Jazz
Kevin Norton’s Bauhaus Quintet vrijdag 9 maart 2007
Jazz . Seizoen 2006-20007 Come Sunday #2 zondag 14 januari 2007 Barry Guy New Orchestra vrijdag 9 februari 2007 Michiel Borstlap Trio vrijdag 16 februari 2007 Kevin Norton’s Bauhaus Quintet vrijdag 9 maart 2007 Brussels Jazz Orchestra . Gianluigi Trovesi klarinet zaterdag 28 april 2007
Kevin Norton’s Bauhaus Quintet
Kevin Norton slagwerk, vibrafoon John Lindberg contrabas Tony Malaby tenorsaxofoon, klarinet Dave Ballou trompet, bugel Angelica Sanchez piano
begin concert 20.00 uur pauze omstreeks 20.50 uur einde omstreeks 22.00 uur inleidend gesprek met Kevin Norton en Frederik Goossens . 19.15 uur . Foyer teksten programmaboekje Frederik Goossens coördinatie programmaboekje deSingel gelieve uw GSM uit te schakelen! ism. New Think, Radio 1, Focus Knack
Cd’s Bij elk concert worden cd’s te koop aangeboden door ’t KLAverVIER, Kasteeldreef 6, Schilde, 03 384 29 70 www.tklavervier.be Foyer deSingel enkel open bij avondvoorstellingen in Rode en/of Blauwe Zaal open vanaf 18.40 uur kleine koude of warme gerechten te bestellen vóór 19.20 uur broodjes tot net vóór aanvang van de voorstellingen en tijdens pauzes Hotel Corinthia (Desguinlei 94, achterzijde torengebouw ING) • Restaurant HUGO’s at Corinthia open van 18.30 tot 22.30 uur • Gozo-bar open van 10 uur tot 1 uur, uitgebreide snacks tot 23 uur deSingelaanbod: tweede drankje gratis bij afgifte van uw toegangsticket van deSingel voor diezelfde dag
The Aquarius Suite pauze Selectie uit ‘Time-Space Modulator’
Het Belang van het Vakmanschap
In interviews vertelt Kevin Norton vaak hoe beduidend de invloed van bassist Milt Hinton (‘The Judge’) op hem is geweest. Hinton toonde de jonge drummer het belang van het vakmanschap van een jazzmuzikant, vooral voor degenen die deel uitmaakten van een ritmesectie. Je moet in de eerste plaats je instrument ten volle kennen en beheersen. Goed kunnen spelen. Hij redeneerde als volgt: erg weinig bassisten of drummers worden bandleiders of kunnen zich als componist profileren. Daarom vond Milt Hinton dat zij zich maar best moesten aanpassen aan om het even welke situatie. Wie maar één stijl en één genre beheerst, dreigt op den duur elke muzikale nieuwsgierigheid of openheid te verliezen en te stagneren. Bovendien vond hij die flexibiliteit ook noodzakelijk om financieel te kunnen overleven. Kevin Norton was ambitieus en nam die les ter harte. Aan het Hunter College, waar hij Hinton had ontmoet, leert hij naast drums ook xylofoon, vibrafoon, marimba en andere percussieinstrumenten spelen om zo zijn melodische en harmonische basis uit te bouwen. Hij hoorde heel wat muziek in zijn hoofd, maar kon die nog niet neerschrijven om ze ook met anderen te delen. Hij begon lessen te volgen bij klassieke muzikanten van Juilliard en behaalde zijn diploma aan de Manhattan School of Music. En ondertussen bleef hij erg gretig naar andere muzikanten luisteren: percussionisten uit de avantgarde van de jazz zoals Philip Wilson, Don Moye, Barry Altchul, Bobby Hutcherson, Joe Chambers, maar evenzeer de grote bebop/post bop drummers zoals Max Roach, Art Blakey, Elvin Jones en Tony Williams. Ook klassieke spelers als Max Neuhaus, Michael Pugliese en Keiko Abe noemt Kevin Norton als voorbeelden. Deze rij namen illustreert mooi zijn brede interesse en achtergrond. Hij speelde in de meest diverse
ensembles, bezettingen en contexten: klassieke recitals in de Carnegie Recital Hall, talloze optredens met jazzbands, blues in de bars van New Jersey, klezmer, gospel op straatmarkten, avant-garde rock in de Lower East Side van Manhattan. Die veelzijdigheid en de nadruk op het belang van het pure vakmanschap vindt Norton ook terug in de filosofie en de esthetiek van het Duitse Bauhaus, waarnaar hij zijn nieuwe kwartet (met bassist John Lindberg, saxofonist Tony Malaby en trompettist Dave Ballou) heeft genoemd. In het ‘Bauhausprogram’ uit 1919 riep architect Walter Gropius alle beeldende kunstenaars op om zich tegen de salonkunst te verzetten, terug te keren naar de grondslagen van hun ambacht en zich te verenigen in wat een moderne versie van de middeleeuwse gilde zou worden: “Laten we een nieuwe gilde van handwerkslieden stichten, zonder het klasseonderscheid dat een muur van hoogmoed optrekt tussen kunstenaars en handwerkslieden. Laten we gezamenlijk het nieuwe bouwwerk van de toekomst nastreven, bedenken en scheppen, dat architectuur, beeldhouwkunst en schilderkunst in één vorm zal omvatten en dat op een dag uit de handen van miljoenen handwerkslieden tegen de hemel op zal rijzen als het kristallen symbool van een nieuw geloof.” De idealen van het Bauhaus waren - net als in de jazzmuziek - anti-elitair en inclusief: het esthetisch bevredigende kunstwerk dat ook functioneel haar nut bewijst is steeds het resultaat van de samenwerking van individuele vaklui die hun stiel voluit beheersen. Zoals goeie jazzmuzikanten die samen improviseren op hetzelfde stuk.
In de liner-notes van de eerste cd van Kevin Norton’s Bauhaus Quartet merkt Bill Shoemaker ook paralellen tussen de beginselen en theorieën van het Bauhaus en de muziek van improviserende ensembles: “Pursuing individual vision within an egalitarian workshop environment; creating formal innovations that serve a practical purpose (in jazz: swing, ecstasy, etc.); articulating the unforeseen as a natural outflow of the protocol”. Er zijn, ook vanuit historisch perspectief, nog meer parallellen tussen het Bauhaus en de jazz te vinden. In 1919, het jaar waarin het Bauhaus haar programma verkondigt, was de Eerste Wereldoorlog net voorbij. In dat jaar is de Original Dixieland Jazz Band, die blanke groep uit New Orleans die in 1917 met de allereerste jazzopname de atmosfeer van de Eerste Wereldoorlog perfect op plaat had vastgelegd en daarmee de jazz age had ingeluid, op tournee door Engeland. Heel Europa geraakte steeds meer in de ban van de nieuwe muziek. Jazz kende er minder weerstand dan in haar land van oorsprong en werd de muzikale achtergrond van het zorgeloze escapisme van de jaren twintig: “Als compensatie voor de versnelling van het levenstempo, de abstrahering van het wereldbeeld en de toenemende massificatie, koesterde het Westen nostalgie naar het primitieve bestaan. Kunst uit Afrika, Azië en Oceanië fascineert de kubisten en expressionisten. Gaugain verruilt Parijs voor Tahiti. Nijinski probeert in zijn dans de wilde en de geestelijke mens te verzoenen.” 1 De nieuwe muziek van de ODJB klonk ruw, ongepolijst, wild. Hun concerten waren een visueel spektakel: de drummer gooide zijn stokken in de lucht, de solisten stonden recht van hun stoel en hielden hun instrumenten op onorthodoxe manier vast. Het was een curieuze mix tussen een concert en een ballet die niemand onbewogen liet. Ook zwarte jazzmuzikanten als Bill Coleman, Arthur Briggs en Sidney Bechet reisden over en weer tussen hun thuisland en Europa. In Frankrijk werden ze naar waarde werden geschat en niet op hun huidskleur afgerekend. Parijs werd het
centrum van de jazz in Europa, maar het genre verspreidde zich erg snel over het hele continent en werd ook in Duitsland ongemeen populair. Klassieke componisten lieten zich door de nieuwe jazzmuziek inspireren: in Duitsland hoorde je de invloed van de dance band muziek in ‘Suite 1922’ (1922) van Paul Hindemith of in Kurt Weills ‘Mahagony-Songspiel’ (1927) en in ‘Die Dreigroschenoper’ (1928). Ook de Tsjechische componist Erwin Schulhoff verwerkte elementen van de jazz in composities als ‘5 études de Jazz’ (1926) of de ‘Hot Sonate’ (1930). Schulhoff had bovendien een levendige belangstelling voor beeldende kunst, het dadaïsme en had contacten met het Bauhaus. Het Bauhaus beschikte zelf van 1923 tot 1933 over een eigen, veelkoppige jazzband en beschouwde jazz als de belangrijkste culturele vernieuwing van alle kunsten. In het Bauhaus werd een heel eigen artistieke en intellectuele interpretatie van de Parijse ‘Revue Nègre’ gepresenteerd, de populaire show waarin Josephine Baker, de grote ster van de jaren twintig en dertig, schitterde. Van Josephine Baker met haar 'danse sauvage' in de ‘Revue Nègre’ erft de populaire muziek een roeping om de grenzen tussen beschaving en wildernis opnieuw te definiëren. “Populaire muziek is, in de woorden van popmuzikant Brian Eno, het resultaat van het toelaten van Afrika in ons globale bewustzijn. Zijn uitspraak verklaart tevens het belang van jazz voor de kunst en architectuur van Europa. Ook verklaart het het toenemende verzet tegen jazz en tegen de ‘vernegering’ van onze cultuur. In hun strijd tegen popcultuur besloten daarom de nazi’s jazz te vernietigen. Jazz, zo beweerden ze, was allereerst een lifestyle, een mentaliteit. De integratie van “ritmische accenten van negers en joden”, zoals ze popcultuur definieerden, zou een pervertering van de Arische, Europese kunst en cultuur zijn. Hun aanval op de popcultuur was de prelude van de ‘Entartete Kunst’-episode,
waarbij alle jazz werd verbannen.” 2 (Heel tekenend voor de weerbarstigheid en de onweerstaanbare aantrekkingskracht van de jazz dat een muzikant als de zigeuner Django Reinhardt de oorlog overleeft net omdat hij zo’n uitmuntend jazzgitarist was.) Hetzelfde lot moest ook het Bauhaus ondergaan. Onder groeiende politieke druk werden op 11 april 1933 ook de deuren van het Bauhaus gesloten door het Nazi regime. Ze noemden hun programma on-Duits en beschouwden de school als een communistisch bolwerk, dat onbegrijpelijke kunstproducten produceerde en dat slechts een elite fourneerde. De ‘sachliche’ gevel van het Bauhaus in Dessau moest met een ‘arisch’ schuin dak worden bekroond. Het was het voorlopige einde van jazz en het Bauhaus.
De Licht-Ruimte Modulator van László Moholy-Nagy
Jazz als tijd-ruimte modulator De titel van de eerste cd van Kevin Norton’s Bauhaus Quartet, ‘Time-Space Modulator’, verwijst naar een van de meest fantastische en futuristische werken dat ooit in de ateliers van het Bauhaus werd ontworpen, de Licht-Ruimte Modulator van László Moholy-Nagy. Deze Hongaarse beeldhouwer, schilder en ontwerper heeft in 1930 zijn ontwerp zelf als volgt beschreven: “Het bewegingsspel van de eerste sector: drie staven bewegen zich schommelend op een eindeloze baan. Op de drie staven zijn verschillende materialen gemonteerd: doorschijnend gaas, parallelle horizontale staven en maaswerk van ijzerdraad. Het bewegingsspel van de tweede sector: in drie achter elkaar gelegen vlakken bevindt zich onbeweeglijk een grote aluminiumschijf, daarvoor een kleinere vernikkelde en gepolijste messingschijf met gaten, die zich op en neer beweegt, intussen wordt tussen beide een kogel op een achtbaan geslingerd. Het bewegingsspel van de derde sector: een glasstaaf, waarrond een glasspiraal is gewikkeld. Deze beschrijft een kegelbeweging, die tegengesteld is aan de grote
Kevin Norton's Bauhaus Quartet
schijf. De punt van de kegel raakt de bodem, die uit een schuingeplaatste sectorvormige glasschijf bestaat. Deze zweeft over een spiegelende cirkelvormige plaat.” Het is je nauwelijks voor te stellen als je het nog niet hebt gezien en ervaren. Het bijzondere van dit object is, dat de werkelijke beweging wordt veroorzaakt door een elektromotor. Alle mechanisch bewogen onderdelen bestaan uit moderne, industrieel vervaardigde materialen. De projectie van licht door deze bewegende onderdelen veroorzaakt bijzondere licht- en schaduweffecten op de omringende wanden. Het effect daarvan kan vergeleken worden met een abstracte sciencefiction film. Kevin Nortons interesse in de licht-ruimte modulator werd gewekt door hoe in deze mobiel eenzelfde geheel van onderdelen steeds weer andere (visuele licht-) effecten kan genereren telkens men het kunstwerk ervaart. Hij ziet een duidelijke analogie met zijn opvattingen over compositie en ensemble. Met telkens weer dezelfde muzikanten en hetzelfde muzikale materiaal wordt avond na avond een nieuwe belevenis gecreëerd. Net als Moholy-Nagy met dit bijzondere object uit de Bauhausateliers slaagt Kevin Norton’s Bauhaus Quartet erin het ambacht centraal te stellen in een steeds veranderende, moderne en progressieve context. De ambachtelijke kunde is niet de antithese van een progressieve, toekomstgerichte traditie, maar maakt het er daarentegen een integraal deel van uit. Bill Shoemaker: “In a period of dissipated post-modernist gestures, the craft imperative is perhaps the most progressive agenda a composer/improviser can pursue.” Nortons muzikale eerbetoon aan zijn vroegere mentor, ‘Milt’s Forward Looking Tradition’, is een ‘case in point’. Naast stukken uit de cd speelt het Bauhaus Quartet vanavond, in première voor Europa, ook ‘The Aquarius Suite’. Norton componeerde dit stuk in 2005 voor zijn kwartet met als
bijzondere gast de pianiste Angelica Sanchez. De compositie is opgebouwd als een soort pianoconcerto, waarbij de piano in dialoog gaat met verscheidene percussie-instrumenten (vooral de vibrafoon en de drums).
Erik De Smedt, ‘De samenhang van de twintigste eeuw: ‘De metamorfose van de wereld’ van Peter Conrad’, in: Leesidee, mei 1999, p. 338-340 2 Gesproken recensie van Alex de Jong & Marc Schuilenburg, ‘Mediapolis. Populaire cultuur en de stad’ (010 Publishers Rotterdam 2007). Nederlands Architectuur Instituut, Rotterdam, 11 januari 2007 1
Kevin Norton Kevin Norton, componist/percussionist, werd geboren in Brooklyn, maar heeft nu New York als uitvalsbasis. Door zijn veelzijdigheid als percussionist voelde hij zich thuis in de florerende New Yorkse cityscene waar alle muzikale genres gecombineerd werden. Dit leidde er onder meer toe dat hij samen speelde met Keep the dog, de band van Fred Frith die ook harpiste Zeena Parkins en saxofonist John Zorn bevatte. Norton werd al vlug een vaste waarde in the Knitting Factory scene. Uiteindelijk keerde hij terug naar zijn jazz roots en ging samenwerken met downtown outsiders zoals Philip Johnston en Joel Forrester van het Microscopic Septet. Onvoldaan focuste hij zich na deze omzwervingen op eigen projecten. Vaak inspireert hij zich daarbij op buitenmuzikale zaken. Zo ontwikkelde hij een project met teksten van de radicale Franse filosoof Guy Debord als vertrekpunt. Kathy Change, een politieke activiste leverde het materiaal voor ‘Change dance’. Verder schitterde Norton oa. in het gezelschap van Tony Malaby, Dave Ballou, John Lindberg, Paul Rogers, Joëlle Léandre, Paul Dunmall enz. Sinds tien jaar werkt Kevin Norton vast samen met Anthony Braxton. John Lindberg In 1977 arriveerde componist/bassist John Lindberg in New York en dompelde zich helemaal onder in de wereld van de jazz en geïmproviseerde muziek. Als bassist werkte hij mee aan meer dan zestig cd’s waaronder enkele mijlpalen met Anthony Braxton, Jimmy Lyons, Steve Lacy en Tony Coe . Nu is hij vooral bezig met componeren, het maken van opnamen en optredens met ‘The String trio of New York’. Ook maakt hij furore als solobassist. Hij trad op in Europa, Noord- en Zuid-Amerika, in Azië en het Midden-Oosten. Tot slot geeft hij naast concerten ook workshops en lezingen over compositie en improvisatie. Tony Malaby Oorspronkelijk van Arizona kwam Tony Malaby net als de anderen in New York terecht. Zijn cv is een aaneenschakeling van projecten met vooraanstaande muzikanten. Hij speelde in voortreffelijke formaties waaronder het Charlie Haden’s Liberation Orchestra, de Paul Motian's Electric Bebop Band, Mark Helias' Open Loose, het Fred Hersch’s Quintet en het Walt Whitman Project. Verder speelde hij in bands geleid door Mario Pavonne, Bobby Previte, Tom Varner, Marty Ehrlich, Angelica Sanchez, Mark Dresser en Kenny Wheeler. ‘Sabino’ met Michael Formanek, Tom Rainey en Marc Ducret is één van de projecten die hij zelf leidt, met zijn gelijknamige debuut-cd eindigde hij in de Top 10 jazz list van de New York Times en Philadelphia City Paper.
Dave Ballou Als leider van het ‘Steeple chase’ label bracht trompettist/ componist Dave Ballou zeven internationaal erkende cd’s uit. Zijn arrangementen en composities beslaan een breed spectrum van genres, ook in zijn projecten wordt duidelijk dat hij overal thuis is. Hij speelde samen met een indrukwekkende lijst van jazzmuzikanten en ensembles geleid door mensen zoals Michael Formanek, Maria Schneider, Andrew Hill, Don Preston enz. Daarnaast vertolkte hij samen met het Bella Musica Orchestra van New York het tweede Brandenburgs Concerto van Bach en kreeg compositieopdrachten van o.a. het ‘Meridian Arts Ensemble’. Momenteel is hij als assistentprofessor of music verbonden aan de Towson University. Angelica Sanchez Pianiste/componiste Angelica Sanchez - de enige vrouw in het gezelschap - is afkomstig uit Phoenix, Arizona en ging daarna in New York wonen. Ze leidt haar eigen kwartet met Tony Malaby, Drew Gress en Tom Rainey als muzikanten. Sinds Sanchez naar New York verhuisde, speelde ze met Susie Ibarra, Joe Lovano, Tim Berne, Mark Dresser, Chris Speed, Jim Black, Daniel Carter, Mike Sarin, Tony Moreno, Scott McLemore en vele anderen. Sinds juni 2000 doceert ze compositie en improvisatie aan het Banff Centre for the Arts in Canada.
volgend jazzconcert in deSingel za 28 april 2007 . 20 uur . Rode Zaal
Brussels Jazz Orchestra Gianluigi Trovesi klarinet, altsaxofoon Fulvio Maras percussie Dedalo
€ 20, € 15 (-25/65+ € 15, € 10 / -19 jaar € 8) ism. New Think, Radio 1, Focus Knack
inleiding Frederik Goossens . 19.15 uur . Foyer