Kernnota Lokaal Gezondheidsbeleid 2004-2007
Gemeente De Marne 25 november 2003
2
Kernnota Lokaal Gezondheidsbeleid 2004-2007 1.1 Inleiding Sinds de invoering van de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid (WCPV) hebben gemeenten de verantwoordelijkheid gekregen voor beleid op het vlak van gezondheidsbevordering en ziektepreventie. Per 1 januari 2003 zijn gemeenten verplicht om elke vier jaar een nota lokaal gezondheidsbeleid te laten verschijnen. Voor de leesbaarheid is deze in onderdelen gesplitst. Deze kernnota gaat in op de hoofdlijnen van het lokale beleid. Een uitgebreide verantwoording vindt u in de Basisnota Gemeentelijk Gezondheidsbeleid 2003-2007, alsook in de landelijke en regionale kaders (bijlage 1). De centrale doelstelling van lokaal gezondheidsbeleid is het bevorderen van de gezondheid en het voorkomen van ziekten. Daarnaast zijn er afgeleide doelstellingen. Deze worden ook beschreven in bovengenoemde basisnota. Na vaststelling van deze nota wordt per doelstelling een plan van aanpak ontwikkeld. 1.2 Huidig Beleid De gemeente voert momenteel een groot aantal wettelijke verplichtingen uit op het gebied van de volksgezondheid. De Basisnota geeft een overzicht van de belangrijkste wetgeving, (bijlage 1, pagina. 8). Bijlage 2 geeft een overzicht van het huidige gemeentelijke beleid op de diverse deelgebieden die direct of indirect aan gezondheidsbeleid zijn verbonden. Belangrijke deelgebieden zijn bijvoorbeeld de jeugdgezondheidszorg, bestrijding infectieziekten, preventie legionella, verkeersveiligheid en de afvalwaterverwerking. Er is tot dusver geen sprake van integraal beleid of een integrale beleidsnota. Het beschikbare budget voor volksgezondheid gaat in belangrijke mate naar de GGD ten behoeve van de uitvoering van onder meer openbare gezondheidszorg, infectieziektebestrijding en jeugdgezondheidszorg. In 2004 gaat het om een bedrag van € 356.192,-. Daarvan is het grootste deel bestemd voor de ouder- en kindzorg en de jeugdgezondheidszorg. Bijlage 3 bevat de begroting voor volksgezondheid. De gelden zijn afkomstig van het ministerie van VWS en worden in het gemeentefonds gestort. Er zijn tot dusver geen apart financiën beschikbaar gesteld door het rijk voor de uitvoering van het lokale gezondheidsbeleid. In de komende jaren wordt het huidige beleid gecontinueerd. De diverse beleidsterreinen zullen wel nadrukkelijker op elkaar worden afgestemd. Als voorbeeld kan worden genoemd het drieluik jeugdbeleid, sportbeleid en gezondheidsbeleid. Ook het project Wonen, Zorg en Welzijn, gericht op ouderen en mensen met een beperking, is hier een voorbeeld van. 1.3 Nieuw Beleid Op basis van de gezondheidsenquête, die eens per vier jaar door de GGD wordt gehouden, en van aanvullende lokale gegevens die op verzoek van de gemeente zijn verzameld (bijlage 4 en 5), blijkt het gewenst aanvullend nieuw beleid te ontwikkelen. In de komende jaren zal dit nieuwe beleid worden vastgelegd in jaarlijkse plannen van aanpak en gefaseerd worden ingevoerd. Daarbij worden de volgende uitgangspunten gehanteerd: 1. de gemeente richt zich primair op de jeugd in de leeftijd van 0 tot 19 jaar; 2. er is zoveel mogelijk sprake van beleid voor specifieke doelgroepen, die benaderd worden met een gerichte aanpak;
3
3. veldpartijen worden betrokken bij de uitvoering; 4. er wordt gewerkt met de huidige budgetten, waar mogelijk aangevuld met projectmatige financiering. Toelichting op de uitgangspunten. De gemeente richt zich op de jeugd van 4 tot 19 jaar omdat daar de meeste kans van slagen is als het gaat om gedragsbeïnvloeding. Bovendien beschikt de gemeente hier over meerdere instrumenten: contacten via het onderwijs, signalering van problemen via buurtnetwerk, subsidiering van sportvoorzieningen, maatregelen voor het creëren van een veilige leefomgeving. De gemeente kiest niet voor algemeen beleid voor algemene groepen (“Iedereen moet stoppen met roken”), maar kiest ervoor om specifieke doelgroepen te benaderen met gericht beleid, omdat dit effectiever is. Voor het opstellen van de plannen van aanpak en bij de uitvoering van beleid zullen betrokken partijen in het veld worden benaderd. De gemeente is vooral regisseur en zal de uitvoering bij de deskundigen van het veld laten. In deze periode van bezuinigingen kan de gemeente geen extra middelen uit de reguliere begroting vrijmaken. Via de Vereniging Nederlandse Gemeenten wordt bij het rijk aangedrongen op financiële middelen om het lokaal gezondheidsbeleid te kunnen uitvoeren. 2 Speerpunten van nieuw beleid Het nieuw beleid omvat de volgende speerpunten: A. Bevordering gezonde leefstijl B. Stimulering van bereikbaarheid en toegankelijkheid basisvoorzieningen C. Ontwikkeling vangnet openbare geestelijke gezondheidszorg 2A Bevordering van gezonde leefstijl Probleem: Gedrag is een belangrijke voorspeller van gezondheid en ziekte in de toekomst. Grote groepen in de bevolking vertonen één of meer van de volgende gedragskenmerken: gebrek aan lichaamsbeweging, geringe consumptie van groenten en fruit, roken en excessief alcoholgebruik. Dat uit zich onder meer in overgewicht en functionele beperkingen in het dagelijks leven. Vier van de vijf meest voorkomende doodsoorzaken zijn gerelateerd aan roken. Excessief alcoholgebruik veroorzaakt gezondheidsklachten en overlast en onveiligheid voor anderen. De Marne wijkt hierin niet af van de regio Noord-West Groningen (bijlage 1, hoofdstuk 4). Op basis van deze gegevens wordt de prioriteit gelegd bij de volgende doelstellingen: 1. meer bewegen 2. minder / niet roken 3. minder / niet drinken 4. informatie over gezonde leefstijl Doelstellingen: A1 Meer bewegen De gemeente stimuleert dat kinderen en jongeren in de leeftijdsgroep 4 tot 19-jarigen meer gaan bewegen. Dat kan bijvoorbeeld door middel van sportstimulering en meer aandacht voor gymnastiek op basisscholen. Het beoogde resultaat is het verhogen van de actieve deelname aan sport in verenigingsverband en het reduceren van het aantal mensen met functionele beperkingen in de leeftijd van 20 tot 34 jaar (zie bijlage 1, hoofdstuk 4).
4
A2 Minder / niet roken. Het rookprobleem is een algemeen probleem. De gemeente stimuleert dat kinderen en jongeren op de basisschool- en middelbare schoolleeftijd niet beginnen te roken, danwel weten hoe ze kunnen stoppen met roken. De gemeente draagt zorg voor handhaving van het wettelijk rookverbod in openbare gebouwen en stimuleert dat in voorzieningen voor bijvoorbeeld gezondheidszorg, welzijn, sport en onderwijs niet gerookt wordt. Momenteel ligt er een controlerende taak bij de Keuringsdienst van Waren. Deze zal vermoedelijk bij de gemeente komen te liggen. Voornemens hierover zijn verwoord in het concept van de landelijke nota Preventie1. A3 Minder / niet drinken Overmatig alcoholgebruik door jongeren veroorzaakt gezondheidsproblemen en manifesteert zich meestal door overlast. Kinderen gaan steeds jonger drinken: in Noord-West Groningen drinkt 12% van de basisschooljeugd wel eens alcohol. Van de middelbare schooljeugd is 13% van de drinkers een ’zware drinker’: 6 of meer glazen per week. Landelijk is dit 9%. De gemeente bevordert dat kinderen in de basisschoolleeftijd niet beginnen met het drinken van alcohol. Ten aanzien van jongeren op de middelbare school gaat het om het aanleren van een verantwoord drinkgedrag, zodat het aantal zware drinkers kleiner wordt. De gemeente stimuleert dat het gebruik van alcohol losgekoppeld wordt van sport. Bij de ontwikkeling van het plan van aanpak over deze beleidsvoornemens wordt samenwerking gezocht met de GGD, scholen, sportverenigingen, ouders, huisartsen en andere partijen. A4. Informatie over gezonde leefstijl De bevolking is zich onvoldoende bewust van de gezondheidsrisico’s die kleven aan haar manier van leven. Gedrag wordt gedeeltelijk beïnvloed door kennis die mensen hebben. Een aantal groepen uit de bevolking geeft aan meer informatie te willen ontvangen over specifieke thema’s: bewegen, voeding, stoppen met roken en gevolgen van passief roken. De gemeente bevordert een juiste informatieverstrekking over gezonde leefstijl en een betere toegang tot deze informatie. Dat doet ze niet door zelf voorlichtingsmateriaal te ontwikkelen, maar door promotie van bestaande informatiekanalen en -materialen. Ook sluit de gemeente aan bij bestaande landelijke en provinciale campagnes ten aanzien van roken, alcohol en beweging. De GGD is de belangrijkste samenwerkingspartner.
2B
Bereikbaarheid en toegankelijkheid basisvoorzieningen
Probleem: de gemeente De Marne heeft 21 kleine woonkernen, die verspreid liggen over een relatief groot gebied. Basisvoorzieningen in zorg en welzijn staan onder druk. Het aantal consultatiebureaus neemt bijvoorbeeld af en de continuïteit van de huisartsenzorg wordt bedreigd. Bij basisvoorzieningen gaat het om voorzieningen die zonder verwijzing van de huisarts toegankelijk zijn voor de bevolking. Bijlage 6 beschrijft de lokale zorgvoorzieningen.
1
De landelijke nota Preventie Openbare Gezondheidszorg is nog in voorbereiding. De Vereniging Nederlandse Gemeenten heeft echter inzage gehad in een conceptversie (zomer 2003) en heeft daarop een commentaar geformuleerd.
5
Doelstelling: De Marne stimuleert dat er basisvoorzieningen aanwezig zijn en dat zij bereikbaar en toegankelijk zijn en blijven. Er wordt ingezet op een adequaat volume voor de huidige voorzieningen: huisartsenzorg, tandartsenzorg, ouder- en kindzorg, welzijnsdiensten in de ouderenzorg, ehbo, inloopspreekuur jeugdgezondheidszorg en maatschappelijk werk. De gemeente bevordert dat zorgpartijen met elkaar samenwerken. De gemeente wil bereiken dat de bevolking op de hoogte is van het huidige aanbod in zorgen welzijnsdiensten. Er wordt onderzocht of een informatie- en aanmeldpunt kan worden gerealiseerd voor hulp en ondersteuning van ouderen en mensen met een beperking. Dit is gekoppeld aan het project Wonen, Zorg en Welzijn.
ad C
Ontwikkeling vangnet openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ)
Probleem: Ook De Marne heeft burgers, personen of gezinnen, die zorg of hulp mijden en daardoor in een neerwaartse spiraal dreigen te raken. Veelal hebben zij complexe problemen op het terrein van huisvesting, verwaarlozing, geld, verslaving of psychiatrische problematiek. Soms is er een link met overlast en onveiligheid in de buurt. De cliënt past vaak niet in bestaande regels of voorzieningen. Kenmerkend is dat betrokken partijen (woningstichting, politie, hulpverleners, sociale dienst) ieder voor een eigen doelstelling werken en vaak niet op de hoogte zijn van elkaars strategie ten aanzien van de cliënt. Doelstelling: De gemeente heeft hier twee doelstellingen. De eerste is het ontwikkelen van een 'vangnet' voor inwoners van De Marne die zichzelf niet meer kunnen redden. Het beoogde resultaat is dat de situatie van de cliënt tenminste stabiliseert, cq kan verbeteren. Het bestrijkt een breed terrein van onderdak, veiligheid, voeding, verzorging, inkomen, dagbesteding en sociale contacten. Voor het ontwikkelen van het vangnet is het nodig dat de gemeente inzicht krijgt in de in aard en omvang van de problematiek. Daarnaast wordt er een protocol ontwikkeld voor de werkwijze. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de activiteiten die nu al bij het provinciale ‘Gebiedsgericht werken, thema kwetsbare groepen’, gestart zijn. De tweede doelstelling is het verbetering van de samenwerking tussen partijen die bij dezelfde cliënt betrokken zijn, zodat zij kennis hebben van elkaars acties, deze op elkaar afstemmen en de cliënt adequate ondersteuning en hulp krijgt. Er wordt, mogelijk in regionaal verband, een netwerk van OGGZ partners opgezet. Ook worden onderling afspraken gemaakt over beleid, bijvoorbeeld ten aanzien van ‘tweede kansbeleid bij uithuiszetting’. Parntners zijn ondermeer de politie, woningstichting, zorgverlenende instanties, kredietbank en de sociale werkvoorziening. Samenwerkingsafspraken worden vastgelegd in een convenant.
6
3 Kosten De rol van de gemeente zal vooral die van regisseur zijn. De hieraan verbonden kosten zijn beperkt van omvang. Het betreft een investering in menskracht die nu al is opgenomen in de begroting. Daarnaast is er een jaarlijks budget nodig van € 5.000 euro. Waar mogelijk zal naar externe projectfinanciering worden gezocht. Korte beschrijving van de regiefunctie: a. verhelderen van de problematiek b. opstellen van plannen van aanpak c.q. het doen van projectvoorstellen c. opzetten van samenwerking met de veldpartijen en mogelijke andere partners d. communiceren van de plannen van aanpak met veldpartijen e. communicatie met burgers en doelgroepen f. evaluatie van doelstellingen
4 Fasering in de uitvoering en monotoring Na vaststelling van de nota Lokaal Gezondheidsbeleid wordt per doelstelling een plan van aanpak ontwikkeld in samenwerking met de genoemde partijen. Dat zal gefaseerd gebeuren in 2004 en 2005. Het beleid zal jaarlijks worden geëvalueerd, en zonodig bijgesteld. De GGD houdt elke vier jaar een gezondheidspeiling. De gezondheidssituatie van de jeugd wordt in 2004 weer onderzocht, die van volwassenen in 2006. In 2007 wordt een vervolgnota geschreven, zoals in de wet is aangegeven.
7
Bijlagen: 1. Basisnota gemeentelijke gezondheidsbeleid, GGD (algemeen) 2. Wat doet de gemeente De Marne direct of indirect aan gezondheidsbevordering en ziektepreventie? Overzicht beleid 2003 3. Productbegroting Volksgezondheid, versie september 2003 4. Gezondheidsprofiel Noord-West Groningen 2002, GGD Groningen, november 2002 5. Aanvullende analyses gemeente De Marne, Zorgverlening door huisartsen, sociale contacten en mantelzorg, gezondheidsinformatie. Gezondheidsenquete 2002, GGD Groningen 6. Zorgvoorzieningen in De Marne, professionele en vrijwillige zorg
8
bijlage 1
voor de 9 gemeenten in Noord Groningen Appingedam Bedum Delfzijl De Marne Eemsmond Loppersum Ten Boer Slochteren Winsum
BASISNOTA DE MARNE Versie 2.0 14/05/04
2
INHOUDSOPGAVE
p.
Verantwoording
5
1.
De achtergrond
7
1.1. 1.2. 1.3.
Waarom een nota gemeentelijk gezondheidsbeleid Visie op gezondheid Visie op gezondheidsbeleid
8 9
2.
Landelijke kaders bij lokaal gezondheidsbeleid
2.1 2.2 2.3 2.4
Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid Overige wetten of autonoom beleid Relatie met GGD Landelijke prioriteiten
3.
Regionale kaders bij lokaal gezondheidsbeleid
3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.1.4
Huidig regionaal beleid in Noord-Groningen Lokaal sociaal beleid, sociale structuurschets en gebiedsgerichte aanpak Regiovisies Convenant OGGz
4.
Gezondheid in Noord-West Groningen
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
Demografie Sociaal economische status Gezondheidstoestand Gezondheidszorg Leefwijze Maatschappelijk milieu Fysiek milieu
BASISNOTA DE MARNE Versie 2.0 14/05/04
10 11 11 12
13 13 13 13
15 15 15 16 16 17
3
BASISNOTA DE MARNE Versie 2.0 14/05/04
4
Verantwoording Gezondheid, zowel lichamelijk als geestelijk, is uitermate belangrijk voor de mens. Gezonde burgers zijn op hun beurt weer erg belangrijk voor een gemeente. Gezonde burgers maken namelijk een gezonde gemeente waar het aangenaam wonen is. Uit onderzoek is gebleken dat Groningers gemiddeld ongezonder zijn dan de rest van Nederland. Vooral sociaal-economische factoren bepalen de gezondheid, en de sociaal-economische status (de mix van opleiding en inkomen) ligt in Groningen lager dan in de rest van Nederland. Knelpunten doen zich voor in leefstijl en leefomgeving, waarbij de gezondheidsproblemen en gezondheidsrisico’s ongelijk over de bevolking zijn verdeeld. De rol die gemeenten spelen op het gebied van de volksgezondheid is de afgelopen jaren steeds belangrijker geworden. Om het gemeentelijk gezondheidsbeleid te versterken zijn gemeenten door het rijk verplicht vanaf juli 2003 een nota lokaal gezondheidsbeleid op te stellen. Voldoende reden om voortvarend met dit onderwerp aan de slag te gaan. Om de gezondheid van hun inwoners te beschermen en te bevorderen, hebben de, De Marne, Ten Boer, en Winsum de handen ineengeslagen. Later heeft ook de gemeente Slochteren zich hier bij aangesloten. Onder de vlag van de Regioraad Noord-Groningen en in samenwerking met de GGD Groningen hebben bovengenoemde negen gemeenten samen gewerkt aan de nota Lokaal Gezondheidsbeleid. De nota die voor u ligt gaat in op de landelijke en regionale kaders en uitgangspunten. Het geeft inzicht in de visie van de Noord-Groningse gemeenten op de collectieve preventie en het gezondheidsbeleid. De nota geeft de visie weer van de gemeenten acht Noord-Groningse gemeenten Appingedam, Bedum, Delfzijl, Eemsmond, Loppersum en de GGD Groningen omtrent de taken en het beleid van de GGD. Er wordt een samenhangend kader beschreven voor al het beleid (bestaand en nieuw) waarbij gezondheidsaspecten en collectieve preventie een rol spelen. De aandachtsgebieden van het gezondheidsbeleid voor de komende jaren worden aangegeven. De nota laat ook zien dat volksgezondheid een belangrijk element is binnen andere beleidsgebieden zoals ruimtelijke ordening, milieu, volkshuisvesting en veiligheid. Tot slot is de nota een uitnodiging tot samenwerking en afstemming tussen de verschillende groepen op het gebied van de volksgezondheid. Hierbij gaat het zowel om interne afstemming binnen de gemeenten als om de externe afstemming tussen de gemeenten, burgers en hun belangenorganisaties, gezondheids- en welzijnsorganisaties en zorgverzekeraars. Deze nota is bedoeld als stimulans en uitnodiging om tot onderlinge samenwerking te komen.
BASISNOTA DE MARNE Versie 2.0 14/05/04
5
BASISNOTA DE MARNE Versie 2.0 14/05/04
6
H. 1
DE ACHTERGROND
1.1 Waarom (een nota) Lokaal gezondheidsbeleid? Mensen vinden gezondheid meestal het belangrijkst in hun leven. Toch leven mensen lang niet altijd gezond en vaak weten ze ook niet waar de risico’s schuilen. Bovendien zijn de risico’s niet voor iedereen hetzelfde. Gezondheidsrisico’s en gezondheidsproblemen zijn ongelijk over de bevolking verdeeld. Vandaar dat ook lokaal gezondheidsbeleid zo belangrijk is. Uit de gezondheidsenquête van 2002 bleek dat Groningers gemiddeld ongezonder zijn dan inwoners van de rest van Nederland. Vooral sociaal-economische factoren bepalen de gezondheid, en de sociaal-economische status (de combinatie van opleiding en inkomen) ligt in Groningen lager dan in de rest van Nederland. Daarom is het ook niet verbazingwekkend dat tabak, alcohol, slechte voeding, drugs en onvoldoende lichaamsbeweging belangrijke gezondheidsbedreigende factoren zijn die een rol spelen in het dagelijks leven van relatief veel inwoners. Naast de leefstijl kent ook de leefomgeving knelpunten, zowel in het binnen- als in het buitenmilieu.
Gemeenten spelen een steeds belangrijker rol op het terrein van de volksgezondheid. Sinds de invoering van de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid (WCPV) in 1989 zijn gemeenten verantwoordelijk voor veel werkzaamheden op het vlak van de gezondheidsbevordering en gezondheidsbescherming. In 1995 constateerde de Inspectie voor de Gezondheidszorg grote verschillen in de uitvoering van de WCPV tussen gemeenten. Naar aanleiding daarvan is de uitvoering van de WCPV geëvalueerd door de commissie Lemstra. Deze commissie concludeerde dat de samenwerking tussen de verschillende overheden en gemeenten onderling beter zou moeten. Hetzelfde gold voor de relatie tussen gemeenten en hun GGD. Het Lemstra-rapport heeft vervolgens een reeks van ontwikkelingen in gang gezet:
a.
In een Platform Openbare Gezondheidszorg is een visie op de Openbare gezondheidszorg “Spelen op de winst” ontwikkeld. In deze visie staat het idee beschreven dat openbare gezondheidszorg die delen van de gezondheidszorg en het openbaar bestuur bevat die zich doelbewust richten op de ziektepreventie en de bescherming en bevordering van de volksgezondheid. Het gemeentelijk gezondheidsbeleid is daar een onderdeel van.
b. Tevens is een plan van aanpak voor de openbare gezondheidszorg opgesteld. Het plan van aanpak heeft onder andere de volgende onderdelen: • invoering van de verplichting aan gemeenten om vanaf juli 2003 eens per vier jaar een nota gezondheidsbeleid uit te brengen (waar deze nota dus het rechtstreekse resultaat van is); • eens per vier jaar het ontwerpen van een landelijke nota gezondheidsbeleid –vanaf 2002; • versterken van de gezondheidscomponent in het grotestedenbeleid; • stimuleren van gemeenten om het gemeentelijk gezondheidsbeleid te versterken. c.
In februari 2001 werd het Nationaal Contract Openbare Gezondheidszorg ondertekend door de ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Binnenlandse Zaken, de VNG en GGD Nederland. De thema’s uit het Nationaal Contract zijn: • zo gelijk mogelijke kansen op gezondheid voor alle burgers; • bevordering van gezond leven; • samenwerking tussen cure en care en preventie. Het doel van lokaal gezondheidsbeleid ligt voor de hand: het bevorderen van de gezondheid van de burgers. Gezondheid is echter een ruim begrip en (lokaal) gezondheidsbeleid dus net zo. Het is bij uitstek integraal en intersectoraal beleid, dat stoelt op samenwerking tussen partijen. Het overstijgt sectorgrenzen, gaat over ‘schotten’ heen en waarborgt samenhang, ook met andere beleidsterreinen. De gemeente ambieert daarom een regisserende rol. Niet alles kan opgepakt worden. Voor er echter keuzes gemaakt kunnen worden, zullen we eerst moeten kijken wat we verstaan onder gezondheid en lokaal gezondheidsbeleid.
BASISNOTA DE MARNE Versie 2.0 14/05/04
7
1.2 Visie op gezondheid Bij gezonde burgers gaat het gaat niet om een ideale situatie van burgers die nooit ziek zijn en een samenleving waarin nooit iets mis is (zie definitie gezondheid van de World Health Organisation (WHO)). Het is wel belangrijk dat Gezondheid (volgens WHO) mensen positieve keuzes kunnen maken over hun eigen gedrag, ‘een toestand van volledig invloed kunnen uitoefenen op hun sociale en fysieke omgeving en lichamelijk, geestelijk en dat ze, indien nodig, gepaste, betaalbare zorg ontvangen. Voor de sociaal welzijn en niet alleen burger zelf is gezondheid vaak geen doel op zich, maar een de afwezigheid van ziekten voorwaarde tot geluk, mobiliteit en werk. Iemand met een handicap en gebreken’. of chronische aandoening kan zichzelf best gezond voelen. Deze ‘gezondheidsbeleving’ wordt dan ook vaak als maat voor gezondheid genomen. Op bevolkingsniveau wordt de gezondheidstoestand echter meer gemeten op basis van levensverwachting en het vóórkomen van ziekte, ziekteverzuim en dergelijke. In de memorie van toelichting bij de Wijziging van de WCPV wordt gezondheidswinst opgevat als: verlengen van de gezonde levensverwachting, voorkomen van vermijdbare sterfte en verhogen van de kwaliteit van het leven. Bij het maken van beleid op het gebied van gezondheid is inzicht nodig in de manier waarop je gezondheid van mensen kunt beïnvloeden. Een handig hulpmiddel daarbij is het zogenaamde ‘model van Lalonde’. Lalonde – die ooit minister van volksgezondheid in Canada was - onderscheidt vier soorten factoren die van invloed zijn op de gezondheid van mensen: 1. biologische en erfelijke factoren: de aanwezige (aanleg tot) gezondheid of ziekte; 2. omgeving: de fysieke en sociale omgeving, zoals woonomgeving, milieu, sociale samenhang, arbeidsparticipatie en veiligheid; 3. leefstijl: het gedrag van mensen dat van invloed is op hun gezondheid; 4. gezondheidszorg: de beschikbaarheid van gezondheidszorgvoorzieningen. Naast deze factoren uit het model van Lalonde is o.a. de financiële positie van de bevolking van invloed op de gezondheid. Groeperingen met een slechte financiële positie zijn minder goed in staat om deel te nemen aan sport, gebruik te maken van gezondheidsvoorzieningen en zich te wapenen tegen aanvallen op de gezondheid.
Biologische factoren - onveranderbaar
Omgeving - sociaal - fysiek
GEZONDHEID
Zorgvoorzieningen - welke zijn er? - hoe toegankelijk zijn ze?
Leefstijl
Gezondheidsmodel Lalonde: determinanten van gezondheid
- houding - mogelijkheden kennen - beslissingen nemen
In dit overzicht van factoren is te zien dat de kansen op gezondheid voor individuele burgers verschillen. De laatste jaren is er veel aandacht voor de zogenaamde sociaal-economische gezondheidsverschillen, die vooral ontstaan door verschillen in omstandigheden waarin mensen opgroeien, wonen en werken. Hier ligt een belangrijk aangrijpingspunt voor het gemeentelijk gezondheidsbeleid. De biologische factoren zijn niet beïnvloedbaar door de gemeentelijke overheid en worden dus verder buiten beschouwing gelaten. Op omgeving en leefstijl heeft de gemeente de BASISNOTA DE MARNE Versie 2.0 14/05/04
8
meeste invloed. Ook de gezondheidszorg is vanzelfsprekend van invloed op de gezondheid van burgers. De (gemeentelijke) overheid kan onder andere aandacht besteden aan de toegankelijkheid van deze zorg en speelt een rol in het vestigingsbeleid.
1.3 Visie op Lokaal Gezondheidsbeleid Gezondheid is niet alleen te beïnvloeden via de sector volksgezondheid. Ook maatregelen en gedrag op het terrein van bijvoorbeeld verkeer, veiligheid, ruimtelijke ordening, sociaal beleid, milieu en onderwijs, kunnen de gezondheid beïnvloeden. Gezondheidsbeleid is dan ook per definitie integraal beleid. Samenwerking staat hierbij centraal: binnen de gemeente, tussen gemeenten en met regionale instellingen, patiënten- en consumentenorganisaties en financiers. Naast uitvoerder van gezondheidsbeleid werpt de gemeente zich zo steeds meer op als regisseur van gezondheidsbeleid. In die functie bevordert zij verschillende vormen van zorg en de afstemming daartussen. Afgeleide doelstellingen zijn: • verlenging van de levensverwachting in goede gezondheid • vermindering van bestaande ongelijkheden in kansen op gezondheid • verhoging van de kwaliteit van leven • oplossing van maatschappelijke problemen • meer samenhang in het aanbod, afgestemd op de vraag.
lokaal gezondheidsbeleid de vorming en uitvoering van dat beleid dat gericht is op - het behoud of verbetering van onze volksgezondheid - het verkleinen van gezondheidsverschillen tussen groepen van de bevolking in de gemeente.
De visie op lokaal gezondheidsbeleid is gebaseerd op de volgende uitgangspunten: • De lokale gezondheidssituatie dient als leidraad voor het gemeentelijk beleid. • Gezondheidsbeleid wordt gericht op specifieke bevolkingsgroepen zoals ouderen, jeugdigen en allochtonen als zij met het algemene beleid niet worden bereikt. Daarnaast kan het beleid gericht worden op mensen met complexe problemen zoals dak- en thuislozen en verslaafden. De prioriteitsstelling is afhankelijk van de lokale situatie. • Het beleid kan alleen effectief zijn indien het aansluit op de wensen en de behoeften van de bevolking. • Gezien het feit dat veel zorgleveranciers een bovenlokaal bereik hebben, is het vaak moeilijk om op het individuele niveau van de gemeente afspraken te maken. Een aantal aspecten behoeft daarom regionale afstemming of een gezamenlijke aanpak. • De integrale benadering van gezondheidsbeleid dient meer dan tot op heden het geval is, deel uit te maken van het totale gemeentelijk beleid.
BASISNOTA DE MARNE Versie 2.0 14/05/04
9
H. 2
LANDELIJKE KADERS BIJ LOKAAL GEZONDHEIDSBELEID
Gemeenten hebben op grond van een groot aantal wetten een verantwoordelijkheid voor de gezondheid van hun burgers (zie kader p. 6). Deels heeft de gemeente ook vrijheid in het vormgeven van haar beleid. Voor collectieve preventie veel van de uit te voeren taken onderhoudt de gemeente een bescherming en bevordering relatie met de GGD. Daarnaast komt ook het kabinet nog met van de gezondheid van de landelijke prioriteiten. bevolking of van specifieke groepen daaruit alsmede het 2.1 Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid voorkómen en het vroegtijdig De belangrijkste wettelijke basis voor het gemeentelijk opsporen van ziekten onder gezondheidsbeleid is de Wet Collectieve Preventie die bevolking. Volksgezondheid (WCPV). Op grond van deze wet hebben gemeenten een belangrijke taak op het terrein van de openbare gezondheidszorg. De WCPV bepaalt dat de gemeente o.a. de samenhang binnen de collectieve preventie bevordert, alsmede de afstemming met de curatieve gezondheidszorg. De gemeente draagt voorts zorg voor de uitvoering van de collectieve preventie op het gebied van infectieziekten en gezondheidsrisico’s voor jeugdigen. Hiertoe moet zij een gemeentelijke gezondheidsdienst in stand houden, de GGD. Uit de WCPV vloeien de volgende taken voort: Epidemiologie: het verzamelen en analyseren van gegevens omtrent de gezondheidssituatie van de bevolking; Onderlinge afstemming tussen collectieve preventie en de curatieve gezondheidszorg: deze kan de gemeente onder andere invullen door zorgaanbieders, zorgverzekeraars en patiëntenorganisaties te betrekken bij het gemeentelijk gezondheidsbeleid en door preventie in te brengen in (regionale) zorgoverleggen; Bewaken van gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen: een coördinerende en integrerende taak van de gemeente, met een adviestaak van de GGD (art. 5, lid 2), uitmondend in facetbeleid; Gezondheidsbevordering: op basis van inzicht in de gezondheid van de bevolking preventieprogramma’s uitvoeren; bijvoorbeeld gericht op gedragsverandering; Bevolkingsonderzoeken: Het (laten) oproepen van de groepen vrouwen die in aanmerking komen voor deelname aan de onderzoeken naar borstkanker en baarmoederhalskanker; Medische milieukunde: onderzoek, advisering en signalering op het terrein van milieu en gezondheid, bijvoorbeeld onderzoek van de kwaliteit van zwemwater; Technische hygiënezorg: hygiënezorg voor kindercentra en basisscholen, verordeningen voor technische hygiëne bij tatoeëer- en piercingstudio’s, grote evenementen, seks- en relaxhuizen en instellingen ressorterend onder de Wet op de jeugdhulpverlening; Openbare geestelijke gezondheidszorg: directe hulpverlening (waaronder crisis-interventie, maatschappelijke opvang), preventie en zorg voor mensen met een verhoogd risico (onder andere signalering, screening en beleidsadvisering), verslavingszorg (inclusief vangnetfunctie), algemeen maatschappelijk werk (gedeeltelijk); Infectieziektebestrijding: omvat onder andere onderzoek, bron- en contactopsporing en preventie (ook reizigersvaccinatie valt onder infectieziektebestrijding, maar vloeit niet uit de WCPV voort); Zorg voor nul- tot negentienjarigen (jeugdgezondheidszorg): onder andere monitoring en signalering, gezondheidsvoorlichting (GVO), vaccinatie, screening, onderkenning van gezondheidsbedreigende factoren in sociale en fysieke omgeving en advisering hierover. In 2002 is de WCPV geactualiseerd. De belangrijkste wijzigingen zijn: • De herformulering van enkele gemeentelijke taken. Het gaat hierbij om modernisering en nadere concretisering van begrippen. • De opdracht aan de gemeente om elke vier jaar een nota gezondheidsbeleid op te stellen. In deze nota moet de gemeente tenminste aangeven hoe zij de collectieve preventietaken uitvoert en ook hoe zij gestalte geeft aan het gemeentelijk facetbeleid en de samenwerking met andere partijen. • De verankering van het basistakenpakket jeugdgezondheidszorg en het onder gemeentelijke regie brengen van de hele jeugdgezondheidszorg van 0-19 jaar. Er is afgesproken dat 2003 een overgangsjaar is, waarin zowel de GGD als Thuiszorg Groningen de dienstverlening voortzetten
BASISNOTA DE MARNE Versie 2.0 14/05/04
10
•
op het bekende niveau. Over de definitieve invulling en financiering worden in de loop van 2003 afspraken gemaakt. De verplichting voor het Rijk, elke vier jaar bij nota landelijke prioriteiten vast te stellen op het gebied van de collectieve preventie.
2.2 Overige wetten of autonoom beleid Uit andere wetten of autonoom beleid van gemeenten vloeien als taken voort: Vangnettaken: door de lokale overheid geïnitieerde en eventueel ook door haarzelf (via de GGD) uitgevoerde zorg voor specifieke groepen zoals verslaafden, dak- en thuislozen en illegalen; het grootste deel van deze taken valt overigens onder openbare geestelijke gezondheidszorg; Geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen: crisishulpverlening in situaties waarbij de openbare veiligheid in het geding is. De hulpverlening omvat het organiseren van en het leiding geven aan de geneeskundige hulpverlening bij een noodsituatie die de (lichamelijke of geestelijke) gezondheid van groepen burgers aantast of bedreigt; Forensische geneeskunde: geneeskundige dienstverlening aan politie en justitie bij de uitvoering van de Wet op de Lijkbezorging en in het kader van opsporing en vervolging, zorg voor slachtoffers en arrestanten; Indicatiestelling en advisering: de overheid is verantwoordelijk voor de beschikbaarheid en toegankelijkheid van gezondheidsvoorzieningen. Zij heeft directe bemoeienis met de verdeling en toewijzing van voorzieningen onder andere via sociaal-medische advisering, centrale indicatiestelling (RIO) voor thuis-, verpleeghuis-, verzorgingshuis- en gehandicaptenzorg. In de provincie Groningen is de uitvoering van deze taken (zoals omschreven in 2.1 en 2.2) grotendeels ondergebracht bij GGD Groningen.
Belangrijkste -voor de gemeente relevante- wetgeving - Grondwet - Gemeentewet - Besluit indicatiebeoordeling verpleging en verzorging - Algemene wet bijzondere ziektekosten - WCPV - Wet voorzieningen gehandicapten - Wet infectieziektebestrijding - Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen - Wet bijzondere opneming psychiatrische ziekenhuizen
- Rampenwet - Wet op de lijkbezorging - Welzijnswet - Destructiewet - Quarantainewet - Waterleidingwet - Wet ambulancevervoer - Kwaliteitswet zorginstellingen
2.3 Relatie met GGD Vanaf januari 2003 wordt stapsgewijs een nieuwe systematiek ingevoerd, waarbij de individuele gemeenten meer zelf gaan bepalen welke producten van de GGD worden afgenomen. Er zijn zes basistaken geformuleerd: Infectieziektebestrijding, Jeugdgezondheidszorg, Openbare Geestelijke Gezondheidszorg, Bevorderingstaken, Technische Hygiënezorg en Medische Milieukunde. Binnen deze basistaken worden productgroepen en producten onderscheiden. Een basistaak kent een uniform gedeelte (producten die alle GGD’en aan alle gemeenten leveren) en een ‘maatwerk’ gedeelte. Binnen het maatwerkgedeelte kunnen gemeenten zelf hun wensen aangeven. Het basistakenpakket wordt gefinancierd uit de (huidige) WCPV middelen. Naast het basistakenpakket bestaat de mogelijkheid voor gemeenten om bij de GGD zogenaamde ‘plustaken’ af te nemen. Dit zijn diensten (bijvoorbeeld speciale projecten, extra onderzoek of vormen van ondersteuning) waarvoor de betrokken gemeente dan extra betaalt. Tenslotte zijn er de zogenaamde ‘markttaken’. Dit zijn taken die in principe ook door andere partijen dan de GGD uitgevoerd kunnen worden, ten behoeve van eveneens andere partijen dan gemeenten. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan Reizigersadvisering. Met gemeenten zullen periodiek afspraken gemaakt worden over de invulling van het maatwerk- en plusgedeelte. Deze afspraken over de uitvoering van de WCPV blijven overigens een onderdeel uitmaken van (de nota) Lokaal Gezondheidsbeleid. Gemeenten zullen ook willen zien wat de resultaten zijn van de werkzaamheden van de GGD. Dit past binnen het traject dat de
BASISNOTA DE MARNE Versie 2.0 14/05/04
11
Hulpverleningsdienst enige tijd geleden is gestart, dat moet leiden tot het verbeteren van de verantwoordingsinformatie in de richting van gemeenten. 2.4 Landelijke prioriteiten De centrale doelstellingen van de rijksoverheid zijn: • het verlengen van gezonde levensjaren • het terugdringen van gezondheidsverschillen In een nota preventiebeleid zal het kabinet de voornemens voor de komende tijd aangeven, maar door de val van het kabinet in 2002 is dat proces vertraagd1. Wel is waarschijnlijk dat de aanpak zich zal richten op vijf terreinen die ook al bij het beleid gericht op het terugdringen van sociaal-economische gezondheidsverschillen naar voren kwamen: de omgevingen waarin veel gezondheidswinst te behalen is, zoals 1. thuis (in de opvoeding); 2. op school; 3. op de werkplek; 4. in de zorgsector; 5. in de woonomgeving (de wijk). Als basis voor de landelijke nota zal o.a. de gezondheidssituatie van de Nederlandse burgers gebruikt worden. Evenzo dient als leidraad voor het gemeentelijk beleid de lokale gezondheidssituatie, die in het volgende hoofdstuk wordt beschreven.
1
De nota wordt in 2003 verwacht en zal te vinden zijn op de website van het ministerie van VWS: www.minvws.nl.
BASISNOTA DE MARNE Versie 2.0 14/05/04
12
HOOFDSTUK 3 REGIONALE KADERS 3.1 Huidig regionaal beleid in Noord-Groningen In dit hoofdstuk worden ontwikkelingen geschetst die actueel zijn in het Groningse regionale gezondheidsbeleid, al dan niet voortvloeiend uit landelijk beleid. Alleen die ontwikkelingen die relevant zijn voor het gemeentelijk gezondheidsbeleid, zijn vermeld. Het gaat hierbij om lokaal sociaal beleid, de sociale structuurschets en de gebiedsgerichte aanpak voor Noord Groningen en de samenhang daartussen, regiovisies en provinciale convenanten. Tot slot worden regionale kaders en uitgangspunten geschetst. 3.1.1 Lokaal sociaal beleid, sociale structuurschets en gebiedsgerichte aanpak Het lokaal gezondheidsbeleid heeft vele raakvlakken met lokaal sociaal beleid, hetgeen gezien kan worden als paraplu boven het gezondheidsbeleid. Lokaal sociaal beleid stelt doelstellingen op het gebied van sociale structuur en voorzieningen. Deze vorm van beleid wordt ontwikkeld door de provincie en de gemeenten. In opdracht van deze partijen heeft het Provinciaal Ontwikkelingsinstituut voor Zorg en Welzijn (POZW) met een rapport2 de basis gelegd voor een beschrijving van de sociale structuur van de regio Noord Groningen. Naast cijfers over demografie, werkloosheid en voorzieningen, geeft dit rapport aan op welke punten in de regio beleid nodig is om de sociale structuur te versterken. Vier thema’s zijn benoemd als beleidsprioriteit: 1. Ondersteuning mantelzorg 2. Ontwikkeling steunpunten/steunstees 3. Participatie risicogroepen 4. Professionalisering peuterspeelzalen Binnen het programma wordt een gerichte aanpak voor Noord-Groningen voorgesteld. 3.1.2 Regiovisies In voorafgaande jaren zijn door de provincie Groningen en een breed netwerk van partners een aantal regiovisies opgesteld rond de thema’s geestelijke gezondheidszorg, gehandicaptenbeleid en ouderenzorg. Elke van deze rapporten beschrijft de knelpunten in de betreffende sector en schetst een beeld van de gewenste ontwikkeling. Momenteel (2003) is de provincie bezig met de voorbereiding van de regiovisie 'Zorg in samenhang'. 3.1.3 Convenant Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGz) Alle 25 Groningse gemeenten hebben een convenant ondertekend, waarin zij zichzelf verplichten een lokaal OGGz-beleid te formuleren en een samenwerkingsverband te vormen met ‘partijen’ die een rol kunnen spelen bij de aanpak van OGGz-problematiek3. Belangrijke partijen zijn onder meer de GGz, het algemeen maatschappelijk werk, de verslavingszorg, de GGD, de politie en woningcorporaties. De OGGz is gericht op zogeheten zorgmijders. Het gaat daarbij om sociaal kwetsbare mensen. Hun problemen komen naar buiten, omdat zij zich openlijk onaangepast gedragen en hun omgeving overlast bezorgen. Maar er kan ook sprake zijn van stille problematiek, die (vrijwel) alleen achter de voordeur zichtbaar is. Er is meestal sprake van een combinatie van problemen. Daarom is samenwerking van hulpverleners en andere instanties voorwaarde voor een zinvolle aanpak. Samenwerking bevordert bovendien vroegtijdige signalering. Als die vervolgens leidt tot snelle interventie, wordt de schade voor betrokkene en zijn omgeving beperkt. Er behoeft dan minder vaak te worden gegrepen naar vergaande maatregelen als huisuitzetting of opname in een voorziening. De gemeenten in Noord-Groningen hebben hun handtekening onder het OGGz-convenant onderstreept door dit beleidsthema ook aan de orde te stellen in het kader van hun lokaal sociaal beleid4. Hiermee wordt aangegeven dat er bij OGGz niet alleen sprake is van mensen met problemen, maar ook van een samenleving die daarvan hinder ondervindt of ermee begaan is. Voor die samenleving – dat wil zeggen de inwoners - is het belangrijk dat zij overlast, vervuiling en (huiselijk) geweld ergens kan melden en dat vervolgens effectieve actie wordt ondernomen. Door het bieden van een mogelijkheid om signalen te melden maken gemeenten gebruik van de betrokkenheid van hun burgers om te voorkomen dat OGGz-problematiek verder uit de hand loopt. Uit onderzoek dat in opdracht van de gemeenten en de provincie is uitgevoerd blijkt dat zeker inwoners die als noaber of
2 3 4
POZW (2001) “Kengetallen voor Lokaal Sociaal Beleid Noord Groningen 2001” Convenant voor de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg in de provincie Groningen, oktober 2001 Nl. in het onderdeel ‘participatie risicogroepen’. (Zie ook 4.1.1.).
BASISNOTA DE MARNE Versie 2.0 14/05/04
13
vrijwilliger in aanraking komen met kwetsbare inwoners behoefte hebben aan een punt waar ze hun signalen kunnen afgeven5.
5
Vergroting van sociale participatie van risicogroepen – inventarisatie van activiteiten in Noord-Groningen, Bureau Berghuis, Zuidwolde/Groningen, juli 2002. In dit rapport wordt ondermeer geconcludeerd dat maatschappelijke organisaties meer problemen op het gebied van sociaal isolement aantreffen dan de gemeenten (p. 32).
BASISNOTA DE MARNE Versie 2.0 14/05/04
14
HOOFDSTUK 4 GEZONDHEID IN NOORD-GRONINGEN In dit hoofdstuk wordt een beeld gegeven van de gezondheidssituatie van de Noord-Groningse bevolking en wel het westelijke deel, dat wordt gevormd door de gemeenten De Marne, Winsum, Eemsmond, Loppersum, Bedum, Ten Boer en Slochteren. Het geschetste beeld is een korte samenvatting van het GGD Gezondheidsprofiel 2002 dat voor deze zeven gemeenten is opgesteld. De nadruk ligt op de opvallende punten uit het profiel. Voor een volledige en meer gedetailleerde weergave wordt verwezen naar het profiel zelf. 4.1 Demografie Mede door een goede gezondheidszorg, toenemende welvaart en verbetering van hygiënische omstandigheden worden inwoners van Nederland steeds ouder. Er komen meer ouderen terwijl vrouwen gemiddeld minder kinderen krijgen. Door de jaren heen heeft dit geleid tot een toename van de demografische druk6. Een hoge demografische druk betekent dat er relatief weinig personen in de ‘productieve’ leeftijdsgroep zijn. De bevolking van de regio Noord-West is jonger dan het landelijk gemiddelde en de provincie Groningen. Van de bevolking van Nederland, provincie Groningen en de regio Noord-West Groningen waren er in het jaar 2000 respectievelijk 13,6%, 14,5% en 13,3% personen van 65 jaar en ouder. Per gemeente is het aandeel 65-plussers als volgt: Bedum 11,9%, Ten Boer 11,7%, Eemsmond 15,0%, Loppersum 13,1%, De Marne 15,3%, Slochteren 13,2% en Winsum 12,2%. Ten Boer is de jongste en De Marne is de meest vergrijsde gemeente binnen de regio. Gezondheid, ziekte en sterfte zijn sterk gerelateerd aan de leeftijdsopbouw van een gemeente en dat betekent dat de zorgbehoefte iets hoger is in De Marne. In alle gemeenten in de regio NW-Groningen is de demografische druk hoger dan het provinciale en landelijk gemiddelde. Dit komt in de meeste gemeenten door een relatief hoog aantal kinderen (0-19 jaar), maar dat geldt niet voor De Marne. De hoge demografische druk wordt daar veroorzaakt door het grote aantal ouderen. 4.2 Sociaal economische status De sociaal-economische status (SES) van mensen wordt bepaald door hun positie in de maatschappij. Verschillen in SES zijn van invloed op de gezondheid. Groepen met een lage SES leven t.o.v. die met een hoge SES minder gezond (meer risicogedrag), voelen zich zieker, hebben meer functiestoornissen, meer chronische ziektes en een slechtere kwaliteit van leven en daardoor ook een hogere medische consumptie. In gezondheidsonderzoek wordt de SES veelal bepaald aan de hand van het opleidingsniveau van de ondervraagde personen. Het opleidingsniveau van de inwoners van Noord-West Groningen is gemiddeld iets hoger dan landelijk en vergelijkbaar met het provinciale niveau. Verder is het percentage werklozen iets lager dan provinciaal (en vergelijkbaar met landelijk), zijn er iets minder WAO-ers t.o.v. provinciaal (en iets meer dan landelijk) en is het besteedbaar inkomen in de meeste gemeenten in NW iets lager dan het provinciale gemiddelde (en overal lager dan het landelijk gemiddelde). 4.3 Gezondheidstoestand De gezondheidstoestand van de bevolking kan beschreven worden met verschillende indicatoren. Op macroniveau kan dat aan de hand van gegevens over sterftecijfers en levensduur. Op meso-niveau kan dat aan de hand van gegevens over functiestoornissen, ervaren gezondheid, gebruik van de gezondheidszorg en medicijnen op basis van onderzoeksgegevens op groepsniveau (gezondheidsenquête, productiecijfers zorginstellingen, etc). De gemiddelde levensverwachting in de regio Noord-West Groningen is lichtjes hoger dan het landelijk gemiddelde en het voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfer is iets lager. Ondanks de lagere sterfte overlijden hier verhoudingsgewijs veel personen aan coronaire hartziekten. Vooral de sterfte door hartinfarcten valt op. Van de bevolking in Noord-West Groningen zegt 86% over een goede tot uitstekende gezondheid te beschikken. Dit percentage is hoger dan in de provincie Groningen (82%) en wordt zowel door leeftijd als SES verklaard. Het percentage personen met doorgemaakte ziekte wisselt per geslacht: uit de GGD Gezondheidsenquête blijkt dat 57% van de mannen en 71% van de vrouwen in Noord-West Groningen het afgelopen jaar één of meer ziekten of aandoeningen heeft gehad. Verder geeft 37% van de respondenten aan de afgelopen maand last te hebben gehad van één of meer psychische klachten, hetgeen vergelijkbaar is met provinciaal. In de leeftijdscategorie 20-34 jaar heeft reeds een 6
Dit is een maat voor de verhouding tussen het aantal personen in de zogenoemde ‘productieve’ (20-64 jaar) en de ‘nietproductieve’ leeftijdsgroep (jonger dan 20 jaar en ook 65 jaar en ouder).
BASISNOTA DE MARNE Versie 2.0 14/05/04
15
kwart beperkingen bij zware inspanningen en een tiende bij minder zware inspanningen, wat hoger is dan de provinciale cijfers (respectievelijk 21% en 7%). Verder blijkt dat 75-plussers in Noord-West Groningen in vergelijking met provinciaal iets minder vaak last hebben van functiestoornissen. 4.4 Gezondheidszorg In de gezondheidszorg wordt een onderscheid gemaakt in nulde lijn (preventieve onderzoeken veelal bij gezonde personen), eerste (huisarts, thuiszorg) en tweede lijn (ziekenhuis, verpleeghuis en categorale instellingen). Het gebruik van de eerste lijn is het hoogst, mede doordat het als voorportaal van de tweede lijn fungeert. Het gebruik van zorgvoorzieningen wordt in hoge mate bepaald door leeftijd en geslacht. Ouderen en vrouwen gebruiken meer zorgvoorzieningen. Ook de Sociaal Economische Status is een bepalende factor in het gebruik van deze voorzieningen. In Noord-West Groningen is de medische consumptie (huisartsbezoek, ziekenhuisopnames, medicijngebruik) vergelijkbaar met de rest van de provincie, evenals het aantal ziektes en aandoeningen in de bevolking. Over het algemeen is de bevolking redelijk tevreden over de dienstverlening van medische hulpverleners. In de provincie Groningen zijn gemiddeld 3 personen per 1000 inwoners in contact met de verslavingszorg, onder wie relatief erg weinig inwoners van Noord-West Groningen. Bereikbaarheid en toegankelijkheid van zorg zijn slechts gedeeltelijk punt van aandacht geweest in de gezondheidsenquête. Toch is het een belangrijk thema in de regio Noord-West Groningen. Geografisch gezien zitten inwoners van De Marne ver weg van voorzieningen als bijvoorbeeld het zieken of de GGD. Bij landelijke inentingscampagnes, bijvoorbeeld tegen meningitis, komt de GGD de regio in. Voor De Marne betekent dit wel dat mensen naar Winsum moeten reizen. Het aantal consultatiebureaus loopt terug. Over 10 jaar stoppen naar verwachting een aantal huisartsen met hun praktijk vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Het is niet duidelijk of er dan overal opvolging zal zijn. Van andere plattelandsgebieden is bekend dat steeds minder tandartsen zich nog willen vestigen buiten de grote steden. Het is van belang dat de gemeente de vinger aan de pols houdt omtrent deze ontwikkelingen en waar mogelijk een stimulerende rol heeft in de samenwerking tussen zorgverleners. Bijlage 5 bevat gegevens uit de lokale gezondheidsenquête. Een aantal zaken valt op: -er is vraag naar extra spreekuren door de huisarts, de tandarts en de fysiotherapeut in de avonduren en op zaterdag. Voor de huisarts is 13% bereid hier meer voor de betalen. Dit percentage ligt lager bij de tandarts en de fysiotherapeut; - ruim drie vijfde van de respondenten vindt dat er aparte spreekuren voor doktersassistenten of verpleegkundigen zouden moeten komen.
4.5 Leefwijze Gedrag is een belangrijke voorspeller van gezondheid en ziekte in de toekomst. Grote groepen in de bevolking vertonen één of meer van de volgende gedragskenmerken: roken, excessief alcoholgebruik, gebrek aan lichaamsbeweging, geringe consumptie van groente en fruit en overgewicht. Met name een combinatie van deze risicofactoren verhoogt de kans op het ontstaan van ziekte. De bevolking is – door kennisgebrek - zich soms onvoldoende bewust van de gezondheidsrisico’s die kleven aan haar manier van leven. Door doelmatig preventief beleid kan gezondheidswinst gerealiseerd worden. In De Marne, Winsum, Eemsmond, Loppersum, Bedum, Ten Boer en Slochteren is rookgedrag een substantieel volksgezondheidsprobleem: onder personen van middelbare leeftijd zijn veel rokers, hoewel er relatief minder zware rokers zijn. Onder personen van 20 jaar en ouder zijn verhoudingsgewijs iets meer alcoholgebruikers dan provinciaal, van wie bij 7% sprake is van (zeer) excessief alcoholgebruik, tegenover 8% in de provincie Groningen. Het sofdruggebruik is relatief laag onder zowel jongeren als ouderen. Het lichaamsgewicht is (vooral bij personen 45-64 jaar) aan de hoge kant en de helft van de bevolking beweegt te weinig. Wat betreft de voeding is de inname van groente, vis en fruit niet conform landelijke richtlijnen en kan dus beter. Onder de bevolking is gezondheidsinformatie gewenst over bewegen, voeding, stoppen met roken en de gevolgen van passief roken. Bij mensen ouder dan 65 jaar bestaat de meeste belangstelling voor gezonde voeding. 4.6 Maatschappelijk milieu Sociale contacten en eenzaamheid zijn belangrijke determinanten van (met name geestelijke) gezondheid en welzijn. Het aantal sociale contacten is van belang voor de mate van welzijn. Daarnaast draagt het vaak hebben van sociale contacten in hoge mate bij aan het tot stand komen van mantelzorg. Eenzaamheid komt onder ouderen meer voor.
BASISNOTA DE MARNE Versie 2.0 14/05/04
16
Van de bevolking in de regio Noord-West Groningen heeft 71% frequent contact met de buren, terwijl het provinciale percentage 66% is. Frequent contact met vrienden en familie komt overeen met de provinciale cijfers. 64% is lid van één of meer maatschappelijke verenigingen, hetgeen hoger is dan het provinciale percentage (58%). Van de bevolking in de regio Noord-West heeft een kwart last van eenzaamheid vergeleken met 27% in de provincie Groningen. Vergeleken met de provincie zijn er veel eenzame ouderen. In De Marne gaat het om zo’n 40% van de ouderen. Net als in de provincie verleent ongeveer vier vijfde van de bevolking in de regio Noord-West één of andere vorm van mantelzorg. Van de ouderen (veelal alleenstaand) in deze regio die behoefte hebben aan mantelzorg ontvangt 14% die niet, terwijl de bereidheid om desgevraagd kosteloos anderen te helpen er bij twee vijfde van de bevolking wel is: vraag en aanbod bereiken elkaar niet in dit geval. Op basis van de lokale cijfers uit De Marne blijkt deze conclusie overigens niet: slechts een enkele oudere geeft aan geen zorg van naasten te hebben ontvangen wanneer deze nodig was. De kennis van voorzieningen onder ouderen in Noord West Groningen is slecht, en dat geldt ook voor De Marne. Uit de lokale gegevens blijkt dat er met name een tekort aan kennis is over verhuiskosten, personenalarm, bijzondere bijstand en persoonsgebonden budget. Ouderen geven daarnaast aan behoefte te hebben aan informatie over lichaamsbeweging en gezonde voeding, hulpmiddelen en vervoersvoorzieningen. 4.7 Fysiek milieu De leefomgeving heeft grote invloed op de gezondheid, zowel rechtstreeks als via de beleving. Belangrijke factoren zijn o.a. luchtverontreiniging, veiligheid, geur, geluid en binnenmilieu. Gemeenten zijn medeverantwoordelijk voor het inrichten van de leefomgeving met bedrijven, wegen, woningen, scholen, speelterreinen en recreatiegebieden. Het gaat daarbij om ruimtelijke planning, openbare werken, verlening van milieu- en bouwvergunningen en de handhaving daarvan. Een ruime meerderheid van de bevolking in de regio Noord-West is tevreden over het leefklimaat van hun woonbuurt en woning en het overgrote deel voelt zich veilig in eigen woonbuurt. Ontevreden is men over katten- en hondenpoep: meer dan de helft van de bevolking heeft er hinder van. Inwoners van de regio Noord-West Groningen zouden graag zien dat de gemeente de volgende problemen met voorrang aanpakt (in volgorde van belangrijkheid): verkeersoverlast en parkeerproblemen, uitwerpselen huisdieren, onderhoud groenvoorzieningen, rommel op straat en onvoldoende voorzieningen voor de jeugd.
BASISNOTA DE MARNE Versie 2.0 14/05/04
17
Bijlage 2
Wat doet de gemeente De Marne direct of indirect aan gezondheidsbevordering en ziektepreventie? huidig beleid 2003
Relevante beleidsterreinen, met directe of indirecte relatie tot volkgezondheid 1.Ouder Kind Zorg: vroegsignalering 2. Kinderopvang 3.Toezicht op veiligheid speelveldjes en speeltuinen
Voert gemeente hierop beleid (is er een gemeentelijke beleidsnota)
Voert de gemeente activiteiten uit (is er een activiteitenprogramma)
Ja, regionaal
ja, regionaal en lokaal
Nee Ja,
Nee, wel regionaal Ja
college-besluit (1997) Nee 4.Hygiene in peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en basisscholen 5.Welzijn jeugd, Ja, jongeren, preventiebeleid ‘Óver jeugd gesproken’, beleidskader OnderwijsJeugd 2001-2004 6.Bevorderen van Ja sport en recreatie Startnotitie Sport in de gemeente De Marne, 2003 Nee 7.Welzijn Gehandicapten/ chronisch zieken 8.Sociaal cultureel Nee Werk in wording 9.Modernisering Ouderenzorg (wonen, project Wonen, Zorg en zorg en welzijn) Welzijn 10.Welzijn Ja Ouderen Nota Ouderenbeleid 1992-1994 11.Vrouwenopvang Nee 12.Maatschappelijke Nee opvang Nee 13.Verslavingszorgbeleid
Ja
Ja
Nee, nog niet m.u.v. Breedtesportprogramma Nee
Ja ja, seniorencomplexen Ja
Nee, wel provinciaal Nee, provinciaal Nee, provinciaal
14.Minimabeleid
Ja,
Ja
Nota Minimabeleid gemeente De Marne 2002 15. Lokaal sociaal beleid In wording In wording in wording 16.Openbare geestelijke ja, gezondheidszorg convenant OGGZ, 2001 beleidskader OGGZ Nee, incidentele actie 17. Bijzondere opneming Nee nodig in psychiatrische ziekenhuizen Ja Ja, in wording 18. Maatregelen ter bevordering van de Gemeentelijk verkeers- en verkeersveiligheid vervoerplan (2004) afzonderlijke 19. Bestrijding overmatig Ja, maatregelen. gebruik van Algemene Plaatselijke genotmiddelen Verordening, 2002 Nee 20.Uitvoering DrankJa, verordening en horecawet Algemene Plaatselijke Verordening, 2002 Nee, hoogstens Ja, verordening 21.Bouwvoorschriften toetsing bij ter bevordering van vergunningverlening hygiene en veiligheid Bouwverordening Gemeente De Marne, 2001 Ja 22.Aanleg en onderhoud Ja, riolering Gemeentelijk Rioleringsplan, 2003-2004 Nee Nee 23.Maatregelen bij constateren bovennormale bodemverontreiniging Ja Ja, 24.Groenbeleid/ gemeentewerken/ Beheersplan milieubeleid ja 25.Preventie legionella Ja,
26.Instandhouden indicatieorgaan thuiszorg, verpleeghuiszorg en verzorgingshuiszorg
Logboek Legionella Nee, regionaal
Regionaal
27.Wet voorzieningen gehandicapten
28.Wet collectieve preventie volksgezondheid 29.Wet ambulanceVervoer 30.Wet infectieziektenbestrijding 31. Wet GHOR 32.Ziekenfondswet (Logopedistenbesluit)
Ja, verordening
nee
Verordening Gehandicapten gemeente De Marne 2000 Provinciaal
Provinciaal
Provinciaal
Provinciaal
Provinciaal
Provinciaal
Provinciaal Jaarevaluatie
provinviaal Nee
Bijlage 4
Gezondheidsprofiel Noord-West Groningen 2002 Bedum, De Marne, Eemsmond, Loppersum, Ten Boer, Slochteren en Winsum
november 2002
Hulpverleningsdienst GGD Groningen, stafafdeling sectie epidemiologie J. Broer E. Spijkers Postbus 584 9700 AN Groningen Voor vragen: 050 – 367 4126 050- 367 4127
[email protected] [email protected]
INHOUDSOPGAVE
pagina
Inleiding
3
Demografie Leeftijdsopbouw Demografische druk Geboortecijfers Allochtonen
4 4 5 6 7
Sociaal economische status en (volks)gezondheid Sociaal-economische gezondheidsverschillen Werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en besteedbaar inkomen Levensduur en levensverwachting Regionale sterfteverschillen Ervaren gezondheid en doorgemaakte ziekten in het voorafgaande jaar Functiestoornissen
8 8 9 10 10 11 11
Gezondheidszorg Ziekenhuisontslagdiagnosen Consultatie hulpverleners gezondheidszorg Contacten met de geestelijke gezondheidszorg Contacten met de verslavingszorg Tevredenheid over de hulpverlening Medicijngebruik Wachtlijsten Bevolkingsonderzoek borstkanker Bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker
13 13 13 14 15 16 16 17 17 18
Infectieziektebestrijding Registratie infectieziekten Rijksvaccinatieprogramma Influenza vaccinatie Veteranenziekte (Legionella) Seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA) Technische hygiëne zorg
19 19 19 19 20 21 22
Leefwijze Roken Softdruggebruik Alcohol Lichaamsgewicht en lichaamsbeweging Gezonde voeding en informatiebehoefte Leefwijze en vermijdbare sterfte in perspectief
23 23 23 24 25 27 27
Maatschappelijk milieu Sociale contacten en eenzaamheid Mantelzorg Kindermishandeling
28 28 28 28
Fysiek milieu (leefomgeving) Binnenmilieu Waardering woning en woningomgeving Hinder door geluid en geur Overlast Wet voorzieningen gehandicapten (WVG) en vervoersmogelijkheden
29 29 29 29 31 31
Opvallende punten in het gezondheidsprofiel in Noord-West Groningen
32
Gezondheidsprofiel Noord-West Groningen
GGD Groningen sectie epidemiologie
pagina
2
INLEIDING Het lokale gezondheidsprofiel Noord-West Groningen is samengesteld uit gegevens van diverse bronnen. De meeste lokale cijfers zijn afkomstig uit de GGD-Gezondheidsenquête 2002. Dit betreft een vragenlijst die is toegestuurd aan een representatieve steekproef van de bevolking van de provincie Groningen (6764 personen waaronder 1002 vragenlijsten aan inwoners van Noord-West Groningen. Voor personen van 20-64 jaar en voor personen van 65 jaar en ouder zijn aparte vragenlijsten gebruikt. Uit dit gegevensbestand is de informatie van inwoners van de gemeenten De Marne, Winsum, Eemsmond, Loppersum, Bedum, Ten Boer en Slochteren gebundeld tot de regio Noord-West Groningen. In de regio Noord-West is door 61% van de aangeschreven personen een ingevulde vragenlijst teruggestuurd (vergeleken met 57% in de provincie Groningen). Deelname naar leeftijd en geslacht en regio (percentages). regio Noord-West provincie Groningen
20 – 34 jaar man vrouw 46 72 42 62
35 – 49 jaar man vrouw 57 68 49 64
50 – 64 jaar man vrouw 52 64 56 63
65 jaar en ouder man vrouw 54 65 61 55
Totaal man vrouw 53 68 51 61
De respons is in vergelijking met voorgaande jaren iets teruggelopen. In 1998 was de respons hoger in de provincie Groningen nog 62% ( 69% in Noord-West). De teruglopende respons kan verklaard worden door het grotere aantal vragenlijsten dat mensen voorgelegd krijgen (mensen hebben er geen zin meer in). Daarnaast was de vragenlijst in het jaar 2002 omvangrijker dan in voorgaande jaren. In de toekomst zal de lengte van de gezondheidsenquête dus kritisch bezien moeten worden. In dit gezondheidsprofiel worden referentiecijfers uit 1998 alleen gemeld indien er duidelijke veranderingen hebben plaatsgevonden ten opzichte van de uitkomsten in 2002. Leeftijd en geslacht zijn belangrijke voorspellers van de gezondheidstoestand. Daarom wordt eerst aandacht besteed aan de leeftijdsstructuur van de bevolking van de gemeenten in Noord-West Groningen. Daarnaast is de sociaal-economische status van de bevolking van belang. Het bestaan van sociaal-economische gezondheidsverschillen (SEGV) is een belangrijk aanknopingspunt voor lokaal gezondheidsbeleid. Regionale gezondheidsverschillen worden voor een belangrijk deel verklaard door sociale en economische factoren. Verkleinen van SEGV overstijgt het beleidsterrein van de volksgezondheid. Daarvoor zijn met name ook andere beleidsterreinen nodig (arbeid, huisvesting, onderwijs, welzijn, etc.). Door preventieve programma’s van volksgezondheid kan gezondheid bevorderd worden en kunnen ziekte en sterfte voorkomen of uitgesteld worden. Ook door gezondheidsvoorlichting en opvoeding (GVO) kan gezondheidswinst geboekt worden, vooral als deze programma’s ondersteund worden door regelgeving.
Gezondheidsprofiel Noord-West Groningen
GGD Groningen sectie epidemiologie
pagina
3
DEMOGRAFIE Mede door een goede gezondheidszorg, toenemende welvaart en verbetering van hygiënische omstandigheden worden inwoners van Nederland steeds ouder. Er komen meer ouderen, terwijl er sprake is van een afname van het aantal geboren kinderen per Nederlandse vrouw. Dit resulteert in een toename van de demografische druk. Leeftijdsopbouw De bevolking van de regio Noord-West is jonger dan het landelijk gemiddelde en de provincie Groningen. Van de bevolking van Nederland, provincie Groningen en de regio Noord-West Groningen waren er in het jaar 2000 respectievelijk 13,6%, 14,5% en 13,3% personen van 65 jaar en ouder. In de gemeenten regio NW is het aandeel 65-plussers: Bedum (11,9%), Ten Boer (11,7%), Eemsmond (15,0%), Loppersum (13,1%), De Marne (15,3%), Slochteren (13,2%) en Winsum (12,2%). Ten Boer is de jongste en De Marne is de meest vergrijsde gemeente binnen de regio. Gezondheid, ziekte en sterfte zij sterk gerelateerd aan de leeftijdsopbouw van een gemeente en dat betekent dat de zorgbehoefte iets hoger is in gemeente De Marne. In de figuur hieronder is de leeftijdsstructuur van de zeven gemeenten vergeleken met de provincie Groningen en Nederland (mannen linker- en vrouwen aan de rechterzijde). Het valt op in de bevolkingspiramides dat twintigjarigen ondervertegenwoordigd zijn in de regio Noord-West.
Leeftijdsklasse Leeftijdsklasse
95+ jr 90-94 jr. 85-89 jr 80-84 jr 75-79 jr 70-74 jr. 65-69 jr 60-64 jr 55-59 jr 50-54 jr. 45-49 jr 40-44 jr 35-39 jr 30-34 jr. 25-29 jr 20-24 jr 15-19 jr 10-14 jr. 5- 9 jr 1- 4 jr 0 jr
Leeftijdsklasse
Bedum 95+ jr 90-94 jr. 85-89 jr 80-84 jr 75-79 jr 70-74 jr. 65-69 jr 60-64 jr 55-59 jr 50-54 jr. 45-49 jr 40-44 jr 35-39 jr 30-34 jr. 25-29 jr 20-24 jr 15-19 jr 10-14 jr. 5- 9 jr 1- 4 jr 0 jr
95+ jr 90-94 jr. 85-89 jr 80-84 jr 75-79 jr 70-74 jr. 65-69 jr 60-64 jr 55-59 jr 50-54 jr. 45-49 jr 40-44 jr 35-39 jr 30-34 jr. 25-29 jr 20-24 jr 15-19 jr 10-14 jr. 5- 9 jr 1- 4 jr 0 jr -4.0%
1999-1999
Eemsmond
1999-1999
Slochteren
1999-1999
-2.0%
0.0%
2.0%
Gezondheidsprofiel Noord-West Groningen
Winsum
1999-1999
De Marne
Ten Boer
1999-1999
Loppersum
GGD Groningen
4.0%
-4.0%
-2.0%
1999-1999
0.0%
2.0%
GGD Groningen sectie epidemiologie
1999-1999
1999-1999
Nederland
4.0%
-4.0%
-2.0%
1999-1999
0.0%
pagina
2.0%
4.0%
4
Met name in de laatste levensfase, bij hoogbejaarden, is de zorgbehoefte groter. In de onderstaande tabel zijn de percentages ouderen per 5-jaarsgroep per gemeente weergegeven. Vooral in de gemeenten Eemsmond en de Marne wonen relatief veel ouderen en door de gelijkmatige oververtegenwoordiging per leeftijdsgroep zal dat de komende jaren het geval blijven. De gemeente ten Boer is en blijft voorlopig de ‘jongste’ gemeente.
Leeftijdspecifieke percentages ouderen per gemeente 2001 Nederland Bedum Ten Boer Eemsmond Loppersum De Marne Slochteren Winsum
5 4 3 2 1 0 65-69
70-74
75-79
80-84
85+
Demografische druk De demografische druk is een maat voor de verhouding tussen het aantal personen in de zogenoemde ‘productieve’ (20-64 jaar) en de ‘niet-productieve’ leeftijdsgroep (jonger dan 20 jaar en ook 65 jaar en ouder). Een hoge demografische druk betekent dat er relatief veel personen in de ‘niet-productieve’ leeftijdsgroep zijn. In de vijfjaarsperiode 1995-1999 is de demografische druk in de regio NW vergeleken met die in de provincie Groningen en Nederland. In alle gemeenten in de regio NW-Groningen is het aantal personen in de arbeidzame levensfase lager dan het provinciale en landelijk gemiddelde. Dit komt door een relatief hoog aantal kinderen (0-19 jaar).
Demografische druk per gemeente (1995 - 1999) Winsum Slochteren De Marne Loppersum Eemsmond Ten Boer Bedum provincie Groningen Nederland 50%
Gezondheidsprofiel Noord-West Groningen
55%
60%
65%
GGD Groningen sectie epidemiologie
70%
75%
pagina
5
Geboortecijfers Het vruchtbaarheidscijfer in de provincie Groningen (44,6 per 1000 vrouwen 15-49 jaar) is lager dan het Nederlandse gemiddelde (48,7 per 1000). In de regio NW Groningen worden meer kinderen geboren dan elders in de provincie Groningen. In de gemeenten Bedum, Eemsmond, Slochteren en Winsum is het voor leeftijd gecorrigeerde vruchtbaarheidscijfer ook hoger dan het landelijk gemiddelde. Geboortecijfers en gestandaardiseerd vruchtbaarheidscijfer per gemeente (1995-1999) Nederland Ten Boer De Marne
provincie Groningen Eemsmond Slochteren 48.7
12.4
Bedum Loppersum Winsum
50.6 44.6
52 46.4
54.8 54.6 48 46.6
14.6 12.1 11.6 10.8 13.2 13.5 11.5 12.7
aantal geboorten per 1000 vrouwen
Gezondheidsprofiel Noord-West Groningen
aantal geboorten per 1000 vrouwen 15-49 jaar
GGD Groningen sectie epidemiologie
pagina
6
Allochtonen Door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) wordt iemand tot de groep allochtonen gerekend indien één of beide van zijn/haar ouders niet in Nederland geboren is. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in eerste en tweede generatie allochtonen. De eerste generatie bestaat uit personen die zelf in het buitenland geboren zijn en de tweede generatie uit personen die in Nederland zijn geboren met tenminste één in het buitenland geboren ouder. Van belang is ook het onderscheid tussen niet-westerse en westerse allochtonen: tot de niet-westerse allochtonen worden gerekend personen die hun herkomst hebben in Turkije, Afrika, Azië (m.u.v. Nederlands Indië, Indonesië en Japan die om sociaal-economische redenen niet tot allochtonen gerekend worden) en Latijns-Amerika. Niet-Nederlanders zijn personen die niet de Nederlandse nationaliteit hebben. De gezondheidstoestand van allochtonen en niet-Nederlanders kan door diverse redenen verschillend zijn. In de eerste plaats is de leeftijdsopbouw van deze bevolkingsgroepen relatief jong. Ook door de emigratie naar Nederland, de nieuwe omgeving, een andere levenswijze, culture verschillen en maatschappelijke achterstand staat de gezondheidstoestand van allochtonen meer onder druk. Behalve taalen cultuurbarrières is er bij medische hulpverleners soms onvoldoende kennis over het voorkomen van bepaalde ziekten in de herkomstlanden en de behandeling daarvan. Om die reden vergt de medische zorg voor allochtonen en niet-Nederlanders meer inspanning dan de reguliere zorg. In onderstaande tabel staat het percentage niet-Nederlanders en niet-westerse allochtonen weergegeven. Het percentage niet-westerse allochtonen en niet-Nederlanders in de provincie Groningen is de helft van de landelijke cijfers. In de regio Noord-West Groningen wonen in vergelijking met de Nederlandse en provinciale cijfers opmerkelijk weinig niet-westerse allochtonen (maar minder dan de landelijke referentiecijfers) en weinig personen met de niet-Nederlandse nationaliteit. Niet-Nederlanders en niet-westerse allochtonen per gemeenten (CBS, 2000) Nederland Ten Boer De Marne
provincie Groningen Eemsmond Slochteren
Bedum Loppersum Winsum
8.9
4.5
4.1
2 0.6
1.3 1.3 0.9 0.9 0.8 1.1
Niet-Nederlandse nationalteit
Gezondheidsprofiel Noord-West Groningen
0.9
1.7 1.6 1.4 1.1
1
1.8
niet westerse allochtonen
GGD Groningen sectie epidemiologie
pagina
7
SOCIAAL ECONOMISCHE STATUS EN (VOLKS)GEZONDHEID De sociaal-economische status (SES) van personen wordt bepaald door de positie die mensen innemen in de maatschappij. Daarbij kan een klasse- en statuscomponent worden onderscheiden. De klassencomponent reflecteert de materiele hulpbronnen waarover iemand beschikt (inkomen, woning, bezit) en de statuscomponent reflecteert vooral de verschillen in kennis, houding en gedrag (leefwijze, risicofactoren). Sociaal-economische gezondheidsverschillen De sociaal-economische positie van de bevolking weerspiegelt zich ook in de ziekte- en sterftecijfers. Sociaal-economische gezondheidsverschillen berusten op twee verschillende mechanismen: oorzakelijk (een ongezonde leefwijze leidt op termijn tot een slechte gezondheid) en sociale selectie (personen met een slechte gezondheid en lagere opleiding hebben minder kans op de arbeidsmarkt). De oorzakelijke bijdrage is de belangrijkste oorzaak van gezondheidsverschillen. Het gebruik van zorgvoorzieningen wordt in hoge mate bepaald door leeftijd en geslacht. Ouderen en vrouwen gebruiken meer zorgvoorzieningen. Daarnaast hebben groepen met een lage sociaal-economische status een minder gezonde leefwijze (meer risicogedrag) en een hogere medische consumptie. Dit hogere gebruik van medische voorzieningen wordt vooral bepaald doordat betreffende groepen meer functiestoornissen hebben, zich zieker voelen, meer chronische ziekten hebben, een slechtere kwaliteit van leven hebben en ook eerder overlijden. In gezondheidsonderzoek wordt de SES veelal bepaald aan de hand van het voltooide opleidingsniveau van de ondervraagde personen. Uit onderstaande tabel blijkt dat het opleidingsniveau van de beroepsbevolking inwoners van Noord-West Groningen iets hoger is dan het landelijke gemiddelde en vergelijkbaar is met het provinciale gemiddelde. Opleidingsniveau beroepsbevolking in Nederland in 1999 en provincie Groningen in 2002 (percentages) Subregio
Laag
Midden-laag
Midden-hoog
Hoog
Noord-West Totaal provincie Groningen Nederland
9 10 14
29 29 24
41 37 40
21 24 22
Laag=basisonderwijs
Midden-laag=LBO, MAVO
Gezondheidsprofiel Noord-West Groningen
Midden-hoog=HAVO, MBO
GGD Groningen sectie epidemiologie
Hoog=HBO, universiteit
pagina
8
Werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en besteedbaar inkomen Uit cijfers van het CBS in het jaar 2000 blijkt dat de werkloosheid in NW-Groningen vergelijkbaar is met het landelijk gemiddelde (4% van de beroepsbevolking is werkloos). De regionale arbeidsbureaus hanteren een andere maat voor werkloosheid namelijk niet-werkende werkzoekenden (NWW) en dat cijfers is ruim drie keer zo hoog als het cijfer dat door het CBS wordt berekend op basis van de enquête beroepsbevolking. Het percentage werklozen is in Noord-West Groningen lager dan het provinciale gemiddelde van 13,6% (bron Provinciaal Onderzoeksinstituut Zorg en Welzijn). Bij werklozen gaat het vooral om personen met een laag opleidingsniveau en oudere personen. Bij laag opgeleide personen bedraagt de werkloosheid 15% tegen 3% bij hoog opgeleide personen met een hoog opleidingsniveau. Arbeidsongeschiktheid (CBS, 2000), werkloosheid (POZW, 2000) en besteedbaar inkomen (1999) Nederland provincie Groningen Bedum Ten Boer Eemsmond Loppersum De Marne Slochteren Winsum
13.7 11.4 10.410.4 6.7 7.3
8.9 7
Niet Werkende Werklozen (%)
9.4
11
10.110.2
10.9 9.1
7.2
9.4
10.4 8.1
WAO-ers (% van bevolking 20-64 jaar)
9.5 9.5 9.2 8.9 9.1 9.4 9.7 9.5
Gemiddeld besteedbaar inkomen p.p. in 1000 euro per jaar
Uit gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (2000) blijkt dat het aantal arbeidsongeschikten als percentage van de bevolking van 20-64 jaar oud in NW-Groningen (9,6%) iets lager is dan het provinciale gemiddelde (10,1%) en iets hoger is dan landelijke gemiddelde (9,4%). Het percentage arbeidsongeschikten neemt sterk toe met de leeftijd. Het gemiddelde besteedbare inkomen (CBS, 1999) in de provincie Groningen is 10% lager dan het landelijk gemiddelde. Het besteedbaar inkomen is in de meeste gemeenten in de regio NW weer iets lager dan het provinciaal gemiddelde.
Gezondheidsprofiel Noord-West Groningen
GGD Groningen sectie epidemiologie
pagina
9
Gezondheidstoestand De gezondheidstoestand van de bevolking kan beschreven worden met verschillende indicatoren. Op macroniveau kan dat aan de hand van gegevens over sterftecijfers en levensduur. Op meso-niveau kan dat aan de hand van gegevens over functiestoornissen, ervaren gezondheid, gebruik van de gezondheidszorg en medicijnen op basis van onderzoeksgegevens op groepsniveau (gezondheidsenquête, productiecijfers zorginstellingen, et cetera). Op microniveau kan gebruik worden gemaakt van informatie van sleutelfiguren. Levensduur en levensverwachting Uit onderzoek van de GGD Groningen blijkt dat de levensverwachting in de regio Noord-West Groningen gunstig afsteekt bij het landelijk gemiddelde. In de periode 1995-1999 was de gemiddelde levensverwachting in Nederland voor vrouwen en mannen respectievelijk 80,2 en 74,6 jaar. De levensverwachting in de regio Noord-West Groningen is bij vrouwen en mannen respectievelijk 80,6 en 75,2 jaar. Levensduur in Noord-West-Groningen en Nederland (1995-1999)
mannen
vrouwen 80.2
Nederland
74.6 80.6
NW-Groningen
75.2 levensduur in jaren
Op 65 jarige leeftijd is de leeftijdverwachting voor vrouwen 19 en voor mannen 15 jaar. Bij deze resterende levensverwachting treden eerst meer functiestoornissen op, daarna gaat de ervaren lichamelijke gezondheid achteruit en pas op het laatst gaat de geestelijke gezondheid achteruit (zie onderstaande tabel). Rond het 70ste levensjaar gaan functiestoornissen en beperkingen de kwaliteit van leven nadelig beïnvloeden. Rond het 74-ste levensjaar word door de meeste ouderen de gezondheid als ‘minder goed’ ervaren. De geestelijke gezondheid blijft het langst op pijl. Levensverwachting in Nederland bij 65-jarigen (1990-1998, bron SCP 2001)
Levens verwachting man vrouw 19 1997 15
Levensverwachting zonder beperkingen man vrouw 5,0 4,4
Levensverwachting in goede ervaren gezondheid man vrouw 8,6 9,2
Levensverwachting in goede geestelijke gezondheid man vrouw 13,7 16,6
Regionale sterfteverschillen Regionale sterfteverschillen worden voor een belangrijk deel verklaard door de sociaal-economische status. Onderzoek door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne (RIMV) heeft aangetoond dat de totale levensverwachting van groepen met een lage SES 3,5 jaar korter is dan personen met een hoge SES. Het verschil in levensverwachting tussen SES-groepen is groter bij mannen (5 jaar) dan bij vrouwen (2,5 jaar). De verschillen in levensverwachting in als goed ervaren gezondheid zijn nog groter. Bevolkingsgroepen met een lage SES leven 15 jaar korter in goede gezondheid vergeleken met die met een hoge SES (NIPG-TNO, 2002). In onderstaande tabel staat de top-10 van doodsoorzaken in de provincie Groningen. Doodsoorzaken in de provincie Groningen (vijfjaarsgemiddelde 1995-1999) doodsoorzaak
SMR man SMR vrouw 111* 117 * ∂ ziekten kransslagader hart 96 97 • beroerte 102 109 * ÷ longkanker 105 106 ≠ cara 107 118 * ≡ kanker dikke- en endeldarm 75 * 73 * ≈ longontsteking 108 94 … borstkanker 109 112 ⏐ diabetes (suikerziekte) * * 134 148 ⎯ maagkanker 99 ↵ prostaatkanker 101 alle doodsoorzaken (totale sterfte) 103 *
aantal overleden mannen per jaar 506 185 277 180 87 74 1 42 62 97 2756
aantal overledenen vrouwen per jaar 376 295 71 98 100 104 125 71 36 0 2792
totaal aantal per jaar (m+v) 881 480 348 278 187 178 126 113 98 97 5548
SMR (standardised mortality ratio) verhoudingsgetal waarbij Nederland als referentie de waarde 100 heeft. * dit getal wijkt statistisch significant af (p<0.05) van Nederlands gemiddelde (verschil is niet op toeval herleidbaar). Gezondheidsprofiel Noord-West Groningen GGD Groningen sectie epidemiologie pagina
10
De voor leeftijd gecorrigeerde sterfte is bij Groninger mannen 3% hoger dan landelijk. In de provincie Groningen is significant hogere sterfte door ziekten van de kransslagader van het hart, longkanker (alleen mannen), dikke darm kanker (alleen vrouwen) en maagkanker. De sterfte door longkanker bij mannen vertoont een licht dalende trend terwijl het aantal gevallen van longkanker onder vrouwen sterk toeneemt (van gemiddeld 43 per jaar in 1985-1989 tot 71 per jaar in 1995-1999 en dat is een toename van 65%). Niet in de top-10 genoemd maar wel vermeldenswaard is hogere sterfte door zelfdoding onder mannen. In de periode 1995-1999 overleden per jaar in de provincie Groningen gemiddeld 65 personen per jaar ten gevolge van zelfdoding (46 mannen en 19 vrouwen). Na correctie voor leeftijd blijkt dat de suïcidesterfte bij Groninger mannen 25% hoger is dan landelijk. De hogere sterfte door zelfdoding concentreert zich voor het grootste deel in de stad Groningen. De sterfte aan longontstekingen is een kwart lager dan landelijk. Ziekten van de kransslagader van het hart (hartinfarcten en angina pectoris) komen in Groningen significant vaker voor dan in Nederland. Het voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfer is in NW-Groningen iets lager dan landelijk. Het voor leeftijd gecorrigeerde verhoudingsgetal (SMR) bedraagt voor de periode 1995-1999 voor de regio Noord-West Groningen 98 voor mannen en 99 voor vrouwen (waarbij het Nederlandse referentiegetal 100 bedraagt). Ondanks dat de lagere sterfte in de regio Noord-West overlijden er verhoudingsgewijs veel personen in Noord-West Groningen aan coronaire hartziekten. Vooral de sterfte door hartinfarcten valt op. De piek van de epidemie aan hartinfarcten werd in de jaren zeventig van de vorige eeuw geregistreerd. Sedert de zeventiger jaren is de sterfte aan hartinfarcten in Nederland en in mindere mate in Noord-West Groningen met bijna de helft gedaald. Deze opmerkelijke sterftedaling wordt deels verklaard door een gezondere leefwijze en deels door een betere hulpverlening (ambulances) en behandeling (geneesmiddelen, hartbewaking). Uit onderzoek van de GGD Groningen (ziekenhuisontslagdiagnosen) is gebleken dat er in Groningen verhoudingsgewijs veel personen thuis overlijden aan een hartinfarct. Bij de top-4 van doodsoorzaken (hartinfarct, beroerte, longkanker, CARA) valt op te merken dat deze doodsoorzaken gerelateerd zijn aan roken. Deze ziekten zijn voor een deel vermijdbaar door preventie. Ervaren gezondheid en doorgemaakte ziekten in het voorafgaande jaar Van de bevolking in Noord-West Groningen zegt 86% over een goede tot uitstekende gezondheid te beschikken. Dit percentage is hoger dan in de provincie Groningen (82%) en wordt zowel door leeftijd als SES verklaard. Een minder goede gezondheid hangt zowel samen met een hogere leeftijd als met lage SES. Bijna tweederde van de respondenten van de provincie Groningen (65%) heeft een aandoening of ziekte aangekruist in een overzichtslijst en in Noord-West Groningen was dat 64%. Het percentage personen met doorgemaakte ziekte wisselt per geslacht: 57% van de mannen en 71% van de vrouwen in Noord-West Groningen heeft de afgelopen 12 maanden 1 of meer ziekten of aandoeningen gehad. Verder heeft 37% van de respondenten in Noord-West Groningen de afgelopen maand last van 1 of meer psychische klachten ten opzichte van 38% onder de totale Groninger bevolking. Functiestoornissen Op 50-jarige leeftijd heeft reeds de helft van de bevolking last van beperkingen in algemeen dagelijkse levensverrichtingen (ADL) zoals boodschappen dragen, buigen, douchen, trappen lopen, tillen (zie figuur hieronder). ADL-beperkingen hebben een negatieve uitwerking op de kwaliteit van leven. Bij één op de vijf 20-jarigen doen zich één of meer ADL-beperkingen voor tot 84% bij personen van 80 jaar en ouder. Voor het overgrote deel gaat het hierbij om gezondheidsgerelateerde chronische functiestoornissen, die vaker voorkomen bij personen met een lage sociaal-economische status. Voor een deel kunnen deze functiestoornissen worden voorkomen door een gezonde leefwijze en een goede lichamelijk conditie (niet roken, voldoende bewegen, gezonde voeding, minder over- en onderspanning). Vrouwen hebben op alle leeftijden vaker ADL- functiestoornissen dan mannen. De meest voorkomende functiestoornis doet zich voor bij zeer inspannende activiteiten (tillen van zware voorwerpen, hardlopen of Functiestoornissen naar leeftijd in de provincie Groningen (%) 100
Man
Vrouw
80 60 40 20 0 20-29
30-39
Gezondheidsprofiel Noord-West Groningen
40-49
50-59
60-69
GGD Groningen sectie epidemiologie leeftijd
70-79
80-89
pagina
11
deelname aan inspannende sporten). Uit onderstaande tabel blijkt dat een kwart van de ondervraagden in de leeftijdscategorie 20-34 jaar moeite heeft met zeer inspannende activiteiten. Een tiende van deze respondenten is beperkt in minder inspannende activiteiten tegenover 7% in de provincie. Verder blijkt dat 75-plussers in Noord-West Groningen iets minder vaak last hebben van functiestoornissen. Functiestoornissen naar leeftijd in Noord-West Groningen en de provincie Groningen (percentages) Type functiestoornis
Zeer inspannende activiteiten Minder inspannende activiteiten Enkele trappen lopen Buigen, tillen, bukken Blokje om lopen Eten, aankleden, douchen, toilet
Gezondheidsprofiel Noord-West Groningen
20-34 jaar 35-49 jaar 50-64 jaar 65-74 jaar 75 en ouder N-W Prov N-W Prov N-W Prov N-W Prov N-W Prov 24 21 27 32 40 44 66 69 74 79 11 7 13 13 10 17 30 31 50 54 5 7 15 14 17 22 43 45 63 65 8 8 16 15 14 20 35 37 56 55 1 2 6 5 5 10 26 24 48 44 2 2 4 4 1 4 6 9 24 23
GGD Groningen sectie epidemiologie
pagina
12
GEZONDHEIDSZORG In de gezondheidszorg wordt een onderscheid gemaakt in nulde lijn (preventieve onderzoeken veelal bij gezonde personen), eerste (huisarts, thuiszorg) en tweede lijn (ziekenhuis, verpleeghuis en categorale instellingen). Beknopt wordt ingegaan op voornoemde onderdelen van de gezondheidszorg. Mensen maken veelvuldig gebruik van de eerstelijns gezondheidszorg. In de gezondheidsenquête van de GGD is daarom gevraagd naar gebruik van hulpverleners. Tevens is nagegaan in hoeverre men tevreden is over de dienstverlening van deze hulpverleners. Daarnaast worden cijfers gepresenteerd over medicijngebruik en globaal iets over wachtlijsten. Ziekenhuisontslagdiagnosen De GGD Groningen heeft gegevens van alle ziekenhuisopnames geanalyseerd. In Nederland wordt per jaar 7,9% van de mannen en 9,3% van de vrouwen in een ziekenhuis opgenomen. Omdat sommige patiënten meerdere keren per jaar worden opgenomen ligt het feitelijke aantal opnames iets hoger: 8,7 per 100 mannen 10,2 per 100 vrouwen. Vrouwen worden dus vaker in een ziekenhuis opgenomen dan mannen. Ook leeftijd is van belang. Hoe ouder, hoe meer kans op een ziekenhuisopname. Na correctie voor de leeftijdsopbouw blijkt dat voor de regio Noord-West Groningen het aantal ziekenhuisopnames voor mannen iets lager is dan landelijk en bij vrouwen overeenstemt met het landelijk patroon. Consultatie hulpverleners gezondheidszorg Uit onderstaande tabel blijkt dat de bevolking in Noord-West Groningen nagenoeg even veel gebruik maakt van medische zorgverleners dan elders in de provincie Groningen. Iets meer dan de helft van de bevolking (55%) in de regio Noord-West heeft in de drie voorafgaande maanden contact gehad met de huisarts en 38% bracht een bezoek aan de tandarts. De medisch specialist is door 19% van de bevolking in Noord-West Groningen bezocht. Een hogere leeftijd en lage SES zijn gerelateerd met frequenter bezoek aan de huisarts. In het hele jaar 2000 heeft 76% van de Nederlandse bevolking contact gehad met zijn of haar huisarts. Van de Nederlandse vrouwen bezocht 82% de huisarts en 69% van de mannen (CBS, 2000). Vijftien procent bezocht een polikliniek op het ziekenhuis. Contact met medische hulpverleners in de afgelopen 3 maanden in Noord-West Groningen (percentages) Noord-West Groningen Provincie Groningen Type hulpverlening
huisarts tandarts medisch specialist fysiotherapeut thuiszorg alternatief genezer
Gezondheidsprofiel Noord-West Groningen
55 38 19 13 4 3
GGD Groningen sectie epidemiologie
55 39 21 12 5 4
pagina
13
Contacten met de geestelijke gezondheidszorg Een kwart van de bevolking van 20 jaar en ouder (23%) heeft per jaar last van één of meer ernstige psychische problemen (psychiatrische stoornis volgens DSM-III-R-systematiek). In onderstaande tabel staan de diagnosen weergegeven. Omdat een persoon meer dan één stoornis kan hebben (zie regel ≥2 stoornissen) is de som van het aantal afzonderlijke diagnosen groter dan 100%. Ook de rij-percentages van afzonderlijke zorgvormen kunnen hoger uitkomen dan de rubriek ‘enigerlei hulp gezocht’. Per jaar zoekt 15% van de bevolking enigerlei hulp voor ernstige psychische problemen (11% in de eerste lijn, 6% ambulante GGz, 0.3% intramurale GGz en 5% zoekt informele zorg). Vóórkomen psychiatrische diagnosen en 12-maand zorggebruik bij bevolking 18-64 jaar (percentages). GGz Psychiatrische Enigerlei Eerste lijn GGz Informele ambulant intramuraal zorg hulp diagnose gezocht (prevalentie) Totale populatie 15 11 6 0.3 5 Géén stoornis 77 9 6 3 0.1 9 23 Aantal stoornissen ≥ 1 34 27 15 1 34 1 stoornis 16 23 19 8 0.2 23 ≥ 2 stoornissen 8 56 44 30 2.8 56 Stemmingsstoornis 8 64 54 34 2 64 Angststoornis 12 41 32 18 1.6 41 8 18 12 9 1.2 18 Alcoholafhankelijkheid, -misbruik 1.3 37 30 26 8 37 Drugsafhankelijkheid, - misbruik Eetstoornis 0.4 64 50 35 12 64 Schizofrenie 0.2 47 36 40 7 47 Bron: Nemesis prospectief bevolkingsonderzoek in 1996; n=7076 personen 12 maand prospectief (TSG 1998;76:446-457). Enigerlei zorg: eerste lijn, GGz of informele zorg. Eerste lijn: huisarts, thuiszorg, bedrijfsarts, maatschappelijk werk. GGz ambulant: Riagg, poli psychiatrie, CAD, vrijgevestigde psychiater, psycholoog of psychotherapeut. Informele zorg: alternatieve hulpverleners, zelfhulpgroep, dominee, pastoor, imam, haptonoom, telefonische hulpdienst.
Tweederde van deze mensen zoekt géén hulp voor deze psychische problemen. Een derde (34%) zoekt wel professionele hulp, vooral bij neurotische stoornissen (angst- en stemmingsproblemen). Jaarlijks wordt bij 15% van de bevolking door de huisarts een ernstig psychisch probleem onderkend. De huisarts verwijst ieder jaar ongeveer twee procent van de bevolking naar de geestelijke gezondheidszorg voor een vervolgbehandeling (huisarts-peilstationonderzoek GGD Groningen). Van de GGz-verwijzing door de huisarts is 9% acuut. Niet alle verwijsadviezen worden door betrokkenen opgevolgd. In totaal wordt ieder jaar ongeveer 1% tot 1,5% van de bevolking als ‘nieuwe’ cliënt ingeschreven bij de GGz (signalement regiovisie GGz Groningen). De uitstroom uit de GGz is geringer dan de instroom waardoor de werkdruk binnen deze sector toeneemt. In 1999 werden door GGz Groningen 2,7 opnames in een psychiatrisch ziekenhuis per 1000 inwoners geregistreerd (waarvan het in tweederde van de gevallen om een eerste opname betrof). Andere determinanten van geestelijke gezondheidszorg zijn geslacht, opleidingsniveau, werksituatie, woonsituatie en mate van stedelijkheid. Vrouwen maken vooral meer gebruik van eerstelijns zorg bij ernstige psychische problemen. De GGz wordt relatief vaker gebruikt door personen met hoog opleidingsniveau (dit gaat niet op voor consultatie van eerste lijn of informele zorg bij psychische problemen). Ook werklozen en WAO-ers maken vaker gebruik van alle vormen van geestelijke gezondheidszorg. Alleenwonende mensen en alleenstaande ouders maken vaker gebruik van GGz-zorg. In plattelandsgebieden wordt minder een beroep gedaan op de eerste lijnszorg vanwege ernstige psychische problemen. Ongeveer 4% van de bevolking van 20 jaar en ouder is als chronisch psychiatrisch patiënt te omschrijven (waarvan de helft intramuraal of in een beschermde woonvorm verblijft). De omvang van de zorgbehoefte in deze groep is aanzienlijk en 43% vindt dat onvoldoende in de zorgbehoefte wordt voorzien. De knelpunten in zorgverlening hebben vooral betrekking op dagbesteding, recreatieve therapie, thuiszorg en het ontbreken van beschutte arbeid. In het kader van zorgvernieuwing slaat het CIRE-project (individuele rehabilitatie en educatie) goed aan bij relatief jonge personen (<40 jaar) met een chronisch psychiatrisch probleem. Onvervulde hulpbehoefte: een kwart van de vrouwen met 1 of meer psychiatrische diagnosen geeft aan niet op zoek te zijn gegaan naar hulp, terwijl zij er wel behoefte aan hadden. Bij mannen is dit 10%. De onvervulde hulpbehoefte doet zich vooral voor bij stemmingsstoornissen. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat mensen met psychiatrische stoornissen niet alleen een medischpsychiatrische zorgbehoefte hebben, maar ook – en soms vooral – behoefte aan zorg en steun op andere maatschappelijke terreinen zoals huisvesting, sociale ondersteuning en arbeidsomstandigheden. Gezondheidsprofiel Noord-West Groningen
GGD Groningen sectie epidemiologie
pagina
14
Contacten met de verslavingszorg In de verslavingszorg zijn alcoholcliënten gemiddeld 44 jaar oud en dat is 10 jaar ouder dan de bij overige categorieën cliënten met een verslaving. Gegeven het feit dat overmatig alcoholgebruik op bevolkingsniveau veel voorkomt, duurt het dus lang voordat personen die overmatig drinken de ingang naar de verslavingszorg weten te vinden. Drie procent van de problematische alcoholgebruikers is in contact met de verslavingszorg. Dit heeft deels met de culturele context te maken en deels met ontkenning en/of onderschatting van deze problematiek. Uit landelijk onderzoek (IVZ) is bekend dat verslaafden aan harddrugs vaak oude bekenden zijn (draaideurpatiënten). Het percentage 1e contacten met de verslavingszorg is respectievelijk: cannabis (69%), gokken (65%), alcohol (60%) en opiaten (22%). Ongeveer 13% van de opiaat-verslaafden injecteert deze drug en loopt daarbij extra risico’s (besmettingsrisico met HIV- en hepatitis). Van de problematische opiaatgebruikers is ongeveer 58% in contact met de verslavingszorg. De GGD kreeg van de stichting Ambulante Verslavingszorg Groningen (AVG) beschikking over cijfers van verleende hulp in de verslavingszorg. Het aantal persoonlijke contacten (‘face to face’) is ingedeeld naar primaire verslavingsproblematiek (harddrugs, alcohol, cannabis, gokken). In onderstaande tabel zijn de kengetallen per gemeente weergegeven voor het jaar 2001. In de provincie Groningen waren 3,1 personen op iedere 1000 inwoners in behandeling bij de ambulante verslavingszorg. De gemiddelde leeftijd van alle verslaafde cliënten in de provincie Groningen was 39 jaar en 22% was vrouw. In de onderstaande tabel staan de leeftijd en geslachtsverdeling voor de provincie Groningen per type verslaving weergegeven voor het jaar 2001. Tevens worden het aantal cliënten per type verslaving per gemeente vermeld.
Aantal cliënten in contact met de verslavingszorg in 2001 harddrugs alcohol cannabis gokken
Bedum aantal 1 5 0 1
leeftijd* 20 43 27
Ten Boer aantal 3 2 0 0
leeftijd* 41 31 -
Eemsmond aantal 8 14 2 2
leeftijd 37 46 30 43
Loppersum aantal 1 12 3 1
leeftijd* 30 45 26 20
Slochteren Winsum provincie Groningen Nederland aantal leeftijd* aantal leeftijd* aantal leeftijd* % ♀♀ aantal harddrugs 1 39 5 33 1.137 37 22% 23.162 alcohol 5 51 6 45 481 44 25% 22.365 cannabis 1 ? 1 18 72 27 18% 3.443 gokken 1 39 0 62 32 5% 3.526 Bron Groninger gegevens: Kuno van Dijk Stichting (Ambulante Verslavingszorg Groningen) Bron Nederlandse referentiecijfers: stichting Informatievoorziening Verslavingszorg (IVZ) over het jaar 2000 * gemiddelde leeftijd % ♀♀ = percentage vrouw
De Marne aantal 11 7 1 0
leeftijd* 35 49 19 -
leeftijd* 34 incl.hasj 44 34 incl.harddrug 32
In de provincie Groningen zijn gemiddeld drie personen per 1000 inwoners in contact met de ambulante verslavingszorg. Uit onderstaande grafiek blijkt dat erg weinig inwoners in de regio NW-Groningen in contact zijn met de verslavingszorg. In de provincie Groningen (zwarte kolom) zijn, in vergelijking met het Nederlandse gemiddelde (witte kolom), relatief veel harddrug verslaafden in contact met de hulpverlening. Verhoudingsgewijs zijn de meeste harddrug cliënten woonachtig in de gemeente Groningen (4,7 per 1000).
Gezondheidsprofiel Noord-West Groningen
GGD Groningen sectie epidemiologie
pagina
15
Aantal cliënten naar type verslaving per 1000 inwoners per gemeente in 2001 Nederland Loppersum
prov Groningen De Marne
Bedum Slochteren
Ten Boer Winsum
Eemsmond
2 1.5
1.4 1.1
1.1 0.9
0.4 0.1
0.5
0.6
0.5
0.4
0.1
0.8 0.3
0.3
0.1
harddrugs
0.4
0.2 0.1
alcohol
0.3 0
0.1 0.1 0.1
0.1
0.2 0.10.1
cannabis
0
0.1 0.1
0
0.1
0
gokken
Tevredenheid over de hulpverlening Ook is nagegaan in hoeverre mensen tevreden zijn over de hulpverlener(s) en hulpverlenende instanties waarvan zij gebruik hebben gemaakt. De bevolking van Noord-West Groningen is over het algemeen tevreden over de medische professionals. Uit onderstaande figuur blijkt dat ruim vier vijfde van de bevolking tevreden is over de twee meest bezochte zorgverleners (huisarts en tandarts). Driekwart van de ondervraagden is tevreden over de dienstverlening van de fysiotherapeut. De tevredenheid over sommige zorgverleners (fysiotherapeut, medisch specialist, thuiszorg, alternatieve genezers) is iets lager dan elders in de provincie Groningen. Mate van tevredenheid bij inwoners van Noord-West Groningen over zorgverleners (%) 100% 13
16
22
80%
33
36
45
60% 40%
ontevreden 85
82
neutraal 75
65
61
tevreden 53
20% 0% Tandarts
Huisarts
Fysioth.
Med.Spec.
Thuiszorg
Altern.Gen.
De mate van tevredenheid over het ziekenhuis is matig omdat slechts de helft van de bevolking van NWGroningen (56%) tevreden is over de wachttijd in de wachtkamer. Driekwart van de ondervraagden in Noord-West is tevreden over de dienstverlening van de specialist in het ziekenhuis en 79% is tevreden over de dienstverlening van het personeel in het ziekenhuis waar men opgenomen is geweest of waar men poliklinisch is behandeld. Dit komt exact overeen met de provinciale percentages. Medicijngebruik Naarmate de leeftijd toeneemt, stijgt het medicijngebruik op doktersrecept en daalt het gebruik van zelf gekochte medicijnen. Met name na het 40e levensjaar neemt het geneesmiddelgebruik op doktersrecept toe. In Noord-West heeft 47% van de bevolking in de voorafgaande 2 weken één of meer geneesmiddelen op recept gebruikt. Door 40% is in de afgelopen 2 weken een geneesmiddel op eigen initiatief genomen. Verder heeft 7% van de bevolking in Noord-West in de twee voorafgaande weken een slaapmiddel en heeft 8% van de bevolking in de regio Noord-West kalmeringmiddel gebruikt. Het gebruik van kalmerende middelen Gezondheidsprofiel Noord-West Groningen
GGD Groningen sectie epidemiologie
pagina
16
neemt toe met de leeftijd. Verder blijkt dat vrouwen vaker slaap- en/of kalmeringsmiddelen gebruiken dan mannen. De GGD Groningen heeft in een vergelijkend onderzoek van gegevens van de regionale zorgverzekeraar Geové-RZG aangetoond dat het gebruik van kalmerende middelen in de regio Noord-West beneden het landelijk gemiddelde ligt. Wachtlijsten Als de vraag naar hulpverlening het aanbod overtreft ontstaan er wachtlijsten. Een van de huidige problemen voor de volksgezondheid is het bestaan van lange wachtlijsten. Hierbij gaat het niet om zogenaamde planningslijsten die nodig zijn voor het doelmatig verstrekken van kostbare schaarse zorg. Het zorgstelsel voldoet onvoldoende aan de eis dat mensen die zorg nodig hebben daarvan binnen een redelijke termijn gebruik kunnen maken. Over de oorzaak van wachtlijsten bestaan diverse verschillende verklaringen (beperkte budgetten, toegenomen zorgvraag, regulering werktijden zorgverleners, overmatige regelgeving, toegenomen eisen aan kwaliteit van zorgverlening waaraan steeds hogere eisen worden gesteld, hoog ziekteverzuim, etc.). Het zichtbaar maken van de omvang en het beïnvloeden van wachtlijsten kan pas doeltreffend gebeuren als er een uniforme en betrouwbare registratie bestaat. De beschikbare gegevens over wachtlijsten kunnen voorlopig alleen maar dienen ter illustratie van het probleem. De zorg door de huisarts kent gelukkig geen wachtlijst. In de sector verpleging en verzorging (V&V) bestaat echter wel wachtlijst problematiek. Het langst is de wachtlijst voor verzorgingshuizen gevolgd door psychogeriatrische verpleeghuizen. Zestig procent van de wachtenden ontvangt overbruggingszorg en veertig procent in het geheel niet. Deze laatste groep patiënten is dus vooral aangewezen op mantelzorg. Bij verstandelijk en lichamelijk gehandicapten staan veel urgent wachtenden langer dan een jaar op de wachtlijst. Oplossingen van de wachtlijstproblematiek liggen in het domein van zorgaanbieders, ziektekostenverzekeraars en (vooral de landelijke en provinciale) overheden. Patiëntenorganisaties hebben slechts geringe invloed op het verminderen van wachtlijsten. De consequenties van de wachtlijsten worden vooral gedragen door de patiënten die op een wachtlijst staan en door de betrokkenen in de omgeving die door mantelzorg het leed proberen te verzachten. Bevolkingsonderzoek borstkanker In Nederland overlijden ieder jaar ruim drie en een half duizend vrouwen aan borstkanker. In de provincie Groningen overleden in 1999 126 vrouwen door deze ziekte. Na correctie voor leeftijdsinvloeden wijkt de sterfte door borstkanker in Groningen niet af van het landelijk gemiddelde. Door om de twee jaar een mammografie te maken kan borstkanker in een vroeg stadium opgespoord worden. Daarom wordt in heel Nederland sedert 1990 het bevolkingsonderzoek borstkanker georganiseerd. De GGD verzorgt het oproepen van de doelgroep (vrouwen van 50 tot 75 jaar) op basis van gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie. De deelname aan dit bevolkingsonderzoek is hoog (zie onderstaande grafiek). Bij 1,2% van de deelnemers wordt een verdachte uitslag gevonden en bij 45% van de verdachte uitslagen wordt feitelijk borstkanker vastgesteld. De coördinatie en uitvoering van dit bevolkingsonderzoek berust bij de stichting BBNN (Bevolkingsonderzoek Borstkanker Noord-Nederland).
Nederland
Deelname bevolkingsonderzoek borstkanker in 1998-2001 (%) prov Gron Bedum Ten Boer Eemsmond Loppersum De Marne Slochteren 83
86 87 86
84 84
79
86 87 79
85 85 83 83 84 84 82 84
1998-1999
Gezondheidsprofiel Noord-West Groningen
Winsum
2000-2001
GGD Groningen sectie epidemiologie
pagina
17
Bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker In Nederland overlijden per jaar ongeveer 250 vrouwen aan baarmoederhalskanker. In de provincie Groningen overleden in 1999 14 vrouwen door deze ziekte. Na correctie voor leeftijdsinvloeden wijkt de sterfte in Groningen niet af van het landelijk gemiddelde. Door periodiek een uitstrijkje te maken van de baarmoederhals kunnen voorstadia van kanker vroegtijdig opgespoord worden. Daarom wordt in heel Nederland sedert 1990 het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker georganiseerd. Het duurt lang voordat afwijkingen in de baarmoederhals zich ontwikkelen tot een kwaadaardige kanker. Uit het oogpunt van kosten-effectiviteit worden vrouwen vanaf de leeftijd van 30 jaar één keer per vijf jaar opgeroepen voor deelname aan dit bevolkingsonderzoek. In de provincie Groningen wordt de coördinatie van de uitvoering gedaan door de Stichting Preventieve Gezondheidszorg Groningen (SPGG). De GGD Groningen vraagt bij de Groninger gemeenten persoonsgegevens aan uit de gemeentelijke basisadministratie. Door de GGD worden vrouwen in de doelgroep (30, 35, 40, 45, 50, 55 en 60 jaar) opgeroepen voor het maken van een uitstrijkje van de baarmoederhals. Dit uitstrijkje wordt gemaakt door de eigen huisarts of de doktersassistente. In het jaar 2001 werden in de provincie Groningen 28.013 vrouwen uitgenodigd voor deelname. De ervaring in de afgelopen jaren heeft uitgewezen dat minder dan de helft van de vrouwen gehoor geeftn aan de oproep tot deelname aan dit bevolkingsonderzoek. Daarom worden vrouwen die niet verschijnen bij hun huisarts nog één keer uitgenodigd (ditmaal vanuit de administratie van de huisartspraktijk). Door 83% van de huisartsen in de provincie Groningen werd in 2001 herinneringsbrieven gestuurd aan niet-deelnemers. In onderstaande tabel wordt de deelname naar leeftijd weergegeven (bron SPGG). In Groningen werd door 58% van de doelgroep deelgenomen. In sommige regio’s elders in Nederland worden hogere deelnamepercentages gemeld (65%). Uit het jaarverslag van de SPGG blijkt dat in het jaar 2001 er per 1000 deelnemers 3 vrouwen werden doorverwezen naar de vrouwenarts voor vervolgonderzoek en/of behandeling. Deelname bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker naar leeftijd in de provincie Groningen 2000 2001 69 67 59
56 48
30 jaar
66
61
53
35 jaar
Gezondheidsprofiel Noord-West Groningen
59 52
40 jaar
45 jaar
50 jaar
GGD Groningen sectie epidemiologie
59
56
55 jaar
56
58 58
60 jaar
totaal
51
pagina
18
INFECTIEZIEKTEBESTRIJDING De sterfte door infectieziekten is in de afgelopen decennia sterk afgenomen door betere hygiënische omstandigheden, betere woningen en goede voeding. Echter infectieziekten komen nog steeds veel voor in Nederland. Het gaat daarbij om diverse soorten micro-organismen die allerlei ziekten veroorzaken. Niet alleen oude bekende ziekten (tuberculose, kinkhoest, etc.) blijven zich voordoen. Ook nieuwe varianten van ziekteverwekkers vragen de aandacht (HIV, legionella, ziekte van Lyme, etc). Een van de missies van de GGD is om infectieziekten te voorkomen, zowel bij de algemene bevolking als bij specifieke risicogroepen. Om dat te kunnen doen is een goed inzicht nodig in de verspreiding van infectieziekten in de diverse Groninger gemeenten en, zo nodig, het evalueren van diverse interventies in het kader van de bestrijding van infectieziekten. Registratie infectieziekten Sommige besmettelijke infectieziekten dienen door de behandelende artsen en laboratoria aan de GGD te worden gemeld. Deze meldingsplichtige infectieziekten zijn onderverdeeld in drie groepen (A, B, C). Groep A betekent melding door arts reeds bij vermoeden (kinderverlamming), groep B melding door arts na vaststelling (bijvoorbeeld buiktyfus, botulisme, cholera, difterie, tuberculose, etc.) en groep C melding door hoofd laboratorium (bijvoorbeeld legionella, malaria, miltvuur, etc). De GGD geeft deze informatie door aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Op dit moment zijn deze gegevens alleen beschikbaar voor het hele werkgebied van de GGD. In 2001 werden in de provincie 78 nieuwe tuberculose patiënten gevonden (waarvan de meeste door de GGD werden behandeld). Dit is 1,4 per 10.000 personen. Medio 2003 zullen de gegevens over infectieziekten ook per gemeente beschikbaar komen. Rijksvaccinatieprogramma Door vaccinatie tegen besmettelijke ziekten is in de afgelopen decennia grote gezondheidswinst geboekt. Momenteel wordt in het kader van het Rijksvaccinatieprogramma ingeënt tegen: - DKTP(Difterie, kinkhoest, tetanus, poliomyelitis) op 2,3,4 en 11 maanden, 4 en 9 jaar (DTP-aK) - HiB (Hersenvliesontsteking door Haemophilus influenzae type-B) op 2,3,4 en 11 maanden - BMR (Bof, mazelen en rode hond) op 14 maanden en 9 jaar. In onderstaande tabel worden de vaccinatiepercentages weergegeven. De vaccinatiepercentages in de regio NW-Groningen zijn uitstekend. De revaccinatie percentages op 4-jarige leeftijd zijn iets lager maar nog steeds 97% of hoger (niet weergegeven in de grafiek). Omdat zich in de afgelopen jaren een geringe afname in beschermingsgraad heeft voorgedaan (vooral in de grote steden) is het belangrijk in voorlichting te blijven wijzen op het belang van vaccinaties.
Vaccinatiegraad per gemeente in 2000 (%) prov.Groningen Bedum Ten Boer De Marne Slochteren Winsum
Nederland Loppersum 99 99
100
99 99
100 100
99
97
96
DKTP-zuigeling (voll.prim.serie)
97
98 98 98
99
98
99 99
98 98 96
HIB-zuigeling(volprim.serie)
Eemsmond
99 97
98 98
99
98
BMR
Influenza vaccinatie Griep (influenza) is vooral voor personen met een lagere weerstand een gevaarlijke ziekte. Daarom wordt geadviseerd dat personen ouder dan 65 jaar (en sommige omschreven risicogroepen jonger dan 65 jaar) zich ieder najaar (medio oktober-november) bij hun huisarts laten inenten tegen influenza. De doelgroep wordt door de eigen huisarts opgroepen. Uit landelijke gegevens blijkt dat 76% van de doelgroep zich laat vaccineren. Recente regionale evaluatie gegevens van dit vaccinatieprogramma zijn niet bekend.
Gezondheidsprofiel Noord-West Groningen
GGD Groningen sectie epidemiologie
pagina
19
Veteranenziekte (Legionella) De wettelijke gemeentelijke taak met betrekking tot de preventie van legionella-besmettingen is de laatste jaren fors uitgebreid. Alle bedrijven en instellingen die een collectieve (warm)waterinstallatie hebben zijn verplicht te inventariseren waar binnen die installatie mogelijk groei van legionella-bacteriën op kan treden en daar maatregelen tegen te nemen. Omdat een gemeente in een fors aantal panden collectieve waterleidingsystemen heeft (gemeentelijke gebouwen, sporthallen, scholen etc.) ligt hier een omvangrijke taak voor de gemeente. Per oktober 2002 wordt deze verplichting overigens ingeperkt tot die installaties waarin ook verneveling van water (douches, fonteinen e.d.) plaatsvindt. De GGD registreert, als wettelijke taak, alle gevallen van veteranenziekte en doet onderzoek naar de bron van de besmetting teneinde die bron uit te kunnen schakelen en werken waar mogelijk ook mee aan het waarschuwen van contacten van een bekende bron.
Gezondheidsprofiel Noord-West Groningen
GGD Groningen sectie epidemiologie
pagina
20
Seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA) Voor 1999 waren gonorroe en syfilis meldingsplichtige ziekten. Deze gegevens waren ondanks de meldingsplicht niet volledig. In 1999 is de infectieziektenwet herzien en is de meldingsplicht voor SOA vervallen. Door een goede samenwerking met het streeklaboratorium en ziekenhuislaboratoria beschikt de GGD over informatie van uitgevoerde SOA-testen. De gegevens zijn (nog) niet per gemeente beschikbaar. In de afgelopen jaren is het aantal aanvragen voor SOA testen en ook het aantal positieve uitslagen duidelijk toegenomen (zie afbeeldingen hieronder). Er is in de afgelopen jaren meer getest en er worden ook vaker positieve uitslagen gevonden.
Aantal verrichte SOA-testen in Groningen, Friesland en Drenthe 5792 5152 4547 4552
Trichomonas
Aantal positieve SOA-testen in Groningen, Friesland en Drenthe
2001 2000 1999 1998
Trichomonas*
6511 5430 3594 4178
HIV
Gonorroe 69
14013 12605 11183 10284
Chlamydia
218
678 30355 26697 26541 26297
10000
143 127
Chlamydia
Syfilis
0
2001 2000 1999 1998
92 95 52 61
HIV 13609 10800 10585 10149
Gonorroe
60 78 57 39
20000
30000
40000
0
200
959
389
245 208 159
Syfilis
819
891
400
600
800
1000
Het percentage positieve testen wisselt per SOA en is redelijk stabiel bij chlamydia, HIV en trichomonas. Bij gonorroe en syfilis is er een duidelijke stijgende trend (zie afbeelding hieronder).De toename in het percentage positieve testen is een signaal dat veilig vrijen minder gepraktiseerd wordt. Percentage positieve SOA-testen in Groningen, Friesland en Drenthe 1998 8 6.6
7
7.3 7.1
1999
2000
2001
6.8
6 5 4 3 2 1
0.9 0.6 0.8
1.3
0.7
1.2 1.3
1.6
1.5 1.4 1.7 1.4
0.9
1.3 1.5
1
0
Syfilis
Chlamydia
Gezondheidsprofiel Noord-West Groningen
Gonorroe
HIV
GGD Groningen sectie epidemiologie
Trichomonas*
pagina
21
Technische hygiëne zorg De Keuringsdienst van Waren vervult diverse taken ter bevordering van de voedselveiligheid, waaronder onderzoek naar gezondheidsbedreigende situaties (o.a. klachten van consumenten). Ook de GGD levert door technische hygiëne zorg (THZ) een bijdrage aan het beperken van de overdracht van micro-organismen. Dit gebeurt vooral door begeleiding van diverse mensen op het gebied van hygiëne gedrag, door het treffen van maatregelen waardoor technische voorzieningen kwalitatief goed gebruikt worden, en door het inbouwen van evaluatiemomenten. Het gaat daarbij om kinderdagverblijven, peuterspeelzalen, tatoeëergelegenheden, prostitutiepanden, etc. De GGD voert de wettelijk verplichte periodiek technische hygiëne controles uit op kinderdagverblijven en peuterspeelzalen.
Gezondheidsprofiel Noord-West Groningen
GGD Groningen sectie epidemiologie
pagina
22
LEEFWIJZE Gedrag is een belangrijke voorspeller van gezondheid en ziekte in de toekomst. Grote groepen in de bevolking hebben te maken met één of meer van de volgende gedragskenmerken: roken, excessief alcoholgebruik, gebrek aan lichaamsbeweging, geringe consumptie van groente en fruit en overgewicht. Met name een combinatie van risicofactoren verhoogt het risico op het ontstaan van ziekte. De bevolking is – door kennisgebrek - zich soms onvoldoende bewust van de gezondheidsrisico’s gerelateerd aan de leefwijze. Door doelmatig preventief beleid kan gezondheidswinst gerealiseerd worden. Roken Roken begint op jonge leeftijd. In de hoogste klas van de basisschool zegt 1 op de 6 leerlingen wel eens gerookt te hebben. In het voorbereidend beroepsonderwijs ligt percentage rokers hoger dan in op de HAVOVWO. Verder roken in het voortgezet onderwijs meer meisjes (30%) dan jongens (25%). Ook roken meisjes meer sigaretten dan jongens. In het voortgezet onderwijs neemt het roken snel toe: in Noord-West Groningen zegt 27% van de leerlingen dat ze in de afgelopen 4 weken hebben gerookt (percentages gemeten in het jaar 2000). In de regio Noord-West wordt door 34% van de bevolking van 20 jaar en ouder gerookt. Met name in de leeftijdsgroep 50-64 jaar wordt in Noord-West Groningen meer gerookt dan elders in de provincie Groningen en Nederland. In Nederland was in het jaar 2000 35% van de rokers te typeren als zware roker (20 sigaretten of meer per dag). In de regio Noord-West is in 2002 28% van de bevolking van 20 jaar en ouder een zware roker tegenover een derde (32%) van de bevolking in de provincie. In de provincie Groningen wordt vaker gerookt dan in Nederland, maar het percentage zware rokers is zowel in de regio Noord-West als in de provincie lager dan in Nederland. Roken naar leeftijd in Groningen, Noord-West, Nederland in 2002 (jeugd 2000) (%) Nederland (2000) prov.Groningen Noord-West
38
42 42
39 39
41 35
27 28 27
33 34 34
32 34 20 15
12-19 jaar
20-34 jaar
35-49 jaar
50-64 jaar
12
65 en ouder
totaal (20+)
Uit onderzoek blijkt dat zowel het eigen opleidingsniveau als dat van ouders van belang is voor rookgedrag. Lager opgeleide mensen beginnen vaker met roken dan hoog opgeleide mensen. Lager opgeleide mensen stoppen ook minder vaak met roken. Het opleidingsniveau van ouders oefent geen invloed uit op de kans om met roken te starten. Als één of meer ouders roken is de kans dat kinderen gaan roken groter. Het al dan niet hebben van een levenspartner is ook van belang voor de kans om te stoppen met roken. Samenleven met partner die rookt vermindert de kans om te stoppen met roken terwijl de kans op stoppen met roken toeneemt als ook de partner is gestopt met roken of niet rookt. Daarom is de kans om te stoppen met roken lager voor alleenstaanden. Softdruggebruik In het jaar 2000 heeft 10% van de leerlingen in het voortgezet onderwijs cannabis gebruikt (9% ‘wel eens’, 1% gebruikt ‘regelmatig’). Deze percentages zijn iets lager dan de provinciale cijfers (11% ‘wel eens’, 4% ‘regelmatig’). In regio Noord-West heeft 3% van de bevolking in de leeftijdscategorie 20-64 jaar de afgelopen vier weken cannabis gebruikt, terwijl 13% aangeeft ooit wel eens cannabis te hebben gebruikt.
Gezondheidsprofiel Noord-West Groningen
GGD Groningen sectie epidemiologie
pagina
23
Alcohol In de regio Noord-West zegt 12 procent van de leerlingen in het basisonderwijs wel eens alcohol te drinken. In het voortgezet onderwijs in Noord-West drinkt 60% van de leerlingen wel eens alcohol. Jongens drinken meer dan meisjes. In de provincie Groningen kan 13% van de alcoholgebruikende leerlingen in de leeftijdscategorie 12-17 jaar als ‘zware’ drinker worden getypeerd (meer dan 6 glazen in voorafgaande week). Landelijk bedraagt het percentage zware drinkers 9%. Bij personen van 20 jaar en ouder is het percentage alcoholgebruikers in de regio Noord-West (79%), hetgeen iets hoger is dan het provinciale percentage (77%). In Nederland gebruikte 86% van de bevolking alcohol. In Nederland was onder personen die alcohol consumeren het percentage zware drinkers (minstens 1 dag per week 6 of meer glazen alcohol; definitie van het CBS) 16%. In de regio Noord-West is dat 15%. In de regio Noord-West is er bij personen die alcohol gebruiken bij 7% sprake van (zeer) excessief alcoholgebruik (meer dan 20x per maand gebruik van 4 of 5 glazen per keer of meer dan 8 keer per maand 6 glazen of meer; definitie Garretsen) tegenover 8% in de provincie Groningen. Problematisch alcohol gebruik naar leeftijd (%) volgens CBS-definitie Nederland (2000) prov.Groningen Noord-West 26 22 19 16
15 11
Gezondheidsprofiel Noord-West Groningen
15
10 4
20-44 jaar
18
45-64 jaar
4
2
65+
GGD Groningen sectie epidemiologie
Totaal
pagina
24
Lichaamsgewicht en lichaamsbeweging Overgewicht neemt gestaag toe in de provincie Groningen. Op bevolkingsniveau had in 1998 44% van de bevolking overgewicht en in 2002 is dat 49%. Een toename van ruim 1% per jaar. Als maat voor (over)gewicht wordt de Quetelet Index gebruikt (gewicht in kilogram gedeeld door kwadraat van de lengte in meters). Een waarde tussen 25 en 30 duidt op overgewicht. Bij een waarde van 30 of hoger wordt over vetzucht (obesitas) gesproken. Van de bevolking in Noord-West Groningen heeft 52% overgewicht en dat is 3% hoger dan het provinciale (49%) en 8% hoger dan het landelijk percentage. Echter de meest recente landelijke cijfers (bron CBS) hebben betrekking op het jaar 2000 en aangezien er in Nederland sprake is van een stijgende trend betekent dat het verschil met de Nederland in 2002 feitelijk iets kleiner zal zijn. In de regio Noord-West heeft 13% van de bevolking vetzucht. Vooral mensen in de leeftijdscategorie 45-64 jaar in Noord-West Groningen hebben vaker overgewicht dan elders in de provincie Groningen (zie onderstaande tabel). In de leeftijdscategorie 65 jaar en ouder is bij 63% van de Groninger bevolking sprake van overgewicht en in de regio Noord-West bij 65%.
Overgewicht bij vrouwen naar leeftijd (%) Nederland (2000)
Provincie Groningen (2002) 63
25
29 30
36
43
44 47
54
60 64 51
59 40
46
15
18-24 jaar
25-34 jaar
35-44 jaar
45-54 jaar
55-64 jaar
65-74 jaar
75 +
Totaal
Overgewicht bij mannen naar leeftijd (%) Nederland (2000) provincie Groningen (2002) 62 65 62 63
35
40
60
66
47 48
44 46
48
53
19 20
18-24 jaar
25-34 jaar
35-44 jaar
45-54 jaar
55-64 jaar
65-74 jaar
75 +
Totaal
Overgewicht in Noord-West Groningen en de provincie Groningen naar leeftijd (percentages) Overgewicht (QI > 25) 20-44 jaar 45-64 jaar 65 jaar en ouder Totaal Noord-West 38 65 65 52 Prov. Groningen 37 59 63 49 In het jaar 2000 hadden in de regio Noord-West 15% van de leerlingen in het basis- en middelbaar onderwijs overgewicht tegenover 14% in de provincie. Jongens in de regio Noord-West hebben vaker overgewicht dan meisjes (respectievelijk 19% en 10%). In de regio Noord-West heeft 16% van de basisschoolkinderen overgewicht en van de leerlingen op het middelbaar onderwijs heeft 12% overgewicht. Er wordt vaak een onjuiste inschatting gemaakt van overgewicht want de helft van de Groningers met overgewicht denkt dat ze een normaal lichaamsgewicht hebben. Personen met overgewicht hebben vaak een minder goede lichamelijk conditie, bewegen minder en daardoor ontstaan functiestoornissen. Pas jaren later ontwikkelen zich geleidelijk bepaalde ziekten (hart- en vaatziekten, diabetes, gewrichtsklachten). Overgewicht komt vaker voor bij personen met een laag opleidingsniveau. In Groningen is het percentage personen met overgewicht in afgelopen jaren sterk toegenomen. Deze stijgende trend doet zich overigens ook (inter)nationaal voor in welvarende landen. Het evenwicht tussen voeding en beweging is verstoord. Gezondheidsprofiel Noord-West Groningen
GGD Groningen sectie epidemiologie
pagina
25
Lichaamsbeweging Het lichaamsgewicht wordt bepaald door de inname van voeding en de hoeveelheid beweging. Wie te veel eet of te weinig beweegt wordt dikker. Door meer te bewegen wordt er meer energie verbruikt. De Nederlandse norm gezond bewegen adviseert om minimaal een half uur per dag matig intensief te bewegen. Minimaal 5 dagen en het liefst 6 of 7 dagen per week. Kinderen hebben meer beweging nodig (bij voorkeur 1 uur per dag). Matig intensief betekent in de praktijk dat men het hart sneller voelt kloppen en dat men vaker moet ademhalen. Mede door hoge sportdeelname van de Groninger jeugd (80%) is er op jonge leeftijd weinig bewegingsarmoede. Maar na het verlaten van de school neemt bewegingsarmoede toe. De helft van de Groninger bevolking van 20 jaar en ouder beweegt minder dan de richtlijn die in de landelijke norm voor gezond bewegen wordt aanbevolen. Bewegingsarmoede is in de provincie Groningen licht afgenomen (49% in 1998 tegenover 47% in 2002). De meerderheid van personen die te weinig bewegen is zich daarvan niet bewust. Mannen hebben meer actieve lichaamsbeweging dan vrouwen. Personen met een gemiddeld opleidingsniveau zijn het meest lichamelijk actief en personen met een laag opleidingsniveau het minst.
Bewegingsarmoede naar leeftijd in 2002 (%) prov.Groningen
Noord-West
58 51
47
47 41
20-34 jaar
35-49 jaar
Gezondheidsprofiel Noord-West Groningen
45
49
50-64 jaar
GGD Groningen sectie epidemiologie
43
65+
47
49
Totaal
pagina
26
Gezonde voeding en informatiebehoefte Minder dan de helft van de Groningers (43%) eet voldoende fruit tegenover 45% van de bevolking in NoordWest Groningen. Verder wordt door 22% van de Groningers 2 keer of vaker vis gegeten tegenover 18% van de inwoners in de regio Noord-West. De inname van vis (2x per week) is duidelijk toegenomen van 17% in 1998 tot 22% in 2002. Dat is een gunstige ontwikkeling omdat consumptie van vette vis bescherming tegen het ontstaan van hartvaatziekten. Het is aannemelijk dat de uitgebreide berichtgeving door publieksmedia een ook de GGD over de voordelen van visinname hieraan een bijdrage heeft geleverd. Daarnaast eet 10% van de Groningers voldoende groente (minimaal 4 opscheplepels per dag) en 12% van de bevolking in de regio Noord-West. Personen van 65 jaar en ouder en vrouwen ouder eten gezonder dan gemiddeld. Eten volgens richtlijnen gezonde voeding (percentages)
Noord-West Groningen 45 12 18
2 stukken fruit per dag 4 scheppen groente per dag vis eten 2x of vaker per week
Provincie Groningen 43 10 22
Veel Groningers hebben een vertekend positief beeld van hun voeding. Om de dalende trend in fruit- en groenteconsumptie om te buigen is gerichte actie nodig. In de gezondheidsenquête van de GGD is gevraagd aan welke soort (gezondheids-)informatie men behoefte heeft. Bij personen van 20-64 jaar in Noord-West Groningen is de top 3 als volgt: ∂ ‘Hoeveel moet ik bewegen om gezond te blijven’ (42%), • ‘Hoe kom ik te weten of ik gezond eet’ (36%) en ÷ ‘Informatie over de gevolgen van passief roken’ (16%). Tevens wenst 15% informatie over een geschikte manier om te stoppen met roken. Bij personen ouder dan 65 jaar bestaat de meeste belangstelling voor gezonde voeding voor ouderen (26%). Leefwijze en vermijdbare sterfte in perspectief Roken, onvoldoende lichaamsbeweging, voeding, alcoholgebruik, druggebruik, seksueel risicogedrag en verkeersgedrag zijn in de Nederlandse samenleving erkende factoren die de gezondheid beïnvloeden. In onderstaande figuur wordt de bijdrage van zeven aspecten van de leefwijze in relatie tot het Nederlandse sterftepatroon weergegeven. Geschatte bijdrage van zeven leefstijlfactoren aan de sterfte in Nederland (1997) (TSG 2001;79:215) druggebruik 90
seksueel risicogedrag 190
onveilig verkeersgedrag 340
alcohol 2,500
voeding 5,000
lichamelijke inactiviteit 7,200
roken 23,300
absolute sterfte (afgeronde aantallen doden)
Gezondheidsprofiel Noord-West Groningen
GGD Groningen sectie epidemiologie
pagina
27
MAATSCHAPPELIJK MILIEU Sociale contacten en eenzaamheid zijn belangrijke determinanten van (met name geestelijke) gezondheid en welzijn. Het aantal contacten in het sociale netwerk is van belang voor de mate van welzijn. Daarnaast draagt het frequent hebben van sociale contacten in hoge mate bij aan het tot stand komen van mantelzorg. Sociale contacten en eenzaamheid In stedelijke gemeenten is het contact met buren aanzienlijk lager dan in niet-stedelijke gemeenten. Van de bevolking in de regio Noord-West Groningen heeft 71% frequent contact met de buren, terwijl het provinciale percentage 66% is. Frequent contact met vrienden en familie komt overeen met de provinciale cijfers. Van de bevolking in de regio Noord-West Groningen is 64% lid van één of meer maatschappelijke verenigingen, hetgeen hoger is dan het provinciale percentage (58%). Frequentie van sociale contacten in provincie Groningen per sub-regio t.o.v. Nederland
Percentage frequent contact Buren Vrienden Familie
Stad Gron 55 85 86
West kwart 73 86 87
NW 71 85 88
NO 72 84 85
Ha ren 72 90 91
Hooge zand 65 76 80
Centr Oost 70 74 87
Oldambt 72 81 82
Stadskan. Vlagtwedde 71 79 86
Provincie Groningen 66 83 86
NL 67 79 84
Eenzaamheid Van de bevolking in de regio Noord-West heeft een kwart last van eenzaamheid vergeleken met 27% in de provincie Groningen. Eenzaamheid komt onder ouderen meer voor. Echter, onder de bevolking van 65 jaar en ouder in Noord-West is 44% matig tot erg eenzaam tegenover 38% van de 65 plussers in de provincie. Gerapporteerde eenzaamheid (percentages)
Niet eenzaam Matig eenzaam Erg eenzaam
Noord-West Groningen 75 24 1
Provincie Groningen 73 25 2
Mantelzorg Van de bevolking in de regio Noord-West Groningen verleent 82% één of andere vorm van mantelzorg tegenover 80% in de provincie. De oudere bevolking is gevraagd of zij behoefte hebben aan hulp van anderen en of zij dat ook hebben ontvangen. Van de 65-plussers geeft 51% in deze regio aan behoefte aan mantelzorg te hebben, hetgeen hoger is dan het provinciale percentage (46%). Van de ouderen in de regio Noord-West heeft 14% behoefte aan mantelzorg maar ontvangt die niet. Tegelijkertijd is twee vijfde van de bevolking van 20 jaar en ouder (41%) in de regio Noord-West bereid om desgevraagd kosteloos anderen te helpen (met bijvoorbeeld boodschappen doen of met huishoudelijk werk) terwijl dit toch niet gebeurt. De bereidheid tot het verlenen van mantelzorg is in de periode 1998-2002 met 5% toegenomen. Vraag en aanbod bereiken elkaar niet in dit geval. Bij een onvervulde behoefte aan mantelzorg gaat het veelal om alleenstaande ouderen. De kennis van voorzieningen onder ouderen is slecht. Kindermishandeling Iedereen die kindermishandeling vermoedt, kan voor ondersteuning contact opnemen met een Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Indien iemand contact opneemt met het AMK en zijn zorgen over een kind voorlegt kan dat leiden tot een advies, een consult of een melding. Nederland telt 14 AMK’s met ieder hun eigen werkgebied. Een grove indicatie voor de bekendheid van de AMKs in een regio geeft het aantal contacten in verhouding tot het totaat aantal kinderen in een provincie (de verhouding B/A in onderstaande tabel). Landelijk geldt dat er sprake is van één contact op de 181 kinderen, terwijl in de provincie Groningen vaker sprake is van contacten met een AMK namelijk één contact op 128 kinderen. In de provincie Groningen werden in het jaar 2000 2,3 meldingen van kindermishandeling gedaan per 1000 kinderen (vergeleken met 1,5 per 1000 kinderen in Nederland). Aantal meldingen bij een AMK van kindermishandeling in het jaar 2000 Werkgebied Meldingen Consulten Adviezen Totaal (A) AMK Groningen 292 245 469 1.006 aantal per 1000 kinderen 2,3 1,9 3,6 7,8 Nederland totaal 5.801 2.898 12.651 21.350 aantal per 1000 kinderen 1,5 0,7 3,2 5,5 Gezondheidsprofiel Noord-West Groningen
GGD Groningen sectie epidemiologie
0-19 jarigen (B) 128.798
B/A 128
3.873.008
181 pagina
28
FYSIEK MILIEU (LEEFOMGEVING) De leefomgeving heeft een grote invloed op de gezondheid, zowel rechtstreeks als via de beleving van omgevingsfactoren. Belangrijke factoren zijn onder andere luchtverontreiniging, externe veiligheid, geur, geluid en binnenmilieu. Gemeenten zijn medeverantwoordelijk voor het inrichten van de leefomgeving met bedrijven, wegen, woningen, scholen, speelterreinen en recreatiegebieden. Het gaat daarbij om ruimtelijke planning, openbare werken, verlening van milieu- en bouwvergunningen en handhaving. Luchtverontreiniging en externe veiligheid krijgen aandacht in het kader van het Besluit Luchtkwaliteit respectievelijk de risicokaart. Het geluidsbeleid is in ontwikkeling door de invoering van het MIGprogramma (Modernisering Instrumentarium Geluidbeleid). Bij voornoemde beleidsterreinen geldt dat communicatie met burgers van groot belang is en dat adequate voorlichting nodig is. Informatie over hinder door geur en geluid in de regio Noord-West Groningen staat hieronder in een aparte alinea beschreven. Binnenmilieu Het binnenmilieu verdient aandacht in woningen, scholen, kinderdagverblijven, enz. De blootstelling aan verontreinigingen is er intensiever dan elders doordat mensen in het algemeen 90% van de tijd binnen verblijven en doordat de binnenlucht doorgaans meer verontreinigd is dan de buitenlucht. Door energiebesparing neemt de luchtverversing af, terwijl binnen het aantal bronnen van verontreiniging toeneemt. Dit heeft een ongunstig effect op de gezondheid. Een belangrijke bron van verontreiniging in het binnenmilieu zijn gasgeisers, vooral de geisers zonder afvoerkanaal naar buiten. In Noord-West Groningen heeft de 42% van de huizen een gasgeiser maar 6% van alle woningen bezit een gasgeiser zónder afvoer naar buiten. Verbrandingsgassen komen binnenshuis vaak voor in concentraties die veel hoger zijn dan in de buitenlucht is toegestaan. Een vochtige woning is soms het gevolg van te weinig luchtverversing. In de regio Noord-West vindt 14% de eigen woning te vochtig en 5% te droog. Te droge lucht kan een gevolg zijn van mechanische luchttoevoer met een constante verwarming. Ventilatievoorzieningen hebben veel invloed op het binnenklimaat, maar ook de wijze van gebruik van die voorzieningen is van belang. 42% van de woningen in Noord-West Groningen heeft een mechanische afzuiging, maar 18% heeft een mechanische afzuiging die niet continu aanstaat. Grote hoeveelheden vocht en radon (een radioactief gas met schadelijke gevolgen voor de longen) kunnen afkomstig zijn uit de kruipruimte van een woning. Gemeenten kunnen toezien op naleving van de voorschriften voor adequate afdichting van de vloer boven de kruipruimte. Waardering woning en woningomgeving Een ruime meerderheid van de bevolking in de regio Noord-West is tevreden over het leefklimaat van hun woonbuurt en woning. Het overgrote deel van de inwoners van Noord-West (99%) voelt zich veilig in eigen woonbuurt. Daarnaast is 9% van de inwoners in deze regio van mening dat het leefklimaat in hun woonbuurt er op vooruit gaat en dat is iets minder dan het provinciale percentage (11%). Het gemiddelde rapportcijfer voor de woonbuurt is voor de regio Noord-West met een 7,8 ruim voldoende. In de provincie Groningen geeft men gemiddeld een 7,4 voor de woonbuurt. Met een 8 is het gemiddelde rapportcijfer voor de eigen woning voor de inwoners van Noord-West Groningen hoger dan het gemiddelde in de provincie Groningen (7,7). Tevredenheid over woonbuurt en eigen woning Woonbuurt veilig Leefklimaat (%) woonbuurt vooruit (%) Noord-West Groningen 99 9 Provincie Groningen 97 11
Rapportcijfer woonbuurt 7,8 7,4
Rapportcijfer eigen woning 8,0 7,7
Hinder door geluid en geur Van de bevolking in de regio Noord-West ondervindt 29% wel eens geluidshinder van verkeer in de omgeving, terwijl 31% van de bevolking in de provincie Groningen hiervan geluidshinder meldt. Inwoners van Noord-West ondervinden in 30% van de gevallen hinder van straaljagers vergeleken met 17% van de bevolking in de provincie Groningen. Geluidshinder van buren daarentegen doet zich in Noord-West (15%) minder vaak voor dan in de rest van de provincie (24%). Geluidsoverlast van straaljagers en buren treedt met name incidenteel op. Geluidshinder van treinen, (overige) vliegtuigen, industrie en sport/recreatie komen zowel in de regio Noord-West als in de provincie nauwelijks voor.
Gezondheidsprofiel Noord-West Groningen
GGD Groningen sectie epidemiologie
pagina
29
Type lawaai lawaaihinder (percentages) Noord-West Groningen ja soms Verkeer 5 24 Buren 2 13 Spelende kinderen 1 13 Straaljagers 3 27 Vliegtuigen 10 Laden/lossen 1 2 Treinen 1 4 Industriën 1 2 Sport- en recreatieterreinen 2
ja 8 5 2 2 1 1 2 2 -
Provincie Groningen soms 23 19 11 15 8 4 4 3 2
Eén op vier inwoners van Noord-West Groningen heeft 1 keer of vaker matige hinder van 1 of meer lawaaibronnen, terwijl 8% 1 keer of vaker ernstige hinder van 1 of meer lawaaibronnen heeft ondervonden. De mate van lawaaioverlast in Noord-West Groningen is vergelijkbaar met elders in de provincie Groningen. Mate van lawaaihinder (percentages)
Geen enkele hinder nauwelijks hinder >= 1x matige hinder 1 of meer bronnen >= 1x ernstige hinder 1 of meer bronnen
Noord-West Groningen 45 19 28 8
Provincie Groningen 44 17 30 10
Geurhinder Driekwart van de bevolking in de regio Noord-West ondervindt niet of nauwelijks geurhinder in hun leefomgeving. Geurhinder van landbouw of veeteelt en van open haarden komen in Noord-West iets vaker voor dan in de provincie. Geurhinder van industrie komt daarentegen minder vaak voor in deze regio. Type stank en mate van stankhinder (percentages) Noord-West Groningen ja soms Verkeer 1 5 Industrie 4 Landbouw en veeteelt 3 25 Open haarden en allesbranders 4 16
ja 2 2 1 2
Provincie Groningen soms 7 7 15 12
Een kwart van de inwoners van Noord-West Groningen (25%) heeft 1x of vaker matige of ernstige geurhinder en dat is iets vaker dan het provinciale gemiddelde (22%). Mate van stankhinder (percentages) Geen enkele hinder Nauwelijks hinder >= 1x matige hinder 1 of meer bronnen >= 1x ernstige hinder 1 of meer bronnen
Gezondheidsprofiel Noord-West Groningen
Noord-West Groningen 59 17 21 4
Provincie Groningen 63 14 18 4
GGD Groningen sectie epidemiologie
pagina
30
Overlast Uit onderstaande tabel blijkt dat zowel in de provincie als in de regio Noord-West hondenpoep meer dan de helft van de bevolking dwars zit. Ook bevuiling door katten is een frequente bron van overlast. In NoordWest Groningen ondervindt een derde (31%) van de bevolking hinder van rommel op straat. Van de bevolking in de provincie Groningen ondervindt bijna de helft (45%) hinder van rommel op straat. Overlast in eigen woonbuurt (percentages) Type overlast Noord-West Groningen Hondenpoep 56 Bevuiling door katten 46 Rommel op straat 31
Provincie Groningen 60 46 45
De deelnemers aan de gezondheidsenquête hadden de mogelijkheid om op te schrijven welke problemen met voorrang door een gemeenten aangepakt diende te worden. Door 43% van de respondenten is daadwerkelijk een antwoord ingevuld. De top-5 van de problemen wordt hierna als percentage van de alle deelnemers weergegeven (dus inclusief respondenten die niets hebben ingevuld). Voor de regio Noord-West werden de volgende problemen genoemd die met voorrang aangepakt dienen te worden: verkeersveiligheid en parkeerproblemen (21%), uitwerpselen huisdieren (7%), onderhoud groenvoorzieningen (5%), rommel op straat (3,5.%) en onvoldoende voorzieningen jeugd (3,1%). Wet voorzieningen gehandicapten (WVG) en vervoersmogelijkheden Sedert de invoering van de Wet voorzieningen gehandicapten in 1994 zijn gemeenten verantwoordelijk voor de toekenning en verstrekking van voorzieningen aan zelfstandig wonende mensen met beperkingen (wonen, vervoer en rolstoelen). Omdat de toekenning en uitvoering bij gemeenten liggen bestaan er bij uitstek mogelijkheden om lokaal beleid op het vlak van huisvesting en vervoer van ouderen tot stand te brengen. In het landelijk benchmarkproject (VNG / SGBO) worden kerngetallen verzameld. Vanwege onderlinge vergelijkbaaarheid worden deze kengetallen aangeven in aantal per 1000 inwoners per heel kalenderjaar. Hieronder staan de landelijke referentiecijfers over het jaar 2001 (en voor zover beschikbaar de kringgemiddelde en cijfers van de betreffende gemeente. De hoeveelheid WVG-voorzieningen wisselen naar de grootte van een gemeente. Daartoe zijn gemeenten ingedeeld in zogenaamde kringen van onderling vergelijkbare gemeenten. Wvg benchmark gemiddelden voor het jaar 2001 Nederland Kring Gemeente Algemeen Totaal aantal cliënten per 1000 inwoners Totaal aantal voorzieningen per 1000 inwoners Aantal cliënten met een nieuwe voorziening per 1000 inwoners Aantal cliënten 65 jaar en ouder met voorziening per 1000 ouderen
42,7 62,5 15,2 209
43,6 62,0 13,8 203
8,2 4,6 0,8 2,7 1,6
7,6 3,3 0,6 3,7 1,0
56,3 6,5 11,6 28,2 11,8
49,0 7,0 4,1 37,9 8,1
9,5 4,7
8,7 4,6
19,4 10% 1,24
21.7 8% 1,8
Wonen Aantal nieuw toegekende woonvoorzieningen per 1000 inwoners Aantal nieuw toegekende woningaanpassingen per 1000 inwoners Aantal nieuw toegekende verhuiskosten en –vergoedingen per 1000 inwoners Aantal nieuw toegekende roerende en overige woonvoorzieningen per 1000 inwoners Aantal uitstaande roerende woonvoorzieningen per 1000 inwoners
Vervoersvoorzieningen Aantal uitstaande vervoersvoorzieningen per 1000 inwoners waarvan individuele vervoersvoorzieningen in natura / 1000 inwoners waarvan individuele geldsomverstrekkingen waarvan collectieve vervoersvoorzieningen Aantal nieuw toegekende vervoersvoorzieningen per 1.000 inwoners Rolstoelen Aantal uitstaande rolstoelen per 1000 inwoners Aantal uitstaand scootermobielen per 1000 inwoners Uitvoering Aantal nieuwe aanvragen per 1000 inwoners Percentage afwijzingen Personeel: aantal ftes per 10.000 inwoners Gezondheidsprofiel Noord-West Groningen
GGD Groningen sectie epidemiologie
pagina
31
Uit de gezondheidsenquête van de GGD blijkt dat een overgrote meerderheid van de 65-plussers in NoordWest Groningen (93%) aangeeft over voldoende vervoersmogelijkheden te beschikken (provincie Groningen 90%). Uit dezelfde enquête blijkt dat in de regio Noord-West door 24% van de 65-plussers wel eens gebruik wordt gemaakt van WVG-vervoer (provincie Groningen 22%).
OPVALLENDE PUNTEN IN HET GEZONDHEIDSPROFIEL IN NOORD-WEST GRONINGEN Bevolking met veel kinderen en relatief weinig ouderen waardoor de demografische druk hoger is dan het landelijk gemiddelde. Sociaal-economisch: gemiddeld opleidingsniveau beroepsbevolking iets hoger dan landelijk gemiddelde en vergelijkbaar met provinciaal gemiddelde, laag werkloosheidspercentage, licht verhoogd percentage arbeidsongeschiktheid en relatief laag besteedbaar inkomen. Hoge levensverwachting in regio NW en hoog percentage met als goed ervaren gezondheid; het gebruik gezondheidszorg conform provinciaal gemiddelde en over het algemeen is bevolking redelijk tevreden over de dienstverlening van medische hulpverleners. Veilige woonomgeving met hoge tevredenheid over woning/woonbuurt, hondenpoep en vervuiling door katten zijn grootste ergernissen in de woonbuurt. Rookgedrag is substantieel volksgezondheidsprobleem: veel rokers bij personen van middelbare leeftijd; echter relatief minder zware rokers Sofdruggebruik is relatief laag onder zowel jongeren als ouderen en verhoudingsgewijs weinig contacten met de verslavingszorg. Lichaamsgewicht is (vooral bij personen 45-64 jaar) aan de hoge kant en helft van bevolking beweegt te weinig terwijl in leeftijdscategorie 20-34 jaar reeds een kwart beperkingen heeft bij zware inspanningen en een tiende bij minder zware inspanningen. Inname groente, vis en fruit niet conform landelijke richtlijnen en kan dus beter. Veel lidmaatschap van maatschappelijke verenigingen; eenzaamheid conform provinciale cijfer echter relatief veel eenzame ouderen. Mantelzorg en behoefte aan mantelzorg zouden beter op elkaar kunnen worden afgestemd. Onder de bevolking is gezondheidsinformatie gewenst over de volgende onderwerpen: bewegen, voeding en (passief) roken. Een kwart van de 65-plussers maakt gebruik van WVG-vervoer en verreweg de meeste 65-plussers geven aan over voldoende vervoer te beschikken.
Gezondheidsprofiel Noord-West Groningen
GGD Groningen sectie epidemiologie
pagina
32
Bijlage 6 Zorgvoorzieningen in De Marne, professionele en vrijwillige zorg Profesionele zorg in de gemeente Huisartsen en apotheken De gemeente De Marne telt vijf huisartsen, die ieder een apotheek aan huis hebben. De praktijken bevinden zich in Zoutkamp, Ulrum, Leens, Kloosterburen en Eenrum. De verwachting is dat over tien jaar drie van de vijf huisartsen hun praktijk beëindigen wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Opvolging volgens het huidige model van solopraktijken wordt mogelijk een probleem, omdat jonge huisartsen tegenwoordig vaker kiezen voor een samenwerkingsconstructie in een gezondheidscentrum of hoed (huisartsen-onder-een-dak), en voor een scheiding van wonen en werken. De investering in een woonhuis met praktijk is bovendien vaak een struikelblok voor opvolgers. Dit probleem speelt overigens in geheel Nederland. In de avonden en weekenden is huisartsenzorg beschikbaar via de Doktersdienst Groningen. Medicijnen zijn in de huidige situatie verkrijgbaar bij de huisartsen, en in het weekend via de doktersdienst of bij de apotheek in Winsum. Indien het aantal praktijken gaat teruglopen, is het van belang om te onderzoeken of minder mobiele inwoners hun medicijnen nog kunnen ontvangen. De gemeente heeft hier wellicht een voorwaardenscheppende rol. Binnen het lokaal sociaal beleid wordt mogelijk een haal-en-breng-structuur voor diensten en produkten opgezet. De medicijnverstrekking kan hierin meegenomen worden. Tandartsen en fysiotherapeuten De tandartsenzorg wordt gegeven door drie tandartsen. Zij hebben een praktijk in Eenrum, Leens en Ulrum. Omdat in andere plattelandsgebieden een trend zichtbaar is dat de tandartsen vertrekken, is het van belang te onderzoeken hoe het gesteld is met de continuïteit van deze vorm van zorg in De Marne. Datzelfde geldt voor vrijgevestigde fysiotherapeuten. Er zijn vijf praktijken. Thuiszorg en hulpmiddelen Verpleging en verzorging aan huis, ergotherapie en hulpmiddelenuitleen worden verzorgd door Thuiszorg Groningen. Deze organisatie geeft aan dat de zorg in deze uitgestrekte regio niet kostendekkend kan worden gegeven vanwege de reisafstanden. In regionaal en landelijk verband moet worden gepleit voor blijvende solidariteit in de bekostiging van deze soort zorg. Mocht die solidariteit in de toekomst onder druk komen te staan, dan dienen elders fondsen te worden geworven. Ouderenzorg Thuiszorg is een van de partners in de ouderenzorg. Andere partners zijn verpleeghuis De Hoven in Winsum en de verzorgingshuizen 't Olde Heem in Kloosterburen en Asingahof in Ulrum. De laatst genoemden behoren behoren bij de stichting Philadelphia. Daarnaast is er nog kleine vestiging van De Hoven in Eenrum, Aagstheem. De ouderenzorg staat onder druk. Het aantal beschikbare plaatsen voor ouderen neemt in de komende jaren af. Asingahof en Aagstheem zijn onvoldoende toegerust om te voldoen aan de nieuwe eisen voor huisvesting en zorg. De verschillende zorgpartners zitten met de gemeente om tafel. Er wordt toegewerkt naar een totaal-aanbod van zorg, wonen en welzijn in deze gemeente. Naar verwachting resulteert dit in minder intramurale plaatsen, maar ook in meer zorg- en welzijnsdiensten aan huis. In 2003 is gestart met een project waarin de kansen voor verregaande samenwerking op dit terrein worden verkend. Regionaal indicatieorgaan De huisarts is veelal de toegangspoort tot specialistische zorg. Veel van die zorg bevindt zich in de stad Groningen, Dokkum of in Haren (revalidatiecentrum). Daarnaast is er het Regionaal Indicatie Orgaan, dat indiceert of iemand recht heeft op hulp van de thuiszorg, of plaatsing in een verzorgings-of verpleeghuis. Dit is gevestigd in Bedum en werkt onder de naam Centraal Meldpunt Zorg Noord-Groningen, CMZ. Het wordt in stand gehouden door acht noordelijke gemeenten, waaronder De Marne.
Maatschappelijk werk Er is een spreekuur voor maatschappelijk werk in Wehe den Hoorn, een uur per week. Daar kan men zowel met als zonder verwijzing van de huisarts terecht. Maatschappelijk werk behandelt zaken kosteloos. Jeugdzorg Ouders van kinderen en jongeren onder de 18 jaar kunnen advies, informatie en ondersteuning krijgen van het bureau Jeugdhulpverlening Hajon. Er is eenmaal per week een uur spreekuur in het gemeentehuis in Leens. Van deze mogelijkheid wordt nauwelijks gebruik gemaakt. Vrijwilligers en zorg Niet alleen bovengenoemde professionals geven zorg in De Marne. Er is ook een aantal vrijwilligersgroepen die zich hier actief mee bezig houden. Het Centraal Melpunt Vrijwillige Thuishulp vormt een schakel tussen hulpvrager en vrijwilligers van maatschappelijke organisaties. De ANBO, bezoekgroep kerken, Humanitas, Maaltijdvoorziening, Ouderenraad, het Rode Kruis, de Marnekolonne, Stichting Welzijn Ouderen en De Zonnebloem ondersteunen inwoners van De Marne door huisbezoeken, vrijetijdsbesteding, vervoer, hulp bij boodschappen etcetera Daarnaast zijn er 4 EHBO verenigingen en een hartreanimatie-groep actief, die samenwerken in de scholing van EHBO-ers. Zij hebben ondermeer een rol bij de sport- en culturele activiteiten in de regio en geven lessen op de basisscholen. De gemeente heeft daarnaast een drietal raden ingesteld, die adviseren over het gemeentelijk beleid: de cliëntenraad van de sociale dienst, het platform gehandicapten en de ouderenraad. Zij behartigen de belangen van specifieke groepen. De seniorenvoorlichters bezoeken op aanvraag ouderen aan huis, en geven informatie over regelingen en diensten waar ouderen een beroep op kunnen doen. Een van die diensten is bijvoorbeeld Tafeltje dekje, verzorgd door een aantal Stichtingen Welzijn Ouderen.