftige familieruzies en uiteindelijk ging het niet door. En er was de legendarische ‘tante Mijntje’ (later meer over haar) die à la minute een liedje of rijmpje kon maken. Eens liep er iemand die mank was tegenover haar huis en ze zei meteen: Alle huizen zijn van mij aan díe kant, aan díe kant Of wat een Veerman in de oorlogsjaren schreef over Adolf Hitler: (Hitler was een amateurschilder) O, kleine schildersjongen wat ben je toch begonnen want met al je mitrailleurs en bommen kan je in Engeland lekker toch niet kommen Of op een bekende mars: En in zo’n omnibus te rijden van de Neude naar het abbortair te hobbelen over de Utrechtse keien voor vijtien centen hos je lekker doormekaar Ik loop nu een beetje vooruit in de geschiedenis, maar er was een personeelsfeestje van de ENKA in het theater ‘De Reehorst’ in Ede. De drummer van het orkest was plotseling ziek geworden en mijn oma Clasina heeft de hele avond zijn plaats succesvol ingenomen.
25
(6) Bastiaan Age Leijenaar Machinebankwerker, geboren te Zuidland op 13 september 1886, overleden te Bennekom op 1 december 1958, zoon van Age (Ykes) Leijenaar en Willemina Straver. Hij trouwt op 21 juni 1916 met Clasina Veerman, administratief medewerkster bij het Utrechtsch Nieuwsblad, geboren op 7 juni 1892, overleden te Ede op 14 februari 1977, dochter van Hendrik Veerman en Anthonia Wilhelmina van Schooneveld. Kinderen: Hendrik Geboren te Zaandam op 21 april 1917, overleden op 23 april 1917. Wilhelmina Geboren te Amsterdam op 9 april 1918, overleden te Bennekom op 13 mei 1997 (zie het deel De Heij). Hendrik Geboren te Utrecht op 9 mei 1921, overleden te Zwolle op 27 augustus 2005 (zie 7). Age Bastiaan Geboren te Ede op 1 oktober 1925. Hij trouwt op 25 oktober 1950 met Johanna Frieda Jansen, geboren te Renkum op 5 april 1925, overleden te Apeldoorn op 6 april 2001, dochter van Johan Frederik Jansen en Frederika Berendina Haverkamp.
Bastiaan Age Leijenaar (± 1914)
Clasina Veerman (± 1914)
Woningen aan de Jassykoffstraat
Wat mijn opa na zijn diensttijd bij de Marine tot aan zijn trouwen heeft gedaan weet ik niet. Hij schijnt metaalbewerker te zijn geweest. Hij woonde toen bij zijn vader aan de Hoogravenseweg te Utrecht en daar moet hij zijn toekomstige vrouw Clasina Veerman hebben ontmoet. Ze werkte bij het Utrechtsch Nieuwsblad, eerst in de drukkerij en binderij, later op de administratie. Ze was erg blij toen ik op een drukkerij als zetter ging werken: ‘typografen zijn heren’ zei ze. Ik laat het oordeel gaarne aan de lezer over. Op 21 juni 1916 zijn ze getrouwd en in Zaandam gaan wonen. Ze woonden in een buurt met Russische straatnamen. Rond 1680 heeft tsaar Peter de Grote in Zaandam daar gewoond met een grote staf om zich heen om de Nederlandse scheepsbouw te leren. Mijn grootouders woonden toen in de Jassykoffstraat (hij was een Russisch letterkundige in de 19e eeuw). Mijn opa ging werken bij de ‘Artillerie-inrichtingen Hembrug’ in Amsterdam. Vermoedelijk werkte zijn broer Gijsbert daar al. Het was midden in de Eerste Wereldoorlog en honderdduizenden Nederlandse mannen waren gemobiliseerd. Het leger had veel wapens en munitie nodig en het merendeel werd daar geproduceerd. Ze kregen hun eerste kind, een zoontje, dat de naam Hendrik
kreeg. Hij is geboren op 21 april 1917. In de nacht van 22 op 23 april huilde hij even en toen werd het stil. Mijn grootouders dachten dat hij weer sliep en schonker geen aandacht aan. ’s Morgens haalde mijn oma hem uit de wieg. Hij was overleden en aan één kant blauw. Mijn opa, maar vooral mijn oma zijn die schok nooit meer te boven gekomen. Samen met de kerkhofbeheerder hebben mij opa en zijn broer Gijsbert het kind begraven. Mijn oma was overspannen en kon het niet aan. Ze heeft een tijdje bij haar familie in Utrecht gewoond. Na korte tijd zijn ze naar
Amsterdam naar de Kattenburgerdwarsstraat verhuisd. Ze woonden op de derde etage. Mijn oma wilde niet meer wonen in het huis waar haar kind gestorven was. Ik weet dat de oudste zuster van mijn opa Sjouwke Leijenaar en haar man Johan Kimmel toen een korte periode in Nederland zijn geweest. Waarom weet ik niet, maar wel dat ze mooie meubels hadden en die bij hun vertrek naar Nederlands Indië cadeau hebben gedaan. Op 9 april 1918 werd er een dochtertje geboren. Mijn opa kwam thuis van zijn werk en de buurvrouwen stonden hem op te wachten en
26
Klassefoto van Clasina Veerman, boven, zesde van links rond 1902
Clasina Veerman (tweede van links en rechts van haar haar vriendin Trui van Basten) in de binderij van het Utrechtsch Nieuwsblad rond 1906
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
Het getuigschrift van Clasina Veerman van de openbare school in Utrecht
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
27
de Russische revolutie. De wens van de Duitsers kwam uit en Rusland sloot in 1917 het Poolse garnizoensstadje Brest Litowsk een wapenstilstand. De Duitsers waren verlost van hun tweefrontenoorlog en begonnen eind 1917 hun troepen van het oostfront naar Frankrijk te verplaatsen. In datzelfde jaar waren de Verenigde Staten in de oorlog betrokken geraakt omdat Duitse duikboten Amerikaanse schepen gingen aanvallen. Toen het passagiersschip ‘Lucitania’ werd getorpedeerd werd de oorlog verklaard. Honderdduizenden Amerikaanse militairen werd naar Europa verscheept: Duitsland en Oostenrijk konden de oorlog niet meer winnen.
Mijn moeder Wilhelmina Leijenaar in Amsterdam rond 1920 riepen: ‘Leijenaar, je hebt een dochter!’ Haar naam werd Wilhelmina, roepnaam Mina of Mien, mijn moeder. Voor de geboorte had mijn oma op het Waterlooplein een mooie gebruikte Duitse hangklok gezien. Die wilde ze graag hebben. Meteen na de geboorte is mijn opa daar gaan kijken en de klok was er nog. Hij heeft hem gekocht en is al die jaren in de familie gebleven. Nu hangt hij bij mij in de woonkamer. Het was het laatste jaar van de Eerste Wereldoorlog. Tientallen miljoenen burgers en militairen waren al omgekomen of verminkt in een oorlog waarvan de historici nog steeds niet begrijpen waarom hij uitgebroken was. Het resultaat was dat keizer Wilhelm van Duitsland naar Nederland vluchtte, het Oostenrijkse keizerrijk uiteenviel en tsaar Nicolaas van Rusland werd afgezet en uiteindelijk met zijn hele gezin werd vermoord. De Duitsers hadden in 1916 enkele Russische agitatoren, die in balling28
schap in Zwitserland woonden, in het geheim weer naar Rusland gebracht in de hoop het moreel te verzwakken. Er kwam er één bovendrijven: Vladimir Oeljanov, beter bekend onder zijn pseudoniem Lenin. Hij werd de leider van
De Spaanse griep is onze familie niet voorbijgegaan. Gijsbert Leijenaar trouwde op 4 juli 1917 met Dina Haseleger en anderhalf jaar later stierf ze eraan. Hij stond bekend als een vrolijk en altijd optimistisch mens maar dit kon hij niet verwerken en raakte aan de drank. Op een dag was hij zo dronken dat hij in een Amsterdamse gracht viel. Op het nippertje is hij gered. Daarna ging het wat beter; hij is hertrouwd, maar de rest van zijn leven had hij een somber karakter. De humor was verdwenen. Toen de Eerste Wereldoorlog was afgelopen ontstond er in Duitsland een burgeroorlog. Er werden naar Russisch voorbeeld ‘arbeiders- en
Op 14 juli 1918 is mijn moeder in de Nieuwe Kerk te Amsterdam gedoopt
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
Het Nederlandse M95-geweer dat in vele variaties bij de Hembrug werd geproduceerd. Het zou tot in de dertiger jaren worden gebruikt
Verkiezingsaffiche uit 1918 van de SDAP
soldatenraden’ (sowjets) opgericht. De keizer was naar Nederland gevlucht en er was een gezagsvacuüm. Duitsland moest gigantische herstelbetalingen doen aan Engeland en Frankrijk en daardoor ontstond een enorme inflatie. Spaargelden en pensioenen verdwenen als sneeuw voor de zon. Uit dit moeras ontstond een monster die de volgende wereldoorlog zou veroorzaken: de Oostenrijker Adolf Schicklgruber, beter bekend onder de naam Hitler. Hij diende als korporaal aan het westelijk front. Zijn commandant omschreef hem als een ‘gevaarlijke neuroot’ die vooral niet bevorderd mocht worden. De geschiedenis heeft hem gelijk gegeven. Ook in Nederland werd het eind 1918 onrustig. Aan alles was er een gebrek en de prijzen stegen. In Harskamp kwam duizenden militairen in opstand die naar huis wilden nu de oorlog was afgelopen. In de Tweede Kamer hield de leider van de SDAP (de latere PVDA), Pieter Jelles Troelstra, een vlammende toespraak: de revolutie in Rusland en Duitsland zou niet stoppen bij grens van Nederland. Overal in het land braken stakingen uit. Koningin Wilhelmina zag haar positie in gevaar komen en hield, samen met haar man prins Hendrik en haar dochter prinses Juliana, een rondrit door Den Haag eindigend op het
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
Rechts de etagewoningen aan de Kattenburgerkruisstraat. Op nummer 16III is mijn moeder op 9 april 1918 geboren 29
Mijn moeder en haar broer Hendrik (Henk) in Utrecht rond 1922
Malieveld, waar ze werden toegejuichd. Of het echt geholpen heeft weet ik niet, maar in ons land werd het langzamerhand rustiger. Maar voor mijn opa en zijn broer Gijsbert was het te laat. Omdat de oorlog was afgelopen en er veel minder vraag naar wapens en munitie was, dreigden er ontslagen. Dat, in combinatie met de grote sociale onrust in die tijd, mondde uit in grote stakingen. Ook bij de Hembrug. Werkwilligen zoals mijn opa werden ‘snorders’ genoemd en waren hun leven niet zeker en daarom durfden ze niet naar hun werk te gaan. In de stad liepen knokploegen en riepen: ‘zijn hier nog snorders?’ Uiteindelijk werd hij toch als staker aangemerkt en ontslagen. Wat nu? Er moest brood op de plank komen en het gezin verhuisde nar Utrecht. Ze kregen een huis aan de Saturnusstraat in in zgn. ‘Planetenbuurt’ in de buurt van het tegenwoordige stadion van FC Utrecht. Ik weet dat mijn opa daar als ‘los werkman’ gewerkt heeft; dat betekende dat hij af en toe werk had. Het zal geen vetpot zijn geweest. Linksboven een foto van mijn moeder en haar broer Henk (matrozenkleding was in die tijd in de mode, maar had hij toen al zeemansaspiraties?). Ze hebben hun leven lang een ‘broer-zus’ verhouding gehad, net als mijn vader met zijn oudste zuster Gré. Mijn moeder zag ome Henk altijd als haar kleine broertje. In die tijd moesten bij mijn moeder de amandelen geknipt worden en dat gebeurde niet zachtzinnig. Ze werd vastgebonden in een stoel en na afloop kreeg ze watten in haar mond tegen het bloeden. Een paar weken later moest ze terugkomen voor controle. Ome Henk herkende de verpleegster, rende naar haar toe, schopte tegen haar schenen en riep ‘rot zuster, rot zuster’.
De huizen aan de Saturnusstraat te Utrecht waar mijn ome Henk op 9 mei 1921 is geboren 30
Langzamerhand komen onze familielijnen nu samen. Er kwam een brief uit Ede. Hij was van mijn opa’s oudere broer Cornelus. Hij werkte eerst bij de rubberfabriek ‘Hevea’ bij Oosterbeek. Zijn broer Nico (het zwarte schaap, zie de familiebeschrijving) had toen al een
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
klein aannemersbedrijf in de buurt van Arnhem en had voor zijn broer daar werk geregeld. Dat was hij ook wel moreel verplicht, want zijn broer was getrouwd met Maria Aletta Cabo, die van Nico in verwachting was, maar hij weigerde met haar te trouwen. Cornelus heeft de familie-eer hooggehouden en is met haar getrouwd (zie hun familiebeschrijving verderop). Daar werd het basisproduct latex, het was het witte sap uit de tropische latexboom, verwerkt tot rubber. Het sap kwam voornamelijk uit Nederlands Indië en Brazilië. De fabriek bouwde, net als de ENKA, huizen voor haar personeel. Het was van origine een Britse firma en de huizen werden in die stijl gebouwd. Ze hadden rieten daken en Britse architectuur. Het werd een eigen dorp onder de naam Heveadorp, dat nu nog bestaat. Vele van die huizen staan er nog en het is de moeite waard als je in de buurt bent er een omweg voor te maken. Voor zover ik weet was Cornelus gereedschapmaker en hij kon zich behoorlijk verbeteren als hij ging werken bij de ENKA in Ede. Hij heeft het gedaan en ging met zijn gezin in één van de ENKAhuizen aan de Parkweg wonen. Hij wist in welke situatie zijn broer in Utrecht verkeerde en hij vond werk voor hem en de brief werd verstuurd. Mijn oma was een stadsmens, ze had wilde niet naar ‘dat dorp’ verhuizen maar er was geen keus. Het gezin verhuisde naar Ede en kreeg een woning aan de Nijverheidslaan. Mijn opa ging werken in de energiecentrale van de fabriek. Zijn werk betond voornamelijk uit het in ploegendienst kolen kruien en dat heeft hij tot aan zijn pensioen gedaan. Het is een wonder dat hij nog 72 jaar oud mocht worden. Op 1 oktober 1925 werd nog een kind geboren: Age Bastiaan. Mijn opa wilde hem niet naar zijn vader vernoemen, maar mijn oma stond erop: het was nu eenmaal familietraditie. Net als mijn moeder at mijn oma geen kip. Vlakbij, in het Korte Laantje, woonde de familie Van de
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
Schoolfoto van mijn moeder rond 1928. Ze staat op de tweede rij, tweede van rechts. Midden achter het raam, met een strenge blik, het legendarische hoofd van de openbare school, ‘meester Hoek’. Wal, die later een oud ijzerhandel zouden beginnen (zie de geschiedenis van de ENKA). Moeder van de Wal slachtte zelf haar kippen en had voor mijn oma een krachtige bouillon gekookt om na de bevalling aan te sterken. Mijn oma heeft het met smaak opgegeten en nooit geweten dat het kippesoep was. Ze kreeg regelmatig bezoek van haar zuster Mijntje uit Utrecht. Haar man was treinmachinist en daarom kon ze gratis reizen. Ze had de gewoonte een paar keer per jaar te verhuizen; er was in die tijd veel aanbod van huurhuizen en je kon eisen stellen. Een leeg huis werd netjes geschilderd en behangen. Als haar man langere tijd wegging (hij reed door heel Europa) vroeg hij elke keer: ‘Mijntje, wonen we hier straks nog?’. Maar als ze naar Ede kwam was het feest. Ome Henk stond op het perron te dansen en riep: ‘tante Mijntje, tante Mijntje!’ Ze tilde hem op en zei op z’n Utrechts: ‘kom hier, lekker jochie’. Toen ze op een keer naar Ede kwam maakte het spoorwegpersoneel seksistische opmerkingen naar haar. Ze was niet op haar mondje gevallen en antwoordde: ‘houden jullie je bek maar, bij het spoor deugt geen één kerel: ik kan het weten want die van mij werkt er ook’. Mijn moeder was in haar kinderjaren bijna nooit thuis: ze had geen zusjes en vlakbij woonden haar
nichtjes van ome Kees en tante Marie. Vooral met Riek en Bep trok ze veel op, ze gingen samen naar school en hielden lange fietstochten. Op school was er een jongen die zich ‘Tattapoettenanna‘ noemde, naar één of ander stripverhaal en zichzelf heel sterk vond. Riek Leijenaar was een halve jongen en heeft hem in elkaar geslagen. Aan de kop van de Parkweg is een huis (nu textielhuis Nowé) waar een gezin woonde met alleen dochters (een stuk of vijf). De vader was mager en kaal en droeg een uilenbril. Het toilet van het huis was achter en alleen te bereiken via een kleine houten loopbrug. Ook toen werden er fietsen gestolen en zijn dochters hadden de hinderlijke gewoonte hun fietsen op de loopbrug te plaatsen. Op en nacht moest hij verschrikkelijk nodig piesen, maar de fietsen stonden in de weg. Hij heeft ze allemaal naar beneden gegooid. Hij droeg een wit nachthemd en sinds die tijd had hij in Ede de bijnaam Ghandi, naar de geweldloze politicus Mahadma Ghandi in het toenmalige BritsIndië. Ook voor mijn moeder kwam het moment dat ze bij de ENKA moest gaan werken. Ze had lange haren in vlechten en die moesten afgeknipt worden omdat het gevaar bestond dat ze in de machines terechtkwamen. Mijn opa was trots op die 31
begrip geworden. Door schade en schande is de Bovenbuurtweg onstaan: links ervan hielde je het redelijk droog, rechts was je bij overstromingen verzekerd van een nat huis. Delen van de weg bestaan nog, maar het grootste deel is door nieuwbouw verdwenen. Daar hebben mijn moeder en haar twee broers een deel van hun jeugd doorgebracht. Nogmaals: het was boerenland met af en toe een woonhuis. Het huis had een grote moestuin waar mijn opa aardappelen en groenten verbouwde, maar ook tabak voor eigen gebruik om kosten te besparen. Als de bladeren volwassen waren moest je de nerf met een scheermesje doorsnijden en dan laten drogen. Die tabak was in principe niet te roken, maar gemengd met een ‘normaal’ merk scheen het te verdragen te zijn. Voor de oorlog was dat ‘tabak van Lub’, erna ‘Javaanse Jongens’.
Uit de jaren dertig en de oorlogsjaren zijn weinig foto’s beschikbaar, maar dit is een hele mooie van het huis aan de Bovenbuurtweg. Links mijn opa, dan mijn oma en mijn moeder rond 1938 vlechten. Bij de Marine had hij enthousiast vloeken geleerd en dat deed hij toen hij zijn dochter met korte haren zag, waarop mijn oma hem verweet dat hij alleen belangstelling had voor ‘die afgoden’ (ze bedoelde haar zoons Henk en Age). Maar in die tijd mochten meisjes niet verder leren, want die gingen toch wel trouwen. De vlechten werden verpakt en zijn nog jarenlang bewaard gebleven. Mijn moeder kon niet tegen de doordringende stank die in de fabriek hing en lustte haar pakje brood niet. Bovendien was er een strenge opzichteres uit Utrecht met de naam Sientje. Ze behandelde de meisjes slecht. De familie Veerman kreeg er lucht van. Ze ontdekten dat ze in Utrecht op de markt een handel in sinaasappelen had gehad en haar reputatie was niet al te best. En dus kwam tante Mijntje weer met de trein naar Ede. Ze wachtte Sientje op en dreigde haar reputatie 32
Er kwam daar een nieuw gezinslid: het hondje Bullie. Waar hij vandaan kwam weet ik niet, maar het was een klein straathondje. Hij mocht niet in huis maar had zijn domicili in de schuur en moet een gelukkige tijd hebben gehad in het boerenland. In de beginperiode moet hij
in Utrecht te grabbel gooien als ze ‘dat messie niet met rust liet’. Na die ontmoeting werd Sientje veel milder, ze werd zelfs bijna een tweede moeder voor de meisjes. Mijn moeder had heel goede eindcijfers op de lagere school en kreeg een administratieve functie. Ze werkte zich langzaam omhoog. Daar hoorde ze dat er een prachtig vrijstaand huurhuis op de Bovenbuurtweg vrij kwam met een grote tuin. De huur viel mee en dus werd er verhuisd. Erg lang hebben ze er niet gewoond, maar in de familie is het huis aan de Bovenbuurtweg een
iets verkeerds hebben gedaan en hij verhuisde naar een collega van mijn opa in Veenendaal. Mijn ooms waren het daarmee niet eens en gingen op de fiets naar Veenendaal. Ze zagen Bullie achter een hekje lopen en floten naar hem. Hij nam een aanloop, sprong over het hekje en werd onder een jas verstopt. Vlakbij huis werd hij losgelaten; officieel was hij uit Veenendaal teruggelopen en dat werd geloofd. Mijn moeder had ooit mooie elegante dameslaarsjes gekocht. Na een paar keer dragen vond Bullie het nodig ze aan te vreten. Mijn moeder wilde ze eerst maar wegdoen, maar de Brabantse schoenmaker Keesje van Gool aan de Parkweg heeft ze vakkundig gerepareerd. De jongens gingen naar de ambachtschool in Wageningen. Zo ver was dat niet op de fiets, maar tussen Ede en Wageningen reed een tram met de bijnaam ‘Bello’ via Bennekom. In Wageningen kon je overstappen richting Utrecht of Arnhem. Bello reed niet supersnel, maar toch was het een levensgevaarlijke sport om je op de fiets van Wageningen naar Ede te laten trekken. Mijn ooms hebben het regelmatig gedaan, vooral de jongste, Age. Mijn opa had voor zijn jongens alles over. Hij wilde ze een beter leven geven dan hij had gehad. Hij werkte veel over en regelmatig deed hij het smerigste werk dat er was: het schoonmaken van de rookkanalen bij de schoorstenen. Hij was ook een fervent tuinier. Hij verbouwde groenten en aardappelen. Nog steeds gebruik ik zijn zinken gieter, die moet nu zo’n 80 jaar oud zijn. De jaren dertig waren ook de tijd van de diepe economische crisis waarin de wereld verkeerde na de grote beurscrach in 1929 in Amerika. Je was was blij als je werk had en iedere cent moest worden omgedraaid om rond te komen. Hoe mijn grootouders het hebben gedaan weet ik niet, maar ze zijn die tijd wonderwel doorgekomen.
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
En zo denderde Bello op en neer tussen Ede en Wageningen. De jeugd op de fiets liet zich aan het laatste rijtuig vaak meetrekken. Let ook op de gigantische rookpluim: over CO2-vervuiling gesproken! In die tijd werd in Ede het nu zo beroemde ‘Openluchttheater’ aangelegd. Dat is gebeurd in het kader van de toenmalige ‘werkverschaffing’. Werklozen werden verplicht om ‘nuttig werk te verrichten’. Daar is op zich niets op tegen, maar in veel gevallen leidde het tot willekeur en vernedering. Bovenop de Paasberg in Ede was een zandafgraving. De werklozen moesten die met de schop verder uitgraven en betonnen tribunes bouwen. Het resultaat was en is prachtig: een theater naar Grieks voorbeeld in de openlucht met een unieke akoestiek. Maar de opzichters tijdens de bouw waren slavendrijvers: als er even niets te doen was dwongen ze de arbeiders tot zinloos werk. Ze zorgden ervoor dat er hopen zand waren en dwongen de mensen die met kruiwagens naar een willekeurige andere plaats te kruien. Als de heide in bloei staat, is er eind augustus in Ede de Heideweek die op de zaterdag ervoor in het Openluchttheather
officieel geopend werd. Mijn vader verbood mij daar na toe te gaan, dat beschouwde als een plaats van slavernij. De broers Henk en Age haalden hun diploma aan de ambachtschool in Wageningen. Henk ging bij zijn vader in de centrale van de ENKA werken en Age bij garage Van de Weerd in Bennekom, waar hij automonteur werd (het bedrijf bestaat nu nog, het staat achter de drukkerij waar nu werk). Hij stond bekend als een eersteklas monteur die bijna elke defecte auto weer aan de praat kreeg. Daar ontmoette hij zijn toekomstige vrouw Frieda Jansen. Het autovak werd zijn levensroeping. Na een tip van de chef van mijn opa ging Henk solliciteren bij de Holland-Amerika Lijn. Er was een nieuw passagiersschip, genaamd de Nieuw Amsterdam, te water gelaten en hij werd als leerling machinist aangenomen. Over hem straks meer.
33
Maria Aletta Cabo (tante Marie) en Cornelus Anthonie Leijenaar (ome Kees) Voor de laatste keer las ik een kort intermezzo in bij een aangetrouwde familie die een belangrijke rol heeft gespeeld. Het gaat nu om ‘Ome Kees en tante Marie’. Hoewel ik enkelen van hun als kind van zeer nabij heb meegemaakt, kan ik nu tot mijn spijt van de meesten niet zeggen met wie zij getrouwd waren en wanneer zij zijn overleden. De burgerlijke stand op het internet staat dit om privacy-redenen vanaf een bepaalde datum niet toe. Maar toch is het de moeite waard er een paar pagina’s aan te wijden. Zoals ik al eerder schreef, is het eerste kind uit het huwelijk niet van de bruidegom Cornelus. De vader was zijn broer Nico en hij wilde niet met Maria Cabo (die toen 18 was) trouwen. Om de een of andere reden is in zijn plaats zijn broer Cornelus met haar getrouwd. Nico had toen al een aannemersbedrijfje en vermoedelijk heeft hij zijn broer betaald. Ik weet dit van mijn moeder en mijn oma en vermoedelijk hebben de kinderen uit het gezin het nooit geweten. Toen ik vele jaren geleden met het familieonderzoek bezig was, en ik regelmatig contact had met de zoon Cornelus, bezwoer mijn moeder mij om daar nooit over te praten. De oudste zoon waar het om gaat, Jo Leijenaar, was volgens zeggen een buitenbeentje in het gezin. Op de één of andere manier was hij anders dan de andere kinderen. Ome Kees en tante Marie verhuisden van de Parkweg naar een huis 34
aan de Zandlaan. Mijn opa had de gewoonte (als ze dezelfde diensten draaiden) samen met zijn broer Kees naar het werk te lopen. De zoon Cornelus liep regelmatig met hen mee, tante Marie was nieuwsgierig en hoorde hem uit: ‘Wat zeiden ze?’ ‘Niks, alleen hoi’, was het antwoord. Mijn opa was zwijgzaam, maar zijn broer nog meer; hij had de bijnaam ‘de Bok’ en sprak alleen het meest noodzakelijke. Ik maak er een grapje van, maar die mannen hadden een hard leven in de fabriek en ze hadden zorgen om een gezin te onderhouden; dan verdwijnt het vrolijke snel. Maar zoals ik al eerder schreef, mijn moeder kwam er graag. Ome Kees had zelf een grammofoon gebouwd en als er een verjaardag te vieren was gebeurde dat met muziek in het bosperceel schuin tegenover het huis (de situatie in nu nog practisch hetzelfde). Eind 20er jaren was er een circus in Ede. Daar was een waarzegster en tante Marie liet haar toekomst voorspellen. De waarzegster wilde het haar niet vertellen, maar tante Marie stond erop. Ze kreeg te horen dat haar man jong zou overlijden en dat ze meerdere kinderen zou verliezen. Je zou er bijgelovig van worden, maar het is allemaal uitgekomen. Haar drie laatste kinderen zijn levensloos geboren, ome Kees overleed in 1942 aan maagkanker op 60-jarige leeftijd, haar
dochtertje Nan aan leukemie op 2 mei 1945 (vlak voor de bevrijding en ze is met oranje linten in het haar begraven), haar dochter Riek aan kanker in de 60er jaren (bij de begrafenis in Arnhem zei haar zuster Bep dat zij de volgende was en zo is het gebeurd). Tante Marie vroeg aan mijn oma: ‘Sina, ben ik zo oud geworden om mijn eigen kinderen te begraven?’ Cornelus was het laatste kind dat aan de Zandlaan nog thuiswoonde bij zijn moeder. Hij trouwde met Graddie (haar achternaam weet ik niet) en al snel werd er een zoontje geboren. Ook hij werkte bij de ENKA, maar vond een andere baan bij een metaalfabriek in Leusden. Tante Marie wilde niet meeverhuizen en ging inwonen bij haar dochter Bep in Wageningen. Toen Bep was overleden kon ze het leven niet meer aan; ze heeft tot haar overlijden nog een korte periode in een bejaardenhuis gewoond. Hun dochter Riek was een wildebras. Tante Marie had de gewoonte ellenlange gesprekken met de buurvrouw te houden en Riek moest opletten als het eten kookte. Riek had daar op een keer genoeg van, ze wachtte tot het ging aanbranden, ging naar haar moeder en zei ‘mamma ik ruik iets vreemds, is dat wel goed?’ In de oorlogsjaren is zij koerierster in het verzet geweest. Ook zij werkte bij de ENKA en heeft een kortstondige verhouding met een monteur uit Rotterdam gehad. Uit die relatie is een kind geboren: Kees. Hij kon niet opgroeien bij zijn moeder en werd ‘uitbesteed’ bij haar zuster Wil, die toen aan de Hollandseweg in Wageningen woonde met haar man Willem Holleman. Kees groeide op, niet wetende wie zijn echte moeder was. Toen de oorlog was afgelopen kreeg Riek een relatie met een oudere man in Schaarsbergen bij Arnhem van wie ze nog enkele kinderen had. Ze wilde haar zoontje ophalen maar die was zo gewend geraakt aan zijn oom en tante dat hij hen als zijn eigen ouders beschouwde. Riek heeft maar het zo gelaten. Ze had met haar man een klein carosseriebedrijfje. Ze hadden een
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
CORNELUS ANTHONIE LEIJENAAR Gereedschapmaker, geboren te Rotterdam op 24 maart 1881, overleden op 20 januari 1942. Hij is op 31 augustus 1904 getrouwd met Maria Aletta Cabo, geboren op 10 mei 1886, overleden midden jaren zestig te Ede, dochter van Joannes Cabo en Hendrika van Maarsseveen. Kinderen: Joannes Hendrikus (Jo) Geboren te Utrecht op 30 december 1904. Age Geboren te Utrecht op 23 september 1906. Maria Aletta Sjoukje (Marie) Geboren te Utrecht op 8 juli 1908. Wilhelmina (Wil) Geboren te Utrecht op 17 september 1910, overleden te Wageningen rond 1985. Getrouwd op 7 oktober 1939 met Wilhelmus Holleman, geboren te Wageningen op 28 mei 1906, overlden te Wageningen rond 1985, zoon van Wilhelmus Holleman en Geurtje van Kooten. Cornelia Anthonia (Cor) Geboren te Utrecht op 23 augustus 1912. Sjoukje (Sjouk) Geboren te Utrecht op 30 maart 1914. Hendrika Johanna (Riek) Geboren te Utrecht op 1 december 1916. Elizabeth (Bep) Geboren te Heveadorp op 23 januari 1918. Jacomina Geertje (Geertje) Geboren te Heveadorp op 5 december 1920 en was getrouwd met Max Eterman (hij is rond 1983 bij een verkeersongeval om het leven gekomen). Cornelus Antonie (Kees) Geboren te Ede op 30 april 1923, overleden rond 1998 te Leusden, getrouwd met ‘tante Graddie’, zij is geboren in Nederlands-Indië waar haar moeder lerares op een middelbare school was. Dingena Lydia (Nan) Geboren te Ede op 26 augustus 1924, overleden op 2 mei 1945. Levensloos geboren meisje Te Ede op 4 juli 1926. Levensloos geboren meisje Te Ede op 3 november 1929. Levensloos geboren jongetje Te Ede op 15 februari 1932.
Duitse monteur in dienst; het was een kleine man met de naam Jochem. Ik heb hem een paar keer ontmoet en mijn indruk was dat het een zachtaardig mens was, totdat hij op verzoek van de Duitse politie gearresteerd werd: het was een langgezochte oorlogsmisdadiger. Vooral voor Riek met haar verzetsverleden was het een grote schok. Wil en Willem Holleman zijn na de oorlog verhuisd naar de Oranjelaan. Het is een klein buurtje bovenop de Wageningse Berg waar ook het stadion van FC Wageningen was. Het zijn houten ‘noodwoningen’ die door het Britse leger zijn gebouwd voor de Canadese en Britse officieren. Ze staan er nu nog. Willem Holleman is een legendarisch figuur in Wageningen. Hij had de bijnaam ‘Busio’, naar een vooroorlogs cabaretfiguur en later
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
‘de rubberneus’. Hij was jeugdtrainer bij de voetbalvereniging Wageningen. Hij maakte elke voetballer tweebenig. Als je rechtsbenig was moest je op de training je rechterschoen uitdoen en andersom ook. Generaties voetballers heeft hij opgeleid. Toen de profclub FC Wageningen werd opgericht werd hij de materiaalman. In de beginperiode waste tante Wil de groen-witte shirtjes, broekjes en sokken. Als Wageningen verloren had hingen de rugummers door elkaar, maar hadden ze gewonnen, dan hingen ze precies op volgorde. FC Wageningen bestaat niet meer, maar de amateurs nog steeds. Al bij zijn leven werd er te zijner ere jaarlijks het ‘Willem Holleman Jeugdtoernooi’ gehouden en dat gebeurt nu nog steeds. Willem Holleman stierf het eerst, een paar jaar later tante Wil. Na haar begrafenis kwa-
men honderden mensen naar het stadion en legden bloemen bij het kleine monmuntje bij de ingang. Zelf hebben ze geen kinderen gehad, maar hun ‘zoon’ Kees werd commissaris van politie in EttenLeur. Toen hij ging studeren bij de politie-academie in Apeldoorn moest hij als zoon van Willem Holleman en tante Wil geëcht worden en dat hebben ze gedaan. Kees bezocht trouw de thuiswedstrijden van FC Wageningen. Later wist hij wie zijn echte moeder was, maar voor hem waren Willem en Wil zijn echte ouders. Ome Kees en tante Marie hebben een veelbewogen leven gehad en wat ik opgeschreven heb is nog geen fractie van het geheel. Ik denk dat een boek nog niet genoeg is.
35
waren ze luxe uitgevoerd. De kleurenfilm deed z’n intrede en complete musicals werden vertoond met nu nog bekende artiesten als Ginger Rogers en Fred Astaire. Maar ook prachtige speelfilms zoals ‘Gejaagd door de wind’, een familie-epos over de Amerikaanse Burgeroorlog dat nog steeds waard is te worden vertoond. In het deel De Heij vroeg ik het al: zijn wij in deze tijd gelukkiger als zij toen? Ik betwijfel het. Maar de Tweede Wereldoorlog begon z’n schaduwen vooruit te werpen. Eind dertiger jaren kwamen er steeds meer politieke en Joodse vluchtelingen uit NaziDuitsland (onder hen de latere Duitse minister-president Willi Brandt). De stemming begon om te slaan. In Spanje was een bloedige burgeroorlog waar de Duitse luchtmacht de fascisitische generaal Franco steunde. Hun grootste ‘prestatie’ was het bombarderen van het Noord-Spaanse stadje Guernica waarbij duizenden slachtoffers vielen. Pablo Picasso heeft er zijn beroemdste schilderij aan gewijd.
Het rente(pensioenboekje) van mijn opa met zijn gebruikte adressen De dertiger jaren liepen ten einde en de economie begon weer wat aan te trekken. Dat gebeurde overal in de wereld, maar in ons land later. Dat haden we te danken een gereformeerde eigenwijze minister-president, Colijn, die vast wilde houden aan de ‘gouden standaard’. Elke gulden die in omloop was, moest door goud gedekt zijn. Toen hij eindelijk daar vanaf stapte devalueerde de gulden een paar procenten, er kwam dus meer geld in omloop dat de economie weer stimuleerde. De mensen begonnen weer wat vertrouwen te krijgen. Maar het was ook een generatie die veel nieuwe dingen op zich zag afkomen. Ik ben nog gedeeltelijk zonder televisie opgegroeid; zij hebben de komst 36
van de radio meegemaakt, de auto en het vliegtuig. Heel Nederland stond in die tijd op z’n kop toen het KLM-vliegtuig ‘De Uiver’ de race naar Melbourne in Australië won. De radio bracht veel amusementsprogramma’s zoals ‘De bonte dinsdagavondtrein’; dan waren de straten leeg in het land. Er was het optreden van Willy Walden en Piet Muizelaar als de ‘dames Snip en Snap’; tot in de zestiger jaren traden ze op voor volle zalen met hun revu. In de donkerste oorlogsjaren zong Willy Walden het liedje van de componist Jacques van Tol: ‘Als op het Leidseplein de lichtjes weer eens branden gaan’. De bioscopen waren het theater van de gewone man. Vooral in de grote steden
Het is na de oorlog weggedrukt, maar de Nederlanders waren over het algemeen pro-Duits. Het is niet toevallig dat de Duitse keizer Wilhelm in 1918 naar Nederland vluchtte. Prins Hendrik had in de Eerste Wereldoorlog de gewoonte regelmatig op bezoek te gaan bij familieleden in België die in het Duitse leger dienden. Nederland was strikt neutraal en dat kon als een provocatie worden opgevat. De oorzaak lag in Zuid-Afrika dat van oorsprong een Nederlandse kolonie was. Rond 1900 woedde daar de Boerenoorlog. De Boeren woonden in de provincies Transvaal en Oranje Vrijstaat. Toen in die gebieden goud en diamanten gevonden werden kwamen er veel gelukzoekers op af die ‘uitlanders’ genoemd werden. De boeren waren streng gelovig en spraken en spreken een taal die sterk verwant is aan het Nederlands: het Afrikaans. De twee andere Zuid-Afrikaanse provincies Natal en de Kaapprovincie waren Brits-georiënteerd. Er brak een koloniale oorlog uit die in Nederland veel verontwaardiging
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
veroorzaakte, maar men vergat dat de Nederlanders eeuwenlang hetzelfde hadden gedaan. Sterker nog: op dat moment woedde nog steeds de Atjeh(tabaks)-oorlog in Sumatra. Toen de Boerenoorlog in 1902 op zijn eind liep stuurde de toen net ingehuldigde koningin Wilhelmina het marineschip de Gelderland naar Zuid-Afrika om president Paul Kruger te evacueren. Veel straten zijn naar hem en zijn generaals vernoemd: de Paul Krugerstraat, de Christiaan de Wetstraat enz. Maar men begon in te zien dat het gevaar niet uit Engeland kwam, maar uit Duitsland. Het Nederlandse leger was onderbemand en sterk verouderd; er werd gemoderniseerd maar het was te laat. De spanningen in Europa liepen verder op en het Nederlandse leger ging mobiliseren.
van de Reehorsterweg, vonden ze een nieuwe woning met (tot grote vreugde van mijn opa) een enorme moestuin.
Dat betekende dat de Hollandse Waterlinie weer in gebruik werd genomen. Grote delen van de Gelderse Vallei werden onder water gezet om de hoofdverdedigingslinie bij de Grebbeberg bij Rhenen te beschermen. Voor mijn grootouders was het een klein drama: ze moesten het huis aan de Bovenbuurtweg verlaten. Het grondwaterpeil steeg snel en het huis werd zo vochtig dat er niet meer te wonen viel. Enkele tientallen meters verderop, op de hoek
Op 1 september 1939 viel Duitsland Polen aan en Frankrijk en Engeland verklaarden Duitsland de oorlog. Nederland verklaarde zich weer neutraal en hoopte net als de vorige keer buiten schot te blijven. Het was een illusie. Het betekende wel dat mijn ome Henk lange tijd niet meer thuis zou komen. Vanaf dat moment kregen de Nederlandse zeeschepen de opdracht niet meer naar de thuishavens te varen (ik kom hier uitgebreid op terug bij zijn gezinsbeschrijving).
Mijn grootmoeder en moeder rond 1935
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
Mijn grootouders rond 1938 Op 10 mei 1940 vielen de Duitsers Nederland aan. Het Nederlandse leger verdedigde zich, met de bescheiden middelen die het had, dapper. De Duitsers vielen met een luchtlandingsdivisie Den Haag en omgeving aan om koningin Wilhelmina en haar regering gevangen te nemen. Het werd een complete mislukking. Ze veroverden de vliegvelden Ypenburg en Ockenburg bij Den Haag, maar die werden heroverd door veelal Nederlanderse recruten. Het kostte de Duitsers honderden transportvliegtuigen, een verlies dat ze nooit meer te boven zijn gekomen. De Grebbelinie werd dapper verde-
Age Leijenaar bij een technische tekenles eind dertiger jaren
37
Op het eind van de oorlog werden er Duitse soldaten bij burgers ingekwartierd. Zo ook op de de Reehorsterweg. Het waren oudere mannen die genoeg van de oorlog hadden. Mijn opa was toen niet veel ouder als zij, maar hij zag er er veel ouder uit. Ze noemden hem ‘Vati’ (vader). Ze hebben een keer een varken gejat bij een van de boeren in de omgeving en het geslacht. Mijn grootouders hebben er smakelijk van meegegeten.
Mijn opa rond 1948, een moegewerkt mens, die alles voor zijn gezin gedaan heeft digd; de SS-bataljons kwamen maar moeilijk naar voren. De Duitse legerleiding besloot tot een terreuraanval: het centrum van Rotterdam werd gebombardeerd en gedreigd werd met Utrecht en Amsterdam hetzelfde te doen. Daarop besloot de Nederlandse opperbevelhebber, generaal Winkelman, te capituleren. In het De Heij-deel beschreef ik al het oorlogsverloop en de avonturen van mijn ouders in Friesland Mijn grootouders maakten hetzelfde mee, de distributie werd ingevoerd, langzamerhand kwam aan alles een tekort. Achteraf weten we dat de Duitse bezetting bijna vijf jaar heeft geduurd, maar hoe heft de bevolking dat gevoeld? In het begin dacht men dat Nederland voor altijd bij Duitsland zou horen. Toen de Duitsers in juni 1941 Rusland binnenvielen zij mijn opa: ‘nu gaan ze eraan, Napoleon is daar kapot gegaan en Hitler is de volgende’. Ze werden in Noord-Afrika verslagen en Italië werd aangevallen. De landing in Normandië op 6 juni 1944 volgde en de bevrijding kwam in zicht. Ik ben nu even met zevenmijlslaarzen door de geschiedenis gegaan, maar in Ede gebeurde ook het nodige. De jongste zoon Age was nogal een wildebras. In de oorlogsjaren ging hij wel eens biljarten in De Reehorst en dan hadden de Duitsers voorrang. Dat zinde hem niet en wilde ze met een biljartkeu te lijf gaan. De eerdergenoemde politie38
agent Van de Brink waarschuwde mijn grootouders dat hij op het punt van arrestatie stond en zich rustig moest houden. Naar het schijnt heeft hij dat ook gedaan. Maar ook voor hem werd de grond te heet onder de voeten en is hij mijn zijn vriendin Frieda Jansen ondergedoken bij familie in Zeist. De jacht op arbeidskrachten in Duitsland werd steeds intensiever en daarom keerden zij terug naar Ede en ging Age bij boeren in de omgeving werken en ’s nachts was hij thuis. Een vrouw in de buurt van mijn oma zij eens: ‘ik weet waar dat jong van jou ondergedoken zit’ en mijn oma antwoordde: ‘als hem wat overkomt rijg ik jou aan het broodmes’.
In augustus 1945 capituleerde Japan. In Nederlands Indië braken opstanden uit en de republiek Indonesië werd uitgeroepen. De Nederlandse regering had dit tientallen jaren geleden al kunnen zien aankomen, maar in plaats van te onderhandelen met de Indonesische leiders als Hatta en Soekarno werden ze gedeporteerd naar een kamp in Nieuw Guinea. Het resultaat was dat vooral Soekarno na de Japanse inval met hen ging samenwerken. Hoe anders hadden de Britten het geregeld. In de 30er jaren erkenden ze dat Brits Indië onafhankelijk zou worden. Aan het hoofd van de kolonie stond lord Louis Mountbatten, een neef van de Britse koning, die de onderhandelingen voerde met Mahatma Ghandi, de geweldloze Indische leider. De Indiërs namen deel aan de oorlog met een divisie, die in Nood-Afrika dapper vocht. Brits Indië werd in 1948 onafhankelijk onder de naam India, maar viel
Foto genomen rond augustus 1945 in de grote tuin aan de Reehorsterweg. V.l.n.r.: Mijn moeder, mijn vader met op zijn schouders mijn broer Bas, mijn oma, mijn opa, ome Age en zijn vriendin Frieda Jansen
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
uiteen: de islamieten in het noorden stichtten de staat Pakistan. Maar in de Nederland heerste de stemming: ‘Indië verloren, alles verloren’. Ons land lag in puin, vooral Noord-Limburg en Oost-Brabant waren compleet verwoest. De haveninstallaties, de dijken en bruggen, de infracstructuur, de industrie etc., kortom het het land stond aan de afgrond. En toch begonnen we aan een koloniale oorlog die de verzachtende naam ‘politionele acties’ kreeg. Had de Nederlandse regering onderhandeld met de Indonesiërs over een overgangsperiode dat was dat allemaal niet nodig geweest, het had duizenden levens gescheeld en miljarden guldens. Het duurde maanden voordat er op Java een behoorlijke Nederlandse troepenmacht was. Kleine eenheden Britse troepen konden niet voorkomen dat er moordpartijen onder de Nederlanders plaatsvonden (de zgn. bersiap-periode). Het kwam zelfs voor dat Japanners de kampen bleven bewaken, niet om ontsnappingen te voorkomen, maar om de Nederlanders te beschermen. Duizenden jonge mannen werden als dienstplichtigen opgeroepen en verscheept, daaronder ook mijn ome Age. Hij maakte deel uit van de 7-Decemberdivisie. Het kwam erop neer dat mijn grootouders de ene zoon terugkregen uit de oorlog en de andere er weer naartoe ging.
Age Leijenaar als sergeant bij de 7 December-Divisie
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
Ik wil hier niet de hele oorlog beschrijven, maar het komt erop neer dat het Nederlandse leger onder generaal Spoor er eigenlijk alleen in slaagde in drie periodes Java grotendeels te heroveren. Dat ging ten koste van zware verliezen. Vooral de Indonesiërs (bijgenaamd Poloppers) gebruikten regelmatig grote wreedheden. Gevangenen werden gruwelijk verminkt voordat ze gedood werden. De internationale druk op Nederland nam toe om de kolonie op te geven. De West-Europese landen ontvingen van Amerika de zgn. ‘Marschall-hulp’. Dat waren kredieten tegen een lage rente. Marshall was de minister van buitenlandse zaken en in de oorlog opperbevelhebber van alle Amerikaanse strijdkrachten. Bijna heel West-Europa lag in puin en men was bang dat er, net als naar de Eerste Wereldoorlog opstanden zouden uitbreken. Het Sowjet-leger werd als een grote bedreiging gezien en stond in de toenmalige DDR aan de grens van West-Duitsland. Het was dus zaak de West-Europese economieën snel gezond te maken. West-Duitsland heeft daar dankbaar gebruik van gemaakt. Binnen enkele jaren was hun economie de snelst groeiende van de wereld. Ze noemden het ‘das Wirtschaftswunder’ (het wonder van de economie).
Juli 1945, Age Leijenaar en Frieda Jansen in hun verkeringstijd In Nederlands-Indië duurde de oorlog voort, kostte steeds meer en meer en vooral mensenlevens. Nederland stond aan de rand van een bankroet. De Amerikaanse regering dreigde de Marshall-hulp in te trekken. In 1949 werd door koniging Juliana de soevereiniteitsoverdracht in het paleis op de Dam ondertekend. De Nederlandse regering heeft een gigantische kans laten liggen: de bedrijven in Nederlands Indië werden grotendeels genationaliseerd; het heeft een miljardenschuld opgeleverd. Het kwam zelfs zover dat WestDuitsland, de verliezer van de oor-
Linksboven ome Age op een vrachtauto met het ETM-embleem van de 7-Decemberdivisie 39
biljetten van een gulden en blauwe van tweevijftig. In die tijd hadden de winkels geen kassa’s en bij Berends ging het papiergeld in een houten lade. Daaronder lag het krantenpapier om de groenten in te pakken. Vaak was de lade zo vol dat de biljetten op het krantenpapier vielen. Mijn moeder waarschuwde Berends regelmatig dat hij zijn geld moest ophalen, maar vaak deed hij dat niet. Mijn moeder nam dan enkele biljetten mee (wat is diefstal?) en kocht er lekkere worst en vlees van voor haar ouders bij slagerij Van Gulik op de Parkweg.
Trouwfoto van Age Leijenaar en Frieda Jansen log, zich economisch veel beter ontwikkelde dan Nederland. De Duitse AOW werd jaren eerder ingevoerd dan de Nederlandse met als resultaat dat de bejaarden in ons land vaak in behoeftige omstandigheden moesten leven, vaak totaal afhankelijk van hun kinderen. Net als de Amerikaanse veteranen die in de jaren zestig en zeventig in Vietnam hadden gevochten werden de Nederlandse behandeld: ze keerden terug van een verloren oorlog. Er werd geen aandacht aan besteed. Ze moesten maar zien aan werk te komen, aan oorlogstrauma’s werd geen aandacht besteed. De laatste paar jaar is er een ‘veteranendag’ in Den Haag, maar dat is voor die generatie mosterd naar de maaltijd. Ome Age keerde heelhuids terug en trouwde op 25 oktober 1950 met zijn vriendin Frieda Jansen. Zij was organiste bij de Apostolische kerk en haar vader dirigent van het kerkkoor. En ook hier komt de muzikaliteit van de Veermannen weer naar boven: mijn moeder kende ontelbare liedjes en melodieën en ome Age is ook zeer muzikaal. Ik herinner me dat hij zelf geluidsinstallaties 40
bouwde en isoleerde met materiaal van eierenhouders. Hij had als één van de eersten een bandrecorder, als ik me goed herinner hadden ze een gitaar. Ome Age is zijn hele leven bezig geweest met de muziek. Zijn favorieten zijn de country muziek en het Nederlandstalige genre. Hij maakte ook cassettebandjes waarvan ik er nu nog enkele heb. Ze hebben één kind, een dochter: Clasina Berendina, roepnaam Ineke, maar ze wil liever Ine genoemd worden. Ze hebben haar heel praktisch vernoemd naar allebei de grootmoeders. Ik herinner me dat ze op kamers woonden aan de Paasbergerweg, waar nu het wanstaltige Edese stadhuis staat. Tante Frieda plukte daar voor mij rode bessen die aan de muur groeiden. Ede breidde zich steeds verder uit naar het westen en daar aan de Goudsbloemstraat kregen ze op de tweede verdieping een flat toegewezen. Ome Age ging als instructeur bij de Luchtmacht werken en in de avonduren studeerde hij voor zijn roeping: leraar in het autovak worden. Dat heeft hij ook bereikt.
Clasina Berendina (Ineke/Ine) Hij werd het aan de autoschool in Apeldoorn. Het gezin verhuisde daar naar toe en tot aan zijn pensionering heeft hij daar gewerkt. Ze hadden iets met Spanje. Elk jaar, in de schoolvakantie, reden ze met hun caravan in een paar dagen naar noord-Spanje en bleven daar enkele weken. Misschien zijn een keer naar een ander land geweest, maar volgens mij was het altijd Spanje. Mijn opa en oma gingen verhuizen als hun dochter Mien (ze noemden haar Mina) dat deed. Toen we aan de Blotenberglaan woonden verhuisden ze naar de Kerkweg (vlakbij). Van de Blotenberglaan naar de Ranonkellaan: zij naar de Rozenlaan (vlakbij). Achteraf kan ik het wel begrijpen. Op 13 september 1952 werd mijn opa 65 en ging met pensioen. Pas jaren later werd de AOW ingevoerd en leden zij een armoedig bestaan. Het pensioen van de ENKA was nauwelijks genoeg om van rond te komen. Ik kan me herinneren dat ik van mijn moeder geld kreeg om op het Rozenplein in de tabakswinkel van de zusters Engel drie losse sigaren voor mijn opa te kopen. Er waren in de vijftigeren jaren bruine
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
Mijn broer en ik noemden opa ‘Paki’, naar het het Friese woord ‘Pake’, wat opa betekent. Hij rookte zijn drie sigaren en zijn zware shag (Javaanse Jongens) in het kleine schuurtje achter het huis. Binnen mocht hij niet roken. Mijn vader werkte in de ploegendienst en mijn moeder bij de groentenhandel van Berends. Dan paste ‘Paki’ op mijn broer en ik. Maar ook bij ons thuis rookte hij niet binnen. Als mijn vader de nachtdienst had sliep hij overdag. Paki zei: ‘Als ik binnen rook wordt hij wakker, want hij rookt ook’. Tussen de middag maakte hij brood voor ons klaar en sneed het altijd in kleine stukjes. ‘Jullie eten zo gulzig dat je er in stikt’. Of: ‘Vreters worden niet geboren maar wel gemaakt’. Op Sinterklaasavond bonkte hij op de ramen bij de buren en bij ons en gooide (niet strooide) de pepernoten naar binnen. Mijn geloof in Sinterklaas heb ik verloren toen op het Rozenplein twee redelijk dronken Sinterklazen aan het vechten waren om de rechten van de wijk. Men zegt dat je geuren en smaken nooit vergeet en weet te plaatsen in de tijd. In het huis van mijn grootouders rook het altijd naar chloor en verf. Mijn oma was heel schoon. In het voorjaar had je vroeger ‘de grote schoonmaak’; het hele huis
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
werd leeggehaald, de bedden en de gordijnen werden gewassen, waar nodig werd geschilderd en gewit, kortom het huis stond op z’n kop. Maar voordat mijn moeder kon beginnen in haar eigen huis moest ze eerst mijn oma helpen. Toen vele jaren later de huizen aan de Rozenlaan gesloopt werden verzuchtte mijn moeder: ‘Daar rechts ligt drie kubieke meter kalk van mijn hand’. Vol afschuw en bewondering keek ik als kleine jongen naar mijn opa als hij zich stond te scheren. Hij had een brede leren riem waarmee hij zijn scheermes vlijmscherp maakte. Met een scheerkwast zeepte hij zijn gezicht in van het merk ‘De vergulde hand’. Hij zette het mes op zijn keel en begon te scheren. Het is altijd goed gegaan en hij rook naar scheerzeep en tabak. De laatste keer dat ik hem zag was op een zaterdag of zondag eind november 1958. Ik moest van mijn moeder wat brengen. Nog zie ik hem zitten in zijn rookstoel links van de kolenkachel in zijn grijze vestje met het zakhorloge en de horlogeketting op zijn buik. Hij kon zijn rechterarm bijna niet meer bewegen: hij had een beroerte gehad. Ik ging snel weer naar huis en waarschuwde mijn moeder. Dokter Stadig in Bennekom was de huisarts. Bijna niemand had toen telefoon, dus belde mijn moeder bij Berends, waar zij werkte. Het duurde uren voordat Stadig arriveerde. Mijn moeder maakte ruzie en verweet hem dat de gereformeerde boeren in de Bennekomse Meent voor hem belangrijker waren. Mijn opa kreeg een zwaardere beroerte. Toen mijn moeder aan zijn bed kwam vroeg mijn oma: ‘wie is dat?’. Hij glimlachte en zei: ‘Mina’. Een paar dagen is hij nog bij kennis geweest maar op 1 december overleden. In die periode heb ik geleerd sjekkies te draaien. Mijn opa kon het
niet meer en we hadden nog de illusie dat hij weer beter zou worden. Ik wilde ook meehelpen en mijn vader leerde het me. Hij heeft ze niet meer mogen roken. Zijn dochter ‘Mina’ was zijn favoriet en zijn zoons Henk en Age zijn grote trots. Hun basisopleiding heeft hij met hard werken mogelijk gemaakt en zijn droom is uitgekomen: ze hoefden niet als hij elk dubbeltje om te draaien en hebben het verder gebracht als hem. Mijn moeder kreeg een nieuwe taak: ze stopte met werken bij Berends en ging haar moeder verzorgen. Bijna 20 jaar bezocht ze haar dagelijks, ze deden samen boodschappen en maakten uitstapjes (vooral naar de familie in Utrecht). In 1976 werd oma onrustig, ze wilde verhuizen want ze vond dat het in huis ging stinken. Dat was niet waar. Toch ging ze naar een nieuwe seniorenflat aan de Weerdestein in Ede. Dat heeft maar kort geduurd. Ook daar kon ze niet aarden. Ze verhuisde naar het bejaardenhuis ‘De Klinkenberg’. Ze kreeg darmklachten en na een kijkoperatie bleek dat ze darmkanker had en ongeneeslijk ziek was. Op 2 februari 1977 heeft ze me nog gefeliciteerd voor mijn verjaardag. Op 14 februari heeft ze mijn vader nog bedankt voor alles wat hij voor haar gedaan heeft. Enkele uren later is ze overleden. Hun graf en dat van mijn ouders laat ik door een professioneel bedrijf onderhouden zo lang als ik leef. Ik heb het onlangs nog voor 10 jaar bijgekocht. Ze liggen er netjes bij. Als het kan ga ik elke week naar ze toe en mijn lieve Barbara zorgt voor de bloemen en de planten zodat het er altijd fleurig uitziet. Dat is het minste wat ze verdiend hebben!
41
Een groot deel van deze beschrijving zal over de rederij Holland Amerika Lijn gaan. Die heeft het leven van ome Henk bepaald. Van zijn werkzame leven misschien een minderheid, maar voor hem volgens mij de mooiste periode in zijn leven. Eind jaren 30 ging het economisch wat beter in Nederland. Er werd weer geïnvesteerd en in Rotterdam werd op 10 april 1937 door koningin Wilhelmina het nieuwe vlaggeschip van de Holland Amerika Lijn te water gelaten: de Nieuw Amsterdam. Op 23 april 1938 werd het opgeleverd. De eerste reis was op 10 mei 1938 via Boulogne en Southampton naar New York. Nieuw Amsterdam is de naam van een kleine Nederlandse kolonie in Noord-Amerika zo rond 1650. Het was gelegen aan de monding van een grote rivier en de Nederlanders dreven er handel met de Indianen. Een Engelsman in Nederlandse dienst, Hudson, was de eerste gouverneur en de rivier is naar hem genoemd. De eerste Nederlandse gouverneur was Peter Stuyvesant. Veel namen daar herinneren aan de Nederlandse aanwezigheid: Long Island (het lange eiland), Harlem (Haarlem), Brooklyn (Breukelen), Wall Street (Walstraat). Zelfs de naam Yankee is Nederlands. De Indianen wisten dat de meeste Nederlanders Jan of Kees heetten en verbasterden het tot Yankee en Sinterklaas werd Santa Claus. Na een door de Nederlanders gewonnen zee-oorlog van de Britten 42
ruilden we Nieuw Amsterdam in voor Suriname en de naam werd veranderd in New York. De chef van de centrale van de ENKA (zijn naam ben vergeten) zorgde ervoor dat ome Henk kon gaan solliciteren bij de HAL en hij werd aangenomen als leerling machinist op de Nieuw Amsterdam. Op 1 september 1939 vielen de Duitsers Polen binnen en brak de Tweede Wereldoorlog uit. Hoewel Nederland neutraal was, kregen de meeste zeeschepen opdracht de Nederlandse havens te mijden. Ome Henk zou Nederland zes jaar niet meer zien. Toen de Duitsers op 10 mei 1940 Nederland binnenvielen was de Nieuw Amsterdam in de haven van Boston. Amerika was nog niet in de oorlog betrokken; dat gebeurde ruim een jaar later op 7 december 1941 na de Japanse aanval op Pearl Harbour.
Zonder de directie van de HAL er in te kennen was de Nederlandse regering in onderhandeling met de Britten over een mogelijke overname van het schip door het British Ministry of Transport. De directie was hierover uiterst verontwaardigd. Toen echter de mededeling kwam dat de Nieuw Amsterdam geen dienst zou doen in de Rode Zee, op dat moment een van de gevaarlijkste gebieden, was dat een kleine geruststelling. Op 7 september werd het schip bij Robbins Dry Dock, N.Y. geïnspecteerd. Vier dagen later viel de beslissing, het schip werd voor onbepaalde tijd afgestaan aan de Britten. Ze werdt toegevoegd aan de zogenoemde ‘Monsters’; dit waren schepen die door hun snelheid in staat waren zonder escorte grote hoeveelheden troepen te vervoeren. Dit waren de Britse Queen Mary, Queen Elisabeth, Mauretania, Aquitania en de Franse Île de France. Er werd een begin gemaakt met het van boord halen van alle kunstschatten, houten panelen en een deel van het meubilair. De rest van de verbouwing zou plaats vinden in Halifax, dus voer men naar deze Canadese haven. Daar aangekomen begon men met één van de vele verbouwingen die het schip nog ten deel zouden vallen. Om te beginnen werd achterop het Lower-promenadedek een 4 inch kanon geplaatst en ook luchtafweergeschut. Oude wapens afkomstig uit de Eerste Wereldoorlog die niet bepaald betrouwbaar waren en nog
(7) Hendrik Leijenaar Eerste machinist Holland Amerika Lijn. Geboren te Utrecht op 9 mei 1921, overleden te Zwolle op 27 augustus 2006. Hij trouwt te Rotterdam met Henriëtte Herlinde Else Fintje Metzger (Jettie), geboren te Rotterdam op 28 september 1923. Kinderen: Herlinde Yolande Geboren te Rotterdam op 14 april 1954. Zij is getrouwd met Antonius Johannes Maria (Anton) van der Hijden, geboren op 14 april 1953. Anita Yvonne Geboren te Rotterdam op 14 april 1954. Zij is getrouwd met Paulus Francois Martinus Maria (Paul) Coppes, geboren op 2 december 1950. Desirée Monique Geboren te Medford (Oregon) op 23 februari 1960. Zij is getrouwd met Johny Johannes Cornelis Rullens, geboren op 7 februari 1959. Roland Hendrikus Alexander Gerald Geboren te Dongen op 26 december 1965 (zie 8).
Herlinde
Trouwfoto van ome Henk en tante Jettie. Links mijn broer Bas als bruidsjonker
De tewaterlating van de Nieuw Amsterdam op 10 april 1937
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
Anita
Herlinde en Anita in Volendam
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
43
wordt er weer het een en ander veranderd. Gedurende de oorlog zullen er nog vele veranderingen plaats vinden, de grootste is tijdens een dokbeurt in San Francisco waar het schip geschikt gemaakt word voor het transport van 8000 militairen. Het wordt al gauw bekend dat er op de Nieuw Amsterdam goed voor de troepen wordt gezorgd en dat het schip onder een gelukkig gesternte schijnt te varen. Het krijgt van de soldaten de bijnaam ‘Lucky Lady’.
Ome Henk ± 1945 wel eens konden weigeren. Weer worden er kostbare stukken en andere artikelen van het schip gehaald. Het schip kwam in beheer van de Cunard White Star Line en werd alles volgens de richtlijnen van het Engelse Ministry of Transport geïnventariseerd. Aan de buitenkant van het schip vind een ware metamorfose plaats: de bovenbouw wordt geelbruin geschilderd en de schoorstenen en masten worden zwart, net als de binnenkant van alle ramen en patrijspoorten. De brug wordt bekleed met beton. Hierna vertrekt de Nieuw Amsterdam naar Singapore waar ze in het grote dok van de Britse marine wordt klaar gemaakt voor haar nieuwe taak: troepentransportschip. Alle luxe artikelen worden van boord gehaald en muurschilderingen en houtsnijwerk verdwijnen achter houten betimmeringen. Veel meubilair, tapijten etc. worden opgeborgen in het ruim. In veel hutten worden houten kooien geplaatst, zodat er ±10 man kunnen slapen. Ook worden er allerlei technische veranderingen uitgevoerd. Het schip zal zo'n 6000 militairen per reis vervoeren. Op 24 december 1940 gaat het schip op weg naar Sydney, Australië. In Sydney aangekomen worden de in Singapore gedane verbouwingen niet geheel in orde bevonden en 44
Ome Henk was toen 19 jaar oud. Niemand wist hoe lang de oorlog zou gaan duren en hij had regelmatig angsten en heimwee. Vooral het personeel in de machinekamer had het moeilijk: ze werkten vele meters onder de waterlijn. Als er een torpedo inslaat zijn ze kansloos. Maar er was een oudere machinist: Tinus Tussenbroek (zo ongeveer herinner ik zijn naam). Hij had een vaderlijke invloed op ome Henk en heeft hem de eerste moeilijke periode doorgeholpen. De Nieuw Amsterdam werd ingezet bij de oorlog in Noord-Afrika. Troepen uit Australië, Nieuw Zeeland en Zuid-Afrika werd naar het front vervoerd. Terug werden vaak krijgsgevangenen naar Durban (Zuid-Afrika) gebracht die dan later in het noorden van Canada de oorlog uitzaten. Ome Henk vertelde mij eens dat de Italiaanse gevangenen erg makkelijk waren; zij waren blij dat voor hen de oorlog afgelopen was. De Duitsers waren
anders. Midden in de Rode Zee weigerden eens enkele tientallen Duitsers het dek weer te verlaten nadat ze gelucht waren. De bewakers waren Nepalese Gurka’s. Na herhaalde waarschuwingen openden zij het vuur. Er vielen veel doden en gewonden. Een Duitse generaal eiste op hoge poten dat het schip moet worden stilgelegd omdat hij niet wenste dat dat de lijken tijdens de zeemansbegrafenis door de scheepsschroeven zouden worden vermorzeld. De kapitein vroeg hem of hij wenste dat zijn mensen zouden verdrinken als een Duitse torpedo tijdens de begrafenis het schip zou treffen. De generaal bond in. Hij vertelde ook van een optreden van Vera Lynn op de pier bij Durban. Het schip dreigde te kapseizen toen alle manschappen naar één kant gingen. Er was de geheime basis op de Maledieven in de Indische Oceaan die de Duitsers en de Japanners nooit ontdekt hebben. Port Darwin was de thuishaven van de Nieuw Amsterdam in Australië. Hier werden de Australische en Nieuw-Zeelandse troepen ingescheept. Het was ook de thuisbasis van de Amerikanen. Regelmatig waren er vechtpartijen tussen de Amerikanen en de Australiërs, waarbij ook slachtoffers vielen. Er was summier contact met thuis: via het Rode Kruis en het neutrale Turkije kwam er af en toe een zwaar gecensureerd briefje. Het eerste wat ome Henk in de vroeg of
De Nieuw Amsterdam in het Panama Kanaal
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
met het hondje Bullie alles wel goed was. In mei 1945 was de oorlog in Europa voorbij. Voor ome Henk nog niet. In augustus capituleerde Japan en was de Tweede Wereldoorlog voorbij. Eind september kwam er bericht dat hij aan het eind van de middag met een vrachtauto van de Marine zou thuiskomen. Mijn opa en oma waren hypernerveus: ze hadden hun zoon zes jaar geleden voor het laatst gezien. Oma ging bij boer Luttikhuizen nog verse karnemelk halen. Op de terugweg kwam ze de vrachtauto tegen. Ome Henk sprong eruit, oma viel bijna flauw en de karnemelk stroomde over de Reehorsterweg. Het was een mooi maar emotioneel weerzien. Al snel keerden de truttige Nederlandse normen en waarden weer terug. Ome Henk had in zijn werk een enorme praktijkervaring opgedaan. Maar de HAL eiste dat hij eerst zijn theoretische opleiding zou gaan volgen. Er volgde een koude winter en het ouderlijk huis aan de Reehorsterweg was niet warm te stoken; daar kon hij niet studeren. Hij ging naar mijn ouderlijk huis aan de Blotenberglaan. In het warme keukentje heeft hij daar zijn studie afgerond. De eerste jaren na de oorlog waren jaren van gebrek. Bijna alles was nog op de bon. Als hij na een reis uit Amerika terugkwam, nam hij van alles mee: sigaretten, stropdassen en kostuums, nylonkousen,
blikken sinaasappelsap voor mij en mijn broer etc. Hij wilde er niets voor hebben. Het was een onbaatzuchtig mens zonder kapsones. Hij had één klein nadeel: zijn punctualiteit. Als je een afspraak had om drie uur, dan was het drie uur! Niet vijf minuten eerder en vooral niet vijf minuten later. Toen ik een jaar of twee was nam hij mij vaak mee in het bakje voorop de fiets. Sommigen vroegen aan hem of ik zijn zoontje was wat mijn vader weer jaloers maakte. Ik kan mij dat nog een beetje herinneren. Vooral de witbetegelde vishandel van Rijsemus aan de Kamperfoelielaan. Ome Henk was een fervent haringliefhebber. Hij heeft me het haringeten geleerd en zelfs nu kan ik het nieuweharingseizoen niet afwachten. Hij had in die periode zwaar verkering met Tonnie van der Plas. Haar ouders hadden een tuiniersbedrijf aan de Stationsweg. Haar broer Evert was een kameraad van hem. Altijd heeft hij contact met hen gehouden. Op een reis naar Amerika ontmoette hij zijn toekomstige vrouw: Jettie Metzger. Na hun huwelijk woonden ze in een flat aan de Dortselaan in Rotterdam. Toen de tweeling Herlinde en Anita was geboren was tante Jettie vaak bij ons in de Ranonkellaan als ome Henk op reis was. Opa en oma Leijenaar vonden het prachtig zo’n tweeling. Opa stond bij de tweeling bekend als ‘opa snor’. Midden jaren 50 verliet ome Henk
De Nieuw Amsterdam in haar oorlogskleuren
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
Ome Henk met links op zijn revers het margrietje. Prinses Margriet is in de oorlog in Canada geboren en werd het symbool van de Nederlandse koopvaardij de HAL en emigreerde met zijn gezin naar Amerika. Mijn ouders namen meubilair over en een collectie platen met klassieke muziek. Die heb ik nog steeds in mijn bezit. Ze vestigden zich in de stad Medford in Oregon. Daar is mijn nicht Desirée geboren. Er bleef een goed contact bestaan. Elke maand schreef ik een blauw luchtpostvelletje vol met mijn belevenissen: bijvoorbeeld dat mijn broer en ik postzegels waren gaan verzamelen. Binnen de kortste keren stuurde ome Henk een doos postzegels naar ons op. Op mijn verjaardag stuurde hij altijd een paar dollarbiljetten op. Een collega van mijn vader had een bandrecorder en zo ontstond de gesproken brief. Enkele weken later kwam het retourbandje uit Amerika. Midden jaren 60 keerde het gezin terug naar Nederland. Zij vestigden zich in West-Brabant, waar mijn neef Roland is geboren. Ome Henk werkte daar voor enkele bedrijven. Jammer genoeg strandde het huwelijk. Tante Jettie is een stadsmens, praktisch en met veel humor. Ze is recht voor z’n raap en je weet precies wat je aan haar hebt. Als iemand haar niet bevalt noemt ze die steevast ‘een halve zool’. 45
Ik herinner me een metershoge wasdrooginstallatie die ze had gebouwd. Met een soort katrol werd de was omhoog gehesen en in de volle wind was het in enkele minuten droog. Ze hield bij huis kalveren voor de slacht. Overal zag ze handel in. We hadden ook contact met een kennis van haar in Rotterdam: tante Gerda en haar herdershond Tarzan; zij woonden in de Rotterdamse wijk Charlois samen met haar man en zijn broers die een aannemersbedrijfje hadden. Mijn vader en ik gingen daar graag naar toe als Feyenoord thuis speelde. Voor de kaartjes werd gezorgd en als Feyenoord eens een keer verloren had gingen de broers een uurtje part zitten om het te verwerken. Als ome Henk in Ede was ging hij altijd naar Ede-zuid, waar hij opgroeide. In zijn tijd was het boerenland met af en toe een paar huisjes. Nu is het helemaal volgebouwd. Hij liep daar rond met de handjes op de rug en had het vermogen de oude situatie voor de geest te halen. Hij wist precies wie waar woonde, eventueel met de bijnamen erbij. Daar had hij zijn jeugd doorgebracht en het bleef aan hem trekken: hij moest er af en toe heen. Ik bewaar de rest van mijn leven goede herinneringen aan hem.
Epiloog
(8) Roland Hendrikus Alexander Gerald Leijenaar
Hiermee is mijn zoektocht in onze familie beëindigd en treedt er ook een grote stilte in: zijn er nog familieleden die dit willen voortzetten? Ik hoop het van harte. De generatie van mijn ouders is bijna uitgestorven en die van mij binnen afzienbare tijd ook. Ik weet het: onze familiegeschiedenis is niet mooier of slechter dan die van anderen: ‘elk huisje heeft zijn kruisje’, maar elk mens heeft in zijn leven ook illusies, hoop, plannen en wil het beste voor zijn kinderen. Zo zijn de meeste van onze voorouders met hun leven begonnen; de één met meer succes dan de ander.
Geboren te Dongen op 26 december 1965. Hij is getrouwd met en gescheiden van Jacqueline van der Kloot.
Mijn eindproduct is geen luxe drukwerk, maar een printje in een ringbandje. Toch bevat het veel geschiedenis, vreugde en tranen. Aan toekomstige generaties wil ik zeggen: gooi het niet weg. Als het je niet interesseert, bewaar het. Je kinderen willen straks misschien wel weten wie hun voorouders waren en hoe het hun verging. Zowel in onze families De Heij en Leijenaar is de mannelijke lijn uitgestorven. Dat maakt niet uit, er zijn er in andere takken genoeg overgebleven. Ik heb het met veel plezier geschreven en elke keer kwamen er herinneringen boven waarvan ik dacht dat ik ze allang vergeten was. Ik hoop dat je het met hetzelfde plezier hebt gelezen. Tenslotte dit: in februari 1977 zei mijn oma op haar sterfbed tegen mijn moeder: ‘kind, mijn leven is als een zucht voorbijgegaan’. En zo geldt het voor iedereen. Bedenk: het laatste hemd heeft geen zak. Probeer van die zucht iets nuttigs te maken en als de pastoors en dominees gelijk hebben, dan kunnen we onze voorouders straks recht in de ogen kijken. Juli 2011 Met vriendelijke groeten, Cornelis (Kees) de Heij
46
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
47
Namenindex Aaltje Jans 3 Teuntje van den Akker 21 Anne Arontius 6 Teuntje Asmus 13 Fred Astaire 36 Aukjen Luitjens 3 Margaretha Wilhelmina Beem 21 Berends 41 Cornelia van den Berg 13 Tjiske Gerbens Blauw 13 Blücher 3 Magdalena Boor 11 Geert Teunis Bosma 11 Koop Hendriks Bosma 11 Willi Brandt 36 Neeltje Bregman 11 Johanna van den Brink 21 Anthonie van den Brink 21 Van de Brink 38 Johanna Elisabeth Broekman 21 Merrigje Brugman 13 Gerritje Buitenhuis 21 Betje Goverdina Buizert 13 Cornelis Buizert 13 Diederik Buizert 13 Maria Aletta Cabo 13, 31, 35 Maria Cabo 34 Joannes Cabo 13, 35 Paulus Francois Martinus Maria (Paul) Coppes 43 Antoinetta Pieternella Correlje 11 Albertus Pieter ten Dam 13 Johan ten Dam 13 Albertus Gerardus ten Dam 13 Vroukjen Dijksma 7 Renje Elbers 11 Max Eterman 35 Hinke Annes Faber 3 Anne Johannes Faber 3 Mahadma Ghandi 31 Mahatma Ghandi 38 Femmigje Gort 11 Egbert Gort 11 tante Graddie 35 Gerarda Grim 21 Gerrit Grim 21 Maria Groen 7 Van Gulik 41 Catharina Hendrika Maria Haasbroek 21 Maria Hubertina Hanssen 13 Hubert Casper Joseph Hanssen 13 Dina Haseleger 13, 28 Dina (2) Haseleger 18 Jan Dirk Haseleger 13 Hendrik Haseleger 13 Hatta 38 Frederika Berendina Haverkamp 27
48
Cornelis (Kees) de Heij 46 Gerritje Heilbron (Hillebron) 13 Hendrika Johanna (Riek) Leijenaar 35 Hendrika van Maarsseveen 35 Jurjen Johannes Hermanides 3 Hevea rubberfabriek 30 Antonius Johannes Maria (Anton) van der Hijden 43 Meester Hoek 31 Hendricus Hermanus Hofstee 16 Catharina Sjoukje (Toosje) Hofstee 16 Johan Gerardus Hofstee 16 Wilhelmus Holleman 35 Willem Holleman 34 Hudson 42 Jan Tjerks 3 Johanna Frieda Jansen 27 Johan Frederik Jansen 27 Frieda Jansen 38-39 Jetle Oeges 3 Jetske Ykes (Ages?) 3 Jan de Jong 6 Geertrui de Jong 11 Cornelia Jongboer 13 Cornelis Martinus Jongboer 13 koniging Juliana 39 Johan Jacobus Kimmel 13 Marinus Jacobus Kimmel 13 Marinus Kimmel 16 Johan Jacobus (2) Kimmel 17 Marinus (2) Kimmel 16 Johan Kimmel 26 Wilhelmina Kimmel 16 Arie (Age) Kimmel 16 Tjiets (Tjtietske) Jans Klapper 3 Jan Klapper 3 Jacqueline van der Kloot 47 Geurtje van Kooten 35 Paul Kruger 37 Gertrud Lamsoor 13 Wilhelmina (tante Mien) de Lang 13 Jan Willem de Lang 13 Jan Willem de Lang 21 Thomas Josephus de Lang 21 Jan Gijsberts Leijenaar 3 Ieke (Ykke) Jans Leijenaar 3 Jetske Leijenaar 3, 7 Aukje Leijenaar 3, 7 Age Leijenaar 3, 11, 13, 35, 37, 39 Iebbeltje Leijenaar 3 Yke Leijenaar 7, 11, 13 Tytje Leijenaar 7 Gijsbert Leijenaar 7, 11 Hans Leijenaar 7 Yke Ages Leijenaar 11 Ruurd Leijenaar 7 Sjoukje Leijenaar 11
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
Cornelis Leijenaar 11 Geertje Leijenaar 11, 13 Gijsbert Jan (2) Leijenaar 18 Gijs (Gijsbert) Leijenaar 19 Clasina Leijenaar-Veerman 17 Magdalena Leijenaar 11 Jannetje Leijenaar 11 Catharina Geertruida Wilhelmina Leijenaar 16 Age (Ykes) Leijenaar 13 Elisabeth Wilhelmina Leijenaar 11 Gijsbertus Jan Leijenaar 13 Jacomina Dingena Lydia Leijenaar 13 Bastiaan Age Leijenaar 26-27 Hendrik Leijennar 27 Cornelia Anthonia (Cor) Leijenaar 35 Cornelus Antonie (Kees) Leijenaar 35 Clasina Berendina Leijenaar 40 Clasina Berendina (Ineke/Ine) Leijenaar 40 Levensloos geboren jongetje Leijenaar 35 Desirée Monique Leijenaar 43 Anita Yvonne Leijenaar 43 Roland Hendrikus Alexander Gerald Leijenaar 43, 47 Roland Leijenaar 45 Herlinde Yolande Leijenaar 43 Levensloos geboren meisje Leijenaar 35 Jacomina Geertje (Geertje) Leijenaar 35 Elizabeth (Bep) Leijenaar 35 Sjoukje (Sjouk) Leijenaar 35 Joannes Hendrikus (Jo) Leijenaar 35 Maria Aletta Sjoukje (Marie) Leijenaar 35 Cornelus Anthonie Leijenaar 35 Nico Leijenaar 30, 34 Bep Leijenaar 31 Riek Leijenaar 31 Cornelus Leijenaar 30-31, 34 Age Bastiaan Leijenaar 27, 31 Sjouwke Leijenaar 26 Hendrik Leijenaar 26-27, 43 Bastiaantje Age Leijenaar 13 Dingena Lydia Leiejnaar 13 Cornelus Antonie Leijenaar 13 Nicolaas Bastiaan Arie 13 Sjoukje (Sjouwke) Leijenaar 13 Aaltje Leijenaar 7 Age Ykes Leijenaar 7 Jan Leijenaar 3, 7 Ieke (Ykke) Leijenaar 3 Hantje Jans leijenaar 3 Bastiaantje Leijenaar 13 Dingena Lydia (Nan) Leijenaar 35 Lenin 28 Johanna Francina Jacoba van der Linden 21 Jacobus Adrianus van der Linden 21 Jaantje Lorijn 7 Willemien Lunshof 11 Luttikhuizen 45 Vera Lynn 44 Hendrika van Maarseveen 13 Marat 2 Marie Antoinette 2 Aaltje Marree 21
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ
Adrianus Marinus Marree 21 Marshall 39 Henriëtte Herlinde Else Fintje Metzger (Jettie) 43 Jettie Metzger 45 Albert Mitchell 18 Louis Mountbatten 38 Hendrina Mulder 7 Laurentius Mulder 7 Napoleon Bonaparte 2 Lodewijk Napoleon 3 Geertje Wybrens Nauta 11 Michel Ney 3 Nieuw Amsterdam 42 Wilhelmina Elisabeth de Nigteren 13 Lodewijk (Louis) Napoleon 2 Vladimir Oeljanov 28 Sietze Oosterbaan 13 Harm Lodewijk Oosterbaan 13 Peternella van Os 21 Cornelis van Os 21 Anna Palowna 3 Peter de Grote 26 Pablo Picasso 36 Jan Christiaan Plante 13 Maarten Plante 13 Alberdina Plasman 13 Wijcher Anthonie Pleijter 11 Wijcher Pleijter 11 Prinses Juliana 16 Cornelia Wilhelmina Rijksen 13 Robespierre 2 Ginger Rogers 36 Johny Johannes Cornelis Rullens 43 Santa Claus 42 Klaasje Schaap 21 Anthonia Wilhelmina van Schooneveld 20, 27 Anthonie van Schooneveld 21 Anthonia Wilhelmina (2) van Schooneveld 21 Leendert Schulp 11 Annigje Schut 11 J.C. Schuttevaer 16 Pieter Sipkes Seevensma 3 Sipke Pytters Seevensma 3 Sinterklaas 42 Willem Smits 7 Soekarno 38 Spoor 39 Dokter Stadig 41 Willemina Straver 13 Nicolaas Straver 13 Helena Takken 13 Gerrit Takken 13 Tjamken Douwes 3 Pieter Jelles Troelstra 29 Geertruida Tromp 13 Tinus Tussenbroek 44 Mijntje Veerman 13, 21, 31 Clasina Anthonia Veerman 21 Clasina Anthonia (2) Veerman 21 Johannes Wilhelmus Veerman 21 Gerrit Lambertus Veerman 21
49
Wilhelmus Hendrikus Veerman Wilhelmus Veerman Clasina Veerman Wilhelmus Johannes Veerman Christoffel (Stoffel) Veerman Hendrik Alexander Veerman Antonie Hendrik Veerman Hendrik Veerman 2 Jan Veerman Hermanius van de Velde Dirkje Vermeulen Cato Vermeulen Cornelis Verschoor Willem Verschoor Wilhelmina Versteeg Jan Versteeg Dingena de Vette Govert Vink Francina Gijsberta Visser Cornelis Sytses Wagenmakers Sjoukje Wagenmakers Van de Wal Guurtje van Walen Willem van Walen Wellington Christiaan de Wet koningin Wilhelmina Maria Alberta Wilson Dirk Adrianus Wilson Sjoerd Oeges Zeyl Johanna Maria Zuithoff Gerhardus Sebastiaan Zuithoff Wilhelmina de Zwart
50
21 21 21, 27 21 21 21 21 0-21, 27 21 6 21 21 11 11 11 11 13 6 11 11 11 31 11 11 2 37 42 21 21 3 13 13 21
FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ