Kerk, Kinderen en Armoede lezing van Ineke Bakker, directeur Stek Den Haag en secretaris Diaconie Protestantse Kerk Den Haag, op de Landelijke Inspiratiedag 6 juni 2015 Lieve mensen, Hartelijk dank voor de uitnodiging om hier vanmorgen met u ervaringen met en overwegingen rond kerk, kinderen en armoede te delen. Ik doe dat vanuit mijn ervaring bij Stek, de diaconale uitvoeringsorganisatie van de protestantse kerken in Den Haag en omgeving. En daar kom ik ze tegen, de kinderen die opgroeien in armoede. De kinderen Zoals het meisje dat bij de Kinderwinkel, ons diaconaal project gericht op kinderen en tieners in Moerwijk, een van de armste wijken van Den Haag, midden in de winter binnenkomt op balletschoentjes, die een paar euro kosten bij de Wibra, omdat er geen geld is voor winterschoenen. Of de twee broertjes die vrolijk roepen dat ze het helemaal niet koud hebben zonder jas, terwijl er buiten een nare koude wind waait. De € 35 voor de jaarlijkse zomerse kampweek is soms nog te veel voor de kinderen uit een gezin dat ver onder het bestaansminimum overleeft. Ik hoor van een collega van het bezoek aan een moeder zonder verblijfsvergunning die met drie kinderen, van wie er twee op het gymnasium zitten en een nog op de basisschool, in een huis woont waar het gas al drie jaar is afgesloten en waar door kou en vocht de schimmel dik op de muur staat. De leidsters in de Kinderwinkel zien de armoede vaak aan de vale en ongezonde gezichten, kinderen die echt op de limonade en de koekjes aanvallen, omdat er geen lunch was. Maar ze zien ook hoe kinderen, en zeker de tieners, hun uiterste best doen om de armoede te verbergen, hoe ze zich er vaak voor schamen, dat ze geen vriendjes en vriendinnetjes mee naar huis durven nemen en in isolement opgroeien, dat hun ouders vol stress zitten. De realiteit In Nederland groeien maar liefst 377.000 kinderen op in armoede, volgens het rapport van de Kinderombudsman1. Dat is 11% van alle kinderen, 1 op de 9; meer kinderen dan er in de hele stad Utrecht aan mensen wonen. In Den Haag alleen zijn het er 22.000. Het zijn kinderen uit grote gezinnen, kinderen uit eenoudergezinnen; het zijn niet alleen kinderen uit gezinnen met een uitkering, maar steeds meer ook kinderen van wie de ouder of ouders ZZP’er zijn, of werkloos, of als kleine middenstander het hoofd niet meer boven water kunnen houden. Onder hen zijn veel westerse en vooral niet-westerse migranten. Het percentage van kinderen in armoede is de afgelopen jaren door de crisis gestegen. In 2009 was het nog 4,97%, in 2012 5,22% en in 2013 was het al 11,1%, dus 1 op de 9 kinderen. Dat is de realiteit anno 2015 in ons land. Als samenleving hebben we pas laat oog gekregen voor de kinderen in armoede. Er zijn al vele jaren armoedemonitoren, maar verder dan eenoudergezinnen komt het onderscheid daarin niet. Pas in 2012 kwam het Verwey-Jonker Instituut met het eerste rapport over kinderen in armoede Kinderen in tel en vooral dankzij de Kinderombudsman, die zelf ook pas sinds 1 april 2011 bestaat, is er nu 1
Kinderen in armoede – Rapport van de Kinderombudsman en het Verwey-Jonker Instituut - 2013
1
specifieke aandacht voor de kinderen in armoede. En vandaag beleven we de historische primeur van de eerste Inspiratiedag over kerk, kinderen en armoede. Kennelijk duurt het even voordat ook bij kerken de kinderen in armoede in beeld komen. Vijf broden en twee vissen En daarmee kan ik heel gemakkelijk teruggrijpen op de liturgische opening van zo net. Want kennelijk was het in de eerste eeuwen niet anders. Het verhaal over de vijf broden en twee vissen, dat in alle vier de evangeliën2 voorkomt, vertelt alleen in het laatste en ook meest recente evangelie van Johannes dat er een jóngen is die vijf gerstebroden en twee vissen heeft. In de evangelies van Matteus, Marcus en Lucas komt deze jongen niet voor. We weten verder helemaal niets van hem. Maar als je bedenkt dat vijf gerstebroden en twee vissen wel een heel flinke lunch is voor een kind, dan ligt het voor de hand te denken dat hij misschien wel door zijn moeder op pad is gestuurd om de broden en vissen te verkopen, een straatventertje dus, zoals er nu in ontwikkelingslanden duizenden kinderen dagelijks de kost verdienen. Typisch voor volwassenen, we zien kinderen snel over het hoofd. Jezus Maar zo niet Jezus. Tot verbijstering van zijn leerlingen laat Jezus kinderen tot zich komen, raakt hen zelfs aan en zegent hen. Hij geeft zijn leerlingen die de kinderen en de moeders met kinderen willen tegenhouden en wegsturen, gewoon flink op hun kop3. Dat was heel ongebruikelijk. In het jodendom werden kinderen zeker gezien als een zegen, als zegen van God, maar er was geen specifieke aandacht voor hun persoonlijkheid, voor hun individualiteit en ze werden ook niet meegeteld, zoals er bij de verhalen over de wonderbare spijziging steeds vermeld wordt: vrouwen en kinderen niet meegeteld. Kinderen hadden een positie vergelijkbaar met die van slaven. En in het Romeinse Rijk was het nog slechter, dochters en zonen na de eerste twee kregen vaak geen naam meer, maar alleen een nummer (Quintus, Sextus) en moord op baby’s met afwijkingen of handicaps of soms alleen van het verkeerde, d.i. het vrouwelijk, geslacht kwam regelmatig voor. In deze bepaald niet kindvriendelijke context is daar Jezus die uitgebreid tijd en aandacht heeft voor kinderen, tot stomme verbazing van de omstanders. Jezus gaat nog verder. Er zijn in de evangeliën verschillende verhalen in wisselende samenstelling en context overgeleverd en het voert te ver om daar hier tot in details op in te gaan, maar twee dingen zijn duidelijk: 1. Jezus is heel duidelijk dat het koninkrijk van God er is voor de kinderen, of voor wie wordt zoals zij4 en 2. - en dat gaat nog veel verder – Jezus zegt ook: wie in mijn naam één zo’n kind bij zich opneemt, neemt mij op en wie mij opneemt, neemt niet mij op, maar hem die mij gezonden heeft5.
2
Mt. 14:13-21, Mc. 6:30-44, Luc. 9:10-17 en Joh. 6: 1-14. Mt. 19:13-15, Mc. 10:13-16 en Luc. 18:15-17. 4 Mt. 18:3, Mc. 10:14-15, Luc. !8:16-17 5 Mc. 9:37, en ook Mt. 18:5 3
2
Hele radicale uitspraken. Om maar met de eerste te beginnen. Het koninkrijk van God – de kern van Jezus’ boodschap – is er voor kinderen en voor wie wordt zoals zij. Wat typeert kinderen? In elk geval hun kwetsbaarheid en afhankelijkheid. Zeker in de eerste levensjaren is een kind kwetsbaar en helemaal afhankelijk van liefhebbende ouders en verzorgers. Kwetsbaar, voor kinderziektes en diarree, voor gevaarlijke situaties, kwetsbaar voor mishandeling en misbruik. Afhankelijk, tot in alles, voor eten en drinken, warmte en aandacht, zorg en liefde, kinderen zijn volledig afhankelijk van hun ouders of verzorgers, Maar kinderen kunnen – als zij in een normale en veilige situatie opgroeien – ook vol verwondering zijn, zich verbazen over veel waar wij als volwassenen aan voorbijlopen, van een vlieg op een plant tot een steen in een plas, soms tot wanhoop van haastige ouders. En kinderen – opnieuw, zolang zij opgroeien in een veilige omgeving - kunnen niet anders dan volwassenen vertrouwen. Ze laten zich bij wijze van spreken blind in je armen vallen en vertrouwen erop dat je hen opvangt. Voor mensen, kinderen en volwassenen, die zich kwetsbaar en afhankelijk weten van God, maar zich tegelijkertijd verwonderen over Gods liefde en op God durven vertrouwen, voor hen, voor ons is het koninkrijk van God, is Jezus’ boodschap. Dat vraagt om bekering, om af te zien van hoogmoed en arrogantie, van zelfgenoegzaamheid, dat vraagt om geloof, om vertrouwen in God. En Jezus houdt ons daarin kinderen ten voorbeeld. Maar Jezus gaat nog een stap verder. Terwijl hij een doodgewoon kind – zo van de straat geplukt - in het midden van zijn leerlingen zet, zegt hij: wie in mijn naam één zo’n kind bij zich opneemt, neemt mij op; en wie mij opneemt, neemt niet mij op, maar hem die mij gezonden heeft. Dat is nogal wat. Jezus identificeert zichzelf met een doodgewoon kind, sterker nog, hij zegt dat God in zo’n kind aanwezig is. Als we dat tot ons laten doordringen, kunnen we niets anders dan met andere ogen naar kinderen kijken. Zoals mensen beeld van God zijn, zijn kinderen dat heel in het bijzonder. In al hun kwetsbaarheid zijn zij transparant naar God. God identificeert zich met hen. Wie hen iets aandoet, doet God iets aan. Daarmee krijgt ons nadenken over kinderen en armoede er een nieuwe dimensie bij. Want wie kinderen in armoede en benauwdheid houdt, doet dat ook God aan. Wie kinderen bevrijdt uit armoede en zorg, doet dat ook God. Als we ons inzetten voor kinderen in armoede, zetten we ons in voor God die zich volledig identificeert met de meest kwetsbaren onder ons, met kinderen. Ook daarom is het zo belangrijk dat kerken en christenen zich inzetten voor kinderen, het is een heilige roeping, niet zomaar een diaconale klus. De praktijk Wat staat ons dan te doen? Dat is voor de meeste kerken en diaconieën nog niet zo eenvoudig. Zeker niet als we bedenken dat mensen en ook kinderen er alles aan doen om hun armoede te verbergen, om zich flink te houden en niet te laten merken dat ze in grote financiële nood zitten. De eerste vraag is dan ook hoe je kinderen in armoede op het spoor komt en dan op zo’n manier dat ze je gaan vertrouwen en hun eigen ideeën over wat er aan hun situatie gedaan kan en moet worden met je willen delen. Ik hoop dat we allemaal verre willen blijven van de traditionele charitas, waarbij de rijken uitdelen van hun rijkdom en bepalen wat armen nodig hebben en van hen vooral dankbaarheid verwachten voor zoveel goedheid. Armen, arme kinderen zijn beeld van God en verdienen respect. Alleen al daarom hebben ze recht op een menswaardig bestaan, een bestaan zonder armoede en honger. Laten we wegblijven van de valkuil dat we onszelf Messias wanen. Wij delen ook maar van hetgeen we ontvangen hebben.
3
Een van eerste dingen die dan ook in een kerkelijke gemeente moeten gebeuren is dat armoede bespreekbaar wordt, dat het taboe doorbroken wordt. Door er in voorbeden aandacht aan te schenken, door het organiseren van een avond over bijv. werkloosheid of arbeidsongeschiktheid, door in een preek voorbeelden te noemen, door een actie te organiseren voor de Voedselbank en noem maar op. Een tweede belangrijke route is het zoeken van bondgenoten, van mensen en organisaties die zelf arm zijn of armen kennen. Ik denk aan scholen, buurthuizen en voedselbanken, leg contacten met de cliëntenraad in uw stad of dorp, of met het armoedeplatform of WMO-platform, of met een zelforganisatie van uitkeringsgerechtigden of migrantenorganisatie. Wellicht wil iemand van de sociale dienst wel contact. Maak bekend dat u als kerk of diaconie bereid bent mensen die nergens anders hulp kunnen vinden, ongeacht hun achtergrond of religie, te steunen. Belangrijk ook: verdiep u in het gemeentelijk armoedebeleid, want elke gemeente heeft haar eigen beleid op dit terrein. Dat is een gevolg van de decentralisatie van het beleid. Woon eens een commissievergadering bij of zit op de publieke tribune bij een gemeenteraadsdiscussie over armoedebeleid. U zult merken dat als diakenen of vrijwilligers zich in dit soort kringen laten zien, dat er op een bepaald moment mensen de weg naar de diaconie weten te vinden, mocht dat nu nog niet het geval zijn. De ervaring bij Stek is dat veel armoede veroorzaakt wordt door overheidsbeleid. Mensen die een maand moeten wachten voor ze een bijstandsuitkering kunnen aanvragen en dus minstens 8 weken zonder enige bron van inkomsten zitten en dan elders tegen hoge kosten moeten lenen; uitkeringen die soms opgeschort of zelfs gestopt worden als mensen niet op tijd aan alle bureaucratische verplichtingen kunnen voldoen, terwijl bijv. de belastingdienst weken nodig heeft om een bepaald document te versturen. Dan helpt het zeer om dit soort problemen aan te kaarten bij de politiek, om te beginnen bij bevriende politieke partijen. Bovendien hebben burgerlijke gemeenten de vrijheid om hun armoedebeleid zelf vorm te geven. Stimuleer uw gemeente om voor kinderen aan het begin van het schooljaar een schoolpakket samen te stellen, of een winterpakket met winterjas en winterschoenen. Bepleit dat gemeentelijke kortingspassen voor mensen met een minimuminkomen bij veel organisaties en activiteiten geldig zijn, van zwembad tot sportclubs en van muziekles tot moestuinen. Zo komt u geleidelijk aan in contact met mensen in armoede, met kinderen in armoede. Als er wederzijds vertrouwen groeit, kunt u ment hen nagaan waar zij behoefte aan hebben, in welke richting zij oplossingen zien. Het mooiste is als u structureel iets kunt doen, als de financiële situatie van mensen stabiliseert. Als er een uitkering komt, schulden worden gesaneerd, levens weer perspectief krijgen. Voor kinderen liggen er tal van mogelijkheden. Wellicht kunt u via een school achterhalen voor welke kinderen het schoolreisje te duur is, zodat u kunt aanbieden het benodigde bedrag aan de school te betalen. Bij Stek koppelen we sinds een paar jaar de Kloosterkerk, die over het algemeen wat rijkere mensen trekt, aan de Lukaskerk, die aan de rand van de arme Schilderswijk staat. Op 5 december komt de Sinterklaas uit de Kloosterkerk thuis op bezoek bij tientallen door de diaconaal werkster aangewezen arme gezinnen. En Sint heeft uiteraard een zak met nuttige en lekkere cadeaus bij zich. Voor de kinderen is het helemaal geweldig dat Sinterklaas juist bij hen thuiskomt, voor de mensen uit de Kloosterkerk is het een verrijkende ervaring te zien met 4
hoe weinig mensen op een paar kilometer afstand van eigen huis of kerk zich door het leven moeten slaan. Een ander voorbeeld is een kerk op de Veluwe die de kinderen van ons project De Kinderwinkel elk jaar een dagje uit aanbiedt. Dat wordt ook geweldig gewaardeerd, door beide kanten trouwens. Of de BabyBullenBank, ons meest recente succes: we zamelen overbodige babyspullen in en zorgen via hulpverleningsorganisaties dat deze terechtkomen bij zwangere vrouwen en jonge moeders die geen geld hebben voor een babyuitzet. Met een beetje creativiteit kom je al een heel eind. En kunt u het niet zelf, dan zijn er vaak andere organisaties die heel blij zijn met morele en financiële steun, zoals Stichting Leergeld die schoolspullen regelt, Stichting Jarige Job die een verjaardag pakket komt brengen, en bij Stek kunnen we ook wonderen doen met giften. Zo draagt u ook bij aan het bestrijden van armoede onder kinderen. Zo kom ik terug bij de kinderen met wie ik begon, het meisje op de balletschoentjes, de broertjes zonder winterjas en al die 377.000 andere kinderen in ons land die opgroeien in armoede, in een – ondanks de crisis – nog altijd heel rijk land. Daar moeten we iets tegen doen en daar kunnen we ook iets aan doen. Zeker als we bedenken hoe belangrijk kinderen zijn voor God, hoezeer God zich juist met hen identificeert. Stellingen voor de discussie: 1. Een kerk die niets doet tegen armoede van kinderen, dichtbij of ver af, heeft van het Evangelie niets begrepen. 2. Een arm kind is meer gebaat bij lobby door de kerk voor hogere uitkeringen dan bij een gift voor winterschoenen. 3. Jezus heeft ook gezegd: de armen zijn altijd bij jullie. Armoede willen uitroeien is dan ook hoogmoed.
5